Kinderoncologie

4
Per jaar horen circa 400 ouders dat hun kind kanker heeft. Ze worden door kinderartsen in de niet-academische zieken- huizen verwezen naar een van de zeven kinderoncologische centra. In deze centra vindt wetenschappelijk onderzoek plaats en is speciale kennis en ervaring gebundeld. Uiteraard is de prognose per soort kanker verschillend. In alle kinder- oncologische centra blijft het kind jaren onder controle. BijZijn-XL 62 > nr. 11/12 - 2011 VERPLEEGKUNDE Kinder- oncologie Soorten kinderkanker De meest voorkomende soorten zijn: – Acute leukemie; – Tumoren van het centraal zenuwstelsel; – Lymfeklierkanker; – Wilms-tumor en andere niertumoren; – Neuroblastoom; – Bottumoren; – Tumoren van de weke delen; – Retinoblastoom; – Kiemceltumoren. Voorlichting Wanneer een diagnose als kanker bij een kind is gesteld, doorlopen kind, ouders, broertjes/zusjes, familie en vrienden een bewogen en intensieve fase. Hierbij worden betrokkenen vaak heen en weer geslingerd tussen hoop en onzekerheid. Psychosociale ondersteuning is hierbij een absolute vereiste. Het vergt teamwerk om de juiste beslissingen te nemen. De mening van ouders is hierbij essentieel. De informatie moet worden herhaald omdat veel informatie na de eerste schok van de diagnose niet meer aankomt. Binnen het behandelteam wordt gezocht naar de behandeling met de grootste kans op genezing. Een uitdaging is hierbij langetermijncompli- caties van de behandeling zo veel mogelijk te voorkomen. Alle vormen van behandeling – chirurgie, radiotherapie en chemotherapie – kunnen negatieve effecten hebben op de groei en ontwikkeling van het kind en leiden tot eventuele permanente orgaanscha- de. Indien genezing geen optie meer is, zal gekozen worden voor de best haalbare kwaliteit van leven. Behandeling Deze wordt gestart en gecoördineerd vanuit een kinderoncologie/hematologieafdeling van een kinderoncologisch centrum. Hier wordt een behandel- plan opgesteld. Meestal werkt men met het principe dat één arts de behandeling van het kind coördineert en beslissingen en dergelijke met kind en ouders door- neemt. Deze arts is veelal ook het aanspreekpunt voor de verwijzend kinderarts. Om goede toegang tot de bloedbaan te hebben voor toediening van de cytostatica, antibiotica, bloedpro- ducten en eventueel parenterale voeding wordt gewoonlijk een centraal-veneuze katheter aange- bracht, bijvoorbeeld een Port-a-cath®. Soms krijgen kinderen voorafgaand aan bijvoorbeeld een hersen- operatie een neuropsychologisch onderzoek om te beoordelen of en in hoeverre de operatie en de nabehandeling effect hebben op de psychologische gesteldheid van het kind. Dit onderzoek wordt gedurende de nacontroles herhaald. H et subspecialisme kinderoncologie is een onderdeel van de kindergeneeskunde. De verschillende vormen van kanker die bij kinderen kunnen worden gediagnosticeerd verschillen per leeftijd. Er is nog weinig bekend over de oorzaken van de meeste vormen van kanker bij kinderen. De kansen voor deze kinderen zijn sterk verbe- terd: circa 70 tot 80% geneest.. Beeld: Hans Oostrum Fotografie

Transcript of Kinderoncologie

Per jaar horen circa 400 ouders dat hun kind kanker heeft. Ze worden door kinderartsen in de niet-academische zieken-huizen verwezen naar een van de zeven kinderoncologische centra. In deze centra vindt wetenschappelijk onderzoek plaats en is speciale kennis en ervaring gebundeld. Uiteraard is de prognose per soort kanker verschillend. In alle kinder-oncologische centra blijft het kind jaren onder controle.

