Knelpunten inzake de nieuwe procedure van gerechtelijke ... · ) 1) Inleiding& 1.)...
Transcript of Knelpunten inzake de nieuwe procedure van gerechtelijke ... · ) 1) Inleiding& 1.)...
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent
Academiejaar 2015-‐2016
Knelpunten inzake de nieuwe procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’
Ingediend door
Bruno Vanpeteghem
01101666
Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: de heer Daan De Witte
i
WOORD VOORAF
Eerst en vooral wil ik mijn promotor professor Jan Bael bedanken voor het aanreiken van dit
onderwerp. De nieuwe wet van 13 augustus 2011 voert een grondige hervorming door van de
procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Hierbij komen alle kerntaken van een notaris
mooi naar voor: het opnemen van zijn bemiddelende rol, het geven van adviezen, het opstellen van
akten, het organiseren van openbare verkopen… Hoewel de wetgever heel goed werk heeft verricht,
zijn er toch nog een aantal knelpunten te bespeuren die in het kader van deze masterproef zullen
worden besproken.
Het was zeer leerrijk om mij te verdiepen in deze materie van het notarieel recht. In geen enkel vak
dat ik tot nu toe gehad heb, kwam de gerechtelijke vereffening-‐verdeling reeds aan bod. Het vormde
dus voor mij een ware intellectuele uitdaging om een van de ingewikkeldste procedures uit het
gerechtelijk wetboek uit te spitten en te analyseren. Deze masterproef is dan ook niet alleen een
sluitstuk op mijn opleiding tot master in de rechten, maar is tegelijkertijd een perfecte opstap naar
de master in het notariaat.
Verder wil ik ook mijn commissaris de heer Daan De Witte bedanken voor het begeleiden van deze
masterproef en het nalezen van de voorlopige versie. Ook mijn ouders verdienen een woord van
dank voor de financiële en morele steun die zij mij gaven gedurende mijn opleiding en in het
bijzonder tijdens het schrijven van deze masterproef. Ten slotte wil ik mijn zus en mijn vrienden
bedanken voor de nodige ontspanning de voorbije maanden en voor de talrijke mooie momenten die
zij mij hebben bezorgd gedurende de volledige rechtenopleiding.
Bruno Vanpeteghem
Gent, mei 2016
iii
INHOUDSOPGAVE
Inleiding .......................................................................................................................................... 1
Uitonverdeelheidtreding ................................................................................................................. 3
DE NIEUWE PROCEDURE VAN GERECHTELIJKE VEREFFENING-‐VERDELING: ARTIKELSGEWIJZE
BESPREKING .................................................................................................................................... 5
1. De inleiding van de vordering en het vonnis dat de gerechtelijke verdeling beveelt ..................... 5
1.1. De inleiding van de vordering en de bevoegde rechtbank (artikel 1207 Ger.W.) ....................... 5
1.2. De samenvoeging van afzonderlijke vorderingen (artikel 1208, §1 Ger.W.) ............................... 6
1.3. De uitbreiding van de vordering tot vereffening-‐verdeling (artikel 1208, §2 en 3 Ger.W.) ......... 6
1.4. De mogelijkheid tot afzonderlijke verdeling van bepaalde buitenlandse goederen (artikel 1208,
§4 Ger.W.) ........................................................................................................................................... 7
1.5. De rechter kan zich reeds uitspreken over bepaalde geschilpunten (artikel 1209, §1 Ger.W.) 12
1.6. Deelakkoorden gesloten tijdens de gerechtelijke fase en hun gevolgen (artikel 1209 Ger.W.) 12
1.6.1. Akkoordvonnissen – algemeen (artikel 1209, §1 en 2 Ger.W.) .......................................... 12
1.6.2. Akkoordvonnissen die handelen over de verkoop van onverdeelde goederen (artikel
1209, §3 Ger.W) ........................................................................................................................... 13
2. De aanstelling van één of uitzonderlijk twee notaris(sen)-‐vereffenaar(s) (artikel 1210 Ger.W.) . 14
2.1. De aanstelling van de notaris-‐vereffenaar onder het oude recht ............................................. 14
2.2. De aanstelling van één notaris-‐vereffenaar: de regel (artikel 1210, §1 Ger.W.) ....................... 16
2.3. De aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars: de uitzondering .......................................... 18
2.3.1. De aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars .............................................................. 18
2.3.2. De notarissen-‐vereffenaars dienen gezamenlijk te handelen (artikel 1210, §2, eerste lid en
§3 Ger.W.) .................................................................................................................................... 21
2.3.3. Is de aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars wenselijk? ......................................... 23
2.4. Provisionering van de notarissen (artikel 1210, §5 Ger.W.) ...................................................... 24
3. De vervanging van de notaris(sen)-‐vereffenaar(s) (artikel 1211 Ger.W.) .................................... 27
3.1. In welke gevallen kan de notaris-‐vereffenaar vervangen worden? (artikel 1211, §1, eerste lid
Ger.W.) ............................................................................................................................................. 27
3.2. De procedure van vervanging (artikel 1211, §1 en 2 Ger.W.) ................................................... 31
4. Het beheer van de onverdeelde boedel (artikel 1212 Ger.W.) .................................................... 34
5. Het deskundigenonderzoek (artikel 1213 Ger.W.) ...................................................................... 36
5.1. De aanstelling en opdracht van een gerechtsdeskundige (artikel 1213, §1 en 3 Ger.W.) ......... 36
5.2. Uitbreiding of wijziging van de opdracht van de deskundige (artikel 1213, §1, tweede en derde
lid Ger.W.) ......................................................................................................................................... 39
iv
5.3. Aanvatting van de opdracht van de deskundige (artikel 1213, §1, vierde lid Ger.W.) .............. 41
5.4. Kennisgeving van het deskundigenverslag (artikel 1213, §2 Ger.W.) ........................................ 41
6. Het verloop van de werkzaamheden (artikelen 1214 – 1224/1 Ger.W.) ...................................... 42
6.1. Algemene bepalingen (artikel 1214 Ger.W.) ............................................................................. 42
6.1.1. De bemiddelende rol van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1214, §1, eerste lid Ger.W.) ..... 42
6.1.2. Deelakkoorden gesloten tijdens de notariële fase (artikel 1214, §1, tweede lid Ger.W.) .. 43
6.1.3. Het opstellen van of het verzaken aan de boedelbeschrijving (artikel 1214, §2 Ger.W.) .. 46
6.1.3.1. De principiële opstelling van een inventaris (artikel 1214, §2, tweede lid Ger.W.) .... 46
6.1.3.2. De verzaking aan de boedelbeschrijving (artikel 1214, §2, eerste lid Ger.W.) ........... 47
6.1.3.3. De boedelbeschrijving op verklaring (artikel 1214, §2, derde lid Ger.W.) .................. 50
6.1.4. De schatting van de onverdeelde goederen door de notaris-‐vereffenaar (artikel 1214, §3
Ger.W.) ......................................................................................................................................... 51
6.1.5. De opvraging van stukken en informatie bij partijen en derden (artikel 1214, §4 Ger.W.)53
6.1.6. Opdrachten van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1214, §5 Ger.W.) .................................... 54
6.1.7. De afwezigheid van partijen verhindert de voorzetting van de procedure niet (artikel
1214, §6 Ger.W.) .......................................................................................................................... 55
6.1.8. Het opstellen van de staat van vereffening (artikel 1214, §7 Ger.W.) ............................... 56
6.2. De opening van de werkzaamheden (artikel 1215 Ger.W.) ....................................................... 57
6.2.1. De aanvatting van de opdracht van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1215 , §1 Ger.W.) ..... 57
6.2.2. Het proces-‐verbaal van opening van de werkzaamheden (artikel 1215, §1 en 2 Ger.W.) . 59
6.3. Het tussentijds proces-‐verbaal (artikel 1216 Ger.W.) ................................................................ 62
6.4. De instaatstelling (artikel 1217 en 1218 Ger.W.) ....................................................................... 67
6.4.1. De conventionele instaatstelling (artikel 1217 Ger.W.) ..................................................... 67
6.4.2. De wettelijke instaatstelling (artikel 1218 §1, 2 en 3 Ger.W.) ............................................ 69
6.4.2.1. De mededeling van aanspraken en stukken (artikel 1218, §1, tweede t.e.m. vierde lid
Ger.W.) ..................................................................................................................................... 70
6.4.2.2. Overzicht van aanspraken en het meedelen van opmerkingen (artikel 1218, §2
Ger.W.) ..................................................................................................................................... 71
6.4.2.3. Het ontwerp van verdeling (artikel 1218, §3 Ger.W.) ................................................. 72
6.4.3. De gerechtelijke instaatstelling (artikel 1218, §4 Ger.W.) .................................................. 73
6.5. De ontdekking van nieuwe feiten of nieuwe stukken van overwegend belang (artikel 1219
Ger.W.) ............................................................................................................................................. 73
6.6. De sanctie in geval van overschrijding van de termijnen (artikel 1220, §1 en 2 Ger.W.) .......... 74
6.6.1. De sanctie ten aanzien van partijen (artikel 1220, §1 Ger.W.) ........................................... 74
6.6.2. De sanctie ten aanzien van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1220, §2 Ger.W.) ................... 74
v
6.7. De sanctie in geval van onmogelijkheid tot gezamenlijk handelen tussen de twee aangestelde
notarissen-‐vereffenaars (artikel 1220, §3 Ger.W.) ........................................................................... 75
6.8. De stuiting van de termijnen (artikel 1221 Ger.W.) ................................................................... 76
6.9. De mededeling van de stukken (artikel 1222 Ger.W.) ............................................................... 78
6.10. De verdeling in natura (artikel 1223 Ger.W.) ........................................................................... 79
6.10.1. Het indienen van bezwaren tegen de staat van vereffening-‐verdeling (artikel 1223, §1
Ger.W.) ......................................................................................................................................... 79
6.10.2. De minnelijke verdeling bij gebrek aan (geldige) bezwaren (artikel 1223, §2 Ger.W.) .... 81
6.10.3. Het proces-‐verbaal van geschillen of moeilijkheden (artikel 1223, §3 Ger.W.) ............... 82
6.10.4. De fase voor de rechter (artikel 1223, §4 Ger.W.) ........................................................... 83
6.10.5. De homologatie van de staat van vereffening-‐verdeling (artikel 1223, §5 Ger.W.) ......... 85
6.10.6. De aanvullende staat van vereffening-‐verdeling (artikel 1223, §6 Ger.W.) ..................... 86
6.11. De verkoop van de niet gevoeglijk in natura verdeelbare goederen (artikel 1224 en 1224/1
Ger.W.) ............................................................................................................................................. 87
6.11.1. De verkoop van onroerende goederen (artikel 1224 Ger.W.) .......................................... 87
6.11.1.1. Geen (geldige) bezwaren (artikel 1224, §2 Ger.W.) .................................................. 90
6.11.1.2. Bezwaren leiden tot de afhandeling voor de rechter (artikel 1224, §3-‐5 Ger.W.) ... 91
6.11.1.3. De notaris-‐vereffenaar kan dwangmaatregelen nemen in geval van obstructie
(artikel 1224, §4, tweede – vijfde lid Ger.W.) .......................................................................... 93
6.11.1.4. Onroerende goederen kunnen afzonderlijk niet verdeelbaar zijn in natura, maar
allemaal samen gezien wel (artikel 1224, §6 Ger.W.) .............................................................. 94
6.11.1.5. De zuiverende werking .............................................................................................. 94
6.11.2. De verkoop van roerende goederen (artikel 1224/1 Ger.W.) .......................................... 95
6.12. De devolutieve werking van het hoger beroep (artikel 1224/2 Ger.W.) ................................. 96
7. Het overgangsrecht ................................................................................................................... 99
8. Conclusie ................................................................................................................................. 104
9. Bibliografie .............................................................................................................................. 107
9.1. Wetgeving ................................................................................................................................ 107
Europese wetgeving ................................................................................................................... 107
Interne wetgeving ...................................................................................................................... 107
Voorbereidende werken ............................................................................................................ 107
9.2. Rechtspraak ............................................................................................................................. 108
9.3. Rechtsleer ................................................................................................................................ 110
Boeken ........................................................................................................................................ 110
Verzamelwerken ......................................................................................................................... 110
vi
Bijdragen in tijdschriften ............................................................................................................ 115
Overige ....................................................................................................................................... 117
1
Inleiding 1. Decennialang was de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling een onvoorzienbare,
ingewikkelde en tijdrovende procedure. Deze werd in vergelijking met de huidige wet slechts
summier geregeld in het Gerechtelijk Wetboek. Het kwam dan ook aan de rechtspraak toe om de
lacunes in de wetgeving op te vullen.1 De beroepsgroepen van het notariaat en de advocatuur
probeerden ook via protocollen2 regels vast te leggen om de procedure vlotter te laten verlopen.3
Toch bleef het vooral voor actoren die weinig met de procedure werden geconfronteerd, bijzonder
moeilijk om zich als dusdanig een duidelijk beeld te vormen van het verloop van de procedure.
Ondanks de praetoriaanse oplossingen, bleven er in de praktijk problemen bestaan. Onder andere
door het aanwenden van vertragingsmanoeuvres door partijen en/of hun raadslieden, konden de
procedures vaak jaren aanslepen.4 Dit was nefast voor de betrokken personen, niet alleen doordat
de goederen langdurig geïmmobiliseerd bleven, maar eveneens omwille van de impact op hun
persoonlijk leven.5
2. In het arrest Siegel6 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat het aan
de staten toekomt om de procedure inzake vereffening-‐verdeling zo te regelen dat de procedure
binnen een redelijke termijn kan worden afgewikkeld. De redelijke termijnvereiste van artikel 6
EVRM7 is namelijk ook van toepassing op procedures van gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Het Hof
stelde in casu een schending van voormeld artikel vast wegens het te trage verloop van de
gerechtelijke verdeling van een nalatenschap en veroordeelde de Franse staat. Mede door dit arrest
was België, vrezend voor een veroordeling, zich er van bewust dat het hoogdringend was om ook in
ons land werk te maken van een grondige hervorming.
1 Zo werd onder andere de mogelijkheid gecreëerd om een tussentijds proces-‐verbaal van beweringen en zwarigheden op te stellen; Cass. 5 november 1993, T.Not. 1995, 47, R.Cass. 1994, 26, noot T. VAN SINAY. 2 Zie bijvoorbeeld het akkoordprotocol balie-‐notariaat tussen de Kamer van Notarissen van de provincie West-‐Vlaanderen, de Orde van Advocaten te Brugge, de Orde van Advocaten te Ieper, de Orde van Advocaten te Kortrijk en de Orde van Advocaten te Veurne. 3 C. DECLERCK, “Een geactualiseerd draaiboek van een gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in G. VERSCHELDEN (ed.), Echtscheiding 2009-‐2010, Mechelen, Kluwer, 2010, (315) 343; Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 4. 4 Zie bijvoorbeeld Luik 21 maart 2000, Div.Act. 2000, 74. 5 A. VANDERHAEGHEN, De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, XI. 6 EHRM 28 november 2000, Siegel v. Frankrijk, RTDF 2001, 759, noot Y.-‐H. LELEU; P. TAELMAN, “Redelijke termijnvereiste geldt ook in gerechtelijke verdelingsprocedures”, Not.Fisc.M. 2011, (88) 89. 7 Art. 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950.
2
3. Gelet op de techniciteit van de materie kwam de nieuwe wet tot stand door een
samenwerking van de betrokken beroepsgroepen, zijnde de Koninklijke Federatie van het Belgisch
Notariaat, de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone.
Met de klaargestoomde teksten trok men vervolgens naar het parlement8, waar de tekst zonder veel
slag of stoot werd aangenomen. Deze creatietechniek van wetgeving moet volgens mij sterk worden
toegejuicht. Het zijn namelijk de praktizijnen die het best geplaatst zijn om de pijnpunten waarmee
ze dagelijks worden geconfronteerd aan de kaak te stellen en hiervoor oplossingen aan te reiken
door middel van overleg.
Aan de materieelrechtelijke bepalingen inzake vermogensrecht, huwelijksvermogensrecht en
erfrecht is met de hervorming niet geraakt, enkel de procedure werd hervormd. Ook de grote lijnen
van de procedure bleven ongewijzigd. Alles begint met de rechtbank die de vereffening-‐verdeling
beveelt en één, of in uitzonderlijke gevallen twee9, notaris(sen) aanstelt die belast word(t)(en) met
de eigenlijke werkzaamheden. De wet van 13 augustus 201110 verscheen in het Belgisch Staatsblad
op 14 september 2011 en is op 1 april 2012 in werking getreden. Normaal treedt een procedurewet
onmiddellijk in werking, maar hier werd gekozen voor een uitgestelde inwerkingtreding om toe te
laten de notarissen en advocaten te vormen.11
De wetgever trachtte vier belangrijke doelstellingen na te streven met de hervorming: ten eerste de
procedure versnellen, ten tweede het verloop van de procedure en de termijnen daarvoor voor de
partijen meer voorzienbaar maken, ten derde akkoorden tussen partijen in elke fase van de
procedure bevorderen en ten slotte de rol van de actieve notaris-‐vereffenaar versterken.12
In deze bijdrage zal worden nagegaan of de wetgever deze doelstellingen heeft bereikt met de
nieuwe artikelen 1207 t.e.m. 1224/2 van het Gerechtelijk Wetboek.
8 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1. 9 Zie infra, randnummer 25. 10 Wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, BS 14 september 2011. 11 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 73. 12 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 2-‐3.
3
Uitonverdeelheidtreding 4. Er is sprake van een onverdeeldheid indien verschillende personen op hetzelfde ogenblik in
een of meerdere goederen, rechten van dezelfde aard uitoefenen. 13 Er bestaat dus geen
onverdeeldheid tussen een blote eigenaar en vruchtgebruiker.14 Indien het gaat om een toevallige
onverdeeldheid15 kan men niet worden verplicht om in onverdeeldheid te blijven.16 De verdeling kan
bovendien te allen tijde worden gevorderd door een deelgenoot die het bewijs levert van een
bestaande onverdeeldheid, tenzij men overeengekomen is om tijdelijk in een staat van
onverdeeldheid te blijven gedurende een maximale, maar hiernieuwbare periode van vijf jaar.17
5. Wanneer alle deelgenoten in de onverdeelde boedel meerderjarig, bekwaam en aanwezig
zijn, kunnen zij te allen tijde in onderlinge overeenstemming de onverdeeldheid beëindigen.18 In
principe gebeurt de verdeling dus in der minne door middel van een overeenkomst die niet aan
specifieke vormvereisten is onderworpen. Het zal echter vaak het geval zijn dat de deelgenoten het
niet met elkaar eens geraken. In dat geval dringt zich een gerechtelijke vereffening-‐verdeling op.
De minnelijke verdeling onder gerechtelijke vorm is een derde wijze van verdeling die verplicht moet
gevolgd worden indien er minderjarigen of andere beschermde personen betrokken zijn bij de
verdeling.19 De verdeling geschiedt in dat geval onder voorzitterschap en met goedkeuring van een
vrederechter, maar het blijft wel een minnelijke verdeling. De vrederechter heeft als taak te waken
over de belangen van de betrokken beschermde personen. Indien de toeziende vrederechter zich
niet akkoord verklaart met de verdeling, verloopt de procedure vooralsnog gerechtelijk, zoals ook het
nieuwe artikel 1207 Ger.W. verduidelijkt.20
13 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 19. 14 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 2. 15 Zoals de situatie na een overlijden; Cass. 20 september 2013, TBBR 2014, 489. 16 Art. 815 BW. 17 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 2. 18 Art. 1205 Ger.W.; H. DE DECKER en S. DEVOS, “De minnelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1213) 1213. 19 Art. 1206 Ger.W.; H. DE DECKER en S. DEVOS, “De minnelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1213) 1220. 20 De oorspronkelijke tekst van art. 1207, zoals bepaald in het wetsvoorstel, verwees niet uitdrukkelijk naar art. 1206, zesde lid. De Raad van State merkte in zijn advies op dat een betere afstemming tussen beide procedures aangewezen is. Het artikel werd vervolgens geamendeerd; Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 2.
4
6. Er werd geopteerd om de nieuwe bepalingen zo te ordenen en te structureren dat ook wie
niet vertrouwd is met de procedure, de opeenvolgende stappen goed voor ogen kan houden.21
Daarom lijkt het mij passend om hier een artikelsgewijze bespreking te geven met daarbij de
eventuele bijkomende pijnpunten die blijven bestaan of kunnen optreden.
21 P. HOFSTRÖSSLER, “De krachtlijnen van de nieuwe procedure: een nieuw draaiboek. De gewijzigde rol van rechter en advocaat” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 6.
5
DE NIEUWE PROCEDURE VAN GERECHTELIJKE VEREFFENING-‐VERDELING: ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
1. De inleiding van de vordering en het vonnis dat de gerechtelijke verdeling beveelt
1.1. De inleiding van de vordering en de bevoegde rechtbank (artikel 1207 Ger.W.) 7. Indien niet alle mede-‐eigenaars met een minnelijke verdeling instemmen, alsook in de
gevallen bedoeld in artikel 1206, zesde lid, geschiedt de verdeling gerechtelijk op vordering van de
meest gerede partij.22 Het geding wordt in de regel ingeleid via dagvaarding (artikel 700 Ger.W.) of
vrijwillige verschijning (artikel 706 Ger.W.) maar de inleiding bij verzoekschrift op tegenspraak of bij
conclusie behoren ook tot de mogelijkheden wanneer het gaat om een verdeling na echtscheiding.23
De materieel bevoegde rechter voor de verdeling is de familierechter. Bij de invoering van de wet
was het nog de rechtbank van eerste aanleg die bevoegd was. Sinds de wet van 30 juli 201324 is dat
echter de familierechtbank geworden.25
In artikel 629bis Gerechtelijk Wetboek wordt de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank
geregeld. Deze bepaling is van dwingend recht.26 In principe worden de vorderingen tussen partijen
die gehuwd geweest zijn voor die familierechtbank gebracht waarbij reeds een vordering aanhangig
is gemaakt inzake de aangelegenheden waarvoor de familierechtbank materieel bevoegd is
krachtens artikel 572bis. 27 Indien voorgaande bepaling geen toepassing vindt, worden de
vorderingen gebracht voor de familierechtbank van de woonplaats van de verweerder, die van de
laatste echtelijke verblijfplaats van de partijen of die van de laatste gemeenschappelijke woonplaats
van de wettelijk samenwonenden.28
Voor zaken aangaande erfopvolgingen of testamenten is de bevoegde rechter diegene van de plaats
waar de erfenis is opengevallen, wanneer het gaat om rechtsvorderingen tot verdeling.29
22 Art. 1207 Ger.W. 23 J.-‐C. BROUWERS, “La demande en liquidation-‐partage et la modification apportée à l’effet dévolutif de l’appel” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (29) 31. 24 Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie-‐ en jeugdrechtbank, BS 27 september 2013. 25 Zie ook het nieuwe art. 572bis, 10° Ger.W. 26 Toelichting bij het aangenomen amendement nr. 53 (F. DELPÉRÉE) op het wetsontwerp betreffende de invoering van een familie-‐ en jeugdrechtbank, Parl.St. Senaat 2012-‐13, nr. 5-‐1189/4, 9. 27 Art. 629bis, §1 Ger.W.; S. BROUWERS, “Invoering van de familie-‐ en jeugdrechtbank: een wegwijzer voor de notaris”, Notariaat 2014, afl. 2, (1) 3. 28 Art. 629bis, §5 Ger.W. 29 Art. 629bis, §3 Ger.W. j° art. 627, 3° Ger.W.; Brussel 24 september 2013, RW 2014-‐15, 145.
6
Partijen kunnen na het ontstaan van het geschil ook vrij overeenkomen voor welke familierechtbank
zij hun vordering brengen.30
1.2. De samenvoeging van afzonderlijke vorderingen (artikel 1208, §1 Ger.W.) 8. Het is goed mogelijk dat verschillende eisers een afzonderlijke vordering inleiden betreffende
dezelfde onverdeeldheid. Teneinde overbodige discussies en procedurele vertragingen te vermijden
bepaalt artikel 1208, §1 dat de vorderingen op de eerste nuttige zitting (in beginsel de
inleidingszitting) en in voorkomend geval ambtshalve, worden samengevoegd.31 Normaal zullen het
de partijen zijn die de rechter hierop wijzen, maar de rechter kan het dus volgens de wettekst ook
ambtshalve opwerpen.
1.3. De uitbreiding van de vordering tot vereffening-‐verdeling (artikel 1208, §2 en 3 Ger.W.) 9. Een eerste belangrijke vernieuwing vinden we terug in artikel 1208, §2 en §3. Indien tussen
partijen een andere onverdeeldheid bestaat waarbij geen derden betrokken zijn en waarvan de
voorafgaande vereffening noodzakelijk is om de gevorderde verdeling te voltrekken, strekt de
vordering zich van rechtswege uit tot die onverdeeldheid.
De wetgever is hier tegemoetgekomen aan een probleem dat zich in de praktijk voordeed. Wanneer
bijvoorbeeld een persoon die getrouwd is onder het wettelijk stelsel overlijdt, zal eerst het
gemeenschappelijk vermogen dat bestaan heeft tussen de eerststervende en de langstlevende
echtgenoot vereffend en verdeeld moeten worden, vooraleer kan worden overgegaan tot de
vereffening-‐verdeling van de nalatenschap van de eerststervende.32 Het gebeurde echter vaak dat de
partij(en) door onoplettendheid de verdeling van de eerste onverdeeldheid vergaten te vorderen.33
De taak van de notaris kon nog niet aanvangen, men moest de rechter eerst opnieuw adiëren. De
partijen kunnen de notaris-‐vereffenaar namelijk zelf niet vragen om in weerwil van de rechterlijke
beslissing, zijn taak uit te breiden. Het is en blijft de rechtbank die de notaris aanstelt en niet de
30 Art. 629bis, §8; K. DEVOLDER, “De invoering van een familie-‐ en jeugdrechtbank. Commentaar bij de wet van 30 juli 2013”, T.Fam. 2014, (128) 136. 31 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 636. 32 Antwerpen 24 juni 2015, T.Not. 2015, 694; Rb. Gent 23 maart 2010, RW 2010-‐11, 682; C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011”, RW 2011-‐12, (1446) 1447. 33 Bergen 15 september 1992, RNB 1995, 22; Luik 11 maart 2002, RRD 2002, 212; Rb. Gent 23 maart 2010, RW 2010-‐11, 682; W. VANBIERVLIET, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling na overlijden” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (51) 55.
7
partijen. 34 Door deze stunteligheden ging kostbare tijd verloren, nog vóór de werkzaamheden
daadwerkelijk konden starten.
Sommige rechtspraak en rechtsleer waren van mening dat de vordering van het ene, op impliciete
wijze de vordering van het andere omvatte35, maar dat werd niet unaniem aanvaard36. Nu wordt
deze mogelijkheid dus wettelijk verankerd. Er dient aan twee cumulatieve voorwaarden voldaan te
zijn: de onverdeeldheid mag geen derden aanbelangen en de voorafgaande vereffening moet
noodzakelijk zijn om de gevraagde verdeling te kunnen voltrekken.37 In dat geval zal de eis van
rechtswege de vereffening van die onverdeeldheid omvatten. Eenzelfde bepaling wordt herhaald
met betrekking tot de rechterlijke beslissing die de vereffening-‐verdeling beveelt.38
1.4. De mogelijkheid tot afzonderlijke verdeling van bepaalde buitenlandse goederen (artikel 1208, §4 Ger.W.) 10. De vordering tot verdeling is in principe onsplitsbaar. Dit wil niet alleen zeggen dat alle
gerechtigden erbij moeten betrokken worden39, maar tevens dat alle goederen van de onverdeelde
boedel in de vordering begrepen moeten zijn, of deze nu in België of in het buitenland gelegen zijn40.
11. Artikel 1208, §4 laat de regels inzake internationaal privaatrecht onverlet.41 Om het volgende
stuk goed te begrijpen, dienen we daarom best eerst naar de desbetreffende rechtsregels te kijken.
Krachtens artikel 4 van de nieuwe Erfrechtverordening42 is de internationaal bevoegde rechter inzake
34 J. VERSTRAETE, “Valkuilen bij gerechtelijke verdelingen” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (7) 17. 35 Bergen 15 september 1992, RNB 1995, 22; Bergen 12 januari 1995, RNB 1995, 374; Luik 11 maart 2002, JT 2003, 885: “La liquidation de la succession d’une personne mariée implique que soit liquidé en premier lieu le régime matrimonial, même si le jugement qui l’ordonne ne l’a pas dit expressément”; C. DECLERCK, “Draaiboek van een vereffening-‐verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Themis familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2003-‐04, (5) 6. 36 Rb. Brussel 28 januari 1997, T.Not. 1997, 449; J.-‐L. LEDOUX, “La vente des immeubles indivis” in J. VAN COMPERNOLLE en J.-‐F. TAYMANS (eds.), Les incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2001, (103) 109. 37 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 180. 38 Art. 1208, §3 Ger.W.; A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 636. 39 Gent 26 november 2015, T.Not. 2016, 178. 40 Behoudens andersluidend akkoord tussen de deelgenoten; Antwerpen 26 mei 2003, T.Not. 2004, 165; M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 622; J.-‐F. VAN DROOGHENBROECK en J.-‐C. BROUWERS, “De la demande en liquidation-‐partage au jugement qui ordonne les opérations” in OBFG EN FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (1) 7-‐8; T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 96. 41 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 636-‐637. 42 Verordening van het Europees Parlement en de Raad nr. 650/2012, 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de
8
de verdeling van de nalatenschap, bij afwezigheid van een forumbeding, de rechter van het land
waar de erflater op het moment van zijn of haar overlijden de gewone verblijfplaats had. Op het vlak
van onverdeelheden na echtscheiding, somt artikel 42 van het Wetboek Internationaal
Privaatrecht43, vier internationale bevoegdheidsgronden op voor de Belgische rechter: ten eerste
wanneer het gaat om een gezamelijke vordering en de gewone verblijfplaats van een van de
echtgenoten in België is, ten tweede wanneer de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats
van de echtgenoten in België is, ten derde wanneer de eiser zijn of haar gewone verblijfplaats in
België heeft sedert meer dan een jaar en ten slotte wanneer beide echtgenoten Belg zijn.44 Er bestaat
soms een misvatting in de rechtspraak dat Belgische rechters zich niet over de buitenlandse
goederen zouden kunnen uitspreken. Indien de Belgische rechter echter internationaal bevoegd is,
kan hij zich uitspreken over de gehele verdeling, dus ook wat betreft de buitenlandse goederen die
tot de onverdeelde massa behoren.45
12. De principiële onsplitsbaarheid kan wel voor problemen zorgen. In de parlementaire
voorbereidingen vermeldt WAUTELET dat “het handig kan zijn om de goederen afzonderlijk te
verdelen wanneer blijkt dat de vreemde staat een bevoegdheidsmonopolie opeist voor de goederen
die zich op zijn grondgebied bevinden of wanneer blijkt dat het heel moeilijk wordt een
uitvoerbaarverklaring te verkrijgen van de Belgische beslissing die de verdeling beveelt.”46 Verder
wordt het voorbeeld aangehaald van een gehuwd Belgisch koppel met een buitenverblijf in Frankrijk.
Indien ze het niet eens geraken over de verkoop, noch over de toewijzing in natura, moeten ze in
Frankrijk een aparte procedure opstarten voor de openbare verkoop van het goed. Tijdens die
procedure zijn alle verdelingsoperaties in België opgeschort, totdat de opbrengst van de verkoop
beschikbaar is.47
tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, Pb.L. 27 juli 2012, afl. 201, 107. 43 Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, BS 27 juli 2004. 44 T. KRUGER en J. VERHELLEN, Internationaal privaatrecht: de essentie, Brugge, die Keure, 2015, 278-‐280. 45 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 30. 46 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 81. 47 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 10.
9
13. Het nieuwe artikel 1208, §4 voorziet nu om redenen van efficiëntie en een vlotte voortgang
van de werkzaamheden, in een uitzondering op de principiële onsplitsbaarheid.48 Op verzoek van een
van de partijen kan de rechtbank, bij een met redenen omklede beslissing, de afzonderlijke verdeling
bevelen voor de in het buitenland gelegen goederen die ze aanwijst. Dit betekent dat ze “het
voorwerp zullen uitmaken van een afzonderlijke verdeling, die later, of desgevallend in het land waar
die goederen zijn gelegen volgens de aldaar geldende procedure, zal gebeuren.”49 Het nieuwe artikel
ontneemt dus de mogelijkheid niet aan de Belgische rechter om zelf de verdeling van de in het
buitenland gelegen goederen afzonderlijk en op een later tijdstip te bevelen, nadat hij bijvoorbeeld
meer informatie heeft verkregen over deze goederen inzake hun bestaan of hun waarde.50 Men mag
de bewoordingen ‘afzonderlijke verdeling’ met andere woorden niet beperkend gaan lezen en
daaruit afleiden dat enkel een buitenlandse rechter zich nog over de verdeling van die goederen zou
kunnen uitspreken.51
Het Hof van Cassatie bepaalde reeds lang geleden dat een afzonderlijke verdeling mogelijk was wat
betreft de in het buitenland gelegen onroerende goederen in het kader van een onverdeelde
nalatenschap.52 Deze rechtspraak wordt nu niet alleen in de wet vastgelegd, maar ook uitgebreid tot
alle mogelijke goederen53 en onverdeeldheden (zowel de verdelingen die betrekking hebben op een
nalatenschap of een huwelijksgemeenschap, alsook de verdelingen van gemeenrechtelijke
onverdeeldheden).
14. Het komt aan de partijen toe om de afzonderlijke verdeling te vorderen. De rechter kan zulks
niet ambtshalve bevelen. 54 Het kan ook zijn dat de moeilijkheden inzake de verdeling van
buitenlandse goederen zich pas voordoen gedurende de notariële fase. De wetgever voorziet
48 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 29. 49 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 18. 50 P. HOFSTRÖSSLER, “De ‘gewijzigde’ rol van de rechter, de notaris en de advocaat” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (29) 48. 51 P. HOFSTRÖSSLER, “De ‘gewijzigde’ rol van de rechter, de notaris en de advocaat” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (29) 48. 52 Cass. 31 december 1968, Pas. 1969, I, 227; het Hof oordeelde dat de in België gelegen onroerende goederen en de in het buitenland gelegen onroerende goederen afzonderlijke entiteiten vormen, waarvoor de rechter in dergelijke gevallen de afzonderlijke verdeling kan bevelen. 53 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 3. 54 H. GORET, “De afzonderlijke verdeling van goederen gelegen in het buitenland: een nieuw instrument dat omzichtig gebruikt moet worden”, Notariaat 2013, afl. 14, (4) 5.
10
daarom in een initiatiefrecht voor de notaris-‐vereffenaar.55 Hij kan de rechter adiëren middels een
tussentijds proces-‐verbaal zoals bedoeld in artikel 1216 Ger.W. Het komt uitsluitend aan de notaris
toe om de rechter te vatten. De wetgever heeft hiervoor bewust gekozen om dwarsliggende partijen
geen mogelijkheden te geven tot het aanwenden van vertragingsmanoeuvres.56 De partijen kunnen
zonder gerechtelijke tussenkomst uiteraard wel overeenkomen om een welbepaald in het buitenland
gelegen goed, buiten de massa te houden. Dit (deel)akkoord wordt best vastgelegd in een proces-‐
verbaal dat beide partijen definitief bindt.57
15. De rechter heeft een discretionaire bevoegdheid bij het al dan niet toestaan van de
afzonderlijke verdeling. Hij zal bijzonder waakzaam moeten zijn om ervoor te zorgen dat er geen
nieuwe onbillijkheden en inefficiënties in het leven worden geroepen.
Tijdens de parlementaire werkzaamheden werd onder andere gewezen op het feit dat er gevaar op
discriminatie kan ontstaan wanneer een goed in een land gelegen is waarvan het recht het beginsel
van gelijkheid tussen mannen en vrouwen niet respecteert.58 Daarom werd een amendement
ingediend waarbij de voorgestelde toevoeging aan artikel 1208, §4 als volgt luidde: “voor zover het
recht dat van toepassing is volgens de internationale privaatrechtelijke regels van de Staat waar de
goederen zijn gelegen, het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen in acht neemt.”59 In de
uiteindelijk goedgekeurde tekst wordt deze toevoeging echter niet weerhouden, maar wordt
bepaald dat de rechter rekening dient te houden met de ligging en de aard van de goederen.
VERSTRAETE en HOFSTRÖSSLER merken op dat deze twee beoordelingscriteria slechts exemplatief
zijn en dat de rechter ook nog met andere criteria rekening kan houden.60 De rechter kan weliswaar
beslissen dat de goederen niet afzonderlijk verdeeld zullen worden, maar hij kan niet raken aan het
gegeven dat hij zelf of de notaris eventueel buitenlands recht zal moeten toepassen. De artikelen
2061 en 2162 van het Wetboek Internationaal Privaatrecht kunnen hierbij soelaas bieden.
55 Art. 1208, §4, tweede lid Ger.W. 56 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 31. 57 Art. 1214, §1, tweede lid Ger.W.; S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1228. 58 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 46. 59 Amendement nr. 14 (Z. KHATTABI en S. DE BETHUNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/5, 4. 60 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 32. 61 Art. 20 WIPR bepaalt dat: “De bepalingen van het WIPR geen afbreuk doen aan de toepassing van de dwingende bepalingen of bepalingen van openbare orde van Belgisch recht die erop gericht zijn een
11
Ook civielrechtelijk zouden er problemen kunnen opduiken indien de rechter een afzonderlijke
verdeling toestaat.63 De overledene kan zijn beschikbaar deel geschonken hebben aan een derde.
Het kan zijn dat deze schenking overeind blijft indien men bij de samenstelling van de fictieve massa
ook rekening houdt met de in het buitenland gelegen goederen, maar het kan ook zijn dat ze moet
worden ingekort indien men deze goederen afzonderlijk verdeelt. We kunnen bijvoorbeeld ook
denken aan het geval waarin de verdeling in natura mogelijk is indien men de buitenlandse goederen
in de verdeling betrekt, terwijl dit niet het geval is indien men de verdeling beperkt tot de goederen
die in België gelegen zijn. 64 Het komt dus aan de rechter toe om telkens een delicate en
weloverwogen afweging te maken. De wet bepaalt daarom dat de rechter de afzonderlijke verdeling
expliciet moet motiveren in zijn uitspraak.
16. De afzonderlijke verdeling blijft evenwel de uitzondering op de regel. Het moet
gerechtvaardigd worden aan de hand van concrete elementen in het dossier.65 De wetgever heeft
niet de bedoeling gehad om telkens wanneer er zich buitenlandse goederen in de te verdelen boedel
bevinden, een exceptie op de onsplitsbaarheid toe te staan.66
CASMAN vraagt zich af waarom niet gekozen werd voor de optie om de regeling ook toepassing te
laten vinden op bepaalde binnenlandse goederen.67 De parlementaire voorbereiding rechtvaardigt
het nieuwe artikel namelijk door te verwijzen naar de moeilijkheden van praktische en juridische
aard die kunnen ontstaan indien bepaalde goederen die van de onverdeeldheid afhangen zich in het
buitenland bevinden.68 De rechter houdt daarbij rekening met de aard en de ligging van die
internationale situatie te regelen ongeacht het door de verwijzingsregels aangewezen recht, krachtens de wet of wegens hun kennelijke strekking”. 62 Art. 21 WIPR bepaalt dat: “De toepassing van een bepaling uit het door het WIPR aangewezen buitenlands recht wordt geweigerd voor zover zij tot een resultaat zou leiden dat kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde”. 63 H. GORET, “De afzonderlijke verdeling van goederen gelegen in het buitenland: een nieuw instrument dat omzichtig gebruikt moet worden”, Notariaat 2013, afl. 14, (4) 8. 64 L. STERCKX, “La réforme de la procedure de liquidation-‐partage”, JT 2012, (225) 226. 65 H. GORET, “De afzonderlijke verdeling van goederen gelegen in het buitenland: een nieuw instrument dat omzichtig gebruikt moet worden”, Notariaat 2013, afl. 14, (4) 7. 66 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 81. 67 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 102-‐103. 68 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 18.
12
goederen. CASMAN merkt op dat de aard van sommige onverdeelde in België gelegen goederen,
evengoed kunnen vereisen dat deze voorlopig uit de verdeling worden gesloten.
Naar mijn mening moet de afzonderlijke verdeling een uitzondering blijven, gelet op de hoger
geschetste problemen die kunnen ontstaan op juridisch en civielrechtelijk vlak. Het zal sowieso al een
moeilijke en uitgebreide opdracht vormen voor de rechter om een afweging in concreto te maken.
Het kan namelijk zijn dat hij het toepasselijke buitenlands recht eerst zal moeten onderzoeken, of dat
hij bijvoorbeeld al vraagstukken inzake materieel recht moet oplossen. Indien hij ook nog eens
bijkomend de aard van de binnenlandse goederen moet analyseren zou dit kunnen leiden tot
ongewenste vertragingen. Bovendien zou dit de overzichtelijkheid van de procedure niet ten goede
komen. Indien bijvoorbeeld buitenlandse goederen afhangen van een buitenlandse uitspraak en
daarbovenop nog eens bepaalde binnenlandse goederen uit de verdeling worden gesloten, hebben
de partijen al met minstens drie afzonderlijke parallelle procedures te maken.
