kijk bijvoorbeeld eens hier naar de Atlas innoverende ...

166

Transcript of kijk bijvoorbeeld eens hier naar de Atlas innoverende ...

2

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 2

3

Atlas van innoverende melkveehoudersVeelbelovende vertrekpunten bij het verduurzamen van de melkveehouderij

A.P. Wolleswinkel

D. Roep

K.J. van Calker

S.J.G. de Rooij

F.P.M. Verhoeven

Wageningen Universiteit en Researchcentrum, 2004

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 3

4

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 4

Inhoudsopgave

Voorwoord 7

1 Inleiding 8

2 Verrijken van de bodem 18

3 Composteren 28

4 Voeding en gezondheid 38

5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij 48

6 Robuustere koe door kruisen van rassen 58

7 Sturen op lage kosten 68

8 Versmallen en verbreden door samenwerken 80

9 Streven naar autonomie 90

10 Zelf krachtvoer telen en mengen 100

11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 110

12 Water beheren op landbouwgrond 122

13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 130

14 Sturen op kwaliteit 142

15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie 152

Referenties 161

Colofon 164

5

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 5

6

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 6

7

Voorwoord

Veel wordt gesproken, geschreven en vergaderd over een transitie naar een duurzame landbouw. Dat is absoluut nodig om tot inzicht te komen in de huidige pro-blemen en mogelijke oplossingen. Het is echter nog belangrijker dat ondernemers zelf de noodzakelijke stappen zetten. Gelukkig doen veel ondernemers dit ook.De voorliggende 'Atlas van Innoverende Melkveehouders' doet verslag van dergelijke initiatieven van melkveehouders.

Deze atlas is mede tot stand gekomen op initiatief van een groep eigenzinnige ondernemers die hun eigen weg banen bij het verduurzamen van de landbouw. In hetnajaar 2000 werden bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties vanuit het LNV-programma 'Nieuwe veehouderijsystemen' uitgedaagd om hun ambities voorduurzame ontwikkeling aan te melden voor kennisondersteuning door Wageningen UR. Op deze oproep kwam onder andere een reactie van PMOV. PMOV is eenvereniging van melkveehouders die langs ongebruikelijke weg hun bedrijfsvoering willen verduurzamen en omstreden methoden niet schuwen. Zij vonden dat hunbaanbrekend werk te weinig weerklank kreeg binnen onderzoek en beleid. Daar wilden ze verandering in aanbrengen. Deze uitdaging werd door een breed samen-gestelde groep onderzoekers opgepakt. Samen met PMOV werd een plan van aanpak gemaakt, een spannend project was het gevolg.

PMOV drong erop aan een overzicht te maken van het vernieuwingspotentieel in de melkveehouderij. Het in kaart brengen van door melkveehouders zelf ontwik-kelde en in praktijk gebrachte duurzame oplossingen moest centraal staan. Een interdisciplinair projectteam onder leiding van dr ir Dirk Roep heeft zich vervolgensmet enthousiasme op deze taak gestort. Op allerlei manieren is gezocht naar melkveehouders die op enigerlei wijze vernieuwend bezig waren op hun eigen bedrijf.In de atlas wordt de ongewone, vernieuwende aanpak van 33 melkveehouders met de potenties en obstakels uitvoerig beschreven. De atlas laat ons zien dat er eenrijk geschakeerd vernieuwingspotentieel schuilt in de melkveehouderij, dat niet onbenut mag blijven. Uiteraard roepen deze beloftevolle praktijkvernieuwingen aller-lei vragen op, maar daar moeten we als onderzoekers juist mee aan de slag. Laten we ervan leren.

Het vervolgproject 'Slim experimenteren in de melkveehouderij' geeft hier een aanzet toe. Hierin gaan innoverende melkveehouders, beleidsmakers en onderzoe-kers samen werken aan het wegnemen van belemmeringen die systeeminnovaties in de weg staan. Dit gezamenlijk leren moet een vertaalslag naar beleid en onder-zoek mogelijk maken. Leren door te doen, doen door te leren. Dit moet bijdragen aan een transitie naar een duurzame veehouderij op de langere termijn. En daarwas en is het om begonnen.

De werkwijze in dit project past in mijn visie op de rol van Wageningen UR: samenwerken tussen verschillende disciplines over de verschillende onderdelen vanWageningen UR heen en in nauwe samenwerking met de praktijk. Naast gedegen wetenschappelijke analyse en theorievorming op de verschillende vakgebiedenwil Wageningen UR zich ook verbinden met duurzame ontwikkeling en de partijen die daar met woord en daad naar streven.

Ik hoop dan ook dat de atlas een leerzaam vervolg krijgt.

Prof. dr. ir. Aalt DijkhuizenVoorzitter Raad van Bestuur Wageningen UR

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 7

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 8

hoofdstuk 1 Inleiding 9

De landbouw staat voor een grote uitdaging. Tal vanmaatschappelijke vraagstukken op gebied van ondermeer milieu, natuur, dierwelzijn, voedselveiligheid,productkwaliteit en marktordening vragen om eenduurzame oplossing, ook voor de landbouw zelf.Deze vraagstukken komen op de landbouw af in devorm van allerlei, soms vergaande wensen en eisenvan maatschappelijke organisaties, overheden enconsumenten, die niet altijd met elkaar te rijmen zijnen waar de landbouw zeker op korte termijn ook nietaan kan voldoen. Hiervoor zijn veelomvattende eningrijpende veranderingen nodig en een omslag inde wijze van denken en doen. Niet alleen bij boerenen boerinnen, maar bij iedereen die op enigerleiwijze betrokken is bij de landbouw en uiteindelijk degehele samenleving. Het maken van die omslag(transitie) naar verduurzaamde landbouw vergt danook de nodige inspanning en tijd.

Veel boeren en boerinnen maken volop werk van hetverduurzamen van de landbouw. De praktijk is eenbroedplaats voor vernieuwing. In deze atlas wordthet baanbrekende werk van 35 innoverende melk-veehouders belicht vanuit de te maken omslag. Deaandacht beperkt zich hier tot de hoofdactiviteit: hethouden van melkvee. Allerlei activiteiten naast (ver-breding) of in verlengde van de melkveehouderij

(verdieping) blijven dit keer hier buiten beschouwing(zie daarvoor o.a. 'Kleurrijk Platteland'; Van derPloeg et al, 2002).

Elk van de hier uitgelichte melkveehouders baantzich op ongewone, vaak tegendraadse en somsomstreden wijze, een eigen weg richting duurzamelandbouw (zie box 1). Vanuit een andere dan gang-bare, en vooral bredere kijk op het houden van melk-vee hebben zij een innovatieve wijze van werkenontwikkeld op hun eigen bedrijf waarmee ze aan-sprekende resultaten behalen. Deze innovatievewerkwijzen zijn dan ook veelbelovende vertrekpun-ten bij het verduurzamen van de melkveehouderij.Ze zijn te zien als de aanzet voor een omslag in demelkveehouderij. Het is dan ook alleszins de moeitewaard kennis te nemen van deze in de praktijk ver-scholen, prille (deel)vernieuwingen (novelties).

Al doende leren en benutten van potenties

Zo kunnen de ongewone, innovatieve werkwijzeneen bron van inspiratie vormen voor al die anderendie zich op de een of andere manier met vernieuw-ing bezig houden. Daarnaast valt het nodige te lerenover:

De werking. Als de innovatie werkt, hoe werkt diedan en onder welke omstandigheden, valt deinnovatie te verbeteren en hoe werkt die door inhet bedrijf als geheel;De brede toepasbaarheid. Is de innovatie over-draagbaar aan anderen en toepasbaar dooranderen in andere omstandigheden;De wenselijkheid. Kan de innovatie bijdragen aanhet verduurzamen van de melkveehouderij of

wellicht van de landbouw als geheel (potentie) enin welke mate is dat het geval (relevantie).

Door al doende te leren over de gebruiksmogelijkhe-den kunnen de nog niet volgroeide vernieuwingenverder rijpen, robuuster worden, zodat ze breed toe-pasbaar worden. En in aansluiting hierop zijn allerlei(deel)vernieuwingen aaneen te smeden tot een gro-ter, innovatief werkend geheel (systeeminnovatie) op

Box 1Profiel van een innovatieve melkveehouder

De geïnterviewde melkveehouders in dit onderzoek blij-ken een aantal opvallende gelijkenissen te vertonen. Zijzijn over het algemeen eigenwijs, nieuwsgierig en staanopen voor nieuwe kennis. Opvallend is dat de meestenvan hen verder kijken dan de Nederlandse melkveehou-derij. Sommigen zijn zeer geïnteresseerd in de buiten-landse veehouderij, en halen daar veel kennis vandaan,terwijl anderen dichter bij huis blijven en veel kennisopdoen in andere sectoren van de Nederlandse econo-mie. Over het algemeen experimenteren ze veel op hunbedrijf en hebben ze een groot netwerk, zowel binnenals buiten de landbouw (van Dorp, 2003). Kortom, zestaan met een open vizier in de samenleving. En dat legthun bedrijf over het algemeen geen windeieren.

Ook uit de literatuur blijkt dat maatschappelijke onder-nemers die in hun bedrijfsvoering vooral gericht zijn opde maatschappij, en nieuwe groeiers (agrarische onder-nemers die naast maatschappij gericht ook gericht zijnop de groei van hun bedrijf) succesvoller zijn dan agra-rische ondernemers die alleen op groei gericht zijn ofvooral (financieel) behoudend opereren (de Lauwere,Verhaar en Drost, 2002).

Innoverende melkveehouders

doen er toe

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 9

10 hoofdstuk 1 Inleiding

achtereenvolgens bedrijfsniveau en de melkveehou-derijsector.Figuur 1 schetst hoe het verduurzamen van de land-bouw verloopt via opeenvolgende veranderingen opmeerdere niveaus: technische (deel)vernieuwingen(novelties) van allerlei aard op bedrijfsniveau (1) kun-nen uitgroeien tot een veelomvattende systeeminno-vatie op sectorniveau (3) en uiteindelijk leiden totgrote maatschappelijke veranderingen of transitie(4).

Een omslag vergt meer dan het ontwikkelen en toe-passen van nieuwe veehouderijtechnieken op grondvan andere uitgangspunten. Hiervoor moeten dienieuwe technieken ook een vertaalslag krijgen naareen adequate institutionele inbedding in de melkvee-houderij (zie box 2). Dit betekent dat een grondigeverandering nodig is in het geheel van regels (regi-me) dat de melkveehouderij omgeeft en richtinggeeft. Dit regime is institutioneel ingebed in werkwij-zen, routines, procedures, regelgeving en organisa-tievormen in onder meer beleid, onderzoek, belan-genbehartiging, verwerking en afzet, toelevering enallerlei vormen van dienstverlening.

De huidige institutionele inbedding is een afspiege-ling van de ontwikkelingsgang die landbouw tot nutoe heeft doorlopen (zie box 3). Deze is meegegroeid en er ook mee vergroeid en staat eenomslag in de weg. Beloftevolle vernieuwingen bre-ken niet door of worden zelfs in de kiem gesmoord(pijl 2 in figuur 1), terwijl ze juist de ruimte moetenkrijgen. Wil een omslag werkelijk van de grondkomen dan moeten beloftevolle vernieuwingen nietalleen gekoesterd worden, maar ook dienen als ver-trekpunten voor institutionele vernieuwing. Het tege-lijkertijd leren over en werken aan de juiste institutio-nele inbedding van technische vernieuwingen isnodig om de beloftes waar te kunnen maken.

Meerdere routes verkennen

Het openen en verkennen van meerdere routes bijhet verduurzamen van de landbouw is ook een redenom kennis te nemen van het baanbrekende werk vaninnoverende melkveehouders. Verder doorgaan ophet lange tijd zo vanzelfsprekende, eenzijdig op hetmaximaliseren van de productie gerichte spoor (uit-mondend in schaalvergroting, intensivering en speci-alisatie) draagt onvoldoende bij aan een verduurza-ming van de landbouw. Het is een doodlopende weg.Langs dit spoor zijn nog wel allerlei (technische) ver-beteringen mogelijk op onderdelen (optimalisatie),maar die leveren geen doorbraak op in termen vanduurzaamheid. Daar is een grondige vernieuwing ofsysteeminnovatie voor nodig langs andere, nog

ongebaande wegen. Om dit op gang te brengenmoet het bestaande geheel van denkwijzen en werk-wijzen worden uitgedaagd en doorbroken. De nietgangbare, innovatieve werkwijzen van melkveehou-ders kunnen een dergelijke, baanbrekende rol ver-vullen. Ze geven een aanzet tot het verduurzamenvan de landbouw langs andere dan gebaande wegen(zie box 4). Dergelijke beloftevolle aanzetten moetendan wel de ruimte krijgen om zich verder te kunnenontwikkelen.

Omslag moet wortelen in de praktijk

Het is goed om te bedenken dat een omslag alleenstukje bij beetje gestalte kan krijgen. We moeten dan

verleden heden toekomstTijd

Ruimte

bedrijf

regime in

melkvee-

houderij

maatschappij

2

3

novelty creatie

4

‘locaal’

‘wereld’

Institu

tionalis

ering v

an p

raktijk

en

1

systeeminnovatie

transitie

Figuur 1: Van novelty creatie via systeeminnovatie naar transitie (bewerking van Roep et al, 2004)

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 10

hoofdstuk 1 Inleiding 11

ook niet blijven steken in het denken, praten enschrijven over nut en noodzaak van een omslag in delandbouw en hoe de toekomstige landbouw eruit zoumoeten zien. We moeten niet alleen ontwerpen,maar ook realiseren. Stukje bij beetje moet eenanders werkend geheel worden opgebouwd doorvanuit kleine delen (novelties) toe te werken naar hetgrotere geheel, een systeeminnovatie en transitie(zie figuur 1). Een innovatieve werkwijze van eenmelkveehouder is een van die bouwstenen waaropvoortgebouwd kan worden. Door meerdere noveltiesop slimme wijze met elkaar te combineren, en som-mige melkveehouders zijn al een eind op weg, is eenaanzet tot systeeminnovatie te geven.

Ruimte om te vernieuwen: niches en novelties

Elke vernieuwing begint bij een gedachte of wens dateen zeker geheel anders zou moeten werken.Vervolgens begint de zoektocht naar hoe dat valt terealiseren. Hieruit komen nieuwe werkwijzen of tech-nieken voort. Hiervoor is kennis nodig over hoe aller-lei processen werken en hoe processen effectiefkunnen worden gestuurd (zie box 2). Hierbij wordenverschillende soorten kennis uit diverse bronnen opeffectieve wijze met elkaar gecombineerd. Zoalservaringskennis, technische expertise of weten-schappelijke kennis afkomstig van melkveehouders,technici of wetenschappers. Innoverende melkvee-houders blinken uit in het verwerven en toepassenvan verschillende soorten kennis, zij het ieder opeigen wijze.

Maar er moet ook ruimte zijn om te vernieuwen, omal doende te leren. Innoverende melkveehouderscreëren die ruimte op hun bedrijf. Niet alleen in mate-riële zin door op hun bedrijf te experimenteren metbijvoorbeeld andere manieren van fokken of mest-toediening, maar ook in institutionele zin door met

Box 2Landbouw als een werkend geheel (Roep, 2000)

In de landbouw werken allerlei processen op elkaar in dieleiden tot uitkomsten die van plaats tot plaats kunnen ver-schillen (diversiteit) en in de loop van de tijd ook kunnenveranderen (evolueren). De landbouwbeoefening richtzich op het voortbrengen of juist voorkomen van bepaal-de (in eerste instantie materiële) uitkomsten door gerichtin te grijpen in de werking van achterliggende processen.Uitgaande van de al dan niet gewenste effecten (relevan-tie) vergt dit kennis over de werking en de uitwerking naarplaats en tijd van achterliggende processen en het opgrond hiervan ontwikkelen van een stelsel van regels ofwerkwijzen (techniek) om het relevant geachte geheeleffectief te laten werken. Door uitproberen en leren ont-staat een wisselwerking tussen de ontwikkeling van ken-nis en technieken. Al doende groeit zo het technologischvermogen om een relevant geacht geheel steeds effec-tiever te laten werken. Maar technologie is niet alvermo-gend. Er zullen altijd onbedoelde en niet verwachte(neven)effecten optreden die ook nog eens ongewenstkunnen zijn.

Diverse technieken kunnen tot steeds grotere, effectiefwerkende gehelen worden verknoopt. Bijvoorbeeld toteen dierhouderijsysteem gericht op het voortbrengen,verwerken en afzetten van dierlijke producten als vlees,zuivel, leer of wol. De gehanteerde regels en praktijkenmaterialiseren onder andere in bodemleven, gewassen,dieren, werktuigen, gebouwen, wegen, slachterijen, zui-velfabrieken, winkels. Maar zij institutionaliseren ook, inonder andere gemeenschappelijke kennis over de wer-king en het gebruik van technieken en een zekere rolver-deling tussen betrokkenen (boer, boerin, slachter, zuivel-bereider, handelaar, consument, etcetera).

Zo is in de landbouw in de loop van de tijd een taak- enrolverdeling ontstaan bij het ontwikkelen van kennis entechnieken. Boeren en boerengemeenschappen zijn vanoorsprong dragers van het vermogen tot landbouwbeoe-fening. Al doende ontwikkelden zij kennis en tal van tech-nieken (op het gebied van fokken, bemesten, voederen)om ter plekke een naar behoren werkend, uitgebalan-ceerd geheel te vormen (zie www.ervaringskennis.nl). Naverloop van tijd zijn voorlichting, onderzoek en onderwijs,en daarmee ook de landbouwwetenschappen, eenbelangrijke rol gaan spelen in ontwikkeling van (land-bouw)technologie. Zij hebben ook hun eigen wijze vanwerken ontwikkeld, die materieel en institutioneel hunbeslag hebben gekregen. Als we hier ook nog de over-heid, de agro-industrie en de dienstverlening bij betrek-ken dan wordt duidelijk dat rond de primaire landbouween omvangrijke institutionele omgeving is gegroeid dieeen grote invloed heeft op de technologische ontwikke-ling in de landbouw (zie box 3: een doorgeschoten ont-wikkeling).

Een technologische ontwikkeling wordt geleid door aller-lei ideeën en opvattingen over wat als relevant of waarde-vol wordt beschouwd in een gemeenschap. De ontwikke-ling van kennis en technieken volgt een bepaald spoor,een technologisch traject. Het laat zowel materieel alsinstitutioneel (in de betekenis van gedeelde wijzen vanzien en doen) haar sporen achter. Techniek vormt dodeen levende materie ('natuur') op grond van kennis overachterliggende processen. Met het omvormen van de'natuur' materialiseert zich die kennis en de hieraan tengrondslag liggende ideeën en opvattingen. Zoals in eengefokte koe of een perceel grasland. Op haar beurt geeftdeze omgevormde materie weer vorm aan de samenle-ving. Zoals bij infrastructurele werken als wegen, poldersen dijken overduidelijk het geval is. Een technologischtraject kenmerkt zich dus door de wijze waarop het mate-riële en institutionele co-evolueren.

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 11

andere spelers afspraken te maken over uitzonderin-gen op de regel. Zoals bijvoorbeeld een vergunningom bovengronds uit te rijden bij VEL & VANLA (ziebox 4). Om novelties te kunnen ontwikkelen en tebeproeven die indruisen tegen de heersende opvat-tingen en routines is dus een zekere beschermingtegen dat heersende regime nodig. Het op slimmewijze creëren van een beschermde ruimte of nicheom novelties te ontwikkelen en koesteren is dan ookfundamenteel voor vernieuwingsprocessen (zie box6). Niches kunnen vele vormen hebben: van eenexperiment door een melkveehouder op het eigenbedrijf tot een omvangrijk onderzoeksproject metallerlei belanghebbenden.

12 hoofdstuk 1 Inleiding

Box 3Een doorgeschoten ontwikkeling (Roep, 2000)

Het produceren en afzetten van voedsel tegen een con-currerende prijs heeft de landbouw decennia langbeheerst. De primaire landbouw diende de agro-industrie van goedkope grondstoffen te voorzien. Omtegelijkertijd ook het inkomen op peil te kunnen houdenwerd de primaire landbouw aangezet tot het steeds ver-der opvoeren van de productiviteit. Dit heeft geresul-teerd in een sterk verengde technologische ontwikke-ling, gericht op het steeds weer doorbreken van allerleisociale en natuurlijke barrières. Met succes, maar nietzonder allerlei maatschappelijk ongewenste gevolgen.Die vormden op hun beurt weer de aanzet tot allerleiingrepen om het geheel bij te sturen. Maar dit was nietafdoende. De ingrepen bleken niet meer dan lapmidde-len en leiden tot algehele verstarring. Een eenzijdige opproductie gerichte ontwikkeling wordt nu algemeengezien als een doodlopende weg. De landbouw moetverduurzamen, maar langs welke weg?

Box 4:VEL & VANLA, een radicaal andere wegbeproefd

In nauwe samenwerking met onderzoekers van WURhebben melkveehouders van de milieucoöperaties VEL &VANLA een eigen veelbelovende aanpak ontwikkeld omde landbouw in de Noordelijke Friese Wouden te ver-duurzamen (www.velvanla.nl). De uitgangspunten vanhun ontwerp-aanpak staan in vele opzichten haaks op deeenzijdig op productie gerichte ontwikkeling die de land-bouw lange tijd heeft beheerst. Om de productie op tevoeren is de landbouw gaandeweg losgemaakt van debeperkingen van lokale stofkringlopen en het hieropgebaseerde agro-ecosysteem: door optimale productie-omstandigheden te creëren, zoals grotere kavels en ont-watering en graslandvernieuwing en het verhogen vanexterne inputs, zoals kunstmest, en krachtvoer. Hierbijverloor dierlijk mest geleidelijk aan zijn waarde voor hethandhaven van de bodemvruchtbaarheid. Een en anderheeft onder meer tot een overbelasting van het milieugeleid. Dit noopte de overheid tot regulerende maatrege-len, zoals het voorschrijven van mestinjectie om deammoniakemissie te verminderen.

In de Noordelijke Friese Wouden, waar het karakteristie-ke coulissenlandschap grotendeels in tact was gebleven,stuitte dit op verzet van onder meer boeren: mestinjectiepaste niet binnen de schaal van het landschap, brachthoge kosten met zich mee en was slecht voor het bodem-leven. Boeren zochten naar een passende uitweg. 'Oude'werkwijzen die door een aantal 'oude' boeren nog steedsin praktijk werden gebracht en meer uitgingen van lokalestofkringlopen met lage externe inputs bleken veelbelo-vend: de mineralenverliezen waren aanzienlijk lager ende bodem veel levendiger. Samen met onderzoekers vanWUR is op grond hiervan een eigen aanpak ontwikkeld,die lokale kringlopen en het bijzondere agro-ecosysteemmet zijn markante coulissenlandschap als vertrekpunt

neemt: het verlagen van externe inputs als kunstmest enkrachtvoer, het dankzij een speciale ontheffing boven-gronds uitrijden van mest, het verbeteren van de mest-kwaliteit door de koeien anders te voeren, namelijk eiwit-arm en structuurrijk en door later te maaien, wat meerstructuur geeft. Deze manier van werken draagt bij aaneen hoger organisch stofgehalte in de bodem en een uit-bundiger bodemleven en leidt uiteindelijk tot een hogerebenutting van de eigen dierlijke mest, waardoor ook degraslandopbrengsten op peil kunnen blijven. Na jarenexperimenteren blijkt deze aanpak te werken: de minera-lenverliezen zijn drastisch afgenomen, de benutting isflink toegenomen, terwijl de graslandopbrengsten enmelkproductie per koe redelijk op peil zijn gebleven. Almet al is een kostenbesparing bereikt die zich vertaalt inhogere geldopbrengsten (Van der Ploeg et al., 2003). Intermen van duurzaamheid hebben VEL&VANLA boerenmet behulp van een samenhangende reeks van noveltiesop succesvolle wijze een omslag gemaakt van een land-bouw gericht op high output efficiency naar een landbouwgericht op low-input efficiency.

Door nauw samen te werken hebben boeren en onder-zoekers samen het nodige geleerd van deze radicaalandere aanpak (zie bijvoorbeeld 'Boeren in balans' doorKoelman et al, 2003 en speciale NJAS-uitgave, Wiskerkeet al, 2003). Maar de weg die VEL & VANLA zijn ingesla-gen staat vooralsnog op gespannen voet met de bestaan-de regels en routines (regime) in beleid: een aantal cruci-ale elementen uit hun aanpak is alleen toegestaan bijhoge uitzondering en bij wijze van experiment. Om dezeweg voor alle boeren begaanbaar te maken zal het beleiddrastisch moeten veranderen.

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 12

hoofdstuk 1 Inleiding 13

Naast leren betekent vernieuwen dan ook strate-gisch opereren: medestanders zoeken, hulpbronnenaanboren en steun werven, handig inspelen opmaatschappelijke ontwikkelingen en slim onderhan-delen. Daarom zijn bekwame personen nodig die ditproces kunnen trekken. Innoverende melkveehouderblinken ook hier in uit, maar ook andere personenkunnen optreden als trekker van een vernieuwings-proces. Op die manier kan zich een hecht netwerkvan personen vormen, die aldoende het vernieuw-ingsproces dragen en uitdragen. Tal van personenmet uiteenlopende taken en rollen (zoals kennisont-wikkelen, kennisverspreiden, ontwerpen, implemen-teren) kunnen zo als individu of vanuit een collectiefbij het proces betrokken raken. Samen geven zerichting aan het proces. Vanwege de uitgebreide rol-verdeling is een goede afstemming nodig tussen allebetrokken onderzoekers, ontwerpers en gebruikersen anderen die richting willen geven aan verande-ringprocessen op diverse niveaus (politici, beleids-makers, belangengroepen).

Een manier om deze ingewikkelde veranderingspro-cessen in goede banen te leiden is het vormen vaneen niche (zie box 6) en het opzetten van lerendenetwerken rond veelbelovende novelties en de mate-riële en institutionele neerslag daarvan, zoals eenbetere kwaliteit mest of een duurzamere koe. Debetrokkenen kunnen zo leren over de werking engebruiksmogelijkheden van novelties en hoe depotenties van deze veelbelovende maar nog prilletechnieken kunnen worden benut.

Opnieuw vormgeven van de wisselwering onder-zoek, beleid en praktijk

Innoverende melkveehouders doen er dus toe. Tochis dat niet zo vanzelfsprekend als het mag lijken. Enhet is ook lang niet altijd het geval. Zeker als het van

die eigenzinnige en tegendraadse melkveehoudersals PMOV-boeren betreft (zie box 5). Met hun onge-wone, afwijkende ideeën en werkwijzen vinden zijweinig gehoor bij de gevestigde instellingen, omdatzij zich daar juist tegen afzetten. In de ogen vanPMOV-boeren belichamen de gevestigde instellin-gen de gangbare wijze van denken en doen. Zij stui-ten op een institutionele belemmering. De kennisont-wikkeling en kennisoverdracht door de gevestigdekennisinstellingen is hier een voorbeeld van. Vooralde geringe wisselwerking tussen onderzoekinstellin-gen en de landbouwpraktijk is veelvuldig bekriti-seerd.De verwijdering tussen landbouwkundig onderzoeken landbouwpraktijk heeft twee oorzaken die elkaarversterken. Allereerst de decennia durende eenzijdi-ge gerichtheid op het maximaliseren van de produc-tie en vervolgens de ontmanteling van het roemruch-te OVO-drieluik. Dit heeft het onderzoek en beleid in

grote mate blind en doof gemaakt voor veelbeloven-de ontwikkelingen in de landbouwpraktijk. Dit isinmiddels ook onderkend door de kennisinstellingenzelf. Er worden allerlei initiatieven ondernomen omde wisselwerking tussen onderzoek en praktijk, endaarmee de kennisontwikkeling en kennisversprei-ding, opnieuw vorm te geven.

Om de gegroeide kloof tussen kennisinstellingen enlandbouwpraktijk, en de hiermee samenhangendemiskenning van innoverende melkveehouders, teoverbruggen heeft PMOV samen met een aantalmedewerkers van Wageningen UR het initiatiefgenomen tot het onderzoek 'Innoverende melkvee-houders'. Doel van dit onderzoek is het ontsluitenvan het vernieuwingspotentieel dat in de praktijk ligtbesloten, om dat vervolgens te kunnen benutten bijhet verduurzamen van de landbouw.

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 13

14 hoofdstuk 1 Inleiding

Het onderzoek 'Innoverende melkveehouders' is inoktober 2002 gestart en in december 2003 afgerond.

Het doel was tweeledig. Allereerst het opsporen, inkaart brengen en breed onder de aandacht brengenvan ongewone, innovatieve werkwijzen waarmeemelkveehouders aansprekende resultaten behalenop hun bedrijf. Vervolgens aangeven op welke wijzedit potentieel aan praktijkvernieuwingen beter benutkan worden bij het verduurzamen van de melkvee-houderij. Dit zou tevens dienen als voorstel voor eenvervolgproject.

In de voorliggende 'Atlas van innoverende melkvee-houders' wordt verslag gedaan van het project'Innoverende melkveehouders', met inbegrip van eenwerkbijeenkomst waar in samenspraak met innove-rende melkveehouders, onderzoekers en beleidsma-kers een belangrijke aanzet tot een vervolg is gege-ven. Inmiddels is het vervolgproject 'Slim experimen-teren in de melkveehouderij' gestart. Dit richt zich ophet uitbouwen en benutten van de potentie die inpraktijkvernieuwingen besloten ligt door middel van'slim' experimenteren. Dat wil zeggen het creërenvan een experimentele omgeving waarin een te vor-men netwerk van melkveehouders, onderzoekers enbeleidsmakers van elkaar kunnen leren (zie box 6:Slim experimenteren en het vormen van niches).Niet zozeer de werking van praktijkvernieuwingen,maar het doorbreken van bestaande routines in enrond de melkveehouderij en het maken van een ver-taalslag richting onderzoek en beleid staan hierbijvoorop. Het uitzetten van veelbelovende leertrajec-ten, zoals die in het slothoofdstuk worden voorge-steld, moet systeeminnovatie in de melkveehouderijbevorderen.

Het onderzoek is uitgevoerd door een multidiscipli-nair team van onderzoekers, werkzaam bijUniversiteit Twente, Wageningen Universiteit enAnimal Science group (Divisie Dier & Omgeving enPraktijkonderzoek Veehouderij) van Wageningen URin samenspraak met een breed samengesteldeterugkoppelingsgroep. Het onderzoek maakte deeluit van de LNV-programma's 'Nieuwe Veehouderij-systemen' en 'Maatschappelijk GeaccepteerdeVeehouderij'.

Werkwijze

Het onderzoek is opgebouwd uit drie onderdelen metelk andere onderzoekmethoden. Deze onderdelenzijn:

Opzet en uitvoeringvan onderzoek

Box 5PMOV-boeren

PMOV is een platform van innovatieve boeren en onder-zoekers die samen de huidige problemen in de landbouwaanpakken. Het platform is in 1999 opgericht rondom deA.P.Minderhoudhoeve, een prototype proefbedrijf vanWageningen Universiteit in Swifterbant, en de Friesemilieucoöperaties VEL en VANLA in Eastermar enAchtkarspelen. Op deze bedrijven is men begonnen meteen milieusparende, diervriendelijke en economisch ver-antwoorde manier van boeren die nu op vele bedrijvenverspreid over het land met succes wordt toegepast. Hetblijkt dat met een aantal simpele maatregelen de milieu-problemen vrij makkelijk oplosbaar zijn (zie box 4).

Het doel van het PMOV is te werken aan ontwikkeling enverspreiding van kennis over een nieuwe benadering,waarbij het boerenbedrijf wordt gezien als één samen-hangend geheel. Het PMOV vindt het belangrijk dat men-sen - boeren, wetenschappers, ambtenaren én burgers -weer gevoel krijgen hoe op een bedrijf alles met allessamenhangt, en hoe 'bodem, plant en dier' van invloedzijn op elkaar. Het PMOV wil daarom bij het brede publiekde interesse doen herleven voor het boerenbedrijf enmeer vertrouwen creëren in het voortbestaan van eeneconomisch vitaal platteland en een levenskrachtige boe-renstand in Nederland. Een natuurlijk duurzame, multi-

functionele landbouw sluit naadloos aan bij deze wensen. De werkwijze van PMOV boeren is een totaal aanpak.Het bedrijf bestaat uit meerdere onderdelen die, mitsgoed op elkaar afgestemd, een milieuvriendelijke, hoog-productieve bedrijfsvoering mogelijk maken. Het bodem-plant-dier systeem neemt hierin een centrale plaats in. Ineen goedlopend bedrijfssysteem heeft het ene onderdeeleen stimulerende invloed heeft op het volgende. Heel kortsamengevat: de dieren produceren hoog-kwalitatievemest met een positief effect op het bodemleven. De bio-logisch actieve bodem zorgt voor een weelderige plan-tengroei die de dieren weer gebruiken om gezonde melken goede mest van te produceren.

Het PMOV hecht veel waarde aan boerenervaringsken-nis. Volgens het PMOV vertegenwoordigt deze kenniseen meerwaarde ten opzichte van de reguliere weten-schappelijke kennis. Daarom luidt bij het PMOV hetcredo: Boeren leren boeren. Er wordt veel gewerkt inkleine studiegroepen van ongeveer tien mensen en eenPMOV-deskundige. Daarnaast komen tijdens door hetPMOV georganiseerde themadagen boeren, weten-schappers, ambtenaren en andere geïnteresseerden bijelkaar om nieuwe kennis uit te wisselen. Boeren die alsuccesvol erin slagen de PMOV principes in praktijk tebrengen, maken degenen die volgen enthousiast. En zogaat het balletje rollen (www.pmov.nl).

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 14

hoofdstuk 1 Inleiding 15

1) opsporen en in kaart brengen van ongewone,innovatieve werkwijzen;

2) aangeven van de duurzaamheid van de bedrijfs-voering;

3) aandragen van samenhangende reeksen novel-ties als aanzet tot systeeminnovatie.

De gevolgde werkwijze wordt hier per onderdeel korttoegelicht.

Ad 1): Het opsporen en in kaart brengen van een zogroot mogelijke spreiding aan ongewone, innovatie-ve werkwijzen (novelties) bij melkveehouders, metaantoonbare resultaten in termen van duurzaamheidals belangrijk selectiecriterium.

Voorafgaande en gedurende het onderzoek heefteen nadere afbakening plaats gevonden. Het onder-zoek heeft zich beperkt tot vernieuwingen op het pri-

maire melkveebedrijf en niet op verbredings- en ver-diepingsactiviteiten, zoals een boerderijcamping ofhet zelf vermarkten van producten. Indien aanwezigzijn dergelijke activiteiten wel meegenomen in deverslaglegging. Er is vooral gezocht naar vernieuw-ingen die hun weerslag hebben op het gehelebedrijfssysteem en mogelijk op de relatie tussenbedrijf en omgeving. Daarnaast moeten de innova-tieve werkwijzen beloftes bevatten voor deNederlandse melkveehouderij als geheel en dus bre-der toepasbaar zijn.

Om de verschillende deelgebieden van duurzaam-heid (ecologisch, economisch en sociaal) te kunnenbestrijken, is gezocht naar melkveehouders die opeen ongebruikelijke manier goede resultaten beha-len op één of meerdere van de volgende gebieden:

milieudiergezondheideconomielandschapnatuurwaterkwaliteit

Ook is gestreefd naar een vertegenwoordiging vande melkveehouderij in de volle breedte:

Diverse soorten innovatieve werkwijzen, die opverschillende delen van de bedrijfsvoering ingrij-pen;Vernieuwingen van technische, procesmatige oforganisatorische aard;Verschillende grondsoorten als zand, klei enveen;Verschillende regio's;Biologische en gangbare bedrijven;Extensieve en intensieve bedrijven;Kleine en grote bedrijven;En liefst melkveehouders die nog niet eerder inde schijnwerpers hebben gestaan.

Box 6Slim experimenteren en het vormen van niches

Het begrippenpaar 'smart experimentation' en 'niche for-mation' gelden als belangrijke instrumenten bij StrategicNiche Management (SNM) dat aan de Universiteit Twenteis ontwikkeld (zie o.a. Weber et al., 1998; Kemp, R., A.Rip & J. Schot, 2001; Hoogma, 2000; Hoogma et al,2002): 'SNM is the creation, development and controlledbreakdown of niches for promising new technologies andconcepts through the setting up of experiments with theaim of learning about the desirability (for example in termof sustainability) and enhancing the rate of diffusion of thenew technology.' … 'SNM must be regarded as a tool thatendeavors tot assist in building niches for novelties, main-ly through smart experimentation.' … 'Many innovationstudies have pointed out that appropriate testing requiresthe active inclusion of users, policymakers, reseachersand in some cases representatives of a broader public.'En zoals Rotmans et al. (2000) stellen: 'As the aim is toset in motion a transition path, SNM is an important toolin managing long-term societal transformations or transi-tions.'

Het slimme slaat dus op de wijze waarop experimentenrondom veelbelovende novelties (hier ongewone, innova-tieve werkwijzen) moeten worden opgezet inclusief devorming van een protected space of niche, bijvoorbeeld in

de vorm van een project of een studiegroep. Daarbijwordt het doel steeds in gedachten gehouden: Zorgen datbetrokken actoren gezamenlijk kunnen leren en daarmeede gebruikersmogelijkheden van novelties kunnen benut-ten die kunnen leiden tot de gewenste transitie. In ditgeval gaat het om het verduurzamen van de landbouw.Van strategisch belang is: a) het identificeren en selecte-ren van beloftevolle novelties op grond van relevantie enpotentie; b) het vormen van een geschikte leeromgevingof niche; c) het aanboren van diverse hulpbronnen, onderandere politieke, financiële en technische ondersteuningen d) het mobiliseren van actoren, netwerken en organi-saties die zich aan het proces willen verbinden en ze ookmet woord en daad steunen.

Bij slim experimenteren beproeven en leren de betrokke-nen gezamenlijk in een tot op zekere hoogte bescherm-de, experimentele omgeving. Ze zoeken niet alleen naarde technische werking en gebruiksmogelijkheden vaneen reeks samenhangende novelties, maar dragen voor-al ook zorg voor de juiste institutionele inbedding. Pasdan is een systeeminnovatie mogelijk. Roep, Van derPloeg & Wiskerke (2003) betrekken dit op de landbouwaan de hand van ervaringen uit VEL&VANLA (zie ookWiskerke & Van der Ploeg, 2004).

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 15

16 hoofdstuk 1 Inleiding

Bij dit onderdeel zijn de onderzoekers als volgt tewerk gegaan:

Om melkveehouders met ongewone, innovatievewerkwijzen op te sporen zijn organisaties,bestaande netwerken en contacten benaderd, isgeput uit projecten, websites, artikelen in vakbla-den en gebruik gemaakt van het 'sneeuwbalef-fect'.Uit een groslijst van circa 250 melkveehouders isop grond van bovenstaande criteria een eersteselectie gemaakt van melkveehouders die in aan-merking kwamen voor een diepte-interview.Met het oog op een definitieve selectie is aanvul-lende informatie verkregen door een telefonischvoorgesprek met geselecteerde melkveehouders,waarbij tevens is gevraagd of zij mee wilden wer-ken aan het onderzoek.

Vervolgens zijn 33 diepte-interviews gehoudenmet aandacht voor de geschiedenis van hetbedrijf en de ondernemer, het verhaal achter deinnovatieve werkwijze en de resultaten die ermeezijn behaald, welke kennisbronnen gebruikt zijnen van welke netwerken men deel uitmaakt. Vandeze interviews is grondig verslag gedaan. De aldus gedocumenteerde innovatieve werkwij-zen zijn ingedeeld naar 13 aandachtsvelden.

Ad 2): Het vergaren van aanvullende gegevens vande 33 geïnterviewde melkveehouders om relevantieen potentie bij het verduurzamen van de melkvee-houderij te kunnen bepalen op het niveau van bedrijf,sector en maatschappij als geheel.

Hiertoe zijn:Met behulp van een vragenformulier aanvullendetechnische en economische gegevens verzameldom een globale duurzaamheidsanalyse perbedrijf te kunnen maken en een indicatie te kun-nen geven van behaalde resultaten. Om te bepa-len hoe een bedrijf scoort op de deelgebieden vanduurzaamheid, zijn een aantal indicatorengebruikt. De indicatoren zijn in te delen in hardeindicatoren, waarbij een kwantitatieve scoremogelijk is en zachte indicatoren, waarbij dit niethet geval is (zie box 7). Mede aan de hand vandeze indicatoren is een definitieve selectiegemaakt van 33 melkveehouders.Experts gevraagd commentaar te geven op rele-vantie en potentie van innovatieve werkwijzen opniveau van sector en maatschappij, ervan uit-gaande dat die afweging op elk niveau anders uitkan pakken.

Ad 3): Het benoemen van aanzetten tot systeemin-novaties en aandragen van veelbelovende leertra-jecten met het oog op een mogelijk vervolg.

Hiervoor is onder meer een workshop georgani-seerd waarvoor de betrokken innoverende melk-veehouders, onderzoekers en beleidsmakerswaren uitgenodigd. Hier is gezocht naar samen-hang, zijn prioriteiten vastgesteld en is gesprokenover hoe een vervolgproject eruit zou moetenzien.

De in kaart gebracht beloftevolle, innovatieve werk-wijzen van 33 melkveehouders worden in deze atlasbelicht vanuit 13 aandachtsvelden:

Box 7Indicatoren voor een duurzame melkveehouderij

Harde indicatoren duurzaamheid

Economie - Saldo per 100 kg melk- Arbeidsopbrengst bedrijf

Ecologie - Overschot N en P- Ureumgehalte- Beheersovereenkomsten

Sociaal - Aantal uren weidegang- Gemiddelde leeftijd melkkoeien- Kosten gezondheidszorg- Aantal jaren 1e klas melk

Zachte indicatoren duurzaamheid

Economie - Fiscaal inkomen- Eigendomsverhouding- Solvabiliteit- Liquiditeit

Ecologie - Bestrijdingsmiddelengebruik- Biodiversiteit- Stiergebruik- Krachtvoergebruik- Kunstmest- Verdroging

Sociaal - Arbeidsvreugde- Relatie boer - burger- Regionale samenwerking- Contacten buiten landbouw- Verbondenheid omgeving

Indeling van hetrapport

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 16

hoofdstuk 1 Inleiding 17

2. Verrijken van de bodem3. Composteren4. Voeding en gezondheid5. Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij6. Robuustere koe door kruisen van rassen7. Sturen op lage kosten8. Versmallen en verbreden door samenwerking9. Streven naar autonomie10. Zelf krachtvoer telen en mengen11. Melkveehouderij in dienst van natuur en land-

schap12. Water beheren op landbouwgrond13. Omstreden beloftes van ecotechnologie14. Sturen op kwaliteit

Deze hoofdstukken hebben allemaal dezelfdeopbouw:

Na een korte inleiding op de invalshoek volgteerst een uitgebreid portret van een melkveehou-der, het bedrijf, zijn of haar innovatieve maniervan werken en behaalde resultaten. Ook wordtingegaan op hoe de melkveehouder aan zijn ofhaar kennis komt. Daarna volgt een kort portretvan één of meer andere melkveehouders.Aansluitend volgen gegevens over relevantie enpotentie op bedrijfsniveau en volgt een afwegingvan de potentie van een beloftevolle vernieuwingvoor de melkveehouderij als geheel en vanuithaar maatschappelijke inbedding.Tot slot volgt het commentaar van een expert dieeen inschatting maakt van relevantie en potentievan de vernieuwing.

