ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5....

240
SIMPLY CLEVER ŠKODA Yeti Instructieboekje

Transcript of ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5....

Page 1: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

SIMPLY CLEVER

ŠKODA YetiInstructieboekje

Page 2: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.
Page 3: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.
Page 4: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Voorwoord

U heeft gekozen voor een ŠKODA. Hartelijk dank voor uw vertrouwen.Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en talrijke uitrustingen. Wijadviseren u dan ook, dit instructieboekje aandachtig door te lezen, zodat u uw wagen snel en grondig leertkennen.

Mocht u verdere vragen met betrekking tot uw wagen hebben, verzoeken wij u contact op te nemen met eenspecialist of de importeur

Afwijkende nationale wettelijke bepalingen hebben voorrang op de in dit instructieboekje verstrekte infor-matie.

Wij wensen u veel plezier met uw ŠKODA en te allen tijde een goede reis.

ŠKODA AUTO a.s. (hierna ŠKODA) £

Page 5: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De wagendocumentatieIn de wagendocumentatie van uw wagen vindt u naast dit "instructieboekje" ookhet "Serviceplan" en de brochure "Hulp onderweg".

Bovendien kunnen afhankelijk van type en uitrustingsniveau nog andere instruc-tieboekjes en aanvullingen op het instructieboekje aanwezig zijn (bijvoorbeeld ra-dio-instructieboekje).

Wanneer u een van bovengenoemde documenten mist, neem dan contact op meteen specialist.

De informatie in de technische wagendocumentatie heeft altijd voorrang bovende informatie in dit instructieboekje.

Het instructieboekjeIn dit instructieboekje worden altijd alle uitrustingsvarianten beschreven, zonderdat deze als meeruitvoering, modelvariant of marktafhankelijke uitrusting wordenaangegeven.

Daarom hoeven in uw wagen niet alle uitrustingscomponenten die in dit instruc-tieboekje worden beschreven, aanwezig te zijn.

De uitrustingsomvang van uw wagen wordt beschreven in de verkoopdocumen-tatie die u bij de aanschaf van de wagen hebt ontvangen. Meer informatie krijgt ubij uw ŠKODA Servicepartner.

De afbeeldingen kunnen op kleine details afwijken van uw wagen; zij zijn slechtsals algemene informatie op te vatten.

Het Serviceplanbevat:

› wagengegevens,› service-intervallen,› bewijs van uitgevoerde servicebeurten,› bevestiging van de mobiliteitsgarantie (geldt alleen in sommige landen),› belangrijke aanwijzingen voor de garantie.

De bevestigingen van uitgevoerde servicewerkzaamheden zijn één van de voor-waarden bij eventuele garantieclaims.

Daarom altijd het Serviceplan overleggen als u uw wagen naar een specialistbrengt.

Als u het Serviceplan bent verloren of als dit versleten is, wendt u zich dan tot despecialist die het regelmatige onderhoud aan uw wagen uitvoert. Hier krijgt u eenduplicaat van het document, waarin alle tot op heden uitgevoerde servicewerk-zaamheden gedocumenteerd worden.

De brochure Hulp onderwegDe brochure Hulp onderweg bevat de belangrijkste telefoonnummers in de afzon-derlijke landen evenals adressen en telefoonnummers van de ŠKODA importeurs.

Page 6: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Inhoudsopgave

Opbouw van dit instructieboekje(toelichtingen) 6

Gebruikte afkortingen

Bediening

Bestuurdersruimte 9Overzicht 8

Instrumenten en controlelampjes 10Instrumentenpaneel 10Multifunctie-indicatie (boordcomputer) 14MAXI DOT (informatiedisplay) 18Auto-Check-Control 21Controlelampjes 22

Openen en sluiten 32Sleutel 32Kindersloten 33Centrale vergrendeling 33Afstandsbediening 36Alarmsysteem 37Achterklep 39Elektrische ruitbediening 40Panoramaschuifdak 42

Licht en zicht 46Licht 46Binnenverlichting 53Zicht 54Ruitenwissers en -sproeiers 55Achteruitkijkspiegels 59

Zitten en opbergen 62Voorstoelen 62Hoofdsteunen 66

Zitplaatsen achterin 68Bagageruimte 70Variabele vloer van de bagageruimte 74Variabele bagageruimtevloer met reservewiel 75Dakdragersysteem 76Bekerhouder 76Asbak 77Sigarettenaansteker, 12 volt stopcontact 79Opbergvakken 80Skizak 85Kledinghaak 86Parkeertickethouder 86

Verwarming en airconditioning 87Inleidende informatie 87Luchtroosters 88Verwarming 89Airconditioning (handbediendeairconditioning) 90Climatronic (automatische airconditioning) 93Extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) 95

Wegrijden en rijden 99Motor starten en afzetten 99Remmen en remhulpsystemen 101OFF ROAD-modus 105Schakelen (schakelbak) 107Pedalen 107Parkeerhulp 108Inparkeersysteem 109Snelheidsregelsysteem (SRS) 112Start-stopsysteem 114

Automatische versnellingsbak 116Automatische versnellingsbak 116

Communicatie 121Mobiele telefoons en communicatiesystemen 121Telefoon op het multifunctiestuurwielbedienen 122

Symbolen op het informatiedisplay 123Intern telefoonboek 123Universele telefoonvoorbereiding GSM II 123Universele telefoonvoorbereiding GSM III 126Spraakbediening 130Multimedia 132

Veiligheid

Passieve veiligheid 136Algemene aanwijzingen 136Juiste zithouding 137

Veiligheidsgordels 140Veiligheidsgordels 140

Airbagsysteem 145Beschrijving van het airbagsysteem 145Voorairbags 146Knie-airbag bestuurder 148Zij-airbags 148Hoofdairbags 150Airbags buiten werking stellen 151

Veilig vervoer van kinderen 153Kinderzitje 153

Aanwijzingen voor het rijden

Rijden en milieu 157De eerste 1.500 kilometer - en daarna 157Katalysator 157Economisch en milieubewust rijden 158Milieuvriendelijkheid 160Rijden in het buitenland 161Schade aan de wagen voorkomen 161Rijden over ondergelopen wegen 162Terreinrijden 162

Rijden met aanhangwagen 168Aanhangwagengebruik 168

3Inhoudsopgave

Page 7: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Raadgevingen voor het gebruik

Verzorging en reiniging van de wagen 171Verzorging van de wagen 171

Controleren en bijvullen 178Brandstof 178Motorruimte 180Accu 187

Velgen en banden 192Wielen 192

Accessoires, wijzigingen en vervanging vanonderdelen 199

Inleidende informatie 199Wijzigingen aan het airbagsysteem 199

Tips om het zelf te doen

Tips om het zelf te doen 201Opbergruimte voor verbanddoos engevarendriehoek 201Brandblusser 201Wagengereedschap 201Wiel verwisselen 202Bandenafdichtset 205Starthulp 208Wagen afslepen 209

Zekeringen en gloeilampjes 212Zekeringen 212Gloeilampjes 215

Technische gegevens

Technische gegevens 219Inleidende informatie 219Gewichten 219Wagengegevens 219

Brandstofverbruik volgens ECE-normen en EG-richtlijnen 220Afmetingen 220Specificaties en motorolievulhoeveelheid 2211,2 l/77 kW TSI motor - EU5 2221,4 l/90 kW TSI motor - EU5 2231,8 l/118 kW TSI motor - EU2, EU5 (1,8 l/112 kWTSI - EU2, EU5) 2241,6 l/77 kW TDI CR motor - EU5 2252,0 l/81 kW TDI CR motor - EU5 2262,0 l/103 kW TDI CR motor - EU4, EU5 2272,0 l/125 kW TDI CR motor - EU5 228Multipurpose vehicles (MPV) 229

Trefwoordenlijst

4 Inhoudsopgave

Page 8: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

5Inhoudsopgave

Page 9: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Opbouw van dit instructieboekje(toelichtingen)

Dit instructieboekje is systematisch opgebouwd, om zo het vinden van de beno-digde informatie te vergemakkelijken.

Hoofdstukken, inhoudsopgave en trefwoordenlijstDe tekst in dit instructieboekje is in relatief korte paragrafen ingedeeld, die inoverzichtelijke hoofdstukken zijn samengevat. Het actuele hoofdstuk staat geac-centueerd vermeld aan onderzijde van de rechterpagina.

De in hoofdstukken ingedeelde inhoudsopgave en de uitgebreide trefwoorden-lijst aan het einde van het instructieboekje helpen u de gewenste informatie snelte vinden.

RichtingsinformatieAlle richtingsinformatie, zoals "links", "rechts", "voor", "achter", heeft betrekkingop de rijrichting van de wagen.

Verklaring van symbolen Einde van een paragraaf.

£ De paragraaf gaat op de volgende pagina verder.

Aanwijzingen

ATTENTIE

De belangrijkste aanwijzingen zijn voorzien van de titel ATTENTIE. Deze AT-TENTIE-aanwijzingen wijzen u op ernstig gevaar voor ongevallen of verwon-dingen. In de tekst staat vaak een dubbele pijl, gevolgd door een kleine drie-hoek met uitroepteken. Dit symbool wijst u op een ATTENTIE-aanwijzing aanhet einde van de paragraaf waarmee absoluut rekening moet worden gehou-den.

VOORZICHTIG

Een Voorzichtig-aanwijzing wijst u op mogelijke schaden aan uw wagen (bijvoor-beeld schade aan de versnellingsbak), of op algemene gevaren voor ongevallen.

Milieu-aanwijzing

Een Milieu-aanwijzing wijst u op het behoud van het milieu. Hier vindt u bijvoor-beeld adviezen voor een lager brandstofverbruik.

Let op

Een normale aanwijzing wijst u op belangrijke informatie bij het gebruik van uwwagen.

6 Opbouw van dit instructieboekje (toelichtingen)

Page 10: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Gebruikte afkortingen

Afkorting Betekenis

1/min Omwentelingen per minuut van de motor

ABS Antiblokkeersysteem

MPV Multipurpose vehicles

ASR Aandrijfslipregeling

CO2 in g/km Uitgestoten hoeveelheid koolstofdioxide in gram per geredenkilometer

DPF Roetfilter

DSG Automatische versnellingsbak met 2-voudige koppeling

DSR Actieve stuurondersteuning

EDS Elektronisch sperdifferentieel

EPC Controle van de motorelektronica

ESC Stabiliteitscontrole

kW Kilowatt, eenheid voor het motorvermogen

MG Schakelbak

MFD Multifunctie-indicatie

N1 Voertuigen van deze categorie zijn ontworpen en geprodu-ceerd voor het vervoer van goederen met een maximumge-wicht van 3,5 ton

Nm Newtonmeter, eenheid voor het motorkoppel

TDI CR Dieselmotor met uitlaatgasturbo en common rail inspuitsys-teem

TSI Benzinemotor met uitlaatgasturbo en directe inspuiting

7Gebruikte afkortingen

Page 11: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Afbeelding 1 Bestuurdersruimte

8 Bediening

Page 12: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Bediening

Bestuurdersruimte

Overzicht

Elektrische buitenspiegelverstelling 60Luchtroosters 88Hendel voor multifunctieschakelaar:› Knipperlichten, grootlicht en parkeerlicht, grootlichtsignaal 52› Snelheidsregelsysteem 112Stuurwiel:› met claxon› met bestuurdersvoorairbag 146› met bedieningstoetsen voor radio, navigatiesysteem en tele-

foon 121Instrumentenpaneel: Instrumenten en controlelampjes 10Hendel voor multifunctieschakelaar:› Multifunctie-indicatie 14› Ruitenwisser- en sproeierinstallatie 55Luchtroosters 88Regelaar voor stoelverwarming linksvoor 66Knop voor alarmlichten 51Controlelampje voor buiten werking gestelde bijrijdersvoorairbag 152Opbergvak in het dashboard 81Afhankelijk van de uitrusting:› Radio› NavigatiesysteemRegelaar voor stoelverwarming rechtsvoor 66Opbergvak aan bijrijderszijde 80Bijrijdersvoorairbag 146Sleutelschakelaar voor het buiten werking stellen van de bijrij-dersvoorairbag (in het opbergvak aan bijrijderszijde) 152Elektrische ruitbediening 40Zekeringenhouder (aan de zijkant van het dashboard) 213Lichtschakelaar 47

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

Ontgrendelingshendel van motorkap 182Regelaar voor de dashboardverlichting en regelaar voor de licht-bundelhoogteverstelling 50, 51Hendel voor stuurverstelling 100Bestuurdersknie-airbag 148Contactslot 101ASR-schakelaar 105Parkeerhulp voor en achter 108Toets voor centrale vergrendeling 35Afhankelijk van de uitrusting:› Versnellingshendel (schakelbak) 107› Keuzehendel (automatische versnellingsbak) 117Opbergvak 81Offroad 105Bandenspanningscontrole 196Inparkeersysteem 109Afhankelijk van de uitrusting:› Bediening voor verwarming 89› Bediening voor airconditioning 90› Bediening voor Climatronic 93

Let op

Bij wagens met rechts stuur zijn de bedieningselementen gedeeltelijk anders ge-rangschikt dan weergegeven op » Afbeelding 1. De symbolen van de verschillendebedieningselementen komen echter wel overeen.

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

9Bestuurdersruimte

Page 13: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Instrumenten en controlelampjes

Instrumentenpaneel

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Overzicht van het instrumentenpaneel 10Toerenteller 11Snelheidsmeter 11Koelvloeistoftemperatuurmeter 11Brandstofmeter 12Kilometerteller 12Service-intervalindicatie 12Digitale klok 13Schakeladvies 14

ATTENTIE

■ Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledi-ge verantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag.■ Alleen bij stilstaande wagen de bedieningselementen in het instrumenten-paneel bedienen en nooit tijdens het rijden!

Overzicht van het instrumentenpaneel

Afbeelding 2 Instrumentenpaneel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

Toerenteller » pagina 11Snelheidsmeter » pagina 11Toets voor weergavemodus:› Instellen van uren/minuten› Activeren/deactiveren van de tweede snelheid in mph resp. in km/h› Service-intervallen - Weergave van de resterende dagen en het aantal ki-

lometers resp. mijlen tot de eerstvolgende Grote Onderhoud Service1)

Koelvloeistoftemperatuurmeter » pagina 11Display:› met teller voor afgelegde afstand » pagina 12› met service-intervalindicatie » pagina 12› met digitale klok » pagina 13› met multifunctie-indicatie » pagina 14› met informatiedisplay » pagina 18 £

ä1

2

3

4

5

1) Geldt voor landen waarin de waarden in Britse maateenheden worden aangeduid.

10 Bediening

Page 14: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Brandstofmeter » pagina 12Knop voor:› Dagteller voor de afgelegde rijafstand terugzetten› Service-intervalindicatie terugzetten› Uren/minuten instellen› Weergavemodus activeren/deactiveren

Toerenteller

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

Het rode bereik van de schaal van de toerenteller 1 » Afbeelding 2 geeft het be-reik aan waarin het motorregelapparaat begint het motortoerental te begrenzen.Het motorregelapparaat begrenst het motortoerental op een veilige grenswaar-de.

Vóór het bereiken van het rode bereik van de toerentellerschaal naar de eerstvol-gende versnelling opschakelen resp. keuzehendelstand D kiezen van de automa-tische versnellingsbak.

Hoge motortoerentallen vermijden tijdens de inrijperiode en voordat de motor opbedrijfstemperatuur is » pagina 157.

Milieu-aanwijzing

Tijdig opschakelen bespaart brandstof, vermindert het motorgeluid, spaart hetmilieu en heeft een positief effect op de levensduur en betrouwbaarheid van demotor.

Snelheidsmeter

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

SnelheidswaarschuwingBij het overschrijden van een snelheid van 120 km/h klinkt er een signaaltoon. Alsweer langzamer dan deze snelheidsgrens wordt gereden, verdwijnt de signaal-toon.

6

7

ä

ä

Let op

Deze functie is alleen geldig voor sommige landen.

Koelvloeistoftemperatuurmeter

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

De koelvloeistoftemperatuurmeter 4 » Afbeelding 2 werkt alleen bij ingescha-keld contact.

Om schade aan de motor te voorkomen, de volgende aanwijzingen met betrek-king tot de temperatuurbereiken in acht nemen:

Koud bereikAls de naald zich nog in het linkergedeelte van de schaal bevindt, heeft de motorzijn bedrijfstemperatuur nog niet bereikt. Hoge motortoerentallen, volgas en ster-ke motorbelasting voorkomen.

Bereik bedrijfswarme motorDe motor heeft zijn bedrijfstemperatuur bereikt als de naald bij normaal rijden inhet middelste gedeelte van de schaal staat. Bij zware motorbelasting en hogebuitentemperaturen kan de naald ook verder naar rechts lopen. Dit kan geenkwaad, zolang het waarschuwingssymbool in het instrumentenpaneel nietknippert.

Als het symbool in het instrumentenpaneel knippert, is de koelvloeistoftempe-ratuur te hoog of het koelvloeistofpeil te laag. Op de volgende aanwijzingen let-ten » pagina 26, Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil .

ATTENTIE

Voordat de motorkap wordt geopend en het koelvloeistofpeil wordt gecontro-leerd, moeten de volgende aanwijzingen worden opgevolgd » pagina 180, Mo-torruimte.

VOORZICHTIG

Verstralers en andere aanbouwdelen voor de verseluchttoevoer verslechteren dekoelwerking van de koelvloeistof. Bij hoge buitentemperaturen en sterke motor-belasting bestaat dan gevaar voor oververhitting van de motor.

ä

11Instrumenten en controlelampjes

Page 15: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Brandstofmeter

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

De brandstofmeter 6 » Afbeelding 2 werkt alleen bij ingeschakeld contact.

De tankinhoud bedraagt circa 55 liter resp. 60 liter1). Wanneer de naald de reser-vemarkering bereikt, gaat het waarschuwingssymbool in het instrumentenpa-neel branden. Nu is er nog circa 10,5 liter brandstof in de tank. Dit symbool herin-nert u eraan, dat u moet tanken.

Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:

Please refuel. (Tanken a.u.b.)

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

VOORZICHTIG

De brandstoftank nooit helemaal leegrijden! Een onregelmatige brandstoftoevoerkan tot een onregelmatig draaiende motor leiden. Onverbrande brandstof kan inhet uitlaatsysteem komen en de katalysator beschadigen.

Let op

Na het voltanken kan het voorkomen dat bij een dynamische rit (bijvoorbeeld veelbochten, remmen, bergafwaarts en bergopwaarts rijden) de brandstofmeter ietsminder aangeeft. Als wordt gestopt of bij een minder dynamische rit geeft debrandstofmeter weer de juiste brandstofhoeveelheid weer. Dit duidt niet op eendefect.

Kilometerteller

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

De weergave van de afgelegde afstand vindt plaats in kilometers (km). In sommi-ge landen wordt de eenheid mijlen gebruikt.

ä

ä

TerugstelknopDe knop 7 » Afbeelding 2 langer dan 1 seconde indrukken, om de weergave vande dagteller terug te zetten.

Dagteller (trip)De dagteller geeft de afstand aan die is afgelegd sinds de teller voor het laatst isteruggezet - in stappen van 100 m resp. 1/10 mijlen.

KilometertotaaltellerDe kilometertotaalteller geeft het aantal kilometers, resp. mijlen weer die de wa-gen in totaal heeft afgelegd.

StoringsindicatieAls een storing in het instrumentenpaneel aanwezig is, wordt op het display con-tinu Error weergegeven. De storing zo snel mogelijk door een specialist laten ver-helpen

Let op

Als bij wagens die met een informatiedisplay zijn uitgerust de weergave van detweede snelheid in mph resp. in km/h is geactiveerd, wordt deze rijsnelheid inplaats van de kilometertotaalteller weergegeven.

Service-intervalindicatie

Afbeelding 3Service-intervalindicatie: Aan-wijzing

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

Afhankelijk van de uitvoering kan de displayweergave afwijken. £

ä

1) Geldt voor de Yeti 4x4.

12 Bediening

Page 16: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Service-intervalindicatieVóór het bereiken van de servicetermijn wordt na het inschakelen van het con-tact gedurende 10 seconden een sleutelsymbool en het nog resterende aantalkilometers weergegeven » Afbeelding 3. Tegelijkertijd worden de nog resterendedagen tot de volgende servicetermijn weergegeven.

Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:

Service in ... km or... days. (Servicebeurt na ... km of ... dagen.)

De kilometerweergave of de dagweergave loopt tot de vastgestelde serviceter-mijn in stappen van 100 km of hele dagen terug.

Als de vastgestelde servicetermijn is bereikt, verschijnt na het inschakelen vanhet contact op het display gedurende 20 seconden een knipperend sleutelsym-bool en de tekst Service.

Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:

Service now! (Servicebeurt nu!)

Afstand en dagen tot de eerstvolgende servicetermijn weergevenDe nog resterende afstand en dagen tot de eerstvolgende servicetermijn kan opelk moment met toets 3 worden opgeroepen » Afbeelding 2.

Op het display verschijnt gedurende10 seconden een sleutelsymbool en denog resterende afstand. Tegelijkertijd worden de nog resterende dagen tot devolgende servicetermijn weergegeven.

Bij wagens met een informatiedisplay kan deze weergave in het menu Settings(Instellingen) worden opgeroepen » pagina 19.

Op het informatiedisplay wordt gedurende 10 seconden weergegeven:

Service in ... km or... days. (Servicebeurt na ... km of ... dagen.)

Service-intervalindicatie terugzettenHet terugzetten van de service-intervalindicatie is pas mogelijk als op het displayin het instrumentenpaneel een servicemelding of ten minste een waarschuwingverschijnt.

Wij adviseren het terugzetten door een specialist te laten uitvoeren.

De specialist:› zet na de betreffende Service het geheugen van de indicatie terug,› noteert de onderhoudsbeurt in het Serviceplan,› brengt de sticker met de aantekening voor de volgende onderhoudsbeurt aan

op de zijkant van het dashboard aan bestuurderszijde.

De service-intervalindicatie kan ook met terugstelknop 7 worden terugge-zet » Afbeelding 2.

Bij wagens met een informatiedisplay kan de service-intervalindicatie in het menuSettings (Instellingen) worden teruggezet » pagina 19.

VOORZICHTIG

Wij adviseren het terugzetten niet zelf uit te voeren, omdat dit tot een verkeerdeinstelling van de service-intervalindicatie en daardoor ook tot storingen in de wa-gen kan leiden.

Let op

■ De weergave nooit tussen de service-intervallen terugzetten, omdat dit tot on-juiste weergaven kan leiden■ Wanneer de accuklemmen worden losgemaakt, blijven de waarden van de ser-vice-intervalindicatie behouden.■ Als het instrumentenpaneel na een reparatie wordt vervangen, moeten in deteller voor de service-intervalindicatie de juiste waarden worden ingevoerd. Dezewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een specialist.■ Na het terugzetten van de indicatie met variabele onderhoudsintervallen wor-den de gegevens net als bij wagens met vaste onderhoudsintervallen weergege-ven. Om deze reden adviseren wij de service-intervalindicatie alleen te laten te-rugzetten door een ŠKODA Servicepartner, die het terugzetten uitvoert met be-hulp van een wagensysteemtester.■ Voor meer informatie over de onderhoudsintervallen - zie Serviceplan.

Digitale klok

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

De klok kan worden ingesteld met de toetsen 3 en 7 » Afbeelding 2.

Met de toets 3 de te wijzigen weergave selecteren en met de toets 7 de wijzi-ging uitvoeren.

Bij wagens die met een informatiedisplay zijn uitgerust, kan de klok worden inge-steld in het menu Time (Tijd) » pagina 19.

ä

13Instrumenten en controlelampjes

Page 17: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Schakeladvies

Afbeelding 4Schakeladvies

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 10 en volg deze op.

Op het display in het instrumentenpaneel wordt de ingeschakelde versnelling Aweergegeven » Afbeelding 4.

Om een zo laag mogelijk brandstofverbruik te bereiken, wordt op het display ad-vies gegeven voor het inschakelen van een andere versnelling.

Als het regelapparaat herkent dat het gunstig is om van versnelling te verande-ren, wordt op het display een pijl B weergegeven. De pijl wijst omhoog of om-laag, afhankelijk van het advies om op of terug te schakelen.

Tegelijkertijd wordt in plaats van de actueel gekozen versnelling A de aanbevo-len versnelling getoond.

VOORZICHTIG

De bestuurder is verantwoordelijk voor het kiezen van de juiste versnelling in ver-schillende rijsituaties, bijvoorbeeld bij het inhalen.

Multifunctie-indicatie (boordcomputer)

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Geheugen 15Bediening 15Buitentemperatuur 16

ä

Rijtijd 16Actueel brandstofverbruik 16Gemiddeld brandstofverbruik 16Actieradius 17Rijafstand 17Gemiddelde snelheid 17Actuele snelheid 17Olietemperatuur 17Snelheidswaarschuwing 17

De multifunctie-indicatie kan alleen worden bediend bij ingeschakeld contact. Nahet inschakelen van het contact wordt de functie weergegeven die voor het uit-schakelen als laatste werd gekozen.

De multifunctie-indicatie wordt afhankelijk van de uitvoering van de wagen ophet display » Afbeelding 5 of op het informatiedisplay weergegeven » pagina 18.

Bij wagens die met een informatiedisplay zijn uitgerust, is het mogelijk de weer-gave van enkele gegevens uit te schakelen.

ATTENTIE

Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledigeverantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag.

VOORZICHTIG

Om eventuele beschadigingen te voorkomen, bij contact met het display (bijvoor-beeld reinigen) de contactsleutel verwijderen.

Let op

■ Bij bepaalde landuitvoeringen geschiedt de weergave in het Engelse maatstel-sel.■ Als de weergave van de tweede snelheid in mph wordt geactiveerd, wordt deactuele snelheid in km/h op het display niet weergegeven.

14 Bediening

Page 18: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Geheugen

Afbeelding 5Multifunctie-indicatie

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

De multifunctie-indicatie is uitgerust met twee automatisch werkende geheu-gens. Het gekozen geheugen wordt op het display » Afbeelding 5 weergegeven.

De gegevens van het ritgeheugen (geheugen 1) worden weergegeven als op hetdisplay een 1 verschijnt. Als er een 2 verschijnt, worden de gegevens van het reis-geheugen (geheugen 2) weergegeven.

Het geheugen kan worden omgeschakeld met de toets B » Afbeelding 6 op deruitenwisserhendel of met het kartelwiel D » Afbeelding 6 op het multifunctie-stuurwiel.

Ritgeheugen (geheugen 1)Het ritgeheugen verzamelt de rij-informatie vanaf het inschakelen tot aan hetuitschakelen van het contact. Als de rit binnen 2 uur na het uitschakelen van hetcontact wordt voortgezet, worden de nieuw toegevoegde waarden meegenomenin de berekening van de actuele rij-informatie. Bij een onderbreking van de rit vanmeer dan 2 uur wordt het geheugen automatisch gewist.

Reisgeheugen (geheugen 2)Het reisgeheugen verzamelt de ritgegevens van een willekeurig aantal individue-le ritten tot in totaal 19 uur en 59 minuten rijtijd of 1.999 km gereden kilometersresp. 99 uur en 59 minuten of 9.999 gereden kilometers bij auto's met een infor-matiedisplay. Als een van de genoemde waarden wordt overschreden, wordt hetgeheugen gewist en begint de berekening opnieuw.

Het reisgeheugen wordt in tegenstelling tot het ritgeheugen niet na een onder-breking van meer dan 2 uur gewist.

ä

Let op

Als de accuklemmen worden losgemaakt, worden alle waarden in de geheugens 1en 2 gewist.

Bediening

Afbeelding 6 Multifunctie-indicatie: Bedieningselementen op de ruitenwis-serhendel / bedieningselementen op het multifunctiestuurwiel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Tuimelschakelaar A » Afbeelding 6 en toets B bevinden zich op de ruitenwis-serhendel. Het omschakelen en terugzetten op het multifunctiestuurwiel vindtplaats met kartelwiel D .

Geheugen kiezen› Toets B op de ruitenwisserhendel of toets D op het multifunctiestuurwiel

kort indrukken, om het gewenste geheugen te selecteren.

Functies met behulp van de ruitenwisserhendel selecteren› Tuimelschakelaar A aan boven- of onderzijde kort indrukken. Daarmee worden

de verschillende functies van de multifunctie-indicatie na elkaar opgeroepen.

Functies met behulp van het multifunctiestuurwiel selecteren› Toets C indrukken, om het menu van de multifunctie-indicatie op te roepen.› Het kartelwiel D omhoog- of omlaagdraaien. Daarmee worden de verschillen-

de functies van de multifunctie-indicatie na elkaar opgeroepen.

Terugzetten› Het gewenste geheugen selecteren. £

ä

15Instrumenten en controlelampjes

Page 19: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Toets B of toets D langer dan 1 seconde indrukken.

Met toets B op de ruitenwisserhendel of toets D op het multifunctiestuurwielworden de volgende waarden van het geselecteerde geheugen op nul gezet:

› gemiddeld brandstofverbruik,› afgelegde afstand,› gemiddelde snelheid,› rijtijd.

Buitentemperatuur

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

De buitentemperatuur wordt bij ingeschakeld contact op het display weergege-ven.

Als de buitentemperatuur tot beneden +4 °C daalt, verschijnt een sneeuwvlok-symbool voor de temperatuurweergave (waarschuwingssignaal voor gladheid) enklinkt er een waarschuwingssignaal. Na het indrukken van tuimelschakelaar Aop de ruitenwisserhendel » Afbeelding 6 resp. toets C op het multifunctiestuur-wiel » Afbeelding 6 wordt de functie getoond die het laatst werd weergegeven.

ATTENTIE

Ga er niet alleen op basis van de buitentemperatuurmeter van uit dat het opde weg niet glad is. Ook bij buitentemperaturen van rond +4 °C kan gladheidoptreden - waarschuwing voor gladheid!

Rijtijd

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

ä

ä

Op het display verschijnt de rijtijd die is verstreken sinds het geheugen voor hetlaatst is gewist. Als u de rijtijd vanaf een bepaald tijdstip wilt meten, moet u opdat tijdstip het geheugen wissen door toets B op de ruitenwisserhendel » Af-beelding 6 of het kartelwiel D op het multifunctiestuurwiel » Afbeelding 6 langerdan 1 seconde ingedrukt te houden.

De hoogste waarde die kan worden weergegeven bedraagt voor beide geheu-gens 19 uur en 59 minuten resp. 99 uur en 59 minuten bij wagens met een infor-matiedisplay. Als deze waarde wordt overschreden, start de weergave weer vanafnul.

Actueel brandstofverbruik

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Op het display wordt het actuele brandstofverbruik in l/100 km aangegeven1). Metbehulp van deze weergave kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het gewenste ver-bruik.

Bij een stilstaande of langzaam rijdende wagen wordt het brandstofverbruikweergegeven in l/h2).

Gemiddeld brandstofverbruik

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Op het display wordt het gemiddelde brandstofverbruik in l/100 km1) aangegevensinds het geheugen voor het laatst is gewist » pagina 15. Met behulp van dezeweergave kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het gewenste verbruik.

Als u het gemiddelde brandstofverbruik vanaf een bepaald tijdstip wilt meten,moet u op dat tijdstip het geheugen wissen met toets B op de ruitenwisserhen-del » Afbeelding 6 of kartelwiel D op het multifunctiestuurwiel » Afbeelding 6.Na het wissen verschijnen op het display gedurende de eerste 100 m streepjes.

Tijdens de rit wordt de weergegeven waarde regelmatig geactualiseerd. £

ä

ä

1) Bij modellen voor sommige landen wordt het brandstofverbruik in km/l weergegeven.2) Bij modellen voor sommige landen wordt bij stilstaande wagen --,- km/l weergegeven.

16 Bediening

Page 20: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

De verbruikte hoeveelheid brandstof wordt niet weergegeven.

Actieradius

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Op het display wordt de geschatte actieradius in kilometers aangegeven. Dezegeeft aan welke afstand uw wagen met de huidige tankvulling en bij dezelfderijstijl nog kan afleggen.

De weergave vindt plaats in stappen van 10 km. Als het controlelampje voor debrandstofreserve gaat branden, verandert de weergave in stappen van 5 km.

Bij het berekenen van de actieradius wordt het brandstofverbruik gedurende delaatste 50 km als basis genomen. Als u zuiniger rijdt, neemt de actieradius toe.

Als het geheugen is gewist (na het losmaken van de accuklemmen), wordt voorde actieradius uitgegaan van een brandstofverbruik van 10 l/100 km; daarna vindteen aanpassing plaats overeenkomstig uw rijstijl.

Rijafstand

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Op het display verschijnt de afgelegde afstand sinds het geheugen voor het laatstis gewist » pagina 15. Als u de afgelegde afstand vanaf een bepaald tijdstip wiltmeten, moet u op dat tijdstip het geheugen wissen door toets B op de ruiten-wisserhendel » Afbeelding 6 of kartelwiel D op het multifunctiestuurwiel » Af-beelding 6 ingedrukt te houden.

De maximaal weer te geven waarde voor beide geheugens is 1.999 km, resp.9.999 km bij wagens met informatiedisplay. Als deze waarde wordt overschreden,start de weergave weer vanaf nul.

Gemiddelde snelheid

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

ä

ä

ä

Op het display wordt de gemiddelde snelheid in km/h sinds de laatste keer wis-sen van het geheugen weergegeven » pagina 15. Als u de gemiddelde snelheidvanaf een bepaald tijdstip wilt meten, moet u op dat tijdstip het geheugen wissenmet toets B op de ruitenwisserhendel » Afbeelding 6 of kartelwiel D op hetmultifunctiestuurwiel » Afbeelding 6.

Na het wissen verschijnen op het display gedurende de eerste circa 300 mstreepjes.

Tijdens de rit wordt de weergegeven waarde regelmatig geactualiseerd.

Actuele snelheid

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Op het display wordt de actuele snelheid aangegeven, die identiek is aan deweergave van de snelheidsmeter 2 » Afbeelding 2.

Olietemperatuur

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Als de olietemperatuur lager is dan 50 °C of als in het systeem voor het controle-ren van de olietemperatuur een storing aanwezig is, worden in plaats van de olie-temperatuur drie streepjes aangegeven.

Snelheidswaarschuwing

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 14 en volg deze op.

Snelheidslimiet bij stilstaande wagen instellen› Met toets A op de ruitenwisserhendel » Afbeelding 6 of met kartelwiel D op

het multifunctiestuurwiel » Afbeelding 6 het menupunt Waarschuwing bij snel-heidsoverschrijding selecteren.

› Met toets B op de ruitenwisserhendel of met het kartelwiel D op het multi-functiestuurwiel kunt u de mogelijkheid voor het instellen van de snelheidsli-miet activeren (waarde knippert). £

ä

ä

ä

17Instrumenten en controlelampjes

Page 21: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Met toets A op de ruitenwisserhendel of met het kartelwiel D op het multi-functiestuurwiel de gewenste snelheidslimiet instellen, bijvoorbeeld 50 km/h.

› Met toets B op de ruitenwisserhendel of met het kartelwiel D op het multi-functiestuurwiel de gewenste snelheidslimiet bevestigen of 5 seconden wach-ten, de instelling wordt automatisch opgeslagen (de waarde knippert nietmeer).

Zo kan de snelheidslimiet in stappen van 5 km/h worden ingesteld.

Snelheidslimiet bij rijdende wagen instellen› Met toets A op de ruitenwisserhendel of met het kartelwiel D op het multi-

functiestuurwiel het menupunt Waarschuwing bij snelheidsoverschrijding se-lecteren.

› Met de gewenste snelheid gaan rijden, bijvoorbeeld 50 km/h.› Met toets B op de ruitenwisserhendel of met het kartelwiel D op het multi-

functiestuurwiel kunt u de actuele snelheid als snelheidslimiet overnemen(waarde knippert).

Als u de ingestelde snelheidslimiet wilt wijzigen, gebeurt dit in stappen van 5 km/h (bijvoorbeeld de overgenomen snelheid 47 km/h wordt verhoogd naar 50 km/hresp. verlaagd naar 45 km/h).› Door opnieuw op toets B op de ruitenwisserhendel te drukken of met het kar-

telwiel D op het multifunctiestuurwiel de gewenste snelheidslimiet bevestigenof circa 5 seconden wachten, de instelling wordt automatisch opgeslagen (dewaarde knippert niet meer).

Snelheidslimiet wijzigen of wissen› Met toets A op de ruitenwisserhendel of met het kartelwiel D op het multi-

functiestuurwiel het menupunt Waarschuwing bij snelheidsoverschrijding se-lecteren.

› De snelheidslimiet kan worden gewist door op toets B op de ruitenwisserhen-del of het kartelwiel D op het multifunctiestuurwiel te drukken.

› Door opnieuw op toets B op de ruitenwisserhendel of het kartelwiel D op hetmultifunctiestuurwiel te drukken wordt de mogelijkheid voor het wijzigen vande snelheidslimiet geactiveerd.

Wanneer de ingestelde snelheidslimiet wordt overschreden, klinkt ter waarschu-wing een akoestisch signaal. Tegelijkertijd verschijnt op het display de meldingWaarschuwing bij snelheidsoverschrijding met de waarde van de ingestelde li-miet.

De ingestelde snelheidslimiet blijft ook bewaard na het uitschakelen van het con-tact.

MAXI DOT (informatiedisplay)

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Hoofdmenu 19Instellingen 19Waarschuwing portier, bagageruimte en motorkap 21

Het informatiedisplay informeert u op comfortabele manier over de actuele be-drijfstoestand van uw wagen. Bovendien toont het informatiedisplay (afhankelijkvan de uitvoering van de wagen) informatie van de radio, telefoon, multifunctie-indicatie, navigatiesysteem, een op de MDI-ingang aangesloten apparaat en deautomatische versnellingsbak.

Bij ingeschakeld contact en tijdens het rijden worden in de wagen altijd bepaaldefuncties en toestanden gecontroleerd.

Functiestoringen, eventueel noodzakelijke reparaties en andere informatie wordtdoor rode symbolen » pagina 21 en gele symbolen » pagina 22 aangegeven.

Het verschijnen van sommige symbolen gaat gepaard met een akoestisch waar-schuwingssignaal.

Bovendien worden er op het display informatie- en waarschuwingsteksten aan-gegeven » pagina 22.

Op het display kunnen (afhankelijk van de uitvoering van de wagen) devolgende gegevens worden weergegeven:Hoofdmenu » pagina 19

Waarschuwing portier, bagageruimte en motorkap » pagina 21

Service-intervalindicatie » pagina 12

Keuzehendelstanden van de DSG-versnellingsbak » pagina 117

ATTENTIE

Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledigeverantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag. £

18 Bediening

Page 22: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

Om eventuele beschadigingen te voorkomen, bij contact met het display (bijvoor-beeld reinigen) de contactsleutel verwijderen.

Hoofdmenu

Afbeelding 7 Informatiedisplay: Bedieningselementen op de ruitenwisser-hendel / bedieningselementen op het multifunctiestuurwiel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 18 en volg deze op.

Bediening met de toetsen op de ruitenwisserhendel› Het Main menu (Hoofdmenu) wordt geactiveerd als tuimelschakelaar A » Af-

beelding 7 langer dan 1 seconde wordt ingedrukt.› Met behulp van tuimelschakelaar A kunnen de afzonderlijke menu's worden

geselecteerd. Na het kort aantippen van toets B wordt de geselecteerde infor-matie aangegeven.

Bediening met de toetsen op het multifunctiestuurwiel› Het Main menu (Hoofdmenu) wordt geactiveerd als tuimelschakelaar C » Af-

beelding 7 langer dan 1 seconde wordt ingedrukt.› Door kort op toets C te drukken, komt u een niveau hoger.› Door aan kartelwiel D te draaien, kunnen de afzonderlijke menu's worden ge-

selecteerd. Na het kort aantippen van kartelwiel D wordt het geselecteerdemenu weergegeven.

ä

U kunt (afhankelijk van de uitvoering van de wagen) de volgende gegevens selec-teren:

■ MFD (MFA) » pagina 14■ Audio (Audio)■ Navigation (Navigatie)■ Phone (Telefoon) » pagina 121■ Aux. heating (Int.voorverw.) » pagina 95■ Assistants (Hulpsyst.) » pagina 48■ Vehicle status (Wagenstatus) » pagina 21■ Settings (Instellingen) » pagina 19

De menupunten Audio (Audio) en Navigation (Navigatie) worden alleen weerge-geven als de af fabriek ingebouwde autoradio resp. het navigatiesysteem is inge-schakeld.

Het menupunt Aux. heating (Int.voorverw.) wordt alleen weergegeven als de wa-gen af fabriek met een interieurvoorverwarming is uitgerust.

Het menupunt Assistants (Hulpsyst.) wordt alleen weergegeven als de wagenmet bochtenverlichting is uitgerust.

Let op

■ Als op het informatiedisplay waarschuwingsmeldingen worden weergegeven,moeten deze meldingen met toets B op de ruitenwisserhendel resp. met toetsD op het multifunctiestuurwiel worden bevestigd om het hoofdmenu op te roe-

pen.■ Als het informatiedisplay niet wordt bediend, schakelt het menu na 10 secon-den altijd over naar een van de hogere niveaus.■ De bediening van de af fabriek ingebouwde autoradio resp. het navigatiesys-teem wordt in een afzonderlijke instructieboekje beschreven, dat bij de wagendo-cumentatie is gevoegd.

Instellingen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 18 en volg deze op.

U kunt via het informatiedisplay bepaalde instellingen zelf wijzigen. De actueleinstelling wordt op het informatiedisplay in het betreffende menu boven onder destreep aangegeven. £

ä

19Instrumenten en controlelampjes

Page 23: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

U kunt (afhankelijk van de uitvoering van de wagen) de volgende gegevens selec-teren:

■ Language (Taal/Language)■ MFD Data (MFA-data)■ Convenience (Comfort)■ Lights & Vision (Licht & zicht)■ Time (Tijd)■ Winter tyres (Winterbanden)■ Units (Eenheden)■ Assistants (Hulpsyst.)■ Alt. speed dis. (2e snelheid)■ Service (Servicebeurt)■ Factory setting (Fabrieksinst.)■ Back (Terug)

Na het selecteren van het menupunt Back (Terug) komt u een niveau hoger inhet menu.

TaalHier kunt u instellen, in welke taal de waarschuwings- en informatieteksten moe-ten worden aangegeven.

Weergaven van de multifunctie-indicatieHier kunt u enkele weergaven van de multifunctie-indicatie in- resp. uitschakelen.

ComfortHier kunnen de volgende functies worden in- resp. uitgeschakeld of ingesteld:

Rain closing(Regensluiting)

In-/uitschakelen van de functie automatisch sluiten vande ruiten en het schuif-kanteldak bij regen bij een ver-grendelde wagena). Als het niet regent en de functie isingesteld, worden de ruiten inclusief het schuif-kantel-dak automatisch na circa 12 uur gesloten.

Central locking(Centrale vergr.)

In-/uitschakelen van de functie enkel portier ontgren-delen en automatische vergrendeling.

ATA confirm(Bev. alarm)

In-/uitschakelen van de akoestische signalering van deactivering van het alarmsysteem.

Window op.(Ruitbediening)

Hier kunt u de comfortbediening voor alleen de ruit aanbestuurderszijde of voor alle ruiten instellen.

Mirror down(Spglkanteling)

In-/uitschakelen van de functie spiegelkanteling aanbijrijderszijde bij het inschakelen van de achteruitver-snelling b).

Mirror adjust.(Spiegelverst.)

In-/uitschakelen van de functie gelijktijdige buitenspie-gelverstelling links en rechts.

Factory setting(Fabrieksinst.)

Fabrieksinstelling voor comfort herstellen.

a) Deze functie is alleen aanwezig bij wagens met regensensor.b) Deze functie is alleen aanwezig bij wagens met elektrische verstelbare bestuurdersstoel.

Licht en zichtHier kunnen de volgende functies worden in- resp. uitgeschakeld of ingesteld:

Coming Home(Coming Home)

In-/uitschakelen en instelling van de brandduur van defunctie Coming Home.

Leaving Home(Leaving Home)

In-/uitschakelen en instelling van de brandduur van defunctie Leaving Home.

Dayl. dri. light(Dagrijverl.)

In-/uitschakelen van de functie "DAY LIGHT".

Rear wiper(A. ruitwisser)

In-/uitschakelen van de functie automatisch wissen vande achterruit.

Lane ch. flash(Comf. knip.)

In-/uitschakelen van de functie comfortknipperen.

Travel mode(Reismodus)

In-/uitschakelen van de functie reismodus.

Factory setting(Fabrieksinst.)

Fabrieksinstelling van de verlichting herstellen.

TijdHier kunt u de tijd, het tijdformaat (12- resp. 24-uursaanduiding) en de omschake-ling tussen zomer- en wintertijd instellen.

WinterbandenHier kunt u instellen bij welke snelheid een waarschuwingstoon moet klinken.Deze functie kunt u bijvoorbeeld gebruiken bij winterbanden, waarbij de toege-stane maximumsnelheid lager is dan de maximumsnelheid van de wagen.

Bij het overschrijden van de snelheid verschijnt er op het informatiedisplay:

Winter tyres max. speed ... km/h (Winterbanden: maximaal ... km/h)

EenhedenHier kunt u de eenheden voor temperatuur, verbruik en afgelegde afstand instel-len. £

20 Bediening

Page 24: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

AssistentenHier kunt u de geluiden van de akoestische signalen van de parkeerhulp aanpas-sen.

Tweede snelheidHier kunt u de weergave van de tweede snelheid in mph resp. in km/h inschake-len1).

ServicebeurtHier kunt u het resterende aantal kilometers en dagen tot de volgende service-termijn oproepen en de service-intervalindicatie terugzetten.

Fabrieksinst.Na het selecteren van het menu Factory setting (Fabrieksinst.) wordt de fa-brieksinstelling voor het informatiedisplay weer ingesteld.

Waarschuwing portier, bagageruimte en motorkap

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 18 en volg deze op.

De waarschuwing voor portier, achterklep en motorkap verschijnt als ten minsteéén portier, de achterklep of de motorkap niet gesloten is. Het symbool geeft aanwelk portier resp. dat de achterklep of motorkap niet gesloten is.

Het symbool verdwijnt zodra de portieren, achterklep en motorkap volledig geslo-ten zijn.

Bij geopend portier, achterklep of motorkap en een snelheid van meer dan 6 km/hklinkt er een waarschuwingssignaal.

Auto-Check-Control

Wagentoestand

De Auto-Check-Control controleert de toestand van bepaalde functies en compo-nenten van de wagen. De controle vindt bij ingeschakeld contact continu plaats,zowel bij stilstaande wagen als tijdens het rijden.

ä

Enkele functiestoringen, dringend noodzakelijke reparaties, onderhoudswerk-zaamheden of andere gegevens worden op het display in het instrumentenpa-neel aangegeven. Deze informatie wordt, afhankelijk van de prioriteit, met rodeen gele lichtsymbolen aangegeven.

De rode symbolen duiden op een gevaar (prioriteit 1), terwijl de gele een waar-schuwing (prioriteit 2) aangeven. Daarnaast verschijnen in aanvulling op de sym-bolen aanwijzingen voor de bestuurder » pagina 22.

Als in het menu het punt Vehicle status (Wagenstatus) wordt aangegeven, is tenminste een storingsmelding aanwezig. Na het selecteren van dit menu word deeerste storingsmelding aangegeven. Als meerdere storingsmeldingen aanwezigzijn, verschijnt op het display onder de melding bijvoorbeeld 1/3. Dat betekent datde eerste van in totaal drie meldingen wordt aangegeven. De aangegeven sto-ringsmeldingen zo snel mogelijk controleren.

Zolang de functiestoringen niet zijn verholpen, worden de symbolen telkens weeraangegeven. Na de eerste weergave worden de symbolen zonder aanwijzingenvoor de bestuurder aangegeven.

Als een storing optreedt, klinkt naast de weergave van het symbool en de tekstook een waarschuwingssignaal:› Prioriteit 1 - drie waarschuwingstonen› Prioriteit 2 - een waarschuwingstoon

Rode symbolen

Een rood symbool duidt op een gevaar.› De wagen stilzetten.› De motor afzetten.› De aangegeven functie controleren.› Indien nodig de hulp inroepen van een specialist.

Betekenis van de rode symbolen:

Motoroliedruk te laag » pagina 25

Koppelingen van de DSG-versnellingsbakte heet

» pagina 30

Als een rood symbool verschijnt, klinken drie opeenvolgende waarschuwingsto-nen.

1) Geldt voor landen waarin de waarden in Britse maateenheden worden aangeduid.

21Instrumenten en controlelampjes

Page 25: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Gele symbolen

Een geel symbool duidt op een waarschuwing.

De desbetreffende functie zo snel mogelijk controleren.

Betekenis van de gele symbolen:

Motoroliepeil controleren,motoroliesensor defect

» pagina 183

Probleem met demotoroliedruk

De wagen direct door een specialist laten controle-ren. Samen met dit symbool wordt informatie overhet maximaal toelaatbare motortoerental weerge-geven.

Als een geel symbool verschijnt, klinkt in sommige gevallen ook een waarschu-wingstoon.

Als meerdere functiestoringen van prioriteit 2 aanwezig zijn, verschijnen de sym-bolen achter elkaar gedurende telkens circa 5 seconden.

Controlelampjes

Overzicht

De controlelampjes geven bepaalde functies resp. storingen aan en kunnen doorakoestische signalen worden vergezeld.

Knipperlicht (links) » pagina 23

Knipperlicht (rechts) » pagina 23

Mistlampen » pagina 23

Grootlicht » pagina 23

Dimlicht » pagina 23

Mistachterlicht » pagina 23

Snelheidsregelsysteem » pagina 23

Defecte lamp » pagina 23

Roetfilter (dieselmotor) » pagina 24

Airbagsysteem » pagina 24

Uitlaatgascontrolesysteem » pagina 25

Elektromechanische stuurbekrachtiging » pagina 25

Motorolie » pagina 25

Controle van de motorelektronica (benzine-motor)

» pagina 26

Voorgloeisysteem (dieselmotor) » pagina 26

Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil » pagina 26

Aandrijfslipregeling (ASR) » pagina 27

Stabiliseringscontrole (ESC) » pagina 27

Aandrijfslipregeling (ASR) uitgeschakeld » pagina 27

Keuzehendelvergrendeling » pagina 28

Bandenspanning » pagina 28

Antiblokkeersysteem (ABS) » pagina 28

Achterklep » pagina 29 £

22 Bediening

Page 26: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Geopend portier » pagina 29

Gordelwaarschuwingslampje » pagina 28

Ruitensproeiervloeistofpeil » pagina 29

Remsysteem » pagina 29

Handrem » pagina 29

Dynamo » pagina 30

Brandstofreserve » pagina 30

Bergafdaalhulp » pagina 30

ATTENTIE

■ Als brandende controlelampjes en de bijbehorende meldingen en waarschu-wingsaanwijzingen worden genegeerd, kan dit leiden tot ernstig lichamelijkletsel of ernstige schade aan de wagen.■ De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaamhe-den in de motorruimte, bijvoorbeeld het controleren en bijvullen van bedrijfs-vloeistoffen, kunnen letsel, verbrandingen, ongevallen en brand ontstaan. Be-slist op de waarschuwingsaanwijzingen letten » pagina 180, Motorruimte.

Let op

■ De plaatsing van de controlelampjes is afhankelijk van het motortype. De afge-beelde symbolen in de hiernavolgende beschrijving kunt u terugvinden als con-trolelampje in het instrumentenpaneel.■ Storingen worden in het instrumentenpaneel als rode symbolen (prioriteit 1 -gevaar) of gele symbolen (prioriteit 2 - waarschuwing) aangegeven.

Knipperlichten

Afhankelijk van de stand van de knipperlichthendel knippert het linker of rech-ter controlelampje.

Als een gloeilamp van een knipperlicht defect is, knippert het controlelampje on-geveer twee keer zo snel. Dit geldt niet bij aanhangwagengebruik.

Bij ingeschakelde alarmlichten knipperen alle knipperlichten alsmede de beidecontrolelampjes.

Meer informatie » pagina 52.

Mistlampen

Het controlelampje brandt bij ingeschakelde mistlampen » pagina 49.

Grootlicht

Het controlelampje brandt bij ingeschakeld grootlicht of bij een grootlichtsig-naal » pagina 52.

Dimlicht

Het controlelampje brandt bij ingeschakeld dimlicht » pagina 47.

Mistachterlicht

Het controlelampje brandt bij ingeschakeld mistachterlicht » pagina 50.

Snelheidsregelsysteem

Het controlelampje brandt als het snelheidsregelsysteem actief is » pagina112.

Defecte lamp

Het controlelampje brandt bij een defecte gloeilamp:› binnen 2 seconden na het inschakelen van het contact,› bij het inschakelen van de defecte gloeilamp.

Op het informatiedisplay aangeven tekst, bijvoorbeeld:

Check front right dipped beam! (Dimlicht rechtsvoor controleren!)

23Instrumenten en controlelampjes

Page 27: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Roetfilter (dieselmotor)

Het roetfilter filtert de roetdeeltjes uit het uitlaatgas. De roetdeeltjes worden inhet roetfilter verzameld en worden daar regelmatig verbrand.

Als het controlelampje gaat branden, betekent dit dat het roetfilter door hetveelvuldig rijden van korte afstanden met roet is verstopt.

Om het roetfilter te reinigen moet zo snel mogelijk, als de verkeerssituatie dittoelaat, gedurende minstens 15 minuten of tot het doven van het controlelampjein de 4e of 5e versnelling (automatische versnellingsbak: in keuzehendelstand S)met een snelheid van minstens 60 km/h bij een motortoerental tussen 1.800 -2.500 1/min worden gereden. Hierdoor stijgt de uitlaatgastemperatuur en wordende roetdeeltjes in het roetfilter verbrand.

Daarbij altijd de geldende snelheidsbeperkingen in acht nemen » .

Na de succesvolle reiniging van het roetfilter dooft het controlelampje .

Als het filter niet succesvol is gereinigd, dooft het controlelampje niet en be-gint het controlelampje te knipperen. Op het informatiedisplay wordt weerge-geven Diesel-particle filter: Owner's manual! (Roetfilter: Instructieboekje!).Daarna schakelt het motorregelapparaat de motor in het noodprogramma, waar-bij minder motorvermogen beschikbaar is. Na het uitschakelen en weer inschake-len van het contact brandt het controlelampje .

Direct een specialist opzoeken.

Meer informatie » pagina 219, Wagengegevens.

ATTENTIE

■ Het roetfilter bereikt zeer hoge temperaturen. Daarom niet parkeren opplaatsen waar het zeer hete filter rechtstreeks met droog gras of anderbrandbaar materiaal in contact kan komen - brandgevaar!■ De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de terrein- en verkeersom-standigheden aanpassen. Het door het controlelampje gegeven rij-advies magu er nooit toe verleiden de wettelijke bepalingen in het verkeer te negeren.

VOORZICHTIG

Zolang het controlelampje brandt, moet u rekening houden met een hogerbrandstofverbruik en eventueel ook verminderd motorvermogen.

Let op

■ Om het verbrandingsproces van de roetdeeltjes in het roetfilter te ondersteu-nen, adviseren wij u om continu stadsverkeer te vermijden.■ Door het gebruik van dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte kan de le-vensduur van het roetfilter aanzienlijk worden bekort. Een specialist kan u vertel-len in welke landen dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte wordt gebruikt.

Airbagsysteem

Controle van het airbagsysteemHet controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.

Als het controlelampje niet dooft of tijdens het rijden gaat branden, is er sprakevan een storing » . Dat geldt ook als het controlelampje bij het inschakelen vanhet contact niet gaat branden.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Error: Airbag (Storing: airbag)

De actieve staat van het airbagsysteem wordt elektronisch gecontroleerd, ook alseen airbag buiten werking is gesteld.

Als de voor-, zij- resp. hoofdairbag of de gordelspanner met de wagensysteem-tester buiten werking is gesteld, gebeurt het volgende:› Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact gedurende 4 se-

conden branden en knippert vervolgens nog 12 seconden met intervallen van2 seconden.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Airbag/belt tensioner deactivated (Airbag/gordelspanner gedeactiveerd.)

Als de airbag met de sleutelschakelaar in het opbergvak buiten werking is ge-steld, geldt het volgende:› Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact 4 seconden

branden.› Het buiten werking stellen van de airbag wordt aangegeven door het branden

van het controlelampje met de tekst in het middenstuk vanhet dashboard » pagina 152. £

24 Bediening

Page 28: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

Als zich een storing voordoet, het airbagsysteem direct door een specialist la-ten controleren. Anders bestaat het gevaar dat de airbags bij een ongeval nietworden geactiveerd.

Uitlaatgascontrolesysteem

Het controlelampje gaat branden na het inschakelen van het contact.

Als het controlelampje na het starten van de motor niet dooft of tijdens het rijdengaat branden, is er sprake van een storing in een uitlaatgasrelevante component.Het door de motorregeling gekozen noodprogramma stelt u in staat voorzichtignaar de dichtstbijzijnde specialist te rijden.

Elektromechanische stuurbekrachtiging

Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.

Als het controlelampje na het inschakelen van het contact of tijdens het rijdenconstant brandt, is er sprake van een storing in de elektromechanische stuurbe-krachtiging.

› Als het gele controlelampje brandt, is de stuurbekrachtiging gedeeltelijk uit-gevallen en kan voor het sturen meer kracht nodig zijn.

› Als het rode controlelampje brandt, is de stuurbekrachtiging volledig uitge-vallen en is voor het sturen aanmerkelijk meer kracht nodig).

Meer informatie » pagina 100.

ATTENTIE

Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51.

Let op

■ Als het gele controlelampje na het opnieuw starten van de motor en een kor-te rit dooft, hoeft geen specialist te worden opgezocht.■ Als de accukabels zijn losgemaakt en weer aangesloten, gaat na het inschake-len van het contact het gele controlelampje branden. Na even te hebben gere-den, moet het controlelampje doven.

Motorolie

Het controlelampje knippert rood (lage oliedruk)Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.1)

Als het controlelampje na het starten van de motor niet dooft of tijdens het rijdengaat knipperen, stoppen en de motor afzetten. Het oliepeil controleren en, indiennodig, motorolie bijvullen » pagina 183, Motorolie bijvullen.

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal (3 pieptonen).

Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mogelijkis, de rit niet voortzetten. De motor niet starten en de hulp inroepen van eenspecialist, omdat er anders zware motorschade kan ontstaan.

Als het controlelampje knippert, niet verder rijden, ook al is het oliepeil in orde.De motor ook niet stationair laten draaien. De hulp van de dichtstbijzijnde specia-list inroepen.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Oil pressure: Engine off! Owner's manual! (Oliedruk: motor uit! Instructieboek-je!)

Het controlelampje brandt geel (oliepeil te laag)Als het controlelampje geel brandt, is het oliepeil waarschijnlijk te laag. Zo snelmogelijk het motoroliepeil controleren resp. motorolie bijvullen » pagina 183.

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal (1 pieptoon).

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Check oil level! (Oliepeil controleren!) £

1) Bij wagens met informatiedisplay brandt het controlelampje na het inschakelen van het contactniet, maar alleen als er sprake is van een storing of als het motoroliepeil te laag is.

25Instrumenten en controlelampjes

Page 29: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als de motorkap langer dan 30 seconden geopend blijft, dooft het controlelampje.Als er geen motorolie wordt bijgevuld, gaat het controlelampje na circa 100 kmweer branden.

Het controlelampje knippert geel (motoroliepeilsensor defect)Als er een storing aan de motoroliepeilsensor optreedt, wordt dit na het inscha-kelen van het contact bovendien aangegeven door een akoestisch signaal en hetmeerdere malen gaan branden van het controlelampje.

De motor direct door een specialist laten controleren.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Oil sensor: Workshop! (Oliesensor: Werkplaats!)

ATTENTIE

Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51.

VOORZICHTIG

Het rode oliedrukcontrolelampje werkt niet als oliepeilindicatie! Daarom moethet oliepeil regelmatig, bij voorkeur bij elke tankstop, worden gecontroleerd.

Controle van de motorelektronica (benzinemotor)

Het controlelampje (Electronic Power Control) gaat bij het inschakelen van hetcontact enkele seconden branden.

Als het controlelampje na het starten van de motor niet dooft of tijdens het rijdengaat branden, is er sprake van een storing in de motorregeling. Het door de mo-torregeling gekozen noodprogramma stelt u in staat voorzichtig naar de dichtst-bijzijnde specialist te rijden.

Voorgloeisysteem (dieselmotor)

Bij koude motor gaat het controlelampje bij het inschakelen van het contact(voorgloeistand) 2 branden » pagina 101. Na het doven van het controlelampjekan de motor worden gestart.

Als de motor op bedrijfstemperatuur is resp. bij buitentemperaturen boven +5 °Cbrandt het voorgloeicontrolelampje ongeveer een seconde. Dat betekent dat demotor direct kan worden gestart.

Als het controlelampje niet gaat branden of continu brandt, is een storing inhet voorgloeisysteem aanwezig; zo snel mogelijk de hulp van een specialist inroe-pen.

Begint het controlelampje tijdens het rijden te knipperen, is er een storing inde motorregeling aanwezig. Het door de motorregeling gekozen noodprogrammastelt u in staat voorzichtig naar de dichtstbijzijnde specialist te rijden.

Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil

Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.1)

Als het controlelampje niet dooft of tijdens het rijden gaat knipperen, is dekoelvloeistoftemperatuur te hoog of het koelvloeistofpeil te laag.

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal (3 pieptonen).

In dit geval stoppen, de motor afzetten en het koelvloeistofpeil controleren, zonodig koelvloeistof bijvullen.

Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mogelijkis, de rit niet voortzetten. De motor niet starten en de hulp inroepen van eenspecialist, omdat er anders zware motorschade kan ontstaan.

Als het koelvloeistofpeil binnen het voorgeschreven bereik ligt, kan een te hogetemperatuur worden veroorzaakt door een storing van de koelluchtventilator. Dezekering voor de koelluchtventilator controleren en deze zo nodig vervan-gen » pagina 214. £

1) Bij wagens met informatiedisplay brandt het controlelampje na het inschakelen van het contactniet, maar alleen als de koelvloeistoftemperatuur te hoog is of als het koelvloeistofpeil te laag is.

26 Bediening

Page 30: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als het controlelampje niet dooft, hoewel het koelvloeistofpeil en ook de ventila-torzekering in orde zijn, de rit niet voortzetten. De hulp van een specialist inroe-pen.

Meer informatie » pagina 184, Koelvloeistof.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Check coolant! Owner's manual! (Koelvloeistof controleren! Instructieboekje!)

ATTENTIE

■ Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51.■ Voorzichtig het koelvloeistofexpansiereservoir openen. Bij een warme mo-tor staat het koelsysteem onder druk - gevaar voor verbranding! Laat daaromvoor het losdraaien van de vuldop de motor afkoelen.■ De koelluchtventilator niet aanraken. De koelluchtventilator kan ook bij uit-geschakeld contact vanzelf worden ingeschakeld.

Aandrijfslipregeling (ASR)

Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.

Als tijdens het rijden een regelproces plaatsvindt, gaat het controlelampje knip-peren.

Als in het ASR-systeem een storing aanwezig is, brandt het controlelampje conti-nu.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Error: traction control (ASR) (Storing: Aandrijfslipregeling (ASR))

Omdat de ASR samenwerkt met het ABS, brandt bij het uitvallen van het ABS ookhet ASR-controlelampje.

Als het controlelampje direct na het starten van de motor gaat branden, kan deASR om technische redenen uitgeschakeld zijn. In dit geval kunt u het ASR doorhet uit- en inschakelen van het contact opnieuw inschakelen. Wanneer het con-trolelampje dooft, werkt het ARS weer naar behoren.

Meer informatie » pagina 105, Aandrijfslipregeling (ASR).

Let op

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het inscha-kelen van het contact het controlelampje branden. Na even te hebben gere-den, moet het controlelampje doven.

Aandrijfslipregeling (ASR) uitschakelen

Door het indrukken van de toets » pagina 105, Aandrijfslipregeling (ASR)wordt de ASR uitgeschakeld en gaat het controlelampje branden.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Traction control (ASR) deactivated. (Aandrijfslipregeling (ASR) uitgeschakeld.)

Stabiliseringscontrole (ESC)

Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.

Als de ESC actief bezig is de wagen te stabiliseren, knippert het controlelampje in het instrumentenpaneel.

De ESC kan niet uitgeschakeld worden, met de toets » pagina 103, Stabilise-ringscontrole (ESC) wordt alleen de ASR uitgeschakeld, het controlelampje inhet instrumentenpaneel brandt.

Als in de ESC sprake is van een storing, brandt het controlelampje continu.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Error: stabilisation control (ESC) (Storing: Stabiliseringscontrole (ESC))

Omdat de ESC samenwerkt met het ABS, brandt bij het uitvallen van het ABS ookhet ESC-controlelampje.

Als het controlelampje direct na het starten van de motor gaat branden, kan deESC om technische redenen uitgeschakeld zijn. In dit geval kunt u de ESC door hetuit- en inschakelen van het contact opnieuw inschakelen. Wanneer het controle-lampje dooft, werkt de ESC weer naar behoren.

Meer informatie » pagina 103, Stabiliseringscontrole (ESC). £

27Instrumenten en controlelampjes

Page 31: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het inscha-kelen van het contact het controlelampje branden. Na even te hebben gere-den, moet het controlelampje doven.

Keuzehendelvergrendeling

Als het groene controlelampje gaat branden, het rempedaal bedienen. Dat isnodig om de keuzehendel vanuit stand P of N te kunnen bewegen » pagina 118.

Bandenspanning

Het controlelampje gaat branden, als de bandenspanning van een van de ban-den aanmerkelijk is teruggelopen. Snelheid minderen en zo snel mogelijk despanning in alle banden controleren resp. corrigeren » pagina 193.

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

Als het controlelampje knippert, is er sprake van een systeemstoring. Een specia-list opzoeken en de storing laten verhelpen.

Meer informatie » pagina 196, Bandencontrole.

Let op

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het inscha-kelen van het contact het controlelampje branden. Na even te hebben gere-den, moet het controlelampje doven.

Antiblokkeersysteem (ABS)

Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact resp. tijdens het star-ten enkele seconden branden. Het lampje dooft als de automatische controlepro-cedure is voltooid.

Storing in het ABSAls het ABS-controlelampje binnen enkele seconden na het inschakelen vanhet contact niet dooft, helemaal niet gaat branden of tijdens het rijden gaat bran-den, vertoont het systeem een storing.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Error: ABS (storing: ABS)

Voor het afremmen van de wagen wordt alleen nog het gewone remsysteem ge-bruikt. Direct een specialist opzoeken en uw rijstijl overeenkomstig aanpassen,omdat u niet op de hoogte bent van de exacte omvang van de schade.

Meer informatie » pagina 104, Antiblokkeersysteem (ABS).

Storing in het gehele remsysteemAls het ABS-controlelampje samen met het controlelampje van het remsys-teem gaat branden, is niet alleen het ABS maar ook een ander onderdeel vanhet remsysteem defect » .

ATTENTIE

■ Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51.■ Als het controlelampje van het remsysteem samen met het ABS-controle-lampje gaat branden, direct stoppen en het remvloeistofpeil in het reservoircontroleren » pagina 186. Als het vloeistofpeil tot onder de MIN-markering isgedaald, rijd dan niet verder - gevaar voor ongevallen! De hulp van een specia-list inroepen.■ Let bij het openen van de motorkap en het controleren van het remvloei-stofpeil op de aanwijzingen » pagina 180, Motorruimte.■ Als het remvloeistofpeil in orde is, is de regelfunctie van het ABS uitgeval-len. De achterwielen kunnen dan bij het remmen zeer snel blokkeren. Dit kanonder bepaalde omstandigheden tot het uitbreken van de achterkant van dewagen leiden - slipgevaar! Voorzichtig naar de dichtstbijzijnde specialist rijdenen de storing laten verhelpen.

Gordelwaarschuwingslampje

Het controlelampje gaat branden na het inschakelen van het contact, als herin-nering dat de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel moet omgespen. Hetcontrolelampje dooft pas als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordelheeft omgegespt.

Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel niet heeft omgegespt, klinktbij wagensnelheden boven 20 km/h een continue waarschuwingstoon en knip-pert tegelijkertijd het controlelampje . £

28 Bediening

Page 32: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel vervolgens niet binnen90 seconden omgespt, wordt de waarschuwingstoon uitgeschakeld en brandthet controlelampje continu.

Meer informatie » pagina 140, Veiligheidsgordels.

Achterklep

Het controlelampje gaat branden als het contact is ingeschakeld en de achter-klep geopend is. Als tijdens het rijden de achterklep opengaat, gaat het controle-lampje branden en klinkt er een akoestisch signaal.

Dit controlelampje brandt ook bij uitgeschakeld contact. Het controlelampjebrandt maximaal 5 minuten lang.

Bij wagens met informatiedisplay wordt dit controlelampje door een wagensym-bool vervangen » pagina 21.

Portier open

Het controlelampje brandt als een of meer portieren geopend zijn. Als tijdenshet rijden een van de portieren wordt geopend, gaat het controlelampje bran-den en klinkt er een akoestisch signaal.

Dit controlelampje brandt ook bij uitgeschakeld contact. Het controlelampjebrandt maximaal 5 minuten lang.

Bij wagens met informatiedisplay wordt dit controlelampje door een wagensym-bool vervangen » pagina 21.

Ruitensproeiervloeistofpeil

Het controlelampje gaat branden bij ingeschakeld contact als het vloeistofpeilin de ruitensproeierinstallatie te laag is. Vloeistof bijvullen » pagina 185.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Top up wash fluid! (Sproeiervloeistof bijvullen!)

Remsysteem

Het controlelampje brandt bij een laag remvloeistofpeil of een storing van hetABS.

Als het controlelampje knippert en er drie akoestische signalen klinken, stop-pen en het remvloeistofpeil controleren » .

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Brake fluid: Owner's manual! (Remvloeistof: Instructieboekje!)

Bij een storing van het ABS, die ook de werking van het remsysteem beïnvloedt(bijvoorbeeld de remdrukverdeling), brandt het ABS-controlelampje en tegelij-kertijd het remcontrolelampje . Daarbij klinkt er een akoestisch signaal.

Direct een specialist opzoeken en uw rijstijl overeenkomstig aanpassen, omdat uniet op de hoogte bent van de exacte omvang van de schade en de beperking vande remwerking.

Meer informatie » pagina 101, Remmen en remhulpsystemen.

ATTENTIE

■ Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51.■ Een storing aan het remsysteem kan leiden tot een langere remweg bij hetremmen!■ Let bij het openen van de motorkap en het controleren van het remvloei-stofpeil op de aanwijzingen » pagina 180, Motorruimte.■ Als het controlelampje voor het remsysteem enkele seconden na het in-schakelen van het contact niet dooft of tijdens het rijden gaat branden, directstoppen en het remvloeistofpeil in het reservoir controleren » pagina 186. Alshet vloeistofpeil tot onder de MIN-markering is gedaald, rijd dan niet verder -gevaar voor ongevallen! De hulp van een specialist inroepen.

Handrem

Het controlelampje brandt bij aangetrokken handrem. Bovendien wordt eenakoestische waarschuwing gegeven, als u met de wagen minstens 3 secondenmet een snelheid van meer dan 6 km/h hebt gereden.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst: £

29Instrumenten en controlelampjes

Page 33: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Release parking brake! (Parkeerrem loszetten!)

Dynamo

Het controlelampje gaat branden na het inschakelen van het contact. Hetlampje moet doven na het starten van de motor.

Als het controlelampje na het starten van de motor niet dooft of tijdens het rijdengaat branden, moet u naar de dichtstbijzijnde specialist gaan. Omdat daarbij deaccu wordt ontladen, moet u alle niet beslist noodzakelijke stroomverbruikers uit-schakelen.

ATTENTIE

Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51.

VOORZICHTIG

Als tijdens het rijden behalve het controlelampje ook het controlelampje (koelsysteemstoring) op het display gaat branden, moet u direct stoppen en demotor afzetten - gevaar voor motorschade!

Brandstofreserve

Het controlelampje brandt als minder dan 10,5 liter brandstof aanwezig is.

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

Op het informatiedisplay weergegeven tekst:

Please refuel. Range...km (Tanken a.u.b.! Actieradius:...km)

Let op

De tekst op het informatiedisplay dooft pas als er is getankt en een kort stuk isgereden.

Bergafdaalhulp

Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele secondenbranden.

Het controlelampje gaat bij een snelheid lager dan 30 km/h na indrukken van detoets OFF ROAD branden » pagina 105.

Het controlelampje knippert bij een actieve ingreep van de bergafdaalhulp.

Als de wagen een snelheid van 30 km/h overschrijdt, wordt de bergafdaalhulp ge-deactiveerd. Het controlelampje gaat uit. Bij een daaropvolgende verminderingvan de snelheid tot onder 30 km/h wordt de bergafdaalhulp geactiveerd. Het con-trolelampje brandt.

Bij het afzetten van de motor en binnen 30 seconden opnieuw starten wordt debergafdaalhulp weer geactiveerd.

Na het uitschakelen van het contact wordt de bergafdaalhulp gedeactiveerd.

In geval van een storing gaat het controlelampje bij een snelheid onder 30 km/hen na indrukken van de toets OFF ROAD niet branden.

Meer informatie » pagina 105, OFF ROAD-modus.

Temperatuur van de koppelingen van de DSG-versnellingsbak

Als de temperatuur van de koppelingen van de DSG-versnellingsbak te hoog is,wordt op het informatiedisplay het symbool en de waarschuwingstekst weer-gegeven:

Gearbox overheated. Stop! Owner's man.! (Versnellingsbak oververhit: Stop!Instructieboekje!)

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

ATTENTIE

Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan opeen veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlich-ten in » pagina 51. £

30 Bediening

Page 34: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

Als de koppelingen van de automatische versnellingsbak oververhit zijn, stoppenen de motor afzetten. Wachten tot het symbool met de waarschuwingstekstverdwijnt - gevaar voor schade aan de versnellingsbak! Na het verdwijnen van hetsymbool en de waarschuwingstekst kan de rit worden voortgezet.

31Instrumenten en controlelampjes

Page 35: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Openen en sluiten

Sleutel

Inleidende informatie

Afbeelding 8 Sleutel zonder afstandsbediening / sleutel met afstandsbedie-ning

Met de wagen worden twee sleutels meegeleverd. Afhankelijk van de uitrustingkan uw wagen met sleutels zonder radiografische afstandsbediening » Afbeel-ding 8 - of met radiografische afstandsbediening » Afbeelding 8 - zijn uitge-rust.

ATTENTIE

■ Als u de wagen verlaat - ook al is het maar voor even - altijd de sleutel uithet contactslot verwijderen. Dat geldt vooral als er kinderen in de wagen ach-terblijven. De kinderen zouden anders de motor kunnen starten of elektrischesystemen (bijvoorbeeld elektrisch bediende ruiten) kunnen bedienen - gevaarvoor ongevallen!■ De contactsleutel pas uit het contactslot verwijderen als de wagen tot stil-stand is gekomen! Het stuurslot zou anders ongewild kunnen vergrendelen -gevaar voor ongevallen!

VOORZICHTIG

■ Elke sleutel bevat elektronische componenten; u dient de sleutels dan ook te-gen vocht en harde schokken te beschermen.■ De groef in de sleutel absoluut schoon houden, omdat verontreinigingen (tex-tielvezels, stof en dergelijke) de werking van de slotcilinder en van het contact-slot negatief kunnen beïnvloeden.

Let op

Bij verlies van een sleutel contact opnemen met een ŠKODA Servicepartner, dievoor een vervangende sleutel kan zorgen.

Batterij in de radiografische afstandsbediening vervangen

Afbeelding 9 Sleutel met radiografische afstandsbediening - Deksel verwij-deren / batterij uitnemen

Elke radiografische afstandsbediening heeft een batterij, die onder deksel B isaangebracht » Afbeelding 9. Als de batterij leeg is, knippert na het indrukken vaneen toets op de afstandsbediening het rode controlelampje A niet » Afbeelding8. Wij raden u aan de batterij van de afstandsbediening door een ŠKODA Service-partner te laten vervangen. Als u de lege batterij echter zelf wilt vervangen, alsvolgt te werk gaan.› De sleutel uitklappen.› Het deksel op de plaatsen van de pijlen 1 met de duim of met een platte

schroevendraaier loswippen en verwijderen » Afbeelding 9.› De batterij op de plaats van de pijl 2 omlaagdrukken en de lege batterij uit de

sleutel nemen.› De nieuwe batterij aanbrengen. Let erop dat het "+"-teken op de batterij naar

boven gekeerd is. De juiste polariteit is afgebeeld op het batterijdeksel. £

32 Bediening

Page 36: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Het batterijdeksel op de sleutel aanbrengen en aandrukken tot het hoorbaarvastklikt.

VOORZICHTIG

■ Bij het vervangen van de batterij op de juiste polariteit letten.■ De nieuwe batterij moet dezelfde specificaties hebben als de originele.

Milieu-aanwijzing

De nationale wettelijke bepalingen met betrekking tot het afvoeren en verwer-ken van de lege batterij in acht nemen.

Let op

Als de wagen na vervanging van de batterij niet met de afstandsbediening kanworden geopend en gesloten, moet het systeem worden gesynchroniseerd » pa-gina 37.

Kindersloten

Afbeelding 10Kindersloten van de achterpor-tieren

De kindersloten voorkomen dat de achterportieren van binnenuit kunnen wordengeopend. U kunt het portier alleen van buitenaf openen.

Het kinderslot wordt met de sleutel in- en uitgeschakeld.

Kinderslot inschakelen› Met de sleutel de sleuf van het achterportier in pijlrichting draaien » Afbeelding

10.

Kinderslot uitschakelen› De sleuf met de sleutel rechtsom tegen de pijlrichting in draaien.

Centrale vergrendeling

Inleidende informatie

Bij gebruik van de centrale vergrendeling en ontgrendeling worden alle portierenen de tankklep gelijktijdig vergrendeld resp. ontgrendeld (indien dit in het menu-punt Settings (Instellingen) - Convenience (Comfort) van het informatiedisplayniet anders is ingesteld). De achterklep wordt ontgrendeld. Deze kan vervolgensworden geopend door het indrukken van de handgreep boven de kenteken-plaat » pagina 39.