1.5. De rechter kan zich reeds uitspreken over bepaalde geschilpunten (artikel 1209, §1 Ger.W.) 17. Artikel 1209, §1 herneemt het oude artikel 1209, eerste lid Ger.W. dat zegt dat de rechtbank
beslist over alle geschillen die bij haar aanhangig worden gemaakt, met dien verstande evenwel dat
zij de discretionaire bevoegdheid heeft om de oplossing uit te stellen tot het vonnis van homologatie
is gewezen.69 Doorgaans zal de rechter zich in deze fase van de procedure nog niet uitspreken over
concrete geschilpunten.70 Nochtans kan dit soms aangeraden worden om het werk van de notarissen
te vereenvoudigen en eventuele latere (nutteloze) tussenkomsten van de rechtbank via een
tussentijds proces-‐verbaal te voorkomen. 71 Het geschil betreffende de geldigheid van een
eigenhandig geschreven testament wordt bijvoorbeeld best reeds beslecht in de gerechtelijke fase.72
1.6. Deelakkoorden gesloten tijdens de gerechtelijke fase en hun gevolgen (artikel 1209 Ger.W.)
1.6.1. Akkoordvonnissen – algemeen (artikel 1209, §1 en 2 Ger.W.) 18. Een van de belangrijkste doelstellingen van de hervorming is om akkoorden tussen partijen in
elke fase van de procedure te bevorderen zonder dat de partijen de voordelen van de gerechtelijke
69 Antwerpen 12 mei 2004, T.Not. 2007, 11. 70 Brussel 13 april 2010, NJW 2010, 506, noot K. VANDENBERGHE. 71 B. LUYTEN, “Enkele bedenkingen bij de procedure van gerechtelijke verdeling”, T.Not. 1995, (387) 396; C. DECLERCK, “Draaiboek van een vereffening-‐verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Themis familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2003-‐04, (5) 7; T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 96; 72 Rb. Namen 23 maart 2015, RTDF 2015, 990; voor een hele reeks andere voorbeelden zie P. VAN DEN EYNDE, J.-‐F. PARISIS, Ph. DE PAGE en J.-‐F. TAYMANS, “Le partage judiciaire – Quelques questions pratiques”, RNB 1991, (226) 233-‐235.
13
procedure verliezen. 73 Artikel 1209 is daar samen met artikel 1214, §1, tweede lid een
weerspiegeling van. Zowel de rechter als de notaris-‐vereffenaar kunnen vaststellen dat partijen
akkoorden hebben gesloten in het kader van de procedure. Het nieuwe artikel 1209 handelt over de
voorafgaande overeenkomsten die partijen in de prenotariële fase kunnen sluiten. Onder het oude
recht behoorde dit ook reeds tot de mogelijkheden.
Wanneer de rechter vaststelt dat partijen over een bepaald twistpunt een akkoord hebben bereikt,
verleent hij hen daarvan akte74, hetzij op verzoek van de partijen, hetzij ambtshalve. Dit laatste wordt
afgeleid uit het feit dat de wetgever het woord ‘vaststelt’ gebruikt, wat wil zeggen dat de rechter
spontaan akte kan verlenen indien er over bepaalde punten een akkoord voorligt tussen de
betrokken partijen.75 Nieuw is dat de wet nu uitdrukkelijk bepaalt dat zo een vastgesteld akkoord de
waarde heeft van een akkoordvonnis, zoals bedoeld in artikel 1043 Ger.W.76 Tegen dergelijk vonnis
staat geen voorziening meer open.77 Zo vermijdt men dat partijen zouden terugkomen op hun eerder
gesloten overeenkomsten.
1.6.2. Akkoordvonnissen die handelen over de verkoop van onverdeelde goederen (artikel 1209, §3 Ger.W) 19. Het oude artikel 1211 Ger.W. bepaalde dat de rechter reeds in het aanstellingsvonnis de
openbare verkoop kon bevelen van goederen die niet gevoeglijk in natura konden worden verdeeld,
zelfs wanneer niet alle partijen het hierover eens waren.78 Een groot deel van de rechtspraak en
rechtsleer stond daar vroeger reeds afkerig tegenover.79 De hervorming maakt dan ook terecht
komaf met de toegekende discretionaire bevoegdheid aan de rechter. Alle partijen dienen krachtens
het nieuwe artikel 1209, §3 akkoord te zijn met de verkoop.80 Het basisbeginsel blijft namelijk de
73 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 3. 74 Rb. Luik 31 maart 2014, RTDF 2014, 934; J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 53. 75 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 37. 76 Art. 1209, §2 Ger.W. 77 Art. 1043, tweede lid luidt namelijk als volgt: “Tegen dit vonnis staat voor de gedingvoerende partijen geen voorziening open, tenzij de overeenkomst niet wettelijk is tot stand gekomen en behoudens de wijzen van uitlegging en van verbetering, bepaald in de artikelen 793 tot 808/1 indien daartoe grond bestaat.” 78 H. VANBOCKRIJCK, “Actualia vereffening en verdeling” in A.-‐L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Notariële actualiteit 2011-‐2012, Brussel, Larcier, 2012, (3) 5. 79 Zie de verwijzingen in C. DECLERCK, “Een geactualiseerd draaiboek van een gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in G. VERSCHELDEN (ed.), Echtscheiding 2009-‐2010, Mechelen, Kluwer, 2010, (315) 320; C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 184. 80 L. STERCKX, “La vente des biens non commodément partageables en nature” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (179) 183; A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in
14
verdeling in natura, zodat bij gebrek aan akkoord, de verkoop maar aan de orde is nadat is komen
vast te staan dat een gevoeglijke verdeling in natura van de onverdeelde goederen onmogelijk is. Dit
zal pas kunnen blijken na vereffening van de rechten van partijen.81 Indien partijen een akkoord
bereiken over de verkoop uit de hand, lijkt het aangewezen dat ze een termijn afspreken waarbinnen
dit dient te gebeuren, zodat men op de openbare verkoping kan terugvallen als de verkoop uit de
hand niet binnen een redelijke termijn kan worden afgerond.82
De wet bepaalt dat het akkoordvonnis dat handelt over de verkoop, openbaar of uit de hand, van alle
of een deel van de onverdeelde goederen, de notaris-‐vereffenaar ertoe machtigt over te gaan tot
deze verkoop, indien hij daartoe door ten minste één partij wordt verzocht.83 De instrumenterende
notaris verkrijgt hiertoe de bevoegdheden bedoeld in artikel 1224, §4, tweede, derde en vierde lid.
Deze bepalingen regelen de situatie in geval van afwezigheid of tegenwerking van de partijen of van
de bewoner van de onroerende goederen waarvan de verkoop is bevolen.84 Om te weten welke
procedures gevolgd moeten worden bij de openbare verkoop of bij de verkoop uit de hand van
roerende of onroerende goederen, verwijst de wet telkens naar de relevante artikelen.85
2. De aanstelling van één of uitzonderlijk twee notaris(sen)-‐vereffenaar(s) (artikel 1210 Ger.W.)
2.1. De aanstelling van de notaris-‐vereffenaar onder het oude recht 20. In een van de dertien krijtlijnen van de nieuwe wetgeving geeft de wetgever de voorkeur aan
de aanstelling van slechts één notaris-‐vereffenaar.86 In bepaalde uitzonderlijke gevallen blijft het
echter mogelijk om twee notarissen-‐vereffenaars aan te stellen.87
21. Onder de oude wet verwees de rechtbank de partijen in haar aanstellingsvonnis ook naar één
of maximaal twee88 boedelnotarissen.89 De aanstelling van twee notarissen wekte bij de partijen
Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 2. 81 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 19. 82 A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (109) 110. 83 Art. 1209, §3 Ger.W. 84 Zie infra randnummer 150. 85 Art. 1209, §3, derde t.e.m. zesde lid Ger.W. 86 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 5. 87 Zie infra randnummer 25. 88 Brussel 13 november 2001, RW 2001-‐02, 1539 (een vonnis waarbij drie boedelnotarissen werden aangesteld, werd verbroken).
15
soms verkeerdelijk de indruk dat ieder zijn ‘eigen’ notaris had die hen moest vertegenwoordigen.90
Dit is uiteraard een cruciaal verkeerde opvatting. De notaris-‐vereffenaar is noch een advocaat, noch
een vertrouweling van een partij.91 Hij dient steeds objectief de belangen van alle betrokken partijen
te behartigen, ook indien er een tweede notaris is aangewezen.92 De toevoeging van een tweede
notaris-‐vereffenaar naast die van de eisende partij of van de meerderheid, louter om elke verdenking
van de wederpartij te mijden, is daarom niet zinvol. Dit werkt de schijn van partijdigheid enkel maar
in de hand. De rechtbank duidt in dat geval beter één vreemde notaris aan. In de praktijk zien we
trouwens dat in het eerste geval de actieve inbreng van de bijkomende notaris vaak beperkt is.93
In een arrest van het hof van beroep te Antwerpen verbreekt het Hof een vonnis dat ten onrechte
bepaalde voor welke partij iedere notaris optrad: “In de procedure van vereffening-‐verdeling wordt
de boedelnotaris aangesteld met een door de wet voorzien gerechtelijk mandaat, om in alle
onafhankelijkheid en als het ware als eerste rechter, de opgedragen bewerkingen uit te voeren. Indien
twee notarissen worden aangesteld tot boedelnotaris, vormen zij een college van vereffenaars en
dienen zij beide hun opdracht in strikte objectiviteit uit te voeren.” 94
22. Indien de rechter opteerde voor de aanstelling van twee notarissen, kwam het enkel aan de
eerste notaris toe om de staat van vereffening op te stellen. De tweede notaris kon slechts een nota
met opmerkingen aan de staat van de vereffening of een tegenontwerp aan het proces-‐verbaal van
beweringen en zwarigheden toevoegen.95 De tweede notaris was vaak passief waardoor deze niet
veel bijbracht aan de kwaliteit van de vereffening-‐verdeling. Bovendien leidde de aanstelling van
89 Oud art. 1209, tweede lid Ger.W. 90 Rb. Hasselt 7 maart 1994, T.Not. 1994, 248, noot F. BOUCKAERT; J. VAN COMPERNOLLE, “Désignation, compétence et impartialité du notaire auxiliaire de justice” in J. VAN COMPERNOLLE en J.-‐F. TAYMANS (eds.), Les incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2001, (11) 13; J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 157; G. DE LEVAL en F. ERDMAN, Justitiedialogen. Syntheseverslag opgemaakt op verzoek van Laurette Onkelinx, vroegere vice-‐eersteminister en minister van Justitie, Brussel, FOD Justitie, juli 2004, 152. 91 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 158. 92 B. LUYTEN, “Enkele bedenkingen bij de procedure van gerechtelijke verdeling”, T.Not. 1995, (387) 396. 93 J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 157; S. MOSSELMANS, “Aanwijzing van één of twee notaris(sen)-‐vereffenaar(s) inzake gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in R. BARBAIX en A.-‐L. VERBEKE (eds.), Actuele knelpunten familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, (125) 126. 94 Antwerpen 9 november 2005, T.Not. 2007, 47. 95 Oud art. 1214 Ger.W.; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 88.
16
twee notarissen vaak tot vertragingen in de procedure, onder andere door het feit dat het niet altijd
evident is om hun drukke agenda’s op elkaar af te stemmen.96
2.2. De aanstelling van één notaris-‐vereffenaar: de regel (artikel 1210, §1 Ger.W.) 23. Onder de nieuwe wet zal de rechter in beginsel slechts één notaris-‐vereffenaar aanstellen.
De hervorming versterkt zo de objectiviteit en onpartijdigheid van de notaris.97
Indien alle partijen het unaniem eens zijn over de identiteit van een notaris-‐vereffenaar, is de rechter
verplicht om deze aan te wijzen. Zelfs indien slechts één partij een door alle andere partijen
voorgestelde notaris niet aanvaardt, kan deze notaris nooit aangesteld worden door de rechter. Het
loutere feit dat er geen bezwaar wordt geformuleerd, kan niet als akkoord gelden.98 Hoewel goed
bedoeld, kan er toch een vraagteken bij deze regel geplaatst worden. Stel dat er acht deelgenoten
zijn waarvan er zeven akkoord gaan met betrekking tot de identiteit van de notaris-‐vereffenaar en
slechts één partij dwarsligt door zijn goedkeuring te weigeren of door niet op de zitting te
verschijnen. Is het dan wel opportuun dat de rechter een andere notaris moet aanwijzen?99 De wet
zou bijvoorbeeld bepaald kunnen hebben dat ten minste ¾ van de partijen akkoord moet zijn met de
aanstelling. Op die manier zou het principe van de unanimiteit nog steeds gewaarborgd zijn indien er
slechts twee of drie deelgenoten zijn.
Onder het huidige recht, zal de rechter zelf een andere notaris moeten aanwijzen wanneer de
deelgenoten niet unaniem tot een akkoord kunnen komen. De door partijen naar voor geschoven
notarissen waarover geen eensgezindheid bestond, zullen dus sowieso niet met de
vereffeningsverrichtingen kunnen worden belast.100 Omgekeerd kan de rechter geen andere notaris
aanstellen dan diegene waarover de partijen een akkoord hebben bereikt, zelfs indien hij zou menen
dat een andere notaris in casu beter geplaatst is om de werkzaamheden uit te voeren. Onder de
oude wet echter was sommige rechtspraak ten onrechte geneigd te zeggen dat de rechter een
apprectiatiebevoegdheid behield en tegen de wil van de partijen een andere notaris kon
96 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 44. 97 W. PINTENS, “Naar een versnelde vereffening-‐verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2010, Antwerpen, Intersentia, 2010, (325) 326. 98 P. HOFSTRÖSSLER, “De krachtlijnen van de nieuwe procedure: een nieuw draaiboek. De gewijzigde rol van rechter en advocaat” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 12. 99 C. DECLERCK en S. VANGOETSENHOVEN, “Verzegeling, boedelbeschrijving en gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Capita selecta” in A.-‐L. VERBEKE, C. DECLERCK en J. DU MONGH (eds.), Themis Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2013, (55) 67. 100 Vroeger gingen rechters dan bijvoorbeeld de notaris aanwijzen die door de meerderheid van partijen werd voorgedragen; J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 157.
17
aanwijzen.101 Dit is echter een verkeerde redenering. Het respect voor de keuze van de partijen vloeit
onder andere voort uit het beginsel van vrije notariskeuze, maar ook het feit dat bij de burgerlijke
rechtspleging partijen hun geschil zelf afbakenen.102 Indien ze een akkoord hebben over de aan te
stellen notaris, bestaat daarover geen geschil en heeft de rechter daar niets meer in te zeggen.
Indien hij zich toch zou inmengen, schendt hij het verbod uitspraak te doen over niet gevorderde
zaken. De wetgever beslecht de controverse nu in het voordeel van de meerderheid van rechtsleer
en rechtspraak met een duidelijke wettekst.
24. Bij gebrek aan akkoord tussen de partijen, kan de rechter bij de aanstelling van een notaris
rekening houden met objectieve criteria zoals de spreiding van de werklast en de beschikbaarheid
van de notaris, alsmede het arrondissement waar alle of de meeste werkzaamheden zich zullen
voltrekken. De rechter zou ook een notaris kunnen aanduiden die zijn vertrouwen draagt of van wie
hij weet dat hij gespecialiseerd is op het vlak van de voorliggende problematiek in het concrete
dossier.103 Opnieuw dient hij hier in ieder geval een afweging te maken om zo de best geplaatste
notaris de vereffening-‐verdeling toe te vertrouwen.
De rechter dient best ook te anticiperen op het eventuele gebrek aan onpartijdigheid van de notaris
dat een van de partijen zou opwerpen. Hij moet met andere woorden nagaan of de aan te stellen
notaris-‐vereffenaar de nodige waarborgen van objectiviteit en onpartijdigheid vertoont. 104 Het
uiterst belangrijke beginsel van de onpartijdigheid wordt onder andere wettelijk vastgelegd in artikel
9, §1, lid 3 van de Ventôsewet105. De onpartijdigheid wordt aldaar gelinkt aan de raadgevingsplicht
van de notaris. Bovendien heeft hij ook een deontologische plicht tot volkomen onpartijdigheid.106
Wanneer de notaris aangesteld wordt in rechte, moet hij voldoen aan zowel de objectieve als
101 Luik 26 juni 2007, RNB 2008, noot G. DE LEVAL; C. DECLERCK, “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, (19) 34. 102 P. HOFSTRÖSSLER, “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten voor de advocaat” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (227) 240. 103 E. LEDOUX, “Critères de désignation des notaires commis: synthèse” in J. VAN COMPERNOLLE en J.-‐L. LEDOUX, Le notaire, le juge et l’avocat. Heurs et malheurs du notaire commis, Brussel, Bruylant, 1996, (361) 367. 104 T. VAN SINAY, “De notaris in de nieuwe gerechtelijke verdeling” in A.-‐L. VERBEKE, J. SCHERPE, C. DECLERCK, T. HELMS en P. SENAEVE (eds.), Confronting the frontiers of family and succession law. Liber amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1597) 1610. 105 Wet van 25 Ventôse jaar XI op het notarisambt (16 maart 1803). 106 Art. 12 Deontologische Code aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, goedgekeurd bij KB 21 september 2005, BS 3 november 2005; J. VERSTAPPEN, De deontologische code van het notariaat: een artikelsgewijze commentaar, Brussel, Larcier, 2009, 52.
18
subjectieve onpartijdigheid, bedoeld in artikel 6 EVRM. 107 Deze plicht gaat verder dan deze
voorgeschreven in de Ventôsewet.108 De notaris-‐vereffenaar moet zich niet alleen daadwerkelijk
volledig onbevangen opstellen ten aanzien van het dossier, maar hij moet zich tevens onthouden van
elk gedrag dat zelfs nog maar een schijn van partijdigheid kan opwekken.109 Zo besliste het hof van
beroep te Gent tot vervanging van de aangestelde notaris, hoewel er geen enkele twijfel bestond
omtrent zijn objectieve onpartijdigheid, maar omdat er minstens een schijn van partijdigheid kon
ontstaan omwille van het feit dat de notaris vroeger reeds akten had verleden voor een van de
deelgenoten.110
Verder werd in de rechtspraak de aanstelling van een voorgestelde notaris bijvoorbeeld geweigerd
omwille van het feit dat hij gedurende de minnelijke fase reeds in verregaande mate standpunt had
ingenomen ten voordele van een van de partijen.111 De rechtbank duidde ook al een andere notaris
aan omdat de voorgestelde notarissen zich reeds ten volle geprofileerd hadden als persoonlijke
raadgevers van de partijen.112
2.3. De aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars: de uitzondering
2.3.1. De aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars 25. Zoals gezegd laat de wetgever de uitzonderlijke mogelijkheid open om twee notarissen aan
te stellen. Niet alle opstellers van de wet waren overtuigd van het nut om in ieder geval slechts één
notaris aan te wijzen.113 Men is dus tot een compromisoplossing moeten komen.
26. Eerst en vooral wil ik opmerken dat de formulering en structuur van artikel 1210, §1 volgens
mij onoverzichtelijk is. Het eerste lid zou uitsluitend moeten gaan over de aanstelling van één notaris
en het tweede lid over de aanstelling van twee notarissen.
27. Om twee notarissen te kunnen aanwijzen, dient er aan drie cumulatieve voorwaarden te zijn
voldaan. Ten eerste moeten alle partijen het eens zijn over het principe dat twee notarissen belast
worden met de behandeling van hun dossier. De deelgenoten moeten ook expliciet motiveren 107 Art. 38 van de Deontologische Code: “De notaris die door de rechtbank met een gerechtelijke opdracht is belast, respecteert niet enkel de verplichting tot onpartijdigheid opgelegd door art. 9, derde lid, van de organieke wet van het notariaat, doch tevens de vereiste van objectieve onpartijdigheid voorzien door art. 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.” 108 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 158. 109 Luik 3 juni 2013, RTDF 2015, 409; Rb. Gent 16 april 2013, T.Not. 2015, 25; J. VERSTRAETE, “Valkuilen bij gerechtelijke verdelingen” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (7) 11. 110 Rb. Gent 16 april 2013, T.Not. 2015, 25. 111 Rb. Gent 9 november 2004, T.Not. 2005, 300. 112 Rb. Hasselt 23 oktober 2000, TBBR 2001, 324. 113 Meer bepaald de Ordre des Barreaux francophones et germanophone was hier tegen gekant.
19
waarom zij wensen te opteren voor deze mogelijkheid. De wet bepaalt namelijk dat ze hun verzoek
met reden dienen te omkleden.114 Ten tweede moeten alle partijen het eens zijn over de identiteit
van beide notarissen. Ten derde moet de familierechter oordelen of de aanstelling van een tweede
notaris-‐vereffenaar wel gerechtvaardigd is in het licht van de omstandigheden. Hij heeft ter zake het
laatste woord. Er is dus opnieuw een belangrijke taak weggelegd voor de rechter. Hij waakt erover
dat de aanstelling van twee notarissen een uitzonderingsgeval blijft en dat het niet wordt verheven
tot de regel. Het is verder ook aangewezen dat hij de partijen wijst op de nadelen van de dubbele
aanstelling, zoals bijvoorbeeld de moeilijkheid om het steeds met elkaar eens te zijn en het
bijkomend gevaar dat de vervanging van de notarissen gevorderd moet worden bij een aanhoudend
falen van de samenwerking.115 Het hof van beroep te Luik achtte de aanwijzing van twee notarissen-‐
vereffenaars gerechtvaardigd wanneer beide notarissen het vertrouwen genieten van de partijen en
beide notarisen over een tijdspanne van meer dan twee jaar reeds goed gevorderd waren met de
vereffening van een nalatenschap.116
Wanneer de partijen niet tot een akkoord komen over het principe van de dubbele aanstelling, over
de identiteit van de notarissen117 of wanneer de aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars naar
het oordeel van de rechter niet gerechtvaardigd is, verwijst hij de partijen naar één andere notaris.
De optie om nog twee notarissen aan te stellen vervalt in dat geval. Daarenboven kunnen de
notarissen die werden voorgedragen door de partijen niet meer aangewezen worden. De rechter zal
een andere notaris moeten aanduiden, teneinde niet de indruk te wekken dat men de notaris van
een van de partijen bevoordeelt. 118 Deze regel moet mede de onpartijdigheid van de notaris
versterken. Op die manier wordt wellicht ook het aanwenden van rechtsmiddelen om de vervanging
van de notaris te bekomen vermeden.119
114 Art. 1210, §1 Ger.W. 115 A. VANDERHAEGHEN, De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, 13; zie ook infra randnummer 119. 116 Luik 3 juni 2013, RTDF 2015, 409. 117 Wanneer een partij verstek laat gaan, kan alleszins al geen sprake meer zijn van een akkoord tussen alle partijen. Men moet namelijk rekening houden met de in het geding zijnde partijen en niet met de ter zitting aanwezig partijen; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 47. 118 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 53. 119 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 10; S. MOSSELMANS, “Aanwijzing van één of twee notaris(sen)-‐vereffenaar(s) inzake gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in R. BARBAIX en A.-‐L. VERBEKE (eds.), Actuele knelpunten familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, (125) 127.
20
28. Ondanks de onenigheid tussen partijen over de identiteit van beide notarissen menen
DECLERCK en MOSSELMANS dat het enkele gegeven dat de rechter toch een van de voorgestelde
notarissen als alleenhandelend notaris aanstelt, niet noodzakelijk betekent dat deze notaris niet over
de vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid beschikt.120 Dit kan het geval zijn wanneer een partij
verstek laat gaan of zonder gegronde redenen weigert in te stemmen met de voorgestelde notaris
van de andere partij(en). Het kan dan de voorkeur genieten om toch, zoals onder het oude recht
mogelijk was, voor de familienotaris of de door de meeste partijen vooropgestelde notaris te
opteren. Voordelen van de aanstelling van de familienotaris zijn legio. Hij zal het dossier reeds
grondig kennen omdat hij de familie kent121, omdat hij reeds een goed beeld van het vermogen kan
hebben, omdat hij waarschijnlijk zal weten waarom en in welke context een bepaald testament werd
opgesteld… Zijn aanstelling kan op die manier tijdswinst opleveren. 122 De keuze voor de
familienotaris kan echter ook gevaren opleveren. Het is namelijk goed mogelijk dat de familienotaris
in de minnelijke fase, na een poging om tot een overeenkomst te komen, uiteindelijk voor bepaalde
erfgenamen partij kiest zodat hij in de gerechtelijke fase zijn taak als vereffenaar niet langer objectief
kan waarnemen.123 Indien een van de betrokkenen dan op basis van gegronde argumenten de
partijdigheid van de familienotaris aantoont, zou de rechter een totaal vreemde notaris moeten
benoemen.
Ik ben het eens met deze stelling van beide auteurs, maar uiteraard zou dan de mogelijkheid open
blijven voor de onwillende partij om hoger beroep aan te tekenen tegen de aanstelling, wat opnieuw
voor nodeloze vertraging kan zorgen. Eventueel zou dan wel een vordering wegens tergend en
roekeloos geding124 kunnen worden ingesteld tegen die partij, wanneer er geen enkele twijfel kan
bestaan omtrent de onpartijdigheid van de aangestelde notaris. Alleszins is het onder het huidige
recht niet mogelijk om, bij onenigheid tussen partijen over de identiteit van beide notarissen, één
van beide aan te stellen. De wettekst is op dat vlak ondubbelzinnig.
120 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 11; zie ook C. DECLERCK, “Draaiboek van een vereffening-‐verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Themis familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2003-‐04, (5) 12; C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 181. 121 Gent 4 februari 2016, T.Not. 2016, 191. 122 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 75. 123 F. BOUCKAERT, noot onder Antwerpen 8 oktober 2003, T.Not. 2004, (178) 179. 124 Art. 780bis Ger.W.
21
2.3.2. De notarissen-‐vereffenaars dienen gezamenlijk te handelen (artikel 1210, §2, eerste lid en §3 Ger.W.) 29. Indien de rechter de zaak toch naar twee notarissen verwijst, zullen deze gezamenlijk
moeten handelen zoals artikel 1210, §2, eerste lid Ger.W. bepaalt. Ze kunnen de taken niet onder
elkaar verdelen, maar ze dienen samen te handelen, als waren ze één. Zo moet de staat van
vereffening uitgaan van beide notarissen en moeten ze dus inhoudelijk overeenkomen.125 Dit is een
radicale ommezwaai in vergelijking met wat gold onder het oude recht.126 In de parlementaire
voorbereiding wordt gezegd dat elke handeling een handeling is van de twee notarissen samen.127 De
Raad van State uitte in zijn advies kritiek op deze werkwijze.128 Zij meent terecht dat deze regeling
onverenigbaar is met de doelstelling van de wet om de procedure te versnellen. Een eventuele
vervanging van beide notarissen bij het sputteren van de samenwerking leidt onvermijdelijk tot
vertragingen, mede door het feit dat de nieuw aangestelde notaris zich vervolgens in het dossier zal
moeten inwerken. De Raad van State pleitte voor een behoud van het oude stelsel waarbij er één
notaris is die de staat van vereffening opstelt en de andere opmerkingen kan formuleren. Volgens mij
biedt dit ook geen goede oplossing, gelet op de hoger beschreven problematiek inzake de schijn van
partijdigheid in de ogen van de betrokken personen. Zowel de nieuwe als de oude wet blijven in
gebreke om een goede regeling uit te werken.
Over de bewoordingen ‘gezamenlijk handelen’ waarvan sprake, bestaat er toch nog onduidelijkheid.
Moeten bijvoorbeeld ook alle brieven die naar de partijen worden verzonden in het kader van de
procedure uitgaan van de beide notarissen?129 De parlementaire voorbereidingen blijven zeer vaag
en het is tevergeefs zoeken naar een concrete invulling: “De wet beoogt niet te regelen de manier
waarop de twee notarissen-‐vereffenaars die in voorkomend geval zouden worden aangesteld moeten
handelen om tot een gemeenschappelijke staat van vereffening en voorstel van verdeling te komen
nu de twee notarissen-‐vereffenaars handelen zoals het hen best lijkt.” Ik begrijp dat ze dit niet ook
nog eens in de al uitgebreide tekst van de wet willen zetten, maar waarom niet meer uitleg geven in
de parlementaire voorbereidingen?
30. Verder zou het gezamenlijk optreden nog kunnen leiden tot een probleem van territoriale
bevoegdheid indien beide notarissen hun standplaats in een verschillend arrondissement hebben.
125 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 181. 126 Zie supra randnummer 22. 127 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 54. 128 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 4. 129 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 71.
22
Daarom heeft de wetgever een nieuwigheid ingevoerd zodat beide notarissen kunnen optreden in de
ambtsgebieden van elk van hen.130 Hiermee maakt de wetgever tevens een einde aan een betwisting
die vroeger in de rechtsleer en rechtspraak bestond. Sommige auteurs en rechters waren de mening
toegedaan dat de aangestelde notarissen hun standplaats moesten hebben in hetzelfde
arrondissement.131 Anderen beweerden dat dit niet het geval moest zijn.132 De wetgever beslecht de
controverse nu in het voordeel van deze laatste.
Het principe dat in de artikelen 5 en 6, 1° van de Ventôsewet wordt gehuldigd is na de hervorming
dus deels afgezwakt. Sommige auteurs zijn voorstander van een volledige afschaffing van de regel en
pleiten voor een territoriale bevoegdheid van de notaris die zich uitstrekt tot het volledige Belgische
grondgebied.133 In Frankrijk is dit nu al de regel. Wellicht achtte de wetgever het te ingrijpend en
ambitieus om hierin verandering te brengen in het kader van deze hervorming. Nochtans pastte het
perfect binnen de gedachtegang van de nieuwe wet om de procedure van vereffening-‐verdeling op
zoveel mogelijk vlakken te laten versnellen.134 Zeker wat betreft de boedelbeschrijving is de beperkte
territoriale bevoegdheid een struikelblok. De instrumenterende notaris dient zich namelijk te
begeven naar de plaats waar de goederen zich bevinden voor het opstellen van de inventaris.
Wanneer de op te tekenen goederen zich buiten zijn arrondissement bevinden, is de notaris-‐
vereffenaar ter zake onbevoegd en zal hij een andere notaris, die wel over de nodige bevoegdheid
beschikt, moeten aanspreken.
31. Indien de twee notarissen-‐vereffenaars niet gezamenlijk kunnen handelen, kan elke partij de
rechtbank vatten. De rechter kan dan de vervanging van de notarissen-‐vereffenaars bevelen, in welk
geval hij een andere notaris aanwijst.135 Wanneer de dubbele aanstelling in de praktijk niet blijkt te
130 Art. 1210, §2, 2e lid Ger.W. 131 Rb. Dinant 13 maart 1997, JLMB 1997, 734; J. VAN COMPERNOLLE, “Désignation, compétence et impartialité du notaire auxiliaire de justice” in J. VAN COMPERNOLLE en J.-‐F. TAYMANS (eds.), Les incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2001, (11) 19; J.-‐C. BROUWERS, noot onder Rb. Bergen 17 juni 2004, Div.Act. 2005, (93) 95. 132 Rb. Brussel 8 mei 1998, RNB 1998, 560; J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 153; M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 643; C. DECLERCK, “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, (19) 35. 133 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 23; A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 639. 134 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 639. 135 Art. 1220, §3 Ger.W.
23
werken, wordt er dus resoluut gekozen voor de aanstelling van één andere notaris. Een van de reeds
aangewezen notarissen kan niet bevestigd worden in zijn opdracht.136
32. De wet bepaalt verder nog in artikel 1210, §3 dat de notaris-‐vereffenaar wiens naam het
eerst wordt vermeld in de beslissing, net zoals onder het oude recht belast blijft met de bewaring
van de minuten van alle akten en processen-‐verbaal die tijdens de procedure notarieel moeten
worden opgesteld.137 Voor het overige zijn er geen gevolgen meer verbonden aan de volgorde van
vermelding van de notarissen in de uitspraak.
2.3.3. Is de aanstelling van twee notarissen-‐vereffenaars wenselijk? 33. Naar mijn mening is de wetgever niet ver genoeg gegaan. De wetgever had een kans om
radicaal met het verleden te breken, maar heeft die onbenut gelaten. Ik zie geen redelijke
verantwoording voor de mogelijkheid om nog steeds twee notarissen aan te stellen.
Vooreerst is het bijzonder vreemd dat het westvoorstel zelf aangeeft dat de aanstelling van twee
notarissen-‐vereffenaars in het verleden vaak problematisch was en een schijn van partijdigheid
opwekte. In de parlementaire voorbereidingen worden toch twee redenen aangehaald om de
aanstelling van twee notarissen te rechtvaardigen. Ten eerste zou de dubbele aanstelling
aangewezen kunnen zijn in complexe dossiers. Wanneer een juridisch-‐technisch ingewikkelde
materie voorligt, zou het inderdaad gewenst kunnen zijn om te opteren voor twee
hooggespecialiseerde notarissen-‐vereffenaars. Dit zal zich echter maar voordoen in uiterst zeldzame
gevallen.138 Dit ene voordeel verbonden aan het behoud van de huidige regeling, weegt volgens mij
niet op tegen de nadelen.
Een tweede argument die de indieners van het wetsvoorstel aanhaalden om twee notarissen aan te
wijzen, is de geografische verspreiding van de goederen die van de onverdeeldheid afhangen,
rekening houdend met de nieuwe regel139 betreffende de gezamenlijke territoriale bevoegdheid van
de aangestelde notarissen-‐vereffenaars. Dit laatste argument kon volgens mij enkel onder het oude
recht weerhouden worden. Vanuit juridisch oogpunt kan een rechter zijn bevoegdheid om een
notaris aan te stellen niet gaan delegeren aan de notaris-‐vereffenaar of de partijen.140 Evenmin kon
136 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 71. 137 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 71. 138 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 47. 139 zoals bedoeld in art. 1210, § 2, tweede lid Ger.W; zie ook supra randnummer 30. 140 Antwerpen 9 november 2005, T.Not. 2007, 47: “Het is de rechtbank die de notaris aanstelt en de rechtbank kan deze bevoegdheid niet delegeren aan de aangestelde notaris, zelfs niet om hem bij te staan voor
24
de notaris uit eigen beweging een collega belasten met ambtsverrichtingen waarvoor hij zelf
territoriaal onbevoegd was. Indien de aangestelde notaris buiten zijn arrondissement diende op te
treden, moest hij daartoe de rechtbank adiëren die dan op haar beurt een bevoegde notaris
aanstelde.141
Indien de notaris-‐vereffenaar echter vandaag in het kader van de bevolen verdeling dient op te
treden buiten zijn ambtsgebied, kan hij krachtens de nieuwe wet zelf een territoriaal bevoegde
notaris aanduiden.142 De wetgever heeft daarmee een goede regeling uitgewerkt. Van tijdverlies kan
er nu dus geen sprake meer zijn.
WYLLEMAN haalde vroeger aan dat twee notarissen eventueel een grondiger overwogen en dus
objectiever standpunt kunnen brengen betreffende een tussentijds geschil. Op die manier kunnen ze
een genuanceerd werkstuk bezorgen aan de rechter dat de vlotte afhandeling van de procedure voor
de rechtbank ten goede kan komen.143 Ik meen dat het opstellen van een advies door één enkele
notaris een stuk sneller zal verlopen en ik zie geen reden om te twijfelen aan de kwaliteit van een
advies dat slechts van één notaris uitgaat.
2.4. Provisionering van de notarissen (artikel 1210, §5 Ger.W.) 34. De wet bepaalt dat, onverminderd de bepalingen inzake rechtsbijstand, de partijen in gelijke
mate instaan voor de provisionering van de notaris-‐vereffenaar. Wanneer een partij aldus in
aanmerking komt voor rechtsbijstand, zal deze geen provisie moeten betalen.144 Dat de partijen ‘in
gelijke mate’ instaan voor de provisionering wil zeggen dat ze mathematisch gezien evenveel zullen
moeten betalen, ongeacht het uiteindelijke aandeel dat elke van hen zal verkrijgen in de onverdeelde
massa.145 De rechter kan evenwel een andere verdeelsleutel opleggen in zijn uitspraak en een
handelingen die buiten zijn arrondissement moeten gebeuren.”; J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 153; M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 643; C. DECLERCK, “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2006, Antwerpen, Intersentia, 2006, (27) 72. 141 C. SLUYTS, “Notariële en procesrechtelijke aspecten van de vereffening-‐verdeling” in W. PINTENS (ed.), Vereffening-‐verdeling van de huwelijksgemeenschap, Antwerpen, Maklu, 1987, (95) 98. 142 Art. 1210, §4 Ger.W. 143 A. WYLLEMAN, “Onwil, vertraging en misverstand in de procedure tot gerechtelijke verdeling na echtscheiding”, AJT 1995-‐96, (207) 223. 144 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 24. 145 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 24; zie evenwel in strijd met de parlementaire voorbereidingen J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 78.
25
provisionering opleggen aan de partijen naar evenredigheid van hun theoretisch aandeel.146 Om
redenen van billijkheid en in de mate van het mogelijke, is dit laatste volgens mij aangewezen. De
rechter zal zulks echter pas kunnen beslissen wanneer het theoretisch aandeel van de partijen niet
ter discussie staat.147
Als een van de partijen niet kan of weigert te betalen, dan kan/kunnen de meest gerede partij(en) de
kosten eventueel voorschieten. Ze vragen dan best aan de notaris om de provisies mee op te nemen
in de staat van vereffening-‐verdeling om zo de terugbetaling van de voorschotten te bekomen.148
Ook een vordering op basis van het aanstellingsvonnis kan een middel zijn om de provisie te
recuperen, wanneer de rechter uitdrukkelijk bepaalt dat het vonnis als titel geldt ten voordele van de
partij die boven haar aandeel betaalt.149
35. Dat de notaris recht heeft op het vragen van een provisie is al lange tijd onbetwist. Waar de
wet, noch de parlementaire voorbereidingen iets over verduidelijkt, is de vraag of de notaris de
aanvatting van de werkzaamheden kan weigeren indien hij niet geprovisioneerd is. 150 De
deontologische code voorziet dat het de notaris verboden is “akten te verlijden zonder
geprovisioneerd te zijn, met uitzondering van volmachten en akten van bekendheid of akten die
dringend dienen verleden te worden.”151 Ook het Reglement voor de organisatie van de notariële
boekhouding bepaalt dat notarissen, voorafgaandelijk aan het verlijden van een akte,
geprovisioneerd moeten worden voor de aktekosten.152 Een arrest van het Hof van Cassatie van 2002
in het kader van uitvoerend beslag staat hier echter lijnrecht tegenover en bepaalt dat geen enkele
146 Art. 1210, §5 Ger. W.; H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – oude en nieuwe opdrachten voor de notaris-‐vereffenaar” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 5. 147 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 56. 148 A. VAN DEN BOSSCHE, “In welke mate is de notaris gehouden zijn ambt te verlenen bij gebrek aan een afdoende provisie bij vereffening en verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK, Patrimonium 2012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (287) 298. 149 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 55. 150 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 640; C. DECLERCK en S. VANGOETSENHOVEN, “Verzegeling, boedelbeschrijving en gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Capita selecta” in A.-‐L. VERBEKE, C. DECLERCK en J. DU MONGH (eds.), Themis Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2013, (55) 69. 151 Art. 19, tweede lid, 4° Deontologische Code aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, goedgekeurd bij KB 21 september 2005, BS 3 november 2005; in dezelfde zin 152 Art. 10 van het Reglement voor de Organisatie van de notariële boekhouding goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen op 9 oktober 2001, gewijzigd bij besluit van de Algemene Vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen op 22 oktober 2002, goedgekeurd bij KB van 9 maart 2003, BS 1 april 2003.
26
wettelijke bepaling de notaris toelaat zijn ambt te weigeren indien hij geen provisie ontvangen
heeft.153 De reglementaire bepalingen van het notariaat, die de notaris verplichten om een provisie
te eisen voor de akten die hij verlijdt, verlenen de notaris niet het recht om dit tegenover derden in
te roepen. Volgens het Hof speelt de ministerieplicht dus ten volle.154 DE CLERCQ haalt in zijn noot bij
het vermelde cassatiearrest aan dat er reeds een wettelijke grondslag voor de weigering bestond
met het bij K.B. bekrachtigde reglement voor de organisatie van de boekhouding. Bovendien zou het
bijzonder vreemd zijn dat “men enerzijds de notaris niet kan verplichten, op straffe van sanctie,
geprovisioneerd te zijn voor het verlijden van de akte, en hem anderzijds, op straffe van
aansprakelijkheid, niet toe te laten zijn ambt te weigeren wanneer de partijen deze zelfde provisie
niet betalen.”155 Gelet op de hiërarchie der rechtsnormen, is deze zienswijze enigszins eigenaardig
aangezien een K.B. niet op gelijke hoogte kan worden geplaatst met de Ventôsewet, die de
ministerieplicht oplegt.156 Hoe dan ook kan het niet ontkend worden dat het opmerkelijk is dat een
notaris in principe een tuchtprocedure zou kunnen ondergaan, wegens de schending die het Hof van
Cassatie hem oplegt van een deontologische plicht.
Na de hervorming is een deel van de rechtsleer ervan overtuigd dat de wetgever nu ondubbelzinnig
de mogelijkheid heeft ingevoerd voor de notaris-‐vereffenaar om zijn ambt te weigeren bij gebrek aan
betaling van een provisie. 157 Volgens mij gaat de bewoording ‘ondubbelzinnig’ hier te ver.
Ondubbelzinnig zou betekenen dat de wetgever deze mogelijkheid werkelijk met zoveel woorden in
de wet heeft opgenomen. Dit is echter niet het geval. Artikel 1210, §5 luidt namelijk als volgt: “(…)
de partijen (staan) in gelijke mate in voor de provisionering van de notaris-‐vereffenaar.”
VANDERHAEGHEN is eerder terughoudend en zegt dat hoewel de verplichting niet expressis verbis in
de wet is opgenomen, deze afgeleid kan worden uit hetgeen de wet wel uitdrukkelijk bepaalt.158 Ik
sluit mij hierbij aan.