Melkveehouders kunnen bij meer aandachtsveldenworden genoemd, omdat ze vaak op meer terreinentegelijk vernieuwend werken op hun bedrijf. Het isdan ook moeilijk of onmogelijk het werk van iederemelkveehouder in dit rapport volledig tot zijn recht telaten komen.

Het slothoofdstuk 'Van praktijkvernieuwing naarsysteeminnovatie' begint met een uiteenzetting over'slim experimenteren'. Een manier om systeeminno-vatie in de melkveehouderij te bevorderen door veel-belovende praktijkvernieuwingen als vertrekpunt tenemen voor uit te zetten leertrajecten. Vervolgensworden de belangrijkste potenties en obstakels vande in kaart gebrachte praktijkvernieuwingen nogeens samengevat. Tot slot worden drie veelbeloven-de leertrajecten aangedragen om in het vervolgpro-ject 'Slim experimenteren in de melkveehouderij'mee aan de slag te gaan.

1.qxd 30-7-2004 15:01 Pagina 17

2.qxd 30-7-2004 15:06 Pagina 18

hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem 19

Jan en Anneke Eggink uit Laren behalen zeer aan-sprekende milieuresultaten op hun bedrijf. Sinds1999 is het nitraatgehalte in het grondwater onderhun land lager dan de EU-norm van 50 mg per liter.En dat zonder grote gevolgen voor hun inkomen. Datlukt ze door procesmatig te werken met helderebedrijfsdoelstellingen. De Egginks hebben de bodemeen centrale plaats gegeven in de hele bedrijfsvoe-ring, maar de belangrijkste drijfveer blijft het behalenvan een goed inkomen. Jan en Anneke laten zien datzuinig boeren goed is voor boer en milieu.

Veilig en eenvoudig

De Egginks boeren eenvoudig en proberen risico’szoveel mogelijk te mijden. Op z’n Engels gezegd:‘Keep it safe and simple’ (KISS). ‘Een gecompliceerdsysteem is veel moeilijker aan te sturen. Je moet jebedrijf daarom op hoofdlijnen aansturen. Benader jehet detaillistisch zonder dat je daarvoor de kennis inhuis hebt, dan gaat het mis. In Nederland is datgebeurd. Onderzoekers, voorlichters en boerenstuurden aan op detail, om zo de productie per plantof dier te maximaliseren. Hierdoor verloren ze desamenhang binnen het boerderij-systeem uit hetoog.’Jan en Anneke Eggink hanteren drie centrale doel-stellingen van waaruit ze het bedrijf aansturen: Eengoed inkomen halen, ook op termijn boer blijven enschoon produceren.Een strakke, procesmatige manier van werkenmaakt het hun mogelijk deze doelstellingen helder inhet vizier te houden. Aan het eind van het jaar makende Egginks een begroting voor het komende jaar,opgedeeld per kwartaal. Maandelijks evalueren ze

hun bedrijfsvoering aan de hand van deze begrotingen sturen zo nodig bij. De fiscale boekhouding is debasis. In een studieclub analyseren ze deze boek-houding, en vergelijken ze hun resultaten met deandere deelnemende bedrijven.

Bodem basis van bedrijf

Verhogen van de bodemvruchtbaarheid staat cen-traal in de bedrijfsvoering. Een belangrijke maatstafvoor de bodemvruchtbaarheid is volgens de Egginkshet organische stofgehalte. ‘Als je dat verhoogt, kande bodem meer mineralen en vocht vasthoudenwaardoor de mineralenbenutting stijgt. Dan haal jeeen hogere opbrengst van je land. Dat is belangrijkwant we willen de interne kringloop op het bedrijf zogroot mogelijk maken. Dat betekent zo min mogelijkaanvoer van voer of kunstmest en zo laag mogelijkeverliezen van mineralen richting bodem of lucht.’ Datdit lukt, blijkt wel uit het feit dat het nitraatgehalte inhet grondwater sinds 1999 spectaculair is gedaald.‘Wij scoren beter dan proefbedrijf De Marke omdatwe een lange termijnvisie op de bodem hebben’,aldus Jan. ‘We laten de bodem zoveel mogelijk metrust terwijl De Marke een intensief rotatiesysteemtoepast. Op die manier kunnen ze gebruik makenvan de stikstof die vrijkomt na het ploegen van gras-land maar is de bodemvruchtbaarheid op termijnlager. Terwijl het organische stofgehalte bij ons delaatste jaren is gestegen, is dit bij De Marke juistgedaald.’

BedrijfsgegevensArbeid 1,5 VAKMelkquotum 492.000 kgGrondsoort zand (droogtegevoelig)Oppervlakte cultuurgrond 43 ha

Grasland 38 haSuikerbieten 5 ha

Intensiteit 11.400 kg melk / haAantal koeien 70Aantal jongvee 35Melkproductie per koe 7.000 kgVetgehalte 4,98 %Eiwitgehalte 3,48 %

Anneke en Jan Eggink

Eggink - Laren: Simpel boeren met bodem als basis

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 19

20 hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem

Scheuren taboe

Het grasland wordt sinds 1988 niet meer gescheurd.De ervaring leert Eggink dat oud grasland de bestekwaliteit gras voortbrengt. ‘Geploegde percelenbrachten de eerste jaren wel goed gras voort maarde kwaliteit werd snel minder. Het duurde lang voor-dat de kwaliteit weer op het oude niveau was. Bijscheuren van oud grasland vindt namelijk afbraakvan organische stof plaats, waarbij grote hoeveelhe-den stikstof vrijkomen. Hierdoor kan je weliswaarbesparen op de stikstofgift voor het volgende jaar,maar het stikstofaanbod is zo groot dat veel ervanuitspoelt naar het grondwater.’

100 procent gras

Een aantal jaren geleden zijn de Egginks gestoptmet de verbouw van maïs. Ook hierbij was bodem-vruchtbaarheid een belangrijke overweging. ‘Iederekeer als je ploegt, verlies je organische stof. Daaromwillen we zoveel mogelijk melk uit gras produceren.Bovendien heeft gras geen onkruidbestrijding nodigen is de teelt ervan veel goedkoper dan van maïs.Nog een ander voordeel is dat met gras het aandeelorganische stikstof veel hoger is. ‘Maïs zet aan tothet afdrijven van stikstof in de vorm van ureum. Dezestikstof spoelt weer makkelijker uit.’Het rantsoen bestaat inmiddels voor honderd pro-cent uit gras, aangevuld met krachtvoer. ‘In het ver-leden, toen we nog veel kunstmest strooiden, washet eiwitgehalte in het gras zo hoog dat we ditmoesten compenseren met energierijk voer. Daaromteelden we altijd een paar ha maïs. Tegenwoordigkrijgt het grasland naast 72 kuub drijfmest nog maar55 kg stikstof uit kunstmest. Door het lagere eiwitge-halte van het gras is aanvulling van het rantsoen metsnijmaïs niet meer nodig is. We corrigeren alleen nogmet krachtvoer.’

Gras is volgens Jan hét ideale voer voor koeien. ‘Inde vrije natuur zoekt de koe zelf naar meer of mindereiwitrijk gras en stelt zo zelf het ideale rantsoensamen. In de stal moet je dat zelf doen voor de koe.Je moet dan weten hoe het gras werkt in de koe. Ditvereist specifieke kennis over de voeding waar veelboeren niet om zitten te springen.’Door de stikstofgift te variëren is de samenstellingvan het gras de gewenste richting op te sturen.Eggink: ‘Het is de kunst om op deze manier voor denodige finetuning te zorgen.’ Eggink mikt op eeneiwitarm en structuurrijk grasrantsoen. Dit geeft nietalleen gezonde koeien, maar ook een hoge C/N-ver-houding van de mest. Deze verhouding bepaalt vol-gens hem voor een belangrijk deel de kwaliteit vande mest en daarmee uiteindelijk het effect op debodemvruchtbaarheid. ‘In de zomer van 1986 kwa-men we er achter hoe belangrijk structuur is voor de

koe. Het was zo droog dat we geen gras meer had-den voor de koeien. We hebben de koeien die zomeralleen stro en krachtvoer gevoerd en we stondenervan te kijken hoe goed ze het daar op deden!’

Toevoegmiddel voor mest

Een andere maatregel die de kwaliteit van de mesten daarmee indirect de bodemvruchtbaarheid bevor-dert, is de behandeling van mest met Cobio Lisier.Sinds 1997 voegt Eggink dit middel toe aan de mest.In 1996 bleek de daling van de mineralenverliezenop het bedrijf namelijk te stagneren. Eggink zochttoen naar een mogelijkheid om de kwaliteit van demest te verbeteren en nam met Cobio Lisier, eenbacteriepreparaat (zie kader), de proef op de som.Cobio Lisier zou moeten leiden tot een verhoging

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 20

hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem 21

van het aandeel organisch gebonden stikstof in demest, ten koste van het aandeel minerale stikstof. Zowordt ammoniakale stikstof omgezet in bacteriolo-gisch eiwit, wat een ideale voedingbron is voormicro-organismen in de bodem en planten. Ge-claimde resultaten zijn minder stank vanwege eendaling van de ammoniakemissie, homogenere mesten een hogere stikstofbenutting van de mest. In 1998werd de behandelde mest voor het eerst uitgeredenen de effecten waren meteen merkbaar: minderstank, homogenere mest en een hogere stikstofbe-nutting van de mest. Ook schrijft Eggink een vermin-dering van het aantal klauw- en longproblemen in deveestapel toe aan het middel doordat de mest min-der ‘scherp’ en de stallucht schoner is. In dezelfdeperiode verwijderde Eggink de overkapping van demestsilo. Dit heeft volgens hem ook een positiefeffect gehad op de mestkwaliteit. ‘Dan rot de mestnamelijk minder en blijft het aandeel organischgebonden stikstof hoger. Ook hierdoor is de ammo-niakemissie lager.’

Hoge benutting voer door summerfeeding

Vanwege de eenvoud staan de koeien het jaarrondop stal. Het grote voordeel van summerfeeding isvoor de Egginks dat de koeien op een eenvoudigemanier een constant en uitgebalanceerd rantsoenkrijgen. ‘Het gaat erom dat de omzetting van gras inmelk zo efficiënt mogelijk verloopt. We willen zoveelmogelijk melk per kg droge stof voer produceren.Doe je de koeien in de lente naar buiten dan is devoer-efficiëntie zeker twee weken onder de maat. Dekoe moet namelijk de omschakeling maken vangeconserveerd ruwvoer naar vers gras. Bij hetopstallen in de herfst heb je weer hetzelfde pro-bleem. Bovendien maakt de wisselende kwaliteit vanhet weidegras het voeren van een uitgebalanceerdrantsoen erg lastig.’

Spruit – ZegveldGoede mest voorwaarde voor een duurzame melk-veehouderij

Theo en Truus Spruit uit Zegveld in het Groene Hart,‘gaan voor de natuur’. Dat is volgens Theo alleen moge-lijk met goede mest, ofwel mest met een hoog organischestofgehalte.De koeien zijn gehuisvest in een loopstal, het jongveestaat gedeeltelijk in een grupstal op stro. Ook is er eenpotstal aanwezig voor een deel van het jongvee en dekalfkoeien. Het bedrijf produceert dus zowel drijfmest alsruige (stro)mest. Spruit vermengt de stromest met actievekoolstof (FIR) en laat het geheel composteren. Ookmengt hij een klein deel van de drijfmest met de verteer-de ruige mest. Vervolgens rijdt hij de verteerde ruige mesttwee keer per jaar uit. FIR gaat ook door de drijfmest. Inde mest vermindert dat volgens Spruit de ammoniake-missie en verbetert de stikstofbenutting in de bodem. Eenmeting in 1999 wees uit dat de ammoniakemissie in destal 1,9 kg per dier bedroeg. Gangbaar is dat 6,3 kg perdier.De met koolstof behandelde drijfmest vermengt de vee-houder met gehakseld stro en vervolgens verdunt hij hetmet slootwater. Verdeeld over het groeiseizoen rijdt hijmeerdere malen kleine hoeveelheden van deze meng-mest uit. Dat doet hij breedwerpig bovengronds. Dat is

tegen de regels in. ‘Maar’, zegt hij, ‘ik rijd bij voorkeur uitals het regent en als het droog is spuit ik er een tankslootwater overheen. Dat vermindert de ammoniakuit-stoot. Dus wat is het probleem? Bovendien strooi ik maarzes kuub mest per hectare. Bij injecteren komt er twintigtot dertig kuub per ha tegelijk in de grond.’Spruit brengt ook zwarte bagger uit de sloot op het land.Deze bevat organische koolstof en is volgens hem heelgoed voor de bodem. Daarnaast zorgt hij voor een goedeontwatering.Deze manier van werken levert een gezonde bodem op.Theo: ‘Dat zie je aan de hoeveelheid wormen en anderbodemleven in de grond. Waar het bodemleven actief is,groeit het gras beter en gezonder.’Theo en Truus zweren bij structuurrijk en eiwitarm voer.Daarom vormt structuurrijk kuilvoer een belangrijkbestanddeel van het rantsoen. Daarnaast bevat het rant-soen grof hooi of stro, bierbostel, pulp en een kleine hoeveelheid krachtvoer. Het resultaat is een laag ureum-gehalte in de melk. In 2000 was dat ongeveer 19 terwijlhet landelijk gemiddelde ongeveer 28 was.Spruit komt tot goede milieuprestaties. De stikstofefficiën-tie is hoog. In 2002 had het bedrijf een stikstofbenuttingvan 55 procent bij een stikstofoverschot van 109 kg. Een ander bewijs dat zijn systeem werkt is de natuurrijk-dom. De grote variëteit in plantenvegetatie, de vele vis-soorten en het voorkomen van libellen en de zeldzamekrabbescheer duiden op een goede waterkwaliteit.

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 21

22 hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem

Een ander voordeel van summerfeeding is dat degezondheid en productie van de koeien makkelijkerin de hand te houden is. ‘Het rantsoen is constanteren in de zomer kampen veel melkveehouders dieweidegang toepassen ook nog eens met een hoogcelgetal, omdat de koeien in de wei te weinigbeschutting kunnen vinden.’De Egginks zetten ook de fokkerij in bij het verhogenvan voer-efficiëntie. Ze selecteren op koeien die veelruwvoer kunnen verwerken en melk produceren meteen hoog eiwitpercentage. Ze hebben overwogenom in te kruisen met Jerseys, maar het grote verschilin hoogtemaat tussen de Holstein en de Jersey heefthen er tot nog toe van weerhouden. ‘De stal is nueenmaal ingericht op grote Holsteins.’

Kennis

Jan is na de MAS al vroeg gaan werken. ‘De besteleermeester is namelijk met je beide benen in de kleistaan. Bovendien bouw je dan meteen vermogen op.De nog ontbrekende kennis kan je heel efficiënt viacursussen binnenhalen.’ Jan was al op jonge leeftijdlid van het bestuur van ABCTA en later ook vanCoberco. ‘Daar heb ik geleerd bedrijfsdoelstellingente formuleren, een jaarplanning te maken en tijdig bijte sturen.’ Jan en Anneke hebben beiden talloze cur-sussen gevolgd op allerlei gebied (administratie,bedrijfsovername, managementtraining, kalveropfok,veeverloskunde). Ook hebben ze door de jaren heenaan verschillende projecten en studiegroepen deel-genomen. Ze houden al sinds 1986 een mineralen-balans bij van hun bedrijf. ‘De voer- en kunstmest-kosten waren destijds hoog, wat resulteerde in eenstikstofoverschot van zeshonderd kg per ha. We zijntoen gaan deelnemen aan een studiegroep van CLMen hebben ons vooral gericht op een lagerebemesting van gras- en maïsland. Vanaf 1991 zittenwe onder de eindnormen van Minas en sinds 1992

draaien we mee in het landelijk meetnet voor hetmeten van het nitraatgehalte in het grondwater.’Een brede kennisbasis is onontbeerlijk om nieuwe

kennis goed te plaatsen binnen je bedrijf, vindtEggink. ‘Als je erg gespecialiseerd bent lukt dat veelminder goed. Een brede kennisbasis vereist wel

Reuver – Stade (Duitsland)Nieuwe stalvloer in dienst van koe en kringloop

‘Als boer moet je twee dingen beseffen: dat je afhankelijkbent van zichtbare en onzichtbare dieren. De onzichtbarezijn de bodem- en pensbacteriën. De kunst van het heleboeren is om de micro-organismen in de grond en depens goed te verzorgen. Als je dat in de vingers hebt, isde rest eigenlijk maar bijzaak.’ Aan het woord is HarryReuver, sinds 1995 melkveehouder in Duitsland. Samenmet zijn vrouw Yolande en dochter Nathalie (10) melkt hijzo’n 60 km ten noordwesten van Hamburg een koppelvan 160 melkkoeien. Tot 1995 molken ze in hetOverijsselse Dalfsen een quotum van 300.000 kg vol. Teweinig uitbreidingsmogelijkheden en een mestwetgevingdie te ver van de praktijk stond, bracht hen er toe te emi-greren. In Duitsland proberen ze nu invulling te geven aaneen verduurzaming van de gangbare melkveehouderij.

Sleuvenvloer van gietasfaltTwee jaar geleden hebben de Reuvers een nieuwe lig-boxenstal gebouwd. Hierin ligt een door Reuver zelf ont-wikkelde en gepatenteerde sleuvenvloer. De vloer is nietvan beton, maar gietasfalt. Gietasfalt is zachter en stroe-ver dan beton en wordt in tegenstelling tot beton op denduur niet glad. Gecombineerd met het grote loopopper-vlak tussen de sleuven geeft dit een ongeëvenaard loop-comfort voor de koeien’, aldus een geestdriftige Reuver.De vloer bestaat uit sleuven van 10 cm diep en 3,4 cmbreed. De sleuven liggen 22,6 cm van elkaar. Door dediepe sleuven kan de vloer snel vloeistof afvoeren (opna-mevermogen 14 liter/m2). De speciale sleuvenvloer vormt een essentieel onderdeelin het ideale bedrijfssysteem dat Reuver voor ogen heeft.Bij dit bedrijfssysteem staat de viereenheid grond, voer,

dier en mens centraal. Met deze vloer is het mogelijk omin een ligboxenstal organische stof aan mest toe te voe-gen. Organische stof is in Reuvers ogen essentieel vooreen goede voeding van de bodem. Reuver realiseert ditdoor de boxen dik in te strooien met stro. ‘Voordat het stroop de looppaden komt hebben de koeien er geweldig vankunnen genieten. Vervolgens brengt een mestschuif opde sleuvenvloer het stro samen met de mest naar buiten,waar het geheel verwerkt wordt tot droge, organischemest.’

Bodem basisReuver gebruikt deze ‘organische mest’ omdat die hetbodemleven – micro-organismen en regenwormen- sti-muleert en bijdraagt aan humusvorming. ‘Dat is de kap-stok voor kwalitatief en kwantitatief gezonde voederge-wassen’, aldus Reuver. ‘Zo kan je een goede grasmat instandhouden met veel diversiteit aan grassen. Je krijgtdan vitaal gras, met veel VEM en toch veel structuur. Datgeeft meer vitaliteit dan een jonge grasmat met enkelehoogproductieve grassen, vanwege het hogere aanbodaan mineralen en vitaminen. Deze zijn broodnodig vooronze moderne koe. Door de juiste micro-organismen inde pens te voeden gaan de koeien brommen als een die-selmotor en komen ze als het ware op de lange baan: zeblijven melk geven.

ToekomstmuziekOok heeft Reuver de sleuvenvloer ontwikkeld als instru-ment om melkveehouders markt- en consumptiegerichterte laten denken. Zijn idee is dat dat een gezonderebodem leidt tot een gezonder product, wat uiteindelijk ookmeer zou moeten opbrengen.

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 22

hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem 23

veel: verschillende kennisbronnen en een voortdu-rend actueel houden van kennis. Je moet daaromgoed om je heen kijken, en veel in contact komenmet andere mensen. Het is heel belangrijk om ookbuiten de landbouw en buiten Nederland rond te kij-ken. Zo krijg je soms de beste ideeën. Hoe nieuws-gieriger je bent, hoe sneller je dingen opmerkt.Boeren die het niet meer zien zitten, sluiten zich afen krijgen daardoor steeds minder signalen binnen.’Jan en Anneke nemen niet zomaar zaken aan vanvoorlichters. Ze selecteren zelf heel bewust wat zeuit willen proberen op hun bedrijf. Bij het nemen vanbeslissingen laten ze hun intuïtie ook sterk meespe-len. ‘Je doet datgene waar je je het lekkerst bij voelt.Naast je verstand moeten ook je zintuigen een groterol spelen bij beslissingen.’

Kennisverspreiding vinden Jan en Anneke belangrijk.Dat doen ze door excursies te ontvangen, lezingente geven, te participeren in project- en studiegroepenen het lidmaatschap van verschillende organisatiesen besturen. Anneke is bestuurslid bij GLTO en orga-niseert in deze functie excursies voor lagere scholenbij boerderijen. ‘Daar zit ook eigenbelang bij want alsanderen onze werkwijze erkennen of zelfs overne-men, is de kans groter dat we ons bedrijf op termijnkunnen continueren. Zo proberen we de kloof tussenboeren en burgers te overbruggen.’ Een anderebelangrijke kloof die Jan en Anneke signaleren is dietussen wetenschappers en politici aan de ene kanten boeren aan de andere kant. ‘Lange tijd zocht menalleen naar end-of-pipe oplossingen voor milieupro-blemen, zoals het mestinjecteren of afdekken vanmestsilo’s, terwijl de oplossing ligt bij het helebedrijfssysteem. Wij willen laten zien dat we op onzewijze schoon kunnen produceren.’

Duurzaamheid op het bedrijf van Eggink

Deelgebied Indicator Score

Economie Saldo (€/100 kg melk) 30,8Gezinsinkomen (€/jaar) 20.000 - 30.000

Arbeid Arbeidsuren per week 70

Imago Aantal jaren eersteklas melk 25Celgetal 125

Aantal uren weidegang GeenGezondheidstatus1 IBR, BVD en LesptospiroseDiergezondheidskosten € 44,- per koe

Ecologie Bedrijf N overschot (inclusief depositie en fixatie) 117 kg per hectareBedrijf P2O5-overschot -7 kg per hectareUreumgetal 20

1 Aangetoond vrij

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 23

24 hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem

Organische stof

In de melkveehouderij speelt de bodem een centralerol. Er is belangrijke milieuwinst te boeken door de

grondstoffen in de bodem beter te benutten.Verhoging van het organische stofgehalte van zand-gronden leidt mogelijk tot een verbetering van debenutting van grondstoffen omdat het bodem-systeem meer ‘gebufferd’ wordt. Voedingstoffenzoals ammonium-stikstof maar ook sporenelemen-ten worden tijdelijk vastgelegd in de organische stof. Organische stof grijpt in op de stikstoflevering en debiologische, chemische en fysische eigenschappenvan de bodem (zie Figuur 1). Organische stof isonder andere van belang voor de bodemstructuur,

het bodemleven en de vochtvoorziening. De verbe-terde structuur kan tot een diepere en meer ver-spreide beworteling leiden, waardoor gewassen instaat zijn een groter deel van de bodem te benuttenvoor de opname van voedingstoffen en water (PV enNMI, 2003). Daarnaast wordt met opbouw van orga-nische stof een grote hoeveelheid CO2 gebonden enopgeslagen in de bodem. Hiermee kan de landbouwbijdragen aan een vermindering van broeikasgassenen daarmee ook aan de invulling van het klimaatver-drag van Kyoto. Volgens dit verdrag moet Nederlandde CO2-uitstoot met 6% verminderen ten opzichtevan 1990.Wat precies het effect is van een hoger organische-stofgehalte op bodemprocessen en gewasopbreng-sten is echter nog niet duidelijk, net zo min als derelatie tussen de maatregelen die Eggink op zijnbedrijf neemt en de hoogte van het organische stof-gehalte en de mineralenkringloop als geheel.

Relevantie en potentie

Melkveebedrijf op zandgrond

Vee

Voer Mest

Bodem

Bodemkwaliteit

Kwaliteit

Toediening

Compost

Gewaskeuze

Bouwplan

Organische stof

Biologisch

- bodemleven

- afbraak

- mineralisatie

- vastlegging

Fysisch

- textuur

- structuur

- vocht

Chemisch

- N, P, K

- sporenelementen

-

Figuur 1 Schematische weergave van de mineralenkring-loop op een melkveebedrijf, met een weergave van deplaats waar de bodemkwaliteit een rol speelt (PV en NMI,2003).

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 24

hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem 25

Niet scheuren van grasland

Door niet te scheuren voorkomen de Egginks grotestikstofverliezen in de vorm van nitraat en lachgas.Als grasland in rotatie met akkerbouwgewassenwordt verbouwd, bedragen de stikstofverliezen 120tot 600 kg N per ha per jaar door de versneldeafbraak van organische (stik)stof (Kasper, 2002). Alsblijvend grasland wordt gescheurd kunnen de stik-stofverliezen nog veel hoger zijn, afhankelijk van deouderdom van de zode.Scheuren leidt namelijk tot een versnelde afbraakvan organische stof waarbij relatief grote hoeveelhe-den organische stikstof worde gemineraliseerd.Deze stikstof kan niet altijd (direct) door een volgendgewas worden gebruikt en gaat dan verloren als

nitraat of als lachgas. Behalve lachgas is er ookemissie van CO2 door het dieselverbruik tijdens hetploegen.Door niet te scheuren blijft het organische stofgehal-te in takt, waardoor de opbrengst hoger is dan bijscheuren. De bodem kan dan namelijk de toege-diende meststoffen beter benutten en het water lan-ger vast houden. Dit komt overeen met de ervarin-gen van Eggink.

Toevoegmiddel en summerfeeding met eiwitarmen structuurrijk rantsoen

Het gebruiken van een toevoegmiddel verandert vol-gens de leverancier de werking van de mest.

Hierdoor wordt het aandeel organische gebondenstikstof groter ten koste van het aandeel mineralestikstof. Organische stikstof vervluchtigt minder snelin de vorm van ammoniak en spoelt minder snel uitals nitraat naar het grondwater. Het Praktijkonder-zoek van de Animal Sciences Group onderzocht dekosteneffectiviteit van toevoegmiddelen. Het conclu-deert dat toevoegmiddelen bij zodenbemesting teduur zijn (Holshof en Bussink, 2002). Alleen alsbovengronds uitrijden van mest wordt toegestaan opvoorwaarde dat er een toevoegmiddel aan toe isgevoegd, wordt het economisch interessant ombepaalde toevoegmiddelen te gaan gebruiken. Op ditmoment is echter onvoldoende inzicht in de werkingen effecten van de verschillende toevoegmiddelen.Het is aan te bevelen een systeemonderzoek te ver-richten naar het effect van verschillende toevoeg-middelen, zeker omdat toevoegmiddelen veelvuldigworden gebruikt.Door zijn voederregime te wijzigen probeert Egginkook de C/N verhouding in de mest te verhogen. Ditdoet Eggink door eiwitarm, ofwel met ongeveer vijf-tien procent ruw eiwit, en structuurrijk te voeren. Indit rantsoen past veel gras met een lage bemesting.Eggink verwacht dat mest met een hoge C/N ver-houding bijdraagt aan een hoger organisch stofge-halte in de bodem. De vraag is of dit werkelijk zo is.Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig.

Het opstallen van de melkkoeien draagt bij aan eenlager stikstofoverschot op het bedrijf van de familieEggink. Door alle mest in de stal op te vangen kanEggink de mest efficiënter benutten en de stikstofgiftverlagen. Bovendien zijn maaiverliezen lager danbeweidingverliezen waardoor de grasproductie bijeen zelfde hoeveelheid stikstof groter is. Hier staattegenover dat de krachtvoergift in de zomer wel wathoger zal zijn doordat er geen vers gras opgenomenkan worden. Het overall effect is echter dat de stik-stofefficiëntie groter is bij summerfeeding. Gezien de

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 25

26 hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem

grote maatschappelijke druk op de melkveehouderijom de melkkoeien buiten te laten lopen is wel devraag hoe wenselijk het is de koeien binnen te hou-den.

Effect innovaties op organische stof en ecologi-sche en economische indicatoren

Van het bedrijf van Eggink zijn veel gegevensbekend doordat het in de loop der jaren aan ver-schillende projecten meegedaan heeft. Het percen-tage organische stof in grasland is vanaf januari1992 in acht jaar tijd ongeveer 1,5% gestegen in delaag van nul tot vijf centimeter. Dit betekent een toe-name van de organische stof van ongeveer 10.000kg in die bovenste laag (Reijneveld en Ten Berge,2001). Sinds eind jaren tachtig voldoet de familieEggink aan de strenge overschotnormen. De stik-stof- en fosfaatoverschotten voor 2000, 2001 en2002 zijn in Tabel 1 weergegeven. Het gaat hier ombedrijfsoverschotten, niet het MINAS-overschot.Bedrijfsoverschotten nemen depositie, fixatie en fos-faatkunstmest mee en geven een betere indruk vande impact op het milieu dan het MINAS-overschot.Ook staan in deze tabel de stikstofoverschotten vanproefbedrijf De Marke. Dit is het proefbedrijf voormelkveehouderij en milieu en ligt op dezelfde drogezandgrond als het bedrijf van Eggink. Beide bedrij-ven hebben ongeveer dezelfde intensiteit. Ook heb-ben ze allebei een bedrijfsoverschot voor zowel fos-faat als stikstof dat ruim onder de MINAS-norm ligt.

De stikstof- en fosfaatoverschotten van de familieEggink verschillen niet veel van die van De Marke.Dat is een hele knappe prestatie, zeker omdatEggink ongeveer dezelfde intensiteit heeft als DeMarke en niet zo’n intensieve wetenschappelijkebegeleiding krijgt als De Marke. De lage stikstof- enfosfaatoverschotten zijn mogelijk doordat het bedrijf

ondanks de lage bemesting hoge grasopbrengstenrealiseert (zie Tabel 2).

De nitraatconcentratie in het grondwater is de laatstevier jaren onder de Europese norm van 50 mg nitraatper liter grondwater (respectievelijk 19, 46, 22 en 22mg nitraat per liter grondwater).De aanpak van de familie Eggink heeft een zeerpositieve invloed op de ecologische duurzaamheid.Gelegen op zeer droge zandgrond haalt Egginkresultaten die vergelijkbaar zijn met proefbedrijf DeMarke. Negatief is dat, in tegenstelling tot De Marke,de melkkoeien geen mogelijkheden hebben om tegrazen.Het saldo van de familie Eggink is hoger dan van eengroep vergelijkingsbedrijven, terwijl de mineralenver-liezen lager zijn (zie Tabel 3). Ook haalt Eggink eenhoger saldo dan proefbedrijf De Marke. Voor hetbedrijf van de familie Eggink gaan milieu en econo-mie hand in hand.

Tabel 1 Stikstof- en fosfaatoverschotten op hetbedrijf van Eggink en De Marke (pers. med.Beldman; pers.med. G.J. Hilhorst)

Tabel 2 Drogestofopbrengst op graslandpercelenEggink (pers. med. Bakker)

Tabel 3 Gemiddelde bedrijfseconomische resultatenDe Marke en van vergelijkingsgroep praktijkbedrijvenop droge zandgrond1 (1997/98 t/m 2000/01;Euro/100 kg melk; De Haan, 2003)

Bedrijf 2000 2001 2002

Familie Eggink Stikstof 153 153 113Fosfaat -2 11 -7

De Marke Stikstof 152 140 117Fosfaat 0 6 3

Jaar Stikstofgift Grasopbrengst(kg N per ha) (kg ds/ha)

2000 245 12.2662001 241 12.3892002 169 10.941

Bedrijfsresultaat Praktijk- Eggink2 De Markebedrijven

Opbrengsten 39,8 40,3 37,7Toegerekende kosten 10,1 9.5 10,1Saldo 29,7 30,8 27,6

1 LEI steekproefbedrijven 2 Exclusief overige opbrengsten

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 26

hoofdstuk 2 Verrijken van de bodem 27

Er is onvoldoende inzicht in bodemprocessen, ende invloed van mestkwaliteit op deze processen.

Het is onvoldoende duidelijk wat de werking eneffecten zijn van verschillende toevoegmiddelenvoor mest en/of voer.

Bovengronds uitrijden van mest is niet toege-staan, terwijl dit voor sommige boeren een essen-tiële schakel is in een goede mineralenbenuttingvan de bodem.

Melkveehouders zijn onvoldoende bekend met devoordelen van een goede bodemvruchtbaarheiden hoe dit te bereiken.

matig

Verrijken van de bodem: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

Marjoleine Hanegraaf MSc., adviseur bodemen bemesting, NMIStreven naar maatwerk

Eggink laat zien dat 100% blijvend grasland een duur-zaam bedrijfssysteem kan opleveren, maar dat moetgeen dogma worden. Er zijn ook systemen met wissel-bouw gras-maïs die, mits goed uitgevoerd, hoge mine-ralenefficiënties kunnen realiseren. Belangrijk is datmelkveehouders niet te snel besluiten om grasland tescheuren. Zij moeten weer leren kijken naar de kwa-liteit van gras(mat) en bodem. De ervaringskennis vanboeren als Eggink, Reuver en Spruit komt daarbij goedvan pas en moet beter onderbouwd en ontsloten wor-den. Nutriënten Management Instituut NMI heeft eeneerste stap gezet door, samen met P-ASG vanWageningen UR, maatregelen voor bodemmanage-ment in kaart te brengen. Ingedeeld naar Bemesting,Bouwplan en Bodembewer-king vormen zij het Triple-B systeem. Organische stof staat hierbij centraal endan met name de kwaliteit en de afbraak ervan. Overde rol van het bodemleven is nog weinig praktijkrijpekennis beschikbaar. Mogelijk geeft het bodemleveneen snelle indicatie voor veranderingen in de bodem-kwaliteit.

Het denken in kringlopen en samenhang is één van debelangrijkste boodschappen die we van deze boerenkunnen leren. Landbouw- en milieukundige maatrege-len kunnen niet afzonderlijk worden bezien maar moe-ten passen in het totale bedrijfssysteem. Er is veeldiversiteit in bodems, ook binnen een grondsoort. Ditvraagt om maatwerk, een punt dat ook in het beleidmeer aandacht verdient.

Obstakels vooropschaling

2.qxd 30-7-2004 15:07 Pagina 27

3.qxd 30-7-2004 15:14 Pagina 28

hoofdstuk 3 Composteren 29

Er zijn maar weinig bedrijven die composteren ophun bedrijf als neventak uitoefenen. Het biologischebedrijf van Henk en Wilma den Hartog in hetUtrechtse Abcoude is er daar een van. De humest,zoals hij het eindproduct noemt, is een van demiddelen waarmee hij de bodemvruchtbaarheid pro-beert te vergroten.

Voorlopers

Tot voor kort boerde Henk samen met zijn broerKors. Een jaar of tien geleden behoorde het bedrijfvan de gebroeders Den Hartog tot de voorlopers inde gangbare melkveehouderij. Ze gebruikten veelkunstmest en hadden een hoge melkproductie.'Maar' op een gegeven moment ontdek je dat het deverkeerde kant op gaat. 'De diergezondheid gingachteruit en de mineralenoverschotten rezen de panuit', vertelt Henk den Hartog. Ze konden zich nietvinden in de verplichte injectie van drijfmest. Dat leid-de in hun ogen tot een overdaad aan nitriet en sulfietin de bodem. Bovendien vonden ze de wisselendeafbraaksnelheden van verschillende partijen mestproblematisch. Om het bedrijf duurzamer te makenbesloten de gebroeders de bedrijfsvoering op eenaantal punten bij te stellen. Ze schakelden ondermeer over op de ecologische bedrijfsvoering enstartten met het zelf maken van en werken met com-post. Het gaat om een combinatie van drijfmest enbermhooimaaisel en bevat een hoog gehalte aanvoedingstoffen en mineralen, hoger dan GFT-com-post, en is driekwart verteerd.Gebruik van eigen compost had volgens de gebroe-ders diverse voordelen. De bodem had jarenlangnauwelijks hoeven 'werken' door de overmaat aan

kunstmest en drijfmest. Henk: 'Het was eigenlijk eensoort substraatteelt geworden. Als je het anders gaataanpakken moet de bodem opnieuw leren werken endus moet je die een stimulans geven.'Daarnaast verwachtten ze dat de compost met zijnhoge mineralengehalte en goede structuur deopbrengst van gewassen en dieren zou verbeteren.Dat was nodig omdat de aanvoer van buitenaf sterkverminderd was omdat de gebroeders geen kunst-mest meer mochten gebruiken en ook minder kracht-voer gingen voeren.Composteren paste goed in hun streven zelfvoorzie-nend te worden. Door de bodemkwaliteit te verbete-ren stijgt namelijk de productie per ha zodat DenHartog minder voer hoeft aan te kopen. Ook dachtenze dat eigen compost maken economisch voordeligzou zijn.

Het composteren

Contacten via onder meer de Vereniging tot Behoudvan Boer en Milieu (VBBM), waren zeer nuttig omhet composteren, of humesteren zoals VBBM hetnoemt, in de vingers te krijgen.Composteren is een proces dat zo'n drie maanden inbeslag neemt. Eerst kuilt Henk het bermgrashooi indat van buiten wordt aangevoerd. Dan spreidt hijkleinere hoeveelheden van het ingekuilde hooi meteen shovel regelmatig uit in vier lange rijen (rillen)die ieder veertig meter lang, drie meter breed enanderhalve meter hoog zijn. De rillen zijn driehoekigvan vorm en liggen op een vloeistofdichte humeste-ringsplaat. Aan de rillen wordt eigen stromest toege-voegd. Vervolgens verdeelt hij met de shovel tienprocent FIR1 over de ril en mengt dat met het hooi-

Bedrijfsgegevens

Plaats AbcoudeArbeid 1,5 VAKMelkquotum 1.000.000 kgGrondsoort RivierkleiOppervlakte cultuurgrond 95 ha

Grasland 85 haSuikerbieten 10 ha

Intensiteit 10.500 kg melk / haAantal koeien 150Aantal jongvee 100Melkproductie per koe 7.500 kgVetgehalte 4,40 %Eiwitgehalte 3,37 %Verbreding natuur- en landschapsbeheer,

windenergie, verhuur oude bedrijfsgebouwen

Henk den Hartog

Den Hartog - Abcoude: Eens een voorloper altijd een voorloper

1 FIR= Fysische Ionen Regulator, een koolstof houdend kleimineraal. Het wordt gebruiktom de koolstof- stikstofverhouding, de C/N coëfficiënt, te corrigeren.

3.qxd 30-7-2004 15:14 Pagina 29

30 hoofdstuk 3 Composteren

stromengsel, terwijl hij tegelijkertijd drijfmest toe-voegt. Hij gebruikt daarvoor een grote zelfrijdendefrees met een vacuümtank met drijfmest erop. Bij hetfrezen wordt de compost gesneden en gemengd enzonodig 'geblust' met drijfmest. Tijdens het frezenwordt deze drijfmest in de rillen geperst, in totaal zo'nhonderd kuub per ril.Hierna gaat het geheel broeien en loopt de tempera-tuur op tot vijftig à zeventig graden Celsius. FIR isbedoeld om stankoverlast en ammoniakuitstoot teverminderen. Gedurende het composteringsproceshoudt Henk het vochtgehalte goed in de gaten. Is hette laag, dan voegt hij extra drijfmest toe omdatanders schimmelvorming op treedt.De eerste week wordt de compost drie keergefreesd. Daarna nog ongeveer een keer per week.Na vier weken wordt de compost opgeslagen in eensleufsilo, waar het nacomposteren plaatsvindt. Dit

duurt twee maanden. Hiervoor is geen arbeid meernodig. Na totaal drie maanden is de compost klaaren kan hij op het land worden gebracht.

Hoge stikstofefficiëntie

Henk heeft het gevoel dat de compost de bodem-structuur verbetert en het bodemleven bevordert. Hetgras lijkt vooral de tweede helft van het groeiseizoengoed te reageren op de compost. Dan is de bodem-temperatuur namelijk hoog genoeg voor een actiefbodemleven. In het voorjaar is de bodem vaak nog tekoud. Hoewel Henk minder bemest dan gangbaar isen geen kunstmest gebruikt, zijn de opbrengsten vanhet grasland vergelijkbaar met die van gangbaremelkveebedrijven. De totale opbrengst van het gras-land is ongeveer 10.000 kg droge stof.

De stikstofefficiëntie op het bedrijf van Den Hartogligt daarmee een stuk hoger. Aanvankelijk was DenHartog bang dat het bermmaaisel tot extra onkruidenzou leiden. Hij ontdekte echter dat het zaad zijnkiemkracht verliest tijdens het composteringsproces.'Oliehoudende zaden sterven af als temperatuur inde composthoop minimaal drie dagen boven de 50graden Celsius is.'

Geen economisch voordeel

Het composteren levert nog niet veel economischvoordeel op. Henk: 'De winst zit vooral in het land alsde compost die daarop is uitgereden zijn werk kandoen. Dat is niet zo in euro's uit te drukken.' Het ismoeilijk te zeggen in hoeverre het vele werk dat eraan vast zit wordt betaald. Ook de investeringen invloeistofdichte vloer en de freesmachine (ongeveer90.000 euro) zouden uit de opbrengsten moetenworden opgebracht. Dat lijkt nog niet te lukken. Voorhet bermmaaisel afkomstig van de provincie Utrecht(600 ton) ontvangt hij 22 euro per ton. Soms haaltHenk het bermmaaisel zelf op, dan brengt hij dittegen loonwerktarief in rekening bij de gemeente.De overheid beschouwt composteren als afvalver-werking en dus moet iedere vracht worden gewogenen geregistreerd. Den Hartog heeft echter geenweegbrug en kan geen weegbrieven van gestortepartijen overleggen. Daarom is hij aangewezen opkleine partijen waar weging niet altijd noodzakelijk is.Dit betekent wel dat hij niet mee kan doen in de con-currentiestrijd voor grotere partijen en minder voorzijn bermmaaisel ontvangt dan andere afnemers.Den Hartog overweegt nu een weegbrug aan teschaffen.

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 30

hoofdstuk 3 Composteren 31

Tegenwerking

Regelgeving vormde een groot obstakel voor de startvan de composteerinstallatie. Wetgeving stond com-posteren in de open lucht niet toe. Ook voldeed hetbedrijf van Den Hartog niet aan allerlei eisen.De milieuvergunning stelt bijvoorbeeld eisen ten aan-zien van stank, geluid, stof en aan- en afvoer vanafval. Omdat het bedrijf redelijk afgelegen ligt, vormtgeluidsoverlast geen probleem. Dat geldt ook voorde stank, die vermindert door toevoeging van eenmengsel van koolstof (FIR bindt ammoniak) en sui-kers (restsof van Norit-fabriek). Tegelijkertijd voor-komt de natte vorm van composteren een teveel aanstofemissie. Doordat Den Hartog kon aantonen dathij geen overlast veroorzaakte, kreeg hij uiteindelijkeen gedoogvergunning van de provincie Utrecht.De composteerinstallatie vormt echter wel een pro-bleem. Door deze installatie valt de milieuvergunningnu onder toezicht van de provincie Utrecht in plaatsvan onder de gemeente. Daardoor gelden er nu ookeisen aan allerlei andere onderdelen van het bedrijf,bijvoorbeeld bij de olieopslag en bij het elektriciteits-net. Dit laatste wordt jaarlijks doorgemeten. De refe-rentie voor die controles is een industrieel bedrijf. 'Ikben pionier op dit terrein en daar heb ik dus last van.Omdat ze normaliter nooit bij veehouders controle-ren, zijn de referentienormen daar niet op toegesne-den.'Den Hartog verwacht in het najaar een definitievevergunning te krijgen. Hij is van plan de composteer-tak uit te breiden zodat hij een groter gedeelte van deeigen mest kan verwerken.