BijZijn-XL

62 >nr. 11/12 - 2011 VERPLEEGKUNDE

Kinder- oncologie

Soorten kinderkankerDe meest voorkomende soorten zijn:– Acute leukemie;– Tumoren van het centraal zenuwstelsel;– Lymfeklierkanker;– Wilms-tumor en andere niertumoren;– Neuroblastoom;– Bottumoren;– Tumoren van de weke delen;– Retinoblastoom;– Kiemceltumoren.

VoorlichtingWanneer een diagnose als kanker bij een kind is gesteld, doorlopen kind, ouders, broertjes/zusjes, familie en vrienden een bewogen en intensieve fase. Hierbij worden betrokkenen vaak heen en weer geslingerd tussen hoop en onzekerheid. Psychosociale ondersteuning is hierbij een absolute vereiste. Het vergt teamwerk om de juiste beslissingen te nemen. De mening van ouders is hierbij essentieel. De informatie moet worden herhaald omdat veel informatie na de eerste schok van de diagnose niet meer aankomt. Binnen het behandelteam wordt gezocht naar de behandeling met de grootste kans op genezing. Een uitdaging is hierbij langetermijncompli-caties van de behandeling zo veel mogelijk te voor komen. Alle vormen van behandeling – chirurgie, radiotherapie en chemotherapie – kunnen negatieve effecten hebben op de groei en ontwikkeling van het kind en leiden tot eventuele permanente orgaanscha-de. Indien genezing geen optie meer is, zal gekozen worden voor de best haalbare kwaliteit van leven.

BehandelingDeze wordt gestart en gecoördineerd vanuit een kinderoncologie/hematologieafdeling van een kinderoncologisch centrum. Hier wordt een behandel-plan opgesteld. Meestal werkt men met het principe dat één arts de behandeling van het kind coördineert en beslissingen en dergelijke met kind en ouders door-neemt. Deze arts is veelal ook het aanspreekpunt voor de verwijzend kinderarts.Om goede toegang tot de bloedbaan te hebben voor toediening van de cytostatica, antibiotica, bloedpro-ducten en eventueel parenterale voeding wordt gewoonlijk een centraal-veneuze katheter aange-bracht, bijvoorbeeld een Port-a-cath®. Soms krijgen kinderen voorafgaand aan bijvoorbeeld een hersen-operatie een neuropsychologisch onderzoek om te beoordelen of en in hoeverre de operatie en de nabehandeling effect hebben op de psychologische gesteldheid van het kind. Dit onderzoek wordt gedurende de nacontroles herhaald.

Het subspecialisme kinderoncologie is een onderdeel van de kindergeneeskunde. De verschillende vormen van kanker die bij kinderen kunnen worden gediagnosticeerd verschillen per

leeftijd. Er is nog weinig bekend over de oorzaken van de meeste vormen van kanker bij kinderen. De kansen voor deze kinderen zijn sterk verbe-terd: circa 70 tot 80% geneest..

Beeld: Hans Oostrum Fotografie

BijZijn-XL

63 >nr. 11/12 - 2011 VERPLEEGKUNDE

KINDERVERPLEEGKUNDE

Tabel 1. Mogelijke onderzoeken.Onderzoek– algemeen lichamelijk onderzoek– bloedonderzoek– urineonderzoek– beenmergbiopsie of punctie– lumbaalpunctie– inventarisatie voorafgaande

infectieziekten en vaccinatiestatus– op indicatie consult chirurg, KNO- of

oogarts

Afhankelijk van de gestelde diagnosekan aanvullend onderzoek nodig zijn,bijvoorbeeld– beeldvorming door conventionele

röntgenfoto, echografie, magnetic resonance imaging (MRI) en/of compu-tertomografie (CT), positron-emissie-tomografie (PETscan) en nucleair onderzoek