153 Cass. 24 oktober 2002, T.Not. 2003, 617, noot M. DE CLERCQ; H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 76-‐77. 154 Art. 3 Wet van 25 Ventôse Jaar XI op het notarisambt (16 maart 1803). 155 M. DE CLERCQ, “Mag de notaris zijn ambt weigeren bij gebrek aan provisie?” (noot onder Cass. 24 oktober 2002), T.Not. 2003, (622) 626-‐627. 156 J. VERSTAPPEN, De deontologische code van het notariaat: een artikelsgewijze commentaar, Brussel, Larcier, 2009, 80. 157 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 53-‐54. 158 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 640.
27
Anderzijds is er rechtsleer die van mening is dat de ambtsweigering met grote omzichtigheid dient te
gebeuren en slechts mogelijk zou mogen zijn in uiterst uitzonderlijke gevallen.159 VAN DEN BOSSCHE
zegt bijvoorbeeld dat de notaris moet nagaan of de omvang van de te verdelen boedel voldoende
groot is om eventueel zijn kosten te dekken. Vervolgens moet hij dan in overleg met de partijen,
vastleggen dat zijn kosten mogen verrekend worden op het actief van de te verdelen massa.
Helaas heeft de wetgever geen gebruik gemaakt van de opportuniteit om met de hervorming van de
procedure, ook deze controverse te beslechten. Het principe was beter expliciet in de wettekst
opgenomen in de zin van: “Het is de notaris-‐vereffenaar verboden zijn opdracht aan te vangen
zonder daartoe geprovisioneerd te zijn door de partijen.”
3. De vervanging van de notaris(sen)-‐vereffenaar(s) (artikel 1211 Ger.W.) 36. Het nieuwe artikel 1211 vult een leemte van formaat in, waar men vóór de hervorming mee
kampte. De rechtsfiguur van de vervanging van de notaris was een volledig praetoriaanse creatie. In
welke gevallen er vervanging kon plaatsvinden of welke procedure in dat geval gevolgd moest
worden, werd allemaal door de rechtspraak ingevuld.160 Voortaan is alles uitdrukkelijk geregeld in
een wettelijk voorziene en gedetailleerde vervangingsprocedure.
3.1. In welke gevallen kan de notaris-‐vereffenaar vervangen worden? (artikel 1211, §1, eerste lid Ger.W.) 37. Artikel 1211 vermeldt drie gevallen waarin de rechtbank voorziet in de vervanging van de
notaris.161
Ten eerste is het mogelijk de notaris-‐vereffenaar te vervangen wanneer er omstandigheden zijn die
een gerechtvaardigde twijfel doen ontstaan omtrent zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Deze
noties moeten volgens het wetsvoorstel begrepen worden in de zin van de artikelen 38, 39 en 40 van
159 A. VAN DEN BOSSCHE, “In welke mate is de notaris gehouden zijn ambt te verlenen bij gebrek aan een afdoende provisie bij vereffening en verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK, Patrimonium 2012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (287) 299. 160 P. HOFSTRÖSSLER, “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten voor de advocaat” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (227) 241-‐245; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 114 en volgende. 161 Wat daar niet toe behoort, is de opvolging van de notaris. Art. 54 Wet van 25 Ventôse Jaar XI op het notarisambt (16 maart 1803) bepaalt dat in geval van opvolging van de notaris-‐vereffenaar zijn opvolger van rechtswege belast is met de gerechtelijke opdrachten van zijn voorganger. Er dient in dat geval niet naar de rechter gestapt te worden.
28
de Deontologische code voor het notariaat.162 De Raad van State uitte, volgens de KFBN terecht,
kritiek op deze verwijzing, daar de rechter de begrippen soeverein dient te beoordelen en daarbij
niet enkel naar de deontologische code mag teruggrijpen.163
Enkele rechterlijke beslissingen inzake de onpartijdigheid van een notaris-‐vereffenaar kunnen hier
aangehaald worden als voorbeeld. De rechtspraak ter zake is uiteenlopend, door het delicate
evenwicht dat de rechter moet maken tussen enerzijds de negatieve gevolgen verbonden aan de
vervanging164 en anderzijds de eerbiediging voor de bijzonder waardevolle rechtsfiguur van de
onpartijdigheid165. Het feit dat een van de partijen inlichtingen en stukken had overgemaakt die de
notaris tijdens persoonlijk onderhoud met die partij had aanvaard, in afwezigheid van de andere, niet
uitgenodigde partij was bijvoorbeeld een reden om de notaris te vervangen.166 De notaris werd ook
al vervangen in een zaak omdat er een ernstig persoonlijk conflict bestond tussen hem en de
raadsman van een partij, ook al kon de notaris niets worden verweten.167
Het hof van beroep te Antwerpen beval de vervanging van de boedelnotaris omdat hij “tegen
betaling een akte verleden had op eenzijdig verzoek van één van de bij de gerechtelijke verdeling
betrokken partijen.”168 Lopende de werkzaamheden weigert de notaris dus best akten te verleiden
voor een van de partijen, buiten het kader van de procedure van de vereffening-‐verdeling. De
ministerieplicht vervalt in dat geval. BOUCKAERT merkt hierbij wel op dat de partijdigheid niet te pas
en ten onpas ingeroepen mag worden en pleit voor een restrictieve interpretatie van het arrest.169
Indien de notaris in het verleden een akte verleden heeft voor een van de betrokken partijen, mag
dit in principe geen problemen scheppen inzake objectiviteit. Nochtans is dit in het verleden al reden
geweest om tot de vervanging te besluiten.170
162 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 24. 163 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 5. 164 De nieuw aangestelde notaris zal zich in het dossier moeten inwerken, wat tijdverlies met zich meebrengt. 165 M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 652; S. MOSSELMANS, “De aanwijzing en vervanging van de notaris-‐vereffenaar in het raam van de nieuwe wetgeving aangaande gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in A.-‐L. VERBEKE, J. SCHERPE, C. DECLERCK, T. HELMS en P. SENAEVE (eds.), Confronting the frontiers of family and succession law. Liber amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 2012, (967) 984; J.-‐F. TAYMANS, “Le remplacement du notaire-‐liquidateur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (259) 263-‐269. 166 Antwerpen 22 maart 2010, NJW 2011, 60, noot K. VANDENBERGHE. 167 Rb. Gent 29 april 2003, NJW 2003, 1081, noot B.W. 168 Antwerpen 8 oktober 2003, T.Not. 2004, 176, noot F. BOUCKAERT. 169 F. BOUCKAERT, noot onder Antwerpen 8 oktober 2003, T.Not. 2004, (178) 179. 170 Rb. Gent 16 april 2013, T.Not. 2015, 25.
29
In een arrest van het hof van beroep te Brussel werd een vonnis vernietigd, dat te snel de conclusie
van partijdigheid trok. 171 Eén van de partijen had de raad van de notaris afgedaan als een
ongeoorloofde druk om het voorstel van de tegenpartij te aanvaarden. In eerste aanleg besloot de
rechter tot de vervanging. In hoger beroep vernietigt het hof de beslissing. De notaris voerde
gewoon zijn opdracht uit in het kader van de minnelijke fase waarbij er geen elementen voorhanden
waren die zijn objectiviteit in twijfel konden trekken.
38. Een tweede reden voor vervanging, vermeld in artikel 1211, bestaat in de verhindering van de
notaris.172 Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij langdurige ziekte.173
39. Ten derde kan de notaris zijn opdracht ook weigeren. Helaas verduidelijkt de wetgever niet in
welke gevallen dit toegelaten is. Zou hij dit kunnen doen zonder enige opgave van reden of moet hij
rechtmatige argumenten aanvoeren? In ieder geval moet de weigering gerechtvaardigd zijn. Dit is
het geval wanneer de notaris vreest dat bepaalde deelgenoten zijn onpartijdigheid in twijfel zullen
trekken. Redenen van tijdelijke onbeschikbaarheid of een tijdelijk verhoogde werkdruk lijken ook
aanvaardbaar. Buiten deze uitzonderlijke gevallen om, speelt naar mijn mening de ministerieplicht
ten volle.174 Een notaris zou niet kunnen weigeren omwille van het feit dat de materie hem
gewoonweg niet interesseert of dat het financieel onvoldoende opbrengt in vergelijking met de hoge
werklast verbonden aan een dossier van vereffening-‐verdeling.175 Wat wel en niet aanvaard zal
worden, is vooralsnog niet met zekerheid te bepalen. De rechtspraak zal het moeten uitwijzen.176
Wanneer een van de drie hogervermelde situaties van toepassing is, is de rechter verplicht de
vervanging uit te spreken. Er is geen sprake van enig opportuniteitsoordeel.177 Hij beslist uiteraard
wel autonoom of er, naargelang de omstandigheden, al dan niet sprake is van partijdigheid vanwege
de notaris-‐vereffenaar.
171 Brussel 13 november 2006, RNB 2007, 24. 172 Deze mogelijkheid is geïnspireerd op art. 1581, lid 2 Ger.W. inzake de benoeming van de notaris belast met de veiling; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 14. 173 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 58. 174 Art. 3 Wet van 25 Ventôse Jaar XI op het notarisambt (16 maart 1803). 175 J.-‐F. TAYMANS, “Le remplacement du notaire-‐liquidateur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (259) 262. 176 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 77. 177 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 60.
30
40. Indien de rechter ambtshalve een notaris aanduidt, zal deze voorafgaandelijk niet
gewaarschuwd zijn voor zijn potentiële aanstelling. Hij zal pas op de hoogte gesteld worden van zijn
aanstelling, op het moment dat hij door de meest gerede partij wordt aangezocht. Pas dan kan de
notaris-‐vereffenaar het initiatief nemen om de partijen in kennis te stellen van de redenen waarom
hij zijn opdracht in casu moet weigeren. Het valt te betreuren dat de partijen dit in beginsel pas te
weten komen in de notariële fase.178 Een gebeurlijke vervanging, met het daarbij horend tijdverlies,
zal zich vervolgens opdringen, terwijl dit had kunnen voorkomen worden indien de notaris op
voorhand bijvoorbeeld informeel gecontacteerd werd om opmerkingen te formuleren in verband
met zijn eventuele aanstelling.
41. De notaris waarover de partijen een akkoord hadden bereikt en bijgevolg aangewezen werd
door de rechter, kan slechts worden vervangen om redenen ontstaan of vastgesteld na zijn
aanstelling. Deze bepaling is ingevoegd om deelgenoten te kwader trouw geen mogelijkheid te geven
het formele recht te misbruiken, om zo de vereffening-‐verdeling te rekken. Op die manier wordt een
verkapt hoger beroep tegen de aanstellingsbeslissing vermeden.179
Los van de sanctieregeling bedoeld in artikel 1220 §3 en 3 kan, na de opening van de
werkzaamheden, geen vervanging meer worden gevraagd door een van de partijen, tenzij de
verzoekende partij slechts nadien in kennis is gesteld van de ingeroepen reden.
Indien beroep wordt aangetekend tegen het aanwijzingsvonnis waarin één of twee notaris(sen)-‐
vereffenaar(s) worden aangeduid (artikel 1210, §1 Ger.W.) of tegen het vonnis dat reeds bepaalde
geschilpunten beslecht (artikel 1209, §1 Ger.W.), moet de vervanging gevraagd worden in het raam
van het bedoelde hoger beroep. Daarbij dient de bijzondere procedure beschreven in artikel 1211,
§2 niet gevolgd te worden.180 Bij een gebeurlijk later verzoek tot vervanging, overeenkomstig artikel
1211, kunnen de middelen gebracht voor de rechter in hoger beroep niet meer ingeroepen
worden.181 Opnieuw is deze bepaling ingegeven vanuit het oogpunt om vertragingsmanoeuvres door
partijen absoluut te vermijden. Er kan ook nog op gewezen worden dat een louter dilatoir verzoek
tot vervanging overeenkomstig artikel 780bis Ger.W., bestraft kan worden met een geldboete.182
178 J.-‐F. TAYMANS, “Le remplacement du notaire-‐liquidateur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (259) 269. 179 S. MOSSELMANS, “Leidraad bij de aanwijzing en vervanging van de notaris(sen)-‐vereffenaar(s) inzake gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in R. BARBAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (197) 205. 180 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 13. 181 Art. 1211, §1, 4e lid Ger.W. 182 Rb. Gent 23 oktober 2012, RTDF 2015, 136.
31
Lichtzinnige vorderingen door vertragingslustige partijen kunnen op die manier zoveel mogelijk
ontmoedigd worden.
42. Ten slotte is vervanging na de hervorming ook voorzien als een sanctie voor de notaris-‐
vereffenaar die nalaat binnen de wettelijk voorziene of overeengekomen termijnen te handelen of
voor de notarissen-‐vereffenaars die er niet in slagen een goede samenwerking aan te houden.183 Dit
komt later aan bod.184
3.2. De procedure van vervanging (artikel 1211, §1 en 2 Ger.W.) 43. De vervangingsprocedure voorziet in korte termijnen en een soepele rechtsingang, teneinde
zo snel mogelijk een beslissing te bekomen en vertraging tot een minimum te herleiden. Elke partij,
alsook de oorspronkelijk aangestelde notaris zelf, kan de rechter vatten om de vervanging te doen
uitspreken. De rechter kan in het kader van deze procedure niet ambtshalve optreden.185 De notaris
kan net zo min op eigen initiatief, los van enige rechterlijke tussenkomst, een andere notaris
aanwijzen.186
De grootste twistpunten onder het oude recht waren de wijze van rechtsingang en de manier waarop
de notaris in het geding betrokken moest worden.187 Die discussies zijn nu overbodig geworden door
het wettelijk ingrijpen. De procedure wordt opgestart bij gewoon schriftelijk verzoek (dit kan dus een
gewone brief zijn), neergelegd bij of gericht tot de rechter die de betwiste notaris-‐vereffenaar heeft
aangesteld.188 Het verzoek dient logischerwijs de middelen aan te geven waarop men zich steunt om
vervanging te bekomen.189 De griffie geeft vervolgens kennis van het verzoek aan de partijen en aan
de notaris-‐vereffenaar bij gerechtsbrief. Wanneer het verzoek tot vervanging uitgaat van (een van)
de partijen, kan de notaris-‐vereffenaar binnen de vijftien dagen na de kennisgeving zijn opmerkingen
aan de rechtbank en de partijen zenden.190 Eens de termijn verstreken is191, roept de griffie de
183 Art. 1220, §2 en 3 Ger.W. 184 Zie infra randnummers 118 en 119. 185 Gent 27 maart 2008, RW 2008-‐09, 1611. 186 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 285; C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 12. 187 P. HOFSTRÖSSLER, “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten voor de advocaat” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (227) 242. 188 De procedure is geïnspireerd op het bepaalde in art. 19, tweede lid Ger.W. 189 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heer VAN HECKE over het Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Kamer 2010-‐11, nr. 53K1513/004, 15. 190 Gent 27 mei 2010, TBBR 2012, 451; De termijn begint te lopen vanaf de eerste dag volgend op die waarop de gerechtsbrief hem werd aangeboden (art. 53bis, 1° Ger.W.).
32
partijen en de notaris-‐vereffenaar bij gerechtsbrief op voor een zitting in raadkamer. Voorafgaand
aan de vaststelling van de rechtsdag, is het aangewezen dat de griffie de notaris even informeel
contacteert, teneinde zijn beschikbaarheid na te gaan.192 De afwezigheid van de geviseerde notaris
op deze zitting, verhindert niet dat de zaak behandeld wordt.193 Bij inwilliging van het verzoek, stelt
de rechter ambtshalve een nieuwe notaris-‐vereffenaar aan die hij aanwijst of over wie de partijen
het eens zijn. Indien oorspronkelijk twee notarissen-‐vereffenaars werden aangewezen, blijft de
vervanging van die ene, zonder gevolg voor de positie van de andere. De mogelijkheid om, via de
procedure van artikel 1211, de twee notarissen-‐vereffenaars te vervangen door twee andere, lijkt
niet nadrukkelijk uitgesloten.194
44. Tegen de vervangingsbeslissing staat geen enkel rechtsmiddel open.195 Hoger beroep is
nochtans wel mogelijk tegen de aanstellingsbeslissing. In de parlementaire voorbereiding meent
PINTENS dat dit een discriminatoire behandeling uitmaakt.196 Het valt te betreuren dat niemand met
deze opmerking rekening heeft gehouden. De wetgever had kunnen aangeven waarom men beroep
in het ene geval toelaat en in het andere niet.197 Hoewel beide beslissingen gelijksoortige gevolgen
hebben, namelijk het al dan niet vervangen van de notaris, gaat het volgens mij toch om
verschillende toestanden. In het geval van vervanging overeenkomstig artikel 1211 Ger.W., is er
reeds een eerste keer een notaris-‐vereffenaar aangesteld geweest. 198 De uitsluiting van ieder
rechtsmiddel tegen de vervangingsbeslissing kan verantwoord worden door de vlotte voortgang van
de procedure. Als de vervanging wordt toegestaan, kan de nieuw aangestelde notaris bovendien op
191 De bedoelde vijftien dagen dienen in ieder geval gerespecteerd te worden, zelfs indien het verzoek uitgaat van de notaris-‐vereffenaar zelf en bijgevolg geen opmerkingen moeten worden geformuleerd. 192 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 26. 193 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 26. 194 In tegenstelling tot de vervanging bedoeld in art. 1220, §3 Ger.W.; C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 14. 195 Cassatie had onder het oude recht geoordeeld dat een notaris geen beroep kon aantekenen tegen zijn vervanging (Cass. 20 juni 2008, RNB 2008, 513). Deze rechtspraak stuitte echter op kritiek in de rechtsleer. Indien de notaris-‐vereffenaar daadwerkelijk gedagvaard was, dan was hij een partij in de procesrechtelijke betekenis van het woord. Bovendien beschikte hij over een moreel dan wel vermogensrechtelijk belang in de zin van art. 17 Ger.W.; C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 193. 196 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 24. 197 J. SOUTAER en K. RUYSEN, “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK 2012, afl. 2, (3) 9. 198 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 61.
33
zijn beurt vervangen worden in geval van gerechtvaardigde twijfel inzake zijn onpartijdigheid of bij
het miskennen van de geldende termijnen.
Het hof van beroep te Antwerpen heeft intussen ambtshalve een prejudiciële vraag gesteld aan het
Grondwettelijk Hof: “Schendt artikel 1211 in fine Ger.W. (…) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM, in zoverre deze wetsbepaling stelt dat tegen de
beslissing betreffende de vervanging (van de notaris-‐vereffenaar) geen enkel rechtsmiddel kan
worden aangewend, terwijl artikel 1210 Ger.W. wel voorziet in rechtsmiddelen, voor wat betreft
beslissingen tot aanstelling van de notaris-‐vereffenaar?”199 Ook het hof van beroep te Gent stelde in
een arrest van 7 januari 2016 een gelijkaardige prejudiciële vraag. Zeer recent heeft het
Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de gestelde prejudiciële vraag van het hof van beroep van
Antwerpen.200 Het arrest komt tot de conclusie dat er geen schending aanwezig is: “Het verschil in
behandeling tussen de partijen die betrokken zijn bij de initiële aanstelling van de notaris-‐vereffenaar
en diegene die betrokken zijn bij zijn vervanging, berust op een objectief criterium, zijnde de stand
van de procedure waarin de beslissing wordt genomen (…). De maatregel om niet te voorzien in de
mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing inzake een verzoek tot vervanging is ook
pertinent in het licht van de door de wetgever nagestreefde doelstelling om de verdelingsprocedure
niet nodeloos te vertragen en om de redelijke termijnvereiste te eerbiedigen.”
45. Naast de procedure tot vervanging van de notaris-‐vereffenaar, kan ook een gemeenrechtelijke
buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering worden ingeleid. De rechten van partijen kunnen
namelijk geschonden zijn (bijvoorbeeld door vertraging van de procedure) door een professioneel
falen van de notaris.201 In het kader van de vervangingsprocedure is de notaris geen tegenpartij van
de deelgenoten: “De subjectieve rechten in het geding die aan de beoordeling van de rechtbank zijn
onderworpen belangen geenszins de notaris-‐vereffenaar aan, hij is als medewerker van de
rechterlijke overheid in de procedure aanwezig, nooit in persoonlijke naam.”202 De vervangen notaris
kan dus ook niet veroordeeld worden tot de gerechtskosten.203 Om genoegdoening te bekomen,
dienen de partijen hem afzonderlijk te dagvaarden. Wanneer de notaris veroordeeld wordt tot het
199 Antwerpen 25 februari 2015, aangehaald in Antwerpen 27 mei 2015, nr. 2014/AR, 106; C. DECLERCK, “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, 2015, (13) 22. 200 GwH 17 maart 2016, nr. 43/2016. 201 P. HOFSTRÖSSLER, “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten voor de advocaat” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (227) 244. 202 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 62. 203 Brussel 18 december 2012, RW 2013-‐14, 64.
34
betalen van een schadevergoeding, kan hij tegen die beslissing uiteraard wel rechtsmiddelen
aanwenden.204 De rechter zou bijvoorbeeld als sanctie kunnen opleggen dat de notaris geen recht
meer heeft op zijn honorarium.205 In principe blijft de vervangen notaris wel recht hebben op een
vergoeding voor zijn reeds verrichte prestaties.206
4. Het beheer van de onverdeelde boedel (artikel 1212 Ger.W.) 46. In beginsel wordt het beheer waargenomen door de notaris-‐vereffenaar, samen met de
partijen. Indien er echter onenigheden opduiken bij het beheren van de goederen die deel uitmaken
van de onverdeelde boedel, kan het nuttig zijn een specifieke persoon aan te duiden die, los van de
onderlinge twistpunten tussen de betrokken partijen, belast wordt met het beheer. Zo kan
bijvoorbeeld verloedering van goederen of verlies aan inkomsten tegen gegaan worden.207 Dit zal de
boedel uiteraard enkel maar ten goede komen. Indien de beheerstaken te talrijk zijn of grote
verantwoordelijkheden met zich meebrengen, is het ook aangewezen een beheerder aan te
duiden.208 De beheerder kan dan de delicate opdrachten die gepaard gaan met zijn aanstelling, uit
het takenpakket van de notaris-‐vereffenaar lichten en zodoende zijn werk vergemakkelijken. Op die
manier kan de notaris zich beter concentreren op de eigenlijke werkzaamheden van de vereffening-‐
verdeling.209
47. De aanstelling van een beheerder in het kader van de procedure van gerechtelijke
vereffening-‐verdeling is geen automatisme, maar moet gevraagd worden. De rechter beschikt niet
over de mogelijkheid om ambtshalve een beheerder aan te stellen.210 De notaris-‐vereffenaar, alsook
alle partijen, kunnen de rechtbank in elke stand van het geding vatten door middel van een
schriftelijk verzoek, teneinde een beheerder te laten aanwijzen. 211 Deze informele manier van
rechtsingang is opnieuw ingegeven vanuit het oogpunt zo weinig mogelijk tijd te verliezen.
204 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011”, RW 2011-‐12, (1446) 1454. 205 J.-‐F. TAYMANS, “Le remplacement du notaire-‐liquidateur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (259) 269. 206 S. MOSSELMANS, “Leidraad bij de aanwijzing en vervanging van de notaris(sen)-‐vereffenaar(s) inzake gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in R. BARBAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (197) 207. 207 Gent 11 december 2014, T.Not. 2016, 84. 208 J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 80. 209 S. MOSSELMANS, “Extern beheer van nalatenschapsvermogen tijdens de vereffening-‐verdeling”, Not.Fisc.M. 2014, (20) 31. 210 S. MOSSELMANS, “Extern beheer van nalatenschapsvermogen tijdens de vereffening-‐verdeling”, Not.Fisc.M. 2014, (20) 30. 211 Art. 1212, eerste lid Ger.W.
35
De rechter stelt de beheerder aan, bepaalt de omvang van zijn opdracht en stelt zijn vergoeding vast.
De persoon van de beheerder dient niet langer absoluut een notaris te zijn. 212 Andere
beroepsbeoefenaren zoals advocaten en gerechtsdeurwaarders, maar ook deelgenoten kunnen die
functie vanaf nu toegewezen krijgen. De rechter zal, naargelang de context, uitmaken welke persoon
het best geplaatst is om de specifieke goederen die het voorwerp uitmaken van de verdeling te
beheren. Hij behoudt dus een discretionaire bevoegdheid bij het beoordelen van de aanstelling.213
48. Volgens de wet wordt de beheerder belast met het verrichten van alle daden van beheer,
zoals bijvoorbeeld het ontvangen van huurgelden of het laten uitvoeren van onderhoudswerken aan
een onroerend goed. De beheerder kan ook de massa van de mede-‐eigenaars in rechte
vertegenwoordigen. In dit laatste geval kan hij echter enkel optreden indien het gaat om procedures
met betrekking tot daden van beheer en dus niet omtrent daden van beschikking.214
De beheerder kan zich op eigen initiatief laten bijstaan door een of meerdere personen die onder zijn
verantwoordelijkheid optreden, zoals een accountant, een revisor of een advocaat die vreemd is aan
het geschil.215 Zo kan hij bijvoorbeeld een makelaar gelasten met de verhuur van de panden.216 Het
valt aan te raden dat hij dit enkel doet wanneer het strikt noodzakelijk is, aangezien de kosten
opnieuw de hoogte ingaan door een extra persoon bepaalde opdrachten toe te vertrouwen.
49. De kosten die gepaard gaan met het aanstellen van een beheerder zijn in principe ten laste
van de massa. De rechter kan wel anders beslissen, bijvoorbeeld in het geval waarin de aanwijzing
van een beheerder door een van de partijen wordt gevraagd, terwijl een andere partij zich vrijwillig
kandidaat stelt om dit beheer persoonlijk te waarborgen en daartoe alle garanties biedt.217
212 Oud art. 1210 Ger.W.; Brussel 5 mei 2009, T.Not. 2009, 482; J.-‐F. VAN DROOGHENBROECK en J.-‐C. BROUWERS, “De la demande en liquidation-‐partage au jugement qui ordonne les opérations” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (1) 26; C. DECLERCK en J. DU MONGH, “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (19) 33. 213 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 17. 214 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heer VAN HECKE over het Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Kamer 2010-‐11, nr. 53K1513/004, 17. 215 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 641. 216 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 65. 217 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 27.
36
50. De procedure tot aanstelling van de beheerder verloopt zoals de soepele
vervangingsprocedure. Zo kan de notaris ook hier zijn opmerkingen formuleren aan de rechter over
de eventuele noodzaak van een aanstelling en de desbetreffende identiteit van de beheerder. Hij kan
ook meegeven of er al dan niet een poging tot vertraging voorligt. Een belangrijk verschil met de
procedure tot vervanging bestaat er echter in dat de beslissing aangaande de aanstelling van een
beheerder, wel vatbaar is voor hoger beroep. Artikel 1212 Ger.W. verwijst namelijk enkel naar artikel
1211, §2, tweede en derde lid en niet naar het zesde lid dat bepaalt dat tegen de beslissing
betreffende de vervanging geen enkel rechtsmiddel kan worden aangewend.218 Het hoger beroep
vormt geen belemmering voor het verdere verloop van de vereffeningsverrichtingen. De notaris-‐
vereffenaar moet zijn werkzaamheden namelijk niet opschorten gedurende de procedure
betreffende de aanstelling van een beheerder.219
51. De wet vermeldt niets over de eventuele vervanging van de beheerder. Het is echter mogelijk
dat de beheerder zich schuldig maakt aan wanbeheer, wat een vermindering van de waarde van de
onverdeelde boedel tot gevolg kan hebben. De partijen zouden in onderlinge overeenstemming een
andere beheerder kunnen aanwijzen. Bij gebrek aan akkoord, zou het volgens mij mogelijk moeten
zijn om de rechtbank via gewoon schriftelijk verzoek te vatten, teneinde een andere beheerder te
laten aanstellen. De tussenkomst van de rechter zorgt ook hierbij niet voor een verlamming van de
werkzaamheden van de notaris. Hij moet de beslissing van de rechter niet afwachten en kan gewoon
verder gaan met de verrichtingen.
5. Het deskundigenonderzoek (artikel 1213 Ger.W.)
5.1. De aanstelling en opdracht van een gerechtsdeskundige (artikel 1213, §1 en 3 Ger.W.) 52. De waardering van de goederen die deel uitmaken van de onverdeeldheid, is uitermate
belangrijk. Het vervolg van de procedure zal hier ook in sterke mate van afhangen. De notaris-‐
vereffenaar kan eerst en vooral de goederen zelf schatten wanneer partijen hem hiertoe verzoeken
en hij daarmee instemt.220 Soms zal dit echter zijn expertise te boven gaan, wanneer hij bijvoorbeeld
antiek, kunstvoorwerpen, bedrijven… zou moeten schatten.221 De aanstelling van een deskundige
218 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 5; Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 58. 219 J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 80. 220 Art. 1214, §3 Ger.W.; zie infra randnummer 78. 221 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 85.
37
dringt zich in dat geval op. Hiertoe zijn er verschillende mogelijkheden voor handen. De partijen
kunnen in onderling akkoord een expert naar hun keuze aanduiden. Ze laten dit dan best opnemen in
een proces-‐verbaal (zoals bedoeld in artikel 1214, §1, tweede lid Ger.W.), waarbij de opdracht en de
wijze waarop de deskundige te werk moet gaan, nauwkeurig dienen te worden omschreven.222 Deze
conventionele aanstelling wordt echter niet bedoeld in het nieuwe artikel 1213. Artikel 1213 handelt
enkel over de gerechtsdeskundige die, zoals het woord zegt, aangesteld wordt door de rechter. De
gemeenrechtelijke bepalingen inzake het deskundigenonderzoek, bedoeld in de artikelen 962 t.e.m.
991bis van het Gerechtelijk Wetboek, blijven ook van toepassing.223 Artikel 1213 voorziet hierop wel
enkele aanvullingen en afwijkingen die specifiek zijn voor het deskundigenonderzoek in het kader
van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling. In de oude wet werd de regeling inzake het
deskundigenonderzoek opgesplitst in twee afzonderlijke artikelen, één voor de onroerende en één
voor de roerende goederen. Dit onderscheid vinden we na de hervorming niet meer terug wegens
overbodig.224
53. In het vonnis als bedoeld in artikel 1209, §1, eerste lid of in het vonnis tot aanstelling van een
notaris-‐vereffenaar (artikel 1210, §1) kunnen reeds een of meerdere deskundige(n) worden
aangeduid op vraag van de partijen. De rechter kan ook ambtshalve een deskundige aanstellen.225
Het verzoek tot aanstelling kan ook plaatsvinden in de loop van de procedure. Zowel de notaris-‐
vereffenaar als elk van de partijen kunnen de rechter die de aanstelling van de notaris heeft bevolen
daartoe vatten via een gewoon schriftelijk verzoek.226 Oorspronkelijk moest men hangende de
notariële fase het gemeen recht volgen om de aanstelling te bekomen, zijnde het indienen van een
tussentijds proces-‐verbaal zoals bedoeld in artikel 1216 Ger.W.227 De Raad van State hekelde deze
werkwijze omwille van het feit dat die procedure vrij zwaar is en lange termijnen inhoudt.228 Dit gaat
222 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 74. 223 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 28; Voor een uitgebreidere analyse van het vernieuwde deskundigenonderzoek zie D. SCHEERS en P. THIRIAR, Het gerechtelijke recht in de hoogste versnelling?, Antwerpen, Intersentia, 2007, 126-‐206; P. HOFSTRÖSSLER, “Deskundigenonderzoek in een moderne procesvoering: volstaan de wetten van 15 mei 2007 en 30 december 2009?” in VLAAMSE CONFERENTIE BIJ DE BALIE TE ANTWERPEN, Meester van het proces – Topics gerechtelijk recht, Brussel, Larcier, 2010, 171-‐201. 224 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 30. 225 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 29; A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 647. 226 Art. 1213, §3 Ger.W. 227 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 30. 228 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 6.
38
in tegen het hoofddoel van de hervorming om de procedure overal te versnellen waar mogelijk. De
wetgever, rekening houdend met deze kritiek, verliet uiteindelijk de piste van het tussentijds proces-‐
verbaal en koos ook hier voor een soepele rechtsingang via het gewoon schriftelijk verzoek.
Bepaalde rechtsleer betreurt dat de partijen tijdens de notariële fase een initiatiefrecht ter
beschikking gesteld krijgen.229 Dit zet de deur open voor misbruiken die een verlammende werking
op de procedure kunnen hebben. CASMAN en MOSSELMANS prefereren de vroegere situatie waar
enkel de notaris-‐vereffenaar de rechtbank kan vatten, toen nog via een tussentijds proces-‐verbaal. Ik
sluit mij hierbij aan. Partijen zouden de notaris nog steeds kunnen vragen een verzoek in te dienen
bij de rechtbank. De notaris-‐vereffenaar is naar mijn oordeel het best geplaatst om te oordelen of de
aanstelling van een deskundige opportuun is in het concrete dossier. Onder de huidige regelgeving
kunnen we enkel maar hopen dat partijen niet zo maar te pas en te onpas van hun initiatiefrecht
gebruik gaan maken en een weloverwogen keuze maken die gesteund is op legitieme doelstellingen.
54. De verdere afwikkeling van de procedure verloopt zoals bepaald in artikel 1211, §2, tweede
en derde lid. De opmerkingen van de notaris zullen voor de rechter een belangrijke richtingaanwijzer
zijn. Zo kan de notaris bijvoorbeeld duiden op de omschrijving van de opdracht en de vereiste
bijzondere kwalificaties van de aan te stellen expert. 230 Na verloop van vijftien dagen na de
kennisgeving van het verzoek door de griffie aan de partijen en de notaris-‐vereffenaar, roept de
griffier de vermelde personen op. De rechter is niet verplicht het verzoek in te willigen en behoudt
steeds een discretionaire bevoegdheid bij zijn beoordeling of de aanstelling van een deskundige wel
opportuun is, gelet op de specificiteit van het dossier.
55. Tegen de beslissing om een deskundige aan te stellen tijdens de notariële fase kan beroep
worden aangetekend.231 Artikel 1213, §3 verwijst namelijk niet naar het zesde lid van artikel 1211, §2
inzake de onmogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de beslissing om de notaris-‐
vereffenaar al dan niet te vervangen.232 Het beroep heeft geen schorsende werking, daar artikel 1496
Ger.W. verduidelijkt dat onderzoeksmaatregelen van de voorlopige tenuitvoerlegging genieten.233
229 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 6. 230 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 72. 231 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 66. 232 Toelichting bij amendement nr. 10 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, 5-‐405/4, 21. 233 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 6.
39
56. De taak van de gerechtsdeskundige in het kader van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling,
wordt in de wet op suppletieve wijze beschreven en bestaat erin de goederen waarvan de verkoping
niet is beslist te schatten, de grondslagen van die schatting aan te duiden en de eventuele
mogelijkheden tot een verdeling in natura mee te geven met daarbij horend de samenstelling van de
toe te wijzen kavels.234 De rechter is niet gebonden door deze omschrijving en kan de opdracht zelf
gaan modificeren naargelang de concrete elementen in de zaak.235
Professor CASMAN merkt verder nog op dat de zinsnede “de goederen waarvan de verkoping niet is
beslist” niet te restrictief mag worden opgevat als in “de onverdeelde goederen waarvan de
verkoping niet is beslist”.236 Ook voor goederen die geen deel uitmaken van de boedel kan een
schatting vereist zijn. CASMAN haalt onder andere het voorbeeld aan van de goederen in een
nalatenschap die bij mindere ontvangst moeten worden ingebracht (artikel 860 en 868 BW).
5.2. Uitbreiding of wijziging van de opdracht van de deskundige (artikel 1213, §1, tweede en derde lid Ger.W.) 57. Vóór de hervorming diende de rechter de opdracht van de deskundige zeer precies te
formuleren. Wanneer er sprake was van een onjuiste opdracht of wanneer er na de aanstelling
nieuwe problemen opdoken, waardoor de gegeven opdracht niet meer aangepast was aan de
omstandigheden, diende de rechter opnieuw gevat te worden om de opdracht van de deskundige uit
te breiden of te wijzigen.237 Dit bracht uiteraard de nodige vertragingen met zich mee en kon
bovendien moeilijk voorkomen worden, daar de rechter onmogelijk kan voorspellen welke
complicaties zich in het verloop van de procedure nog zullen voordoen. Om dit pijnpunt te verhelpen
voert de wet een belangrijke vernieuwing door. De notaris kan vanaf nu zelf de opdracht van de
deskundige vervolledigen (door hem bijvoorbeeld te belasten met het schatten van goederen die de
rechter oorspronkelijk niet aanwees) of wijzigen (door bijvoorbeeld de datum van de schatting te
veranderen238). Door het soms lange verloop van de procedure zou een schattingsverslag ook
gedateerd kunnen zijn, denk maar aan de schatting van effecten waarna de waarde vervolgens door
234 Art. 1213, §1 Ger.W. 235 A. DENIS, “L’estimation amiable et l’expertise judiciaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (163) 169. 236 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 91. 237 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 67. 238 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 29.
40
de economische en financiële omstandigheden gedaald of gestegen is.239 De notaris-‐vereffenaar kan
de deskundige dan verzoeken een eerdere schatting te actualiseren. Aan de uitbreiding, wijziging of
opdracht tot actualisatie zijn dezelfde gevolgen verbonden als zou een rechter daartoe hebben
beslist.240 Wanneer de notaris van deze drie nieuwe mogelijkheden gebruik wenst te maken, is
daarbij wel telkens het akkoord van alle partijen noodzakelijk. Bij gebrek aan akkoord, moet de
rechtbank toch nog geadieerd worden door de partijen of de notaris. Dit gebeurt via een gewoon
schriftelijk verzoek en volgens de procedure beschreven in §3 van artikel 1213.241
58. Tijdens de hoorzittingen waren er sommige senatoren die pleitten voor het behoud van een
verplichte rechterlijke tussenkomst om de nodige waarborgen aan de partijen te bieden. Hun
grootste zorg was dat partijen geconfronteerd zouden worden met onvoorziene additionele kosten.
Anderen meenden dat de notaris volledig soeverein dient te oordelen, los van enig akkoord van de
partijen en los van enige rechterlijke tussenkomst. De KFBN zegt hierover dat de notaris-‐vereffenaar
geen belang heeft bij overbodige expertises. Hij is bij uitstek de persoon om te oordelen of er al dan
niet een deskundigenonderzoek noodzakelijk is. Bovendien zou zijn aansprakelijkheid in het gedrang
kunnen komen bij het aangaan van niet verantwoorde kosten. 242 Ik sluit mij aan bij deze
opmerkingen van de KFBN.
Uiteindelijk is de wetgever tot een compromis moeten komen, waarbij het initiatiefrecht tot wijziging
of uitbreiding van de opdracht nog steeds bij de notaris blijft liggen, maar dat het akkoord van alle
partijen nodig is, vooraleer de instrumenterende notaris wijzigingen of aanvullingen aan de opdracht
van de deskundige kan doorvoeren of bij de vraag een eerdere schatting te actualiseren. Het akkoord
van de partijen wordt best in een proces-‐verbaal opgenomen om latere discussies te vermijden.243
Enkel wanneer partijen geen akkoord bereiken, dient men nu nog naar de rechtbank te stappen. In
239 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 92. 240 A. DENIS, “L’estimation amiable et l’expertise judiciaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (163) 170. 241 Zie supra randnummers 53 en 54. 242 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 62. 243 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 648.
41
tegenstelling tot het gemeenrechtelijk deskundigenonderzoek244 kunnen de partijen hier niet buiten
het medeweten van de notaris-‐vereffenaar om, de opdracht van de deskundige gaan aanpassen.245
5.3. Aanvatting van de opdracht van de deskundige (artikel 1213, §1, vierde lid Ger.W.) 59. De opdracht van de deskundige vat pas aan nadat hij hierom verzocht wordt door de
instrumenterende notaris-‐vereffenaar. Het is namelijk verkieselijk dat de notaris eerst kennis neemt
van de specifieke bestanddelen in het dossier.246 Sinds de aanstelling kunnen er zich namelijk
gebeurtenissen hebben voorgedaan die de schatting overbodig maken, zoals een verkoop.247 Van de
regeling inzake de aanvang kan toch nog worden afgeweken bij andersluidende beslissing van de
rechter of bij akkoord van alle partijen.248
In de parlementaire voorbereidingen valt ook nog te lezen dat de notaris-‐vereffenaar, als specialist in
vermogensrecht, een en ander zal verduidelijken aan de deskundige op een installatievergadering.
De reden hiervoor is dat de expert die tot feitelijke vaststellingen komt in zijn verslag, geen abstractie
kan maken van de rechtsregels welke die materie beheersen.249
5.4. Kennisgeving van het deskundigenverslag (artikel 1213, §2 Ger.W.) 60. Gelijktijdig met de neerlegging van zijn eindverslag ter griffie, bezorgt de deskundige bij
aangetekende brief een afschrift van dit verslag aan de notaris. Deze laatste is niet gebonden door
het verslag. Indien hij hiervan wenst af te wijken bij het opstellen van de staat van vereffening, dient
hij dit wel te motiveren.250
Ook de partijen en hun raadslieden krijgen een afschrift van het eindeverslag bezorgd. Deze zinsnede
is slechts een bevestiging van het gemeen recht.251 Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor
244 Art. 962 Ger.W. 245 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 93. 246 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 29; J.-‐F. VAN DROOGHENBROECK en J.-‐C. BROUWERS, “De la demande en liquidation-‐partage au jugement qui ordonne les opérations” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (1) 27. 247 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 87. 248 Art. 1213, §1 vierde lid Ger.W. 249 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 29. 250 A. DENIS, “L’estimation amiable et l’expertise judiciaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (163) 173; H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – oude en nieuwe opdrachten voor de notaris-‐vereffenaar” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 17. 251 Art. 978, §2, tweede lid Ger.W.