Bediening van de centrale vergrendeling is mogelijk:› met de radiografische afstandsbediening » pagina 37,› met de toets voor de centrale vergrendeling » pagina 35,› van buitenaf met de sleutel » pagina 35.

Controlelampje in het bestuurdersportierNa het vergrendelen van de wagen knippert het controlelampje circa 2 secondensnel, daarna begint het gelijkmatig en met langere tussenpozen te knipperen.

Als de wagen wordt vergrendeld terwijl de safebeveiliging » pagina 34 niet ac-tief is, knippert het controlelampje in het bestuurdersportier circa 2 secondensnel, dooft vervolgens en begint na circa 30 seconden langzaam te knipperen.

Als het controlelampje eerst circa 2 seconden snel knippert, daarna circa 30 se-conden continu brandt en vervolgens langzaam gaat knipperen, is er in het sys-teem van de centrale vergrendeling, de interieurbewaking en het afsleep-alarm » pagina 38 een storing aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.

Comfortbediening van de ruitenBij het openen en sluiten van de wagen kunnen de ruiten worden geopend en ge-sloten » pagina 42.

Individuele instellingen

EénportierontgrendelingMet deze functie is het mogelijk alleen het bestuurdersportier te ontgrendelen.De andere portieren en de tankklep blijven vergrendeld en worden pas ontgren-deld bij de volgende ontgrendeling. £

33Openen en sluiten

Page 37: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Portieren aan een zijde ontgrendelenMet deze functie is het mogelijk de beide portieren aan bestuurderszijde te ont-grendelen. De andere portieren en de tankklep blijven vergrendeld en worden pasontgrendeld bij de volgende ontgrendeling.

Automatisch vergrendelen en ontgrendelenAlle portieren en de achterklep worden vanaf een snelheid van circa 15 km/h au-tomatisch vergrendeld.

Als de contactsleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt de wagen auto-matisch weer ontgrendeld. Bovendien kan de wagen door de bestuurder of de bij-rijder worden ontgrendeld door het indrukken van de toets voor de centrale ver-grendeling » pagina 35 of door aan de slotgreep van een voorportier te trek-ken.

ATTENTIE

Vergrendelde portieren voorkomen ook het ongewenst binnendringen vanbuitenstaanders - bijvoorbeeld op kruisingen. Ze maken het hulpverleners ingeval van nood echter moeilijker in de wagen te komen - levensgevaar!

Let op

■ Op verzoek kunt u de individuele instellingen bij een ŠKODA Servicepartner la-ten activeren of zelf met behulp van het informatiedisplay activeren » pagina 19.■ Bij een ongeval met geactiveerde airbag(s) worden de vergrendelde portierenautomatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de wagen te verschaffen.■ In geval van een defect aan de centrale vergrendeling kunt u met de sleutel al-leen het bestuurdersportier vergrendelen resp. ontgrendelen » pagina 35. Deandere portieren en de achterklep kunnen handmatig worden ont- resp. vergren-deld.■ Noodvergrendeling van het portier » pagina 36.■ Noodontgrendeling van de achterklep » pagina 40.

Safebeveiliging

De centrale vergrendeling is met een safebeveiliging uitgerust. Als de wagen vanbuitenaf wordt vergrendeld, worden de portiersloten automatisch geblokkeerd.Het controlelampje in het bestuurdersportier knippert circa 2 seconden snel,daarna begint het gelijkmatig en met langere tussenpozen te knipperen. Met deportiergreep kunnen de portieren noch van binnenuit, noch van buitenaf wordengeopend. Daardoor wordt het openbreken van de wagen bemoeilijkt.

De safebeveiliging kan door een dubbele vergrendeling binnen 2 seconden wor-den gedeactiveerd.

Als de safebeveiliging niet actief is:› knippert het controlelampje in het bestuurdersportier snel gedurende circa 2

seconden, dooft vervolgens en begint na circa 30 seconden langzaam te knip-peren,

› is de tankklep vergrendeld.

De volgende keer dat de wagen wordt ont- en vergrendeld, is de safebeveiligingweer geactiveerd.

Als de wagen is vergrendeld terwijl de safebeveiliging gedeactiveerd is, kunnende portieren van binnenuit worden geopend door aan de slotgreep te trekken.

ATTENTIE

Bij een van buitenaf vergrendelde wagen met geactiveerde safebeveiligingmogen geen personen en huisdieren in de wagen achterblijven, omdat vanbinnenuit noch de portieren, noch de ruiten kunnen worden geopend. De ver-grendelde portieren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in dewagen te komen - levensgevaar!

Let op

■ Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen van de wagen ook met de ge-deactiveerde safebeveiliging ingeschakeld. De interieurbewaking wordt hierbijechter niet geactiveerd.■ Indien na het afsluiten van de wagen de functie safebeveiliging wordt geacti-veerd, verschijnt de melding CHECK DEADLOCK (LET OP SAFELOCK) op het dis-play in het instrumentenpaneel. Bij wagens met een informatiedisplay verschijntde melding Check deadlock! Owner's manual! (Let op SAFE-vergrendeling! In-structieboekje!).

34 Bediening

Page 38: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Met de sleutel ontgrendelen

Afbeelding 11Sleutelbewegingen voor hetont- en vergrendelen

› De sleutel in de slotcilinder van het bestuurdersportier in rijrichting (ontgrende-lingsstand) A » Afbeelding 11 draaien.

› Aan de portiergreep trekken en het portier openen.

› Alle portieren (bij wagens met alarmsysteem alleen het bestuurdersportier) ende tankklep worden ontgrendeld.

› De achterklep wordt ontgrendeld.› De via het portiercontact geschakelde binnenverlichting gaat branden.› De safebeveiliging wordt gedeactiveerd.› De ruiten gaan open zolang de sleutel in de ontgrendelingsstand wordt gehou-

den.› Het controlelampje in het bestuurdersportier stopt met knipperen als de wagen

niet met een alarmsysteem is uitgerust » pagina 37.

Let op

Als de wagen over een alarmsysteem beschikt, moet na het ontgrendelen van hetportier binnen 15 seconden de sleutel in het contactslot worden gestoken en hetcontact worden ingeschakeld om het alarmsysteem te deactiveren. Als binnen 15seconden het contact niet wordt ingeschakeld, zal het alarm afgaan.

Met de sleutel vergrendelen

› De sleutel in de slotcilinder van het bestuurdersportier tegen de rijrichting in(vergrendelingsstand) B draaien » Afbeelding 11.

› De portieren, de achterklep en de tankklep worden vergrendeld.› De via het portiercontact geschakelde binnenverlichting dooft.

› De ruiten en het elektrische schuif-/kanteldak gaan dicht zolang de sleutel in devergrendelingsstand wordt gehouden.

› De safebeveiliging wordt direct geactiveerd.› Het controlelampje in het bestuurdersportier begint te knipperen.

Let op

Als het bestuurdersportier geopend is, kan de wagen niet worden vergrendeld.

Toets voor de centrale vergrendeling

Afbeelding 12Middenconsole: Toets voor decentrale vergrendeling

Als de wagen niet van buitenaf vergrendeld is, kunt u hem met de tuimelschake-laar » Afbeelding 12 ook bij uitgeschakeld contact ver- en ontgrendelen.

Alle portieren en de achterklep vergrendelen› De toets bij » Afbeelding 12 indrukken. Het symbool in de toets gaat bran-

den.

Alle portieren en de achterklep ontgrendelen› De toets bij » Afbeelding 12 indrukken. Het symbool in de toets gaat uit.

Als de wagen met de toets voor de centrale vergrendeling is vergrendeld, geldthet volgende:

› Het openen van de portieren en de achterklep van buitenaf is niet mogelijk(vanuit veiligheidsoogpunt, bijvoorbeeld bij het stoppen bij een kruising).

› Portieren kunnen van binnenuit afzonderlijk worden ontgrendeld en geopenddoor aan de slotgreep te trekken.

› Als minimaal één portier geopend is, kan de wagen niet worden vergrendeld.› Bij een ongeval met geactiveerde airbag(s) worden de van binnenuit vergren-

delde portieren automatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de wa-gen te verschaffen. £

35Openen en sluiten

Page 39: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

De centrale vergrendeling werkt ook bij uitgeschakeld contact. Omdat echterbij vergrendelde portieren in geval van nood hulpverlening van buitenaf wordtbemoeilijkt, moeten kinderen nooit zonder toezicht in de wagen worden ach-tergelaten. Vergrendelde portieren maken het hulpverleners in geval vannood moeilijk om in de wagen te komen - levensgevaar!

Let op

Als de safebeveiliging is geactiveerd » pagina 34, zijn de slotgrepen en de toetsenvoor de centrale vergrendeling buiten werking.

Noodvergrendeling van de portieren

Afbeelding 13Achterportier: Noodvergrende-ling van het portier

Aan de kopse kant van de portieren die geen slotcilinder hebben, bevindt zich eennoodslotmechanisme; dit is pas zichtbaar na het openen van het portier.

Vergrendeling› Afdekking A verwijderen » Afbeelding 13.› De sleutel in de gleuf B steken en in pijlrichting in de horizontale stand draai-

en (bij de rechterportieren tegengesteld).› De afdekking weer aanbrengen.

Na het sluiten van het portier kan dit niet meer van buitenaf worden geopend.Het portier kan door eenmaal aan de slotgreep te trekken van binnenuit wordenontgrendeld en vervolgens van buitenaf worden geopend.

Afstandsbediening

Inleidende informatie

Met de sleutel met radiografische afstandsbediening kunt u:› de wagen ontgrendelen en vergrendelen,› de achterklep ontgrendelen of openen,› de ruiten openen en sluiten.

De zender met de batterij is ondergebracht in de sleutel met radiografische af-standsbediening. De ontvanger bevindt zich in het interieur. Het bereik van desleutel met radiografische afstandsbediening bedraagt circa 10 m. Als de batterijbijna leeg is, neemt het bereik van de afstandsbediening af.

De sleutel heeft een uitklapbare sleutelbaard, die wordt gebruikt voor het hand-matig ont- en vergrendelen van de wagen en voor het starten van de motor.

Bij vervanging van een verloren sleutel en na reparatie of vervanging van de ont-vanger moet het systeem door een ŠKODA Servicepartner worden geïnitialiseerd.Pas daarna kunt u de sleutel met radiografische afstandsbediening weer gebrui-ken.

Let op

■ Bij ingeschakeld contact wordt de afstandsbediening automatisch gedeacti-veerd.■ De werking van de afstandsbediening kan door interferentie van zenders in debuurt van de wagen die op dezelfde frequentie werken (bijvoorbeeld mobiele te-lefoons, tv-zenders) tijdelijk worden gestoord.■ Als de centrale vergrendeling resp. het alarmsysteem alleen vanaf een afstandvan minder dan 3 m op de afstandsbediening reageert, moet de batterij wordenvervangen » pagina 32.■ Als het bestuurdersportier geopend is, kan de wagen niet met de afstandsbe-diening worden vergrendeld.

36 Bediening

Page 40: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Wagen ont- en vergrendelen

Afbeelding 14Sleutel met afstandsbediening

Wagen ontgrendelen › De toets 1 circa 1 seconde indrukken.

Wagen vergrendelen › De toets 3 circa 1 seconde indrukken.

Safebeveiliging deactiveren› De toets 3 tweemaal binnen 2 seconden indrukken. Meer informatie » pagina

34.

Achterklep ontgrendelen › De toets 2 circa 1 seconde indrukken. Meer informatie » pagina 39.

Sleutelbaard uitklappen› Toets 4 indrukken.

Sleutelbaard inklappen› Toets 4 indrukken en de sleutelbaard inklappen.

Het ontgrendelen van de wagen wordt aangegeven door het tweemaal knipperenvan de knipperlichten. Als u de wagen met toets 1 ontgrendelt en daarna binnen30 seconden geen portier of de achterklep opent, wordt de wagen automatischweer vergrendeld en wordt de safebeveiliging resp. het alarmsysteem weer geac-tiveerd. Hierdoor wordt het ongewild ontgrendelen van de wagen voorkomen.

Bovendien worden bij het ontgrendelen van de wagen de aan de sleutel toege-wezen elektrische instelbare stoelen en buitenspiegels ingesteld. De opgeslageninstelling van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels wordt opgeroepen.

Aanduiding van de vergrendelingEen correcte vergrendeling van de wagen wordt aangegeven door het eenmaalknipperen van de knipperlichten.

Als er bij het vergrendelen van de wagen enkele portieren of de achterklep nietgesloten zijn, knipperen de knipperlichten pas na het sluiten.

ATTENTIE

Bij een van buitenaf vergrendelde wagen met geactiveerde safebeveiligingmogen geen personen in de wagen achterblijven, omdat van binnenuit nochde portieren, noch de ruiten kunnen worden geopend. De vergrendelde por-tieren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in de wagen te ko-men - levensgevaar!

Let op

■ De afstandsbediening alleen gebruiken als de portieren en de achterklep geslo-ten zijn en u visueel contact met de wagen hebt.■ In de wagen mag de vergrendelingstoets van de afstandsbediening niet wor-den ingedrukt als de sleutel nog niet in het contactslot is gestoken, zodat de wa-gen niet onbedoeld wordt vergrendeld. Als dat toch mocht gebeuren, de ontgren-delingstoets van de afstandsbediening indrukken.

Afstandsbediening synchroniseren

Als de wagen niet met de afstandsbediening kan worden ontgrendeld, is het mo-gelijk dat de code van de sleutel en het regelapparaat in de wagen niet meerovereenstemt. Dat kan gebeuren als de knoppen van de sleutel met radiografi-sche afstandsbediening meerdere malen buiten het werkingsgebied van het sys-teem zijn ingedrukt of als de batterij van de afstandsbediening is vervangen.

Daartoe moet de code als volgt worden gesynchroniseerd:› een willekeurige toets op de afstandsbediening indrukken,› na het indrukken van de knop het portier binnen 1 minuut met behulp van de

sleutel ontgrendelen.

Alarmsysteem

Inleidende informatie

Het alarmsysteem verhoogt de beveiliging tegen inbraakpogingen in de wagen.Het systeem geeft akoestische en optische waarschuwingssignalen bij een po-ging tot inbraak in de wagen. £

37Openen en sluiten

Page 41: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Hoe wordt het alarmsysteem geactiveerd?Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen van de wagen met de afstandsbe-diening of met de sleutel in het bestuurdersportier geactiveerd. De portiercon-tactbewaking wordt circa 15 seconden na het vergrendelen geactiveerd. De interi-eurbewaking en het afsleepalarm worden circa 30 seconden na het vergrendelengeactiveerd. Als bij de activering een portier geopend is, wordt de bewaking ervanpas 5 seconden na het sluiten geactiveerd.

Hoe wordt het alarmsysteem gedeactiveerd?Het alarmsysteem wordt gedeactiveerd door op de ontgrendelingstoets van deafstandsbediening te drukken. Als de wagen niet binnen 30 seconden na het ver-sturen van het radiosignaal wordt geopend, wordt het alarmsysteem weer geacti-veerd.

Het alarmsysteem wordt ook gedeactiveerd als de wagen binnen 45 seconden nahet vergrendelen met de sleutel in het bestuurdersportier wordt ontgrendeld.

Als de wagen binnen 45 seconden wordt ontgrendeld met behulp van de sleutelin het bestuurdersportier, moet binnen 15 seconden na het ontgrendelen van hetportier de sleutel in het contactslot worden gestoken en het contact worden in-geschakeld om het alarmsysteem te deactiveren. Als binnen 15 seconden het con-tact niet wordt ingeschakeld, zal het alarm afgaan.

Wanneer gaat het alarm af?

Van de vergrendelde wagen worden de volgende onderdelen bewaakt:› motorkap,› achterklep,› portieren,› contactslot,› wagenhelling » pagina 38,› interieur » pagina 38,› spanningsdaling in het boordnet,› stopcontact van de af fabriek gemonteerde trekhaak.

Als een van de beide accupolen bij geactiveerd alarmsysteem wordt losgemaakt,gaat het alarm direct af.

Hoe wordt het alarm gestopt?Het alarm wordt uitgeschakeld als de wagen met de radiografische afstandsbe-diening wordt ontgrendeld of het contact wordt ingeschakeld.

Let op

■ De levensduur van de batterij van de alarmsirene bedraagt 6 jaar. Meer informa-tie kunt u krijgen bij een specialist.■ Om een correcte werking van het alarmsysteem te waarborgen, moet u voor hetverlaten van de wagen controleren of alle portieren, alle ruiten en het elektrischeschuif-/kanteldak zijn gesloten.■ Door de codering van de radiografische afstandsbediening en de ontvangerwordt het gebruik van radiografische afstandsbedieningen van andere voertuigenuitgesloten.

Interieurbewaking en afsleepalarm

Afbeelding 15Toets van interieurbewaking enafsleepalarm

De interieurbewaking activeert het alarm als een beweging in de wagen wordtgeregistreerd.

Interieurbewaking en afsleepalarm uitschakelen› Het contact uitschakelen.› Het bestuurdersportier openen.› De toets in de B-stijl aan bestuurderszijde » Afbeelding 15 indrukken; de

verlichting van het symbool in de toets wijzigt van rood naar oranje.› De wagen binnen 30 seconden vergrendelen.

De interieurbewaking en het afsleepalarm worden automatisch weer ingescha-keld bij de eerstvolgende vergrendeling van de wagen. £

38 Bediening

Page 42: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ De interieurbewaking en het afsleepalarm uitschakelen als de mogelijkheid be-staat dat het alarm zal afgaan door bewegingen in het interieur (bijvoorbeelddoor kinderen of huisdieren) resp. als de wagen wordt vervoerd (bijvoorbeeld perspoor of boot) of moet worden afgesleept.■ Een geopend brillenvak veroorzaakt een verminderde werking van de interieur-bewaking. Om een ongehinderde werking van de interieurbewaking te waarbor-gen, moet voor het vergrendelen van de wagen altijd het brillenvak worden ge-sloten.

Achterklep

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Automatische vergrendeling van de achterklep 39Achterklep 39Noodontgrendeling van de achterklep 40

ATTENTIE

■ Na het sluiten controleren of de achterklep goed is vergrendeld. Anders zoude achterklep tijdens het rijden plotseling open kunnen gaan, ook wanneerhet slot van de achterklep is vergrendeld - gevaar voor ongevallen!■ Nooit met een geopende achterklep rijden, omdat dan giftige uitlaatgassenhet interieur kunnen binnendringen - gevaar voor vergiftiging!■ Bij het sluiten van de achterklep niet op de achterruit drukken, deze zoukunnen barsten - gevaar voor verwondingen!

Let op

■ Na het sluiten van de achterklep wordt deze binnen 1 seconde automatischvergrendeld en wordt het alarmsysteem geactiveerd. Dat geldt alleen als de wa-gen vóór het sluiten van de achterklep vergrendeld was.■ Bij het wegrijden, vanaf een snelheid van meer dan 5 km/h, wordt de functievan de handgreep boven de kentekenplaat uitgeschakeld. Na het stoppen enopenen van een portier wordt de bedieningsfunctie van de handgreep weer inge-schakeld.

Automatische vergrendeling van de achterklep

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 39 en volg deze op.

Als de wagen met toets van de afstandsbediening nog vóór het sluiten van deachterklep is vergrendeld, wordt de achterklep na het sluiten direct automatischvergrendeld.

Bij uw wagen kan de functie voor het vertraagd automatisch vergrendelen van deachterklep worden geactiveerd. Als deze functie is geactiveerd, geldt het volgen-de: Als de achterklep met toets op de afstandsbediening 2 » pagina 37 isontgrendeld, kan de achterklep na het sluiten binnen een vastgestelde periodenog worden geopend.

Op verzoek kunt u de functie vertraagde automatische vergrendeling van de ach-terklep bij een ŠKODA Servicepartner laten activeren resp. deactiveren. Hier krijgtu ook meer informatie.

Voordat de achterklep automatisch wordt vergrendeld, is het ongewenst binnen-dringen in de wagen mogelijk. Daarom moet de wagen altijd met de toets vande afstandsbediening of met de sleutel zonder afstandsbediening worden ver-grendeld » pagina 35.

Achterklep

Afbeelding 16Greep van de achterklep

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 39 en volg deze op.

Na het ontgrendelen van de wagen kan de achterklep worden geopend door hetindrukken van de handgreep boven de kentekenplaat. £

ä

ä

39Openen en sluiten

Page 43: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Achterklep openen› Op de handgreep drukken en tegelijkertijd de achterklep optillen » Afbeelding

16.

Achterklep sluiten› De achterklep omlaagzwenken en met een lichte zwaai sluiten.

Noodontgrendeling van de achterklep

Afbeelding 17Noodontgrendeling van de ach-terklep

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 39 en volg deze op.

In geval van een storing aan de centrale vergrendeling kunt u de achterklephandmatig ontgrendelen.

Achterklep ontgrendelen.› De rugleuning van de achterbank naar voren klappen » pagina 68.› In de opening in de bekleding in pijlrichting 1 » Afbeelding 17 een schroeven-

draaier of een vergelijkbaar gereedschap tot de aanslag aanbrengen.› De klep in pijlrichting 2 ontgrendelen.› De achterklep openen.

Elektrische ruitbediening

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Schakelaars in het bestuurdersportier 41Schakelaar in het bijrijdersportier en in de achterportieren 41

ä

Sluitkrachtbegrenzing van de ruitbediening 42Comfortbediening van de ruiten 42Storingen 42

ATTENTIE

■ Als de wagen van buitenaf wordt vergrendeld, mogen er geen personen inde wagen achterblijven, omdat de ruiten in geval van nood niet van binnenuitkunnen worden geopend.■ Het systeem is uitgerust met een sluitkrachtbegrenzing » pagina 42. Bijweerstand door een obstakel wordt het sluiten onderbroken en gaat de ruitweer enkele centimeters omlaag. De ruiten moeten desondanks voorzichtigworden gesloten! Anders zou u aanzienlijke verwondingen door knellen kun-nen veroorzaken!■ Als er op de zitplaatsen achterin kinderen worden vervoerd, wordt geadvi-seerd de elektrische ruitbediening van de achterportieren uit te schakelen(veiligheidsschakelaar) S » Afbeelding 18.

VOORZICHTIG

■ De ruiten schoon houden, om een correcte werking van de elektrische ruitbe-dieningen te waarborgen.■ Als de ruiten bevroren zijn, eerst het ijs » pagina 174 verwijderen en pas dan deruitbediening in werking stellen, omdat het ruitmechanisme anders beschadigdkan raken.■ Bij het verlaten van de vergrendelde wagen erop letten dat de ruiten geslotenzijn.

Let op

■ Als het contact wordt uitgeschakeld, kunnen de ruiten nog circa 10 minutenworden geopend of gesloten. Pas bij het openen van het bestuurders- of bijrijder-sportier wordt de elektrische ruitbediening volledig uitgeschakeld.■ Voor het ventileren van het interieur tijdens het rijden bij voorkeur gebruikma-ken van het aanwezige verwarmings-, airconditioning- en ventilatiesysteem. Alsde ruiten openstaan, kan er stof of ander vuil in de wagen terechtkomen en kaner bovendien bij bepaalde snelheden windgeruis ontstaan.■ De comfortopening van de ruiten met behulp van de sleutel in het slot van hetbestuurdersportier is alleen mogelijk binnen 45 seconden na het deactiverenresp. activeren van het alarmsysteem.

40 Bediening

Page 44: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Schakelaars in het bestuurdersportier

Afbeelding 18Schakelaars in het bestuurder-sportier

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 40 en volg deze op.

De elektrische ruitbediening werkt alleen als het contact is ingeschakeld.

Ruiten openen› De ruit wordt geopend door de betreffende schakelaar in het portier iets om-

laag te drukken. Als de schakelaar wordt losgelaten, stopt de bediening.› Bovendien kan de ruit automatisch worden geopend door de schakelaar tot de

aanslag omlaag te drukken (volledig openen). Bij het opnieuw indrukken van deschakelaar stopt de ruit direct.

Ruiten sluiten› De ruit wordt gesloten door de betreffende schakelaar iets omhoog te trekken.

Als de schakelaar wordt losgelaten, stopt de bediening.› Bovendien kan de ruit automatisch worden gesloten door de schakelaar tot de

aanslag omhoog te trekken (volledig sluiten). Bij het opnieuw omhoogtrekkenvan de schakelaar stopt de ruit direct.

De schakelaar voor de verschillende ruiten bevinden zich in de armleuning vanhet bestuurdersportier » Afbeelding 18, in het bijrijdersportier en in de achterpor-tieren » pagina 41.

Schakelaars voor de ruitbediening in de armleuning van de bestuurderA Schakelaar voor ruitbediening in het bestuurdersportier

B Schakelaar voor ruitbediening in het bijrijdersportier

C Schakelaar voor ruitbediening in het rechterachterportier

D Schakelaar voor ruitbediening in het linkerachterportier

S Veiligheidsschakelaar

ä

VeiligheidsschakelaarDoor het indrukken van de veiligheidsschakelaar S » Afbeelding 18 kunnen deschakelaars voor de ruitbediening in de achterportieren worden uitgeschakeld.Door het opnieuw indrukken van de veiligheidsschakelaar S zijn de schakelaarsvoor de ruitbediening in de achterportieren weer actief.

Als de schakelaars in de achterportieren zijn uitgeschakeld, brandt het controle-lampje in de veiligheidsschakelaar S .

Schakelaar in het bijrijdersportier en in de achterportieren

Afbeelding 19Plaats van de schakelaar in hetbijrijdersportier

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 40 en volg deze op.

In deze portieren bevindt zich een schakelaar voor de betreffende ruit.

Ruiten openen› De betreffende schakelaar onderaan iets indrukken en zo lang ingedrukt hou-

den, tot de ruit de gewenste stand heeft bereikt.› Bovendien kan de ruit automatisch worden geopend door de schakelaar onder-

aan tot de aanslag in te drukken (volledig openen). Bij het opnieuw indrukkenvan de schakelaar stopt de ruit direct.

Ruiten sluiten› De betreffende schakelaar bovenaan iets indrukken en zo lang ingedrukt hou-

den, tot de ruit de gewenste stand heeft bereikt.› Bovendien kan de ruit automatisch worden geopend door de schakelaar boven-

aan tot de aanslag in te drukken (volledig sluiten). Bij het opnieuw indrukkenvan de schakelaar stopt de ruit direct.

ä

41Openen en sluiten

Page 45: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Sluitkrachtbegrenzing van de ruitbediening

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 40 en volg deze op.

De elektrisch bediende ruiten zijn uitgerust met een sluitkrachtbegrenzing. Dezevermindert het gevaar voor verwondingen door knellen bij het sluiten van de ruit.

Bij weerstand door een obstakel wordt het sluiten onderbroken en gaat de ruitweer enkele centimeters omlaag.

Als het obstakel het sluiten van de ruit gedurende 10 seconden verhindert, wordtde sluitprocedure opnieuw onderbroken en gaat de ruit enkele centimeters om-laag.

Als wordt geprobeerd de ruit te sluiten binnen 10 seconden nadat deze voor detweede keer weer enkele centimeters is geopend en het obstakel nog steeds nietis verwijderd, wordt de sluitprocedure slechts onderbroken. Gedurende deze pe-riode is het niet mogelijk de ruit automatisch te sluiten. De sluitkrachtbegrenzingis nog ingeschakeld.

De sluitkrachtbegrenzing is pas uitgeschakeld als binnen de volgende 10 secon-den wordt geprobeerd de ruit te sluiten - de ruit wordt nu met volle kracht ge-sloten!

Als u langer dan 10 seconden wacht, is de sluitkrachtbegrenzing weer ingescha-keld.

Comfortbediening van de ruiten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 40 en volg deze op.

Bij het ont- en vergrendelen van de wagen kunnen de elektrisch bediende ruitenals volgt worden geopend en gesloten (panoramaschuifdak alleen sluiten):

Ruiten openen› door vasthouden van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de ont-

grendelingsstand,› door vasthouden van de ingedrukte ontgrendelingstoets op de afstandsbe-

diening,› door indrukken en vasthouden van de toets voor de centrale vergrendeling in

de stand .

ä

ä

Ruiten sluiten› door vasthouden van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de ver-

grendelingsstand,› door vasthouden van de ingedrukte vergrendelingstoets op de afstandsbe-

diening,› door indrukken en vasthouden van de toets voor de centrale vergrendeling in

de stand .

Storingen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 40 en volg deze op.

Elektrische ruitbediening uitgevallen

Als bij geopende ruit de accu is losgekoppeld en daarna weer aangesloten, werktde elektrische ruitbediening niet. Het systeem moet worden geactiveerd. Dewerking kan als volgt worden hersteld:› het contact inschakelen,› de ruit sluiten door aan de bovenzijde van de betreffende schakelaar in het be-

stuurdersportier te trekken,› de toets loslaten,› de betreffende schakelaar opnieuw gedurende circa 3 seconden naar boven

trekken.

Winterse omstandighedenIn de winter kan ijsvorming bij het sluiten van de ruiten extra weerstand veroor-zaken. De ruit stopt en beweegt weer enkele centimeters omlaag.

Om de ruit toch te kunnen sluiten, moet de sluitkrachtbegrenzing worden uitge-schakeld » pagina 42, Sluitkrachtbegrenzing van de ruitbediening.

Panoramaschuifdak

Inleidende informatie

Het panoramaschuifdak met rolgordijn kan alleen bij ingeschakeld contact met dedraaischakelaar worden bediend » Afbeelding 20. De draaischakelaar heeft meer-dere standen. £

ä

42 Bediening

Page 46: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u het panoramaschuifdak resp. het rol-gordijn nog circa tien minuten openen, sluiten of kantelen. Zodra echter een vande voorportieren wordt geopend, kunnen het panoramaschuifdak en het rolgor-dijn niet meer worden bediend.

Let op

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, kan het gebeurendat het schuif-/kanteldak niet volledig sluit. Daarom de draaischakelaar in deschakelaarstand A zetten » Afbeelding 20 en aan de voorzijde circa 10 secondenlang indrukken.

Panoramaschuifak bedienen

Afbeelding 20Draaischakelaar voor het pano-ramaschuifdak

Comfortstand› De schakelaar in stand C » Afbeelding 20 draaien.

Gedeeltelijk openen› De schakelaar in een stand in gebied D draaien.

Volledig openen› De schakelaar in stand B draaien en in deze stand vasthouden (tegen de veer-

druk in).

Omhoogzetten en sluiten› Voor het omhoogzetten de schakelaar bij de uitsparing in richting dak drukken.› Voor het sluiten de schakelaar bij de uitsparing naar beneden en naar voren

trekken.

Sluiten› De schakelaar in stand A draaien.

SluitkrachtbegrenzingHet panoramaschuifak is uitgerust met een sluitkrachtbegrenzing. Het panorama-schuifak stopt en opent enkele centimeters als het door een obstakel (bijvoor-beeld ijs) niet kan worden gesloten. Het panoramaschuifdak kan zonder sluit-krachtbegrenzing volledig worden gesloten door de schakelaar bij de uitsparingnaar beneden en naar voren te trekken, tot het panoramaschuifdak volledig is ge-sloten » .

ATTENTIE

Het panoramaschuifdak voorzichtig sluiten - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIG

In de winterperiode moet u vóór het openen eventueel aanwezige ijs en sneeuwvan het panoramaschuifdak verwijderen, om beschadiging van het openingsme-chanisme te voorkomen.

Let op

Als het panoramaschuifak in de comfortstand staat, is de intensiteit van hetwindgeruis lager.

Rolgordijn openen en sluiten

Afbeelding 21Toetsen voor rolgordijn

Het rolgordijn kan afzonderlijk met behulp van de toetsen worden gesloten resp.geopend » Afbeelding 21.

Openen› Voor het volledig openen kort op toets E drukken » Afbeelding 21. £

43Openen en sluiten

Page 47: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Voor het openen in de gewenste positie op toets E drukken en deze ingedrukthouden. Na het loslaten wordt de bediening gestopt.

Sluiten› Voor het volledig sluiten kort op toets F drukken » Afbeelding 21.› Voor het sluiten in de gewenste positie op toets F drukken en deze ingedrukt

houden. Na het loslaten wordt de bediening gestopt.

Comfortbediening

Het panoramaschuifdak en het rolgordijn kunnen ook van buitenaf worden be-diend met de afstandsbediening.

Panoramaschuifdak sluiten› De vergrendelingstoets op de afstandsbediening zolang ingedrukt houden, tot

het panoramaschuifdak gesloten is. Het panoramaschuifdak en het rolgordijnworden gezamenlijk gesloten.

› Als de schakelaar wordt losgelaten, stopt het sluiten onmiddellijk.

Panoramaschuifak omhoogzettenDe ontgrendelingstoets op de afstandsbediening zolang ingedrukt houden, tothet panoramaschuifdak omhoog is gezet. Tegelijkertijd met het omhoogzettenvan het panoramaschuifdak wordt het rolgordijn geopend.

Let op

■ De sluitkrachtbegrenzing functioneert ook bij het comfortsluiten.■ Met behulp van de comfortbediening kan het panoramaschuifak niet wordengeopend, maar alleen omhoog worden gezet.

Noodbediening

Afbeelding 22 Deel van de hemelbekleding / sleutelaanbrengpunt

Als het systeem een storing vertoont, kan het panoramaschuifdak met de handworden gesloten resp. geopend. De noodbediening van het panoramaschuifakbevindt zich onder het brillenvak 1 » Afbeelding 22.› Het brillenvak openen » pagina 82.› Een 5 mm brede schroevendraaier voorzichtig in de sleuf aanbrengen op de

met pijlen gemarkeerde plaatsen 1 .› Door voorzichtig drukken en draaien met de schroevendraaier het brillenvak

naar beneden klappen.› Een inbussleutel, SW 4, tot de aanslag in de opening 2 steken en het panora-

maschuifdak sluiten resp. openen.› Het brillenvak weer inbouwen, door eerst de kunststof nokken aan te brengen

en daarna het volledige vak omhoog te drukken.› De storing door een specialist laten verhelpen.

Let op

Na iedere noodbediening moet het dak worden geïnitialiseerd » pagina 44.

Panoramaschuifak initialiseren

Na het losmaken en weer aansluiten van de accukabels moeten het panorama-schuifdak en het rolgordijn worden geïnitialiseerd.

Na het initialiseren van het panoramaschuifdak de schakelaar bij de uitsparinggedurende circa 10 seconden naar beneden en naar voren trekken.

Voor het initialiseren van het rolgordijn de schakelaar F » Afbeelding 21 gedu-rende circa 10 seconden indrukken. £

44 Bediening

Page 48: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als het panoramaschuifdak resp. het rolgordijn bij het losmaken en weer aanslui-ten van de accukabels niet volledig is gesloten, moet eerst het panoramaschuif-dak resp. het rolgordijn worden gesloten » pagina 43 » pagina 43. Pas daarna ishet mogelijk de initialisatie uit te voeren.

45Openen en sluiten

Page 49: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Licht en zicht

Licht

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Licht in- en uitschakelen 47Functie DAY LIGHT (dagrijverlichting) 47Automatische aansturing rijverlichting 47Bochtenverlichting 48Parkeerlicht 48COMING HOME/LEAVING HOME-functie 48Toeristisch licht 49Mistlampen 49Mistlampen met CORNER-functie 50Mistachterlicht 50Dashboardverlichting 50Lichtbundelhoogteverstelling 51Schakelaar voor alarmlichten 51Hendel voor knipperlicht en grootlicht 52

Bij wagens met rechts stuur zijn de schakelaars gedeeltelijk anders gerangschiktdan weergegeven in » Afbeelding 23. De symbolen die de schakelaarstanden aan-geven, zijn echter gelijk.

Het dimlicht brandt zolang het contact is ingeschakeld en de lichtschakelaar instand of staat. Na het uitschakelen van het contact wordt het dimlicht au-tomatisch uitgeschakeld en brandt alleen nog het stadslicht. Na het verwijderenvan de contactsleutel dooft ook het stadslicht.

ATTENTIE

■ Nooit rijden als alleen het stadslicht ingeschakeld is! Het stadslicht is niet felgenoeg om de weg voor u voldoende te verlichten of om door andere ver-keersdeelnemers te worden gezien. Het dimlicht bij duisternis of slecht zichtaltijd handmatig inschakelen.■ De automatische aansturing rijverlichting dient alleen als assistent, debestuurder wordt daarmee niet van de plicht ontslagen, de verlichting te con-troleren en eventueel de verlichting afhankelijk van de omstandigheden in teschakelen. De lichtsensor herkent bijvoorbeeld geen regen of mist. Onder de-ze omstandigheden raden wij u aan om het dimlicht resp. de mistlampen in teschakelen!

VOORZICHTIG

■ Het inschakelen van de hiervoor beschreven verlichting mag alleen plaatsvin-den in overeenstemming met de nationale wettelijke bepalingen.■ De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de juiste instelling en het gebruikvan de verlichting.

Let op

■ Als de lichtschakelaar in stand staat, de contactsleutel is verwijderd en hetbestuurdersportier wordt geopend, klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal.Bij het sluiten van het bestuurdersportier (contact uit) wordt het akoestischewaarschuwingssignaal via het portiercontact uitgeschakeld, maar het dimlichtblijft ingeschakeld, om eventueel de geparkeerde wagen te verlichten.■ Als er in de lichtschakelaar een storing optreedt, wordt het dimlicht automa-tisch ingeschakeld.■ Bij koel of vochtig weer kunnen de koplampen aan de binnenzijde tijdelijk be-slaan. Doorslaggevend hierbij is het temperatuurverschil tussen de binnen- enbuitenzijde van het koplampglas. Bij ingeschakelde rijverlichting is het lichtvlak nakorte tijd weer vrij van aanslag, daarbij kan het lampglas aan de binnenzijde even-tueel bij de randen nog beslagen zijn. Dit geldt ook voor de achterlichten en deknipperlichten. De condensvorming heeft geen invloed op de levensduur van deverlichting.

46 Bediening

Page 50: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Licht in- en uitschakelen

Afbeelding 23Dashboard: Lichtschakelaar

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Stadslicht inschakelen› De lichtschakelaar » Afbeelding 23 in stand draaien.

Dim- en grootlicht inschakelen› De lichtschakelaar in stand draaien.› Voor het inschakelen van het grootlicht de grootlichthendel licht naar voren

drukken » Afbeelding 29 tegen de veerdruk in.

Licht uitschakelen (uitgezonderd dagrijverlichting)› De lichtschakelaar in stand 0 draaien.

Functie DAY LIGHT (dagrijverlichting)

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Dagrijverlichting inschakelen› Het contact inschakelen, de lichtschakelaar in stand 0 resp. draaien.

Functie dagrijverlichting deactiveren› Maximaal 3 seconden na het inschakelen van het contact de knipperlichthendel

naar het stuurwiel trekken en tegelijkertijd omlaagdrukken en ten minste 3 se-conden in deze stand vasthouden.

ä

ä

Functie dagrijverlichting activeren› Maximaal 3 seconden na het inschakelen van het contact de knipperlichthendel

naar het stuurwiel trekken en tegelijkertijd omhoogdrukken en ten minste 3 se-conden in deze stand vasthouden.

Bij wagens met informatiedisplay kan de functie dagrijverlichting ook via het me-nu geactiveerd of gedeactiveerd worden:

■ Settings (Instellingen)■ Lights & Vision (Licht & zicht)

Bij wagens met afzonderlijke lampen voor de dagrijverlichting in de mistlampenbranden bij geactiveerde dagrijverlichting het stadslicht (zowel voor als achter) ende kentekenplaatverlichting niet.

Bij ingeschakelde dagrijverlichting is ook de verlichting van het instrumentenpa-neel ingeschakeld.

Automatische aansturing rijverlichting

Afbeelding 24Dashboard: Lichtschakelaar

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Automatische aansturing rijverlichting inschakelen› De lichtschakelaar » Afbeelding 24 in stand draaien.

Automatische aansturing rijverlichting uitschakelen› De lichtschakelaar in stand 0, of draaien.

Als de lichtschakelaar in stand staat, brandt bij ingeschakeld contact symbool naast de lichtschakelaar. Wanneer het dimlicht is geactiveerd met de licht-sensor, brandt naast de lichtschakelaar ook het symbool . £

ä

47Licht en zicht

Page 51: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als de verlichting automatisch wordt ingeschakeld, branden gelijktijdig het stads-en dimlicht alsmede de kentekenplaatverlichting.

Als de automatische aansturing rijverlichting is ingeschakeld, wordt de verlichtinggeregeld met de lichtsensor in de steun van de achteruitkijkspiegel. Als de lichtin-tensiteit onder de ingestelde waarde daalt, bijvoorbeeld bij het overdag inrijdenvan een tunnel, gaan automatisch het stads- en dimlicht alsmede de kenteken-plaatverlichting branden. Als de lichtintensiteit weer stijgt, schakelt de verlichtingautomatisch weer uit.

RegenverlichtingWanneer de ruitenwissers langer dan 10 seconden in de stand regensensor of ge-durende meer dan 15 seconden in de stand continuwissen (stand 2 of 3) » pagina56 zijn ingeschakeld, wordt automatisch het stads- en dimlicht ingeschakeld. Deverlichting wordt automatisch uitgeschakeld, als de ruitenwissers langer dan 4minuten niet in de stand regensensor of continuwissen worden ingeschakeld.

Let op

Geen stickers voor de lichtsensor plakken, zodat de werking van de lichtsensorniet wordt beïnvloed of geblokkeerd.

Bochtenverlichting

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

De bochtenverlichting dient voor het verlichten van bochten door het meedraaienvan de lichtbundel van de koplampen met xenonverlichting. Deze functie wordtgeactiveerd bij een snelheid van meer dan 10 km/h.

Het meedraaien van de koplampen kan via menupunt Assistants (Hulpsyst.) inhet hoofdmenu van het informatiedisplay worden uit- of ingeschakeld » pagina19.

ATTENTIE

Als de bochtenverlichting defect is, worden de koplampen automatisch in eennoodpositie gezet, die het eventueel verblinden van tegenliggers verhindert.Hierdoor wordt het verlichte gedeelte van de rijbaan kleiner. Voorzichtig rijdenen direct naar een specialist rijden.

ä

Parkeerlicht

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Parkeerlicht › Het contact uitschakelen.› De knipperlichthendel » Afbeelding 29 naar boven, resp. naar beneden drukken

- het parkeerlicht aan de rechter-, resp. linkerzijde van de wagen wordt inge-schakeld.

Parkeerlicht aan beide zijden› De lichtschakelaar draaien en de wagen vergrendelen.

Let op

■ Het parkeerlicht kan alleen worden ingeschakeld bij uitgeschakeld contact.■ Wanneer het rechter- of linkerknipperlicht is ingeschakeld en het contact wordtuitgeschakeld, wordt het parkeerlicht niet automatisch ingeschakeld.

COMING HOME/LEAVING HOME-functie

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

De functie schakelt bij duisternis kortstondig de verlichting in na het verlaten vande wagen resp. bij het naderen van de wagen.

COMING HOME-functie inschakelen› De lichtschakelaar staat in de stand automatische aansturing rijverlichting .› Het contact uitschakelen.› Na het openen van het bestuurdersportier wordt de verlichting ingeschakeld.

LEAVING HOME-functie inschakelen› De lichtschakelaar staat na het verlaten van de wagen in de stand automati-

sche aansturing rijverlichting .› De wagen met de afstandsbediening ontgrendelen, de verlichting wordt inge-

schakeld.

De COMING HOME/LEAVING HOME-functie schakelt afhankelijk van de uitvoeringde volgende verlichting in:

› stadslicht,› dimlicht, £

ä

ä

48 Bediening

Page 52: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› instapverlichting in de buitenspiegels,› kentekenplaatverlichting.

De COMING HOME/LEAVING HOME-functie wordt aangestuurd door de lichtsensorin de steun van de binnenspiegel. Als de lichtintensiteit groter is dan de ingestel-de waarde van de lichtsensor, dan wordt de verlichting na het openen van het be-stuurdersportier resp. na het ontgrendelen van de wagen met de radiografischeafstandsbediening niet ingeschakeld.

COMING HOME-functie uitschakelenDe verlichting gaat 10 seconden na het sluiten van alle portieren en de achterklepuit.

Als een portier of de achterklep geopend blijft, gaat de verlichting pas na 60 se-conden uit.

LEAVING HOME-functie uitschakelenDe verlichting gaat pas 10 seconden na het ontgrendelen van de wagen met deradiografische afstandsbediening of na het inschakelen van het contact resp. nahet vergrendelen van de wagen uit.

Als geen portier wordt geopend, vergrendelt de wagen na 30 seconden weer au-tomatisch.

Let op

■ Als de COMING HOME/LEAVING HOME-functie permanent is ingeschakeld, danwordt de accu met name bij korte ritten sterk belast.■ De verlichtingsduur voor de COMING HOME/LEAVING HOME-functie kan met hetinformatiedisplay worden gewijzigd.

Toeristisch licht

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

XenonkoplampDeze functie maakt rijden mogelijk in landen waar aan de andere kant van de wegwordt gereden - links-/rechtsrijdend verkeer - zonder tegenliggers te verblinden.Bij actieve functie toeristisch licht is het opzijzwenken van de koplampen gedeac-tiveerd.

ä

De modus toeristisch licht wordt via het informatiedisplay in het menu geacti-veerd/gedeactiveerd:

■ Settings (Instellingen)■ Lights & Vision (Licht & zicht)■ Travel mode (Reismodus)■ Off (Uit)■ Switched on (Ingeschakeld)

HalogeenkoplampOm verblinding van tegenliggers te voorkomen, moeten bij halogeenkoplampenbepaalde delen van de koplamp worden afgeplakt.

Koplampstickers zijn beschikbaar in originele ŠKODA accessoireprogramma.

Mistlampen

Afbeelding 25Dashboard: Lichtschakelaar

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Mistlampen inschakelen› Eerst de lichtschakelaar in stand of » Afbeelding 25 draaien› De lichtschakelaar in stand 1 trekken.

Bij ingeschakelde mistlampen brandt in het instrumentenpaneel het controle-lampje » pagina 22.

ä

49Licht en zicht

Page 53: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Mistlampen met CORNER-functie

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

De mistlampen met CORNER-functie zijn bedoeld voor een betere verlichting vande omgeving in de buurt van de wagen bij het afslaan, inparkeren enzovoort.

De mistlampen met CORNER-functie worden afhankelijk van de stuurhoek resp.na het inschakelen van het knipperlicht1) aan de hand van de volgende voorwaar-den geregeld:› de wagen staat stil en de motor draait of rijdt met een snelheid van max.

40 km/h,› de dagrijverlichting is niet ingeschakeld,› het dimlicht is ingeschakeld of de lichtschakelaar staat in de stand en de

intensiteit van het omgevingslicht veroorzaakt het inschakelen van het dim-licht,

› de mistlampen zijn niet ingeschakeld,› de achteruitversnelling is niet ingeschakeld.

Let op

Als bij een actieve CORNER-functie de achteruitversnelling wordt ingeschakeld,gaan beide mistlampen branden.

Mistachterlicht

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Mistachterlicht inschakelen› Eerst de lichtschakelaar in stand of » Afbeelding 25 draaien› De lichtschakelaar in stand 2 trekken.

Bij ingeschakeld mistachterlicht brandt in het instrumentenpaneel het controle-lampje » pagina 22.

ä

ä

Als de wagen met een trekhaak af fabriek of een trekhaak uit het originele ŠKO-DA accessoireprogramma is uitgerust en met een aanhangwagen en ingescha-keld mistachterlicht wordt gereden, brandt alleen het mistachterlicht van de aan-hangwagen.

Het mistachterlicht bevindt zich in de achterlichtunit aan bestuurderszijde.

Dashboardverlichting

Afbeelding 26Dashboard: Instrumentenver-lichting

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

› De verlichting inschakelen.› De draaiknop » Afbeelding 26 draaien tot de gewenste helderheid van de in-

strumentenverlichting is bereikt.

De verlichtingsintensiteit van het informatiedisplay » pagina 18 wordt automa-tisch ingesteld. De regeling van de instrumentenverlichting met de draaiknop isalleen mogelijk, als de lichtintensiteit onder de ingestelde waarde van de licht-sensor daalt.

ä

1) Bij een conflict tussen de beide inschakelvarianten, bijvoorbeeld als het stuurwiel volledig naar linksis verdraaid en het rechterknipperlicht is ingeschakeld, heeft de richtingaanwijzer de hoogste priori-teit.

50 Bediening

Page 54: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Lichtbundelhoogteverstelling

Afbeelding 27Dashboard: Lichtbundelhoogte-verstelling

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

› De draaiknop » Afbeelding 27 naar de gewenste lichtbundelhoogte draaien.

Instelstanden

De standen komen ongeveer overeen met de volgende beladingstoestanden:Wagen voorin bezet, bagageruimte leeg.Wagen volledig bezet, bagageruimte leeg.Wagen volledig bezet, bagageruimte beladen.Bestuurdersstoel bezet, bagageruimte beladen.

VOORZICHTIG

De lichtbundelhoogteverstelling altijd zo instellen dat:■ andere verkeersdeelnemers, in het bijzonder tegemoetkomende wagens, nietverblind worden,■ de lichtbundelhoogte voldoende is voor veilig rijden.

Let op

■ Wij adviseren de lichtbundelhoogte bij ingeschakeld dimlicht in te stellen.■ De koplampen met xenonverlichting passen zich bij het inschakelen van hetcontact en tijdens het rijden automatisch aan bij de beladings- en rijomstandighe-den van de wagen (bijvoorbeeld accelereren, remmen). Wagens met xenonverlich-ting beschikken niet over een handmatige regelmogelijkheid van de lichtbundel-hoogte.

ä

-

1

2

3

Schakelaar voor alarmlichten

Afbeelding 28Dashboard: Schakelaar vooralarmlichten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

› De knop » Afbeelding 28 indrukken om de alarmlichten in- of uit te schake-len.

Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knipperen alle knipperlichten van de wagentegelijkertijd. Het controlelampje voor de knipperlichten en het controlelampje inde knop knipperen eveneens. De alarmlichten werken ook wanneer het contact isuitgeschakeld.

Bij een ongeval waarbij een airbag wordt geactiveerd, worden de alarmlichten au-tomatisch ingeschakeld.

Let op

De alarmlichten moeten worden ingeschakeld als bijvoorbeeld:■ de staart van een file wordt genaderd,■ u stilstaat met pech of in geval van nood.

ä

51Licht en zicht

Page 55: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Hendel voor knipperlicht en grootlicht

Afbeelding 29Knipperlicht- en grootlichthen-del

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 46 en volg deze op.

Met de knipperlicht- en grootlichthendel worden ook het parkeerlicht en hetgrootlichtsignaal bediend.

Knipperlicht rechts en links › De hendel omhoog- A of omlaagdrukken » Afbeelding 29 B .› Als u slechts driemaal wilt knipperen, de hendel even aantippen tot het boven-

ste of onderste drukpunt en vervolgens weer loslaten (het zogeheten comfort-knipperen). Deze functie kan via het informatiedisplay worden geactiveerd/ge-deactiveerd » pagina 18.

› Knipperen voor het wisselen van rijstrook - om slechts even te knipperen, dehendel tot aan het drukpunt naar boven of beneden drukken en in deze standvasthouden.

Grootlicht › Het dimlicht inschakelen.› De hendel van het stuurwiel af naar voren in pijlrichting C drukken (tegen de

veerdruk in).› Het grootlicht schakelt u uit door de hendel in pijlrichting naar het stuurwiel te

trekken (tegen de veerdruk in) D .

Grootlichtsignaal › De hendel naar het stuurwiel (tegen de veerdruk in) in pijlrichting D trekken -

het grootlicht en het controlelampje in het instrumentenpaneel branden.

Parkeerlicht Beschrijving van de bediening » pagina 48, Parkeerlicht.

ä

VOORZICHTIG

Het grootlicht resp. grootlichtsignaal alleen gebruiken als de andere verkeers-deelnemers daardoor niet worden verblind.

Let op

■ De knipperlichten werken alleen bij ingeschakeld contact. Het betreffende con-trolelampje of in het instrumentenpaneel knippert eveneens.■ Na het rijden door een bocht worden de knipperlichten automatisch uitgescha-keld.■ Als een gloeilamp van het knipperlicht defect is, knippert het controlelampje on-geveer twee keer zo snel.

52 Bediening

Page 56: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Binnenverlichting

Binnenverlichting voor

Afbeelding 30 Binnenverlichting voor

Afbeelding 31 Leeslampjes

Binnenverlichting inschakelen› De schakelaar bij het symbool » Afbeelding 30 indrukken.

Binnenverlichting uitschakelen› De schakelaar bij het symbool O indrukken.

Verlichting met de portiercontactschakelaar bedienen› De schakelaar in de middenstand plaatsen. Bij wagens zonder interieurbewa-

king is de middenstand met het symbool » Afbeelding 30 - aangegeven.

Leeslampjes› De schakelaar of » Afbeelding 31 indrukken om de leeslampjes in of uit te

schakelen.

Als de bediening van de verlichting met de portiercontactschakelaar is ingescha-keld, gaat de verlichting branden als:

› de wagen wordt vergrendeld,› een portier wordt geopend,› de contactsleutel wordt verwijderd.

Als de bediening van de verlichting met de portiercontactschakelaar is ingescha-keld, dooft de verlichting als:› de wagen wordt vergrendeld,› het contact wordt ingeschakeld,› circa 30 seconden na het sluiten van alle portieren.

Als een portier geopend blijft, of de schakelaar staat in stand dan gaat de bin-nenverlichting na 10 minuten uit, zodat de accu niet wordt ontladen.

Let op

Wij adviseren u om de gloeilampjes te laten vervangen door een specialist.

Verlicht opbergvak aan bijrijderszijde

› Bij het openen van de klep van het opbergvak aan bijrijderszijde gaat het lamp-je in het opbergvak branden.

› Het lampje wordt bij ingeschakeld stadslicht automatisch ingeschakeld en bijhet sluiten van de klep weer uitgeschakeld.

Binnenverlichting achterin

Afbeelding 32Binnenverlichting achterin £

53Licht en zicht

Page 57: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Binnenverlichting inschakelen› Het afdekglas bij het symbool » Afbeelding 32 indrukken.

Binnenverlichting uitschakelen› Het afdekglas bij het symbool O indrukken.

Verlichting met de portiercontactschakelaar bedienen› Het afdekglas in de middenstand brengen.

Waarschuwingslampje voorportier

Afbeelding 33Voorportier: Waarschuwings-lampje

Het waarschuwingslampje bevindt zich onder in de portierbekleding » Afbeelding33.

Bij het openen van het voorportier gaat het waarschuwingslampje altijd branden.Het gaat circa 10 minuten na het openen van het portier uit - zodat het ontladenvan de accu wordt verhinderd.

Bij sommige wagens is in plaats van het waarschuwingslampje alleen een reflec-tor ingebouwd.

Instapverlichting

De verlichting bevindt zich aan de onderzijde van de buitenspiegel.

De lichtbundel is gericht op het instapgebied van het voorportier.

De verlichting gaat branden bij de portierontgrendeling of bij het openen van deachterklep. De verlichting gaat uit bij het inschakelen van het contact of 30 se-conden na het sluiten van alle portieren en de achterklep.

Als een portier of de achterklep geopend blijft, gaat bij uitgeschakeld contact deverlichting binnen 2 minuten uit.

ATTENTIE

Als de instapverlichting brandt, de afdekking niet aanraken - gevaar voor ver-brandingen!

Bagageruimteverlichting

De verlichting wordt bij het openen van de achterklep automatisch ingeschakeld.Als de klep langer dan circa 10 minuten geopend blijft, wordt de bagageruimtever-lichting automatisch uitgeschakeld.

Zicht

Voor- en achterruitverwarming

Afbeelding 34 Schakelaar voor voorruitverwarming / schakelaar voor achter-ruitverwarming

Voorruitverwarming› De voorruitverwarming wordt door het indrukken van schakelaar » Afbeel-

ding 34 - in- resp. uitgeschakeld - het controlelampje in de schakelaar gaatbranden resp. dooft.

Achterruitverwarming› De achterruitverwarming wordt door het indrukken van de schakelaar » Af-

beelding 34 - in- of uitgeschakeld - het controlelampje in de schakelaar gaatbranden resp. dooft.

De voorruit- resp. achterruitverwarming werkt alleen als de motor draait. £

54 Bediening

Page 58: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Na 10 minuten schakelt de voorruit- resp. achterruitverwarming vanzelf uit.

Milieu-aanwijzing

Zodra de ruit ontdooid of ontwasemd is, moet de verwarming worden uitgescha-keld. Het lagere stroomverbruik heeft een gunstig effect op het brandstofver-bruik » pagina 160, Stroom sparen.

Let op

■ Als de boordspanning daalt, wordt de voorruit- resp. achterruitverwarming au-tomatisch uitgeschakeld om de motorregeling van voldoende elektrische energiete kunnen voorzien » pagina 191, Automatische verbruikersuitschakeling.■ Afhankelijk van de uitrusting kunnen de positie en de vorm van de schakelaarafwijken.

Zonnekleppen

Afbeelding 35 Zonneklep / dubbele zonneklep

De zonneklep voor de bestuurder resp. bijrijder kan uit de houder worden getrok-ken en naar het portier in pijlrichting 1 » Afbeelding 35 worden gedraaid.

De make-upspiegels in de zonnekleppen zijn van afdekkingen voorzien. De af-dichting in pijlrichting 2 schuiven.

Bij wagens die zijn voorzien van dubbele zonnekleppen, kunt u na het opzij draai-en van de zonneklep naar het portier de hulpklep nog uitklappen in de richtingvan de pijl 3 .

ATTENTIE

De zonnekleppen mogen niet in het werkingsgebied van de hoofdairbag naarde zijruiten worden gedraaid, als daaraan voorwerpen zijn bevestigd, zoalsbalpennen enzovoorts. Bij het activeren van de hoofdairbags zouden de inzit-tenden letsel kunnen oplopen.

Ruitenwissers en -sproeiers

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Ruitenwissers en -sproeiers bedienen 56Automatische achterruitwisser 57Alternatieve ruststand van de achterruitwisser 57Koplampsproeiers 58Ruitenwisserbladen van de voorruit vervangen 58Ruitenwisserblad van de achterruit vervangen 59

De ruitenwissers en de sproeierinstallatie werken alleen bij ingeschakeld contacten gesloten motorkap 1).

Bij intervalwissen worden de intervallen ook snelheidsafhankelijk aangestuurd.

De regensensor regelt afhankelijk van de regenintensiteit automatisch de pauzetussen de afzonderlijke wisbewegingen.

Na het inschakelen van de achteruitversnelling wordt bij ingeschakelde ruiten-wissers de achterruit eenmaal gewist.

Elke keer dat de ruitenwissers worden uitgeschakeld of elke derde keer dat hetcontact wordt uitgeschakeld, wordt de ruststand van de ruitenwissers gewijzigd,wat een voortijdige veroudering van de wisserrubbers tegengaat.

De achterruitwisser werkt alleen als de achterklep is gesloten.

Ruitensproeiervloeistof bijvullen » pagina 185. £

1) Bij wagens die geen contactschakelaar voor de motorkap hebben, werken de ruitenwissers en -sproeiers ook bij geopende motorkap.

55Licht en zicht

Page 59: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Voor een helder zicht en veilig rijden zijn goede ruitenwisserbladen beslistnoodzakelijk » pagina 58.■ Bij lage temperaturen de ruitensproeierinstallatie niet gebruiken zondereerst de voorruit te verwarmen. De ruitenreiniger zou anders kunnen vastvrie-zen op de voorruit en het zicht naar voren beperken.■ De regensensor dient slechts als hulpmiddel. De bestuurder wordt daarmeeniet van de plicht ontslagen de ruitenwisserfunctie afhankelijk van het zichthandmatig in te stellen.

VOORZICHTIG

■ Bij lage temperaturen en in de winter alvorens weg te rijden resp. vóór het in-schakelen van het contact controleren of de ruitenwisserbladen niet zijn vastge-vroren. Als de ruitenwissers worden ingeschakeld terwijl de ruitenwisserbladenzijn vastgevroren, kunnen zowel de ruitenwisserbladen als de ruitenwissermotorworden beschadigd!■ Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de ruitenwissers zijn ingeschakeld,wissen de ruitenwissers in dezelfde wisserstand verder als het contact weerwordt ingeschakeld. Tussen het uitschakelen en weer inschakelen van het con-tact kunnen de ruitenwissers bij lage temperaturen vastvriezen.■ Vastgevroren ruitenwisserbladen voorzichtig van de voor- resp. achterruit los-maken.■ Voor de rit sneeuw en ijs van de ruitenwissers verwijderen.■ Als met de ruitenwissers niet voorzichtig wordt omgegaan, is gevaar voor be-schadiging van de voorruit aanwezig.■ Om veiligheidsredenen moet u de ruitenwisserbladen jaarlijks een- tot twee-maal vervangen. Deze zijn verkrijgbaar bij een ŠKODA Servicepartner.■ Als de voorste ruitenwisserarmen zijn weggeklapt, mag het contact niet wordeningeschakeld. De ruitenwissers keren dan terug in de ruststand en kunnen daarbijde lak van de motorkap beschadigen.

Let op

■ Als langzaam 2 » Afbeelding 36 of snel 3 wissen is ingeschakeld en de rijsnel-heid van de wagen afneemt tot minder dan 4 km/h, wordt automatisch een lage-re wisstand ingeschakeld. Bij een snelheidsverhoging tot meer dan 8 km/h wordtde eerdere wisstand weer ingesteld.■ Bij een obstakel op de voorruit probeert de wisser dit obstakel weg te schuiven.Indien het obstakel de wisser blijft blokkeren, blijft de wisser na 5 pogingen omhet obstakel te verwijderen automatisch staan om beschadiging van de wisser tevoorkomen. Obstakel verwijderen en de wisser opnieuw inschakelen.■ De ruitensproeiers van de voorruit worden bij draaiende motor en een buiten-temperatuur van minder dan +10 °C verwarmd.■ De inhoud van het ruitensproeierreservoir bedraagt 3 liter. Bij wagens met ko-plampsproeiers bedraagt de inhoud 5,5 liter. Bij wagens met interieurvoorverwar-ming bedraagt de inhoud van het ruitensproeierreservoir 4,5 liter.■ Om streepvorming te voorkomen, moet u de ruitenwisserbladen regelmatig meteen ruitenreiniger schoonmaken. Bij sterke vervuiling, bijvoorbeeld door insecten-resten, moeten de ruitenwisserbladen met een spons of een doek wordenschoongemaakt.

Ruitenwissers en -sproeiers bedienen

Afbeelding 36Ruitenwisserhendel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 55 en volg deze op.

Tipwissen› Als u de voorruit slechts kortstondig wilt wissen, de ruitenwisserhendel kort

tegen de veerdruk in stand 4 » Afbeelding 36 drukken. Als de hendel langerdan 1 seconde in de onderste stand wordt gehouden, gaan de ruitenwisserssneller bewegen. £

ä

56 Bediening

Page 60: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Intervalwissen› De hendel omhoog in stand 1 zetten.› Met de schakelaar A de gewenste pauze instellen tussen de afzonderlijke wis-

bewegingen.

Langzaam wissen› De hendel omhoog in stand 2 zetten.

Snel wissen› De hendel omhoog in stand 3 zetten.

Wis-wasautomaat van de voorruit› De hendel tegen de veerdruk in naar het stuurwiel toe trekken in stand 5 , de

sproeierinstallatie gaat direct sproeien, terwijl even later de ruitenwissers gaanwissen. Bij een snelheid van meer dan 120 km/h werken de sproeierinstallatieen de ruitenwissers gelijktijdig.

› Hendel loslaten. De sproeierinstallatie stopt en de ruitenwissers maken nog 3tot 4 wisbewegingen (afhankelijk van de tijd dat de sproeierinstallatie was inge-schakeld). Bij een snelheid van meer dan 2 km/h maken de ruitenwissers 5 se-conden na de laatste wisbeweging nog een wisslag om de laatste druppels vande ruit te wissen. Deze functie kan bij een specialist worden geactiveerd/ge-deactiveerd.

Regensensor› De hendel in stand 1 zetten.› Met de schakelaar A kunt u de gevoeligheid van de sensor individueel instel-

len.

Wissen van de achterruit› De hendel van het stuurwiel af drukken in stand 6 , de ruitenwisser maakt elke

6 seconden een wisbeweging.

Wis-/wasautomaat van de achterruit› De hendel tegen de veerdruk in volledig naar voren van het stuurwiel af druk-

ken in stand 7 , de sproeierinstallatie gaat direct sproeien, terwijl even later deruitenwisser gaat wissen. Zolang u de hendel in deze stand houdt, werken dewisser en de sproeierinstallatie.

› Hendel loslaten. De sproeierinstallatie stopt en de wissers maken nog 2 tot 3wisbewegingen (afhankelijk van de tijd dat de sproeierinstallatie was ingescha-keld). Na het loslaten blijft de hendel staan in stand 6 .

Ruitenwissers uitschakelen› De hendel terugzetten in basisstand 0 .

WinterstandAls de ruitenwissers zich in de ruststand bevinden, kunnen ze niet van de voorruitworden weggeklapt. Om deze reden adviseren wij de ruststand van de ruitenwis-sers in de winter zodanig te wijzigen, dat ze gemakkelijk van de voorruit kunnenworden weggeklapt.

Deze ruststand kan als volgt worden ingesteld:› De ruitenwissers inschakelen.› Het contact uitschakelen. De ruitenwissers blijven in de stand staan, waarin ze

zich bevinden op het moment dat het contact wordt uitgeschakeld.

Als winterstand kunt u ook de servicestand gebruiken » pagina 58.

Automatische achterruitwisser

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 55 en volg deze op.

Als de ruitenwisserhendel in stand 2 » Afbeelding 36 resp. 3 staat, wordt deachterruit bij een snelheid van meer dan 5 km/h elke 30 seconden resp. 10 secon-den gewist.

Bij een actieve regensensor (de hendel bevindt zich in de stand 1 ) is de functiealleen actief als de ruitenwissers voor continu wissen (geen pauze tussen de wis-bewegingen).

Activering/deactivering

De functie automatische achterruitwisser wordt geactiveerd/gedeactiveerd in hetinformatiedisplay in het menu:■ Settings (Instellingen)■ Lights & Vision (Licht & zicht)■ Rear wiper (A. ruitwisser)

Alternatieve ruststand van de achterruitwisser

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 55 en volg deze op.

Na iedere 2e keer dat de motor wordt afgezet, wordt het wisserblad van de ach-terruitwisser gekanteld. Hiermee wordt de levensduur van het wisserblad ver-lengd. £

ä

ä

57Licht en zicht

Page 61: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Activering/deactivering› Het contact inschakelen.› Vijfmaal achter elkaar binnen 5 seconden de bedieningshendel in stand

6 » Afbeelding 36 drukken.› Het contact uitschakelen. Na het de volgende keer inschakelen van het contact

wordt de alternatieve ruststand van de achterruitwisser geactiveerd resp. ge-deactiveerd.

Koplampsproeiers

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 55 en volg deze op.

De koplampen worden gereinigd na elke vijfde bediening van de ruitensproeierin-stallatie en als het dim- of grootlicht ingeschakeld is en als de ruitenwisserhendelcirca 1 seconde in stand 5 » Afbeelding 36 wordt vastgehouden.

Voor het reinigen van de koplampen worden de koplampsproeiers door waterdrukuit de bumper omhooggebracht.

Op gezette tijden, bijvoorbeeld tijdens een tankstop, hardnekkig vastzittend vuil(zoals insectenresten) van de koplampen verwijderen. De volgende aanwijzingenmoeten worden opgevolgd » pagina 174, Koplampglazen.

Om in de winter verzekerd te zijn van de werking van de koplampsproeiers, moetu de houders van de koplampsproeiers sneeuwvrij maken en ijs met een ont-dooispray verwijderen.

VOORZICHTIG

De koplampsproeiers nooit met de hand naar buiten trekken - gevaar voor be-schadiging!

ä

Ruitenwisserbladen van de voorruit vervangen

Afbeelding 37Ruitenwisserblad van de voor-ruit

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 55 en volg deze op.

De wisserarmen kunnen in de ruststand niet van de voorruit worden weggeklapt.Voor het vervangen van de ruitenwisserbladen moeten de wisserarmen in de ser-vicestand worden gezet.

Servicestand voor het vervangen van wisserbladen› De motorkap sluiten.› Het contact in- en weer uitschakelen.› Vervolgens binnen 10 seconden de ruitenwisserhendel in de stand 4 » Afbeel-

ding 36 drukken - de wisserarmen gaan naar de servicestand.

Ruitenwisserblad verwijderen› De ruitenwisserarm van de ruit wegklappen.› Op borging 1 » Afbeelding 37 drukken om het wisserblad te ontgrendelen, en

in pijlrichting 2 lostrekken.

Ruitenwisserblad bevestigen› Het ruitenwisserblad tegen de aanslag schuiven tot het vergrendelt.› Controleren of het ruitenwisserblad correct is bevestigd.› De wisserarmen op de voorruit terugklappen.

De wisserarmen keren terug in de ruststand - na het inschakelen van het contacten wijziging van de stand van de ruitenwisserhendel of bij het rijden met eensnelheid hoger dan 6 km/h.

Voor een helder zicht zijn goede ruitenwisserbladen beslist noodzakelijk. Ruiten-wisserbladen mogen niet door stof, insectenresten en conserveringswas veront-reinigd zijn. £

ä

58 Bediening

Page 62: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Schrapen of strepen trekken door de ruitenwisserbladen kan te wijten zijn aanwasresten die op de ruit zijn achtergebleven bij het wassen van de wagen in eenautomatische wasstraat. Daarom moeten steeds nadat de wagen in een automa-tische wasstraat is gewassen de rubbers van de ruitenwisserbladen worden ont-vet.

Ruitenwisserblad van de achterruit vervangen

Afbeelding 38Ruitenwisserblad van de achter-ruit

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 55 en volg deze op.

Ruitenwisserblad verwijderen› De ruitenwisserarm van de ruit wegklappen en het ruitenwisserblad haaks op

de ruitenwisserarm zetten » Afbeelding 38.› De ruitenwisserarm met een hand bij het bovenste deel vasthouden.› Met de andere hand de vergrendeling 1 ontgrendelen en het wisserblad in

pijlrichting 2 verwijderen.

Ruitenwisserblad bevestigen› Het ruitenwisserblad tegen de aanslag schuiven tot het vergrendelt.› Controleren of het ruitenwisserblad correct is bevestigd.› De wisserarm op de ruit terugklappen.

Achteruitkijkspiegels

Handmatig dimbare binnenspiegel

Basisinstelling› De hendel aan de onderzijde van de spiegel naar achteren zetten.

ä

Spiegel dimmen› De hendel aan de onderzijde van de spiegel naar achteren zetten.

Zelfdimmende binnenspiegel

Afbeelding 39Zelfdimmende binnenspiegel

Inschakelen van de zelfdimfunctie› Toets B » Afbeelding 39 indrukken, het controlelampje A gaat branden.

Uitschakelen van de zelfdimfunctie› Opnieuw op toets B drukken - het controlelampje A gaat uit.

Als de zelfdimfunctie is ingeschakeld, dimt de spiegel automatisch afhankelijkvan de lichtinval van achteren. Aan de onderzijde van de spiegel bevindt zichgeen hendel. Na het inschakelen van de achteruitversnelling schakelt de spiegelaltijd terug in de normale positie.

Externe navigatie-apparatuur niet aan de voorruit of in de buurt van de zelfdim-mende binnenspiegel bevestigen » .

ATTENTIE

De displayverlichting van de externe navigatie-apparatuur kan functiestorin-gen van de zelfdimmende binnenspiegel veroorzaken - gevaar voor ongeval-len. £

59Licht en zicht

Page 63: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ De zelfdimmende spiegel functioneert alleen storingsvrij als de lichtinval op debinnenspiegel niet door andere voorwerpen wordt beïnvloed.■ Geen stickers voor de lichtsensor plakken, zodat de zelfdimfunctie niet wordtbeïnvloed of geblokkeerd.■ Wanneer de zelfdimfunctie van de binnenspiegel wordt uitgeschakeld, wordtook de zelfdimfunctie van de buitenspiegels uitgeschakeld.

Buitenspiegels

Afbeelding 40Binnenzijde portier: Draaiknop

De buitenspiegels moeten voor het begin van de rit zodanig worden ingesteld dathet zicht naar achteren gewaarborgd is.

Buitenspiegelverwarming› De draaiknop in stand » Afbeelding 40 zetten.

De buitenspiegelverwarming werkt alleen bij draaiende motor en tot een buiten-temperatuur van +20 °C.

Buitenspiegels links en rechts tegelijkertijd instellen› De draaiknop in stand zetten. De beweging van het spiegelglas is identiek aan

de beweging van de draaiknop.

Het gelijktijdig of afzonderlijk verstellen van de spiegels is mogelijk via het infor-matiedisplay » Tab. op pagina 20 in het menupunt Mirror adjust. (Spiegelverst.)mogelijk.

Rechterbuitenspiegel instellen› De draaiknop in stand zetten. De beweging van het spiegelglas is identiek aan

de beweging van de draaiknop.

Bediening uitschakelen› De draaiknop in stand zetten.

Beide buitenspiegels met de draaiknop inklappen› De draaiknop in stand zetten.

De spiegels worden teruggeklapt in de rijstand, als de draaiknop vanuit stand in een andere stand wordt gezet.

Het inklappen van beide buitenspiegels is alleen mogelijk bij ingeschakeld contacten een snelheid tot 15 km/h.

Beide buitenspiegels met de radiografische afstandsbediening inklappen› Als alle ruiten zijn gesloten, gedurende circa 2 seconden op de vergrendelings-

knop 3 » Afbeelding 14 van de radiografische afstandsbediening drukken.

De buitenspiegels worden na het openen van het portier resp. het inschakelenvan het contact in de rijstand teruggeklapt.

Spiegelglas van buitenspiegel aan bijrijderszijde kantelenBij wagens met geheugenfunctie voor de bestuurdersstoel kantelt het spiegel-glas iets omlaag, wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en dedraaiknop zich in de stand » Afbeelding 40 bevindt. Daardoor is bij het inparke-ren de stoeprand zichtbaar.

De spiegel keert weer terug naar de oorspronkelijke stand als de draaiknop vanuitstand in een andere wordt gezet of als de snelheid hoger dan 15 km/h is.

Geheugenfunctie voor de buitenspiegelsBij wagens met geheugenfunctie voor de bestuurdersstoel wordt bij het opslaanvan de zitpositie automatisch ook de betreffende stand van de spiegels opgesla-gen » pagina 64.

ATTENTIE

■ Convexe (bolvormige) of asferische (verschillende bollingen) buitenspiegelsvergroten het gezichtsveld. Objecten in de spiegel lijken echter kleiner te zijn.Daarom zijn deze spiegels maar beperkt geschikt om de afstand tot achterlig-gers in te schatten.■ Gebruik zo mogelijk de binnenspiegel om de afstand tot achteropkomendverkeer te bepalen.

VOORZICHTIG

Elektrisch inklapbare buitenspiegels nooit mechanisch met de hand in- of uit-klappen, omdat anders de elektrische aandrijving beschadigd wordt. £

60 Bediening

Page 64: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ Als de buitenspiegel zijn ingeklapt met de draaiknop, kunnen deze alleen metde draaiknop weer worden teruggezet in de rijstand.■ Wanneer de buitenspiegels met de afstandsbediening zijn ingeklapt en voor hetinschakelen van het contact stond de draaiknop in de stand inklappen, dan blijvende spiegels ingeklapt bij de eerstvolgende keer dat het contact wordt ingescha-keld. De spiegels worden teruggeklapt in de rijstand, als de draaiknop vanuitstand in een andere stand wordt gezet.■ Het spiegelglas van de buitenspiegels niet aanraken als de spiegelverwarmingis ingeschakeld.■ Als het elektrische verstelmechanisme eens zou uitvallen, kunt u beide buiten-spiegels met de hand verstellen door op de rand van het spiegelvlak te drukken.■ Bij een storing van de elektrische spiegelverstelling contact opnemen met eenspecialist.

Zelfdimmende buitenspiegel aan bestuurderszijde

De buitenspiegel aan bestuurderszijde dimt samen met de binnenspiegel. Als dezelfdimfunctie is ingeschakeld, dimt de spiegel automatisch afhankelijk van delichtinval van achteren.

Bij het inschakelen van de binnenverlichting of bij het inschakelen van de achter-uitversnelling schakelt de spiegel terug naar de basisstand (niet gedimd).

Let op

■ De zelfdimmende spiegel functioneert alleen storingsvrij als de lichtinval op debinnenspiegel niet door andere voorwerpen wordt beïnvloed.■ Geen stickers voor de lichtsensor plakken, zodat de zelfdimfunctie niet wordtbeïnvloed of geblokkeerd.■ Wanneer de zelfdimfunctie van de binnenspiegel wordt uitgeschakeld, wordtook de zelfdimfunctie van de buitenspiegels uitgeschakeld.

61Licht en zicht

Page 65: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Zitten en opbergen

Voorstoelen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voorstoelen handmatig instellen 63Neerklapbare bijrijdersstoelleuning 63Voorstoelen elektrisch verstellen 64Instelling opslaan 64Geheugentoetsen toewijzen aan de sleutel met radiografischeafstandsbediening 65Stoel- en buitenspiegelinstellingen oproepen 65Voorstoelverwarming 66

De bestuurdersstoel moet zodanig zijn ingesteld dat de pedalen met licht gebo-gen knieën geheel kunnen worden ingetrapt.

De leuning van de bestuurdersstoel moet zo worden ingesteld, dat het bovenstepunt van het stuurwiel met licht gebogen armen kan worden bereikt.

De juiste instelling van de stoelen is bijzonder belangrijk voor:› het eenvoudig en snel bereiken van alle bedieningselementen,› een ontspannen, minder vermoeiende lichaamshouding,› de optimale beschermende werking van de veiligheidsgordels en de airbags.

ATTENTIE

■ De bestuurdersstoel alleen bij stilstaande wagen verstellen - gevaar voorongevallen!■ Voorzichtig te werk gaan bij het verstellen van de stoel! Door ongecontro-leerd of onachtzaam verstellen kan letsel door knellen ontstaan.■ Omdat de elektrische verstelling van de voorstoelen ook bij uitgeschakeldcontact functioneert (ook als de contactsleutel uit het contact is getrokken),mogen kinderen nooit zonder toezicht in de wagen achterblijven.

