KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... ·...

19
KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN TOETSSTOF PERIODE 4

Transcript of KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... ·...

Page 1: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

KLAS 2 HAVO

7 TIJDVAKKEN – KENMERKENDE ASPECTEN

TOETSSTOF PERIODE 4

Page 2: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 1: Tijd van Jagers & Boeren Kenmerkende aspecten: - Hoe de jagers en verzamelaars leefden - Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen - Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen Samenvattend a De wereld Ongeveer 1,5 miljoen jaar geleden leefden er voor het eerst mensen die rechtop liepen. De oudste sporen van deze mensensoort zijn gevonden in Afrika. Vanuit Afrika kwamen er ook mensen in Azië en Europa. Deze jagers-verzamelaars leefden in kleine groepen als nomaden. Ze gebruikten gereedschap van steen. Omstreeks 10.000 v.Chr. vonden mensen in het Midden-Oosten de landbouw uit. De manier van leven veranderde totaal. Jagers werden boeren die van akkerbouw en veeteelt leefden. Ze woonden voortaan op een vaste plek. Vanuit het Midden-Oosten verspreidde de landbouw zich, vooral naar Europa. Ook op andere plaatsen in de wereld, zoals in China en in Mexico, vonden mensen de landbouw uit. Wanneer de voedselproductie toeneemt ontstaan vanaf ongeveer 8000 v.Chr. de eerste steden. Eerst leefden de boeren in kleine dorpen, in huizen van hout en klei. Sommige boerendorpjes groeiden uit tot steden, zoals Jericho (Israël), Oer (Irak) en Catal Hüyük (Turkije).

De eerste hoogontwikkelde culturen ontstonden langs grote rivieren, zoals de Eufraat en de Tigris (Irak), de Nijl (Egypte) en de Indus (Pakistan). De vruchtbare rivierklei zorgde voor goede oogsten. Mensen konden zich nu ook bezighouden met ambachten, handel, bestuur en kunst. De steden groeiden. Er kwamen grote bouwwerken zoals tempels, paleizen en grafmonumenten. Godsdiensten met meerdere goden waren erg belangrijk. Welvarende gebieden breidden hun macht uit, waardoor rijken ontstonden. Zoals het grote koninkrijk Egypte, ontstaan omstreeks 3000 v.Chr., met een farao aan het hoofd. Deze samenlevingen werden ingewikkelder. De mensen deden allerlei uitvindingen om zaken te regelen. Omstreeks 3000 v.Chr. ontwikkelden Soemeriërs in Irak het spijkerschrift. Egyptenaren bedachten het hiërogliefenschrift. Ook ontdekten mensen hoe ze konden rekenen en metaalbewerken.

b Europa In Europa leefde tussen ongeveer 125.000 en 35.000 jaar geleden de Neanderthaler in grotten en holen. Het is de periode van de laatste ijstijd. De eerste grotschilderingen van jagers-verzamelaars in Europa zijn uit omstreeks 15.000 v.Chr. Bekend zijn de schilderingen in de grotten bij Lascaux (zuidwest-Frankrijk). Noord- en Midden-Europa waren tot 12.000 v.Chr. grotendeels bedekt door ijs en sneeuw. Omstreeks 7000 v.Chr. komt de landbouw vanuit het Midden-Oosten, via Griekenland, naar Europa. Zo’n  3000  jaar  later richtten de mensen op verschillende plaatsen in Europa bouwwerken van enorme stenen op, zoals in Frankrijk, Spanje, Denemarken en Engeland (Stonehenge).

Page 3: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

c Nederland In Nederland kwamen de eerste boeren omstreeks 5000 v.Chr. Ze woonden op de vruchtbare lössgrond in Zuid-Limburg. In de rest van Nederland was veel water, bos en moeras. Die werden vooral nog gebruikt voor jagen, vissen en voedsel verzamelen. Langzaam werden steeds meer mensen in Nederland boer. Omstreeks 3000 v.Chr. was er ook in Drenthe een landbouwsamenleving. Deze boeren bouwden grote stenen grafmonumenten, de hunebedden. Ze leefden in de Prehistorie (voorgeschiedenis). Schrijven konden ze nog niet. Bewoners van Nederland maakten vanaf omstreeks 2000 v.Chr. gereedschap en wapens van brons. Na 750 v.Chr. konden ze ook voorwerpen van ijzer maken. Belangrijke begrippen Agrarische = landbouw Cultuur = het verbouwen van gewassen, met dit begrip bedoelen we ook wel 'beschaving' of alles wat mensen maken, denken en bedenken of betrekking heeft op kunst, ontspanning en vermaak jagers-verzamelaars = prehistorsiche mens die leeft van de jacht en het verzamelen van voedsel Nomaden = mensen die leven in kleine groepen en rondtrekken Boeren = mensen die leven in grotere groepen op (hoofdzakelijk) één plek en landbouw bedrijven Landbouwsamenleving = agrarische samenleving Landbouwrevolutie = ingrijpende verandering waarbij mensen het bestaan als jager-verzamelaar opgeven en verder leven als boer Stad = plaats die afgescheiden zijn van het platteland en grote groepen mensen wonen Jericho = eén van de oudste steden ter wereld Hunebed = grafmonument uit Drenthe, gemaakt door landbouwers Prehistorie = voorgeschiedenis Ötzi = prehistorische jager die in Oostenrijk werd gevonden Homo Sapiens = de moderne, 'denkende' mens Neanderthaler = uitgestorven mensensoort in Europa Cro-Magnonmens = mensen maakten grotschilderingen, zoals in Lascaux Stonehenge = prehistorisch bouwwerk in Engeland waarvan de functie onduidelijk is Venus van Willensdorf = vruchtbaarheidsgodin Steentijd = periode uit de prehistorie waarin vuursteen werd bewerkt Bronstijd/ijzertijd = periode uit de prehistorie waarin metaal werd gesmolten, brons metaal ontstaat door een mix van tin en koper Spijkerschrift = schrift dat werd geschreven op kleitabletten Vruchtbare halve maan = in deze streek werd de landbouw uitgevonden