– endoscopie en/of laparoscopie– weefselbiopt en histologisch en

moleculair-genetisch onderzoek

Behandelingsvormen– volgens een vaststaand behandelproto-

col, gebaseerd op consensus van (inter)nationale werkgroepen, wordt behandeld

De volgende vormen kunnen daarbij gebruikt worden– chirurgisch •bijvoorbeeldbijoogenhersentumo-

ren, Wilms-tumor of neuroblastoom– radiotherapeutisch •vaakincombinatiemeteenandere

behandelmethode– chemotherapie •bijvoorbeeldbijleukemie,lymfeklier

kanker of solide tumoren– een combinatie van behandelingen •bijvoorbeeldbijtumorenvandeweke

delen, o.a. van spieren, bindweefsel, bloedvaten en zenuwweefsel

Behandelingsvormen altijd op maat, met aandacht voor– zo min mogelijk nare bijwerkingen op de

korte termijn– zo min mogelijk blijvende gevolgen op

de langere termijn– maar met een zo groot mogelijke kans

op genezing

Tabel 2. Verpleegkundige zorg. Verpleegkundige zorg met aandacht voor– algemene conditie van het kind– voeding en gewicht– diurese en defecatiepatroon– duidelijkheid over de pijnbestrijding– voorkomen van infecties– conditie van de huid

Mondhygiëne–cytostaticakunnenhetmondslijmvliesernstig beschadigen en zich uitbreiden tot het hele maagdarmkanaal– schema mondonderzoek is goed bruikbaar voor een objectieve score; zie tabel 3

Medicatiegebruik– bijv. selectieve darmdecontaminatie (SDD) •hanteerdetijdendieaangegevenworden •somszijndieafwijkendvandetijdenindekliniek– veel tact, geduld en overredingskracht om het kind de steeds terugkerende medicijnen te laten slikken

Speciale voorzorgen bij het gebruik van chemotherapie– tref de vereiste voorzorgsmaatregelen om geen risico’s te lopen voor het eigen lichaam– volg het lokale protocol of informeer bij de zieken- huisapotheker naar mogelijke risico’s

Draag zorg voor juiste communicatie tussen de verschillende betrokken disciplines– frequent multidisciplinair overleg

Schakel professionele hulp in op voorschrift arts–kinderpsycholoogvoorkind–psycholoogvoorouders– maatschappelijk werk •bijvoorbeeldvoorvervoerskostenen/of werkverzuim van ouders of huishoudelijke hulp– diëtetiek– pedagogisch werk–mondhygiënistee.a.

Infectiegevaren– chemotherapie heeft als nadeel dat het kind een groter infectierisico loopt door de neutropenie die circa tien tot vijftien dagen na afloop van een kuur kan ontstaan– ook niet-pathogene micro-organismen kunnen dan een infectie veroorzaken •deklinischeverschijnselenzijn vaak minder duidelijk >

Verpleegkundige zorgHet kind dat in een regionaal ziekenhuis wordt opgenomen heeft buiten de zorg die óók kinderen zonder kanker krijgen, extra aandacht nodig. De verpleegkundige zorg in de regionale algemene ziekenhui-zen dient afgestemd te zijn op de zorg in de academische ziekenhuizen. Het kind met een oncologische aandoening is net als alle andere kinderen geestelijk en lichamelijk nog in ontwikkeling en afhankelijk van de ouders. Samen met de pedagogisch medewerker draagt de verpleegkundige er zorg voor dat deze ontwikke-ling niet of nauwelijks wordt verstoord.Depsychosocialezorg vraagt alle aandacht rondom deze kinderen en hun familie. Geef ook aandacht aan de emotionele belasting die het verplegen van een kind met een oncologische aandoening met zich mee kan brengen.