42
partijen om hun opmerkingen mee te delen naar aanleiding van het voorlopig verslag van de
expert252, kunnen de partijen hun bemerkingen met betrekking tot het eindverslag enkel gelijktijdig
met hun bezwaren aangaande de staat van vereffening doen gelden.253
De deskundige is krachtens artikel 976 Ger.W. ook verplicht om zijn bevindingen, waarbij hij reeds
een voorlopig advies voegt, te bezorgen aan de rechter, de partijen en hun raadslieden. De notaris-‐
vereffenaar valt uit de boot en zal het eindverslag moeten afwachten. Dit valt te betreuren. De
wetgever had er goed aan gedaan om ook in een kennisgeving aan de notaris te voorzien, gelet op
zijn actieve en leidende rol gedurende de werkzaamheden. De rechter zou dit wel aan de deskundige
kunnen opleggen bij het afbakenen van zijn opdracht.254
6. Het verloop van de werkzaamheden (artikelen 1214 – 1224/1 Ger.W.)
6.1. Algemene bepalingen (artikel 1214 Ger.W.) 61. Artikel 1214 voorziet in een algemeen overzicht van het verloop van de notariële
werkzaamheden. Het wordt dan ook onder de titel ‘Algemene bepalingen’ geplaatst.
6.1.1. De bemiddelende rol van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1214, §1, eerste lid Ger.W.) 62. Vroeger werd al dikwijls beklemtoond dat de instrumenterende notaris een bemiddelende rol
had bij de gerechtelijke vereffening-‐verdeling.255 Nu wordt dit ook duidelijk in de wet opgenomen:
“De notaris-‐vereffenaar poogt de partijen te verzoenen (…).” De verzoeningsopdracht is ook een
deontologische plicht van notarissen zoals artikel 10 van de Deontologische Code stelt.256 In de
toelichting bij dat artikel staat wel nog te lezen dat “de verzoeningspogingen binnen de redelijke
perken moeten blijven en niet mogen leiden tot een vertraging van de uitoefening van het
gerechtelijke mandaat.” De onpartijdigheid van de notaris waarvan het belang voorheen al werd
benadrukt, zal hier bij uitstek een beduidende rol spelen.
252 Art. 976 Ger.W. 253 Art. 1223, §1 Ger.W.; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 30. 254 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 94. 255 I. VAN OPSTAL, “De rol van de notaris bij de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in KFBN, De notaris en de conflictbeheersing, Antwerpen, Kluwer, 1999, (323) 338-‐339; J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 151; J. VERSTRAETE en J. FACQ, “Deelakkoorden tijdens de gerechtelijke vereffening en verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, (239) 240-‐241. 256 Art. 10 Deontologische Code aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, goedgekeurd bij KB 21 september 2005, BS 3 november 2005.
43
63. Verder wijst de notaris de partijen die nog geen raadsman hebben gekozen op het feit dat ze
de mogelijkheid hebben zich te laten bijstaan door een advocaat. Dit moet ook de perceptie
versterken dat een notaris-‐vereffenaar absoluut geen raadsman is van de partijen. De opening van
de werkzaamheden zal op een nabije datum kunnen voortgezet worden teneinde de partijen die het
wensen, toe te laten een advocaat te raadplegen.257 In de praktijk zal een partij zich quasi altijd laten
bijstaan door een advocaat, gelet op de ingewikkelde materie van zowel de procedure als het
materieelrechtelijk aspect inzake vereffening-‐verdeling.258
64. Een partij zou eventueel ook beroep kunnen doen op een notaris-‐raadgever. Het is echter in
geen geval wenselijk dat een andere niet-‐instrumenterende notaris in het dossier tussenkomst259,
maar men kan een partij niet verbieden om te rade te gaan bij zijn eigen notaris. Artikel 40 van de
Deontologische Code zegt daarover het volgende: “De notaris die niet in rechte aangesteld is,
weerhoudt zich ervan tussen te komen in de procedure als bijzonder raadsman, behalve op
uitdrukkelijk verzoek van één der partijen. In dit geval respecteert hij de prerogatieven van de door de
rechtbank aangestelde notaris, en blijft hij gehouden tot zijn algemene onpartijdigheidsplicht, die
hem verbiedt zich te gedragen als de eenzijdige verdediger van de belangen van één der partijen. Hij
onthoudt zich van deelname aan vergaderingen.”
6.1.2. Deelakkoorden gesloten tijdens de notariële fase (artikel 1214, §1, tweede lid Ger.W.) 65. De nieuwe wet wil in elke stand van de procedure, akkoorden tussen de partijen bevorderen.
Dit komt tot uiting in twee artikelen. Artikel 1209 geeft de regeling weer inzake overeenkomsten
gesloten tijdens de gerechtelijke fase260 en artikel 1214, §1, tweede lid tijdens de notariële fase. De
wet geeft nu ook uitdrukkelijk weer, welke waarde aan deze akkoorden toekomt. Dit is een belangrijk
verschil met de vroegere wet, waar veelal onduidelijkheid bestond over het lot van de
deelakkoorden. Partijen wilden vaak aan hun deelafspraken ontkomen, wanneer achteraf geen totaal
257 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 31. 258 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 73. 259 M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 645; J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 163-‐165; P. HOFSTRÖSSLER, “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten voor de advocaat” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (227) 245-‐246. 260 Zie supra randnummer 18.
44
akkoord over alle betwistingen tot stand kwam.261 In twee arresten van het Hof van Cassatie werd
echter toen reeds de primauteit van artikel 1134 BW aangehaald.262 Partijen waren mondeling
overeengekomen om alle goederen openbaar te verkopen, waarna de notaris-‐vereffenaar daarvan
akte nam in een proces-‐verbaal. Achteraf wou een partij zich toch, in strijd met de overeenkomst, op
de verdeling in natura beroepen. Cassatie zei hierover het volgende: “Wanneer de erfgenamen aldus
overeenkomen om de onverdeelde goederen hetzij in natura te verdelen, hetzij openbaar of uit de
hand te verkopen, zijn zij daardoor gebonden en kan de rechter, tegen de wil in van een of meer van
de contracterende partijen, geen andere wijze van verdeling van de onverdeelde goederen
bevelen.”263 In een cassatiearrest van 2006 herhaalde het Hof deze zienswijze.264 Verder kon de
notaris niets ondernemen indien onder de vroegere wet gesloten tussentijdse akkoorden niet
vrijwillig werden nageleefd en moesten de overige partijen een gemeenrechtelijke procedure
inleiden teneinde de gedwongen tenuitvoerlegging of een schadevergoeding te bekomen.265
66. Wanneer partijen vandaag tijdens de notariële fase een globaal of gedeeltelijk akkoord
bereiken, kunnen zij de notaris verzoeken dit op te nemen in een door hen ondertekend proces-‐
verbaal.266 Alle betrokken partijen moeten aanwezig (of geldig vertegenwoordigd267), meerderjarig
en handelingsbekwaam zijn. 268 De formele opneming heeft belangrijke juridische gevolgen. De
deelgenoten zullen definitief gebonden zijn door het tussen hen gesloten akkoord, overeenkomstig
artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek.269 De notaris moet bij het opstellen van zijn staat van
vereffening handelen overeenkomstig hetgeen de partijen overeen gekomen zijn in het proces-‐
261 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “Deelakkoorden tijdens de gerechtelijke vereffening en verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, (239) 246-‐247; J. FACQ, “Over de gerechtelijke verdeling de lege ferenda, deelakkoorden en clausules de lege lata” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (187) 196. 262 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “Deelakkoorden tijdens de gerechtelijke vereffening en verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, (239) 249; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 195. 263 Cass. 26 november 2004, RW 2004-‐05, 1352, noot S. MOSSELMANS. 264 Cass. 16 maart 2006, RW 2006-‐07, 1273. 265 J. VERSTRAETE, “Valkuilen bij gerechtelijke verdelingen” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (7) 17; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 195; J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 52. 266 Art. 1214, §1, tweede lid Ger.W. 267 J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 54. 268 A. WYLLEMAN, “Over tussengeschillen en deelakkoorden” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (195) 209. 269 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 32.
45
verbaal.270 Een akkoord over de verkoop van alle of een deel van de onverdeelde goederen, machtigt
de notaris-‐vereffenaar over te gaan tot deze verkoop wanneer een partij hem daartoe verzoekt. De
rechter dient niet meer gevat te worden. Artikel 1214, §1, derde tot zevende lid verwijst nogmaals
naar de desbetreffende bepalingen die regelen op welke wijze en onder welke vormvoorschriften de
verkoop dient te gebeuren.
In tegenstelling tot wat vroeger gold, heeft het bereiken van een akkoord geenszins tot gevolg dat
men zich buiten de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling zou plaatsen.271 Voor het
overige behoudt de procedure zijn normaal verloop.
67. Het lot van de voorafgaande akkoorden die niet zijn opgenomen in processen-‐verbaal, wordt
in de wet niet geregeld. In de rechtsleer bestaat controverse over welke waarde dan wel toekomt
aan deze akkoorden.
VERSTRAETE en HOFSTRÖSSLER menen dat het gaat om bindende overeenkomsten waarmee de
notaris-‐vereffenaar rekening dient te houden bij de opmaak van de staat van vereffening.272 De
overeenkomsten strekken de partijen namelijk eveneens tot wet, overeenkomstig artikel 1134 BW.
Ze oordelen wel dat deze akkoorden geen uitvoerbare kracht hebben.
SIBIET en DEVOS daarentegen zijn van oordeel dat dergelijke akkoorden de partijen niet definitief
binden. Met het opleggen van de specifieke vormvereiste van het proces-‐verbaal, heeft de wetgever
de akkoorden als bedoeld in artikel 1214, §1, tweede lid een plechtig karakter gegeven. Bij niet
naleving van deze vorm, kan het akkoord bijgevolg geen bindend karakter verkrijgen.273 Ze halen ter
staving van hun denkwijze ook de parlementaire voorbereidingen aan: “Er zij opgemerkt dat enkel
het akkoord dat werd opgenomen in een door de partijen vastgesteld proces-‐verbaal hen definitief
bindt en aan de notaris-‐vereffenaar de mogelijkheid biedt de procedure op die basis voort te zetten”
en verder nog “Wanneer er sprake is van betwisting omtrent een akkoord dat niet werd vastgelegd in
een proces-‐verbaal, kan de notaris-‐vereffenaar hiervan akte nemen in het proces-‐verbaal van opening 270 Art. 1214, §7 Ger.W. 271 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 32. 272 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 79; zie in dezelfde zin C. DECLERCK en S. VANGOETSENHOVEN, “Verzegeling, boedelbeschrijving en gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Capita selecta” in A.-‐L. VERBEKE, C. DECLERCK en J. DU MONGH (eds.), Themis Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2013, (55) 70. 273 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1229; A. SIBIET, “Boedelbeschrijving, akkoorden en geschillen in de loop van de procedure” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 1.
46
van de werkzaamheden en deze betwisting desgevallend voorleggen aan de rechtbank d.m.v. een
tussentijds proces-‐verbaal.”274 Om alle betwistingen achteraf te vermijden is het dus uiterst belangrijk
dat partijen hun akkoorden steeds door de notaris-‐vereffenaar laten optekenen in een proces-‐
verbaal.
6.1.3. Het opstellen van of het verzaken aan de boedelbeschrijving (artikel 1214, §2 Ger.W.)
6.1.3.1. De principiële opstelling van een inventaris (artikel 1214, §2, tweede lid Ger.W.) 68. De boedelbeschrijving is een essentieel instrument in de procedure van gerechtelijke
vereffening-‐verdeling. Zij heeft namelijk een belangrijke bewijsfunctie275 en vormt de basis voor het
verdere verloop van de werkzaamheden in de notariële fase276. De notaris moet de samenstelling van
de boedel kennen, opdat hij zijn opdracht correct kan uitvoeren. Het opstellen van een
boedelbeschrijving in het kader van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, behoort tot de wettelijke
opdrachten van de notaris-‐vereffenaar. Hij dient hiertoe niet afzonderlijk gemachtigd te worden door
de rechter.277
69. In principe zal de instrumenterende notaris steeds een klassieke boedelbeschrijving opstellen
overeenkomstig de artikelen 1175 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.278 Zodra een van de
partijen hem verzoekt over te gaan tot de opmaak, is hij wettelijk verplicht hieraan tegemoet te
komen.279
Oorspronkelijk bepaalde de wettekst geen enkele specifieke termijn voor het opstellen van de
inventaris. De opstellers van het wetsvoorstel waren van mening dat het opleggen van concrete
termijnen te delicaat was. De tijd die nodig is voor het opstellen van een inventaris, hangt namelijk in
sterke mate af van de het belang, de aard en de lokalisatie van de te verdelen boedel.280 Daarom
vermeldde de wet enkel dat dit binnen een zo kort mogelijke tijdspanne diende te gebeuren. Een
amendement bracht hierin echter verandering. De auteurs ervan achtten het opportuun om hier ook
274 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 32. 275 T. VAN SINAY, “Bewijs en bewijsmiddelen in de gerechtelijke verdeling” in R. BARBAIX en N. CARETTE, Tendensen vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (213) 225. 276 W. VANBIERVLIET, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling na overlijden” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (51) 66; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 154. 277 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 642. 278 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 7. 279 A. SIBIET, “Boedelbeschrijving, akkoorden en geschillen in de loop van de procedure” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 2. 280 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 32.
47
termijnen op te leggen, overeenkomstig de doelstelling van de wetgever om de procedure steeds
binnen de wettelijk of conventioneel voorziene termijnen af te wikkelen.281 De notaris-‐vereffenaar
bepaalt nu bij de sluiting van het proces-‐verbaal van opening der werkzaamheden, dag en uur van de
eerste vacatie van de boedelbeschrijving die uiterlijk twee maanden na die afsluiting plaatsheeft,
behoudens andersluidend akkoord van alle partijen en de notaris-‐vereffenaar. Wanneer de
boedelbeschrijving niet kan afgesloten worden bij de eerste vacatie, bepaalt de notaris-‐vereffenaar
onmiddellijk dag en uur van de volgende vacatie, die plaats dient te hebben binnen de twee
maanden na de vorige vacatie en dit opnieuw behoudens andersluidend akkoord van alle partijen en
de notaris-‐vereffenaar.282 Gelet op de doelstelling van de hervorming is het niet de bedoeling dat
partijen hier onverantwoord lange termijnen zouden overeenkomen. Wettelijk kan hier echter niets
tegen gedaan worden. De partijen moeten zelf hun verantwoordelijkheid opnemen.
70. Wanneer er moeilijkheden zouden opduiken bij de opmaak van de boedelbeschrijving, zoals
de weigering tot eedaflegging, moet de notaris-‐vereffenaar de vrederechter vatten overeenkomstig
artikel 1184 Ger.W. en niet de familierechter via een tussentijds proces-‐verbaal.283 De vrederechter
kan bijvoorbeeld de deelgenoten bevelen om hun volle medewerking te verlenen aan de
boedelbeschrijving en de eedaflegging, eventueel onder verbeurte van een dwangsom.284
6.1.3.2. De verzaking aan de boedelbeschrijving (artikel 1214, §2, eerste lid Ger.W.) 71. De wet vermeldt nu ook dat partijen, voor zover zij allen akkoord en bekwaam zijn, de notaris-‐
vereffenaar kunnen ontslaan van het opmaken van een boedelbeschrijving.285 Het kan namelijk zijn
dat partijen het eens zijn over de te verdelen massa, maar niet over de wijze waarop de verdeling
dient te geschieden. De notariële praktijk kende deze werkwijze reeds voor de hervorming.286 De
ratio legis achter de mogelijkheid tot verzaking is enerzijds de procedure versnellen en anderzijds de
281 Toelichting bij het aangenomen amendement nr. 19 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/5, 9. 282 Art. 1214, §2, tweede lid Ger.W. 283 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 7; T. VAN SINAY, “De boedelbeschrijving in de nieuwe gerechtelijke verdeling: een aangepast draaiboek?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, 2015, (203) 221. 284 Cass. 15 mei 2009, Pas. 2009, 1209; W. VANBIERVLIET, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling na overlijden” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (51) 67. 285 Art. 1214, §2, eerste lid Ger.W. 286 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 172; C. AUGHUET en P. NICAISE, “Questions pratiques liées à l’inventaire” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (73) 77; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, (153) 156; P. VAN DEN EYNDE, “L’inventaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (153) 154.
48
vermindering bewerkstelligen van inventariskosten die later nutteloos zouden blijken wanneer
partijen overeenkomen welke goederen verdeeld moeten worden.287 Wanneer een van de partijen
onbekwaam, afwezig of niet akkoord is, zal de verzaking onmogelijk zijn. De vrederechter kan geen
machtiging geven om van de boedelbeschrijving af te zien namens de onbekwame.288
72. Tegenover de verzaking staat het feit dat partijen gezamenlijk aan de notaris de goederen
zullen moeten aanwijzen die van de te verdelen massa afhangen. Deze oplijsting is uiteraard
onontbeerlijk. Er ontstaat zo een soort van vervangende boedelbeschrijving (een beschrijvende
staat) waarop de notaris zich verder zal beroepen. Alle partijen dienen akkoord te gaan met de
oplijsting, zodat later geen geschillen meer opduiken over wat nu wel en niet tot de boedel
behoort.289
De partijen moeten de waarde van de goederen krachtens de wet niet opgeven.290 Nochtans kan dit
wel nuttig zijn, zeker voor de lichamelijke roerende goederen.291 Als de waarde achteraf nog moet
geschat worden door de notaris of een deskundige, dringt zich toch nog een plaatsbezoek op,
waardoor het nut van de verzaking verloren gaat en de partijen opnieuw te maken krijgen met geld-‐
en tijdverlies.292
De partijen zouden ook deels aan de boedelbeschrijving kunnen verzaken door bijvoorbeeld enkel
een inventaris te laten opmaken van de onroerende goederen en de roerende goederen zelf op te
lijsten en vervolgens te laten opnemen in een proces-‐verbaal.293
73. Van de boedelbeschrijving wordt uiterlijk afgezien bij de sluiting van het proces-‐verbaal van
de opening der werkzaamheden. Het is dus uitgesloten dat partijen in het bedoelde proces-‐verbaal,
287 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 11. 288 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 642; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 34. 289 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 79. 290 C. DECLERCK en S. VANGOETSENHOVEN, “Verzegeling, boedelbeschrijving en gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Capita selecta” in A.-‐L. VERBEKE, C. DECLERCK en J. DU MONGH (eds.), Themis Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2013, (55) 64. 291 Bij een klassieke boedelbeschrijving dienen de roerende goederen verplicht geschat te worden zoals art. 1183, 4° Ger.W. bepaalt. 292 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 88. 293 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 89.
49
verzaken aan de opmaak van een boedelbeschrijving en bepalen dat zij achteraf zullen meedelen
waaruit de te verdelen boedel bestaat.294 Ook hier voorzag het oorspronkelijke wetsvoorstel in geen
enkele termijn. Partijen zouden hun beslissing kunnen opschorten en de voortzetting van de
werkzaamheden aldus blokkeren.295 Daarom is er nu voorzien in een bindende termijn voor de
partijen. VERSTRAETE is van oordeel dat partijen ook nog na de sluiting van het proces-‐verbaal van
opening der werkzaamheden, kunnen afzien van de boedelbeschrijving, op grond van het
beschikkingsbeginsel. Voorwaarde hierbij zou zijn dat de partijen gezamenlijk opgave doen van de te
verdelen goederen en op voorwaarde dat deze handelswijze de vereffeningsverrichtingen niet
vertraagt, tenzij met akkoord van alle partijen en de notaris.296 Indien men de vlotte voortgang van
de procedure wenst te waarborgen, is deze werkwijze echter niet aan te raden.
74. De notaris neemt de verklaring tot verzaking aan de boedelbeschrijving en het akkoord met
betrekking tot de te verdelen goederen, samen op in een proces-‐verbaal. Dit kan zowel het proces-‐
verbaal van opening der werkzaamheden, als een proces-‐verbaal ad hoc zijn.297 Hij bezorgt hiervan
ook een afschrift aan de partijen en hun raadslieden op de wijze bepaald in artikel 1215, §2 Ger.W.298
De wet bepaalt hierbij geen termijn, maar het is vanzelfsprekend dat de notaris dit zo spoedig
mogelijk moet doen.299 De betekening heeft tot gevolg dat de termijn voor de mededeling van de
stukken begint te lopen.300
294 J. SOUTAER en K. RUYSEN, “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK 2012, afl. 2, (3) 12; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 88. 295 Toelichting bij het aangenomen amendement nr. 19 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/5, 9. 296 J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 48. 297 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 33; S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1241. 298 Betekening aan de partijen bij gerechtsdeurwaardersexploot, aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs en kennisgeving aan de raadslieden bij gewone brief, fax of elektronische post. 299 P. VAN DEN EYNDE, “L’inventaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (153) 156; T. VAN SINAY, “De boedelbeschrijving in het gerechtelijk wetboek: een opfrissing en een actuele stand van zaken” in N. RAEMDONCK, A. GHYSENS, A. RENIERS, G. VERSCHELDEN, H. CASMAN, L. DE SCHRIJVER, T. VAN SINAY en O. DE KEUKELAERE, Notariële actualiteit 2014: verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring provinciaal genootschap der notarissen van Oost-‐Vlaanderen, Brugge, die Keure, 2015, (255) 293. 300 Art. 1218, §1, derde lid Ger.W.
50
Vreemd genoeg voorziet de wet echter niet in een gelijkaardige kennisgeving van het proces-‐verbaal
van de boedelbeschrijving.301 In de praktijk is het uiteraard vanzelfsprekend dat de notaris ook
hiervan een afschrift naar de partijen en hun raadslieden stuurt. 302 Deze kennisgeving zal
daarentegen geen rechtsgevolgen met zich meebrengen, gezien de termijn die partijen krijgen voor
de mededeling van hun aanspraken en stukken reeds begint te lopen vanaf de afsluiting van de
boedelbeschrijving.303
75. SIBIET merkt terecht op dat de mogelijkheid tot het sluiten van tussentijdse akkoorden,
overeenkomstig artikel 1214, §1 Ger.W. “een voldoende wettelijke basis gevormd had om tot een
verzaking en akkoord omtrent de te verdelen massa te komen.” Wellicht wilde de wetgever meer
rechtszekerheid bieden, waardoor ze er een afzonderlijk artikel aan wijdde. Bovendien is de
samenhang met de termijnenkalander op die manier duidelijker.
6.1.3.3. De boedelbeschrijving op verklaring (artikel 1214, §2, derde lid Ger.W.) 76. Artikel 1214, §2, derde lid maakt ook een boedelbeschrijving op verklaring mogelijk, wanneer
alle partijen akkoord en bekwaam zijn. Dit vormt een afwijking op het gemeen recht dat stelt dat een
boedelbeschrijving op verklaring enkel geoorloofd is wanneer onmogelijk anders kan worden
gehandeld.304 De notaris dient zich bij een boedelbeschrijving op verklaring niet te begeven naar de
plaatsen waar de te beschrijven goederen zich bevinden. Wel dient de notaris de partijen nog steeds
te waarschuwen dat “de wet straffen uitvaardigt tegen hen die zich schuldig maken aan het
wegmaken of helen van voorwerpen of aan meineend”305 en dient de boedelbeschrijving afgesloten
te worden met de eedaflegging306. VAN SINAY vraag zich af wat het nut is van een verzaking,
wanneer de soepele vorm van een boedelbeschrijving op verklaring tot de mogelijkheden behoort.307
Het verschil tussen beide is namelijk heel klein.
77. Wat dient de notaris-‐vereffenaar te doen wanneer partijen niet meewerken aan de
boedelbeschrijving door bijvoorbeeld allemaal verstek te laten gaan of wanneer ze hun verzaking wel
laten opnemen in een proces-‐verbaal, maar geen enkel element aanreiken voor het opstellen van
301 A. SIBIET, “Boedelbeschrijving, akkoorden en geschillen in de loop van de procedure” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 3. 302 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 90. 303 Art. 1218, §1, tweede lid Ger.W. 304 Art. 1182, tweede lid Ger.W.; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 34. 305 Art. 1183, 10° Ger.W. 306 Art. 1183, 11° Ger.W. 307 T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 100.
51
een beschrijvende staat? In ieder geval kan de notaris-‐vereffenaar via een tussentijds proces-‐verbaal
het probleem aan de rechter voorleggen.308 De vraag is of de notaris ook ambtshalve een inventaris
kan opstellen. De traditionele rechtsleer meent van niet.309 VAN SINAY meent echter dat dit nu wel
mogelijk moet zijn, gelet op de versterkte rol van de notaris-‐vereffenaar. In geval van strubbelingen
zou hij dan via de eenvoudige procedure van artikel 1184 Ger.W., de vrederechter kunnen adiëren.310
6.1.4. De schatting van de onverdeelde goederen door de notaris-‐vereffenaar (artikel 1214, §3 Ger.W.) 78. Vóór de hervorming heerste er onenigheid in de rechtsleer over het feit of de schatting van
de onverdeelde goederen al dan niet tot de algemene wettelijke opdracht behoorde van de
instrumenterende notaris bij de gerechtelijke vereffening en verdeling. Sommigen meenden in elk
geval van wel311, anderen waren de mening toegedaan dat de notaris zich toch terughoudend moest
opstellen om zijn onpartijdigheid te waarborgen312. Deze zou immers in het gedrang kunnen komen
wanneer hij in de beginfase van de procedure een indicatieve schatting doet, waarbij hij dus een
persoonlijk standpunt inneemt, en later vooralsnog een formele schatting dient uit te voeren.313
De nieuwe wettekst klaar de situatie uit. De notaris-‐vereffenaar kan op verzoek van de partijen en
voor zover hij ermee instemt, de te verdelen goederen schatten.314 Hij kan dus enkel optreden
wanneer hij daartoe wordt aangezocht. Het volstaat dat de aanwezige of vertegenwoordigde partijen
om een schatting verzoeken.315 De afwezigheid van partijen kan de procedure namelijk niet meer
hinderen, gelet op het nieuwe artikel 1214, §6 Ger.W. Er anders over oordelen zou in ieder geval niet
308 Art. 1216 Ger.W.; J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 47. 309 F. AUMANN, “Proces-‐verbaal van opening van werkzaamheden. De inventaris en het verzamelen van inlichtingen. Voorafgaande schattingen.” in KFBN (ed.), Vereffening-‐verdeling. Recyclagedagen 1991 van de Nederlandstalige Regionale Raad, Deurne, Kluwer, 1992, (37) 60; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 155. 310 T. VAN SINAY, “De boedelbeschrijving in de nieuwe gerechtelijke verdeling: een aangepast draaiboek?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, 2015, (203) 211-‐212. 311 B. LUYTEN, “Enkele bedenkingen bij de procedure van gerechtelijke verdeling”, T.Not. 1995, (387) 393-‐394; A. WYLLEMAN, “Onwil, vertraging en misverstand in de procedure tot gerechtelijke verdeling na echtscheiding”, AJT 1995-‐96, (207) 222; G. DE LEVAL, J.-‐F. VAN DROOGHENBROECK en F. GEORGES, “Le rôle du notariat dans le tryptique conflit-‐litige-‐procès” in S. WATILLON, Tussen vrijheid en regelgeving, de uitdaging voor de notaris, Brussel, Larcier, 2011, (365) 373. 312 G. VAN OOSTERWYCK, “Civielrechtelijke aspecten van de vereffening-‐verdeling” in W. PINTENS en F. BUYSSENS (eds.), Vereffening-‐verdeling van het huwelijksvermogen, Antwerpen, Maklu, 1993, (19) 52; J. VERSTRAETE en J. FACQ, “Deelakkoorden tijdens de gerechtelijke vereffening en verdeling” in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, (239) 242. 313 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 216. 314 Art. 1214, §3 Ger.W. 315 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 75.
52
wenselijk zijn. De welwillende partijen zouden slachtoffer worden van de dwarsligger(s) en daardoor
mogelijks toch nog met een gerechtelijk deskundigenonderzoek geconfronteerd worden. Er is hier
echter wel een tegenargument in te brengen omwille van de discrepantie tussen de Nederlandse en
de Franse tekst. In de Nederlandse tekst is sprake van ‘de partijen’ terwijl men in de Franse tekst
melding maakt van ‘toutes les parties’.316 Dit zou een argument kunnen zijn om toch te stellen dat
het akkoord van alle partijen noodzakelijk is, en niet slechts het akkoord uitgaande van de aanwezige
partijen.
79. De partijen mogen zelf beslissen welke uitwerking zij willen geven aan de schatting. Ze
zouden bijvoorbeeld kunnen overeenkomen dat de schatting hen definitief bindt, via een akkoord
dat de notaris-‐vereffenaar optekent in een proces-‐verbaal.317 Dit verdient naar mijn mening de
voorkeur. Zo vermijdt men dat partijen die het niet eens zijn met het schattingsverslag van de
notaris, nog bezwaar kunnen aantekenen tegen de staat van vereffening op grond van voormelde
schatting. Het aantekenen van bezwaar heeft namelijk een enorm vertragend effect op de
procedure.
80. De notaris heeft de mogelijkheid om de uitvoering van een schatting te weigeren, maar hij
moet hier voorzichtig mee omspringen. In de parlementaire voorbereidingen worden een aantal
mogelijke weigeringsgronden opgesomd: het feit dat de notaris geen vergelijkingspunten heeft, dat
het gaat om specifieke goederen waarover hij onvoldoende expertise beschikt (handelszaak,
landbouweigendommen…) of dat er goederen aanwezig zijn in de boedel die in een andere streek
zijn gelegen.318 De notaris-‐vereffenaar zal bij zijn beoordeling in ieder geval steeds indachtig moeten
zijn dat de aanstelling van een deskundige extra kosten voor de partijen met zich meebrengt.319
81. De notaris-‐vereffenaar zou ook zelf een deskundige kunnen aanstellen op grond van artikel
1214, §5 Ger.W.320 Hij beschikt namelijk over de bevoegdheid om alle bijkomende maatregelen te
treffen om zijn opdracht naar behoren en binnen een redelijk termijn uit te voeren. De door de 316 A. DENIS “L’estimation amiable et l’expertise judicaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (163) 166. 317 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 35. 318 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 65. 319 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 75. 320 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 70.
53
notaris aangestelde deskundige is weliswaar geen gerechtsdeskundige, die een advies verstrekt aan
de rechtbank. De notaris blijft verantwoordelijk voor de uiteindelijke schatting, vermits de
particuliere deskundige de notaris slechts bijstaat.321
6.1.5. De opvraging van stukken en informatie bij partijen en derden (artikel 1214, §4 Ger.W.) 82. De notaris-‐vereffenaar kan aan de partijen en derden (bijvoorbeeld banken, schuldeisers,
verzekeringsmaatschappijen, familieleden, werkgevers…322), alle relevante informatie en stukken
opvragen.323 Deze regel benadrukt ten eerste de actieve medewerkingsplicht vanwege de partijen.
Ten tweede heeft de regel tot gevolg dat derden zich niet meer kunnen beroepen op het feit dat de
ze de informatie enkel aan de betrokken personen en niet aan de notaris-‐vereffenaar willen
meedelen.324
De nieuwe wet doet geen afbreuk aan het beginsel dat het nog steeds de partijen zelf zijn die de
plicht hebben om alle informatie, noodzakelijk voor de vereffeningswerkzaamheden, aan de notaris-‐
vereffenaar over te maken, evenals alle stukken die hun beweringen en vorderingen schragen. De
bewijslast rust principieel op de partijen.325 De notaris moet zelf niet actief op zoek gaan naar
bepaalde informatie, ook niet wanneer die gegevens zich niet bij de partijen, maar bij derden zouden
bevinden. Hij moet wel, als leider van de procedure, de partijen aan de hand van gerichte vragen
aanzetten tot het bezorgen van de relevante informatie.326 Ook komt het aan de notaris toe om het
onderzoek te verrichten dat inherent is aan het notariaat, zoals kadastrale en hypothecaire
opzoekingen.327 Verder wijst hij nog op de gevaren van het niet tijdig meedelen van hun stukken en
aanspraken.328
321 Brussel 9 november 2010, T.Not. 2011, 146. 322 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 95. 323 Art. 1214, §4, eerste lid Ger.W. 324 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 83. 325 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 35. 326 M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 659; H. VANBOCKRIJCK, “Het tijdig instellen van vorderingen in het kader van een procedure van vereffening-‐verdeling”, in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (351) 352; T. VAN SINAY, “Bewijs en bewijsmiddelen in de gerechtelijke verdeling” in R. BARBAIX en N. CARETTE, Tendensen vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (213) 219. 327 Voor een uitgebreide bespreking van de evolutie van de onderzoeksplicht van de notaris zie T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 183-‐193. 328 J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 65.
54
83. Wanneer partijen of derden weigeren mee te werken of de gevraagde relevante informatie
en stukken niet meedelen, kan de notaris de rechtbank adiëren via een tussentijds proces-‐verbaal als
bedoeld in artikel 1216 Ger.W. De rechter kan vervolgens de overlegging bevelen overeenkomstig de
artikelen 877 tot 882 van het Gerechtelijk Wetboek, eventueel onder verbeurte van een
dwangsom.329 De notaris-‐vereffenaar heeft nu dus een stok achter de deur gekregen, wanneer hij te
maken krijgt met onwillige of nalatige personen. Wanneer de rechter een derde veroordeelt tot het
betalen van een dwangsom, komt deze toe aan de onverdeelde massa. De dwangsom verschuldigd
door een van de partijen wordt in gelijke mate aan de andere partijen betaald.330
6.1.6. Opdrachten van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1214, §5 Ger.W.) 84. Deze bepaling geeft een samenvatting van de belangrijkste opdrachten die de notaris-‐
vereffenaar voor zijn rekening moet nemen. Hij maakt de rekeningen op die de deelgenoten aan
elkaar verschuldigd zijn, vormt de algemene boedel, stelt de kavels samen en doet de afrekening die
met elk van de deelgenoten moet worden gedaan. Verder krijgt hij nog de bevoegdheid om alle
bijkomende maatregelen te nemen om zijn opdracht naar behoren en binnen een redelijke termijn te
vervullen, zonder dat daarbij naar de rechter gestapt dient te worden teneinde die maatregelen te
laten bevelen. De notaris moet een actieve rol vervullen en daarbij alle nodige initiatieven nemen.331
De parlementaire voorbereidingen geven geen voorbeelden van wat onder ‘bijkomende
maatregelen’ begrepen kan worden.332 We kunnen deze wel terugvinden in de vroegere rechtspraak
en rechtsleer. Wanneer de notaris-‐vereffenaar gelast is met de veiling van onverdeelde goederen
kan hij bijvoorbeeld alle initiatieven nemen om een optimaal verkoopresultaat te bekomen, hij is
bevoegd om een verkavelingsvergunning aan te vragen voor gronden die zich daartoe lenen, om de
te verkopen woning te betreden en te laten bezichtigen…333
329 Art. 1214, §4, tweede lid Ger.W.; een arrest van het hof van Beroep te Luik kwam reeds onder het oude recht tot deze conclusies: Luik 13 juni 2001, JT 2001, 633. 330 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 35. 331 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – oude en nieuwe opdrachten voor de notaris-‐vereffenaar” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 6. 332 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 7. 333 I. VAN OPSTAL, “De rol van de notaris bij de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in KFBN, De notaris en de conflictbeheersing, Antwerpen, Kluwer, 1999, (323) 325 e.v; J.-‐L. RENCHON, “Les devoirs et pouvoirs du notaire commis aux fins de la poursuite des opérations” in J. VAN COMPERNOLLE en J.-‐F. TAYMANS (eds.), Les incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2001, (41) 44-‐45; M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 650; J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 162.
55
6.1.7. De afwezigheid van partijen verhindert de voorzetting van de procedure niet (artikel 1214, §6 Ger.W.) 85. Onder het oude recht bestond er zoiets als de figuur van de notaris-‐vertegenwoordiger. Deze
afzonderlijk door de rechter aangestelde notaris had als opdracht om de niet verschijnende of
weigerende partijen te vertegenwoordigen.334 Hij tekende in hun plaats de akten en processen-‐
verbaal. In rechtsleer en rechtspraak bestond echter veel discussie over de concrete invulling van zijn
vertegenwoordigingsopdracht en hoe ver hij daarbij mocht gaan.335 Sommigen waren van oordeel
dat zijn wettelijk omschreven bevoegdheid zeer strikt diende opgevat te worden, anderen
oordeelden dan weer dat hij tevens de belangen van de partijen moest behartigen. 336 Een
veelgehoorde kritiek bestond er bovendien in dat hij te weinig dossierkennis had en zijn opdracht te
formalistisch was.337
86. Bij gebrek aan praktisch nut, schaft de hervorming de functie van de notaris-‐
vertegenwoordiger af. Voortaan bepaalt de wet dat de afwezigheid van een of meer partijen de
voortzetting van de procedure niet kan verhinderen, noch bij de opening, noch bij het verdere
verloop van de werkzaamheden. Een partij die, hoewel aanwezig, weigert mee te werken aan de
akte, het proces-‐verbaal of de werkzaamheid, wordt gelijkgesteld met een afwezige partij.338 Een
partij die met naleving van de procedure opmerkingen, standpunten of bezwaren laat gelden, kan
uiteraard niet beschouwd worden als afwezig of ‘weigerend’.339 De notaris neemt akte van de
afwezigheid of weigering, waarna de rechtshandeling tot stand komt zonder hun handtekening.340 Dit
systeem kan niet als te streng gezien worden. Alle partijen dienen namelijk op regelmatige wijze
opgeroepen te zijn. Zij beslissen vervolgens zelf of ze al dan niet aanwezig wensen te zijn.341
334 Oud art. 1209, derde lid Ger.W. 335 P. NICAISE en J.-‐F. VAN DROOGHENBROECK, “Le notaire-‐liquidateur: désignation, rôle et compétence” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (58) 94 en de aldaar vermelde voetnoten. 336 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 182-‐183. 337 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 640. 338 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 36. 339 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1242. 340 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 640. 341 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 6.
56
Het oorspronkelijke wetsvoorstel voorzag dat de notaris-‐vereffenaar tekende in naam van de
afwezige of weigerende partijen. Dit was echter niet verzoenbaar met zijn gerechtelijke taak als
vereffenaar. De notaris-‐vereffenaar is uitvoerder van de rechtsbedeling. Hij vertegenwoordigt de
afwezige of weigerende partijen niet.342 Het is bovendien voldoende dat de notaris de afwezigheid
gewoon vaststelt en niet gaat tekenen in naam van de partijen.343
87. Voorts vermeldt paragraaf zes welke handelingen de notaris-‐vereffenaar nog allemaal kan
stellen, ondanks de weigering of afwezigheid van een partij. Dit takenpakket kwam vroeger aan de
notaris-‐vertegenwoordiger toe.
6.1.8. Het opstellen van de staat van vereffening (artikel 1214, §7 Ger.W.) 88. De notaris-‐vereffenaar maakt ten slotte in een staat van vereffening een ontwerp van
verdeling op en legt deze aan de partijen voor. De staat van vereffening-‐verdeling is een notariële
akte die alleen de notaris-‐vereffenaar ondertekent.344 In de staat van vereffening worden de rechten
van elk van de onverdeelde eigenaars in de massa uitgedrukt in waarde, rekening houdend met hun
onderscheiden rechten in de onverdeeldheid en met de rekeningen die eventueel tussen hen zouden
bestaan. Het ontwerp van verdeling heeft als voorwerp de concrete samenstelling van de loten.345
Het gaat hier nog niet om een definitieve verdeling, maar slechts om een ontwerp. Het ontwerp zal
pas een definitief karakter verkrijgen, wanneer de partijen hun goedkeuring verlenen of wanneer de
rechtbank de staat homologeert.346
De staat van vereffening en het ontwerp van verdeling worden in de praktijk meestal in dezelfde akte
verwerkt. 347 De notaris-‐vereffenaar dient bij de opmaak respect te hebben voor de eventuele
deelakkoorden die partijen gesloten hebben in een akkoordvonnis (gedurende de pre-‐notariële fase)
of in processen-‐verbaal (gedurende de notariële fase).
342 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 7. 343 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 23. 344 A. WYLLEMAN, “In welke zin is de conventionele instaatstelling opportuun voor het verloop van de procedure tot vereffening-‐verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, (223) 231. 345 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 47; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 231-‐234. 346 Zie infra randnummers 127 en 134; T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 104. 347 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 132.
57
6.2. De opening van de werkzaamheden (artikel 1215 Ger.W.)
6.2.1. De aanvatting van de opdracht van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1215 , §1 Ger.W.) 89. Partijen zijn eerst en vooral vrij om het aanstellingsvonnis naast zich te laten liggen en
vooralsnog te opteren voor een minnelijke verdeling.348 Wanneer partijen toch voor de gerechtelijke
verdeling kiezen, moeten zij hiertoe zelf het initiatief nemen.349 De notaris neemt namelijk niet
automatisch kennis van zijn aanstelling.350 Nadat de rechter het vonnis heeft gewezen dat de
vereffening-‐verdeling beveelt, verzoekt de meest gerede partij de aangestelde notaris-‐vereffenaar
zijn opdracht aan te vatten. Dit verzoek is niet aan wettelijke termijnen of vormelijke voorschriften
verbonden, maar hangt volledig af van de wil van de uitnodigende partij.