ATTENTIE (vervolg)

■ Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, omdatanders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zinworden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!■ Nooit meer personen meenemen dan er zitplaatsen in de wagen aanwezigzijn.■ Iedere inzittende in de wagen moet de bij die zitplaats horende veiligheids-gordel juist omgespen en dragen. Kinderen moeten met een geschikt veilig-heidssysteem worden vastgezet » pagina 153, Veilig vervoer van kinderen.■ De voorstoelen en de hoofdsteunen moet u altijd overeenkomstig uw li-chaamslengte verstellen en ook de veiligheidsgordels moet u altijd juist om-gespen om u en uw medepassagiers een optimale bescherming te bieden.■ De voeten altijd tijdens het rijden in de voetenruimte houden - leg uw voe-ten nooit op het dashboard, uit het raam of op de zittingen. Dat geldt ook voorde passagiers. Door een verkeerde zithouding stelt u zich bij remmen of eenaanrijding bloot aan een verhoogd risico van lichamelijk letsel. Bij een active-ring van de airbag kunt u zich door een verkeerde zithouding dodelijk verwon-den!■ Voor de bestuurder en de bijrijder is het belangrijk om een afstand van tenminste 25 cm tot het stuurwiel of het dashboard aan te houden. Als de mini-mumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet bescher-men - levensgevaar!■ Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden, omdatdeze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen komen. Uzou dan niet in staat zijn te koppelen, te remmen of gas te geven.■ Geen voorwerpen op de bijrijdersstoel vervoeren, behalve als ze daarvoorbedoeld zijn (bijvoorbeeld een kinderzitje) - gevaar voor ongevallen!

Let op

In het verstelmechanisme van de rugleuning kan na enige tijd een speling van cir-ca 5 mm ontstaan.

62 Bediening

Page 66: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Voorstoelen handmatig instellen

Afbeelding 41Bedieningselementen van destoel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

Stoel in lengterichting verstellen› De hendel 1 » Afbeelding 41 naar boven trekken en de stoel daarbij in de ge-

wenste positie schuiven.› De hendel 1 loslaten en de stoel zo ver verschuiven, tot de vergrendeling

hoorbaar vastklikt.

Zittinghoogte instellen› Om de stoel hoger te zetten, hendel 2 naar boven trekken of pompbewegin-

gen met de hendel maken.› Om de stoel lager te zetten, hendel 2 naar beneden drukken of pompbewe-

gingen met de hendel maken.

Schuine stand van de rugleuning instellen› De rugleuning ontlasten (niet leunen tegen de rugleuning) en handwiel 3 ver-

draaien om de stand van de rugleuning in te stellen.

Lendensteun instellen› Hendel 4 verdraaien tot de optimale welving in het lendengedeelte is inge-

steld.

ä

Neerklapbare bijrijdersstoelleuning

Afbeelding 42Neerklapbare bijrijdersstoelleu-ning

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

Indien noodzakelijk kan de bijrijdersstoelleuning naar voren in een horizontalepositie worden geklapt.

Rugleuning neerklappen› De hendel in pijlrichting trekken » Afbeelding 42 en de rugleuning naar voren

klappen tot de vergrendeling hoorbaar aangrijpt.

Rugleuning terugklappen› De hendel in pijlrichting trekken en de rugleuning zo ver terugklappen tot de

vergrendeling hoorbaar aangrijpt.

ATTENTIE

■ Als op de neergeklapte bijrijdersstoelleuning voorwerpen worden vervoerd,moet de bijrijdersvoorairbag buiten werking worden gesteld » pagina 152,Sleutelschakelaar voor bijrijdersvoorairbag.■ De rugleuning alleen bij stilstaande wagen verstellen.■ Bij het verstellen van de rugleuning mogen zich geen ledematen tussen dezitting en de rugleuning bevinden - gevaar voor verwondingen!■ Bij het verstellen van de rugleuning altijd controleren dat de rugleuning cor-rect vergrendeld is door aan de rugleuning te trekken. £

ä

63Zitten en opbergen

Page 67: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

■ Indien de rugleuning van de bijrijdersstoel naar voren is geklapt, mag alleende buitenste zitplaats achter de bestuurdersstoel worden gebruikt voor hetvervoer van personen.■ Op de neergeklapte rugleuning nooit voorwerpen vervoeren die:■ het zicht voor de bestuurder belemmeren,■ de bediening van de wagen door de bestuurder onmogelijk kunnen ma-ken, bijvoorbeeld als ze onder de pedalen terechtkomen,■ bij sterk accelereren, een verandering van richting of remmen letsel aan deinzittenden van de wagen kunnen toebrengen.

Voorstoelen elektrisch verstellen

Afbeelding 43 Zijaanzicht: Bedieningselementen voor stoelverstelling /schakelaar voor stoelverstelling

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

Voor het verstellen de juiste zitpositie innemen » pagina 62.

Stoel in lengterichting verstellen› De schakelaar B » Afbeelding 43 naar voren resp. naar achteren in pijlrichting 1

drukken.

Hoogte van de zitting instellen› De schakelaar B naar boven resp. naar beneden drukken.

Schuine stand van de zitting instellen› De schakelaar B in pijlrichting 2 resp. 3 drukken.

ä

Rugleuning instellen› De schakelaar C in de richting van de gewenste instelling drukken.

Welving van de lendensteun vergroten resp. verkleinen› De schakelaar A aan de voorzijde resp. achterzijde indrukken.

Welving van de lendensteun hoger resp. lager zetten› De schakelaar A aan de bovenzijde resp. onderzijde indrukken.

Let op

Als tijdens het verstellen de beweging wordt onderbroken, de verstelschakelaaropnieuw in de betreffende richting drukken en de verstelling uitvoeren tot de ge-wenste stand is bereikt.

Instelling opslaan

Afbeelding 44Geheugentoetsen en de SET-toets

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

De geheugenfunctie voor de bestuurdersstoel biedt de mogelijkheid om een indi-viduele stand voor de bestuurdersstoel en de buitenspiegels op te slaan. Elk vande drie geheugentoetsen B » Afbeelding 44 kan aan een instelstand wordentoegewezen, in totaal dus drie.

Stoel- en buitenspiegelinstellingen voor het vooruitrijden opslaan› Het contact inschakelen.› De stoel instellen » pagina 64.› Beide buitenspiegels instellen » pagina 60.› De toets SET A » Afbeelding 44 indrukken. £

ä

64 Bediening

Page 68: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Een van de geheugentoetsen B binnen 10 seconden na het bedienen vantoets SET indrukken - een bevestigingstoon bevestigt het opslaan van de stoel-instelling.

Buitenspiegelinstelling voor het achteruitrijden opslaan› Het contact inschakelen.› De gewenste geheugentoets B indrukken.› De draaiknop voor de buitenspiegelverstelling in de stand draaien » pagina

60.› De achteruitversnelling inschakelen.› De rechterbuitenspiegel in de gewenste stand zetten » pagina 60.› Uit de versnelling schakelen. De ingestelde stand van de buitenspiegel wordt

opgeslagen.

NoodonderbrekingDe verstelling kan zo nodig op elk moment worden onderbroken door op een wil-lekeurige toets van de bestuurdersstoel te drukken.

Let op

■ Om veiligheidsredenen is het niet mogelijk de positie op te slaan als de hoekvan de rugleuning ten opzichte van de zitting groter is dan 102°.■ Elke keer dat een nieuwe instelling onder dezelfde toets wordt opgeslagen,worden de bestaande instellingen gewist.■ Elke keer dat de stoel- en buitenspiegelinstellingen voor het vooruitrijden op-nieuw worden opgeslagen, moet ook de individuele instelling van de rechterbui-tenspiegel voor het achteruitrijden opnieuw worden opgeslagen.

Geheugentoetsen toewijzen aan de sleutel met radiografischeafstandsbediening

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

Om de in de geheugenfunctie opgeslagen stoel- en buitenspiegelinstellingen viade sleutel met radiografische afstandsbediening te kunnen oproepen, moet desleutel met radiografische afstandsbediening aan de geheugentoets worden toe-gewezen.

Na het opslaan van de stoel- en buitenspiegelinstellingen » pagina 64, Instellingopslaan heeft u 10 seconden de tijd om de radiografische afstandsbediening aande betreffende geheugentoets toe te wijzen.› De sleutel uit het contact trekken.

ä

› De toets op de sleutel met radiografische afstandsbediening indrukken. Nade geslaagde toewijzing knipperen de knipperlichten en klinkt er een akoesti-sche bevestiging. De instelling is opgeslagen onder de gekozen geheugentoets.

Let op

■ Als de sleutel met radiografische afstandsbediening aan een geheugentoetswordt toegewezen die al aan een andere radiografische afstandsbediening is toe-gewezen, dan wordt de oude toewijzing door de nieuwe toewijzing gewist.■ Een extra sleutel met radiografische afstandsbediening is zo nodig bij eenŠKODA Servicepartner verkrijgbaar. Deze sleutel met radiografische afstandsbe-diening kan dan aan een andere geheugentoets worden toegewezen.

Stoel- en buitenspiegelinstellingen oproepen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

Via de geheugentoets oproepen› Geheugen-tipautomaat: De gewenste geheugentoets B » Afbeelding 44 kort

indrukken. De stoel en de buitenspiegels worden automatisch in de opgeslagenstand gezet (dat geldt alleen als het contact is ingeschakeld en de snelheid la-ger dan 5 km/h is).

› Geheugentoetsen: De gewenste geheugentoets B indrukken en zolang inge-drukt houden, tot de stoel en de buitenspiegels in de opgeslagen stand staan.

Via de sleutel met radiografische afstandsbediening oproepen› Als het bestuurdersportier gesloten en het contact uitgeschakeld is, toets op

de sleutel met radiografische afstandsbediening kort indrukken en vervolgenshet bestuurdersportier openen.

De stoel en de buitenspiegels gaan nu automatisch naar de opgeslagen stand.

Buitenspiegelinstelling voor het achteruitrijden oproepen› Voor het inschakelen van de achteruitversnelling de draaiknop voor de buiten-

spiegelinstelling in de stand » pagina 60 draaien.› De achteruitversnelling inschakelen.

De spiegel keert weer terug naar de oorspronkelijke stand als de draaiknop vanuitstand in een andere wordt gezet of als de snelheid hoger dan 15 km/h is.

NoodonderbrekingDe verstelling van de stoelen en buitenspiegels kan zo nodig worden onderbro-ken door op een willekeurige toets van de bestuurdersstoel te drukken.

ä

65Zitten en opbergen

Page 69: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Voorstoelverwarming

Afbeelding 45Dashboard: Knoppen voor ver-warming van de voorstoelen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 62 en volg deze op.

De rugleuningen en zittingen van de voorstoelen kunnen elektrisch worden ver-warmd.› Door op het vlak van de regelaar bij het symbool resp. » Afbeelding 45 te

drukken, kan de stoelverwarming van de bestuurders- en bijrijdersstoel wordeningeschakeld en geregeld.

Door eenmaal te drukken wordt de verwarming met de hoogste intensiteit inge-schakeld - stand 3. Dit wordt aangegeven door drie controlelampjes in de schake-laar.

Door nogmaals op de schakelaar te drukken, wordt de verwarmingsintensiteit te-ruggeregeld tot de verwarming uitschakelt. De verwarmingsintensiteit wordtaangegeven aan de hand van het aantal brandende controlelampjes in de schake-laar.

ATTENTIE

Bij beperkte pijn- en/of temperatuurwaarneming, bijvoorbeeld door medicijn-gebruik, door verlamming of door chronische ziekte (bijvoorbeeld diabetes),raden wij aan geheel af te zien van het gebruik van de stoelverwarming. Hetkan leiden tot moeilijk te genezen verbrandingen aan rug, zitvlak en benen.Als u de stoelverwarming toch wilt gebruiken, adviseren wij bij langere rittenregelmatig een pauze in te lassen, zodat het lichaam zich kan herstellen vande belasting die tijdens het rijden ontstaat. Om uw concrete situatie te beoor-delen wendt u zich tot uw behandelend arts.

ä

VOORZICHTIG

■ Om de verwarmingselementen van de stoelverwarming niet te beschadigen,mag u niet op de zittingen knielen of deze op andere manieren puntvormig belas-ten.■ Indien de stoelen niet door personen zijn bezet of als zich hierop voorwerpenbevinden, bijvoorbeeld een kinderzitje, tas of dergelijke, mag de stoelverwarmingniet worden gebruikt. Er kan een storing optreden in de verwarmingselementenvan de stoelverwarming.■ De stoelen niet vochtig schoonmaken » pagina 176.

Let op

■ De stoelverwarming alleen bij draaiende motor inschakelen. Hierdoor wordt deaccu minder belast.■ Als de boordspanning daalt, wordt de stoelverwarming automatisch uitgescha-keld om de motorregeling van voldoende elektrische energie te kunnen voor-zien » pagina 191, Automatische verbruikersuitschakeling.

Hoofdsteunen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Hoofdsteun instellen, uit- en inbouwen 67Middelste hoofdsteun achterin 67

De optimale bescherming wordt verkregen als de bovenkant van de hoofdsteunop dezelfde hoogte ligt als het bovenste deel van uw hoofd.

De voorste hoofdsteunen en achterste buitenste hoofdsteunen zijn in hoogteverstelbaar. De middelste hoofdsteun achterin kan in twee standen worden inge-steld.

De hoofdsteunen moeten overeenkomstig de lichaamslengte worden ingesteld.Correct ingestelde hoofdsteunen bieden samen met de veiligheidsgordels een ef-fectieve bescherming van de inzittenden » pagina 137, Juiste zithouding. £

66 Bediening

Page 70: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ De hoofdsteunen moeten correct zijn ingesteld om de inzittenden bij eenaanrijding effectief te kunnen beschermen.■ Nooit met uitgebouwde hoofdsteunen rijden - gevaar voor verwondingen!■ Indien de zitplaatsen achterin bezet zijn, mogen de hoofdsteunen achterinniet in de onderste stand staan.

Hoofdsteun instellen, uit- en inbouwen

Afbeelding 46 Hoofdsteun: Instellen / uitbouwen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 66 en volg deze op.

Hoogte van de hoofdsteunen instellen› De hoofdsteun aan de zijkant met beide handen vastpakken en in de gewenste

stand omhoog schuiven » Afbeelding 46 - .› Om de hoofdsteun naar beneden te schuiven, de vergrendelingsknop » Afbeel-

ding 46 - met een hand indrukken en ingedrukt houden en met de anderehand de hoofdsteun omlaag drukken.

Hoofdsteun uit- en inbouwen› De hoofdsteun tot de aanslag uit de rugleuning trekken.› De vergrendelingsknop in pijlrichting indrukken » Afbeelding 46 - en de

hoofdsteun eruit trekken.› Om de hoofdsteun weer in te bouwen de hoofdsteun zo ver naar beneden in de

rugleuning schuiven tot de vergrendelingsknop hoorbaar vastklikt.

ä

Middelste hoofdsteun achterin

Geldt voor wagens met het TOP TETHER-systeem.

Afbeelding 47Zitplaatsen achterin: Middelstehoofdsteun

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 66 en volg deze op.

Middelste hoofdsteun achterin uit- en inbouwen› De hoofdsteun tot de aanslag uit de rugleuning trekken.› De vergrendeling in pijlrichting 1 » Afbeelding 47 drukken en tegelijkertijd met

een vlakke schroevendraaier met een breedte van max. 5 mm de vergrendelingin de opening 2 indrukken en de hoofdsteun eruit trekken.

› Om de hoofdsteun weer in te bouwen de hoofdsteun zo ver naar beneden in derugleuning schuiven tot de vergrendelingsknop hoorbaar vastklikt.

ä

67Zitten en opbergen

Page 71: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Zitplaatsen achterin

Stoelen in lengterichting verstellen

Afbeelding 48 Ontgrendeling voor / achter

› De hendel A » Afbeelding 48 naar boven in pijlrichting 1 trekken of aan deontgrendelingsgreep in pijlrichting 2 trekken en de stoel in de gewenste posi-tie in pijlrichting 3 verschuiven.

ATTENTIE

De volgende aanwijzingen moeten worden opgevolgd » pagina 138, Juistezithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin.

Schuine stand van de rugleuning instellen

Afbeelding 49Rugleuning instellen

› Aan de hendel 1 » Afbeelding 49 trekken en de gewenste schuine stand vande rugleuning instellen.

ATTENTIE

Door te trekken controleren of de rugleuning vergrendeld is.

Rugleuning neerklappen en stoel volledig naar voren klappen

Afbeelding 50 Stoel volledig naar voren klappen / naar voren geklapte stoe-len vergrendelen

Rugleuning neerklappen› De slotgesp van de veiligheidsgordel in de opening in de afdekking van de wiel-

kast steken aan de betreffende wagenzijde - veiligheidsstand.› De hoofdsteun van de middelste zitplaats achterin uitbouwen » pagina 67.› De buitenste zitplaatsen achterin zover mogelijk naar achteren schuiven » pa-

gina 68, Stoelen in lengterichting verstellen.› Aan de hendels 1 » Afbeelding 49 trekken en de rugleuningen van de buiten-

ste zitplaatsen achterin tot op de zittingen neerklappen.› De middelste rugleuning achterin op dezelfde wijze naar voren klappen, vervol-

gens nogmaals aan de hendel 1 » Afbeelding 49 trekken en de rugleuningnaar beneden drukken tot deze in een lagere stand hoorbaar vergrendelt.

Stoel volledig naar voren klappen en vergrendelen› Als de buitenste zitplaats achterin volledig naar voren wordt geklapt, moet de-

ze tot de aanslag naar achteren worden geschoven.› De hendel A » Afbeelding 50 omhoogtrekken en de stoel volledig naar voren

klappen.› De naar voren geklapte stoel met behulp van de bevestigingsgordel B aan een

geleidingsstang van de hoofdsteun van de voorstoel vergrendelen » Afbeelding50. £

68 Bediening

Page 72: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ De naar voren geklapte stoel direct met behulp van de bevestigingsgordel Baan een geleidingsstang van de hoofdsteun van de voorstoel vergrendelen -gevaar voor verwondingen.■ De volgende aanwijzingen moeten worden opgevolgd » pagina 138, Juistezithouding van de bestuurder.

VOORZICHTIG

■ Alvorens de middelste zitplaats achterin naar voren te klappen, controleren ofhet opbergvak, asbak resp. de bekerhouder in het achterste deel van de midden-console zijn gesloten - gevaar voor beschadiging.■ Als de buitenste stoel bij het naar voren klappen niet volledig naar achteren ge-schoven is, kan er bij de ontgrendeling van de stoel beschadiging van de vergren-delingspennen optreden.

Stoel ontgrendelen en uitbouwen

Afbeelding 51 Naar voren geklapte stoel ontgrendelen / handgreep aan dezitting

› De stoel naar voren klappen » pagina 68, Rugleuning neerklappen en stoel vol-ledig naar voren klappen.

› De naar voren geklapte stoel door indrukken van de stoelvergrendelingen A inpijlrichting 1 ontgrendelen » Afbeelding 51.

› De stoel aan de handgrepen B resp. C verwijderen.

ATTENTIE

De volgende aanwijzingen moeten worden opgevolgd » pagina 138, Juistezithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin.

Let op

De buitenste stoelen zijn niet onderling verwisselbaar. Aan de achterzijde is delinkerstoel met de letter L en de rechterstoel met de letter R aangeduid.

Buitenste stoel in dwarsrichting verstellen

Afbeelding 52Stoel vergrendelen

› De middelste stoel uitbouwen » pagina 69, Stoel ontgrendelen en uitbouwen.› De buitenste stoel naar voren klappen » pagina 68 en ontgrendelen » Afbeel-

ding 51.› De naar voren geklapte en ontgrendelde stoel tot de aanslag over de geleiding

in de richting van het midden van de wagen schuiven.› De stoel aan het einde van de geleiding door het indrukken van de stoelver-

grendelingen A in pijlrichting vergrendelen » Afbeelding 52.

69Zitten en opbergen

Page 73: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Stoelen in de uitgangspositie brengen

Afbeelding 53Rugleuning terugklappen

› Een uitgebouwde stoel eerst in de geleiding zetten en daarna de stoel vergren-delen » Afbeelding 52. Door de stoel omhoog te trekken controleren of dezecorrect vergrendeld is.

› De stoel in de horizontale stand klappen tot deze hoorbaar vergrendelt. Doorde stoel omhoog te trekken controleren of deze niet meer kan worden opgetild.

› De hendel » Afbeelding 53 indrukken en de rugleuning terugklappen. Door tetrekken controleren of de rugleuning vergrendeld is.

› De slotgesp uit de veiligheidsstand nemen.› De geleidingslus van de veiligheidsgordel aan de bovenzijde van de rugleuning

vastzetten, tot deze hoorbaar vergrendelt.

ATTENTIE

■ Na het terugklappen van de zittingen en de rugleuningen moeten de gordel-sloten zich in de uitgangspositie bevinden - deze moeten klaar voor gebruikzijn.■ De rugleuningen moeten correct vergrendeld zijn, zodat bij plotselinge rem-manoeuvres geen voorwerpen uit de bagageruimte naar voren kunnen glijden- gevaar voor verwondingen!■ Bij het terugklappen van de rugleuning dient u altijd te controleren of dezedaadwerkelijk vergrendeld is. Dit wordt aangegeven door de stand van dehendel en een zichtbare markering op de afdekking daarvan.

Let op

De veiligheidsgordels van de buitenste stoelen moeten altijd door de geleidings-lussen naast de hoofdsteunen lopen. Anders kunnen de veiligheidsgordels achterde stoelen glijden.

Bagageruimte

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voertuigen van de klasse N1 71Bevestigingselementen 71Uitklapbare haak 72Bevestigingslijst met verschuifbare haken 72Bagagenetten 72Hoedenplank 73Scheidingsnet 73

Voor het behouden van de goede rijeigenschappen van de wagen moet op hetvolgende worden gelet:› De bagage zo gelijkmatig mogelijk verdelen.› Zware voorwerpen zo ver mogelijk naar voren plaatsen.› De bagage aan de bevestigingsogen of met het bagagenet bevestigen » pagina

71.

Bij een aanrijding of een ongeval kunnen ook kleine en lichte voorwerpen zoveelkinetische energie genereren dat zij zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.De grootte van de kinetische energie is afhankelijk van de rijsnelheid en van hetgewicht van het voorwerp. De rijsnelheid is daarbij de meest bepalende factor.

Voorbeeld: Een losliggend voorwerp met een gewicht van 4,5 kg krijgt bij eenfrontale aanrijding met 50 km/h een energie die 20 keer zo groot is als zijn eigengewicht. Dit betekent dat er een kracht van circa 90 kg "ontstaat". U kunt zichvoorstellen wat voor lichamelijk letsel kan ontstaan als dit door het interieur vlie-gende "projectiel" een inzittende treft.

ATTENTIE

■ Voorwerpen in de bagageruimte opbergen en deze met de bevestigings-ogen bevestigen.■ Losse voorwerpen kunnen bij een plotselinge manoeuvre alsmede bij onge-vallen door het interieur rondvliegen en de inzittenden of andere verkeers-deelnemers zware verwondingen toebrengen. Dit gevaar voor verwondingen £

70 Bediening

Page 74: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

wordt nog eens extra vergroot als rondvliegende voorwerpen worden geraaktdoor een activerende airbag. In dit geval kunnen de teruggeslingerde voor-werpen de inzittenden verwonden - levensgevaar.■ Houd er rekening mee dat bij het vervoeren van zware of grote voorwerpende rij-eigenschappen veranderen door de verplaatsing van het zwaartepunt -gevaar voor ongevallen! Snelheid en rijstijl moeten hierop worden afgestemd.■ Wordt bagage of worden voorwerpen met ongeschikte of beschadigdespanbanden aan de bevestigingsogen vastgemaakt, dan kan bij remmanoeu-vres of ongevallen lichamelijk letsel ontstaan. Om te voorkomen dat bagagenaar voren kan vliegen altijd geschikte spanbanden gebruiken die aan de be-vestigingsogen moeten worden bevestigd.■ De lading moet zo goed vastgezet zijn, dat bij plotselinge rij- en remma-noeuvres geen voorwerpen naar voren kunnen glijden - gevaar voor verwon-dingen!■ Bij het vervoeren van scherpe, gevaarlijke voorwerpen die vastgezet zijn inde vergrote bagageruimte, die ontstaat door het naar voren klappen van deachterbankleuning, moet beslist worden gelet op het waarborgen van de vei-ligheid van de persoon die op de resterende zitplaats achterin zit » pagina138, Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin.■ Als de achterstoel naast de naar voren geklapte stoel bezet is, moet zo goedmogelijk op het waarborgen van de veiligheid worden gelet, bijvoorbeeld doorde te vervoeren lading op een zodanige wijze te plaatsen, dat het terugklap-pen van de stoel achterin bij een aanrijding van achteren wordt voorkomen.■ Nooit met een geopende achterklep rijden, omdat dan giftige uitlaatgassenhet interieur kunnen binnendringen - gevaar voor vergiftiging!■ In geen geval de toegestane asbelastingen en het maximaal toelaatbaar ge-wicht van de wagen overschrijden - gevaar voor ongevallen!■ Nooit personen in de bagageruimte meenemen!

VOORZICHTIG

Let erop dat de verwarmingsdraden van de achterruitverwarming niet worden be-schadigd door voorwerpen die ertegenaan schuren.

Let op

De bandenspanning moet aan de belading worden aangepast » pagina 192, Vel-gen en banden.

Voertuigen van de klasse N1

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

Bij voertuigen van de klasse N1 die niet van een veiligheidsrek voorzien zijn, moetvoor de bevestiging van de lading een vastsjorset worden gebruikt die voldoetaan de norm EN 12195 (1 - 4).

Bevestigingselementen

Afbeelding 54 Bagageruimte: Bevestigingsogen en bevestigingselementen /bevestigingsogen en bevestigingslijst

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

In de bagageruimte zijn de volgende bevestigingselementen aangebracht.

Bevestigingsogen voor het vastzetten van bagage en bagagenetten.Bevestigingselementen alleen voor de bevestiging van bagagenetten.Bevestigingslijst met geïntegreerde haken

VOORZICHTIG

De maximale toelaatbare belasting van de bevestigingsogen bedraagt 3,5 kN (350kg).

ä

ä

A

B

C

71Zitten en opbergen

Page 75: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Uitklapbare haak

Afbeelding 55Bagageruimte: Uitklapbare haak

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

Aan beide zijden van de bagageruimte bevinden zich uitklapbare haken voor debevestiging van kleinere bagagestukken, bijvoorbeeld tassen of dergelijke » Af-beelding 55.

VOORZICHTIG

De tassenhaken mogen met maximaal 7,5 kg worden belast.

Bevestigingslijst met verschuifbare haken

Afbeelding 56 Bagageruimte: Bevestigingslijst met verschuifbare haken /haken verwijderen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

ä

ä

Aan beide zijden van de bagageruimte bevindt zich een bevestigingslijst met 2verschuifbare haken voor de bevestiging van kleinere bagagestukken, zoals tas-sen en dergelijke » Afbeelding 56.

Haken in een andere stand verschuiven› De haak in pijlrichting 1 » Afbeelding 56 naar boven klappen tot een hoek van

circa 45°.› De haak in pijlrichting 2 in de gewenste stand schuiven en tot de aanslag in

pijlrichting 3 naar beneden klappen.

Haken van de bevestigingslijst verwijderen› De haak in pijlrichting 4 naar boven klappen tot deze loskomt.

Haken aan de bevestigingslijst monteren› De haak in verticale positie in pijrichting 5 op de bevestigingslijst aanbrengen

en licht aandrukken.› De haak tegengesteld aan pijlrichting 4 naar beneden klappen tot deze in de

aanslag vergrendelt.

VOORZICHTIG

Aan elke haak kan bagage met een gewicht tot max. 7,5 kg worden opgehangen.

Bagagenetten

Afbeelding 57 Bagagenetten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

Bevestigingsvoorbeelden van het bagagenet als dubbele dwarstas, bodembaga-genet » Afbeelding 57 - en dubbele langstas » Afbeelding 57 - . £

ä

72 Bediening

Page 76: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

De maximale toelaatbare belasting van de zijdelingse netten bedraagt 1,5 kg.Zwaardere voorwerpen worden niet voldoende beveiligd - gevaar voor letselen beschadiging van het net!

VOORZICHTIG

In de netten geen voorwerpen met scherpe randen opbergen - gevaar voor be-schadiging van het net.

Hoedenplank

Afbeelding 58Hoedenplank uitbouwen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

Als grotere voorwerpen worden vervoerd, kan zo nodig de hoedenplank wordenuitgebouwd.› Om het uitbouwen van de hoedenplank te vergemakkelijken de rugleuningen

iets naar voren klappen » pagina 68, Schuine stand van de rugleuning instellen.› De ophangkoorden 1 » Afbeelding 58 loshaken.› De hoedenplank in de horizontale stand plaatsen.› De hoedenplank naar achteren uit de houders 2 trekken resp. aan voorzijde op

de onderzijde van de hoedenplank drukken.› Het losgemaakte voorste gedeelte van de hoedenplank over de hoofdsteunen

van de zitplaatsen achterin klappen.› De hoedenplank iets kantelen en naar achteren toe verwijderen.› Bij het weer inbouwen de hoedenplank eerst in de bevestigingen 2 schuiven

en vervolgens de ophangkoorden 1 aan de achterklep bevestigen.

ä

De uitgebouwde hoedenplank kan achter de achterbankleuning worden opgebor-gen.

ATTENTIE

Op de hoedenplank mogen geen voorwerpen worden neergelegd, die de inzit-tenden in gevaar zouden kunnen brengen bij plotseling remmen of bij eenaanrijding.

VOORZICHTIG

Let erop dat de verwarmingsdraden van de achterruitverwarming niet door op dehoedenplank neergelegde voorwerpen worden beschadigd.

Let op

Bij het openen van de achterklep wordt de hoedenplank mee opgetild.

Scheidingsnet

Afbeelding 59 Scheidingsnet achter de achterbank / achter de voorstoelengebruiken

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 70 en volg deze op.

Het scheidingsnet kan achter de achterbank resp. de voorstoelen worden inge-bouwd.

Scheidingsnet achter de achterbank inbouwen› De hoedenplank uitbouwen » pagina 73, Hoedenplank. £

ä

73Zitten en opbergen

Page 77: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Het scheidingsnet uit het foedraal nemen.› Beide delen van de dwarsstang uitklappen tot deze hoorbaar vastklikken.› De dwarsstang eerst aan de ene zijde in steun B » Afbeelding 59 plaatsen en

naar voren drukken. Op dezelfde wijze de dwarsstang aan de andere zijde in desteun B plaatsen.

› De musketonhaken C aan de riemeinden in de bevestigingsogen achter deachterbank bevestigen.

› De riemen door de spangespen trekken.

Scheidingsnet uitbouwen› De riemen aan beide zijden losmaken en de musketonhaken C loshaken » Af-

beelding 59.› De dwarsstang eerst aan de ene en vervolgens aan de andere zijde naar ach-

teren schuiven.› De dwarsstang uit de steunen B verwijderen.

Scheidingsnet inpakken› Op de rode knop van het gewricht A » Afbeelding 59 drukken - het gewricht

wordt ontgrendeld.› Het samengevouwen scheidingsnet in het foedraal aanbrengen en dit sluiten.› Het foedraal met behulp van de kunststof musketonhaken aan de ogen van de

linker- of rechterbagageruimtebekleding bevestigen.

Het in- en uitbouwen van het scheidingsnet achter de voorstoelen gebeurt op de-zelfde manier als bij de achterbank. Voor het bevestigen van de musketonhakende bevestigingsogen achter de voorstoelen gebruiken. Om de bagageruimte tevergroten, kunnen de zitplaatsen achterin worden uitgebouwd.

Het in- en uitbouwen van het scheidingsnet achter de zitplaatsen achterin metvariabele bagageruimtevloer » pagina 74 gebeurt op dezelfde manier als bij dezitplaatsen achterin zonder variabele bagageruimtevloer. Voor het bevestigenvan de musketonhaken de onderste bevestigingsogen aan de bevestigingsrailsgebruiken.

De opening D » Afbeelding 59 in het scheidingsnet dient voor het doorvoerenvan de 3-puntsgordel » pagina 143.

Variabele vloer van de bagageruimte

Inleidende informatie

De variabele bagageruimtevloer maakt het in- en uitladen van grote bagage een-voudiger en vormt met de naar voren geklapte rugleuningen een vlakke bagage-ruimtebodem.

VOORZICHTIG

Het toegestane laadvermogen van de variabele bagageruimtevloer bedraagt 75kg.

Let op

■ De ruimte onder de variabele bagageruimtevloer kan voor het opbergen vanvoorwerpen worden gebruikt.■ Als de variabele bagageruimtevloer is aangebracht, kan er geen flexibel opberg-vak worden ingebouwd.

Variabele bagageruimtevloer verwijderen

Afbeelding 60 Bagageruimte: Variabele bagageruimtevloer samenklappen /verwijderen

Variabele bagageruimtevloer verwijderen› Door bewegen in pijlrichting 1 » Afbeelding 60 de bagageruimtevloer samen-

klappen.› De variabele bagageruimtevloer in pijlrichting 2 omhoogklappen.› Aan beide zijden aan de vergrendelingshendels in pijlrichting 3 trekken. £

74 Bediening

Page 78: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› De variabele bagageruimtevloer in pijlrichting 4 naar boven toe eruit trekken.› Het inbouwen van de variabele bagageruimtevloer gebeurt in omgekeerde

volgorde.

Variabele bagageruimtevloer in omhooggeklapte stand vergrendelen› De haken op de bevestigingslijst naar boven klappen in pijlrichting 1 » Afbeel-

ding 56.› De variabele bagageruimtevloer achter de achterbankleuning omhoogklappen.› De haken in pijlrichting 3 tot de aanslag naar beneden klappen.› De variabele bagageruimtevloer ondersteunen met de naar beneden geklapte

haken.

Geleidingen uit- en inbouwen

Afbeelding 61 Borgpunten losmaken / geleidingen verwijderen

Geleidingen uitbouwen› De borgpunten B » Afbeelding 61 van de geleidingen met de contactsleutel

resp. met een platte schroevendraaier losmaken.› De geleiding A bij 1 vastpakken en losmaken door te trekken in pijlrichting.› De geleiding A bij 2 vastpakken en losmaken door te trekken in pijlrichting en

vervolgens verwijderen.

Geleidingen inbouwen› De geleidingen aan de zijkanten van de bagageruimte plaatsen.› Bij elke geleiding de borgpunten B tot de aanslag vastdrukken.› De bevestiging van de geleidingen controleren door eraan te trekken.

ATTENTIE

Bij het inbouwen van de variabele bagageruimtevloer erop letten dat de gelei-dingen en de variabele bagageruimtevloer correct bevestigd zijn, anders kaner gevaar voor de inzittenden ontstaan.

Variabele bagageruimtevloer met reservewiel

Variabele bagageruimtevloer gebruiken

Afbeelding 62 Zijdelen van de bagageruimtevloer omklappen / voorbeeldvan het gebruik van de variabele bagageruimtevloer

Om de ruimte voor het deponeren van bagagestukken te vergroten, kunnen dezijdelen van de variabele bagageruimtevloer in pijlrichting worden omge-klapt » Afbeelding 62.

Let op

■ Als de variabele bagageruimtevloer is aangebracht, kan er geen flexibel opberg-vak worden ingebouwd.■ De variabele bagageruimtevloer met reservewiel kan in de omhooggeklaptestand op dezelfde wijze worden vergrendeld als bij een variabele bagageruimte-vloer zonder reservewiel » pagina 75, Variabele bagageruimtevloer in omhoogge-klapte stand vergrendelen.

75Zitten en opbergen

Page 79: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Uitneembare opbergbox

Afbeelding 63Bagageruimte: Opbergbox

De opbergbox A bevindt zich onder de variabele bagageruimtevloer. Zo nodigkan deze worden verwijderd.

Onder de opbergbox bevindt zich een opbergruimte voor het wagengereed-schap » pagina 201, Wagengereedschap.

ATTENTIE

Voor een veilig gebruik van de variabele bagageruimtebodem moet de uit-neembare opbergbox zich onder de variabele bagageruimtevloer bevinden.

Dakdragersysteem

Dakreling

DakladingDe toegestane dakbelasting (inclusief het dakdragersysteem) van 100 kg en hetmaximaal toegestane gewicht van de wagen mogen niet worden overschreden.

Bij het gebruik van dakdragersystemen met een geringer draagvermogen kan detoelaatbare dakbelasting niet worden benut. In deze gevallen mag de dakdragerslechts worden belast tot de maximale gewichtsgrens die in de montagehandlei-ding is aangegeven.

ATTENTIE

■ De lading op het dak moet goed worden bevestigd - gevaar voor ongevallen!■ De lading altijd correct met geschikte en onbeschadigde sjor- of spanbandenvastzetten.■ De lading gelijkmatig op het dakdragersysteem verdelen.■ Bij het vervoeren van zware voorwerpen of voorwerpen met een groot op-pervlak op het dakdragersysteem veranderen de rijeigenschappen door deverandering van het zwaartepunt resp. door het vergrote oppervlak dat aanwind onderhevig is - gevaar voor ongevallen! Uw rijstijl en snelheid daaromaan de omstandigheden aanpassen.■ Abrupte of plotselinge rij- en remmanoeuvres vermijden.■ De snelheid en rijstijl aanpassen aan het weer, het wegdek, het zicht en deverkeersomstandigheden.■ De toegestane dakbelasting, de toegestane asbelastingen en het maximaaltoelaatbare gewicht van uw wagen mogen in geen geval worden overschre-den – gevaar voor ongelukken!

VOORZICHTIG

■ Alleen door ŠKODA goedgekeurde dakdragersystemen gebruiken.■ Als andere dakdragersystemen worden gebruikt of de dragers niet volgensvoorschrift worden gemonteerd, is daardoor ontstane schade aan de wagen uit-gesloten van de garantie. Daarom moet de bijgeleverde montagehandleiding vanhet dakdragersysteem beslist in acht worden genomen.■ Bij auto's met panoramadak erop letten dat het geopende panoramadak niettegen de daklading aankomt.■ Let erop dat de geopende achterklep niet tegen de lading op het dak stoot.

Milieu-aanwijzing

Door de hogere luchtweerstand neemt het brandstofverbruik toe.

Bekerhouder

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bekerhouder voorin de middenconsole 77Bekerhouder achterin de middenconsole 77£

76 Bediening

Page 80: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Nooit hete bekers in de bekerhouders plaatsen. Als de wagen rijdt, kan hetedrank worden gemorst - gevaar voor brandwonden!■ Geen breekbare bekers (bijvoorbeeld glas, porselein) gebruiken. Bij een on-geval kan dit tot letsel leiden.

VOORZICHTIG

■ Tijdens het rijden geen open bekers in de bekerhouder laten staan. Drank kanbijvoorbeeld bij het remmen worden gemorst en daarbij elektrische onderdelen ofde stoelbekleding beschadigen.■ Alvorens de middelste zitplaats achterin naar voren te klappen, moet de beker-houder achterin de middenconsole zijn gesloten (anders kan deze worden be-schadigd).

Bekerhouder voorin de middenconsole

Afbeelding 64Middenconsole voorin: Beker-houder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 76 en volg deze op.

In de uitsparingen kunnen twee bekers worden geplaatst » Afbeelding 64.

ä

Bekerhouder achterin de middenconsole

Afbeelding 65Middenconsole achterin: Beker-houder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 76 en volg deze op.

› Bij A op de afdekplaat drukken » Afbeelding 65 - de bekerhouder schuift ietsnaar buiten.

› De bekerhouder tot de aanslag eruit trekken.› De bekerhouder instellen door het verschuiven van de klemplaat B .

Asbak

Asbak voorin

Afbeelding 66Middenconsole: Asbak voorin

Asbak verwijderen› De asbak » Afbeelding 66 naar boven toe eruit trekken.

Asbak aanbrengen› De asbak verticaal aanbrengen. £

ä

77Zitten en opbergen

Page 81: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

Nooit brandbare voorwerpen in de asbak leggen - brandgevaar!

VOORZICHTIG

Bij het verwijderen de asbak niet aan de klep vasthouden - kans op afbreken.

Asbak achterin - lage middenconsole

Afbeelding 67Lage middenconsole: Asbak ach-terin

Asbak openen› Het deksel van de asbak aan de rand A vastpakken en in pijlrichting openklap-

pen » Afbeelding 67.

Asbak verwijderen› De asbak aan greep B vastpakken en naar boven toe verwijderen.

Asbak aanbrengen› De asbak in de houder plaatsen en vastdrukken.

ATTENTIE

Nooit brandbare voorwerpen in de asbak leggen - brandgevaar!

VOORZICHTIG

Alvorens de middelste zitplaats achterin naar voren te klappen, moet de asbakachterin de middenconsole zijn gesloten (anders kan deze worden beschadigd).

Asbak achterin - hoge middenconsole

Afbeelding 68Hoge middenconsole: Asbak ach-terin

Asbak openen› Bij A op het bovenste gedeelte van het deksel van de asbak drukken » Afbeel-

ding 68.

Asbakinzetstuk verwijderen› Het deksel van de asbak voorzichtig tot de aanslag omlaagdrukken.› Het asbakinzetstuk bij de afdekking B vastpakken en verwijderen.

Asbakinzetstuk aanbrengen› Het asbakinzetstuk in de houder plaatsen en vastdrukken.

ATTENTIE

Nooit brandbare voorwerpen in de asbak leggen - brandgevaar!

VOORZICHTIG

Alvorens de middelste zitplaats achterin naar voren te klappen, moet de asbakachterin de middenconsole zijn gesloten (anders kan deze worden beschadigd).

78 Bediening

Page 82: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Sigarettenaansteker, 12 volt stopcontact

Sigarettenaansteker

Afbeelding 69Middenconsole: Sigarettenaan-steker

Sigarettenaansteker bedienen› De knop van de sigarettenaansteker indrukken » Afbeelding 69.› Wachten tot de knop terugspringt.› De sigarettenaansteker direct uitnemen en gebruiken.› De sigarettenaansteker weer in het stopcontact steken.

Stopcontact gebruiken› De sigarettenaansteker resp. de afdekking van het stopcontact verwijderen.› De stekker van de elektrische verbruiker in het stopcontact steken.

Het 12 volt stopcontact kan voor het aansluiten van andere elektrische verbrui-kers met een vermogensafname van maximaal 120 watt worden gebruikt.

ATTENTIE

■ Wees voorzichtig bij het gebruik van de sigarettenaansteker! Verkeerd ge-bruik van de sigarettenaansteker kan lichamelijk letsel veroorzaken!.■ De sigarettenaansteker werkt ook bij uitgeschakeld contact en als de con-tactsleutel uit het contact is getrokken. Daarom kinderen nooit zonder toe-zicht in de wagen achterlaten.

Let op

■ De opening voor de sigarettenaansteker kan ook als 12 volt stopcontact voorelektrische verbruikers worden gebruikt » pagina 79, 12 volt stopcontact.■ Zie voor verdere aanwijzingen » pagina 199, Accessoires, wijzigingen en ver-vanging van onderdelen.

12 volt stopcontact

Afbeelding 70Bagageruimte: Stopcontact

Overzicht van de 12 volt stopcontactenIn de middenconsole voorin - » Afbeelding 69.

In de bagageruimte - » Afbeelding 70.

Stopcontact gebruiken› De afdekking van het stopcontact openen » Afbeelding 70.› De stekker van de elektrische verbruiker in het stopcontact steken.

Zie voor verdere aanwijzingen » pagina 199, Accessoires, wijzigingen en vervan-ging van onderdelen.

ATTENTIE

■ Onjuist gebruik van het 12 volt stopcontact en de elektrische accessoireskan brand en andere zware verwondingen tot gevolg hebben.■ Nooit kinderen zonder toezicht in de wagen laten. Het 12 volt stopcontacten de daarop aangesloten apparaten kunnen ook worden gebruikt als hetcontact is uitgeschakeld of als de sleutel uit het contact is getrokken.■ Wanneer het aangesloten elektrische apparaat te warm wordt, het apparaatdirect uitschakelen en de stekker uit het stopcontact trekken.

VOORZICHTIG

■ Het 12 volt stopcontact mag alleen voor de aansluiting van vrijgegeven elektri-sche accessoires met een totale vermogensafname van maximaal 120 watt wor-den gebruikt.■ Nooit het maximum toegestane vermogen overschrijden, omdat anders de elek-trische installatie van de wagen beschadigd kan raken. £

79Zitten en opbergen

Page 83: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

■ Bij stilstaande motor en ingeschakelde verbruikers wordt de accu ontladen - ge-vaar voor een lege accu!■ Ter voorkoming van beschadiging van het 12 volt stopcontact alleen passendestekkers gebruiken.■ Alleen apparaten gebruiken, die conform de geldende richtlijnen betreffende deelektromagnetische verdraagzaamheid getest zijn.■ Om schade door spanningsschommelingen te voorkomen, moet voor het in- enuitschakelen van het contact en voor het starten van de motor het op het 12 voltstopcontact aangesloten apparaat uitgeschakeld worden.■ De handleiding van de aangesloten apparaten in acht nemen!

Opbergvakken

Overzicht

De wagen is voorzien van de volgende opbergmogelijkheden:

Opbergvak aan bijrijderszijde » pagina 80

Opbergvak in het dashboard » pagina 81

Opbergvak voorin de middenconsole » pagina 81

Brillenvak » pagina 82

Opbergvak in de voorportieren en achterportieren » pagina 82

Opbergvak onder de bijrijdersstoel » pagina 82

Armsteun voorin met opbergvak » pagina 83

Klaptafel aan de rugleuning van de voorstoel » pagina 83

Klaptafel aan de middelste rugleuning » pagina 84

Opbergvak achterin de middenconsole » pagina 84

Opbergvakken in de bagageruimte » pagina 85

Flexibel opbergvak » pagina 85

ATTENTIE

■ Niets op het dashboard leggen. Daarop neergelegde voorwerpen zouden tij-dens het rijden (bij accelereren of rijden in de bocht) kunnen verschuiven ofvallen en uw aandacht van de verkeerssituatie afleiden - gevaar voor ongeval-len!■ Let erop dat er tijdens het rijden geen voorwerpen vanuit de middenconsoleof vanuit andere opbergvakken in de voetenruimte van de bestuurder terechtkunnen komen. De bestuurder zou dan niet meer in staat kunnen zijn te kop-pelen, te remmen of gas te geven - gevaar voor ongevallen!

Opbergvak aan bijrijderszijde

Afbeelding 71Dashboard: Opbergvak aan bijrij-derszijde

Opbergvak aan bijrijderszijde openen en sluiten› De knop » Afbeelding 71 indrukken - het deksel klapt omlaag.› Het deksel naar boven zwenken tot deze hoorbaar vastklikt.

In het opbergvak bevindt zich een pennenhouder.

ATTENTIE

Om veiligheidsredenen moet het dashboardkastje tijdens het rijden altijd zijngesloten.

80 Bediening

Page 84: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Opbergvak aan bijrijderszijde koelen

Afbeelding 72Dashboardkastje: Bediening vande koeling

› De luchttoevoer wordt geopend door aan de hendel in pijlrichting te trek-ken » Afbeelding 72.

› Door op de hendel te drukken wordt de luchttoevoer afgesloten.

Als de luchttoevoer is geopend en de airconditioning is ingeschakeld, stroomt ge-koelde lucht in het opbergvak.

Als de luchttoevoer bij uitgeschakelde airconditioning wordt geopend, stroomtaangezogen buitenlucht of interieurlucht in het opbergvak.

Als de verwarming is ingeschakeld of de koeling van het opbergvak niet wordtgebruikt, adviseren wij de luchttoevoer af te sluiten.

Opbergvak in het dashboard

Afbeelding 73Dashboard: Opbergvak

› In pijlrichting op de knop drukken » Afbeelding 73, het deksel klapt naar boven.

Bepaalde type-uitvoeringen hebben een opbergvak zonder deksel.

ATTENTIE

■ Het opbergvak is geen vervanging voor de asbak en mag ook niet als zoda-nig worden gebruikt - brandgevaar!■ Om veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens het rijden altijd geslotenzijn.■ In het opbergvak geen licht ontvlambare voorwerpen of voorwerpen die ge-voelig zijn voor warmte leggen (bijvoorbeeld aanstekers, spuitbussen, brillen,koolzuurhoudende dranken).

Opbergvak voorin de middenconsole

Afbeelding 74Middenconsole voorin: Opberg-vak

Het open opbergvak in de middenconsole dient voor het opbergen van kleinevoorwerpen.

ATTENTIE

Het opbergvak is geen vervanging voor de asbak en mag ook niet als zodanigworden gebruikt - brandgevaar!

81Zitten en opbergen

Page 85: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Brillenvak

Afbeelding 75Deel van de hemelbekleding:Brillenvak

› Op knop A » Afbeelding 75 drukken - het vak klapt omlaag.

VOORZICHTIG

■ In het brillenvak geen warmtegevoelige voorwerpen leggen - deze kunnen wor-den beschadigd.■ Het opbergvak mag alleen worden geopend voor het uitnemen of inleggen vande bril en moet verder gesloten blijven.■ Bij wagens met een alarmsysteem vermindert het geopende brillenvak de werk-ing van de sensoren voor de interieurbewaking.

Opbergvak in de voorportieren en achterportieren

Afbeelding 76Opbergvak in de voorportieren

In gedeelte B » Afbeelding 76 van het opbergvak van de voor- en achterportie-ren bevindt zich een flessenhouder.

ATTENTIE

Om de werking van de zijairbags niet te beïnvloeden, mag gedeelte A » Af-beelding 76 van het opbergvak alleen worden gebruikt voor het opbergen vanvoorwerpen die niet uitsteken.

Opbergvak onder de bijrijdersstoel

Afbeelding 77Bijrijdersstoel: Opbergvak

› Om de klep te openen aan de greep trekken » Afbeelding 77.› Bij het sluiten van de klep de greep vasthouden tot het vak gesloten is.

VOORZICHTIG

Het opbergvak is bedoeld om kleine voorwerpen tot een gewicht van 1,5 kg in tebewaren.

82 Bediening

Page 86: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Armsteun voorin met opbergvak

Afbeelding 78 Armsteun: Opbergvak / koeling van het opbergvak

De armsteun is in hoogte en lengterichting verstelbaar.

Opbergvak openen› Het deksel van de armsteun in pijlrichting 1 openen » Afbeelding 78.

Opbergvak sluiten› Het deksel tot de aanslag openen, pas dan kan het naar beneden worden ge-

klapt.

Hoogte instellen› Eerst het deksel naar beneden klappen en dan in pijlrichting 1 in een van de

vier standen tillen.

In lengterichting verstellen› Het deksel in de gewenste stand schuiven.

Luchtinlaat openen› De sluiting A omhoogtrekken.

Luchtinlaat sluiten› De sluiting A tot de aanslag omlaagtrekken.

Bij wagens met airconditioning is het opbergvak uitgerust met een afsluitbare in-laat voor geklimatiseerde lucht.

Uit de geopende luchtinlaat stroomt lucht in het opbergvak met een temperatuurdie overeenkomt met de instelling van de bedieningselementen van de aircondi-tioning en de klimatologische omstandigheden.

Er stroomt lucht naar het opbergvak als de draaiknop voor de luchtverdeling instand staat. Bij deze instelling stroomt een maximale hoeveelheid lucht in hetopbergvak (ook afhankelijk van de stand van de draaiknop voor de aanjager).

Het opbergvak kan bijvoorbeeld voor het koelen van blikjes enzovoort wordengebruikt.

Indien de luchttoevoer in het opbergvak niet wordt gebruikt, moet de inlaat al-tijd gesloten zijn.

Let op

Voor het aantrekken van de handrem het deksel van de armsteun tot de aanslagnaar achteren schuiven.

Klaptafel aan de rugleuning van de voorstoel

Afbeelding 79Klaptafel aan de rugleuning vande voorstoel

› De tafel in de horizontale stand zetten door in pijlrichting te trekken » Afbeel-ding 79.

› Door tegen de pijlrichting in te drukken de tafel weer in de verticale stand klap-pen.

ATTENTIE

■ Tijdens het rijden mag de klaptafel niet in de horizontale stand staan - ge-vaar voor verwondingen.■ Geen bekers met hete drank in de bekerhouder in de klaptafel plaatsen - ge-vaar voor verbranding!■ Geen breekbare bekers (bijvoorbeeld glas, porselein) gebruiken - gevaarvoor verwondingen. £

83Zitten en opbergen

Page 87: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

De klaptafel aan de rugleuning van de voorstoel is bedoeld voor het deponerenvan kleinere voorwerpen tot een gewicht van max. 10 kg.

Klaptafel aan de middelste rugleuning

Afbeelding 80Zitplaatsen achterin: Armsteun

De middelste rugleuning kan na het naar voren klappen » pagina 68, Rugleuningneerklappen en stoel volledig naar voren klappen als armsteun of tafel met be-kerhouder worden gebruikt » Afbeelding 80.

In de uitsparingen kunnen twee bekers worden geplaatst.

ATTENTIE

■ Nooit hete bekers in de bekerhouders plaatsen. Als de wagen rijdt, kan hetedrank worden gemorst - gevaar voor brandwonden!■ Geen breekbare bekers (bijvoorbeeld glas, porselein) gebruiken. Bij een on-geval kan dit tot letsel leiden.

VOORZICHTIG

■ Tijdens het rijden geen open bekers in de bekerhouder laten staan. Drank kanbijvoorbeeld bij het remmen worden gemorst en daarbij elektrische onderdelen ofde stoelbekleding beschadigen.■ Als de middelste rugleuning achterin gedurende langere tijd naar voren is ge-klapt, erop letten dat zich geen gordelsloten onder de leuning bevinden - anderskan vervorming van het zitkussen en de stoelbekleding optreden.

Opbergvak achterin de middenconsole

Afbeelding 81Middenconsole achterin: Op-bergvak

Het opbergvak is uitgerust met een uitneembaar inzetstuk.› Het opbergvak openen door aan de bovenste rand van het opbergvak A in pijl-

richting te trekken » Afbeelding 81.

ATTENTIE

Het opbergvak is geen vervanging voor de asbak en mag ook niet als zodanigworden gebruikt - brandgevaar!

VOORZICHTIG

Alvorens de middelste zitplaats achterin naar voren te klappen, moet het opberg-vak achterin de middenconsole zijn gesloten (anders kan deze worden bescha-digd).

84 Bediening

Page 88: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Opbergvakken in de bagageruimte

Afbeelding 82 Bagageruimte: Opbergvakken

De afdekking van het vak aan de zijkant A » Afbeelding 82 kan worden verwij-derd om zodoende de bagageruimte te vergroten.› De afdekking A aan de bovenzijde vastpakken en voorzichtig in pijlrichting

verwijderen » Afbeelding 82.

VOORZICHTIG

■ Het uitneembare opbergvak A » Afbeelding 82 aan de linkerzijde is bedoeldvoor het opbergen van kleine voorwerpen tot een gewicht van 1,5 kg.■ Het opbergvak B » Afbeelding 82 aan de rechterzijde is bedoeld voor het op-bergen van kleine voorwerpen tot een gewicht van 0,5 kg.

Flexibel opbergvak

Afbeelding 83Flexibel opbergvak

Het flexibele opbergvak kan aan de rechterzijde van de bagageruimte wordenaangebracht.

Inbouwen› Beide uiteinden van het flexibele opbergvak in de openingen van de rechterzij-

bekleding van de bagageruimte plaatsen en naar onderen schuiven om het op-bergvak te vergrendelen.

Uitbouwen› Het flexibele opbergvak aan beide bovenhoeken vastpakken.› De bovenhoeken naar binnen drukken en het opbergvak naar boven trekken

om het te ontgrendelen.› Naar u toe trekken om het te verwijderen.

VOORZICHTIG

Het flexibele opbergvak is bedoeld om kleine voorwerpen tot een gewicht van 8kg in te bewaren.

Skizak

De uitneembare skizak dient uitsluitend voor het vervoeren van ski's.

Afbeelding 84Bevestiging van de uitneembareskizak

Inpakken› Een achterportier van de wagen openen.› De rugleuning van de middelste zitplaats achterin naar voren klappen » pagina

68, Zitplaatsen achterin.› De lege uitneembare skizak zodanig in de ruimte tussen de voorstoelen en zit-

plaatsen achterin aanbrengen, dat het uiteinde met de ritssluiting zich in de ba-gageruimte bevindt.

› De achterklep openen.› De ski's vanuit de bagageruimte in de uitneembare skizak schuiven » .› De uitneembare skizak met de ritssluiting sluiten. £

85Zitten en opbergen

Page 89: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Vastzetten› De bevestigingsgordel met de twee slotgespen uit de zak van de uitneembare

skizak trekken.› De slotgespen A » Afbeelding 84 in de gordelsloten van de middelste veilig-

heidsgordel achterin C steken, eerst aan de ene en vervolgens aan de anderezijde.

› De bevestigingsgordel in het midden van de ski's tussen hiel en punt van debindingen aanbrengen en de bevestigingsgordel aan het vrije gordeleinde Bstraktrekken.

ATTENTIE

■ Na het inladen van de ski's moet de uitneembare skizak met de bevesti-gingsgordel A worden vastgezet.■ De bevestigingsgordel moet strak om de ski's zitten.■ Let erop dat de bevestigingsgordel bij de ski's tussen de punt en het hielge-deelte van de ski's zit (zie ook de markering op de uitneembare skizak).■ Het totale gewicht van de vervoerde ski's mag niet meer dan 10 kg bedra-gen.

Let op

■ De uitneembare skizak is geschikt voor twee paar ski's.■ De ski's en de stokken met de punten maar achteren in de uitneembare skizakschuiven.■ Als zich meerdere paren ski's in de skizak bevinden, erop letten dat de bindin-gen op gelijke hoogte liggen.■ De uitneembare skizak mag nooit vochtig worden opgevouwen of vochtig wor-den opgeborgen.

Kledinghaak

Op de middelste portierstijlen en aan de achterste grepen van de hemelbekledingboven de achterportieren zitten kledinghaken.

ATTENTIE

■ Let erop dat het zicht naar achteren niet wordt belemmerd door opgehan-gen kledingstukken.■ Alleen lichte kleding ophangen en erop letten dat er geen zware of scherpevoorwerpen in de zakken zitten.■ Geen kledinghangers voor het ophangen van de kleding gebruiken, omdatdan de effectiviteit van de hoofdairbags wordt beïnvloed.

VOORZICHTIG

De maximale toelaatbare belasting van de haken bedraagt 2 kg.

Parkeertickethouder

Afbeelding 85Voorruit: Parkeertickethouder

De parkeertickethouder dient bijvoorbeeld voor het bevestigen van het parkeer-ticket op parkeerplaatsen waar moet worden betaald.

ATTENTIE

Voor het begin van de rit moet het ticket altijd worden verwijderd, zodat hetzicht van de bestuurder niet wordt gehinderd.

86 Bediening

Page 90: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Verwarming en airconditioning

Inleidende informatie

Beschrijving en aanwijzingen

Het verwarmingsvermogen is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, hetvolledige verwarmingsvermogen wordt daarom pas bij bedrijfswarme motor be-reikt.

Bij ingeschakelde koelfunctie worden de temperatuur en de luchtvochtigheid inhet interieur van de wagen verlaagd. Hierdoor wordt bij hoge buitentemperaturenen hoge luchtvochtigheid het comfort van de inzittenden verhoogd. In het koudejaargetijde wordt het beslaan van de ruiten voorkomen.

Om de koelwerking te verhogen, kan kortstondig de circulatiefunctie worden in-geschakeld.

De aanwijzingen betreffende de circulatiefunctie bij de airconditioning » pagina92 resp. Climatronic » pagina 94 in acht nemen.

De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van ijs, sneeuw en bladeren zijn, zodatverwarming en koeling optimaal kunnen functioneren.

Na het inschakelen van de koelfunctie kan condenswater van de verdamper vande airconditioning lekken en onder de wagen een waterplas vormen. Dit is nor-maal en geen teken van lekkage!

ATTENTIE

■ Voor de verkeersveiligheid is het belangrijk dat alle ruiten vrij zijn van ijs,sneeuw en condens. Maak uzelf daarom vertrouwd met de juiste bedieningvan de verwarming en ventilatie, met het vocht- en vorstvrij maken van de rui-ten alsmede de koelfunctie.■ De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdatdoor de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder enmedepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermindert.Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe. De cir-culatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.

Let op

■ De verbruikte lucht wordt via de ontluchtingsopeningen in de bagageruimte af-gevoerd.■ Als de circulatiefunctie is ingeschakeld, adviseren wij in de wagen niet te roken,omdat de aangezogen rook neerslaat op de verdamper van het airconditioning-systeem. Dit zorgt tijdens het gebruik van de airconditioning voor een blijvendestankoverlast die alleen met veel moeite en hoge kosten (vervanging van de ver-damper) kan worden opgelost.■ Om de verwarming en airconditioning optimaal te kunnen laten functioneren,mogen de luchtroosters niet zijn afgedekt.

Economisch gebruik van de airconditioning

In de koelfunctie verbruikt de compressor van de airconditioning motorvermogenen beïnvloedt hiermee het brandstofverbruik.

Indien het interieur van de geparkeerde wagen door zonnestraling sterk is opge-warmd, verdient het aanbeveling de ruiten of portieren kort te openen, zodat dewarme lucht kan ontsnappen.

Als de ruiten geopend zijn, mag de koeling tijdens het rijden niet ingeschakeldzijn.

Indien de gewenste temperatuur in het interieur ook zonder inschakeling van dekoeling kan worden bereikt, dient de stand voor frisse lucht te worden gekozen.

Milieu-aanwijzing

Door brandstof te besparen wordt de uitstoot van schadelijke stoffen verlaagd.

Storingen

Indien de koeling bij buitentemperaturen van meer dan +5 °C niet functioneert, iser sprake van een storing. Dit kan de volgende oorzaken hebben:› Een van de zekeringen is doorgebrand. De zekering controleren, zo nodig ver-

vangen » pagina 212.› De koeling is automatisch tijdelijk uitgeschakeld, omdat de koelvloeistoftempe-

ratuur van de motor te hoog is » pagina 11.

De koeling uitschakelen indien u de storing niet zelf kunt oplossen of het koelver-mogen afneemt. Een specialist opzoeken.

87Verwarming en airconditioning

Page 91: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Luchtroosters

Afbeelding 86 Luchtroosters voorin

Afbeelding 87 Luchtroosters achterin

Luchtroosters 3 en 4 openen› Het horizontale wiel draaien (naar rechts) » Afbeelding 86.

Luchtroosters 6 openen› Het verticale wiel draaien (tussen de eindstanden) » Afbeelding 87.

Luchtroosters 3 en 4 sluiten› Het horizontale wiel in de eindstand draaien (naar links).

Luchtroosters 6 sluiten› Het verticale wiel in de eindstand draaien.

Luchtstroom van de luchtroosters 3 en 4 wijzigen› Om de hoogte van de luchtstroom te wijzigen, de horizontale lamellen met be-

hulp van de verschuifbare versteller draaien.› Om de zijdelingse richting van de luchtstroom te wijzigen, de verticale lamellen

met behulp van de verschuifbare versteller draaien.

Luchtstroom van de luchtroosters 6 wijzigen› Om de hoogte van de luchtstroom te wijzigen, de horizontale lamellen met be-

hulp van het verticale wiel naar boven of naar beneden draaien.› Om de zijdelingse richting van de luchtstroom te wijzigen, de verticale lamellen

met behulp van het horizontale wiel draaien.

De luchtroosters 3, 4 » Afbeelding 86 en 6 » Afbeelding 87 kunnen afzonderlijkworden geopend en gesloten.

De luchtroosters 6 zijn alleen aanwezig bij wagens met hoge middenconsole.

Uit de geopende luchtroosters stroomt, afhankelijk van de stand van de verwar-ming resp. de airconditioning en de klimatologische omstandigheden, niet opge-warmde resp. gekoelde lucht.

88 Bediening

Page 92: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Verwarming

Bediening

Afbeelding 88 Verwarming: Bedieningselementen

Temperatuur instellen› De draaiknop A » Afbeelding 88 naar rechts draaien om de temperatuur te

verhogen.› De draaiknop A naar links draaien om de temperatuur te verlagen.

Aanjager regelen› De aanjagerschakelaar B in een van de standen 1 t/m 4 draaien om de aanja-

ger in te schakelen.

› De aanjagerschakelaar B in stand 0 draaien om de aanjager uit te schakelen.› Om de toevoer van frisse lucht te sluiten, de toets 1 gebruiken » pagina 90,

in alinea Circulatiefunctie.

Luchtverdeling regelen› Met de luchtverdeelregelaar C wordt de luchtuitstroomrichting geregeld » pa-

gina 88.

Achterruitverwarming› Toets 2 indrukken. Meer informatie » pagina 54, Voor- en achterruitverwar-

ming.

Extra verwarming (interieurvoorverwarming)› Toets 3 indrukken om de extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ven-

tilatie) rechtstreeks in of uit te schakelen. Meer informatie » pagina 95, Extraverwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie).

Alle bedieningselementen, uitgezonderd de aanjagerschakelaar B , kunnen op ie-dere willekeurige tussenliggende stand worden ingesteld.

Om het beslaan van de ruiten te voorkomen, moet de aanjager steeds ingescha-keld zijn.

Let op

Als de luchtverdeling op de ruiten wordt ingesteld, wordt de volledige luchthoe-veelheid gebruikt voor het ontwasemen van de ruiten en stroomt er geen lucht inde voetenruimte. Dit kan tot beperking van het verwarmingscomfort leiden.

Verwarming instellen

Aanbevolen basisinstellingen van de verwarmingbedieningselementen voor deverschillende gebruiksmogelijkheden: £

89Verwarming en airconditioning

Page 93: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

InstellingStand van de draaiknop

Toets 1 Luchtroosters 4A B C

Voorruit en zijruiten ontdooienTot de aanslag naar

rechts3 Niet inschakelen Openen en op de zijruit richten

Voorruit en zijruiten ontwasemenGewenste tempera-

tuur2 of 3 Niet inschakelen Openen en op de zijruit richten

De snelste verwarmingTot de aanslag naar

rechts3 Kort inschakelen Openen

Aangename verwarmingGewenste tempera-

tuur2 of 3 Niet inschakelen Openen

Frisse lucht - ventilatieTot de aanslag naar

linksGewenste stand Niet inschakelen Openen

Let op

■ Bedieningselementen A , B , C en de toets 1 » Afbeelding 88.■ Luchtroosters 4 » Afbeelding 86.■ Wij adviseren u de luchtroosters 3 » Afbeelding 86 in de geopende stand te la-ten.

Circulatiefunctie

In de circulatiefunctie wordt voorkomen dat bijvoorbeeld buitenlucht met sterkegeuren in het interieur kan komen, bijvoorbeeld bij het rijden door tunnels of infiles.

Circulatiefunctie inschakelen› De toets » Afbeelding 88 indrukken - in de toets gaat het controlelampje

branden.

Circulatiefunctie uitschakelen› De toets opnieuw indrukken - het controlelampje in de toets gaat uit.

Als de luchtverdeelregelaar C in de stand » Afbeelding 88 staat, wordt de cir-culatiefunctie automatisch uitgeschakeld. Door opnieuw op de toets te druk-ken, kan ook in deze stand de circulatiefunctie weer worden ingeschakeld.

ATTENTIE

De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdatdoor de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder enmedepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermindert.Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe. De cir-culatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.

Airconditioning (handbediende airconditioning)

Omschrijving

Beschrijving van de airconditioning

De koeling werkt alleen als de toets AC » Afbeelding 89 1 is ingedrukt en aande volgende voorwaarden wordt voldaan:› motor draait,› buitentemperatuur hoger dan circa +2 °C en› aanjagerschakelaar ingeschakeld (stand 1 t/m 4).

Uit de luchtroosters kan bij ingeschakelde koelfunctie onder bepaalde omstandig-heden lucht met een temperatuur van circa 5 °C stromen. Bij een langdurige on-gelijkmatige verdeling van de lucht uit de luchtroosters en grote temperatuurver-schillen, bijvoorbeeld bij het uitstappen uit de wagen, kunnen bij hiervoor gevoeli-ge personen verkoudheidsverschijnselen optreden. £

90 Bediening

Page 94: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ Wij adviseren u de airconditioning eenmaal per jaar door een specialist te latenreinigen.

Bediening

Afbeelding 89 Airconditioning: Bedieningselementen

Temperatuur instellen› De draaiknop A » Afbeelding 89 naar rechts draaien om de temperatuur te

verhogen.› De draaiknop A naar links draaien om de temperatuur te verlagen.

Aanjager regelen› De aanjagerschakelaar B in een van de standen 1 t/m 4 draaien om de aanja-

ger in te schakelen.› De aanjagerschakelaar B in stand 0 draaien om de aanjager uit te schakelen.› De toets 4 indrukken om de toevoer van frisse lucht af te sluiten - » pagi-

na 92, Circulatiefunctie.

Luchtverdeling regelen› Met de luchtverdeelregelaar C wordt de luchtuitstroomrichting geregeld » pa-

gina 88, Luchtroosters.

Koelfunctie in- en uitschakelen› De toets AC 1 » Afbeelding 89 indrukken. In de toets brandt het controle-

lampje.

› Door opnieuw op de toets AC te drukken wordt de airconditioning uitgescha-keld. Het controlelampje in de toets gaat uit.

Achterruitverwarming› De toets 2 indrukken. Meer informatie » pagina 54, Voor- en achterruitver-

warming.

Extra verwarming (interieurvoorverwarming)› De toets 3 indrukken om de extra verwarming (interieurvoorverwarming en

-ventilatie) rechtstreeks in of uit te schakelen. Meer informatie » pagina 95,Extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie).

Let op

■ Bij het ontdooien van de voorruit en zijruiten wordt het volledige verwarmings-vermogen gebruikt. Er wordt geen warme lucht naar de voetenruimte gestuurd.Dit kan tot beperking van het verwarmingscomfort leiden.■ Het controlelampje in de toets AC brandt ook na het inschakelen als niet aanalle voorwaarden voor de werking van de koelfunctie wordt voldaan. Hiermeewordt aangegeven dat de koeling beschikbaar is als aan alle voorwaarden wordtvoldaan » pagina 90, Beschrijving van de airconditioning.

91Verwarming en airconditioning

Page 95: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Airconditioning instellen

Aanbevolen basisinstellingen van de bedieningselementen van de airconditioningvoor de betreffende bedrijfsfuncties:

InstellingStand van de draaiknop Toets

Luchtroosters 4A B C 1 4

Voorruit en zijruiten ontdooien -ontwasemena)

Gewenste tempe-ratuur

3 of 4 Automatisch inge-

schakeldb) Niet inschakelenOpenen en op de zijruit rich-

ten

De snelste verwarmingTot de aanslag naar

rechts3 Uitgeschakeld Kort inschakelen Openen

Aangename verwarmingGewenste tempe-

ratuur2 of 3 Uitgeschakeld Niet inschakelen Openen

De snelste afkoelingTot de aanslag naar

linksKort 4, dan 2 of 3 Ingeschakeld Kort inschakelen Openen

Optimale koelingGewenste tempe-

ratuur1, 2 resp. 3 Ingeschakeld Niet inschakelen

Openen en naar het dak rich-ten

Frisse lucht - ventilatieTot de aanslag naar

linksGewenste stand Uitgeschakeld Niet inschakelen Openen

a) In landen met een hoge luchtvochtigheid adviseren wij u deze instelling niet te gebruiken. Het ruitoppervlak kan hierdoor sterk afkoelen en aan de buitenzijde beslaan.b) Het controlelampje in toets 1 brandt ook na het inschakelen als niet aan alle voorwaarden voor de werking van de koelfunctie wordt voldaan. Hiermee wordt aangegeven dat de koeling beschikbaar is als aan alle

voorwaarden wordt voldaan » pagina 90, Beschrijving van de airconditioning.

Let op

■ Bedieningselementen A , B , C en de toetsen 1 en 4 » Afbeelding 89.■ Luchtroosters 4 » Afbeelding 86.■ Wij adviseren u de luchtroosters 3 » Afbeelding 86 in de geopende stand te la-ten.

Circulatiefunctie

In de circulatiefunctie wordt voorkomen dat bijvoorbeeld buitenlucht met sterkegeuren in het interieur kan komen, bijvoorbeeld bij het rijden door tunnels of infiles.

Circulatiefunctie inschakelen› De toets 4 » Afbeelding 89 indrukken - in de toets gaat het controlelampje

branden.

Circulatiefunctie uitschakelen› Toets opnieuw indrukken - het controlelampje in de toets gaat uit.

Als de luchtverdeelregelaar C in de stand » Afbeelding 89 staat, wordt de cir-culatiefunctie automatisch uitgeschakeld. Door opnieuw op toets te drukken,kan ook in deze stand de circulatiefunctie weer worden ingeschakeld.

ATTENTIE

De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdatdoor de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder enmedepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermindert.Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe. De cir-culatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.

92 Bediening

Page 96: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Climatronic (automatische airconditioning)

Omschrijving

De Climatronic houdt een ingestelde comforttemperatuur volledig automatischconstant. Daartoe worden de temperatuur van de uitstromende lucht, de aanja-gerstanden en de luchtverdeling automatisch gewijzigd. Het systeem houdt ookmet sterke zonnestralen rekening, zodat het niet nodig is het systeem met dehand bij te stellen. De automatische regeling » pagina 94 garandeert een opti-maal comfort in ieder jaargetijde.

Beschrijving van de Climatronic

De koelfunctie werkt alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:› motor draait,› buitentemperatuur hoger dan circa +2 °C,› AC ingeschakeld.

Om bij hoge belasting van de motor de koeling te garanderen, wordt de aircocom-pressor bij een hoge koelvloeistoftemperatuur uitgeschakeld.

Aanbevolen instelling voor alle jaargetijden:› De gewenste temperatuur instellen, wij adviseren 22 °C.› De toets AUTO » Afbeelding 90 indrukken.› De luchtroosters 3 en 4 » Afbeelding 86 zodanig instellen, dat de luchtstroom

licht naar boven is gericht.

Let op

■ Wij adviseren u de Climatronic eenmaal per jaar door een specialist te laten rei-nigen.■ Bij wagens die af fabriek van een radio of navigatiesysteem zijn voorzien, wordtde informatie van de Climatronic ook op dat display weergegeven. Deze functiekan worden uitgeschakeld, zie het instructieboekje van de radio resp. het naviga-tiesysteem.

Overzicht van de bedieningselementen

Afbeelding 90 Climatronic: Bedieningselementen

De toetsen

Voorruit intensief ontwasemen

Luchtstroom naar de ruiten

Luchtstroom naar het bovenlichaam

Luchtstroom naar de voetenruimte

Circulatiefunctie met de sensor voor luchtkwaliteitAchterruitverwarming

De toetsen/draaiknoppen

Instelling van de temperatuur voor de linkerzijde, bediening van de stoelver-warming van de linkervoorstoelAutomatische regeling AUTO

Climatronic uitschakelen OFF

Instelling van het aanjagertoerental

Afhankelijk van de uitrusting: Toets voor direct in-/uitschakelen van de interi-eurvoorverwarming » pagina 95 of in-/uitschakelen van de voorruitver-warming » pagina 54In- en uitschakelen van de temperatuurinstelling in Dual-stand DUAL

Koelfunctie in- en uitschakelen AC

Instelling van de temperatuur voor de rechterzijde, bediening van de stoel-verwarming van de rechtervoorstoel £

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

93Verwarming en airconditioning

Page 97: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

Onder de bovenste reeks toetsen bevindt zich de interieurtemperatuursensor. Desensor niet afplakken of afdekken, omdat anders de werking van de Climatronicongunstig wordt beïnvloed.

Automatische regeling

De automatische regeling dient ertoe de temperatuur constant te houden en deruiten in het interieur te ontvochtigen.

Automatische regeling inschakelen› Een temperatuur tussen +18 °C en +26 °C instellen.› De luchtroosters 3 en 4 » Afbeelding 86 zodanig instellen, dat de luchtstroom

licht naar boven is gericht.› Toets AUTO indrukken. In de rechter- of linkerbovenhoek gaat een controle-

lampje branden, afhankelijk van welke stand het laatst is geselecteerd.

Als het controlelampje in de rechterbovenhoek van de toets AUTO brandt, werktde Climatronic in de "HIGH"-stand. De "HIGH"-stand is de standaardinstelling vande Climatronic.

Door nogmaals de toets AUTO in te drukken, schakelt de Climatronic om naar de"LOW"-stand en gaat het controlelampje in de linkerbovenhoek branden. De Cli-matronic gebruikt in deze stand alleen lage aanjagertoerentallen. Dat is aangena-mer met betrekking tot het geluidsniveau, maar het gevolg is wel dat de effectivi-teit van de airconditioning afneemt, met name bij een volledig bezette auto.

Door de toets AUTO opnieuw in te drukken, wordt omgeschakeld naar de "HIGH"-stand.

De automatische regeling wordt uitgeschakeld door een toets voor de luchtver-deling in te drukken of het aanjagertoerental te verhogen of verlagen. De tempe-ratuur wordt nog steeds geregeld.

Koelfunctie in- en uitschakelen

Koelfunctie in- en uitschakelen› De toets AC » Afbeelding 90 indrukken. In de toets brandt het controlelampje.› Door opnieuw op de toets AC te drukken wordt de airconditioning uitgescha-

keld. Het controlelampje in de toets gaat uit. Alleen de ventilatiefunctie blijft ac-tief, waardoor geen lagere temperatuur dan de buitentemperatuur kan wordenbereikt.

Temperatuur instellen

De temperatuur in het interieur kan voor de linker- en rechterkant van de wagenapart worden ingesteld.› Na het inschakelen van het contact kan met de draaiknop 7 » Afbeelding

90 de temperatuur voor beide zijden worden ingesteld.› Om de temperatuur voor de rechterzijde in te stellen aan de draaiknop 14

draaien. Het controlelampje in de toets DUAL gaat branden; hiermee wordt aan-gegeven dat er verschillende temperaturen voor de linker- en rechterzijde kun-nen worden ingesteld.

Als het controlelampje in de toets DUAL brandt, kan met de draaiknop 7 niet detemperatuur voor beide zijden worden ingesteld. Deze functie weer instellendoor de toets DUAL in te drukken. Het controlelampje in de toets gaat uit.