Page 4: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 2: Grieken en Romeinen Kenmerkende aspecten: - De opkomst van de wetenschap en het nadenken over de invloed van de burgers op de politiek in de Griekse stadstaat - Het ontstaan van de Grieks-Romeinse, de klassieke, cultuur - De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde - De botsing tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa - De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten Samenvattend

a De wereld In het Andes-gebergte in Zuid-Amerika leefden de mensen vanaf omstreeks 3500 v.Chr. van de landbouw. Ze verbouwden katoen en mais, en maakten sieraden en stenen huizen. Omstreeks 2000 v.Chr. waren er veel belangrijke plaatsen in het gebied.

Omstreeks 1500 v.Chr. bloeide in China, rond het dal van de Gele Rivier, de Sjang-beschaving. De mensen verwerkten brons tot wapens en maakten strijdwagens. Ook hadden ze een schrift, zijden stoffen en een soort porselein.

Vanuit Iran veroverden Perzen omstreeks 525 v.Chr. een groot rijk, van de Indus tot in Egypte. Koningen bestuurden het met strenge wetten. Ze werden als goden vereerd. Omstreeks 331 v.Chr. veroverde koning Alexander de Grote met een Macedonisch-Grieks leger het Perzische rijk. In Alexanders rijk (van Griekenland en Egypte tot de Indus) ontstond de Hellenistische mengcultuur.

b Europa

Vanaf 2000 v.Chr. ontstond op het eiland Kreta, rond het luxe paleis van koning Minos, de hoogontwikkelde Minoïsche cultuur. Naast de landbouw was handel erg belangrijk. Op het Griekse vasteland was er de Myceense cultuur: een welvarende landbouwsamenleving, geleid door koningen vanuit paleizen met stevige, dikke muren.

Vanaf 750 v.Chr. leefden veel Grieken in stadstaten: steden met omliggend gebied, elk met eigen regels en een eigen bestuur. Er kwam een landbouw-stedelijke samenleving. Vanuit hun stadstaten stichtten de Grieken kolonies langs de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. In de stadstaat Athene kregen de burgers steeds meer rechten. Daar ontstond de democratie.

De oude Grieken waren vooral goed in kunst, filosofie, wetenschap en sport. Ze hadden een hoogontwikkelde cultuur, die bloeide in de vijfde eeuw v. Chr.

Page 5: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Vanaf 300 v.Chr. veroverden de inwoners van de stad Rome eerst heel Italië, en daarna veel andere landen. Dit Romeinse rijk omvatte een groot deel van Europa, met delen van Azië en Noord-Afrika. Vanaf 27 v.Chr. regeerden er keizers over het Romeinse rijk. De Romeinen veroverden ook Griekenland. Zo ontstond de Grieks-Romeinse cultuur in het rijk. In die tijd ontstond in Palestina (Israël) het christendom onder aanhangers van Jezus Christus. Omstreeks 30 v.Chr. werd Jezus door de Romeinen gekruisigd. Toch werden steeds meer mensen in het rijk christen.

In Noord- en Midden-Europa leefden de Germanen. Zij werden opgejaagd door stammen uit het oosten, zoals de Hunnen. Allerlei stammen gingen zich nu verplaatsen: het begin van de volksverhuizingen. Zij vielen ook het Romeinse rijk binnen.

Het Romeinse rijk was te groot om goed te verdedigen. Het werd opgesplitst in een westelijke en een oostelijke helft. In 476 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk kwam tot grote bloei door de handel. De hoofdstad werd Constantinopel (later Byzantium, nu Istanbul).

c Nederland

12 v.Chr. Romeinen in Nederland

Vlak voor het begin van de christelijke jaartelling veroverden de Romeinen Zuid-Nederland. Ze bouwden wegen en steden in ons land, en ze introduceerden het schrift en geld. Vanaf 406 vestigden Franken zich in het zuiden van Nederland. De Grieks-Romeinse cultuur botste met de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa. Germaanse stammen ten noorden van het Romeinse rijk (in Nederland tot de Rijn) zorgden ervoor dat het Romeinse imperium niet verder groeide. Later drongen ze zelfs het Romeinse rijk binnen. Ook was er sprake van dat de Germanen delen van de Grieks-Romeinse cultuur overnamen.

In deze tijd ontstaan de monotheïstische godsdiensten, het jodendom en christendom. Joden geloofden in maar God. Mozes had de joodse wetten vastgelegd. Het christendom ontstond als stroming binnen het jodendom en groeide uit tot de grootste religie in het Romeinse rijk. Werden ze eerst vervolgd, later werd het een staatsgodsdienst. (4e eeuw).