90. Wat betreft de uitvoerbaarheid van het aanstellingsvonnis geldt het gemeen recht. Het
vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad waardoor een eventueel hoger beroep de tenuitvoerlegging
van het vonnis schorst. 351 Indien de rechtbank de voorlopige tenuitvoerlegging zou toestaan,
geschiedt de tenuitvoerlegging op risico van de partij die daartoe heeft aangezocht.352 Bij deze
laatste situatie kunnen er zich bijvoorbeeld nadelige gevolgen voordoen op vlak van kosten en
nutteloze handelingen, wanneer de oorspronkelijk notaris-‐vereffenaar in hoger beroep vervangen
wordt door een andere notaris.353 De Raad van State pleitte dan ook in zijn advies om een verbod op
te leggen aan de rechter om de uitvoerbaarheid bij voorraad te bevelen of die op zijn minst bijzonder
te motiveren.354 Naar mijn mening dient het niet zo ver te gaan. De notaris-‐vereffenaar moet er
gewoon voor zorgen dat hij zijn opdracht pas aanvat op het moment dat er tegen het vonnis geen
rechtsmiddelen meer openstaan.355
348 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 39. 349 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 151. 350 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 18. 351 Art. 1397 Ger.W. 352 Art. 1398, tweede lid Ger.W. 353 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 8. 354 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 8. 355 P. VAN DEN EYNDE en B. LHOEST, “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (138) 145; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 103.
58
Partijen gaan vaak ook van de mogelijkheid gebruik maken om in het vonnis te berusten om zo
kosten van betekening uit te sparen.356 De notaris neemt hier vervolgens akte van in het proces-‐
verbaal van opening der werkzaamheden.357
91. Het organiseren van een informele vergadering vóór de officiële start van de
werkzaamheden is na de hervorming nog steeds mogelijk. De bedoeling hiervan is om na te gaan of
er reeds voor bepaalde geschilpunten een oplossing voor handen is of dat er eventueel nog een
minnelijk vergelijk kan getroffen worden.358 Een groot deel van de rechtsleer raadt deze informele
wijze van bijeenkomst echter ten stelligste af.359 Ze zien het extra nut hiervan niet in. Ten eerste is de
kans op het bereiken van een akkoord klein. Partijen staan waarschijnlijk al een tijd tegenover elkaar
en als ze een akkoord konden bereiken, was dit al gebeurd.360 Als er toch een kans is op het sluiten
van een akkoord tijdens een informele vergadering, kan dit evengoed gebeuren tijdens een eerste
wettelijk georganiseerde vergadering. Bovendien moet de notaris-‐vereffenaar sowieso zijn
bemiddelende rol gedurende de hele notariële fase op zich blijven nemen, dus ook wanneer de
officiële procedure wordt gevolgd.361
Verder kan nog ingebracht worden dat wanneer een partij bij zo een informele bijeenkomst niet
verschijnt, de notaris nog geen gebruik kan maken van artikel 1214, §5 dat bepaalt dat de procedure
geen vertraging kan oplopen door het afwezig blijven van een partij. Wanneer één partij verzuimt
aanwezig te zijn kan men dus niets bereiken en hebben de opgedaagde personen enkel hun tijd
verspild.362
356 J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 160; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 153. 357 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 39. 358 P. VAN DEN EYNDE, “La réforme de la procédure judiciaire de liquidation-‐partage: une œuvre humaine inachevée” in E. BEGUIN en J.-‐L. RENCHON, Liber amicorum Jean-‐François Taymans, Brussel, Larcier, 2013, (419) 422. 359 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 168; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 106; zie echter het omgekeerde in J.-‐M. THIERY, “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (45) 48-‐49. 360 J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 161. 361 P. VAN DEN EYNDE en B. LHOEST, “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (138) 141. 362 J. VERSTRAETE, “Valkuilen bij gerechtelijke verdelingen” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (7) 14; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 106.
59
6.2.2. Het proces-‐verbaal van opening van de werkzaamheden (artikel 1215, §1 en 2 Ger.W.) 92. De aangestelde notaris-‐vereffenaar bepaalt na de uitnodiging van de meest gerede partij,
dag en uur voor de opening van de werkzaamheden. Strikt gezien kan de notaris dit steeds volledig
zelf gaan vastleggen, maar uiteraard gebeurt dit best in overleg met de raadslieden van de partijen
om zo een datum te vinden die voor iedereen past. Wanneer er geen akkoord over een passende
datum mogelijk blijkt, zal de notaris zelf verplicht zijn om een datum vast te leggen.
De bijeenkomst dient uiterlijk twee maanden na het verzoek plaats te hebben. Oorspronkelijk
voorzag de wet in een uiterste termijn van drie maanden om tegemoet te komen aan de
bekommernis dat de notaris-‐vereffenaar, de partijen of hun raadslieden niet beschikbaar zouden zijn
binnen een kortere termijn. Het bevorderen van akkoorden is een tweede reden. De partijen zouden
gedurende de termijn van drie maand overleg kunnen plegen om reeds een gedeeltelijk of globaal
akkoord te bereiken. Naar mijn mening heeft dit niet veel zin. Het probleem hierbij is dat partijen
volgens mij gewoon zullen stilzitten wanneer ze zelf niet uitdrukkelijk om een langere termijn
verzoeken. De kans op een akkoord zal trouwens vergroten eens de notaris-‐vereffenaar bij de opstart
van de procedure zijn rol van bemiddelaar opneemt. Uiteindelijk bracht een aangenomen
amendement de maximale termijn op twee maanden.363 De partijen en de notaris-‐vereffenaar
kunnen echter in onderling akkoord afwijken van deze uiterste termijn. Extra tijd die nodig is voor
het bereiken van een minnelijk akkoord kan bijvoorbeeld een legitieme reden zijn.364 De notaris kan
echter zijn veto gebruiken wanneer hij de uitbreiding van de termijn niet opportuun acht.
Wanneer het proces-‐verbaal van de opening van de werkzaamheden niet afgesloten kan worden op
de eerste zitting, bepaalt de notaris-‐vereffenaar onmiddellijk dag en uur van de volgende zitting die
in beginsel plaats heeft uiterlijk twee maanden na de vorige zitting. Opnieuw kunnen partijen en
notaris-‐vereffenaar een langere uiterste termijn overeenkomen. Onder dezelfde voorwaarden blijft
ook een derde, een vierde of nog een latere zitting steeds mogelijk.
93. Minstens acht dagen voorafgaand aan de eerste zitting, maant de notaris-‐vereffenaar de
partijen en andere belanghebbenden (bijvoorbeeld persoonlijke schuldeisers van deelgenoten365)
aan aanwezig te zijn bij het opmaken van het proces-‐verbaal van de opening van de
werkzaamheden.366 Verder wijst de notaris er op dat partijen alle inlichtingen en stukken moeten
363 Amendement nr. 20 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, 5-‐405/5, 11. 364 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 104. 365 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 77. 366 Art. 1215, §1, tweede lid Ger.W.
60
bezorgen die nuttig zijn voor het vervullen van zijn opdracht of die gebruikt kunnen worden voor het
opstellen van een boedelbeschrijving of een aanvullende boedelbeschrijving naarmate er zich
nieuwe gebeurtenissen voordoen. De bedoelde inlichtingen betreffen de samenstelling van het actief
en het passief van de onverdeelde boedel en de rekeningen die deelgenoten aan elkaar, aan de
massa of omgekeerd verschuldigd zijn.367
Het kan handig zijn voor partijen dat de notaris bij zijn aanmaning een checklist voegt waar
bijvoorbeeld op staat of er onroerende goederen, levensverzekeringen, passiva of spaarboekjes
aanwezig zijn, of ze eventueel opteren voor een conventionele instaatstelling...368 Zo weten partijen
onmiddellijk welke inlichtingen en stukken bedoeld worden en over welke vragen ze best al
nadenken om zo weinig mogelijk tijd te verliezen. Hierbij lijkt het mij ook aan te raden dat de notaris-‐
vereffenaar de partijen er onmiddellijk op wijst dat ze al dan niet kunnen afzien van het opstellen van
een boedelbeschrijving. De raadslieden van de partijen zouden op die manier aangespoord worden
om bij de andere partij af te toetsen wat zij wel en niet zien zitten.369 Indien ze pas van deze
mogelijkheid op de hoogte worden gesteld op de eerste zitting, zullen ze vaak nog extra bedenktijd
nodig hebben. Het opstellen van het proces-‐verbaal van opening van de werkzaamheden moet dan
al ten minste naar een volgende zitting verschoven worden.
94. De wijze van oproeping die de wet voorschrijft bestaat ten aanzien van de partijen in een
gerechtsdeurwaardersexploot, aangetekende brief of gedagtekend ontvangstbewijs en ten aanzien
van de raadslieden in een gewone brief, fax of elektronische post. Het feit dat de hervorming een
kennisgeving mogelijk maakt tegen een gedagtekend ontvangstbewijs is alvast toe te juichen. Dit
werkt niet alleen kostenbesparend, maar is bovendien een uiterst rechtszekere wijze van
kennisgeving. Het zou overdreven formalistisch zijn om wat in aanwezigheid van de partijen kan
gebeuren, later te doen via het duurdere alternatief van een gerechtsdeurwaardersexploot of een
aangetekend schrijven.370 De oproepingswijze tegen gedagtekend ontvangstbewijs zal echter niet
bruikbaar zijn voor de aanmaning om aanwezig te zijn bij de eerste zitting. Er heeft zich namelijk nog
geen contact voorgedaan tussen partijen en notaris.371
367 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 183. 368 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 282-‐283. 369 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 72. 370 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 187. 371 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 105.
61
De wijze van kennisgeving gebeurt doorheen de nieuwe wet steeds op dezelfde wijze en is ten
aanzien van de partijen veel formalistischer. VANDERHAEGHEN betreurt dat er niet uitdrukkelijk in
de mogelijkheid is voorzien voor partijen om bij de aanvang van de werkzaamheden afstand te doen
van die formaliteiten.372 Dit zou een kostenbesparend effect moeten hebben. Naar mijn mening
wegen de kosten zeker niet op tegen de rechtszekerheid die partijen en de notaris-‐vereffenaar
verkrijgen door de formele kennisgeving, gelet op de verregaande gevolgen die de miskenning van de
termijnen met zich kunnen meebrengen.373
95. De opening van de werkzaamheden eindigt bij de verplichte formele stap van het opstellen
van het proces-‐verbaal van opening van de werkzaamheden.374 Dit proces-‐verbaal bevat “alle
verklaringen van partijen, de inventarisatie en de ontleding van de afgegeven documenten en
stukken.”375 In voorkomend geval worden ook de conventioneel afgesproken termijnen (artikel 1217,
tweede lid), de verzaking aan de boedelbeschrijving (artikel 1214, §2, eerste lid) of de datum waarop
de boedelbeschrijving opgemaakt zal worden (artikel 1214, §2, tweede lid) opgenomen in het
proces-‐verbaal. Verder kunnen bijvoorbeeld ook deelakkoorden met betrekking tot de schatting of
schattingswijze van onverdeelde goederen of minnelijke akkoorden waarbij de verdeling van
bepaalde goederen reeds vastligt, worden vermeld.376 De mogelijkheden om zaken op te nemen in
het proces-‐verbaal van opening der werkzaamheden zijn met andere woorden zeer ruim. De notaris-‐
vereffenaar bezorgt een afschrift van het proces-‐verbaal aan de partijen en hun raadslieden op
dezelfde wijze als de aanmaning. De wet bepaalt hier geen specifieke termijn voor de kennisgeving.
Er is echter geen reden voor de notaris-‐vereffenaar om hier lang mee te wachten. Daarentegen
verricht hij de kennisgeving best onverwijld of op zijn minst voorafgaand aan de volgende
bijeenkomst.377
372 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 642. 373 Zie infra randnummer 117; art. 1218, §1, tweede, derde en vierde lid Ger.W. j° art. 1220, §1 Ger.W.; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 109. 374 P. VAN DEN EYNDE en B. LHOEST, “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (138) 143. 375 T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 101. 376 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1238. 377 P. VAN DEN EYNDE en B. LHOEST, “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (138) 148.
62
6.3. Het tussentijds proces-‐verbaal (artikel 1216 Ger.W.) 96. De oude wet voorzag in geen enkele mogelijkheid om geschillen aan de rechtbank voor te
leggen, voorafgaand aan de opmaak van de staat van vereffening en hangende de notariële fase. De
rechtbank kon de geschillen enkel beslechten voorafgaand aan de notariële fase378 of ter gelegenheid
van de homologatieprocedure. Het princiepsarrest van het Hof van Cassatie van 1993379 bracht hier
echter verandering in en creëerde de mogelijkheid om via een tussentijds proces-‐verbaal van
beweringen en zwarigheden toch reeds twistpunten voor de rechter te brengen. Deze rechtspraak is
nu door de hervorming tot wet verheven onder de vereenvoudigde benaming van het ‘tussentijds
proces-‐verbaal’.380
97. Artikel 1216, §1 Ger.W. bepaalt dat de notaris-‐vereffenaar een exclusief initiatiefrecht heeft
om geschillen of moeilijkheden aan de rechter voor te leggen, die dermate essentieel zijn dat ze de
redactie van een staat van vereffening verhinderen. Enkel moeilijkheden die smeken om een
rechterlijke oplossing ter deblokkering van de procedure komen dus in aanmerking.381 Het essentieel
karakter betreft een feitenkwestie waarbij de notaris over een grote appreciatiebevoegdheid
beschikt.382 Hierdoor wordt hij opnieuw versterkt in zijn actieve, leidinggevende rol gedurende de
procedure. De notaris zal toch enige voorzichtigheid aan de dag moeten leggen, gezien de
voorlegging van het geschil aan de rechtbank een verlammende werking heeft op de procedure. Dit
is nog sterker het geval wanneer eventueel hoger beroep tegen de uitspraak zou worden
aangetekend. Het is en blijft daarom de opdracht van de notaris-‐vereffenaar om zich daar waar
mogelijk, te profileren als eerste rechter. 383 Voorbeelden van twistpunten waar het verdere
procedureverloop van afhangt zijn de betwisting van de geldigheid van een testament, het eigen dan
378 Oud art. 1209, eerste lid Ger.W. bepaalde dat de rechter – net zoals vandaag – op vraag van de partijen reeds bepaalde geschillen kan beslechten voorafgaand aan de notariële werkzaamheden, maar dit gebeurde in de praktijk eerder zelden; A. WYLLEMAN, “Over tussengeschillen en deelakkoorden” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (195) 197. 379 Cass. 5 november 1993, T.Not. 1995, 47 en R.Cass. 1994, 26, noot T. VAN SINAY. 380 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 41. 381 Antwerpen 17 juni 2015, T.Fam. 2016, 42, noot T. VAN SINAY. 382 Antwerpen 31 mei 2006, T.Not. 2007, 319; B. LUYTEN, “Enkele bedenkingen bij de procedure van gerechtelijke verdeling”, T.Not. 1995, (387) 398; A. WYLLEMAN, “Over tussengeschillen en deelakkoorden” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (195) 201. 383 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 179; A. RENIERS, “Gerechtelijke vereffening en verdeling – tussengeschillen” (noot onder Gent 5 februari 2009), RABG 2010, (779) 782; C. ENGELS, Procesrecht in verband met het notariaat, Brugge, die Keure, 2010, 170.
63
wel gemeenschappelijk karakter van een handelszaak, de betwisting over een recht van overname of
voorrang, onenigheid over wie het recht van preferentiële toewijzing geniet…384
Naast de notaris-‐vereffenaar, zal ook de familierechter zich nog eens buigen over de opportuniteit en
de noodzaak van zijn tussenkomst.385 Over niet essentiële geschilpunten zal de rechter zich niet
kunnen uitspreken wegens onontvankelijkheid.386
98. Na de opening van de werkzaamheden kan de notaris in elke fase van de procedure van de
mogelijkheid gebruik maken om via een tussentijds proces-‐verbaal de moeilijkheden op te sommen.
Bij de opmaak kan de notaris reeds zijn advies geven, maar is daartoe niet wettelijk verplicht.387 Dit
valt naar mijn mening te betreuren en was beter wel in de wet geïncorporeerd. Uiteindelijk dient de
notaris zijn advies toch verplicht te geven bij de neerlegging van het proces-‐verbaal ter griffie;
waarom zou hij dit dan niet reeds doen in een vroeger stadium? De kans op het bekomen van een
minnelijk akkoord omtrent het geschilpunt zou volgens mij vergroten. Het advies kadert bovendien
perfect in zijn rol als bemiddelaar. Als er toch geen akkoord bereikt wordt, kan het advies nog steeds
een rol spelen voor de partijen bij het formuleren van hun standpunten.388
De notaris is wettelijk niet verplicht de partijen te waarschuwen omtrent de vaststelling van een
moeilijkheid. Toch verdient het de aanbeveling dat hij de partijen en hun raadslieden in de praktijk
hierover voorafgaand contacteert om te kijken of er geen andere oplossing mogelijk is.389 Nutteloze
tussenkomsten van de rechtbank dienen namelijk te allen tijde vermeden te worden.390
384 J. FACQ, “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in L. WEYTS, A.-‐L. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2003, (149) 183; A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 648; Ph. DE PAGE en I. DE STEFANI, “Le procès-‐verbal intermédiaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (217) 221-‐222; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 110. 385 Gent 4 februari 2016, T.Not. 2016, 191. 386 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 112. 387 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 42. 388 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 114. 389 Ph. DE PAGE en I. DE STEFANI, “Le procès-‐verbal intermédiaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (217) 224. 390 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 3.
64
99. Vervolgens betekent hij het proces-‐verbaal op de gebruikelijke wijze391 aan de partijen en
hun raadslieden. Tegelijkertijd nodigt hij de partijen uit hun standpunten betreffende de vastgestelde
moeilijkheden mee te delen.392 Hoewel de wet het niet uitdrukkelijk voorziet, verstuurt hij deze
uitnodiging best ook naar de raadslieden.393 Het is verder aan te raden om de uitnodiging tot het
meedelen van de standpunten in het tussentijds proces-‐verbaal zelf op te nemen.394
De betekening dient te gebeuren uiterlijk twee maand na de vaststelling van de geschillen of
moeilijkheden die bepalend waren voor het opstellen van het tussentijds proces-‐verbaal.395 Partijen
kunnen wel steeds in overeenstemming met de notaris afwijken van de uiterste termijn.
Daaropvolgend moeten partijen binnen een termijn van één maand vanaf de kennisgeving van het
tussentijds proces-‐verbaal, hun opmerkingen schriftelijk overmaken aan de notaris-‐vereffenaar en de
andere partijen.396 Opnieuw kan van deze termijn worden afgeweken in onderling overleg en mits
akkoord van alle partijen en de notaris-‐vereffenaar. Wanneer een partij achtereenvolgens
standpunten meedeelt, houdt de notaris-‐vereffenaar enkel rekening met het laatst ingenomen
standpunt. De laatste communicatie naar de notaris toe neemt dus best de vorm aan van een soort
syntheseconclusie (naar analogie met artikel 748bis Ger.W.) waarin partijen hun definitieve
standpunten opnemen.397
Zoals vermeld moeten de partijen hun standpunten ook aan de andere partijen te kennen geven. De
wet organiseert jammer genoeg geen repliek. Alles dient zich af te spelen binnen een termijn van één
maand. Dit zal vaak tot gevolg hebben dat partijen op het allerlaatste moment hun standpunten
eenzijdig gaan meedelen.398 Dit komt de kans op een minnelijk akkoord uiteraard niet ten goede.
Partijen spreken dus best onderling af dat ze elk nog een antwoord formuleren op elkaars
391 Aan de partijen via betekening bij gerechtsdeurwaardersexploot, het opsturen van een aangetekende brief of tegen overhandiging van een gedagtekend ontvangstbewijs en aan de raadslieden via gewone brief, fax of elektronische post. De notaris beslist zelf welke wijze van kennisgeving hij het meest geschikt acht. 392 Art. 1216, §2 Ger.W. 393 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 114. 394 Ph. DE PAGE en I. DE STEFANI, “Le procès-‐verbal intermédiaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (217) 224. 395 Deze termijn kwam er na kritiek op het feit dat de partijen aan strikte termijnen waren gebonden, terwijl de notaris vrij was bij het opstellen van het proces-‐verbaal; Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 70. 396 Art. 1216, §3 Ger.W. 397 S. DEVOS, “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader van de procedure” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (1) 23. 398 Ph. DE PAGE en I. DE STEFANI, “Le procès-‐verbal intermédiaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (217) 226.
65
standpunten, binnen voor hen bindende termijnen. Deze repliek zou dan gelden als definitieve
stellingname.
100. Partijen kunnen vooralsnog een akkoord bereiken over het vastgestelde twistpunt. Zij dienen
de notaris daartoe schriftelijk in kennis te stellen binnen vijftien dagen na het verstrijken van de
termijn die de wet hen biedt om hun standpunten mee te delen.399 Het is aangewezen om dit
akkoord zo snel mogelijk op te nemen in een proces-‐verbaal, teneinde het voor de partijen definitief
verbindend te maken.400
101. Wanneer het geschil niet minnelijk geregeld kan worden, legt de notaris een uitgifte van het
proces-‐verbaal neer ter griffie, samen met de standpunten van de partijen, de inventaris van de
stukken die partijen hem bezorgd hebben en, zeer belangrijk401, ook het advies van de notaris met
betrekking tot het geschil. De notaris bezorgt tevens een afschrift van zijn advies aan de partijen en
hun raadslieden.
De wet bepaalt dat de neerlegging ter griffie dient te gebeuren “binnen de maand na het verstrijken
van voormelde termijn.” In de rechtsleer heerst er discussie over deze laatste zinsnede. Het is niet
duidelijk wat het vertrekpunt is van de termijn van één maand. Begint de termijn te lopen na het
verstrijken van de 15 dagen die partijen hebben om vooralsnog een einde te maken aan hun geschil,
of na het verstrijken van de termijn die partijen hebben om hun opmerkingen mee te delen?
Onder andere DEVOS402, CASMAN403 en SIBIET404 menen dat de termijn die de wet aan de notaris-‐
vereffenaar laat om het tussentijds proces-‐verbaal neer te leggen, pas begint te lopen na het
verstrijken van de bedoelde 15 dagen.
VERSTRAETE405 en HOFSTRÖSSLER406 scharen zich achter de andere opvatting. De termijn begint
volgens hen reeds te lopen vanaf het verstrijken van de termijn die aan de partijen wordt gelaten om
399 Art. 1216, §4 Ger.W. 400 Art. 1214, §1, eerste lid Ger.W.; S. DEVOS, “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader van de procedure” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (1) 23. 401 Ph. DE PAGE, “La saisine du tribunal pendant la phase notariale de liquidation et partage” (noot onder Cass. 5 november 1993), RTDH 1995, (129) 136; J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 180. 402 S. DEVOS, “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader van de procedure” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (1) 24. 403 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 85. 404 A. SIBIET, “Boedelbeschrijving, akkoorden en geschillen in de loop van de procedure” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 7.
66
hun standpunt in te nemen. Hoewel ik mij, gelet op de letterlijke lezing van de wettekst, aansluit bij
deze laatste stelling, is ze toch problematisch. De notaris-‐vereffenaar zal in de praktijk namelijk eerst
de vijftien dagen afwachten, vooraleer hij zijn advies opstelt. Zo vermijdt hij nutteloos werk wanneer
partijen vooralsnog met een oplossing voor de dag zouden komen. Er blijven dan echter nog slechts
vijftien dagen over voor de notaris-‐vereffenaar om “de inventaris op te stellen van de stukken die de
partijen hem bezorgd hebben, zijn advies te geven, deze akte te laten registreren, de uitgiften van het
proces-‐verbaal en van het advies op te maken en de bundel ter griffie neer te leggen.”407
Iedereen ziet dat het bijzonder moeilijk zal zijn voor de notaris om al deze opdrachten te volbrengen
binnen een bescheiden termijn van vijftien dagen. Hoewel de wet niet uitdrukkelijk voorziet dat
partijen en notaris van deze termijn kunnen afwijken, is het toch aangewezen om een meer haalbare
termijn af te spreken.
102. Vervolgens speelt de procedure zich verder af op gerechtelijk vlak. Nadat de griffie de
partijen heeft opgeroepen op de wettelijk voorgeschreven wijze, hoort de rechter hun
standpunten.408 De opmerkingen die partijen geformuleerd hebben overeenkomstig artikel 1216, §3
worden nu krachtens een wettelijke fictie beschouwd als conclusies, om op die manier de berechting
zo snel mogelijk te laten verlopen.409 De rechter kan de zaak verdagen naar een latere zitting of,
indien hij het noodzakelijk acht omwille van de complexiteit van het dossier, volledig in staat stellen
overeenkomstig artikel 747 Ger.W. Het advies van de notaris bindt de rechter niet, maar zal toch
vaak een belangrijke invloed uitoefenen op de uiteindelijke uitspraak van de rechter. De notaris is
immers expert in het familiaal vermogensrecht. Tegen de uitspraak van de rechter in eerste aanleg
staat nog hoger beroep open. Vervolgens kan eventueel nog cassatie aangetekend worden.
405 J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 62. 406 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 118. 407 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 118. 408 Art. 1216, §5 Ger.W. 409 P. HOFSTRÖSSLER, “De krachtlijnen van de nieuwe procedure: een nieuw draaiboek. De gewijzigde rol van rechter en advocaat” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 54.
67
6.4. De instaatstelling (artikel 1217 en 1218 Ger.W.)
6.4.1. De conventionele instaatstelling (artikel 1217 Ger.W.) 103. Het grootste pijnpunt onder de vroegere wet, was het ontbreken van bindende termijnen
waarbinnen de vereffening-‐verdeling zich moest afwikkelen.410 Dit zette de deur wagenwijd open
voor allerlei misbruiken en dilatoire manoeuvres vanwege vertragingslustige partijen. Het gebeurde
bijvoorbeeld vaak dat partijen pas op het moment van het opmaken van het proces-‐verbaal van
beweringen en zwarigheden aanspraken en stukken gingen meedelen.411 Het enige middel met
daadwerkelijke slagkracht dat de notaris-‐vereffenaar ter beschikking had, was het opmaken van een
(onvolledige) eindstaat van vereffening. Zo werden partijen gedwongen hun medewerking te
verlenen en hun standpunten en bewijzen mee te delen.412 In vele gevallen diende de notaris
vervolgens een nieuwe staat van vereffening en verdeling op te maken. Dit is uiteraard geen
efficiënte werkwijze. Bovendien leidde de procedure op die manier tot talrijke frustraties bij zowel de
partijen als bij de instrumenterende notaris.
104. De hervorming maakt voortaan komaf met dergelijke praktijken en stelt een aantal wegen
open voor een vlotte afhandeling van het dossier via dwingende termijnen. Dit vormt werkelijk de
kroon op het werk van de wetgever. De sanctieregeling bij de miskenning van de termijnen komt
later aan bod in het kader van artikel 1220 Ger.W.413
105. De partijen en de notaris-‐vereffenaar kunnen eerst en vooral zelf minnelijke termijnen
overeenkomen voor het verdere verloop van de procedure. Dit wordt de conventionele
instaatstelling genoemd. Hiertoe is de eensluidende goedkeuring van alle partijen noodzakelijk. De
afwezigheid van een partij verhindert aldus de totstandkoming van een akkoord betreffende de te
respecteren termijnen.414 Partijen kunnen niet eenzijdig termijnen gaan opleggen die ook de notaris-‐
410 G. DE LEVAL en F. ERDMAN, Justitiedialogen. Syntheseverslag opgemaakt op verzoek van Laurette Onkelinx, vroegere vice-‐eersteminister en minister van Justitie, Brussel, FOD Justitie, juli 2004, 152-‐153; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 43. 411 H. VANBOCKRIJCK, “Het tijdig instellen van vorderingen in het kader van een procedure van vereffening-‐verdeling”, in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (351) 355; C. DECLERCK, “Over termijnen en laattijdig meegedeelde stukken in de gerechtelijke vereffeningsprocedure” (noot onder Antwerpen 4 november 2009), T.Fam. 2010, (193) 193. 412 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 43; J. FACQ, “Over de gerechtelijke verdeling de lege ferenda, deelakkoorden en clausules de lege lata” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (187) 198. 413 Zie infra randnummers 116-‐118. 414 C. AUGHUET, “Le calendrier de la procédure” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (103) 106.
68
vereffenaar aanbelangen.415 Zijn akkoord zal tevens vereist zijn, opdat de termijnen voor hem
verbindend zouden zijn.
Het is mogelijk dat de partijen en de notaris reeds een volledige kalender overeenkomen die het
gehele procedureverloop omvat. De afgesproken termijnen worden vervolgens opgenomen in het
proces-‐verbaal van opening van de werkzaamheden. In veel gevallen zal het echter zeer moeilijk zijn
om op voorhand de duur van elke procedurestap in te schatten. We kunnen denken aan het geval
waarbij er inlichtingen moeten worden ingewonnen, dat er nog bepaalde vergunningen moeten
aangevraagd worden of dat bepaalde geschillen voorafgaand beslecht moeten worden.416 In dergelijk
geval laat de wetgever de mogelijkheid open om stapsgewijs te werk te gaan. Bepaalde afgesproken
termijnen kunnen reeds in het proces-‐verbaal van opening der werkzaamheden worden vastgelegd.
De termijnen die in de loop van de procedure zijn overeengekomen, worden dan telkens opgenomen
in latere processen-‐verbaal. Elk proces-‐verbaal vermeldt de dag en het uur waarop of de termijn
waarbinnen de volgende verrichting zal plaatsvinden.417 Partijen kunnen ook overeenkomen dat een
termijn pas ingaat vanaf een bepaald feit, zoals het bekomen van een vergunning.418
106. Dat partijen kunnen afwijken van de wettelijke instaatstelling is maar normaal. De wetgever
kan niet raken aan het recht van partijen om in onderling akkoord andere termijnen vast te leggen
die meer aangepast zijn aan de vereisten van hun dossier.419 Aan de andere kant zou het natuurlijk
strijdig zijn met de ratio van de wet om bepaalde procedurestappen oneindig uit te stellen, zonder
dat hiervoor een legitieme verantwoording bestaat. Het laatste woord blijft echter behouden voor de
partijen, maar de notaris-‐vereffenaar kan hen waar nodig bijsturen om op die manier een tijdschema
overeen te komen dat voor alle betrokkenen aanvaardbaar is. Hij mag de deelgenoten er dus niet toe
aanzetten afwijkingen overeen te komen die aanleiding kunnen geven tot niet verantwoorde
vertragingen.420 RENS gaat nog verder en zegt ten onrechte dat partijen in geen geval termijnen
mogen overeenkomen die langer zijn dan de wettelijke.421 Dit blijkt echter nergens uit de wet of de
parlementaire voorbereidingen en is dus uiteraard een foute opvatting.
415 Art. 1218, §1, eerste lid Ger.W. 416 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 45. 417 Art. 1217, tweede lid Ger.W. 418 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 122. 419 A. VANDERHAEGHEN, De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, 46. 420 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 80. 421 J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 92.
69
107. De partijen kunnen ook opteren om de procedure zonder bindende termijnen af te
ronden.422 Ze kunnen namelijk steeds verzaken aan de conventionele of wettelijke termijnen. In dat
geval dient de staat van vereffening binnen een redelijke termijn opgemaakt te worden.423 Het
buiten werking stellen van termijnen kan echter zeer gevaarlijk zijn. Partijen die vooralsnog aan een
bindend tijdschema onderworpen willen worden, kunnen zonder akkoord van de overige partijen
niet meer terugvallen op de wettelijke termijnregeling die artikel 1218 weergeeft. Daarom kan het
nuttig zijn dat elke partij zich het recht voorbehoudt om beroep te doen op de wettelijke
instaatstelling wanneer zij daarom verzoekt.424
De verantwoording voor de volledige afstand van een bindende termijnenkalender is volgens de
wetgever enerzijds het beschikkingsbeginsel en anderzijds de mogelijkheid om te onderhandelen
over een minnelijke oplossing.425 PINTENS achtte deze verantwoording niet afdoende. Hij vreest dat
deze uitzondering wel eens de regel zou kunnen worden. Hij waarschuwt verder nog dat er geen
praktijk mag ontstaan waarbij advocaten verzaken aan een termijnregeling, omdat ze op een bepaald
ogenblik een zeer drukke agenda zouden hebben.426 Ik ben het hiermee eens. De wetgever had deze
mogelijkheid beter achterwege gelaten.427 Partijen zouden in onderling akkoord ook een bindende
termijn kunnen overeenkomen waarbinnen ze de tijd creëren om te onderhandelen over een
oplossing in der minne, zonder dat volledig moet worden afgezien van een tijdschema. Wanneer de
onderhandelingen vervolgens zouden afspringen, valt men gewoon probleemloos terug op de
conventionele of wettelijke termijnen.
6.4.2. De wettelijke instaatstelling (artikel 1218 §1, 2 en 3 Ger.W.) 108. Wanneer partijen niet tot een regeling komen betreffende de te volgen termijnen, bepaalt
de wet suppletief het geldende tijdschema. Alle partijen, en de notaris-‐vereffenaar wat betreft de
422 Art. 1217, eerste lid in fine Ger.W.; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 44. 423 S. DEVOS, “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader van de procedure” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (1) 13. 424 S. DEVOS, “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader van de procedure” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (1) 13. 425 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 44. 426 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 25. 427 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011”, RW 2011-‐12, (1446) 1456.
70
termijnen die hem aanbelangen, behouden wel nog steeds de mogelijkheid om unaniem van een of
meerdere termijnen af te wijken.428
6.4.2.1. De mededeling van aanspraken en stukken (artikel 1218, §1, tweede t.e.m. vierde lid Ger.W.) 109. Het formuleren van de aanspraken en de mededeling van de stukken is een belangrijke stap
in de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling.429 De partijen zullen moeten omschrijven
wat ze precies vorderen en welk standpunt zij innemen ten aanzien van de reeds gekende
standpunten of vorderingen van de andere partijen.430 Dit alles moet gebeuren met respect voor de
regel van de tegenspraak, wat wil zeggen dat ze niet enkel hun aanspraken en standpunten moeten
meedelen aan de instrumenterende notaris, maar ook aan alle andere partijen. Het vertrekpunt voor
de termijn van twee maand waarover de partijen beschikken om deze mededeling te doen, verschilt
naargelang de omstandigheden. Is er een boedelbeschrijving opgemaakt dan hebben de partijen
twee maand te rekenen vanaf de afsluiting van die boedelbeschrijving.431 Bij gebrek aan een
boedelbeschrijving begint de termijn van twee maand te lopen, vanaf de dag waarop de notaris het
afschrift bezorgt van het proces-‐verbaal waarin verzaakt wordt aan de boedelbeschrijving.432
De wetgever is echter de hypothese vergeten regelen waarin er reeds voorafgaand aan de procedure
een boedelbeschrijving was opgemaakt. HOFSTRÖSSLER en VERSTRAETE menen dat het zinvol is dat
de notaris-‐vereffenaar hiervan akte neemt in het proces-‐verbaal van opening van werkzaamheden.
De termijn van twee maanden begint vervolgens te lopen vanaf de mededeling van het bedoelde
proces-‐verbaal aan de partijen.433
110. Wanneer er een deskundigenonderzoek is verricht, beschikken de partijen over een termijn
van twee maand, te rekenen vanaf het ogenblik dat de deskundige een afschrift van zijn eindverslag
meedeelt. 434 Gedurende deze termijn kunnen ze hun aanspraken en stukken meedelen die
betrekking hebben op de goederen die aan het deskundigenonderzoek zijn onderworpen, dan wel
om eventuele eerdere aanspraken omtrent die goederen aan te passen. Het voorwerp van deze
428 Art. 1218, §1, eerste lid Ger.W. 429 A. WYLLEMAN, “In welke zin is de conventionele instaatstelling opportuun voor het verloop van de procedure tot vereffening-‐verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, (223) 226. 430 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 126. 431 Art. 1218, §1, tweede lid Ger.W. 432 Art. 1218, §1, derde lid Ger.W. 433 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 127. 434 Art. 1218, §1, vierde lid Ger.W.
71
aanspraken is dus beperkt en kunnen geenszins betrekking hebben op bijvoorbeeld de geldigheid van
een testament of interpretatievragen betreffende het huwelijkscontract.435
De termijnen die enerzijds in artikel 1218, §1, tweede en derde lid staan en anderzijds in artikel 1218,
§1, vierde lid, zijn bovendien onafhankelijk van elkaar.436 Wanneer het eindverslag van de deskundige
zou meegedeeld worden na het verstrijken van de algemene termijn bedoeld in artikel 1218, §1,
tweede en derde lid, heeft dit niet tot gevolg dat deze termijnen worden verlengd. Een partij die
probeert gebruik te maken van de termijnregeling inzake het deskundigenonderzoek om zo
algemene aanspraken te doen gelden, zal bot vangen.437
6.4.2.2. Overzicht van aanspraken en het meedelen van opmerkingen (artikel 1218, §2 Ger.W.) 111. Na het verstrijken van de laatste termijn, berekend overeenkomstig artikel 1218, §1, tweede,
derde of vierde lid, betekent de notaris-‐vereffenaar aan de partijen en hun raadslieden binnen de
twee maanden een overzicht van de aanspraken die hem tijdig werden bezorgd. De betekening
gebeurt ook hier weer op de geëigende wijze die doorheen de hele wet terugkeert.
De notaris-‐vereffenaar centraliseert dus alle stukken en aanspraken en creëert op die manier een
zeer overzichtelijk instrument: “De notaris somt de problemen op volgens de logica van de
verrichtingen en ordent de geschilpunten zonder verplicht te zijn de aanspraken van de partijen naast
en los van elkaar te behandelen.”438 Dit document zal dan ook de basis vormen voor het opstellen
van de staat van vereffening.439 Het overzicht neemt een gewone briefvorm aan, niet dat van een
proces-‐verbaal.440
Vervolgens hebben partijen vanaf de betekening van het overzicht, twee maanden de tijd om hun
gebeurlijke opmerkingen aangaande de aanspraken van de andere partijen schriftelijk mee te
delen.441 Opnieuw dient deze mededeling te gebeuren aan zowel de notaris-‐vereffenaar, als aan de
435 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 46. 436 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 47. 437 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1246; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 128; 438 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 47. 439 A. VANDERHAEGHEN, De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, 54. 440 A. WYLLEMAN, “In welke zin is de conventionele instaatstelling opportuun voor het verloop van de procedure tot vereffening-‐verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, (223) 226. 441 Art. 1218, §2, tweede lid Ger.W.; T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 98.
72
andere partijen. De termijn begint hier dus reeds te lopen vanaf de betekening en niet pas na het
verstrijken van de twee maand die de notaris-‐vereffenaar heeft om de betekening te doen.442
112. WYLLEMAN betreurt het puur schriftelijk karakter van deze fase van de procedure. Op die
manier zou het totstandkomen van gedeeltelijke of globale akkoorden bemoeilijkt worden. Zij pleit
dan ook voor een bijkomende bijeenkomst op het kantoor van de notaris-‐vereffenaar, om
onderhandelingen mogelijk te maken.443 Ik vind dit een terechte bekommernis. Het enige moment
waarbij de wet in een bijeenkomst voorziet (hoewel partijen niet verplicht kunnen worden aanwezig
te zijn444), is bij de opening van de werkzaamheden. Een extra persoonlijk ontmoetingsmoment
inlassen op het kantoor van de notaris, lijkt mij dan ook geen overbodige luxe. De notaris-‐vereffenaar
zou hierbij dan zijn rol als bemiddelaar ten volle kunnen uitspelen.
6.4.2.3. Het ontwerp van verdeling (artikel 1218, §3 Ger.W.) 113. Ook de instrumenterende notaris ontsnapt niet aan een bindend tijdschema. Hij beschikt
over een termijn van vier maand om in een staat van vereffening, het ontwerp van verdeling op te
maken. De wet vermeldt vier mogelijke tijdstippen waarop de termijn een aanvang neemt,
afhankelijk van het verloop van de procedure: ofwel na het verstrijken van de termijn die partijen
hebben om te reageren op elkaars aanspraken, ofwel na het verstrijken van de termijn bedoeld in
artikel 1219 bij de ontdekking van nieuwe feiten of stukken van overwegend belang, ofwel wanneer
de beslissing van de rechter omtrent een tussengeschil in kracht van gewijsde is getreden, of als
laatste, vanaf de inning van de laatste verkoopprijs en de eraan verbonden kosten wanneer alle of
een deel van de goederen verkocht werden met toepassing van de artikelen 1224 of 1224/1.
Het is mogelijk dat het verloop van de procedure tot gevolg heeft dat er tegelijkertijd verschillende
mogelijke vertrekpunten van toepassing zijn . De termijn van vier maand begint dan pas te lopen na
afloop van de laatst mogelijke termijn.445
De wet voorziet bewust niet in een vijfde hypothese voor het geval waarin de notaris-‐vereffenaar
overeenkomstig artikel 1214, §3 de goederen zelf schat. Het wetsvoorstel zegt hierover dat deze
442 C. AUGHUET, “Le calendrier de la procédure” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (103) 113. 443 A. WYLLEMAN, “In welke zin is de conventionele instaatstelling opportuun voor het verloop van de procedure tot vereffening-‐verdeling?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, (223) 227. 444 Uiteraard kunnen partijen er steeds voor kiezen om niet op te dagen, maar ze zullen hier dan wel de gevolgen van moeten dragen. De procedure kan namelijk probleemloos voortgezet worden in hun afwezigheid. 445 Art. 1218, §3, laatste lid Ger.W.
73
schatting voltrokken dient te zijn binnen de vier maanden die de notaris ter beschikking heeft om het
ontwerp van verdeling te voltooien.446
6.4.3. De gerechtelijke instaatstelling (artikel 1218, §4 Ger.W.) 114. Het advies van de Raad van State447 stelde dat bepaalde verdelingen heel eenvoudig zijn. De
afwikkeling van de procedure volgens het wettelijk aanvullend schema zou daarbij te lang zijn.448
Daarom voegde de wetgever in artikel 1218 ook een paragraaf 4 in, teneinde een gerechtelijke
instaatstelling mogelijk te maken. Wanneer geen conventionele termijnen overeengekomen waren,
kunnen zowel de notaris-‐vereffenaar, alsook elke partij, zich bij gewone brief tot de rechter wenden
die de notaris heeft aangesteld. De rechter kan dan, gelet op de elementen eigen aan de zaak, de
wettelijke termijnen bepaald in artikel 1218 inkorten om het procedureverloop te versnellen.449 De
eenvoudige procedure voor de rechter wordt nauwkeurig in de wet beschreven en behoeft geen
verdere uitleg.