De temperatuur in het interieur kan tussen +18 °C en +26 °C worden ingesteld. Indit gebied wordt de interieurtemperatuur automatisch geregeld. Als een lageretemperatuur dan +18 °C wordt gekozen, gaat bij het begin van de numeriekeschaal een blauw symbool branden. Als een hogere temperatuur dan +26 °Cwordt gekozen, gaat aan het einde van de numerieke schaal een rood symboolbranden. In de beide eindstanden levert de Climatronic het maximale koel- resp.verwarmingsvermogen. Er vindt hierbij geen temperatuurregeling plaats.

Bij een langdurige ongelijkmatige verdeling van de lucht uit de luchtroosters (metname in de voetenruimte) en grote temperatuurverschillen, bijvoorbeeld bij hetuitstappen uit de wagen, kunnen bij hiervoor gevoelige personen verkoudheids-verschijnselen optreden.

Circulatiefunctie

In de circulatiefunctie wordt zo veel mogelijk voorkomen dat buitenlucht metsterke geuren in het interieur van de wagen kan komen, bijvoorbeeld bij het rij-den door tunnels of in files. Wanneer bij ingeschakelde automatische circulatie-functie de sensor voor luchtkwaliteit een aanzienlijke toename van de concentra-tie schadelijke stoffen herkent, wordt tijdelijk de circulatiefunctie ingeschakeld.Zodra de concentratie schadelijke stoffen naar het normale niveau daalt, wordtde circulatiefunctie automatisch uitgeschakeld, waardoor weer frisse lucht naarhet interieur kan stromen. In de circulatiefunctie wordt de lucht uit het interieuraangezogen en weer in het interieur geleid. Als de automatische circulatiefunctieis ingeschakeld, meet een sensor voor luchtkwaliteit de concentratie schadelijkestoffen in de aangezogen lucht. £

94 Bediening

Page 98: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Circulatiefunctie inschakelen› Herhaaldelijk op toets drukken, tot het controlelampje aan de linkerzijde

van de toets gaat branden.

Automatische circulatiefunctie inschakelen› Herhaaldelijk op toets drukken, tot het controlelampje aan de rechterzijde

van de toets gaat branden.

Automatische circulatiefunctie tijdelijk uitschakelen› Als de sensor voor luchtkwaliteit bij onaangename geuren de circulatiefunctie

niet automatisch inschakelt, kan deze zelf worden ingeschakeld door op detoets te drukken. In de toets brandt het controlelampje aan de linkerzijde.

Circulatiefunctie uitschakelen› Op de toets AUTO drukken of herhaaldelijk op toets drukken, tot de contro-

lelampjes in de toets uitgaan.

ATTENTIE

De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdatdoor de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder enmedepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermindert.Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe. De cir-culatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.

Let op

■ Als de voorruit beslaat, op toets 1 » Afbeelding 90 drukken. Nadat devoorruit ontwasemd is, op toets AUTO drukken.■ De automatische circulatiefunctie werkt alleen als de buitentemperatuur hogerdan circa 2 °C is.

Aanjager regelen

De Climatronic regelt de aanjagerstanden automatisch afhankelijk van de interi-eurtemperatuur. De aanjagerstanden kunnen echter handmatig aan de persoon-lijke wensen worden aangepast.› Herhaaldelijk op toets » Afbeelding 90 aan de linkerzijde (aanjagertoerental

verlagen) resp. aan de rechterzijde (aanjagertoerental verhogen) drukken.

Als de aanjager wordt uitgeschakeld, wordt ook de Climatronic uitgeschakeld.

Het ingestelde aanjagertoerental wordt aangegeven door het aantal brandendecontrolelampjes boven de toets .

ATTENTIE

■ De "verbruikte" lucht kan vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder enmedepassagiers veroorzaken, waardoor de oplettendheid vermindert. Ookkunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe.■ De Climatronic niet langer uitschakelen dan noodzakelijk.■ De Climatronic direct inschakelen, zodra de ruiten beslaan.

Voorruit ontwasemen

Voorruit ontwasemen - inschakelen› Toets » Afbeelding 90 indrukken.› Toets 11 » Afbeelding 90 indrukken.

Voorruit ontwasemen - uitschakelen› Opnieuw op toets of de toets AUTO drukken.› Toets opnieuw indrukken.

De temperatuur wordt automatisch geregeld. Uit de luchtroosters 1 en 2 stroomtmeer lucht.

Extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie)

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Rechtstreeks in- en uitschakelen 96Systeeminstellingen 97Radiografische afstandsbediening 97Batterij van de radiografische afstandsbediening vervangen 98

Extra verwarming (interieurvoorverwarming)De extra verwarming (interieurvoorverwarming) werkt in combinatie met de air-conditioning resp. Climatronic.

Deze kan zowel bij stilstand, bij afgezette motor voor voorverwarming van de wa-gen als tijdens het rijden (bijvoorbeeld tijdens de opwarmfase van de motor) wor-den gebruikt. £

95Verwarming en airconditioning

Page 99: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als bij stilstaande wagen zonder draaiende motor de interieurvoorverwarming isingeschakeld, wordt ook de motor voorverwarmd.

De extra verwarming (interieurvoorverwarming) verwarmt de koelvloeistof doorhet verbranden van brandstof uit de brandstoftank van de wagen. De koelvloei-stof verwarmt de lucht, die (als het aanjagertoerental niet op nul is ingesteld) inde passagiersruimte stroomt.

InterieurvoorventilatieDe interieurvoorventilatie dient om bij afgezette motor frisse lucht naar het inte-rieur te voeren, waardoor de temperatuur in het interieur effectief wordt verlaagd(bijvoorbeeld als de wagen in de zon staat geparkeerd).

ATTENTIE

■ De interieurvoorverwarming mag nooit in gesloten ruimtes worden gebruikt- vergiftigingsgevaar!■ De extra verwarming mag tijdens het tanken niet werken - brandgevaar.■ De uitlaatpijp van de extra verwarming bevindt zich aan de onderzijde vande wagen. De wagen bij het gebruik van de interieurvoorverwarming niet zo-danig parkeren, dat de uitlaatgassen van de interieurvoorverwarming in con-tact kunnen komen met licht ontvlambare materialen (bijvoorbeeld drooggras) of licht ontvlambare stoffen (bijvoorbeeld gemorste brandstof).

Let op

Als de extra verwarming werkt, wordt brandstof uit de tank van de wagen ver-bruikt. De interieurvoorverwarming controleert zelf het brandstofpeil in de tank.Als zich nog maar een geringe hoeveelheid brandstof in de tank bevindt, wordt dewerking van de interieurvoorverwarming geblokkeerd.■ De uitlaatpijp van de extra verwarming, die zich aan de onderzijde van de wa-gen bevindt, mag niet verstopt zijn en de uitlaatgasstroom mag niet geblokkeerdzijn.■ Als de interieurvoorverwarming en -ventilatie werkt, wordt de accu ontladen.Wanneer de interieurvoorverwarming en -ventilatie over een langere periodemeerdere malen is gebruikt, moet enkele kilometers met de wagen worden gere-den om de accu op te laden.■ De interieurvoorverwarming schakelt de aanjager pas in, als de koelvloeistof-temperatuur een waarde van circa 50 °C heeft bereikt.■ Bij lage buitentemperaturen kan er vanuit de motorruimte waterdampvormingontstaan. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te maken.■ Na het uitschakelen van de extra verwarming draait de waterpomp nog kortetijd door.

■ De interieurvoorverwarming en -ventilatie wordt uitgeschakeld resp. niet inge-schakeld als de accu een lage ladingstoestand heeft » pagina 191, Automatischeverbruikersuitschakeling.■ De extra verwarming (interieurvoorverwarming) wordt niet ingeschakeld, als hetvolgende op het informatiedisplay wordt aangegeven of voor het uitschakelenvan het contact is aangegeven: Please refuel! (Tanken a.u.b.!)■ De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van ijs, sneeuw en bladeren zijn, zodatde extra verwarming optimaal kan functioneren.■ Om ervoor te zorgen dat na het inschakelen van de extra verwarming de warmelucht in het interieur kan stromen, de door u gewoonlijk ingestelde comforttem-peratuur selecteren en de luchtroosters in de geopende stand laten staan. Hetwordt aanbevolen om de luchtstroom in de stand of te zetten.

Rechtstreeks in- en uitschakelen

Afbeelding 91Toets voor rechtstreeks in- ofuitschakelen van de extra ver-warming (interieurvoorverwar-ming en -ventilatie) op het be-dieningselement van de aircon-ditioning

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 95 en volg deze op.

De extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) kan op elk gewenstmoment rechtstreeks met de toets op het bedieningselement van de aircondi-tioning » Afbeelding 91 of van de Climatronic resp. via de radiografische afstands-bediening in- of uitgeschakeld worden » pagina 97, Radiografische afstandsbe-diening.

Als u de interieurvoorverwarming en -ventilatie niet zelf uitschakelt, wordt dezeautomatisch uitgeschakeld na afloop van de in het menu Running time (Duur) in-gestelde inschakelduur.

ä

96 Bediening

Page 100: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Systeeminstellingen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 95 en volg deze op.

Op het informatiedisplay kunnen (afhankelijk van de wagenuitvoering) in het me-nu Aux. heating (Int.voorverw.) de volgende menupunten worden geselecteerd:

■ Day of the wk. (Weekdag)■ Running time (Duur)■ Mode (Functie)■ Starting time 1 (Starttijd 1)■ Starting time 2 (Starttijd 2)■ Starting time 3 (Starttijd 3)■ Activate (Activeren)■ Deactivate (Deactiveren)■ Factory setting (Fabrieksinst.)■ Back (Terug)

Day of the wk. (Weekdag)De actuele weekdag instellen.

Running time (Duur)De gewenste inschakelduur in stappen van 5 minuten instellen. De looptijd vari-eert van 10 tot 60 minuten.

Mode (Functie)De gewenste functie verwarmen/ventileren instellen.

Starting time 1 - 3 (Starttijd 1 - 3)Bij elke inschakeltijd kunnen de dag en de tijd (uren en minuten) voor het inscha-kelen van de interieurvoorverwarming resp. -ventilatie worden ingesteld.

Bij het selecteren van de dag bevindt zich tussen zondag en maandag een spatie.Als deze spatie wordt geselecteerd, vindt activering plaats zonder inachtnemingvan de dag.

Activate (Activeren)/Deactivate (Deactiveren)De inschakeltijd activeren/deactiveren.

Factory setting (Fabrieksinst.)De fabrieksinstellingen herstellen.

Back (Terug)Door het selecteren van het menupunt Back (Terug) komt u in het menuAux. heating (Int.voorverw.).

ä

Er kan altijd maar één geprogrammeerde inschakeltijd actief zijn.

De als laatste geprogrammeerde inschakeltijd blijft actief.

Nadat de interieurvoorverwarming op de ingestelde tijd is geactiveerd, moet op-nieuw een selectie worden geactiveerd.

Als het instelmenu wordt verlaten door het selecteren van het menupunt Back(Terug) of door langer dan 10 seconden geen wijzigingen op het display uit tevoeren, worden de ingestelde waarden opgeslagen, maar wordt de inschakeltijdniet actief.

Als het systeem is geactiveerd, brandt in de toets een controlelampje.

Het geactiveerde systeem wordt na afloop van de inschakelduur uitgeschakeld ofkan eerder worden uitgeschakeld door het indrukken van de toets voor recht-streeks in- of uitschakelen van de extra verwarming » pagina 96 resp. via deradiografische afstandsbediening.

Radiografische afstandsbediening

Afbeelding 92 Extra verwarming: Radiografische afstandsbediening

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 95 en volg deze op.

› Inschakelen: op de toets ON drukken.› Uitschakelen: op de toets OFF drukken.

De zender en de batterij zijn ondergebracht in de behuizing van de radiografischeafstandsbediening. De ontvanger bevindt zich in het interieur. £

ä

97Verwarming en airconditioning

Page 101: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De effectieve reikwijdte is met volledig geladen batterij maximaal 600 m. Om deextra verwarming in of uit te schakelen de radiografische afstandsbediening ver-ticaal houden met de antenne A » Afbeelding 92 naar boven. De antenne daarbijniet met de vingers of de handpalm afdekken. Door obstakels tussen de radiogra-fische afstandsbediening en de wagen, slechte weersomstandigheden en eenleegrakende batterij kan het bereik aanzienlijk verminderen.

Het feilloos in- en uitschakelen van de extra verwarming met de radiografischeafstandsbediening is alleen mogelijk, wanneer de afstand tussen de afstandsbe-diening en de wagen ten minste 2 m bedraagt.

Controlelampje in de radiografische afstandsbedieningHet controlelampje op de radiografische afstandsbediening » Afbeelding 92 geeftna het indrukken van een toets aan, of het radiosignaal door de extra verwarmingis ontvangen en of de batterij voldoende geladen is.

Weergave controlelampje Betekenis

Brandt 2 seconden groen. De extra verwarming is ingeschakeld.

Brandt 2 seconden rood. De extra verwarming is uitgeschakeld.

Knippert 2 seconden langzaam groen. Het inschakelsignaal is niet ontvangen.

Knippert 2 seconden snel groen.

De extra verwarming is geblokkeerd,bijvoorbeeld omdat de brandstoftankbijna leeg is of de extra verwarmingeen storing heeft.

Knippert 2 seconden rood. Het uitschakelsignaal is niet ontvan-gen.

Knippert 2 seconden oranje, daarnagroen resp. rood.

De batterij is zwak, het in- resp. uit-schakelsignaal is echter wel ontvan-gen.

Brandt 2 seconden oranje, knippertdaarna groen resp. rood.

De batterij is zwak, het in- resp. uit-schakelsignaal is niet ontvangen.

Knippert 5 seconden oranje. De batterij is leeg, het in- resp. uitscha-kelsignaal is niet ontvangen.

VOORZICHTIG

De radiografische afstandsbediening bevat elektronische componenten. Be-scherm de afstandsbediening daarom tegen vocht, sterke schokken en directzonlicht.

Batterij van de radiografische afstandsbediening vervangen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 95 en volg deze op.

Als het controlelampje op de radiografische afstandsbediening een zwakke of le-ge batterij aangeeft, » Afbeelding 92, moet deze worden vervangen. De batterijzit onder een deksel aan de achterzijde van de radiografische afstandsbediening.› In de spleet van het batterijdeksel een vlak, stomp voorwerp steken, bijvoor-

beeld een munt, deze tegen de pijlrichting in tot de markering draaien en hetdeksel ontgrendelen.

› De batterij vervangen, het batterijdeksel weer aanbrengen en vergrendelendoor dit in pijlrichting te schuiven.

Milieu-aanwijzing

De lege batterij met inachtneming van de milieuvoorschriften afvoeren.

Let op

■ Bij het vervangen van de batterij op de juiste polariteit letten.■ De nieuwe batterij moet dezelfde specificaties hebben als de originele.

ä

98 Bediening

Page 102: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Wegrijden en rijden

Motor starten en afzetten

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Stand van het stuurwiel instellen 100Elektromechanische stuurbekrachtiging 100Elektronische wegrijbeveiliging (wegrijblokkering) 100Contactslot 101Motor starten 101Motor afzetten 101

ATTENTIE

■ Het stuurwiel nooit tijdens het rijden verstellen, maar alleen als de wagenstilstaat!■ Een afstand tot het stuurwiel van ten minste 25 cm 1 aanhouden » pagina100 - . Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsys-teem u niet beschermen - levensgevaar!■ De hendel voor de stuurwielverstelling moet tijdens het rijden vergrendeldzijn, zodat de stand van het stuurwiel tijdens het rijden niet onbedoeld veran-dert - gevaar voor ongevallen!■ Als het stuurwiel verder in de richting van het hoofd wordt versteld, neemtbij een ongeval de beschermende werking van de bestuurdersairbag af. Con-troleren dat het stuurwiel naar de borst is gericht.■ Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de bui-tenzijde van het stuur op kwart over negen. Nooit het stuurwiel op '12-uur'vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld in het midden of aan de bin-nenzijde van het stuurwiel). In dergelijke gevallen zou bij activering van de be-stuurdersvoorairbag letsel aan uw armen, handen en hoofd kunnen wordentoegebracht.■ Als de wagen rolt en de motor niet draait, moet de contactsleutel altijd instand 2 » pagina 101 (contact ingeschakeld) staan. Deze stand wordt aan-gegeven door het branden van de controlelampjes. Als dat niet het geval is,zou het stuurwiel onverwacht kunnen vergrendelen - gevaar voor ongevallen!

ATTENTIE (vervolg)

■ De sleutel pas uit het contactslot trekken als de wagen tot stilstand is geko-men (handrem aantrekken). Anders zou het stuur kunnen blokkeren - gevaarvoor ongevallen!■ Bij het verlaten van de wagen altijd de sleutel uit het contactslot verwijde-ren. Dat geldt vooral als er kinderen in de wagen achterblijven. De kinderenzouden anders bijvoorbeeld de motor kunnen starten - gevaar voor ongeval-len resp. verwondingen!■ De motor nooit laten draaien in ongeventileerde of afgesloten ruimtes. Deuitlaatgassen van de motor bevatten onder andere het geur- en kleurlozekoolmonoxide, een giftig gas - levensgevaar! Koolmonoxide kan tot bewuste-loosheid leiden en dodelijk zijn.■ De wagen nooit met draaiende motor onbeheerd achterlaten.■ Nooit de motor afzetten voordat de wagen stilstaat - gevaar voor ongeval-len!

VOORZICHTIG

■ De startmotor mag alleen worden ingeschakeld (contactslotstand 3 » pagina101) als de motor niet draait. Als de startmotor bij draaiende motor wordt inge-schakeld, kan de startmotor resp. de motor worden beschadigd.■ De contactsleutel direct loslaten als de motor aanslaat - anders zou de startmo-tor beschadigd kunnen raken.■ Hoge motortoerentallen, volgas en hoge motorbelasting vermijden zolang demotor zijn bedrijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - gevaar voor motorschade!■ De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aan demotor! Bij wagens met katalysator kan onverbrande brandstof in de katalysatorterechtkomen en daar ontsteken. Dat zou tot beschadiging van de katalysator lei-den. Als starthulp kunt u de accu van een andere wagen gebruiken » pagina 208,Starthulp.■ Na langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wagenstilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordt warm-teophoping in de afgezette motor voorkomen.

Milieu-aanwijzing

De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het startenvan de motor wegrijden. Daardoor bereikt de motor sneller zijn bedrijfstempera-tuur en is de uitstoot van schadelijke gassen minder. £

99Wegrijden en rijden

Page 103: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ De motor kan alleen met een correct gecodeerde en originele ŠKODA-sleutelworden gestart.■ Na het starten van een koude motor kan er korte tijd meer motorgeluid te ho-ren zijn. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te maken.■ Nadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator ook bij uitge-schakeld contact nog circa 10 minuten verder draaien.■ Als de motor ook bij de tweede startpoging niet aanslaat, kan de zekering vande brandstofpomp resp. van het voorgloeisysteem (dieselmotoren) defect zijn. Dezekering controleren en zo nodig vervangen » pagina 212 resp. de hulp van eenspecialist inroepen.■ Wij adviseren om bij het verlaten van de wagen altijd de stuurinrichting te ver-grendelen. Zo wordt een eventuele poging tot diefstal van uw wagen bemoeilijkt.

Stand van het stuurwiel instellen

Afbeelding 93 Verstelbaar stuurwiel: Hendel naast de stuurkolom / veiligeafstand tot het stuurwiel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 99 en volg deze op.

De stand van het stuurwiel kan in hoogte en in lengterichting worden versteld.› Eerst de bestuurdersstoel instellen » pagina 63.› De hendel onder het stuurwiel naar beneden zwenken » Afbeelding 93 - .› Het stuurwiel in de gewenste stand (in hoogte en lengterichting) zetten.› De hendel tot de aanslag naar boven drukken.

ä

Elektromechanische stuurbekrachtiging

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 99 en volg deze op.

Door de stuurbekrachtiging is voor het sturen minder kracht nodig.

Bij de elektromechanische stuurbekrachtiging wordt de mate van bekrachtigingautomatisch aangepast aan de rijsnelheid en de stuurinslag.

Bij het uitvallen van de stuurbekrachtiging of als de motor niet draait (afslepen),blijft de wagen volledig bestuurbaar. Voor het sturen moet echter meer krachtworden uitgeoefend.

Bij een storing van de stuurbekrachtiging gaat het controlelampje resp. inhet instrumentenpaneel » pagina 25 branden.

Elektronische wegrijbeveiliging (wegrijblokkering)

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 99 en volg deze op.

In de greep van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulp hier-van wordt de wegrijblokkering uitgeschakeld als de sleutel in het contactslotwordt gestoken. Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt deelektronische wegrijblokkering automatisch geactiveerd.

Als bij het starten een niet toegestane sleutel wordt gebruikt, slaat de motor nietaan.

Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:

Immobilizer active. (Wegrijblokkering actief.)

ä

ä

100 Bediening

Page 104: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Contactslot

Afbeelding 94Standen van de sleutel in hetcontactslot

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 99 en volg deze op.

Benzinemotoren1 - Contact uitgeschakeld, motor afgezet, stuurinrichting kan worden vergren-

deld

2 - Contact ingeschakeld

3 - Motor starten

Dieselmotoren1 - Brandstoftoevoer onderbroken, contact uitgeschakeld, motor afgezet, stuur-

inrichting kan worden vergrendeld

2 - Motor voorgloeien, contact ingeschakeld

3 - Motor starten

Voor het vergrendelen van de stuurinrichting de sleutel uit het contactslot ver-wijderen en het stuurwiel iets verdraaien tot de vergrendelingspen hoorbaar ver-grendelt.

Als de stuurinrichting is vergrendeld en de sleutel niet of slechts met moeitenaar stand 2 kan worden gedraaid, het stuurwiel iets heen en weer bewegen -de stuurwielvergrendeling wordt hierdoor ontlast.

Motor starten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 99 en volg deze op.

ä

ä

Wagens met dieselmotor zijn met een voorgloeisysteem uitgerust. Na het inscha-kelen van het contact gaat het controlelampje voorgloeitijd branden . Direct nahet doven van het controlelampje voorgloeitijd moet de motor worden gestart.

Tijdens het voorgloeien mogen geen grote elektrische verbruikers zijn inge-schakeld - de accu wordt anders onnodig belast.

Handelwijze bij het starten van de motor› Vóór het starten de versnellingshendel in de neutraalstand resp. de keuzehen-

del in stand P of N zetten en de handrem stevig aantrekken.› Het koppelingspedaal volledig intrappen, het contact inschakelen 2 » Afbeel-

ding 94 en starten 3 - geen gas geven. Het koppelingspedaal ingetrapt hou-den tot de motor aanslaat.

› Zodra de motor aanslaat, de contactsleutel loslaten. Bij het loslaten springt desleutel in stand 2 terug.

› Als de motor niet binnen 10 seconden aanslaat, het starten afbreken en desleutel in stand 1 draaien. Het starten na circa een halve minuut herhalen.

› Vóór het wegrijden de handrem loszetten.

Als de motor zonder ingetrapt koppelingspedaal wordt gestart, slaat hij niet aan.

Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:

Depress clutch to start! (Om te starten koppeling intrappen.)

Op het display in het instrumentenpaneel wordt het volgende weergegeven:

CLUTCH (KOPPELING)

Motor afzetten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 99 en volg deze op.

De motor afzetten door de contactsleutel in stand 1 te draaien » Afbeelding 94.

Remmen en remhulpsystemen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Informatie over het remmen 102Handrem 103£

ä

101Wegrijden en rijden

Page 105: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Stabiliseringscontrole (ESC) 103Antiblokkeersysteem (ABS) 104Aandrijfslipregeling (ASR) 105Elektronisch sperdifferentieel (EDS) 105

ATTENTIE

■ De rembekrachtiger werkt alleen als de motor draait. Wanneer de motor isafgezet is meer kracht nodig om te remmen - gevaar voor ongevallen!■ Bij het stoppen of remmen met een wagen met benzinemotor en schakel-bak bij lage toerentallen het koppelingspedaal intrappen. Als dit wordt nagel-aten, kan dit een negatieve invloed op de rembekrachtiger hebben - gevaarvoor ongevallen!■ Bij het naderhand monteren van een frontspoiler, wieldoppen, enzovoort,moet worden veiliggesteld dat de luchttoevoer naar de voorremmen nietwordt beïnvloed. Anders zou dit een negatieve invloed op het remsysteemkunnen hebben - gevaar voor ongevallen!■ Let erop dat de aangetrokken handrem volledig moet worden losgezet. Eenslechts gedeeltelijk losgezette handrem leidt tot oververhitting van de achter-remmen en kan daardoor de werking van het remsysteem negatief beïnvloe-den - gevaar voor ongevallen!■ Nooit kinderen zonder toezicht in de wagen laten. De kinderen kunnen an-ders bijvoorbeeld de handrem loszetten of de versnelling uitschakelen. Dewagen zou zich in beweging kunnen zetten - gevaar voor ongevallen!■ Brandstofgebrek kan leiden tot onregelmatig draaien of afslaan van de mo-tor. De remhulpsystemen kunnen dan niet werken - gevaar voor ongevallen!■ De snelheid en rijstijl aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, hetzicht en de verkeersomstandigheden. De aangeboden hogere veiligheid doorde remhulpsystemen mag geen aanleiding zijn tot het nemen van grotere risi-co's - gevaar voor ongevallen!■ In geval van een storing van het ABS blijft alleen het normale remsysteemfunctioneren. Direct een specialist opzoeken en uw rijstijl overeenkomstig debeschadiging van het ABS aanpassen, omdat u niet op de hoogte bent van deexacte omvang van de schade en de beperking van de remwerking.

VOORZICHTIG

■ Voorschriften over nieuwe remblokken opvolgen » pagina 157.■ Nooit de remmen door lichte pedaaldruk laten aanlopen als er niet hoeft te wor-den geremd. Dit leidt tot oververhitting van de remmen en daardoor tot een lan-gere remweg en een hogere slijtage.■ Om een correcte werking van de remhulpsystemen te waarborgen, moeten bijalle vier de wielen dezelfde door de fabrikant goedgekeurde banden zijn gemon-teerd.

Let op

■ Als bij een noodstop het regelapparaat voor het remsysteem de situatie voorhet achteropkomende verkeer als gevaarlijk beoordeelt, gaat het remlicht auto-matisch knipperen. Nadat de snelheid tot onder 10 km/h is gedaald of de wagentot stilstand is gebracht, stopt het knipperen van het remlicht en worden dealarmlichten ingeschakeld. Als de wagen weer accelereert of wegrijdt, worden dealarmlichten automatisch uitgeschakeld.■ Voor een lang traject met steile hellingen omlaag de snelheid verminderen, eenversnelling terugschakelen (schakelbak) resp. een lagere rijstand selecteren (au-tomatische versnellingsbak). Daardoor wordt de remwerking van de motor benuten worden de remmen ontlast. Indien er moet worden bijgeremd, de voet nietcontinu op het rempedaal houden, maar met tussenpozen remmen.■ Veranderingen aan de wagen (bijvoorbeeld aan de motor, de remmen, het on-derstel of een andere band-velgcombinatie) kunnen de werking van de remhulp-systemen beïnvloeden » pagina 199, Accessoires, wijzigingen en vervanging vanonderdelen.■ Bij een ABS-storing valt ook de werking van de ESC, de ASR en het EDS uit. Alsin het ABS een storing optreedt, wordt dit door een controlelampje aangege-ven » pagina 28.

Informatie over het remmen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 101 en volg deze op.

SlijtageDe slijtage van de remblokken is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden ende rijstijl. Wanneer vaak in de stad, op korte trajecten of met een zeer sportieverijstijl wordt gereden, zullen de remblokken sneller slijten. Onder deze zware ge-bruiksomstandigheden moet de dikte van de remblokken nog vóór de volgendeservicebeurt door een specialist worden gecontroleerd. £

ä

102 Bediening

Page 106: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Vocht of strooizoutDe remmen kunnen vertraagd aangrijpen vanwege vochtige resp. in de winter be-vroren of met een zoutlaag bedekte remschijven en remblokken. De remmenmoeten worden gereinigd en gedroogd door enkele keren te remmen.

CorrosieCorrosie op de remschijven en vervuiling van de remblokken worden bevorderddoor langdurig stilstaan en matig gebruik van de remmen. Bij geringe belastingvan het remsysteem en de aanwezigheid van corrosie wordt geadviseerd om doormeerdere malen krachtig te remmen bij hoge snelheid de remschijven te reinigen.

Storing in het remsysteemAls wordt geconstateerd dat de remweg plotseling langer is en het rempedaaleen langere slag maakt, is er mogelijk sprake van een storing in het remsysteem.Direct een specialist opzoeken en uw rijstijl overeenkomstig aanpassen, omdat uniet op de hoogte bent van de exacte omvang van de schade.

Laag remvloeistofpeilBij een te laag remvloeistofpeil kunnen er storingen in het remsysteem optreden.Het remvloeistofpeil wordt elektronisch gecontroleerd » pagina 29, Remsysteem.

RembekrachtigerDe rembekrachtiger verhoogt de druk die op het rempedaal wordt uitgeoefend.De rembekrachtiger werkt alleen als de motor draait.

Handrem

Afbeelding 95Middenconsole: Handrem

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 101 en volg deze op.

Handrem aantrekken› De handremhendel volledig omhoogtrekken.

ä

Handrem loszetten› De handremhendel iets omhoogtrekken en tegelijkertijd de grendelknop » Af-

beelding 95 indrukken.› De hendel met ingedrukte grendelknop volledig omlaag bewegen.

Bij aangetrokken handrem en ingeschakeld contact brandt het handremcontrole-lampje .

Als per ongeluk met aangetrokken handrem wordt weggereden, klinkt een waar-schuwingsgeluid.

Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:

Release parking brake! (Parkeerrem loszetten!)

De handremwaarschuwing wordt geactiveerd als langer dan 3 seconden met eensnelheid van meer dan 6 km/h wordt gereden.

Stabiliseringscontrole (ESC)

Afbeelding 96ESC-systeem: ASR-toets

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 101 en volg deze op.

De ESC is na het starten van de motor automatisch ingeschakeld. Met behulp vande ESC wordt de controle over de wagen tijdens rijdynamische grenssituaties ver-groot, bijvoorbeeld bij een plotselinge verandering van rijrichting. Afhankelijk vande staat van het wegdek wordt het slipgevaar gereduceerd en daarmee de rijst-abiliteit van de wagen verbeterd.

Op basis van de stuuruitslag en de rijsnelheid wordt de door de bestuurder geko-zen rijrichting bepaald, die constant met het werkelijke gedrag van de wagenwordt vergeleken. Bij afwijkingen, bijvoorbeeld bij de neiging tot slippen, remt deESC het betreffende wiel automatisch af. £

ä

103Wegrijden en rijden

Page 107: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Het ESC-systeem kan niet worden uitgeschakeld. Met de toets » Afbeelding 96wordt alleen de ASR uitgeschakeld, waarbij het controlelampje in het instru-mentenpaneel gaat branden.

Tijdens een ingreep van het systeem knippert het controlelampje in het instru-mentenpaneel.

Bij een storing van de ESC brandt in het instrumentenpaneel het ESC-controle-lampje » pagina 27.

In de stabiliseringscontrole ESC zijn de volgende systemen geïntegreerd:› antiblokkeersysteem (ABS),› aandrijfslipregeling (ASR),› elektronisch sperdifferentieel (EDS),› actieve stuurondersteuning (DSR),› remassistent,› bergwegrijhulp.

Actieve stuurondersteuning (DSR)Deze functie ondersteunt de bestuurder in kritieke situaties bij het tegensturenom de wagen te stabiliseren. De actieve stuurondersteuning wordt bijvoorbeeldgeactiveerd bij hard remmen op verschillende soorten wegdek aan de rechter- enlinkerzijde van de wagen.

RemassistentDe remassistent wordt geactiveerd door het zeer snel indrukken van het rempe-daal (bijvoorbeeld in gevaarlijke situaties). Hij versterkt de remkracht en helpt deremweg te verkorten. Om de kortst mogelijke remweg te bereiken, moet het rem-pedaal krachtig ingedrukt blijven tot de wagen tot stilstand is gekomen.

Het ABS wordt bij het ingrijpen van de remassistent sneller en effectiever geacti-veerd.

Na het loslaten van het rempedaal wordt de werking van de remassistent auto-matisch uitgeschakeld.

BergwegrijhulpDe bergwegrijhulp vergemakkelijkt het wegrijden op hellingen. Het systeemhoudt de door de bediening van het rempedaal gegenereerde remdruk nog circatwee seconden na het loslaten van het rempedaal vast. De bestuurder kan dus devoet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen en op de helling wegrij-den, zonder de handrem te hoeven bedienen. De remdruk daalt geleidelijk, hoemeer gas er wordt gegeven. Als de wagen niet binnen twee seconden wegrijdt,begint deze terug te rollen.

De bergwegrijhulp is actief vanaf een helling van 5%, als het bestuurdersportiergesloten is. Dit systeem is alleen actief bij het vooruit of achteruit wegrijden opeen helling. Het werkt niet bij het bergaf rijden.

Antiblokkeersysteem (ABS)

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 101 en volg deze op.

Het ABS voorkomt dat de wielen blokkeren bij het remmen. Daardoor onder-steunt het systeem de bestuurder bij het behouden van de controle over de wa-gen.

Een ABS-ingreep is duidelijk merkbaar aan de pulserende bewegingen van hetrempedaal, die gepaard gaan met geluid.

Bij een ABS-ingreep de druk op het rempedaal niet verminderen. Als het rempe-daal minder diep wordt ingedrukt, wordt het ABS uitgeschakeld. Bij een ABS-in-greep nooit pompend remmen!

ABS OFF ROADNa het inschakelen van de OFF ROAD-modus » pagina 105 wordt het ABS OFFROAD geactiveerd.

Het ABS OFF ROAD verhoogt de remwerking van de wagen op een onverhardeondergrond, doordat het de slippende wielen langer geblokkeerd houdt. Het sys-teem is alleen beschikbaar, als de voorwielen zich in de rechtuitstand bevinden.

Het systeem werkt bij snelheden tot 50 km/h.

ä

104 Bediening

Page 108: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Aandrijfslipregeling (ASR)

Afbeelding 97ASR-toets

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 101 en volg deze op.

De ASR is na het starten van de motor automatisch ingeschakeld. De aandrijfslip-regeling past bij doordraaiende wielen het motortoerental aan de wegdekomst-andigheden aan. Door de aandrijfslipregeling wordt zelfs bij ongunstige wegde-komstandigheden het wegrijden, accelereren en omhoogrijden makkelijk ge-maakt.

De ASR moet normaliter altijd zijn ingeschakeld. Alleen in bepaalde uitzonde-ringssituaties kan het zinvol zijn het systeem uit te schakelen, bijvoorbeeld:› bij het rijden met sneeuwkettingen,› bij het rijden in verse sneeuw of op een losse ondergrond,› bij het "losschommelen" van de vastgereden wagen.

Vervolgens moet de ASR weer worden ingeschakeld.

Tijdens een ingreep van het systeem knippert het ASR-controlelampje in hetinstrumentenpaneel.

Bij een storing van de ASR brandt in het instrumentenpaneel het ASR-controle-lampje » pagina 27.

De ASR kan zo nodig uit- en weer ingeschakeld worden door op toets » Af-beelding 97 te drukken resp. bij wagens met ESP door op toets » Afbeelding 96te drukken. Bij uitgeschakelde ASR brandt in het instrumentenpaneel het contro-lelampje .

ASR OFF ROADNa het inschakelen van de OFF ROAD-modus » pagina 105 wordt de ASR OFFROAD geactiveerd.

ä

De ASR OFF ROAD ondersteunt de acceleratie van de wagen effectiever op eenonverharde ondergrond, omdat het bij de doordraaiende wielen meer slip toelaat.

Het systeem werkt bij het wegrijden of bij lage snelheden.

Elektronisch sperdifferentieel (EDS)

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 101 en volg deze op.

Als een van de aangedreven wielen doordraait, remt het EDS het doordraaiendewiel af en brengt de aandrijfkracht over op de andere aangedreven wielen. Datdraagt bij aan stabiliteit van de wagen en aan een soepel rijgedrag.

Om te voorkomen dat het afgeremde wiel niet te heet wordt, schakelt het EDS bijeen buitengewoon zware belasting automatisch uit. Er kan normaal met de wa-gen worden gereden en deze heeft dezelfde eigenschappen als een wagen zon-der EDS. Zodra de rem afgekoeld is, schakelt het EDS automatisch weer in.

EDS OFF ROADNa het inschakelen van de OFF ROAD-modus » pagina 105 wordt het EDS OFFROAD geactiveerd.

Het EDS OFF ROAD ondersteunt de wagentractie bij het rijden op een onverhardeondergrond.

In de OFF ROAD-modus wordt het EDS eerder geactiveerd dan in de normale mo-dus. De remdruk wordt opgebouwd bij het sneller doordraaiende wiel, zowel opéén as als ook diagonaal.

OFF ROAD-modus

Afbeelding 98OFF ROAD-toets £

ä

105Wegrijden en rijden

Page 109: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De OFF ROAD-modus omvat functies die het terreinrijden ondersteunen.

In de OFF ROAD-modus zijn de volgende functies geïntegreerd:› wegrijhulp,› bergafdaalhulp,› ABS OFF ROAD » pagina 104,› ASR OFF ROAD » pagina 105,› EDS OFF ROAD » pagina 105.

OFF ROAD inschakelenDe OFF ROAD-modus wordt ingeschakeld door het indrukken van toets » Af-beelding 98. Het controlelampje in de toets gaat branden. Als het systeem is in-geschakeld, gaat het controlelampje in het instrumentenpaneel branden » pa-gina 30.

OFF ROAD uitschakelenDoor opnieuw op de toets te drukken wordt de OFF ROAD-modus uitgeschakeld.Het controlelampje in de toets gaat uit. Door uitschakelen van het contact wordtook de OFF ROAD-modus uitgeschakeld en moet zo nodig na het inschakelen vanhet contact opnieuw worden ingeschakeld. Als de motor wordt afgezet en binnen30 seconden weer wordt gestart, blijft de OFF ROAD-modus ingeschakeld.

WegrijhulpHet systeem wordt geactiveerd na inschakeling via de toets voor de OFF ROAD-modus » Afbeelding 98 bij stilstaande wagen.

Bij het wegrijden met de stilstaande wagen wordt het motortoerental bij volledigingetrapt gaspedaal begrensd. De toerentalbegrenzing wordt automatisch uitge-schakeld nadat is weggereden. De aangepaste gaspedaalkarakteristiek voor mak-kelijker wegrijden op een gladde of losse ondergrond is een onderdeel van dewegrijhulp.

BergafdaalhulpDe bergafdaalhulp houdt door automatische remingrepen op alle vier de wieleneen constante snelheid aan bij het voor- en achteruitrijden op steile hellingen.Het blokkeren van wielen wordt vermeden omdat het ABS ook actief blijft. Hetparaat staan van de bergafdaalhulp wordt door controlelampje in het instru-mentenpaneel aangegeven » pagina 30.

De wagensnelheid die de bergafdaalhulp aanhoudt, wordt door de bestuurderaan het begin van de afdaling bepaald op het moment dat de bergafdaalhulp deeerste keer ingrijpt resp. moet de bestuurder de rijsnelheid aan het begin van de

afdaling regelen tot de eerste ingreep van de bergafdaalhulp. Actieve ingrepenvan de bergafdaalhulp worden aangegeven door het knipperen van het controle-lampje resp. waargenomen door een pulserend rempedaal, zoals bij een ABS-in-greep.

Door het intrappen van het gas- of rempedaal kunt u de snelheid verhogen resp.verlagen en dat ook als geen versnelling is ingeschakeld. De functie wordt daar-door altijd onderbroken en daarna weer geactiveerd.

De bergafdaalhulp wordt automatisch ingeschakeld als tegelijkertijd aan de vol-gende voorwaarden is voldaan:› de OFF ROAD-modus is ingeschakeld en het controlelampje in het instrumen-

tenpaneel brandt,› de motor van de wagen loopt met ingeschakelde 1e, 2e, 3e of achteruitversnel-

ling of ook als geen versnelling is ingeschakeld,› de motor van de wagen loopt, de keuzehendel van de automatische versnel-

lingsbak staat in stand R, N, D, S of de tiptronic-stand,› de snelheid moet lager zijn dan 30 km/h,› de helling bedraagt ten minste 10% (bij het rijden over drempels kan de grens

kortstondig tot 8% dalen),› zowel gas- als rempedaal worden niet ingetrapt.

Voorwaarde hiervoor is echter dat de ondergrond voldoende grip geeft. De berg-afdaalhulp kan om natuurkundige redenen niet correct functioneren op een ver-vuilde ondergrond (ijs of modder).

De bergafdaalhulp wordt uitgeschakeld wanneer wordt geremd of gas gegevenof wanneer de helling minder steil is dan 8%.

De door de bergafdaalhulp constant geregelde rijsnelheid is bij wagens met scha-kelbak afhankelijk van het type versnellingsbak en het motortype:› 1. versnelling - circa 81) - 30 km/h› 2. versnelling - circa 131) - 30 km/h› 3. versnelling - circa 221) - 30 km/h› Achteruitversnelling - circa 91) - 30 km/h› Vrijloop voor vooruit alsmede achteruit - circa 21) - 30 km/h £

1) De aangegeven waarden vormen gemiddelden van de onderste snelheidsgrenzen bij de ingeschakel-de versnelling (afhankelijk van het type versnellingsbak en het motortype).

106 Bediening

Page 110: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Wagens met automatische versnellingsbak:› Keuzehendel in stand D, S of tiptronic (voor de 1e, 2e, 3e versnelling) voor voor-

uitrijden - circa 2 - 30 km/h› Keuzehendel in stand R voor achteruitrijden - circa 2 - 30 km/h› Keuzehendel in stand N voor zowel vooruit- als achteruitrijden - circa 2 - 30 km/

h

ATTENTIE

■ Brandstofgebrek kan leiden tot onregelmatig draaien of afslaan van de mo-tor. De OFF ROAD-modus valt in dat geval uit - gevaar voor ongevallen!■ De snelheid en rijstijl aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, hetzicht en de verkeersomstandigheden. De aangeboden hogere veiligheid doorde OFF ROAD-modus mag geen aanleiding zijn tot het nemen van grotere risi-co's - gevaar voor ongevallen!

VOORZICHTIG

■ De OFF ROAD-modus is niet bedoeld voor gebruik op de gewone weg.■ Om een correcte werking van de OFF ROAD-modus te waarborgen, moeten bijalle vier de wielen dezelfde door de fabrikant goedgekeurde banden zijn gemon-teerd.

Let op

■ Tijdens een ingreep van de bergafdaalhulp branden de remlichten niet.■ Tijdens een ingreep van de bergafdaalhulp de OFF ROAD-modus niet uitschake-len.

Schakelen (schakelbak)

Afbeelding 99Schakelschema: 5-versnellingsschakelbak of 6-versnellingsschakelbak

Het koppelingspedaal bij het schakelen altijd volledig intrappen om overmatigeslijtage van de koppeling en de versnellingsbak te vermijden.

Bij het schakelen ook het volgende in acht nemen » pagina 14, Schakeladvies.

De achteruitversnelling alleen inschakelen als de wagen stilstaat. Het koppelings-pedaal intrappen en volledig ingetrapt houden. Om schakelgeluiden te voorko-men, een moment wachten alvorens de achteruitversnelling in te schakelen.

Wanneer de achteruitversnelling en het contact zijn ingeschakeld, branden deachteruitrijlampen.

ATTENTIE

De achteruitversnelling nooit tijdens het rijden inschakelen - gevaar voor on-gevallen!

Let op

Wanneer er niet hoeft te worden geschakeld, de hand niet op de versnellingshen-del laten rusten. De druk van de hand kan tot overmatige slijtage van het schakel-mechanisme leiden.

Pedalen

De pedalen moeten zonder belemmeringen kunnen worden bediend!

In de voetenruimte mag slechts een vloermat worden gebruikt die aan de tweehiervoor bedoelde bevestigingspunten is bevestigd.

Alleen vloermatten gebruiken uit het originele ŠKODA accessoireprogramma dieaan twee bevestigingspunten zijn bevestigd.

ATTENTIE

In de bestuurdersvoetenruimte mogen zich geen voorwerpen bevinden - ge-vaar door hindering van de pedaalbediening!

107Wegrijden en rijden

Page 111: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Parkeerhulp

Afbeelding 100 Parkeerhulp: Reikwijdte van de sensoren / parkeerhulp in-schakelen

De parkeerhulp bepaalt met behulp van ultrasoonsensoren de afstand van deachter- resp. voorbumper tot een obstakel. De sensoren bevinden zich in de ach-ter- resp. voorbumper.

De geluidssignalen voor de parkeerhulp voor zijn hoger dan voor de parkeerhulpachter. De geluiden van de parkeerhulp kunnen in het menu van het informatie-display worden aangepast » pagina 19.

Reikwijdte van de sensorenDe afstandswaarschuwing begint bij een afstand van circa 160 cm tot het obsta-kel achter de wagen en circa 120 cm tot het obstakel voor de wagen A » Afbeel-ding 100. Met de vermindering van de afstand wordt het interval tussen de ge-luidsimpulsen korter.

Vanaf een afstand van circa 30 cm B » Afbeelding 100 klinkt een aanhoudendetoon - gevarenzone. Vanaf dit moment mag niet verder worden gereden!

Bij navigatiesystemen en enkele af fabriek ingebouwde radio's wordt de afstandtot het obstakel tegelijkertijd grafisch op het display weergegeven, zie het in-structieboekje van de radio resp. het navigatiesysteem.

Bij wagens die af fabriek van een trekhaak zijn voorzien, begint de signalerings-grens van de gevarenzone - aanhoudende toon - 5 cm verder van de wagen. Delengte van de wagen kan door een ingebouwde afneembare trekhaak groter wor-den.

Bij auto's met af fabriek ingebouwde trekhaak worden bij aanhangwagengebruikde sensoren achter uitgeschakeld.

Parkeerhulp achter activeren en deactiverenAls het contact is ingeschakeld, wordt de parkeerhulp bij het inschakelen van deachteruitversnelling automatisch geactiveerd. Dit wordt door een kort akoestischsignaal bevestigd.

Door de versnellingshendel uit de achteruitversnelling te halen, wordt de par-keerhulp gedeactiveerd.

Parkeerhulp voor en achter activeren en deactiverenDe parkeerhulp wordt geactiveerd door bij ingeschakeld contact de achteruitver-snelling in te schakelen of door op de toets » Afbeelding 100 te drukken - inde toets brandt het symbool . Dit wordt door een kort akoestisch signaal be-vestigd.

De parkeerhulp wordt gedeactiveerd door op de toets te drukken of bij eensnelheid hoger dan 10 km/h (het symbool in de toets dooft).

ATTENTIE

■ De parkeerhulp is geen vervanging voor de oplettendheid van de bestuur-der, zodat de verantwoordelijkheid bij het parkeren en vergelijkbare rijma-noeuvres altijd bij de bestuurder ligt. Vooral op kleine kinderen en dieren let-ten, omdat deze niet altijd door de sensoren van de parkeerhulp wordenwaargenomen.■ Voor het achteruitrijden resp. het inparkeren controleren of zich voor enachter de wagen geen klein obstakel, bijvoorbeeld een steen, dunne paal,aanhangerdissel of iets dergelijks, bevindt. Dit obstakel kan door de sensorenvan de parkeerhulp eventueel niet herkend worden.■ Oppervlakken van bepaalde voorwerpen en van kleding kunnen de signalenvan de parkeerhulp niet altijd reflecteren. Daarom kunnen deze voorwerpenof personen die dergelijke kleding dragen, niet door de sensoren van de par-keerhulp worden herkend.■ Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op de parkeer-sensoren. Onder ongunstige omstandigheden kunnen voorwerpen of menseneventueel niet herkend worden. £

108 Bediening

Page 112: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ Als na activering van het systeem circa 3 seconden lang een waarschuwings-toon klinkt en er zich geen obstakel in de buurt van de wagen bevindt, is er spra-ke van een systeemstoring. De storing wordt tevens aangegeven door het knip-peren van het symbool in de toets . De storing door een specialist laten ver-helpen.■ Om te zorgen dat de parkeerhulp goed kan werken, moeten de sensorenschoon schoon en ijsvrij worden gehouden.■ Als de parkeerhulp geactiveerd is en de keuzehendel van de automatische ver-snellingsbak in stand P staat, wordt de waarschuwingstoon onderbroken (de wa-gen kan zich niet bewegen).

Inparkeersysteem

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Weergave van het inparkeersysteem op het informatiedisplay 110Met behulp van het inparkeersysteem parkeren en parkeermanoeuvrebeëindigen 110Meldingen op het informatiedisplay 111

Een onderdeel van het inparkeersysteem is de parkeerhulp. Daarom ook de in-formatie en de veiligheidsaanwijzingen » pagina 108, Parkeerhulp lezen en op-volgen.

Het inparkeersysteem ondersteunt u bij het parkeren in een geschikte filepar-keerruimte tussen twee voertuigen resp. achter een voertuig.

Het inparkeersysteem zoekt na het inschakelen van het contact en tijdens het rij-den tot 30 km/h automatisch naar geschikte parkeerruimtes, zowel aan bestuur-ders- als aan bijrijderszijde.

Tijdens het parkeren neemt het inparkeersysteem de stuurbewegingen over, depedalen worden nog door de bestuurder bediend.

Als het inparkeersysteem is geactiveerd, brandt het gele controlelampje » Afbeel-ding 101 in de toets.

De werking van het systeem is gebaseerd op:› de meting en analyse van de grootte van de parkeerruimte tijdens het rijden,› de bepaling van de juiste positie van de wagen voor het inparkeren,

› de berekening van de lijn, waarlangs de wagen achteruit in de parkeerruimterijdt,

› het automatisch sturen van de voorwielen bij het inparkeren.

ATTENTIE

■ Het inparkeersysteem ontslaat de bestuurder niet van zijn verantwoordingbij het inparkeren.■ Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op het inpar-keersysteem en de parkeersensoren. Onder ongunstige omstandigheden kun-nen voorwerpen of mensen eventueel niet herkend worden.

VOORZICHTIG

■ Als andere voertuigen achter of op de stoeprand parkeren, leidt de inparkeer-hulp uw wagen over de stoeprand of erop. Let erop, dat de banden en velgen vanuw wagen niet worden beschadigd, zo nodig tijdig ingrijpen.■ De oppervlakken resp. structuren van bepaalde objecten, zoals draadgaas, poe-dersneeuw enzovoort kunnen in bepaalde gevallen niet door het systeem wordenherkend.■ De analyse van de parkeerruimte en inparkeerprocedure is afhankelijk van deafmeting van de wielen. Het systeem kan alleen goed werken, wanneer de doorde fabrikant goedgekeurde wielmaat op de wagen is gemonteerd. Als anderedoor de fabriek goedgekeurde wielen zijn gemonteerd, kan de resulterende posi-tie van de wagen in de parkeerruimte in geringe mate afwijken. Dat kan door eennieuwe instelling van het systeem door een specialist worden voorkomen. Hetsysteem kan in bepaalde situaties eventueel niet correct functioneren, als op dewagen bijvoorbeeld sneeuwkettingen of een noodwiel zijn gemonteerd.

Let op

■ De aandrijfslipregeling (ASR) moet bij het inparkeren altijd ingeschakeld zijn.■ Bij aanhangwagengebruik functioneert alleen de parkeerhulp voor (geldt alleenvoor wagens met af fabriek ingebouwde trekhaak). Daarom is het niet mogelijkom bij gebruik van een aanhangwagen met behulp van het inparkeersysteem inte parkeren.■ Als de sensoren een geschikte parkeerruimte vinden, slaan ze de gegevens optot een andere geschikte parkeerruimte wordt gevonden of een afstand van 10meter is gereden na de gevonden parkeerruimte. Daarom is het mogelijk het in-parkeersysteem ook na het voorbijrijden van een parkeerruimte in te schakelen,waarna op het informatiedisplay de informatie verschijnt of deze parkeerruimtegeschikt is om in te parkeren.

109Wegrijden en rijden

Page 113: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Weergave van het inparkeersysteem op het informatiedisplay

Afbeelding 101 Weergave inparkeersysteem op het informatiedisplay inscha-kelen / informatiedisplay: Zoeken naar een geschikte parkeerruimte

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 109 en volg deze op.

Weergave inparkeersysteem op het informatiedisplay inschakelen› Toets » Afbeelding 101 indrukken.› Met maximaal 30 km/h en op een afstand van ongeveer 0,5 m tot 1,5 m de par-

keerruimte voorbij rijden » Afbeelding 101.

Op het informatiedisplay wordt automatisch het zoekgedeelte voor de parkeer-ruimte aan bijrijderszijde aangegeven.

Het knipperlicht aan bestuurderszijde bedienen als u aan die kant van de straatwilt parkeren. Op het informatiedisplay wordt het zoekgedeelte voor parkeer-ruimte aan bestuurderszijde aangegeven.

Wanneer de toets bij snelheden boven 30 km/h en onder 50 km/h wordt inge-drukt, wordt op het display in het instrumentenpaneel aangegeven dat de snel-heid voor het analyseren van parkeerruimte is overschreden. Als de snelheid daalttot onder 30 km/h, wordt op het display in het instrumentenpaneel automatischde status van het inparkeersysteem weergegeven. Bij het overschrijden van eensnelheid van 50 km/h is het nodig de weergave door het indrukken van de toetsopnieuw te activeren » Afbeelding 101.

ä

Met behulp van het inparkeersysteem parkeren enparkeermanoeuvre beëindigen

Afbeelding 102 Informatiedisplay: Parkeerruimte herkend met de aanwijzingverder naar voren te rijden en de achteruitversnelling in te schakelen

Afbeelding 103 Informatiedisplay: Aanwijzing voor het inschakelen van devoorruitversnelling resp. de achteruitversnelling

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 109 en volg deze op.

De tijdslimiet voor het inparkeren met hulp van het inparkeersysteem bedraagt180 seconden.› Als het inparkeersysteem een geschikte parkeerruimte herkend heeft, wordt

de parkeerruimte op het informatiedisplay weergegeven » Afbeelding 102 .› Nog verder naar voren rijden, tot de weergave » Afbeelding 102 verschijnt.› De wagen ten minste 1 seconde laten stilstaan.› De achteruitversnelling inschakelen resp. de keuzehendel in stand R zetten. £

ä

110 Bediening

Page 114: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Zodra op het informatiedisplay de volgende melding wordt gegeven: Steeringintervent. active. Check area around veh.! (Stuuringreep! Let op omgeving!),het stuurwiel loslaten. Het systeem neemt de besturing over.

› Op de directe omgeving van de wagen letten en voorzichtig achteruitrijden.› In het geval dat niet in één keer kan worden ingeparkeerd, het parkeren in

meerdere stappen voortzetten. Als op het informatiedisplay de pijl naar vorenknippert » Afbeelding 103, de 1e versnelling inschakelen resp. de keuzehen-del in stand D zetten.

› Wachten tot het stuurwiel automatisch in de vereiste stand is gedraaid endaarna voorzichtig vooruitrijden.

› Als op het informatiedisplay de pijl naar achteren knippert » Afbeelding 103,opnieuw de achteruitversnelling inschakelen resp. de keuzehendel in stand Rzetten.

› Wachten tot het stuurwiel automatisch in de vereiste stand is gedraaid endaarna voorzichtig achteruitrijden. Deze stappen kunnen meermaals wordenherhaald.

› De parkeermanoeuvre op basis van van de afstandsinformatie van het inpar-keersysteem beëindigen.

Zodra de parkeermanoeuvre is beëindigd, klinkt een geluidssignaal en verschijntop het informatiedisplay de volgende melding:

Steering interv. finished. Please take over steering! (Stuuringreep beëindigd.Stuur overnemen!)

Inparkeersysteem uitschakelen

Het inparkeersysteem schakelt zichzelf in een van de volgende gevallen uit:› Snelheid van 30 km/h overschreden.› Snelheid van 7 km/h tijdens de parkeermanoeuvre overschreden.› Tijdslimiet van 180 seconden voor de parkeermanoeuvre overschreden.› Toets van het inparkeersysteem ingedrukt.› Inparkeerhulp geactiveerd.› ASR-systeem uitgeschakeld.› Ingreep van de bestuurder bij het automatisch sturen (stuurwiel vasthouden).› Tijdens het achteruitrijden in de parkeerruimte de achteruitversnelling eruit ge-

haald resp. de keuzehendel uit de stand R geschakeld.

Meldingen op het informatiedisplay

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 109 en volg deze op.ä

Park Assist finished. (Park Assist beëindigd.)Het inparkeren is beëindigd of de wagen heeft na het inschakelen van het con-tact nog niet sneller dan 10 km/h gereden.

Park Assist: Speed too high. (Park Assist: snelheid te hoog.)De snelheid verminderen tot beneden 30 km/h.

Driver steering intervention: Please take over steering! (Stuuringreepbestuurder: stuur overnemen!)De parkeermanoeuvre is beëindigd door ingreep bestuurder.

Park Assist finished. ASR deactivated. (Park Assist beëindigd. ASRuitgeschakeld.)De parkeermanoeuvre kan niet worden uitgevoerd omdat het ASR-systeem is uit-geschakeld.

ASR deactivated. Please take over steering! (ASR uitgeschakeld. Stuurovernemen!)De parkeermanoeuvre is beëindigd omdat het ASR-systeem tijdens het inparke-ren is uitgeschakeld.

Trailer: Park Assist finished. (Aanhangwagen: Park Assist beëindigd.)De parkeermanoeuvre is niet mogelijk omdat een aanhangwagen is aangekop-peld en zich een stekker in het stopcontact van de aanhangwagen bevindt.

Time limit exceeded. Please take over steering! (Tijdslimiet overschreden. Stuurovernemen!)De parkeermanoeuvre is beëindigd omdat de tijdslimiet van 180 seconden voorhet inparkeren is overschreden.

Park Assist currently not available. (Park Assist momenteel niet beschikbaar.)Het inparkeersysteem kan niet worden ingeschakeld omdat zich een storing in dewagen bevindt. De storing door een specialist laten verhelpen.

Park Assist ended. System currently not available. (Park Assist beëindigd. Syst.momenteel niet beschikbaar.)De parkeermanoeuvre is beëindigd omdat zich een storing in de wagen bevindt.De storing door een specialist laten verhelpen.

Park Assist faulty. Workshop! (Park Assist defect. Werkplaats!)De parkeermanoeuvre is niet mogelijk, omdat in het inparkeersysteem een sto-ring is opgetreden. De storing door een specialist laten verhelpen. £

111Wegrijden en rijden

Page 115: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Steering intervent. active. Check area around veh.! (Stuuringreep. Let opomgeving!)Het inparkeersysteem is actief en neemt de stuurbewegingen over. Op de omge-ving letten en voorzichtig achteruitrijden, daarbij de pedalen bedienen.

Please take over steering! Finish parking manually! (Stuur overnem.! Parkerenhandmatig beëindigen!)Het stuurwiel overnemen. De parkeermanoeuvre beëindigen zonder het inpar-keersysteem te gebruiken.

Speed too high! Please take over steering! (Snelheid te hoog. Stuurovernemen!)De parkeermanoeuvre is beëindigd omdat de snelheid is overschreden.

Park Assist: ASR intervention. (Park Assist: ingreep ASR!)Ingreep van de ASR bij het zoeken naar een geschikte parkeerruimte.

ASR intervention! Please take over steering! (Ingreep ASR. Stuur overnemen!)De parkeermanoeuvre is door de ingreep van de ASR beëindigd.

Park Assist: Stationary time not sufficient. (Park Assist: Stilstandstijdonvoldoende.)De stilstandstijd van de wagen was korter dan 1 seconde.

Park Assist: Speed too low. (Park Assist: Snelheid te laag.)De wagen moet na het inschakelen van het contact ten minste een keer eensnelheid van 10 km/h overschrijden.

Snelheidsregelsysteem (SRS)

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Snelheid opslaan 113Opgeslagen snelheid wijzigen 113Snelheidsregelsysteem tijdelijk uitschakelen 113Snelheidsregelsysteem volledig uitschakelen 113

Het snelheidsregelsysteem (SRS) houdt de ingestelde snelheid, hoger dan 30 km/h (20 mph), constant, zonder dat u het gaspedaal hoeft te bedienen. Dit is echteralleen mogelijk als motorvermogen resp. motorremwerking dit toelaten.

Als het snelheidsregelsysteem is ingeschakeld, brandt het controlelampje inhet instrumentenpaneel.

ATTENTIE

■ Om veiligheidsredenen mag het snelheidsregelsysteem bij druk verkeer enongunstige wegdekomstandigheden (bijvoorbeeld gladheid, steenslag) nietworden gebruikt - gevaar voor ongevallen!■ De opgeslagen snelheid mag pas weer worden hervat als deze niet te hoogis voor de actuele verkeerssituatie.■ Om onbedoeld gebruik van het snelheidsregelsysteem te voorkomen, hetsysteem na gebruik altijd uitschakelen.

VOORZICHTIG

■ Als bij ingeschakeld snelheidsregelsysteem (wagens met schakelbak) de neu-traalstand wordt ingeschakeld, altijd het koppelingspedaal volledig intrappen! An-ders kan de motor onbedoeld met een hoger toerental gaan draaien.■ Bij het rijden op steile afdalingen kan het snelheidsregelsysteem de snelheidniet constant houden. Door het eigen gewicht van de wagen neemt de snelheiddan toe. Daarom tijdig terugschakelen naar een lagere versnelling of de wagenmet de voetrem afremmen.

Let op

Bij wagens met automatische versnellingsbak kan het snelheidsregelsysteemniet worden ingeschakeld als de keuzehendel zich in stand P, N, of R bevindt.

112 Bediening

Page 116: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Snelheid opslaan

Afbeelding 104Knipperlicht- en grootlichthen-del: Tuimelschakelaar en scha-kelaar van het snelheidsregel-systeem

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 112 en volg deze op.

Snelheid opslaan› De schakelaar A » Afbeelding 104 in stand ON drukken.› Na het bereiken van de gewenste snelheid tuimelschakelaar B in de stand SET

drukken.

Na het loslaten van tuimelschakelaar B vanuit de stand SET wordt de opgesla-gen snelheid constant gehouden zonder bediening van het gaspedaal.

Opgeslagen snelheid wijzigen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 112 en volg deze op.

Snelheid met het gaspedaal verhogen› Het gaspedaal intrappen om de snelheid te verhogen.› Het gaspedaal loslaten om de snelheid te verlagen tot de eerder opgeslagen

waarde.

Als de opgeslagen snelheid met ingetrapt gaspedaal langer dan 5 minuten metmeer dan 10 km/h wordt overschreden, wordt de opgeslagen snelheid uit het ge-heugen gewist. De snelheid moet opnieuw worden opgeslagen.

Snelheid met tuimelschakelaar B verhogen› De tuimelschakelaar B » Afbeelding 104 in de stand RES drukken.

ä

ä

› Als de tuimelschakelaar in de stand RES wordt gehouden, wordt de snelheidvoortdurend verhoogd. Na het bereiken van de gewenste snelheid de tuimel-schakelaar loslaten. Daardoor wordt de nieuw opgeslagen snelheid in het ge-heugen bewaard.

Snelheid verlagen› De opgeslagen snelheid kan door tuimelschakelaar B in de stand SET te druk-

ken worden verlaagd.› Als de tuimelschakelaar in de stand SET wordt gehouden, wordt de snelheid

voortdurend verlaagd. Na het bereiken van de gewenste snelheid de tuimel-schakelaar loslaten. Daardoor wordt de nieuw opgeslagen snelheid in het ge-heugen bewaard.

› Als de tuimelschakelaar bij een snelheid van minder dan 30 km/h wordt losge-laten, wordt de snelheid niet opgeslagen en wordt het geheugen gewist. Desnelheid moet na een snelheidsverhoging tot meer dan 30 km/h opnieuw wor-den opgeslagen door de tuimelschakelaar B in de stand SET te drukken.

De snelheid kan ook worden verlaagd door het intrappen van het rempedaal,waardoor het systeem tijdelijk wordt uitgeschakeld.

Snelheidsregelsysteem tijdelijk uitschakelen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 112 en volg deze op.

Het snelheidsregelsysteem wordt tijdelijk uitgeschakeld door schakelaar A » Af-beelding 104 tegen de veerdruk in de stand CANCEL te drukken resp. door hetrem- of koppelingspedaal in te trappen.

De opgeslagen snelheid blijft daarbij in het geheugen bewaard.

Voor het hervatten van de opgeslagen snelheid tuimelschakelaar B na het losla-ten van het rem- of koppelingspedaal kort in de stand RES drukken.

Snelheidsregelsysteem volledig uitschakelen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 112 en volg deze op.

› De schakelaar A » Afbeelding 104 naar rechts in de stand OFF drukken.

ä

ä

113Wegrijden en rijden

Page 117: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Start-stopsysteem

Afbeelding 105Toets voor het start-stopsys-teem

Het start-stopsysteem ondersteunt u bij het besparen van brandstof en het ver-minderen van de emissie van schadelijke stoffen en CO2.

De functie wordt elke keer als het contact wordt ingeschakeld automatisch geac-tiveerd.

In de start-stopfunctie wordt de motor bij stilstand van de wagen automatisch af-gezet, bijvoorbeeld voor een verkeerslicht.

Op het display in het instrumentenpaneel wordt informatie over de actuele statusvan het start-stopsysteem weergegeven.

Automatische motoruitschakeling (stop-fase)› De wagen afremmen tot stilstand (zo nodig de handrem aantrekken).› Uit de versnelling schakelen.› Het koppelingspedaal loslaten.

Automatisch herstarten (start-fase)› Het koppelingspedaal intrappen.

Start-stopsysteem in- en uitschakelenHet start-stopsysteem kan in- en uitgeschakeld worden door op de toets » Af-beelding 105 te drukken.

Bij gedeactiveerde start-stopfunctie brandt het controlelampje in de toets.

Als de wagen bij het handmatig uitschakelen in de stopstand staat, start de mo-tor direct.

Het start-stopsysteem is zeer complex. Enkele van de procedures zijn zonder dejuiste documentatie moeilijk te controleren. In het volgende overzicht worden derandvoorwaarden voor een optimale werking van het start-stopsysteem ge-noemd.

Voorwaarden voor de automatische motoruitschakeling (stop-fase)› De versnellingshendel staat in de neutraalstand.› Het koppelingspedaal is niet volledig ingetrapt.› De bestuurder heeft de veiligheidsgordel omgegespt.› Het bestuurdersportier is gesloten.› De motorkap is gesloten.› De wagen staat stil.› De af fabriek gemonteerde trekhaak is niet elektrisch met een aanhangwagen

verbonden.› De motor is op bedrijfstemperatuur.› De ladingstoestand van de accu is voldoende.› De wagen staat niet op een helling.› Het motortoerental is lager dan 1200 1/min.› De temperatuur van de accu is niet te laag of te hoog.› De druk in het remsysteem is voldoende.› Het verschil tussen de buitentemperatuur en de ingestelde interieurtempera-

tuur is niet te groot.› De rijsnelheid sinds de laatste keer dat de motor werd afgezet was hoger dan

3 km/h.› Er vindt geen reiniging van het roetfilter plaats » pagina 24.› De voorwielen zijn niet te sterk gedraaid (het stuurwiel is minder dan 3/4 om-

wenteling gedraaid).

Voorwaarden voor een automatische herstart (start-fase)› Het koppelingspedaal is helemaal ingetrapt.› De max./min. temperatuur is ingesteld.› De ontwasemingsfunctie van de voorruit is ingeschakeld.› Er is een hoge aanjagerstand gekozen.› De start-stop-toets wordt ingedrukt.

Voorwaarden voor een automatische herstart zonder ingreep van de bestuurder› De wagen rijdt met een snelheid van meer dan 3 km/h.› Het verschil tussen de buitentemperatuur en de in het interieur ingestelde tem-

peratuur is te groot.› De ladingstoestand van de accu is niet voldoende.› De druk in het remsysteem is niet voldoende.

Als tijdens de stopfunctie de bestuurdersgordel langer dan 30 seconden is losge-maakt of het bestuurdersportier wordt geopend, moet de motor handmatig metbehulp van de sleutel worden gestart. De betreffende meldingen op het display inhet instrumentenpaneel in acht nemen. £

114 Bediening

Page 118: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Meldingen in het instrumentenpaneel (geldt voor wagens zonderinformatiedisplay)ERROR START STOP(FOUT START STOP)

Storing in het start-stopsysteem

START STOP NOT POSSIBLE(START STOP NIET MOGELIJK)

Automatische motoruitschakeling nietmogelijk

START STOP ACTIVE(START STOP ACTIEF)

Automatische motoruitschakeling(stop-fase)

SWITCH OFF IGNITION(CONTACT UITSCHAKELEN)

Het contact uitschakelen.

START MANUALLY(HANDM STARTEN)

De motor handmatig starten.

ATTENTIE

■ Bij afgezette motor werken de rembekrachtiger en de stuurbekrachtigingniet.■ De wagen nooit met afgezette motor laten rollen.

VOORZICHTIG

Als het start-stopsysteem gedurende een zeer lange periode bij zeer hoge bui-tentemperaturen wordt gebruikt, kan de accu worden beschadigd.

Let op

■ Veranderingen in de buitentemperatuur kunnen na meerdere uren merkbaarworden aan de inwendige temperatuur van de accu. Indien de wagen bijvoorbeeldlangere tijd bij temperaturen onder het vriespunt in de buitenlucht staat of in di-rect zonlicht staat geparkeerd, kan het meerdere uren duren voordat de inwendi-ge temperatuur van de accu geschikte waarden bereikt voor een correcte werk-ing van het start-stopsysteem.■ Indien de Climatronic wordt gebruikt in de automatische modus, kan onder be-paalde omstandigheden de motor niet automatisch worden afgezet.

115Wegrijden en rijden

Page 119: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Automatische versnellingsbak

Automatische versnellingsbak

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Inleidende informatie 116Wegrijden en rijden 117Keuzehendelstanden 117Handmatig schakelen (tiptronic) 118Keuzehendelvergrendeling 118Kick-downfunctie 119Dynamisch schakelprogramma 119Noodprogramma 119Noodontgrendeling keuzehendel 120

ATTENTIE

■ Geen gas geven als u bij stilstaande wagen en draaiende motor een anderekeuzehendelstand inschakelt - gevaar voor ongevallen!■ Nooit tijdens het rijden de keuzehendel in stand R of P zetten - gevaar voorongevallen!■ Bij stilstaande wagen en draaiende motor moet de wagen in alle keuzehen-delstanden (behalve P en N) met het rempedaal tegen worden gehouden, om-dat ook bij stationair draaiende motor de krachtoverbrenging niet volledigwordt onderbroken - de wagen kruipt.■ Voordat de motorkap wordt geopend en aan de draaiende motor wordt ge-werkt, de keuzehendel in stand P zetten en de handrem stevig aantrekken -gevaar voor ongevallen! De veiligheidsaanwijzingen moeten beslist wordenopgevolgd » pagina 180, Motorruimte.■ Wanneer op een helling wordt gestopt, nooit proberen de wagen bij inge-schakelde rijstand door "bediening van het gaspedaal" op zijn plaats te hou-den, dat wil zeggen met slippende koppeling. Hierdoor kan de koppeling over-

ATTENTIE (vervolg)

verhit raken. Bij gevaar voor oververhitting van de koppeling als gevolg vanoverbelasting zou de koppeling automatisch openen en zou de wagen achter-uit rollen - gevaar voor ongevallen!■ Wanneer op een helling moet worden gestopt, het rempedaal intrappen envasthouden, zodat de wagen niet kan terugrollen.■ Op een glad, glibberig wegdek kunnen de aangedreven wielen door gebruikvan de kick-downfunctie doordraaien - slipgevaar!

VOORZICHTIG

■ De dubbele koppeling van de DSG-versnellingsbak is met een overbelastingsbe-veiliging uitgerust. Als de bergwegrijhulp wordt gebruikt terwijl de auto stilstaatof langzaam bergopwaarts rijdt, worden de koppelingen aan hogere temperatu-ren blootgesteld.■ Als oververhitting optreedt, verschijnt op het informatiedisplay en een waar-schuwingstekst » pagina 30. In zo'n geval de wagen stoppen, de motor afzettenen wachten tot het symbool en de waarschuwingsteksten verdwijnen - gevaarvoor schade aan de versnellingsbak! Na het verdwijnen van het symbool en dewaarschuwingstekst kan de rit worden voortgezet.

Inleidende informatie

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

Het op- en terugschakelen gebeurt automatisch. De versnellingsbak kan echterook in de tiptronic-stand worden gezet. In deze stand is het mogelijk handmatigte schakelen » pagina 118.

De motor kan alleen in de keuzehendelstanden P of N gestart worden. Als dekeuzehendel zich bij het inschakelen van het stuurslot, het in- en uitschakelenvan het contact of het starten van de motor niet in stand P of N bevindt, wordt ophet informatiedisplay de volgende melding weergegeven Move selector lever toposition P/N! (Keuzehendel in stand P/N zetten!) resp. op het display van het in-strumentenpaneel P/N.

Bij temperaturen onder -10 °C kan de motor alleen in keuzehendelstand P wordengestart. £

ä

116 Bediening

Page 120: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Bij het parkeren op een vlakke weg is het voldoende keuzehendelstand P in teschakelen. Op een helling moet eerst de handrem stevig worden aangetrokkenen pas dan de parkeerstand worden ingeschakeld. Hiermee wordt bereikt dat hetblokkeermechanisme niet te zwaar wordt belast en dat de keuzehendel gemak-kelijker uit stand P kan worden genomen.

Als de keuzehendel tijdens het rijden per ongeluk in stand N wordt gezet, moethet gas worden losgelaten en de keuzehendel pas weer in een rijstand wordengezet als de motor stationair draait.

Wegrijden en rijden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

Wegrijden› Het rempedaal intrappen en vasthouden.› De grendelknop (knop in de keuzehendel) indrukken, de keuzehendel in de ge-

wenste stand zetten, bijvoorbeeld in D » pagina 117 en de grendelknop weerloslaten.

› Het rempedaal loslaten en gas geven.

Stoppen› Als tijdelijk moet worden gestopt, bijvoorbeeld bij kruispunten, hoeft keuze-

hendelstand N niet te worden ingeschakeld. In dat geval is het voldoende dewagen op zijn plaats te houden door het rempedaal in te trappen. De motor kanechter alleen stationair draaien.

Parkeren› Het rempedaal intrappen.› De handrem stevig aantrekken.› De grendelknop in de keuzehendel indrukken, de keuzehendel in stand P zet-

ten en de grendelknop loslaten.

ä

Keuzehendelstanden

Afbeelding 106 Keuzehendel / informatiedisplay: Keuzehendelstanden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

De actuele keuzehendelstand wordt op het display in het instrumentenpaneel1 » Afbeelding 106 weergegeven.

P - ParkeervergrendelingIn deze stand zijn de aangedreven wielen mechanisch geblokkeerd.

De parkeervergrendeling mag alleen bij stilstaande wagen worden ingeschakeld.

Als de keuzehendel in resp. uit deze stand moet worden gebracht, de grendel-knop in de keuzehendel en het rempedaal tegelijkertijd bedienen.

Als de accu leeg is, kan de keuzehendel niet uit stand P worden genomen.

R - AchteruitversnellingDe achteruitversnelling mag alleen bij stilstaande wagen en stationair draaiendemotor worden ingeschakeld.

Vóór het inschakelen van stand R vanuit stand P of N moet het rempedaal wor-den ingetrapt en tegelijkertijd de vergrendeltoets worden ingedrukt.

Als het contact is ingeschakeld en de keuzehendel in stand R staat, branden deachteruitrijlampen.

N - Neutraal (neutrale stand)In deze stand staat de versnellingsbak in de neutraalstand. £

ä

117Automatische versnellingsbak

Page 121: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als de keuzehendel vanuit stand N (wanneer de hendel langer dan 2 seconden indeze stand heeft gestaan) in stand D of R wordt gezet, moet bij snelheden onder5 km/h evenals bij stilstaande wagen en ingeschakeld contact het rempedaalworden ingetrapt.

D - Stand voor vooruitrijden (normaal programma)In deze stand worden de vooruitversnellingen, afhankelijk van de motorbelasting,rijsnelheid en het dynamische schakelprogramma, automatisch op- en terugge-schakeld.

Voor het inschakelen van stand D vanuit N moet bij een snelheid beneden 5 km/hresp. bij stilstaande wagen het rempedaal worden ingetrapt.

Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij het rijden in de bergen of bijaanhangwagengebruik) kan het gunstig zijn tijdelijk naar het handmatige scha-kelprogramma » pagina 118, Handmatig schakelen (tiptronic) over te schakelenom de overbrengingsverhouding handmatig aan de rijomstandigheden aan tepassen.

S - Stand voor vooruitrijden (sportprogramma)Door laat op te schakelen wordt het vermogenspotentieel van de motor optimaalbenut. Terugschakelen gebeurt bij hogere motortoerentallen dan in stand D.

Als de keuzehendel in stand S wordt gezet vanuit stand D, moet de grendelknopin de keuzehendel worden ingedrukt.

Handmatig schakelen (tiptronic)

Afbeelding 107 Keuzehendel / informatiedisplay: Keuzehendelstanden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.ä

De tiptronic biedt de mogelijkheid om handmatig via de keuzehendel te schake-len.

Omschakelen naar handmatig schakelen› De keuzehendel vanuit stand D naar rechts drukken. De ingeschakelde keuze-

hendelstand wordt samen met de ingeschakelde versnelling op het display inhet instrumentenpaneel weergegeven 1 » Afbeelding 107.

Opschakelen› De keuzehendel naar voren » Afbeelding 107 + drukken.

Terugschakelen› De keuzehendel naar achteren » Afbeelding 107 - drukken.

Het omschakelen naar handmatig schakelen is zowel bij stilstaande wagen als tij-dens het rijden mogelijk.

Bij het accelereren schakelt de versnellingsbak kort voor het bereiken van hetmaximaal toegestane motortoerental automatisch op naar de volgende versnel-ling.

Als een lagere versnelling wordt gekozen, schakelt de versnellingsbak pas terugwanneer een te hoog motortoerental niet meer mogelijk is.