Page 6: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Belangrijke begrippen

Burgerschap = inwoner van stad of staat met daarbij behorende burgerrechten christendom = monotheïstische godsdienst, in deze godsdienst staat naastenliefde en Jezus Christus centraal Imperium = Latijn voor bevel, heerschappij of aanduiding voor een groot rijk Jodendom = monotheïstische godsdienst van de joden Tenach = heilige joodse boeken Klassiek = wat tot de Griekse of Romeinse oudheid behoort of de Grieks-Romeinse cultuur Classicisme = navolging van de klassieke kunst en cultuur Politiek = alles wat te maken heeft met het bestuur van een land, afgeleid woord van 'polis', wat stadstaat betekent Stadstaat = stad met omliggende gebieden Wetenschap = wat mensen weten en waat door geleerden wordt onderzocht Aristocratie = regering van de besten of waarin de adel de macht heeft Barbaar = bij de Grieken en Romeinen een buitenlander of ruw, onbeschaafd en wreed Bijbel = heilig boek van de christenen Anno domini = Latijns voor 'jaar van onze Heer' Agrarisch-stedelijke samenleving = landbouwstedelijke samenleving, in deze samenleving woont en werkt de meerderheid op het platteland Monarchie = alleenheerschappij met koning of keizer Romanisering = volken die de Grieks-Romeinse cultuur overnemen Tirannie = regering door een tiran Tiran = iemand die zich op onwettige wijze van de regering meester maakt

Page 7: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 3: Monniken en ridders

Kenmerkende aspecten: - De verspreiding van het christendom in geheel Europa - Het ontstaan en de verspreiding van de islam - De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-stedelijke cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, ontstaan door de opkomst van het hofstelsel en de horigheid - Het ontstaan van het feodalisme en de gevolgen voor het bestuur Samenvattend a De wereld In 500 was er het Byzantijnse rijk in het oostelijk Middellandse Zeegebied. De Grieks-Romeinse cultuur werd er verder ontwikkeld. Constantinopel werd een belangrijke stad. In 528 liet keizer Justinianus belangrijke wetten opschrijven. In het Chinese rijk van de Tang-dynastie werd in 612 de boekdrukkunst uitgevonden. In 622 werd in Arabië de islam gesticht door Mohammed. Vanaf 632 ontstond vanuit Arabië het Arabische rijk in Midden-Oosten, Noord-Afrika en Spanje. Veel mensen werden er moslim. b Europa Omstreeks 500 was het Romeinse rijk uiteengevallen, maar het christendom bleef. Monniken trokken door Europa om mensen te bekeren tot het christelijk geloof. Onder leiding van de paus bleef Rome het centrum van de christelijke (rooms-katholieke) godsdienst. In deze tijd waren er in Europa landbouwsamenlevingen. In het hofstelsel werkten boeren als horigen voor een heer. Vanaf 714 was er een groot Frankisch rijk. Vanuit Spanje vielen moslimlegers dit rijk binnen, maar de moslims werden in 732 bij Poitiers verslagen door de Frankische koning Karel Martel. In 768 werd zijn kleinzoon, Karel de Grote, koning van het Frankische rijk. In 800 kroonde de paus in Rome Karel de Grote tot keizer. Veel ridders leenden stukken grond van Karel. In ruil beloofden ze hem trouw. Na zijn dood in 814 viel het rijk van Karel de Grote uiteen. Het verdeelde West-Europa was een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend door Europa, op zoek naar geschikte woongebieden. c Nederland Na het vertrek van de Romeinen brachten de Franken het christendom weer naar ons land. Vanaf 690 predikten de monniken Willibrord en Bonifatius het christelijke geloof in ons land, in opdracht van de paus in Rome. Nederland viel na de Romeinse overheersing uiteen in kleine machtsgebiedjes. In 785 erkende heel Nederland de Frankische koning Karel de Grote als heerser.

Page 8: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Belangrijke begrippen Autarkisch = zelfvoorzienend, in deze gemeenschap wordt voor de eigen markt geproduceerd Feodalisme = het leenstelsel, bestuurssysteem in West-Europa vanaf de 8e eeuw waarbij trouw een belangrijke rol speelt Hofstelsel = een heer regeert landgoederen op een domein waar hij ook boeren aan het werk heeft Domein = landgoed Horigheid = boeren zijn gedeeltelijk vrij, maar mogen hun land niet verlaten Islam = monotheïstische godsdienst gesticht door Mohammed Mohammed = profeet van Allah Adel = hoogste maatschappelijke laag in de middeleeuwen, deze bestuurslaag kwam voort uit de Romeinse aristocratie en Germaanse krijgselite Bisschop = hoogste christelijke geestelijke in een kerkprovincie Aartsbisdom = een aantal bisdommen binnen een bestuurseenheid Heidendom = vereren van afgoden Kerstening = bekering tot het christendom Koran = heilige boek van de moslims Monnik = geestelijke die afgesloten van de wereld leeft Paus = hoofd van de katholieke kerk, deze leider werd gezien als afstammeling van Petrus Ridder = adelijke ruiter