Duurzame kringloop

Composteren is voor Den Hartog één van de scha-kels in een duurzame bedrijfsvoering. Volgens hemmoeten alle elementen van de kringloop op duur-

Duurzaamheid op het bedrijf van Den Hartog

Deelgebied Indicator Score

Economie Gezinsinkomen (€/jaar) > 50.000

Arbeid Arbeidsuren per week 70

Imago Aantal jaren eersteklas melk 12Celgetal 200Aantal dagen weidegang Melkkoeien 200

dagen per jaarGezondheidstatus1 Leptospirose, Para TBC status 6Diergezondheidskosten (€/koe) 20

Ecologie MINAS N overschot Beneden normMINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) Beneden normUreumgetal 25

1 Aangetoond vrij

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 31

32 hoofdstuk 3 Composteren

zaam produceren zijn ingericht. De ideeën van AlwinSeifert heeft hem daarin sterk beïnvloed (Seifert,1976). Het rantsoen van de koe is in zijn visie eenbelangrijk element in die cirkel. Op een eiwitarm enstructuurrijk rantsoen produceert een koe goedemest wat onontbeerlijk is voor een goede de bodem-vruchtbaarheid. Om nog betere mest te krijgen,strooit Den Hartog gehakseld stro in plaats van zaag-sel in de ligboxen waardoor hij strorijke mest krijgt.Stro verhoogt de C/N-verhouding van mest, waar-door de benutting van de mest toeneemt. Ook voorhet composteren van de mest werkt de toevoeging

Van de Hengel - AchterveldPionier composteert eigen mest

In het Utrechtse Achterveld heeft Wim van de Hengel eenmelkvee- en vleesvarkensbedrijf met 40 koeien en 200vleesvarkens op 22 ha zandgrond. Sinds 1999 boert hijecologisch met zijn melkvee. In 2002 is hij begonnen methet composteren van de rundveedrijfmest op zijn bedrijfom de kwaliteit van zijn mest te verbeteren en te werkenaan een vitaler bodemleven. De opzet is om uiteindelijkalle eigen mest te composteren.

Van de Hengel composteert drijfmest met bermmaaisel ineen verhouding van 1 op 2. Op een grote vloeistofdichtekuilplaat is 2.200 ton bermmaaisel ingekuild. Van deHengel krijgt € 22,50 per ton voor de opslag en verwerkingvan bermmaaisel. In totaal betekent dit een inkomsten-bron van bijna € 50.000. Dit stortgeld moet het composte-ren betaalbaar maken.De precompost (mengsel van drijfmest en bermmaaisel)ligt opgeslagen in een grote loods, met negen vakken vantwaalf meter diep en vijf meter breed. Deze vakken zijnafgescheiden door betonnen wanden. Van de Hengel doeter vijf tot zes uur over om zo'n vak te vullen. Eerst vult hijmet zijn shovel de voermengwagen met bermmaaiselwaardoor die gemengd en gesneden wordt. Daarna voegt

hij drijfmest toe met de giertank. De voermengwagen isvan een hardere kwaliteit staal gemaakt dan een normalevoermengwagen, vanwege de hardheid van het berm-maaisel. Per vak kan zestig ton precompost worden opge-zet.Met de shovel zet Van de Hengel de compost de eersteweken regelmatig om. Na zes weken is de compost vol-doende verteerd om over het land te rijden. De zestig tonper vak is dan geslonken tot veertig ton.Het bemestingsstramien van Van de Hengel is als volgt: infebruari wordt 8 à 10 ton compost per ha uitgereden. In detweede helft van maart wordt dit gevolgd door een drijf-mestbemesting van 15m3 per ha. Zo kan de snelwerken-de stikstof uit drijfmest benut worden voor de grasgroei opde nog koude voorjaarsgrond. In mei/juni volgt nog eencompostgift. De bodem is dan inmiddels al warmergeworden, zodat de stikstof voor de rest van het groeisei-zoen uit compost en klaver beschikbaar komt.

RegelgevingDe vergunningaanvraag kostte Van de Hengel vijf jaar.Het probleem was dat de provincie Utrecht nog geen pas-sende regelgeving had voor composterende boeren. Nu isdie er wel. Lastig is dat mest en compost niet onderdezelfde regelgeving vallen (respectievelijk MINAS enBOOM, Besluit Overige Organische Meststoffen). Metname MINAS geeft veel problemen. Binnen MINAS moet

iedere vracht mest bemonsterd worden, van compost iséén bemonstering van de hele partij voldoende. Dit heefttot gevolg dat Van de Hengel de mest niet op zijn veebe-drijf mag composteren. Daarom heeft hij drie verschillen-de bedrijven, met ieder een eigen mestnummer moetenoprichten: veehouderij Van de Hengel; intermediair Van deHengel en mestverwerker (composteerder) Van deHengel. Eerst moet de mest worden afgevoerd naar inter-mediair Van de Hengel. Dat houdt in dat de loonwerkeralle mest overpompt van de ene mestput op het bedrijfnaar een andere. Iedere vracht wordt hierbij bemonsterd.Vervolgens kan de intermediair de mest leveren aan com-posteerder Van de Hengel. Deze extra rompslomp kosthem meer dan € 10.000 per jaar. 'Als hier een oplossingvoor komt, zie ik een goede toekomst voor composteren',aldus Van de Hengel. Van de Hengel ziet dan ook uit naarde afschaffing van MINAS.Bijkomend probleem van compost is dat bij wet de mest-verwerker verplicht is de compost te exporteren.Daarnaast moet alle compost worden onderzocht op hetgehalte aan zware metalen. De meeste compost voldoetaan eisen voor 'schone compost' waarvoor een maximaleaanwendnorm van 6 ton droge stof per ha geldt. De com-post van Van de Hengel voldoet niet aan de norm voor'zeer schone compost', vanwege het te hoge gehalte aanzink. De overige zware metalen voldoen ruim aan de normvoor 'zeer schone compost'.

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 32

hoofdstuk 3 Composteren 33

van gehakseld stro in de ligboxen een stuk beter.Den Hartog voegt FIR toe aan de mest en het voer.Hier is hij ongeveer tien jaar geleden mee begonnen.Hij denkt dat de koeien daardoor het voer tien pro-cent beter benutten. Agro Milieu Coöperatie voorBoer en Bodem (AMCBB) uit Dronten heeft onderandere de ammoniakemissie voor het bedrijf vanDen Hartog gemeten. Die kwam uit op 3,5 kg ammo-niak per dierplaats in de stalperiode. Dat is onder degroen-label norm van 4,4 kg per dier tijdens de stal-periode.Positieve neveneffecten van deze totaalaanpak zijnvolgens Henk een betere diergezondheid en eenlagere ammoniakemissie. FIR is maar een kleinonderdeel van de bedrijfsvoering, benadrukt hij. 'Hetheeft bijvoorbeeld weinig zin om FIR te gaan gebrui-ken wanneer de langzame en snelle eiwit en ener-giebronnen niet op elkaar afgestemd zijn.'

Kennis

Den Hartog heeft als filosofie om oren en ogen opente houden en om in te springen op kansen die er zijn.Hij haalt kennis vaak bij externe adviseurs, zoals deVBBM. Bovendien is hij nog verbonden aan een aan-tal studieclubs. Behalve van de natuurverenigingVechtvallei is hij lid van Biologica en de biologischestudieclub. Het Louis Bolk Instituut begeleidt hemveel en goed. Hij zegt hier veel aan te hebben.Verder leest hij de vakbladen heel selectief, wat heminteresseert leest hij goed de rest niet. Daarnaastvolgt hij cursussen. Den Hartog houdt zeer regelma-tig excursies en open dagen op zijn bedrijf zodat hijredelijk veel contact met burgers heeft. Henks vrouwWilma is degene die vooral het contact met de bur-gers voor haar rekening neemt.

Elderink - De LutteVerbeteren kringloop door compostering

Sinds de omschakeling naar een biologische bedrijfsvoe-ring in 1999 hebben Jos Elderink en zijn vrouw Dorthyhun bedrijfsvoering ingrijpend veranderd. Centraal staatverhogen van de bodemvruchtbaarheid. Gebruik vancompost is één van de manieren om dat te bewerkstelli-gen.

Elderink gebruikt GFT-compost waarvoor hij alleen trans-portkosten hoeft te betalen. Met deze compost heeft hijeen dip in de grasproductie bij de omschakeling naar bio-logische landbouw voorkomen, denkt Elderink. De gras-productie lijkt zelfs omhoog te gaan. In de opbrengst vanrode klaver is sindsdien een stijgende lijn te zien.Bovendien bleek uitrijden van GFT-compost op een per-ceel met triticale in 2002 te leiden tot een bijzonder egaalgewas met bovengemiddelde opbrengsten. VolgensElderink versnelt compost de bodemprocessen en werkthet als een soort natuurlijk antibioticum voor planten. Hetmaakt de planten sterker en ook het bodemleven zou

meer weerstand krijgen. Zijn bouwplan lijkt dat te staven.Hij verbouwt namelijk al vijf jaar triticale op hetzelfde per-ceel. Volgens deskundigen is dat niet langer dan een jaarachtereen mogelijk. Elderink denkt dat het bij hem wellukt omdat hij teelt van het gewas combineert met hetgebruik van compost en gele mosterd als groenbemester. Om alle subjectieve waarnemingen te onderbouwen zegthij behoefte te hebben aan een goede methode om debiologische activiteit in het bodemleven te meten.

Elderink is er van overtuigd dat het gebruik van de GFT-compost in de bodem een domino effect geeft. Zo con-stateert hij een positief effect op de gezondheid van koei-en. Sinds de melkkoeien het met compost gevoedegewas vreten, worden ze volgens hem beter drachtig,hebben ze meer glans en is de uitval van guste koeienminder. Binnenkort wil hij daarom zijn eigen mest gaancomposteren. Hiervoor wil hij maaisel van Natuurmonu-menten gebruiken met eigen slootmaaisel. Een van devoordelen is dat hij voor het maaisel een vergoeding kankrijgen van Natuurmonumenten. Bovendien is de kansaanvoer van verontreinigingen kleiner dan bij aankoopvan GFT-compost.

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 33

34 hoofdstuk 3 Composteren

Werking composteren

Drijfmest heeft een te laag drogestofgehalte om tecomposteren. Daarom moet het gemengd wordenmet een materiaal dat voldoende structuur heeft,zoals stro, bermhooi, hooi van beheersgrasland,snoei- of GFT-afval. Compostering is de biologischeomzetting en stabilisatie van organische stof onderaërobe omstandigheden. Organische stof wordtdaarbij door micro-organismen omgezet in koolstof

dioxide en water. Daarbij komt warmte vrij. Tijdens ditproces kunnen ook verliezen optreden van ammoni-ak ofwel verzurend gas, methaan en lachgas; tweebroeikasgassen. Bij het composteren zijn een grootaantal verschillende micro-organismen, bacteriën,schimmels en actinomyceten betrokken die iederhun eigen optimale temperatuur hebben. Figuur 1laat zien dat er verschillende temperatuurfasen zijnbij de compostering (Haug, 1993).Curve 1 in figuur 1 geeft het optimale temperatuurs-verloop aan voor de compostering van organischestof. Curve 2 geeft de situatie weer wanneer deomstandigheden niet optimaal zijn waardoor demicro-organismen onvoldoende hun werk kunnendoen. Een temperatuur van rond de zestig graden isoptimaal. Daarboven treden te veel verliezen op.

Voordelen composteren

Naast de nuttige werkzame micro-organismen kun-nen ook ziekteverwekkers als parasieten, aaltjes,

schimmels en virussen en onkruidzaden in het tecomposteren materiaal aanwezig zijn. Die verdwijnendoor de hoge temperaturen. Volgens de Verenigingtot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) leidt hetgebruik van FIR onder andere tot een hogere stik-stofbenutting, absorptie van ammoniak uit de mest,betere kwaliteit van compost en stimulering van hetbodemleven. FIR zou stoffen absorberen die schade-lijk zijn voor bacteriën en micro-organismen in decomposthoop en de bodem. In de wetenschappelijkwereld bestaan echter meningsverschillen over dewerking van FIR, mede vanwege de beperktebeschikbaarheid van gepubliceerd gedegen onder-zoek.Het vernieuwende van het initiatief van Den Hartog isde combinatie van drijfmest met bermhooi, met als

resultaat compost'. Het voordeel van het composte-ren met bermhooi is dat de kosten voor het verwer-ken hiervan de gemeenschap minder geld kosten.Daarnaast zorgt composteren voor een verbeterdeafstemming tussen de mestsamenstelling en debehoefte aan nutriënten en organische stof opbedrijfsniveau. Bovendien wordt verondersteld dat decompost het organische stofgehalte van de bodemverhoogt door een betere C/N verhouding dan bijdrijfmest. Volgens berekeningen is de verhoging vanhet organische stofgehalte echter beperkt (vanDooren, 2001). Uit de praktijk komen echter positievegeluiden over het gebruik van compost. Dit betekentdan ook dat veldonderzoek naar het effect van hettoepassen van compost op het organische stofgehal-te op zijn plaats is.

Figuur 1 Temperatuurverloop tijdens het composteringsproces (www.agnet.org/library/image/eb394f3.html)

Relevantie en potentie

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 34

hoofdstuk 3 Composteren 35

Tabel 1 Analyserapport compost van Den Hartog en lan-delijk gemiddelde rundveedrijfmest. Gehalten in kg per tonproduct

Toedienen van compost in de winter leidt tot nitraat-uitspoeling maar die is beperkt. Ook tijdens het voor-jaar zal de compost minder snel uitspoelen dan drijfmest na bijvoorbeeld een grote regenbui. Debelangrijkste factor in het ontstaan van stikstof- en ofgeuremissie is de beschikbaarheid van zuurstof.Wanneer voldoende zuurstof in de hoop compostdoor kan dringen kunnen de emissie van ammoniak,lachgas en methaan beperkt blijven (van Dooren,2001).Composteren is eerder interessant voor biologischemelkveehouders dan voor hun gangbare collega's,die ook relatief goedkope kunstmest kunnen gebrui-ken. In tabel 1 wordt de compostanalyse van DenHartog vergeleken met de mestanalyse van eengemiddeld Nederlandse melkveebedrijf.Uit deze mestanalyse blijkt dat de compost rijker isaan stikstof en bovendien een veel hoger aandeelorganische stikstof heeft. Hierdoor is het zeer waar-schijnlijk dat de emissies tijdens het uitrijden, hoeweldit bovengronds gebeurt, lager zijn dan op een gang-baar melkveebedrijf. De stikstofrijkere compost kanook tot hogere graslandopbrengsten leiden.Ook de ammoniakemissie uit de stal is bij Den Hartog

lager dan gemiddeld, zo blijkt uit analyseresultatenvan de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Op hetbedrijf van Den Hartog werd over meerdere jaren eengemiddelde ammoniakemissie gemeten van 3,5 kgper dier per stalperiode. Dit is lager dan hetNederlands gemiddelde dat 6,25 kg bedraagt en isook lager dan de norm voor groenlabel stallen die 4,4kg is. Naast de manier van voeren (structuurrijk eneiwitarm) verwacht Den Hartog ook dat FIR hier eenaanzienlijke bijdrage aan levert.

Verder is de emissie van broeikasgassen waarschijn-lijk lager als gevolg van composteren. Er is minderkunstmest nodig en vanwege de goede grasop-brengsten ook minder krachtvoer, zo is de verwach-

ting. Bij het produceren van kunstmest en krachtvoerkomen namelijk grote hoeveelheden CO2 vrij doorenergieverbruik tijdens de productie. Om de relatietussen het gebruik van compost met de grasproduc-tie, mineralenoverschotten en andere milieuthema’sgoed te bestuderen, is het wenselijk onderzoek testarten.

Nadelen composteren

Nadelen van het composteren zijn onder andereafhankelijk van de keuze van het materiaal voor hetcomposteren. GFT-afval en bermgras kunnen zwaremetalen en ziektes bevatten. Reststoffen, zoals

Kenmerk Den Hartog Landelijk gemiddelde

rundvee-drijfmest

Droge stof 337 90Organische stof 189 66Anorganische stof 148 24

Minerale stikstof 0.4 2.6Organische stikstof 5.8 2.3Stikstof totaal 6.2 4.9

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 35

36 hoofdstuk 3 Composteren

snoeihout en uitdunningshout uit natuurgebieden enplantsoenafval komen daarom eerder in aanmerkingvoor compostering. Kort geleden heeft de EuropeseUnie het zelfs verboden om bermgras te composte-ren op landbouwbedrijven en dit product te gebrui-ken als bemesting. Het blijkt echter dat er grote ver-schillen zijn tussen bermen. Gelet op de kosten zijnbermgras, beheersgras en snoeiafval het meest aan-trekkelijk.Vergelijking van het huidige systeem van composte-ren bij Den Hartog met het toepassen van alleendrijfmest levert de volgende investeringen op:• Een vloeistof dichte composteringsplaat.• Extra arbeidskosten voor het uitrijden van com-

post, het mengen van de compostruggen en hetopzetten van de compostruggen.

• Jaarkosten portaalmenger, mestverspreider enextra kosten tractor met voorlader.

Deze kosten maakt composteren van eigen drijfmestniet rendabel, blijkt uit berekeningen van hetPraktijkonderzoek (van Dooren, 2001).In Tabel 2 is een overzicht gegeven van de begroteextra kosten die zijn gemaakt voor het composterenvan de rundveemest op het bedrijf van Den Hartog.

Tegenover de hoge jaarkosten van het composterenstaan mogelijkerwijs lagere kosten van kunstmest enkrachtvoer en eventueel een vergoeding voor hetbermgras of plantsoengras. Den Hartog ontvangtruim 22 euro per ton. Hij heeft in 2002 1.100 tongebruikt zodat de opbrengsten uit het composterenongeveer 25.000 euro zijn. Bovendien heeft DenHartog nog opbrengsten van het ophalen van hetplantsoengras tegen loonwerktarief. Den Hartog kanmoeilijk aan geven of de kosten voor het composte-ren gedekt worden door deze directe inkomsten. Economisch lijkt composteren op het eigen bedrijfdaarmee niet interessant. Toch kan het perspectiefhebben voor de Nederlandse biologische melkvee-

houderij. Veel biologische akkerbouwers voeren opdit moment nog deels gangbare mest aan. De wet-geving staat dit toe, maar in de toekomst moet eengroter deel biologisch zijn. Probleem is dat er eentekort is. Compost kan het tekort aan mest aanvul-len.

Tabel 2 Investeringskosten composteren (€)

Omschrijving Kosten in euro

Composteringsplaat 55.000Sleufsilo 25.500Compostfrees 22.000Ruige mest breedstrooier 9.000Overig 2.700Totaal 114.200Jaarkosten 15.500

Jaarkosten overige machines 11.000Jaarkosten arbeid 11.000Overige jaarkosten (o.a. mestanalyse) 8.700

Totale jaarkosten 46.200

matig

Composteren: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

3.qxd 30-7-2004 15:15 Pagina 36

hoofdstuk 3 Composteren 37

• Er is onvoldoende bekend over de invloed vancompost op de bodemvruchtbaarheid en de gras-landopbrengst.

• Composteren is over het algemeen nog niet ren-dabel en kost erg veel arbeid.

• Bij het starten met composteren lopen melkvee-houders op tegen langdurige procedures voorvergunningaanvraag. Het afgeven van vergunnin-gen lijkt te verschillen per provincie.

• Met name de MINAS-wetgeving wordt als eengroot obstakel gezien voor composteren. MINASleidt tot extra kosten, administratie en werk.

Obstakels vooropschaling

Dr. ir. Aad Termorshuizen - universitair docentbij de leerstoelgroep Biologische bedrijfssyste-men, Wageningen UniversiteitComposteren op bedrijf zelf is vernieuwend

De genoemde voor- en nadelen van de door Den Hartoggebruikte composteringstechniek vallen uiteen in aspec-ten die compostering in het algemeen betreffen en diewelke specifiek gelden voor de door Den Hartog gebruik-te techniek.Het verdient eigenlijk geen betoog meer, zeker niet voorde biologische sector waar Den Hartog deel van uitmaakt,dat aanwending van compost op het agrarisch bedrijf inveel opzichten is aan te bevelen. Compost is gestabili-seerde organische stof die gedurende langere tijd hetbodemleven activeert en daarmee in veel gevallen helptplantenziekten te onderdrukken. Het is wel iets van delange adem: pas na vele jaren van toepassing van com-post valt er een meetbaar effect te verwachten. Compostis in eerste instantie een bodemverbeteraar en niet eenmeststof voor plantengroei.

Het vernieuwende in de aanpak van Den Hartog is vooralhet feit dat op het bedrijf zelf gecomposteerd wordt. Eenvoordeel hiervan is dat, als je uitsluitend organisch mate-riaal gebruikt dat afkomstig is van het bedrijf zelf, je nietgebonden bent aan beperkingen in de aanwending. Zelfcomposteren maakt de agrarisch ondernemer bovendienzelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de compost. Deondernemer kent het organisch materiaal dat als basisdient voor de compostering en kan zelf beoordelen of ditverantwoord is. In het geval van Den Hartog is het danwel oppassen geblazen: bermmaaisel kan hoge gehaltesaan zware metalen bevatten en door gebruik van strooi-zout in de winter kan ook het zoutgehalte te hoog uitval-len. Het is maar de vraag of dergelijk gras opgegroeid isonder omstandigheden die stroken met de uitgangspun-ten voor de biologische teelt van planten. Den Hartog

moet dus oppassen waar hij zijn maaisel vandaan haalt.Voor bermmaaisel langs autowegen zijn chemische ana-lyses op met name zware metalen noodzakelijk als je dekwaliteit van de compost in de gaten wilt houden.

De kosten voor zelf composteren lijken mee te vallen,maar ze hangen sterk af van de ontvangsten voor hetmaaisel en die kunnen fluctueren. Voor de biologischesector is het noodzakelijk uit te zien naar meststoffen encompost van biologische oorsprong. Naarmate dit meerverplichtend wordt zal de prijs hiervan op de markt stijgen,temeer daar GFT-afval niet als 'biologisch' kan wordenaangemerkt. Biologische bedrijven die nu zelf gaan com-posteren nemen dus een voorschot op de toekomst. Of ditopweegt tegen initiatieven van professionele composteer-ders om biologische compost te produceren zal de toe-komst leren.

3.qxd 30-7-2004 15:16 Pagina 37

4.qxd 30-7-2004 15:19 Pagina 38

hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid 39

Als boer werk je in en met de natuur; een complexsysteem waarin vele interacties plaatsvinden. Als jein een klein onderdeeltje iets verandert, kan datzomaar effect hebben op vele andere delen van hetsysteem. 'Laat de natuur zoveel mogelijk haar werkdoen en bedenk je wel driemaal voordat je ingrijpt indit complexe systeem', is daarom de leus van ThijsScholten en Annemie Lepelaars uit Dalfsen. 'Eenboer moet 's ochtends als hij opstaat eerst eensbedenken wat hij die dag níet gaat doen.' Scholten islid van de boerenvereniging PMOV en boert ookzoveel mogelijk op de wijze die deze verenigingbepleit. Sinds 1996, toen hij in aanraking kwam methet gedachtegoed van wetenschapper Jaap vanBruchem, is Scholten anders gaan boeren.Voorheen was voor hem, net als voor veel andereboeren, een hoge melkproductie per koe een belang-rijke doelstelling. Dit trok echter een flinke wissel opde koeien en bleek MINAS-technisch ook geengoede strategie. Tegenwoordig is het kringloopprinci-pe leidend in de bedrijfsvoering. 'De basis van hetsysteem is een goede voeding van de koe. De winstzit hem niet in een hoge melkproductie per koe. Bijeen gezonde voeding en een lagere productie gaande gehaltes vanzelf omhoog en verdien je meer. Jemoet eigenlijk terug naar hoe we vroeger voerden…'

Vezelrijk voer

Er wordt veel te moeilijk gedaan over het voeren vankoeien, vindt Scholten. 'Rantsoenenberekeningengaan vaak uit van talloze kengetallen waaraan hetmoet voldoen maar bij mij draait het gewoon om veelstructuur en weinig eiwit.' Bij een voldoende struc-tuurrijk rantsoen passeert het voer de koe minder

snel en is de benutting hoger. Scholten streeft naar15% ruw eiwit in het rantsoen. Dankzij dit sobererantsoen zijn de koeien gezond en geven ze redelijkmelk. 'Ze geven wel minder dan ze genetisch aanzouden kunnen, maar die reserve kunnen ze danmooi gebruiken voor het opbouwen van weerstand.Dan melken we wel wat meer koeien, want het gaaterom dat je je voer zo goed mogelijk benut. Omdat ikeen redelijk extensief bedrijf heb, betekent dat, dat ikveel ruwvoer heb. Het rantsoen bestaat dan ookvoornamelijk uit gras. Dat is prima voer maar je moetwel voldoende ruwe celstof hebben.' Scholten maaitdaarom pas bij een drogestof-opbrengst van 4.000kg en streeft daarbij naar een ruw eiwitgehalte van14 tot 15%. 'Maar dan nog mis je structuur als jealleen Engels raaigras voert. Dat ras is jarenlanggekweekt op hoge productie, wat heeft geresulteerdin slap gras. Staat er een zware snee dan slaat hetbij een flinke regenbui snel tegen de grond. Daaromheb ik nu 8 ha doorgezaaid met rietzwenkgras, 7 kgper ha. Zo'n oud ras haalt bij een lage stikstofbe-mesting hogere opbrengsten dan Engels raaigras enbiedt meer structuur.' Bovendien merkt hij dat hetgras minder snel legert bij hoge opbrengsten omdathet raaigras ondersteuning krijgt van het rietzwenk-gras.

Naast graskuil voert Scholten in de winter 5 kg bier-bostel en 5 kg aardappelvezel bij (beide in kg pro-duct) voor de eiwit- en de energievoorziening. Hetrantsoen vult hij aan met krachtvoer. Tijdens het wei-deseizoen breekt hij een kuil aan die voor de helft uitgras en de andere helft uit GPS bestaat. Maar vanaf2003 teelt Scholten alleen nog maar gras. 'In het ver-leden verbouwde ik 6 ha maïs maar we gaan inNederland naar zo'n laag stikstofniveau toe dat cor-

BedrijfsgegevensPlaats DalfsenArbeid 0,9 VAKMelkquotum 365.000 kgGrondsoort ZandOppervlakte cultuurgrond 24,6 ha

Grasland 24,6 haIntensiteit 14.800 kg melk / haAantal koeien 48Melkproductie per koe 7.600 kgVetgehalte 4,71 %Eiwitgehalte 3,60 %

Thijs Scholten en Annemie Lepelaars

Scholten - Dalfsen: Bedrijfssysteem draait om kringloop

4.qxd 30-7-2004 15:20 Pagina 39

40 hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid

rectie met maïs niet meer nodig is. Voer je dan tochmaïs bij, dan moet je duur eiwit aankopen. Gras ishet enige perfecte voer voor koeien en bevat vol-doende mineralen. Ook is de verbouw van gras betervoor de bodem dan maïs.'

Gezonde bodem

Het gros van de boeren is te veel met de melkpro-ductie van zijn koeien bezig en te weinig met debodem, is de overtuiging van Scholten. 'Ze vergetenhoe belangrijk organische stof in de bodem is.Organische stof is niet alleen een belangrijk filtervoor stikstof, maar houdt ook water vast. Door dezeverbetering van bodemkwaliteit kan de benutting vanstikstof geweldig toenemen en zijn bij een lage stik-

stofbemesting toch goede opbrengsten te realiseren.Zo kan één korreltje kunstmest een explosie aan grasopbrengst teweeg brengen en benut je je grondgeweldig efficiënt. Dat is mijn streven.'

Het organische stofgehalte is te verhogen door kwa-litatief goede mest op het land te brengen en gras-land zo min mogelijk te scheuren. 'Het is belangrijkdat je mest produceert die zacht is voor de bodem,'vervolgt Scholten. 'Met een vezelrijk en eiwitarmrantsoen bereik je dat. Dergelijke mest bevat minderstikstof, oftewel een hogere C/N-verhouding dangangbaar. Doordat er minder ammoniak vervluchtigt,stinkt de mest niet en vreten de koeien ook het grasnaast de mestflatten. Met dergelijke mest voed je hetbodemleven en daarmee verhoog je het organischestofgehalte in de bodem.' Om de kwaliteit van de

mest nog verder te verbeteren voegt Scholten eenmengsel van Effectieve Micro-organismen (EM) toeaan de mest. Dit giet hij over de roosters. Hij gebruikthet nu zo'n drie jaar. 'Het werkt goed, de stank vande mest is minder, de mest is homogener en beter temixen.' Ook voegt Scholten het toe aan het kuilgras.'EM wordt bij het inkuilen toegevoegd en bevorderteen snelle pH-daling. Ook blijft de kuil tijdens hetvoeren langer broei- en schimmelvrij en is de opna-me beter door de lichtzure smaak. De kuil is gewoonfrisser', aldus Scholten.

Scheuren van grasland is verleden tijd bij Scholten.Scheuren gaat ten koste van de hoeveelheid organi-sche stof en dus van de gewasproductie en grond-waterkwaliteit. 'Oud grasland houdt je grondwaterschoon,' zo stelt hij. Aangezien de verbouw van maïseen aanslag op het organische stofgehalte betekent,is dit dan ook geen interessant gewas voor Scholten.

De eerste snee krijgt naast vijftien kuub drijfmest nietmeer dan 50 kg stikstof uit kunstmest. In 2002bedroeg de totale stikstofgift uit kunstmest slechts 82kg. Alleen de eerste drie snedes krijgen een kleinekunstmestgift, gedurende de rest van het jaar moetde stikstoflevering uit de bodem en organische mestkomen. Op de percelen met klaver beperkt de kunst-mestgift zich zelfs alleen tot de eerste snede.Aangezien Scholten pas laat maait, strooit hij dekunstmest laat in het voorjaar, 'als de bomen begin-nen uit te lopen'. Als de periode tussen strooien enmaaien namelijk te groot wordt, zakt het ruw eiwitge-halte te ver weg.

Kampioen voedselveiligheid

Nederland moet volgens Scholten kampioen voed-selveiligheid worden. 'Daarom moeten we het voerzoveel mogelijk op onze bedrijven zelf verbouwen en

4.qxd 30-7-2004 15:20 Pagina 40

hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid 41

niet vertrouwen op Rotterdam. Je weet nooit wat ermet dergelijke producten is gebeurd.' Zelf voert hij2.000 kg krachtvoer per koe. Dit krachtvoer moetGMO-vrij zijn en mag daarom geen katoenzaad,koolraapschroot, soja of maïs bevatten.Vanuit dezelfde visie gebruikt Scholten ook al vijf jaarlang geen antibiotica meer. Heeft een koe mastitis,wat zelden voorkomt, dan behandelt hij haar methomeopathische middelen en melkt hij het kwartierregelmatig uit. 'Koeien met vlokjes in de melk moet jezelf laten vechten. Alleen dan bouwen ze weerstandop.' Voor het gebruik van homeopathie heeft hij eencursus gevolgd. Ook droogzetters zijn taboe.Scholten bouwt het aantal melkmalen aan het eindvan de lactatie langzaam af en zet sommige koeienvervolgens op strafkamp: een dag lang alleen stro ofgedorst hooi.

Diergezondheid met sprongen vooruit

Sinds Scholten het roer heeft omgegooid en andersis gaan voeren, merkt hij duidelijk dat de gezondheidvan zijn koeien erop vooruit is gegaan. 'In de tijd datik nog kuilen van 1.000 VEM en meer dan 22% ruweiwit won, daalde de weerstand van mijn koeien. Zekregen steeds vaker uierontsteking en de ziekte vanMortellaro. De veeartskosten lagen destijds op bijna80 euro per koe, inmiddels is dat gedaald tot 18 europer koe.' Uierontsteking is nu een zeldzaamheid enhet aantal gevallen van Mortellaro is dankzij eeneiwitarmer rantsoen flink gedaald. Toch komt hij niethij niet helemaal af van deze laatste ziekte. 'Dat zithem in de weerstand van de koeien en moet dus metfokkerij opgelost worden.'De andere manier van voeren heeft ook zijn keerzij-de. De vruchtbaarheid van de koeien is problema-tisch van mei tot november. Er zijn meer koeiencysteus dan vroeger wat volgens Scholten aan hetrantsoen ligt. Door het schralere rantsoen krijgen de

Duurzaamheid op het bedrijf van Scholten

Deelgebied Indicator ScoreEconomie Saldo (€/100 kg melk) 31,90

Gezinsinkomen € 20.000 - € 30.000

Arbeid Arbeidsuren per week 48

Imago Aantal jaren eersteklas melk 14Celgetal 226

Aantal dagen weidegang Melkkoeien 170, pinken 150 enkalveren 100

Gezondheidstatus1 LeptospiroseDiergezondheidskosten € 18 per koe

Ecologie MINAS N overschot 39 kg per haMINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) 15 kg per haUreumgetal 20

1 Aangetoond vrij

4.qxd 30-7-2004 15:20 Pagina 41

42 hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid

koeien minder energie binnen. Dit uit zich in een ver-minderde vruchtbaarheid. Ook de conditie van deveestapel is achteruitgegaan sinds hij het rantsoenaanpaste. Scholten denkt deze problemen aan tekunnen pakken via de fokkerij.

Holstein past niet in systeem

'Als je je bedrijfssysteem aanpast, moet je ook eenandere koe fokken', is de overtuiging van Scholten.'De huidige Holsteinkoe is gefokt op een hoge pro-ductie. Een dergelijke koe functioneert alleen goedbij een uitgebalanceerd, energierijk rantsoen.Vandaar dat de koeien op testbedrijven van HollandGenetics ontzettend veel krachtvoer krijgen. Methoge producties kan je namelijk scoren in het buiten-land, maar het is absoluut niet in het belang van deNederlandse boer. Gedwongen door MINAS, gaat depraktijk steeds later maaien en minder krachtvoervoeren. Hierdoor worden rantsoen energie-armer.Doordat de omstandigheden op de testbedrijven teveel afwijken van deze praktijk worden de verkeerdekoeien en stieren geselecteerd. Onder de omstan-digheden op mijn bedrijf bijvoorbeeld waarbij dekoeien veel structuur en weinig eiwit krijgen voorge-schoteld, zie je dat de Holsteins schraler worden.'Scholten kruist zijn veestapel daarom sinds enkelejaren in met Brown Swiss. De verwachting is dat dekruislingen zich beter kunnen handhaven ondersobere omstandigheden. De keuze viel op BrownSwiss vanwege de goede vet-eiwit verhouding, dehoogtemaat (vergelijkbaar met die van Holsteins) enhun kracht vanwege een goede bespiering.

Gemakkelijke bedrijfsvoering

De meer natuurlijke bedrijfsvoering heeft Scholtenveel opgeleverd. Niet alleen in geld, - het saldo steeg

Nijboer - BoelenslaanLage ureumgehaltes in melk ondanks volledig gras-rantsoen

Uitgangspunt van Foppe Nijboer uit Boelenslaan(Friesland) is dat je zo min mogelijk moet ingrijpen in denatuurlijke omstandigheden op een bedrijf. Op 43 hazandgrond melkt hij een quotum van 420.000 kg vol metzo'n 60 Holsteins. Het bedrijf is extensief, met 9.800 kgmelk per ha. Hij hoeft geen hoge productie per koe of perha. 'Als de melkproductie daalt, bijvoorbeeld doordat ergras van slechter kwaliteit in de wei staat vanwege slechtweer, dan moet je dat niet gaan corrigeren met extrakrachtvoer', vindt hij. 'Je kunt de productie het beste gelijkop laten gaan met natuurlijke omstandigheden. Dat bete-kent dat je altijd een soort golfbeweging hebt. Wil je vandeze golfbeweging een rechte lijn maken, door bijvoor-beeld extra krachtvoer te kopen, dan gaat dat ten kostevan de bedrijfseconomie,' zo stelt Nijboer. De voerkostenstijgen dan harder dan de melkopbrengsten. 'Het is danook niet waar, zoals zo vaak gesteld wordt, dat een hogemelkproductie per koe geld oplevert. Je moet een pro-ductiedaling gewoon accepteren en opvangen binnen hetbedrijf. Je moet zoeken naar de optimale productie en diekan van jaar tot jaar verschillen. Je zult bij een lagereproductie gewoon wat meer koeien moeten aanhoudenom je quotum toch vol te melken. Op deze manier kan jeheel rustig gaan boeren, de stress is eraf. En je hebt tijdover voor andere zaken.' Op milieugebied scoort Nijboergoed: in 2001 realiseerde hij een stikstofoverschot van147 kg per ha en in 2002 was dat zelfs nog lager.

Laag ureumEen dergelijke bedrijfsvoering is volgens Nijboer alleenmogelijk op een extensief bedrijf. 'Zelfs in een drogezomer als die van 2003 had ik nog genoeg gras voor mijnkoeien. Op een intensief bedrijf ben je afhankelijk vanvoeraankopen en intensief graslandgebruik. Zo verlies jede natuurlijke balans op je bedrijf.' 's Zomers weidt

Nijboer de koeien dag en nacht. Dan voert hij wat extrastructuurrijk kuilvoer bij tijdens het melken en een kleinehoeveelheid krachtvoer: zo'n 12 kg per 100 kg melk.Desondanks realiseert hij tijdens de weideperiode eenlaag ureumgehalte. Zowel in 2001 als 2002 lag dat opgemiddeld 21. Het getal schommelde wel flink, globaal zotussen de 13 en 30. De variatie is zo groot omdat Nijboerhet rantsoen in de zomer bewust niet veel bijstuurt. In dewinter is de variatie met 15 tot 20 veel kleiner. Het rant-soen bestaat dan uit graskuil aangevuld met krachtvoer,bierbostel en aardappelvezels. Bij elkaar komt dat neerop 25 kg ds krachtvoer per 100 kg melk.

Eiwitarm grasHet geheim van de lage ureumgehaltes in de melk zithem in de samenstelling van het gras, verklaart Nijboer.'Ik bemest relatief weinig en maai laat. Hierdoor is hetgras structuurrijk en eiwitarm.' In 2003 was de stikstofgiftuit kunstmest slechts 82 kg per ha. De eerste sneebemest Nijboer met 20 kuub drijfmest en zo'n 30 kg N uitkunstmest. Bij een vroeg voorjaar en een late bemestingbemest hij de weides waar de koeien het eerst naartoegaan niet. De rest van het seizoen bemest Nijboer nietvoor een weidesnede, behalve dan een beetje kunstmest.Hij trekt zich niks meer aan van bemestingsprogramma's.'Dat is allemaal achterhaald. Ook rantsoenberekeninglaat ik niet meer doen. Ik laat nog wel een kuilmonsternemen, maar dat is vooral omdat ik benieuwd ben naarde uitslag.'De percelen variëren in grootte van 1,5 tot 4 ha.Afhankelijk van de grootte blijven de koeien langer of kor-ter in een perceel. Gemiddeld gaan ze na zo'n 3 tot 4dagen naar een ander perceel. Maar als ze al 3 dagen ineen perceel gelopen hebben, krijgen ze overdag een fris-se wei en gaan ze 's nachts weer in het oude perceel. Inhet begin van het groeiseizoen maait Nijboer een perceelnadat het eenmaal is beweid. Zo houdt hij schone wei-des. Later in het seizoen bloot hij heel veel.

4.qxd 30-7-2004 15:20 Pagina 42

hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid 43

door lagere voer- en veeartskosten - maar het brachtook rust. 'Ik laat de natuur zijn werk doen en houddaardoor meer tijd over voor leuke dingen. Dat geeftvoldoening, want er is meer in de wereld te belevendan alleen met koeien bezig te zijn.' De natuurlijkebedrijfsvoering vereist wel een heel ander manage-ment. Scholten probeert zijn hele bedrijfssysteemgezond te houden en is dus vooral preventief bezig.'Mijn bedrijfsvoering is dus kennisintensief maar ver-eist wel andere kennis dan een gangbare bedrijfs-voering. We willen dan ook persé niet intensievergaan boeren. Een meer natuurlijke, extensievebedrijfsvoering werkt veel prettiger.' Een knelpunt bijde huidige mestwetgeving is wel dat zelfs extensievebedrijven mestafzetcontracten moeten afsluiten.

Achtergrond voor het eiwitarm en structuurrijkvoeren

Het eiwitarmer en structuurrijker voeren van de melk-koeien is niet los te zien van de kringloop op het helebedrijf. Alle elementen van de kringloop hebben metelkaar te maken: de bodem, de gewassen, de koei-en en de mest die zij produceren. De nutriënten diein de kringloop worden gebracht in de vorm van voeren mest worden voortdurend in deze kringloop rond-gepompt. Een klein deel van deze nutriënten ver-dwijnt als bouwsteen voor melk en vlees of als ver-lies naar lucht, grondwater of oppervlaktewater. Zo'ntachtig procent blijft binnen de kringloop. Het isbelangrijk het gehele bedrijfssysteem (de totalekringloop) te optimaliseren in plaats van de afzon-derlijke deelsystemen bodem, plant en dier. Met een

Relevantie en potentie

4.qxd 30-7-2004 15:20 Pagina 43

44 hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid

hogere efficiëntie kan de veehouderij relatief een-voudig aan de mineralenwetgeving voldoen. Hetreduceren van de kunstmest- en krachtvoergift kan alaanzienlijke gevolgen hebben voor de kringloop vanhet bedrijf (Koeleman et al, 2003). In dat geval leidteen lagere aanvoer van mineralen in de kringloopdirect tot lagere mineralenverliezen.De afgelopen veertig jaar kregen de koeien steedseiwitrijker voer. Destijds werd er volgens de VRE nor-men geadviseerd en gevoerd. Bij de introductie vanhet DVE-systeem - in 1989 - was het de gewoonteom ruim boven de VRE-norm te voeren. Het DVE-systeem onderging een zelfde lot. De DVE-normwerd nog redelijk gevolgd maar de OEB-norm(Onbestendig Eiwit Balans) werd massaal over-schreden. Juist deze OEB-norm is bedoeld om hetvoereiwit efficiënt te gebruiken. Door de steeds

strengere toegestane nutriënten overschotten moe-ten melkveehouders efficiënter met hun eiwit(stikstof) omgaan.

Boven de norm voeren was interessant omdat hetvoor een productieverhoging zorgt. Hoogproductievemelkkoeien kunnen problemen hebben om de beno-digde hoeveelheid melksuiker te produceren en zet-ten dan, met name in het begin van de lactatie, eiwitom in suikers. Wanneer in het rantsoen ruime vol-doende eiwit voorradig is, kan dit leiden tot een pro-ductieverhoging. Bij deze omzetting komt ureum vrijals afvalproduct. Ureum komt dan in grote hoeveel-heden via de urine in de N-mineraalfractie van dedrijfmest wat leidt tot een grotere vervluchtiging vanammoniak.Beperking van de verliezen naar het milieu kan in

deze gevallen vrij eenvoudig door minder ruw eiwit inhet rantsoen te voeren. Wel is moet voldoende ener-gie gevoerd worden, wat leidt tot een lagere OEB-waarde.