Advertentie is verwijderd

BijZijn-XL

65 >nr. 11/12 - 2011 VERPLEEGKUNDE

<

MondverzorgingHet belang van een optimale mondverzorging vraagt extra aandacht. Tabel 3 is een praktisch en objectief hulpmid-del. Vul deze in bij opname voor een uitgangswaarde en tijdens opname dagelijks, zo nodig bij defecten vaker. Start in samenspraak met de mond-hygiëniste mondbehandeling.

Het kind in aplasieAls gevolg van de chemotherapie ontstaat een fase van sterke beenmergonderdrukking, waarbij er tijdelijk nauwelijks productie van bloedcellen meer plaats-vindt. Dit wordt de aplastische fase of ‘dip’ genoemd. Wanneer de behandeling aanslaat, zal na circa drie weken de normale bloedaanmaak zich gaan herstellen. In de aplastische fase kunnen zich verschillende complicaties voordoen en meestal verblijft het kind in deze fase in het ziekenhuis.

Interactie tussen verpleging en kind/ouders Steeds vaker komt het voor dat de hoofdbehandeling plaatsvindt in een academisch ziekenhuis en de dagopnames in een regionaal ziekenhuis. Er kunnen verschil-len zijn in de uitvoering van een handeling in de ziekenhuizen. Dit kan voor kind en ouders onduidelijk zijn. Het is zinvol als kinderverpleegkundige werkzaam op een niet-specialistische afde-ling kinderoncologie, informatie te vragen aan het ziekenhuis waar de hoofdbehandeling plaatsvindt. Veelal hebben de ouders een zo-genaamde ‘pendelstatus’ waarin veel informatie staat. Meestal staan hierin alleen medische gegevens vermeld. Draag zorg voor het feit dat het verzorgen van bijvoorbeeld huid, mond, wondjes en insteekplaats van katheters zo veel mogelijk uniform gebeurt. Maak hier ook een correcte ver-slaglegging van in het dossier en bewaar deze voor een eventuele volgende opname.

KINDERVERPLEEGKUNDEHet belang van een optimale mondverzorging vraagt extra aan-dacht. Tabel 11.3 is een praktisch en objectief hulpmiddel. Vul deze in bij opname voor een uitgangswaarde en tijdens opname dagelijks, zo nodig bij defecten vaker. Start in samenspraak met de mondhygiëniste mondbehandeling.

Tabel 11.3 Schema verpleegkundig mondonderzoek.

Naam: Datum:

Categorie Criteria Score Vul in

Lippen binnenkant normaal 0

Boven of onder ruw, rood 1

Beide kapot 2

Linkerwang normaal 0

droog, rood 1

1 slijmvliesdefect 2

meerdere slijmvlies-defecten

3

Rechterwang normaal 0

droog, rood 1

1 slijmvliesdefect 2

meerdere slijmvlies-defecten

3

Tong en mond-bodem

normaal 0

droog, rood 1

11

278 Zakboek kinderverpleegkunde

1 slijmvliesdefect 2

meerdere slijmvlies-defecten

3

Gehemelte normaal 0

droog, rood 1

1 slijmvliesdefect 2

meerdere slijmvlies-defecten

3

Tandvlees normaal 0

rood, gezwollen 1

kapot 2

11.3.2 het kind in aplasieAls gevolg van de chemotherapie ontstaat een fase van sterke beenmergonderdrukking, waarbij er tijdelijk nauwelijks pro-ductie van bloedcellen meer plaatsvindt. Dit wordt de aplasti-sche fase of ‘dip’ genoemd. Wanneer de behandeling aanslaat, zal na circa drie weken de normale bloedaanmaak zich gaan herstellen. In de aplastische fase kunnen zich verschillende complicaties voordoen en meestal verblijft het kind in deze fase in het ziekenhuis.