Page 9: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 4: Steden en staten

Kenmerkende aspecten: - De opkomst van handel en ambacht voor weer voor de opkomst van de agrarisch-stedelijke samenleving - De opkomst van de stedelijke burgerij en de steeds groter wordende zelfstandigheid van steden - Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke of de geestelijke macht het voor het zeggen heeft - De uitbreiding van de christelijke wereld buiten Europa, onder andere in de vorm van de kruistochten - Het begin van staatsvorming en centralisatie Samenvattend a De wereld In 1096 organiseren West-Europeanen de eerste kruistocht naar Palestina. Ze wilden het land waar Jezus Christus had geleefd bevrijden van de moslims. Er was veel strijd om Jeruzalem. Later volgden meer kruistochten. Soms waren er fanatieke oorlogen tussen moslims en christenen. Soms ook leefden ze lange tijd in vrede. Vanaf 1430 veroveren de Azteken een groot rijk rond hun hoofdstad Mexico. Intussen zochten Portugezen een zeeweg om Afrika heen, om handel te drijven met Azië. In 1492 zocht Columbus in opdracht van Spanje een zeeweg in westelijke richting. Hij ontdekte Amerika. b Europa In Europa nam in de Late Middeleeuwen (1000-1500) de handel toe. Veel marktplaatsen groeiden rond 1200 tot steden. Er ontstond een landbouw-stedelijke samenleving. Een ruzie tussen de Franse en Engelse koning liep uit op een lange oorlog (1337-1453), de Honderdjarige Oorlog. Na afloop was de Engelse koning bijna al zijn Franse grond kwijt. Oorlogen, misoogsten en slechte hygiënishce omstandigheden veroorzaakten het uitbreken van de pest. Rond 1350 stierven veel mensen door de pest (de Zwarte Dood). Daardoor ging het lange tijd slecht met de economie en de handel. Koningen wilden hun gebieden meer vanuit één punt regeren. In Engeland en Frankrijk ontstonden de eerste staten. c Nederland Nederland was in deze tijd deel van het Duitse keizerrijk. Maar de Duitse keizers hadden weinig macht in Nederland. Graven, ridders en bisschoppen bepaalden de regels in hun gebieden. In 1220 was Dordrecht de eerste Nederlandse stad waarvan bewoners het recht kregen zichzelf te besturen (stadsrechten).

Page 10: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

In 1464 werd Filips de Goede van Bourgondië werd heerser over de gebieden Vlaanderen, Brabant en Holland. Zijn opvolger was Karel de Stoute. Na de dood van Karel kregen de graven en ridders weer meer macht. Een korte periode van centralisatie was voorbij. Belangrijke begrippen Gilde = vereniging van mensen met eenzelfde beroep Giro = een betalingssysteem Urbanisatie = verhuizen van het platteland naar de stad Verstedelijking = door urbanisatie groeit de omvang van het stedelijke gebied Burgemeester = de hoogste stadsbestuurder Keuren = wetten van een stad Vroedschap = stadsbestuur Raadhuis = stadhuis Privilege = voorrecht Stadsrecht = het recht van een stad om zichzelf een stad te mogen noemen Waag = plaats waar de overheid goederen laat wegen Antisemitisme = Jodenhaat Bedevaart = reis naar een heilige plaats Foltering = marteling Gewelf = gebogen plafond Gotisch = bouwstijl met spitse torens en ramen Romaans = bouwstijl met kleine ronde ramen en dikke muren Inquisitie = rondreizende kerkelijke rechtbank Ketter = iemand die anders denkt dan de officiële kerk Reliek/Relikwie = overblijfsel van een heilige Bede = de vorst vraagt plechtig om geld Centralisatie = een sterk gezag bestuurt alles vanuit één plek Eenheidsstaat = een staat met één hoog gezag Nationalisme = overdreven vaderlandsliefde Staten Generaal = vergadering van alle standen Volksvertegenwoordiging = ander woord voor parlement

Page 11: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 5: Ontdekkers en hervormers

Kenmerkende aspecten: - Het begin van de Europese overheersing van de wereld - Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een wetenschappelijke belangstelling - De klassieke oudheid komt opnieuw in de belangstelling te staan - De protestantse hervorming leidt tot splitsing van de Christelijke kerk in West-Europa - Het opstand in de Nederlanden leidde tot de stichting van een Nederlandse staat Samenvattend a De wereld De Europese overzeese expansie begon in de 15e eeuw. Portugezen en Spanjaarden maakten ontdekkingsreizen naar Afrika, Azië en Amerika. In 1519 maakte Magelhaes de eerste reis om de wereld. Na de ontdekkers kwamen de veroveraars, op zoek naar goud en zilver, zoals de Spanjaarden die het Azteekse rijk (Mexico) en het Incarijk (Peru, Chili, Bolivia) veroverden. Vanaf 1555 namen Engeland en Frankrijk deel aan de Europese expansie. Europeanen stichtten in Afrika en Azië kleine handelskolonies. In Amerika ontstonden grote Europese vestigingskolonies, die vanuit Europa werden bestuurd (kolonialisme). Europese kolonisten in Amerika gebruikten vanaf 1526 indiaanse en Afrikaanse slaven in mijnen en op plantages, waardoor een enorme slavenhandel ontstond. b Europa De 16e eeuw was in Europa het begin van de Vroegmoderne tijd (1500-1800). Mensen luisterden toen minder naar de Kerk en gingen zelf van alles ontdekken en onderzoeken. Een voorbeeld hiervan was Leonardo da Vinci. Hij was een Italiaanse kunstenaar en ontdekker. Hij deed technische uitvindingen en medische ontdekkingen. Daarvan maakte hij tekeningen. De ontdekkingsreizen vergrootten de kennis van natuurkunde en aardrijkskunde. Omstreeks 1500 hoorden de meeste christenen bij de rooms-katholieke kerk. Ze luisterden naar de paus in Rome. In 1517 protesteerde Luther tegen de rijkdom en macht van de rooms-katholieke kerk. Kort daarna vond een splitsing in de kerk plaats. Luther en andere hervormers, zoals Calvijn, richtten eigen protestantse kerken op. Vooral in het noorden en westen van Europa kwamen veel protestanten. In de 16e eeuw breidde het Osmaanse rijk (hoofdstad Constantinopel, nu Istanbul) zijn macht uit tot in Hongarije, Irak en Algerije. In 1571 verloor de Osmaanse vloot de zeeslag bij Lepanto (West-Griekenland) van een vloot van Spanje, Venetië en de paus. Het oosten van de Middellandse Zee bleef onder heerschappij van moslims. In het westen van de Middellandse zee bleven de christenen de baas. Omstreeks 1500 ontstond een Russisch koninkrijk rond de stad Moskou. De heersers in Rusland noemden zich tsaar. Een belangrijke tsaar was toen Iwan de Verschrikkelijke die vanaf 1547 aan de macht kwam.