Koeien met een hoge productie hebben niet eentekort aan eiwit maar aan glucose. Melkproductiewordt namelijk in de eerste plaats bepaald door deenergie-opname. Krijgen koeien een eiwitarmer enstructuurrijker rantsoen (als gevolg van de lagerestikstofgift op het grasland en het zwaarder maaien),neemt de N-benutting flink toe. Er bestaat dan echterwel kans op slepende melkziekte omdat de koe teweinig energie opneemt. In de praktijk van onderandere de ir. A.P. Minderhoudhoeve en de melkvee-bedrijven van Vel&Vanla zijn er echter geen aanwij-zingen dat slepende melkziekte meer dan normaalvoorkomt. Door structuurrijker te voeren wordt hetaandeel van celwandkoolhydraten, hemi-cellulose,cellulose en lignine, groter in het rantsoen. Zolangdeze bestanddelen maar goed verteerbaar zijn, kaneen koe hier ook voldoende energie mee opnemen.Bovendien spelen deze drie bestanddelen eenbelangrijke rol voor een goed functioneren van depens. Celwandrijk ruwvoer zorgt voor een hechte'matras' in de pens. Ruw celwandmateriaal blijft rela-tief lang in de pens voordat het verder verteerdwordt. Daardoor blijven ook andere bestanddelen uithet voer langer in de pens waardoor die beter wor-den afgebroken. De pens raakt zo gevuld en depenswand wordt erdoor geprikkeld. Dit is eenmechanische prikkel. De mechanische prikkeling sti-muleert de pensbewegingen, waardoor de pensin-houd beter wordt gemengd. De fermentatie gaat rela-tief langzaam. De micro-organismen die voor dezefermentatie zorgen, produceren vooral azijnzuur.Celwandrijk ruwvoer gaat moeilijker door de pens-netmaag, waardoor de koe gestimuleerd wordt ommeer en intensiever te gaan herkauwen. Dankzij buf-fermechanismen als herkauwen en een langere ver-

4.qxd 30-7-2004 15:20 Pagina 44

hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid 45

blijftijd in de pens kan de koe ook structuurrijke rant-soenen efficiënt verteren (Schuring et al., 2002).

Resultaten eiwitarme en structuurrijk voeren

De Friese boeren die zich verenigd hebben in demilieucoöperaties Vel & Vanla passen al jaren het-zelfde kringloop-principe toe als Scholten. Tabel 1laat zien dat ook zij daarmee goede resultaten boe-ken op het gebied van milieu.De stikstofoverschotten van de Vel & Vanla-melkvee-houders zijn duidelijk lager dan het Nederlandsgemiddelde. Wel zijn de Vel & Vanla-bedrijven exten-siever dan de gemiddelde Nederlandse melkveehou-ders, wat sowieso kan leiden tot lagere stikstofover-schotten. Scholten toont echter aan dat ook met eenintensieve bedrijfsvoering (14.800 kg melk per hec-tare) zeer lage stikstofoverschotten te halen zijn methet kringloop principe en structuurrijk en eiwitarmvoeren.

Tabel 1 Stikstofoverschot in kg N / ha voor Scholten, Vel& Vanla en het gemiddelde van Nederland

Uit onderzoek van Wageningen Universiteit blijkt datde voerstrategie zoals Scholten en veel leden vanVel & Vanla die toepassen, geld oplevert. In tabel 2zijn twee voerstrategieën met elkaar vergeleken. Bij

de laag-eiwitstrategie bestaat het ruwvoer, evenalsbij Scholten, enkel uit eiwitarm gras. Het blijkt dat devoerstrategie van Vel & Vanla samengaat met lagerevoer- en veeartskosten. Dit resulteert in een hogersaldo.

Het valt op dat Scholten met 31,90 euro per 100 kgmelk een goed saldo weet te behalen. Dit komt door-dat hij weinig krachtvoer en kunstmest gebruikt zon-der dat hij hogere kosten heeft voor diergezondheid.De vruchtbaarheid van de melkkoeien op het bedrijfvan Scholten laat nog wel te wensen over maar blijk-baar gaat dit nauwelijks ten koste van het saldo.Problemen met de vruchtbaarheid oplossen via fok-kerij ligt in de lijn met de ideeën op het Lage kosten-bedrijf in Lelystad. Hier ontstonden vruchtbaarheids-

problemen bij melkkoeien die een sober rantsoenkregen. Daarom is op het Lagekostenbedrijf beslotenvoor proef Montbeliarde-melkkoeien, een Frans ras,naar Nederland te halen. Met de rood-witte Mont-beliarde-koeien hoopt het Lagekostenbedrijf eenrobuuste koe binnen te halen. Deze koe zal naar ver-wachting een goede vruchtbaarheid en gezondheidonder sobere omstandigheden met een lage kracht-voergift combineren met een behoorlijke melkpro-ductie van ruim 7.500 kg per jaar.

Potentie voor de melkveehouderij

Het kringloopdenken, waarvan eiwitarm en structuur-rijk voeren een onderdeel is, lijkt een goede manier

Scholten Vel & Gemiddelde Vanla Nederland

1996 345 3601997 306 3501998 157 277 3251999 136 234 3002000 150 1772001 101 157

Bron: Koeleman et al., 2003

4.qxd 30-7-2004 15:21 Pagina 45

46 hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid

om de mineralenverschotten in de melkveehouderijte verlagen en de gezondheid van het vee te verbe-teren. Het is vooral goed toe te passen op extensie-ve bedrijven. Deze bedrijven hebben de beschikkingover voldoende land voor de eigen (ruw)voerproduc-tie. Intensieve bedrijven hebben dit niet, waardoorhet niet mogelijk is om een (nagenoeg) sluitendekringloop te realiseren. Dit neemt niet weg dat ookintensieve bedrijven, door verandering van voer- enmestkwaliteit, de mineralenbenutting door dier en

bodem kunnen verhogen. Hiermee kan het kring-loopdenken dus ook voor intensieve bedrijven eenmaatregel zijn om aan milieuregels te voldoen.Hoewel een lagere eiwitopname niet tot een lagereproductie hoeft te leiden, blijkt uit de praktijk dat demelkproductie per koe over het algemeen daalt alsgevolg van het kringloopdenken. Veel melkveehou-ders zien dit niet als een probleem. Echter, wanneerde beschikbare stalruimte de beperkende factorwordt, is het bedrijfseconomisch vaak interessanter

om de melkproductie per koe te verhogen, in plaatsvan stalruimte bij te bouwen. In dat geval zal eenveehouder het kringloopprincipe dus eerder latenvaren en de koe weer meer centraal stellen in debedrijfsvoering, in plaats van de bodem.

Tabel 2 Economische resultaten bij het voeren van een'hoog eiwit' en 'laag eiwit' rantsoen en economische resul-taten van het bedrijf Scholten (in Euro / kg melk).

Drs. Andre Bannink en dr. ir. Jan Dijkstra -onderzoekers rundveevoeding bij AnimalSciences Group, Wageningen URRecent onderzoek ondersteunt ervaringen uit depraktijk

Met betrekking tot de het voeren van eiwit aan melkveezijn de inzichten in de praktijk nogal onderhevig aan ero-sie. Voor verschillende aspecten van de eiwitvoeding ver-anderen de inzichten met de jaren. Zo is bijvoorbeeld hetvermeende OEB-niveau dat minimaal noodzakelijk zouzijn voor een optimale vertering en optimale melkproduc-tie al herhaaldelijk naar beneden bijgesteld. Ook lopen demeningen uiteen over de mogelijkheid om wel of nietonder de DVE-normen te voeren en staat de betrouw-baarheid van de hoge VEM-waardes van gras van sterkbemest grasland ter discussie. De positieve ervaringen die in de innovatieatlas naarvoren komen ten aanzien van eiwitarm voeren zijn danook niet tegenstrijdig met de inzichten uit recent strate-gisch/fundamenteel onderzoek. Integendeel. Ook uitrecent voedingsfysiologisch onderzoek blijkt dat eiwitminder snel beperkend lijkt te worden dan momenteel inde huidige praktijkadviezen wordt aangegeven. Nietzozeer de eigenschappen van eiwit zijn beperkend, maarveel eerder de eigenschappen van de vezel bepalen de

fermentatie en vertering en de gevolgen op melkproduc-tie. Voedingstechnisch ligt het probleem in de praktijk dusin eerste instantie op het gebied van graslandmanage-ment en de energiewaarde van gras en het rantsoen.Veranderingen in het eiwitgehalte en in de eigenschap-pen van de eiwitfractie in het rantsoen tikken echter welfors door in de mestsamenstelling en de verdeling overminerale en organische stikstof. Dit zal direct gevolgenhebben voor de samenstelling van de mest, de gasvormi-ge verliezen en wellicht de bemestende waarde van demest. Bij een verdergaande verlaging van het eiwitgehal-te (<15% bij hoogproduktief melkvee) in het rantsoen gaatde eiwitvoorziening voedingstechnisch echter wel eensteeds grotere rol spelen. Daarnaast geeft het fundamen-tele onderzoek aan dat één algemene energiemaatstaf(VEM) ontoereikend is. Het gaat om de balans van nutri-ënten (o.a. vet- versus glucosestofwisseling) waaruit dieenergie bestaat. Die gewenste balans is weer sterkafhankelijk van melkproduktieniveau.

Ook het huidige onderzoek geeft dus aan dat, mits de ver-teerbaarheid en de opname van het rantsoen in de gatenwordt gehouden, er inderdaad goede mogelijkheden zijnvoor toepassing van eiwitarme rantsoenen in de melk-veehouderij. De huidige systeeminnovaties in de praktijkzouden dan ook goed ondersteund kunnen worden metmeer strategisch georiënteerd onderzoek.

Hoog Laag Verschil Scholteneiwit eiwit

RE rantsoen >16% <16%Alleen gras

Saldo 31,90Voerkosten 5,99 4,89 -1,10 4,92Veeartskosten 0,85 0,59 -0,26 0,26

Bron: Van der Ploeg et al., 2003

matig

Voeding en gezondheid: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

4.qxd 30-7-2004 15:21 Pagina 46

Er is onvoldoende kennis bij boeren en onderzoe-kers over effecten van kringloopdenken op econo-mie, diergezondheid en bodemvruchtbaarheid.Hierdoor ontbreekt ook erkenning van deze werk-wijze. Er zou onder andere meer verkend kunnenworden hoe via de voeding een efficiënte melk-productie is realiseren in combinatie met hetkringloopdenken en wat het effect is op de mest-kwaliteit.

Hoogproductieve Holsteins zijn minder geschiktvoor dergelijk systeem, dus boeren gaan op zoeknaar andere rassen. Hier zijn grote fokkerij-orga-nisaties niet op ingesteld.

Veel melkveehouders intensiveren hun bedrijfs-voering uit kostprijs-overwegingen en strevendaarbij een hoge melkproductie per koe na. Ditpast niet in het kringloopdenken.

Bovengronds uitrijden mest niet toegestaan (mid-delenbeleid i.p.v. doelenbeleid).

hoofdstuk 4 Voeding en gezondheid 47

Obstakels vooropschaling

4.qxd 30-7-2004 15:21 Pagina 47

5.qxd 30-7-2004 12:02 Pagina 48

hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij 49

In het Gelderse Ermelo houden Dirk en Geurtje enhun zoon Harmen Endendijk een veestapel vanzestig zuivere Fries Hollandse koeien. Het bedrijf ispraktisch grondloos, de koeien staan jaarrond in eengrupstal en worden al 25 jaar lang driemaal daagsgemolken. Fokkerij is de grote passie van vader enzoon en heeft door de jaren heen een sterke invloedgehad op de ontwikkeling van het bedrijf. De bloed-voering van de unieke veestapel is terug te voerenop slechts een klein aantal bedrijven en is de enigein Nederland die compleet afstamt van de Friese lijn.Endendijk past het systeem van familieteelt toe.Door jarenlange fokkerij is Endendijk erin geslaagdeen zeer uniforme veestapel te creëren. Zijn FriesHollandse-koeien zijn ook productief: zes ervan zijnde grens van 100.000 kg levensproductie gepas-seerd. Deels is dit het resultaat van de fokkerij, deelsvan een uitgekiend management.

Fundamentfokkerij

Het bedrijf behoort tot de fundamentbedrijven binnende Fries Hollandse rundveepopulatie. Endendijk isnauw betrokken geweest bij de oprichting van hetsysteem van 'fundamentfokkerij'. Doel was om hetzwartbonte Fries Hollandse ras in stand te houdennadat boeren begin jaren '80 massaal op Holsteinsoverstapten. Bovendien vond men binnen de FH-vereniging de fokkerijrichting van de grote fokkerij-organisaties - de eenzijdige selectie op productie -een doodlopende weg.Fundamentfokkerij bij het FH-ras houdt in dat op 15bedrijven via familieteelt fokzuivere populaties ('lij-nen') in stand worden gehouden. Familieteelt bete-kent dat de fokkerij voornamelijk met eigen koeien en

stieren geschiedt. Een fundamentfokker selecteertjaarlijks een aantal koeien binnen zijn veestapelwaarvan hij stieren wil aanhouden. Dit zijn de koeiendie het best op het bedrijf passen. Het zijn koeienmet weinig problemen, die bijvoorbeeld sterkebenen, een goede uier en een fijn karakter hebben.Maar ook melkproductie kan een criterium zijn. Per10 koeien zet de fokker één stier in. 'Nieuw bloed'wordt binnengehaald door sperma aan te kopen.Komt hier een stierkalfje uit, dan verkoopt de fokkerdat. Een koekalfje houdt hij wel aan en dekt dat laterweer met een eigen stier. Een stierkalfje uit dezekruising kan wel worden aangehouden als fokstier.Zo zitten er ten minste twee generaties eigen stierenin de afstamming, voordat nieuw bloed in de veesta-pel wordt verspreid. Endendijk: 'Veel boeren denkendat fokkerij draait om het vinden van die ene goedestier. Maar daar gaat het helemaal niet om. Het gaaterom dat je systeem goed is. Niet stieren, maar fami-lies zijn succesvol. Als je een goede familie uitkiest,komen de goede nakomelingen vanzelf.' Fundamentfokkers houden hun veestapel fokzuiver.Daardoor komen erfelijke gebreken snel te voor-schijn. Ze verbeteren de lijn door de gebreken op hetbedrijf zelf te selecteren. De genetische variatie in depopulatie blijft op peil omdat de verschillende lijnenonderling niet verwant zijn. Voordeel van familieteeltis daardoor dat inteelt op populatieniveau beperktblijft en erfelijke gebreken zich niet zo snel over dehele populatie verspreiden. Dit is een belangrijk ver-schil met de fokkerijpraktijken van de grote fokkerij-organisaties. 'We tonen elke dag het failliet van dehuidige fokkerij in Nederland aan. Kijk maar eenshoeveel erfelijke problemen er al ontstaan zijn bij deHolsteins.'Fundamentfokkers leveren aan andere boeren die

BedrijfsgegevensPlaats ErmeloArbeid +/- 2 VAKMelkquotum 525.000 kgGrondsoort ZandOppervlakte cultuurgrond 6 ha

Grasland 6 haIntensiteit 90.000 kg melk / haAantal koeien 60Aantal jongvee 100Aantal stieren 10Melkproductie per koe 8.500 kgVetgehalte 4,00 %Eiwitgehalte 3,50 %

Harmen en Dirk Endendijk

Endendijk - Ermelo: Eigenzinnige fokkers boeren zonder grond

5.qxd 30-7-2004 12:02 Pagina 49

50 hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij

met FH-stieren willen fokken, de zogenoemdegebruikers. Door gebruik te maken van stieren uit delijnen van deze fundamentfokkers kunnen zij ver-schillende lijnen binnen het ras kruisen. Daardoortreedt enige mate van heterosis binnen het ras op(Baars, 1990). Dat wil zeggen dat de nakomelingbeter presteert dan het gemiddelde van de ouderdie-ren. Hiervan is sprake als de ouderdieren niet ofnauwelijks verwant zijn (zie ook hoofdstuk 6).

Hobby die geld kost

Fokkerij heeft een prominente plaats binnen debedrijfsvoering van de Endendijks. 'Maar het is weleen hobby die geld kost, vooral doordat we veeljongvee aanhouden', stelt Endendijk. Bovendienheeft hij door de passie voor fokkerij veel activiteitenbuiten het bedrijf. Zo is hij voorzitter van de FH-fok-

vereniging en van het Fries Hollands RundveeStamboek (FHRS) en bestuurslid van deNederlandse Veeverbeterings Organisatie (NVO).Zijn zoon schrijft, naast het bedrijfswerk, columnsvoor agrarische vakbladen. Extra tijd steken vaderen zoon nog in het ontvangen van bedrijfsbezoek,lezingen en deelnemen aan discussies en interviewsom de kennis over de fokkerij te verspreiden. 'Ik wilde ideeën die ik in de praktijk heb ontwikkeld graaguitdragen. Bedrijfswerk is eigenlijk de sluitpost', lichtEndendijk toe. Door al die extra activiteiten is eenvaste werknemer op het bedrijf onontbeerlijk. Definanciële ruimte die voor de fokkerijactiviteiten nodigis, creëren de Endendijks door binnen de rest van debedrijfsvoering zoveel mogelijk op de kosten te let-ten. Endendijk combineert dus een aantal bedrijfs-stijlen. Behalve fokker en koeienboer, noemt hij zich-zelf ook een praktische en zuinige boer.

Koeien vreten geen grond

De manier waarop Endendijk op de kosten bespaart,is uitzonderlijk voor Nederlandse melkveebedrijven.Hij koopt al het voer aan en voert de mest af. Hijboert in feite dus zonder grond. Endendijk: 'Door allevoer aan te kopen en de mest af te zetten kan iksterk op arbeid en kosten besparen. Ik probeer devoerkosten zo laag mogelijk te houden. Dan moet jeniet alleen kijken naar de kosten van aangekochtvoer, maar ook alle kosten meenemen die bij de teeltvan eigen (ruw)voer horen. Denk aan de kosten voormechanisatie, arbeid en loonwerk. Om over dekosten voor de grond maar te zwijgen. Je hoeft nietlang te rekenen om er achter te komen dat je danbeter alle voer kan aankopen. Mijn koeien vretengeen grond.' Endendijk heeft dan ook nooit overwo-gen om voor de voedervoorziening grond aan tekopen. 'Op dit land boeren is gewoon veel te duur.Bovendien, als ik had willen uitbreiden door grondaan te kopen, dan had ik veel harder moeten werken.Dan had ik bijvoorbeeld geen bestuurswerk kunnendoen.' De zes hectare die bij het bedrijf hoort,gebruikt hij dan ook voornamelijk voor pony's.Doordat het bedrijf weinig grond heeft zijn er ook wei-nig machines nodig. Er is alleen een bobcat en eenvoermenger. Bovendien betekenen de geringeinvesteringen dat er nu ook weinig schulden zijn diemoeten worden afbetaald.

Endendijk beperkt de kosten verder door een rant-soen te voeren dat is samengesteld uit de goed-koopste voeders die op dat moment verkrijgbaar zijn.De veestapel krijgt een gemengd rantsoen voorge-schoteld met maïs als basis. Dat wordt aangevuldmet gras en bijproducten als perspulp, bierbostel,aardappelvezels, bietenpuntjes en maïsgluten. Devoersilo of kuilplaat moet zoveel mogelijk leeg zijn.'Dan kan je het voer kopen als het het goedkoopst is.Fouragehandelaren weten precies hoe ik er over

5.qxd 30-7-2004 12:02 Pagina 50

hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij 51

denk. Ik zeg tegen ze dat ze voer op zaterdagavondkunnen leveren als ze in nood zitten en het kwijt wil-len tegen een lage prijs. Zo komen de kruimels vanandermans erf hier goed van pas.'

Intensief en toch geen mestprobleem

Doordat het bedrijf praktisch grondloos is, voertEndendijk bijna alle mest af. De koeien staan zomeren winter dik in het stro in een grupstal. Het jongveeis gehuisvest in een hellingstal, ook op stro. Zo ont-staat stromest die goed is af te zetten. De meestestromest gaat naar een mesthandelaar die de mesttot korrels droogt en het vervolgens exporteert of aantuincentra levert. Momenteel gaat de mestafvoer metgesloten portemonnee. Vergeleken met de afzet vandrijfmest bespaart de fokker dus veel geld. Endendijkvindt ook dat hij schoon produceert. 'Als je geengrond hebt, is er ook geen uitspoeling.'

Voorgeschiedenis

De uitgangssituatie was sterk bepalend voor de hui-dige bedrijfsopzet. Toen Endendijk na de HLS, zijnopleiding tot praktijkleraar en een jaar praktijkerva-ring in een ander bedrijf, het bedrijf in 1967 overnamvan zijn vader, telde het bedrijf vijf koeien, tweehon-derd kippen en 2 ha land. Dat was toen gebruikelijkin de streek. Het waren eigendomsbedrijven die metiedere generatiewisseling kleiner werden, omdat zewerden verdeeld onder de kinderen. Overdag gingEndendijk als klauwverzorger werken, zijn vrouwhield het bedrijf in de gaten. Stap-voor-stap bouwdehij het bedrijf uit. Zijn vader speelde een belangrijkerol in de bedrijfsontwikkeling. 'Mijn vader was voordie tijd zeer progressief, hij zat ook in de gemeente-raad. Hij heeft op een bepaald moment een bouw-vergunning geregeld voor een stal van 42 meter. Hij

Duurzaamheid op het bedrijf van Endendijk

Deelgebied Indicator Score

Economie Gezinsinkomen € 20.000 - € 30.000

Arbeid Arbeidsuren per week 60Waardering lichamelijke arbeid Gemiddeld

Imago Aantal jaren eersteklas melk 25Celgetal 330Kiemgetal 15Aantal uren weidegang Geen weidegangGezondheidstatus1 IBR, BVD, LeptospiroseDiergezondheidskosten € 20 per koe

Ecologie MINAS N overschot 0 kg per haMINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) 0 kg per haUreumgetal 20

1 Aangetoond vrij

5.qxd 30-7-2004 12:02 Pagina 51

52 hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij

zei dat ik die stal gelijk 42 meter lang moest maken.Dan kon ik eerst één rijtje koeien zetten en later deandere kant nog eens vullen. Dat heb ik gedaan endat was toen heel revolutionair. Omdat ik ruimte in destal over had kocht ik her en der voor tweehonderdgulden koeien op. Als die zich in mijn stal rond en dikhadden gegeten verkocht ik ze weer voor veel meergeld.' Geluk bracht de stagiaire die vast op het bedrijfwilde komen werken. Die kon worden betaald doordrie maal daags te melken. 'Dat leverde tien tot vijf-tien procent meer melk op. Bij invoering van demelkquotering bleek het een extra geluk. Toen had-den we hier heel veel melk, zeker vergeleken metandere bedrijven in de regio. We hebben er veel aanverdiend.' Tot op de dag van vandaag melken deEndendijk driemaal daags.

Jaarrond op de grupstal

Dierenwelzijn is voor Endendijk een belangrijk argu-ment om zijn koeien jaarrond in een grupstal te hou-den. In een grupstal kennen dieren geen rangorde-verschillen en is individuele aandacht per koe moge-lijk. 'Zo kan je gedwongen afvoer tot een minimumbeperken en is er voldoende ruimte voor positieveselectie: het selecteren van de dieren die het bestebinnen mijn fokdoel passen.' Veel heeft hij dan ookgedaan om het welzijn te verbeteren. Zo staan dekoeien op ruime stands en liggen ze in een dikkelaag stro. De stal heeft verder een ruime luchtinlaaten het dak is geïsoleerd. Daarnaast hangt er boveniedere koe een temperatuurgestuurde ventilator. Alsde temperatuur in de stal tot boven de 18 gradenCelsius stijgt, beginnen ze te draaien. Bij 28 gradendraaien ze op volle toeren, waardoor de koeien bijwarm weer de broodnodige verkoeling krijgen. 'Het isde beste investering die ik ooit heb gedaan. Het ideeheb ik opgedaan in Israël, waar de koeien ook zoverkoeling krijgen. Koeien kunnen slecht tegen hitte

en hoge luchtvochtigheid, dan daalt de productie enstijgt het celgetal. Vraag dat maar aan boeren diehun vee buiten hebben lopen met warm weer.' Over weidegang is Endendijk dan ook heel duidelijk.'Er wordt wel gezegd dat een boer zijn koeien in dewei doet als hij van ze houdt. Maar ik zeg dat eenboer die heel erg veel van zijn koeien houdt ze juistop stal houdt. Die hele discussie over de voordelenvan weidegang gaat eigenlijk nergens over. Vroegerdeed de boer de koeien 's zomers in de wei en 's win-ters op stal. Later veranderde dit en ging het vee inde zomer 's nachts ook de stal in. Dat was handigervoor de boer en bovendien kregen de koeien eenbeter rantsoen. In de stal heb je ook nog het voordeeldat je het klimaat kan beheersen.' Hoe denktEndendijk dan over de algemeen heersende opinie,ook bij veel onderzoekers, dat weidegang zowelgoed is voor dier, milieu als gezondheid van demens? Endendijk: 'Ach, je kunt net zo goed argu-

menten vinden, ook op basis van onderzoek, waaruitblijkt dat het goed voor de koe is om op stal te staan.Als je echt zonodig koeien in de wei wil, zet danplastic koeien in de wei.'

Praktijkkennis als basis

Van jongs af aan had Endendijk belangstelling voorde fokkerij. Zijn vader ging hem daarin voor.'Veeverbetering is mijn passie, ik ben er altijd albezeten van geweest. Mijn vader was stamboekhou-der en als kind ging ik altijd met hem mee. Als kindwist ik er al alles van. Ik heb het altijd opgezocht enmijn kennis er over uitgebouwd.'Een belangrijke kennisbron voor Endendijk was ookzijn werk als klauwenverzorger. Hij deed dat achttienjaar lang. 'Ik heb in die jaren allerlei soorten stallen,voer, boxen en koeien gezien. Als je er in bent geïn-

5.qxd 30-7-2004 12:02 Pagina 52

hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij 53

teresseerd dan zie je veel. Je moet niet alleen kijkennaar de zaken waar je voor komt, bijvoorbeeld dekoeien. Veel mensen kijken, maar zien niets. In dietijd heb ik veel meer geleerd dan ik ooit op schoolheb geleerd. Het is goed voor een boer om met heelveel verschillende soorten mensen te praten.Bovendien, als je met mensen spreekt dan moet jevooral opmerkzaam zijn op de terloopse opmerkin-gen die ze maken. Daar zit vaak veel informatie in.Dus je moet luisteren naar de verhalen achter de ver-halen. Ik weet nu precies waar ik in de fokkerij naarmoet kijken. Bijvoorbeeld naar de klauwenverdeling:de verhouding tussen binnen- en buitenklauw. Diemoet even groot zijn. De klauwhoek, die nu wordtgescoord door inspecteurs van het stamboek, zegtniets over kwaliteit van de klauw. Maar dat nemen dewetenschappers niet van mij aan.'

Endendijk is kritisch over adviezen die op weten-schappelijke kennis zijn gebaseerd. Ook heeft hijweinig vertrouwen in de adviezen van de voorlich-ting. Hij luistert er wel altijd goed naar zegt hij 'maarvervolgens moet je wel precies het tegenovergestel-de doen. Daar heb ik altijd goed mee gezeten. Deafgelopen decennia moest iedere boer volgens de

Beyltjens - ZundertJersey-koe optimale keus in lokale omstandigheden

Vader Marcel en zoon Mark Beyltjens die in Zundert let-terlijk op de grens met België boeren, zijn vol lof over hunhonderd procent Jersey-veestapel. In 1998 zetten ze deeerste stap in deze richting. Ze wilden hun stikstofover-schotten terug dringen door over te stappen op een anderslag vee. Uit allerlei onderzoeken die ze raadpleegden,bleek de Jersey-koe de beste keus te zijn. Zij benut hetruwvoer achttien procent efficiënter dan een Holstein,produceert 17% minder mest, weegt zo'n 200 kg minderen gaat gemiddeld een lactatie langer mee. In 1999 wasde omschakeling op een ander veeras een feit. Het nieuwe ras noodzaakte allerlei veranderingen op hetbedrijf. Aanvankelijk importeerden ze 8 Jerseys uitDenemarken, maar al snel bleek dat het geen succeswas om twee soorten koeien in de stal te hebben. Deafmetingen van onder andere de ligboxen en melkstalwaren te groot voor de Jerseys. De Beyltjens kozen ertoen voor helemaal over te stappen op Jerseys, en impor-teerden 58 Jerseys uit Denemarken. De 60 Jerseys dievolgens de berekeningen nodig waren om de zwartbon-ten te vervangen, leidden tot een ruwvoeroverschot van 6ha. Vader en zoon concludeerden dat 28 Jerseys meermelken de meest efficiënte en lucratieve benutting vandie hectares zou zijn. Ze kochten meer koeien aan, breid-den de stal uit en kochten quotum bij. Ook de melkstalwerd aangepast en de ligboxen in de stal werden ver-smald van 1,10 naar 1,00 meter.Verder moesten ze de rantsoenen herzien. Jerseys heb-ben een trager rantsoen nodig. Dat betekende relatiefmeer en vooral structuurrijk gras in het rantsoen. Uit erva-ring weten de Beyltens echter dat eiwit wel volgens denormale normen gevoerd moet worden. Dan is er het vetgehalte. De Beyltjens stellen alles in hetwerk om het vetgehalte te laten dalen omdat dat hoger isdan verwacht. Nu is dat 6,4% en dat was zelfs 7%.

Vanwege het hoge vetgehalte kunnen ze eenderde min-der liters leveren. Ondanks het hoge eiwitgehalte van4,20% kunnen de Beyltens hierdoor jaarlijks 5.630 eiwitminder leveren vergeleken met als ze Holsteins haddenmet een vet- en eiwitgehalte van respectievelijk 4,28% en3,45%.

Knelpunten in de institutionele sfeer

Bij de omschakeling naar een Jersey-veestapel ontdek-ten vader en zoon dat de professionele omgeving sterkingericht is op de Holstein-koe. Ze konden nergensterecht voor advies. 'Veel zaken moet je zelf uitzoeken,zoals de maten van de melkstal en de boxafscheiding inde stal. Het is pionieren of samen met andere Jersey-boeren zoeken naar oplossingen.'De Nederlandse wetgeving bleek een flinke kostenpost.Hoewel het aangekochte vee vrij was van IBR, leptospi-rose en Para-tbc moest dat opnieuw worden getest. Datheeft veel geld gekost. Verder moest Beyltjens 8.000 eurobetalen om de geïmporteerde koeien opnieuw in te schrij-ven in het stamboek.

Desondanks zijn vader en zoon Beyltjens tevreden overhun keuze voor Jerseys. De gezondheid van de Jersey isbeter dan die van de Holsteins doordat ze licht en sterkbeenwerk heeft. Verder behoren klauwproblemen tot hetverleden, uierontsteking komt nog maar weinig voor, dedieren worden gemakkelijk drachtig, de tussenkalftijd isgedaald en afkalven verloopt tegenwoordig moeiteloos.De veearts hoeft nog maar één à twee maal per jaar tekomen. Beyltjens: 'Het is een heel verschil met vroegerals ik in de stal kom. Vroeger vroeg ik me 's ochtends afwelke problemen er nu weer zouden zijn met de koeienzijn. Nu weet ik 's ochtends dat het wel goed zit en genietik van het ontspannen boeren.'

5.qxd 30-7-2004 12:02 Pagina 53

54 hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij

voorlichting een ligboxenstal zetten en quotum aan-kopen om voldoende omzet te houden. Daar heb ikniet aan meegedaan en ik heb er veel mee verdiend.Het grote probleem van de wetenschap en van devoorlichting is, dat ervaringskennis als minder-waardig wordt beschouwd. Grote organisaties zoalsde fokkerijorganisaties doen vaak lacherig over prak-tijkkennis. Zij werken met wetenschappelijke kennisen ze nemen ons absoluut niet serieus. Dan komt erhier iemand die vraagt waarom ik niet eens ophoudtmet die Fries Hollandse koeien. Daar moet je weltegen kunnen. Het systeem werkt zo dat wanneer dewetenschap iets nieuws bedacht heeft, iedereen hetmoet overnemen. De wetenschap claimt dat haarkennis superieur is. Als je daar niet aan meedoet,dan hoor je er niet bij. Maar juist fokkerij is per defi-nitie een creatieve bezigheid. Zoiets moet je dus bijboeren neerleggen en niet bij grote organisaties. Bijdergelijke organisaties is er per definitie geen creati-viteit, omdat creativiteit niet beloond wordt, maarafgestraft.'Opvallend is wel dat collega's hem steeds serieuzernemen, signaleert Endendijk, hoewel velen zich tochnog te veel door angst laten leiden. 'Boeren zijn kud-dedieren en durven niet af te wijken van het gangba-re, zoals de ligboxenstal, Holsteins, verfijnde minera-lenaangifte.'

Van de Voort - LunterenMelk van Jersey-koe voor bijzondere kaas

De veestapel van Jan Dirk van de Voort en Irene van derMarel uit Lunteren bestaat al veertig jaar uit Jerseys. Devader van Jan Dirk is ooit met dit ras begonnen nadat hijin de Verenigde Staten met Jerseys had gewerkt. BijJerseys is het gehalte aan caseïne relatief hoog. Hetgehalte van dit eiwit bepaalt voor een deel de hoeveel-heid kaas die van een liter melk gemaakt kan worden.Vooral het specifieke eiwit 'kappacaseïne bèta', datbelangrijk is voor de stremming van de melk, komt vannature veel voor in Jersey-melk. Door het hoge gehalteaan vet en caseïne is maar zeven liter melk nodig omeen kg kaas te maken, tegenover tien liter bij melk vaneen gemiddelde Holstein. Juist voor Van de Voort, die alzijn melk verkaast, is dit gunstig. Ook in kleur onderscheidt Jersey-melk zich van anderemelk. Door een hoog caroteengehalte kleurt Jersey-melk, en dus ook de kaas die hiervan gemaakt wordt,geler dan gemiddeld. Verder is het gehalte aan kalkhoger dan gemiddeld. Dit alles geeft de melk een speci-fieke smaak en belevingDe veeartskosten bedragen op jaarbasis slechts 2.000euro, oftewel zo'n 21 euro per koe. De goede gezond-heid van de veestapel uit zich ook in een laag vervan-gingspercentage van 25%. Van de Voort schrijft dezegoede resultaten deels toe aan het ras. 'Jerseys zijngewoon sterke koeien.' Maar de goede resultaten heb-ben volgens hem ook te maken met wat hij zijn ecologi-sche manier van boeren noemt. Sinds een aantal jarenvoert Van de Voort een rantsoen met weinig eiwit enveel structuur. Dit heeft volgens hem geleid tot sterkerepoten.

Pons - GouderakTopproductie bij familieteelt

De grupstal van Arjan en Kim Pons uit Gouderak staatvol zware, brede koeien waarvan sommige meer danduizend kg wegen. Met een gemiddelde productie van13.000 kg per koe, 3,65% vet en 3,85% eiwit, sprekende productieresultaten Een geheel eigen visie op voe-ding (zie hoofdstuk 10) en fokkerij liggen hieraan tengrondslag.Pons past lijnenteelt toe. 'Belangrijk bij deze fokkerij-strategie is dat je zoekt naar een koe met een dominantkenmerk uit een goede familie. Met een dergelijke koefok je verder door er een stier van aan te houden. Eengoede familie is heel belangrijk, omdat je dan weet datde goede eigenschappen flink verankerd zijn in degenen.' Een dergelijke verankering is alleen te bereikendoor een zekere mate van inteelt. Stamkoe Susan 30(Celsius x Southwind) van Pons is bijvoorbeeld driemaal ingeteeld op Bell. 'Vervolgens zoek je dan eennieuwe bloedlijn (uitteelt) die daar goed op past. Op denakomeling doe je weer een stier uit je eigen lijn. Metuitteelt haal je gewenste eigenschappen binnen en viainteelt houd je goede eigenschappen in stand. Je moetdaarom geen stieren aanhouden van uitteelt. Je ver-spreidt dan veel te snel vreemd bloed over je veestapelwaardoor goede eigenschappen van je eigen familieverloren kunnen gaan.'

Dat zijn fokkerijstrategie werkt, moge blijken uit dekasten van koeien en hun productie. Maar ook de omzeten aanwas per kg melk is met 0,61 euro aanzienlijk. Datkrijgt hij onder andere voor elkaar door verkoop vansperma en embryo's over de hele wereld.

5.qxd 30-7-2004 12:03 Pagina 54

hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij 55

Endendijk vindt dat je als boer goed moet nadenken,open moet staan voor nieuwe ideeën en praktijken,naar beurzen moet gaan, voortdurend contactenmoet leggen. Belangrijk is ook verder te kijken dande Nederlandse melkveehouderij, bijvoorbeeld bijandere sectoren, buiten de landbouw en buitenNederland. Endendijk gaat bijvoorbeeld altijd naar deVIV, de vakbeurs voor de intensieve veehouderij enGeurtje en hij reizen veel. 'Je ziet altijd wel iets inte-ressants, al is het maar een bepaalde afsluiting vooreen deur.' Door zijn activiteiten in de lokale politiekontmoet hij mensen met kennis op terreinen die hemsoms van pas komen.Ook vindt hij het belangrijk je intuïtie te volgen: 'Als jemaar iets van angst voelt, moet je er niet aan begin-

nen. Uiteindelijk moet je doen wat je zélf het bestevind. De creatieve ideeën komen soms vanzelf. Jekijkt en je kijkt en dan komt er van alles boven. Endan moet je durven en uitproberen. Een innovatie-proces is per definitie een proces van proberen, vanvallen en opstaan. Dat moet je incalculeren. Het kostook geld, maar dat hoeft niet altijd veel te zijn. Wijmaken bijvoorbeeld alles zelf. Als je iets tegenkomtdat je niet bevalt dan ga je door met denken hoe hetbeter kan, anders kan. Dat creativiteitsproces kun jeniet zomaar stopzetten.'

Bedrijfseigen lijnenteelt is interessant vanwege drieaspecten: het in stand houden van genetische varia-tie, het benutten van de genotype-milieu interactie,het afzien van kunstmatige voortplantingstechnieken(Nauta et al., 2003).

In stand houden genetische variatie

Voordeel van bedrijfseigen lijnenteelt is dat de inteeltop populatieniveau beperkter is dan bij het gangbarefokkerijsysteem. De melkveefokkerij is tegenwoordigeen internationale aangelegenheid. In de meesteWesterse landen is de Holstein-Friesian het toon-aangevende ras. Door een wereldwijde selectie opmelkproductie brengt een relatief kleine groep stie-ren een geweldige hoeveelheid nakomelingen.Gevaar hierbij is dat de inteelt binnen het ras wereld-wijd snel toeneemt. Dit geeft een verhoogde kans opinteeltdepressie, wat tegenovergestelde is vanheterosis: de nakomeling presteert minder goed danhet gemiddelde van de ouderdieren. Daarnaast kun-nen eigenschappen van een populatie verlorengaan. Een meer regionale fokkerij, bijvoorbeeld vialijnenteelt, kan dit voorkomen. Lijnenteelt, zoals toegepast door de fundamentfok-kers van het FH-ras, voorkomt dat een enkele top-stier een grote invloed uitoefent op de hele populatieen daarmee een flinke toename van de inteeltbewerkstelligt. Doordat iedere fundamentfokker zijneigen veestapel zoveel mogelijk fokzuiver houdt,vindt inteelt vooral op bedrijfsniveau plaats. Ook demogelijke gevolgen van deze inteelt, zoals erfelijkegebreken of verlies van eigenschappen, beperken

Relevantie en potentie

5.qxd 30-7-2004 12:03 Pagina 55

56 hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij

zich dus voornamelijk tot het niveau van het bedrijf.Bij internationale fokkerij kunnen eigenschappen dieonbelangrijk worden geacht en dus geen deel uitma-ken van de selectiecriteria, op een gegeven momentverloren gaan.In het fokkerijsysteem van de familieteelt af en toenieuw bloed aan de veestapel worden toegevoegd.De familie Endendijk vult dit in door eens in de vijf oftien jaar sperma van andere stieren te kopen en doorvaarskalveren in de veestapel te fokken.De gebruikers, de meerderheid van de melkveehou-ders, kruisen het genetisch materiaal van verschil-lende fundamentfokkers (lijnen of rassen). In plaatsvan inteeltdepressie kunnen zij hiermee zelfs inenige mate profiteren van het heterosiseffect.Aangezien dit effect vooral optreedt bij gezondheids-en vruchtbaarheidskenmerken is zo een sterkere enmeer probleemloze koe te fokken.

De manier waarop de fundamentfokkers de FriesHollandse lijn zuiver hebben gehouden kan als voor-beeld dienen voor andere zeldzame melkveerassen.Zo heeft Endendijk met lijnenteelt als enige inNederland een zuivere Friese lijn binnen het FriesHollandse ras weten te behouden. Daarmee biedt lij-nenteelt perspectief bij het behoud van zeldzamehuisdierrassen, zoals Lakenvelders, Blaarkoppen,Witrikken, Brand rode runderen en Friese roodbon-ten. Toename van inteelt is vaak een groot probleembij deze rassen.

Genotype-milieu interactie

Bij bedrijfseigen lijnenteelt stelt ieder fokbedrijf eeneigen fokdoel samen. Daarbij worden die dierengeselecteerd die uitblinken in het eigen bedrijfs-systeem. Dat biedt familieteelt de mogelijkheid koeien te fokken die beter aansluiten bij de lokaleomstandigheden van het bedrijf. Ook wordt de crea-

tiviteit van meer fokkers in verschillende omstandig-heden benut. Bij familieteelt is dus meer aandachtvoor de interactie tussen genotype en milieu. Dit pastuitstekend binnen de huidige trend in de fokkerij ommeer aandacht te geven aan gebruikskenmerken alsgezondheid, levensduur en exterieur. Bedrijfs-omstandigheden hebben namelijk grote invloed opdeze kenmerken en kunnen erg verschillen. Zo blijktdat de moderne Holsteins vaak niet goed uit de voe-ten kunnen met het sobere rantsoen op veel biologi-sche bedrijven.

Natuurlijke voortplanting

In het fokkerijsysteem van de familieteelt wordt vaakgebruik gemaakt van natuurlijke dekking. Dit is éénvan de redenen dat dit fokkerijsysteem interessantkan zijn voor biologische melkveehouders. Een aan-tal biologische melkveehouders en enkele maat-schappelijke organisaties verwachten namelijk vande biologische fokkerij dat deze een natuurlijke voor-planting nastreeft. Met familieteelt kan de biologischeketen gesloten blijven en heeft iedere melkveehou-der (gebruiksfokker) toch de mogelijkheid om zijneigen visie op de fokkerij te profileren.

Nadelen bedrijfseigen lijnenteelt

Een nadeel van bedrijfseigen lijnenteelt is dat degenetische vooruitgang van de veestapel op bepaal-de onderdelen, zoals melkaanleg, kleiner is. Ook debetrouwbaarheid van de fokwaarde van stieren lageris doordat stieren op kleinere schaal worden ingezet.Voor Endendijk zelf is dit echter geen probleem.Vanwege de grote fokzuiverheid van de veestapel, isde fokwaarde van individuele dieren redelijke voor-spelbaar. Bovendien zouden 'fundamentstieren' inprincipe op grote schaal getest kunnen worden, net

zoals k.i.-stieren. Een derde nadeel is dat de inteeltop bedrijfsniveau groter is. Inteelt heeft met namenegatieve voor vruchtbaarheid en gezondheid. Ditbetekent dat een melkveehouder die familieteelt toe-past over veel kennis van de fokkerij en afstammingvan zijn koeien moet beschikken, om deze negatieveeffecten te voorkomen. Endendijk lijkt dit goed in devingers te hebben, gezien een aantal kengetallen:het aantal inseminaties per dracht was in 2002 1,5;de gemiddelde tussenkalftijd bedroeg 430 dagen ende dierenartskosten lagen op 20 euro per koe.