6.5. De ontdekking van nieuwe feiten of nieuwe stukken van overwegend belang (artikel 1219 Ger.W.) 115. Om de tegenspraak te waarborgen voorziet de wet ook in de mogelijkheid voor de notaris-‐
vereffenaar om vooralsnog rekening te houden met bepaalde nieuwe feiten of stukken, die pas aan
het licht komen na het verstrijken van de overeengekomen of wettelijke termijn.450 Het dient daarbij
te gaan om feiten of stukken ‘van overwegend belang’. In de notariële fase komt het uitsluitend toe
aan de notaris-‐vereffenaar om deze notie te gaan beoordelen.451 Zo kan hij bepaalde stukken en
feiten uit de procedure filteren die bijvoorbeeld irrelevant zijn. Dit zal uiteraard geen gemakkelijke
afweging vormen.452 Wanneer partijen het niet eens zouden zijn met de stelling van de notaris, kan
de rechter er zich nog over uitspreken in het kader van een tussentijds proces-‐verbaal of bij de
bezwaarprocedure bedoeld in artikel 1223.
446 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 49. 447 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 9. 448 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 36. 449 Art. 1219, §4, eerste lid Ger.W. 450 A. VANDERHAEGHEN, De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, 58. 451 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 50. 452 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 83; J. SOUTAER en K. RUYSEN, “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK 2012, afl. 2, (3) 18.
74
Wanneer de notaris-‐vereffenaar van mening is dat het effectief gaat om nieuwe stukken en
aanspraken van overwegend belang, nodigt hij de partijen en raadslieden vervolgens op de wettelijk
voorziene wijze uit om hun opmerkingen over te maken. Vanaf deze uitnodiging hebben partijen in
principe een maand de tijd om hun standpunten te formuleren, tenzij zij allen overeenkomen om een
langere of kortere termijn af te spreken. Vreemd genoeg opteert de wetgever hier voor een
suppletieve termijn van een maand453, naar analogie met artikel 1216, §3 inzake het meedelen van
opmerkingen naar aanleiding van een tussentijds proces-‐verbaal.454 Logischer en meer consequent
zou een termijn van twee maand zijn naar analogie met artikel 1218, §2, tweede lid.
6.6. De sanctie in geval van overschrijding van de termijnen (artikel 1220, §1 en 2 Ger.W.) 116. Het opleggen van bindende termijnen, zonder hieraan een sanctie te verbinden, zou
uiteraard volledig nutteloos zijn.455 Daarom voorziet het zeer belangrijke artikel 1220 nu in sancties
voor zowel de notaris-‐vereffenaar, als de partijen die nalaten te handelen binnen de wettelijk of
contractueel bepaalde termijnen.
6.6.1. De sanctie ten aanzien van partijen (artikel 1220, §1 Ger.W.) 117. Behoudens akkoord van alle partijen, is het de notaris-‐vereffenaar verboden om rekening te
houden met aanspraken, opmerkingen en stukken die na het verstrijken van de dwingende
termijnen, als bedoeld in artikel 1217 en 1218, zijn ingediend. De notaris heeft geen enkele
appreciatiemarge.456 Dit is een zeer krachtige en duidelijke sanctie die de partijen ertoe zal aanzetten
om tijdig te handelen. Nieuwe feiten of stukken van overwegend belang neemt de notaris, zoals
hierboven uiteengezet, wel in rekening.
6.6.2. De sanctie ten aanzien van de notaris-‐vereffenaar (artikel 1220, §2 Ger.W.) 118. Wanneer de notaris-‐vereffenaar nalaat om de staat van vereffening-‐verdeling op te maken
binnen het wettelijk of conventioneel voorziene tijdschema, kan elk van de partijen een gewone brief
neerleggen bij de rechtbank om de oproeping van de notaris-‐vereffenaar en de partijen te
verzoeken. De griffie geeft bij gerechtsbrief kennis van dit verzoek aan de partijen en aan de notaris.
Vervolgens krijgt de geviseerde notaris vijftien dagen de tijd om zijn opmerkingen neer te schrijven
en te verzenden naar de rechtbank en de partijen. Na verloop van deze termijn, roept de griffie de
partijen en de notaris-‐vereffenaar op voor een zitting in raadkamer. Net zoals bij de procedure tot 453 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 138. 454 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 11. 455 J. FACQ, “Over de gerechtelijke verdeling de lege ferenda, deelakkoorden en clausules de lege lata” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (187) 199. 456 C. AUGHUET, “Le calendrier de la procédure” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (103) 132.
75
vervanging, neemt de griffier best eerst informeel contact op met de notaris, teneinde zijn
beschikbaarheid op de voorgestelde datum na te gaan.457 Op de zitting hoort de rechter de notaris-‐
vereffenaar en de partijen.
Ten eerste kan de rechter gewoon het verdere tijdschema van de werkzaamheden vastleggen. Ten
tweede kan hij de vervanging van de notaris uitspreken, hetzij op verzoek, hetzij ambtshalve. De
rechter behoudt ter zake een appreciatiebevoegdheid458, maar gelet op de verregaande gevolgen,
spreekt hij de vervanging best pas uit wanneer “de vertraging ergerlijk is geworden, onaanvaardbaar
en het gevolg is van gebrek aan beroepsernst, van slordigheid of van onverschilligheid.”459 Dat de
rechter de vervanging ook ambtshalve kan uitspreken, vindt zijn oorzaak in het feit dat partijen en
advocaten vaak terughoudend zijn om de vervanging van de notaris te vragen. Het gevaar bestaat
namelijk dat de rechter de vervanging uiteindelijk niet toestaat, waardoor ze toch nog met hem
moeten samenwerken.460 Vervanging zal echter niet aan de orde zijn wanneer alle partijen zich hier
tegen zouden verzetten, omdat ze bijvoorbeeld vertragingen willen vermijden die gepaard gaan met
de aanstelling van een nieuwe notaris. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat er geen enkel rechtsmiddel
kan worden aangewend tegen deze beslissing.
Wanneer de rechter de vervanging beveelt, brengt de griffie de beslissing ter kennis van de kamer
van notarissen van het genootschap waartoe de vervangen notaris behoort.461 De kamer kan dan
eventueel een tuchtstraf van eigen rechtsmacht opleggen.462
6.7. De sanctie in geval van onmogelijkheid tot gezamenlijk handelen tussen de twee aangestelde notarissen-‐vereffenaars (artikel 1220, §3 Ger.W.) 119. Wanneer de rechter twee notarissen-‐vereffenaars aanstelt, dienen deze gezamenlijk te
handelen. Indien ze er echter niet in slagen om op een constructieve manier samen te werken,
kunnen de partijen of elk van de aangestelde notarissen, een verzoek richten tot de rechtbank om
457 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 52. 458 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 52. 459 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 89. 460 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011”, RW 2011-‐12, (1446) 1453. 461 Art. 1220, §2, laatste lid Ger.W.; Amendement nr. 24 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/5, 13. 462 Art. 96 van de Ventôsewet bepaalt drie mogelijke tuchtstraffen: de terechtwijzing, de blaam of een tuchtrechtelijke geldboete van 125 tot 5000 euro.
76
hun vervanging te bekomen. Opnieuw blijkt hier het wantrouwen van de wetgever ten aanzien van
de aanstelling van twee notarissen.463
De procedure kent hetzelfde verloop als deze die gevolgd moet worden bij de vervanging wegens het
niet respecteren van de termijnen. Wanneer de rechter de vervanging toestaat, verwijst hij het
dossier naar een andere notaris over wie de partijen het eens zijn. Bij gebrek aan akkoord over de
identiteit van de nieuwe notaris, duidt de rechter zelf een andere notaris aan.
120. Enerzijds acht ik het positief dat de wetgever het onmogelijk heeft gemaakt om opnieuw
twee notarissen aan te stellen, indien de oorspronkelijk aangestelde notarissen niet gezamenlijk
kunnen handelen. Anderzijds zou het volgens mij in sommige gevallen opportuun zijn, om één van de
notarissen in zijn functie van gerechtelijk mandataris te bevestigen. Het kan namelijk zijn dat de
samenwerking is stuk gelopen, omwille van de nalatigheid of het foutieve gedrag van slechts één
notaris. Partijen zouden dan bijvoorbeeld expliciet aan de rechter kunnen vragen om de notaris in
wie zij wel nog vertrouwen hebben, te blijven belasten met hun dossier. Dit zou niet alleen tijdswinst
opleveren, maar ook billijker zijn ten opzichte van de notaris die zich wel ten volle heeft ingezet om
de vereffening-‐verdeling binnen een redelijke termijn tot een goed einde te brengen.464
6.8. De stuiting van de termijnen (artikel 1221 Ger.W.) 121. Indien alle partijen unaniem akkoord gaan, kunnen zij de conventioneel overeengekomen of
wettelijke termijnen op ieder moment stuiten. Om de stuiting werkzaam te maken, brengen ze de
notaris-‐vereffenaar hiervan schriftelijk op de hoogte. 465 De notaris wordt hier dus louter
geïnformeerd, zonder dat hij zelf enige inspraak heeft.466 Redenen om de termijn te stuiten zijn
bijvoorbeeld ernstige ziekte, een langdurig verblijf in het buitenland of het opstarten van
onderhandelingen om tot een minnelijk akkoord te komen.467
122. Een stuiting zal na afloop een nieuwe termijn doen lopen. Het feit dat de wetgever hier voor
een stuiting kiest en niet voor de schorsing, wordt in sommige rechtsleer, volgens mij terecht, op
463 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 71. 464 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 144. 465 Art. 1221, eerste lid Ger.W.; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 53. 466 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – oude en nieuwe opdrachten voor de notaris-‐vereffenaar” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 27. 467 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 81.
77
kritiek onthaald.468 Ook de Raad van State stelde zich kritisch op en wees de wetgever er op dat een
schorsing meer in de lijn ligt van de doelstelling van de hervorming om de procedure in te korten.469
Een schorsing onderbreekt de termijn namelijk een zekere tijd en loopt na afloop gewoon weer
verder voor het resterende gedeelte, zonder dat een nieuwe termijn wordt opgestart. De wetgever
had inderdaad beter geopteerd voor een schorsing. Een stuiting holt het positieve systeem van de
dwingende termijnen te zeer uit.470 Een reden om stuiting toe te staan is, zoals reeds vermeld, ruimte
creëren om bijkomende onderhandelingen te voeren met het oog op een minnelijk akkoord. Deze
reden betreft eigenlijk een schorsingsgrond.471
VERSTRAETE en HOFSTRÖSSLER daarentegen zijn voorstander van de stuiting. Zij menen dat de
stuiting het voordeel geniet van de duidelijkheid, omdat het berekenen van een saldotermijn dan
vermeden wordt.472 Dit argument kan niet weerhouden worden. De wetgever had duidelijk in de wet
kunnen inschrijven hoe de schorsing precies moest toegepast worden, net zoals de wet nu bepaalt
wanneer de nieuwe termijn begint te lopen na afloop van de stuiting.
Een ander argument pro stuiting, is dat de notaris-‐vereffenaar op die manier niet geconfronteerd kan
worden met het plots doorstarten van de termijn, waardoor hij over een te korte tijd zou beschikken
voor het finaliseren van de staat van vereffening-‐verdeling. 473 Dit argument kan echter ook
gemakkelijk weerlegd worden. Stel dat de stuiting plaatsvindt na het verstrijken van drie maand van
de uiteindelijke vier maand die de notaris-‐vereffenaar effectief heeft voor de opmaak van de staat.
Gedurende deze eerste drie maanden zal de notaris-‐vereffenaar niet stilgezeten hebben, om dan
vast te stellen dat partijen eventueel onderhandelingen willen opstarten. Mochten deze
onderhandelingen op niets uitdraaien, dan heeft hij nog steeds een maand de tijd om zijn staat van
468 J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 95; A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 645; T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 99; zie bijvoorbeeld ook de tussenkomst van PINTENS in het Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 26. 469 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 11. 470 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heer VAN HECKE over het Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Kamer 2010-‐11, nr. 53K1513/004, 25. 471 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 645. 472 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 145. 473 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1251.
78
vereffening, waar hij reeds drie maand actief mee bezig is geweest, verder af te werken.474 Er is dus
ook geen sprake van nutteloos verricht werk.
123. De wet bepaalt verder dat, na het verdwijnen van de reden van stuiting, de meest gerede
partij de notaris-‐vereffenaar en de andere partijen schriftelijk op de hoogte brengt van deze
verdwijning. Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie475, die nu dus wettelijk
verankerd is, begint een nieuwe termijn te lopen de dag volgend op deze kennisgeving, behoudens
andersluidend akkoord van alle partijen.476 Deze regeling roept ook enkele vragen op. Is er een
akkoord nodig tussen alle partijen over het feit dat de reden van stuiting niet meer bestaat? Voor de
ene partij kan de reden van stuiting namelijk vervallen zijn, terwijl dat voor de andere partij niet
noodzakelijk het geval is. In een eerste interpretatie kan de partij die meent dat de stuitingsgrond
verdwenen is, de notaris-‐vereffenaar daarvan in kennis stellen, waardoor een nieuwe termijn zal
beginnen lopen.
Een andere interpretatie kan erin bestaan dat de partijen wel degelijk een akkoord moeten bereiken
omtrent het wegvallen van de reden van stuiting, maar dat het volstaat dat één partij dit vervolgens
aan de notaris te kennen geeft. De notaris-‐vereffenaar zou dan, ter controle, de voorlegging van het
akkoord tot opheffing van de stuiting moeten vragen.477 De wet blijft ter zake echter onduidelijk,
maar naar mijn mening is de eerste interpretatie de enige juiste. In de tweede interpretatie bestaat
namelijk het gevaar dat één partij de onderhandelingen niet meer wil verderzetten, omdat het
onmogelijk blijkt tot een akkoord te komen. Deze partij wil dus de notaris-‐vereffenaar opnieuw aan
het werk zetten. De andere partij zou bijvoorbeeld kunnen weigeren zijn akkoord te geven tot het
beëindigen van de stuiting, om de andere partij(en) op die manier onder druk te zetten om toch tot
een minnelijke oplossing te komen.
6.9. De mededeling van de stukken (artikel 1222 Ger.W.) 124. De wet legt enkele duidelijke verplichtingen op in het kader van de mededeling van de
stukken. Partijen dienen steeds een kopie te bezorgen aan elkaar en aan de notaris-‐vereffenaar van
de stukken die zij doorheen de notariële fase aanwenden. Verder ordenen, nummeren en sommen
zij deze stukken op in een lijst van de stukken.478 Ratio legis van deze werkwijze is dat het “een
474 A. VANDERHAEGHEN, De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, 66. 475 Cass. 29 oktober 1990, Pas. 1991, 226; Cass. 20 maart 1995, Pas. 1995, 335. 476 Art. 1221, tweede lid Ger.W. 477 T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 99. 478 Net zoals het gemeen burgerlijk procesrecht bepaalt in art. 742 Ger.W.
79
gestructureerde analyse en een transparant debat toelaat en dat het ongestructureerde argumenten
verhindert die eventueel beogen dat de notaris-‐vereffenaar en de andere partijen zouden worden
misleid.”479
Behoudens akkoord van alle partijen, houdt de notaris bij de verrichtingen geen rekening met de
stukken die zich niet in de inventaris van de stukken bevinden of die de voorgeschreven
vormvereisten niet respecteren.480 De miskenning van de bindende termijnen is eveneens een reden
voor de notaris-‐vereffenaar om de stukken naast zich te laten liggen. Dit vormt deels een herhaling
van wat in artikel 1220, §1 reeds is vermeld.
6.10. De verdeling in natura (artikel 1223 Ger.W.)
6.10.1. Het indienen van bezwaren tegen de staat van vereffening-‐verdeling (artikel 1223, §1 Ger.W.) 125. Wanneer de notaris-‐vereffenaar van oordeel is dat een verdeling in natura mogelijk is, maakt
hij zijn voorlopige staat van vereffening-‐verdeling op.481 De notaris maant de partijen, de andere
belanghebbenden482 en de raadslieden483 aan, om kennis te nemen van de staat van vereffening
houdende het ontwerp van verdeling (dat gehecht zit aan de aanmaning) en in voorkomend geval
van het eindverslag van de deskundige (dat hen reeds bezorgd werd op grond van artikel 1213, §2).
Gelijktijdig roept de notaris de partijen en andere belanghebbenden op, om aanwezig te zijn bij de
toewijzing van de kavels en de sluiting der werkzaamheden die plaatsvinden op de plaats, dag en uur
bepaald door de notaris-‐vereffenaar.484 In zijn aanmaning verwittigt de notaris de partijen dat de
toewijzing van de kavels, in voorkomend geval door loting, ook in hun afwezigheid zal geschieden.
Daarnaast vermeldt hij dat er in geval van onenigheid over de kavelvorming of over de staat van
vereffening-‐verdeling, een proces-‐verbaal van geschillen of moeilijkheden zal worden opgemaakt.485
De wet bepaalt geen termijn waarbinnen de aanmaning moet gebeuren, maar het is vanzelfsprekend
dat de notaris-‐vereffenaar dit onverwijld doet.486
479 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 54; J. SOUTAER en K. RUYSEN, “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK 2012, afl. 2, (3) 21. 480 Art. 1222, §2 Ger.W. 481 Zie supra randnummer 88. 482 Bij gerechtsdeurwaardersexploot, bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs; met belanghebbenden worden bijvoorbeeld de persoonlijke schuldeisers van deelgenoten bedoeld die tussenkomen op grond van art. 882 BW; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 151. 483 Bij gewone brief, fax of elektronische post. 484 Art. 1223, §1, tweede lid Ger.W. 485 Art. 1223, §1, derde lid Ger.W. 486 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 90.
80
126. Nadat iedere deelgenoot kennis heeft genomen van de staat van vereffening-‐verdeling,
hebben zij elk het recht om bezwaren in te dienen tegen deze staat, en in voorkomend geval
eventueel ook opmerkingen en middelen te laten gelden met betrekking tot het eindverslag van de
deskundige(n).487 De wet bepaalt, zoals hier boven beschreven, dat de kennisgeving van de staat ook
aan de belanghebbenden moet gebeuren, maar voorziet anderzijds niet uitdrukkelijk in een
bezwaarrecht voor hen. Nochtans beschikken zij hier wel over.488 Dit was dus beter expliciet in de
wet opgenomen.
Partijen (en belanghebbenden) beschikken over een maand, te rekenen vanaf de dagtekening van de
aanmaning, om de bedoelde bezwaren en opmerkingen schriftelijk mee te delen aan de notaris-‐
vereffenaar en de overige partijen. Partijen kunnen echter in onderling akkoord van deze termijn
afwijken.489 Onder het nieuwe recht nodigt de notaris-‐vereffenaar de partijen dus niet meer uit om
persoonlijk te verschijnen, teneinde hun bezwaren en opmerkingen naar voren te brengen.490
Daarentegen verloopt deze fase volledig schriftelijk.491 Dit heeft wel als nadeel dat er geen verplichte
verzoeningspoging meer wordt voorzien en dat de notaris-‐vereffenaar niet meer kan bemiddelen in
deze fase van de procedure, tenzij uiteraard dat partijen dit zouden overeenkomen.492
Verder wil ik nog opmerken dat ik niet inzie waarom de wetgever het begin van de lopende termijn
hier legt bij de dagtekening van de aanmaning. Doorheen de wet is dit de enige plaats waarop dit op
die manier georganiseerd wordt. Naar mijn mening heeft de wetgever hier zonder nadenken het
oude artikel 1218 Ger.W. overgenomen. Dit komt echter de coherentie van de wet niet ten goede en
zou voor verwarring kunnen zorgen. Artikel 1223 bepaalde beter dat partijen beschikken over een
termijn van één maand vanaf de kennisgeving van de aanmaning, waardoor de termijn, net zoals de
overige termijnen, overeenkomstig artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek zou beginnen lopen.
487 Art. 1223, §1, eerste lid Ger.W. 488 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 151. 489 Art. 1223, §1, vierde lid Ger.W. 490 Zie oud art. 1218, tweede lid Ger.W.; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 235. 491 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 153. 492 J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 102; T. VAN SINAY, “Geschillen en moeilijkheden bij een staat van vereffening, vroeger en nu” (noot onder Cass. 14 december 2012), T.Fam. 2013, (239) 241.
81
De enige twee vereisten die de wet stelt met betrekking tot de geldigheid van de bezwaren, is dat ze
schriftelijk en tijdig moeten worden ingediend. Sommige auteurs menen nochtans een
verantwoording te zien in de wettekst voor het feit dat bezwaren slechts geldig kunnen worden
geformuleerd, indien de betrokken partij vervolgens ook effectief aanwezig of vertegenwoordigd is
bij de toewijzing van de kavels.493 Deze opvatting is naar mijn mening verkeerd en kan gelet op de
letterlijke tekst van de wet niet weerhouden worden. De wet verwijst voor de geldigheid van de
bezwaren enkel naar het tijdig en schriftelijk karakter.494 Ook in de parlementaire voorbereidingen
wordt dergelijke voorwaarde van verschijning niet gesteld.
De uitgedrukte bezwaren mogen uiteraard geen afbreuk doen aan de definitief bindende akkoorden,
die partijen eerder hadden gesloten in een akkoordvonnis (artikel 1209, §1 Ger.W.) of gedurende de
notariële fase in een proces-‐verbaal (artikel 1214, §1, tweede lid Ger.W.).495
Wanneer een partij opeenvolgende opmerkingen of bezwaren overmaakt, houdt de notaris-‐
vereffenaar enkel rekening met de laatste opmerkingen of bezwaren, die binnen de geldende termijn
zijn ingediend. De wetgever voorziet dus ook hier in het werken met een soort van
syntheseconclusie.496
6.10.2. De minnelijke verdeling bij gebrek aan (geldige) bezwaren (artikel 1223, §2 Ger.W.) 127. Indien geen of geen geldige (niet tijdig of niet in de voorgeschreven vorm) bezwaren werden
ingediend overeenkomstig 1223, §1, vierde lid, gaat de notaris-‐vereffenaar bij de sluiting van de
werkzaamheden over tot de toewijzing van de kavels. Deze toewijzing geschiedt, hetzij
overeenkomstig het akkoord dat partijen hierover bereiken, hetzij bij loting, indien partijen er niet in
slagen tot een akkoord te komen. De notaris-‐vereffenaar ondertekent vervolgens, samen met de
verschijnende partijen, het proces-‐verbaal van sluiting. De wet regelt niet wat er moet gebeuren in
het zeldzame geval waarbij er niemand bezwaren heeft ingediend en ook geen enkele partij
verschijnt of vertegenwoordigd is bij de toewijzing. CASMAN meent dat er minstens één verzoekende
partij aanwezig of vertegenwoordigd moet zijn, naar analogie met de toewijzing overeenkomstig
artikel 1214, §1, lid 2 Ger.W.497 Een tekstueel argument kan volgens mij nog gevonden worden in de
493 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 24. 494 T. VAN SINAY, “Geschillen en moeilijkheden bij een staat van vereffening, vroeger en nu” (noot onder Cass. 14 december 2012), T.Fam. 2013, (239) 240. 495 Art. 1223, §3, tweede lid Ger.W. 496 Art. 1223, §3, derde lid Ger.W.; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 58. 497 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 108.
82
zinsnede die zegt, dat de notaris-‐vereffenaar het proces-‐verbaal van sluiting ondertekent samen met
de verschijnende partijen.
128. De akte van verdeling heeft definitief de waarde van een minnelijke verdeling. De
gerechtelijke vereffening-‐verdeling neemt een einde en een homologatie van de rechter dringt zich
in dit geval niet meer op. Wanneer er echter minderjarige of andere beschermde personen
betrokken zijn bij de verdeling, zal de vrederechter de staat van vereffening houdende het voorstel
van verdeling wel moeten goedkeuren. De loting dient bovendien in het bijzijn van de vrederechter
te geschieden.498
Wanneer de vrederechter zijn goedkeuring niet geeft, bepaalt artikel 1206, laatste lid, dat de
verdeling enkel kan worden voortgezet in de vorm van een gerechtelijke verdeling. Dit komt er op
neer dat er bezwaar is tegen de voorgestelde staat van vereffening-‐verdeling en dat de rechtbank
gevat moet worden.499
6.10.3. Het proces-‐verbaal van geschillen of moeilijkheden (artikel 1223, §3 Ger.W.) 129. Wanneer er geldige en tijdig ingediende bezwaren zijn overgemaakt, maakt de notaris-‐
vereffenaar een proces-‐verbaal van de geschillen of moeilijkheden op, waarin hij een beschrijving
van al die bezwaren opneemt.500 De wetgever heeft de archaïsche term van het “proces-‐verbaal van
beweringen en zwarigheden” verlaten en kiest voor een moderner begrip. “Proces-‐verbaal van
bezwaar” was echter een betere benaming geweest om alle verwarring met het tussentijds proces-‐
verbaal van geschillen of moeilijkheden, als bedoeld in artikel 1216 Ger.W., te voorkomen.501
Het proces-‐verbaal dient een systematische opsomming en een duidelijke, volledige en beknopte
uiteenzetting te bevatten van de standpunten en de argumenten die voorvloeien uit de door partijen
ingediende bezwaren.502 Het komt niet toe aan de notaris om zich uit te spreken over de ernst of de
498 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1271; A. DELIÈGE en C. PHILIPPART DE FOY, “L’état liquidatif et les contredits” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (233) 242. 499 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 80. 500 Art. 1223, §3, eerste lid Ger.W. 501 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (83) 108. 502 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 239.
83
juistheid van de bezwaren.503 Dit behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de rechter. Enkel de
laattijdige of vormelijk incorrecte bezwaren, weert de notaris-‐vereffenaar uit het proces-‐verbaal.
130. Binnen de twee maanden na het verstrijken van de bezwaartermijn, betekent de notaris-‐
vereffenaar op de gebruikelijke wijze aan de partijen en hun raadslieden een afschrift van het proces-‐
verbaal van geschillen of moeilijkheden. Alle partijen kunnen unaniem overeenkomen om een
andere termijn te bepalen.504 De notaris-‐vereffenaar stuurt eveneens zijn persoonlijk en gemotiveerd
advies mee, met betrekking tot de geformuleerde opmerkingen en bezwaren.505 Gelijktijdig met de
verzending, legt de notaris-‐vereffenaar ter griffie een uitgifte van het proces-‐verbaal van
moeilijkheden neer, samen met een uitgifte van zijn schriftelijk advies, het proces-‐verbaal van
opening der werkzaamheden, alle tijdens de procedure opgestelde processen-‐verbaal, de eventuele
boedelbeschrijving, een kopie van de lijst van stukken van de partijen en ten slotte een uitgifte van
de staat van vereffening houdende het ontwerp van verdeling.506
131. De bedoelde neerlegging maakt de zaak aanhangig bij de familierechter. Het is vervolgens de
taak van de griffie om de partijen en hun raadslieden op te roepen voor een zitting, waarop de
partijen worden gehoord op basis van hun ingediende bezwaren en opmerkingen, die in deze fase
worden beschouwd als conclusies.507 Dit heeft niet alleen een versnelling van de procedure tot
gevolg, maar moet de partijen er ook toe aanzetten hun bezwaren reeds zeer zorgvuldig te
formuleren tijdens de notariële fase.508 De mogelijkheid blijft echter bestaan om de zaak, gelet op
haar complexiteit, naar een latere pleitzitting te verdagen of een conclusiekalender op te stellen
conform artikel 747 Ger.W.509
6.10.4. De fase voor de rechter (artikel 1223, §4 Ger.W.) 132. Het is de taak van de rechtbank om (enkel) de geschillen of moeilijkheden te beslechten, die
voortvloeien uit de bezwaren die zijn opgenomen in het proces-‐verbaal van geschillen of
moeilijkheden.510 De rechter kan zich niet uitspreken over nieuwe bezwaren die bij hem voor het
eerst worden opgeworpen en dus niet voorkomen in het proces-‐verbaal.511 Op dit principe voorziet
503 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 242. 504 Art. 1223, §3, vierde lid Ger.W. 505 Gent 21 december 1995, RW 1996-‐97, 960. 506 Art. 1223, §3, vijfde lid Ger.W. 507 Aangenomen amendement nr. 26 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/5, 14. 508 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 160. 509 Art. 1223, §3, zesde lid Ger.W. 510 Art. 1223, §4, tweede lid Ger.W. 511 Cass. 6 april 1990, RW 1990-‐91, 218 en T.Not. 1990, 235, noot F. BOUCKAERT.
84
de wet twee uitzonderingen, die vroeger reeds door de rechtspraak bevestigd waren. Eerst en vooral
staat de beperking de regeling inzake de ontdekking van nieuwe feiten of nieuwe stukken van
overwegend belang niet in de weg.512 Ten tweede kunnen partijen ook overeenkomen om nieuwe
geschillen of moeilijkheden nog aan het oordeel van de rechter te onderwerpen.513
De rechtspraak en rechtsleer voorzagen echter nog een aantal andere uitzonderingen, waarover de
wet na de hervorming niets bepaalt.514 Zo konden bezwaren die de openbare orde raken en niet in
de notariële fase waren ingeroepen, voor het eerst voor de rechter worden gebracht.515 Ook kon een
partij nog opwerpen dat de notaris in gebreke was gebleven, door bijvoorbeeld de partijen niet uit te
nodigen hun bezwaren over te maken of door geen akte te nemen van een regelmatig opgeworpen
bezwaar.516 De notaris-‐vereffenaar maakt zich hierbij schuldig aan het niet respecteren van de
rechten van verdediging.517
Om redenen van billijkheid, lijkt het mij toch zo dat deze uitzonderingen ook na de hervorming
mogelijk moeten blijven. De bijkomende uitzonderingen vloeien bovendien voort uit het gemeen
procesrecht, waardoor ze in ieder geval van toepassing zijn.518 Het geval dat de notaris zelf in
gebreke is gebleven, zou bijvoorbeeld ook beschouwd kunnen worden als een nieuw feit van
overwegend belang.519 Ondanks de toepasselijkheid, valt het toch te betreuren dat de wetgever deze
gevallen niet uitdrukkelijk heeft opgenomen in de nieuwe wet, al was het maar ter verduidelijking.
Het feit dat nog nieuwe stukken of feiten van overwegend belang kunnen worden ingeroepen, vloeit
immers ook voort uit het gemeen procesrecht520, maar wordt toch nog in de wet ingeschreven.
512 Gent 13 november 1998, T.Not. 1999, 146; Gent 8 juni 1999, T.Not. 2000, 468, noot E. VAN HOVE. 513 Cass. 6 april 1990, RW 1990-‐91, 218 en T.Not. 1990, 235, noot F. BOUCKAERT; Cass. 9 mei 1997, Arr.Cass. 1997, 531; Cass. 29 november 2001, RW 2001-‐02, 1533, noot S. MOSSELMANS; Brussel 26 mei 2009, T.Not. 2009, 590, noot C. DE BUSSCHERE. 514 M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND en I. VERHAERT, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, (449) 661-‐662; W. PINTENS, C. DECLERCK en V. ALLAERTS, “Overzicht van rechtspraak. Huwelijksvermogensrecht (2003-‐2010)”, TPR 2010, (1383) 1501-‐1503; L. RAUCENT, “Dossier n° 4228-‐4229 – Partage judiciaire (Rapport de L. RAUCENT)” Versl.CSW 1989-‐90, (148) 151-‐152. 515 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 184. 516 Rb. Doornik 27 maart 1991, JLMB 1991, 1137, noot A. KOHL. 517 T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 105. 518 T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 105. 519 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 26. 520 Art. 772 en volgende Ger.W.
85
133. Na het beslechten van de geschillen of moeilijkheden, heeft de rechter twee mogelijkheden.
Wanneer hij zich akkoord verklaart met de zienswijze van de notaris, gaat hij de staat zonder meer
homologeren. Indien hij de bezwaren echter geheel of gedeeltelijk als gegrond beschouwt, stuurt hij
het dossier terug naar de notaris-‐vereffenaar. De rechter gelast de notaris in dat geval met de
opmaak van een aanvullende staat van vereffening of een staat overeenkomstig de door hem
meegegeven richtlijnen.521 De notaris dient de staat bovendien te finaliseren binnen de door de
rechter opgelegde termijn.522 De wet bepaalt niet wat er moet gebeuren indien de notaris deze
termijn niet naleeft. Volgens mij dienen partijen in dat geval hun toevlucht te nemen tot artikel 1220,
§2 Ger.W.523
6.10.5. De homologatie van de staat van vereffening-‐verdeling (artikel 1223, §5 Ger.W.) 134. Indien de rechter de staat van vereffening houdende het ontwerp van verdeling
homologeert, geeft de griffier kennis van de uitspraak aan de notaris-‐vereffenaar. Door middel van
een proces-‐verbaal, rangschikt de notaris de uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan onder zijn
minuten.524 De wet bepaalt niet binnen welke termijn het proces-‐verbaal van neerlegging moet
worden opgesteld, maar opnieuw dient dit best zo snel mogelijk te gebeuren.525
135. De gehomologeerde staat van vereffening bevat slechts het ontwerp van verdeling. De
toebedeling van de kavels zal bijgevolg nog dienen te geschieden, overeenkomstig hetgeen artikel
1223, §1, tweede en derde lid bepaalt.526 Ter volledigheid had de wetgever dit beter opgenomen op
het einde van artikel 1223, §5. Nu lijkt het alsof de procedure een einde neemt met de homologatie,
wat dus niet het geval is.
136. Wat betreft de geschillen die betrekking hebben op de uitvoering van een gehomologeerde
staat van vereffening-‐verdeling, zijn de parlementaire voorbereidingen tegenstrijdig. Enerzijds staat
er te lezen dat zij het voorwerp zullen moeten uitmaken van een afzonderlijke procedure
521 Art. 1223, §4, eerste lid Ger.W. 522 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 59. 523 Zie supra randnummer 118. 524 S. DEVOS, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in C. DE WULF m.m.v. J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, (1225) 1281. 525 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 164. 526 P. VAN DEN EYNDE, “La procédure d’homologation, le jugement subséquent et le renvoi au notaire commis” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (173) 186; D. ROULEZ, “La phase notariale postérieure au jugement relatif à l’état liquidatif” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (249) 252.
86
overeenkomstig het gemeen recht.527 Er kan niet meer worden gewerkt met een proces-‐verbaal van
geschillen of moeilijkheden.528 De rechtsmacht van de rechter die het dossier van de gerechtelijke
vereffening-‐verdeling behandelde, is namelijk uitgeput. Anderzijds zegt de KFBN dat er toepassing
moet gemaakt worden van artikel 1223 §6 Ger.W.529 De eerste stelling is volgens mij de enige juiste,
maar een verduidelijking in de wet was hier op zijn plaats geweest.
6.10.6. De aanvullende staat van vereffening-‐verdeling (artikel 1223, §6 Ger.W.) 137. Vreemd genoeg voorziet de wet niet in een opdracht voor de griffier, om de uitspraak aan de
notaris-‐vereffenaar te kennen te geven. 530 Dit vormde nochtans een pijnpunt onder de oude
procedure.531 Overeenkomstig de bedoeling van de wetgever moet de griffier volgens mij ook hier de
kennisgeving op zich nemen, zodat partijen daar niet moeten voor instaan.
138. Wanneer de notaris zijn nieuwe staat van vereffening-‐verdeling heeft afgewerkt, maant hij
de partijen, de andere belanghebbenden en ook hun respectievelijke raadslieden ertoe aan, om
opnieuw kennis te nemen van de staat. Gelijktijdig roept hij de partijen en andere belanghebbenden
op om aanwezig te zijn bij de afsluiting der werkzaamheden, die plaatsvindt op plaats, de dag en het
uur die hij bepaalt.532 Hoewel de wet het hier niet vermeldt, lijkt het mij dat de notaris ook hier
waarschuwt dat de toewijzing van de kavels, in voorkomend geval door loting, ook in hun
afwezigheid zal geschieden (naar analogie met artikel 1223 §1, derde lid).
Partijen beschikken opnieuw over een termijn van een maand (tenzij zij in onderling akkoord een
andere termijn afspreken) vanaf de dagtekening van de aanmaning, om schriftelijk hun bezwaren
met betrekking tot de staat mee te delen.533 Behoudens de ontdekking van nieuwe feiten of nieuwe
stukken, kunnen de bezwaren slechts betrekking hebben op geschillen of moeilijkheden die verband
houden met de aanpassing van de staat van vereffening overeenkomstig de door de rechtbank
gegeven richtlijnen of, in voorkomend geval, met de nieuwe geschillen of moeilijkheden die uit de 527 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 60; J. SOUTAER en K. RUYSEN, “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK 2012, afl. 2, (3) 23. 528 C. DECLERCK en S. MOSSELMANS, “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, (166) 197. 529 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 76. 530 D. ROULEZ, “La phase notariale postérieure au jugement relatif à l’état liquidatif” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (249) 255. 531 J. VERSTRAETE en J. FACQ, “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in W. PINTENS (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, (155) 187; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 267. 532 Art. 1223, §6, eerste lid Ger.W. 533 Art. 1223, §6, tweede lid Ger.W.
87
aanpassing voortvloeien. 534 Partijen kunnen dus niet langer op ontvankelijke wijze bezwaren
formuleren met betrekking tot punten die reeds in de oorspronkelijke staat waren opgenomen en
waartegen toen geen geldige bezwaren waren opgeworpen, noch kunnen zij bezwaren overmaken
met betrekking tot moeilijkheden die de rechter reeds heeft beslecht.535 Naar mijn mening is de
wetgever hierbij nog niet ver genoeg gegaan en was de situatie onder het oude recht beter. Partijen
konden enkel nog bezwaar aantekenen omwille van het feit dat de notaris-‐vereffenaar de door de
rechter gegeven richtlijnen niet had gerespecteerd 536 en in de vier uitzonderingsgevallen die
hierboven werden beschreven.537 De rechter geeft namelijk in zijn richtlijnen precies mee wat het
probleem is met de oorspronkelijke staat. Als de notaris dit respecteert, kan er dus geen sprake meer
zijn van een ‘incorrecte’ staat.
139. Wanneer er effectief nog bezwaren zijn ingediend, stelt de notaris-‐vereffenaar opnieuw een
proces-‐verbaal op van geschillen of moeilijkheden, met een beschrijving van al die bezwaren. De
procedure verloopt vervolgens overeenkomstig artikel 1223, §3, vierde tot zesde lid.538
6.11. De verkoop van de niet gevoeglijk in natura verdeelbare goederen (artikel 1224 en 1224/1 Ger.W.)
6.11.1. De verkoop van onroerende goederen (artikel 1224 Ger.W.) 140. De hervorming raakt niet aan het principe dat de verdeling in natura de regel blijft.539
Partijen kunnen hiervan echter in onderling akkoord afwijken via een akkoordvonnis (artikel 1209, §3
Ger.W.) of via een proces-‐verbaal (artikel 1214, §1, tweede lid en volgende Ger.W.). De notaris-‐
vereffenaar kan voortaan ook zelf oordelen tot de onmogelijkheid van verdeling in natura (artikel
1224, §1 Ger.W.).
141. Onder het oude recht diende de rechtbank, bij gebrek aan akkoord tussen de partijen,
noodzakelijk gevat te worden via een tussentijds proces-‐verbaal van zwarigheden teneinde de
534 Art. 1223, §6, derde lid Ger.W. 535 Omwille van het principe van het gezag van gewijsde; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 60. 536 Gent 23 december 1994, T.Not. 1995, 430, noot F. VAN DER CRUYSSE; Rb. Gent 26 februari 2013, T.Not. 2013, 558 en RABG 2014, 240; M. PUELINCKX-‐COENE, J. VERSTRAETE en N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1988-‐1995)”, TPR 1997, (133) 340. 537 Zie supra randnummer 132; W. VANBIERVLIET, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling na overlijden” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, (51) 75; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 265. 538 Art. 1223, §6, vierde lid Ger.W. 539 Art. 826 BW; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 61.
88
verkoop te bevelen.540 De wetgever heeft deze overbodige rechterlijke tussenkomst nu verlaten. Het
komt in eerste instantie aan de notaris-‐vereffenaar toe om de (on)mogelijkheid tot verdeling in
natura te beoordelen, waardoor hij zijn actieve rol opnieuw versterkt ziet.
De wet bepaalt dat, indien uit een akkoord van alle partijen of uit het advies van de notaris-‐
vereffenaar (eventueel gesteund op het deskundigenverslag) blijkt, dat de gevoeglijke verdeling in
natura onmogelijk is, de notaris-‐vereffenaar onmiddellijk de verkoopsvoorwaarden opstelt van de
openbare verkoping van de niet gevoeglijk in natura verdeelbare onroerende goederen, tenzij
partijen een akkoord sloten over de verkoop uit de hand.541 Een specifieke termijn voor het opstellen
van de verkoopsvoorwaarden ontbreekt dus. De wet zegt enkel dat het ‘onmiddellijk’ moet
gebeuren. De KFBN verantwoordt dit door te stellen dat het moeilijk is om termijnen te bepalen voor
het opstellen van bestekken van openbare verkopingen, vermits de notaris de kandidaat-‐kopers
correct moet kunnen informeren over de toestand van het onroerend goed (fiscaal,
stedenbouwkundig, bodemkundig…) en de notaris voor deze te verstrekken informatie afhankelijk is
van derden.542
142. Vervolgens maant de notaris-‐vereffenaar de partijen en hun raadslieden op de gekende wijze
aan, om kennis te nemen van de verkoopsvoorwaarden. Hoewel de wet het niet uitdrukkelijk
voorziet, is het vanzelfsprekend dat de notaris ook zijn motivering omtrent het beginsel van de
verkoop meegeeft.543 Op die manier weten partijen ten minste wat de achterliggende redenering is,
die de notaris tot dergelijke conclusie heeft gebracht en kunnen ze hun bezwaarschriften met kennis
van zaken opstellen.