Page 12: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

c Nederland In het begin van de 16e eeuw regeerde de Spaanse koning over een groot gebied. Ook Nederland had hij door een erfenis in bezit gekregen. Karel V was van 1511 tot 1555 koning van Spanje. Zijn zoon Filips II volgde hem op. Beiden zetten de centralisatie voort waar in Nederland de Bourgondische koningen waren begonnen. Dat leidde tot verzet van de adel en de burgerij. Zij wilden hun oude rechten behouden. Er kwam ook veel verzet tegen een vaste belasting voor het hele volk. Omstreeks 1550 werden steeds meer mensen in Nederland protestant. De rooms-katholieke Spaanse koning verbood toen het protestantisme in zijn rijk. Dit leidde mede tot het uitbreken van de Beeldenstorm. In 1566 raasde de Beeldenstorm door Nederland. Protestanten en armen vernielden kerken en kloosters. De edelen protesteerden tegen de beperking van hun macht en tegen de belastingen. Het werd het begin van de Opstand tegen de Spaanse koning. Leider van het verzet werd Willem van Oranje. Een belangrijk moment tijdens de opstand was de verovering van Den Briel door de watergeuzen in 1572. Daarna sloten meer steden zich bij de Opstand aan. De noordelijke gewesten maakten zich in 1588 los van de Spaanse koning. Zij waren nu een onafhankelijke Nederlandse staat zonder koning: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het zuiden van Nederland en België bleef trouw aan de Spaanse koning. Toch ging de strijd door. De Opstand ging over in een oorlog tussen de staten Spanje en Nederland. Pas in 1648 sloten Spanje en Nederland vrede. Vanaf 1578 bloeide de economie in Nederland op. De handel nam toe. Amsterdam werd een belangrijke multiculturele stad met migranten uit het zuiden van de Nederlanden (België), uit Portugal en uit Duitsland. Aan het eind van de 16e eeuw gingen Nederlanders op ontdekkingsreis. Vanuit Amsterdam vertrokken in 1595 voor het eerst Nederlandse schepen naar Indonesië. Dat was het begin van het Nederlandse aandeel in de Europese expansie.

Page 13: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Belangrijke begrippen Produceren = maken van goederen of leveren van diensten Humanisme = stroming die vanaf 1500 de klassieke filosofie, literatuur en kunst bestudeerde, met veel aandacht voor het individu Mentaliteit = manier van denken en voelen Renaissance = wedergeboorte van de klassieke cultuur Aflaat = tegen betaling door de kerk verstrekt papier waarmee alle zonden zijn vergeven Calvinisme = protestantse leer van Calvijn Hagenpreek = protestantse kerkdienst in de open lucht Katholiek = christelijke kerk waarover de paus de baas is Reformatie = kerkhervorming Kerkhervorming = hervorming in de 16e eeuw waarbij de protestanten zich afsplitsen van de christelijke kerk Beeldenstorm = 1566 vernielingen in katholieke kerken aangebracht tijdens onlusten Nederlandse opstand = 80-jarige oorlog (1668-1648) Landvoogd = plaatsvervanger van de vorst in de Nederlanden Soevereiniteit = hoogste macht in een staat Stadhouder = plaatsvervanger van de vorst in een gewest (vanaf 15821 in de Republiek der Nederlanden opperbevelhebber van het leger) Propaganda = ervoor zorgen dat iemand iets gaat denken Volkslied = lied dat namens een volk wordt gebruikt Indië = Europese naam voor Azië Sultan = islamitsich vorst Ontdekkingsreis = zoektocht naar alternatieve route naar Azië Europese expansie = uitbreiding van Europese activiteiten buiten europa vanaf 1500 Autochtoon = afkomstig uit het gebied zelf Allochtoon = afkomstig uit een ander gebied Driehoekshandel = handel tussen Europa, Afrika en Amerika Kapitaal = groot bedrag Kolonialisme = overheersing van kolonie door moederland om er aan te verdienen Kolonisatie = vestiging van groep mensen in een ander gebied Plantage = groot landbouwbedrijf met meestal maar één product Transatlantische slavenhandel = handel in en vervoer van slaven over de Atlantische Oceaan

Page 14: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 6: Regenten en vorsten