Potentie voor de melkveehouderij

Het aanhouden en gebruiken van eigen stieren voornatuurlijke dekking is meer werk dan kunstmatiginsemineren. Ook brengt het houden van stierengevaren met zich mee voor de veehouder.Daarnaast kosten huisvesting en voer voor de aan tehouden stieren meer. Daar staan tegenover dat flinkbespaard kan worden op inseminatiekosten doorlagere kosten voor sperma, opslag en distributie.Bovendien kan de fokker extra inkomsten halen uitde verkoop van sperma van de eigen stieren.Mogelijk levert het gebruik van eigen stieren eenpositieve bijdrage aan het imago van deNederlandse melkveehouderij. Het effect van hetaanhouden van stieren op het milieu is naar ver-wachting vrij klein.Brede toepassing van familieteelt zou een flinkeinvloed hebben op de huidige structuur van de rund-veefokkerij. Het belang van fokkerij-organisaties zouveel minder worden, terwijl de zogenaamde funda-mentfokkers de spil zouden worden in het fokkerij-systeem. Zoals gezegd vergt lijnenteelt veel fokkerij-kennis van een melkveehouder. Het is dan ook nietwaarschijnlijk dat de fundamentfokkerij snel op groteschaal zal worden toegepast. Al met al heeft familie-teelt echter in ieder geval voor de biologische fokke-

5.qxd 30-7-2004 12:03 Pagina 56

hoofdstuk 5 Robuustere koe door bedrijfseigen fokkerij 57

rij genoeg potentie om op meer bedrijven te wordentoegepast.Uit een onderzoek van het Louis Bolk Instituut blijktevenwel dat veehouders nog twijfels hebben bij hetsysteem van familieteelt (Nauta et al., 2003). Alsbelangrijke obstakels noemen ze het houden vanmeerdere stieren, het zelf selecteren van stieren ende angst voor inteelt. Voordat dit 'nieuwe' fokkerij-systeem uitgebreid in de praktijk toegepast kan gaanworden, moeten melkveehouders dus hun kennishierover vergroten. Bovendien kunnen niet alle melk-veehouders familieteelt op hun bedrijf gaan toepas-sen. Wanneer het fokkerijsysteem breed wordt toe-gepast dan zal het grootste gedeelte van de melk-veehouder gebruik maken van het aanbod van ver-schillende fundamentfokkers. De gebruikersbedrij-ven kunnen dan verschillende lijnen kruisen en voor-deel hebben van heterosis (zie interview Bosgoed).

Het houden van meerdere stieren op het bedrijfkan gevaar opleveren voor de veehouder.

Toepassen van familieteelt op bedrijfsniveau ver-eist voldoende kennis over fokkerij en koefami-lies, in verband met risico's van inteelt.

Bij familieteelt is de genetisch vooruitgang minderdan bij (inter)nationale fokkerij. Ook fokwaardesvan een stier zijn minder betrouwbaar.

Grote fokkerij organisaties hechten veel belangaan een snelle genetische vooruitgang enbetrouwbare fokwaardes. Vanuit deze organisa-ties zal men over het algemeen dan ook geen ini-tiatief hoeven te verwachten richting een meerregionale, of zelfs bedrijfseigen fokkerij.

Dr.ir. Roel Veerkamp - fokkerij-onderzoekerbij Animal Sciences Group, Wageningen UROok veel met conventionele fokprogramma's tebereiken

De argumentatie onder de lijnenteelt en de fun-damentfokkerij is duidelijk en de belangen vaneen bredere selectie dan alleen maar productie,het verminderen van de inteelt en het rekeninghouden met de specifieke houderij-omstandig-heden worden steeds meer erkend, ook in deconventionele fokprogramma's. Al is de imple-mentatie daar vaak wat moeilijker, de effectiviteitzal altijd groter zijn. Op deze specifieke puntenzijn er dan ook geavanceerdere methoden danlijnenteelt, bijvoorbeeld om inteelt te voorkomen.Zo zijn er computerprogramma's ontwikkeld diede inteelt berekenen voor verschillende parin-gen en het effect in de toekomst. Door hiermeerekening te houden in de fokkerij kan inteelt flinkbeperkt worden. Het probleem van inteelt in hetHolsteinras zit hem in het feit dat wereldwijd opdezelfde kenmerken wordt geselecteerd. Eenoplossing is dus dat fokkerij-organisaties eengrotere diversiteit aan stieren gaan aanbieden.Hiermee kan ook worden ingespeeld op degroeiende diversiteit aan bedrijven in Nederland.Deze diversiteit leidt er namelijk toe dat er meerspreiding komt in de vraag naar stieren. Een bio-logische boer wil een andere koe fokken daneen intensieve boer. Door ook bij het testen vanstieren rekening te houden met verschillendebedrijfsomstandigheden, kunnen voor uiteenlo-pende bedrijfsvoeringen geschikte stieren wor-den gefokt.

matig

Bedrijfseigen fokkerij: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

Obstakels vooropschaling

5.qxd 30-7-2004 12:03 Pagina 57

6.qxd 30-7-2004 15:27 Pagina 58

hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen 59

Met zijn driewegrotatiekruising van zwartbonte HF-koeien, Jersey en Brown Swiss, hanteert WalterBosgoed uit Denekamp een bijzonder fokkerij-systeem. Door het heterosis-effect worden de goedeeigenschappen van de verschillende rassen ver-sterkt en de zwakke kanten van het Holstein Frisian-slag weggewerkt. Het resultaat zijn koeien diegemakkelijk en goed produceren, een relatief hoogeiwitgehalte in de melk hebben en tegelijkertijd heelsterk zijn. Deze koe past bij de andere vernieuwin-gen die Bosgoed op zijn bedrijf probeert te realise-ren. Naast fokkerij richt hij zich vooral op verbeteringvan de mestkwaliteit, de bemestingsmethode en hetzelf mengen en deels produceren van krachtvoer. Een tweede streven van Bosgoed is om zoveelmogelijk zelfvoorzienend te boeren zodat hij de con-trole over de bedrijfsvoering in eigen hand heeft. Datlukt alleen als de bedrijfsvoering zo simpel mogelijkis, denkt Bosgoed. Daarvoor probeert hij de kostenlaag te houden.

Driewegrotatiekruising

Al in 1969 gebruikte vader Bosgoed AmerikaanseHolsteinstieren op zijn veestapel. De goede produc-tieresultaten van dit veeslag spraken tot zijn verbeel-ding. Nadat zoon Walter een aantal jaren in hetbedrijf had meegewerkt, besloot hij het roer om tegooien. 'Door de eenzijdige selectie binnen de HF-fokkerij op productie, hebben we in Nederland zakenals diergezondheid laten liggen. Vooral de poten vande dieren vertonen mankementen.' Zijn streven isom dat te verbeteren. 'Ik wil koeien fokken die goedblijven produceren maar gemakkelijker melk geven.Bovendien wil ik sterkere koeien hebben, koeien met

een langere levensduur. Het eiwitgehalte heeft ookmijn aandacht. In de toekomst moet je de winst nietuit het vet halen maar uit het eiwit.'

De komst van de superheffing, met als eerste maat-regel de heffing op kilogrammen melk, was voorBosgoed aanleiding te gaan experimenteren met hetinkruisen van de Holsteins. Omdat Bosgoed veelvoordelen zag in een sterkere koe, viel zijn keus opde Jersey. Onderzoek van het IVO uit Zeist (De Rooyet al., 1989) had namelijk aangetoond dat Jersey-kruisingen weliswaar minder melk geven maar veelsterker zijn. Na de invoering van vetquotering richtteBosgoed zich toch weer op de HF. Wel viel hem opdat de kruisingen van HF en Jersey niet alleen sterkwaren maar ook in productie nauwelijks onder dedenvoor de HF. Bovendien bleken ze 10% minder voernodig te hebben. Toen hem eind jaren negentig dui-delijk werd dat zijn fokbeleid weinig extra's oplever-de, besloot hij opnieuw te kruisen met Jersey-sper-ma. Momenteel zijn veertig Jersey-kruisingen aan demelk die met hun gezondheid uitblinken, aldusBosgoed. Het zijn hardere dieren, kleiner, ronder,gezonder en vroeg rijp. De veehouder heeft ook deindruk dat de kruisingen van HF en Jersey net zogoed produceren als de zuivere HF-melkkoeien.Over het effect van de kruising met Jerseys op delevensduur van de dieren kan Bosgoed nog nietsmet zekerheid zeggen. Daarvoor is hij nog te kortmet deze manier van fokken bezig. Maar hij ver-wacht wel een langere levensduur want 'de Jerseysdie ik heb die willen maar niet weg.'De tweede stap in het fokkerijprogramma vanBosgoed is het insemineren van de kruising metBrown Swiss. Deze stieren zijn geselecteerd op hetfokken van robuustere melkkoeien. De derde stap is

BedrijfsgegevensNaam Walter en Caroline BosgoedPlaats DenekampArbeid +/- 1,5 VAKMelkquotum 975.000 kgGrondsoort ZandOppervlakte cultuurgrond 65 haGrasland 37 haTriticale 13 haMaïs 12 ha

Intensiteit 21.000 kg /haAantal koeien 100Melkproductie per koe 10.000 kgVetgehalte 4,39 %Eiwitgehalte 3,42 %

Caroline en Walter Bosgoed

Bosgoed - Denekamp: Roteren voor een sterke, hoogproductieve koe

6.qxd 30-7-2004 15:27 Pagina 59

60 hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen

het weer inkruisen met het Holstein-ras. Hiernabegint de rotatiekruising weer van voren af aan.Omdat hij het economisch voordeel voorziet in heteiwitgehalte, houdt hij bij de stierkeuze veel rekeningmet 'eiwitverervers'.

De fokkerij werkt nu als volgt:

Een indicatie voor het succes van zijn fokbeleid is dathet bedrijf nauwelijks gezondheidsproblemen kent.Voetbaden met formaline zijn niet nodig en de vee-artsenkosten zijn laag; ongeveer 45 euro per koe.Bosgoed voert uitsluitend dieren af. Alle inseminatiesverricht hij zelf. Dit past in zijn streven zo autonoommogelijk te boeren.Bosgoed houdt een klein deel van de veestapel,ongeveer tien tot vijftien melkkoeien, als zuivere HF-melkkoe aan. Met dit deel wil hij de Holstein-lijn opzijn bedrijf in stand houden. Hij is namelijk behoorlijksuccesvol geweest in deze fokkerij. Hij behaalde inde jaren negentig een goede inkomstenbron uit deverkoop van embryo's aan Amerika en Canada, enfokstieren en -kalveren voor de binnenlandse markt.

Kloof met gangbare instituties

Het fokbeleid van Bosgoed past niet binnen de gang-bare fokkerij. De fokkerijorganisatie CR-Delta heeftvolgens Bosgoed een merkbare voorkeur voor zui-vere zwartbonten. Volgens hem worden bij de keu-ringen zijn Jersey-kruisingen afgestraft. Op het alge-hele voorkomen wordt sowieso twee punten gekorten benen en uiers worden afgekeurd.

Het beleid van CR Delta heeft volgens Bosgoed totgevolg dat de organisatie onvoldoende kennis kanaanleveren over het fokken van een duurzamerekoe. 'De kennis die CR Delta in huis heeft is te een-zijdig. Als je andere rassen hebt, moet je ook andersvoeden en anders met de bodem omgaan.' Van stu-diegroepen of LTO moet hij het evenmin hebben.

Beleid moet worden gemaakt op basis van visies enniet naar aanleiding van regels. Praktijkervaringwordt vaak overschaduwd door theoretische kennis.Hij is dus aangewezen op andere bronnen, het liefstbuitenlandse vakbladen, Amerikaanse, Franse ofDuitse. 'Die bevatten kennis die in Nederland nietvoorradig is. Nederlandse vakbladen zijn niet kritischgenoeg doordat redactieleden nog al eens verbon-den zijn aan fokkerij-organisaties als CR Delta. Er iste veel belangenverstrengeling.' Verder heeft zijnbrede interesse en open houding voor nieuwe enalternatieve ontwikkelingen hem op het spoor vanmensen en organisaties gezet die hem veel kunnenleren. Eén van die organisaties is het PMOV. 'Als jezelf de kennis niet hebt moet je zorgen dat je dejuiste mensen kent.' Tot slot noemt Bosgoed zijn intu-ïtie: 'Ik stuur veel op gevoel in het bedrijf.'

Holstein x Jersey F1

F1x Brown Swiss F2

F2 x Holstein F3

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 60

hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen 61

Verbetering kringloop mest-bodem-gewas

Voor Bosgoed is het fokbeleid geen geïsoleerde fac-tor om de diergezondheid te verbeteren. Goede vee-voeding vindt hij net zo belangrijk. Voorwaarde daar-voor is een goed bodembeheer. Dat uit zich in hetproduceren van kwaliteitsmest en een bodemvrien-delijke mestaanwending. Het eerste realiseertBosgoed door het toevoegen van Penac (Plocher).Dit middel komt uit Duitsland en zorgt voor een bete-re vertering van de mest. Hij doseert het eens perweek - 'wanneer het uitkomt' - met de gieter over deroosters heen. Over de effecten van Penac isBosgoed enthousiast. Hij heeft er nu zo'n vijf jaarervaring mee en merkt dat de mest beter is gewor-den. 'Het gras verbrandt minder snel, de opbrengst ishoger en de OEB is lager. En dat terwijl de kunst-mestgift daalde en laag is (nog geen 100 kgN/ha/jaar). Wel daalde vorig jaar de voederwaardeVEM van 940 naar 860 door de lagere kunstmestgift,maar dat had 'vreemd genoeg' geen invloed op demelkproductie. Wellicht omdat hij ook op een latertijdstip ging maaien. Bosgoed: 'Dat betekent datVEM een soort meting is die je met nuance moetinterpreteren. Je hebt ook andere indicatoren zoalshet ruweiwitgehalte en de ruwe celstof. Bosgoedwaakt er voor dat het ruwe eiwitgehalte niet te veelzakt, 'anders daalt het eiwitgehalte in de melk en datkost me geld. Een OEB van driehonderd tot vierhon-derd vind ik niet slecht. Ik pas op de energiekantaan.'

Enkelvoudige grondstoffen in voerrantsoen

Goede voeding vindt Bosgoed ook een belangrijkelement van de kringloop. 'Dan heb je weinig proble-men met de koeien en kun je goed melken.' In 1987besloot Bosgoed geen mengvoer meer te kopenmaar alleen nog enkelvoudige krachtvoeders te voe-

Duurzaamheid op het bedrijf van Bosgoed

Deelgebied Indicator Score

Economie Saldo (€/100 kg melk) 30,18Gezinsinkomen > € 50.000

Arbeid Arbeidsuren per week 80

Imago Aantal jaren eersteklas melk 9Celgetal 100

Aantal uren weidegang Geen weidegangGezondheidstatus1 BVD, LeptospiroseDiergezondheidskosten € 45 per koe

Ecologie MINAS N overschot 86 kg per haMINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) 27 kg per haUreumgetal 23

1 Aangetoond vrij

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 61

62 hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen

ren. 'De vele vetten in mengvoer zijn slecht voor dekoe, de bodem en de kwaliteit van de melk.Bovendien kan ik nu zelf de grondstoffen uitkiezen.Ik wil namelijk geen genetisch gemodificeerde voe-ders aan mijn vee voeren. Ik heb ondervonden datgmo-houdend raapzaadschroot een slechte uitwer-king op de koeien heeft. Ze kregen meer uierproble-men, hun huid ging minder glanzen en ze gaven min-der melk. Ik merk dat mengvoerleveranciers eenserieuze discussie over gmo in het veevoer uit deweg gaan. Omdat het erg moeilijk is om vollediggmo-vrij voer te voeren, streef ik ernaar in de toe-komst al het benodigde voer zelf te verbouwen. Ikkan in mijn eentje de maatschappelijke ontwikkelin-gen niet tegenhouden. Maar ik kan wel proberen omde keten op mijn bedrijf te sluiten. Ik wil zo autonoommogelijk boeren.'

Het rantsoen, dat Bosgoed met een voermengwagenvoor de koeien brengt, bestaat voor de hoogproduc-tieve groep momenteel uit pulp, tarwe, maïs, soja-schroot, lupinen en zonnepitten. Het rantsoen voorde laagproductieve groep is iets anders van samen-stelling. Bosgoed vindt dat hij scherp voert. 'De stik-stofefficiëntie is behoorlijk hoog, namelijk 35%, tegen20% tot 30% gangbaar. Ik heb zelf een optimalisatie-programma ontwikkeld om het rantsoen te bereke-nen.Dat de koeien het goed doen op dit rantsoen blijktwel uit de hoge productie van 10.000 kg. Deson-danks zijn de diergezondheidskosten met 45 europer koe niet hoog.

Elderink - De LutteDrieweg rotatiekruising voor efficiëntere koe

Jos en Dorthy Elderink boeren op biologische wijze inDe Lutte. Ze passen de driewegrotatiekruising toe. Netals Bosgoed kruist Elderink de HF-veestapel in metJersey (f1) en Brown Swiss (f2) en vervolgens weer metHF (f3). Zijn doel is lagere kosten door bij de fokkerij teselecteren op efficiëntie van de ruwvoerverwerking. Eenefficiëntere verwerking van ruwvoer betekent immersdat er minder - duur biologisch - krachtvoer nodig is.Tegelijkertijd mikt hij op een hogere opbrengst per koe.Daarom selecteert hij zowel op een hogere melkproduc-tie per koe als op een langere levensduur. Sinds deoverstap naar biologisch is de melkproductie namelijkgezakt naar 6.950 liter per koe met 4,57 procent vet en3,44 procent eiwit. Dat productieniveau wil hij weeromhoog brengen. De gemiddelde levensduur wil hijoptrekken van de huidige vier jaar en drie maanden naarvijf jaar. 'Oudere koeien produceren gemakkelijker meermelk en het zijn alleen gezonde koeien die langer leven.Bovendien scheelt het in de veeartskosten en opfok-kosten van jongvee.' Extra geld verdient Elderink doorhet ondereind van de veestapel te insemineren metBelgische Blauwen. Alle nakomelingen hiervan verkoopthij aan gangbare kalvermesters. Insemineren doet hijzelf, ook dat levert een besparing op. Een ander effectvan zijn fokkerij is dat de koeien gemiddeld kleiner vanstuk zijn. Elderink heeft dan ook problemen met de nor-men voor stikstofuitscheiding per dier die zijn voorge-steld door het ministerie. Hij vindt dat de stikstofuit-scheiding afhankelijk moeten worden gemaakt van hetras van de melkkoeien. Dit wil hij aankaarten bijBioveem.

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 62

hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen 63

Spaans - Broek in WaterlandBlaarkopkruislingen op biologisch bedrijf

Op het ecologische melkveebedrijf 'VOF De Gouw' inBroek in Waterland boeren Nils Spaans, Katja Schuitema,Jan Spaans en Jan Schober. Ze omschrijven hun bedrijfals 'rationeel biologisch en sterk gericht op natuurbeheer'.Op 116 ha worden zo'n 130 koeien gemolken. Sinds kortbehoort de tweewegkruising tussen Holstein en Blaarkoptot de bedrijfspraktijk. De inzet is om met de kruislingen(f1) maximaal gebruik te maken van heterosis. 'Eigenlijkbijt biologisch boeren en natuurbeheer elkaar vanwege deslechte voerkwaliteit. Onze Holsteins vreten dat beheers-gras slecht. Zelfs als we er smaak- en geurstoffen in devorm van melasse aan toevoegen. Verder is de voedings-waarde onvoldoende, de koeien kampen met vruchtbaar-heids- en klauwproblemen en met een energietekort. Voorons is dat een probleem omdat zo'n 50% van het gras'beheersgras' is', vertelt Spaans. Door Holsteins te kruisenmet Blaarkoppen, hoopt Spaans op een veestapel meteen grotere ruwvoerefficiëntie waardoor de gezondheids-problemen en het jaarlijkse ruwvoeroverschot verdwijnen.'De koe is het fundament van het bedrijf, die goed aange-past moet zijn aan de lokale omstandigheden.Blaarkoppen hebben een brede muil, waarmee ze beterkunnen grazen. Daarnaast hebben ze meer bespieringdan de Holsteins, waardoor ze meer weerstand hebben,en zijn de hoeven groter. Vanwege deze laatste reden, incombinatie met hun lagere gewicht, passen ze beter op deniet erg draagkrachtige veengrond in het gebied.'

De fokkerijstrategie is als volgt. Van de veestapel blijft40% zuiver Holstein. Deze koeien vormen de basis van deveestapel waarmee gefokt wordt. De overige 60% zullenHolstein-Blaarkop kruislingen zijn. De meeste Holsteinsworden geïnsemineerd met Blaarkop-sperma of eennatuurlijk dekkende Blaarkopstier en leveren zo nieuweaanwas voor de kruislingveestapel. Een aantal Holsteinskrijgt een Holsteinstier als partner. Met de nakomelingen

van deze dieren worden de zuivere Holsteins op hetbedrijf in stand gehouden. Met de kruislingen wordt waar-schijnlijk niet verder gefokt. Deze dieren kunnen daarommet een vleesras of Blaarkopstier worden geïnsemineerd,afhankelijk van de vraag naar deze dieren. De verwach-ting is dat de kruislingen veel ouder worden dan de zuive-re Holsteins, waardoor een gemiddeld vervangingsper-centage van 20% kan worden gerealiseerd. Dan zouden52 zuivere Holsteins voldoende zijn om mee te fokken. Bijde Holstein-fokkerij let Spaans vooral op uiergezondheid,eiwitgehalte en klauwen. Spaans denkt erover om ook eenaantal zuivere Blaarkopkoeien aan te houden, afhankelijkvan de hoeveelheid particulier natuurbeheer in de toe-komst. Hiermee kan dan een bijdrage worden geleverdaan de instandhouding van het Blaarkopras.Spaans neemt deel aan een fokkerijproject over familie-teelt op het eigen bedrijf. Doelstelling is om hetBlaarkopras in stand te houden. Dat gaat via het LouisBolk Instituut. Jan Spaans heeft namelijk de EdgarDoncker prijs gewonnen. Voor die prijsvraag omschreef hij

zijn ideale bedrijf op veenweidegrond. Uitgangspunt wasde gedachte dat niemand om melk en vlees zit te springenmet een bovengemiddelde kostprijs, zoals hier in hetveenweidegebied. 'In de toekomst zullen we duszwaarder op toegevoegde waarde en natuur en land-schap moeten gaan leunen. Nu halen we onze inkomstennog vooral uit melk, maar wellicht dat die andere activitei-ten in de toekomst de hoofdbron van onze inkomsten zul-len zijn. Zeker als deze activiteiten een goede marge heb-ben. De vraag is dan: hoe ga ik natuur- en landschapsbe-heer in mijn bedrijf inpassen. Dan komen de Blaarkoppenin zicht.' Jan Spaans is ervan overtuigd dat Blaarkoppen,al dan niet in 50% kruising met HF, in zo'n gebied met veelwater en een slechte kwaliteit ruwvoer de beste koe is. Hijprobeert te onderbouwen dat bedrijven met een lagereproductie onder extensieve omstandigheden hogere sal-do's halen. Dat zou niet enkel voor Blaarkoppen maar ookvoor HF's gelden. De laatste liters kosten namelijk nogsteeds geld. Met het geld van de prijs wil hij hetBlaarkopras redden.

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 63

Toekomstplannen

Bedrijfsontwikkeling blijft noodzakelijk, zegtBosgoed, ongeacht of een van zijn kinderen op wilvolgen. Hij wil sowieso een bedrijf zien te krijgen datgoed over te nemen is. Hij twijfelt nog over de ont-wikkelingsrichting. Biologisch boeren vindt hij aan-trekkelijk, maar de arbeidsintensieve manier vanwerken ziet hij als knelpunt. De eis om zondergewasmiddelen en kunstmest te boeren is voor zijnbedrijf daarom nog een stap te ver. Bosgoed sluitbeperkte groei niet uit. Tegelijkertijd ziet hij in datbedrijfsontwikkeling niet persé in groei hoeft te zitten.

Optimaliseren kan ook. Daar is hij nu in ieder gevalal mee bezig. Hij ziet nog gaten in de kringloop die hijkan verbeteren. Zo is Bosgoed in 2003 begonnenmet het toevoegen van effectieve micro-organismenaan de maïs- en graskuilen om het voer smakelijkerte maken voor de koeien. Hierdoor hoeft hij mindergrondstoffen aan te kopen, is de gedachte. Ook is hijrecent begonnen om tarwe en bietenpulp te vervan-gen door zelfgeteelde triticale. Een overschot aangras en maïs maakte dit mogelijk. De resultaten lij-ken veelbelovend.

64 hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen

De Vink - ZegveldKruisen voor robuuste koeien

Leen de Vink kruist al sinds 1982 Holsteins en Jerseysvia de tweewegrotatiekruising. Op vergaderingen vanhet NAJK werd hem destijds verteld dat kruisen geld opzou leveren doordat je hiermee de weerstand van deveestapel verhoogt. Kruisen met Jerseys leverde boven-dien een hogere melkprijs op, dankzij de hogere gehal-tes in de melk ten opzichte van de Holsteins die hij totdan toe had. Dit paste geheel in de visie van De Vink.Zijn bedrijfsdoelstelling is om met een zo simpel moge-lijke bedrijfsvoering een goed inkomen te verdienen.De Vink houdt de kosten zo laag mogelijk. Kuilvoer-blok-ken worden gewoon voor het hek gezet en wanneernodig aangeschoven. 'We voeren zo goedkoop en sim-pel mogelijk. Daarom gaan de koeien in de lente ook zovroeg mogelijk naar buiten en worden ze het hele wei-deseizoen dag en nacht geweid. Krachtvoer voert DeVink in de melkstal. Tweemaal daags krijgen de koeienhun portie, dat bestaat uit goedkope A-brok, droge pulpen soms raappunten. 'De koeien worden hier niet ver-wend, ze moeten onder sobere omstandigheden kun-nen leven. Een kruisling is geknipt voor een dergelijkebedrijfsvoering'.Dankzij de robuuste kruislingen is de gemiddelde leeftijdvan de veestapel hoog, en het vervangingspercentageslechts 20%. Hierdoor bespaart De Vink niet alleen flinkop opfokkosten, ook de kosten voor gebouwen zijn laag.Slechts een klein jongveestalletje volstaat.

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 64

hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen 65

Werken met kruislingen

Uit onderzoek is gebleken dat gekruiste dieren eenpositieve bijdrage leveren aan de vitaliteit van deveestapel. Zowel op het gebied van gebruikseigen-schappen als productie-efficiëntie presteren ze vaakbeter dan hun raszuivere voorouders. Dit is eenbekend effect wat onder genetici heterosis wordtgenoemd. In de pluimvee- en varkenshouderij is ditzelfs een van de redenen voor het onderscheid tus-sen fokbedrijven en houderijbedrijven. Op fokbedrij-ven worden de zuivere lijnen gehouden en verbe-terd, terwijl houderijbedrijven met kruislingen profite-ren van het kruisingseffect. In de Nederlands melk-veehouderij wordt weinig gewerkt met kruislingen,raszuivere Holsteinkoeien hebben de voorkeur van-wege hun hoge melkproductie. Daardoor is het risicovan inteeltdepressie aanwezig. Het werken metkruislingen vormt hiertegen een probaat middel(Endendijk, 2002). In de Nieuw Zeelandse melkvee-houderij, waar veel belang wordt gehecht aan sterke,vruchtbare koeien, wordt kruisen zelfs op vrij groteschaal toegepast.Een nadeel van kruisen is het zogeheten recombina-tieverlies. Dit is het gevolg van het verbreken vangunstige genencombinaties. Daardoor worden depositieve effecten van heterosis voor een deel te nietgedaan. In Tabel 1 zijn de effecten van heterosis enrecombinatieverlies bij uiteenlopende soorten krui-singen naast elkaar gezet (Rijfkogel, 2003). Bij eeneerste kruising tussen twee verschillende rassen ishet recombinatieverlies gelijk aan nul procent en isde heterosis maximaal.

Binnen rotatiekruisingen kan onderscheid wordengemaakt tussen de verdringingskruising, een twee-wegrotatie- en driewegrotatiekruising (zie figuur 1).

De heterosis is maximaal in de eerste generatiekruislingen. Het heterosiseffect neemt vervolgens aftot een waarde van 4,3% voor melkproductie en8,6% voor levensduur bij de driewegrotatiekruising.Bij de verdringingskruising dalen deze waarden zelfstot 0%. De waarden voor de tweewegrotatiekruisingzitten daar tussenin. Het recombinatieverlies speeltin de eerste kruisingsgeneratie nog geen rol. Detwee- en driewegrotatiekruising hebben daarnabeide een recombinatieverlies van rond de 1,3%voor melkproductie en 2,5% voor levensduur.

Tabel 1 Effect heterosis en recombinatieverlies op melk-productie en levensduur (Rijfkogel en Bovenhuis, 2003)

1 kans op overleving tot de eerste lactatie

Vergelijking kruisingstrategieën

Naar de effecten van de verschillende kruisingsstra-tegieën is op beperkte schaal onderzoek verricht. Ineen onderzoek van Wageningen Universiteit(Rijfkogel en Bovenhuis, 2003) is gekeken naar de

effecten op de productie. Daaruit bleek dat met twee-wegkruising van Jerseys en Holsteins de hoogstebedrijfsproductie in kg vet en eiwit te halen was. Dedriewegkruising met Jersey, Brown Swiss enHolstein haalt een niveau dat ongeveer tussen hetproductieniveau van de Holsteins en Jerseys zit(Rijfkogel en Bovenhuis, 2003). De conclusie uit ditonderzoek is dat op korte termijn, circa vijftien jaar,de tweewegrotatiekruising de concurrentie aan kanmet pure Holsteinbedrijven. De concurrentiekrachtvan driewegrotatiekruisingen zal sterk afhankelijkzijn van de gekozen rassen.De melkproductie is steeds vaker niet meer hetbelangrijkste criterium in de fokkerij. Melkveehou-ders, waaronder Bosgoed, kijken bij hun fokbeleidsteeds meer naar andere kenmerken. Zij willen koei-en die goed ruwvoer verwerken en minder proble-men geven met diergezondheid, vruchtbaarheid enlevensduur. Goed verwerken van ruwvoer is nodigomdat het aandeel daarvan in rantsoenen toe neemt.Bovendien is het stikstofgehalte in deze gras- ofgraskuilrantsoenen lager dan vroeger. Dit betekentdat de melkkoeien te maken krijgen met een rant-soen met een lagere voederwaarde. De praktijk leertdat de HF-melkkoeien zichzelf uitmergelen door hunenorme wil om te produceren. Een goede ruwvoer-verwerker kost dan ook minder geld en past beterbinnen de milieuwetgeving.Kruisen van de HF-veestapel met rassen die beter instaat zijn met een sober rantsoen om te gaan leverteen koe die beter bij de huidige bedrijfsomstandig-heden past. Verbetering van de diergezondheid envruchtbaarheidkenmerken wordt dan extra vergrootdoor het optreden van heterosis.

Er kleven wel nadelen aan het kruisen van verschil-lende rassen. De vet- en eiwitproductie kunnendalen. Daarnaast kan er verschil in hoogtemaat ont-staan wanneer Holsteins met Jerseys worden geïn-semineerd. Ook met mogelijke karakterverschillen

Type kruising Melk- Levens-productie duur1

Eerste kruisingheterosis 5 % 10 %

Driewegkruisingheterosis 4.3 % 8.6 %Recombinatieverlies 1.3 % 2.5 %

Tweewegkruisingheterosis 3.3 % 6.7 %recombinatieverlies 1.3 % 2.5 %

Relevantie en potentie

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 65

66 hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen

van de verschillende rassen zal de melkveehouderrekening moeten houden. Duidelijk is al wel dat eenmelkveehouder alleen een optimaal rendement kanhalen uit het kruisen van verschillende rassen als hijvoldoende verstand heeft van fokkerij.

Potentie voor de melkveehouderij

Zowel de drieweg- als tweewegrotatiekruising heb-ben, afhankelijk van de individuele bedrijfssituatie endoelstellingen van de melkveehouder, voldoendepotentie om in de praktijk te worden toegepast. Metname op het gebied van gezondheid en vruchtbaar

Figuur 1 De drie verschillende kruisstrategieën hier geïllustreerd voor een verdrin-gingskruising van Holstein Frisians met Brown Swiss, een tweewegrotatiekruisingtussen Holsteins en Brown Swiss en een driewegrotatiekruising met Holsteins,Jerseys en Brown Swiss (Rijfkogel en Bovenhuis, 2003).

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 66

heid kan vooruitgang worden geboekt. Niet voorniets liet universitair hoofddocent Piter Bijma zichonlangs in Veeteelt ontvallen dat melkveehouders inde toekomst gebruik maken van gekruiste en gesex-te embryo's (Van Drie, 2003).

Veel melkveehouders hechten belang aan eenhoge melkproductie per koe. Kruislingen hebbenover het algemeen een lagere genetische aanlegvoor melkproductie dan zuivere Holsteins.

Bij fokkerij speelt gevoel een grote rol. Hierdoorzullen veel melkveehouders niet snel een'vreemd' ras gebruiken.

Fokkerij-organisaties richten zich vooral op gene-tische verbetering en verkoop van Holstein-sper-ma. Hierdoor komen andere rassen onvoldoendein beeld.

hoofdstuk 6 Robuustere koe door kruisen van rassen 67

Obstakels vooropschaling

matig

Kruisen van rassen: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

Dr. ir. Roel Veerkamp - fokkerij-onderzoekerbij Animal Sciences Group, Wageningen URKruisen vooral gunstig voor gezondheid envruchtbaarheid

Kruisen van melkveerassen kan, afhankelijk van debedrijfstrategie, interessant zijn. Door te kruisenbeperkt een boer zich niet tot stieren van één ras,maar kan hij ook gebruikmaken van de beste stierenvan een of meerdere andere rassen. Hierdoor nemende keuzemogelijkheden dus toe. Kruisen is nu noginteressanter geworden nu de aandacht voor gezond-heid en vruchtbaarheid is toegenomen in vergelijkingmet productie verhoging. Sommige andere rassendoen het namelijk beter dan de Holsteins voorgezondheid en vruchtbaarheid, maar ook is heterosishet grootst voor deze kenmerken. Gevaar van kruisenis echter dat de variatie binnen de veestapel toe-neemt, wat praktische nadelen kan hebben bij hetdagelijks management en dat de binnen ras variatieniet wordt benut. Maar zolang twee competitieve ras-sen gebruikt worden voor de uitgangskruising, dan zalde kruising het meestal nog beter doen.

6.qxd 30-7-2004 15:28 Pagina 67

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 68

hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten 69

Vlakbij Oudewater, in het veenweidegebied van deprovincie Utrecht, ligt 'Zuivelboerderij Hoogenboomen Maaijen'. Op 110 ha melken Jan en MirandaHoogenboom samen met Tom en Trix Maaijen eenveestapel van driehonderd koeien. Met één miljoenliter melk per VAK behalen ze een aansprekendearbeidsproductiviteit. Door te bezuinigen op arbeids-kosten en vaste kosten, komt de melk tegen eenzeer lage kostprijs in de tank. Jan en Miranda ver-werken deze melk vervolgens in hun zuivelbedrijf,dat los staat van het melkveebedrijf, tot yoghurt enandere zuivelproducten.

Historie

Al sinds 1986 verwerken Jan en MirandaHoogenboom hun melk tot zuivelproducten. In 1985begonnen ze met 30 koeien op 25 ha gras, waarvan1 ha eigendom. 'We vonden het bedrijf veel te kleinen dachten aan het opstarten van een tweede tak.Omdat het maken van zuivelproducten als yoghurten karnemelk veel beter rendeerde dan het makenvan kaas, zijn we daar toen mee begonnen. Webegonnen met een bordje in de tuin voor huisver-koop, maar gingen al snel andere afzetkanalenopzoeken.' Toen hun bedrijf in 1991 werd verplaatstin het kader van de ruilverkaveling, hebben ze dejongveeopfok afgestoten. 'We hebben toen verschil-lende bedrijfsplannen gemaakt: zestig koeien met ofzonder jongvee, honderd koeien zonder jongvee enwel of geen zuivelverwerking. Het bleek dat honderdkoeien zonder jongvee met zuivelverwerking hetmeeste zou renderen. Daar hebben we toen voorgekozen.'

Economie rode draad

De melkveehouderij in Nieuw Zeeland en Ierland iseen inspiratiebron geweest voor Hoogenboom enMaaijen. De Nieuw Zeelandse melkveehouderij iskampioen kostprijsbeheersing. Gras groeit er nage-noeg het hele jaar zodat de koeien altijd in de weistaan en stallen overbodig zijn. Melkveehouderskunnen dus tegen zeer lage vaste kosten melk pro-duceren. Hoewel de omstandigheden hier wel watanders zijn, slagen ook Hoogenboom en Maaijenerin tegen zeer lage vaste kosten melk te produce-ren.'De rode draad in de bedrijfsvoering op het melkvee-bedrijf is de bedrijfseconomische boekhouding', zostelt Jan Hoogenboom. 'Om goed in beeld te hebbenwat onze sterke en zwakke punten zijn vergelijkenwe onze resultaten regelmatig met die van de ande-re bedrijven binnen een bedrijfseconomische studie-club. De bedrijven die hieraan meedoen zijn dooreen accountantskantoor geselecteerd uit een groepvan 150 bedrijven en hebben allemaal als doelstel-ling de kostprijs zo laag mogelijk te houden. Zo heb-ben we geleerd dat de verschillen in voer- ofbemestingskosten tussen bedrijven maar klein zijn.Daar valt dus weinig op te besparen. Kosten die welerg kunnen verschillen tussen bedrijven zijn die voorarbeid en gebouwen. Arbeid moet je dan ruim opvat-ten, we denken niet alleen aan eigen arbeid maarook aan betaalde arbeid, werk door derden enmechanisatiekosten.'

Hoge arbeidsproductiviteit, lage kosten

Hoogenboom en Maaijen richten hun hele bedrijfs-

BedrijfsgegevensPlaats OudewaterArbeid 2 VAKMelkquotum 2.000.000 kgGrondsoort VeenOppervlakte cultuurgrond 110 ha

Grasland 100 haMaïs 10 ha

Intensiteit 18.200 kg melk / haAantal koeien 311Aantal jongvee -Melkproductie per koe 6.500 kgVetgehalte 4,40 %Eiwitgehalte 3,45 %Verbreding Zuivelverwerking / Paardenpension

Jan en Miranda Hoogenboom

Hoogenboom & Maaijen: Massa melken met hoog rendement

Tom en Trix Maaijen

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 69

70 hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten

voering daarom op een zo hoog mogelijke melkpro-ductie per VAK. Dat realiseren ze door zich zoveelmogelijk te specialiseren. Landwerk besteden zezoveel mogelijk uit en ook opfok van jongvee vindtniet plaats op het bedrijf. Strategie is om vooral twee-de- en derdekalfskoeien aan te kopen. Deze koeienzijn goedkoper dan vaarzen en geven meer. Tussende melkkoeien lopen vier Belgisch Blauwe-stierendie de hele veestapel dekken. Belgisch Blauwe-kruislingkalveren leveren namelijk het meeste geldop. Alle kalveren worden met tien dagen verkocht,een jongveestal is dan ook niet te vinden op hetbedrijf. 'Dit bespaart niet alleen kosten, maar wekunnen de vrijgekomen arbeid ook benutten ommeer melk te produceren. Daar is namelijk hetmeeste geld mee te verdienen,' aldus JanHoogenboom. De melkveestapel staat in een goed-kope openfront-stal met eenvoudige inventaris,zodat de melkveehouders ook de gebouwenkostenvoor de melkveestapel op een laag niveau kunnenhouden. De vierrijige stal is gemakkelijk te verlengenen dat is de afgelopen jaren dan ook twee keergebeurd. Het meeste landwerk wordt uitgevoerddoor de loonwerker. Alleen schudden, harken enkunstmeststrooien wordt in eigen beheer gedaan.Voor het voeren wordt een shovel met voerhappergebruikt, een dure voermengwagen is aan de melk-veehouders niet besteed.

Swingover melkstal

Opvallend is de Swingover melkstal, gebouwd naarIers voorbeeld. Sinds een jaar melken Hoogenboomen Maaijen hun 300-koppige veestapel in een tweekeer 22 stands visgraatmelkstal met swingover melk-stellen. Groot voordeel van deze melkstal is degeweldige capaciteit gecombineerd met een lagekostprijs. In de stal kan één persoon 160 koeien peruur melken. De stal bevat geen melkmeters of auto-

matische afname. De enige luxe is de vloerverwar-ming in de melkput en een automatisch hek datopengaat als alle koeien aan één kant klaar zijn.Verder zijn alleen de hoogstnoodzakelijke middelenaanwezig om de melk van de koe in de tank te krij-gen.De koeien krijgen een halve kg lokbrok om ze vlot inde melkstal te krijgen. Aan één kant mogen 22 koei-en binnen, waarna de melkveehouders ze van voornaar achter aansluiten. Ze behandelen niet voor. Alsalle koeien zijn aangesloten mogen 22 koeien aan deandere kant naar binnen. De melkstellen worden vanvoor naar achter overgehangen naar de andere kant.Als het laatste melkstel is overgehangen, kan de eer-ste groep de melkstal verlaten, om plaats te makenvoor de volgende 22 koeien. 'Deze melkstal kosttezo'n 45.000 euro, terwijl een carrousel met dezelfdecapaciteit al gauw het drievoudige kost', vertelt

Hoogenboom. 'In Nederland heerst het idee dat eendergelijke melkstal niet past bij onze koeien. Hetzogenaamde 'blind' melken, waarbij de melkstellente lang blijven hangen terwijl de koe al uitgemolkenis, komt regelmatig voor. Bovendien bevat de melk-stal hoogliggende melkleidingen, waardoor een rela-tief hoog vacuüm nodig is. Men denkt dat deNederlandse hoogproductieve koeien daar slechttegen kunnen omdat de melkproductie per koe hiereen stuk hoger is dan in Nieuw Zeeland en Ierland,waar deze melkstallen algemeen worden gebruikt.Door een hoge piek in de melkproductie vlak na hetafkalven is de melkproductie per dag in deze landenechter zeker niet lager dan in Nederland. Omdat wezeker van een goede keus wilden zijn, hebben weeerst veel melkstallen bekeken zowel in Nederlandals in het buitenland.'Toen Hoogenboom en Maaijen eenmaal voor de

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 70

hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten 71

swingover hadden gekozen, bleken de leveranciersvan melkmachines niet erg enthousiast.Hoogenboom: 'Men zei dat zo'n stal niet was te leve-ren omdat hij niet geschikt is voor hoogproductievekoeien wegens blindmelken en het hoge vacuüm.Maar ik denk dat ze liever dure melkmachines ver-kopen in plaats van de goedkope Nieuw Zeelandsemodellen. Uiteindelijk hebben we toen gekozen voorhet Ierse merk Dairymaster. Onze ervaring na bijnaeen jaar is dat de koeien geen problemen hebbenmet 'blind' melken. Het celgetal is met 300.000 bijnade helft van wat het voorheen was. Maar dat komtwaarschijnlijk ook omdat we de koeien met een hoogcelgetal nu in een aparte groep melken. De arbeids-besparing is geweldig, vergeleken met de voormali-ge twee keer 8 zij-aan-zij melkstal waarin één per-soon 260 koeien molk in vier uur. Nu melken we het-zelfde aantal in ruim anderhalf uur.' Om de vrijgeko-men arbeid te benutten, breidden de veehouders hetaantal koeien uit met vijftig tot de huidige driehon-derd. 'We willen uitbreiden tot 2,5 miljoen kg melk enook dat moet met de huidige twee VAK kunnen',denkt Hoogenboom.