Partijen hebben, vanaf de aanmaning, een maand de tijd om hun eventuele bezwaren schriftelijk
mee te delen aan de notaris. Zoals gewoonlijk kunnen ze in onderling akkoord van deze
bezwaartermijn afwijken. In de wet staat dat de aanmaning de termijn van één maand uitdrukkelijk
moet vermelden. Men kan zich afvragen waarom dit hier wel vermeld wordt, maar elders in de wet
niet, zoals bijvoorbeeld in artikel 1223, §1, vijfde lid inzake het indienen van bezwaren tegen de staat
van vereffening-‐verdeling. Artikel 1224, §1 bepaalt bovendien niet dat de partijen hun bezwaren
540 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 81. 541 Overeenkomstig art. 1214, §1, tweede lid Ger.W. 542 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 76. 543 S. VAN DEN HOVE D’ERTSENRYCK, “De verkoop van onroerende goederen in het kader van artikel 1224 van het Gerechtelijk Wetboek – enkele clausules” in R. BARBAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (181) 188.
89
eveneens aan de overige partijen moeten bezorgen. Dit is volgens mij een vergetelheid en naar
analogie met de artikelen 1216, §3 en 1223 §1, vierde lid Ger.W. zijn partijen wel degelijk verplicht
om hun bezwaren aan de andere deelgenoten mee te delen.
Indien de partijen akkoord waren met de verkoop, kunnen de bezwaren enkel betrekking hebben op
de verkoopsvoorwaarden. Wanneer het echter de notaris-‐vereffenaar is die soeverein beslist tot de
onmogelijke verdeling in natura, kunnen partijen zich zowel tegen het principe van de verkoop, als
tegen de inhoud van de verkoopsvoorwaarden verzetten.544 MICHIELSENS vindt het spijtig dat de
wetgever geen onderscheid maakt tussen de twee situaties. Indien partijen geen probleem hebben
met het beginsel van de verkoop, maar wel bezwaren willen indienen tegen de
verkoopsvoorwaarden, zou iedereen beter gebaat zijn met een korte rechtspleging, zoals voorzien in
artikel 1582 Ger.W.545 inzake uitvoerend beslag.546
143. Verder maant de notaris de partijen ook aan om bij de verkoopsverrichtingen aanwezig te
zijn. Praktisch beschouwd zal de notaris-‐vereffenaar voor de bepaling van de verkoopdag niet enkel
rekening moeten houden met de bezwaartermijn van één maand, maar zal hij ook een redelijke
termijn moeten incalculeren die noodzakelijk is voor publiciteit en bezoek.547
144. MICHIELSENS kaart het probleem aan van de taal van de verkoopsvoorwaarden en de taal
van de toewijzing.548 Stel dat er zich in de onverdeelde boedel een onroerend goed bevindt, gelegen
in Wallonië. De aangestelde notaris-‐vereffenaar zal dan wel bevoegd (en verplicht) zijn om de
verkoopsvoorwaarden op te stellen, maar hij zal territoriaal niet bevoegd zijn om over te gaan tot de
toewijzing. Hiertoe kan hij wel, sinds de hervorming, zelf een territoriaal bevoegde (Waalse)
confrater aanstellen overeenkomstig artikel 1210, §4. 544 A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 2. 545 Art. 1582 Ger.W. zegt: “(…) In geval van geschil over de verkoopsvoorwaarden, zijn de geschillen alleen toegelaten indien zij worden aangebracht bij de notaris binnen acht dagen na de aanmaning. De notaris maakt er een proces-‐verbaal van op en schorst alle verrichtingen. Na neerlegging van een uitgifte van het proces-‐verbaal door de notaris ter griffie, bepaalt de rechter de dag en het uur voor het onderzoek en de berechting van de geschillen, de partijen vooraf gehoord of bij gerechtsbrief opgeroepen door toedoen van de griffier. In voorkomend geval stelt de rechter een nieuwe termijn voor de toewijzing. De beslissing is niet vatbaar voor verzet noch voor hoger beroep.” 546 A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (109) 112. 547 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 80. 548 A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (109) 113-‐114.
90
Artikel 37 van de Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken549 stelt dat “de vonnissen en
arresten, evenals de akten betreffende hun tenuitvoerlegging, worden gesteld in de taal van de
rechtspleging.” Het is algemeen aanvaard dat de openbare verkoping die door de rechter is bevolen,
een akte betreffende de tenuitvoerlegging is van het vonnis dat de gerechtelijke vereffening-‐
verdeling en de openbare verkoping beveelt.550 Een strikte benadering leidt ertoe dat de taal van de
toewijzing ook de taal van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling moet zijn, in casu
dus het Nederlands. Dit botst evenwel met het territorialiteitsbeginsel, waarbij de instrumenterende
notaris ter plaatse de taal gebruikt van het taalgebied waar hij optreedt. Bovendien dient men
rekening te houden met de belangen van de kandidaat-‐kopers. Zij moeten zo volledig mogelijk
geïnformeerd worden over het goed en over alle verplichtingen die het uitbrengen van een bod met
zich meebrengen.551 Dit zal pas het geval zijn wanneer zij de informatie meegedeeld krijgen in een
voor hen verstaanbare taal.
Twee oplossingen kunnen worden aangereikt. Ten eerste zou de notaris-‐vereffenaar in de
verkoopsvoorwaarden de taal voor de toewijzing (in casu het Frans) kunnen opgeven, zodat partijen
hierover eventueel bezwaar kunnen indienen. Bij gebrek aan bezwaar kan dan de taal van het
rechtsgebied waarbinnen de toewijzing gebeurt, worden gebruikt.552 Ten tweede kan het proces-‐
verbaal van toewijzing, naast de taal van de procedure, ook in de taal van het taalgebied waarin de
notaris optreedt, opgesteld worden. De beide teksten moeten dan als gelijkwaardig beschouwd
worden.553 Deze laatste oplossing is volgens mij de veiligste en verdient de voorkeur.
6.11.1.1. Geen (geldige) bezwaren (artikel 1224, §2 Ger.W.) 145. Wanneer geen bezwaren werden ingediend in de voorgeschreven vorm en binnen de
geldende termijn, wordt de notaris geacht verzocht te zijn om de verkoopsverrichtingen verder te
zetten.554
549 Wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in rechtszaken, BS 22 juni 1935. 550 A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (109) 113. 551 E. VAN SOEST, “De regel van de gerechtstaalwet en haar toepassing door de rechtbanken zijn onaangepast aan de notariële realiteit en schaden het belang van de burger” (noot onder Brussel 25 september 2008), Not.Fisc.M. 2010, (149) 152. 552 A. MICHIELSENS, “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (109) 114. 553 E. VAN SOEST, “De regel van de gerechtstaalwet en haar toepassing door de rechtbanken zijn onaangepast aan de notariële realiteit en schaden het belang van de burger” (noot onder Brussel 25 september 2008), Not.Fisc.M. 2010, (149) 150. 554 Art. 1224, §2 Ger.W.
91
De notaris-‐vereffenaar kan vervolgens overgaan tot de verkoop, indien minstens één partij hem
daartoe verzoekt. Er wordt aangenomen dat de notaris-‐vereffenaar zich zal laten leiden door artikel
1214, §1, derde lid Ger.W., dat de relevante wetsbepalingen opsomt ingeval er een akkoord is over
de openbare verkoping. 555 Bij ontstentenis van bezwaren, kan een akkoord namelijk worden
vermoed.
6.11.1.2. Bezwaren leiden tot de afhandeling voor de rechter (artikel 1224, §3-‐5 Ger.W.) 146. Indien de partijen wel geldige bezwaren hebben ingebracht, handelt de notaris-‐vereffenaar
overeenkomstig artikel 1216 Ger.W. Hij zal dus een tussentijds proces-‐verbaal van geschillen of
moeilijkheden moeten opstellen. 556 Betekent dit dat partijen vervolgens ook nog standpunten
moeten innemen overeenkomstig artikel 1216, §3 Ger.W.? WYLLEMAN oordeelt alvast van wel.557
Daarentegen meent STERCKX dat de bezwaarprocedure van artikel 1223, §3 Ger.W. moet gevolgd
worden.558 Beide standpunten worden echter niet onderbouwd, maar staan terloops vermeld.
Wellicht is de eerste interpretatie de correcte. Indien de wetgever voor ogen had dat de
bezwaarprocedure moest gelden, zou ze daar uitdrukkelijk naar verwezen hebben.
Nochtans is de tweede interpretatie ongetwijfeld de meest wenselijke en komt deze de voortgang
van de procedure ten goede. Volgens mij is het namelijk niet zinvol om partijen nog standpunten te
laten innemen. Ze hebben immers al bezwaren ingediend. Het ware dus beter geweest dat de
notaris-‐vereffenaar de procedure van artikel 1223, § 3 diende te volgen, met dat verschil dat hier
gaat om een tussentijds proces-‐verbaal en niet om een proces-‐verbaal van geschillen en
moeilijkheden.559 In ieder geval is de notaris-‐vereffenaar verplicht om zijn advies te verstrekken
(eventueel via het opstellen van een vereenvoudigde vereffening) en daarbij te verantwoorden
waarom hij van mening is dat de onverdeelde goederen in concreto niet in natura kunnen worden
verdeeld560.
555 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 80. 556 Art. 1224, §3 Ger.W. 557 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 80. 558 L. STERCKX, “La vente des biens non commodément partageables en nature” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (179) 184. 559 De bezwaren slaan namelijk niet op de voorlopige staat van vereffening, houdende het ontwerp van verdeling. Het voorwerp van het bezwaar is beperkt tot opmerkingen omtrent het beginsel van de verkoop of de verkoopsvoorwaarden. 560 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 65; L. STERCKX, “La vente des biens non commodément partageables en nature” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (179) 195.
92
147. Indien de visie van STERCKX gevolgd wordt, maakt de notaris de zaak vervolgens aanhangig
door het neerleggen van een uitgifte van het tussentijds proces-‐verbaal, de inventaris van de stukken
die de partijen hem bezorgd hebben en ten slotte ook zijn advies. Een neerlegging van de
standpunten van de partijen is dus niet aan de orde. De bezwaren zijn reeds vervat in het proces-‐
verbaal.
148. Nadat de zaak aanhangig is gemaakt en de rechter inderdaad vaststelt dat de gevoeglijke
verdeling in natura onmogelijk is, beveelt hij de veiling van de onroerende goederen, beslecht hij alle
gebeurlijke betwistingen betreffende de verkoopsvoorwaarden en legt hij, in voorkomend geval, een
nieuwe termijn vast voor de toewijzing.561 Indien de notaris-‐vereffenaar door ten minste één partij
wordt verzocht om over te gaan tot de verkoop van de onroerende goederen562, handelt hij op de
wijze die gebruikelijk is inzake de gewone openbare verkoping en overeenkomstig de in de wet
opgesomde artikelen.563 De notaris maant de partijen aan om de werkzaamheden van de verkoop bij
te wonen en brengt de raadslieden daarvan op de hoogte. Artikel 1216, §6, tweede lid kan hier in
herinnering worden gebracht: “Niettegenstaande een partij afwezig is of weigert te tekenen,
ontvangt de notaris-‐vereffenaar de toewijzingsprijzen en andere schuldvorderingen in kapitaal en
toebehoren, geeft hij ervan kwijting met of zonder indeplaatsstelling en, ten gevolge van deze
betalingen, verleent hij opheffing van elke inschrijving die is of moet worden genomen, van elke
overschrijving van bevel of beslag, alsmede van elk verzet indien daartoe grond bestaat.”
Op de dag bepaald voor de toewijzing, wordt daartoe overgegaan op verzoek van ten minste een van
de partijen. Na de verkoop worden de werkzaamheden voortgezet overeenkomstig 1223.564
149. Wanneer de rechter vaststelt dat de gevoeglijke verdeling in natura toch mogelijk is, heeft
het vonnis dezelfde gevolgen als een vonnis dat een tussentijds geschil beslecht.565 Dit wil zeggen dat
de notaris-‐vereffenaar vervolgens beschikt over een termijn van 4 maand, te rekenen vanaf het
moment dat het vonnis in kracht van gewijsde is getreden, om zijn staat van vereffening-‐verdeling op
te stellen.566
561 Art. 1224, §4, eerste lid Ger.W.; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 66. 562 Een voorzichtige notaris zal echter pas handelen wanneer de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. 563 Meer bepaald gaat het om art. 1193, tweede tot zevende lid en in voorkomend geval dienen de artikelen 1186 tot 1192 en art. 1193, achtste lid ook in aanmerking te worden genomen. 564 Zie supra randnummers 125 en volgende. 565 Art. 1224, §5 Ger.W. 566 Art. 1218, §3, 3° Ger.W.
93
6.11.1.3. De notaris-‐vereffenaar kan dwangmaatregelen nemen in geval van obstructie (artikel 1224, §4, tweede – vijfde lid Ger.W.) 150. De wet regelt ook nog wat er moet gebeuren bij afwezigheid of tegenwerking van de partijen
of de bewoner van het te verkopen onroerend goed.567 De notaris-‐vereffenaar mag zich op kosten
van de boedel, de toegang verschaffen tot de onroerende goederen, teneinde de
verkoopsvoorwaarden te doen naleven of de bezichtiging door de belangstellenden mogelijk te
maken. De notaris-‐vereffenaar kan desnoods de hulp inroepen van de openbare macht en/of zich
laten bijstaan door een slotenmaker. Deze regeling is enkel van toepassing in het kader van een
rechterlijk bevolen verkoop en dus niet in het geval waarbij er geen bezwaren werden geformuleerd.
De wetgever voorziet ook in een verhaal voor de gemaakte kosten, indien de tegenwerking te wijten
is aan de bewoner van de onroerende goederen waarvan de verkoop is bevolen. De massa,
vertegenwoordigd door de beheerder, is gerechtigd om de kosten en een eventuele
schadevergoeding op hem te verhalen. Wanneer de bewoner een mede-‐eigenaar is komt het enkel
toe aan de beheerder om deze vordering in te stellen.568 Bij ontstentenis van een beheerder, wordt
vooralsnog een beheerder aangesteld op verzoek van de meest gerede partij(en). In de context
waarbij de bewoner een deelgenoot is, komen de gerecupereerde kosten niet toe aan de massa,
maar worden ze teruggevorderd voor rekening van de andere mede-‐eigenaars.569
In ieder geval wordt de bewoner in kennis gesteld van het vonnis570 en van de bezichtigingsdagen-‐ en
uren bepaald in de verkoopsvoorwaarden.571 De wetgever vermeldt hierbij niet wie de kennisgeving
moet doen. Deze opdracht zal echter logischerwijs toekomen aan diegene die gemachtigd is om op
te treden tegen de obstructie, zijnde de notaris-‐vereffenaar.572
De bovenstaande regeling is, zoals gezegd, enkel van toepassing indien de openbare verkoop door de
rechter is bevolen. Wat dient er dus te gebeuren in het geval waarbij partijen geen bezwaren hebben
ingediend en de toegang tot het onroerend goed niet mogelijk blijkt door een onwillige bewoner of
567 De regeling is geïnspireerd op wat het gerechtelijk wetboek reeds bepaalde inzake het uitvoerend beslag (art. 1580, 3e tem 6e lid Ger.W.) 568 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 66. 569 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 83. 570 In het vonnis is de tekst van art. 1224, §4, tweede t.e.m. vierde lid ook uitdrukkelijk opgenomen (art. 1224, §4, vijfde lid Ger.W.). 571 Art. 1224, §4, derde lid Ger.W. 572 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 176.
94
partij? Artikel 1214, §5 biedt geen uitweg, aangezien het de notaris niet machtigt om
dwangmaatregelen te nemen. Sommige rechtsleer is van mening dat de notaris-‐vereffenaar de
procedure van het tussentijds proces-‐verbaal moet volgen om deze maatregelen te bekomen.573
Volgens andere rechtsleer kan de notaris zich wegens hoogdringendheid tot de voorzitter in kort
geding wenden.574 Het valt te betreuren dat de wetgever dit is vergeten regelen, zeker gezien het feit
dat men trachtte om voor elke situatie in een uitdrukkelijke bepaling te voorzien. De wet zou
bijvoorbeeld bepaald kunnen hebben dat de notaris-‐vereffenaar zich via een soepele rechtsingang
tot de rechtbank kan wenden, om de maatregelen inzake de toegang te laten bevelen.575
6.11.1.4. Onroerende goederen kunnen afzonderlijk niet verdeelbaar zijn in natura, maar allemaal samen gezien wel (artikel 1224, §6 Ger.W.) 151. Artikel 1224, §6 neemt het vroegere artikel 1221 Ger.W nagenoeg klakkeloos over: “Indien
gezien de ligging van de onroerende goederen verscheidene deskundigenonderzoeken hebben
plaatsgehad en elk onroerend goed niet gevoeglijk in natura verdeelbaar is verklaard, moet geen
veiling worden gehouden, indien uit de vergelijking van de verslagen blijkt dat de onroerende
goederen in hun geheel gevoeglijk kunnen worden verdeeld. In dat geval gaat de notaris-‐vereffenaar
over tot de kavelvorming van de goederen en handelt hij zoals bepaald in artikel 1223.” Dit artikel is
een logisch gevolg van het ondeelbaar karakter van de verdeling.576 De notaris-‐vereffenaar dient
sowieso rekening te houden met alle onroerende goederen die deel uitmaken van de onverdeelde
boedel bij de concrete beoordeling of de verdeling in natura mogelijk is, waardoor dit artikel eigenlijk
overbodig is.577
6.11.1.5. De zuiverende werking 152. Zoals eerder gezegd hebben partijen ook de mogelijkheid om met ieders goedkeuren te
beslissen tot de verkoop uit de hand. Indien er zich bij de onverdeeldheid echter beschermde
partijen bevinden of indien het gaat om nalatenschappen aanvaard onder voorrecht van
573 J.-‐L. RENS, “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, (74) 98; S. VAN DEN HOVE D’ERTSENRYCK, “De verkoop van onroerende goederen in het kader van artikel 1224 van het Gerechtelijk Wetboek – enkele clausules” in R. BARBAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, (181) 193. 574 T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 318-‐319 met verwijzing naar Rb. Luik 6 maart 1989, JLMB 1989, 666 en Voorz. Rb. Kortrijk (KG) 16 juni 1988, T.Not. 1990, 187; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 175; A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 82. 575 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 82. 576 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 180. 577 L. STERCKX, “La réforme de la procedure de liquidation-‐partage”, JT 2012, (225) 236.
95
boedelbeschrijving of om onbeheerde nalatenschappen, bepaalt artikel 1193bis dat de machtiging
van de vrederechter vereist is, indien men wenst over te gaan tot de verkoop uit de hand. Vóór de
hervorming voorzag artikel 1193bis echter niet in het horen of de oproeping van de hypothecaire of
bevoorrechte schuldeisers.578 Deze lacune is nu opgevuld, waardoor het gewijzigde artikel 1326
Ger.W. dan ook bepaalt dat de betreffende verkopen zuiverende werking hebben.579 De verkopen
zullen met andere woorden van rechtswege meebrengen dat de rechten van de hypothecaire en/of
bevoorrechte schuldeisers overwijzen op de verkoopprijs.
De zuiverende werking kan echter enkel intreden indien er sprake is van de bedoelde verplichte
machtiging door de vrederechter. Daarom bepaalt het nieuwe artikel 1326, tweede lid, tweede
streepje Ger.W. dat de deelgenoten zich ook vrijwillig kunnen laten onderwerpen aan de machtiging
bedoeld in artikel 1193bis. Vanaf nu kan er dus bij verkopen uit de hand, waarbij de machtiging niet
verplicht is, sprake zijn van zuiverende werking ten aanzien van de ingeschreven hypothecaire en
bevoorrechte schuldeisers die tijdens de procedure werden gehoord of behoorlijk werden
opgeroepen. Bij gebrek aan specifieke bevoegdheid van de vrederechter omwille van redenen van
handelingsonbekwaamheid, is WYLLEMAN van oordeel dat de rechtbank van eerste aanleg de
machtiging dient te verlenen.580 De dag van vandaag zal dit echter de familierechtbank zijn, gelet op
haar algemene bevoegdheid om uitspraak te doen over vorderingen tot verdeling.581
6.11.2. De verkoop van roerende goederen (artikel 1224/1 Ger.W.) 153. Artikel 1224/1 beschrijft de te volgen procedure bij de verkoop van de onverdeelde roerende
goederen die niet in natura te verdelen zijn. Het feit dat hiervoor een aparte rechtspleging wordt
voorzien, betekent dat de beoordeling van de verdeelbaarheid van de roerende goederen
afzonderlijk mag gebeuren van die van de onroerende goederen.582 De beide procedures verlopen
bijna identiek, evenwel met het verschil dat artikel 1224/1 niet bepaalt dat de notaris-‐vereffenaar
578 F. GEORGES, “L’effet de purge des ventes immobilières suite à la réforme de la procédure de liquidation-‐partage judiciaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (201) 203. 579 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 88; ook artikel 1621 (dat handelt over de samenloop van een uitvoerend beslag en de verkoop in het kader van een andere procedure) werd gewijzigd omdat het nog verwees naar het oude artikel 1211 Ger.W. 580 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 84. 581 Art. 572bis, 10° Ger.W. 582 A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (65) 77-‐78.
96
onmiddellijk de verkoopsvoorwaarden moet opstellen.583 Dit heeft tot gevolg dat partijen enkel
bezwaar kunnen indienen tegen het principe van de verkoop, maar niet tegen de
verkoopsvoorwaarden. VERSTRAETE en HOFSTRÖSSLER hekelen het gebrek aan een uitdrukkelijk
bezwaarrecht tegen de verkoopsvoorwaarden. Het zou kunnen leiden tot de problematische situatie
waarbij alle partijen gewoon wegblijven op de dag van de toewijzing, wanneer ze niet akkoord gaan
met de wijze waarop de verkoop wordt georganiseerd.584 Bijgevolg zal de notaris krachtens het
beschikkingsbeginsel niet kunnen overgaan tot de verkoop. De enige uitweg zou dan het redigeren
van een tussentijds proces-‐verbaal zijn. Dit is voor mij geen afdoende argumentatie. Eerst en vooral
zal de geschetste situatie zich slechts zelden voordien. Bovendien zou het probleem zich nog steeds
kunnen stellen, indien de rechter de bezwaren afwijst als ongegrond.
Verder meent STERCKX dat de mogelijkheid om te protesteren tegen de verkoopsvoorwaarden in
werkelijkheid wordt geboden door een verwijzing naar de artikelen 1194 tot 1204bis en in het
bijzonder naar artikel 1195, tweede lid Ger.W.585 De familierechtbank kan namelijk op verzoek van
een belanghebbende partij, alle maatregelen bevelen die de uitslag van de verkoop kunnen
verbeteren. Zo zou de rechter bijvoorbeeld de oorspronkelijke datum van toewijzing, gelegen in het
midden van de zomervakantie, kunnen verleggen naar de maand september, teneinde meer
potentiële kopers te lokken.
154. Er kan ten slotte worden opgemerkt dat de notaris-‐vereffenaar slechts uitzonderlijk de
verkoop van de roerende goederen op zich zal nemen. Krachtens de nieuwe wet kan hij nu immers
zelf een gerechtsdeurwaarder aanwijzen en belasten met de verkoop.586
6.12. De devolutieve werking van het hoger beroep (artikel 1224/2 Ger.W.) 155. Artikel 1068 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat “hoger beroep tegen een eindvonnis
of tegen een vonnis alvorens recht te doen, het geschil zelf aanhangig maakt bij de rechter in hoger
beroep. Deze verwijst de zaak alleen dan naar de eerste rechter, indien hij, zelfs gedeeltelijk, een in
het aangevochten vonnis bevolen onderzoeksmaatregel bevestigt.” Onder de rechtspraak en
rechtsleer bestond discussie over hoe deze devolutieve werking diende ingevuld te worden in het
kader van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling.
583 En uiteraard verwijst de wet hier naar de relevante artikelen inzake de verkoop van de roerende goederen, zijnde de artikelen 1194 tot 1204bis Ger.W. 584 Art. 1224/1, §4, derde lid Ger.W.; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 182. 585 L. STERCKX, “La vente des biens non commodément partageables en nature” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (179) 197. 586 Art. 1224/1, §4, tweede lid Ger.W.
97
Een eerste strekking meende dat de beroepsrechter zijn rechtsmacht uitputte wanneer hij het
aanstellingsvonnis bevestigde, waardoor bijvoorbeeld de latere procedure inzake beweringen en
zwarigheden een nieuwe procedure is en opnieuw door de rechtbank van eerste aanleg moest
worden behandeld.587 Dit had als voordeel voor de partijen dat zij geen aanleg verloren.
De meerderheidsstrekking in de rechtsleer was echter van oordeel dat wanneer er hoger beroep
wordt aangetekend tegen de beslissing die de verdeling beveelt en de notaris-‐vereffenaar aanstelt,
alle latere geschillen ook voor de rechter in hoger beroep moeten worden gebracht.588 Hierdoor
verloren partijen dus, soms onbewust, de mogelijkheid om in het verdere verloop van de procedure
beroep aan te tekenen. Hoewel het beginsel van de dubbele aanleg geen grondwettelijk beginsel589,
noch een algemeen rechtsbeginsel uitmaakt590, leek het de wetgever toch aangewezen om van deze
meerderheidsstrekking af te wijken en voor een meer partijvriendelijke oplossing te kiezen.591
156. Artikel 1224/2 bepaalt nu dat, wanneer het hoger beroep slaat op een vonnis gewezen vóór
de opening van de werkzaamheden (als bedoeld in artikel 1215), het geen devolutieve werking heeft.
Als dit hoger beroep is beslecht, keert de zaak terug naar de rechter in eerste aanleg. Dit zorgt er
voor dat partijen minder vaak een aanleg gaan verliezen.592 Wat betreft elk hoger beroep dat na de
opening van de werkzaamheden wordt ingesteld, zal de devolutieve werking ten volle spelen, tenzij
587 Brussel 17 januari 2000, RW 2001-‐02, 1538; Brussel 13 november 2001, RW 2001-‐02, 1538; Rb. Gent 29 juni 2010, RW 2011-‐12, 880; S. MOSSELMANS, “Over de (on)ontvankelijkheid van niet te gepasten tijde opgeworpen ‘beweringen en zwarigheden’ in het raam van een vereffening-‐verdeling” (noot onder Cass. 29 november 2001), RW 2001-‐02, (1535) 1536; C. DECLERCK, “Een geactualiseerd draaiboek van een gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in G. VERSCHELDEN (ed.), Echtscheiding 2009-‐2010, Mechelen, Kluwer, 2010, (315) 322; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 281. 588 Cass. 10 januari 2003, T.Not. 2004, 151; Rb. Namen 25 juni 2004, RNB 2004, 425; D. PIGNOLET, “Betreffende de devolutieve werking van het hoger beroep inzake gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de vervanging van de boedelnotaris” (noot onder Antwerpen 3 maart 2003), RW 2004-‐05, (346) 346; C. VERGAUWEN, “De bevoegdheid van de rechtbank bij betwistingen in het kader van vereffeningen en verdelingen” (noot onder Antwerpen 12 mei 2004), RABG 2005, (1791) 1792; P. HOFSTRÖSSLER, “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten voor de advocaat” in C. CASTELEIN, A.-‐L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, (227) 247; J.-‐F. VAN DROOGHENBROECK en J.-‐C. BROUWERS, “De la demande en liquidation-‐partage au jugement qui ordonne les opérations” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, (1) 38; T. VAN SINAY, Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 148. 589 K. BROECKX, Het recht op hoger beroep en het beginsel van de dubbele aanleg in het civiele geding, Antwerpen, Maklu, 1995, 378-‐385. 590 K. BROECKX, Het recht op hoger beroep en het beginsel van de dubbele aanleg in het civiele geding, Antwerpen, Maklu, 1995, 417. 591 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 70. 592 S. DEVOS, “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader van de procedure” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (1) 38.
98
de beroepsrechter een onderzoeksmaatregel zou bevestigen (bijvoorbeeld de bevestiging van een
vonnis dat de overlegging van relevante informatie en stukken beveelt overeenkomstig artikel
1214,§4 Ger.W.).593
157. De Raad van State stelde voor om het hoger beroep, in elke fase van de procedure, slechts
devolutieve werking te laten hebben met betrekking tot het voorliggende probleem, zonder dat de
behandeling van alle latere geschillen automatisch zou worden overgedragen aan de
beroepsrechter.594 De wetgever volgde dit voorstel niet en behield de tekst van het artikel in zijn
oorspronkelijk voorgestelde bewoordingen.
In de parlementaire voorbereidingen valt te lezen dat de regeling inzake de devolutieve werking een
moeilijke afweging betrof.595 Enerzijds diende de wetgever rekening te houden met de bekommernis
dat het instellen van hoger beroep serieuze vertragingen in de procedure met zich kan meebrengen.
Anderzijds wou men toch het recht voorzien op een dubbele aanleg. Uiteindelijk heeft men naar mijn
mening, een billijke oplossing kunnen uitwerken. Het is uiteraard zo, dat door deze nieuwe wettelijke
regeling, partijen een aanleg kunnen verliezen wanneer zij bijvoorbeeld hoger beroep aantekenen
tegen de uitspraak van de rechter naar aanleiding van een tussentijds proces-‐verbaal en zij op het
einde van de procedure beroep zouden willen instellen tegen de beslissing van de rechter om de
staat van vereffening-‐verdeling te homologeren. Het positieve punt hierbij is dat het partijen er
mede toe zal aanzetten om in de loop van de procedure goed af te wegen of ze door dat hoger
beroep voldoende gebaat zijn.596 Roekeloze beroepen worden op die manier dus zoveel als mogelijk
vermeden.
593 J. VERSTRAETE, ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden en tussengeschillen” in S. DEVOS e.a., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, (41) 63. 594 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 14. 595 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 71. 596 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 92.
99
7. Het overgangsrecht 158. Op 14 september 2011 verscheen de wet op de hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐
verdeling in het Belgisch Staatsblad. Pas een dikke zes maanden later, op 1 april 2012, trad ze ook
effectief in werking. De wetgever achtte deze uitgestelde inwerkingtreding noodzakelijk, om niet
alleen de informatie naar het publiek te verzekeren, maar eveneens de vorming van de betrokken
professionelen (met name de notarissen, de advocaten en de magistraten) toe te laten.597
159. Op vorderingen die ingeleid zijn na 1 april 2012, is de nieuwe wet zonder discussie van
toepassing. Volgens het gemeen recht zijn procedurewetten ook onmiddellijk van toepassing op de
hangende rechtsgedingen. 598 Bij de nieuwe procedureregels inzake gerechtelijke vereffening-‐
verdeling, zou dit echter tot ongewenste resultaten kunnen leiden. Zo zouden bijvoorbeeld
problemen opduiken in verband met de afgeschafte notaris-‐vertegenwoordiger.599 Daarom is er een
passende overgangsregeling nodig. De nieuwe wet wijdt dan ook een afzonderlijk artikel aan het
overgangsrecht: “Op de zaken waarin de vordering tot verdeling hangende is en die op het ogenblik
van inwerkingtreding van deze wet in beraad zijn genomen, blijven de bepalingen van toepassing
zoals die golden voor de inwerkingtreding van deze wet.” 600 Dit artikel heeft in de rechtsleer
aanleiding gegeven tot verschillende interpretaties.
Het overgangsrecht bepaalt dat het determinerende moment om te bepalen of de procedure volgens
het nieuwe of het oude recht zal verlopen, het in beraad nemen van de zaak is. Indien de zaak reeds
in beraad is genomen op 1 april 2012, wordt er immers van uitgegaan dat partijen nog geen
conclusies hebben kunnen formuleren, rekening houdende met de nieuwe wet, waardoor de oude
wet nog moet gelden.601 Het oorspronkelijke wetsvoorstel legde dit tijdstip van onderscheid op de
dag van het inleiden van de vordering: “De met deze wet opgeheven bepalingen blijven gelden zoals
zij voor hun wijziging door deze wet waren, voor alle zaken ingeleid voor de inwerkingtreding van
deze wet.”602 Problematisch hierbij was dat er reeds een lange termijn zou kunnen verstreken zijn
597 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 73. 598 Art. 3 Ger.W. 599 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 18. 600 Art. 9 Wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, BS 14 september 2011. 601 P.-‐J. DE DECKER, “Overgangsbepalingen van de wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling: ga niet licht over het overgangsrecht!”, Notariaat 2012, afl. 8, (1) 2. 602 Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 91.
100
sinds het inleiden van de vordering. Het zou dan volstrekt zinloos zijn om de procedure nog volgens
het oude recht te laten verlopen, wanneer de zaak nog niet in beraad is genomen op het ogenblik
van inwerkingtreding van de nieuwe artikelen.603
Uit de artikelen 769 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek volgt dat de rechter een zaak in
beraad neemt op het ogenblik dat de debatten worden gesloten, onder voorbehoud dat de debatten
niet worden heropend op grond van artikel 772 Ger.W. Indien de debatten vooralsnog worden
heropend om conclusies te formuleren met betrekking tot de toepassing van de nieuwe wet, zal het
de nieuwe wet zijn die van toepassing is op het verdere verloop van de gerechtelijke vereffening-‐
verdeling.604 De datum van inberaadneming kan vermeld staan in het vonnis zelf, maar wordt in ieder
geval op het zittingsblad opgetekend605, zodat deze bij de griffier kan worden opgevraagd.606
160. De hierboven beschreven opvatting, is de meerderheidsopvatting.607 Ook het hof van beroep
te Brussel volgde reeds de meerderheid van de rechtsleer.608 Tegen dit laatste arrest in, menen
VERSTRAETE en HOFSTRÖSSLER echter dat de procedure tot vervanging van de notaris-‐vereffenaar
(nieuw artikel 1211 Ger.W.) wel onmiddellijk van toepassing moet zijn op oude dossiers.609 Zij stellen
bijvoorbeeld dat er voorheen geen wettelijke regels voorhanden waren inzake de vervanging,
waardoor de overgangsbepaling hierop niet van toepassing kan zijn. De procedure tot vervanging zou
ook aangemerkt worden als nieuwe procedure, waardoor de partijen zich buiten de gerechtelijke
vereffening-‐verdeling begeven en waardoor de vervangingsprocedure nooit kan worden beschouwd
603 Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heer VAN HECKE over het Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Kamer 2010-‐11, nr. 53K1513/004, 30. 604 P.-‐J. DE DECKER, “Overgangsbepalingen van de wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling: ga niet licht over het overgangsrecht!”, Notariaat 2012, afl. 8, (1) 3; G. DE LEVAL, “Dispostion transitoire et entrée en vigueur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, (341) 343. 605 Art. 769 Ger.W. 606 H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 93. 607 Antwerpen 15 oktober 2014, RW 2014-‐15, 1675; A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 650; H. CASMAN, “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, (70) 93; P.-‐J. DE DECKER, “Overgangsbepalingen van de wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling: ga niet licht over het overgangsrecht!”, Notariaat 2012, afl. 8, (1) 2-‐3; J. SOUTAER en K. RUYSEN, “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK 2012, afl. 2, (3) 26; H. VANBOCKRIJCK, “Actualia vereffening en verdeling” in A.-‐L. VERBEKE en F. BUYSSENS (eds.), Leuvense notariële geschriften. Notariële actualiteit 2011-‐2012, Brussel, Larcier, 2012, (3) 24; T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T.Fam. 2012, (88) 109. 608 Brussel 26 juni 2012, T.Not. 2013, 130, noot J. VERSTRAETE; Brussel 18 december 2012, RW 2013-‐14, 65. 609 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 197; J. VERSTRAETE, “De vervanging van de notaris-‐vereffenaar en het overgangsrecht van de wet van 13 augustus 2011 op de gerechtelijke verdeling” (noot onder Brussel 26 juni 2012), T.Not. 2013, (133) 135.
101
als een zaak waarin de vordering tot verdeling hangende is. Hiervoor beroepen de auteurs zich op de
vroegere rechtspraak610, toen nog een dagvaarding of vrijwillige verschijning nodig was teneinde de
notaris-‐vereffenaar te laten vervangen. Naar mijn mening is deze redenering dus onterecht, gelet op
de creatie van een soepele rechtsingang.611 Ten slotte halen zij aan dat “er geen enkel risico is dat
oude en nieuwe regels met elkaar op dit punt conflicteren of dat een vonnis een andere draagwijdte
kan hebben wanneer het in het licht van oud of nieuw recht wordt gelezen of toegepast.”612 Voor dit
laatste argument is zeker iets te zeggen en hoewel het in de lijn ligt van de achterliggende bedoeling
van de wetgever, gaat het naar mijn mening in tegen de letterlijke lezing van het overgangsrecht. De
wetgever had er dus goed aan gedaan om inzake artikel 1211, in een afzonderlijke
overgangsbepaling te voorzien. AUGHET en CARBONE merken wel op dat de nieuwe wet ook als
verheldering of gids zou kunnen dienen tijdens het zoeken naar oplossingen voor problemen die
opduiken bij de behandeling van een dossier, dat volgens het oude recht moet worden
afgewikkeld.613
161. MOSSELMANS, raadsheer bij het hof van beroep te Gent, houdt er nog een (totaal) andere
mening op na. Hij is van oordeel dat de nieuwe wet zo snel mogelijk moet worden toegepast, omdat
de hervorming een grondige verbetering inhoudt.614 De rechtszoekende moet zo snel mogelijk
kunnen beschikken over een gestructureerde procedure. Daarom vindt hij het nefast dat de
wetgever de talrijke gevallen waarin de rechter de verdeling reeds heeft bevolen op het moment van
610 Gent 9 november 2004, T.Not. 2006, 99, noot; Rb. Brugge 30 juni 2000, T.Not. 2001, 293, noot F. BOUCKAERT. 611 Het wetsvoorstel bepaalt dat art. 1211, §2 geïnspireerd is op art. 19, tweede lid Ger.W. inzake de beslissingen alvorens recht te doen en daar begeeft men zich ook niet buiten de procedure; Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1, 25. 612 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 197. 613 C. AUGHUET en M. CARBONE, “La procédure de liquidation-‐partage judiciaire nouvelle est arrivée!”, Act.dr.fam. 2012, (78) 121; zie ook de tussenkomst van HOFSTRÖSSLER in het Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6, 18. 614 S. MOSSELMANS, “Overgangsregeling voor de nieuwe wet aangaande de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (123) 131; S. MOSSELMANS, “In welke mate kan de wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de gerechtelijke vereffening-‐verdeling dienen voor ‘oude’ dossiers?” in R. BARBAIX en A.-‐L. VERBEKE (eds.), Actuele knelpunten familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, (107) 109-‐112; zie ook een uitspraak van hem, toen hij nog rechter was bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent, waar hij zijn zienswijze toepast: Rb. Gent 23 oktober 2012, RW 2014-‐15, 149-‐150.
102
inwerkingtreding, niet worden geviseerd en simpelweg onder het oude recht worden gebracht.615 Hij
stelt een (gedeeltelijke) toepassing van het nieuwe recht voor.
Ter staving van zijn mening haalt hij onder andere de volgende argumenten aan. Ten eerste meent
hij dat de overgangsbepaling onvolkomen is. Dit is volgens mij onterecht. De wetgever heeft gekozen
voor een duidelijk scharniermoment (het in beraad nemen van de zaak) dat voor geen enkele
interpretatie vatbaar is.616 Ten tweede meent hij dat artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek van
toepassing is, dat het beginsel van de onmiddellijke inwerkingtreding van procedurewetten bevat.
Dit vormt ook geen afdoende argument, daar artikel 3 letterlijk voorziet dat de wet van deze regel
kan afwijken. De wetgever heeft hier ook effectief gebruik van gemaakt, door een overgangsbepaling
in te lassen. Ten derde haalt hij aan dat de nieuwe wet beter is en zo snel mogelijk toepassing moet
vinden. Zoals reeds vele malen benadrukt, is de nieuwe wet inderdaad een serieuze verbetering ten
opzicht van het oude recht. Dit wil echter niet zeggen dat deze zomaar mag worden
geïmplementeerd op de hangende procedures. Dit zou tot tal van praktische verwikkelingen en
discussies kunnen leiden waardoor de procedure potentieel nog meer vertraging kan oplopen dan
wanneer het oude recht van toepassing zou blijven.617 Het kan ook niet de bedoeling zijn dat de
rechtbank voortdurend moet gevat worden om zich uit te spreken over welk recht nu op een bepaald
probleempunt van toepassing is.
Verder bepaalt MOSSELMANS dat slechts bepaalde nieuwe wetsartikelen van toepassing zijn op
hangende procedures, waarvan het aanstellingsvonnis van vóór 1 april 2012 dateert.618 Het probleem
hierbij situeert zich op het vlak van consistentie. Welke nieuwe bepalingen moeten reeds worden
toegepast en welke niet? De auteur geeft een lijst van artikelen die van toepassing zijn, maar maakt
daarbij soms hypothesen en voorbehouden, zodat de lijst eerder gesteund lijkt op een zekere
615 S. MOSSELMANS, “Overgangsregeling voor de nieuwe wet aangaande de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (123) 136. 616 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011, (634) 650; C. AUGHUET en M. CARBONE, “La procédure de liquidation-‐partage judiciaire nouvelle est arrivée!”, Act.dr.fam. 2012, (78) 121. 617 P.-‐J. DE DECKER, “Overgangsbepalingen van de wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling: ga niet licht over het overgangsrecht!”, Notariaat 2012, afl. 8, (1) 6; J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 196. 618 S. MOSSELMANS, “Overgangsregeling voor de nieuwe wet aangaande de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in H. CASMAN en C. DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, (123) 142-‐147.