11.3.3 inter actie tussen verpleging en kind/ouders

Steeds vaker komt het voor dat de hoofdbehandeling plaats-vindt in een academisch ziekenhuis en de dagopnames in een regionaal ziekenhuis. Er kunnen verschillen zijn in de uitvoe-ring van een handeling in de ziekenhuizen. Dit kan voor kind en ouders onduidelijk zijn. Het is zinvol, als kinderverpleeg-kundige werkzaam op een niet-specialistische afdeling kinder-oncologie, informatie te vragen aan het ziekenhuis waar de hoofdbehandeling plaatsvindt. Veelal hebben de ouders een zogenaamde ‘pendelstatus’ waar veel informatie in staat. Meestal staan hier alleen medische gegevens in vermeld. Draag zorg voor het feit dat verzorgen van bijvoorbeeld huid, mond, wondjes en insteekplaats van katheters zoveel mogelijk uni-

11

INfoRmatIE

www.arboconvenantacademische-ziekenhuizen.nl/veiligwerkenmet-cytostatica www.kinderkanker.nl - website van het Kinderoncologisch Centrum Rotterdam

Bron: Jong, de m.a., Zakboek Kinderver-pleegkunde, 2005, Bohn Stafleu van Loghum, hoofdstuk 11. Verkrijgbaar in de webshop van BSL: www.bsl.nl.

Bijwerkingen van cytostaticaDe meest voorkomende bijwerking van cytostatica is beenmergdepressie met als mogelijk gevolg anemie, leuko- en trombocytopenieën. Het optreden van bijwerkingen en de mate waarin, zegt niets over het effect van de behande-ling op de ziekte.

AnemieDit is een vermindering van het hemoglobinegehalte en/of het aantal erytrocyten en ontstaat geleidelijker dan een leukopenie en/of trombopenie.Verschijnselen bij anemie:– bleekheid;– moeheid;– gevoeliger voor kou;– kortademigheid bij inspanning;– tachycardie;– sterretjes zien;– oorsuizingen.

LeukopenieDit is een vermindering van het aantal leukocyten waardoor een verminderde afweer ontstaat. Daardoor is een kind met een leukopenie vatbaar voor infecties, die voor een gezond kind geen of weinig gevaar opleveren, maar voor het leukopenische kind kunnen leiden tot ernstige infecties. Bijkomende luchtweginfecties, herpes simplex of zoster alsmede schimmel-/gistinfecties kunnen een snel en hevig verloop hebben.

TrombopenieDit is een vermindering van het aantal trombocyten in het perifere bloed. Bij een trombope-nie bestaat de kans op spontane bloedingen in ingewanden en hersenen.Verschijnselen:– petechiën of purpura: •dezebevindenzichvooral op de benen omdat door de zwaartekracht hier de druk op de capillairen het hoogst is; •nabloeddrukmeting kunnen door de stuwing ook op de arm

gemakkelijk petechiën ontstaan;– neusbloeding en/of bloedend tandvlees.

Misselijkheid en brakenIn aansluiting op de behandeling met cytostatica komen braken en diarree frequent voor, met kans op dehydratie. De voedselopname kan hierdoor bemoeilijkt raken, waardoor het nodig kan zijn parenterale voeding te geven.

NiertoxiciteitEen stoornis in de nierfunctie kan tot verhoogde toxiciteit op andere organen of weefsels leiden.Vooral bij braken en diarree kan de nierfunctie ernstig worden bedreigd door dehydratie.

SlijmvliesbeschadigingHet slijmvlies van maag en darm is eveneens gevoelig voor chemotherapie. Epitheeldefecten kunnen over het gehele gastrointestinale traject voorkomen, zich vooral uitend in stomatitis, slikklachten en diarree.

OverigVeel stoffen geven (tijdelijk) haaruitval, niet alleen van hoofdhaar, maar ook van wimpers, wenkbrauwen, okselharen en schaamhaar. Cytostatica kunnen ook schade op langere termijn veroorzaken (late effecten). De meeste cytostatica hebben hun eigen specifieke bijwerking; de aard en mate van de bijwerkingen verschillen per middel.

Tabel 3. Schema verpleegkundig mondonderzoek.