Samenwerkingsverband

In 1998 hebben Hoogenboom en Maaijen hun bedrij-ven samengevoegd in een VOF. De Maaijens had-den op dat moment zestig koeien met bijbehorendjongvee op dertig ha, terwijl de Hoogenboomsdestijds zo'n 120 koeien molken op vijftig ha. Defamilies kenden elkaar al langer en wisselden ook alwel eens machines uit. De Maaijen's kwamen op eengegeven moment met het idee om intensiever tegaan samenwerken. 'We stonden voor de keus:investeren in quotum of zoeken naar een vorm vansamenwerking. We wilden graag investeren in eenpaardenpension, dus als we zouden blijven melkenlag samenwerking erg voor de hand. De beslissing

ging eigenlijk vrij vlot, maar de uitvoering duurde weltwee jaar.' Om alle afspraken duidelijk op papier tezetten namen de beoogde samenwerkingspartnerseen accountant in de arm. De simpele gedachte was:de stal van Hoogenboom vergroten en de koeien vanMaaijen erbij. 'We wilden het quotum, de mestrech-ten en de grond gewoon in de VOF brengen, maardaar zaten nogal wat juridische haken en ogen aan.'Beide zakenpartners wilden deze zaken wel in deVOF brengen maar tegelijkertijd ook ieder afzonder-lijk eigenaar blijven. Het uitgangspunt was namelijkdat ze na een aantal jaren gemakkelijk weer uitelkaar moesten kunnen gaan. Bureau Heffingengooide hierbij roet in het eten. Volgens hen moest ereen langlopend pachtcontract zijn of er moest eigen-domsoverdracht plaatsvinden. Alleen dan zouden demestrechten benut kunnen worden. Bijkomend pro-

bleem was dat de VOF per 1 april 1998 in wasgegaan, maar het contract pas in november 1998met terugwerkende kracht werd getekend. In de tus-senliggende periode konden de mestrechten volgensBureau Heffingen niet benut worden. Uiteindelijkhebben de accountant en de notaris een oplossinggevonden door een splitsing aan te brengen in juri-disch en economisch eigendom. Het juridischeeigendom van de grond is nu van de VOF, terwijl heteconomische eigendom van Hoogenboom enMaaijen afzonderlijk is. Dezelfde constructie is toe-gepast voor het quotum, om problemen met hetCentraal Orgaan Superheffing (COS) te voorkomen.Het melkveebedrijf heeft één mestnummer.

Nadeel van een groot bedrijf is dat er veel overlegu-ren zijn. 'Je hebt te maken met een groter team, met

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 71

72 hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten

mensen die allemaal eigen wensen hebben. Je moetdus compromissen sluiten. Daar staat tegenover datje tijd wint doordat je efficiënter kan werken. Dedagelijkse gang van zaken inclusief beslissingenover kleine investeringen als machines, is in handenvan de heren. Eens per maand is er directieoverlegwaarbij ook de vrouwen aanwezig zijn. Dan wordende meer strategische zaken besproken, als uitbrei-dingsplannen of andere grote investeringen.

Beloning

Op het melkveebedrijf is een vaste medewerker indienst. Daarnaast is Maaijen driekwart van zijn tijdwerkzaam op het melkveebedrijf en Hoogenbooméén kwart van zijn tijd. In totaal zijn er dus twee VAKwerkzaam op het bedrijf. Nadat alle productiefacto-ren, grond, arbeid en kapitaal zijn beloond, wordt hetresterende deel van het bedrijfsresultaat verdeeld

naar rato van het ingebrachte quotum. Het quotumwordt zonder vergoeding ingebracht in de VOF. Voorarbeid houden de vennoten een gemiddeld onderne-mersinkomen aan zoals dat door het LEI berekendwordt. De vergoeding voor grond is 726 euro per ha,oftewel 1 tot 1,5% van de marktwaarde. De machi-nes zijn vanwege de snelle slijtage in gezamenlijkeigendom.

Zuivelbedrijf

Het zuivelbedrijf van de Hoogenbooms is flink mee-gegroeid met de melkveetak, maar staat buiten hetsamenwerkingsverband. Ze verwerken alle zelfgeproduceerde melk aangevuld met nog eens éénmiljoen liter die ze jaarlijks afnemen van een naburi-ge melkfabriek. Hierdoor zijn ze verzekerd van eenconstante aanvoer van melk zodat verwerking enafzet goed op elkaar kunnen worden afgestemd. Er

worden drie productconcepten op de markt gebracht:Verse zuivelproducten als melk, karnemelk, yoghurten vla, Turkse producten met het merk Ciftlik, waar-bij het vooral gaat om yoghurt en producten onderprivate label. Zo maken ze crème fraîche voor eengrote supermarktketen en leveren yoghurt in klein-verpakking en verpakt in kratten aan een luchtvaart-bedrijf. Hoogenboom: 'Doordat we een kleinschaligzuivelbedrijf hebben, kunnen we vergeleken met degrote bedrijven makkelijk voor niche-markten produ-ceren. Wij proberen met iedere liter melk zoveelmogelijk geld te verdienen. In het melkveebedrijfkomt dat neer op het zo laag mogelijk houden van dekosten. In de zuivelverwerking is het verhaal echtergeheel anders. Dan probeer je juist meer te verdie-nen met het product in plaats van de kosten laag tehouden. Ik kan net zo veel verkopen als ik wil maarik wil er wel wat aan verdienen. Het is dus constantzoeken naar de prijs waarbij we het meeste verdie-nen aan onze producten.'Op het zuivelbedrijf werken negen volwaardigearbeidskrachten. Vier werken in de zuivelverwerking,drie in de distributie en verkoop en twee houden zichbezig met ondersteunend werk, administratie enfinanciën. Het echtpaar steekt zelf veel tijd in het zui-velbedrijf waarbij Miranda zich vooral richt op deboekhouding. 'Maar ze heeft een goede kijk op zowelhet melkvee- als zuivelbedrijf', aldus Jan. 'Dat blijktwel uit de ideeën die ze inbrengt en die vaak wordenuitgevoerd.'De meeste kennis op het gebied van zuivelbereidinghebben ze ingekocht door 15 jaar geleden een zui-velchef in dienst te nemen die een opleiding hadgenoten aan de zuivelschool in Bolsward.

Cijfers in plaats van gevoel

'In de landbouw wordt veel te gevoelsmatig gewerkt',vindt Hoogenboom. 'Als je geld wil verdienen, dan

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 72

hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten 73

moet je de boel eerst cijfermatig onderbouwen enpas dan beslissingen nemen. Ook is het heel belang-rijk je resultaten te vergelijken met andere bedrijven.In de supermarktsector gebeurt dat bijvoorbeeld heelveel, terwijl het in de melkveehouderij nog absoluutniet gebruikelijk is. Melkveehouders hebben over hetalgemeen meer interesse voor fokkerij of mineralen-beheer dan voor economie. Een hoge melkproductieper koe is erg belangrijk voor veel boeren. Maar hetkost vaak meer dan het oplevert. Onze melkproduc-tie is met 6.500 kg melk per koe niet hoog, maar pastwel goed bij onze simpele bedrijfsvoering. Zoudenwe de melkproductie per koe willen opkrikken, dangaat dat al snel ten koste van de arbeidsproductiviteitomdat je je hele management moet aanpassen. Ikheb eens op een MINAS-studieclub gezeten die puurgericht was op mineralen. Er werd gesteld dat mest-opslag of een voermengwagen goede investeringenwaren om de mineralenbenutting te verhogen. Ofzoiets economisch ook wat op zou leveren vroegmen zich niet af. Toen ben ik er maar uitgestapt.Bedrijfsbezoeken vind ik dan ook alleen waardevolals je ook inzicht krijgt in de bedrijfseconomischegegevens.'

Een groot probleem in Nederland is volgensHoogenboom dat je in alle relevante netwerken rond-om de melkveehouderij steeds weer dezelfde men-sen tegenkomt. 'Het gevolg is dat organisaties als dekeuringscommissie van de KKM, LTO en besturenvan zuivelfabrieken allemaal dezelfde boodschapgeven. Daarmee bevestigen ze bestaande vooroor-delen. Dat is flink frustrerend. We moeten juist grens-overschrijdend durven denken.'

Toekomst

Vanwege de geweldig hoge grond- en quotumkostenziet Hoogenboom geen florissante toekomst voor de

Duurzaamheid op het bedrijf van Hoogenboom & Maaijen

Deelgebied Indicator Score

Economie Saldo (€/100 kg melk) 27,33Gezinsinkomen > € 50.000

Arbeid Arbeidsuren per week 55

Imago Aantal jaren eersteklas melk n.v.t.Celgetal 300

Aantal uren weidegang melkkoeien 200 dagen onbeperktGezondheidstatus1 BVD, LeptospiroseDiergezondheidskosten € 45 per koe

Ecologie MINAS N-overschot 86 kg per haMINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) 27 kg per haUreumgetal 25

1 Aangetoond vrij

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 73

74 hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten

Nederlandse melkveehouderij. 'Ik kan in de huidigestal nog 500.000 kg melk extra produceren, maar datkost me wel 750.000 euro. Wellicht dat we in de toe-komst een tweede bedrijf in Oost-Duitsland begin-nen, want daar koop je voor hetzelfde geld een heelbedrijf. Je moet melkvee houden op een locatie waarde basis-productiefactoren grond, arbeid en kapitaalnog normaal beschikbaar zijn.'

Hoek Spaans - Oudendijk1,1 miljoen kg melk per man dankzij robot

Een effectieve manier om de kostprijs te drukken is hetrealiseren van een hoge arbeidsproductiviteit. Daarinslaagt Piet Hoek Spaans uit Oudendijk. Samen met zijnvrouw Margaret heeft hij een melkveebedrijf met 125 koei-en met bijbehorend jongvee. Grotendeels in zijn eentjemelkt Piet een quotum van 1,1 miljoen kg vol. Dit is moge-lijk dankzij de aanwezigheid van twee melkrobots. 'Jemoet zoveel mogelijk melk produceren per ha grond enper arbeidsuur, dat levert het meeste op', stelt HoekSpaans. Aanvankelijk wilde hij groeien tot een tweemans-bedrijf zodat het werk wat makkelijker te organiseren zouzijn. 'Op een gegeven moment stond ik voor de keus: eenmedewerker in dienst nemen of een melkrobot kopen.' Dekeus viel op de laatste optie. 'Zo kon ik het bedrijf gemak-kelijk alleen runnen en hield ik de extra arbeidskosten zelfin de zak.' Sinds december 2000 melken twee Lely-melk-robots de veestapel. 'Sindsdien is de melkproductie perkoe flink gestegen, maar het grootste voordeel ligt op hetarbeidstechnische vlak. Bij een melkstal met grote capa-citeit zou ik zeker drie uur per dag bezig zijn met melken.Nu kost het me een half uur. De arbeidsbesparing is bij mijdan ook veel meer dan de 10% die wel genoemd wordt invakbladen.'

Arbeidsbesparing

'Ik zit 's ochtends vijf minuten achter de computer om deattentielijsten na te lopen. Basisprincipe bij de controle isdat koeien minder frequent de robot bezoeken als er ietsmis is. Vaak zijn het wel steeds dezelfde koeien die niet inde robot komen: oudmelkte koeien en vaarzen. Maarsoms is er ook een koe ziek. De weigeraars, hooguit drietot vier koeien, breng ik twee maal per dag naar de robot.Dat kost me weinig tijd, omdat ik het kan combineren methet controleren van de koeien en het schoonmaken van

de boxen.' Het hele koemanagement houdt Hoek Spaanszoveel mogelijk in eigen hand. Hierdoor is hij veel in destal en mist hij niet de controlemomenten die normaalgesproken tijdens het melken plaatsvinden. Inseminerendoet hij zelf. Dit is goed te combineren met de overigewerkzaamheden in de stal en kost hem, inclusief ontdooi-en en administratie, hooguit een kwartier per koe. De kal-veren geeft hij gewoon melk met de emmer. In tegenstel-ling tot het koemanagement besteedt Hoek Spaans hetlandwerk zoveel mogelijk uit. Alleen kunstmeststrooien,schudden en harken doet hij zelf. 'Door planmatig te wer-ken ben ik erg productief.' Nadeel van het vaste dagritmeis wel dat er geen tijd over is. Extra werkzaamheden alsonderhoud en opruimen schieten er dan ook vaak bij in.

Economie

Door zich sterk op een hoge arbeidsproductiviteit te rich-ten, realiseert Hoek Spaans zeer lage arbeidskosten.Deze bedragen slechts 5,58 euro per 100 kg melk, onge-veer eenderde van het gemiddelde in de melkveehoude-rij. Op andere onderdelen van de kostprijs moet hij echterwel veren laten schieten. De loonwerkkosten liggen met3,40 euro per 100 kg melk ruim boven het gemiddelde van2,15 euro. Daarnaast bedragen de jaarlijkse kosten vande melkrobots 2,89 euro per 100 kg melk (zie Tabel 1), ter-wijl de jaarlijkse kosten van een gangbare melkstal in debuurt van de 1 euro per 100 kg melk liggen. Uit onderzoekvan de Animal Sciences Group van Wageningen UR(Hogenkamp, 2003) blijkt dat de rendabiliteit van eenmelkrobot met name afhangt van de extra melkopbrengstper koe en de bespaarde arbeid. Ook de jaarkosten, dievaak zo'n 20% van de aanschafwaarde bedragen, hebbeneen flinke invloed op de rendabiliteit. Uitgaande van eenproductiestijging van 1.200 kg per koe en een arbeidsbe-sparing van 2,5 uur per dag, zoals bij Hoek Spaans hetgeval is, kan een robot echter snel uit.

Tabel 1 Aanschafkosten en jaarlijkse kosten van 2 melk-robots voor Hoek Spaans

Aanschaf 2 robots 240.500Terug via BTW-regeling 22.690Totale aanschafkosten robots 217.810

Afschrijving en rente (12,5 % per jaar) 27.226Onderhoud 4.538Totale jaarkosten 31.764Jaarlijkse kosten per 100 kg melk 2,89

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 74

hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten 75

Bosch - SwichumLage bouwkosten door huisvesting in open lucht

Hotse en Aagje Bosch uit Swichum hebben hun ligboxen-stal in 2003 omgebouwd tot slaapstal. Het voerhek is ver-plaatst naar buiten, waar de koeien zowel het voer als eenfrisse neus kunnen halen. Laag houden van de vastekosten is hierbij het uitgangspunt. Sinds 1988 is het bedrijf gegroeid van 27 ha erfpacht en380.000 kg melkquotum naar 56 ha erfpacht en 732.000melkquotum. Daarnaast wordt 26 ha natuurgebiedgepacht van Staatsbosbeheer. Ook voor de toekomststaat een snelle groei in quotum op het programma. Danmoet de huisvesting echter wel uitgebreid worden. Deoudste zoon van 21 jaar heeft interesse om het bedrijfover te nemen maar weet nog niet wanneer. Hotse enAagje Bosch hebben daarom gekozen voor een tussen-

oplossing: ze breiden het quotum uit maar bouwen geennieuwe stal. Daardoor heeft hun zoon straks alle ruimteom het bedrijf naar eigen inzicht in te richten. De lagegebouwenkosten geven bovendien meer ruimte voor uit-breiding van het quotum.Om voldoende ruimte te creëren om te groeien, zijn er lig-boxen geplaatst op de voergang van de ligboxenstal.Hiermee steeg het aantal ligplaatsen van 90 tot 130.Achter de stal bouwden ze een ondiep onderkelderderoostervloer met voergang. De mest wordt samen met hetregenwater overgepompt en opgeslagen in een grotemestsilo naast de stal. Het melkvee kan het ruwvoer uit-sluitend buiten halen. Het jongvee wordt zelfs volledig bui-ten gehuisvest. Ook de ligboxen zijn buiten geplaatst (ziefoto). Slechts een houten schot voor de ligboxen moet dedieren beschutten tegen harde wind en regen.

Het idee om de dieren buiten te houden ontstond enkelejaren geleden, toen de stal te klein werd om de drogekoeien te huisvesten. Bosch heeft toen een gat in de muurgemaakt, zodat de dieren tijdelijk naar buiten konden. Hijvoerde de koeien buiten. Dit beviel erg goed: de dierenwaren gezond en zelfs bij regen stonden de koeien nogrustig buiten aan het voerhek te vreten. Sommige blevenzelfs buiten staan herkauwen.

De bouwkosten voor de uitbreiding worden geraamd opzo'n 88.000 euro. Hiervan is 32.000 euro voor de mestop-slag en 56.000 euro voor de staluitbreiding. Bij veertigplaatsen komen de kosten per extra ligplaats hiermee op2.200 euro. Dit is ruim onder het gemiddelde van zo'n3.900 euro per koeplaats.

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 75

76 hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten

Den Hartog - LunterenGraslandboer bouwt tentstal

Cor den Hartog heeft een intensief melkveebedrijf inLunteren. Op 19 ha zandgrond melkt hij een quotum van380.000 kg vol. Omdat hij bijna 20.000 kg per ha melkt,probeert hij zijn grasland zo intensief mogelijk te benutten.Zijn doelstelling: een zo hoog mogelijk saldo behalen,zonder daarbij de MINAS-normen te overschrijden. Ditrealiseert hij door melk met hoge gehalten te leveren:gemiddeld 4,6% vet en 3,7% eiwit. Tegelijkertijd houdt hijer een niet al te gebruikelijk graslandmanagement op na.Den Hartog past het zogenaamde 'block-grazing' toe, incombinatie met siëstabeweiding. En als de koeien niet inde wei te vinden zijn, verblijven ze in een opvallende tent-stal.

Tentstal

Sinds eind 2003 houdt Cor den Hartog uit Lunteren zijnkoeien in een tentstal. Hiermee is hij één van de eerstemelkveehouders in Nederland met een dergelijke stal. InCanada en de Verenigde Staten wordt dit type stal al lan-ger toegepast in de melkveehouderij. De stal heeft wel watweg van een kas. De constructie bestaat uit een stalengeraamte met een koepelvormig dak, waarover één oftwee lagen kunststof folie zijn gespannen, met daarover-heen een schaduwdoek. De stal van Den Hartog heefteen dichte nok, de ventilatie vindt uitsluitend plaats doorhorizontale luchtstroming.De zijkanten van de stal zijn volledig open maar zijn bijveel wind of kou af te sluiten met windbreekgaas. Grootvoordeel van de stal zijn de lage bouwkosten, met 2.700euro per koe zo'n 65% van gangbaar. Daarnaast is de stalin vergelijking met een traditionele stal gemakkelijk uit tebreiden, door toepassing van systeembouw. Ook bestaatde mogelijkheid de stal te verplaatsen, door hem af te bre-ken en elders weer op te bouwen. Dit biedt melkveehou-

ders een grote flexibiliteit. Tenslotte biedt de stal veel licht,lucht en ruimte aan de koeien. Dit draagt bij aan eengoede gezondheid en vruchtbaarheid. De stal is voorzienvan een dichte vloer met blokprofiel. Het profiel bevat devorm van een honingraat (zeskantige blokken). DenHartog is zelf betrokken geweest bij het ontwerp vanzowel de stal als de vloer.

Blockgrazing'Block-grazing' wordt veel toegepast in Nieuw Zeeland, endraait om een zo hoog mogelijke grasproductie en benut-ting. Den Hartog hanteert het systeem met succes op zijnbedrijf. De koeien krijgen twee keer per dag een nieuwperceel. Den Hartog streeft ernaar de dieren in te scharenbij een zware snede van tweeduizend kg drogestof per haof meer. 'Dan heb je de maximale grasgroei te pakken enis het eiwitaanbod en de structuur in het gras beter inovereenstemming met de behoefte van de koe dan bij eenlichtere snede. Hierdoor is de benutting van het gras ende kwaliteit van de mest beter dan bij bijvoorbeeld omwei-

den. Bovendien besmeuren de koeien weinig gras omdatze maar een halve dag in een perceel lopen.' Als laatstevoordeel noemt Den Hartog de betere dichtheid van dezode.

De perceelsgrootte varieert afhankelijk van de drogesto-fopbrengst, maar schommelt rond de 0,2 ha. Dit betekentdat Den Hartog iedere dag bezig is om flexibele draadjeste verzetten. 'Dit beweidingssysteem kost inderdaad rela-tief veel arbeid, maar de grasopbrengst en -benutting zijnhoger dan bij andere systemen. Bovendien vind ik hetmooi om buiten in het land te zijn, dus zie ik het niet echtals werk.' Naast het weidegras krijgen de dieren op stal een eiwit-arm rantsoen van vloeibaar zetmeel, graszaadhooi en 4kg krachtvoer. 'Vloeibaar zetmeel past goed bij weidegras,want het wordt snel verteerd. Bovendien is het goedkoop.'Den Hartog slaat het op in een polyester silo en brengt hetmet een tankje op de krui voor het voerhek. 'Met dit rant-soen realiseer ik geen hoge melkproductie per koe maarhoud ik de kostprijs laag. En daar gaat het om.'

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 76

hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten 77

Kostprijs

De inkomens van melkveebedrijven staan onderdruk. De voorgestelde hervorming van het land-bouwbeleid, de mid-term review, drukt de basisprijsvan 26 euro per 100 kg melk in 2003 naar 20,30 europer 100 kg melk in 2007. Bij een gelijkblijvende toe-gevoegde waarde daalt de melkprijs ongeveer van34,95 euro (basis is melkprijs FCDF 1999 t/m 2002)tot 29,25 euro. Hier staat wel een compensatietegenover in de vorm van premies, maar die bedra-gen maximaal 3,55 euro per 100 kg melk in 2007(Voogd, 2003).In de periode van 2000 tot 2002 daalde hetgemiddelde gezinsinkomen (vergoeding voor arbeid,kapitaal en leidinggeven aan het bedrijf) van 49.700euro tot 39.600 euro, zo blijkt uit het Bedrijven-Informatienet van het LEI. Het LEI heeft berekenddat de inkomens als gevolg van de mid-term reviewteruglopen met ruim 15.000 euro. Dit betekent dat detoeslagen de prijsdaling van de melk onvoldoendecompenseren (De Bont et al., 2003). Alfa accoun-tants komen tot inkomensdalingen (afhankelijk vanverschillende aannames) van plus 1.000 euro tot34.000 euro negatief.Deze ontwikkelingen maken een bedrijfsvoeringwaarin kostprijs centraal staat een goede strategieom te overleven. De variabele kosten bedragenongeveer 25 procent van de totale kosten (Van derHoek en Hulder, 2003). Dit betekent dat, net zoalsHoogenboom aangeeft, verschillen in variabelekostenposten tussen bedrijven relatief klein zullenzijn. Besparing op de variabele kosten kan het bestevia het operationele management, bijvoorbeeld door

de hoogte van de kunstmestgift, en het tactischemanagement, bijvoorbeeld door te kiezen voorbeweiding in plaats van stalvoedering of andersom. Wezenlijke beïnvloeding van de kostprijs is mogelijkdoor op de vaste kosten te besparen. Die zijn te ver-lagen door veranderingen in strategisch manage-ment, door bijvoorbeeld te kiezen voor een goedko-pere stal of een intensievere of extensievere bedrijfs-voering.

Voor het verlagen van de kosten is onderscheid temaken in kosten van arbeid, grond, gebouwen enmechanisatie en loonwerk. Hoogenboom en Maaijen

Tabel 2 Bedrijfseconomische gegevens Hoogenboom enMaaijen (€ per 100 kg melk) en gemiddeld Nederlandsmelkveebedrijf

richten zich op het verlagen van de kosten voorarbeid, gebouwen, machines en loonwerk. Uit hunbedrijfseconomische boekhouding is te halen hoe zedat hebben gedaan. In Tabel 2 worden hun bedrijfs-economische gegevens vergeleken met de bedrijfs-economische gegevens van een gemiddeldNederlands melkveebedrijf in 1999.

Kosten verlagen door hogere arbeidsproducti-viteit

De melkproductie per honderd kg melk per arbeids-kracht is hoog en de kosten zijn laag bijHoogenboom en Maaijen. Uit Tabel 2 blijkt dat zehier de grootste winst boeken. Op veel melkveebe-

Relevantie en potentie

Hoogenboom (2000) Gemiddeld melkveebedrijf en Maaijen (2000) (1999/2000)1

OpbrengstenMelk 34,14 32,78Omzet en aanwas 0,25Overige opbrengsten 4,09 5,40 (incl. o&a)Totale opbrengsten 38,48 38,18

KostenMeststoffen 0,60 0,77Veevoer 6,25 5,14Overige variabele kosten 4,30 4,07Totaal variabele kosten 11,15 9,98

Arbeid 5,26 15,87Werktuigkosten en werk door derden 5,50 7,37Grond en gebouwen 5,93 7,49Quotering 1,96 4,75Overige vaste kosten - 3,29Totaal vaste kosten 18,65 38,78

Netto kostprijs 29,80 48,76Netto bedrijfsresultaat 8,68 -10,58

1 (LEI, 2003)

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 77

78 hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten

drijven lijken de arbeidskosten niet relevant, omdathet vaak gezinsarbeid betreft en daarom geenbetaalde kosten zijn. Hierdoor voelen melkveehou-ders niet direct de noodzaak deze kostenpost te ver-lagen. Toch is met een efficiëntere arbeidsinzet dearbeidsopbrengst flink te verhogen. De vrijgekomentijd zouden de ondernemers kunnen steken inbedrijfsuitbreiding, een tweede tak, een baan bui-tenshuis of in meer melken. Zeker wanneer externearbeid op het bedrijf aanwezig is, is het belangrijk omde arbeid efficiënt te benutten. Bijkomend voordeelvan een hoge arbeidsproductiviteit is dat het nettobedrijfsresultaat per honderd kg melk (zie tabel 2)met een grote melkplas wordt vermenigvuldigd. Zo ishet netto bedrijfsresultaat per honderd kg melk bijHoogenboom en Maaijen zo'n 19 euro hoger dangemiddeld. Op een quotum van twee miljoen kg is diteen verschil van 380.000 euro!

Kosten verlagen door goedkope huisvesting

Een andere kostenpost waar Hoogenboom goed opscoort, is de kostenpost grond en gebouwen. Ditkomt door de intensiteit van Hoogenboom enMaaijen. Ze hebben per honderd kg melk relatiefweinig kosten voor grond, al kan dit kan uiteraard welhogere kosten opleveren voor voeraankopen. Deandere oorzaak voor de lage kosten voor grond engebouwen zijn de lage kosten voor huisvesting. Demelkveehouders hebben een openfrontstal en heb-ben deze tot twee keer toe verlengd. De bouwkostenvan zo'n stal zijn lager dan van een 'gesloten' lig-boxenstal. De huisvestingkosten bedragen bijHoogenboom en Maaijen zo'n 2000 euro per koe-plaats. Ter vergelijking, in een ligboxenstal, met zesmaanden mestopslag, kost een koeplaats ongeveer3.400 tot 3.900 euro. Over de effecten van de open-frontstal op diergezondheid en dierwelzijn is weinigbekend.

Kosten verlagen door goedkope melkstal

Met de zeer sobere en eenvoudige melkstal bespa-ren Hoogenboom en Maaijen flink op de kosten voorinstallaties. De stal heeft ongeveer 45.000 eurogekost (exclusief 10.000 euro voor verbouw van hetgebouw) en heeft een capaciteit van 160 melkkoeienper persoon per uur. Melkstallen met een vergelijk-bare capaciteit zijn een stuk duurder. Een 32-standcarrousel melkstal kost 140.450 euro en een 25-stand carrousel melkstal kost 107.550 euro. Datlevert een behoorlijk verschil op in jaarlijkse kosten.Bij Hoogenboom en Maaijen zijn die, bij 10% afschrij-ving en 5% onderhoud, 6.750 euro. De 25-stand en32-stand carrousel melkstallen kosten jaarlijks res-pectievelijk 16.132 euro en 21.068 euro.

Lagekostenbedrijf Waiboerhoeve

Hoogenboom en Maaijen laten zien dat met een lagekostprijs een goede boterham te verdienen is in deNederlandse melkveehouderij. Een ander voorbeeldhiervan is het Lagekostenbedrijf van het Praktijk-onderzoek in Lelystad. Het Lagekostenbedrijf pro-beert een goed inkomen te behalen door de toege-rekende en niet-toegerekende kosten te verlagen.De toegerekende kosten (7,97 euro per 100 kg melk)zijn laag door lage voerkosten (3,27 euro per 100 kgmelk). Dit komt onder andere door het toepassenvan weidegang en lage krachtvoergiften. De kostenvoor grond en gebouwen zijn laag (7,33 euro per 100kg melk) doordat de aanwezige stallen op hetLagekostenbedrijf erg sober en kostenbesparendgebouwd zijn. De lage kosten leiden tot een saldovan 30,16 euro per 100 kg melk en een arbeidsinko-men op bedrijfsniveau van bijna 40.000 euro. Dit laatzien dat een lage kostprijs op verschillende manierente behalen: door wel of niet samenwerken, intensiefof extensief en dat voor verschillende typen bedrij-

ven toekomst bestaat in de Nederlandse melkvee-houderij.

Kosten verlagen door grondloos boeren

Ook grondloos boeren blijkt een goede strategie tezijn om de kostprijs laag te houden. Met behulp vanBBPR (BedrijfsBegrotings Programma Rundvee-houderij; een simulatieprogramma van het Praktijk-onderzoek Veehouderij) is het bedrijf van de familieEndendijk (zie hoofdstuk 5) doorgerekend en verge-leken met de situatie dat het bedrijf een voorNederland gemiddelde intensiteit van 12.000 kg melkper ha zou hebben. Bij een melkquotum van 525.000kg zou het bedrijf dan 44 ha omvatten. Uit de bere-keningen blijkt dat grondloos boeren ongeveer21.000 euro extra aan arbeidsopbrengst oplevert.Vooral de kosten voor loonwerk, machines en onroe-rende zaken zijn flink lager. Ook is minder arbeidnodig. De toegerekende kosten stijgen echter sterkomdat de melkveehouder het voer moet aankopen.Endendijk houdt echter de voerkosten (voor zowelruw- als krachtvoer) met bijna negen eurocent per kgmelk redelijk laag. Voor de mestafzet maakt hij geenkosten dankzij de productie van stromest.

Grondloos boeren heeft potentie voor melkveehou-ders in regio's met een hoge grondprijs die hunbedrijfsomvang willen vergroten. Aankoop van grondis dan economisch gezien niet interessant, terwijl demogelijkheden tot huren of pachten vaak ook beperktzijn. Ook is boeren zonder grond gunstig bij bedrijfs-overnames. Overname van dure landbouwgrond ineigendom vormt namelijk vaak het grootste struikel-blok bij bedrijfsovername. Hoewel hiervoor ookandere oplossingen zijn te vinden, zoals pachtcon-structies, is intensiveren niet voor niets vaak demeest renderende bedrijfsstrategie voor (jonge)melkveehouders. Tenslotte is grondloos boeren gun-

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 78

hoofdstuk 7 Sturen op lage kosten 79

stig voor de arbeidsbehoefte: minder land betekentminder werk.

Grondloos boeren heeft, gezien de maatschappelijkecommotie rond de intensieve veehouderij, negatievegevolgen voor het imago. Melkkoeien hebben danniet meer de mogelijkheid om te weiden. Daarnaastkunnen milieuproblemen op andere bedrijven enmogelijk zelfs op andere landen worden afgewen-teld. Op bedrijfsniveau is de ecologische duurzaam-heid waarschijnlijk goed, maar intensieve bedrijvenkunnen wel leiden tot een verstoring van de stikstof-balans op regio- of zelfs wereldniveau. Dit is op tevangen door bijvoorbeeld samen te werken met eenof meerdere akkerbouwers. Hierbij kan gedacht wor-den aan voer-voor-mest-contracten, waarbij eenregionale kringloop kan worden gerealiseerd.

Melkveehouders zijn zich onvoldoende bewustvan hun kostprijs.

Grote, intensieve bedrijven kunnen door desamenleving eerder worden geassocieerd met debio-industrie, waardoor het goede imago van demelkveehouderij schade kan ondervinden.Bovendien kunnen deze bedrijven negatievegevolgen hebben voor de kwaliteit van het land-schap.

Veel transport van dieren vergroot de kans opverspreiding van ziekten en heeft negatief effectop imago.

Er weinig kennis over effect van goedkope melk-en stalsystemen op melkkwaliteit, diergezondheiden dierprestaties.

matig

Sturen op lage kosten: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

Ir. Michel de Haan - onderzoeker bij Praktijkon-derzoek van Animal Sciences Group,Wageningen URGoed voor economie, minder voor imago

Hoogenboom en Maaijen gaan heel doelmatig te werkvoor een goed economisch resultaat en durven daarbijrisico's te nemen. Voorbeelden van maatregelen zijngeen jongvee, goedkope koeien aankopen, hoge kalver-prijs, weinig luxe en goedkope (melk)stal. Eventuele risi-co's zijn bijvoorbeeld hogere kans op veeziekten enhoger onderhoud van stallen en installaties. Met namede kostenbewuste houding en afstappen van de traditio-nele gevoelsmatige manier van boeren vind ik daarbijaansprekend. Verder is het goede resultaat op bedrijfs-niveau ook positief voor de sector (koopt niet veel en nietduurste van alles, maar blijft wel boer zodat toeleveran-ciers wel een klant houden; gaat vrij veel geld naar loon-werker) en rest van de maatschappij. Ook kan de maat-schap geld blijven uitgeven buiten de agrarische sectoromdat ze positief economisch draait. Innovatief is

bovendien de samenwerkingsvorm. Hoogenboom vindik daarbij vasthoudend in samenwerkingsconstructie omzowel kosten te verlagen als om melkveehouder te blij-ven.

Er is weinig arbeidstijd nodig voor het bedrijf (vrij kortewerkweken). Arbeid is voor de ondernemers wel steedsminder praktisch, met nogal wat overlegtijd om duidelijkeen goede afspraken te maken. Dit maakt het complex enwellicht kwetsbaar. Verder biedt dit bedrijf niet alleen deagrarische sector arbeid (loonwerk, medewerker, ver-breding) maar ook de maatschappij (zelfzuivel, vermark-ten e.d).Op imago scoort het bedrijf niet positief door vee-aan-voer (risico op ziekte insleep) en grootschalig industrieelkarakter. Van de andere kant kan het wel positief lijkendoordat het bedrijf over neventakken beschikt die demaatschappij wel erg waardeert.Het bedrijf scoort goed wat betreft mineralenoverschot-ten, maar is behoorlijk intensief. Dit kan leiden tot mest-afvoerverplichting bij het nieuwe mestbeleid.

Obstakels vooropschaling

7.qxd 30-7-2004 12:33 Pagina 79

8.qxd 30-7-2004 12:37 Pagina 80

hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken 81

Herman en Bernadien Bakhuis uit Daarle hebbeneen vernieuwende strategie voor bedrijfsontwikke-ling. Herman noemt het versmalling. Kern is hetafstoten van zoveel mogelijk taken naar arbeids-krachten buiten het bedrijf. De strategie van ver-smalling stelde Bakhuis in staat te groeien binnen devaste kosten die hij heeft. Binnen twintig jaar reali-seerde hij daardoor een groei in het melkquotum van280.000 kg melk naar 900.000 kg. 'Dat wat ik heb, wilik optimaal benutten.'

Versmallen

Het landwerk wordt bijna helemaal door de loonwer-ker gedaan en de opfok van jongvee is aan eenoudere collega uitbesteed. Bakhuis zelf beperkt zichtot melken, voeren en het management. Taken die hijals kerntaken bestempelt. En zelfs daarvan besteedthij deeltaken uit. Zoals het insemineren, bestrijdingvan ongedierte, twee maal per jaar preventief klauw-bekappen, veescheren en mollenvangen. Het mana-gement doet hij met een standaard managementprogramma. 'Daar stuur ik het bedrijf mee.'Zijn strategie wijkt af van die van boeren in de omge-ving. 'Wat anderen ervan denken, dat is niet zo inte-ressant, ik trek mijn eigen plan. Ze zeggen wel dat ikfanatiek ben.'Bakhuis heeft verhoudingsgewijs meer in quotumdan in land geïnvesteerd. 'Dat is rendabeler', zegt hij,want het rendement van grond is negatief. 'Als jeveel grond koopt, daalt je inkomen. De rentelastenzijn dan hoger dan je rendement.' Soms wijkt hij vandat principe af. Zo kocht hij in de jaren '90 land datnaast de huiskavel lag om de beweiding beter rondkrijgen.

Samenwerking als voorwaarde

Versmallen kan volgens Bakhuis niet zonder samen-werking. Dat laatste acht hij essentieel voor de toe-komst van de melkveehouderij en het platteland. Zijnverwachting is namelijk dat het aantal melkveehou-ders de komende tien jaar zal halveren. Maar doorsamenwerking met anderen is een 'win-win-situatie'te creëren. 'Door het lage rendement in de melkvee-houderij is kostenbesparing noodzakelijk. Eénmanier is besparen op de vaste kosten. Groeierskunnen dat realiseren door te gaan samenwerkenmet kleinere boeren of met oudere boeren zonderopvolger. Bijvoorbeeld door jongvee op hun bedrijf testallen. Zo'n alternatief huisvestingsysteem biedtgroeiers de kans hun bedrijfscapaciteit optimaal tebenutten terwijl die anderen kunnen blijven boeren.'Ook voor het platteland en de plattelandseconomievindt hij meer samenwerking tussen boeren heelgunstig. Door groei en het tegelijkertijd afstoten vanbedrijfstaken stelt hij veel mensen in staat te blijvenwerken, vindt Bakhuis. Kleinere en oudere boerenkunnen zo op hun bedrijf blijven zitten terwijl legestallen bij andere boerderijen worden benut. 'En alswe het cultuurlandschap willen behouden, dan moe-ten we de koeien buiten kunnen houden.'

Landwerkzaamheden en jongvee opfok uitbe-steed

Bakhuis werkt zelf op uiteenlopende manieren metcollega's samen. Hij koopt bijvoorbeeld samen metanderen machines in en hij heeft een overeenkomstmet een akkerbouwer afgesloten. Die laatste ver-richt, in ruil voor het gebruik van zijn grond (wisse-

BedrijfsgegevensPlaats DaarleArbeid 1 VAKMelkquotum 900.000 kgGrondsoort Leemhoudend zandOppervlakte cultuurgrond 54 ha

Grasland 30 haMaïs 21,5 haTriticale 2,5 ha

Intensiteit 19.000 kg melk / haAantal koeien 110Aantal jongvee 65Melkproductie per koe 8.400 kgVetgehalte 4,20%Eiwitgehalte 3,49%Verbreding Bernadien heeft part-time baan

Herman Bakhuis

Bakhuis - Daarle: Slim groeien door samenwerking

8.qxd 30-7-2004 12:37 Pagina 81

82 hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken

lende kavels), de landwerkzaamheden op zijn akker-bouwbunders, inclusief voerteelt. Alleen het kunst-meststrooien houdt Bakhuis in eigen hand. Het voor-deel voor de akkerbouwer is dat hij een ruimerevruchtwisseling heeft. Bakhuis op zijn beurt bespaartop arbeid en heeft weinig machines nodig. Ook datscheelt tijd, immers machineonderhoud en repara-ties zijn nauwelijks nodig.Voor de opfok van jongvee heeft Bakhuis een colle-ga melkveehouder zonder opvolger ingeschakeld.De eerste vier maanden verzorgt hij het jongvee zelf,daarna gaan ze naar het bedrijf van zijn collega.Bakhuis betaalt hem voer-, huisvesting- en arbeids-kosten. Van belang is dat hij en zijn collega dezelfdeideeën hebben over de opfok. Stieradvies wordtbepaald met SAP. Bakhuis geeft de keuze aan hetbegin van het jaar door aan de opfokboer. Mocht zijncollega er mee willen stoppen dan zijn er volgens

Bakhuis genoeg anderen die zijn plaats willen inne-men. 'Hier in de omgeving zijn veel oudere boerenmet kleine bedrijven te vinden. Die willen nog nietophouden en zijn op zoek naar een alternatief om dielaatste periode te overbruggen. Op hun eigen bedrijfzou hen dat niet lukken. Bijvoorbeeld omdat gebou-wen niet meer geschikt zijn voor melkvee en investe-ren niet slim is of onmogelijk. Door bijvoorbeeldjongvee op te fokken voor een andere boer kunnenze de gebouwen toch rendabel maken.'

Centraal melken

Op stapel staat een maatschap met een collega dienog tot zijn pensionering wil blijven boeren maar datniet op eigen kracht kan. Voor beiden biedt dat aan-zienlijke voordelen. Zo kan Bakhuis door 'centraal

melken' zijn stalcapaciteit optimaal benutten en dat iseconomisch efficiënter. 'Nadat ik het jongvee heb uit-besteed, heb ik de jongveestal omgebouwd totkoeienstal. In principe heb ik nu ruimte voor 140koeien. Als we centraal gaan melken kan hij door-boeren en ik kan de stalruimte die ik nog over hebbenutten. Zo'n samenwerkingsvorm biedt schaal-voordelen voor mij.' Daarnaast biedt het aangaanvan een maatschap Bakhuis de mogelijkheid hetmelkquotum van zijn collega (2,5 ton) tegen zeergunstige condities over te nemen. 'Omdat wij veelquotum hebben gekocht, heb ik veel afschrijvingenen dat drukt de winst. Voor ons is het dus niet inte-ressant om meer af te schrijven. Als je wel wilt groei-en maar niet wilt afschrijven, moet je een andereconstructie bedenken. Structureel leasen wordt ver-boden, dat biedt geen perspectief meer vanaf 2004.Maar het aangaan van een maatschap biedt welmogelijkheden.' De overname wordt over een perio-de van acht jaar gespreid. Zijn maat krijgt een winst-vergoeding voor het quotum dat hij inbrengt. Verderkan Bakhuis hem werk bieden. 'Hij kan hier komenmelken, tot zijn pensionering hoeft hij dus niet meerte solliciteren.' Daarnaast is er voor beiden het aan-zienlijke fiscale voordeel. 'Als hij zijn bedrijf in desamenwerking inbrengt, hoeft hij niet af te rekenenmet de fiscus. Normaliter moet je als je met je bedrijfstopt, zo'n 40 tot 50% bij de fiscus inleveren. Als jeeerst een samenwerking aangaat, hoeft dat niet. Datbetekent dat we die 40% onderling kunnen verdelen.Hij 20% en ik 20%, dus dat is financieel zeer voor-delig voor ons beiden'. Eventueel kan Bakhuis laterook nog de twintig ha van de maat pachten.