Als de kick-downfunctie wordt bediend, schakelt de versnellingsbak, afhankelijkvan snelheid en motortoerental, naar een lagere versnelling terug.

Keuzehendelvergrendeling

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

Automatische keuzehendelvergrendeling De keuzehendel is in de standen P en N bij ingeschakeld contact geblokkeerd.Voor het ontgrendelen van de keuzehendel uit deze stand moet het rempedaalworden ingetrapt. Als herinnering voor de bestuurder brandt in de keuzehendel-standen P en N het controlelampje » pagina 28 in het instrumentenpaneel.

Bij het snel schakelen via stand N (bijvoorbeeld van R naarD) wordt de keuzehen-del niet geblokkeerd. Hierdoor is bijvoorbeeld het vrijrijden van een vastgeredenwagen mogelijk. Als de keuzehendel zich langer dan 2 seconden in stand N be-vindt terwijl het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de keuzehendelvergrendelinggeactiveerd. £

ä

118 Bediening

Page 122: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De keuzehendelvergrendeling werkt alleen bij stilstaande wagen en bij snelhe-den tot 5 km/h. Bij hogere snelheden wordt de vergrendeling in stand N automa-tisch uitgeschakeld.

GrendelknopDe grendelknop in de keuzehendel voorkomt het per ongeluk inschakelen vanenkele keuzehendelstanden. Als de grendelknop wordt ingedrukt, wordt de keu-zehendelvergrendeling uitgeschakeld.

Uittrekblokkering contactsleutelDe contactsleutel kan na het uitschakelen van het contact alleen worden verwij-derd als de keuzehendel zich in stand P bevindt. Als de contactsleutel is verwij-derd, is de keuzehendel in stand P geblokkeerd.

Kick-downfunctie

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

De kick-downfunctie maakt een maximale acceleratie mogelijk.

Als het gaspedaal volledig wordt ingetrapt, wordt in elk rijprogramma de kick-downfunctie geactiveerd. Deze functie is onafhankelijk van de rijprogramma's enhoudt geen rekening met de actuele keuzehendelstand (D, S of tiptronic), endient voor het maximaal accelereren van de wagen met gebruikmaking van hetmaximale vermogenspotentieel van de motor. De versnellingsbak schakelt afhan-kelijk van de rijomstandigheden een of meerdere versnellingen terug en de wa-gen accelereert. Het overschakelen naar een hogere versnelling gebeurt pas alshet maximaal voorgeschreven motortoerental wordt bereikt.

Dynamisch schakelprogramma

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

De automatische versnellingsbak van uw wagen wordt elektronisch geregeld. Hetop- en terugschakelen gebeurt automatisch afhankelijk van de geprogrammeerderijprogramma's.

Bij een beheerste rijstijl kiest de versnellingsbak het meest economische rijpro-gramma. Vroeg opschakelen en laat terugschakelen heeft een gunstige invloedop het brandstofverbruik.

ä

ä

Bij een sportieve rijstijl met snelle gaspedaalbewegingen, bij krachtig accelererenen veelvuldig wisselende snelheden en bij het rijden met de topsnelheid past deversnellingsbak zich na het volledig intrappen van het gaspedaal (kick-downfunc-tie) aan deze rijstijl aan en schakelt vroeger terug, vaak ook meerdere versnellin-gen in vergelijking met een beheerste rijstijl.

De keuze van het op dat moment meest gunstige schakelprogramma is een conti-nu proces. Onafhankelijk daarvan is het mogelijk, door snel gas te geven naar eendynamischer schakelprogramma te wisselen of terug te schakelen. Daarbij scha-kelt de versnellingsbak terug naar een versnelling die bij de rijsnelheid past enmaakt zo snel accelereren mogelijk (bijvoorbeeld om in te halen), zonder dat u hetgaspedaal tot het kick-downbereik hoeft in te drukken. Nadat de versnellingsbakweer heeft opgeschakeld, wordt bij overeenkomstige rijstijl weer het oorspronke-lijke programma aangenomen.

Bij het het rijden in de bergen wordt de gekozen versnelling aan de hellingen enafdalingen aangepast. Daardoor worden pendelschakelingen bij bergop rijdenvermeden. Bij bergaf rijden is het mogelijk in de tiptronic-stand terug te schake-len om op de motor te kunnen afremmen.

Noodprogramma

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

In geval van een systeemstoring is er een noodprogramma.

Bij functiestoringen van de elektronica van de versnellingsbak werkt de versnel-lingsbak in een overeenkomstig noodprogramma. Alle displaysegmenten gaandaarbij branden of gaan uit.

Een functiestoring kan de volgende effecten hebben:› De versnellingsbak schakelt alleen in bepaalde rijstanden.› De achteruitversnelling R kan niet worden gebruikt.› Het handmatige schakelprogramma is in de noodloopmodus gedeactiveerd.

Let op

Wanneer de versnellingsbak is omgeschakeld naar de noodloopmodus, zo snelmogelijk een specialist opzoeken om de storing te laten verhelpen.

ä

119Automatische versnellingsbak

Page 123: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Noodontgrendeling keuzehendel

Afbeelding 108Noodontgrendeling keuzehendel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 116 en volg deze op.

Als de stroomvoorziening wordt onderbroken (bijvoorbeeld door een ontladen ac-cu van de wagen of een defecte zekering) of een defect van de keuzehendelblok-kering optreedt, kan de keuzehendel niet meer op de normale manier uit stand Pworden verplaatst en kan de wagen niet meer worden bewogen. De noodont-grendeling voor de keuzehendel moet worden gebruikt.› De handrem stevig aantrekken.› De afdekking links- en rechtsvoor voorzichtig omhoogtrekken.› De afdekking achteraan omhoogtrekken.› Met een vinger op het gele kunststof deel in pijlrichting drukken » Afbeelding

108.› Tegelijkertijd de vergrendeltoets in de keuzehendel indrukken en de hendel in

stand N zetten (als de keuzehendel weer in stand P wordt gezet, wordt dezeopnieuw vergrendeld).

ä

120 Bediening

Page 124: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Communicatie

Mobiele telefoons en communicatiesystemen

ŠKODA geeft het gebruik vrij voor mobiele telefoons en communicatiesystemenmet een vakkundig geïnstalleerde buitenantenne en een maximaal zendvermo-gen tot 10 watt.

Voor meer informatie over het inbouwen van mobiele telefoons en communica-tiesystemen met een zendvermogen van meer dan 10 watt dient u een ŠKODAServicepartner te raadplegen.

Bij het gebruik van mobiele telefoons of communicatiesystemen kunnen storin-gen in de werking van de elektronica van uw wagen optreden.

Dit kan worden veroorzaakt door:› Het ontbreken van een buitenantenne.› Een onjuist geïnstalleerde buitenantenne.› Een zendvermogen boven 10 watt.

ATTENTIE

■ Houd uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledi-ge verantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag. Het telefoonsysteemalleen gebruiken als u uw wagen volledig onder controle hebt.■ De nationale wettelijke voorschriften voor het gebruik van mobiele tele-foons in de wagen in acht nemen.

ATTENTIE (vervolg)

■ Het gebruik van mobiele telefoons of communicatiesystemen in de wagenzonder buitenantenne resp. een verkeerd gemonteerde buitenantenne kantot een toename van de sterkte van het elektromagnetische veld in het interi-eur van de wagen leiden.■ Communicatiesystemen, mobiele telefoons resp. houders daarvan mogenniet bij de afdekkingen van de airbags of nabij het werkingsgebied van de air-bags gemonteerd worden.■ Een mobiele telefoon nooit op een stoel, het dashboard of op een andereplek laten liggen van waaruit de telefoon bij een plotselinge remmanoeuvre,een ongeval of een aanrijding kan worden weggeslingerd.■ Bij luchtvervoer moet de Bluetooth®-functie van de handsfreeset door eenspecialist worden uitgeschakeld.

Let op

■ Wij raden aan om het inbouwen van mobiele telefoons en communicatiesyste-men in een wagen alleen door een ŠKODA Servicepartner te laten uitvoeren.■ Niet alle Bluetooth® mobiele telefoons zijn compatibel met de universele tele-foonvoorbereiding GSM II resp. GSM III. Een ŠKODA Servicepartner kan u vertellenof uw telefoon compatibel is met de universele telefoonvoorbereiding GSM IIresp. GSM III.■ Het bereik van de Bluetooth®-verbinding met de handsfreeset is beperkt tothet interieur van de wagen. Het bereik is afhankelijk van de plaatselijke omstan-digheden, bijvoorbeeld obstakels tussen de apparaten en onderlinge storingenmet andere apparaten. Als de mobiele telefoon zich bijvoorbeeld in een jaszak be-vindt, kan dit voor problemen zorgen bij het tot stand brengen van de verbindingmet de handsfreeset of de gegevensoverdracht bemoeilijken.

121Communicatie

Page 125: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Telefoon op het multifunctiestuurwiel bedienen

Afbeelding 109 Multifunctiestuurwiel: Bedieningstoetsen voor de telefoon

Om de bestuurder bij het bedienen van de telefoon zo weinig mogelijk van hetverkeer af te leiden, zijn op het stuurwiel toetsen aangebracht voor de eenvoudi-ge bediening van de basisfuncties van de telefoon » Afbeelding 109.

Dit geldt echter alleen als uw wagen af fabriek met de universele telefoonvoorbe-reiding is uitgerust.

De toetsen bedienen de functies voor de bedrijfsfunctie waarin de telefoon zichop dat moment bevindt.

Als het stadslicht ingeschakeld is, zijn ook de toetsen van het multifunctiestuur-wiel verlicht.

Toets Handeling Functie

1 Kort drukkenIn- en uitschakelen van de spraakbediening (toets PTT - Push to talk)

Afbreken van de weergegeven melding

1 Naar boven draaien Volume verhogen

1 Naar beneden draaien Volume verlagen

2 Kort drukkenGesprek aannemen, gesprek beëindigen, toegang tot het hoofdmenu van de telefoon, lijst met geselecteerde nummers,

gekozen contact opbellen

2 Lang drukkenGesprek weigeren, privégespreka)

Gesprek annuleren, lijst van de laatste oproepen, toegang tot het hoofdmenu van de telefoon, lijst met gekozen num-mersb)

3 Kort drukken Terugkeren naar één niveau hoger (afhankelijk van de actuele positie in het menu)

3 Lang drukken Verlaten van het telefoonmenu

4 Kort drukken Menukeuze bevestigen

4 Lang drukken Naar de volgende beginletter in het telefoonboek

4 Naar boven draaien Het laatst gebruikte menu, naam

4 Naar beneden draaien De volgende menukeuze, naam

4 Snel draaien naar boven Naar de vorige beginletter in het telefoonboek

4 Snel draaien naar beneden Naar de volgende beginletter in het telefoonboek

a) Geldt voor GSM II.b) Geldt voor GSM III.

122 Bediening

Page 126: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Symbolen op het informatiedisplay

Symbool Betekenis Geldigheid

Ladingstoestand van de batterij van de telefoona) GSM II, GSM III

Signaalsterktea) GSM II, GSM III

Een telefoon is verbonden met de handsfreeset. GSM II, GSM III bij verbinding via het HFP-profiel

De handsfreeset is zichtbaar voor andere apparaten. GSM II, GSM III bij verbinding via het HFP-profiel

Een telefoon is verbonden met de handsfreeset. GSM III bij verbinding via het rSAP-profiel

De handsfreeset is zichtbaar voor andere apparaten. GSM III bij verbinding via het rSAP-profiel

Een multimedia-apparaat is verbonden met de handsfreeset. GSM II, GSM III

Een UMTS-netwerk is beschikbaar. GSM III

Internetverbinding via de handsfreeset GSM III bij verbinding via het rSAP-profiel

a) Deze functie wordt slechts door enkele mobiele telefoons ondersteund.

Intern telefoonboek

Onderdeel van de handsfreeset is een intern telefoonboek. Het gebruik van dit in-terne telefoonboek is afhankelijk van het type mobiele telefoon.

Nadat de telefoon de eerste keer is verbonden, begint het systeem het telefoon-boek uit de telefoon en op de simkaart in het geheugen van het regelapparaat teladen.

Bij elke verdere verbinding van de telefoon met de handsfreeset wordt het be-treffende telefoonboek dan alleen geüpdatet. Het updaten kan enkele minutenduren. Gedurende deze tijd is het telefoonboek beschikbaar dat bij de laatst vol-tooide update is opgeslagen. Nieuw opgeslagen telefoonnummers worden pas nabeëindiging van de update aangegeven.

Als tijdens het updaten zich een telefonisch contact aanmeldt (bijvoorbeeld bin-nenkomend of uitgaand gesprek, dialoog van de spraakbediening), wordt het up-daten onderbroken. Na beëindiging van het telefonische contact begint de upda-te opnieuw.

GSM IIIn het interne telefoonboek zijn 2.500 vrije geheugenplaatsen beschikbaar. Elkcontact kan maximaal 4 nummers bevatten.

Bij wagens met het radio-navigatiesysteem Columbus worden op het display vandit apparaat maximaal 1.200 telefooncontacten weergegeven.

Indien meer dan 2.500 contacten zijn opgeslagen, is het telefoonboek niet volle-dig.

GSM IIIIn het interne telefoonboek zijn 2.000 vrije geheugenplaatsen beschikbaar. Elkcontact kan maximaal 5 nummers bevatten.

Bij wagens met het radio-navigatiesysteem Columbus worden op het display vandit apparaat maximaal 1.000 telefooncontacten weergegeven.

Indien het telefoonboek van de mobiele telefoon meer dan 2.000 contacten be-vat, wordt op het informatiedisplay het volgende weergegeven:

Phone book not fully loaded (Telefoonboek niet volledig geladen)

Universele telefoonvoorbereiding GSM II

Inleidende informatie

De universele telefoonvoorbereiding GSM II ("handsfreeset") biedt de mogelijk-heid tot comfortbediening voor de mobiele telefoon door middel van spraakbe-diening, via het multifunctiestuurwiel, de adapter, de radio of het navigatiesys-teem. £

123Communicatie

Page 127: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De universele telefoonvoorbereiding GSM II omvat de volgende functies.› Intern telefoonboek » pagina 123.› Comfortbediening van de telefoon via het multifunctiestuurwiel » pagina 122.› Bedienen van telefoongesprekken met behulp van de adapter » pagina 125.› Bediening van de telefoon via het informatiedisplay » pagina 126.› Spraakbediening van de telefoon » pagina 130.› Muziekweergave van de telefoon of andere multimedia-apparaten » pagina

132.

Alle communicatie tussen de mobiele telefoon en de handsfreeset van uw wagenverloopt via Bluetooth®-technologie. De adapter dient alleen voor het opladenvan de telefoon en voor signaaloverdracht naar de buitenantenne van de wagen.

Let op

De volgende aanwijzingen in acht nemen » pagina 121, Mobiele telefoons en com-municatiesystemen.

Mobiele telefoon verbinden met de handsfreeset

Om een mobiele telefoon met de handsfreeset te kunnen verbinden, moeten debeide apparaten met elkaar worden gekoppeld. Meer informatie hierover vindt uin het instructieboekje van uw mobiele telefoon. Voor de koppeling moeten devolgende stappen worden uitgevoerd:› In uw mobiele telefoon de Bluetooth®-functie en de zichtbaarheid van de mobi-

ele telefoon activeren.› Het contact inschakelen.› Op het informatiedisplay het menu Phone (Telefoon) - New user (Nwe. gebrui-

ker) selecteren en wachten tot het regelapparaat het zoeken heeft beëindigd.› In het menu van de gevonden apparaten uw mobiele telefoon selecteren.› De pincode bevestigen1).› Als de handsfreeset zich op het display van de mobiele telefoon (standaard met

SKODA_BT) meldt, binnen 30 seconden de PIN1) invoeren en wachten tot dekoppeling voltooid is2).

› Na beëindiging van de koppeling op het informatiedisplay het aanmaken vanhet nieuwe gebruikersprofiel bevestigen.

Als geen vrije plaats meer beschikbaar is voor het aanmaken van het nieuwe ge-bruikersprofiel, een bestaand gebruikersprofiel wissen.

Tijdens de koppelingsprocedure mag geen andere mobiele telefoon met de hand-sfreeset verbonden zijn.

Er kunnen maximaal vier mobiele telefoons met de handsfreeset worden gekop-peld, waarbij slechts één mobiele telefoon met de handsfreeset kan communice-ren.

De zichtbaarheid van de handsfreeset wordt 3 minuten na het inschakelen vanhet contact automatisch uitgeschakeld en tevens uitgeschakeld, wanneer de mo-biele telefoon met de handsfreeset is verbonden.

Handsfreeset opnieuw zichtbaar maken

Als het niet lukt om binnen 3 minuten na het inschakelen van het contact uw mo-biele telefoon met de handsfreeset te koppelen, kan de handsfreeset gedurende3 minuten op de volgende manier opnieuw zichtbaar worden gemaakt.› Door het uit- en inschakelen van het contact.› Door het in- en uitschakelen van de spraakbediening.› Via het informatiedisplay in het menupunt Bluetooth (Bluetooth) - Visibility

(Zichtbaarheid).

Verbinding met een reeds gekoppelde mobiele telefoon tot stand brengenNa het inschakelen van het contact wordt de verbinding bij een reeds gekoppeldemobiele telefoon automatisch tot stand gebracht2). U kunt op uw mobiele tele-foon controleren of de automatische verbinding tot stand is gebracht.

Verbinding verbreken› Door het verwijderen van de contactsleutel.› Door het verbreken van de verbinding met de handsfreeset in de mobiele tele-

foon.› Door het verbreken van de verbinding met de gebruiker op het informatiedis-

play in het menu Bluetooth (Bluetooth) - User (Gebruiker). £

1) Afhankelijk van de Bluetooth®-versie in de mobiele telefoon wordt een automatisch gegenereerde 6-cijferige pincode weergegeven of moet de pincode 1234 handmatig worden ingevoerd.

2) Sommige mobiele telefoons hebben een menu waarin een code moet worden ingevoerd om de Blue-tooth®-verbinding tot stand te kunnen brengen. Indien dit het geval is, moet deze code telkens wor-den ingevoerd als een Bluetooth-verbinding tot stand wordt gebracht.

124 Bediening

Page 128: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Verbindingsproblemen oplossen

Als het systeem de melding No paired phone found (Geen verbonden tel. gevon-den) geeft, de bedrijfstoestand van de mobiele telefoon controleren.› Is de mobiele telefoon ingeschakeld?› Is de PIN-code ingevoerd?› Is Bluetooth® actief?› Is de zichtbaarheid van de mobiele telefoon actief?› Is de mobiele telefoon al met de handsfreeset gekoppeld?

Let op

■ Als voor uw mobiele telefoon een passende adapter verkrijgbaar is, dient demobiele telefoon alleen in de adapter te worden gebruikt die in de telefoonhou-der is geplaatst, zodat de straling van de mobiele telefoon in de wagen tot eenminimum beperkt blijft.■ Het gebruik van de mobiele telefoon in de adapter, die in de telefoonhouder isaangebracht, waarborgt een optimale zend- en ontvangstkwaliteit.

Telefoon met de adapter aanbrengen

Afbeelding 110Universele telefoonvoorberei-ding

Af fabriek wordt slechts één telefoonhouder meegeleverd. Een adapter voor detelefoon kan worden aangeschaft uit het originele ŠKODA accessoireprogramma.

Adapter en telefoon aanbrengen› Eerst de adapter A in pijlrichting » Afbeelding 110 tot de aanslag in de houder

schuiven. De adapter vervolgens iets omlaag drukken, tot deze goed vastklikt.› De telefoon in de adapter A plaatsen (volgens de handleiding van de adapter-

fabrikant).

Adapter met de telefoon verwijderen› De vergrendelingen aan de zijkanten van de houder » Afbeelding 110 tegelijker-

tijd indrukken en de adapter met de telefoon verwijderen.

VOORZICHTIG

Als de mobiele telefoon tijdens het gesprek uit de houder wordt verwijderd, kande verbinding hierdoor worden verbroken. Door het verwijderen wordt de verbin-ding met de af fabriek gemonteerde antenne onderbroken, waardoor de kwaliteitvan het zend- en ontvangstsignaal afneemt. Bovendien wordt het laden van debatterij van de telefoon onderbroken.

Telefoongesprekken met behulp van de adapter bedienen

Afbeelding 111 Principeafbeelding: Adapter met een toets / adapter mettwee toetsen

Functieoverzicht van de toets (PTT - "push to talk ") op de adapter » Afbeel-ding 111:

› Spraakbediening in-/uitschakelen.› Gesprek aannemen/beëindigen.

Op enkele adapters bevindt zich behalve de toets ook nog de toets SOS » Af-beelding 111 A . Als deze toets gedurende 2 seconden wordt ingedrukt, wordt hetnummer 112 (alarmnummer) gekozen.

Let op

Bij wagens met het navigatiesysteem Columbus hebben de toetsen en SOS

geen functie.

125Communicatie

Page 129: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Telefoon via het informatiedisplay bedienen

In het menu Phone (Telefoon) kunnen de volgende menupunten worden geselec-teerd:■ Phone book (Telefoonboek)■ Dial number (Nummer kiezen)1)

■ Call register (Oproeplijsten)■ Voice mailbox (Voicemailbox)■ Bluetooth (Bluetooth)1)

■ Settings (Instellingen)2)

■ Back (Terug)

Phone book (Telefoonboek)In het menupunt Phone book (Telefoonboek) bevindt zich de lijst met contactendie uit het telefoongeheugen en van de simkaart van de mobiele telefoon zijn ge-download.

Dial number (Nummer kiezen)In het menupunt Dial number (Nummer kiezen) kunnen willekeurige telefoon-nummers worden ingevoerd. Met behulp van het kartelwiel de gewenste cijfersna elkaar selecteren en deze bevestigen door het kartelwiel in te drukken. De cij-fers 0 - 9, symbolen , , # en de functies Cancel (Annuleren), Call (Gesprek), De-lete (Wissen) kunnen worden geselecteerd.

Call register (Oproeplijsten)

In het menupunt Call register (Oproeplijsten) kunnen de volgende menupuntenworden geselecteerd:■ Missed calls (Gemiste)■ Dialled numbers (Gekozen)■ Received calls (Beantwoorde)

Voice mailbox (Voicemailbox)In het menu Voice mailbox (Voicemailbox) kan het nummer van de voicemailboxworden ingesteld1) en vervolgens het nummer worden gekozen.

Bluetooth (Bluetooth)

In het menu Bluetooth (Bluetooth) kunnen de volgende menupunten worden ge-selecteerd:■ User (Gebruiker) - het overzicht van de opgeslagen gebruikers■ New user (Nwe. gebruiker) - zoeken naar nieuwe telefoons die zich in het ont-

vangstbereik bevinden■ Visibility (Zichtbaarheid) - inschakelen van de zichtbaarheid van de telefoon-

eenheid voor andere apparaten■ Media player (Mediaspeler)■ Active device (Actief apparaat)■ Paired devices (Gekoppelde app)■ Search (Zoeken)

■ Phone name (Telefoonnaam) - de mogelijkheid de naam van de telefooneen-heid te wijzigen (ingesteld als SKODA_BT)

Settings (Instellingen)

In het menu Settings (Instellingen) kunnen de volgende menupunten worden ge-selecteerd:■ Phone book (Telefoonboek)■ Update (Bijwerken)1)

■ List (Sortering)■ Surname (Achternaam)■ First name (Voornaam)

■ Ring tone (Beltoon)

Back (Terug)Terugkeren naar het beginmenu van de telefoon.

Universele telefoonvoorbereiding GSM III

Inleidende informatie

De universele telefoonvoorbereiding GSM III ("handsfreeset") biedt de mogelijk-heid tot comfortbediening voor de mobiele telefoon door middel van spraakbe-diening, via het multifunctiestuurwiel, de radio of het navigatiesysteem. £

1) Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie via het menu van het navigatiesys-teem bereikbaar, zie instructieboekje Amundsen+.

2) Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie niet beschikbaar.

126 Bediening

Page 130: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De universele telefoonvoorbereiding GSM III omvat de volgende functies.› Intern telefoonboek » pagina 123.› Comfortbediening via het multifunctiestuurwiel » pagina 122.› Bediening van de telefoon via het informatiedisplay » pagina 128.› Spraakbediening van de telefoon » pagina 130.› Muziekweergave van de telefoon of andere multimedia-apparaten » pagina

132.› Internetverbinding » pagina 130.› Weergave van sms-berichten » pagina 129.

De volledige communicatie tussen de telefoon en de handsfreeset van uw wagenverloopt via de volgende Bluetooth®-profielen.

rSAP - Remote SIM access profileNa het verbinden van de telefoon met de handsfreeset met behulp van het rSAP-profiel meldt de telefoon zich af bij het GSM-netwerk en verloopt de communica-tie met het netwerk alleen nog via het regelapparaat en de buitenantenne van dewagen. In de telefoon blijft alleen de Bluetooth®-interface actief. In dit geval kanbij de mobiele telefoon worden gekozen voor het verbreken van de verbindingmet de handsfreeset resp. het uitschakelen van de Bluetooth®-verbinding of hetbellen van het alarmnummer 112 (geldt alleen voor bepaalde landen).

HFP - Hands Free ProfileNa het verbinden van de telefoon met de handsfreeset met behulp van het HFP-profiel blijft de telefoon voor de communicatie met het GSM-netwerk gebruikma-ken van de GSM-module en de interne antenne.

Let op

De volgende aanwijzingen in acht nemen » pagina 121, Mobiele telefoons en com-municatiesystemen.

Telefoon met de handsfreeset verbinden

Om een mobiele telefoon met de handsfreeset te kunnen verbinden, moet de te-lefoon hiermee worden gekoppeld. Meer informatie hierover vindt u in het in-structieboekje van uw mobiele telefoon. Voor de koppeling moeten de volgendestappen worden uitgevoerd.

Telefoon koppelen met de handsfreeset via het rSAP-profiel› In uw mobiele telefoon de Bluetooth®-functie en de zichtbaarheid van de mobi-

ele telefoon activeren. Bij sommige telefoons is het noodzakelijk eerst de rSAP-functie in te schakelen.

› Het contact inschakelen.› Op het informatiedisplay het menu Phone (Telefoon) - New user (Nwe. gebrui-

ker) selecteren en wachten tot het regelapparaat het zoeken heeft beëindigd.› In het menu van de gevonden apparaten uw mobiele telefoon selecteren.› Binnen 30 seconden de 16-cijferige code invoeren die op het informatiedisplay

wordt weergegeven en bevestigen conform de aanwijzingen op het display vanuw telefoon.

› Indien uw simkaart door een pincode is geblokkeerd, de pincode van de sim-kaart van uw telefoon invoeren. De telefoon wordt gekoppeld met de hand-sfreeset (bij de eerste koppeling kan de pincode op het informatiedisplay alleenbij stilstaande wagen worden ingevoerd, omdat alleen in dit geval kan wordengekozen of de pincode moet worden opgeslagen).

› Voor het de eerste keer opslaan van een nieuwe gebruiker de aanwijzingen ophet informatiedisplay opvolgen.

› Voor het downloaden van het telefoonboek en de identificatiegegevens van desimkaart in het regelapparaat opnieuw het rSAP-verzoek op uw mobiele tele-foon bevestigen.

Telefoon koppelen met de handsfreeset via het HPP-profiel› In uw mobiele telefoon de Bluetooth®-functie en de zichtbaarheid van de mobi-

ele telefoon activeren.› Het contact inschakelen.› Op het informatiedisplay het menu Phone (Telefoon) - New user (Nwe. gebrui-

ker) selecteren en wachten tot het regelapparaat het zoeken heeft beëindigd.› In het menu van de gevonden apparaten uw mobiele telefoon selecteren.› Binnen 30 seconden de 16-cijferige code invoeren die op het informatiedisplay

wordt weergegeven en bevestigen conform de aanwijzingen op het display vanuw telefoon.

› Voor het opslaan van een nieuwe gebruiker resp. het downloaden van het tele-foonboek en de identificatiegegevens van de simkaart in het regelapparaat deaanwijzingen op het informatiedisplay en op de mobiele telefoon opvolgen.

De telefoon maakt bij voorkeur verbinding via het rSAP-profiel.

Als de pincode is opgeslagen, wordt de telefoon automatisch gevonden bij de vol-gende keer inschakelen van het contact en met de handsfreeset verbonden. Ukunt op uw mobiele telefoon controleren of deze automatisch is verbonden. £

127Communicatie

Page 131: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Verbinding verbreken› Door het verwijderen van de sleutel uit het contactslot (tijdens een telefoonge-

sprek wordt de verbinding niet verbroken).› Door het verbreken van de verbinding met de handsfreeset in de mobiele tele-

foon.› Door het verbreken van de verbinding met de gebruiker op het informatiedis-

play in het menu Bluetooth (Bluetooth) - User (Gebruiker) - Gebruiker selecte-ren - Disconnect (Verbreken).

Bij wagens die af fabriek met een radio of navigatiesysteem zijn uitgerust, kanhet telefoongesprek ook worden beëindigd door na het verwijderen van de sleu-tel uit het contactslot op de knop op het touchscreen van de radio 1) resp. het na-vigatiesysteem te drukken, zie het instructieboekje van de radio resp. het naviga-tiesysteem.

Let op

■ In het geheugen van het regelapparaat kunnen maximaal drie gebruikers wor-den opgeslagen, waarbij de handsfreeset slechts met een actief kan communice-ren. Bij het koppelen van een vierde mobiele telefoon moet een gebruiker wordengewist.■ Bij de verbinding met de handsfreeset de aanwijzingen op uw mobiele telefoonopvolgen.

Telefoon via het informatiedisplay bedienen

Indien geen telefoon met de handsfreeset is verbonden, verschijnt na de keuzevan het menu Phone (Telefoon) de melding No paired phone found. (Geen ge-kopp. tel. gevonden.) en de volgende menupunten:■ Help (Help) - dit menupunt verschijnt als in het geheugen van het regelappa-

raat geen gekoppelde telefoon is opgeslagen.■ Connect (Verbinden) - dit menupunt verschijnt als in het geheugen van het re-

gelapparaat een of meerdere gekoppelde telefoons zijn opgeslagen.■ New user (Nwe. gebruiker)■ Media player (Mediaplayer)■ Active device (Actief apparaat)■ Paired devices (Gekopp. appar.)

■ Search (Zoeken)■ Visibility (Zichtbaarheid)

■ SOS (SOS)

Als een telefoon met de handsfreeset is gekoppeld, kunnen in het menu Phone(Telefoon) de volgende menupunten worden geselecteerd.

Phone book (Telefoonboek)In het menupunt Phone book (Telefoonboek) bevindt zich de lijst met contactendie uit het telefoongeheugen en van de simkaart van de mobiele telefoon zijn ge-download.

Bij elk telefooncontact zijn de volgende functies beschikbaar:

■ Telefoonnummer weergeven■ Voice Tag (Spraakvermeld.)■ Replay (Weergeven)■ Record (Opnemen)

Dial number (Nummer kiezen)In het menupunt Dial number (Nummer kiezen) kunnen willekeurige telefoon-nummers worden ingevoerd. Met behulp van het kartelwiel de gewenste cijfersna elkaar selecteren en deze bevestigen door het kartelwiel in te drukken. De cij-fers 0 - 9, symbolen +, , # en de functies Delete (Wissen), Call (Oproep), Back(Terug) kunnen worden geselecteerd.

Call register (Oproeplijsten)

In het menupunt Call register (Oproeplijsten) kunnen de volgende menupuntenworden geselecteerd:■ Missed (Gemiste)■ Received (Beantwoorde)■ Dialled numbers (Gekozen)■ Delete lists (Lijsten wissen)

Voice mailbox (Voicemailbox)In het menu Voice mailbox (Voicemailbox) kan het nummer van de voicemailboxworden ingesteld, worden opgeslagen en vervolgens het nummer worden geko-zen. Met behulp van het kartelwiel de gewenste cijfers na elkaar selecteren endeze bevestigen door het kartelwiel in te drukken. De cijfers 0 - 9, het symbool +en de functies Delete (Wissen), Call (Oproep), Save (Opslaan), Back (Terug) kun-nen worden geselecteerd. £

1) Geldt niet voor de radio Swing.

128 Bediening

Page 132: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Messages (Berichten)1)

In het menu Messages (Berichten) staat een lijst van ontvangen tekstberichten.Na het oproepen van een bericht worden de volgende functies weergegeven:■ Show (Weergeven)■ Read (Lezen) - het systeem leest het gekozen bericht voor via de boordluid-

sprekers■ Send time (Zendtijdstip)■ Callback (Terugbellen)■ Copy (Kopiëren) - kopieert het binnengekomen bericht naar de simkaart■ Delete (Wissen)

Bluetooth (Bluetooth)

In het menu Bluetooth (Bluetooth) kunnen de volgende menupunten worden ge-selecteerd:■ User (Gebruiker) - het overzicht van de opgeslagen gebruikers■ Connect (Verbinden)■ Disconnect (Verbreken)■ Rename (Hernoemen)■ Delete (Wissen)

■ New user (Nwe. gebruiker) - zoeken naar gebruikers die zich in het ontvangst-bereik bevinden

■ Visibility (Zichtbaarheid) - inschakelen van de zichtbaarheid van de handsfree-set voor andere apparaten

■ Media player (Mediaplayer)■ Active device (Actief apparaat)■ Paired devices (Gekopp. appar.)■ Connect (Verbinden)■ Rename (Hernoemen)■ Delete (Wissen)■ Authorisation (Autoriseren)

■ Search (Zoeken) - beschikbare mediaspelers zoeken■ Visibility (Zichtbaarheid) - inschakelen van de zichtbaarheid van de hand-

sfreeset voor mediaspelers in de omgeving

■ Extras (Accessoire)■ Modem - overzicht van de actieve en gekoppelde apparaten voor het verbin-

den met het internet■ Active device (Actief apparaat)■ Paired devices (Gekopp. appar.)

■ Phone name (Telefoonnaam) - de mogelijkheid de naam van de handsfreeset tewijzigen (ingesteld als SKODA_BT)

Settings (Instellingen)

In het menu Settings (Instellingen) kunnen de volgende menupunten worden ge-selecteerd:■ Phone book (Telefoonboek)■ Update (Bijwerken) - inlezen van het telefoonboek■ Select memory (Geheugenkeuze)■ SIM & phone (Sim & mob. tel.)■ SIM card (Simkaart)■ Mobile phone (Mobiele telefoon) - uitgangsinstelling; om ook de contacten

van de simkaart te laden, is het noodzakelijk naar het menupunt SIM & pho-ne (Sim & mob. tel.) te gaan

■ List (Sorteren)■ Surname (Achternaam)■ First name (Voornaam)

■ Own number (Eigen nummer) - optionele weergave van het eigen telefoonnu-mer op het display van de gesprekspartner (deze functie is afhankelijk van detelefoonprovider)■ Network depnd. (Netafhankelijk)■ Yes (Ja)■ No (Nee)

■ Signal settings (Signaalinstell.)■ Ring tone (Beltoon)■ Volume (Volume)■ Turn vol. up (Harder)■ Turn vol. down (Zachter)

■ Phone settings (Telefooninstell.)■ Select operator (Providerkeuze)■ Automatic (Automatisch)■ Manual (Handmatig) £

1) Alleen bij verbinding van de telefoon met de handsfreeset via het rSAP-profiel.

129Communicatie

Page 133: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

■ Network mode (Netwerkmodus)■ GSM (GSM)■ Automatic (Automatisch)

■ SIM mode (Simmodus) - geldt voor telefoons met het rSAP-profiel, die het si-multaan gebruik van twee simkaarten ondersteunen - U heeft de keuze welkesimkaart met de handsfreeset moet worden verbonden■ Change (Wisselen)

■ Phone Mode (Telefoonmodus) - wisselen tussen de rSAP-modus en de HFP-modus■ Premium (Premium) - rSAP-modus■ Handsfree (Handsfree) - HFP-modus

■ Off time (Uitschakeltijd) - instellling in stappen van vijf minuten■ Data (Gegevens) - instellingen van het internet access point, details hierover

zijn verkrijgbaar bij uw telefoonprovider■ Switch off ph. (Tel. uitschakelen) - het uitschakelen van de telefooneenheid

(telefoon blijft gekoppeld)

Back (Terug)Terugkeren naar het hoofdmenu van het informatiedisplay.

Internetverbinding

Via de handsfreeset kan bijvoorbeeld een notebook op het internet worden aan-gesloten.

Het regelapparaat van de handsfreeset ondersteunt de GPRS, EDGE en UMTS/3Gtechnologieën.

Een internetverbinding is alleen mogelijk via een telefoon, die via het rSAP-profielis gekoppeld.

De procedure voor het maken van een internetverbinding kan afwijkend zijn, af-hankelijk van het type en de versie van het besturingssysteem en het type vanhet aan te sluiten apparaat. Voor het maken van een internetverbinding is kennisvan het besturingssysteem van het aan te sluiten apparaat noodzakelijk.

Koppelingsprocedure› De mobiele telefoon met de handsfreeset koppelen.› In het menu Phone (Telefoon) - Settings (Instellingen) - Data (Gegevens) het

toegangspunt instellen (afhankelijk van de provider, gewoonlijk "Internet").› In het menu Phone (Telefoon) - Bluetooth (Bluetooth) - Visibility (Zichtbaar-

heid) de zichtbaarheid van de handsfreeset voor andere apparaten inschakelen.› Het aan te sluiten apparaat naar beschikbare Bluetooth®-apparaten laten zoe-

ken.

› In de lijst van gevonden apparaten de handsfreeset (standaard "SKODA_BT")kiezen.

› Op het aan te sluiten apparaat het wachtwoord invoeren en eventuele aanwij-zingen op het aan te sluiten apparaat resp. op het informatiedisplay opvolgen.

› In de internetbrowser het gewenste internetadres invoeren. Het besturings-systeem vraagt u het telefoonnummer voor de internettoegang in te voeren (af-hankelijk van de provider, gewoonlijk "*99#").

Spraakbediening

Dialoog

De periode waarin het systeem gereed is om spraakcommando's te ontvangen enuit te voeren, wordt aangeduid als dialoog. Het systeem geeft akoestische terug-meldingen en begeleidt u eventueel door de betreffende functies.

De optimale verstaanbaarheid van de spraakcommando's is van meerderefactoren afhankelijk:› Met een normaal volume spreken, zonder beklemtoning en zonder overdreven

lange spreekpauzes.› Een slechte uitspraak voorkomen.› De portieren, ruiten en het schuifdak sluiten om storende buitengeluiden te on-

derdrukken resp. te voorkomen.› Bij hogere snelheden wordt geadviseerd luider te spreken, om de hogere omge-

vingsgeluiden te overstemmen.› Tijdens de dialoog andere geluiden in de wagen, bijvoorbeeld tegelijkertijd spre-

kende inzittenden, vermijden.› Niet spreken wanneer het systeem een melding geeft.

De microfoon voor de spraakbediening is in de hemelbekleding aangebracht enop de bestuurder en bijrijder gericht. Hierdoor kunnen zowel de bestuurder als debijrijder het systeem bedienen.

Telefoonnummer ingevenHet telefoonnummer kan worden ingevoerd als een achter elkaar uitgesprokencijferketen (compleet nummer) of in de vorm van een numerieke reeks (geschei-den door korte spreekpauzes). Na elke numerieke reeks (gescheiden door kortespreekpauzes) worden alle tot dan herkende cijfers door het systeem herhaald.

Toegestaan zijn de cijfers 0 - 9, symbolen +, , #. Het systeem herkent geen sa-menhangende cijfercombinaties, bijvoorbeeld drieëntwintig, maar alleen afzon-derlijk uitgesproken cijfers (twee, drie). £

130 Bediening

Page 134: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Spraakbediening inschakelen - GSM II› Door kort op toets 1 op het multifunctiestuurwiel » pagina 122, Telefoon op

het multifunctiestuurwiel bedienen te drukken.› Door kort indrukken van de toets op de adapter1) » Afbeelding 111;

Spraakbediening uitschakelen - GSM II

Als het systeem net een melding geeft, moet de actuele melding worden beëin-digd:› Door kort indrukken van de toets op de adapter1);› Door kort indrukken van toets 1 op het multifunctiestuurwiel.

Als het systeem een spraakcommando verwacht, kunt u de dialoog zelf beëindi-gen:› Met het spraakcommando ANNULEREN;› Door indrukken van de toets op de adapter1);› Door kort indrukken van toets 1 op het multifunctiestuurwiel.

Spraakbediening inschakelen - GSM IIIDe dialoog kan op elk gewenst moment worden gestart door op toets 1 op hetmultifunctiestuurwiel1) te drukken.

Spraakbediening uitschakelen - GSM IIIAls het systeem net een melding geeft, moet de actuele melding worden beëin-digd door op toets 1 op het multifunctiestuurwiel te drukken.

Als het systeem een spraakcommando verwacht, kunt u de dialoog zelf beëindi-gen:› Met het spraakcommando ANNULEREN;› Door kort indrukken van toets 1 op het multifunctiestuurwiel.

Let op

■ Bij een binnenkomend gesprek wordt de dialoog direct beëindigd.■ De spraakbediening is alleen mogelijk bij wagens die zijn uitgerust met eenmultifunctiestuurwiel met telefoonbediening of een telefoonhouder en adapter.■ Bij wagens die af fabriek met het navigatiesysteem Columbus zijn uitgerust, isde spraakbediening van de telefoon alleen mogelijk via dit apparaat, zie instruc-tieboekje Columbus.

Spraakcommando's - GSM II

Standaard spraakcommando'sSpraakcommando Handeling

HELPNa dit commando geeft het systeem alle mogelijkecommando's weer.

BELLEN XYZMet dit commando wordt het contact uit het tele-foonboek gebeld.

TELEFOONBOEKNa dit commando kan bijvoorbeeld het telefoonboekworden weergegeven, een spraakinvoer voor hetcontact worden aangepast of gewist en dergelijke.

OPROEPLIJSTENLijsten met gekozen nummers, gemiste oproepen endergelijke.

NUMMER KIEZENNa dit commando kan een telefoonnummer wordeningevoerd om een verbinding met de gewenste ge-sprekspartner tot stand te brengen.

OPNIEUW KIEZENNa dit commando kiest het systeem het laatst geko-zen nummer.

MUZIEKa) Weergave van de muziek op de mobiele telefoon ofeen ander gekoppeld apparaat.

MEER OPTIESNa dit commando biedt het systeem nog andere con-textafhankelijke commando's aan.

INSTELLINGEN Instellen van Bluetooth®, dialoog enzovoort.

ANNULEREN De dialoog wordt beëindigd.

a) Bij wagens met het navigatiesysteem Amundsen+ is deze functie via het menu van het navigatiesys-teem bereikbaar, zie instructieboekje Amundsen+.

Als een spraakcommando niet wordt herkend, antwoordt het systeem met "Par-don?" en kan een nieuwe invoer plaatsvinden. Na de tweede mislukte poging her-haalt het systeem de hulp. Na de derde mislukte poging volgt het antwoord "Ac-tie geannuleerd" en wordt de dialoog beëindigd.

Ingesproken boodschap voor een contact opslaanAls bij sommige contacten de automatische naamherkenning niet goed werkt, ishet mogelijk voor dit contact een eigen spaakvermelding in het menu Phonebook (Telefoonboek) - Voice Tag (Spraakvermeld.) - Record (Opnemen) op teslaan. £

1) Geldt niet voor wagens met het navigatiesysteem Columbus.

131Communicatie

Page 135: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Een eigen spraakvermelding kan ook met behulp van de spraakbediening in hetmenu MEER OPTIES worden opgeslagen.

Spraakcommando's - GSM III

Standaard spraakcommando'sSpraakcommando Handeling

HELPNa dit commando geeft het systeem alle mogelijkecommando's weer.

NAAM BELLENNa dit commando kan een naam worden ingevoerdom een verbinding met de gewenste gesprekspart-ner tot stand te brengen.

NUMMER KIEZENNa dit commando kan een telefoonnummer wordeningevoerd om een verbinding met de gewenste ge-sprekspartner tot stand te brengen.

OPNIEUW KIEZENHet laatst gekozen telefoonnummer wordt opnieuwgekozen.

TELEFOONBOEK VOOR-LEZEN

Het systeem leest de contacten in het telefoonboekvoor.

BERICHTEN VOORLEZENHet systeem leest de mededelingen voor die tijdensde verbinding van de telefoon met het regelapparaatzijn ontvangen.

KORTE DIALOOGDe hulp is aanzienlijk gereduceerd (voorwaarde iseen goede kennis van de bediening).

LANGE DIALOOGDe hulp is niet gereduceerd (geschikt voor beginnen-de gebruikers).

ANNULEREN De dialoog wordt beëindigd.

Als het systeem het commando niet herkent, geeft het het eerste deel van dehulp weer en maakt hiermee een nieuwe invoer mogelijk. Na de tweede misluktepoging geeft het systeem het tweede deel van de hulp weer. Na de derde misluk-te poging volgt het antwoord "Actie geannuleerd" en wordt de dialoog beëindigd.

Ingesproken boodschap voor een contact opslaanAls bij sommige contacten de automatische naamherkenning niet goed werkt, ishet mogelijk voor dit contact een eigen spaakvermelding in het menu Phonebook (Telefoonboek) - Voice Tag (Spraakvermeld.) - Record (Opnemen) op teslaan.

Een eigen spraakvermelding kan ook met behulp van de spraakbediening in hetmenu MEER OPTIES worden opgeslagen.

Multimedia

Muziekweergave via Bluetooth®

De universele telefoonvoorbereiding maakt de muziekweergave via Bluetooth®

mogelijk van apparaten zoals mp3-speler, mobiele telefoon of notebook.

Om de muziek via Bluetooth® te kunnen weergeven, moet het betreffende appa-raat eerst via het menu Phone (Telefoon) - Bluetooth (Bluetooth) - Media player(Mediaplayer) aan de handsfreeset worden gekoppeld.

De muziekweergave wordt op het aangesloten apparaat bediend.

De universele telefoonvoorbereiding GSM II biedt de mogelijkheid om de muziek-weergave ook via de handsfreeset met de afstandsbediening te bedienen » pagi-na 131, Spraakcommando's - GSM II.

Let op

Het te verbinden apparaat moet het Bluetooth® A2DP-profiel ondersteunen, ziehet instructieboekje van het te koppelen apparaat.

132 Bediening

Page 136: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Radio en navigatiesysteem op het multifunctiestuurwiel bedienen

Afbeelding 112 Multifunctiestuurwiel: Bedieningstoetsen

Op het multifunctiestuurwiel zijn toetsen aangebracht voor de bediening van debasisfuncties van de af fabriek ingebouwde radio en het navigatiesysteem » Af-beelding 112.

De radio en het navigatiesysteem kunnen natuurlijk ook nog steeds op het appa-raat zelf worden bediend. Een beschrijving vindt u in het bijbehorende instructie-boekje.

Als het stadslicht ingeschakeld is, zijn ook de toetsen van het multifunctiestuur-wiel verlicht.

De toetsen gelden voor de functie waarin de radio resp. het navigatiesysteemzich op dat moment bevindt.

Door de toetsen in te drukken resp. te draaien kunnen de volgende functies wor-den uitgevoerd.

Toets Handeling Radio, verkeersmelding Cd/cd-wisselaar/mp3 Navigatie

1 Kort drukken Geluid resp. spraakbediening uit-/inschakelena)

1 Lang drukken Uit-/inschakelen

1 Naar boven draaien Volume verhogen

1Naar beneden draai-

enVolume verlagen

2 Kort drukkenWisselen naar de volgende opgeslagen radiozender

Wisselen naar de volgende opgeslagen verkeersmeldingOnderbreken van de verkeersmelding

Wisselen naar de volgende titel

2 Lang drukken Onderbreken van de verkeersmelding Snel vooruit

3 Kort drukkenWisselen naar de vorige opgeslagen radiozender

Wisselen naar de vorige opgeslagen verkeersmeldingOnderbreken van de verkeersmelding

Wisselen naar de vorige titel

3 Lang drukken Onderbreken van de verkeersmelding Snel achteruit

4 Kort drukken Wisselen van audiobron

5 Kort drukken Hoofdmenu openen

6 Kort drukken Onderbreken van de verkeersmelding Geen functie £

133Communicatie

Page 137: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Toets Handeling Radio, verkeersmelding Cd/cd-wisselaar/mp3 Navigatie

6 Naar boven draaienWeergave van de opgeslagen/ontvangbare zenders

Naar boven bladerenOnderbreken van de verkeersmelding

Wisselen naar de vorige titelGeen func-

tie6

Naar beneden draai-en

Weergave van de opgeslagen/ontvangbare zendersNaar beneden bladeren

Onderbreken van de verkeersmeldingWisselen naar de volgende titel

a) Geldt voor het navigatiesysteem Columbus.

Let op

■ De luidsprekers in de wagen zijn afgestemd op een uitgangsvermogen van deradio en het navigatiesysteem van 4x20 W.■ Bij de uitrusting soundsysteem zijn de luidsprekers afgestemd op een uitgangs-vermogen van de versterker van 4x40 W + 6x20 W.

AUX-IN- en MDI-ingangen

De AUX-IN-ingang bevindt zich onder de armsteun voorin en is met gemar-keerd.

De MDI-ingang bevindt zich in de middenconsole voorin.

De AUX-IN- en MDI-ingangen dienen voor het aansluiten van externe audiobron-nen (bijvoorbeeld een iPod of mp3-speler) en voor de weergave van muziek vandeze apparaten via de af fabriek ingebouwde radio resp. het navigatiesysteem.

De beschrijving van de bediening kunt u vinden in het betreffende instructie-boekje van de radio resp. het navigatiesysteem.

Cd-wisselaar

Afbeelding 113Cd-wisselaar

De cd-wisselaar voor de radio en het navigatiesysteem bevindt zich in de linker-zijbekleding van de bagageruimte.

Cd plaatsen› Op de toets C » Afbeelding 113 drukken en de cd in de cd-opening B aanbren-

gen. De cd wordt automatisch op de laagste vrije plaats in de cd-wisselaar gela-den. Het controlelampje in de betreffende toets D knippert niet meer.

Cd-wisselaar met cd's vullen› De toets C langer dan 2 seconden ingedrukt houden en de cd's na elkaar

(maximaal 6 cd's) in de cd-opening B aanbrengen. De controlelampjes in detoetsen D knipperen niet meer.

Cd op een bepaalde plaats aanbrengen› Op de toets C drukken. De controlelampjes in de toetsen D branden bij de

reeds bezette plaatsen en knipperen bij de vrije plaatsen.› Op de gewenste toets D drukken en de cd in de cd-opening B aanbrengen.

Cd verwijderen› Op toets A drukken om een cd te verwijderen. Bij de bezette plaatsen branden

nu de controlelampjes in de toetsen D . £

134 Bediening

Page 138: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Op de betreffende toets D drukken. De cd wordt uitgeschoven.

Alle cd's verwijderen› De toets A langer dan 2 seconden ingedrukt houden om de cd's uit te schui-

ven. Alle cd's in de cd-wisselaar worden na elkaar uitgeschoven.

Let op

■ De cd altijd met de bedrukte zijde naar boven in de cd-opening B aanbrengen.■ De cd nooit met geweld in de cd-opening drukken, de cd wordt automatischnaar binnen getrokken.■ Na het aanbrengen van een cd in de cd-wisselaar moet een moment wordengewacht tot het controlelampje in de betreffende toets D brandt. Vervolgens isde cd-opening B vrij voor het aanbrengen van de volgende cd.■ Indien een plaats wordt gekozen die reeds bezet is, wordt de cd weer uitge-schoven. De uitgeschoven cd verwijderen en de gewenste cd aanbrengen.

Dvd-voorbereiding

Afbeelding 114 Rugleuning - linkervoorstoel/rechtervoorstoel

OmschrijvingOpeningen voor het bevestigen van de dvd-spelerhouderAudio/video-ingangAansluiting dvd-speler

Af fabriek wordt alleen een in de rugleuning van de voorstoelen ingebouwde dvd-voorbereiding geleverd.

De dvd-spelerhouder en de dvd-speler kunnen worden aangeschaft uit het origi-nele ŠKODA accessoireprogramma. Voor de beschrijving van de bediening, zie hetinstructieboekje van deze apparaten.

A

B

C

ATTENTIE

■ Indien er personen op de de achterbank hebben plaatsgenomen, mag dedvd-spelerhouder niet zelfstandig (zonder dvd-speler) zijn aangebracht - ge-vaar voor verwondingen!■ De hoek van de houder kan in drie verschillende standen worden ingesteld.Opletten dat er geen vingers bekneld raken tussen de houder en de rugleu-ning bij het veranderen van de stand van de dvd-spelerhouder.■ De dvd-spelerhouder mag niet worden gebruikt als de rugleuning of de zit-ting van de achterbank naar voren is geklapt of volledig is verwijderd.

Let op

De aanwijzingen in acht nemen die in het instructieboekje van de dvd-spelerhou-der resp. de dvd-speler staan vermeld.

135Communicatie

Page 139: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Veiligheid

Passieve veiligheid

Algemene aanwijzingen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Veiligheidsuitrustingen 136Voor elke rit 136Wat beïnvloedt de rijveiligheid? 137

In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informatie, tips en aanwijzingen met betrek-king tot het thema passieve veiligheid in uw wagen. We hebben hier alles samen-gevat wat u bijvoorbeeld over veiligheidsgordels, airbags, kinderzitjes en de vei-ligheid van kinderen moet weten. Daarom in uw eigen belang en in het belangvan de passagiers de aanwijzingen en waarschuwingen in dit hoofdstuk in achtnemen.

ATTENTIE

■ In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informatie voor bestuurder en bijrijderover de omgang met de wagen. Meer informatie met betrekking tot de veilig-heid die uw en uw passagiers aangaan, vindt u in de volgende hoofdstukkenin dit instructieboekje.■ De complete documentatie moet altijd in de wagen aanwezig zijn. Dit isvooral belangrijk als u de wagen verhuurt of verkoopt.

Veiligheidsuitrustingen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 136 en volg deze op.ä

De volgende opsomming omvat een deel van de veiligheidsuitrustingen in uw wa-gen:

› 3-puntsgordels voor alle stoelen,› gordelspankrachtbegrenzers voor de voorstoelen,› gordelspanners voor de voorstoelen,› hoogteverstelling voor de veiligheidsgordels van de voorstoelen,› voorairbag voor de bestuurder en de bijrijder,› knie-airbag bestuurder,› voorste zij-airbags,› achterste zij-airbags,› hoofdairbags,› bevestigingspunten voor kinderzitjes met het ISOFIX-systeem,› bevestigingspunten voor kinderzitjes met TOP TETHER-systeem,› in hoogte verstelbare hoofdsteunen,› verstelbare stuurkolom.

De genoemde veiligheidsuitrustingen werken samen om u en uw passagiers inongevalsituaties zo goed mogelijk te beschermen. Deze veiligheidsuitrustingenzijn u en uw passagiers van geen nut als u en uw passagiers een verkeerde zit-houding innemen of deze voorzieningen niet juist verstellen of gebruiken.

Voor elke rit

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 136 en volg deze op.

Voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van uw passagiers moet voor elkerit op de onderstaande punten worden gelet.

› Controleren of de verlichting en de knipperlichten correct functioneren.› De bandenspanning controleren.› Ervoor zorgen dat alle ruiten een helder en goed zicht naar buiten bieden.› Meegenomen bagagestukken goed vastzetten » pagina 70, Bagageruimte.› Controleren of er geen voorwerpen zijn die de bediening van de pedalen kun-

nen beïnvloeden.› De spiegels, de voorstoel en de hoofdsteun op uw lichaamslengte afstellen.› De passagiers erop wijzen de hoofdsteunen aan te passen aan hun lichaams-

lengte.› Kinderen beschermen met een geschikt kinderzitje en een op een juiste wijze

omgegespte veiligheidsgordel » pagina 153, Veilig vervoer van kinderen. £

ä

136 Veiligheid

Page 140: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› De juiste zithouding innemen » pagina 137, Juiste zithouding. Uw passagierserop wijzen de juiste zithouding in te nemen.

› De veiligheidsgordel juist omgespen. Ook de passagiers erop wijzen de veilig-heidsgordels juist om te gespen » pagina 142, Veiligheidsgordels omgespen enlosmaken.

Wat beïnvloedt de rijveiligheid?

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 136 en volg deze op.

Als bestuurder draagt u de verantwoordelijkheid voor uzelf en uw passagiers. Alsuw rijveiligheid wordt beïnvloed, brengt u niet alleen uzelf, maar ook andere ver-keersdeelnemers in gevaar.

Daarom op de volgende aanwijzingen letten.› U niet van het verkeer laten afleiden door bijvoorbeeld passagiers of telefoon-

gesprekken.› Niet rijden als uw rijvaardigheid is verminderd (bijvoorbeeld door medicijnen, al-

cohol, drugs).› De verkeersregels en de aangegeven snelheid aanhouden.› Uw rijsnelheid steeds aan de toestand van de weg en de verkeers- en weers-

omstandigheden aanpassen.› Op lange ritten regelmatig pauzeren - ten minste eens in de twee uur.

Juiste zithouding

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Juiste zithouding van de bestuurder 138Juiste zithouding van de bijrijder 138Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin 138Voorbeelden van een verkeerde zithouding 139

ä

ATTENTIE

■ De voorstoelen en de hoofdsteunen moet u altijd overeenkomstig uw li-chaamslengte verstellen en ook de veiligheidsgordels moet u altijd juist om-gespen om u en uw medepassagiers een optimale bescherming te bieden.■ Vóór elke rit de juiste zithouding innemen en deze houding ook tijdens de ritniet wijzigen. Ook de passagiers erop wijzen de juiste zithouding in te nemenen deze houding ook tijdens de rit niet te wijzigen.■ Door een verkeerde zithouding stelt de inzittende zich bloot aan levensge-vaarlijke risico's van lichamelijk letsel wanneer een airbags wordt geactiveerden hem daarbij raakt.■ Zitten de passagiers achterin niet rechtop, dan is het gevaar voor verwon-dingen door een verkeerd gordelverloop groter.■ Voor de bestuurder is het noodzakelijk een afstand aan te houden tot hetstuurwiel van minimaal 25 cm en van de benen tot het dashboard op knie-hoogte van ten minste 10 cm. De bijrijder moet een afstand tot het dashboardvan ten minste 25 cm aanhouden. Als de minimumafstand niet wordt aange-houden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar!■ Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de bui-tenzijde van het stuur op kwart over negen. Nooit het stuurwiel op '12-uur'vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld in het midden of aan de bin-nenzijde van het stuurwiel). In dergelijke gevallen zou bij activering van de be-stuurdersvoorairbag letsel aan uw armen, handen en hoofd kunnen wordentoegebracht.■ Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, omdatanders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zinworden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!■ Ervoor zorgen dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden, om-dat deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen ko-men. U zou dan niet in staat zijn te koppelen, te remmen of gas te geven.■ De voeten altijd tijdens het rijden in de voetenruimte houden - leg uw voe-ten nooit op het dashboard, uit het raam of op de zittingen. Door een verkeer-de zithouding stelt u zich bij remmen of een aanrijding bloot aan een ver-hoogd risico van lichamelijk letsel. Bij een activering van de airbag kunt u zichdoor een verkeerde zithouding dodelijk verwonden!

137Passieve veiligheid

Page 141: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Juiste zithouding van de bestuurder

Afbeelding 115 De juiste afstand van de bestuurder tot het stuurwiel en hetdashboard / de juiste instelling van de hoofdsteun

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 137 en volg deze op.

Met het oog op uw eigen veiligheid en om het gevaar voor verwondingen bij eenongeval te verminderen, adviseren wij de volgende instelling.

› Het stuurwiel zodanig verstellen dat de afstand tussen het stuurwiel en hetborstbeen ten minste 25 cm bedraagt » Afbeelding 115 A en de afstand van debenen tot het dashboard op kniehoogte ten minste 10 cm bedraagt B .

› De bestuurdersstoel in lengterichting zo instellen dat u de pedalen met licht ge-bogen benen volledig kunt intrappen.

› De leuning zodanig verstellen, dat u het stuurwiel op het bovenste punt metlicht gebogen armen kunt vastpakken.

› De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zoveelmogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd C .

› De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 142, Veiligheidsgordels omges-pen en losmaken.

Handmatige verstelling van de bestuurdersstoel » pagina 63, Voorstoelen hand-matig instellen.

Elektrische verstelling van de bestuurdersstoel » pagina 64, Voorstoelen elek-trisch verstellen.

ä

Juiste zithouding van de bijrijder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 137 en volg deze op.

Voor de veiligheid van de bijrijder en om het gevaar voor verwondingen bij eenongeval te verminderen, adviseren wij de volgende instelling.

› De bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar achteren schuiven. De bijrijder moet eenminimale afstand van 25 cm ten opzichte van het dashboard aanhouden, zodatde airbag bij een activering de grootst mogelijke veiligheid biedt.

› De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zoveelmogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd » Afbeelding 115C .

› De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 142, Veiligheidsgordels omges-pen en losmaken.

In uitzonderingsgevallen kan de bijrijdersvoorairbag buiten werking worden ge-steld » pagina 151, Airbags buiten werking stellen.

Handmatige verstelling van de bijrijdersstoel » pagina 63.

Elektrische verstelling van de bijrijdersstoel » pagina 64.

Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 137 en volg deze op.

Om het gevaar voor verwondingen bij plotseling remmen of een ongeval te ver-minderen, moeten de passagiers op de zitplaatsen achterin op het volgende let-ten:

› De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zoveelmogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd » Afbeelding 115C .

› De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 142, Veiligheidsgordels omges-pen en losmaken.

› Een geschikt kinderveiligheidssysteem gebruiken als u kinderen in de wagenmeeneemt » pagina 153, Veilig vervoer van kinderen.

ä

ä

138 Veiligheid

Page 142: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Voorbeelden van een verkeerde zithouding

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 137 en volg deze op.

Veiligheidsgordels kunnen alleen bij een juist gordelverloop hun optimale be-schermende werking bieden. Verkeerde zithoudingen reduceren de beschermen-de werking van de veiligheidsgordels aanzienlijk en vergroten het risico van licha-melijk letsel door een verkeerd gordelverloop. Als bestuurder draagt u de verant-woordelijkheid voor uzelf, voor alle passagiers en in het bijzonder voor kinderen.Nooit toestaan dat iemand tijdens het rijden een verkeerde zithouding inneemt inde wagen.

De volgende opsomming omvat voorbeelden van zithoudingen die ernstig licha-melijk letsel tot gevolg kunnen hebben met zelfs dodelijke afloop. Deze opsom-ming is niet volledig. Wij willen u hiermee attenderen op dit onderwerp.

Daarom nooit tijdens de rit:› in de wagen gaan staan,› op de stoelen gaan staan,› op de stoelen knielen,› de stoelleuning sterk naar achteren kantelen,› tegen het dashboard leunen,› op de achterbank gaan liggen,› alleen op het voorste deel van de zitting gaan zitten,› dwars op de zitting gaan zitten,› uit de ruitopeningen leunen,› de voeten in de ruitopeningen houden,› de voeten op het dashboard leggen,› de voeten op de zitting leggen,› iemand in de voetenruimte meenemen,› zonder omgegespte veiligheidsgordel rijden,› in de bagageruimte verblijven.

ä

139Passieve veiligheid

Page 143: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordels

ä Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 116Bestuurder met omgegespteveiligheidsgordel

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Het natuurkundige principe van een frontale aanrijding 141Veiligheidsgordels omgespen en losmaken 142Hoogteverstelling veiligheidsgordels bij de voorstoelen 143Veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats achterin 143Gordelspanner 143

Correct omgegespte veiligheidsgordels bieden een goede bescherming bij onge-lukken. Ze verkleinen het risico op lichamelijk letsel aanzienlijk en vergroten dekans een zwaar ongeval te overleven.

Correct omgegespte veiligheidsgordels houden de inzittenden in de wagen in dejuiste zithouding » Afbeelding 116.

De gordels reduceren de bewegingsenergie aanzienlijk. Verder voorkomen ze on-gecontroleerde bewegingen die zwaar letsel tot gevolg kunnen hebben.

Inzittenden van de wagen met goed vastgegespte veiligheidsgordels profiterenin hoge mate van het feit dat de bewegingsenergie optimaal via de gordels wordtopgevangen. Ook garanderen de structuur van de voorzijde en andere passieveveiligheidskenmerken van uw wagen, zoals het airbagsysteem, een reductie vande bewegingsenergie. De energie die ontstaat wordt op deze wijze verminderden het risico van lichamelijk letsel wordt kleiner.

Bij het vervoeren van kinderen moet u rekening houden met speciale veiligheids-aspecten » pagina 153, Veilig vervoer van kinderen.

ATTENTIE

■ Vóór elke rit de veiligheidsgordel correct omgespen - ook in stadsverkeer!Dat geldt ook voor de inzittenden op de zitplaatsen achterin - gevaar voorverwondingen!■ Ook zwangere vrouwen moeten altijd de veiligheidsgordel dragen. Alleendat biedt de beste bescherming voor het ongeboren kind » pagina 142.■ De hoogte van de veiligheidsgordel zo instellen, dat de schoudergordel on-geveer over het midden van de schouder - maar in geen geval langs de hals -loopt.■ Altijd op het juiste verloop van de veiligheidsgordel letten. Een verkeerd ge-dragen veiligheidsgordel kan zelfs bij een lichte aanrijding tot letsel leiden.■ De maximale beschermende werking van de veiligheidsgordels wordt alleenbij een correcte zitpositie bereikt » pagina 137, Juiste zithouding.■ De leuningen mogen niet te ver naar achteren staan, omdat anders de werk-ing van de veiligheidsgordel teniet kan worden gedaan.■ De gordel mag niet zijn vastgeklemd, zijn verdraaid of langs scherpe randenschuren.■ Let erop dat de veiligheidsgordel bij het sluiten van het portier niet wordtingeklemd.■ Een te los gedragen veiligheidsgordel kan tot letsel leiden, omdat uw li-chaam bij een ongeval door de bewegingsenergie verder naar voren komt endan abrupt door de veiligheidsgordel wordt afgeremd.■ De gordel mag niet over harde of breekbare voorwerpen (bril, balpen, sleu-telbos, enzovoort) heen liggen, omdat deze letsel kunnen veroorzaken.■ Met een veiligheidsgordel mogen nooit twee personen (ook geen kinderen)worden vastgegespt.■ De slotgesp mag alleen in het bij de betreffende zitting behorende slotdeelworden gestoken. Het verkeerd omdoen van de veiligheidsgordel beïnvloedtde beschermende werking hiervan en de kans op letsel neemt toe.■ De invoertrechter voor de slotgesp mag niet verstopt zijn door papier of ietsdergelijks omdat anders de slotgesp niet goed kan worden vastgeklikt.■ Veel lagen kleding en ook losse kleding (bijvoorbeeld een mantel over eencolbert) belemmeren het correct aanliggen en de werking van de veiligheids-gordels. £

140 Veiligheid

Page 144: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

■ Het gebruik van klemmen of andere voorwerpen voor het instellen van deveiligheidsgordels (bijvoorbeeld voor het inkorten van de veiligheidsgordels bijkleinere personen) is verboden.■ De veiligheidsgordels voor de zitplaatsen achterin kunnen alleen goed func-tioneren als de achterbankrugleuning correct is vergrendeld » pagina 70,Stoelen in de uitgangspositie brengen.■ De gordelband moet schoon worden gehouden. Een vervuilde veiligheids-gordel kan de werking van de veiligheidsgordel negatief beïnvloeden » pagina177, Veiligheidsgordels.■ De veiligheidsgordels mogen niet worden uitgebouwd en op geen enkelemanier worden gewijzigd. Nooit proberen om de veiligheidsgordels zelf te re-pareren.■ De staat van de veiligheidsgordels regelmatig controleren. Als beschadigin-gen van de veiligheidsgordel, de gordelverbindingen, de gordeloprolautomaatof het slot worden vastgesteld, moet de betreffende veiligheidsgordel dooreen specialist worden vervangen.■ Veiligheidsgordels die tijdens een ongeval worden belast en daardoor uitge-rekt worden, moeten worden vervangen - bij voorkeur door een specialist. Te-vens moeten de verankeringen van de veiligheidsgordels worden gecontro-leerd.

Let op

Bij het gebruik van de veiligheidsgordels de nationale wettelijke bepalingen inacht nemen.

Het natuurkundige principe van een frontale aanrijding

Afbeelding 117 Niet-vastgegespte bestuurder / niet-vastgegespte passagierop zitplaats achterin

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 140 en volg deze op.

Het natuurkundige principe van een frontale botsing is gemakkelijk te verklaren:

Zodra de wagen in beweging is gekomen, ontstaat zowel bij de wagen als bij deinzittenden van de wagen bewegingsenergie, de zogenaamde kinetische energie.De mate van kinetische energie is sterk afhankelijk van de snelheid van de wagenen van het gewicht van de wagen en de inzittenden. Bij stijgende snelheid entoenemend gewicht moet bij een ongeval meer energie worden afgebouwd.

De snelheid van de wagen is echter de belangrijkste factor. Als bijvoorbeeld desnelheid van 25 km/h naar 50 km/h wordt verdubbeld, wordt de bewegingsener-gie verviervoudigd!

De veelgehoorde mening dat het mogelijk is het lichaam bij een lichte aanrijdingmet de handen tegen te houden, is verkeerd. Al bij geringe aanrijdingssnelhedenworden krachten op het lichaam werkzaam die niet meer kunnen worden opge-vangen.

Ook al rijdt u maar met een snelheid van 30 tot 50 km/h, bij een botsing komenkrachten vrij op het lichaam die een ton (1.000 kg) te boven kunnen gaan.

Bij een frontale botsing worden niet-vastgegespte inzittenden naar voren geslin-gerd en stoten zij ongecontroleerd tegen delen in het interieur, zoals het stuur-wiel, het dashboard en de voorruit » Afbeelding 117 - . U kunt onder bepaaldeomstandigheden zelfs uit de wagen worden geslingerd, wat levensgevaarlijk ofzelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. £

ä

141Veiligheidsgordels

Page 145: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Ook voor inzittenden achterin is het belangrijk de gordel juist om te gespen om-dat zij bij een aanrijding ongecontroleerd door de wagen worden geslingerd. Eenniet-vastgegespte passagier op een van de zitplaatsen achterin die geen gordeldraagt, brengt niet alleen zichzelf in gevaar, maar ook degene die vóór hemzit » Afbeelding 117 - .

Veiligheidsgordels omgespen en losmaken

Eerst de gordels omgespen, dan starten!

Afbeelding 118 Veiligheidsgordel omgespen / losmaken

Afbeelding 119 Verloop van de gordelband van de schouder- en heupgordel /gordelverloop bij zwangere vrouwen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 140 en volg deze op.ä

Veiligheidsgordel omgespen› De voorstoel en de hoofdsteun correct instellen, voordat de veiligheidsgordel

wordt omgegespt » pagina 66, Hoofdsteunen.› De gordel aan de slotgesp langzaam over borst en bekken trekken.› De slotgesp in het bij de stoel behorende gordelslot » Afbeelding 118 - ste-

ken tot deze hoorbaar vastklikt.› Aan de veiligheidsgordel trekken en controleren of de slotgesp ook goed in het

slot is vastgeklikt.

Een kunststofknop in de gordel houdt de gordelgesp zo dat hij makkelijk kan wor-den vastgepakt.

Voor de optimale beschermende werking van de veiligheidsgordels is het gordel-verloop van groot belang . Het schoudergordeldeel mag nooit over de hals lopen,maar moet ongeveer over het midden van de schouder lopen en goed tegen hetbovenlichaam aanliggen. Het heupgordeldeel moet vóór het bekken worden ge-legd, mag niet over de buik lopen en moet altijd strak tegen het lichaam aanlig-gen » Afbeelding 119 - . De gordel zo nodig uitlijnen.

Ook zwangere vrouwen moeten altijd de veiligheidsgordel dragen. Alleen datbiedt de beste bescherming voor het ongeboren kind. Bij zwangere vrouwenmoet het heupgordeldeel zo diep mogelijk tegen het bekken liggen, zodat ergeen druk op de onderbuik wordt uitgeoefend » Afbeelding 119 - .

Veiligheidsgordel losmakenVeiligheidsgordel alleen bij stilstaande wagen losmaken.› De rode knop in het gordelslot » Afbeelding 118 - indrukken, de slotgesp

springt uit het slot.› De gordel met de hand teruggeleiden, zodat deze gemakkelijker volledig oprolt

en daarbij niet verdraait.

GordeloprolautomaatElke veiligheidsgordel is uitgerust met een gordeloprolautomaat. Deze automaatwaarborgt volledige bewegingsvrijheid als er langzaam aan de gordel wordt ge-trokken. Bij plotseling remmen blokkeert de automaat echter. De veiligheidsgor-dels blokkeren ook bij het accelereren, bij het rijden in de bergen en door boch-ten.

VOORZICHTIG

Bij het losmaken van de veiligheidsgordel erop letten, dat de slotgesp de portier-bekleding en andere delen van het interieur niet beschadigt.

142 Veiligheid

Page 146: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Hoogteverstelling veiligheidsgordels bij de voorstoelen

Afbeelding 120Voorstoel: Hoogteverstellingveiligheidsgordels

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 140 en volg deze op.

Met behulp van de gordelhoogteverstelling kan het verloop van de voorste veilig-heidsgordel bij de schouder worden aangepast aan het lichaam.› Op de doorvoerplaat drukken en deze in de gewenste richting naar boven of

naar beneden schuiven » Afbeelding 120.› Na het verstellen met een ruk aan de veiligheidsgordel trekken om te controle-

ren of de doorvoerplaat goed is vergrendeld.

Veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats achterin

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 140 en volg deze op.

De veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats achterin is bovenin de bagage-ruimte aan de linkerzijde van de hemelbekleding bevestigd.

Veiligheidsgordel omgespen› De veiligheidsgordel met de twee slotgespen uit de houder op de hemelbekle-

ding trekken.› De slotgesp aan het einde van de veiligheidsgordel in het gordelslot aan de lin-

kerzijde steken, tot deze hoorbaar vastklikt.› De tweede slotgesp, die over de veiligheidsgordel kan worden geschoven, over

de borstkas trekken en in het gordelslot aan de rechterzijde steken, tot dezehoorbaar vastklikt.

› Aan de veiligheidsgordel trekken om te controleren of beide slotgespen goed inde sloten zijn vergrendeld.

ä

ä

De slotgespen van de gordel voor de middelste zitplaats achterin zijn verschillendvan vorm, zodat deze alleen in het bijbehorende gordelslot passen. Als het nietlukt om een slotgesp in het gordelslot vast te klikken, wordt waarschijnlijk gepro-beerd om deze in het verkeerde gordelslot te steken.

Veiligheidsgordel losmaken› De veiligheidsgordel in omgekeerde volgorde van omgespen weer losmaken.› De gordel met de hand terug geleiden zodat deze gemakkelijker volledig oprolt,

niet verdraait, niet tussen rugleuning en bekleding blijft hangen en de bekle-ding niet beschadigt.

ATTENTIE

■ De veiligheidsgordel na het losmaken vasthouden en langzaam laten oprol-len, tot de twee slotgespen bij de houder op de hemelbekleding komen enmet een magneet worden bevestigd - gevaar voor verwondingen.■ De beide slotgespen nooit tegelijkertijd losmaken.

Gordelspanner

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 140 en volg deze op.

De veiligheid van bestuurder en bijrijder die een gordel dragen wordt door degordelspanners op de oprolautomaten van de voorste 3-puntsgordels vergroot.

Bij een frontale aanrijding vanaf een bepaalde zwaarte worden de 3-puntgordelsautomatisch gespannen. De gordelspanners kunnen ook bij niet gedragen veilig-heidsgordels worden geactiveerd.

Bij een frontale aanrijding resp. een aanrijding van opzij met een bepaalde zwaar-te wordt de omgegespte 3-puntsgordel aan de zijde van de aanrijding automa-tisch gespannen.

Bij lichte frontale botsingen, aanrijdingen van opzij en van achteren, bij een koprolen bij ongevallen waarbij geen grote krachten van voren werkzaam zijn, vindt ergeen activering van de gordelspanners plaats. £

ä

143Veiligheidsgordels

Page 147: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Alle werkzaamheden aan het systeem evenals het uit- en inbouwen vansysteemonderdelen vanwege andere reparatiedoeleinden mogen alleen dooreen specialist worden uitgevoerd.■ De beschermende werking van het systeem is slechts beperkt tot één aan-rijding. Als de gordelspanners werden geactiveerd, moet het systeem wordenvervangen.

Let op

■ Bij het activeren van de gordelspanners komt rook vrij. Dat is geen teken dat dewagen in brand staat.■ Bij het afvoeren en verwerken van de wagen of van delen van het gordelspan-nersysteem de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen. Deze voorschriftenzijn bekend bij de ŠKODA Servicepartners en bij hen kunt u ook gedetailleerde in-formatie krijgen.

144 Veiligheid

Page 148: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Airbagsysteem

Beschrijving van het airbagsysteem

Algemene aanwijzingen over het airbagsysteem

De paraatheid van het airbagsysteem wordt elektronisch gecontroleerd. Elke keerwanneer het contact wordt ingeschakeld, gaat het airbagcontrolelampje enke-le seconden » pagina 24 branden.

Het opblazen van de airbag vindt in een fractie van een seconde en met hogesnelheid plaats, om bij een ongeval extra bescherming te kunnen bieden.

Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van de wagenuitvoering) uit:› een elektronisch regelapparaat,› een voorairbag voor de bestuurder en de bijrijder » pagina 146,› een knie-airbag voor de bestuurder » pagina 148,› zij-airbags » pagina 148,› hoofdairbags » pagina 150,› een airbagcontrolelampje in het instrumentenpaneel » pagina 24,› een sleutelschakelaar voor de bijrijdersvoorairbag » pagina 152,› een controlelampje voor een buiten werking gestelde bijrijdersvoorairbag in het

middenstuk van het dashboard » pagina 152.

Er is sprake van een storing in het airbagsysteem, als:› het controlelampje niet gaat branden wanneer het contact wordt ingescha-

keld,› het controlelampje niet circa 4 seconden na het inschakelen van het contact

dooft,› het controlelampje na het inschakelen van het contact dooft en weer gaat

branden,› het controlelampje tijdens het rijden gaat branden of knipperen,› het controlelampje voor een buiten werking gestelde bijrijdersvoorairbag in het

middenstuk van het dashboard knippert.