Kenmerkende aspecten: - het sreven van vorsten naar absolute macht - de Nederlandse Republiek had een bijzonder bestuur (staatsinrichting) en het ging goed met de economie en de cultuur - wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie - de wetenschappelijke revolutie Samenvattend a De wereld In veel Indiase havenplaatsen mochten Engelsen, Nederlanders en Denen komen handelen. De Nederlanders vestigden in 1615 in Suratte een handelspost. Ze kochten er katoen en indigo uit het Indiase binnenland en verkochten suiker en specerijen uit Indonesië. In 1654 stichtte de VOC op de zuidpunt van Afrika Kaapstad, een verversingsstation voor de vaart op Azië. In die tijd ontstond een wereldeconomie met West-Europa als centrum. Azië produceerde specerijen, katoen, zijde, indigo en porselein. Amerika leverde zilver, goud, bont en plantageproducten voor de Europese markt, zoals suiker, koffie, cacao en tabak. Europa produceerde wapens, schepen, textiel en papier. Hiermee werden in Afrika slaven gekocht. b Europa In 1648 werd in Münster de vrede gesloten waardoor er een einde kwam aan verschillende godsdienstoorlogen in Europa. Ook de tachtigjarige oorlog van de Republiek tegen Spanje werd toen beëindigd. Koningen werden gezien als plaatsvervanger van God op aarde. De Franse koning Lodewijk XIV (1643-1715) streefde naar absolute, onbeperkte macht, zonder overleg met het parlement. Vanaf 1661 regeerde Lodewijk zijn gecentraliseerde staat met bekwame ambtenaren en een groot leger. Hij voerde verschillende oorlogen om de Rijn tot Franse grens te maken. In de 17e eeuw probeerden wetenschappers de onbekende dingen van de wereld te verklaren. Volgens de Franse filosoof Descartes (1596-1650) moesten wetenschappers aan alles twijfelen wat ze niet zeker wisten. Natuurkundigen deden onderzoek met nieuwe instrumenten. Ze voerden experimenten uit, verzamelden waargenomen feiten en leidden daar natuurwetten uit af. In 1666 ontdekte de Engelsman Newton de zwaartekracht. De rechten van protestanten waren in Frankrijk vastgelegd in een verdrag, het Edict van Nantes. Om de Franse eenheid te bevorderen bestreed Lodewijk XIV het protestantisme. In 1685 herriep hij het Edict van Nantes. Hierdoor vluchtten 50.000 protestanten onder meer naar Nederland. In Engeland streden koning en parlement in de 17e eeuw om de macht. In 1649 werd Karel I als gevolg van deze strijd onthoofd. In 1688 werd de Nederlandse stadhouder Willem III van Oranje koning van Engeland (tot 1702). Hij moest toestaan dat de rechten van de

Page 15: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

volksvertegenwoordiging werden vastgelegd in een wet. De koning moest voortaan de volksvertegenwoordiging gehoorzamen. c Nederland In de Nederlandse Republiek waren de zeven gewesten erg onafhankelijk. Elk gewest werd bestuurd door een Statenvergadering van edelen en burgers. Voor gezamenlijke zaken, zoals het leger, kwamen de Gewestelijke Staten bijeen in de Staten-Generaal in Den Haag. Na de dood van Willem van Oranje (1584) werden prinsen uit het huis van Oranje benoemd tot legeraanvoerder met de titel stadhouder. Om ervoor te zorgen dat bedelaars en landlopers een ambacht leerden, werden vanaf 1600 tuchthuizen ingericht. In de praktijk bleef het bij het raspen van hout (in het Rasphuis voor mannen) of het spinnen van garen (in het Spinhuis voor vrouwen). De 17e eeuw was voor Nederland een 'gouden eeuw': een tijd van grote economische voorspoed. Nederlanders werden de 'vrachtvaarders van Europa'. Ze kochten bijvoorbeeld graan in het Oostzeegebied en verkochten het met grote winst in Italië. De Staten-Generaal gaf de VOC in 1602 het monopolie voor de handel in Azië (Oost-Indië). De WIC kreeg het monopolie in Amerika (West-Indië). De VOC was de eerste onderneming ter wereld waarbij het geld werd bijeengebracht door uitgifte van aandelen. Eén van de belangrijkste doelen van de WIC was het dwarszitten van Spanje. In 1628 veroverden Nederlanders onder leiding van Piet Heyn een Spaanse vloot met een grote lading zilver. Vanaf 1634 werden de Antillen (Curaçao, Bonaire, Aruba, Sint Eustatius, Saba, de helft van Sint-Maarten) veroverd om er zout te halen. Later ontstond er slavenmarkten. In 1667 veroverden Nederlanders de Engelse kolonie Suriname. Bijna de helft van de Nederlandse bevolking woonde in snel groeiende steden. De regenten hadden grote invloed op het burgerlijk bestuur en de steden in Nederland. Ze besteedden een deel van hun rijkdom aan schilderijen, zoals De Nachtwacht (Rembrandt, 1642) waarop Amsterdamse regenten zich lieten afbeelden. Toch kwam er aan al deze voorspoed bijna een einde. In 1672 raakte Nederland in oorlog met Frankrijk en Engeland (Rampjaar). Lodewijk XIV probeerde Nederland te veroveren. De aanvallen over land en zee werden afgeslagen onder leiding van stadhouder Willem III en admiraal Michiel de Ruyter. In de jaren daarna was Nederland één van de machtigste landen van Europa. Belangrijke begrippen Absolutisme = regeringsvorm waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt Minister = lid van de regering Oligarchie = regeringsvorm van een kleine groep belangrijke mensen Regent = bestuurder van de overheid Stadhouderloos tijdperk = tijd in de Nederlanden zonder stadhouder, bv: 1651 – 1672 Staten of Gewestelijke Staten = bestuur van een gewest (provincie) Engelse zeeoorlogen = oorlogen tussen Engeland en de Republiek op zee in de jaren 1652-1654, 1666-1667 en 1672-1674 Gouden eeuw = lange periode waarin het goed gaat met de economie Grachtengordel = uitbreiding van amsterdam in de jaren 1613-1615 met drie grachten in de vorm van een halve cirkel Handelskapitalisme = economisch systeem waarin kooplui die zich bezighouden met handel en nijverheid een deel van de winst weer in het eigen bedrijf investeren