Samenwerking is maatwerk

Of een maatschap aangaan met een collega per-spectieven biedt voor andere melkveehouders, isvolgens Bakhuis afhankelijk van twee voorwaarden:

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 82

hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken 83

Voldoende quotum en geen arbeid over hebben. 'Ikzit nu met negen ton quotum aan het dak van wat ikmet mijn arbeid aan kan. Door met hem samen tewerken kan ik uitbreiden, hij kan de benodigde arbeidleveren. Samenwerking is in feite puur maatwerk. Stelje hebt als stoppende boer 2,5 ton melk en een nieu-we stal staan. Ja, dan is samenwerking moeilijkomdat die stal nog niet is afgeschreven. Maar in eenandere situatie kan het wel gunstig zijn. Je moet hetaftasten.'Bij het vinden van een maat heeft Bakhuis hulp gehadvan zijn DLV-adviseur en accountant. Met een doorBakhuis opgestelde profielschets van zijn potentiëlemaat, spoorden zij de partner op. Zijn accountant hadervaring met dergelijke samenwerkingsvormen. Ookde collega die zijn jongvee opfokt, is zorgvuldig gese-lecteerd. Bakhuis heeft anderhalf jaar naar de juistepersoon gezocht. De eerste boer stond hem niet aan,

bij de tweede zijn gebouwen niet. Degene die hij uit-eindelijk koos, zit op dezelfde lijn als hij. 'We denkenhetzelfde. Dat is één van de voorwaarden voor zo'nsamenwerking. We hebben uiteraard ook regelmatigoverleg.' Bakhuis eiste verder dat die collega alleenjongvee afkomstig van zijn bedrijf mocht opfokken.Op die manier konden de bedrijven één veterinaireeenheid, één bedrijf blijven. 'Dan heb je geen extraregels en gedoe aan je kop. Als het jongvee van meerbedrijven afkomstig is, krijg je te maken met twee ofmeer bedrijven en dat brengt een hoop administratie-ve rompslomp, extra investeringen en arbeid met zichmee. Dan moet je bijvoorbeeld een spoelplaats aan-leggen en de aan- en afvoer apart bijhouden.' Alslaatste sleutel voor een succesvolle samenwerkingnoemt Bakhuis dat je moet kunnen samenwerken. 'Ofje het kunt, heeft ook met je persoonlijkheid te maken.Het is niet voor iedereen weggelegd.'

Taken in eigen hand houden

Versmalling met de bijbehorende samenwerkingheeft voor Bakhuis grenzen. Een aantal taken wil hijpersé in eigen handen houden. Het gaat om viertaken die hij essentieel vindt voor de uiteindelijkebedrijfsresultaten. Het gaat om de kalveropfok gedu-rende de eerste vier maanden, voeren, graslandma-nagement en het strooien van kunstmest. Hij ver-trouwt deze taken niet aan iemand anders toe. Doorjarenlange ervaring weet hij beter dan anderen hoehij hierin de beste resultaten kan boeken. Ook plezierin het werk is een motief. Bakhuis licht toe:'Kalveropfok is de eerste vier maanden mooi werk,een liefhebberij van mij en ik kan het beter dan ande-ren.' Vooral de voeding en de gezondheidscontrolezijn in die periode cruciaal, ervaart hij. 'Ze zijn dankwetsbaar en als er iets mis gaat met de gezondheidkrijg je dat niet meer goed. Bovendien raken kalverengestresst als ze te vroeg weg moeten. Natuurlijk zou-den ze hier wel wat eerder weg kunnen. Maar deruimte waar ze in staan kan ik na drie maanden tochniet benutten, dus mogen ze van mij een maand extrablijven.'Over het zelf voeren zegt Bakhuis: 'Zo houd ik zelf decontrole en heb ik de mogelijkheid het rantsoen aante passen.' Hij voert de koeien in één groep. Hoewelhet rantsoen computermatig wordt berekend, is bij-sturen noodzakelijk, vindt hij. En dat bijsturen wil hijzelf doen. 'Ik zie of er een beetje stro bij moet voor destructuur, of dat het eiwitmengsel moet variëren. Dekwaliteit van vers gras varieert namelijk voortdurend.Je moet kijken naar het weer, het gras, de koe, of zeper dag genoeg vreten. Dat laatste kun je bijvoor-beeld zien aan de pensvulling en het aantal urenbeweiding. Voor al die zaken is ervaringskennisnodig.'Het derde wat Bakhuis zelf wil doen is het manage-ment. 'Grasland is ongrijpbaar en er is veel erva-ringskennis voor nodig om dat goed in de vingers te

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 83

84 hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken

krijgen.' Omdat hij zelf al twintig jaar boer is, vindt hijdat hij zelf het beste kan inschatten waar en wanneerer kan worden beweid en gemaaid. Vanaf eind meitot het najaar laat hij de koeien zes tot zeven uur perdag buiten lopen.Ook kunstmest strooien wil de veehouder zelf doen.'Dat is de beste garantie op de beste resultaten. Ikwil de bemesting scherp rondzetten en geen proble-men met MINAS krijgen. Daar komt opnieuw prak-tijkervaring en fingerspitzengefühl bij kijken, bijvoor-beeld bij het inschatten van de stikstofmineralisatiein de bodem. Als je het goed doet krijg je een hoge-re stikstof-efficiëntie en het geeft financieel voordeel.'Daarom maait Bakhuis ook in de herfst. 'Ik maai heten kuil het in. De melkkoeien willen de jonge spruitendie er vervolgens groeien wel vreten. Die spruitenkunnen ook nog wat stikstof opnemen. Het aanbodvan stikstof is in de herfstperiode laag.'

Kennisverwerving

Bakhuis heeft de kennis die hij op de MAS leerde opverschillende manieren aangevuld en vernieuwd. Hij

volgde bijvoorbeeld regelmatig cursussen, zoals dekaderopleiding melkveehouderij, computercursus-sen, Economische Vorming Toekomstige Onderne-mers, vaktechnische cursussen en een cursusgrensverleggend ondernemerschap. Daarnaastputte hij kennis uit deelname aan studieclubs zoalsde Delar-studieclub. 'Ervaringen uitwisselen met col-lega's is een goede manier om kennis op te doen.Tenminste, als iedereen betrouwbare cijfers heeft,dan kun je er veel van opsteken.' Ook deelname aanprojecten noemt hij als bron van kennis. Zo heeft hijzes jaar meegedaan aan het Project Praktijkcijfers.'Dat is een heel goed project, daar heb ik heel veelvan geleerd. Ik doe ook mee aan het Stimuland-pro-ject Stikstof op Scherp. In kunstmestgift ben ik gehal-veerd. Bij geleidelijke afbouw kan dat wel. Ik strooi

nu 125 tot 130 kg zuivere stikstof per ha. We werkenal vijf jaar onder de eindnorm. We voldoen aanMINAS, dat heeft ons nooit geld gekost. Sterker nog,het levert geld op. Je krijgt gezondere koeien, dekwaliteit van het gras verbetert en de koeien hebbenminder last van slijtage. Dat laatste komt door hetlagere ureumgehalte. Dat bevordert de dierenge-zondheid en -welzijn. We hoeven nu geen aanpas-singen in de stal te doen. En ons vervangingsper-centage is ook laag de laatste drie jaar: 9%, 19% en15%.'Externe adviseurs zijn ook altijd een belangrijke bronvan kennis voor Bakhuis geweest. 'Als je alleen metje eigen bedrijf blijft dan word je bedrijfsblind. Als jecontact houdt met anderen dan kom je met nieuwezaken in aanraking. Advies vragen is goed voor je

Hoogenboom & Maaijen - OudewaterGroei door samenwerking met buren

Jan en Miranda Hoogenboom hebben in 1998 hun melk-veebedrijf samengevoegd met dat van hun buren, Tom enTrix Maaijen (zie hoofdstuk 7) in Oudewater. Ze melkenop het bedrijf van de familie Hoogenboom waar ook alledriehonderd koeien staan. Grond (110 ha) en quotum (2miljoen kg) zijn in een VOF ondergebracht. Met desamenwerking willen beide families efficiënter werken.De economische resultaten laten zien dat dit klopt. Hetbedrijf melkt veel liters per persoon tegen een heel lagekostprijs: € 29,80 per 100 kg melk.

Het werk werd na de samenvoeging volgens een bepaal-de sleutel onderling verdeeld. Tom Maaijen stopt drie-kwart van zijn tijd in de koeien. Daarnaast is er een volle-dige medewerker en Hoogenboom steekt een kwart vanzijn tijd in het melkbedrijf. In totaal werken er dus tweevolwaardige arbeidskrachten. De rest van zijn tijd stopt defamilie Hoogenboom in hun zuivelverwerkingsbedrijf, dat

buiten de maatschap staat. De samenwerking is de groot-ste leverancier van melk. Ook de familie Maaijen is buitende samenwerking om een tweede tak gestart, eenpaardenpension met dertig paardenboxen.De dagelijkse gang van zaken in de samenwerking zoalsbeslissingen over investeringen, machines en dergelijkeis in handen van Jan Hoogenboom en Tom Maaijen. Eensper maand zijn ook de vrouwen aanwezig. Dan wordengrote zaken besproken en strategische beslissingengenomen zoals quotumplanning en grote investeringen.Zwak punt van het grote bedrijf noemt Hoogenboom deovername. 'Onze bedrijfsvoering is niet gericht op eenmogelijke overname, er staat ook nog niemand te pope-len.' In totaal hebben beide families tien kinderen, maarde meeste zijn nog te jong om hierover te kunnen beslis-sen. Een groot bedrijf runnen vraagt nu eenmaal om eenechte ondernemer. Ook is een groot bedrijf niet altijdgoed voor het imago. 'De buitenwereld is toch argwanendals je een bedrijf met 300 koeien hebt.' Bijkomend nadeelis dat er veel uren in overleg gaan zitten en dat somscompromissen nodig zijn.

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 84

ontwikkeling.' Hij heeft al sinds jaar en dag een advi-seur van DLV. Om de drie maanden komt er iemandvan DLV. De ondersteuning is zowel vaktechnischals strategisch. 'We lopen dan het hele bedrijf na. Datis heel goede begeleiding en het is enorm belangrijkvoor mij dat er iemand is die strategisch met memeedenkt. Verder rekent de mengvoerleverancier ophoofdlijnen het rantsoen met mij uit. De dierenartslevert eveneens specifieke kennis.' Ook de accoun-tant raadpleegt hij, bijvoorbeeld voor de vorming vande maatschap. Tot slot is Bakhuis is bestuurlijk actief.'Ik zit in het dagelijks bestuur van de GLTO-afdelingHellendoorn, het bestuur van de mengvoercoöpera-tie CAV Den Ham en in de klankbordgroep van deRabobank Twenterland.' Zo blijft hij op de hoogte vannieuwe ontwikkelingen en weet hij wat er in de sec-tor speelt.

Toekomst

Voor de toekomst is groei tot 1,2 -1,3 miljoen litergepland. 'Dat is het optimum hier. Als we nog meerwillen groeien, moeten we nieuw bouwen, maar datis een grote investering.' De melkkoeien wil de melkveehouder zo oud moge-lijk laten worden. Een stijging van de melkproductieis zeker geen doelstelling. 'We willen een koe meteen lange levensduur, een koe met een goedegezondheid dus. Meer melk per koe is niet het stre-ven. Onze koeien moeten op hun slofjes melkgeven.'

Duurzaamheid op het bedrijf van Bakhuis

Deelgebied Indicator ScoreEconomie Gezinsinkomen € 20.000 - € 30.000

Saldo per 100 kg melk € 28,71

Arbeid Arbeidsuren per week 65

Imago Aantal jaren eersteklas melk 16Celgetal 223

Aantal dagen weidegang Melkkoeien 150 dagen per jaar, pinken180 dagen en kalveren 80 dagen

Gezondheidstatus1 Leptospirose, IBR, Para TBC status 6Diergezondheidskosten € 55 per koe

Ecologie MINAS N overschot 76 kg per haMINAS P2O5 overschot (excl. kunstmest) 4 kg per haUreumgetal 26

1 Aangetoond vrij

hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken 85

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 85

86 hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken

Van der Hulst - Hazerswoude RijndijkBurgers betalen voor landschap en natuur

Nico van der Hulst heeft samen met zijn zoon Gerardeen melkveebedrijf met 1 miljoen kg quotum en 62 ha inHazerswoude Rijndijk, het Groene Hart van deRandstad. Nico is bestuurslid van de agrarische natuur-en landschapsvereniging Wijk en Wouden. Vanuit dezefunctie heeft hij het projectidee Tijdnood in het land vanWijk en Wouden gelanceerd. Met het plan willen boerenen gemeentes samen mogelijkheden creëren voor eenrendabele, maatschappelijk gewenste melkveehouderijin het gebied. 'De toekomst wordt te veel bepaald doorexterne ontwikkeling en te weinig vanuit het gebied zelf.Stedelijke uitbreiding en aanleg van infrastructuur als deHoge Snelheids Lijn zorgen voor een grote gronddruk,terwijl de boeren in het veeweidegebied kampen metflinke natuurlijke beperkingen, voornamelijk vanwegeeen hoge grondwaterstand en kleine percelen.' Het LEIbecijferde volgens Van der Hulst een verschil in kostprijsper kg melk van vier eurocent ten opzichte van de restvan Nederland. Met het gelanceerde plan wil de vereni-ging de band tussen stad en platteland opnieuw vorm-geven en een beter inkomen voor boeren realiseren.Het idee is om in alle omliggende gemeenten eengemeenteheffing van tweeëneenhalve euro per burgerte heffen. Deze heffing wordt aangewend als vergoedingvoor een aantal diensten die boeren de samenlevingleveren op het gebied van natuur, landschap, cultuur-historie en milieu. Boeren zouden aan 25 voorwaardenmoeten voldoen om in aanmerking te komen voor eenvergoeding van vijfhonderd euro per ha. Precies genoegom het verschil in kostprijs met de rest van Nederland tecompenseren. Hoewel het plan nog niet is gerealiseerd,lijken de gemeentes er positief tegenover te staan. Hetplan is inmiddels ingediend bij de provincie Zuid-Hollandom in aanmerking te komen als Pilot-gebied GroeneDiensten. Er zijn besprekingen gaande om tot uitvoeringhiervan te komen.

Van de Voort - LunterenGrondbank brengt vraag en aanbod bij elkaar

Jan Dirk van de Voort en Irene van der Marel hebben eenbiologisch melkveebedrijf in Lunteren (zie ook hoofdstuk5 en 14). Sinds enige tijd steekt Irene energie in hetopzetten van een grondbank. Deze grondbank moet vra-gers en aanbieder van grond in de regio bij elkaar bren-gen. Aanleiding is de behoefte aan extra grond om zelfbiologisch graan te telen. Daarmee willen de melkvee-houders kosten besparen; het biologische graan dat zenu aankopen is namelijk behoorlijk prijzig. Een tweedeaanleiding is de reconstructie die in de regio speelt. Degrondbank zou een mooi hulpmiddel zijn om de natuur-doelen van de reconstructie te realiseren. Irene denktdaarnaast ook aan verfraaiing van het landschap door hetinstandhouden en uitbreiden van houtwallen en het aan-leggen van fiets- en wandelpaden op boerenland.Probleem is dat er in de buurt nauwelijks grond te krijgenis om deze plannen uit te voeren. Niet alleen de hogegrondprijzen vormen een obstakel. Veel mensen willenhun grond gewoon niet verkopen. Gestopte boeren zijn

gehecht aan hun grond en zien niets in een natuurbe-stemming. Een grondbank zou volgens Irene uitkomstkunnen bieden. Voor vragers komt er pachtgrond voorra-dig. En de gepensioneerde boeren krijgen de garantie dathun grond een agrarische bestemming behoudt.Tegelijkertijd blijft de grond in eigendom en levert het ver-pachten extra inkomsten op. Irene en Jan Dirk hopen datook hun buurman grond in de grondbank gaat inbrengen.Als tegenprestatie zijn ze zelf bereid een hectare van huneigen grond een permanente natuurbestemming tegeven.Irene en Jan Dirk willen ook de Stichting ToekomstvisieLunteren betrekken bij hun plannen. Deze stichting ver-enigt burgers uit Lunteren die zich willen inzetten voorbehoud en verfraaiing van de natuurlijke omgeving vanhet dorp. Men wil dit zowel voor de bewoners zelf als voorrecreanten en toeristen aantrekkelijk houden. Een moge-lijkheid zou zijn dat de Stichting zelf grond aankoopt of datze boeren tegemoet komt door een deel van de pacht-kosten op zich te nemen. Als tegenprestatie bieden deboeren natuur aan.

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 86

hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken 87

Samenwerking met collega-boeren kan melkveehou-ders veel voordelen bieden. Een groot probleemwaar veel melkveehouders tegenaan lopen als zehun bedrijf willen uitbreiden, zijn de hoge kosten voorgrond, quotum, arbeid en machines. Door samen tewerken kunnen de veehouders de kosten van dezeproductiemiddelen verdelen. Ook is de benutting effi-ciënter. De samenwerkingsverbanden van Bakhuiszijn hiervan treffende voorbeelden.Samenwerking is ook mogelijk met partijen buiten delandbouw. Daarmee kan de landbouw invullinggeven aan maatschappelijke vragen op het gebiedvan bijvoorbeeld landschapverzorging, natuurbeheerof waterberging. Enkele nog prille initiatieven op ditgebied worden beschreven in twee kaders van dithoofdstuk.

Vormen van een maatschap

Het aangaan van een maatschap met een melkvee-houder die binnen een paar jaar met pensioen gaatom melkquotum over te dragen wordt ook wel huur-koop genoemd. Het kan beide melkveehoudersvoordeel opleveren. Het levert beide deelnemendemelkveehouders belastingvoordeel op. WanneerBakhuis quotum koopt zonder een maatschap te vor-men kan hij de afschrijving van het melkquotumgebruiken als afschrijfpost voor de belasting.Melkquotum kan tot nog toe in acht jaar worden afge-schreven. De Belastingdienst heeft echter plannenom het melkquotum in elf jaar te laten afschrijven. Deafschrijving kan als aftrekpost worden gebruikt,waardoor de werkelijke prijs die een melkveehouder

in deze situatie betaalt lager is dan de marktprijs. Bijeen belasting tarief van 35% betaalt de melkveehou-der 72% van de marktprijs en bij een belastingtariefvan 42% betaalt de melkveehouder 66% van demarktprijs (Stevens, 2003b). Wanneer een melkvee-houder al veel afschrijfposten heeft - zoals Bakhuis -wordt het aandeel van de marktprijs dat hij werkelijkbetaalt hoger.Voor de verkopende melkveehouder is de werkelijkontvangen prijs voor het melkquotum lager dan demarktprijs. De werkelijk ontvangen prijs is afhankelijkvan de gekozen constructie. Wanneer de verkopen-de melkveehouder er voor kiest om direct af te reke-nen met de fiscus dan ontvangt hij slechts 48% vande marktprijs, bij een belastingtarief van 52%.Wanneer een melkveehouder er voor kiest om eendeel van het geld in een lijfrente te stoppen dan ont-vangt hij 67% van de marktprijs.

Tabel 1 Financieel voordeel koper en verkoper (in euro's)

De maximale prijs die de kopende melkveehouderwil betalen is, uitgaande van een belastingtarief van35%, 72% van de marktprijs. De minimale prijs dieverkopende melkveehouder wil ontvangen is, uit-gaande van lijfrente, 67% van de marktprijs. In deberekening in Tabel 1 is gekozen voor een 50/50 ver-deling: afgerond 69% van de marktwaarde voor deprijs van het melkquotum. Bij een marktprijs van 1,60euro voor het melkquotum betekent dit een betaaldeprijs van 1,10 euro. Bij een saldo van 0,25 euro perkilo melk realiseert de koper een extra saldo van75.000 euro. Na aftrek van rente en aflossing is demarge 600 euro per jaar en 4.800 euro over achtjaar.Als de koper gaat samenwerken met de verkoper eneen maatschap vormt, waarbij de melk is gekochtvoor 300.000 x 1,10 euro = 330.000 euro, dan is demarge 2.850 euro per jaar (22.800 euro over achtjaar). Dit betekent dat de samenwerking 18.000 eurooplevert. Deze samenwerking is vooral aantrekkelijkals op het bedrijf voldoende aftrekposten aanwezig

Relevantie enpotentie

Voordeel koperSamenwerken Nee JaBetaald bedrag quotum 480.000 33.000Saldo 300.000 kilo melk 75.000 75.000Rente 14.400 9.900Aflossing 60.000 41.250Belasting 0 21.000Marge per jaar 600 2.850Marge in acht jaar 4.800 22.800Totale voordeel 18.000

Voordeel verkoperSamenwerken Ja Nee Nee Afrekenen of lijfrente Afrekenen Lijfrente Afrekenen Ontvangen bedrag 330.000 480.000 480.000Belasting 0 158.000 249.600Marge 330.000 322.000 230.400Totale voordeel 8.000 96.600

Bron: ABAB Accountants & Adviseurs, 2003.

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 87

88 hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken

zijn. Wanneer op het bedrijf veel andere afschrij-vingsposten aanwezig zijn, dan kan deze postomlaag. Het voordeel kan dan oplopen tot 186.000euro. Het voordeel van de verkoper ziet er als volgtuit. Door de samenwerking hoeft hij geen belasting tebetalen, zodat de marge 330.000 euro blijft. Demarge bij lijfrente is 322.000 euro zodat een finan-cieel voordeel van 8.000 euro ontstaat. Bij het directafrekenen met de belasting is het voordeel van desamenwerking 96.600 euro.

Huurkoop kan voor de verwerver min of meer gelijkekosten per jaar met zich meebrengen als het huidigeleasen, al is dat wel afhankelijk van de afgesprokentermijn waarin de quota economisch geheel zijnovergegaan. Een melkveehouder kan dit gemakkelij-ker opbrengen en hoeft hiervoor geen lening af tesluiten (Vogelzang et al., 2003). Voor de verkoper ishet voordeel van de gespreide betaling een lager fis-caal tarief dan bij (directe) verkoop. Het belangrijkstevoordeel van huurkoop ten opzichte van permanentleasen voor de sector is dat het uitzicht biedt op ver-werven in eigendom binnen een overzienbare perio-de. In die zin is het vooral kostenbesparend.Huurkoop vergt echter wel een (economische) relatiegedurende een aantal jaren tussen de kopende ende verkopende partij. Momenteel is dit vrijwel alleen

mogelijk in een maatschap, waarbij het COS sindskort een uitsluitend hierop gerichte maatschapvor-ming (samenvoeging quotumnummers) niet meertoelaat. Omdat Bakhuis niet alleen een economischerelatie heeft met de verkoper maar ook eenarbeidstechnische heeft deze beperking geeninvloed op de samenwerking van Bakhuis en zijnpartner.

Samenwerking met een akkerbouwer

De akkerbouwer verbouwt maïs voor Bakhuis in ruilvoor land van Bakhuis. De akkerbouwer verricht demeeste werkzaamheden in de maïsteelt, alleen hetmest uitrijden doet Bakhuis zelf. Voor het oogstenwordt de loonwerker ingeschakeld. Het voordeelvoor de akkerbouwer is dat hij het land van Bakhuisin zijn eigen rotatieplan kan opnemen. Dit betekentdus dat de maïs van Bakhuis niet altijd op zijn eigenland wordt verbouwd.Om de samenwerking te kunnen beoordelen zijn deloonwerkkosten van 24 hectare maïs van belang, dieBakhuis kwijt zou zijn zonder de samenwerking metde akkerbouwer. In tabel 2 staan de gemiddeldeloonwerktarieven voor de betreffende werkzaamhe-den.Het voordeel wat Bakhuis behaalt bedraagt zo'n7,730 euro (24 x 322 euro). Dit zijn de bespaardeloonwerkkosten. De akkerbouwer wil meewerkenaan deze manier van samenwerken aangezien hijelk jaar 24 hectare 'schoon' land heeft. Bovendienheeft hij de machines toch staan.

Uitbesteden jongvee opfok

Door het uitbesteden van de jongvee-opfok kanBakhuis meer melk produceren met gelijkblijvendevaste kosten. Zo kan hij zonder bouwen het aantal

melkkoeien uitbreiden van 110 naar 140. In tabel 3 iseen vergelijking gemaakt tussen de kosten van eigenopfok en uitbesteding.

Tabel 2 Loonwerkkosten maïsteelt1 (euro's).

1 De loonwerktarieven zijn afkomstig uit KWIN 2002/2003

Tabel 3 Jaarkosten eigen opfok en uitbesteding opfok bij64 stuks jongvee (euro's).

Bij het berekenen van de kosten is uitgegaan van 64stuks jongvee. Dit aantal is berekend door een ver-vangingspercentage te nemen van 30 procent en110 melkkoeien. Het blijkt dat het verschil in jaar-kosten zeer klein is, en voornamelijk afhankelijk tezijn van de dagvergoeding. De opfokkosten zijn bijhet zelf opfokken iets hoger dan bij het uitbesteden.De opfokkosten die nog gemaakt worden bij uitbe-steding zijn de kosten die de eerste weken gemaakt

Werkzaamheden Tarief

Wentelploeg drieschaar 143Rotorkop/schudeg 49Maïs zaaien + rijenbemesting (6 rij) 99Spuiten 31

Totaal 322

Zelf Uitbestedenopfokken opfok

Opfokkosten 21.595 766Arbeidskosten 6.159 396Dagvergoeding 0 35.040Huisvestingskosten 9.752 0

Totale opfokkosten 37.506 36.202

Bron: Stevens, 2002

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 88

hoofdstuk 8 Versmallen en verbreden door samenwerken 89

worden. In de berekening zijn kalveren de eerstetwee weken op het bedrijf aanwezig. In werkelijkheidhoudt Bakhuis zijn jongvee aan tot ongeveer vijfmaanden. Dit betekent dat het toch al kleine verschiltussen de opfok in eigen hand houden en de opfokuitbesteden kleiner wordt. Door het uitbesteden vanhet jongvee blijft meer ruimte over om koeien te mel-ken. Uit onderzoek van het praktijkonderzoek blijktechter dat dit pas rendabel wordt wanneer het melk-quotum is afgelost (Van den Pol-Dasselaar, 2003).Omdat Bakhuis het quotum echter tegen een lagereprijs kan verkrijgen zal het uitbesteden van jongvee-opfok ook eerder rendabel zijn.

Potentie voor sector en maatschappij

Samenwerking tussen boeren biedt vooral economi-sche voordelen voor deze boeren zelf. Op het niveauvan de sector kan sprake zijn van een efficiëntereinzet van productiemiddelen en een lagere uitstroomvan boeren. Hoewel op het eerste gezicht tegenstrij-dig, kan samenwerking dus zowel leiden tot schaal-vergroting en efficiëntere productie, als behoud vanboeren op het platteland. Deze boeren zullen zichwel meer specialiseren, en werkzaam zijn op groot-schaliger bedrijven. Samenwerking tussen boerenkan daarmee leiden tot een sterkere economischebasis voor plattelandsregio's.Samenwerking met partijen buiten de landbouw kan

leiden tot nieuwe afstemming van de landbouw opmaatschappelijke vragen. Ontwikkelingen op ditgebied zijn echter veelal nog pril, maar wel wenselijk.

Voor het samenvoegen van bedrijven wordt onderandere de mestwetgeving als zeer knellend erva-ren.

Er is onder melkveehouders behoefte aan kennisover hoe goede samenwerkingsvormen gestaltekunnen krijgen (juridisch/economisch).

Samenwerking vereist veel communicatie enafstemming. Een ondernemer moet hier welgeschikt voor zijn.

matig

Versmallen en verbreden door samenwerken:

globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

Ir. Michel de Haan, onderzoeker bij Praktijk-onderzoek van Animal Sciences Group,Wageningen URSamenwerking biedt voordelen, maar moet bij jepassen

Door de verschillende samenwerkingsvormen binnenhet bedrijf verdient de aanverwante agrarische sectorook geld. Bovendien blijven collegae agrariërs meeractief in de sector en blijft het geld (zowel voor aankoopvan productiemiddelen als het verdiende geld) binnende sector. Via de samenwerkingsconstructies wordtenerzijds voorkomen dat geld rechtstreeks van hetbedrijf uit de sector gaat naar de maatschappij (vooraankoop productiemiddelen of naar fiscus). Dit is ener-zijds wat negatief voor de maatschappij, maar te ver-wachten is dat geld verdienen op bedrijfsniveau ook leidttot hoge (privé)uitgaven richting de maatschappij.

Door specialisatie kan Bakhuis toe met een beperkt aan-tal arbeidsuren op het bedrijf. Verder houdt Bakhuis per-sonen in de rest van de agrarische sector ook aan hetwerk. Sterker nog, door zijn strategie wordt dat zelfsgestimuleerd (uitbesteden van werk, maatschap met

quotum en werk). Wel vergen de vele vormen vansamenwerking op bedrijfsniveau goede afspraken tus-sen personen, die ook nagekomen moeten worden.Anders wordt de situatie moeilijk werkbaar en mogelijkkwetsbaar. Hoewel deze strategie veel sociale contactenkan betekenen, is de veelheid van samenwerkingsvor-men niet passend bij alle personen. De een voelt zich erlekker bij, de ander zal het niet zien zitten en houdt nietvan afhankelijkheden of beperkt het liever tot éénsamenwerkingsvorm.Verder leidt deze strategie volgens mij nagenoeg niet totextra werk buiten de agrarische sector.

Door veel weidegang, goede gezondheidsstatus en eenbeperkt celgetal ontstaat een positief beeld van ditbedrijf richting sector en maatschappij. Een kritisch puntis wellicht de uitbesteding van jongveeopfok met slepenvan vee als gevolg, maar dit wordt goed opgelost door 1op 1 contact. Wat betreft milieuprestatie scoort het bedrijf goed opgebied van mineralenoverschotten. Maar sectoraal ofmaatschappelijk is het bedrijf wel behoorlijk intensief,waarbij mogelijk mestafvoerverplichting om de hoekkomt kijken bij het nieuwe mestbeleid.

Obstakels vooropschaling

8.qxd 30-7-2004 12:38 Pagina 89

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 90

hoofdstuk 9 Streven naar autonomie 91

In een werkgroep van de kerk over ontwikkelingssa-menwerking werden de ogen van André Mulder geo-pend. Hij kwam er achter dat zijn manier van boerendesastreus was voor boeren in de Derde Wereld.'We importeren veel voer uit de Derde Wereld, maarhet meeste geld blijft bij de tussenhandel liggen. Ookde enorme energieverspilling in de landbouw deedme schrikken. Zowel het directe als het indirecteenergieverbruik, via kunstmest en voerimport, zijnveel te hoog. En dat terwijl de fossiele brandstof overhonderd jaar waarschijnlijk op is.' Dit alles brachtMulder ertoe om op een meer verantwoorde manierte gaan boeren. 'Ik wilde mij onttrekken aan devicieuze cirkel van hoge voerimporten en energie-verbruik en stelde mij als doel zo onafhankelijk en vrijmogelijk te boeren. Onafhankelijk van bijvoorbeeldmengvoerbedrijven, fokkerij-organisaties en ban-ken.' De overstap naar een biologische bedrijfsvoe-ring in 1996 was dan ook niet meer dan logisch. Hetstreven naar volledige autonomie uit zich op ver-schillende gebieden van de bedrijfsvoering.

Eigen voer

Mulder verbouwt het voer zoveel mogelijk zelf. Dat isgoed te doen doordat hij een extensieve bedrijfsvoe-ring heeft met zo'n 7.500 kg melk per ha. Naast grasverbouwt Mulder voederbieten en triticale.'Voederbieten is een goede krachtvoervervanger,maar bevat te weinig zetmeel. Daarom verbouwenwe sinds kort ook triticale. Ik weet alleen nog niet ofik het ga dorsen of oogsten als Gehele Plant Silage(GPS).' Maïs is uit het bouwplan verdwenen.'Maïszetmeel is minder goed te verteren dan zetmeelin graan en de mechanische onkruidbestrijding is

een stuk lastiger.' Mulder verbouwt de bieten en hetgraan in rotatie met gras, waardoor het graslandeens in de tien jaar wordt gescheurd.

Vorig jaar zat Mulder op acht kg krachtvoer per hon-derd kg melk, maar binnenkort wil hij terug naar nul.Het weinige krachtvoer voert hij nagenoeg alleen inde winter. Dan bestaat het rantsoen uit graskuil, hooi,voederbieten en GPS. 's Zomers moeten de koeienhet vrijwel alleen met weidegras doen. Mulder hadaltijd een herfstkalvende veestapel, maar de MKZgooide roet in het eten. 'Een herfstkalvende veesta-pel is in mijn geval ideaal omdat ik de verse koeienin de winter voldoende krachtvoer kan bijvoeren.Voer je de verse koeien alleen weidegras dan gaande gehalten flink onderuit.' Inmiddels werkt Mulderweer toe naar een herfstkalvende veestapel.

Brown Swiss

'Een hoge melkproductie per koe is absoluut nietbelangrijk bij een extensief bedrijf als het mijne', steltMulder. 'Druk op de koe gaat ten koste van de koe enhet milieu. Bij een lagere productie is ook het econo-misch rendement veel hoger. Wel moet het eiwitge-halte zo hoog mogelijk zijn.' Holsteins zijn dan ookniet besteed aan Mulder. Sinds 1985 kruist hij in metBrown Swiss. 'Van oudsher hield mijn vader altijdMRIJ maar ik vond destijds dat de MRIJ-fokkerij opeen dood spoor zat. Er vond veel te veel inteeltplaats.' Na twaalf jaar rotatiekruising van BrownSwiss en Red Holstein, gebruikt hij sinds vijf jaaralleen nog Brown Swiss-stieren. 'Door de komst vanInterbull is de keus in Brown Swiss-lijnen sterk ver-groot. Vooral het hoge eiwitgehalte, hun kracht, de

BedrijfsgegevensPlaats ZwolleArbeid 1 VAKMelkquotum 247.000 kgGrondsoort Leemhoudend zandOppervlakte cultuurgrond 33 ha

Grasland 25 haTriticale 5 haVoederbieten 2 ha

Intensiteit 7.500 kg melk / haAantal melkkoeien 33Aantal jongvee 28Aantal stieren 7Melkproductie per koe 7.000 kgVetgehalte 4,90 %Eiwitgehalte 3,65 %Verbreding Tonny heeft part-time baan in de zorg

Mulder - Zwolle: Onafhankelijk en vrij boeren

Tonny en Andre Mulder

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 91

92 hoofdstuk 9 Streven naar autonomie

harde benen en sterke klauwen spreken me aan.Wel is het een zeer laatrijp ras. De eerste lactatie valtvaak tegen maar dat halen ze de volgende lactatiesruimschoots in. Een Brown Swiss-koe denkt eerstaan zichzelf, dan pas aan de boer', aldus eenenthousiaste Mulder. 'De gemiddelde leeftijd van deveestapel is nu vier jaar en zeven maanden maareen gemiddelde leeftijd van zes jaar moet makkelijkkunnen met dit vee.' In het kader van maximale auto-nomie wil hij ook de fokkerij zoveel mogelijk in eigenhand houden. 'Momenteel gebruiken we nog redelijkwat Duitse stieren, vooral vanwege hun goedebevleesdheid en hoge eiwitpercentage. Maar zodrade veestapel voldoende zuiver is, wil ik zoveel moge-lijk met eigen stieren fokken.'

Huisverkoop van vlees

André en Tonny verkopen al het vlees van hun vee-stapel rechtstreeks aan de consument. Hiervoor heb-ben ze een eenvoudige boerderijwinkel ingericht metdrie diepvriezers. De vleesverkoop levert eenbelangrijke bijdrage aan het inkomen. Per jaar slach-ten ze hiervoor dertien koeien en enkele stiertjes.André en Tonny krijgen een flink hogere prijs voor hetvlees dan wanneer ze hun vee aan een slachterijzouden leveren. 'Consumenten verlangen kwaliteit.Daarnaast willen steeds meer mensen graag wetenwaar hun voedsel vandaan komt en onder welkeomstandigheden de dieren geleefd hebben. Hieraankunnen wij voldoen,' aldus André. Voor een goedevleeskwaliteit fokt hij met de wat meer bevleesdeBrown Swiss-stieren. De klanten, waarvan demeeste uit het nabijgelegen Zwolle komen, weten de

boerderijwinkel goed te vinden. Behalve een paar fol-ders, investeren de Mulders niet veel in reclame.Mond-tot-mondreclame is het belangrijkst. De afzetloopt zo goed, dat ook de stiertjes worden aange-houden voor de slacht. Mulder laat ze wel castrerenomdat dat veiliger is en omdat ze dan zo met de pin-ken de wei in kunnen. De ossen worden geslacht opeen leeftijd van twee tot tweeënhalf jaar door eenslager in de buurt. 'Het is heel belangrijk om een sla-ger te vinden die mee wil werken, sommigen zienons namelijk als concurrent', weet Mulder uit erva-ring.

Weinig schulden, zeer hoog rendement

Tonny werkt mee op het bedrijf en neemt het groot-ste deel van de huisverkoop van vlees voor haarrekening. Daarnaast werkt ze parttime, voor twee-derde, als verpleegster in een ziekenhuis. 'Haarbaan is niet direct noodzakelijk, maar dankzij dezebaan zijn we nu wel nagenoeg vrij van schulden.'Externe financiering proberen ze namelijk tot eenminimum te beperken. 'Dit geeft een vrij en ontspan-nen gevoel. Sommige collega's noemen ons ouder-wets en vinden dat we te veel belasting betalen.Maar het betalen van belasting geeft juist aan dat jebedrijf goed draait! Veel boeren maken hoge schul-den, om maar geen belasting te hoeven betalen.Hierdoor nemen de financieringskosten zo toe dathet erg moeilijk op te brengen is in mindere tijden.Veel investeringen renderen namelijk niet. Nu demelkprijs onder druk staat komen sommige boeren alin liquiditeitsproblemen. Het rendement op het ver-mogen is gewoon te laag. Mijn bedrijf draaide in2001 een rendement van 11% op het geïnvesteerdevermogen, of 3% op basis van de liquidatiewaarde.'Mulder is duidelijk een meester in het maximaal latenrenderen van de gemolken liters. 'Ik streef naar eenhoog saldo per liter melk en probeer daarnaast ook

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 92

hoofdstuk 9 Streven naar autonomie 93

de vaste kosten laag te houden. Dat laatste is welmoeilijk, omdat ik de vaste kosten over maar weinigliters kan verdelen.' Mulder behaalde in 2002 eenaansprekend saldo van vijftig euro per honderd kgmelk.

Boerenkennis

Een gemiddelde werkweek van Mulder duurt zo'n 55tot 60 uur. Hiervan besteed hij één dag in de weekaan het vergaren of verspreiden van kennis. Lezen iszijn grote hobby. In de kast staan boeken van bij-voorbeeld de Franse boerenleider José Bovee enGhandi. 'Lezen is een goede manier om niet meege-sleurd te worden door kenniscentra in hun drangnaar grotere en efficiëntere bedrijven. Kijk, doorervaring leer je heel veel, maar bezinnen is minstenszo belangrijk. Als je altijd maar groter wilt worden,heb je geen tijd om te bezinnen of je bezig te houdenmet wat de consument wil.'Mulder zegt bij de verandering van de bedrijfsvoeringtegen weinig problemen te zijn aangelopen. 'Bij eentegenslag zoek je naar een oplossing of je laat loswaar je mee bezig was. Ik gebruik altijd de natuur alsinvalshoek en heb geleerd dat, hoe meer je hetgangbare denken los laat, hoe makkelijker je gaatboeren.'Mulder vindt het heel belangrijk dat boeren zoveelmogelijk van elkaar leren. 'Kennis moet niet van'bovenaf' opgelegd worden, maar boerenkennismoet worden gemobiliseerd. Ten slotte halen ookadviseurs hun kennis vooral uit de praktijk.Wetenschappelijke kennis heeft tot op heden weiniggoeds heeft geleverd.' De hele institutionele omge-ving, waaronder onderzoek, voorlichting, overheid enbelangenbehartiging vallen, zou volgens Mulder danook een stuk kleiner kunnen. 'Maar kennisversprei-ding en ontsluiting moeten goed georganiseerd wor-den!' Zelf ontvangen de Mulders regelmatig excur-

Duurzaamheid op het bedrijf van Mulder

Deelgebied Indicator Score

Economie Gezinsinkomen € 30.000 - € 40.000Saldo € 44,81 per 100 kg melk

Arbeid Arbeidsuren per week 58

Imago Aantal jaren eersteklas melk 17Celgetal 206

Aantal dagen weidegang Melkkoeien 200 dagen, pinken 240 dagen,kalveren 120 dagen per jaar

Gezondheidstatus1 Leptospirose,Para TBC status 6

Ecologie MINAS N overschot 5 kg per ha2

MINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) -6 kg per ha2

Ureumgetal 32,51 Aangetoond vrij 2 gemiddelde 2000-2001

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 93

94 hoofdstuk 9 Streven naar autonomie

sies. Hier vragen ze geld voor, zeker als ze adviseursrondleiden, want kennis moet betaald worden. 'Alsonderzoekers dan toch wat moeten doen, dan zou-den ze de werking van de bodem moeten onderzoe-ken. Daar is weinig over bekend.'

Toekomst

Mulder is een enthousiaste boer en probeert ook zijnkinderen (13, 11 en 9 jaar) te motiveren voor het boe-renvak. 'Als er één boer wil worden, dan kan dat, ookmet een bedrijf van deze omvang. Omvang is name-lijk niet belangrijk, het gaat om rendement. En er iswel degelijk toekomst voor de Nederlandse melkvee-houderij.' Plannen voor de toekomst heeft Muldergenoeg. Zo is hij van plan een serrestal te bouwenvoor de koeien (zie Den Hartog, hoofdstuk 7). 'Zo'nstal is publieksvriendelijk omdat je zo naar binnenkan kijken. Daarnaast zijn de bouwkosten laag, komter veel licht binnen en is het klimaat uitstekend voorde koeien.' Een andere gedachte waar Mulder meeloopt, is om zelf zijn energie te gaan opwekken.Autonomie ten voeten uit. Hoe, dat weet hij nog nietgoed. 'Wellicht is windenergie interessant, zo is ereen nieuw soort windturbine ontwikkeld die op dakenvan gebouwen geplaatst kan worden. Alleen deterugverdientijd is nog te lang.'

Kok - Hoogland Zo min mogelijk inputs

Op het biologisch-dynamische melkveehouderijbedrijfvan de familie Kok in Hoogland verdienen twee broers eneen zus binnenkort ieder hun inkomen. De basis is eenmelkquotum van 128.000 liter. Ze proberen met zo minmogelijk externe inputs te werken en ook de verwerkingen afzet is grotendeels in eigen handen. Formeel gezienis het bedrijf in tweeën gesplitst. Jos Kok beheert inmaatschap met zijn vader Herman en broer Wim hetmelkveebedrijf. Jos, Wim en hun zus Jacqueline runnensamen in een VOF de zuivelbereidingstak en de verkoop.Dankzij de gunstige ligging, vlak tegen Amersfoort aan, isde afzet goed.