ATTENTIE

■ De airbag is geen vervanging van de veiligheidsgordel, maar een deel vanhet totale passieve veiligheidsconcept van de wagen. Let erop dat de bestebeschermende werking van de airbag alleen in combinatie met omgegespteveiligheidsgordels wordt bereikt.■ Om ervoor te zorgen dat de inzittenden bij het activeren van de airbags zooptimaal mogelijk worden beschermd, moet de instelling van de voorstoelenaan de lichaamsgrootte zijn aangepast » pagina 137, Juiste zithouding.■ Wanneer u tijdens het rijden geen veiligheidsgordels hebt omgegespt, te vernaar voren leunt of een andere verkeerde zitpositie inneemt, staat u bij eenongeval bloot aan een verhoogd gevaar voor letsel.■ Als zich een storing voordoet, het airbagsysteem direct door een specialistlaten controleren. Anders bestaat het gevaar dat de airbags bij een ongevalniet worden geactiveerd.■ Aan de delen van het airbagsysteem mag geen enkele verandering wordenaangebracht. Alle werkzaamheden aan het airbagsysteem evenals het in- enuitbouwen van onderdelen van het systeem vanwege andere reparatiewerk-zaamheden (bijvoorbeeld het stuurwiel uitbouwen) mogen alleen door eenspecialist worden uitgevoerd.■ Nooit wijzigingen aan de voorbumper of aan de carrosserie aanbrengen.■ Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de afzonderlijke de-len van het airbagsysteem, omdat dit tot activeren van een airbag kan leiden.■ De beschermende werking van het airbagsysteem is beperkt tot slechts éénongeval. Als de airbag is geactiveerd, moet het airbagsysteem worden vervan-gen.■ Het airbagsysteem is gedurende zijn gehele levensduur onderhoudsvrij.■ Als de auto wordt verkocht moet de complete wagendocumentatie aan dekoper worden meegegeven Let op dat ook de documentatie voor een eventu-eel buiten werking gestelde airbag aan bijrijderszijde daarbij hoort!■ Bij het afvoeren en verwerken van de wagen of van delen van het airbagsys-teem de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen.

Wanneer worden de airbags geactiveerd?

Het airbagsysteem is alleen bij ingeschakeld contact actief.

Bij bijzondere aanrijdingsituaties kunnen meerdere airbags gelijktijdig worden ge-activeerd. £

145Airbagsysteem

Page 149: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Bij minder ernstige frontale botsingen en aanrijdingen van opzij of van achterenen het kantelen of over de kop slaan van de wagen worden de airbags niet geac-tiveerd.

ActiveringsfactorenDe voor elke situatie geldende activeringsvoorwaarden van het airbagsysteemkunnen niet exact worden gedefinieerd. Een belangrijke rol hierbij spelen bijvoor-beeld factoren zoals de aard van het obstakel dat door de wagen wordt geraakt(hard, zacht), de botsingshoek, rijsnelheid enzovoort.

Doorslaggevend voor de activering van de airbags is de optredende mate van ver-traging. Het regelapparaat analyseert het verloop van de botsing en activeert hetbetreffende veiligheidssysteem. Als de tijdens de botsing optredende en geme-ten vertraging van de wagen onder de in het regelapparaat aangegeven referen-tiewaarden blijft, worden de airbags niet geactiveerd, hoewel de wagen als ge-volg van de botsing vrij sterk vervormd kan zijn.

Bij ernstige frontale aanrijdingen worden de volgende airbags geactiveerd:› bestuurdersvoorairbag,› bijrijdersvoorairbag,› knie-airbag bestuurder.

Bij ernstige aanrijdingen van opzij worden de volgende airbags geactiveerd:› zij-airbags voorin aan zijde van het ongeval,› zij-airbags achterin aan zijde van het ongeval,› hoofdairbags aan zijde van het ongeval.

Als zich een ongeval met activering van een airbag voordoet:› gaat de binnenverlichting branden (als de schakelaar voor de binnenverlichting

in de portiercontactstand staat),› worden de alarmlichten ingeschakeld,› worden alle portieren ontgrendeld,› wordt de brandstoftoevoer naar de motor onderbroken.

Let op

Bij het opblazen van de airbag komt een grijs-wit of rood, onschadelijk gas vrij.Dat is volkomen normaal en betekent niet dat er in de wagen brand is uitgebro-ken.

Voorairbags

ä Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 121Veilige afstand tot het stuurwiel

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Beschrijving van de voorairbags 147Werking van de voorairbags 147

ATTENTIE

■ Het is belangrijk dat de bestuurder en bijrijder een afstand van minstens25 cm tot het stuurwiel resp. het dashboard aanhouden » Afbeelding 121 A .Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem uniet beschermen - levensgevaar! Bovendien moeten de voorstoelen en dehoofdsteunen altijd in overeenstemming met de lichaamsgrootte zijn inge-steld.■ Bij het activeren van de airbag treden grote krachten op, zodat bij een ver-keerde stoelinstelling of zitpositie letsel kan optreden.■ Tussen de inzittenden voorin en het werkingsgebied van de airbag mogenzich geen andere personen, dieren of voorwerpen bevinden.■ Kinderen mogen nooit onbeschermd op de voorstoel van de wagen wordenmeegenomen. Als airbags bij een ongeval worden geactiveerd, zouden kinde-ren zwaar gewond kunnen raken of zelfs worden gedood!■ Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld » pagina151, Airbags buiten werking stellen. Als dat niet gebeurt, kan het kind door de £

146 Veiligheid

Page 150: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

geactiveerde bijrijdersvoorairbag zwaar gewond raken of zelfs worden ge-dood. Bij het vervoeren van kinderen op de bijrijdersstoel de betreffende na-tionale wettelijke bepalingen met betrekking tot het gebruik van kinderzitjesin acht nemen.■ Het stuurwiel en het oppervlak van de airbageenheid in het dashboard aanbijrijderszijde niet beplakken, bekleden of op andere wijze bewerken. Dezedelen mogen alleen met een droge of met water vochtig gemaakte doek wor-den gereinigd. Op de afdekkingen van de airbageenheid of in de onmiddellijkenabijheid daarvan mogen geen voorwerpen worden gemonteerd, zoals beker-houders, telefoonhouders enzovoort.■ Nooit voorwerpen op het dashboardoppervlak van de bijrijdersairbag neer-leggen.

Beschrijving van de voorairbags

Afbeelding 122 Bestuurdersvoorairbag in het stuurwiel / bijrijdersvoorairbagin het dashboard

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 146 en volg deze op.

De voorairbags bieden als aanvulling op de veiligheidsgordels extra beschermingvoor het hoofd- en borstbereik van de bestuurder en bijrijder bij zware frontalebotsingen.

De voorairbag voor de bestuurder bevindt zich in het stuurwiel » Afbeelding 122 -.

De voorairbag voor de bijrijder bevindt zich in het dashboard boven het opberg-vak » Afbeelding 122 - .

ä

Elke inbouwplaats is gemarkeerd met de tekst "AIRBAG".

Let op

Na het activeren van de bijrijdersvoorairbag moet het dashboard worden vervan-gen.

Werking van de voorairbags

Afbeelding 123Gasgevulde airbags

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 146 en volg deze op.

Als de airbags worden geactiveerd, worden ze gevuld met drijfgas en ontvouwenze zich voor de bestuurder en de bijrijder » Afbeelding 123. Bij het contact met devolledig opgeblazen airbag wordt de voorwaartse beweging van de bestuurder ende bijrijder gedempt en het gevaar voor letsel voor hoofd en bovenlichaam ver-minderd.

De airbag zorgt ervoor dat het drijfgas (afhankelijk van de belasting door de be-treffende persoon) geleidelijk ontsnapt, waardoor hoofd en bovenlichaam wordenopgevangen. Na het ongeval is de airbag daarom weer zo ver leeggelopen, datook het zicht naar voren weer vrij is.

ä

147Airbagsysteem

Page 151: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Knie-airbag bestuurder

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Beschrijving van de knie-airbag bestuurder 148Werking van de knie-airbag bestuurder 148

ATTENTIE

■ De bestuurdersstoel in lengterichting zo instellen, dat de afstand van de be-nen tot het dashboard op kniehoogte ten minste 10 cm bedraagt » pagina 138,Juiste zithouding van de bestuurder. Indien het in verband met lichaamsgroot-te niet mogelijk blijkt aan deze voorwaarde te voldoen, contact opnemen meteen specialist.■ Het oppervlak van de airbagmodule in het onderste gedeelte van het dash-board onder de stuurkolom mag niet worden beplakt, afgedekt of worden be-werkt. Deze delen mogen alleen met een droge of met water vochtig gemaak-te doek worden gereinigd. Op de afdekking van de airbagmodule of in de na-bijheid daarvan mogen geen onderdelen worden gemonteerd.■ Geen volumineuze of zware voorwerpen (sleutelbossen enzovoort.) aan decontactsleutel bevestigen. Deze kunnen bij het activeren van de knie-airbagin het interieur worden geslingerd en u verwonden.

Beschrijving van de knie-airbag bestuurder

Afbeelding 124Knie-airbag bestuurder onder destuurkolom

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 148 en volg deze op.ä

De knie-airbag bestuurder biedt voldoende bescherming voor de benen van debestuurder.

De knie-airbag bestuurder bevindt zich in het onderste deel van het dashboardonder de stuurkolom » Afbeelding 124. De inbouwstand is met een afbeelding aande zijkant van het dashboard aan bestuurderszijde gekenmerkt.

Werking van de knie-airbag bestuurder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 148 en volg deze op.

De knie-airbag bestuurder wordt bij zware frontale aanrijdingen samen met degordelspanners geactiveerd.

Bij het contact met de volledig opgeblazen airbag wordt de voorwaartse bewe-ging van het lichaam gedempt en het verwondingsrisico voor de benen van de be-stuurder verminderd.

Zij-airbags

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Beschrijving van de zij-airbags 149Functie van de zij-airbags 149

ATTENTIE

■ Uw hoofd nooit op de plaats houden waar de zij-airbag naar buiten komt.Anders zou u bij een ongeval zwaar gewond kunnen raken. Dit geldt in het bij-zonder voor kinderen die zonder geschikt kinderzitje worden vervoerd » pagi-na 154, Veilig vervoer van kinderen en de zij-airbag.■ Tussen de personen en het werkingsgebied van de airbag mogen zich geenandere personen, dieren of voorwerpen bevinden. Op de portieren mogengeen accessoires, zoals bekerhouders, aangebracht zijn. £

ä

148 Veiligheid

Page 152: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

■ Als kinderen tijdens het rijden een verkeerde zithouding innemen, wordenzij bij een ongeval blootgesteld aan een verhoogd gevaar voor letsel. Dit kanzwaar letsel tot gevolg hebben » pagina 153, Veilig vervoer van kinderen.■ Het airbagregelapparaat werkt met de druksensoren die in de voorportierenzijn aangebracht. Daarom mogen zowel aan de portieren als aan de portierbe-kledingen geen aanpassingen (bijvoorbeeld inbouwen van extra luidsprekers)worden uitgevoerd. De daarbij optredende beschadigingen kunnen de werk-ing van het airbagsysteem negatief beïnvloeden. Alle werkzaamheden aan devoorportieren en de portierbekleding mogen alleen door een specialist wor-den uitgevoerd.■ Bij een aanrijding van opzij kunnen de zij-airbags niet correct functionerenals de sensoren de luchtdruktoename binnen de portieren niet correct kunnenmeten, omdat de lucht door grotere, niet-afgesloten openingen in de portier-bekleding kan ontsnappen.■ Nooit met verwijderde portierbekleding aan de binnenkant rijden.■ Nooit gaan rijden als er delen van de portierbekleding aan de binnenzijdezijn verwijderd en de daarbij ontstane openingen niet correct zijn afgedicht.■ Nooit gaan rijden als de luidsprekers in de portieren zijn verwijderd, behal-ve als de luidsprekeropeningen correct zijn afgedicht.■ Altijd zorgen voor afgedekte of opgevulde openingen als er extra luidspre-kers of andere uitrustingsonderdelen in de portierbekleding aan de binnen-zijde zijn ingebouwd.■ Werkzaamheden altijd laten uitvoeren door een ŠKODA Servicepartner ofdoor een specialist.

■ Aan de kledinghaken in de wagen uitsluitend kleding met weinig gewichtophangen. In de zakken van de kledingstukken geen zware of scherpe voor-werpen laten zitten.■ Er mogen geen grote krachten, zoals krachtig stoten, trappen enzovoort, opde rugleuningen worden uitgeoefend, omdat anders het systeem kan wordenbeschadigd. De zij-airbags zouden in dit geval niet worden geactiveerd!■ U mag geen stoelhoezen op de bestuurders- of bijrijdersstoel aanbrengendie niet uitdrukkelijk door ŠKODA zijn vrijgegeven. Omdat de airbag aan de zij-kant uit de stoel wordt ontvouwen, zou bij gebruik van niet-vrijgegeven stoel-hoezen de beschermende werking van de zij-airbags aanzienlijk worden be-perkt.■ Beschadigingen aan de originele stoelbekleding bij de zij-airbageenheidmoeten direct door een specialist worden gerepareerd.■ De airbageenheden in de voorstoelen mogen geen beschadigingen, scheu-ren en diepe krassen vertonen. Openen met geweld is niet toegestaan.

Beschrijving van de zij-airbags

Afbeelding 125Inbouwplaats van de zij-airbagin de bestuurdersstoel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 148 en volg deze op.

De zij-airbags bieden extra bescherming voor het bovenlichaam (borst, buik enbekken) van de inzittenden bij zware aanrijdingen van opzij.

De zij-airbags zijn in de rugleuningvulling van de voorstoelen ondergebracht » Af-beelding 125.

De zijairbags achterin zijn aangebracht tussen het instapgedeelte en de leuningvan de achterbank.

Functie van de zij-airbags

Afbeelding 126Gasgevulde zij-airbags

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 148 en volg deze op.

Bij het activeren van de zij-airbags worden aan de betreffende zijde ook dehoofdairbag en de gordelspanner geactiveerd. £

ä

ä

149Airbagsysteem

Page 153: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Bij het contact met de volledig opgeblazen airbag wordt de voorwaartse bewe-ging van de inzittenden gedempt en het gevaar voor letsel voor het volledige bo-venlichaam (borst, buik en bekken) aan de zijde die naar het portier is gericht ver-minderd.

Hoofdairbags

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Beschrijving van de hoofdairbags 150Functie van de hoofdairbags 151

ATTENTIE

■ Op de plaats waar de hoofdairbags naar buiten komen mogen zich geenvoorwerpen bevinden, zodat de airbags zich ongehinderd kunnen ontvouwen.■ Aan de kledinghaken in de wagen uitsluitend kleding met weinig gewichtophangen. In de zakken van de kledingstukken geen zware of scherpe voor-werpen laten zitten. Bovendien mogen voor het ophangen van kleding geenkledinghangers worden gebruikt.■ Het airbagregelapparaat werkt met sensoren die in de voorportieren zijnaangebracht. Daarom mogen zowel aan de portieren als aan de portierbekle-dingen geen aanpassingen (bijvoorbeeld inbouwen van extra luidsprekers)worden uitgevoerd. De daarbij optredende beschadigingen kunnen de werk-ing van het airbagsysteem negatief beïnvloeden. Alle werkzaamheden aan devoorportieren en de portierbekleding mogen alleen door een specialist wor-den uitgevoerd.■ Tussen de inzittenden en het werkingsgebied van de hoofdairbag mogenzich geen andere personen (bijvoorbeeld kinderen) of dieren bevinden. Boven-dien mag niemand van de inzittenden tijdens het rijden met het hoofd uit hetraam leunen of armen en handen uit het raam steken.

ATTENTIE (vervolg)

■ De zonnekleppen mogen niet in het werkingsgebied van de hoofdairbagnaar de zijruiten worden gedraaid, als daaraan voorwerpen zijn bevestigd,zoals balpennen enzovoorts. Bij het activeren van de hoofdairbags zouden deinzittenden letsel kunnen oplopen.■ Door het aanbrengen van niet daarvoor bedoelde accessoires in het wer-kingsgebied van de hoofdairbags kan bij het activeren van de airbag de be-schermende werking van de hoofdairbag aanzienlijk worden beperkt. Bij hetontvouwen van de geactiveerde hoofdairbag zouden daarbij delen van het ge-monteerde accessoire in het interieur van de wagen gelanceerd kunnen wor-den en daardoor inzittenden kunnen verwonden » pagina 199, Accessoires,wijzigingen en vervanging van onderdelen.

Beschrijving van de hoofdairbags

Afbeelding 127Inbouwplaats van de hoofdair-bag

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 150 en volg deze op.

De hoofdairbags bieden extra bescherming voor hoofd en nek van de inzittendenbij zware aanrijdingen van opzij.

Die hoofdairbags bevinden zich boven de portieren aan beide zijden van het inte-rieur » Afbeelding 127. Elke inbouwplaats van de hoofdairbags is gemarkeerd metde tekst "AIRBAG".

ä

150 Veiligheid

Page 154: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Functie van de hoofdairbags

Afbeelding 128Gasgevulde hoofdairbag

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 150 en volg deze op.

Bij een aanrijding van opzij wordt de hoofdairbag samen met de betreffende zij-airbag en de gordelspanner aan de zijde van de botsing geactiveerd.

Bij activering dekken de airbags het gehele zijruit- en portierstijlgedeelte af » Af-beelding 128.

De botsing van het hoofd met delen van het interieur of voorwerpen buiten dewagen wordt gedempt door de opgeblazen hoofdairbag. Door de verminderde be-lasting en de minder krachtige bewegingen van het hoofd wordt bovendien debelasting van de nek verminderd. Ook bij een aanrijding schuin van voren of vanachteren biedt de hoofdairbag extra bescherming door de afdekking van de voor-ste portierstijlen.

Airbags buiten werking stellen

Airbags buiten werking stellen

Het buiten werking stellen van de airbags is alleen bedoeld voor bepaaldesituaties, bijvoorbeeld als:› een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel moet worden gebruikt

(in sommige landen in verband met afwijkende wettelijke bepalingen in rijrich-ting) » pagina 153, Veilig vervoer van kinderen,

› ondanks een correct ingestelde bestuurdersstoel geen minimumafstand van25 cm tussen het midden van het stuurwiel en de borstkas kan worden aange-houden,

ä

› in verband met een handicap speciale accessoires in de buurt van het stuurwielnodig zijn,

› andere stoelen worden gemonteerd (bijvoorbeeld orthopedische stoelen zon-der zij-airbag).

De bijrijdersvoorairbag kan met de sleutelschakelaar buiten werking worden ge-steld » pagina 152, Sleutelschakelaar voor bijrijdersvoorairbag.

Wij adviseren, andere airbags zo nodig door een ŠKODA Servicepartner buitenwerking te laten stellen.

Controle van het airbagsysteemDe actieve staat van het airbagsysteem wordt elektronisch gecontroleerd, ook alseen airbag buiten werking is gesteld.

Als de airbag met een diagnoseapparaat buiten werking is gesteld:› Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact gedurende 4 se-

conden branden en knippert vervolgens nog 12 seconden met intervallen van2 seconden.

Als de airbag met de sleutelschakelaar in het opbergvak buiten werking is ge-steld, geldt het volgende:› Het airbagcontrolelampje gaat na het inschakelen van het contact gedurende

4 seconden branden.› Het buiten werking stellen van de airbag wordt aangegeven door het branden

van een geel controlelampje met de tekst in het midden-stuk van het dashboard » Afbeelding 129.

Let op

■ De nationale wettelijke bepalingen voor het buiten werking stellen van de air-bag moeten in acht worden genomen.■ Een ŠKODA Servicepartner kan u vertellen, of en welke airbags bij uw wagenbuiten werking kunnen resp. moeten worden gesteld.

151Airbagsysteem

Page 155: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Sleutelschakelaar voor bijrijdersvoorairbag

Afbeelding 129 Dashboardkastje: Schakelaar voor bijrijdersvoorairbag / con-trolelampje voor buiten werking gestelde bijrijdersvoorairbag

Met de sleutelschakelaar wordt de bijrijdersvoorairbag buiten werking gesteld.

Airbag buiten werking stellen› Het contact uitschakelen.› Met de sleutel de sleuf van de sleutelschakelaar in de stand 2 (OFF) draai-

en » Afbeelding 129.› Controleren of bij ingeschakeld contact het gele airbagcontrolelampje met de

tekst in het middenstuk van het dashboard brandt » Af-beelding 129 3 .

Airbag in paraatheid brengen› Het contact uitschakelen.› Met de sleutel de sleuf van de sleutelschakelaar in de stand 1 (ON) draai-

en » Afbeelding 129.› Controleren of bij ingeschakeld contact het gele airbagcontrolelampje met de

tekst in het middenstuk van het dashboard brandt » Afbeel-ding 129 3 . Het controlelampje dooft 65 seconden na het inschakelen vanhet contact.

Controlelampje met de tekst (airbag buiten werkinggesteld)Het airbagcontrolelampje bevindt zich in het middenstuk van het dashboard » Af-beelding 129 3 .

Als de bijrijdersvoorairbag buiten werking is gesteld, gaat circa 4 seconden nahet inschakelen van het contact het controlelampje branden.

Als het airbagcontrolelampje knippert, is er sprake van een systeemstoring in deairbaguitschakeling » . Direct een specialist opzoeken.

ATTENTIE

■ De bestuurder is verantwoordelijk voor het buiten werking stellen of in pa-raat brengen van de airbag.■ De airbag alleen bij afgezet contact buiten werking stellen! Anders kunt ueen storing in het systeem voor het buiten werking stellen van de airbag ver-oorzaken.■ Als het gele airbagcontrolelampje met de tekst (airbagbuiten werking gesteld) knippert, wordt de bijrijdersairbag bij een ongeval nietgeactiveerd! Het airbagsysteem zo snel mogelijk door een specialist laten con-troleren.

152 Veiligheid

Page 156: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Veilig vervoer van kinderen

Kinderzitje

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Gebruik van kinderzitjes op de bijrijdersstoel 153Veilig vervoer van kinderen en de zij-airbag 154Groepenindeling van kinderzitjes 154Gebruik van kinderzitjes 154Kinderzitjes met het ISOFIX-systeem 155Kinderzitjes met het TOP TETHER-systeem 155

Kinderen op de zitplaatsen achterin zitten veiliger dan op de bijrijdersstoel.

In tegenstelling tot volwassenen zijn de spieren en botten van kinderen nog niethelemaal volgroeid. Kinderen staan daarom bloot aan een groter risico op letsel.

Om dit risico op lichamelijk letsel te verkleinen, mogen kinderen met een li-chaamslengte onder de 1,50 m en lichter dan 36 kg alleen in kinderzitjes wordenvervoerd!

Er dienen kinderzitjes volgens de ECE-R 44 norm te worden gebruikt. De normECE-R betekent: Richtlijn van de Economische Commissie voor Europa (EconomicCommission for Europe - Regulation).

Kinderzitjes conform de ECE-R 44 norm hebben op het stoeltje een niet verwij-derbaar keurmerk: grote E in een cirkel, daaronder het keuringsnummer.

ATTENTIE

■ Bij het gebruik van kinderzitjes dienen de nationale wettelijke bepalingen inacht te worden genomen.■ Kinderen kleiner dan 1,50 m en lichter dan 36 kg moeten tijdens de rit in eenkinderzitje worden vastgezet » pagina 154, Groepenindeling van kinderzitjes.■ In geen geval mogen kinderen - ook geen baby's! - op schoot worden mee-genomen.■ In een kinderzitje mag slechts één kind worden vastgegespt.

ATTENTIE (vervolg)

■ Nooit kinderen zonder toezicht in de wagen laten. Bij bepaalde externe kli-matologische omstandigheden kunnen in de wagen levensbedreigende tem-peraturen ontstaan.■ Sta nooit toe dat kinderen onbeschermd in de wagen meegaan. Bij een on-geval wordt het kind door de wagen geslingerd en kan zichzelf en andere in-zittenden daardoor levensgevaarlijk verwonden.■ Als kinderen tijdens het rijden naar voren leunen of een verkeerde zithou-ding innemen, staan ze bij een ongeval bloot aan een groter risico op lichame-lijk letsel. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen die op de bijrijdersstoel wor-den vervoerd - als het airbagsysteem bij een ongeval wordt geactiveerd kun-nen ze zwaar gewond raken of zelfs worden gedood!■ Let voor het goede verloop van de gordels beslist op de gegevens van de fa-brikant van het kinderzitje. Een verkeerd gedragen veiligheidsgordel kan zelfsbij een lichte aanrijding tot letsel leiden.■ Er moet worden gecontroleerd of de veiligheidsgordels correct over het li-chaam lopen. Bovendien moet erop worden gelet, dat de gordel niet dooreventuele scherpe randen kan worden beschadigd.■ Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld. Meer in-formatie zie » pagina 153, Gebruik van kinderzitjes op de bijrijdersstoel.

Let op

Wij adviseren u kinderzitjes uit het originele ŠKODA accessoireprogramma te ge-bruiken. Deze kinderzitjes werden voor het gebruik in ŠKODA-wagens ontwikkelden getest. Zij voldoen aan de ECE-R 44 norm.

Gebruik van kinderzitjes op de bijrijdersstoel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 153 en volg deze op.

Wij adviseren om veiligheidsredenen kinderzitjes zo veel mogelijk op een zit-plaats achterin te monteren.

Als op de bijrijdersstoel een naar achteren gericht kinderzitje wordt gebruikt,moeten beslist de volgende aanwijzingen in acht worden genomen.› De bijrijdersvoorairbag buiten werking stellen » pagina 151, Airbags buiten

werking stellen.› De bijrijdersstoel helemaal naar achteren schuiven. £

ä

153Veilig vervoer van kinderen

Page 157: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› De rugleuning van de bijrijdersstoel moet rechtop worden gezet.› De in hoogte verstelbare bijrijdersstoel zo ver mogelijk omhoog zetten.› De veiligheidsgordel van de bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar boven verstellen

(geldt niet voor een met het ISOFIX-systeem bevestigd kinderzitje).

ATTENTIE

■ Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld » pagina151, Airbags buiten werking stellen.■ Bij ingeschakelde bijrijdersvoorairbag op de bijrijdersstoel nooit een naarachteren gericht kinderzitje gebruiken. Dit kinderzitje bevindt zich in het ge-bied waar de bijrijdersvoorairbag naar buiten komt. De airbag kan bij active-ring het kind zwaar of zelfs levensgevaarlijk verwonden.■ Op dit feit wordt geattendeerd door een sticker op de zonneklep aan bijrij-derszijde.■ Zodra het kinderzitje op de bijrijdersstoel niet meer wordt gebruikt, moet debijrijdersvoorairbag weer in paraatheid worden gebracht.

Veilig vervoer van kinderen en de zij-airbag

Afbeelding 130 Een niet goed vastgezet kind in een niet-correcte zithouding- in gevaar gebracht door de zij-airbag / het met een kinderzitje wel goedvastgezette kind

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 153 en volg deze op.ä

Kinderen mogen zich nooit in het gebied bevinden waarin de zij-airbag naar bui-ten komt. Tussen het kind en het gebied waarin de zij-airbag naar buiten komt,moet voldoende ruimte aanwezig, zodat de zij-airbag de best mogelijke bescher-ming kan bieden.

ATTENTIE

■ Kinderen mogen zich nooit met het hoofd in het gebied bevinden waar dezij-airbag naar buiten komt - gevaar voor verwondingen!■ Geen voorwerpen in het werkingsgebied van de zij-airbags leggen - gevaarvoor verwondingen!

Groepenindeling van kinderzitjes

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 153 en volg deze op.

Kinderzitjes zijn ingedeeld in 5 gewichtsgroepen:

Groep Gewicht van het kind Leeftijd

0 0 - 10 kg tot 9 maanden

0+ tot 13 kg tot 18 maanden

1 9 - 18 kg tot 4 jaar

2 15 - 25 kg tot 7 jaar

3 22 - 36 kg ouder dan 7 jaar

Gebruik van kinderzitjes

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 153 en volg deze op.

Overzicht van de bruikbaarheid van kinderzitjes op de betreffende stoelen vol-gens de ECE-R 44 norm:

Kinderzitjevolgens groep

BijrijdersstoelAchterbank

buitenste zitplaatsAchterbank

midden

0 U + U + T U

0+ U + U + T U £

ä

ä

154 Veiligheid

Page 158: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Kinderzitjevolgens groep

BijrijdersstoelAchterbank

buitenste zitplaatsAchterbank

midden

1 U + U + T U

2 en 3 U U U

Universele categorie - de stoel is geschikt voor alle toegelaten kinderzitjes.De stoel kan met bevestigingsogen voor het ISOFIX-systeem worden uitge-rust.De zitplaatsen achterin kunnen met bevestigingsogen voor het TOP TETHER-systeem worden uitgerust.

Kinderzitjes met het ISOFIX-systeem

Afbeelding 131Achterbank: ISOFIX

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 153 en volg deze op.

Tussen de rugleuning en zitting van de bijrijdersstoel bevinden zich twee bevesti-gingsogen voor de bevestiging van een kinderzitje met het ISOFIX-systeem.

Bij de buitenste zitplaatsen achterin bevinden de bevestigingsogen zich onder debekleding. De betreffende plaatsen zijn gemarkeerd met labels met de tekstISOFIX» Afbeelding 131.

Kinderzitjes met het ISOFIX-systeem kunnen alleen in een wagen met ISOFIX-systeem worden ingebouwd als deze voor dit model zijn goedgekeurd. Meer in-formatie krijgt u bij een ŠKODA Servicepartner.

U

+

T

ä

ATTENTIE

■ Bij het in- en uitbouwen van het kinderzitje met het ISOFIX-systeem beslistde gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het kinderzitje in acht nemen.■ Aan de voor het inbouwen van kinderzitjes met het ISOFIX-systeem bedoel-de bevestigingsogen nooit andere kinderzitjes, gordels of andere voorwerpenbevestigen - levensgevaarlijk!

Let op

Kinderzitjes met het ISOFIX-systeem zijn verkrijgbaar uit het originele ŠKODA ac-cessoireprogramma.

Kinderzitjes met het TOP TETHER-systeem

Afbeelding 132Achterbank: TOP TETHER

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 153 en volg deze op.

Aan de achterzijde van de achterbankrugleuningen bevinden zich bevestigings-ogen voor de bevestiging van de bevestigingsgordel van een kinderzitje met hetTOP TETHER-systeem » Afbeelding 132. £

ä

155Veilig vervoer van kinderen

Page 159: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Bij het in- en uitbouwen van het kinderzitje met het TOP TETHER-systeembeslist de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het kinderzitje in acht ne-men.■ Kinderzitjes met het TOP TETHER-systeem alleen gebruiken op stoelen dievan bevestigingsogen zijn voorzien.■ Altijd slechts één bevestigingsgordel van een kinderzitje aan een bevesti-gingsoog bevestigen.■ In geen geval mag u de wagen zelf aanpassen, bijvoorbeeld door bouten ofandere bevestigingen te monteren.

156 Veiligheid

Page 160: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Aanwijzingen voor het rijden

Rijden en milieu

De eerste 1.500 kilometer - en daarna

Nieuwe motor

Gedurende de eerste 1.500 kilometer moet de motor worden ingereden.

Tot 1.000 kilometer› In elke versnelling niet sneller dan met 3/4 van de topsnelheid voor de betref-

fende versnelling rijden, dus tot hooguit 3/4 van het maximum toelaatbare mo-tortoerental.

› Geen volgas geven.› Hoge motortoerentallen voorkomen.› Niet met een aanhangwagen rijden.

Van 1.000 tot 1.500 kilometer› In elke versnelling mogen de rijprestaties geleidelijk worden opgevoerd tot de

topsnelheid voor de betreffende versnelling, dus tot het maximum toelaatbaremotortoerental.

Tijdens de eerste bedrijfsuren heeft de motor een hogere inwendige wrijving danlater, wanneer alle bewegende delen op elkaar zijn aangepast. De rijstijl geduren-de de eerste 1.500 kilometer is bepalend voor het resultaat van dit inloopproces.

Ook na de inrijperiode niet met onnodig hoge motortoerentallen rijden. Het maxi-mum toelaatbare motortoerental wordt aangegeven door het begin van het rodegebied op de schaal van de toerenteller. Bij wagens met schakelbak moet uiterlijkbij het bereiken van het rode bereik naar de volgende versnelling worden opge-schakeld. Buitengewoon hoge motortoerentallen bij het accelereren (gas geven)worden automatisch begrensd, maar de motor is niet tegen te hoge toerentallenbeveiligd die het gevolg zijn van verkeerd terugschakelen, waardoor het motor-toerental plotseling boven het toegestane maximumtoerental kan komen en demotor kan worden beschadigd.

Voor wagens met schakelbak geldt echter ook: Niet met een te laag motortoe-rental rijden. Terugschakelen als de motor niet meer soepel draait. Op het scha-keladvies letten » pagina 14, Schakeladvies.

VOORZICHTIG

Alle snelheids- en toerentalvermeldingen gelden alleen als de motor op bedrijfs-temperatuur is. Een koude motor nooit met hoge toerentallen laten draaien - nietals de wagen stilstaat en ook niet bij het rijden in de verschillende versnellingen.

Milieu-aanwijzing

Niet met onnodig hoge motortoerentallen rijden - vroeg opschakelen bespaartbrandstof, vermindert het motorgeluid en spaart het milieu.

Nieuwe banden

Nieuwe banden moeten worden "ingereden", want in het begin hebben ze noggeen optimale grip. Hier moet u gedurende de eerste 500 km alert op zijn en dusbijzonder voorzichtig rijden.

Nieuwe remblokken

Nieuwe remblokken hebben in het begin nog niet hun volledige remwerking. Deremblokken moeten eerst "inremmen". Hier moet u gedurende de eerste 200 kmalert op zijn en dus bijzonder voorzichtig rijden.

Katalysator

Een correcte werking van het uitlaatgasreinigingssysteem (katalysator) is vandoorslaggevend belang voor het op milieubewuste wijze gebruik maken van dewagen.

Op de volgende aanwijzingen letten:› bij wagens met benzinemotor uitsluitend loodvrije benzine tanken » pagina

179, Loodvrije benzine,› niet te veel motorolie bijvullen » pagina 183, Motorolie bijvullen,› tijdens het rijden niet het contact uitschakelen.

Als de wagen in een land wordt gebruikt waar geen loodvrije benzine verkrijgbaaris, moet u later bij gebruik in een land waar katalysatoren verplicht zijn de kataly-sator laten vervangen. £

157Rijden en milieu

Page 161: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Vanwege de hoge temperaturen die bij de katalysator kunnen optreden,moet de wagen zodanig worden geparkeerd dat de katalysator niet met lichtontvlambaar materiaal onder de wagen in aanraking komt - brandgevaar!■ Nooit een bodembeschermlaag of corrosiewerend middel op uitlaten, kata-lysatoren of hitteschilden aanbrengen - brandgevaar!

VOORZICHTIG

■ De brandstoftank nooit helemaal leegrijden! De onregelmatige brandstofvoor-ziening kan leiden tot overslaan van de ontsteking, wat tot zware schade aanmotoronderdelen en het uitlaatsysteem kan leiden.■ Slechts één keer tanken van loodhoudende benzine leidt al tot ernstige bescha-diging van de katalysator!

Economisch en milieubewust rijden

Inleidende informatie

Het brandstofverbruik, de belasting van het milieu en de slijtage van motor, rem-men en banden hangen voornamelijk van drie factoren af:› persoonlijke rijstijl,› gebruiksomstandigheden,› technische voorzieningen.

Door een anticiperende en zuinige rijstijl kan het brandstofverbruik met 10-15%worden gereduceerd.

Vanzelfsprekend wordt het brandstofverbruik ook beïnvloed door elementenwaarop de bestuurder geen invloed heeft. Het verbruik neemt toe in de winter ofonder zware omstandigheden, bij een slechte staat van het wegdek, enzovoort.

Het brandstofverbruik kan, afhankelijk van buitentemperatuur, weersomstandig-heden en rijstijl, afwijken van de door de fabrikant opgegeven waarde.

De wagen beschikt af fabriek over de technische voorzieningen voor een zuinigen economisch gebruik. ŠKODA legt bijzondere nadruk op een zo gering mogelijkebelasting van het milieu. Om te zorgen dat deze eigenschappen ook zo goed mo-gelijk worden benut en in de praktijk worden gebracht, moeten de volgende aan-wijzingen in dit hoofdstuk in acht worden genomen.

Bij het accelereren moet het optimale motortoerental worden aangehouden omeen hoog brandstofverbruik en resonantieverschijnselen van de wagen te vermij-den.

Anticiperend rijden

Bij het accelereren verbruikt een wagen de meeste brandstof, daarom moet on-nodig accelereren en remmen worden vermeden. Als u anticiperend rijdt, hoeft uminder te remmen en dus ook minder op te trekken. De wagen laten uitrollenwanneer dit mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer u ziet dat het volgende verkeers-licht op rood staat.

Energiebesparend schakelen

Afbeelding 133Brandstofverbruik in l/100 kmafhankelijk van de ingeschakel-de versnelling

Vroeg opschakelen bespaart brandstof.

Schakelbak› Niet meer dan ongeveer een wagenlengte in de eerste versnelling rijden.› Naar de eerstvolgende hogere versnelling opschakelen bij een toerental van cir-

ca 2.000 tot 2.500/min.

Een effectieve manier om brandstof te besparen is vroeg opschakelen. Op hetschakeladvies letten » pagina 14.

Een gunstig gekozen versnelling kan het brandstofverbruik beïnvloeden » Afbeel-ding 133.

Automatische versnellingsbak

Het gaspedaal slechts langzaam intrappen. Het gaspedaal echter niet tot de kick-downstand intrappen. £

158 Aanwijzingen voor het rijden

Page 162: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als het gaspedaal bij de automatische versnellingsbak slechts langzaam wordt in-getrapt, wordt automatisch een economisch programma geselecteerd.

Let op

Op het schakeladvies letten » pagina 14.

Volgas vermijden

Afbeelding 134Brandstofverbruik in l/100 km ensnelheid in km/h

Langzamer rijden om brandstof te sparen.

Door met beleid gas te geven wordt niet alleen het brandstofverbruik aanzienlijkverminderd, maar worden ook de belasting van het milieu en de slijtage van uwwagen positief beïnvloed.

Indien mogelijk nooit uw wagen op topsnelheid rijden. Brandstofverbruik, uitstootvan schadelijke stoffen en rijgeluid nemen bij hoge snelheden onevenredig sterktoe.

De » Afbeelding 134 toont de relatie tussen brandstofverbruik en de snelheid. Alsu de rijsnelheid van uw wagen beperkt tot driekwart van de mogelijke topsnel-heid, daalt het brandstofverbruik met de helft.

Stationair draaien verminderen

Ook stationair draaien van de motor kost brandstof.

Bij wagens die niet zijn uitgerust met het start-stopsysteem is het zinvol de mo-tor uit te schakelen in de file, voor overwegbomen en verkeerslichten met eenlange roodfase. Al na 30 - 40 seconden is de brandstofbesparing met afgezettemotor groter dan de hoeveelheid brandstof die nodig is om de motor opnieuw testarten.

Bij stationair toerental duurt het zeer lang voordat de motor op bedrijfstempera-tuur is. Tijdens de warmdraaifase zijn de slijtage en de uitstoot van schadelijkestoffen ook nog eens bijzonder hoog. Daarom direct na het starten van de motorwegrijden. Hierbij echter hoge toerentallen vermijden.

Regelmatig onderhoud

Een slecht afgestelde motor verbruikt onnodig veel brandstof.

Door regelmatig onderhoud bij een specialist wordt aan een voorwaarde voor zui-nig rijden worden voldaan. De onderhoudstoestand van uw wagen heeft invloedop de verkeersveiligheid en waardevastheid.

Bij een slecht afgestelde motor kan het brandstofverbruik tot wel 10% hoger zijndan normaal!

Bij het tanken moet ook het oliepeil worden gecontroleerd. Het olieverbruik is inhoge mate afhankelijk van de belasting en het toerental van de motor. Afhanke-lijk van de rijstijl kan het olieverbruik maximaal 0,5 l/1.000 km bedragen.

Het is normaal dat het olieverbruik van een nieuwe motor pas na een bepaaldetijd zijn laagste waarde bereikt. Het olieverbruik van een nieuwe wagen kan daar-om pas na ongeveer 5.000 km goed worden beoordeeld.

Milieu-aanwijzing

■ Door de toepassing van synthetische oliesoorten met lage viscositeit kan eennog lager verbruik worden bereikt.■ De grond onder de wagen regelmatig controleren. Als daar vlekken van olie ofandere bedrijfsvloeistoffen zichtbaar zijn, de wagen door een specialist laten con-troleren.

Let op

Wij adviseren het regelmatige onderhoud van uw wagen door een ŠKODA Servi-cepartner uit te laten voeren.

159Rijden en milieu

Page 163: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Korte ritten vermijden

Afbeelding 135Brandstofverbruik in l/100 km bijverschillende temperaturen

Korte afstanden kosten naar verhouding veel brandstof. Daarom adviseren wij bijeen koude motor afstanden van minder dan 4 km te vermijden.

Een koude motor verbruikt direct na het starten de meeste brandstof. Na onge-veer een kilometer daalt het verbruik naar circa 10 l/100 km. Het verbruik normali-seert zich als de motor en de katalysator de bedrijfstemperatuur hebben bereikt.

Belangrijk hierbij is ook de omgevingstemperatuur. Deze afbeelding » Afbeelding135 toont het brandstofverbruik na het rijden van een bepaalde afstand bij eentemperatuur van +20 °C en bij een temperatuur van -10 °C. Uw wagen heeft in dewinter een duidelijk hoger brandstofverbruik dan in de zomer.

Bandenspanning controleren

De juiste bandenspanning bespaart brandstof.

Altijd op de juiste bandenspanning letten. Door een te lage bandenspanningneemt de rolweerstand toe. Daardoor stijgt niet alleen het brandstofverbruik, ookde bandenslijtage neemt toe en het rijgedrag van de wagen verslechtert.

De bandenspanning altijd bij koude banden controleren.

Onnodige ballast vermijden

Het vervoer van ballast kost brandstof.

Elke kilogram extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik. Het is zinvol eenkijkje in de bagageruimte te nemen en onnodige ballast te verwijderen.

Met name in stadsverkeer, waar vaak moet worden geaccelereerd, beïnvloedt hetgewicht van de wagen het brandstofverbruik aanzienlijk. Als vuistregel geldt datper 100 kg extra gewicht het verbruik met circa 1 l/100 km toeneemt.

Door de hogere luchtweerstand verbruikt de wagen met een onbeladen dakdra-gersysteem bij een snelheid van 100 - 120 km/h circa 10% meer brandstof dannormaal.

Stroom sparen

Met behulp van de dynamo wordt bij draaiende motor stroom opgewekt en aanhet boordnet geleverd. Hoe meer elektrische verbruikers in het boordnet inge-schakeld zijn, hoe meer brandstof er nodig is voor het aandrijven van de dynamo.Elektrische verbruikers die niet meer nodig zijn, altijd uitschakelen.

Milieuvriendelijkheid

Bij de constructie, materiaalkeuze en productie van uw nieuwe ŠKODA speelt mi-lieubescherming een doorslaggevende rol. Hierbij krijgen onder andere de volgen-de punten bijzondere aandacht:

Constructieve maatregelen› Demontagevriendelijke uitvoering van de verbindingen.› Eenvoudige demontage door modulaire constructie.› Verbeterde homogeniteit van de materialen.› Codering van alle kunststof delen volgens VDA-aanbeveling 260.› Verlaging van brandstofverbruik en CO2-uitstoot.› Minimalisering van brandstoflekkage bij een ongeval.› Vermindering van het verbruik.

Materiaalkeuze› Zeer verregaand gebruik van recycleerbare materialen.› Airconditioning met CFK-vrij koelmedium.› Geen cadmium.› Geen asbest.› Vermindering van het "uitdampen" van kunststoffen.

Productie› Oplosmiddelvrije conservering van de holle ruimtes.› Oplosmiddelvrije conservering bij het vervoer van de fabrikant naar de klant.› Gebruik van oplosmiddelvrije lijmsoorten.› Geen gebruik van CFK bij de productie. £

160 Aanwijzingen voor het rijden

Page 164: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Geen gebruik van kwik.› Gebruik van watergedragen lakken.

Terugname en recycling van oude wagensŠKODA voldoet aan de eisen voor het merk en zijn producten op het gebied vanbescherming van milieu en hulpbronnen. Alle nieuwe ŠKODA-auto's zijn voor 95%recycleerbaar en kunnen aan het einde van hun levensduur1) worden teruggege-ven. In veel landen staat een netwerk van verzamelpunten en demontagebedrij-ven ter beschikking om uw wagen terug te nemen. Na de teruggave ontvangt ueen bevestiging die een milieuverantwoorde recycling van de afgedankte wagenwaarborgt.

Let op

Meer informatie over terugname en recycling van afgedankte wagens krijgt u bijeen ŠKODA Servicepartner.

Rijden in het buitenland

Inleidende informatie

In sommige landen is het ook mogelijk dat het ŠKODA Servicepartnernetwerkslechts beperkt of niet aanwezig is. In een dergelijke situatie kan het verkrijgenvan bepaalde onderdelen gecompliceerd zijn en kunnen reparatiewerkzaamhe-den slechts tot op zekere hoogte worden uitgevoerd. ŠKODA in de TsjechischeRepubliek en de betreffende importeurs verschaffen u graag informatie over detechnische voorbereidingen voor uw wagen, over de noodzakelijke onderhouds-werkzaamheden en over de reparatiemogelijkheden.

Loodvrije benzine

Bij wagens met benzinemotor mag alleen loodvrije benzine worden getankt » pa-gina 157. Informatie over het tankstationnetwerk voor loodvrije benzine wordt bij-voorbeeld aangeboden door automobielclubs.

Koplampen

Het dimlicht van de koplampen is asymmetrisch afgesteld. Dit zorgt voor een be-tere verlichting van de weghelft waarop u rijdt.

Bij ritten in landen waar aan de andere kant van de weg wordt gereden, kan hetasymmetrische dimlicht het tegemoetkomende verkeer verblinden. Om verblin-ding van het tegemoetkomende verkeer te voorkomen, moet een aanpassing aande koplampen worden uitgevoerd door een ŠKODA Servicepartner.

—De aanpassing van xenonkoplampen vindt plaats in het menu van het informa-tiedisplay » pagina 18.

Let op

Meer informatie over het veranderen van de koplamp-asymmetrie krijgt u bij eenŠKODA Servicepartner.

Schade aan de wagen voorkomen

Op slechte straten en wegen evenals bij het oprijden van stoepranden, steile op-ritten enzovoort moet erop worden gelet dat laagliggende delen van de wagen,zoals spoiler en uitlaat, niet de grond raken en daardoor worden beschadigd.

Dit geldt in het bijzonder voor wagens met verlaagd onderstel (sportonderstel) enbij volle belading van de wagen.

1) Onder voorbehoud dat aan de nationale wettelijke bepalingen wordt voldaan.

161Rijden en milieu

Page 165: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Rijden over ondergelopen wegen

Afbeelding 136Door water rijden

Om beschadigingen aan de wagen bij het rijden door water (bijvoorbeeld over-stroomde wegen) te voorkomen, op het volgende letten:

› Vóór het rijden door water de diepte van het water vaststellen. Het waterpeilmag maximaal tot de rand van de dorpel reiken » Afbeelding 136.

› Niet harder dan stapvoets rijden. Als sneller wordt gereden kan zich een boeg-golf voor de wagen vormen, waardoor water het luchtinlaatsysteem van de mo-tor of andere delen van de wagen kan binnendringen.

› Nooit in het water stil blijven staan, achteruitrijden of de motor afzetten.› Vóór het rijden door water het start-stopsysteem uitschakelen » pagina 114.

ATTENTIE

■ Het rijden door water, modder, natte sneeuw en dergelijke kan de remwer-king verminderen en kan de remweg verlengen - gevaar voor ongevallen!■ Na door water te zijn gereden abrupte en plotselinge remmanoeuvres ver-mijden.■ Na het rijden door water moeten de remmen door interval-remmen zo snelmogelijk gereinigd en gedroogd worden. De remschijven alleen schoon endroog remmen als de verkeerssituatie dit toelaat. Andere verkeersdeelnemersmogen niet in gevaar worden gebracht.

VOORZICHTIG

■ Bij het rijden door water kunnen onderdelen van de wagen, zoals motor, ver-snellingsbak, onderstel of elektrische installatie, ernstig worden beschadigd.■ Tegenliggers zorgen voor golven, die de toelaatbare waterhoogte voor uw wa-gen kunnen overschrijden.

■ Onder water kunnen gaten, modder of stenen verborgen zitten die het rijdendoor water kunnen bemoeilijken of verhinderen.■ Niet door zout water rijden. Het zout kan corrosie veroorzaken. Alle onderdelenvan de wagen die met zout water in aanraking zijn gekomen, onmiddellijk metzoet water afspoelen.

Let op

Als u door water gereden bent de wagen door een specialist laten nakijken.

Terreinrijden

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Verklaring van vaktermen 164Voor het rijden in het terrein 164Terreinrijden 165Schakelen bij het rijden in het terrein 166Schuin op de helling rijden 166Vastgereden wagen 167Na het terreinrijden 167

In dit instructieboekje kan niet worden ingegaan op alle mogelijke gevaarlijke si-tuaties, omdat er zeer veel terreinsoorten zijn die verschillende risico's kunnen in-houden. De voorbeelden in dit instructieboekje geven algemene regels voor veiligterreinrijden. Het kan echter niet worden voorspeld of deze regels voor alle gel-dende situaties van toepassing zijn. Voor u in onbekend terrein gaat rijden, is hetbelangrijk te weten wat u kunt verwachten. Zo kunt u mogelijke gevaren vooruitinschatten.

Bij het rijden in het terrein moeten de wettelijke voorschriften worden opgevolgd. £

162 Aanwijzingen voor het rijden

Page 166: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ In het terrein bijzonder geconcentreerd en anticiperend rijden. Uw rijstijlsteeds aan de terrein-, verkeers- en weersomstandigheden aanpassen. Te ho-ge snelheid en verkeerde rijmanoeuvres kunnen beschadigingen aan de wa-gen en zware verwondingen veroorzaken.■ De natuurkundige wetten kunnen ook met de hulpsystemen van de wagenniet worden overwonnen.■ Nooit met een te hoge snelheid een talud, een oprit of steile helling oprij-den. Hierdoor kan de wagen loskomen, zodat u niet meer kunt sturen en decontrole over de wagen kunt verliezen.■ Als de wielen het contact met de bodem verliezen, bijvoorbeeld door uitve-ren van de wagen bij het rijden over golvend terrein, gaat de wagen rechtuit.Als de wielen gedraaid zijn wanneer de wagen weer contact maakt met degrond, kan de wagen over de kop slaan.■ Er mogen nooit personen voor of achter de wagen staan als stenen, takken,stukken hout of andere voorwerpen onder de wielen zijn gelegd om bijvoor-beeld op gladde of mulle ondergrond beter vooruit te komen. Door draaienvan de wielen kunnen de voorwerpen veranderen in "projectielen" - levensge-vaar!■ Door bagage of andere voorwerpen die op het dak van de wagen wordenvervoerd komt het zwaartepunt van de wagen nog hoger te liggen en wordtde kans op omrollen groter.■ Nooit proberen op een helling te rijden die te steil is voor uw wagen. De wa-gen kan wegglijden, omvallen of over de kop slaan - gevaar voor ongeval-len » Tab. op pagina 164 !■ Nooit proberen te draaien op een helling. De wagen kan omrollen of over dekop slaan. Een ernstig ongeval kan het gevolg zijn.■ De wagen nooit in de neutraalstand van de helling omlaag laten rollen. Ukunt de controle over de wagen verliezen.■ Als de motor afslaat, stoppen en de motor opnieuw starten.■ Aan de onderkant van de wagen vastzittende voorwerpen kunnen de brand-stofleidingen, het remsysteem, afdichtingen en andere delen van het onder-stel beschadigen. De onderzijde van de wagen controleren en vastzittendevoorwerpen verwijderen. Brandbare voorwerpen, zoals droge bladeren of tak-ken kunnen door hete onderdelen ontbranden - brandgevaar!

VOORZICHTIG

■ Op de bodemvrijheid van de wagen letten! Bij het rijden over objecten die hogerzijn dan de bodemvrijheid kunnen het onderstel en de onderdelen daarvan be-schadigen.■ Tijdens het terreinrijden de koppeling niet laten slippen of de voet op het kop-pelingspedaal laten rusten. Bij onregelmatig terrein zou anders de koppeling perongeluk kunnen worden ingetrapt, waardoor de controle over de wagen vermin-dert.

Milieu-aanwijzing

Bij het terreinrijden rekening houden met het milieu.

163Rijden en milieu

Page 167: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Verklaring van vaktermen

Afbeelding 137 Aanloophoek / stijgingshoek

Afbeelding 138 Bodemvrijheid / tophellingshoek

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

De technische gegevens » Tab. op pagina 164 gaan uit van ideale omstandighe-den. Afhankelijk van de belading, de ondergrond en de omgeving kunnen dewaarden afwijken. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om te beslis-sen of een wagen een bepaalde situatie aan kan.

A Aanloophoek (voor en achter)De overgang van het horizontale vlak naar een helling of van de helling terugnaar het terrein. De hoek waaronder de wagen bij lage snelheid over een taludkan rijden zonder dat de wagen met de bumper of de onderzijde tegen het taludkomt.

ä

B StijgingshoekHet verschil in hoogte (stijging) over een afstand van 100 meter wordt in procen-ten of graden uitgedrukt. Opgave tot welke stijgingshoek de wagen op eigenkracht omhoog kan rijden (onder andere afhankelijk van ondergrond en motorver-mogen).

C BodemvrijheidDe afstand tussen het wegdek en het laagste punt van de onderkant van de wa-gen.

D TophellingshoekDe hoek waaronder de wagen bij lage snelheid over een hellingtop kan rijdenzonder dat de wagen met de onderzijde tegen de helling komt.

Overbouwhellingshoek (°)Overbouwhellingshoek voor 19 (17,1a))

Overbouwhellingshoek achter 26,7 (25,2a))

Tophellingshoek 19,4 (17,2a))

a) GreenLine

Stijgingshoek (°) / klimvermogen (%)1,2 l/77 kW TSI 24/45

1,4 l/90 kW TSI 27/50

1,8 l/118 (112) kW TSI 29/55

1,6 l/77 kW TDI CR 29/55

2,0 l/81 kW TDI CR - MG5 29/55

2,0 l/81 kW TDI CR - MG6 4x4 31/60

2,0 l/103 kW TDI CR 31/60

2,0 l/103 kW TDI CR - Green tec 29/55

2,0 l/125 kW TDI CR 31/60

Voor het rijden in het terrein

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

Belangrijke informatie› De veiligheid komt altijd op de eerste plaats.› Niet rijden in terrein dat niet geschikt is voor uw wagen. De wagen is niet be-

stemd voor reizen met expeditiekarakter. £

ä

164 Aanwijzingen voor het rijden

Page 168: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Voor elke rit in het terrein erop letten, dat de wagen passend is uitgerust voorde geplande rit.

› De bandenspanning van alle banden controleren en zo nodig corrigeren.› Voltanken. In het terrein gebruikt de wagen aanmerkelijk meer brandstof dan

op de weg.› Voor het rijden in onbekend terrein de potentiële risico's overwegen.› Voor de rit altijd de veiligheidsgordel juist omgespen. Let erop dat uw bijrijder

en uw passagiers op de achterbank de veiligheidsgordel altijd juist hebben om-gegespt.

› Altijd zodanig zitten dat u goed zicht naar voren hebt, vooral bij bergop of berg-af rijden. Nooit zodanig zitten dat de afstand tussen borstbeen en het middenvan de airbagafdekking minder dan 25 cm bedraagt » pagina 146.

› Geschikt schoeisel gebruiken om een veilige bediening van de pedalen te waar-borgen.

› Voor het terreinrijden aan de voor- of achterzijde het sleepoog monteren. Als dewagen is vastgereden, is montage van het sleepoog niet altijd mogelijk.

› Het wagengereedschap controleren en zo nodig aanvullen.› Motorolie bijvullen tot merkteken A » pagina 183, Motoroliepeil controleren.› Ruitensproeiervloeistof bijvullen.› Uw wagen heeft een hoger zwaartepunt dan gewone personenwagens. Hier-

door wordt de kans op omrollen groter, zowel op de weg als in het terrein.› De lading in de wagen op de juiste wijze bevestigen.

Terreinrijden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

Belangrijke informatie› De OFF ROAD-modus inschakelen » pagina 105.› In moeilijke terreinpassages langzaam rijden. Op een glibberige ondergrond op-

schakelen en erop letten dat de wagen steeds in beweging blijft. Niet te snelrijden om de controle over de wagen niet te verliezen.

› Langzaam over toppen rijden. Let erop de wagen niet loskomt van de grond endaardoor beschadigd en onbestuurbaar kan raken.

› Als de wagen in zand, sneeuw of modder blijft vastzitten, kan achteruitrijdeneffectiever zijn dan te proberen verder naar voren de rijden.

› Stenen, vloermatten of stukken hout onder doordraaiende wielen leggen om opeen zanderige of gladde ondergrond grip te creëren.

ä

› Voor het rijden door water de aanwijzingen lezen » pagina 162.› Ook bij lage snelheden voldoende afstand tot andere wagens bewaren. Als de

eerste wagen plotseling vast blijft zitten, kan de volgende wagen nog bijtijdsstoppen zonder zelf vast te komen zitten.

Bergopwaarts rijden› De helling langzaam en constant in een rechte lijn op rijden.› Tijdens het klimmen niet schakelen of koppelen.› Slechts zo veel gas geven als er voor het overwinnen van de helling nodig is.› Niet stoppen of de wagen proberen te draaien op de helling.› Voorkomen dat de motor afslaat.

Als u op een helling niet meer verder kunt› Nooit proberen de wagen te draaien op een helling.› Als de motor afslaat, stoppen en de motor opnieuw starten.› De achteruitversnelling inschakelen en in de eigen rijsporen voorzichtig achter-

uitrijden.

Bergafwaarts rijden› Steile hellingen afrijden in de eerste versnelling resp. in de eerste rijstand in de

tiptronic-stand om de bergafdaalhulp optimaal te kunnen gebruiken.› De voetrem behoedzaam gebruiken om de controle over de wagen niet te ver-

liezen.› Als het mogelijk en niet gevaarlijk is, recht naar beneden rijden.› Niet ontkoppelen en niet in de neutraalstand schakelen.

Door sporen en kuilen rijden› Er kan alleen door ingereden sporen en kuilen worden gereden, als deze de bo-

demvrijheid van de wagen niet overschrijden. Op een zachte ondergrond zou dewagen kunnen "wegzakken" en zich vastrijden.

› Nooit door te diepe sporen en kuilen rijden. Als dit onvermijdelijk is, dan lieveromkeren.

Door greppels rijden› De greppel zo mogelijk in een scherpe hoek doorkruisen. Let erop dat de hel-

lingshoek niet te groot wordt bij het doorkruisen.

In zand en modder rijden› Zo mogelijk altijd met constante snelheid door zand of modder rijden en daarbij

niet schakelen.› Nooit te snel rijden, omdat de wielen anders zouden kunnen doordraaien en de

wagen zich kan vastrijden. Wanneer u merkt dat de banden geen grip meerhebben, het stuurwiel snel heen en weer draaien. Daardoor wordt bij de voor-wielen kortstondig meer grip van de banden gerealiseerd.

165Rijden en milieu

Page 169: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Schakelen bij het rijden in het terrein

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

Hoe moet worden geschakeld, is afhankelijk van het terrein. De juiste versnel-lingskeuze draagt bij aan een veilige rit.

Belangrijke informatie› Bij een juist gekozen versnelling resp. bij juist gekozen rijstand hoeft de wagen

bij een afdaling normaalgesproken minder met de voetrem te worden afgeremd,omdat de motorremwerking in de meeste gevallen voldoende is.

› Altijd slechts zo veel gas geven als noodzakelijk is. Te snel optrekken kan door-draaiende wielen en hierdoor verlies van controle over de wagen tot gevolghebben.

Schakelbak› Als in moeilijk begaanbaar terrein wordt gereden, in geen geval de koppeling in-

trappen of schakelen. Door de verhoogde frictie van de banden kan de wagenbij ingetrapte koppeling (bijvoorbeeld in modder, mul zand of op een helling) totstilstand komen. Onder deze omstandigheden uit stilstand wegrijden kan zeermoeilijk of zelfs onmogelijk zijn.

› Bij steile hellingen de eerste of tweede versnelling kiezen.› Op zachte resp. gladde ondergrond met aangepaste snelheid en in de hiervoor

hoogstmogelijke versnelling rijden.

Automatische versnellingsbak› Keuzehendelstand D kiezen voor normaal vlak terrein » pagina 117, Keuzehen-

delstanden.› In de tiptronic-stand keuzehendelstand 3 of 2 kiezen wanneer door modder,

zand, water of heuvelachtig terrein wordt gereden » pagina 118, Handmatigschakelen (tiptronic).

› Bij steile afdalingen of beklimmingen in de tiptronic-stand keuzehendelstand1 kiezen » pagina 118, Handmatig schakelen (tiptronic).

› Op zachte resp. gladde ondergrond met aangepaste snelheid en in de hierbijhoogstmogelijke rijstand rijden.

ä

Schuin op de helling rijden

Afbeelding 139Wagen in vallijn sturen en zijdeom uit te stappen - bergop-waarts

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

Schuin op de helling rijden is een van de meest gevaarlijke situaties bij het ter-reinrijden.

Als de wagen zich in een sterk schuine stand bevindt, mogen de wielen van delager liggende zijde niet in verdiepingen in de bodem of in kuilen raken resp. mo-gen de wielen aan de hoge zijde niet over verhogingen als stenen, boomstammenof andere hindernissen rijden.

Als de wagen dreigt om te vallen, direct in de richting van de vallijn A stu-ren » Afbeelding 139 en een beetje gas geven.

Een passagier op de achterbank moet tijdens het rijden op schuine hellingen altijdaan de bergopwaarts gerichte kant van de wagen zitten. In extreme gevallenmoet de passagier aan de betreffende kant de wagen verlaten tot de helling vei-lig is overwonnen.

Op de helling uitstappenAls de wagen in een zeer schuine stand op de helling tot stilstand komt en u enuw passagiers moeten uitstappen, dienen alle inzittenden uit te stappen aan dewagenzijde die bergopwaarts B is gericht » Afbeelding 139. £

ä

166 Aanwijzingen voor het rijden

Page 170: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Voordat schuin op een helling A wordt gereden » Afbeelding 139, erop let-ten dat in de vallijn kan worden gestuurd. Als schuin op een helling wordt ge-reden en de wagen dreigt te kantelen, direct bergafwaarts in de vallijn sturenen een beetje gas geven.■ Als de wagen zeer scheef op een helling staat, nooit aan de lage zijde uit dewagen stappen. De wagen altijd voorzichtig aan de hoge zijde B verla-ten » Afbeelding 139.■ Bij het schuin op de helling rijden kan de wagen zijn grip verliezen en zijde-lings wegglijden. Altijd erop letten dat de wielen van de lager liggende zijdeniet in verdiepingen in de bodem of in kuilen terechtkomen en dat de wielenaan de hoge zijde niet over verhogingen zoals stenen, boomstammen of an-dere obstakels rijden - gevaar voor ongevallen!

Vastgereden wagen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

Als u niet meer vooruit komt ...› Alle wielen voorzichtig uitgraven en controleren of er niet meer onderdelen van

de wagen vastzitten.› De achteruitversnelling inschakelen.› Voorzichtig gas geven en proberen in het eigen spoor achteruit te rijden.› Takken, vloermatten of een stuk zaklinnen direct achter de banden leggen om

zo een betere grip en dus een betere aandrijving te krijgen om los te rijden.

De wagen losschommelen› De ASR (aandrijfslipregeling) uitschakelen.› Het stuurwiel recht zetten.› Zo ver achteruit rijden dat de wielen net beginnen door te draaien.› De eerste versnelling inschakelen en vooruit rijden tot de wielen weer begin-

nen door te draaien.› Dit heen en weer rijden herhalen totdat u voldoende vaart heeft om vrij te ko-

men.› De ASR inschakelen.

ä

Na het terreinrijden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 162 en volg deze op.

Na een rit in het terrein de wagen controleren op beschadigingen - met name aande onderzijde van de wagen.

Grof vuil, vastzittende voorwerpen zoals takken, stukken hout of kleine stenenverwijderen en vreemde voorwerpen uit het bandenprofiel losmaken.

De knipperlichten, koplampen, kentekenplaat en alle ruiten schoonmaken.

Sterke vervuiling van de grille, de motorruimte en aan de onderkant van de wa-gen verwijderen.

Wij adviseren u eventuele beschadigingen door een ŠKODA Servicepartner te la-ten repareren.

ä

167Rijden en milieu

Page 171: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Rijden met aanhangwagen

Aanhangwagengebruik

Technische voorwaarden

Als uw wagen al af fabriek met een trekhaak uitgerust is of met een trekhaak uithet originele ŠKODA accessoireprogramma, voldoet deze aan alle technische enwettelijke eisen.

De kogelkop is bij wagens met trekhaak afneembaar en bevindt zich samen meteen afzonderlijke montagehandleiding in een uitsparing onder de bagageruimte-vloer » pagina 201.

De elektrische verbinding tussen trekkende wagen en aanhangwagen geschiedtvia een 13-polig aanhangwagenstopcontact. Als de betreffende aanhangwagenover een 7-polige stekker beschikt, kunt u een overeenkomstige adapter uit hetoriginele ŠKODA accessoireprogramma gebruiken.

Het naderhand inbouwen van een trekhaak moet volgens de voorschriften van defabrikant gebeuren.

Let op

Zo nodig contact opnemen met een ŠKODA Servicepartner.

Aanhangwagen beladen

Aanhangwagen beladenDe wagen met aanhangwagen moet in evenwicht zijn. Hiertoe moet de maximaaltoelaatbare kogeldruk worden benut. Een te geringe kogeldruk beïnvloedt hetrijgedrag van de wagen met aanhangwagen.

Verdelen van de ladingDe belading op de aanhangwagen zo verdelen, dat zware voorwerpen zo dichtmogelijk bij de as liggen. De voorwerpen vastzetten, zodat deze niet kunnen ver-schuiven.

Bij een lege wagen en een beladen aanhangwagen is de gewichtsverdeling zeerongunstig. Als u toch met deze combinatie moet rijden, rijd dan bijzonder lang-zaam.

BandenspanningDe bandenspanning van uw wagen aanpassen voor "volle belasting"» pagina193, Levensduur van banden.

AanhangwagengewichtHet toelaatbare aanhangwagengewicht mag in geen geval worden overschre-den » pagina 219, Technische gegevens.

De vermelde aanhangwagengewichten gelden alleen voor hoogten tot 1.000 mboven de zeespiegel. Aangezien het motorvermogen bij toenemende hoogte doorde afnemende luchtdichtheid daalt en daardoor ook het klimvermogen vermin-dert, moet het maximaal toelaatbare treingewicht vanaf de hierboven vermeldehoogte per 1.000 m hoogtetoename telkens met 10% worden verminderd. Hettreingewicht bestaat uit het werkelijke gewicht van de beladen, trekkende wa-gen en de beladen aanhangwagen. Met de aanhangwagen altijd bijzonder voor-zichtig rijden.

De gegevens over het aanhangwagengewicht en de kogeldruk op het typeplaatjevan de trekhaak zijn slechts testwaarden. De wagenspecifieke waarden zijn in dewagenpapieren opgenomen.

ATTENTIE

■ Als de maximaal toelaatbare asbelasting en kogeldruk alsmede het maxi-maal toelaatbare totaal- of treingewicht van de wagen en aanhangwagenwordt overschreden, kunnen ongevallen en zware verwondingen het gevolgzijn.■ Een verschuivende lading kan de rijstabiliteit en de rijveiligheid van de wa-gen met aanhangwagen nadelig beïnvloeden en daardoor ongevallen en zwa-re verwondingen veroorzaken.

Aanhangwagengebruik

BuitenspiegelsAls u het verkeer achter de aanhangwagen niet met de gewone buitenspiegelskunt overzien, moet u extra buitenspiegels laten plaatsen.

KoplampenVoordat u gaat rijden met een aangekoppelde aanhangwagen ook de instellingvan de koplampen controleren. Zo nodig de instelling met de lichtbundelhoogte-verstelling veranderen » pagina 51, Lichtbundelhoogteverstelling . £

168 Aanwijzingen voor het rijden

Page 172: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

RijsnelheidIn verband met de veiligheid niet harder rijden dan de op de aanhangwagen aan-gegeven maximaal toegestane snelheid.

Meteen snelheid verminderen, zodra u ook maar de minste slingerbeweging vande aanhangwagen waarneemt. Nooit proberen een slingerende wagen met aan-hangwagen weer "recht te trekken" door te accelereren.

RemmenOp tijd remmen! Bij een aanhangwagen met oplooprem eerst zacht en daarnastevig remmen. Zo voorkomt u remschokken door blokkerende aanhangwagen-wielen. Voor hellingen bijtijds een lagere versnelling kiezen zodat de motor alsrem kan fungeren.

AanhangwagenstabilisatorDe aanhangwagenstabilisator is een uitbreiding op de stabiliteitscontrole enhelpt, samen met de tegenstuurhulp, om het slingeren van de aanhangwagen teverminderen. Een ingeschakelde aanhangwagenstabilisator is herkenbaar door-dat het ESC-controlelampje in het instrumentenpaneel circa 2 seconden langerbrandt dan het ABS-controlelampje.

De voorwaarden voor de aanhangwagenstabilisator:› De trekhaak is af fabriek gemonteerd of er is achteraf een compatibele trekhaak

ingebouwd.› Het ESC is actief. Het controlelampje resp. in het instrumentenpaneel

brandt niet.› De aanhangwagen is via het stopcontact voor de aanhangwagen elektrisch met

de trekkende wagen verbonden.› De snelheid moet hoger zijn dan circa 60 km/h.› De maximale kogeldruk is benut.› De aanhangwagens moeten een starre dissel hebben.› Geremde aanhangwagens moeten een mechanisch oploopsysteem hebben.

Een aanhangwagen is in het alarmsysteem geïntegreerd:› Als de wagen af fabriek met een alarmsysteem en een trekhaak is uitgerust.› Als de aanhangwagen via het stopcontact voor de aanhangwagen elektrisch

met de trekkende wagen is verbonden.› Als de elektrische installatie van de wagen en de aanhangwagen gebruiksklaar

is.› Als de wagen met de sleutel is vergrendeld en het alarmsysteem ingeschakeld

is.

Bij een vergrendelde wagen wordt het alarm geactiveerd, zodra de elektrischeverbinding met de aanhangwagen wordt onderbroken.

Het alarmsysteem altijd uitschakelen, voordat u een aanhangwagen aankoppeltof loskoppelt. Het alarmsysteem kan anders onbedoeld het alarm activeren » pa-gina 37.

Oververhitting van de motorAls de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter zich naar rechts resp. naarhet rode gedeelte van de meter beweegt, direct snelheid minderen. Als het con-trolelampje in het instrumentenpaneel gaat knipperen, stoppen en de motorafzetten. Enkele minuten wachten en het koelvloeistofpeil in het expansiereser-voir controleren » pagina 185.

Op de volgende aanwijzingen letten » pagina 26, Koelvloeistoftemperatuur/koel-vloeistofpeil .

De koelvloeistoftemperatuur kan worden verlaagd door de verwarming in teschakelen.

ATTENTIE

■ De aangeboden hogere veiligheid door de aanhangwagenstabilisator maggeen aanleiding zijn tot het nemen van grotere risico's.■ De rijstijl moet worden aangepast aan de staat van het wegdek en de ver-keerssituatie.■ Ondeskundig of verkeerd aangesloten elektrische kabels kunnen de aan-hangwagen onder stroom zetten en storingen in de gehele wagenelektronicaveroorzaken, wat tot ongevallen en zware verwondingen kan leiden.■ Werkzaamheden aan de elektrische installatie mogen alleen door een speci-alist worden uitgevoerd.■ De elektrische installatie van de aanhangwagen nooit direct aansluiten opde elektrische aansluitingen van de achterlichten of andere stroombronnen.

VOORZICHTIG

■ Het is mogelijk dat de aanhangwagenstabilisator niet alle rijsituaties juist her-kent.■ Licht slingerende aanhangwagens worden niet in alle gevallen door de aan-hangwagenstabilisator geregistreerd en overeenkomstig gestabiliseerd.■ Als een systeem regelt, gas terugnemen.■ Abrupte of plotselinge rij- en remmanoeuvres vermijden. £

169Rijden met aanhangwagen

Page 173: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ Als u vaak met een aanhangwagen rijdt, adviseren wij een extra controle vanuw wagen tussen de onderhoudsbeurten in.■ Bij het aan- en loskoppelen van de aanhangwagen moet de handrem van detrekkende wagen aangetrokken zijn.■ Aanhangwagens met led-achterlichten kunnen om technische redenen niet inhet alarmsysteem worden opgenomen.

170 Aanwijzingen voor het rijden

Page 174: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Raadgevingen voor het gebruik

Verzorging en reiniging van de wagen

Verzorging van de wagen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Wagen wassen 172Automatische wasinstallaties 172Wassen met de hand 172Wassen met hogedrukreiniger 172Lak van de wagen conserveren en polijsten 173Verchroomde delen 173Lakbeschadigingen 173Kunststof onderdelen 173Ruiten en buitenspiegels 174Radio-ontvangst en antenne 174Koplampglazen 174Afdichtrubbers 174Portierslotcilinder 174Wielen 175Bodembescherming 175Conservering van de holle ruimtes 175Kunstleer en stoffen 176Stoffen bekleding van elektrisch verwarmde stoelen 176Nappaleer 176Veiligheidsgordels 177

Regelmatig en deskundig onderhoud is belangrijk voor het waardebehoud van dewagen. Bovendien kan dit één van de voorwaarden zijn voor het behoud van ga-rantie-aanspraken bij eventuele corrosie- en lakschade aan de carrosserie.

Wij adviseren onderhoudsmiddelen uit het originele ŠKODA accessoireprogrammate gebruiken, die bij ŠKODA Servicepartners verkrijgbaar zijn. De gebruiksvoor-schriften op de verpakking in acht.nemen.

ATTENTIE

■ Bij verkeerde toepassing kunnen onderhoudsmiddelen schadelijk zijn voorde gezondheid.■ Onderhoudsmiddelen moeten dan ook veilig, buiten het bereik van kinderenworden bewaard - kans op vergiftiging!■ Wassen van de wagen in de winter: Vocht en ijs in het remsysteem kunneneen nadelig effect op de remwerking hebben - kans op ongevallen!■ De wagen alleen wassen bij uitgeschakeld contact - gevaar voor ongevallen!■ De handen en armen beschermen tegen delen met scherpe randen, wan-neer u bijvoorbeeld de onderkant of de binnenkant van de wielkasten schoon-maakt - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIG

■ Kleding beslist controleren op kleurechtheid, om beschadigingen of zichtbareverkleuringen op de stof (leer), bekledingen en bekledingsstoffen te voorkomen.■ Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel kunnen het te reinigen materiaal be-schadigen.■ De wagen niet in de felle zon wassen - gevaar voor lakschade.■ Als de wagen in de winter met een slang of hogedrukreiniger wordt afgespoten,mag de waterstraal niet direct op de slotcilinders of op de naden van de portie-ren, de motorkap of de achterklep worden gericht - gevaar voor bevriezen!■ Op het lakoppervlak geen insectensponsjes, ruwe keukensponsjes en dergelijkegebruiken - gevaar voor beschadiging van de lak.■ Geen stickers aan de binnenzijde van de achterruit, de achterste zijruiten en devoorruit bij de verwarmingsdraden of de ruitantenne plakken. Deze kunnen be-schadigd worden. Bij de antenne kunnen er ontvangststoringen van de radio ofhet navigatiesysteem optreden.■ De binnenzijde van de ruiten niet met scherpe voorwerpen of bijtende of zuur-houdende schoonmaakmiddelen reinigen - beschadiging van de verwarmingsdra-den of ruitantenne.■ Om de sensoren bij het reinigen met een hogedrukreiniger of stoomreiniger niette beschadigen, mogen de sensoren niet direct van korte afstand worden bespo-ten en moet een minimumafstand van 10 cm worden aangehouden.

Milieu-aanwijzing

De wagen alleen wassen op speciaal daarvoor bedoelde wasplaatsen. £

171Verzorging en reiniging van de wagen

Page 175: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ Verse vlekken zoals van balpen, inkt, lippenstift, schoenpoets enzovoort zo snelmogelijk van de stof (leer), de bekledingen en bekledingsstoffen verwijderen.■ Vanwege mogelijke problemen bij de reiniging, het vereiste speciale gereed-schap en de noodzakelijke kennis adviseren wij de reiniging van uw wagen dooreen ŠKODA Servicepartner te laten uitvoeren.

Wagen wassen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

De beste bescherming van de wagen tegen schadelijke milieu-invloeden is de wa-gen vaak te wassen en te conserveren. Hoe vaak de wagen moet worden gewas-sen, is afhankelijk van vele factoren, zoals bijvoorbeeld:

› gebruiksfrequentie,› parkeergelegenheid (garage, onder bomen enzovoort),› jaargetijde,› weersomstandigheden,› milieu-invloeden.

Hoe langer insectenresten, vogelpoep, hars van bomen, straat- en industriestof,teer, roetdeeltjes, wegenzout en andere agressieve afzettingen op de lak blijvenzitten, des te schadelijker dit is. Hoge temperaturen, bijvoorbeeld door intensievezonnestraling, versterken de bijtende werking.

Na het einde van het koude jaargetijde moet ook de onderzijde van de wagengrondig worden gereinigd.

Automatische wasinstallaties

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Uw wagen kan in een automatische wasinstallatie worden gewassen.

Vóór het wassen van de wagen in een automatische wasinstallatie moeten degebruikelijke voorzorgsmaatregelen (sluiten van de ruiten en het schuif-/kantel-dak en dergelijke) worden genomen.