Page 16: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Huursoldaat = soldaat die, tegen betaling, voor een ander land vecht Rampjaar = 1672, jaar waarin de Republiek werd aangevallen door Frankrijk, Engeland, Keulen en Münster Stapelmarkt = plaats waar goederen in pakhuizen werden opgeslagen en vandaar verder werden verkocht Vrede van Münster = einde van de Nederlandse Opstand in 1648 Batavia = belangrijkste plaats van de VOC op Java Concurrentie = onderlinge strijd Factorij = handelspost in het buitenland met kantoren, pakhuizen en vaak een fort Gouverneur-generaal = hoogste bestuurder Monopolie = alleenrecht Octrooi = door de overheid gegeven alleenrecht Specerij = plantaardige smaakstof zoals peper, kruidnagel en nootmuskaat Wereldeconomie = handel tussen de werelddelen op basis van vraag en aanbod VOC = Verenigde Oost-Indische Compagnie, handelsbedrijf actief in Azië van 1602 – 1799 WIC = West-Indische Compagnie, handelsbdrijf actief in Afrika en Amerika van 1621 - 1734 Gedogen = iets wat eigenlijk verboden was toch toestaan Gereformeerden = protestanten, Calvinisten Gewetensvrijheid = recht om eigen ideeën en een eigen geloof te hebben Pogrom = jodenhaat dat leidt tot vervolging Schutterij = soort politie dat in de stad de orde bewaakte Statenbijbel = Nederlandse bijbelvertaling in opdracht van de Staten-Generaal (1619-1637) Trekvaart = waterweg waar schepen door mensen of dieren worden voortgetrokken Academie = vereniging om samen aan wetenschap of kunst te doen Fluitschip = Nederlands zeeschip uit de 17e eeuw Natuurwet = beschrijving van een regelmatig natuurverschijnsel Wetenschappelijke revolutie = verandering in het denken over wetenschap waardoor kennis werd vergroot door systematisch onderzoek, waarneming en logisch denken in plaats van op basis van oude teksten

Page 17: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Tijdvak 7: Pruiken en revoluties

Kenmerkende aspecten: - rationalisme  en  ‘verlicht  denken’  werden  overal toegepast bijvoorbeeld op het gebied van de godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen - het ancien régime blijft bestaan en vorsten op hun eigen manier iets van de Verlichtingsideeën te handhaven (verlicht absolutisme) - de Europese overheersing in de wereld neemt toe, met name in de vorm van plantage-koloniën, de opkomst van de transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme - de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap Samenvattend a De wereld In de 17e eeuw stichtte de VOC handelsposten langs de kusten van Zuid- en Oost-Azië. Het VOC-hoofdkwartier was de stad Batavia (Java). Vanaf omstreeks 1740 bestuurde de VOC een groot deel van Java, waar ze koffie, peper en indigo liet produceren. In het begin van de 18e eeuw waren aan de oostkust van Noord-Amerika dertien Britse koloniën gesticht. In 1776 kwamen deze dertien koloniën in opstand tegen Groot-Brittannië. Ze verklaarden zichzelf onafhankelijk en vormden de Verenigde Staten van Amerika (VS). In de onafhankelijkheidsoorlog (1776-1783) werden de Britten verslagen. Vanaf het begin van de 18e eeuw zetten Amerikanen en Britten zich in voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. In 1787 maakte de Britse pottenbakker Wedgwood het symbool van het abolitionisme: een medaillon met een afbeelding van een slaaf en de tekst 'Am I not a man and a brother'? b Europa In 1700 leefden ongeveer 115 miljoen Europeanen in een landbouw-stedelijke samenleving. In de meeste landen bestond een grote afstand tussen het gewone volk en de edelen en rijke burgers, die pruiken droegen als symbool van hun rijkdom, aanzien en macht. De Russische tsaar Peter de Grote (1689-1725) stichtte (1703) in het westen van het land een nieuwe hoofdstad: Sint-Petersburg. Hij wilde de Europese invloed op Rusland vergroten. In 1697 had Peter een bezoek gebracht aan Londen, Zaandam en Amsterdam, waar hij een opleiding tot scheepsbouwer had gevolgd. De Franse verlichter Montesquieu schreef in 1748 een boek over drie soorten macht in een land. Die moesten niet in handen van één persoon liggen. Hij plaatste de uitvoerende macht in handen van de regering, de wetgevende macht in handen van het parlement en de rechterlijke macht in handen van onafhankelijke rechters. De grondrechten van burgers moesten in een grondwet worden vastgelegd. In de 18e eeuw hadden steeds meer Europeanen kritiek op de staat en de samenleving. Ze vonden dat er een eind moest komen aan de donkere tijd van de sociale ongelijkheid en de domheid van veel mensen. In deze periode van de Verlichting ontstond behoefte aan meer vrijheid, gelijke rechten voor alle mensen en verdraagzaamheid. In 1751 verscheen in