103
willekeur.619 Bovendien dreigt het een zeer onoverzichtelijk en rechtsonzeker geheel te worden,
waarbij zelfs de rechtsbeoefenaars het bos niet meer door de bomen zouden zien. De nieuwe
instellingen en regelingen zijn ook niet afgestemd op de oude procedures (bijvoorbeeld de
afschaffing van de notaris-‐vertegenwoordiger), waardoor de afhandeling bijzonder complex zou
verlopen.620 Naar mijn mening heeft de wetgever er dus goed aan gedaan om te voorzien in een
gemakkelijk toepasbare overgangsregeling, die in de praktijk tot weinig of geen problemen zal leiden.
162. Toch beweren DECLERCK en VANGOETSENHOVEN dat de eerstelijnsrechters in Brugge, Gent,
Kortrijk en Mechelen zich bij de stelling-‐Mosselmans aansluiten. 621 Zij verwijzen echter enkel
uitdrukkelijk naar een uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg van Gent.622 Er is echter wel nog
rechtspraak te vinden in dezelfde zin.623 Hierbij is het niet onbelangrijk op te merken dat het in beide
gevallen gaat om vonnissen geveld door MOSSELMANS.
163. In een zaak waar de verdeling reeds was bevolen vóór de inwerkingtreding van de nieuwe
wet, maar waarbij er nog geen notaris-‐vereffenaar werd aangesteld, oordeelde het hof van beroep te
Gent toch dat de nieuwe bepalingen van toepassing zijn op het verdere verloop van de procedure
omdat de ratio legis van de overgangsbepaling (het vermijden van conflicterende wetsbepalingen)
niet aanwezig is.624 Volgens mij is dit wel een wenselijke uitspraak en kan de situatie vergeleken
worden met de situatie waarin de debatten worden heropend, teneinde te kunnen concluderen
omtrent de nieuwe regelgeving. De noot bij dit arrest schrijft verder dat er een duidelijke tendens is
om de overgangsbepaling restrictief te interpreteren door eerder de ratio legis in acht te nemen.
Opnieuw wordt er echter niet verwezen naar concrete rechtspraak om dit te staven.
619 B. VAN DEN HOUTE, “Het overgangsrecht van de nieuwe wet betreffende de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in R. BARBAIX en A.-‐L. VERBEKE (eds.), Actuele knelpunten familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, (113) 117. 620 B. VAN DEN HOUTE, “Het overgangsrecht van de nieuwe wet betreffende de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in R. BARBAIX en A.-‐L. VERBEKE (eds.), Actuele knelpunten familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, (113) 119. 621 C. DECLERCK en S. VANGOETSENHOVEN, “Verzegeling, boedelbeschrijving en gerechtelijke vereffening-‐verdeling. Capita selecta” in A.-‐L. VERBEKE, C. DECLERCK en J. DU MONGH (eds.), Themis Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2013, (55) 73. 622 Rb. Gent 23 oktober 2012, RW 2014-‐15, 149-‐150 (uitspraak geveld door MOSSELMANS). 623 Rb. Gent 26 juni 2012, RW 2013-‐14, 1272 (uitspraak geveld door MOSSELMANS) inzake de toepasselijkheid van de nieuwe artikelen 1216 en 1224, §3 en 4 Ger.W. 624 Gent 28 november 2013, T.Not. 2014, 545, noot.
104
8. Conclusie 164. De hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling kan ongetwijfeld
gezien worden als een grote verbetering. De vraag rest ons nu of de wetgever zijn vooropgestelde
doelstellingen met succes heeft kunnen bereiken. Voor het grootste deel is het antwoord op deze
vraag ‘ja’, maar zoals altijd is een nieuwe wet nooit volmaakt. Ter herinnering waren de vier
hoofddoelstellingen: de procedure versnellen, het verloop van de procedure en de termijnen
daarvoor voor de partijen meer voorzienbaar maken, akkoorden tussen partijen in elke fase van de
procedure bevorderen en de rol van de actieve notaris-‐vereffenaar versterken.
165. Wat betreft het trachten te versnellen van de procedure, heeft de wetgever een aantal
innovatieve ficties in het leven geroepen. We kunnen bijvoorbeeld denken aan artikel 1208, §2
waarbij de eis tot verdeling van rechtswege de afhankelijke onverdeeldheden omvat. Ook artikel
1223, §3, vijfde lid dat de ingebrachte bezwaren als conclusies beschouwt, is hier een voorbeeld van.
Het opleggen van een suppletieve termijnenkalender is echter dé belangrijkste vernieuwing geweest
op het vlak van versnelling en voorzienbaarheid van de procedure. Op een paar vergetelheden na,
heeft de wetgever elke handeling aan een specifieke termijn verbonden en de miskenning daarvan
aan sancties onderworpen. Deze aanzienlijke vooruitgang wordt echter deels tegengehouden door
telkens te bepalen dat partijen, op grond van het beschikkingsbeginsel, in onderling akkoord van
deze termijn kunnen afwijken. De verantwoordelijkheid wordt dus deels in de voeten geschoven van
de partijen en hun raadslieden. Het komt aan hen toe om geen onredelijk lange termijnen af te
spreken. Wettelijk ingrijpen is dus niet voldoende. Ook een mentaliteitswijziging bij de partijen en
zeker ook bij de rechtsbeoefenaars is noodzakelijk. VERSTRAETE en HOFSTRÖSSLER verwoorden dit
mooi als volgt: “Het door de nieuwe wet beoogde doel kan slechts bereikt worden wanneer alle
professionele actoren hieraan hun volle, gedreven en eerlijke medewerking verlenen maar ook
kunnen beschikken over de nodige wettelijke, menselijke en materiële middelen om hun taak naar
behoren te kunnen uitvoeren.”625
Soms heeft de wetgever de doelstelling om de procedure te versnellen misschien te zeer willen
nastreven. Deze tunnelvisie leidde ertoe dat men soms vergat oog te hebben voor het creëren van
ruimte tot bemiddeling. Vele fasen van de procedure kennen namelijk uitsluitend een schriftelijk
verloop. Uiteraard kan een ontmoeting steeds op vrijwillige basis plaatshebben, maar daartoe is de
medewerking van alle partijen noodzakelijk.
625 J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER, De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, die Keure, 2012, 161.
105
Op het vlak van de voorzienbaarheid is de wetgever erin geslaagd om een gedetailleerde procedure
uit te werken die zoveel mogelijk situaties bestrijkt. De Raad van State vroeg zich af of de tekst niet
te uitgebreid is en niet te veel nodeloze herhalingen bevat.626 Het betreft inderdaad een lijvige wet,
maar naar mijn mening heeft de wetgever er net goed aan gedaan om een sterk uitgewerkte
procedure in het leven te roepen, die weinig of geen invulling van de rechtspraak verlangt. Dit kan de
duidelijkheid en rechtszekerheid enkel maar ten goede komen. De vele hiaten onder het oude recht
vormden namelijk hét grootste pijnpunt. Het is echter jammer dat de wetgever bij deze grondige
hervorming vergeten is om een aantal controverses te beslechten. Kan de notaris zijn ambt weigeren
bij gebrek aan provisionering, wat moet er gebeuren bij geschillen omtrent de uitvoering van een
gehomologeerde staat van vereffening-‐verdeling? Het antwoord op deze vragen blijft onzeker.
De wetgever heeft ook reeds een goede aanzet gegeven tot het sluiten van (deel)akkoorden tussen
partijen, door deze nu definitief bindend te maken. Zowel tijdens de gerechtelijke fase als in de
notariële fase, voorziet de wet de mogelijkheid tot het sluiten van bindende akkoorden in een
akkoordvonnis, hetzij in een proces-‐verbaal. Partijen gaan echter vaak al lange tijd tegenover elkaar
staan, waardoor het sluiten van akkoorden bemoeilijkt wordt. Daardoor kan de bemiddelende rol
van de notaris-‐vereffenaar hier niet genoeg benadrukt worden. Hij moet akkoorden stimuleren en
partijen trachten tot een oplossing te brengen. Dit heeft ook als positief gevolg dat tussentijdse
processen-‐verbaal en bezwaren tot een minimum worden teruggedrongen. Eventueel kunnen
partijen zelfs nog tot een globaal minnelijk vergelijk komen, waardoor ze de procedure van
gerechtelijke verdeling achter zich kunnen laten.
Dat er voortaan sprake is van een actieve notaris-‐vereffenaar staat ook vast. De wetgever heeft hem
tal van nieuwe bevoegdheden gegeven zoals de aanduiding van een territoriaal bevoegde college-‐
notaris, het uitbreiden of wijzigen van de opdracht van de gerechtsdeskundige, de soevereine
beoordeling van de mogelijkheid tot verdeling in natura… De wetgever heeft duidelijk een blijk van
vertrouwen gegeven aan de notaris. Het komt dan ook aan hem toe om deze nieuwe bevoegdheden
op een verantwoorde wijze te benutten. Jammer genoeg blijft de mogelijkheid bestaan om in
uitzonderlijke gevallen twee notarissen-‐vereffenaars aan te stellen. Dit blijft voor mij een gemiste
kans bij deze hervorming.
166. De nieuwe wet staat nog in zijn kinderschoenen. Zoals aangegeven in deze masterproef, zijn
er dus zeker nog een aantal knelpunten te bespeuren. Deze worden echter vooral in de rechtsleer
626 Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2, 2.
106
aangekaart. Het is te vroeg om te voorspellen hoe de rechtspraak de wet zal onthalen. Voorlopig zijn
de meeste gepubliceerde uitspraken beperkt tot het overgangsrecht. Voor het overige zal de tijd het
moeten uitwijzen. In ieder geval is er omtrent de hervorming een unaniem optimistische toon
hoorbaar, niet alleen in de rechtsleer, maar ook bij de personen die dagdagelijks met gerechtelijke
verdelingen te maken krijgen.
107
9. Bibliografie
9.1. Wetgeving
Europese wetgeving • Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4
november 1950.
• Verordening van het Europees Parlement en de Raad nr. 650/2012, 4 juli 2012 betreffende de
bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de
aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede
betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, Pb.L. 27 juli 2012, afl. 201, 107.
Interne wetgeving • Wet van 25 Ventôse jaar XI op het notarisambt (16 maart 1803).
• Burgerlijk Wetboek 21 maart 1804.
• Wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in rechtszaken, BS 22 juni 1935.
• Gerechtelijk Wetboek 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967.
• Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, BS 27 juli 2004.
• Wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐
verdeling, BS 14 september 2011.
• Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie-‐ en jeugdrechtbank, BS 27 september
2013.
• Reglement voor de Organisatie van de notariële boekhouding goedgekeurd door de Algemene
Vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen op 9 oktober 2001, gewijzigd bij besluit van de
Algemene Vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen op 22 oktober 2002, goedgekeurd bij
KB van 9 maart 2003, BS 1 april 2003.
• Deontologische Code aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van
notarissen op 22 juni 2004, goedgekeurd bij KB 21 september 2005, BS 3 november 2005.
Voorbereidende werken • Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St.
Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/1.
• Adv.RvS, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/2.
• Amendement nr. 10 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van de gerechtelijke
vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, 5-‐405/4.
• Amendement nr. 14 (Z. KHATTABI en S. DE BETHUNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van
de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/5.
• Amendementen nrs. 19, 20, 24 en 26 (C. DEFRAIGNE) op het wetsvoorstel houdende hervorming van
de gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Parl.St. Senaat 2010-‐11, 5-‐405/5.
108
• Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heren BOUSETTA en BROERS over
het Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling,
Parl.St. Senaat 2010-‐11, nr. 5-‐405/6.
• Verslag namens de Commissie voor de justitie uitgebracht door de heer VAN HECKE over het
Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling,
Parl.St. Kamer 2010-‐11, nr. 53K1513/004, 15.
• Amendement nr. 53 (F. DELPÉRÉE) op het wetsontwerp betreffende de invoering van een familie-‐en
jeugdrechtbank, Parl.St. Senaat 2012-‐13, nr. 5-‐1189/4.
9.2. Rechtspraak • EHRM 28 november 2000, Siegel v. Frankrijk, RTDF 2001, 759, noot Y.-‐H. LELEU.
• GwH 17 maart 2016, nr. 43/2016.
• Cass. 31 december 1968, Pas. 1969, I, 227.
• Cass. 6 april 1990, RW 1990-‐91, 218 en T.Not. 1990, 235, noot F. BOUCKAERT.
• Cass. 29 oktober 1990, Pas. 1991, 226.
• Cass. 5 november 1993, T.Not. 1995, 47 en R.Cass. 1994, 26, noot T. VAN SINAY.
• Cass. 20 maart 1995, Pas. 1995, 335.
• Cass. 9 mei 1997, Arr.Cass. 1997, 531.
• Cass. 29 november 2001, RW 2001-‐02, 1533, noot S. MOSSELMANS.
• Cass. 24 oktober 2002, T.Not. 2003, 617, noot M. DE CLERCQ.
• Cass. 10 januari 2003, T.Not. 2004, 151.
• Cass. 26 november 2004, RW 2004-‐05, 1352, noot S. MOSSELMANS.
• Cass. 16 maart 2006, RW 2006-‐07, 1273.
• Cass. 20 juni 2008, RNB 2008, 513.
• Cass. 15 mei 2009, Pas. 2009, 1209.
• Cass. 20 september 2013, TBBR 2014, 489.
• Antwerpen 26 mei 2003, T.Not. 2004, 165.
• Antwerpen 8 oktober 2003, T.Not. 2004, 176, noot F. BOUCKAERT.
• Antwerpen 12 mei 2004, T.Not. 2007, 11.
• Antwerpen 9 november 2005, T.Not. 2007, 47.
• Antwerpen 31 mei 2006, T.Not. 2007, 319.
• Antwerpen 22 maart 2010, NJW 2011, 60, noot K. VANDENBERGHE.
• Antwerpen 15 oktober 2014, RW 2014-‐15, 1675.
• Antwerpen 25 februari 2015, nr. 2014/AR, 106, onuitg.
• Antwerpen 17 juni 2015, T.Fam. 2016, 42, noot T. VAN SINAY.
• Antwerpen 24 juni 2015, T.Not. 2015, 694.
• Bergen 15 september 1992, RNB 1995, 22.
• Bergen 12 januari 1995, RNB 1995, 374.
109
• Brussel 17 januari 2000, RW 2001-‐02, 1538.
• Brussel 13 november 2001, RW 2001-‐02, 1539.
• Brussel 13 november 2006, RNB 2007, 24.
• Brussel 5 mei 2009, T.Not. 2009, 482.
• Brussel 26 mei 2009, T.Not. 2009, 590, noot C. DE BUSSCHERE.
• Brussel 13 april 2010, NJW 2010, 506, noot K. VANDENBERGHE.
• Brussel 9 november 2010, T.Not. 2011, 146.
• Brussel 26 juni 2012, T.Not. 2013, 130, noot J. VERSTRAETE.
• Brussel 18 december 2012, RW 2013-‐14, 64.
• Brussel 24 september 2013, RW 2014-‐05, 145.
• Gent 23 december 1994, T.Not. 1995, 430, noot F. VAN DER CRUYSSE.
• Gent 21 december 1995, RW 1996-‐97, 960.
• Gent 13 november 1998, T.Not. 1999, 146.
• Gent 8 juni 1999, T.Not. 2000, 468, noot E. VAN HOVE.
• Gent 9 november 2004, T.Not. 2006, 99, noot.
• Gent 27 maart 2008, RW 2008-‐09, 1611.
• Gent 27 mei 2010, TBBR 2012, 451.
• Gent 28 november 2013, T.Not. 2014, 545, noot.
• Gent 11 december 2014, T.Not. 2016, 84.
• Gent 26 november 2015, T.Not. 2016, 178.
• Gent 4 februari 2016, T.Not. 2016, 191.
• Luik 21 maart 2000, Div.Act. 2000, 74.
• Luik 13 juni 2001, JT 2001, 633.
• Luik 11 maart 2002, RRD 2002, 212 en JT 2003, 885.
• Luik 26 juni 2007, RNB 2008, noot G. DE LEVAL.
• Luik 3 juni 2013, RTDF 2015, 409.
• Rb. Brugge 30 juni 2000, T.Not. 2001, 293, noot F. BOUCKAERT.
• Rb. Brussel 28 januari 1997, T.Not. 1997, 449.
• Rb. Brussel 8 mei 1998, RNB 1998, 560.
• Rb. Dinant 13 maart 1997, JLMB 1997, 734.
• Rb. Doornik 27 maart 1991, JLMB 1991, 1137, noot A. KOHL.
• Rb. Gent 29 april 2003, NJW 2003, 1081, noot B.W.
• Rb. Gent 9 november 2004, T.Not. 2005, 300.
• Rb. Gent 23 maart 2010, RW 2010-‐11, 682.
• Rb. Gent 29 juni 2010, RW 2011-‐12, 880.
• Rb. Gent 26 juni 2012, RW 2013-‐14, 1272.
• Rb. Gent 23 oktober 2012, RTDF 2015, 136 en RW 2014-‐15, 149-‐150.
110
• Rb. Gent 26 februari 2013, T.Not. 2013, 558 en RABG 2014, 240.
• Rb. Gent 16 april 2013, T.Not. 2015, 25.
• Rb. Hasselt 7 maart 1994, T.Not. 1994, 248, noot F. BOUCKAERT.
• Rb. Hasselt 23 oktober 2000, TBBR 2001, 324.
• Rb. Luik 6 maart 1989, JLMB 1989, 666.
• Rb. Luik 31 maart 2014, RTDF 2014, 934.
• Rb. Namen 25 juni 2004, RNB 2004, 425.
• Rb. Namen 23 maart 2015, RTDF 2015, 990.
• Voorz. Rb. Kortrijk (KG) 16 juni 1988, T.Not. 1990, 187.
9.3. Rechtsleer
Boeken • BROECKX, K., Het recht op hoger beroep en het beginsel van de dubbele aanleg in het civiele geding,
Antwerpen, Maklu, 1995, 541 p.
• ENGELS, C., Procesrecht in verband met het notariaat, Brugge, die Keure, 2010, 479 p.
• HOFSTRÖSSLER, P., “Deskundigenonderzoek in een moderne procesvoering: volstaan de wetten van
15 mei 2007 en 30 december 2009?” in VLAAMSE CONFERENTIE BIJ DE BALIE TE ANTWERPEN,
Meester van het proces – Topics gerechtelijk recht, Brussel, Larcier, 2010, 256 p.
• KRUGER, T. en VERHELLEN, J., Internationaal privaatrecht: de essentie, Brugge, die Keure, 2015, 415 p.
• PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2010, 1345 p.
• SCHEERS, D. en THIRIAR, P., Het gerechtelijke recht in de hoogste versnelling?, Antwerpen, Intersentia,
2007, 222 p.
• VANDERHAEGHEN, A., De wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de procedure van
gerechtelijke vereffening-‐verdeling, Mechelen, Kluwer, 2012, xvi + 564 p.
• VAN SINAY, T., Handboek gerechtelijke verdeling, Brussel, Larcier, 2011, 411 p.
• VERSTAPPEN, J., De deontologische code van het notariaat: een artikelsgewijze commentaar, Brussel,
Larcier, 2009, 146 p.
• VERSTRAETE, J., en HOFSTRÖSSLER, P., De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling,
Brugge, die Keure, 2012, 397 p.
Verzamelwerken • AUGHUET, C. en NICAISE, P., “Questions pratiques liées à l’inventaire” in OBFG en FRNB, Questions
pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, 73-‐99.
• AUGHUET, C., “Le calendrier de la procédure” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de
liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, 103-‐
136.
111
• AUMANN, F., “Proces-‐verbaal van opening van werkzaamheden. De inventaris en het verzamelen van
inlichtingen. Voorafgaande schattingen.” in KFBN (ed.), Vereffening-‐verdeling. Recyclagedagen 1991
van de Nederlandstalige Regionale Raad, Deurne, Kluwer, 1992, 37-‐68.
• BROUWERS, J.-‐C., “La demande en liquidation-‐partage et la modification apportée à l’effet dévolutif
de l’appel” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première
analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, 29-‐56.
• CASMAN, H., “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in CASMAN, H. en
DECLERCK, C. (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen,
Intersentia, 2012, 83-‐108.
• DECLERCK, C., “Draaiboek van een vereffening-‐verdeling” in PINTENS, W. en DU MONGH, J. (eds.),
Themis familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2003-‐04, 5-‐29.
• DECLERCK, C., “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in PINTENS,
W. en DU MONGH, J. (eds.), Patrimonium 2006, Antwerpen, Intersentia, 2006, 27-‐140.
• DECLERCK, C., “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in PINTENS,
W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 19-‐54.
• DECLERCK, C., “Een geactualiseerd draaiboek van een gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in
VERSCHELDEN, G. (ed.), Echtscheiding 2009-‐2010, Mechelen, Kluwer, 2010, 315-‐359.
• DECLERCK, C., “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair huwelijksvermogensstelsel” in PINTENS,
W. en DECLERCK, C. (eds.) , Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, 2015, 13-‐33.
• DECLERCK, C. en DU MONGH, J., “Kroniek familiaal vermogensrecht -‐ Secundair
huwelijksvermogensstelsel” in PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2009,
Antwerpen, Intersentia, 2009, 19-‐60.
• DECLERCK, C. en MOSSELMANS, S., “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in
het licht van de wet van 13 augustus 2011” in CASMAN, H. en DECLERCK, C. (eds.), De hervorming van
de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, 1-‐28.
• DECLERCK, C. en VANGOETSENHOVEN, S., “Verzegeling, boedelbeschrijving en gerechtelijke
vereffening-‐verdeling. Capita selecta” in VERBEKE, A.-‐L., DECLERCK C. en DU MONGH, J. (eds.), Themis
Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2013, 55-‐73.
• DE DECKER, H. en DEVOS, S., “De minnelijke vereffening-‐verdeling” in DE WULF, C. m.m.v. BAEL, J. en
DEVOS, S., Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten,
Mechelen, Kluwer, 2011, 1213-‐1224.
• DE LEVAL, G., “Dispostion transitoire et entrée en vigueur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle
procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel,
Bruylant, 2012, 341-‐344.
• DE LEVAL, G., VAN DROOGHENBROECK, J.-‐F. en GEORGES, F., “Le rôle du notariat dans le tryptique
conflit-‐litige-‐procès” in WATILLON, S., Tussen vrijheid en regelgeving, de uitdaging voor de notaris,
Brussel, Larcier, 2011, 365-‐399.
112
• DELIÈGE, A. en PHILIPPART DE FOY, C., “L’état liquidatif et les contredits” in OBFG en FRNB -‐ CF, La
nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011,
Brussel, Bruylant, 2012, 233-‐247.
• DENIS, A., “L’estimation amiable et l’expertise judicaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure
de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012,
163-‐177.
• DE PAGE, Ph. en DE STEFANI, I., “Le procès-‐verbal intermédiaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle
procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel,
Bruylant, 2012, 217-‐231.
• DEVOS, S., “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in DE WULF, C. m.m.v. BAEL, J. en DEVOS, S.,
Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen,
Kluwer, 2011, 1225-‐1288.
• DEVOS, S., “De kalender of de instaatstelling in de procedure van de gerechtelijke vereffening-‐
verdeling en de gewijzigde regels inzake de devolutieve werking van het hoger beroep in het kader
van de procedure” in DEVOS, S., VERSTRAETE, J. en WYLLEMAN, A., Rechtskroniek voor het notariaat:
Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, 1-‐40.
• FACQ, J., “Gerechtelijke vereffening vanuit de praktijk” in WEYTS, L., VERBEKE A.-‐L. en GOOVAERTS, E.
(eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers
Leuven, 2003, 149-‐193.
• FACQ, J., “Over de gerechtelijke verdeling de lege ferenda, deelakkoorden en clausules de lege lata” in
CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-‐L. en WEYTS, L. (eds.), Notariële clausules. Liber amicorum Johan
Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 187-‐202.
• GEORGES, F., “L’effet de purge des ventes immobilières suite à la réforme de la procédure de
liquidation-‐partage judiciaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage
judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, 201-‐216.
• HOFSTRÖSSLER, P., “De procedure in gerechtelijke vereffening-‐verdeling: enkele aandachtspunten
voor de advocaat” in CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-‐L. en WEYTS, L. (eds.), Notariële clausules. Liber
amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 227-‐248.
• HOFSTRÖSSLER, P., “De ‘gewijzigde’ rol van de rechter, de notaris en de advocaat” in CASMAN, H. en
DECLERCK, C. (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen,
Intersentia, 2012, 29-‐82.
• LEDOUX, E., “Critères de désignation des notaires commis: synthèse” in VAN COMPERNOLLE, J. en
LEDOUX, J.-‐L., Le notaire, le juge et l’avocat. Heurs et malheurs du notaire commis, Brussel, Bruylant,
1996, 361-‐375.
• LEDOUX, J.-‐L., “La vente des immeubles indivis” in VAN COMPERNOLLE, J. en TAYMANS, J.-‐F. (eds.), Les
incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2001, 103-‐123.
113
• MICHIELSENS, A., “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in CASMAN, H. en
DECLERCK, C. (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen,
Intersentia, 2012, 109-‐122.
• MOSSELMANS, S., “De aanwijzing en vervanging van de notaris-‐vereffenaar in het raam van de nieuwe
wetgeving aangaande gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in VERBEKE, A.-‐L., SCHERPE, J., DECLERCK,
C., HELMS, T. en SENAEVE, P. (eds.), Confronting the frontiers of family and succession law. Liber
amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 2012, 967-‐986.
• MOSSELMANS, S., “Overgangsregeling voor de nieuwe wet aangaande de gerechtelijke vereffening-‐
verdeling” in CASMAN, H. en DECLERCK, C. (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en
verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, 123-‐148.
• MOSSELMANS, S., “Leidraad bij de aanwijzing en vervanging van de notaris(sen)-‐vereffenaar(s) inzake
gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in BARBAIX, R. en CARETTE, N. (eds.), Tendensen Vermogensrecht
2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 197-‐211.
• MOSSELMANS, S., “In welke mate kan de wet van 13 augustus 2011 tot hervorming van de
gerechtelijke vereffening-‐verdeling dienen voor ‘oude’ dossiers?” in BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-‐L.
(eds.), Actuele knelpunten familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 107-‐112.
• MOSSELMANS, S., “Aanwijzing van één of twee notaris(sen)-‐vereffenaar(s) inzake gerechtelijke
vereffening-‐verdling” in BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-‐L. (eds.), Actuele knelpunten familiaal
vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 125-‐128.
• NICAISE, P. en VAN DROOGHENBROECK, J.-‐F., “Le notaire-‐liquidateur: désignation, rôle et
compétence” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première
analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, 58-‐102.
• PINTENS, W., “Naar een versnelde vereffening-‐verdeling?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C. (eds.),
Patrimonium 2010, Antwerpen, Intersentia, 2010, 325-‐328.
• RENCHON, J.-‐L., “Les devoirs et pouvoirs du notaire commis aux fins de la poursuite des opérations” in
VAN COMPERNOLLE, J. en TAYMANS, J.-‐F. (eds.), Les incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant,
2001, 41-‐58.
• ROULEZ, D., “La phase notariale postérieure au jugement relatif à l’état liquidatif” in OBFG en FRNB -‐
CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011,
Brussel, Bruylant, 2012, 249-‐258.
• SLUYTS, C., “Notariële en procesrechtelijke aspecten van de vereffening-‐verdeling” in PINTENS, W.
(ed.), Vereffening-‐verdeling van de huwelijksgemeenschap, Antwerpen, Maklu, 1987, 95-‐133.
• STERCKX, L., “La vente des biens non commodément partageables en nature” in OBFG en FRNB -‐ CF,
La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011,
Brussel, Bruylant, 2012, 179-‐200.
• TAYMANS, J.-‐F., “Le remplacement du notaire-‐liquidateur” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle
procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel,
Bruylant, 2012, 259-‐278.
114
• THIERY, J.-‐M., “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB, Questions pratiques
liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, 45-‐71.
• VANBIERVLIET, W., “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling na overlijden” in VLAAMSE CONFERENTIE
DER BALIE VAN GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, 51-‐75.
• VANBOCKRIJCK, H., “Het tijdig instellen van vorderingen in het kader van een procedure van
vereffening-‐verdeling”, in CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-‐L. en WEYTS, L. (eds.), Notariële clausules. Liber
amicorum Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 351-‐362.
• VANBOCKRIJCK, H., “Actualia vereffening en verdeling” in VERBEKE, A.-‐L. en BUYSSENS, F. (eds.),
Leuvense notariële geschriften. Notariële actualiteit 2011-‐2012, Brussel, Larcier, 2012, 3-‐46.
• VAN COMPERNOLLE, J, “Désignation, compétence et impartialité du notaire auxiliaire de justice” in
VAN COMPERNOLLE, J. en TAYMANS, J.-‐F. (eds.), Les incidents du partage judiciaire, Brussel, Bruylant,
2001, 11-‐24.
• VAN DEN BOSSCHE, A., “In welke mate is de notaris gehouden zijn ambt te verlenen bij gebrek aan een
afdoende provisie bij vereffening en verdeling?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2012,
Antwerpen, Intersentia, 2012, 287-‐300.
• VAN DEN EYNDE, P., “La procédure d’homologation, le jugement subséquent et le renvoi au notaire
commis” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de liquidation-‐partage judiciaire,
Brussel, Bruylant, 2008, 173-‐190.
• VAN DEN EYNDE, P., “L’inventaire” in OBFG en FRNB -‐ CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage
judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Bruylant, 2012, 153-‐162.
• VAN DEN EYNDE, P., “La réforme de la procédure judiciaire de liquidation-‐partage: une œuvre
humaine inachevée” in BEGUIN, E. en RENCHON, J.-‐L., Liber amicorum Jean-‐François Taymans, Brussel,
Larcier, 2013, 419-‐428.
• VAN DEN EYNDE, P. en LHOEST, B., “Le procès-‐verbal d’ouverture des opérations” in OBFG en FRNB -‐
CF, La nouvelle procédure de liquidation-‐partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011,
Brussel, Bruylant, 2012, 138-‐152.
• VAN DEN HOUTE, B., “Het overgangsrecht van de nieuwe wet betreffende de gerechtelijke
vereffening-‐verdeling” in BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-‐L. (eds.), Actuele knelpunten familiaal
vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 113-‐124.
• VAN DEN HOVE D’ERTSENRYCK, S., “De verkoop van onroerende goederen in het kader van artikel
1224 van het Gerechtelijk Wetboek – enkele clausules” in BARBAIX, R. en CARETTE, N. (eds.),
Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 181-‐196.
• VAN DROOGHENBROECK, J.-‐F. en BROUWERS, J.-‐C., “De la demande en liquidation-‐partage au
jugement qui ordonne les opérations” in OBFG en FRNB, Questions pratiques liées à la procédure de
liquidation-‐partage judiciaire, Brussel, Bruylant, 2008, 1-‐43.
• VAN OOSTERWYCK, G., “Civielrechtelijke aspecten van de vereffening-‐verdeling” in PINTENS, W. en
BUYSSENS, F. (eds.), Vereffening-‐verdeling van het huwelijksvermogen, Antwerpen, Maklu, 1993, 19-‐
76.
115
• VAN OPSTAL, I., “De rol van de notaris bij de gerechtelijke vereffening-‐verdeling” in KFBN, De notaris
en de conflictbeheersing, Antwerpen, Kluwer, 1999, 323-‐359.
• VAN SINAY, T., “De notaris in de nieuwe gerechtelijke verdeling” in VERBEKE, A.-‐L., SCHERPE, J.,
DECLERCK, C., HELMS, T. en SENAEVE, P. (eds.), Confronting the frontiers of family and succession law.
Liber amicorum Walter Pintens, Antwerpen, Intersentia, 2012, 1597-‐1621.
• VAN SINAY, T., “Bewijs en bewijsmiddelen in de gerechtelijke verdeling” in BARBAIX, R. en CARETTE,
N., Tendensen vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 213-‐231.
• VAN SINAY, T., “De boedelbeschrijving in het gerechtelijk wetboek: een opfrissing en een actuele stand
van zaken” in RAEMDONCK, N., GHYSENS, A., RENIERS, A., VERSCHELDEN, G., CASMAN, H., DE
SCHRIJVER, L., VAN SINAY, T., DE KEUKELAERE, O., Notariële actualiteit 2014: verslagboek van de
vormingsdagen van de Studiekring provinciaal genootschap der notarissen van Oost-‐Vlaanderen,
Brugge, die Keure, 2015, 255-‐306.
• VAN SINAY, T., “De boedelbeschrijving in de nieuwe gerechtelijke verdeling: een aangepast
draaiboek?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2015, Brugge, die Keure, 2015, 203-‐
221.
• VERSTRAETE, J., “Valkuilen bij gerechtelijke verdelingen” in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN
GENT (ed.), Knelpunten vereffening-‐verdeling, Antwerpen, Maklu, 2008, 7-‐35.
• VERSTRAETE, J., ““Incidents de parcours”: Nieuwigheden inzake de boedelbeschrijving, deelakkoorden
en tussengeschillen” in DEVOS, S., VERSTRAETE, J. en WYLLEMAN, A., Rechtskroniek voor het
notariaat: Deel 20, Brugge, die Keure, 2012, 41-‐64.
• VERSTRAETE, J. en FACQ, J. “De procedure van de gerechtelijke verdeling” in PINTENS, W. (ed.), De
vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 155-‐192.
• VERSTRAETE, J. en FACQ, J., “Deelakkoorden tijdens de gerechtelijke vereffening en verdeling” in
PINTENS, W. en DU MONGH, J. (eds.), Patrimonium 2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, 239-‐250.
• WYLLEMAN, A., “Over tussengeschillen en deelakkoorden” in WEYTS, L., VERBEKE A.-‐L. En
GOOVAERTS, E. (eds.), Leuvense notariële geschriften. Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven,
Universitaire Pers Leuven, 2003, 195-‐212.
• WYLLEMAN, A., “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke
vereffening-‐verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel” in
DEVOS, S., VERSTRAETE, J. en WYLLEMAN, A., Rechtskroniek voor het notariaat: Deel 20, Brugge, die
Keure, 2012, 65-‐90.
• WYLLEMAN, A., “In welke zin is de conventionele instaatstelling opportuun voor het verloop van de
procedure tot vereffening-‐verdeling?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2015,
Brugge, die Keure, 223-‐235.
Bijdragen in tijdschriften • AUGHUET, C. en CARBONE, M., “La procédure de liquidation-‐partage judiciaire nouvelle est arrivée!”,
Act.dr.fam. 2012, 78-‐122.
116
• BOUCKAERT, F., noot onder Antwerpen 8 oktober 2003, T.Not. 2004, 178-‐179.
• BROUWERS, J.-‐C., noot onder Rb. Bergen 17 juni 2004, Div.Act. 2005, 93-‐95.
• BROUWERS, S., “Invoering van de familie-‐ en jeugdrechtbank: een wegwijzer voor de notaris”,
Notariaat 2014, afl. 2, 1-‐7.
• CASMAN, H., “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor
de notaris-‐vereffenaar”, Not.Fisc.M. 2012, 70-‐94.
• DECLERCK, C., “Over termijnen en laattijdig meegedeelde stukken in de gerechtelijke
vereffeningsprocedure” (noot onder Antwerpen 4 november 2009), T.Fam. 2010, 193-‐195.
• DECLERCK, C. en MOSSELMANS, S., “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-‐verdeling in
het licht van de wet van 13 augustus 2011”, RW 2011-‐12, 1446-‐1461.
• DECLERCK, C. en MOSSELMANS, S., “Vereffening en verdeling in vraag gesteld”, Not.Fisc.M. 2012, 166-‐
198.
• DE CLERCQ, M., “Mag de notaris zijn ambt weigeren bij gebrek aan provisie?” (noot onder Cass. 24
oktober 2002), T.Not. 2003, 622-‐627.
• DE DECKER, P.-‐J., “Overgangsbepalingen van de wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van
de procedure van gerechtelijke vereffening-‐verdeling: ga niet licht over het overgangsrecht!”,
Notariaat 2012, afl. 8, 1-‐7.
• DE PAGE, Ph., “La saisine du tribunal pendant la phase notariale de liquidation et partage” (noot onder
Cass. 5 november 1993), RTDH 1995, 129-‐136.
• DEVOLDER, K., “De invoering van een familie-‐ en jeugdrechtbank. Commentaar bij de wet van 30 juli
2013”, T.Fam. 2014, 128-‐147.
• GORET, H., “De afzonderlijke verdeling van goederen gelegen in het buitenland: een nieuw instrument
dat omzichtig gebruikt moet worden”, Notariaat 2013, afl. 14, 4-‐8.
• LUYTEN, B., “Enkele bedenkingen bij de procedure van gerechtelijke verdeling”, T.Not. 1995, 387-‐404.
• MOSSELMANS, S., “Over de (on)ontvankelijkheid van niet te gepasten tijde opgeworpen ‘beweringen
en zwarigheden’ in het raam van een vereffening-‐verdeling” (noot onder Cass. 29 november 2001),
RW 2001-‐02, 1535-‐1538.
• MOSSELMANS, S., “Extern beheer van nalatenschapsvermogen tijdens de vereffening-‐verdeling”,
Not.Fisc.M. 2014, 20-‐31.
• PIGNOLET, D., “Betreffende de devolutieve werking van het hoger beroep inzake gerechtelijke
vereffening-‐verdeling en de vervanging van de boedelnotaris” (noot onder Antwerpen 3 maart 2003),
RW 2004-‐05, 346-‐349.
• PINTENS, W., DECLERCK, C. en ALLAERTS, V., “Overzicht van rechtspraak. Huwelijksvermogensrecht
(2003-‐2010)”, TPR 2010, 1383-‐1583.
• PUELINCKX-‐COENE, M., VERSTRAETE, J. en GEELHAND, N., “Overzicht van rechtspraak. Erfenissen
(1988-‐1995)”, TPR 1997, 133-‐480.
• PUELINCKX-‐COENE, M., VERSTRAETE, J., GEELHAND, N. en VERHAERT, I., “Overzicht van rechtspraak.
Erfenissen (1996-‐2004)”, TPR 2005, 449-‐744.
117
• RAUCENT, L., “Dossier n° 4228-‐4229 – Partage judiciaire (Rapport de L. RAUCENT)” Versl.CSW 1989-‐90,
148-‐152.
• RENIERS, A., “Gerechtelijke vereffening en verdeling – tussengeschillen” (noot onder Gent 5 februari
2009), RABG 2010, 779-‐ 782.
• RENS, J.-‐L., “De nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling”, T.Not. 2012, 74-‐104.
• SOUTAER, J. en RUYSEN, K., “De nieuwe procedure gerechtelijke vereffening-‐verdeling: synopsis”, NNK
2012, afl. 2, 3-‐26.
• STERCKX, L., “La réforme de la procedure de liquidation-‐partage”, JT 2012, 225-‐237.
• TAELMAN, P., “Redelijke termijnvereiste geldt ook in gerechtelijke verdelingsprocedures”, Not.Fisc.M.
2011, 88-‐91.
• VAN DEN EYNDE, P., PARISIS, J.-‐F., DE PAGE, Ph. en TAYMANS, J.-‐F., “Le partage judiciaire – Quelques
questions pratiques”, RNB 1991, 226-‐270.
• VANDERHAEGHEN, A., “Gerechtelijke procedure tot vereffening-‐verdeling. Hervorming”, NJW 2011,
634-‐650.
• VAN SINAY, T., “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13
augustus 2011”, T.Fam. 2012, 88-‐110.
• VAN SINAY, T., “Geschillen en moeilijkheden bij een staat van vereffening, vroeger en nu” (noot onder
Cass. 14 december 2012), T.Fam. 2013, 239-‐244.
• VAN SOEST, E., “De regel van de gerechtstaalwet en haar toepassing door de rechtbanken zijn
onaangepast aan de notariële realiteit en schaden het belang van de burger” (noot onder Brussel 25
september 2008), Not.Fisc.M. 2010, 149-‐152.
• VERGAUWEN, C., “De bevoegdheid van de rechtbank bij betwistingen in het kader van vereffeningen
en verdelingen” (noot onder Antwerpen 12 mei 2004), RABG 2005, 1791-‐1794.
• VERSTRAETE, J., “De vervanging van de notaris-‐vereffenaar en het overgangsrecht van de wet van 13
augustus 2011 op de gerechtelijke verdeling” (noot onder Brussel 26 juni 2012), T.Not. 2013, 133-‐136.
• WYLLEMAN, A., “Onwil, vertraging en misverstand in de procedure tot gerechtelijke verdeling na
echtscheiding”, AJT 1995-‐96, 207-‐224.
Overige • CASMAN, H., “De gerechtelijke vereffening-‐verdeling onder de nieuwe wet – oude en nieuwe
opdrachten voor de notaris-‐vereffenaar” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de
procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 30 p.
• DE LEVAL, G. en ERDMAN, F., Justitiedialogen. Syntheseverslag opgemaakt op verzoek van Laurette
Onkelinx, vroegere vice-‐eersteminister en minister van Justitie, Brussel, FOD Justitie, juli 2004, 475 p.
• HOFSTRÖSSLER, P., “De krachtlijnen van de nieuwe procedure: een nieuw draaiboek. De gewijzigde rol
van rechter en advocaat” in Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke
vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 66 p.
118
• MICHIELSENS, A., “De gerechtelijke verkoping van onverdeelde goederen” in Vormingsnamiddag KFBN
“De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te Brussel, 9 februari 2012, 14
p.
• SIBIET, A., “Boedelbeschrijving, akkoorden en geschillen in de loop van de procedure” in
Vormingsnamiddag KFBN “De hervorming van de procedure gerechtelijke vereffening verdeling” te
Brussel, 9 februari 2012, 10 p.