ä

ä

Als uw wagen is voorzien van speciale aanbouwdelen - bijvoorbeeld spoilers, im-periaal, autotelefoonantenne - kunt u het beste vooraf contact opnemen met deexploitant van de wasinstallatie.

Na een wasbeurt in een automatische wasinstallatie met aansluitende conserve-ring moeten de rubbers van de ruitenwisserbladen worden ontvet.

Wassen met de hand

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Bij het wassen met de hand eerst het vuil met voldoende water inweken en zogoed mogelijk afspoelen.

Daarna de wagen met een zachte spons, een speciale washandschoen of eenwasborstel schoonmaken. Daarbij van boven naar beneden werken - te beginnenmet het dak. De lakoppervlakken van de wagen slechts met lichte druk reinigen.Alleen bij hardnekkig vuil een autoshampoo gebruiken.

De spons of de washandschoen met korte tussenpozen grondig uitspoelen.

Wielen, dorpels en dergelijke als laatste schoonmaken. Gebruik hiervoor eentweede spons.

De wagen na het wassen grondig afspoelen en drogen met een zeem.

Wassen met hogedrukreiniger

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Bij het wassen van de wagen met een hogedrukreiniger moeten de instructiesvoor de hogedrukreiniger worden opgevolgd. Dat geldt vooral voor de druk en despuitafstand. Houd een voldoende grote afstand aan tot de sensoren van de par-keerhulp en zachte materialen zoals rubber slangen of isolatiemateriaal.

ATTENTIE

In geen geval roterende sproeikoppen of zogenaamde vuilvrezen gebruiken! £

ä

ä

172 Raadgevingen voor het gebruik

Page 176: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

De temperatuur van het water mag maximaal 60 °C bedragen, omdat anders dewagen kan worden beschadigd.

Lak van de wagen conserveren en polijsten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

ConserverenEen goede conservering beschermt de wagenlak uitgebreid tegen schadelijke mi-lieu-invloeden.

De wagen moet uiterlijk dan met een hoogwaardig conserveringsmiddel op basisvan vaste was worden behandeld, als op de schone lak geen waterdruppels meerworden gevormd.

Er kan een nieuwe laag hoogwaardige harde was op de schone lak worden aan-gebracht als deze na het wassen goed droog is. Ook wanneer regelmatig wascon-serveringsmiddelen worden toegepast, adviseren we de lak minstens tweemaalper jaar met harde was te beschermen.

PolijstenAlleen als de lak van uw wagen dof is geworden en als u met conserveringsmid-delen geen glans meer kunt verkrijgen, is polijsten nodig.

Als het gebruikte polijstmiddel geen conserverende bestanddelen bevat, moet delak vervolgens worden geconserveerd.

VOORZICHTIG

■ Er mag nooit was op de ruiten terechtkomen.■ Mat gelakte delen of kunststof delen mogen niet met polijstmiddelen of vastewas worden behandeld.■ De lak van de wagen niet in een stoffige omgeving polijsten, anders kan de lakworden beschadigd.

Verchroomde delen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

ä

ä

De verchroomde delen eerst met een vochtige doek reinigen en daarna met eenzachte droge doek weer glanzend poetsen. Als de verchroomde delen op dezemanier niet volledig schoon worden, hiervoor bedoelde onderhoudsmiddelen voorchroom gebruiken.

VOORZICHTIG

De verchroomde delen niet in een stoffige omgeving polijsten, anders kunnen de-ze worden beschadigd.

Lakbeschadigingen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Kleine lakbeschadigingen zoals krassen, schrammen of beschadigingen doorsteenslag direct behandelen.

Hiertoe kunnen de ŠKODA Servicepartners de bij de kleur van uw wagen passen-de lakstiften of spuitbussen leveren.

Het nummer van de originele lak van uw auto staat op de sticker met autogege-vens » pagina 219.

Let op

Wij adviseren een lakschadereparatie door een ŠKODA Servicepartner te latenuitvoeren.

Kunststof onderdelen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

De kunststof delen kunnen met een vochtige doek worden gereinigd. Indien ditniet afdoende is, mogen deze onderdelen alleen met speciaal hiervoor bedoeldeoplosmiddelvrije reinigingsmiddelen worden behandeld.

Onderhoudsmiddelen voor lak zijn niet geschikt voor kunststof delen.

ä

ä

173Verzorging en reiniging van de wagen

Page 177: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Ruiten en buitenspiegels

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Voor het verwijderen van sneeuw en ijs van de ruiten en spiegels alleen eenkunststof krabber gebruiken. Om daarbij beschadigingen aan het ruitoppervlak tevoorkomen, mag de ijskrabber niet heen-en-weer bewogen worden, maar slechtsin één richting over de ruit worden geschoven.

De ruiten moeten ook regelmatig aan de binnenzijde worden gereinigd.

Glazen oppervlakken met een schone zeem of met een pluisvrije doek drogen.

Voor het drogen van de ruiten na het wassen van de wagen niet de zeem gebrui-ken die voor het drogen van de carrosserie is gebruikt. Resten van conserverings-middelen op de zeem kunnen de ruiten vuil maken en het zicht verminderen.

VOORZICHTIG

■ Nooit sneeuw of ijs van de ruiten en spiegels met warm of heet water verwijde-ren - gevaar voor scheurvorming in het glas!■ Let erop dat bij het verwijderen van sneeuw en ijs van ruiten en spiegelglazenniet de lak van de wagen wordt beschadigd.

Radio-ontvangst en antenne

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Bij af fabriek ingebouwde radio's en navigatiesystemen kan de antenne voor deradio-ontvangst op verschillende plaatsen in de wagen zijn ingebouwd:

› aan de binnenzijde van de achterruit samen met de achterruitverwarming,› aan de binnenzijde van de achterste zijruiten,› aan de binnenzijde van de voorruit,› op het dak van de wagen.

Koplampglazen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

ä

ä

ä

Voor de reiniging van de kunststof koplampglazen zeep en schoon, warm watergebruiken.

VOORZICHTIG

■ Koplampen nooit droog afvegen en voor de reiniging van de kunststofglazengeen scherpe voorwerpen gebruiken, dit kan tot beschadiging van de bescher-mende laag en tot scheurvorming van de koplampglazen leiden.■ Voor het reinigen van de koplampen geen agressieve reinigingsmiddelen ofchemische oplosmiddelen gebruiken - kans op beschadiging van de koplampgla-zen.

Afdichtrubbers

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

De afdichtrubbers van portieren, achterklep, motorkap, schuifdak en andere zijrui-ten blijven soepeler, dichten beter af en gaan langer mee, wanneer u de afdich-tingen regelmatig met een geschikt onderhoudsmiddel voor rubber behandelt.Bovendien wordt zo een voortijdige slijtage van de afdichtrubbers en lekkagesvoorkomen. Goed onderhouden afdichtrubbers vriezen 's winters niet vast.

Portierslotcilinder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Voor het ontdooien van portierslotcilinders moeten speciaal hiervoor bedoeldeproducten worden gebruikt.

Let op

■ Let erop dat er bij het wassen van de wagen zo min mogelijk water in de slotci-linders komt.■ Wij adviseren voor het onderhoud van de portierslotcilinders geschikte midde-len uit het originele ŠKODA accessoireprogramma te gebruiken.

ä

ä

174 Raadgevingen voor het gebruik

Page 178: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Wielen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

VelgenBij het regelmatig wassen van de wagen moeten ook de velgen grondig wordengewassen. Strooizout en remstof moet elke twee weken van de velgen wordenverwijderd, anders wordt het velgmateriaal aangetast. Een eventuele beschadi-ging van de laklaag op de velgen moet direct worden gerepareerd.

Lichtmetalen velgenNa een grondige wasbeurt de velgen behandelen met een beschermingsmiddelvoor lichtmetalen velgen. Voor de behandeling van de velgen mogen geen midde-len met een schurende werking worden gebruikt.

ATTENTIE

Vocht en ijs in het remsysteem kunnen een nadelig effect op de remwerkinghebben - kans op ongevallen!

VOORZICHTIG

Sterke vervuiling op de wielen kan tot onbalans van de wielen leiden. Dit kan lei-den tot trillingen die op het stuurwiel worden overgebracht en onder bepaaldeomstandigheden tot voortijdige slijtage van de stuurinrichting kunnen leiden.Daarom is het nodig dat dit vuil wordt verwijderd.

Let op

Wij adviseren een lakschadereparatie door een ŠKODA Servicepartner te latenuitvoeren.

Bodembescherming

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

De onderzijde van de wagen is tegen chemische en mechanische invloeden be-schermd.

ä

ä

Omdat bij het rijden beschadiging van de beschermlaag niet is uitgesloten, advi-seren wij de beschermlaag aan de onderzijde van de wagen regelmatig - het bes-te aan het begin en einde van het koude jaargetijde - te laten controleren en zonodig te laten bijwerken.

De ŠKODA Servicepartners beschikken over de geschikte middelen, hebben denoodzakelijke apparatuur en kennen de toepassingsvoorschriften. Daarom advi-seren wij het bijwerken van de beschermlaag of aanvullende maatregelen voorbescherming tegen corrosie door een ŠKODA Servicepartner te laten uitvoeren.

ATTENTIE

Nooit een bodembeschermlaag of corrosiewerend middel op uitlaten, kataly-satoren, roetfilters of hitteschilden aanbrengen. Als de motor op bedrijfstem-peratuur is, kunnen deze middelen ontsteken - brandgevaar!

Conservering van de holle ruimtes

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Alle aan corrosie blootgestelde holle ruimtes van de wagen zijn af fabriek voor-zien van conserveringswas die permanente bescherming biedt.

Deze conservering hoeft niet te worden gecontroleerd en heeft ook geen nabe-handeling nodig. Als bij hoge temperaturen een beetje was uit de holle ruimtesstroomt, kan dit met een kunststofspatel worden verwijderd en de vlek met was-benzine worden gereinigd.

ATTENTIE

Bij het gebruik van wasbenzine voor het verwijderen van was moeten de vei-ligheids- en milieuvoorschriften in acht worden genomen - brandgevaar!

ä

175Verzorging en reiniging van de wagen

Page 179: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Kunstleer en stoffen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Het kunstleer kan met een vochtige doek worden gereinigd. Mocht dat niet vol-staan, dan mogen deze delen alleen met speciale oplosmiddelvrije kunststofrei-nigings- en verzorgingsmiddelen worden behandeld.

Bekledingsstoffen en stoffen bekleding van de portieren, hoedenplank, hemelbe-kleding enzovoort behandelen met speciale reinigingsmiddelen, zo nodig metdroogschuim en een zachte spons, borstel of microvezeldoek.

Enkele kledingstoffen, zoals donkere jeansstof, hebben deels onvoldoende kleur-echtheid. Hierdoor kunnen op de bekleding van stoelzittingen (stof of leer) be-schadigingen of duidelijk zichtbare verkleuringen ontstaan, ook bij normaal ge-bruik. Dit betreft met name lichte bekleding van stoelzittingen (stof of leer). Hetgaat daarbij niet om een gebrek aan de stof van de bekleding, maar om onvol-doende kleurechtheid van het kledingtextiel.

Stoffen bekleding van elektrisch verwarmde stoelen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

De stoelbekleding niet vochtig reinigen, omdat dit tot beschadiging van hetstoelverwarmingssysteem kan leiden.

De bekleding reinigen met speciale middelen, bijvoorbeeld droogschuim en der-gelijke.

Nappaleer

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

Het leer moet, afhankelijk van het gebruik, regelmatig worden verzorgd.

Normaal reinigenVerontreinigd leer met een enigszins vochtige katoenen of wollen doek schoon-maken.

ä

ä

ä

Sterkere verontreinigingLet erop dat het leer nergens te nat wordt en dat er geen water in de naden sij-pelt.

Het leer met een zachte, droge doek droogwrijven.

Vlekken verwijderenVerse vlekken op waterbasis (zoals koffie, thee, sap, bloed enzovoort) met eenabsorberende doek of keukenrol verwijderen resp. bij een reeds ingedroogde vlekeen geschikt reinigingsmiddel gebruiken.

Verse vlekken op vetbasis (zoals boter, mayonaise, chocolade enzovoort) verwij-deren met een absorberende doek of keukenrol resp. met een geschikt reini-gingsmiddel als de vlek nog niet in het oppervlak is getrokken.

Bij ingedroogde vetvlekken een vetoplossend middel gebruiken.

Speciale vlekken (zoals van balpen, viltstift, nagellak, dispersieverf, schoenpoets)met een voor leer geschikte speciale vlekkenverwijderaar behandelen.

Onderhoud van leerHet leer elk half jaar behandelen met een geschikt leeronderhoudsmiddel.

Reinigings- en onderhoudsmiddel uiterst dun aanbrengen.

Het leer met een zachte, droge doek droogwrijven.

VOORZICHTIG

■ Langdurig parkeren in de brandende zon voorkomen om verkleuring van hetleer te voorkomen. Indien de wagen langere tijd buiten wordt geparkeerd het leertegen directe zonnestraling beschermen door de wagen af te dekken.■ Scherpe voorwerpen van kledingstukken, zoals ritssluitingen, knopen, scherpegespen, kunnen blijvende krassen of schaafplekken in het oppervlak achterlaten.■ Het gebruik van een mechanisch stuurslot kan beschadigingen van het lerenoppervlak van het stuurwiel tot gevolg hebben.

Let op

■ Regelmatig en na elke schoonmaakbeurt een verzorgende crème gebruiken, diebescherming tegen licht biedt en het leer impregneert. De crème voedt het leer,zorgt ervoor dat het leer kan ademen en voorkomt uitdroging. Tegelijkertijdwordt er een beschermende laag op het oppervlak gevormd.■ Het leer elke twee tot drie maanden schoonmaken, nieuwe verontreinigingenindien nodig verwijderen. £

176 Raadgevingen voor het gebruik

Page 180: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

■ Ook de leerkleur onderhouden. Afwijkende plekken naar behoefte met een spe-ciaal gekleurde leercrème opfrissen.■ Leer is een natuurlijk materiaal met specifieke eigenschappen. Bij het gebruikvan de wagen kunnen in de leren bekleding optische veranderingen ontstaan (bij-voorbeeld vouwen of kreuken als gevolg van de belasting van de bekleding).

Veiligheidsgordels

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 171 en volg deze op.

De veiligheidsgordels schoon houden!

Vervuilde veiligheidsgordels met mild zeepsop schoonmaken, grotere vervuilingmet een zachte borstel verwijderen!

De staat van de veiligheidsgordels regelmatig controleren.

Bij een sterk vervuilde gordelband kan het oprollen van de automatische gordelworden belemmerd.

ATTENTIE

■ De veiligheidsgordels mogen voor het schoonmaken niet worden uitge-bouwd.■ Veiligheidsgordels nooit chemisch reinigen omdat chemische reinigingsmid-delen het materiaal kunnen beschadigen. De veiligheidsgordels mogen ookniet met bijtende vloeistoffen (zuren en dergelijke) in contact komen.■ Gordels met beschadigingen aan de stof, de verbindingen, de oprolautomaatof het slotgedeelte door een specialist laten vervangen.■ De gordels moeten volledig droog zijn voordat ze worden opgerold.

ä

177Verzorging en reiniging van de wagen

Page 181: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Controleren en bijvullen

Brandstof

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Tanken 178Loodvrije benzine 179Dieselolie 180

Aan de binnenzijde van de tankklep vindt u de juiste brandstofsoort voor uw wa-gen, evenals de bandenmaat en de bandenspanning » Afbeelding 140 - .

ATTENTIE

Bij het meenemen van een jerrycan moeten de wettelijke voorschriften in achtworden genomen. Om veiligheidsredenen adviseren wij geen jerrycan mee tenemen. Bij een ongeval kan de jerrycan worden beschadigd en kan brandstofwegstromen - brandgevaar!

VOORZICHTIG

■ De brandstoftank nooit helemaal leegrijden! De onregelmatige brandstofvoor-ziening kan leiden tot overslaan van de ontsteking, wat tot zware schade aanmotoronderdelen en het uitlaatsysteem kan leiden.■ Gemorste brandstof direct van de wagenlak verwijderen - gevaar voor lakscha-de!

Tanken

Afbeelding 140 Rechterachterzijde: Tankklep openen / tankklep met losge-schroefde tankdop

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 178 en volg deze op.

De tankklep wordt automatisch met de centrale vergrendeling vergrendeld resp.ontgrendeld.

Tankklep openen› In het midden van het linkergedeelte van de tankklep drukken » Afbeelding 140

- .› De tankdop linksom eruit draaien en van boven op de tankklep steken » Af-

beelding 140 - .

Tankklep sluiten› De tankdop rechtsom vastdraaien, totdat deze hoorbaar vergrendelt.› De tankklep sluiten tot deze vergrendelt.

VOORZICHTIG

■ Vóór het tanken is het noodzakelijk de extra verwarming (interieurvoorverwar-ming en -ventilatie) uit te schakelen.■ Zodra het correct bediende automatische vulpistool de eerste keer afslaat, is debrandstoftank vol. Niet meer bijvullen, omdat anders het benodigde volume voorhet uitzetten van de brandstof wordt gevuld.

Let op

De tankinhoud bedraagt circa 60 liter, waarvan 10,5 liter reserve.

ä

178 Raadgevingen voor het gebruik

Page 182: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Loodvrije benzine

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 178 en volg deze op.

Uw wagen is alleen geschikt voor het rijden op loodvrije benzine die aan de normEN 228 voldoet (in Duitsland ook DIN 51626 - 1 resp. E10 voor loodvrije benzinemet octaangetal RON 95 en RON 91 of DIN 51626 - 2 resp. E5 voor loodvrije benzi-ne met octaangetal RON 95 en RON 98).

Voorgeschreven brandstof - loodvrije benzine RON 95/91Loodvrije benzine RON 95 gebruiken. Er kan eveneens loodvrije benzine RON 91worden gebruikt, maar dit leidt tot een licht vermogensverlies.

Als u in geval van nood benzine met een lager dan het voorgeschreven octaange-tal moet tanken, mag u de rit alleen met gemiddelde toerentallen en een geringe-re motorbelasting voortzetten. Door hoge motortoerentallen of een grote motor-belasting kan de motor zware schade oplopen! Zo snel mogelijk weer benzinemet het voorgeschreven octaangetal tanken.

Voorgeschreven brandstof - loodvrije benzine min. RON 95Loodvrije benzine RON 95 gebruiken.

Als loodvrije benzine RON 95 niet beschikbaar is, kan in geval van nood benzineRON 91 worden getankt. De rit daarna slechts voortzetten met matige toerental-len en een minimale motorbelasting. Door hoge motortoerentallen of een grotemotorbelasting kan de motor zware schade oplopen! Zo snel mogelijk weer ben-zine met het voorgeschreven octaangetal tanken.

Benzine met een lager octaangetal dan RON 91 mag zelfs in noodsituaties nietworden getankt, omdat er anders ernstige schade aan de motor kan optreden!

Loodvrije benzine met een hoger octaangetalLoodvrije benzine met een hoger octaangetal dan voorgeschreven kan zonder be-perkingen worden gebruikt.

Bij wagens waarvoor loodvrije benzine RON 95/91 wordt voorgeschreven, zorgthet gebruik van benzine met een hoger octaangetal dan RON 95 niet voor eenmerkbare vermogenstoename of een lager brandstofverbruik.

Bij wagens waarvoor loodvrije benzine RON min. 95 wordt voorgeschreven, kanhet gebruik van benzine met een hoger octaangetal dan RON 95 voor een vermo-genstoename en een lager brandstofverbruik zorgen.

ä

Voorgeschreven brandstof - loodvrije benzine RON 98/95Loodvrije benzine RON 98 gebruiken. Er kan eveneens loodvrije benzine RON 95worden gebruikt, maar dit leidt tot een licht vermogensverlies.

Als loodvrije benzine RON 98 of RON 95 niet beschikbaar is, kan in geval van noodbenzine RON 91 worden getankt. De rit daarna slechts voortzetten met matigetoerentallen en een minimale motorbelasting. Door hoge motortoerentallen ofeen grote motorbelasting kan de motor zware schade oplopen! Zo snel mogelijkweer benzine met het voorgeschreven octaangetal tanken.

Benzine met een lager octaangetal dan RON 91 mag zelfs in noodsituaties nietworden getankt, omdat er anders ernstige schade aan de motor kan optreden!

Brandstoftoevoegingen (additieven)Alleen loodvrije benzine gebruiken die aan de norm EN 228 voldoet (in Duitslandook DIN 51626 - 1 resp. E10 voor loodvrije benzine met octaangetal RON 95 enRON 91 of DIN 51626 - 2 resp. E5 voor loodvrije benzine met octaangetal RON 95en RON 98). Deze brandstoffen voldoen aan alle voorwaarden voor een pro-bleemloos draaien van de motor. Daarom adviseren wij u geen brandstoftoevoe-gingen aan de brandstof toe te voegen.

VOORZICHTIG

■ Alle ŠKODA-wagens met benzinemotor mogen alleen met loodvrije benzineworden gebruikt. Slechts één keer tanken van loodhoudende benzine leidt al toternstige beschadiging van de katalysator!■ Als benzine met een lager dan voorgeschreven octaangetal wordt gebruikt, kande motor ernstige schade oplopen.■ In geen geval mogen er metaalhoudende brandstoftoevoegingen worden ge-bruikt, met name mangaan en ijzer zijn zeer schadelijk. Er mogen geen metaal-houdende LRP brandstoffen (lead replacement petrol) worden gebruikt. Andersbestaat gevaar voor zware schade aan motoronderdelen of het uitlaatsysteem!■ Er mogen geen metaalhoudende brandstoffen worden gebruikt. Anders bestaatgevaar voor zware schade aan motoronderdelen of het uitlaatsysteem!■ Het gebruik van ongeschikte brandstoftoevoegingen kan leiden tot zware scha-de aan motoronderdelen en het uitlaatsysteem.

179Controleren en bijvullen

Page 183: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Dieselolie

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 178 en volg deze op.

Uw wagen is alleen geschikt voor dieselolie die aan de norm EN 590 voldoet (inDuitsland ook DIN 51628, in Oostenrijk ook ÖNORM C 1590, in Rusland ook GOSTR 52368-2005 / EN 590:2004).

Winterse omstandigheden - WinterdieselIn het koude jaargetijde dieselolie gebruiken die voldoet aan de norm EN 590 (inDuitsland ook DIN 51628, in Oostenrijk ook ÖNORM C 1590, in Rusland ook GOSTR 52368-2005 / EN 590:2004). "Winterdiesel" is bij -20 °C nog volledig geschiktvoor gebruik.

In landen met andere klimatologische omstandigheden wordt meestal dieselolieaangeboden die andere temperatuureigenschappen bezit. De ŠKODA Servicepart-ners en de tankstations zijn op de hoogte van de in het betreffende land gebruik-te dieselolie.

Brandstoffilter-voorverwarmingDe wagen is uitgerust met een brandstoffilter-voorverwarmingssysteem. Door ditsysteem is de betrouwbaarheid van de dieselolie tot ongeveer -25 °C gewaar-borgd.

BrandstoftoevoegingenBrandstoftoevoegingen, zogeheten "vloeiverbeteraars" (benzine en soortgelijkemiddelen), mogen niet worden toegevoegd aan de dieselolie.

VOORZICHTIG

■ Slechts een keer tanken van dieselolie die niet voldoet aan de voorgeschrevennorm kan al tot beschadiging van onderdelen van de motor, het brandstofsys-teem en het uitlaatsysteem leiden!■ Als u per ongeluk een andere brandstof dan dieselolie volgens bovengenoemdenormen (bijvoorbeeld benzine) hebt getankt, niet de motor starten of het contactinschakelen! Dit kan zware schade aan de motor veroorzaken! Wij adviseren dereiniging van het brandstofsysteem door een ŠKODA Servicepartner te laten uit-voeren.■ Water in het brandstoffilter kan leiden tot motorstoringen.■ Uw wagen is niet aangepast voor het gebruik van biobrandstof (RME), daarommag deze brandstof niet worden getankt en gebruikt. Het gebruik van biobrand-stof (RME) kan zware schade veroorzaken aan de motor of het brandstofsysteem.

äMotorruimte

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Motorkap openen en sluiten 182Overzicht motorruimte 182Motoroliepeil controleren 183Motorolie bijvullen 183Motorolie verversen 184Koelvloeistof 184Koelvloeistofpeil controleren 185Koelvloeistof bijvullen 185Koelluchtventilator 186Remvloeistofpeil controleren 186Remvloeistof verversen. 186Ruitensproeierinstallatie 187

Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijvoorbeeld het controleren en bijvullenvan bedrijfsvloeistoffen, kunnen letsel, verbrandingen, ongevallen en brandontstaan. Daarom moeten de onderstaand weergegeven waarschuwingen ende algemene veiligheidsregels beslist in acht worden genomen. De motorruimtevan de auto is een gevaarlijke omgeving.

ATTENTIE

■ De motorkap nooit openen als u ziet dat er stoom of koelvloeistof uit de mo-torruimte komt - gevaar voor verbranding! Wachten totdat er geen stoom ofkoelvloeistof meer naar buiten komt.■ Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens het rijden altijd geslotenzijn. Daarom moet na het sluiten van de motorkap altijd worden gecontroleerdof de kap goed is vergrendeld.■ Als u tijdens het rijden merkt dat de kap niet goed is vergrendeld, stop dandirect en sluit de motorkap - gevaar voor ongevallen!■ De motor afzetten en de sleutel uit het contact trekken.■ Bij wagens met schakelbak de neutraalstand inschakelen, bij wagens metautomatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P zetten.■ De handrem stevig aantrekken. £

180 Raadgevingen voor het gebruik

Page 184: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

■ De motor laten afkoelen.■ Kinderen bij de motorruimte weghouden.■ Geen hete motoronderdelen aanraken - gevaar voor verbranding!■ Nooit bedrijfsvloeistoffen op de warme motor morsen. Deze vloeistoffen(bijvoorbeeld de in de ruitensproeiervloeistof aanwezige antivries) kunnenontbranden!■ Kortsluiting in het elektrische systeem voorkomen - vooral bij de accu.■ Nooit in de koelluchtventilator grijpen, zolang de motor warm is. De koel-luchtventilator kan plotseling worden ingeschakeld!■ Nooit de vuldop van het koelvloeistofexpansiereservoir openen, zolang demotor warm is. Het koelsysteem staat onder druk!■ De vuldop bij het openen met een grote doek afdekken om gezicht, handenen armen tegen hete damp of hete koelvloeistof te beschermen.■ Geen voorwerpen, zoals poetsdoeken of gereedschap, in de motorruimte la-ten liggen.■ Wanneer er onder de wagen moet worden gewerkt, moet de wagen tegenwegrollen zijn beveiligd en met passende steunbokken goed worden onder-steund, de krik is hiervoor onvoldoende - gevaar voor verwondingen!■ Als er werkzaamheden aan de motor moeten worden uitgevoerd terwijl de-ze draait, bestaat er gevaar door draaiende delen (bijvoorbeeld de geribderiem, de dynamo, de koelluchtventilator) en door de hoogspanningsontste-king. Tevens moet op het volgende worden gelet.■ Nooit de elektrische bedrading van het ontstekingssysteem aanraken.■ Sieraden, losse kledingstukken en lange haren altijd uit de buurt houdenvan de draaiende delen van de motor - levensgevaarlijk!. Vóór aanvang vande werkzaamheden sieraden verwijderen, lange haren opsteken en alle kle-dingstukken nauw laten aansluiten.

■ Wanneer werkzaamheden aan het brandstofsysteem of aan de elektrischeinstallatie noodzakelijk zijn, ook op de volgende waarschuwingsaanwijzingenletten.■ Altijd de accu van de wagen losmaken van de elektrische installatie.■ Niet roken.■ Nooit in de buurt van open vuur werken.■ Altijd een werkende brandblusser binnen handbereik hebben.

VOORZICHTIG

■ Alleen bedrijfsvloeistoffen bijvullen die aan de voorgeschreven specificaties vol-doen. Anders zijn ernstige storingen en motorschade het gevolg!■ De motorkap nooit openen aan de borghendel - gevaar voor beschadiging.

Milieu-aanwijzing

Vanwege de milieuvriendelijke afvoer van bedrijfsvloeistoffen, het vereiste speci-ale gereedschap en de noodzakelijke kennis adviseren wij de bedrijfsvloeistoffenvan uw wagen door een ŠKODA Servicepartner in het kader van een Grote Onder-houd Service te laten vervangen.

Let op

■ Raadpleeg bij vragen over de bedrijfsvloeistoffen een ŠKODA Servicepartner.■ Bedrijfsvloeistoffen met de juiste voorgeschreven specificaties zijn verkrijgbaaruit het originele ŠKODA accessoireprogramma.

181Controleren en bijvullen

Page 185: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Motorkap openen en sluiten

Afbeelding 141 Ontgrendelingshendel van motorkap / grille: Ontgrendelings-hendel

Afbeelding 142Ondersteunen van de motorkapmet de motorkapsteun

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Motorkap openen› Aan de ontgrendelingshendel onder het dashboard 1 trekken » Afbeelding

141.› De motorkap springt door veerkracht uit zijn vergrendeling.› Voor het openen van de motorkap controleren of de ruitenwisserarmen niet

van de voorruit zijn weggeklapt, omdat er in dat geval schade aan de lak kanontstaan.

› De ontgrendelingshendel in pijlrichting 2 drukken » Afbeelding 141, de motor-kap wordt ontgrendeld.

› De motorkap vastpakken en optillen.

ä

› De motorkapsteun in pijlrichting 3 uit de houder nemen en de geopende mo-torkap ondersteunen door het uiteinde van de steun in de hiervoor bedoeldeopening 4 te steken » Afbeelding 142.

Motorkap sluiten› De motorkap iets optillen en de motorkapsteun loshaken. De motorkapsteun in

de daarvoor bestemde houder drukken.› De motorkap vanuit een hoogte van circa 20 cm in de vergrendeling van de

slotplaat laten vallen - de kap niet nadrukken!› Controleren of de motorkap goed gesloten is.

Overzicht motorruimte

Afbeelding 143 1,8 l/118 kW TSI benzinemotor

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Koelvloeistofexpansiereservoir 185Ruitensproeiervloeistofreservoir 187Motorolievulopening 183Motoroliepeilstok 183Remvloeistofreservoir 186Accu (onder een afdekking) 187£

ä1

2

3

4

5

6

182 Raadgevingen voor het gebruik

Page 186: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

De indeling van de motorruimte is bij alle benzine- en dieselmotoren praktisch ge-lijk.

Motoroliepeil controleren

Afbeelding 144Oliepeilstok

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

De oliepeilstok geeft het motoroliepeil aan » Afbeelding 144.

Oliepeil controleren› Verzeker u ervan dat de wagen op een vlakke ondergrond staat en dat de mo-

tor op bedrijfstemperatuur is.› De motor afzetten.› De motorkap openen.› Een paar minuten wachten tot de motorolie in de carterpan is teruggestroomd

en de oliepeilstok verwijderen.› De oliepeilstok met een schone doek afvegen en tot aan de aanslag weer erin

schuiven.› De oliepeilstok er vervolgens weer uittrekken en het oliepeil aflezen.

Oliepeil in gebied A› Er mag geen olie worden bijgevuld.

Oliepeil in gebied B› Er kan olie worden bijgevuld. Het kan gebeuren dat het oliepeil daarna in ge-

bied A ligt.

ä

Oliepeil in gebied C› Er moet olie worden bijgevuld » Afbeelding 144. Het is voldoende als het olie-

peil daarna in gebied B ligt.

Het is normaal dat de motor olie verbruikt. Afhankelijk van de rijstijl en de ge-bruiksomstandigheden kan het olieverbruik tot circa 0,5 l per 1.000 km bedragen.Tijdens de eerste 5.000 kilometer kan het olieverbruik daarboven liggen.

Daarom moet het oliepeil regelmatig, bij voorkeur bij elke tankstop of voor eenlangere rit, worden gecontroleerd.

Bij zware motorbelasting zoals bijvoorbeeld bij lange ritten over de snelweg in dezomer, bij het rijden met een aanhangwagen of bij het rijden in de bergen moet uproberen het oliepeil in gebied A - echter niet erboven - te houden.

Een te laag oliepeil wordt door het controlelampje in het instrumentenpaneelaangegeven » pagina 25. In dat geval zo snel mogelijk het oliepeil controlerenmet de oliepeilstok. De benodigde hoeveelheid olie bijvullen.

VOORZICHTIG

■ Het motoroliepeil mag in geen geval boven gebied A liggen. Gevaar voor be-schadiging van het uitlaatsysteem!■ Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mogelijkis, de rit niet voortzetten. De motor afzetten en de hulp inroepen van een speci-alist, omdat er anders zware motorschade kan ontstaan.

Let op

Motoroliespecificaties » pagina 221.

Motorolie bijvullen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

› Het motoroliepeil controleren » pagina 183.› De dop van de motorolievulopening losdraaien.› De voorgeschreven olie met telkens 0,5 liter per keer bijvullen » pagina 221,

Specificaties en motorolievulhoeveelheid.› Het oliepeil controleren » pagina 183.› De dop van de vulopening zorgvuldig weer dichtdraaien en de peilstok tot de

aanslag erin schuiven.

ä

183Controleren en bijvullen

Page 187: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Motorolie verversen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

De motorolie moet volgens de in het Serviceplan aangegeven intervallen of vol-gens de service-intervalindicatie worden ververst » pagina 12, Service-intervalin-dicatie.

VOORZICHTIG

Aan de motorolie geen extra additieven toevoegen - gevaar voor schade aan demotor! Schade die door zulke middelen ontstaat, is van garantie uitgesloten.

Let op

Als uw huid met motorolie in contact is gekomen, dan dient u uw huid vervolgensgrondig te wassen.

Koelvloeistof

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Het koelsysteem is af fabriek met koelvloeistof gevuld.

De koelvloeistof bestaat uit water met 40% antivries. Deze mengverhouding ga-randeert niet alleen bescherming tegen bevriezing tot -25 °C, maar beschermtook het koel- en verwarmingssysteem tegen corrosie. Bovendien voorkomt ditkalkafzetting en verhoogt het het kookpunt van de koelvloeistof aanzienlijk.

De concentratie antivries in de koelvloeistof mag u om deze reden ook in de zo-mer of in landen met een warm klimaat niet verlagen door bijvullen met water.Het antivriespercentage in de koelvloeistof moet ten minste 40% bedragen.

Als vanwege het klimaat bescherming tegen strengere vorst wordt vereist, kunt uhet percentage antivries verhogen, echter slechts tot 60% (bescherming tegenbevriezing tot circa -40 °C). Daarna loopt de bescherming tegen bevriezing name-lijk weer terug.

Wagens voor landen met een koud klimaat zijn al af fabriek met koelvloeistof meteen bescherming tegen bevriezing tot circa -35 °C gevuld. Het percentage anti-vries moet in deze landen ten minste 50% bedragen.

ä

ä

Wij adviseren voor het bijvullen alleen koelvloeistof te gebruiken met de aandui-ding die op het koelvloeistofexpansiereservoir is aangegeven » Afbeelding 145.

KoelvloeistofvulhoeveelheidBenzinemotoren Vulhoeveelheid (in liters)

1,2 l/77 kW TSI 7,7

1,4 l/90 kW TSI 7,7

1,8 l/112 kW TSI 8,6

1,8 l/118 kW TSI 8,6

Dieselmotoren Vulhoeveelheid (in liters)

1,6 l/77 kW TDI CR 8,4

2,0 l/81 kW TDI CR 8,6

2,0 l/103 kW TDI CR 8,7

2,0 l/125 kW TDI CR 8,4

VOORZICHTIG

■ Koelvloeistofadditieven die niet voldoen aan de voorgeschreven specificatiekunnen vooral de bescherming tegen corrosie aanzienlijk verminderen.■ De door corrosie ontstane storingen kunnen tot verlies van koelvloeistof enaansluitend daarop tot ernstige motorschade leiden!

Let op

Bij wagens die met een extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventila-tie) zijn uitgerust, is de koelvloeistofvulhoeveelheid circa 1 l groter.

184 Raadgevingen voor het gebruik

Page 188: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Koelvloeistofpeil controleren

Afbeelding 145Motorruimte: Koelvloeistofex-pansiereservoir

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Het koelvloeistofexpansiereservoir bevindt zich in de motorruimte.› De motor afzetten.› De motorkap openen » pagina 180.› Het koelvloeistofpeil op het koelvloeistofexpansiereservoir controleren » Af-

beelding 145. Het koelvloeistofpeil moet bij koude motor tussen de markeringenB (min.) en A (max.) liggen. Bij warme motor kan het peil ook iets boven de

markering A (max.) liggen.

Een te laag koelvloeistofpeil in het koelvloeistofexpansiereservoir wordt door hetcontrolelampje in het instrumentenpaneel » pagina 26, Koelvloeistoftempera-tuur/koelvloeistofpeil aangegeven. Toch raden wij aan het koelvloeistofpeil re-gelmatig via het reservoir te controleren.

Verlies van koelvloeistofKoelvloeistofverlies duidt in de eerste plaats op lekkages. Het is niet voldoendealleen koelvloeistof bij te vullen. Het koelsysteem direct door een specialist latencontroleren.

VOORZICHTIG

Bij een storing die tot oververhitting van de motor leidt, adviseren wij direct eenŠKODA Servicepartner op te zoeken, anders kan ernstige schade aan de motorontstaan.

ä

Koelvloeistof bijvullen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

› De motor afzetten.› De motor laten afkoelen.› Een doek op de dop van het koelvloeistofexpansiereservoir » Afbeelding 145

leggen en de dop voorzichtig losschroeven.› Koelvloeistof bijvullen.› De dop vastdraaien, totdat deze hoorbaar vergrendelt.

Als in geval van nood niet de voorgeschreven koelvloeistof beschikbaar is, geenandere antivries bijvullen. In dit geval eerst alleen water gebruiken. De juistemengverhouding met de voorgeschreven antivries zo snel mogelijk weer dooreen specialist laten herstellen.

Voor het bijvullen alleen nieuwe koelvloeistof gebruiken.

Geen koelvloeistof bijvullen tot boven de markering A (max.) » Afbeelding 145!Overtollige koelvloeistof wordt bij verwarming via het overdrukventiel in de dopvan het expansiereservoir uit het koelsysteem gedrukt.

ATTENTIE

■ De antivries en daarmee de hele koelvloeistof is schadelijk voor de gezond-heid. Contact met de koelvloeistof vermijden. De dampen van de koelvloeistofzijn ook schadelijk voor de gezondheid. Antivries altijd in de originele verpak-king en op een veilige plaats bewaren, buiten bereik van kinderen - vergifti-gingsgevaar!■ Als u koelvloeistofspatten in de ogen hebt gekregen, spoel de ogen dan di-rect met schoon water en consulteer zo snel mogelijk een arts.■ Laat u ook direct medisch behandelen als u per vergissing koelvloeistof hebtgedronken.

VOORZICHTIG

Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van koelvloeistof niet moge-lijk is, de rit niet voortzetten. De motor afzetten en een ŠKODA Servicepartneropzoeken, anders kan ernstige schade aan de motor ontstaan.

ä

185Controleren en bijvullen

Page 189: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Koelluchtventilator

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

De koelluchtventilator wordt door een elektromotor aangedreven en afhankelijkvan de koelvloeistoftemperatuur aangestuurd.

Nadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator ook bij uitgescha-keld contact nog circa 10 minuten verder draaien.

Remvloeistofpeil controleren

Afbeelding 146Motorruimte: Remvloeistofreser-voir

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Het remvloeistofreservoir bevindt zich in de motorruimte.› De motor afzetten.› De motorkap openen » pagina 180.› Het remvloeistofpeil op het reservoir controleren » Afbeelding 146. Het peil

moet altijd tussen de markeringen "MIN" en "MAX" liggen.

Een geringe daling van het vloeistofpeil ontstaat bij het rijden door de slijtage ende automatische bijstelling van de remblokken en is daarom normaal.

Als het vloeistofpeil echter binnen korte tijd duidelijk daalt of tot onder de marke-ring "MIN" zakt, kan dit worden veroorzaakt door een lekkage in het remsysteem.Als het remvloeistofpeil te laag is, wordt dit door het branden van het controlele-lampje in het instrumentenpaneel aangegeven » pagina 29, Remsysteem .

ä

ä

ATTENTIE

Als het vloeistofpeil tot onder de MIN-markering is gedaald, rijd dan niet ver-der - gevaar voor ongevallen! De hulp van een specialist inroepen.

Remvloeistof verversen.

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Remvloeistof trekt vocht aan. De vloeistof neemt dan ook in de loop van de tijdvocht uit de omgeving op. Een te hoog percentage water in de remvloeistof kancorrosie in het remsysteem veroorzaken. Het percentage water verlaagt boven-dien het kookpunt van de remvloeistof.

De remvloeistof moet aan een van de volgende normen resp. specificaties vol-doen:› VW 50114› FMVSS 116 DOT4

ATTENTIE

Bij gebruik van te oude remvloeistof kunnen bij grote belasting van de rem-men luchtbellen in het remsysteem ontstaan. Daardoor wordt de remwerkingen dientengevolge de rijveiligheid negatief beïnvloed.

VOORZICHTIG

De remvloeistof tast de lak van de wagen aan.

ä

186 Raadgevingen voor het gebruik

Page 190: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Ruitensproeierinstallatie

Afbeelding 147Motorruimte: Ruitensproeier-vloeistofreservoir

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 180 en volg deze op.

Het ruitensproeiervloeistofreservoir bevat de reinigingsvloeistof voor de voorruitresp. achterruit en de koplampsproeiers. Het ruitensproeiervloeistofreservoir be-vindt zich in de motorruimte.

De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt circa 3 liter, bij wagens met ko-plampsproeiers circa 5,5 liter.

Gewoon water is niet voldoende om de ruiten en de koplampen intensief te reini-gen. Wij adviseren daarom schoon water met een ruitenreiniger te gebruiken omhet vastzittende vuil te verwijderen (in de winter met antivries).

Ook als de wagen verwarmde ruitensproeiers heeft, moet in de winter toch altijdantivries aan de sproeiervloeistof worden toegevoegd.

Als er geen ruitenreiniger met antivries beschikbaar is, kan ook spiritus wordengebruikt. Het percentage spiritus mag daarbij niet meer dan 15% bedragen. Leterop dat de beveiliging tegen bevriezing bij deze concentratie slechts tot -5 °Cloopt.

VOORZICHTIG

■ In geen geval mag u de ruitensproeiervloeistof mengen met antivries voor deradiateur of andere middelen.■ Als de wagen met koplampsproeiers is uitgerust, mag aan de sproeiervloeistofalleen een reinigingsmiddel worden toegevoegd dat de polycarbonaat coatingvan de koplampen niet aantast.

ä

Let op

Bij het bijvullen van de vloeistof niet de zeef uit het ruitensproeiervloeistofreser-voir verwijderen, omdat de vloeistofslangen anders vervuild kunnen raken en erstoringen aan de ruitensproeierinstallatie kunnen optreden.

Accu

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Accuafdekking 189Accuvloeistofpeil controleren 189Rijden in de winter 189Accu opladen 190Accukabels los- resp. vastmaken 190Accu vervangen 190Automatische verbruikersuitschakeling 191

Bij incorrecte manipulaties aan de accu kunnen beschadigingen optreden, daaromwordt geadviseerd alle werkzaamheden aan de accu door een ŠKODA Service-partner te laten uitvoeren.

Bij werkzaamheden aan de accu of aan de elektrische installatie kunnen verwon-dingen, verbrandingen en gevaar voor ongevallen en brand ontstaan. Daarommoeten de onderstaand weergegeven waarschuwingen en de algemene veilig-heidsregels beslist in acht worden genomen. £

187Controleren en bijvullen

Page 191: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Het accuzuur heeft een sterke bijtende werking, er moet daarom uiterstzorgvuldig mee worden omgegaan. Bij het werken aan de accu beschermendehandschoenen, oog- en huidbeschermers dragen. Bijtende dampen in de luchtzorgen voor irritatie van de luchtwegen en leiden tot ontstekingen aan bind-vlies en luchtwegen. Het accuzuur tast het tandglazuur aan, na contact metde huid ontstaan diepe en moeizaam genezende wonden. Frequent contactmet verdunde zuren veroorzaakt huidziektes (ontstekingen, zweren, kloven).Als de zuren in aanraking komen met water, vindt verdunning plaats die ge-paard gaat met een aanzienlijke warmteontwikkeling.■ De accu niet kantelen, omdat er accuzuur uit de ontluchtingsopeningen vande accu kan lopen. Ogen beschermen door middel van een veiligheidsbril ofveiligheidskap! Er is kans op blindheid! Als u accuzuur in de ogen krijgt, moet uhet betreffende oog een aantal minuten met schoon water spoelen. Daarnaonmiddellijk naar een arts gaan.■ Zuurspatten op de huid of op de kleding direct met zeepsop neutraliserenen met veel water naspoelen. Na inwendig gebruik van accuvloeistof directnaar een arts gaan.■ Kinderen uit de buurt houden van de accu.■ Als een accu wordt geladen, ontstaat een licht ontvlambaar knalgas. Een ex-plosie kan ook worden veroorzaakt door een vonk die ontstaat bij het loskop-pelen van de accu of het lostrekken van een stekkerverbinding bij ingescha-keld contact.■ Door het overbruggen van de accupolen (bijvoorbeeld door metalen voor-werpen, bekabeling) ontstaat kortsluiting. Eventuele gevolgen van kortslui-ting: Smelten van loden strippen, explosie en accubrand, zuurspetters.■ Open vuur en licht, roken en bezigheden waarbij vonken ontstaan, zijn ver-boden. Vonkvorming bij het hanteren van bedrading en elektrische apparatuurvermijden. Bij grote vonken bestaat gevaar voor verwondingen.■ Voor alle werkzaamheden aan de elektrische installatie moeten de motor,het contact alsmede alle elektrische verbruikers worden uitgezet en moet demassakabel (-) van de accu worden losgemaakt. Als u gloeilampjes wilt ver-vangen, moet u de betreffende verlichting uitschakelen.■ Nooit een bevroren of ontdooide accu opladen - explosiegevaar en gevaardoor bijtende werking! Een bevroren accu vervangen.■ Nooit starthulp gebruiken bij accu's met een te laag accuvloeistofpeil - ex-plosiegevaar en gevaar door bijtende werking!■ Nooit een beschadigde accu gebruiken - explosiegevaar! Een beschadigdeaccu direct vervangen.

VOORZICHTIG

■ De kabels van de accu alleen bij uitgeschakeld contact losmaken, omdat andersde elektrische installatie (elektronische componenten) van de wagen kunnenworden beschadigd. Bij het loskoppelen van de accu van het boordnet eerst deminpool (-) van de accu losmaken. Pas daarna de pluspool (+) losmaken.■ Bij het aansluiten van de accu moet u eerst de pluspool (+) en pas daarna deminpool (-) van de accu aansluiten. De aansluitkabels in geen geval verwisselen -kans op brand in de bedrading.■ Let erop dat het accuzuur niet in aanraking komt met de carrosserie, omdat dande lak kan worden aangetast.■ Om de accu tegen UV-stralen te beschermen, mag de accu niet aan direct dag-licht worden blootgesteld.■ Als de wagen gedurende drie tot vier weken niet wordt gebruikt, kan de accuontladen zijn. Dit wordt veroorzaakt doordat enkele apparaten ook in rusttoe-stand stroom verbruiken (bijvoorbeeld regelapparaten). U kunt het ontladen vande accu voorkomen door de minpool van de accu los te koppelen of de accu door-lopend met een zeer lage laadstroom op te laden.■ Als de wagen vaak op korte afstanden wordt gebruikt, laadt de accu niet vol-doende op en kan ontladen raken.

Milieu-aanwijzing

Een afgedankte accu is schadelijk afval voor het milieu. Daarom moet deze inovereenstemming met de nationale wettelijke bepalingen worden afgevoerd.

Let op

Accu's die ouder zijn dan vijf jaar laten vervangen.

188 Raadgevingen voor het gebruik

Page 192: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Accuafdekking

Afbeelding 148 Motorruimte: Polyester afdekking van de accu / kunststofafdekking van de accu

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

De accu bevindt zich in de motorruimte onder een polyester afdekking 1 » Af-beelding 148 resp. onder een kunststof afdekking 2 » Afbeelding 148.› De accuafdekking in pijlrichting 1 openen resp. in pijlrichting op de vergrende-

ling 2 aan de zijkant van de accuafdekking drukken » Afbeelding 148, de af-dekking naar boven klappen en deze verwijderen.

› Het inbouwen van de accuafdekking gebeurt in omgekeerde volgorde.

De rand van de polyester accuafdekking 1 » Afbeelding 148 wordt bij werkzaam-heden aan de accu tussen accu en zijwand van de accuafdekking aangebracht.

Accuvloeistofpeil controleren

Afbeelding 149Accu: Vloeistofpeilmerkteken

ä

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

Wij adviseren het accuvloeistofpeil regelmatig door een specialist te laten contro-leren, met name in de volgende gevallen.

› Bij hoge buitentemperaturen.› Bij lange dagelijkse ritten.› Na het opladen » pagina 190.

Bij wagens die zijn uitgerust met een accu met een kleurindicator, het zogenaam-de magische oog » Afbeelding 149, kan het accuvloeistofpeil aan de hand van deverkleuring worden vastgesteld.

Luchtbellen kunnen van invloed zijn op de kleur van de indicator. Daarom voor decontrole voorzichtig op de indicator tikken.› Zwarte kleur - accuvloeistofpeil in orde.› Kleurloze of lichtgele kleur - accuvloeistofpeil te laag, de accu moet worden ver-

vangen.

Let op

■ Het accuvloeistofpeil van de accu wordt ook regelmatig in het kader van de Gro-te Onderhoud Service bij een ŠKODA Servicepartner gecontroleerd.■ Bij accu's met de aanduiding "AGM" kan het accuvloeistofpeil om technische re-denen niet worden gecontroleerd.■ Wagens met "start-stopsysteem" zijn uitgerust met een accuregelapparaat voorhet controleren van het energieniveau voor de terugkerende motorstart.

Rijden in de winter

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

De accu heeft bij lage temperaturen nog maar een deel van de startcapaciteit diehij bij normale temperaturen heeft.

Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 °C bevriezen.

Wij adviseren daarom, de accu voor het begin van het koude jaargetijde door eenŠKODA Servicepartner te laten controleren en zo nodig te laten opladen.

ä

ä

189Controleren en bijvullen

Page 193: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Accu opladen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

Een geladen accu is een absolute voorwaarde voor het goed starten van de mo-tor.› Het contact en alle elektrische verbruikers uitschakelen.› Alleen bij "snelladen": Beide aansluitkabels loskoppelen (eerst "min", dan

"plus").› De poolklemmen van de acculader op de accupolen klemmen (rood = "plus",

zwart = "min").› Nu de stekker van de acculader in het stopcontact steken en het apparaat in-

schakelen.› Aan het einde van het laadproces: De acculader uitschakelen en de stekker uit

het stopcontact trekken.› Nu de poolklemmen van de acculader losnemen.› De aansluitkabels zo nodig weer op de accu aankoppelen (eerst "plus", dan

"min").

Bij het laden met geringe stroomsterktes (bijvoorbeeld met een hobbylader) hoe-ven de aansluitkabels normaal gesproken niet van de accu te worden losgemaakt.In elk geval de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader in acht nemen.

Voor het volledig laden van de accu moet een laadstroom van een tiende van deaccucapaciteit (of lager) worden ingesteld.

Vóór het laden met hoge stroomsterktes, het zogenaamde "snelladen", moetende beide aansluitkabels echter wel worden losgemaakt.

Het "snelladen" van de accu is gevaarlijk, hiervoor is een speciale acculader envakkennis nodig. Wij adviseren het snelladen van accu's door een specialist te la-ten uitvoeren.

Bij het laden hoeven de afsluitdoppen van de accu niet te worden geopend.

VOORZICHTIG

Bij wagens met "start-stopsysteem" mag de accuklem van de acculader nietrechtstreeks op de minpool van de accu worden aangesloten, maar alleen op demotormassa » pagina 209.

ä

Accukabels los- resp. vastmaken

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

Na het los- en weer vastmaken van de accukabels zijn aanvankelijk de volgendefuncties buiten werking of kunnen niet meer storingvrij worden gebruikt:

Functie Ingebruikname

Elektrische ruitbediening (functiestoringen) » pagina 42

Radio resp. navigatiesysteem - codenummerinvoeren

zie het instructieboekje van deradio resp. het navigatiesysteem

Tijd instellen » pagina 13

De gegevens van de multifunctie-indicatiezijn gewist

» pagina 14

Let op

Wij adviseren de wagen door een ŠKODA Servicepartner te laten controleren, zo-dat alle elektrische systemen weer optimaal werken.

Accu vervangen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

Bij het vervangen van de accu moet de nieuwe accu dezelfde capaciteit, span-ning, stroomsterkte en dezelfde afmetingen hebben. Geschikte accu's zijn ver-krijgbaar bij een ŠKODA Servicepartner.

Wij adviseren de accu door een ŠKODA Servicepartner te laten vervangen, die denieuwe accu vakkundig zal inbouwen en de oude accu met inachtneming van demilieuvoorschriften zal afvoeren.

ä

ä

190 Raadgevingen voor het gebruik

Page 194: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Automatische verbruikersuitschakeling

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 187 en volg deze op.

Door het boordnetmanagement worden bij sterke belasting van de accu automa-tisch verschillende maatregelen getroffen om het ontladen van de accu's te voor-komen: Dat kan door het onderstaande merkbaar zijn:

› Het stationair toerental wordt verhoogd, opdat de dynamo meer stroom levert.› Zo nodig worden grotere stroomverbruikers, bijvoorbeeld stoelverwarming, ach-

terruitverwarming, de spanningsvoorziening van het 12 volt stopcontact, in ver-mogen begrensd of wanneer nodig helemaal uitgeschakeld.

Let op

Ook ondanks eventuele ingrepen van het boordnetmanagement kan de accu ont-laden raken. Bijvoorbeeld wanneer het contact langere tijd is ingeschakeld bij af-gezette motor of wanneer stads- of parkeerlicht bij lang parkeren is ingeschakeld.Door het eventueel uitschakelen van verbruikers komt het rijcomfort niet in ge-vaar en wordt deze uitschakeling door de bestuurder vaak zelfs niet waargeno-men.

ä

191Controleren en bijvullen

Page 195: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Velgen en banden

Wielen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Levensduur van banden 193Omgang met velgen en banden 194Nieuwe banden resp. wielen 194Draairichtinggebonden banden 194Reservewiel 195Wieldop 195Afdekkappen van de wielbouten 196Naafdoppen 196Bandencontrole 196Wielbouten 197Winterbanden 198Sneeuwkettingen 198

ATTENTIE

■ Nieuwe banden leveren ongeveer de eerste 500 km nog niet de optimalegrip, daarom voorzichtig rijden - gevaar voor ongevallen!■ Nooit met beschadigde banden rijden - gevaar voor ongevallen!■ Uitsluitend velgen of banden gebruiken, die door ŠKODA voor uw modelgoedgekeurd zijn. Anders kan de verkeersveiligheid nadelig beïnvloed worden- gevaar voor ongevallen!■ De toegestane maximumsnelheid van de banden mag in geen geval wordenoverschreden - gevaar voor een ongeval door een beschadigde band en ver-lies van controle over de wagen.■ Bij een te lage bandenspanning moet de band een hogere rolweerstandoverwinnen. Hierdoor loopt bij hogere snelheden de temperatuur van de bandsterk op. Dit kan tot het loslaten van het loopvlak en zelfs tot een klapbandleiden.

ATTENTIE (vervolg)

■ Om veiligheidsredenen banden zo mogelijk niet afzonderlijk vervangen,maar ten minste per as. De banden met de grotere profieldiepte moeten altijdop de voorwielen gebruikt worden.■ Nooit banden gebruiken waarvan de toestand en leeftijd niet bekend zijn.■ Uiterlijk als de banden tot op de slijtage-indicatoren zijn versleten, moetenze direct worden vervangen.■ Versleten banden beïnvloeden bij hogere snelheden op nat wegdek het ver-eiste contact met het wegdek nadelig. Er kan "aquaplaning" optreden (onge-controleerde bewegingen van de wagen - "glijden" op nat wegdek).■ Beschadigde velgen of banden direct vervangen.■ Geen zomer- resp. winterbanden gebruiken die ouder zijn dan 6 resp. 4 jaar.■ Wielbouten moeten schoon zijn en licht draaien. Ze mogen echter nooit metvet of olie behandeld worden.■ Wanneer de wielbouten met een te laag aantrekmoment zijn aangetrokken,kunnen de velgen tijdens het rijden losraken - gevaar voor ongevallen! Een tehoog aantrekmoment kan de bouten en de schroefdraad beschadigen en kanleiden tot een blijvende vervorming van de draagvlakken op de velg.■ Bij verkeerde behandeling van de wielbouten kan het wiel tijdens het rijdenlosraken - gevaar voor ongevallen!

VOORZICHTIG

■ Bij gebruik van een reservewiel, dat niet identiek is aan de gemonteerde wielen,rekening houden met » pagina 195, Reservewiel.■ Het voorgeschreven aantrekmoment van de wielbouten bij stalen en lichtmeta-len velgen bedraagt 120 Nm.■ Uw banden niet met olie, vet en brandstof in aanraking laten komen.■ Verloren ventieldoppen direct vervangen.

Milieu-aanwijzing

Een te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik.

Let op

■ Bij het gebruik van de veiligheidsgordels de nationale wettelijke bepalingen inacht nemen.■ Wij adviseren u om alle werkzaamheden aan de banden of wielen bij een ŠKODAServicepartner te laten uitvoeren.■ Wij adviseren u velgen, banden, wieldoppen en sneeuwkettingen uit het origi-nele ŠKODA accessoireprogramma te gebruiken.

192 Raadgevingen voor het gebruik

Page 196: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Levensduur van banden

Afbeelding 150 Bandenprofiel met slijtagemerktekens / geopende tankklepmet een tabel voor bandenmaten en -spanningswaarden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

SlijtagemerktekensIn de profielgroeven van de banden bevinden zich dwars op de rijrichting 1,6 mmhoge slijtagemerktekens. Deze slijtagemerktekens zijn, afhankelijk van het merken type band, gelijkmatig verdeeld over de bandomtrek aangebracht » Afbeelding150. Markeringen op de bandwangen (bijvoorbeeld de letters "TWI" of symbolen)geven de plaats van de slijtagemerktekens aan.

De levensduur van de banden is in belangrijke mate afhankelijk van de onder-staande punten:

BandenspanningEen te lage of te hoge bandenspanning verkort de levensduur van de banden enheeft een ongunstig effect op het rijgedrag van de wagen. De bandenspanning,inclusief die van het reservewiel, minstens eenmaal per maand en voor elke groterit controleren.

De bandenspanningswaarden voor zomerbanden staan aan de binnenzijde vande tankklep » Afbeelding 150 . De bandenspanningswaarden voor winterban-den liggen 20 kPa (0,2 bar) boven die van de zomerbanden.

Voor banden met de maat 205/50 R17 resp. 205/55 R16, die bestemd zijn voor hetgebruik van sneeuwkettingen, gelden dezelfde bandenspanningswaarden alsvoor banden met bandenmaat 225/45 R17 resp. 215/60 R16.

ä

De bandenspanning altijd controleren als de banden koud zijn. Nooit de verhoog-de druk bij warme banden verminderen. Bij een grotere verandering van de bela-ding de bandenspanning overeenkomstig aanpassen.

RijstijlSnel bochtenwerk, snel accelereren en sterk afremmen verhogen de bandenslij-tage.

Wielen balancerenDe wielen van een nieuwe wagen zijn gebalanceerd. Tijdens het rijden kan echterdoor verschillende invloeden een onbalans ontstaan die merkbaar is aan onrust inhet stuurwiel.

Na het vervangen van banden of een bandenreparatie de wielen laten balance-ren.

Verkeerde uitlijningEen verkeerde wieluitlijning voor of achter zorgt niet alleen voor een hogere envaak eenzijdige bandenslijtage, maar heeft ook een negatieve invloed op de rij-veiligheid. Bij extreme bandenslijtage een specialist raadplegen.

Schade aan de bandOm beschadiging van banden en velgen te voorkomen, mogen trottoirs of soort-gelijke obstakels alleen maar langzaam en zo mogelijk onder een rechte hoekworden genomen.

Wij adviseren om banden en velgen regelmatig te controleren op beschadigingen(kerven, scheuren, bulten, vervormingen e.d.). Vreemde voorwerpen uit het ban-denprofiel verwijderen.

Ongewone trillingen of scheeftrekken van de wagen kan duiden op bandenscha-de. Als de verdenking bestaat dat een wiel is beschadigd, direct de snelheid ver-minderen en stoppen! De banden controleren op beschadigingen (bulten, scheu-ren en dergelijke). Als aan de buitenkant geen schade herkenbaar is, met aange-paste snelheid en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde specialist rijden om de wa-gen te laten controleren.

193Velgen en banden

Page 197: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Omgang met velgen en banden

Afbeelding 151Wielen omwisselen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Wielen omwisselenBij duidelijk sterke slijtage van de voorbanden is het aan te bevelen de voorwie-len overeenkomstig het schema » Afbeelding 151 om te wisselen met de achter-wielen. Daardoor krijgen de banden ongeveer dezelfde levensduur.

Voor een gelijkmatige slijtage van alle banden en om de optimale levensduur tebehalen, adviseren wij om elke 10.000 km de wielen om te wisselen.

Banden opslaanWielen markeren voordat ze worden verwijderd, zodat ze bij het opnieuw monte-ren dezelfde draairichting kunnen behouden.

Verwijderde wielen resp. banden koel, droog en zo donker mogelijk bewaren.Banden die niet op een velg zijn gemonteerd, moeten staande worden bewaard.

Nieuwe banden resp. wielen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Op alle vier de wielen alleen radiaalbanden van dezelfde constructie, maat (afro-lomtrek) en met hetzelfde profiel op één as gebruiken.

De voor uw wagen toegestane band-/velgcombinaties staan vermeld in uw auto-papieren.

Kennis van de bandengegevens maakt de juiste keuze gemakkelijker. Bandenhebben op de wang van de band bijvoorbeeld het volgende opschrift:

ä

ä

225/50R 17 91 T

Dit betekent:

225 Bandbreedte in mm

50 Hoogte-/breedteverhouding in %

R Code voor bandconstructie - Radiaal

17 Velgdiameter in inch

91 Belastingindex

T Snelheidscodeletter

Voor banden gelden de volgende snelheidsbegrenzingen:

Snelheidscodeletter Toegestane maximumsnelheid

S 180 km/h

T 190 km/h

U 200 km/h

H 210 km/h

V 240 km/h

W 270 km/h

Y 300 km/h

De productiedatum staat ook op de bandwang (eventueel aan de binnenzijde vande band).

DOT ... 20 12...

betekent bijvoorbeeld dat de band in week 20 van het jaar 2012 is geproduceerd.

Indien alleen een noodreservewiel beschikbaar is, moet op het volgende wordengelet » pagina 195, Reservewiel.

Draairichtinggebonden banden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

De draairichting is door een pijl op de wang van de band gekenmerkt. De zo aan-gegeven draairichting moet beslist in acht worden genomen. Alleen zo komen deoptimale eigenschappen van deze band met betrekking tot grip, afrolgeluid, slijta-ge en aquaplaning volledig tot hun recht. £

ä

194 Raadgevingen voor het gebruik

Page 198: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Als een wiel in een uitzonderingsgeval tegen de draairichting in moet worden ge-monteerd, voorzichtig rijden omdat de optimale eigenschappen van de band indeze situatie niet meer gelden.

Reservewiel

Afbeelding 152Bagageruimte: Reservewiel

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Het reservewiel bevindt zich in de kuip onder de bekleding in de bagageruimte enis bevestigd met een speciale bout » Afbeelding 152.

Het is belangrijk de bandenspanning van het reservewiel te controleren (bij voor-keur bij elke bandenspanningscontrole - zie de sticker op de tankklep » pagina193), zodat het reservewiel op elk moment kan worden gemonteerd.

Als het reservewiel qua afmetingen of uitvoering afwijkt van de banden waarmeewordt gereden (bijvoorbeeld bij winterbanden, draairichtinggebonden banden),mag het reservewiel alleen in geval van pech korte tijd en met een voorzichtigerijstijl worden gebruikt » .

Het wiel moet zo snel mogelijk weer door een normaal wiel met de correcte af-metingen worden vervangen.

NoodreservewielOf uw wagen met een noodreservewiel is uitgerust, kunt u zien aan een waar-schuwingssticker op de velg van het noodreservewiel.

Bij het rijden met een noodreservewiel de volgende aanwijzingen in acht nemen:› Na de montage van het wiel mag de waarschuwingssticker niet zijn afgedekt.› Met dit noodreservewiel niet sneller rijden dan 80 km/h en bij het rijden bijzon-

der alert zijn. Volgas accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochtenvermijden.

ä

› De bandenspanning van dit reservewiel is gelijk aan de maximale bandenspan-ning voor de standaard gemonteerde banden.

› Dit noodreservewiel alleen gebruiken tot aan de dichtstbijzijnde specialist, om-dat dit wiel niet bestemd is voor continu gebruik.

ATTENTIE

■ In geen geval een beschadigd reservewiel gebruiken.■ Als het reservewiel qua afmetingen of uitvoering afwijkt van de bandenwaarmee wordt gereden, nooit sneller rijden dan 80 km/h (50 mph). Volgasaccelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten vermijden.

VOORZICHTIG

De aanwijzingen op de sticker van het noodreservewiel opvolgen.

Let op

Voor de bandenspanning van het reservewiel moet altijd de hoogste banden-spanning die voor de wagen is voorgeschreven, worden aangehouden.

Wieldop

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Lostrekken› De draadbeugel uit het wagengereedschap vasthaken aan de versterkte rand

van de wieldop.› De wielsleutel door de beugel schuiven, de wielsleutel op de band laten rusten

en de wieldop lostrekken.

Inbouwen› De wieldop eerst bij de uitsparing voor het ventiel op de velg drukken. Vervol-

gens de wieldop zodanig op de velg drukken, tot deze over de gehele omtrekcorrect vastklikt. £

ä

195Velgen en banden

Page 199: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

■ De wieldop met de hand aandrukken, niet erop slaan! Bij krachtige slagen, voor-al op die plaatsen waar de wieldop nog niet op de velg zit, kan de geleiding en decentrering van de wieldop worden beschadigd.■ Voor de montage van de wieldop op een stalen velg waarbij een antidiefstal-wielbout is aangebracht, controleren of de antidiefstalwielbout in de boring bijhet ventiel is aangebracht » pagina 205, Wielen beveiligen tegen diefstal.■ Wanneer naderhand wieldoppen worden gemonteerd, erop letten dat voldoen-de luchttoevoer voor de koeling van het remsysteem is gewaarborgd.

Afdekkappen van de wielbouten

Afbeelding 153Afdekkap lostrekken

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Lostrekken› De kunststof klem zo ver over de afdekkap schuiven, dat de haken aan de bin-

nenzijde van de klem tegen de kraag van de afdekkap komen en vervolgens deafdekkap lostrekken » Afbeelding 153.

Inbouwen› De afdekkappen tot de aanslag op de wielbouten schuiven.

De afdekkappen bevinden zich in de kom van de bagageruimte.

ä

Naafdoppen

Afbeelding 154Naafdoppen bij lichtmetalen vel-gen lostrekken

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Lostrekken› Voorzichtig de naafdop met behulp van de draadbeugel uit het wagengereed-

schap verwijderen » Afbeelding 154.

Bandencontrole

Afbeelding 155Toets voor het instellen van debandenspanningswaarde

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

De bandencontrole vergelijkt met behulp van de ABS-sensoren het toerental ende afrolomtrek van de afzonderlijke banden. Bij een verandering van de afrolom-trek van een wiel gaat het controlelampje in het instrumentenpaneel » pagina28, Bandenspanning branden en klinkt er een akoestisch signaal. £

ä

ä

196 Raadgevingen voor het gebruik

Page 200: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

De afrolomtrek van een band kan veranderen, als:› de bandenspanning te laag is,› de structuur van de band beschadigd is,› de wagen eenzijdig beladen is,› de wielen van één as zwaarder zijn belast (bijvoorbeeld bij het rijden met een

aanhangwagen of bij bergop of bergaf rijden),› sneeuwkettingen gemonteerd zijn,› het reservewiel gemonteerd is,› een wiel per as is vervangen.

Basisinstelling van het systeem

Na een verandering van de bandenspanning, het vervangen van een of meer wie-len, een positieverandering van een wiel op de wagen (bijvoorbeeld omwisselenvan de wielen tussen de assen) of als het controlelampje tijdens het rijden gaatbranden, moet als volgt een basisinstelling van het systeem worden uitgevoerd.› Alle banden op de voorgeschreven spanning brengen » pagina 193.› Het contact inschakelen.› De toets » Afbeelding 155 langer dan 2 seconden indrukken. Tijdens het

indrukken van de toets brandt het controlelampje . Tegelijkertijd wordt hetgeheugen van het systeem gewist en wordt de nieuwe kalibratie gestart, watwordt bevestigd met een akoestisch signaal en daaropvolgend het doven vanhet controlelampje .

› Als het controlelampje na de basisinstelling niet dooft, is er een storing in hetsysteem aanwezig. Een specialist opzoeken.

Het controlelampje brandtAls de bandenspanning van ten minste een wiel aanzienlijk lager is dan de opge-slagen basiswaarde, brandt het controlelampje » .

Het controlelampje knippertAls het controlelampje knippert, is er sprake van een systeemstoring. Een specia-list opzoeken en de storing laten verhelpen.

ATTENTIE

■ Als het controlelampje gaat branden, moet direct de snelheid worden ver-laagd en heftige stuur- en remmanoeuvres worden vermeden. Bij de eerstvol-gende gelegenheid direct stoppen en zowel de banden als de bandenspan-ning controleren.■ Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een sportieve rijstijl en opgladde of onverharde wegen) kan het controlelampje vertraagd of helemaalniet gaan branden.■ De bestuurder blijft ondanks de bandenspanningscontrole echter te allentijde zelf verantwoordelijk voor de bandenspanning. Daarom moet de banden-spanning regelmatig worden gecontroleerd.

Let op

■ De bandenspanningscontrole vervangt de regelmatige bandenspanningscon-trole niet, omdat het systeem een gelijkmatig drukverlies niet kan herkennen.■ De bandenspanningscontrole kan bij een zeer snel teruglopende bandenspan-ning niet waarschuwen, bijvoorbeeld bij een klapband. In zo'n geval proberen dewagen voorzichtig zonder heftige stuurbewegingen en zonder al te sterk afrem-men tot stilstand te brengen.■ Om een correcte werking van de bandenspanningscontrole te waarborgen,moet elke 10.000 km of 1x per jaar de basisafstelling opnieuw worden uitgevoerd.

Wielbouten

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Velgen en wielbouten zijn constructief op elkaar afgestemd. Bij het gebruik vanandere velgen, bijvoorbeeld lichtmetalen velgen of wielen met winterbanden,moeten daarom altijd de bijbehorende wielbouten met de juiste lengte en vormworden gebruikt. De bevestiging van de wielen en de werking van het remsys-teem zijn hiervan afhankelijk.

ä

197Velgen en banden

Page 201: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Winterbanden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

In de winter worden de rij-eigenschappen van de wagen door winterbanden be-duidend beter. Zomerbanden hebben op ijs, sneeuw en bij temperaturen onder7 °C vanwege hun constructie (breedte, rubbersamenstelling, profielvorm) mindergrip. Dit geldt vooral voor wagens die met brede banden resp. hogesnelheids-banden uitgerust zijn (codeletter H of V op de bandwang).

Om de best mogelijke rijeigenschappen te verkrijgen, moeten op alle vier de wie-len winterbanden worden gemonteerd met een minimale profieldiepte van 4 mmen mogen de banden niet ouder zijn dan 4 jaar.

Er mogen winterbanden met een lagere snelheidscategorie worden gemonteerdop voorwaarde dat de toegestane topsnelheid van deze banden niet wordt over-schreden ook niet als de mogelijke topsnelheid van de wagen hoger ligt.

Milieu-aanwijzing

Tijdig weer de zomerbanden monteren, want met zomerbanden zijn op sneeuw-en ijsvrije wegen alsmede bij temperaturen boven 7 °C de rijeigenschappen bedui-dend beter, de remweg is korter, er is minder afrolgeluid, de bandenslijtage isminder en het brandstofverbruik is lager.

Sneeuwkettingen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 192 en volg deze op.

Bij winterse wegomstandigheden verbeteren sneeuwkettingen niet alleen detractie, maar ook het remgedrag.

Het gebruik van sneeuwkettingen bij wagens met voorwielaandrijving en wagensmet vierwielaandrijving is verschillend.

Geldt voor wagens met voorwielaandrijvingDe sneeuwkettingen kunnen alleen op de voorwielen worden gemonteerd.

De montage van sneeuwkettingen is om technische redenen alleen bij de volgen-de velg-bandcombinaties toegestaan:

ä

ä

Velgmaat Inpersdiepte (ET) Bandenmaat

6J x 16 50 mm 205/55

7J x 16 45 mm 205/55

6J x 17 45 mm 205/50

Geldt voor wagens met vierwielaandrijvingDe sneeuwkettingen kunnen op de voorwielen worden gebruikt, zoals bij wagenmet voorwielaandrijving. » pagina 198, Geldt voor wagens met voorwielaandrij-ving.

Om de tractie te verhogen, is het gebruik van sneeuwkettingen op de achteras(dus gelijktijdig op voor- en achteras) bij de volgende velg-bandcombinaties toe-gestaan:

Velgmaat Inpersdiepte (ET) Bandenmaat

6J x 16 50 mm 205/55

7J x 16 45 mm 205/55

6J x 17 45 mm 205/50

De montage van sneeuwkettingen is bij de volgende standaard velg-bandcombi-naties alleen toegestaan voor de achteras:

Velgmaat Inpersdiepte (ET) Bandenmaat

7J x 16 45 mm 215/60

7J x 17 45 mm 225/50

Bij het tegelijkertijd gebruik van sneeuwkettingen op de voor- en achteras is demaximale snelheid op 50 km/h begrensd.

Alleen sneeuwkettingen gebruiken waarvan de schakels en sloten niet groter zijndan 12 mm.

Voor het monteren van de sneeuwkettingen de wieldoppen verwijderen.

De nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van snee-uwkettingen en de maximumsnelheid met sneeuwkettingen in acht nemen.

VOORZICHTIG

Bij het rijden op sneeuwvrije trajecten moeten de sneeuwkettingen worden ver-wijderd. Anders beïnvloeden ze de wegligging, beschadigen ze de banden en zijnze snel versleten.

198 Raadgevingen voor het gebruik

Page 202: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Accessoires, wijzigingen en vervanging vanonderdelen

Inleidende informatie

Wanneer de wagen naderhand van accessoires wordt voorzien, onderdelen wor-den vervangen of technische wijzigingen aan de wagen worden doorgevoerd, devolgende aanwijzingen in acht nemen:

› Voor de aankoop van accessoires of onderdelen en alvorens technische wijzi-gingen door te voeren, moet altijd advies worden ingewonnen bij een ŠKODAServicepartner » .

› Indien aan uw wagen technische wijzigingen worden uitgevoerd, dienen dedoor ŠKODA voorgeschreven richtlijnen in acht te worden genomen.

Door het opvolgen van deze richtlijnen en aanwijzingen blijft de verkeersveilig-heid en betrouwbaarheid van uw wagen behouden. De wagen voldoet ook na hetuitvoeren van de wijzigingen aan de wettelijke typegoedkeuring. Meer informatiekrijgt u bij een ŠKODA Servicepartner die ook alle noodzakelijke werkzaamhedenvakkundig voor u kan uitvoeren.

Aanwijzing voor wagens met bijzondere aanbouw- en opbouwdelenTechnische documentatie over uitgevoerde wijzigingen dient te worden bewaarddoor de eigenaar van de wagen om deze later te kunnen overhandigen aan hetdemontagebedrijf. Op deze manier wordt een milieuverantwoorde recycling ge-waarborgd.

Wijzigingen van elektronische onderdelen en de bijbehorende software kunnentot storingen leiden. Vanwege de koppeling van elektronische onderdelen kun-nen deze storingen ook direct de werking van systemen belemmeren, die er ineerste instantie niet mee te maken hebben. Dit houdt in dat de verkeersveiligheidvan de wagen in gevaar kan komen en een verhoogde onderdeelslijtage kan op-treden.

Schade die is ontstaan door technische wijzigingen zonder voorafgaande toe-stemming van ŠKODA is van de garantie uitgesloten - raadpleeg hiertoe het ga-rantiebewijs.

ATTENTIE

■ Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden en veranderingen aan uw wagenkunnen storingen veroorzaken - gevaar voor ongevallen!■ We raden u aan voor uw wagen alleen goedgekeurde originele ŠKODA ac-cessoires en originele ŠKODA onderdelen te gebruiken. Voor originele ŠKODAaccessoires en originele ŠKODA onderdelen is de betrouwbaarheid, veiligheiden geschiktheid voor uw wagen gegarandeerd.■ Bij gebruik van andere producten kunnen we de betrouwbaarheid, veiligheiden geschiktheid voor uw wagen niet beoordelen - zelfs niet als in afzonderlij-ke gevallen een rapport van een officiële technische keuringsdienst of vaneen overheidsinstantie is bijgevoegd.

Let op

Originele ŠKODA accessoires en originele ŠKODA onderdelen zijn verkrijgbaar bijde ŠKODA Servicepartners. Deze kunnen ook de montage van de aangekochteonderdelen vakkundig voor u uitvoeren.

Wijzigingen aan het airbagsysteem

Bij reparaties en technische wijzigingen moeten de richtlijnen van ŠKODA wordenaangehouden.

Wij adviseren wijzigingen en reparaties aan de voorbumper, de portieren, de voor-stoelen, de hemelbekleding of aan de carrosserie alleen door een ŠKODA Service-partner te laten uitvoeren. In al deze wagenonderdelen kunnen systeemcompo-nenten van het airbagsysteem zitten.