Page 18: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Frankrijk de eerste Encyclopedie, waarin de samenstellers alle mogelijke nuttige kennis hadden verzameld. In 1789 kwam het Franse volk in opstand tegen koning Lodewijk XVI en de adel. Er kwam een grondwet, waarin de macht van de koning werd beperkt. Toen fanatieke revolutionairen de macht in handen kregen werd Frankrijk een republiek (1792); de koning werd onthoofd onder de guillotine. Vanaf 1792 was Frankrijk in oorlog met Oostenrijk-Hongarije, Pruisen en Groot-Brittannië. In 1799 pleegde generaal Napoleon een staatsgreep. Hij werd alleenheerser en kroonde zichzelf in 1804 tot keizer. c Nederland In de 18e eeuw verloor Nederland zijn internationale macht. Met de handel en de nijverheid bleef het goed gaan, maar veel minder dan in de 17e eeuw. Wel groeide het verschil tussen de kleine groep rijken en de grote groep armen. Om kostbare oorlogen te betalen werden regelmatig zware belastingen geheven, die soms leidden tot beperkte volksopstanden. In 1781 schreef de edelman Joan Derk van der Capellen het pamflet 'Aan het volk van Nederland'. Hij schreef dat het beter was in de tijd van de Bataven, toen iedere vrije Bataaf zijn vrijheid met wapens kon verdedigen. Door dit pamflet gingen burgers zich bewapenen en hielden zij in steden militaire oefeningen. Ze wantrouwden de oude regenten en de prins en streefden naar grondrechten en politieke invloed. In 1787 verjoeg de koning van Pruisen de patriotten. Velen vluchtten naar Frankrijk. In 1795 bezetten Franse legers Nederland. Hierdoor konden de patriotten ook in Nederland een revolutie beginnen. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. Nederlandse burgers vormden de Bataafse Republiek met een nieuw bestuur. Voor het eerst kwam er een door het volk gekozen volksvertegenwoordiging bijeen. Deze Nationale Vergadering maakte in 1798 de eerste grondwet van Nederland, waardoor het land een eenheidsstaat werd. Echter, onder de patriotten bestond zo veel onenigheid dat Napoleon besloot om zijn broer naar de Republiek te sturen en daar de macht over te nemen. Dat was het begin van het Koninkrijk Holland. Belangrijke begrippen Abolitionisme = beweging tot afschaffing van de slavernij Atheïsme = niet geloven in God Deïsme = geloven dat God de wereld heeft geschapen, maar zich er verder niet mee bemoeit Indirecte belastingen = belasting die je bijvoorbeeld betaald bij de aankoop van goederen Parlement = volksvertegenwoordiging / Staten Generaal Pruikentijd = 18e eeuw toen rijke en aanzienlijke mensen pruiken droegen Rationeel = met verstand Rechtsstaat = staat waarin iedereen zich aan de wet moet houden, inclusief de koning Standenmaatschappij = samenleving waarin de bevolking is verdeeld in standen Amerikaanse Revolutie = opstand van de 13 Britse koloniën in Noord-Amerika tegen Groot-Brittannië, waarbij in 1776 de VS ontstond Dekolonisatie = koloniën worden onafhankelijk Democratische revolutie = politieke verandering waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd Federatie = verbond van staten die hun zelfstandigheid voor een groot deel behouden Grondrechten = belangrijkste rechten van het volk die in de grondwet zijn vastgelegd Tolerantie = verdraagzaamheid

Page 19: KLAS 2 HAVO 7 TIJDVAKKEN KENMERKENDE ASPECTEN …boa-geschiedenis.weebly.com/uploads/2/5/4/9/... · een gemakkelijke prooi voor aanvallers. Vanuit Scandinavië trokken Vikingen plunderend

Verlichting = beweging van mensen die vinden dat alles met het verstand kan worden beredeneerd Grondwet = wet waarin alle rechten en plichten van vorst en volk staan Algemeen mannenkiesrecht = kiesstelsel waarin alle mannen mogen stemmen Constitutionele monarchie = koninkrijk waarin de koning is gehouden aan de grondwet Franse Revolutie = democratische revolutie in Frankrijk (vanaf 1789) waardoor Frankrijk een constitutionele monarchie werd en daarna een republiek Gematigd = voorstander van beperkte veranderingen Radicaal = voorstander van vergaande veranderingen Girondijnen = naam van de gematigden tijdens de Franse Revolutie Jacobijnen = naam van de radicalen tijdens de Franse Revolutie Guillotine = valbijl Schrikbewind = regering die door staatsterreur de bevolking onder de duim houdt Terreur = geweld gebruiken om mensen angst aan te jagen Tribunaal = rechtbank voor bijzondere omstandigheden Bataafse Revolutie = democratische revolutie die leidde tot de Bataafse Republiek Decimale stelsel = tientalligstelsel zoals bij gewichten, geld en lengtematen Openbare scholen = scholen opgericht door de overheid Pamflet = vlugschrift Patriotten = mensen die van het vaderland houden en in de 18e eeuw voorstanders van een democratie in Nederland Vrijkorps = groep vrijwillige soldaten of burgers Excercitiegenootschap = vrijkorps Coalitie = samenwerking van verschillen groepen Code Civil = burgerlijk wetboek waarin Napoleon alle regels van de burgers liet vastleggen (code Napoléon) Dictator = alleenheerser Geallieerden = bondgenoten Propaganda = ideeën verspreiden om mensen te beïnvloeden Referendum = volksstemming Tsaar = keizer van Rusland