ATTENTIE

■ Airbageenheden kunnen niet worden gerepareerd, maar moeten wordenvervangen.■ Nooit uit oude wagens uitgebouwde of uit de recycling voortkomende airba-gonderdelen in de wagen inbouwen. £

199Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen

Page 203: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE (vervolg)

■ Een wijziging aan de wielophanging van de wagen inclusief het gebruik vanniet toegelaten velg-bandcombinaties kan de werking van de airbag verande-ren en het risico op een zware of dodelijke verwonding bij een ongeval verho-gen.■ Bij werkzaamheden aan het airbagsysteem en bij het uit- en inbouwen vansysteemonderdelen vanwege andere reparatiedoeleinden kunnen onderdelenvan het airbagsysteem worden beschadigd. Dat kan tot gevolg hebben dat deairbags in geval van een aanrijding niet juist of helemaal niet werken.

200 Raadgevingen voor het gebruik

Page 204: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Tips om het zelf te doen

Tips om het zelf te doen

Opbergruimte voor verbanddoos en gevarendriehoek

Afbeelding 156 Plaats van de gevarendriehoek / plaats van de verbanddoos

De gevarendriehoek kan met rubber riemen op de bekleding van de achterwandworden bevestigd » Afbeelding 156 - .

Bij de uitvoering met reservewiel kan de gevarendriehoek in een uitneembarebox rechts naast het reservewiel worden opgeborgen » pagina 75.

De verbanddoos kan met behulp van een riem aan de rechterzijde van de bagage-ruimte worden bevestigd » Afbeelding 156 - .

ATTENTIE

De verbanddoos en de gevarendriehoek moeten zodanig zijn bevestigd, datdeze bij een noodstop of een aanrijding niet kunnen losraken en de inzitten-den kunnen verwonden.

Let op

■ De uiterste gebruiksdatum van de verbanddoos in acht nemen.■ Wij adviseren een verbanddoos en een gevarendriehoek uit het origineleŠKODA accessoireprogramma te gebruiken, die bij een ŠKODA Servicepartner ver-krijgbaar is.

Brandblusser

De brandblusser is met een riem in een houder onder de bestuurdersstoel beves-tigd.

De instructies die op de brandblusser zijn aangebracht zorgvuldig doorlezen.

De brandblusser moet door een daartoe bevoegd persoon eenmaal per jaar wor-den gecontroleerd (de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen).

ATTENTIE

De brandblusser moet veilig en zodanig zijn bevestigd, dat deze bij een nood-stop of een aanrijding van de wagen niet kan losraken en de inzittenden kanverwonden.

Let op

■ De brandblusser moet voldoen aan de nationale, wettelijk geldende eisen voorbrandblussers.■ De uiterste gebruiksdatum van de brandblusser in acht nemen. Als de brand-blusser wordt gebruikt na afloop van de vervaldatum, is de juiste werking nietmeer gegarandeerd.■ De brandblusser behoort in sommige landen tot de standaarduitrusting.

Wagengereedschap

Afbeelding 157 Bagageruimte: Voorbeelden plaatsing van het wagengereed-schap £

201Tips om het zelf te doen

Page 205: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Het wagengereedschap en de krik met sticker bevinden zich een een box in debagageruimte » Afbeelding 157; hier is ook plaats voor de afneembare kogelkopvan de trekhaak. De box is met een riem bevestigd. De plaatsing van het wagen-gereedschap kan afwijken afhankelijk van de wagenuitvoering.

Het wagengereedschap bevat de volgende onderdelen (afhankelijk van de uitrus-ting):› bandenafdichtset,› draadbeugel voor het lostrekken van de wieldoppen of de afdekkappen van de

wielbouten,› wielsleutel,› sleepoog,› adapter voor antidiefstalwielbouten,› setje vervangingsgloeilampen,› torx/platte schroevendraaier.

Voordat de krik weer op zijn plaats wordt aangebracht, moet de krikarm geheelworden ingedraaid.

ATTENTIE

■ De af fabriek meegeleverde krik is alleen voor uw wagenmodel bedoeld. Ingeen geval hiermee zwaardere voertuigen of andere lasten opkrikken - ge-vaar voor verwondingen!■ Ervoor zorgen dat het wagengereedschap in de bagageruimte goed is be-vestigd.

Let op

Let erop dat de box altijd met de riem is vastgezet.

Wiel verwisselen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voorbereidende werkzaamheden 203Wiel verwisselen 203Afsluitende werkzaamheden 203Wielbouten losdraaien en vastzetten 204

Wagen opkrikken 204Wielen beveiligen tegen diefstal 205

ATTENTIE

■ Als u langs de rijbaan staat, de alarmlichten inschakelen en de gevarendrie-hoek op de voorgeschreven afstand plaatsen! Hierbij moeten de wettelijkevoorschriften worden opgevolgd. U beschermt daarmee niet alleen uzelf,maar ook de andere weggebruikers.■ Wanneer u bandenpech heeft, de wagen zo ver mogelijk van het rijdendeverkeer parkeren. De plek moet over een zo stevig en vlak mogelijke onder-grond beschikken.■ Als u het wiel op een helling moet verwisselen, blokkeer dan het tegenover-liggende wiel met behulp van een steen of iets dergelijks, om zo de wagen te-gen onverwachts wegrollen te beveiligen.■ Als de wagen naderhand met andere dan de af fabriek gemonteerde bandenwordt uitgerust, moeten de aanwijzingen op » pagina 194 in acht worden ge-nomen.■ De wagen altijd opkrikken terwijl de portieren zijn gesloten.■ Nooit met een lichaamsdeel (bijvoorbeeld arm of been) onder de wagen ko-men, als deze alleen door een krik omhoog wordt gehouden.■ De grondplaat van de krik met geschikte middelen beveiligen tegen mogelijkverschuiven. Een zachte, gladde ondergrond onder de grondplaat van de krikkan tot gevolg hebben, dat de wagen van de krik glijdt. Daarom de krik altijdop een vaste ondergrond plaatsen of een groot en stabiel steunvlak gebrui-ken. Op een gladde ondergrond, zoals klinkers of een tegelvloer, moet eenstroef steunvlak worden gebruikt (bijvoorbeeld een rubber mat).■ Bij opgekrikte wagen nooit de motor starten - gevaar voor verwondingen.■ De krik alleen aanbrengen bij de daarvoor bedoelde steunpunten.

VOORZICHTIG

■ Het voorgeschreven aantrekmoment van de wielbouten bij stalen en lichtmeta-len velgen bedraagt 120 Nm.■ Als de antidiefstalwielbout te strak wordt vastgezet, kunnen beschadigingenaan de antidiefstalwielbout en de adapter ontstaan. £

202 Tips om het zelf te doen

Page 206: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Let op

■ De set antidiefstalwielbouten resp. adapterset is verkrijgbaar bij een ŠKODAServicepartner.■ Bij het verwisselen van een wiel moeten de wettelijke voorschriften worden op-gevolgd.

Voorbereidende werkzaamheden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 202 en volg deze op.

Voor het eigenlijke verwisselen van het wiel moeten de volgende werkzaamhe-den worden uitgevoerd.› De wagen zo ver mogelijk van het rijdende verkeer parkeren. De plaats waar de

wagen wordt geparkeerd moet horizontaal zijn.› Alle passagiers laten uitstappen. Tijdens het repareren van de band mogen de

passagiers niet op de weg staan (bij voorkeur achter de vangrail).› De motor afzetten en de versnellingshendel in de neutraalstand resp. de keu-

zehendel van de automatische versnellingsbak in de P-stand plaatsen.› De handrem stevig aantrekken.› Indien een aanhangwagen is aangekoppeld, dan deze afkoppelen.› Het wagengereedschap » pagina 201 en het reservewiel » pagina 195 uit de

bagageruimte nemen.

Wiel verwisselen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 202 en volg deze op.

Het verwisselen van een wiel indien mogelijk uitvoeren op een horizontaal vlak.› De wieldop » pagina 195 resp. de afdekkappen » pagina 196 verwijderen.› Bij lichtmetalen velgen de naafdop » pagina 196 verwijderen.› Eerst de antidiefstalwielbout en dan de andere wielbouten losdraaien » pagina

205.› De wagen zo ver opkrikken dat het te verwisselen wiel de bodem niet meer

raakt » pagina 204.› De wielbouten verwijderen en op een schone ondergrond leggen (doek, papier

enzovoort).› Het wiel verwijderen.› Het reservewiel aanbrengen en de wielbouten handvast aandraaien.

ä

ä

› De wagen laten zakken.› Met behulp van de wielsleutel de tegenover elkaar liggende wielbouten om en

om (kruiselings) vastdraaien, de antidiefstalwielbout als laatste » pagina 205.› De wieldop/naafdop resp. de afdekkappen aanbrengen.

Let op

■ Alle wielbouten moeten schoon en goed gangbaar zijn.■ In geen geval mogen de wielbouten worden ingevet of ingeolied!■ Bij de montage van draairichtinggebonden banden op de draairichting let-ten » pagina 192.

Afsluitende werkzaamheden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 202 en volg deze op.

Na het verwisselen van het wiel moeten de volgende werkzaamheden wordenuitgevoerd.› Het vervangen wiel in de uitsparing voor het reservewiel opbergen en vastzet-

ten met een speciale bout » Afbeelding 152.› Het wagengereedschap op de daarvoor bestemde plaats opbergen.› Zo snel mogelijk de bandenspanning van het gemonteerde reservewiel contro-

leren.› Het aantrekmoment van de wielbouten zo snel mogelijk met een momentsleu-

tel laten controleren.› De beschadigde band laten vervangen resp. bij een specialist informeren naar

de reparatiemogelijkheden.

Let op

■ Als bij het verwisselen van een wiel wordt geconstateerd dat de wielbouten zijngeoxideerd en zwaar draaien, moeten de bouten voor het controleren van hetaantrekmoment worden vervangen.■ Tot het controleren van het aantrekmoment voorzichtig en slechts met matigesnelheid rijden.

ä

203Tips om het zelf te doen

Page 207: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Wielbouten losdraaien en vastzetten

Afbeelding 158Wiel verwisselen: Wielboutenlosdraaien

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 202 en volg deze op.

Wielbouten losdraaien› De wielsleutel tot de aanslag op de wielbout aanbrengen1).› Het uiteinde van de wielsleutel vastpakken en de bout circa één omwenteling

linksom draaien » Afbeelding 158.

Wielbouten vastdraaien› De wielsleutel tot de aanslag op de wielbout aanbrengen1).› De wielsleutel bij het sleuteluiteinde vastpakken en de bout rechtsom draaien

tot deze vastzit.

ATTENTIE

De wielbouten slechts enigszins losdraaien (circa een omwenteling), zolangde wagen niet met de krik is opgekrikt - gevaar voor ongevallen!

Let op

Als de bouten niet kunnen worden losgedraaid, kunt u voorzichtig met de voet ophet uiteinde van de sleutel drukken. Daarbij kunt u zich het beste aan de wagenvasthouden en zorgen dat u stevig staat.

ä

Wagen opkrikken

Afbeelding 159Wiel verwisselen: Steunpuntenvoor de krik

Afbeelding 160 Krik aanbrengen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 202 en volg deze op.

Voor het plaatsen van de krik het steunpunt kiezen, dat het dichtst bij de lekkeband ligt » Afbeelding 159. Het steunpunt bevindt zich direct onder de markeringop de kunststof afdekking van de dorpel.› De krik onder het steunpunt zo ver omhoogdraaien, tot de klauw van de krik

zich direct onder de verticale rand van de dorpel bevindt.› De krik zodanig aanbrengen, dat de klauw de rand » Afbeelding 160 - onder

de markering omvat. £

ä

1) Voor het los- en vastdraaien van de antidiefstalwielbout de betreffende adapter gebruiken » pagina205.

204 Tips om het zelf te doen

Page 208: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

› Controleren of de grondplaat van de krik met het volledige oppervlak op devaste ondergrond staat en loodrecht onder » Afbeelding 160 de plaats staatwaar de klauw de rand omvat.

› De wagenkrik verder omhoogdraaien tot het wiel net vrij van de grond is.

Wielen beveiligen tegen diefstal

Afbeelding 161Principeafbeelding: Antidiefstal-wielbout met adapter

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 202 en volg deze op.

Bij wagens met antidiefstalwielbouten (één antidiefstalwielbout per wiel) kunnendeze alleen met behulp van de meegeleverde adapter worden losgedraaid resp.vastgezet.› De wieldop van de velg of de afdekkap van de antidiefstalwielbout lostrekken.› De adapter B met de vertande zijde tot de aanslag in de inwendige vertanding

van de veiligheidsbout A aanbrengen, zodat alleen nog de uitwendige zeskantuitsteekt » Afbeelding 161.

› De wielsleutel tot de aanslag op de adapter B schuiven.› De wielbout losdraaien resp. vastdraaien » pagina 204.› Na het verwijderen van de adapter de wieldop weer aanbrengen resp. de af-

dekkap weer op de antidiefstalwielbout monteren.› Het aantrekmoment van de wielbouten zo snel mogelijk met een momentsleu-

tel laten controleren.

Het is raadzaam om het op de kop van de adapter of op de kop van de antidief-stalwielbout ingeslagen codenummer te noteren. Aan de hand van dit nummerkunt u, indien nodig, een reserveadapter bestellen bij een ŠKODA Servicepartner.

Wij adviseren om de adapter voor de wielbouten steeds in de wagen mee te ne-men. Deze moet bij het wagengereedschap worden bewaard.

ä

Bandenafdichtset

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Onderdelen van de bandenafdichtset 206Voorbereidende werkzaamheden voor gebruik van de bandenafdichtset 207Band afdichten en oppompen 207Controle na 10 minuten rijden 208

De bandenafdichtset bevindt zich in een box onder de bekleding van de bagage-ruimte.

Met de bandenafdichtset kunnen beschadigingen aan de banden tot een door-snede van 4 mm, die door scherpe voorwerpen zijn veroorzaakt, veilig worden ge-dicht. Vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld een schroef of een spijker) niet uit deband verwijderen!

De reparatie kan direct op de wagen plaatsvinden.

Het repareren van de band met behulp van de bandenafdichtset vervangt ingeen geval een vakkundige bandenreparatie; deze reparatie is alleen maar be-doeld om de dichtstbijzijnde werkplaats te kunnen bereiken.

De bandenafdichtset mag niet worden gebruikt:› bij schade aan de velg,› bij een buitentemperatuur onder -20 °C (-4 °F),› bij beschadigingen groter dan 4 mm,› bij beschadigingen aan de wang van de band,› als met zeer lage bandenspanning of met een lege band wordt gereden,› als de houdbaarheidsdatum (zie fles met bandenafdichtmiddel) is verstreken. £

205Tips om het zelf te doen

Page 209: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ATTENTIE

■ Als u langs de rijbaan staat, de alarmlichten inschakelen en de gevarendrie-hoek op de voorgeschreven afstand plaatsen! Hierbij moeten de wettelijkevoorschriften worden opgevolgd. U beschermt daarmee niet alleen uzelf,maar ook de andere weggebruikers.■ Wanneer u bandenpech heeft, de wagen zo ver mogelijk van het rijdendeverkeer parkeren. De plek moet over een zo stevig en vlak mogelijke onder-grond beschikken.■ Een met bandenafdichtmiddel gevulde band heeft niet dezelfde rijeigen-schappen als een gewone band.■ Niet sneller dan 80 km/h resp. 50 mph rijden.■ Volgas accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten vermij-den.■ Na 10 minuten rijden de bandenspanning controleren!■ Het bandenafdichtmiddel is schadelijk voor de gezondheid en moet bij huid-contact onmiddellijk verwijderd worden.

Milieu-aanwijzing

Gebruikt of verouderd bandenafdichtmiddel moet met inachtneming van de mili-euvoorschriften worden afgevoerd.

Let op

■ De gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de bandenafdichtset in acht ne-men.■ Een nieuwe fles bandenafdichtmiddel is verkrijgbaar uit het originele ŠKODA ac-cessoireprogramma.■ De met de bandenafdichtset gerepareerde band zo snel mogelijk laten vervan-gen resp. bij een specialist informeren naar de reparatiemogelijkheden.

Onderdelen van de bandenafdichtset

Afbeelding 162 Onderdelen van de bandenafdichtset

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 205 en volg deze op.

De bandenafdichtset bestaat uit de volgende onderdelen:

ventielsleutel,sticker met de snelheidsaanduiding "max. 80 km/h" resp. "max. 50 mph",vulslang met vuldop,luchtcompressor,bandenvulslang,bandenspanningmeter,luchtaftapventiel,aan-uitschakelaar,12 volt kabelstekker,fles met bandenafdichtmiddel,reserve-ventielinzetstuk.

De ventielsleutel 1 heeft aan de onderzijde een gleuf, waarin het ventielinzet-stuk past. Alleen hiermee kan het ventielinzetstuk uit en weer in het ventiel wor-den gedraaid. Dat geldt ook voor het reserve-ventielinzetstuk 11 .

ä

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

206 Tips om het zelf te doen

Page 210: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Voorbereidende werkzaamheden voor gebruik van debandenafdichtset

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 205 en volg deze op.

Voor het gebruik van de bandenafdichtset moeten de volgende voorbereidendewerkzaamheden worden uitgevoerd:› De wagen zo ver mogelijk van het rijdende verkeer parkeren. De plek moet over

een zo stevig en vlak mogelijke ondergrond beschikken.› Alle passagiers laten uitstappen. Tijdens het repareren van de band mogen de

passagiers niet op de weg staan (bij voorkeur achter de vangrail).› De motor afzetten en de versnellingshendel in de neutraalstand resp. de keu-

zehendel van de automatische versnellingsbak in de P-stand plaatsen.› De handrem stevig aantrekken.› Controleren of de reparatie met de bandenafdichtset kan worden uitge-

voerd » pagina 205.› Indien een aanhangwagen is aangekoppeld, dan deze afkoppelen.› Das bandenafdichtset uit het wagengereedschap nemen.› De sticker 2 » Afbeelding 162 in het blikveld van de bestuurder op het dash-

board plakken.› Vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld een schroef of een spijker) niet uit de band

verwijderen.› Het ventieldopje eraf draaien.› Met de ventielsleutel 1 het ventielinzetstuk uit het ventiel draaien en het ven-

tielinzetstuk op een schone ondergrond leggen.

Band afdichten en oppompen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 205 en volg deze op.

Band afdichten› De fles met bandenafdichtmiddel 10 » Afbeelding 162 enkele malen krachtig

schudden.› De vulslang 3 stevig rechtsom op de fles 10 draaien. De folie op de vuldop

wordt hierbij automatisch doorgeprikt.› De sluitstop van de vulslang 3 verwijderen en het open uiteinde op het ventiel

van de band steken.› De fles 10 ondersteboven houden en de gehele inhoud afdichtmiddel uit de fles

in de band vullen.

ä

ä

› De lege fles met bandenafdichtmiddel van het ventiel verwijderen.› Het ventielinzetstuk met ventielsleutel 1 weer in het ventiel draaien.

Band oppompen› De vulslang 5 » Afbeelding 162 van de luchtcompressor stevig op het ventiel

van de band draaien.› Controleren of het luchtaftapventiel 7 dichtgedraaid is.› De motor starten en laten draaien.› De stekker 9 in het 12 volt stopcontact » pagina 79 steken.› De luchtcompressor met de aan-uitschakelaar 8 inschakelen.› De luchtcompressor laten draaien totdat de bandenspanning 2,0 - 2,5 bar be-

draagt. Maximale inschakeltijd 8 minuten » !› De luchtcompressor uitschakelen.› Als de bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar niet wordt bereikt, de vulslang 5 van

het ventiel afschroeven.› De wagen circa 10 meter voor- of achteruitrijden zodat het afdichtmiddel zich in

de band kan "verdelen".› De vulslang van de luchtcompressor 5 opnieuw stevig op het ventiel draaien

en het oppompen herhalen.› Als ook nu de vereiste bandenspanning niet wordt bereikt, dan is de band te

zeer beschadigd. De band kan met de afdichtset niet worden afgedicht » .› De luchtcompressor uitschakelen.› De vulslang 5 van het ventiel losdraaien.

Wanneer een bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar is bereikt, kan de rit met maxi-maal 80 km/h resp. 50 mph worden voortgezet.

Na 10 minuten rijden de bandenspanning controleren » pagina 208, Controle na10 minuten rijden.

ATTENTIE

■ De luchtcompressor en de bandenvulslang kunnen bij het oppompen heetworden - gevaar voor verwondingen!■ De hete vulslang en hete luchtcompressor niet op brandbare materialen leg-gen - brandgevaar!■ Wanneer de band niet tot ten minste 2,0 bar kan worden opgepompt, is debeschadiging te groot. Het afdichtmiddel is niet in staat de band te dichten.Niet verder rijden! Hulp van een specialist inroepen! £

207Tips om het zelf te doen

Page 211: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

De compressor uiterlijk na 8 minuten draaien uitschakelen - gevaar voor overver-hitting! De luchtcompressor enkele minuten laten afkoelen, voordat u deze op-nieuw inschakelt.

Controle na 10 minuten rijden

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 205 en volg deze op.

Na 10 minuten rijden de bandenspanning controleren!

De bandenspanning is 1,3 bar of lager:› Niet verder rijden! De band kan met de afdichtset niet voldoende worden afge-

dicht.› De hulp van een specialist inroepen.

De bandenspanning is 1,3 bar of hoger:› De bandenspanning weer tot de juiste waarde corrigeren (zie binnenzijde van

de tankklep).› De rit voorzichtig voortzetten naar de dichtstbijzijnde specialist met maximaal

80 km/h (50 mph).

Starthulp

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Starthulp uitvoeren 209Starthulp bij wagens met "start-stopsysteem" 209

Als de motor niet aanslaat omdat de accu ontladen is, kan de accu van een anderewagen worden gebruikt om de motor te starten. Daarvoor zijn startkabels nodig.

Beide accu's moeten een nominale spanning van 12 V hebben. De capaciteit (Ah)van de stroomleverende accu mag niet wezenlijk lager zijn dan de capaciteit vande ontladen accu.

ä

StartkabelsAlleen startkabels gebruiken met een voldoende grote diameter en met geïso-leerde poolklemmen. De aanwijzingen van de fabrikant opvolgen.

Pluskabel - kleuraanduiding in het algemeen rood.

Minkabel - kleuraanduiding in het algemeen zwart.

ATTENTIE

■ Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 °C bevriezen. Bij eenbevroren accu niet proberen te starten met behulp van startkabels - explosie-gevaar!■ De waarschuwingsaanwijzingen bij werkzaamheden in de motorruimte op-volgen » pagina 180, Motorruimte.■ De niet-geïsoleerde delen van de poolklemmen mogen in geen geval metelkaar in aanraking komen. Bovendien mag de op de pluspool van de accuaangesloten startkabel niet met elektrisch geleidende delen van de wagen inaanraking komen - gevaar voor kortsluiting!■ De startkabel niet op de minpool van de ontladen accu aansluiten. Doorvonkvorming bij het starten zou knalgas dat uit de accu stroomt, kunnen ont-steken.■ De startkabels zo leggen, dat ze niet door draaiende delen in de motorruim-te kunnen worden geraakt.■ Nooit over de accu heen hangen - gevaar door bijtende werking!■ De sluitdoppen van de accucellen moeten zijn vastgeschroefd.■ Ontstekingsbronnen (open vuur, brandende sigaretten enzovoort) uit debuurt van de accu houden - gevaar voor explosie!■ Nooit starthulp gebruiken bij accu's met een te laag accuvloeistofpeil - ex-plosiegevaar en gevaar door bijtende werking!

Let op

■ Tussen beide wagens mag geen contact bestaan, omdat er anders al bij hetaansluiten van de pluspolen een stroomverbinding tot stand wordt gebracht.■ De ontladen accu moet volgens voorschrift op de elektrische installatie zijn aan-gesloten.■ De autotelefoon uitschakelen resp. voor deze gevallen de gebruiksaanwijzingvan de autotelefoon opvolgen.■ Wij adviseren de startkabels aan te schaffen bij een speciaalzaak voor voertuig-accu's.

208 Tips om het zelf te doen

Page 212: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Starthulp uitvoeren

Afbeelding 163Starten met behulp van de accuvan een andere wagen: A - ont-laden accu, B - stroomleverendeaccu

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 208 en volg deze op.

De startkabels moeten beslist in de onderstaande volgorde worden aangesloten:

Pluspolen met elkaar verbinden› Het ene uiteinde 1 aansluiten op de pluspool » Afbeelding 163 van de ontla-

den accu A .› Het andere uiteinde 2 aansluiten op de pluspool van de stroomleverende accu

B .

Minpool en motorblok met elkaar verbinden› Het ene uiteinde 3 aansluiten op de minpool van de stroomleverende accu B .› Het andere uiteinde 4 aansluiten op een massief, vast met het motorblok ver-

bonden metalen onderdeel of direct op het motorblok zelf.

Motor starten› De motor van de stroomgevende wagen starten en stationair laten draaien.› Nu de motor van de wagen met de ontladen accu starten.› Als de motor niet aanslaat, de startprocedure na circa 10 seconden afbreken en

circa een halve minuut later herhalen.› De startkabels precies in omgekeerde volgorde (zoals hierboven beschreven)

verwijderen.

ä

Starthulp bij wagens met "start-stopsysteem"

Afbeelding 164Starthulp - Start-stopsysteem

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 208 en volg deze op.

Bij wagens met "start-stopsysteem" mag de startkabel nooit direct op de minpoolvan de accu worden aangesloten, maar uitsluitend op het massapunt van de mo-tor » Afbeelding 164.

Wagen afslepen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Sleepoog voor 210Sleepoog achter 211Wagens met een trekhaak 211

Wagens met schakelbak kunnen met een sleepkabel resp. een sleepstang of metopgeheven voor- of achteras worden afgesleept.

Wagens met automatische versnellingsbak kunnen met een sleepkabel resp. eensleepstang of met opgeheven vooras worden afgesleept. Als de wagen wordt ge-sleept met een opgeheven achteras, wordt de automatische versnellingsbak be-schadigd!

Het beste voor de wagen en het veiligste is het om met een sleepstang te rijden.Alleen als er geen geschikte sleepstang beschikbaar is, moet een sleepkabel wor-den gebruikt.

Bij het afslepen moeten de volgende aanwijzingen worden opgevolgd: £

ä

209Tips om het zelf te doen

Page 213: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Bestuurder van de slepende wagen› De koppeling bij het wegrijden uiterst voorzichtig laten opkomen resp. bij een

automatische versnellingsbak bijzonder voorzichtig gas geven.› Bij wagens met schakelbak bij het wegrijden pas gas geven als de kabel strak

staat.

De maximumsleepsnelheid bedraagt 50 km/h.

Bestuurder van de gesleepte wagen› Het contact inschakelen zodat het stuurwiel niet kan blokkeren en de knipper-

lichten, de claxon, de ruitenwissers en de ruitensproeierinstallatie kunnen wor-den ingeschakeld.

› De versnellingsbak in de neutraalstand zetten resp. bij een automatische ver-snellingsbak de keuzehendelstand N selecteren.

In acht nemen dat de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging alleen maarwerken als de motor draait. Bij stilstaande motor moet het rempedaal met aan-zienlijk meer kracht worden ingedrukt en is voor het sturen veel meer kracht no-dig.

Let er bij het gebruik van een sleepkabel op dat de sleepkabel strak blijft staan.

VOORZICHTIG

■ De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aan demotor! Bij wagens met katalysator kan onverbrande brandstof in de katalysatorterechtkomen en daar ontsteken. Dit zou tot ernstige beschadiging van de kata-lysator leiden. Als starthulp kunt u de accu van een andere wagen gebrui-ken » pagina 208, Starthulp.■ Als er door een defect geen versnellingsbakolie meer in de versnellingsbak zit,mag de wagen alleen met opgetakelde aangedreven wielen of met een autoam-bulance resp. aanhangwagen worden vervoerd.■ Als normaal slepen niet mogelijk is of als de sleepafstand groter is dan 50 km,moet de wagen op een speciaal transportvoertuig of een aanhangwagen wordenvervoerd.■ De sleepkabel moet elastisch zijn, zodat beide wagens niet aan schokbelastin-gen worden blootgesteld. Daarom alleen kunststofvezel kabels of kabels vansoortgelijk elastisch materiaal gebruiken.■ U dient er altijd op te letten dat er geen ontoelaatbare trekkrachten en geenschokbelastingen optreden. Bij het slepen over onverharde wegen bestaat altijdhet gevaar, dat de bevestigingsdelen te zwaar worden belast en beschadigd ra-ken.■ De sleepkabel resp. de sleepstang aan het sleepoog resp. aan de afneembarekogelkop van de trekhaak bevestigen » pagina 210, Sleepoog voor resp. » pagina211, Sleepoog achter, » pagina 211, Wagens met een trekhaak.

Let op

■ Wij adviseren een sleepkabel uit het originele ŠKODA accessoireprogramma tegebruiken, die bij een ŠKODA Servicepartner verkrijgbaar is.■ Voor het slepen is een zekere ervaring nodig. Beide bestuurders moeten met debijzonderheden van het slepen vertrouwd zijn. Bestuurders die daarmee geen er-varing hebben, kunnen beter niet afslepen of worden afgesleept.■ Bij het afslepen de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen, vooral metbetrekking tot de te gebruiken markering.■ De sleepkabel mag niet zijn verdraaid, omdat onder bepaalde omstandighedenhet sleepoog voorop uw wagen zou kunnen worden losgedraaid.

Sleepoog voor

Het sleepoog bevindt zich in de box met het wagengereedschap.

Afbeelding 165 Voorbumper: Verwijderen van de afdekking / montage vanhet sleepoog

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 209 en volg deze op.

› Op de bovenste helft van de afdekkap in pijlrichting 1 drukken » Afbeelding165 - .

› De afdekkap uit de voorbumper verwijderen.› Het sleepoog tot de aanslag linksom indraaien » Afbeelding 165 - en deze zo

stevig mogelijk aandraaien. Voor het vastdraaien adviseren wij bijvoorbeeld dewielsleutel, het sleepoog van een andere wagen of een gelijksoortig voorwerpte gebruiken dat door het oog kan worden gestoken.

› Na het eruit draaien van het sleepoog de afdekkap aanbrengen en vastdruk-ken. De afdekkap moet correct vastklikken. £

ä

210 Tips om het zelf te doen

Page 214: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VOORZICHTIG

Het sleepoog moet altijd tot de aanslag worden vastgedraaid en stevig wordenvastgezet, anders kan het sleepoog bij het af- of aanslepen losraken!

Sleepoog achter

Afbeelding 166 Achterbumper: Verwijderen van de afdekking / montage vanhet sleepoog

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 209 en volg deze op.

› Op de bovenste helft van de afdekkap in pijlrichting 1 drukken » Afbeelding166.

› De afdekkap uit de achterbumper verwijderen » Afbeelding 166 - .› Het sleepoog tot de aanslag linksom indraaien » Afbeelding 166 - en deze zo

stevig mogelijk aandraaien. Voor het vastdraaien adviseren wij bijvoorbeeld dewielsleutel, het sleepoog van een andere wagen of een gelijksoortig voorwerpte gebruiken dat door het oog kan worden gestoken.

› Na het eruit draaien van het sleepoog de afdekkap aanbrengen en vastdruk-ken. De afdekkap moet correct vastklikken.

Bij wagens met af fabriek gemonteerde trekhaak zit achter de afdekkap geenmontagegat voor het inschroefbare sleepoog » pagina 211, Wagens met een trek-haak.

VOORZICHTIG

Het sleepoog moet altijd tot de aanslag worden vastgedraaid en stevig wordenvastgezet, anders kan het sleepoog bij het af- of aanslepen losraken!

ä

Wagens met een trekhaak

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 209 en volg deze op.

Bij wagens met af fabriek gemonteerde trekhaak zit achter de afdekking geenmontagegat voor het inschroefbare sleepoog.

Voor het afslepen de afneembare kogelkop gebruiken - Inbouw van de afneem-bare kogelkop, zie de gebruiksaanwijzing van de trekhaak.

Het afslepen met de trekhaak is een volwaardige vervanging voor het afslepenmet het sleepoog.

Indien de trekhaak compleet wordt uitgebouwd, dan moet deze beslist wordenvervangen door de standaard versterking van de achterbumper, waarin ook eenmontagegat voor het sleepoog aanwezig is.

Als deze handelwijze niet wordt opgevolgd kan de auto mogelijk niet aan de na-tionale wettelijke voorschriften voldoen.

VOORZICHTIG

Bij gebruik van een ongeschikte sleepstang kunnen de afneembare kogelkop ende wagen worden beschadigd.

Let op

De afneembare kogelkop moet altijd worden meegenomen, om deze zo nodigvoor het afslepen te gebruiken.

ä

211Tips om het zelf te doen

Page 215: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Zekeringen en gloeilampjes

Zekeringen

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Zekeringen in het dashboard 213Zekeringen in de motorruimte 214

De afzonderlijke stroomcircuits zijn door middel van smeltzekeringen beveiligd.

› Voor het vervangen van een zekering moeten het contact en de betreffendeverbruiker worden uitgeschakeld.

› Vaststellen welke zekering bij de uitgevallen verbruiker hoort » pagina 213, Ze-keringen in het dashboard of » pagina 214, Zekeringen in de motorruimte.

› De kunststof klem uit de houder in de afdekking van de zekeringenhouder ne-men, op de betreffende zekering steken en deze verwijderen.

› Een doorgebrande zekering is aan een doorgesmolten metalen strookje te her-kennen. De doorgebrande zekering door een nieuwe zekering met hetzelfdeampèrage vervangen.

Kleurcode van de zekeringenKleurcode Max. stroomsterkte in ampère

lichtbruin 5

donkerbruin 7,5

rood 10

blauw 15

geel 20

wit 25

groen 30

oranje 40

rood 50

ATTENTIE

Voor aanvang van alle werkzaamheden in de motorruimte beslist de waar-schuwingsaanwijzingen lezen en deze opvolgen » pagina 180, Motorruimte.

VOORZICHTIG

■ Zekeringen niet "repareren" en ook niet vervangen door zwaardere - brandge-vaar! Bovendien kunnen andere delen van de elektrische installatie worden be-schadigd.■ Als een nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer doorbrandt, moet de elek-trische installatie zo snel mogelijk door een specialist worden gecontroleerd.■ Bij het ont- en vergrendelen van het zekeringendeksel moet dit aan de zijkan-ten naar de box worden gedrukt, anders kan het vergrendelingsmechanisme wor-den beschadigd.■ De afdekking van de zekeringenhouder in de motorruimte moet altijd correctworden aangebracht. Als de afdekking niet correct wordt aangebracht, dan kanwater binnendringen en beschadigingen aan de auto veroorzaken!

Let op

■ Wij adviseren altijd reservezekeringen in de wagen mee te nemen. Een doosjereservezekeringen is verkrijgbaar uit het originele ŠKODA accessoireprogramma.■ Bij een verbruiker kunnen meerdere zekeringen horen.■ Meerdere verbruikers kunnen gezamenlijk via een zekering zijn beveiligd.■ Elektrisch verstelbare stoelen zijn beveiligd door automatische zekeringen, diena het verhelpen van de overbelasting na enkele seconden automatisch weerworden ingeschakeld.

212 Tips om het zelf te doen

Page 216: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Zekeringen in het dashboard

Afbeelding 167 Afdekking van de zekeringenhouder in het dashboard / sche-matische weergave van de zekeringenhouder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 212 en volg deze op.

De zekeringen bevinden zich aan de linkerzijde van het dashboard achter een af-dekking.

› De afdekking van de zekeringenhouder met behulp van de contactsleutel ver-wijderen » Afbeelding 167.

› Nadat de zekering vervangen is, de afdekking weer aanbrengen.

Zekeringenoverzicht in het dashboardNr. Verbruiker

1Verwarming van de versnellingsbakontluchting (dieselmotor)regelapparaat voor DSG-versnellingsbak

2-3 Trekhaak

4 Instrumentenpaneel, ruitenwisserhendel, knipperlichthendel, camera

5Aanjager voor verwarming, koelluchtventilator, airconditioning, Clima-tronic

6 Achterruitwisser

7 Telefoon

8 Trekhaak

9Regelapparaat elektrische installatie - binnenverlichtingmistachterlicht

10 Regensensor, lichtschakelaar, diagnoseaansluiting

ä

Nr. Verbruiker

11 Bochtenverlichting linkerzijde

12 Bochtenverlichting rechterzijde

13 Radio, wisselaar voor mobiele navigatie

14 Trekhaak

15 Lichtschakelaar

16 Haldex

17 Regelapparaat voor hoogteverstelling en zwenking koplampen

18 Diagnoseaansluiting, motorregelapparaat, remsensor

19Regelapparaat voor ABS, ESC, schakelaar voor bandencontrole, regel-apparaat voor parkeerhulp, schakelaar voor OFF ROAD-modus, start-stoptoets

20 Schakelaar en airbagregelapparaat

21WIV, achterlicht, dimbare spiegel, druksensor, telefoonvoorbereiding,luchtmassameter

22Instrumentenpaneel, regelapparaat voor elektromechanische stuur-bekrachtiging

23 Centrale vergrendeling en achterklep

24 Ruitbediening achter

25 Achterruitverwarming, interieurvoorverwarming en -ventilatie

26 Stopcontact in bagageruimte

27 Elektrisch schuif-/kanteldak, elektrisch rolgordijn

28 Brandstofpomp, verstuivers

29 Ruitbediening voor

30 Aanstekers voor en achter

31 Koplampsproeiers

32 Stoelverwarming voor, regelaar voor stoelverwarming

33Verwarming, airconditioning, Climatronic, radiografische afstandsbe-diening van de interieurvoorverwarming

34 Alarm, back-up alarm

35 Regelapparaat voor DSG-versnellingsbak

36 Dvd

213Zekeringen en gloeilampjes

Page 217: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Zekeringen in de motorruimte

Afbeelding 168 Afdekking van de zekeringenhouder in de motorruimte /schematische weergave van de zekeringenhouder

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 212 en volg deze op.

Bij enkele wagens moet voor het verwijderen van de afdekking van de zekerin-genhouder de accu-afdekking worden uitgebouwd » pagina 189.

› De afdekking van de zekeringenhouder wordt verwijderd door de borgbeugelA » Afbeelding 168 tot de aanslag naar voren te schuiven. Achter de beugel

wordt het symbool zichtbaar. De afdekking nu verwijderen.› Nadat de zekering is vervangen, de afdekking op de zekeringenhouder aan-

brengen en de borgbeugel A tot de aanslag naar achteren schuiven. Achter debeugel wordt het symbool zichtbaar. De afdekking is vergrendeld.

Zekeringenoverzicht in de motorruimteNr. Verbruiker

F1 Vrij

F2 Regelapparaat voor automatische versnellingsbak

F3 Diagnosekabel

F4 Regelapparaat voor ABS

F5 Regelapparaat voor automatische versnellingsbak

F6 Instrumentenpaneel, ruitenwisserhendel en knipperlichthendel

F7 Voeding contact 15, startmotor

F8 Radio

F9 Telefoon

ä

Nr. Verbruiker

F10 Motorregelapparaat

F11 Regelapparaat voor interieurvoorverwarming en -ventilatie

F12 Regelapparaat voor databus

F13 Motorregelapparaat

F14 Contact

F15 Lambdasonde, brandstofpompvoorgloeisysteem

F16 Regelapparaat elektrische installatie, koplamp rechts, achterlichtrechts

F17 Claxon

F18 Versterker voor digitale soundprocessor

F19 Ruitenwissers voorruit

F20 Regelklep voor brandstofdruk

F21 Lambdasonde

F22 Koppelingspedaalschakelaar, rempedaalschakelaar

F23 Waterpompmagneetklep voor laaddrukbegrenzing, omschakelklep voor koelerbrandstofhogedrukpomp

F24 Absorptie-koolfilter, uitlaatgasterugvoerklep, koelluchtventilator

F25 Regelapparaat voor ABS

F26 Regelapparaat elektrische installatie, koplamp links, achterlicht links

F27 Voorgloeisysteem

F28 Voorruitverwarming

F29 Voeding van het interieur

F30 Contact Xa)

a) Om bij het starten van de motor de accu niet onnodig te belasten, worden de stroomverbruikers opdit contact automatisch uitgeschakeld.

214 Tips om het zelf te doen

Page 218: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Gloeilampjes

ä Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Koplamp 216Groot- en dimlicht 216Mistlampen en dagrijverlichting 217Achterlicht 217Kentekenplaatverlichting 218

Het vervangen van gloeilampjes vereist een bepaalde handigheid. Daarom advise-ren wij, om bij onzekerheid het vervangen van een gloeilampje door een specialistte laten uitvoeren.

› Voor het vervangen van gloeilampjes het contact en alle verlichting uitschake-len.

› De motorkap resp. de achterklep openen.› Defecte gloeilampjes mogen alleen worden vervangen door gloeilampjes van

hetzelfde type. De typeaanduiding staat op de lampvoet of op het glas van delamp.

› Er bevindt zich een opbergruimte voor het doosje met reservelampjes in eenbox in de bagageruimte.

ATTENTIE

■ Als de weg niet voldoende verlicht is of als de wagen niet of slechts moeilijkdoor andere verkeersdeelnemers kan worden gezien, kunnen ongevallen wor-den veroorzaakt.■ Voor aanvang van alle werkzaamheden in de motorruimte beslist de waar-schuwingsaanwijzingen lezen en deze opvolgen » pagina 180, Motorruimte.■ H7- en H4-gloeilampjes staan onder druk en kunnen bij vervanging van hetgloeilampje springen - gevaar voor verwondingen! Daarom adviseren wij, bijhet vervangen van gloeilampjes handschoenen en een veiligheidsbril te dra-gen.■ Bij gasontladingslampen (xenonlicht) mag alleen door specialisten aan hethoogspanningsgedeelte worden gewerkt - levensgevaar!

VOORZICHTIG

■ Het lampglas van het gloeilampje niet met blote vingers aanraken (ook de klein-ste vervuiling vermindert de werkingsduur van het gloeilampje). Een schone doek,een servet of iets dergelijks gebruiken.■ Bij het uit- en inbouwen van het achterlicht erop letten, dat de lak van de wa-gen en het achterlicht niet worden beschadigd.

Let op

■ In dit instructieboekje is alleen het vervangen van gloeilampjes beschreven,voor de gloeilampjes die u zelf zonder problemen kunt vervangen. Het vervangenvan de andere gloeilampjes moet aan een specialist worden overgelaten.■ Wij adviseren altijd een doosje met reservegloeilampjes in de wagen mee te ne-men. Reservegloeilampjes zijn verkrijgbaar uit het originele ŠKODA accesoirepro-gramma.■ Om het verwijderen van de fitting met het lampje voor stadslicht (halogeenkop-lamp) te vergemakkelijken, adviseren wij om eerst de stekker van het lampje voordimlicht los te nemen.■ Wij adviseren, om na het vervangen van een gloeilampje voor het groot- of dim-licht de koplampafstelling door een Škoda Servicepartner te laten controleren.■ Gasontladingslampen en LED's worden door een specialist vervangen.

215Zekeringen en gloeilampjes

Page 219: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Koplamp

Afbeelding 169 Koplamp: Gloeilampenindeling / fitting voor stadslicht (xe-nonkoplamp) uitbouwen

Afbeelding 170 Rubber dop verwijderen / fitting voor stadslicht (halogeen-koplamp) uitbouwen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 215 en volg deze op.

Overzicht van de gloeilampjes » Afbeelding 169.

A - Mistlampen en dagrijverlichting

B - Stadslicht (xenonkoplamp)

C - Stadslicht (halogeenkoplamp), dim- en grootlicht

Gloeilampje voor stadslicht (halogeenkoplamp) vervangen› De rubber dop in pijlrichting 1 OPEN (openen) draaien » Afbeelding 170 en ver-

wijderen.

ä

› De fitting in pijlrichting 2 eruit trekken » Afbeelding 170.› Het defecte gloeilampje uit de fitting verwijderen en een nieuw gloeilampje

aanbrengen.› De rubber dop aanbrengen.

Gloeilampje voor stadslicht (xenonkoplamp) vervangen› De rubber dop B verwijderen » Afbeelding 169.› De fitting in pijlrichting 3 eruit trekken » Afbeelding 169.› Het defecte gloeilampje uit de fitting verwijderen en een nieuw gloeilampje

aanbrengen.› De rubber dop aanbrengen.

Groot- en dimlicht

Afbeelding 171Gloeilampje voor groot- en dim-licht uitbouwen

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 215 en volg deze op.

Gloeilampje voor groot- en dimlicht vervangen› De rubber dop in pijlrichting 1 OPEN (openen) draaien » Afbeelding 170 en ver-

wijderen.› De stekker A lostrekken » Afbeelding 171.› De borgbeugel B naar beneden drukken tot deze uit de vergrendelde stand

loskomt.› Het gloeilampje C verwijderen en het nieuwe lampje zodanig aanbrengen, dat

de grendelnokken van de sokkel van het gloeilampje in de uitsparingen van dereflector passen.

Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.

ä

216 Tips om het zelf te doen

Page 220: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Mistlampen en dagrijverlichting

Afbeelding 172 Uitbouwen: Gloeilampje voor mistlamp / gloeilampje voordagrijverlichting

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 215 en volg deze op.

Gloeilampje voor mistlamp vervangen› De rubber dop A verwijderen » Afbeelding 169.› De stekker 1 lostrekken » Afbeelding 172.› Het defecte lampje uit de fitting 2 verwijderen door op de lampvoet naar be-

neden te drukken en een nieuw lampje aanbrengen.› De rubber dop aanbrengen.

Gloeilampje voor dagrijverlichting vervangen› De rubber dop A verwijderen » Afbeelding 169.› De stekker 3 lostrekken » Afbeelding 172.› Het defecte lampje uit de fitting 4 verwijderen door draaien in pijlrichting en

een nieuw lampje in omgekeerde volgorde aanbrengen.› De rubber dop aanbrengen.

ä

Achterlicht

Afbeelding 173 Achterlicht uitbouwen / stekker losmaken

Afbeelding 174 Middenstuk van achterlicht uitbouwen / achterlicht: gloei-lampenindeling

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 215 en volg deze op.

Overzicht van de gloeilampjes » Afbeelding 174.

1 - Remlicht

2 - Achteruitrijlamp

3 - Mistachterlicht

4 - Knipperlicht

5 - Stadslicht £

ä

217Zekeringen en gloeilampjes

Page 221: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Achterlicht uit- en inbouwen› Het achterlicht met behulp van de torxsleutel uit het wagengereedschap los-

schroeven. De kortere zijde van de sleutel dient voor het losdraaien van de bou-ten 1 » Afbeelding 173 en de langere zijde voor het volledig verwijderen daar-van.

› Het achterlicht aan de boven- en onderzijde vastpakken en iets naar achterentrekken.

› De stekker losmaken door de blokkeringsnokken in pijlrichting 2 » Afbeelding173 in te drukken en vervolgens in pijlrichting 3 te trekken.

› Om de lampjes te bereiken de borgbout A met de torxsleutel losschroeven ende drie blokkeringsnokken in pijlrichting indrukken » Afbeelding 174. De kunst-stof lamphouder verwijderen.

› Bij het inbouwen de kunststof lamphouder weer in het achterlicht aanbrengentot de blokkeringsnokken hoorbaar vergrendelen en de borgbout A met detorxsleutel vastschroeven.

› De stekker aansluiten en het achterlicht weer in de oorspronkelijke standplaatsen.

› Het achterlicht met de bouten 1 » Afbeelding 173 vastschroeven.

Gloeilampjes van het achterlicht vervangen› Voor het vervangen van het lampje 1 , 2 , 3 of 4 » Afbeelding 174 de lamp-

fitting tot de aanslag linksom draaien en uit de behuizing verwijderen resp. hetlampje 5 uit de fitting trekken.

› Het lampje vervangen, de fitting met het lampje weer in de behuizing plaatsenen tot de aanslag rechtsom draaien resp. aanbrengen.

Kentekenplaatverlichting

Afbeelding 175Achterklep: Kentekenplaatver-lichting

Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen op pagina 215 en volg deze op.ä

› De glazen afdekking van de kentekenplaatverlichting losschoeven » Afbeelding175.

› Het defecte gloeilampje uit de houder verwijderen en een nieuw gloeilampjeaanbrengen.

› De glazen afdekking weer aanbrengen en tot de aanslag erin drukken - daarbijop de juiste inbouwstand van de glazen afdekking letten.

› De glazen afdekking vastschroeven.

218 Tips om het zelf te doen

Page 222: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Technische gegevens

Technische gegevens

Inleidende informatie

De informatie in de technische wagendocumentatie heeft altijd voorrang bovende informatie in dit instructieboekje. Met welke motor uw wagen is uitgerust,kunt u zien op het kentekenbewijs of navragen bij een ŠKODA Servicepartner.

De rijprestaties zijn bepaald zonder prestatieverminderende meeruitvoeringenzoals bijvoorbeeld airconditioning.

Gewichten

Afbeelding 176Typeplaatje

Het aangegeven leeggewicht dient alleen ter oriëntatie. Het is ongeveer geba-seerd op de basisuitrusting van de wagen zonder verdere meeruitvoeringen enaccessoires.

Het leeggewicht is bepaald met een bestuurder van 75 kg en een voor 90% ge-vulde brandstoftank.

Uit het verschil tussen het maximaal toelaatbaar gewicht en het leeggewicht ishet mogelijk bij benadering het laadvermogen te bepalen.

Het laadvermogen bestaat uit de volgende gewichten:› passagiers,› alle bagage en overige belading,

› dakbelasting inclusief het dakdragersysteem,› aanhangwagenkogeldruk bij aanhangwagengebruik (max. 80 kg).

De volgende gegevens staan vermeld op het typeplaatje » Afbeelding 176:

Maximaal toelaatbaar gewichtMaximaal toelaatbaar treingewicht (wagen + aanhangwagen)Maximaal toelaatbare voorasbelastingMaximaal toelaatbare achterasbelasting

Het typeplaatje zit op de onderzijde van de stijl tussen het voor- en achterportieraan bijrijderszijde.

ATTENTIE

Het maximaal toelaatbaar gewicht mag niet worden overschreden - gevaarvoor ongevallen en beschadiging!

Wagengegevens

Afbeelding 177Sticker met wagengegevens

Sticker met wagengegevensDe sticker met wagengegevens » Afbeelding 177 bevindt zich op de bodem van debagageruimte en is ook in het Serviceplan geplakt.

Op de sticker met wagengegevens staan de volgende gegevens:

Voertuigidentificatienummer (VIN)ModelVersnellingsbakcode, laknummer, interieuruitvoering, motorvermogen, mo-torcode £

1

2

3

4

1

2

3

219Technische gegevens

Page 223: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Gedeeltelijke beschrijving van de wagen7GG, 7MB, 7MG - wagens met roetfilter » pagina 24, Roetfilter (dieselmo-tor)

Voertuigidentificatienummer (VIN)Het voertuigidentificatienummer - VIN (chassisnummer) is in de motorruimte in-geslagen op de rechter veerpootsteun. Dit nummer staat ook op een plaatje in delinkeronderhoek van de voorruit (samen met een VIN-streepjescode)

MotornummerHet motornummer is ingeslagen op het motorblok.

Sticker op de tankklep

De sticker zit aan de binnenzijde van de tankklep. Deze sticker bevat de volgendegegevens:› voorgeschreven brandstofsoort,› bandenmaten,› bandenspanningswaarden.

Brandstofverbruik volgens ECE-normen en EG-richtlijnen

In de praktijk kunnen, afhankelijk van meeruitvoering, rijstijl, verkeerssituatie,weersomstandigheden en toestand van de wagen, brandstofverbruikswaardenontstaan die van de aangegeven waarden afwijken.

StadsverkeerDe meting van het stadsverkeer begint met een koude start van de motor. Ver-volgens wordt een stadsrit gesimuleerd.

BuitenwegenBij de cyclus voor buitenwegen wordt het alledaagse gebruik gesimuleerd door dewagen in alle versnellingen meermaals te accelereren en af te remmen. De rij-snelheid varieert daarbij tussen 0 en 120 km/h.

GecombineerdDe berekening van het gemiddelde brandstofverbruik gebeurt met een wegings-factor van ongeveer 37% voor de stadscyclus en 63% voor de buitenwegcyclus.

4

5Afmetingen

Afmetingen (in mm)Lengte 4223

Breedte 1793

Breedte incl. de buitenspiegels 1975

Hoogte 1691 (1671a))

Bodemvrijheid 180 (155a))

Wielbasis 2578

Spoorbreedte voor/achter 1541/1537

a) GreenLine

220 Technische gegevens

Page 224: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Specificaties en motorolievulhoeveelheid

Af fabriek is de motor met een kwalitatief hoogwaardige olie gevuld, die - behalvein extreem koude klimaatzones - het hele jaar kan worden gebruikt.

Bij het bijvullen kunnen verschillende oliën met elkaar worden gemengd. Dit geldtechter niet voor wagens met variabele service-intervallen.

Motorolie wordt continu verder ontwikkeld. Alle gegevens in dit instructieboekjekomen overeen met de stand van de gegevens ten tijde van het ter perse gaanvan deze brochure.

De ŠKODA Servicepartners worden door ŠKODA over actuele wijzigingen geïnfor-meerd. Daarom adviseren wij om het verversen van de olie door een ŠKODA Servi-cepartner uit te laten voeren.

De hierna aangegeven specificaties (VW-normen) kunnen afzonderlijk of in com-binatie met andere specificaties op de verpakking staan.

De olievulhoeveelheden zijn incl. vervanging van het oliefilter aangegeven. Hetmotoroliepeil bij het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het motoroliepeilmoet tussen de markeringen staan » pagina 183, Motoroliepeil controleren.

Specificatie en vulhoeveelheid (in l) voor wagens met variabele service-intervallen

Benzinemotoren SpecificatieVulhoe-veelheid

1,2 l/77 kW TSI VW 504 00 3,9

1,4 l/90 kW TSI VW 504 00 3,6

1,8 l/118 kW TSI1,8 l/112 kW TSI

VW 504 00 4,6

Dieselmotoren Specificatie Vulhoe-veelheid

1,6 l/77 kW TDI CR VW 507 00 4,3

2,0 l/81 kW TDI CR met roetfilter VW 507 00 4,3

2,0 l/103 kW TDI CR met roetfilter VW 507 00 4,3

2,0 l/125 kW TDI CR met roetfilter VW 507 00 4,3

Specificatie en vulhoeveelheid (in l) voor wagens met vaste service-intervallen

Benzinemotoren SpecificatieVulhoe-veelheid

1,2 l/77 kW TSI VW 502 00 3,9

1,4 l/90 kW TSI VW 502 00 3,6

1,8 l/118 kW TSI1,8 l/112 kW TSI

VW 502 00 4,6

Indien de hierboven genoemde oliën niet beschikbaar zijn, kan voor het eenmaligbijvullen een olie met ACEA A2 resp. ACEA A3 specificatie worden gebruikt.

Dieselmotoren Specificatie Vulhoe-veelheid

1,6 l/77 kW TDI CR VW 507 00 4,3

2,0 l/81 kW TDI CR met roetfilter VW 507 00 4,3

2,0 l/103 kW TDI CR met roetfilter VW 507 00 4,3

2,0 l/125 kW TDI CR met roetfilter VW 507 00 4,3

Indien de hierboven genoemde oliën niet beschikbaar zijn, kan voor het eenmaligbijvullen een olie met ACEA B3 resp. ACEA B4 specificatie worden gebruikt.

VOORZICHTIG

Voor wagens met variabele service-intervallen mogen alleen de bovengenoemdeoliën gebruikt worden. Om de eigenschappen van de motorolie te behouden, ad-viseren wij voor het bijvullen alleen oliën met dezelfde specificatie te gebruiken.In uitzonderingsgevallen mag maximaal 0,5 l motorolie met de specificatieVW 502 00 (alleen benzinemotoren) resp. de specificatie VW 505 01 (alleen die-selmotoren) worden bijgevuld. Andere motoroliën mogen niet worden gebruikt -gevaar voor schade aan de motor!

Let op

■ Voor een langere rit adviseren wij motorolie overeenkomstig de specificatievoor uw wagen mee te nemen.■ Wij adviseren u oliën uit het originele ŠKODA accessoireprogramma te gebrui-ken.■ Meer informatie - zie het Serviceplan.

221Technische gegevens

Page 225: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

1,2 l/77 kW TSI motor - EU5

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

77/5000 175/1550-4100 4/1197

Rijprestaties MG6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 175 173

Acceleratie 0-100 km/h (s) 11,8 12,0

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 7,6 7,8a) /8,0b)

Buitenwegen 5,9 5,7a) /5,8b)

Gecombineerd 6,4 6,4a) /6,6b)

CO2-emissie gecombineerd 149 149a) /154b)

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht 1885/1940c) 1915/1970c)

Leeggewicht 1340 1370

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 1200d) /1500e)

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 670 680

a) Leeggewicht incl. meeruitvoeringen tot 1.505 kg.b) Leeggewicht incl. meeruitvoeringen boven 1.505 kg.c) Voertuigen van de categorie N1.d) Hellingen tot 12%.e) Hellingen tot 8%.

222 Technische gegevens

Page 226: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

1,4 l/90 kW TSI motor - EU5

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

90/5000 200/1500-4000 4/1390

Rijprestaties MG6

Topsnelheid (km/h) 185

Acceleratie 0-100 km/h (s) 10,5/10,6a)

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 8,9/7,9a)

Buitenwegen 5,9/5,5a)

Gecombineerd 6,8/6,4a)

CO2-emissie gecombineerd 159/148a)

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht1920/1975b)

1940a) /1995a)b)

Leeggewicht 1375/1395a)

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 1300c) /1600d)

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 680/690a)

a) De waarde is van toepassing op het Green tec-pakket.b) Voertuigen van de categorie N1.c) Hellingen tot 12%.d) Hellingen tot 8%.

223Technische gegevens

Page 227: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

1,8 l/118 kW TSI motor - EU2, EU5 (1,8 l/112 kW TSI - EU2, EU5)

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

118/4500-6200 (112/4300 - 6200)a) 250/1500-4500 (250/1500 - 4200)a) 4/1798

a) 1,8 l/112 kW TSI.

Rijprestaties MG6 4x4 DSG6a)

Topsnelheid (km/h) 200/196a) 192

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,4/8,7a) 9,0

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 10,1 10,6

Buitenwegen 6,9 6,8

Gecombineerd 8,0 8,0

CO2-emissie gecombineerd 189

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht 2050/2105b) 2085/2140b)

Leeggewicht 1505 1540

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 1800

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 750

a) 1,8 l/112 kW TSI.b) Voertuigen van de categorie N1.

224 Technische gegevens

Page 228: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

1,6 l/77 kW TDI CR motor - EU5

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

77/4400 250/1500-2500 4/1598

Rijprestaties MG5

Topsnelheid (km/h) 176

Acceleratie 0-100 km/h (s) 12,1

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 5,2

Buitenwegen 4,2

Gecombineerd 4,6

CO2-emissie gecombineerd 119

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht 1955/2010a)

Leeggewicht 1410

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 1400b) /1700c)

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 700

a) Voertuigen van de categorie N1.b) Hellingen tot 12%.c) Hellingen tot 8%.

225Technische gegevens

Page 229: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

2,0 l/81 kW TDI CR motor - EU5

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

MG581/4200

250/1500-25004/1968MG6

4x4280/1750-2750

Rijprestaties MG5 MG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 177 174

Acceleratie 0-100 km/h (s) 11,6 12,2

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 6,6 7,5

Buitenwegen 4,7 5,3

Gecombineerd 5,4 6,1

CO2-emissie gecombineerd 140 159

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht 1960/2015a) 2070/2125a)

Leeggewicht 1415 1525

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 1500b) /1700c) 1800

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 700 750

a) Voertuigen van de categorie N1.b) Hellingen tot 12%.c) Hellingen tot 8%.

226 Technische gegevens

Page 230: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

2,0 l/103 kW TDI CR motor - EU4, EU5

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

103/4200 320/1750-2500 4/1968

Rijprestaties MG6 4x4 DSG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 190/193a) 187

Acceleratie 0-100 km/h (s) 9,9/9,7a) 10,2

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 7,1/6,1a) 7,6

Buitenwegen 5,3/4,5a) 5,8

Gecombineerd 6,0/5,1a) 6,5

CO2-emissie gecombineerd 157/134a) 169

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht2075/2130b)

/2015a) /2070b)a) 2100/2155b)

Leeggewicht 1530/1470a) 1555

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 2000/1800a)

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 750/730a)

a) De waarde is van toepassing op het Green tec-pakket.b) Voertuigen van de categorie N1.

227Technische gegevens

Page 231: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

2,0 l/125 kW TDI CR motor - EU5

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

125/4200 350/1750-2500 4/1968

Rijprestaties MG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 201

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,4

Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO2-emissie (in g/km)

Stadsverkeer 6,9

Buitenwegen 5,3

Gecombineerd 5,9

CO2-emissie gecombineerd 155

Gewichten (in kg)

Maximaal toelaatbaar gewicht 2080/2135a)

Leeggewicht 1535

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd 750

a) Voertuigen van de categorie N1.

228 Technische gegevens

Page 232: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Multipurpose vehicles (MPV)

Gewichten (in kg)

Motor 1,2 l/77 kW TSI 1,4 l/90 kW TSI 1,8 l/118 (112) kW TSI 1,6 l/77 kW TDI CR 2,0 l/81 kW TDI CR 2,0 l/103 kW TDI CR 2,0 l/125 kW TDI CR

Maximaal toelaat-baar gewicht

1880/1910a) 1915/1935b) 2045/2080c) 1950 1955/2065d) 2070/2095a)

(2010)b) 2075

a) Geldt voor wagens met automatische versnellingsbak.b) De waarde is van toepassing op het Green tec-pakket.c) 1,8 l/112 kW TSI.d) Geldt voor 4x4 wagens.

229Technische gegevens

Page 233: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Trefwoordenlijst

AAandrijfslipregeling (ASR) 105Aanhangwagen 168

Aanhangwagengebruik 168Aanhangwagengebruik 168ABS

Controlelampje 28Werking 104

Accessoires 199Accu

Accuvloeistofpeil controleren 189Automatische verbruikersuitschakeling 191Opladen 190Rijden in de winter 189Veiligheidsaanwijzingen 187Vervangen 190

Accu opladen 190Achterklep 39

Automatische vergrendeling 39Controlelampje 29

Achterruit - Verwarming 54Achteruitkijkspiegel

Handmatig dimbare binnenspiegel 59Zelfdimmende binnenspiegel 59

AchteruitkijkspiegelsBuitenspiegels 60

Actieve stuurondersteuning (DSR) 103Afgelegde rijafstand 12Afsleepalarm 38Afslepen 209Afstandsbediening 36

Synchronisatieprocedure 37Airbag 145

Activering 145Buiten werking stellen 151Hoofdairbag 150

Knie-airbag 148Voorairbag 146Zij-airbag 148

Airbag buiten werking stellen 151Airbagsysteem 145Airconditioning

Climatronic 93Handbediende airconditioning 90Luchtroosters 88

Alarm 37Alarmsysteem 37Antenne 172

Zie Radio-ontvangst 174Antiblokkeersysteem 104Armsteun 83Asbak 77ASR

Controlelampje 27Werking 105

Auto-Check-Control 21Automatische aansturing rijverlichting 47Automatische verbruikersuitschakeling 191Automatische versnellingsbak 116

Aanwijzingen voor het rijden 116Dynamisch schakelprogramma 119Handmatig schakelen 118Keuzehendelstanden 117Keuzehendelvergrendeling 118Kick-down 119Noodontgrendeling keuzehendel 120Noodprogramma 119Parkeren 117Stoppen 117Tiptronic 118Wegrijden 117

BBagageruimte

Achterklep ontgrendelen 40Afdekking 73

Bagagenetten 72Bevestigingselementen 71Noodontgrendeling 40Uitklapbare haak 72Variabele bagageruimtevloer 74Verlichting 54Voertuigen van de klasse N1 71Zie Achterklep 39

BandenZie Wielen en banden 194

Bandenafdichtset 205Bandenreparatie 205Bekerhouder

Achterin 77Voorin 77

Belastingen 219Benzine

Zie Brandstof 179Bergwegrijhulp 103Bestuurdersruimte

12 volt stopcontact 79Asbak 77Opbergvakken 80Overzicht 9Sigarettenaansteker 79Verlichting 53

BijvullenKoelvloeistof 185Motorolie 183Ruitensproeiervloeistof 187

Bodembescherming 175Boordcomputer

Zie Multifunctie-indicatie 14Brandblusser 201Brandstof 178

Brandstofmeter 12Diesel 180Loodvrije benzine 179Meter 12Tanken 178Zie Brandstof 178

230 Trefwoordenlijst

Page 234: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Brandstofverbruik 158Buitentemperatuur 16

CCd-wisselaar 134Centrale vergrendeling 33

Ontgrendelen 35Vergrendelen 35

CirculatiefunctieClimatronic 94Handbediende airconditioning 92

Claxon 9Comfortbediening van de ruiten 42Communicatiesystemen 121Computer

Zie Multifunctie-indicatie 14Conservering

Zie Verzorging van de wagen 173Contact 101Contactslot 101Controlelampjes 22Controleren

Accuvloeistofpeil 189Koelvloeistof 185Motorolie 183Oliepeil 183Remvloeistof 186Ruitensproeiervloeistof 187

DDagrijverlichting 47Dashboard 10Dashboardkastje

Verlichting 53Dashboardverlichting 50Diesel

Zie Brandstof 180

DieselolieWinterse omstandigheden 180

Digitale klok 13Dragers 76Dvd-voorbereiding 135

EEconomisch en milieubewust rijden 158EDS

Werking 105Elektrische energie besparen 158Elektrische ruitbediening

Centrale vergrendeling 42Schakelaar in de achterportieren 41Schakelaar in het bestuurdersportier 40Schakelaar in het bijrijdersportier 41Storingen 42

Elektronische wegrijblokkering 100Elektronisch sperdifferentieel (EDS) 105Emissiewaarden 219ESC

Controlelampje 27Werking 103

Extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) 95

GGereedschap 201Gevarendriehoek 201Gewichten 219Gloeilampjes - vervangen 215Gordelspanner 143GSM 123, 126

HHandrem 103

HendelGrootlicht 52Knipperlicht 52Ruitenwissers 56

Hoofdairbag 150Hoofdsteun 66Hoogteverstelling veiligheidsgordels 143Hulpsystemen

ABS 28, 104ASR 27, 105EDS 105ESC 27, 103Inparkeersysteem 109OFF ROAD 105Parkeerhulp 108Snelheidsregelsysteem (SRS) 112Start-stopsysteem 114

IInformatiedisplay

Zie MAXI DOT 18Inrijden

Banden 157De eerste 1.500 km 157Motor 157Remblokken 157

InstellenKlok 13

InstellingBuitenspiegels 60Handbediende airconditioning 92Handmatig dimbare binnenspiegel 59Stoelen 63Stuurwiel 100Zelfdimmende binnenspiegel 59

Instrumentenpaneel 10Interieurbewaking 38Internetverbinding 130Intervalwissen 57ISOFIX 155

231Trefwoordenlijst

Page 235: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

JJuiste zithouding 137

KKatalysator 157Keuzehendel

Zie Keuzehendelstanden 117Keuzehendelstanden 117Kilometerteller 12Kinderen en veiligheid 153Kindersloten 33Kinderzitje

Gebruik van kinderzitjes 154Groepenindeling 154ISOFIX 155Op de bijrijdersstoel 153TOP TETHER 155

Klaptafel 83Kledinghaak 86Kleppen 55Klimvermogen

Zie Stijgingshoek 164Klok 13Knie-airbag 148Koelluchtventilator 186Koelvloeistof

Bijvullen 185Koelvloeistofpeil controleren 185

KoplampenRijden in het buitenland 161Veranderen van de koplamp-asymmetrie 161

KoplampsproeiersKoplampsproeiers 58

Krik 201Aanbrengen 204

LLak

Zie Lakbeschadigingen 173Lakbeschadigingen 173Lak van de wagen polijsten

Zie Verzorging van de wagen 173Lampjes

Controlelampjes 22Licht

Alarmlichten 51Automatische aansturing rijverlichting 47Bestuurdersruimte 53Bochtenverlichting 48Bundelhoogte 51COMING HOME/LEAVING HOME-functie 48Dagrijverlichting 47Dimlicht 47Gloeilampjes vervangen 215Grootlicht 52Grootlichtsignaal 52In- en uitschakelen 47Knipperlicht 52Mistachterlicht 50Mistlampen 49Mistlampen met CORNER-functie 50Parkeerlicht 48Stadslicht 47Toeristisch licht 49

Licht in- en uitschakelen 47

MMAXI DOT 18

Hoofdmenu 19Instellingen 19

Milieu 158Milieubewust rijden 158Milieuvriendelijkheid 160Mobiele telefoon 121, 123, 126

Verbinding met de handsfreeset 124, 127

MotorInrijden 157Motor starten en afzetten 99

Motor afzetten 99Motorkap

Openen 182Sluiten 182

MotorolieBijvullen 183Controleren 183Specificatie 221Verversen 184Vulhoeveelheid 221

MotorruimteAccu 187Koelvloeistof 184Overzicht 182Remvloeistof 186

Motor starten 99Starthulp 208

Multifunctie-indicatieBediening 15Functies 14Geheugen 15

Multimedia 132AUX-IN 134MDI 134

NNood

Achterklep ontgrendelen 40Alarmlichten 51Automatische versnellingsbak 119Bandenreparatie 205Keuzehendelontgrendeling 120Panoramaschuifdak 44Portiervergrendeling 36Starthulp 208Wagen afslepen 209Wiel verwisselen 202

232 Trefwoordenlijst

Page 236: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

OOFF ROAD 105Olie

Zie Motorolie 183Oliepeilstok 183Ontgrendelen

Afstandsbediening 37Centrale vergrendeling 35

Opbergmogelijkheden 80Opbergvakken 80Overbouwhellingshoek 164Overzicht

Bestuurdersruimte 9Controlelampjes 22Motorruimte 182

PPanoramaschuifdak 42Panoramaschuifdak openen en sluiten 42Parkeertickethouder 86Parkeren

Inparkeersysteem 109Parkeerhulp 108

Passieve veiligheid 136Pedalen 107Portier

Controlelampje voor portier open 29Kindersloten 33

PortierenNoodvergrendeling 36

RRadio-ontvangst

Antenne 174Storing 174Zie Radio-ontvangst 174

Radiografische afstandsbedieningBatterij vervangen 32

Reinigen 171Koplampglazen 174Kunstleer 176Kunststof onderdelen 173Nappaleer 176Stoffen 176Stoffen bekleding 176Verchroomde delen 173Wielen 175

Remassistent 103Rembekrachtiger 103Remmen

Controlelampje 29Handrem 103Inrijden 157Remhulpsystemen 101Remvloeistof 186

RemvloeistofControleren 186

Reservewiel 195Rijden

Brandstofverbruik 219Emissiewaarden 219In het buitenland 161Rijden over ondergelopen wegen 162Topsnelheid 219

Rijden in de winterAccu 189

Roetfilter 24Rolgordijn openen en sluiten 42Ruiten

Ontdooien 174Zie Elektrische ruitbediening 40

Ruitensproeierinstallatie 187Ruitensproeiers 56

RuitensproeiervloeistofBijvullen 187Controlelampje 29

Ruitensproeiervloeistofpeil controleren 187Wintertijd 187

RuitenwissersAutomatische achterruitwisser 57Bedienen 56Ruitensproeiervloeistof 187Ruitenwisserbladen reinigen 58Ruitenwisserbladen van de voorruit vervangen 58Ruitenwisserblad van de achterruit vervangen 59

SSafebeveiliging 34Schade aan de wagen voorkomen 161Schakelaar in het bestuurdersportier

Elektrische ruitbediening 40Schakeladvies 14Schakelen

Economisch rijden 158Schakeladvies 14Versnellingshendel 107

Scheidingsnet 73Service-indicatie 12Sigarettenaansteker 79Skizak 85Sleepoog 210Sleutel 32Sneeuwkettingen 198Snelheidsmeter 11Snelheidsregelsysteem (SRS) 112Spiegel

Handmatig dimbare binnenspiegel 59Make-up 55Zelfdimmende binnenspiegel 59

SpiegelsBuitenspiegels 60

Stabiliseringscontrole (ESC) 103Start-stopsysteem

Starthulp 209Werking 114

233Trefwoordenlijst

Page 237: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

Starthulp 208Sticker met wagengegevens 219Stijgingshoek 164Stoelen

Hoofdsteunen 66Instellen 63Neerklappen 68Stoel uitbouwen 69Verwarming 66

Stoelen instellen 137Stuurbekrachtiging 100Stuurwiel 100

TTanken 178

Brandstof 178Technische gegevens 219Telefoon 123, 126Temperatuur instellen

Verwarming 89Terreinrijden 162

Bodemvrijheid 164Na het terreinrijden 167OFF ROAD-modus 105Overbouwhellingshoek 164Rijstijl 165Schakelen bij het rijden in het terrein 166Schuine helling 166Vastgereden wagen 167Verklaring van vaktermen 164Voor het rijden 164

Tiptronic 116Zie Automatische versnellingsbak 118

Toelichtingen 6Toerenteller 11Toets voor de centrale vergrendeling 35Topsnelheid 219TOP TETHER 155

TransportBagageruimte 70Dakdragersysteem 76

VVakken 80Van binnenuit ver- en ontgrendelen 35Veiligheid 136

Hoofdsteunen 66ISOFIX 155Kinderzitjes 153TOP TETHER 155Veilig vervoer van kinderen 153

VeiligheidsgordelControlelampje 28

VeiligheidsgordelsGordelspanner 143Hoogteverstelling 143Omgespen en losmaken 142Reinigen 177

Veilig vervoer van kinderenZij-airbag 154

Velgen 192Velgen en banden

Omgang met velgen en banden 194Verbanddoos 201Verchroomde delen

Zie Verzorging van de wagen 173Vergrendelen

Afstandsbediening 37Centrale vergrendeling 35Noodvergrendeling 36

VerstellingLichtbundel 51

Vertraagde vergrendeling van de achterklepZie Achterklep 39

VervangenAccu 190Gloeilampjes 215

Ruitenwisserblad 58Zekeringen 212

Vervanging van onderdelen 199Verversen

Motorolie 184Vervoer van kinderen 153Verwarming 89

Buitenspiegels 60Circulatiefunctie 90Ruiten ontwasemen 89Stoelen 66Voor- en achterruit 54

VerwisselenWiel 202

Verzorging van de wagen 171Afdichtrubbers 174Automatische wasinstallatie 172Conservering 173Hogedrukreiniger 172Koplampglazen 174Kunstleer 176Kunststof onderdelen 173Lak van de wagen polijsten 173Nappaleer 176Portierslotcilinder 174Stoffen 176Stoffen bekleding 176Veiligheidsgordels 177Verchroomde delen 173Wasinstallatie 172Wassen 172Wassen met de hand 172Wielen reinigen 175

Vloermatten 107Voertuigcomputer

Zie Multifunctie-indicatie 14Voor- en achterruit ontdooien 54Voorairbag 146Voor elke rit 136Voorgloeisysteem

Controlelampje 26

234 Trefwoordenlijst

Page 238: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

VoorruitVerwarmen 54

Voorstoelen 62

WWaarschuwingssymbolen 22Wagenafmetingen 220Wagengereedschap 201Wagen opkrikken 204Wagentoestand 21Wassen 171

Automatische wasinstallatie 172Hogedrukreiniger 172Met de hand 172

WeergaveKoelvloeistoftemperatuur 11Service-interval 12

Wegrijblokkering 100Wielbouten

Afdekkappen 196Antidiefstalwielbout 205Losdraaien en vastzetten 204

Wielen en bandenLevensduur van banden 193Nieuwe banden 194Reservewiel 195Sneeuwkettingen 198Wielbouten 197Wieldop 195Wielen - Algemene aanwijzingen 192Wiel verwisselen 202Winterbanden 198

Wijzigingen 199Winterbanden

Zie Wielen en banden 198Winterse omstandigheden

Dieselolie 180Ruiten ontdooien 174Sneeuwkettingen 198

ZZekeringen

Overzicht 212Vervangen 212

Zij-airbag 148Zonnekleppen 55

235Trefwoordenlijst

Page 239: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

ŠKODA werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling van alle modellen en ty-pen. Wij vragen u om begrip, dat om deze reden wijzigingen van de leveringsom-vang in de vorm, uitvoering en techniek mogelijk zijn. De gegevens over leve-ringsomvang, uiterlijk, maten, gewichten, brandstofverbruik, normen en functiesvan de wagen komen overeen met de stand van de informatie op het momentvan het ter perse gaan van dit instructieboekje. Sommige uitrustingen wordenpas op een later tijdstip geïntroduceerd (informatie hierover is verkrijgbaar bijŠKODA Servicepartners) of worden alleen in bepaalde markten aangeboden. Uitde gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen in dit instructieboekje kunnen geenaanspraken worden afgeleid.

Nadruk, reproductie, vertaling of andere vormen van gebruik, ook van gedeelten,is zonder schriftelijke toestemming van ŠKODA niet toegestaan.

ŠKODA behoudt zich uitdrukkelijk alle rechten op grond van het auteursrechtvoor.

Wijzigingen voorbehouden.

Uitgegeven door: ŠKODA AUTO a.s.

© ŠKODA AUTO a.s. 2012

Page 240: ŠKODA Yeti Instructieboekjews.skoda-auto.com/OwnersManualService/Data/nl/Yeti_5L/05... · 2012. 5. 15. · ŠKODA Yeti Instructieboekje. Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA.

www.skoda-auto.com

Ook u kunt een bijdrage leveren aan een beter milieu!

Het brandstofverbruik van uw ŠKODA en de hiermee samen-hangende emissies van schadelijke stoffen wordt hoofdzakelijkbepaald door uw rijstijl.

Het geluidsniveau en de slijtage van uw wagen zijn afhankelijkvan hoe u met uw wagen omgaat.

Hoe u milieubewust gebruikmaakt van uw ŠKODA en tegelij-kertijd zuinig kunt rijden, leest u in dit instructieboekje.

Besteed bovendien extra aandacht aan de met gekenmerktedelen in het instructieboekje.

Werk met ons samen aan een beter milieu.

Yeti holandsky 05.2012S90.5610.06.325L0 012 003 GN

Návod k obsluze