Waar mogelijk zet de familie eigen arbeid en kennis in.Zoon Jos ontwierp de stal waarna alleen nog een metse-laar nodig was. Zijn broer onderhoudt en repareert demachines en Jos stelt het boekhoudrapport op, wat hij inzijn studie bedrijfseconomie geleerd heeft. Veevoer ver-bouwen ze zelf. Alleen de rode bieten in het winterrant-soen ruilen ze deels uit tegen mest met een biologischeakkerbouwer. Verder zetten ze hun eigen dekstieren in.Ook heeft de familie een uitgebreid machineparkwaardoor vrijwel nooit een loonwerker nodig is. Datscheelt geld en bovendien zijn ze daardoor niet afhanke-lijk van het werkschema van de loonwerker. Volgens Josleidt deze onafhankelijkheid van externe input tot kwali-teitsverbetering. Het eigen machinepark maakt het bij-voorbeeld mogelijk altijd bij mooi weer te maaien, watbeter is voor de voerkwaliteit. Verder kunnen ze hun klan-ten garanderen dat het veevoer gmo-vrij is. Het werkenmet eigen dekstieren versterkte de veestapel. 'Het KI-sperma bevat namelijk antibiotica en ook chemische stof-fen voor de conservering. Dat geeft zwakke koeien.Verder gebruikte mijn vader vanaf '79 geen penicillinemeer. Daardoor hebben we nu een sterke veestapel.'

De onafhankelijkheid is ook aan de verwerkings- enafzetkant terug te vinden. Sinds twee jaar verwerkt defamilie de melk op het bedrijf zelf. In eerste instantiemaakten ze karnemelk en yoghurt van de melk. Laterbesloten ze ook kaas te gaan maken, eens in de week.Samen met zijn zus Jacqueline volgde Jos Kok een cur-sus kaasmaken.De afzet van de producten verloopt via zo min mogelijkschakels. Een kleine helft van de zuivelproducten ver-koopt de familie via de boerderijwinkel. Verder is er vleesvan eigen vee te koop, ingevroren en voorverpakt engroenten en producten die elders zijn ingekocht. Sinds deMKZ gaat de rest van de zuivelproducten weg via deafzetkanalen van het biologische melkveehouderijbedrijf'Veld en Beek' in Wageningen. Een deel van het vleeswordt ook via een vleeshandelaar verkocht.

Jos wil nog een stap verder gaan in autonomie. Hij is vanplan weg te gaan bij Skal en in plaats daarvan een vere-niging van klanten op te richten. Dat hij dan niet meer offi-cieel biologisch is deert hem niet. 'De burgers die lid zijnvan zo'n klantenvereniging moeten mij dan als boer gaancontroleren, dus ze gaan mee bepalen hoe ik moet boe-ren. Dat versterkt de klantenbinding, de anonimiteitneemt af en ik kan meer kennis over dragen dan nu. Tothoe ver de macht van de klanten moet reiken, moeten wenog bekijken.'

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 94

hoofdstuk 9 Streven naar autonomie 95

Betekenis

De letterlijke betekenis van autonomie is zelfstandig-heid met betrekking tot economische verhoudingen.André en Tonny Mulder vullen dit in door onafhanke-lijk te worden van de toeleverende en dienstverle-nende industrie. Met de verbouw van eigen kracht-voer willen ze de aanvoer van dure biologischemengvoeders beperken. Aankoop van kunstmest enpesticiden hoeft ook niet meer sinds het bedrijf biolo-gisch is. Het grote aandeel eigen vermogen in hettotale vermogen (hoge solvabiliteit) maakt het moge-lijk weinig geld van de bank te lenen. In de toekomstwil Mulder zijn eigen stierenlijn opzetten. Zo kan hijstieren gebruiken die in zijn bedrijfssituatie het bestepassen. Hij voert geen melkkoeien of kalveren aanen de stierkalveren mest hij op het eigen bedrijf af.Ook is Mulder bezig met kleinschalige windenergieom in de toekomst in ieder geval in zijn eigen behoef-te van energie te voorzien. Al met al een hele opsom-ming van bedrijfskenmerken die ervoor zorgen dathet melkveebedrijf zelfstandig is met betrekking toteconomische verhoudingen: autonoom dus.De autonome bedrijfsvoering maakt het melkveebe-drijf van de familie Mulder minder gevoelig voorinvloeden van buitenaf. Belangrijkste kenmerk vanautonoom boeren is het zelf verbouwen van kracht-voer. In onderstaande paragraaf wordt kort in gegaanop (on)mogelijkheden van zelf krachtvoer verbou-wen.

Relevantie enpotentie

Van der Laan - KamerikOp weg naar regionaal gesloten keten

Koos en Monique van der Laan melken met 32 MRIJ'seen melkquotum van 160.000 kg vol. Ze willen zo onaf-hankelijk mogelijk boeren van toeleverende en verwer-kende bedrijven. Hierdoor kunnen ze lage toegerekendekosten en hoge opbrengsten realiseren. Monique: 'Jeschakelt eigenlijk zoveel mogelijk markten uit, waardoorje zelf meer invloed hebt op de prijs van je product.' Koosen Monique realiseerden in 2002 een saldo van 0,65 europer kg melk. De Van der Laans kopen zo min mogelijkvoer aan. Het rantsoen van de MRIJ-veestapel bestaatvoor het grootste deel uit gras van eigen land met daar-naast een minimale hoeveelheid aangekocht krachtvoer.De krachtvoerkosten zijn daardoor met 1,80 euro per kgmelk zeer laag. Ook de kosten voor fokkerij (inclusiefmelkcontrole 0,50 euro/kg melk) zijn laag doordat dejongveestapel en een deel van de veestapel gedekt wor-den door eigen stieren. De veeartskosten omvatten nage-noeg alleen de kosten voor de periodieke bedrijfsbezoe-ken (PBB's). Kosten voor bemesting of bestrijdingsmid-delen zijn er niet, omdat de Van der Laans sinds 1998ecologisch boeren. Dat brengt een meeropbrengst per kgmelk van bijna zes eurocent. Ze verkopen al het vlees vanhun veestapel aan huis. Een slager in de buurt slacht hetvee, verpakt het in kleine porties en vriest het in. Het diep-gevroren vlees wordt thuis opgeslagen in diepvriezers,waar Koos en Monique het verkopen aan hun (vaste)klanten.Koos en Monique willen de lijnen tussen de verschillendeschakels in de keten zo kort mogelijk houden en zoveelmogelijk lokaal samen werken. De samenwerking met deplaatselijke slager en het zelf ter hand nemen van devleesverkoop zijn hier een mooi voorbeeld van. Koos en Monique streven ernaar al het benodigde voerzelf te verbouwen. 'Het zou ideaal zijn om de kringloop ophet bedrijf zelf gesloten te krijgen.' Daarvoor is wel extragrond nodig. Recent hebben Koos en Monique daarom

16 ha land van de buurman gekocht. De huiskavelbedraagt nu 26 ha, daarnaast ligt er 7 ha iets verderop.Dankzij de extra grond hoeven ze minder krachtvoer aante kopen, kunnen ze nu meer jongvee aanhouden en den-ken ze erover om de kalveren bij de koeien te latenzogen. Ook denken ze aan het afsluiten van natuurcon-tracten, om zo wat extra opbrengsten uit de grond tehalen. Om volledig grondgebonden te worden nemenKoos en Monique in de toekomst wellicht het akkerbouw-bedrijf van de vader van Monique in West-Brabant over.Monique heeft in ieder geval de kennis in huis voor deverbouw van akkerbouwgewassen. Alleen de flinkeafstand tussen de twee bedrijven zal nog om een creatie-ve oplossing vragen.

Burger betrekken bij bedrijfIn het nieuwe land zit een geriefbosje en een klein akker-tje, wat ze willen gebruiken voor het organiseren vannatuurwandelingen en recreatiemogelijkheden (bijv. pick-nicken). Zo willen ze de burger in contact brengen metlandbouw en natuur. Sinds kort bieden Koos en Moniqueook vergaderruimte aan, eventueel in combinatie metbedrijfsexcursies. De catering voor kleine groepen ver-zorgen ze zelf, voor grote groepen schakelen ze de plaat-selijke scharrelslager en bakker in. Nu zijn er plannenvoor de verkoop van eigen producten: appelsap vaneigen hoogstamfruit en boerenijs. De nevenactiviteitenzijn een belangrijke poot onder het bedrijf, en dragen voorzo'n 0,20 euro per kg melk bij aan het saldo.

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 95

96 hoofdstuk 9 Streven naar autonomie

Eigen krachtvoer verbouwen

Opname van krachtvoer in het bouwplan is alleenmogelijk als het bedrijf land over heeft en genoegruwvoer, namelijk gras en maïs, ingekuild heeft. Deondernemer kan echter ook voor andere mogelijkhe-den kiezen: het land verhuren, vermarktbare gewas-sen telen en het quotum uitbreiden waardoor hetland weer gebruikt wordt voor de productie van grasen maïs. De vraag is natuurlijk wel of het land ookvoor andere doeleinden gebruikt kan worden en watbijvoorbeeld maïs opbrengt bij verkoop. Wil een vee-houder GMO-vrij voer dan moet hij of biologischkrachtvoer aankopen of zelf gaan verbouwen.Het verbouwen van eigen krachtvoer vereist wel spe-cifieke managementcapaciteiten van de melkvee-houder, hij is immers geen akkerbouwer. OnderNederlandse omstandigheden komen voor de teeltvan eigen krachtvoer grasbrok, MKS (maïskolvensi-lage), CCM (Corn Cob Mix) en triticale (kruising vantarwe en rogge en voederbieten) in aanmerking. In Tabel 1 staat enkele kenmerken van de verschil-lende krachtvoeders weergegeven. Grasbrok is nietin deze tabel opgenomen omdat gras niet geteeldwordt voor de productie van grasbrok maar voor deproductie van weidegras of kuilgras.

Mulder verbouwt triticale en voederbieten. Uit Tabel1 blijkt dat voederbieten en triticale zonder premiehet hoogste saldo halen. Wanneer met premie wordtgerekend is MKS een beter alternatief. Wie graan alskrachtvoer verbouwt moet veel weten over de bestrij-ding van ziekten en onkruiden en het vervoederen.De teelt van lupine is in Nederland vrijwel onbekend.In het buitenland worden hier echter positieve resul-taten mee gehaald. Met name het hoge DVE-gehal-te maakt lupinen interessant als krachtvoer.Voederbieten hebben de hoogste VEM-opbrengst.Toch is het perspectief beperkt vanwege de grotearbeidsbehoefte en de extra kosten voor opslag en

Tabel 1 Eigenschappen van verschillende krachtvoeders

Eigenschap Voederbieten Triticale Lupine MKS

Droogtegevoeligheid 7 6 4 4pH-range 5,5-7,0 5,0-7,0 5,0-7,0 4,5-6,5Bodemstructuur 6 9 8 6N-bemesting 200 150 0 180N-binding 0 0 300 0P2O5-bemesting 80 80 0 80Onkruid gevoeligheid 6 7 4 6Inkuilbaarheid 6 9 9 7KVEM-opbrengst 13.016 7.509 9.747 4.322DVE-opbrengst 945 574 556 543Saldo inclusief Mc Sharry (/ha) 324 346 203 388Saldo exclusief Mc Sharry (/ha) 324 36 -154 -32

Bron: de Boer et al., 2003

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 96

hoofdstuk 9 Streven naar autonomie 97

voeren. Dit waren ook bijvoorbeeld ook de redenendat proefbedrijf De Marke voederbieten uit het bouw-plan heeft gedaan.Voor biologische melkveebedrijven is het eerder inte-ressant om eigen krachtvoer te gaan verbouwenomdat biologische krachtvoeders duur zijn. Naar ver-wachting worden de biologische krachtvoeders nogduurder wanneer vanaf augustus 2005 krachtvoe-ders volledig uit biologische grondstoffen moetenbestaan. Verbouw van eigen krachtvoer verminderthet energieverbruik voor krachtvoerproductie.Hierdoor neemt het gebruik van fossiele brandstoffenaf net als de emissie van broeikasgassen.

Economische resultaten autonoom boeren

Om te kijken wat de effecten zijn van autonoom boe-ren zijn de economische resultaten van de familieMulder vergeleken met die van alle Bioveembedrij-ven. De melkopbrengsten van de Bioveembedrijvenwaren in 2002 ruim twee eurocent per kg lager (tabel2). Dit komt vooral doordat vier bedrijven te makenkregen met het faillissement van hun melkafnemer.De melkopbrengst van de overige tien bedrijven isslechts licht lager (zie getal tussen haakjes).

De totale opbrengsten op het bedrijf van de familieMulder zijn duidelijk hoger dan de opbrengsten op deBioveembedrijven. Dat is te danken aan de hogeopbrengsten per kg melk omdat Mulder biologischemelk met hoge gehaltes levert. Ook de huisverkoopvan vlees draagt bij aan de hoge inkomsten.Daarnaast zijn de toegerekende kosten erg laag.Zowel de voerkosten als fokkerij- en diergezond-heidskosten zijn ruim onder gemiddeld. Dit resulteert in een saldo dat 5,6 eurocent hoger isdan het gemiddelde Bioveembedrijf. Mulder wil op ditmoment niet groeien in melkquotum omdat dit niet inzijn situatie en visie past. Hij streeft naar maximale

zelfvoorziening met een inkomen dat voldoendehoog is. De vaste kosten bij Mulder zijn hoog omdathij die op relatief weinig kilogrammen deelt. Het gaathier echter voor een belangrijk deel om berekendekosten zoals arbeid en rente. De kasstroom is danook wel goed. Dit blijkt ook uit de reserveringscapa-citeit die per kg melk behoorlijk hoog is (Beldman etal., 2003). Dankzij de autonome bedrijfsvoering enweinig investeringen heeft Mulder een extreem hoogrendement op het geïnvesteerde vermogen (11% in2001). Het rendement op basis van liquidatiewaardeis met 3% ook nog altijd een stuk hoger dan bij demeeste Nederlandse melkveebedrijven, die over hetalgemeen nog geen 2% halen.

Dit betekent dat het autonoom boeren van Mulder toteen goed inkomen kan leiden. Nadeel van dezemanier van boeren is dat het vrij kleinschalig is endat hij de vaste kosten niet kan verdelen over eengroot quotum. Hierdoor kan het lastig worden vooreen eventuele bedrijfsopvolger om het bedrijf over tenemen. Immers, een opvolger zal zich flink in deschulden moeten steken om het bedrijf over tenemen. Met name de dure grond is dan een struikel-blok. Dit betekent dat de vaste lasten flink zullen toe-nemen. Omdat een flinke lening nodig is, zal eenopvolger dus op financieel gebied de strategie vanautonoom boeren moeten laten varen. Ook zal hetrendement op het geïnvesteerde vermogen dan

Tabel 2: Economisch resultaat 14 Bioveem bedrijven en Mulder voor 2002 (euro's)

Bioveem Mulder

Melk en zuivel 37,65 (40,53) 42,26Omzet en aanwas 4,75 6,75Overig 8,00 8,00Totaal opbrengsten (a) 50,40 57,01Veevoer 5,86 7,09Overige kosten vee en gewassen 5,50 5,11Toegerekende kosten (b) 11,36 12,20Saldo per 100 kg melk (a-b) 39,05 44,81

Bewerkingskosten 29,06 45,46arbeid (betaald en berekend) ( c) 21,52 33,85werk door derden 3,70 6,67afschrijving machines en werktuigen 3,84 4,94

Grond & afschrijving gebouwen 6,60 7,03Huur quota 0,30 0,00Rente (berekend) 8,53 11,69Overig 11,36 10,72Niet toegerekende kosten (d) 55,85 74,90Kosten (b+d=e) 67,21 87,10Netto bedrijfsresultaat (a-e=f) -16,81 -30,09Reserveringscapaciteit 9,07 11,86

Bron: Beldman et al., 2003

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 97

98 hoofdstuk 9 Streven naar autonomie

lager uitvallen en dicht in de buurt van het rendementop liquidatiewaarde komen.

Overige effecten autonome bedrijfsvoering

Ecologisch en sociaal gezien lijkt de bedrijfsvoeringvan Mulder veel potentie te hebben. Mulder legt doorzijn autonome bedrijfsvoering weinig beslag op zijnomgeving. Door alle veevoer zoveel mogelijk zelf teverbouwen, bespaart hij flink op transport en daar-mee ook op CO2-uitstoot. Veel veevoedergrondstof-fen voor de Nederlandse veehouderij komen name-lijk van overzee, onder andere uit Zuid-Amerika enAzië. In hoeverre de (arme) boeren in deze conti-nenten geholpen zijn bij de bedrijfsvoering vanMulder valt moeilijk te zeggen. Ongetwijfeld zal veelgeld voor veevoedergrondstoffen bij de tussenhan-del blijven liggen. Echter, als deze landen een afzet-markt verliezen doordat de vraag uit Nederlandafneemt, kunnen de boeren op korte termijn wellichtjuist nog minder voor hun producten krijgen. Op lan-gere termijn kunnen echter wel andere handelsrela-ties ontstaan die in het voordeel van de arme boerenkunnen zijn.Een autonome bedrijfsvoering heeft ook grote gevol-gen voor de institutionele omgeving. Deze kan sterkworden ingekrompen en anders worden ingericht. Erwordt minder, geen of een ander beroep gedaan opmengvoederbedrijven, chemische en kunstmestin-dustrie, fokkerij-organisaties, slachterijen, tussen-handel en banken.Duurzaam produceren begint bij duurzaam consu-meren. Dat laatste kan echter pas wanneer een sec-tor voldoende transparant is en consumenten in con-tact kunnen komen met de bedrijven waar hun voed-sel wordt geproduceerd. Hiervoor is de bedrijfsvoe-ring van Mulder uitermate geschikt, gezien de huis-verkoop van vlees en daaraan gekoppeld de moge-lijkheid tot bedrijfsbezichtiging.

Verder is een extensieve en biologische bedrijfsvoe-ring goed te combineren met agrarisch natuurbeheeren het in standhouden van (zeldzame) lokale vee-rassen. Zulke rassen komen vaak goed tot hun rechtin sobere omstandigheden en kunnen een meer-waarde geven aan de agrarische producten.

Dr. ir. Paul Berentsen - universitair docentbedrijfseconomie bij WageningenUniversiteitEconomische duurzaamheid vooral knelpunt bijovername

Als autonoom handelen iemand een grote matevan voldoening schenkt dan is een streven naarautonomie uiteraard positief te waarderen. Ookvanuit duurzaamheidsoogpunt, want als iemandmeer voldoening uit zijn arbeid haalt dan is hetwerk beter en langer vol te houden. Wordt hetbijgevoegde voorbeeld van het bedrijf van Andréen Tonny Mulder op economische duurzaam-heid beoordeeld dan blijkt het bedrijf zeker nietduurzamer dan gangbare melkveebedrijven.Rendabiliteitskengetallen in de agrarischebedrijfseconomie zijn het netto bedrijfsresultaaten de opbrengst per 100 euro kosten. Het nettobedrijfsresultaat is ongeveer - 75.000 euro en deopbrengst per 100 euro kosten is 65 euro. Voorhet gemiddelde melkveebedrijf waren deze ken-getallen in 2002 - 56.500 euro en 77 euro. Doorveel uren te werken en door een substantieelinkomen van buiten het bedrijf is de familieMulder in staat een redelijke inkomen te verwer-ven. Als op termijn echter een overname dooréén van de kinderen in zicht komt en de overigekinderen zouden recht willen doen gelden opeen deel van het vermogen, dan moet substan-tieel met vreemd vermogen worden gefinancierden dan komt de continuïteit van het bedrijf zekerin gevaar. Dit ondanks de grote mate van ecolo-gische duurzaamheid van het bedrijf.

matig

Autonomie: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 98

hoofdstuk 9 Streven naar autonomie 99

Autonomie vereist extensieve bedrijfsvoering.Opvolging is vaak een struikelblok bij extensievebedrijven.

Ondernemer moet van meerdere markten thuiszijn.

Obstakels vooropschaling

9.qxd 30-7-2004 12:45 Pagina 99

10.qxd 30-7-2004 12:59 Pagina 100

hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen 101

In het Overijsselse Markelo hebben Herman en GinyRohaan een gemengd bedrijf met vijftig melkkoeienen vijfhonderd vleesvarkens. Drie grote metalenvoersilo's bevatten al het graan dat de Rohaansnodig hebben voor hun varkens- en melkveestapel.Dit graan verbouwen ze in de buurt. Via pachtcon-tracten, mondelinge overeenkomsten of mestafzet-contracten met boeren in de buurt realiseren zij zoregionale grondgebondenheid en voeren ze gezon-de producten aan hun vee.

Regionale mestafzet

'Het belangrijkste motief om zelf krachtvoer te gaanverbouwen was dat we een structurele afzet voor demest wilden hebben. Mesttransporten naarGroningen vonden we veel te kostbaar, dus zochtenwe grond in de buurt. Dat was niet erg moeilijk omdater steeds meer boeren stoppen, zelfs grote bedrij-ven. Veel boeren hebben geen opvolger. Ze ver-kopen hun melkquotum maar houden de grond. Metdie grond moet wel wat gebeuren en daar liggen danmogelijkheden voor ons. Via onze loonwerker zijn wein contact gekomen met hobbyboeren in de buurt diewel interesse hebben om hun grond te verpachten ofmest af te nemen. Vervolgens moesten we onsafvragen wat we op die grond wilden verbouwen.Maïs was er al te veel in de regio en graan is nietrendabel als je het voor de markt produceert. Demengvoercoöperatie hier in Markelo wil het geen-eens hebben. Het eerste jaar hebben we toen beslo-ten triticale te verbouwen en als GPS (gehele plantsilage) te oogsten. De voederwaarde viel echtertegen, GPS kan wat dat betreft niet concurreren metmaïs.' De Rohaans besloten het graan daarom te

dorsen en als krachtvoer te voeren. 'In eerste instan-tie alleen voor de varkens, omdat dat het meest ren-dabel zou zijn. Uit ervaringen van andere boerenbleek namelijk dat de technische resultaten flinkzouden verbeteren: een lagere uitval en een hogeregroei en vleespercentage.' Bijkomend voordeel voorRohaan was dat boeren weinig aversie hebbentegen graan op hun land in tegenstelling tot maïs.'Graan vindt men vaak een mooi gewas in het land-schap.'

Rohaan verbouwt in totaal 30 ha graan, tarwe engerst. Alle graan wordt gedorst. Voor de opslag heeftRohaan de beschikking over drie grote silo's vanieder 70 ton. Mocht deze opslag niet toereikend zijndan kan de rest opgeslagen worden bij een loonwer-ker in de schuur. Via een hamermolen en mengin-stallatie worden de rantsoenen voor de koeien envarkens op maat gemaakt. Dit gaat volautomatischnadat de juiste verhoudingen in de mengcomputerzijn ingevoerd. Vanuit de menger lopen vijzels naarzowel de varkensschuur als de koeienstal. Veel extrawerk kost het voeren dus niet. 'Je drukt gewoon opeen paar knoppen en de vijzels beginnen te lopen',aldus de veehouder. Eén keer per dag wordt zo hetvoer gemaakt voor de koeien en de varkens.

De hele investering, inclusief voersilo's, hamermo-len, menginstallatie en vijzels bedroeg ruim 68.000euro. Voordat ze tot deze forse investering besloten,hebben Herman en Giny eerst in Duitsland rondge-keken. Bedrijven hebben daar over het algemeenveel grond, zodat veel boeren hun eigen krachtvoer-grondstoffen verbouwen. Op veel plekken zie je eenhamermolen op het erf.

Rohaan - Markelo: Melkveehouder realiseert regionale grondgebondenheid

Giny en Herman Rohaan

BedrijfsgegevensPlaats MarkeloArbeid 1,5 VAKMelkquotum 400.000 kgGrondsoort ZandOppervlakte cultuurgrond 45 ha

Grasland 26 haMais 8,5 haTriticale 10,5 ha

Intensiteit 8.900 kg melk / haAantal koeien 50Aantal jongvee 30Melkproductie per koe 9.000 kgVetgehalte 4,66 %Eiwitgehalte 3,50 %Aantal vleesvarkens 500

10.qxd 30-7-2004 12:59 Pagina 101

102 hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen

Liefst pachtcontracten

Herman en Giny sluiten het liefst pachtcontracten ofgebruikersverklaringen af met boeren. 'Dan kunnenwe de grond zelf beheren en hebben de teelt in eigenhand. Bovendien telt de grond dan mee voor MINAS.Als een boer dat niet wil, sluiten we een mestafzet-overeenkomst (mao) af, of we maken gewoon mon-delinge afspraken.' De Rohaans kunnen hun mestkwijt op het land van deze boer en kopen het graanweer terug. Alle kosten en de risico's van de teelt zijnin dat geval voor de grondeigenaar. 'Wij betalen voorhet graan één tot anderhalve euro per honderd kgboven de marktprijs maar daar staat tegenover datwij onze mest gratis op zijn land kunnen afzetten. In2002 hadden we twintig ha met dergelijke overeen-komsten, en betaalden we voor gerst en triticale res-pectievelijk negen euro en tien euro per honderd kg.

Een flink nadeel van een mao is echter dat je demest moet laten wegen en bemonsteren door eenloonwerker voor MINAS, wat weer extra kosten metzich meebrengt', aldus Rohaan.

Kennis van graanteelt belangrijk

Zelf grondstoffen mengen, vergt wel de nodige extrakennis, heeft Rohaan gemerkt. 'Je moet daarom dejuiste adviseurs weten in te schakelen. Dat begint albij de teelt van het gewas, daarbij heb ik mij latenadviseren door mijn zaadleverancier. Een goedeteelt begint bij de grondbewerking. Je moet niet teveel trekken in de grond, na het ploegen moet hetzaad er zo snel mogelijk in. Als de grondbewerkinggoed is, is de onkruiddruk laag en kan je toe met dehelft van de gangbare hoeveelheid gewasbescher-

ming. Dat heeft ook weer een positief effect op deopbrengst.' Rohaan heeft wel eens gras onder graangezaaid zodat er na de graanoogst grasland over-blijft. Zoiets gaat echter altijd ten koste van de graan-opbrengst, weet hij nu. 'Telen van een dubbelgewasis mij tegengevallen, je kunt nu eenmaal niet tweeruggen uit een varken snijden.'Ook vindt Rohaan het heel belangrijk dat hij zichtheeft op de kwaliteit van het graan. Daarom wil hijhet alleen in de buurt telen. 'Vorig jaar had ik te wei-nig tarwe en heb ik via de mengvoederleveranciereen combinatie uit Oost-Duitsland laten komen.Maar dat bleek slechte kwaliteit te zijn, wat ik goedkon merken aan de productie. Kijk, mengvoerfabri-kanten gebruiken dergelijk graan ook, maar daar zieje niets van terug. Zij mengen het gewoon met ande-re producten.'

Betere resultaten bij varkens, beter bijsturen bijkoeien

Vooral bij de varkens zijn de resultaten flink verbe-terd sinds Rohaan zelf het rantsoen samenstelt. 'Webesparen ruim 4,5 eurocent voer per kg groei, ofwel4,50 euro per varken. Bovendien is het uitvalpercen-tage lager en zijn de groei en het vleespercentagehoger dan voorheen.'Bij de koeien zijn de resultaten minder aansprekend.'Het verschil in voerkosten is veel minder groot,evenals het positieve effect op gezondheid en pro-ductie.' Rohaan denkt dan ook dat zijn manier vanvoeren vooral potentie heeft voor varkensbedrijvenof gemengde bedrijven met koeien en varkens. Maarook op grote melkveebedrijven waar de kosten vande voerinstallatie over veel liters verdeeld kunnenworden zal het volgens hem uit kunnen. Het voordeelvan deze manier van voeren is namelijk dat jegemakkelijk kunt bijsturen. Rohaan past het rantsoenaan op basis van de samenstelling van de mest. Is

10.qxd 30-7-2004 12:59 Pagina 102

hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen 103

die te dik of te dun dan voegt hij meer of minder raap-zaadschroot toe aan het meel. 'Ook met tarwe kan jegoed sturen, maar dat aandeel houd ik redelijk con-stant op vijf kg per koe per dag. Tarwe is de benzinevan het rantsoen, waarmee je het rantsoen heel snelkan maken,' aldus Rohaan. Hoewel structuur- eneiwitgehalte van het rantsoen gelijk zijn gebleven nuhij zelf de grondstoffen mengt, kan hij wel merken datde mest van de koeien dikker is geworden.

Een gedeelte van het krachtvoer voert Rohaan viahet basisrantsoen aan alle koeien. Dit basisrantsoenvoert hij met een voermengwagen, en bevat 48%snijmaïs, 32% graskuil, 13% bierbostel, 1% stro en6% meel. Daarnaast maakt Rohaan twee soortenmeel die hij via de krachtvoercomputer verstrekt. Totzo'n 80 dagen in lactatie krijgen de koeien een ande-re samenstelling dan de oudmelkte koeien. Desamenstelling van de mengsels is vermeld in tabel 1.Het basismengsel bevat 17,4% zelf geteeld graan,de aanvullende mengsels bevatten 6,7% graan vaneigen teelt.

De grondstoffen die Rohaan niet zelf verbouwt, zoalsraapzaadschroot, soja, sojahullen, citruspulp enmaïskorrels, neemt hij af van Bolink, een bedrijf datspeciaalvoeders levert. Deze ondernemer heeftRohaan goed geholpen met het voeren van enkel-voudige grondstoffen. 'Hij heeft hier veel kennis overen komt bij veel boeren die zelf hun krachtvoer men-gen. Hij kan je daarom goed helpen als je er net meebegint.' Verder krijgt Rohaan bij de voeding begelei-ding van Provimi. Hiervoor komen twee voorlichtersop het bedrijf, één voor de koeien en één voor devarkens. Ook DLV geeft regelmatig advies.

Duurzaamheid op het bedrijf van Rohaan

Deelgebied Indicator Score

Economie Gezinsinkomen € 30.000 - € 40.000

Arbeid Arbeidsuren per week 70

Imago Aantal jaren eersteklas melk 15Celgetal 150

Aantal dagen weidegang Melkkoeien 100 dagen, pinken 180 dagen,kalveren 100 dagen per jaar

Gezondheidstatus1 Leptospirose, IBR en BVD

Ecologie MINAS N-overschot 69 kg per ha2

MINAS P2O5-overschot (plus kunstmest) 14 kg per ha2

Ureumgetal 231 Aangetoond vrij 2 gemiddelde 2000-2002

10.qxd 30-7-2004 12:59 Pagina 103

104 hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen

Tabel 1 Samenstelling afzonderlijke mengsels (per kg ds)

Basismengsel Oudmelkte koeien Nieuwmelkte koeien

Tarwe(meel) 17,4% 6,7% 6,7%Citruspulp 44,0% 31,8% 27,8%Sojabonenschilfers - 31,3% 27,1%Soja 44 30,0% 15,6% 16,2%Raapzaadschroot - 6,9% 6,9%Maïs - 6,8% 6,8%Hypropower - - 8%USA-Mineralen 4,4% 0,5% 0,5%Zout 2,4% 0,4% 0,3%Krijt/kalksteen 1,9% -

Anema - AchlumRantsoen met veel tarwe

De broers Lieuwe en Sake Anema kopen sinds 1994 geenkrachtvoer meer aan op hun gemengd bedrijf van 104 hamet melkvee en akkerbouw. Ze mengen de benodigdegrondstoffen zelf waarvan een deel van eigen land komt.Ze melken met 55 koeien een quotum vol van 474.000 kg.Lieuwe is verantwoordelijk voor de melkveetak, Sake voorde akkerbouw. De Anema's richten hun voerstrategie opmelk met een hoog eiwitgehalte en een laag vetgehalte. Tarwe is de belangrijkste krachtvoervervanger voor deAnema's. 'Omdat we de hele teelt in eigen beheer uitvoe-ren, levert een hectare wintertarwe ons meer op dan eenhectare gras. En het kost ons ook nog eens minderarbeid.' Binnen het bouwplan is 33 ha bestemd voortarwe, waarvan iets meer dan de helft voor zomertarwe.Voor de eiwitvoorziening telen de gebroeders vier ha erw-ten. Samen met aangekocht soja en een mineralenmeng-sel verstrekken ze deze producten via een krachtvoer-computer aan de koeien. Om de tarwe verteerbaar te maken wordt die geplet meteen pletter en komt vervolgens terecht in grote houten

kisten. Ook de erwten en soja zitten in houten kisten in dedeelgang bij de ligboxenstal. Vanuit iedere kist gaat eenvijzel richting beide krachtvoerboxen, zodat iedere koe dejuiste verhouding krijgt. De krachtvoerboxen bevatten eenaparte voorraadbak voor het mineralenmengsel. Anemavult deze handmatig, omdat de vijzel aanvankelijk ver-stopt raakte vanwege vocht bij het mengsel. Verder func-tioneert de krachtvoercomputer storingvrij en is Anemagoed te spreken over de flinke arbeidsbesparing.

Anema voert zijn koeien tot twaalf kg tarwe per dag.'Voorlichters hebben mij voor gek verklaard en dachtendat ik de koeien over de kop zou jagen. Maar het gaat juistheel goed. Sinds ik graan voer, zijn de koeien veel rusti-ger. De mate van pletten heeft natuurlijk grote invloed opde verteringssnelheid. Hoe fijner je plet, hoe sneller detarwe wordt. Je moet de mate van pletten dus afstemmenop je (kuil)gras.' Tarwe komt het beste tot zijn recht incombinatie met kuilgras van 30% drogestof, ondervondAnema drie jaar geleden. 'Deze combinatie resulteerde ineen enorme melkgift, waarschijnlijk door de juiste hoe-veelheid vocht in het rantsoen.' Daarom zorgt Anema ervoor dat de koeien veel drinken, onder andere door een

waterbak naast de krachtvoerboxen te plaatsen.Bovendien warmt hij het drinkwater op bij koud weer. 'Vankoud water nemen koeien veel minder op. Dat is funestvoor koeien die tien tot 12 kg tarwe krijgen.'

Kengetallen bijhouden

Anema houdt nauwlettend melkgift, vet-, eiwit- en ureum-gehalte in de melk in de gaten. 'Als je zelf je krachtvoersamenstelt, draait alles om het bijhouden van kengetallen.Anders loopt het gegarandeerd uit de hand. Daarnaast ishet heel belangrijk om simpelweg goed naar de koeien tekijken. Conditie, gezondheid en beenwerk kunnen je veelzeggen over of een rantsoen goed in elkaar zit.' Anema loopt nog wel eens tegen onbegrip aan over zijnmanier van voeren. 'Zo mag ik van KKM geen zelfver-bouwde tarwe aan m'n koeien voeren. Ik zou de tarwe alsGPS moeten oogsten, want alleen ruwvoer telen is toege-staan.' Ook over veel voorlichters is Anema niet te spre-ken. 'Ze raden boeren gewoon af om op mijn manier teboeren. Daardoor durven boeren ook veel minder te expe-rimenteren.'

10.qxd 30-7-2004 12:59 Pagina 104

hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen 105

Veel zelf doen

De Rohaans proberen de werkzaamheden op hetbedrijf zoveel mogelijk in eigen beheer te doen. 'Driejaar geleden zijn we op vakantie geweest inSauerland. We zagen dat de Duitsers veel soberderwonen en werken dan wij en toch goed hun broodkunnen verdienen. Dat zette ons weer even metbeide benen op de grond. We investeren tegenwoor-dig minder snel in luxe en schakelen de loonwerkerzo min mogelijk in.' Loonwerk is volgens de Rohaansveel te duur. 'Iedere gulden die je aan de loonwerkerbetaalt ben je kwijt. Als je een machine koopt, staater ten minste wat.' Alleen het zaaien, dorsen en grasinkuilen besteden ze uit, maar ook dat zouden ze hetliefst in eigen beheer doen. 'De loonwerker gebruiktveel te zware machines zodat de bodem te veel ver-dicht. Bovendien komen ze niet altijd op het momentdat jij het wil.' De mechanisatiekosten bedragen 5,40euro per 100 kg melk, en liggen daarmee redelijk inde buurt van het gemiddelde in de melkveehouderijvan 5,87 euro per 100 kg melk.Minstens zo belangrijk als het vergaren van kennis,is dat je moet durven veranderen, vindt Rohaan.'Boeren steken niet zo snel hun nek uit en ook fami-lieverhoudingen belemmeren nogal eens verande-ring. Als familie van je in het bestuur van een meng-voercoöperatie zit, verander je bijvoorbeeld mindersnel van mengvoerleverancier. Voor je het weet hebje familiestrijd.'

Pons - GouderakVoeren op gevoel leidt tot topproductie

Zware, brede koeien, waarvan sommige meer dan dui-zend kg wegen, staan er in de grupstal van Arjan en KimPons in Gouderak. Ze halen een geweldig hoge melkpro-ductie per koe. Hun 42 Holsteins geven gemiddeld13.000 kg per lactatie met een vet- en eiwitgehalte van3,65% en 3,85%. Een niet alledaagse voerstrategie geba-seerd op enkelvoudige grondstoffen, ligt hier aan tengrondslag.

Rekenen aan het rantsoen doet Pons niet. 'Ik ben nietzo'n cijferman. Dat hoeft ook niet, want voeren is eigenlijkheel simpel. Ik stuur het rantsoen bij aan de hand van vierkenmerken: frequentie van de herkauwslagen, voeropna-me, melkproductie en samenstelling van de mest. Je hebtdus vier kansen om het rantsoen bij te sturen, als dat nietgenoeg is!' Iedere dag is Pons op deze manier bezig metfine-tuning van het rantsoen. 'De kunst is om te zorgendat je structuurrijke producten en snelle producten op eenjuiste manier combineert in het rantsoen.' Gedurende hetstalseizoen voert Pons twee keer per dag een gemengdrantsoen aan de koeien dat bestaat uit gras, tarwe, maïs-gluten, soja, perspulp en maïsmeel. Hoeveel weet hij nietprecies. 'Maar het aandeel tarwe is hoog. Te hoog vol-gens een voerspecialist, die met zijn berekeningen aan-toonde dat een dergelijk rantsoen veel te snel zou zijnvoor de koeien. De koeien lijken het echter prima aan tekunnen.' Een belangrijke verklaring ligt in het feit dat Ponseerst 'een riggeltje' structuurrijk hooi aan de koeien voertvoordat hij het gemengde rantsoen ervoor draait. 'Dat isdroog hooi met grove takken van beheersland waar ber-gen vaste mest op zijn gebracht in de lente. De koeienzijn er gek op. Zo leggen ze in een uur een goede bodemin de pens voor het snelle rantsoen dat ze erna krijgenvoorgeschoteld.'

's Zomers lopen de koeien dag en nacht buiten. Om devijf dagen krijgen ze een nieuw perceel. Afhankelijk vanhet weer en het grasaanbod in de wei past Pons iederedag het stalrantsoen en het aantal uren weidegang aan.Op stal krijgen ze, naast het beheershooi en hooguit eenhandje maïs, enkelvoudige producten als gemalen tarwe,maïsgluten, bestendig soja, perspulp en maïsmeel. Doorde verhouding van deze producten van dag tot dag aante passen, kan Pons de productie ook tijdens de weide-periode op peil houden.'Je moet het aandeel bestendig zetmeel in het rantsoenlaag houden, want met bestendig zetmeel voer je de pensniet. Met structuur en snelle energie kan je de pens welvoeren.' De structuur komt voornamelijk van het beheers-hooi, de energie van tarwe en (kuil)gras. Het gras moetdan ook zo suikerrijk mogelijk zijn. Pons maait daarompas na een paar dagen zon. De hoeveelheid koolhydra-ten in de rest van het rantsoen stemt hij af op het aandeelsuiker in de graskuil. Maïsmeel voert Pons om de condi-tie van de koeien op peil te houden. Gemiddeld over hetjaar voert Pons op deze manier 18 kg droge stof met hetkrachtvoer aan de koeien.Pons moet weinig hebben van snijmaïs. 'Er zit te weinigstructuur in, dus je krijgt geen pensontwikkeling.Bovendien bevat het veel te trage energie in de vorm vanbestendig zetmeel en er zit geen suiker in.' Ook meng-voer is niet besteed aan Pons. 'Dat bevat veel te veel rot-zooi, je weet niet wat ze er in stoppen. Het vet in meng-voer, dat nodig is om de brok te kunnen persen, geeftbovendien een scheve vet-eiwitverhouding in de melk.Door enkelvoudige krachtvoeders te voeren, weet ik pre-cies wat ik de dieren geef.' Dat betekent wel dat Pons zelfde mineralen, die normaal in mengvoer worden verwerkt,moet toevoegen aan het rantsoen. Het hele jaar doorvoert Pons zijn hoogproductieve veestapel drie tot viermaal zoveel mineralen als de standaardnorm.

10.qxd 30-7-2004 12:59 Pagina 105

Bosch - SwichumKok in eigen keuken

Bij Hotse en Aagje Bosch uit Swichum (zie hoofdstuk 7)wordt al tien jaar geen mengvoer meer afgeleverd. Boschkoopt alleen enkelvoudige krachtvoeders aan en mengtdie zelf met een ingenieus, zelf ontworpen vijzelsysteem.'Het stond me tegen dat de veevoerleverancier mij kwamvertellen hoe ik moest voeren. 'Wat hij kan, kan ik ook,dacht ik.' In de oude Friese stal, waar ook de droge koei-en en het jongvee gehuisvest zijn, heeft hij twee grote silo-'s van zestig ton geplaatst en drie kleinere van acht ton. Inde grote silo's slaat hij droge bietenpulp en een mix vantarwe en maïskorrels op in een verhouding van vijftig-vijf-tig. De kleinere silo's bevatten raapschroot, soja en eenmineralenbrok. In het najaar koopt Bosch samen met zijnbroer, die hetzelfde voersysteem hanteert, grote hoeveel-heden grondstoffen in.

Vanuit iedere silo gaat een vijzel naar een soort meng-kast. De draaisnelheid van de vijzels bepaalt het aandeelvan de verschillende grondstoffen in het rantsoen. Dezevijzels worden aangedreven via een versnellingsbak,waarmee Bosch de draaisnelheid van de vijzels onderlingvarieert. Vanuit de mengkast, die niet meer is dan een bak

waar alle vijzels hun voer in lossen, loopt een zesde vijzelrichting de voerstations van de krachtvoercomputer.Zodra de voorraad in de voerstations onder een bepaaldniveau komt, beginnen alle vijzels automatisch te lopen.Tussen de mengbak en de silo met tarwe en maïskorrelsstaat een pletmachine. Deze slaat automatisch aan als devoorraad geplette maïs-tarwe onder een bepaald niveaukomt. 'Tarwe voer ik pas sinds een jaar of zeven. Het wastoen geen standaard voedermiddel in de melkveehouderijen daarom was het erg moeilijk om aan informatie tekomen over het voeren. Ik ben het dus gewoon gaan pro-beren. Eerst heb ik een stukje zelf verbouwd en opgesla-gen in de silo. Dit beviel zo goed dat ik nu jaarrond tarwein het rantsoen heb. Omdat de vertering van tarwe wel ergsnel gaat, meng ik de tarwe met maïskorrels.' Zeerenthousiast is Bosch over de eigenschappen van bieten-pulp. 'Met pulp jaag je nooit een koe over de kop en diar-ree en lebmaagdraaiingen komen niet meer voor.'Bosch stuurt het rantsoen bij aan de hand van de samen-stelling van de mest. In de zomer bestaat het krachtvoergemiddeld uit 70% bietenpulp, 25% tarwe-maïskorrels en5% mineralenbrok met een negatieve OEB. 'Het totalemengsel bevat een OEB van -40. Dat past goed bij heteiwitrijke weidegras.' In de winter van 2003 bestond hetkrachtvoermengsel uit 35% pulp, 45% tarwe-maiskorrels,15% raapschroot-soja en 5% mineralenbrok.

Constant rantsoen met grote sleufsiloBosch heeft sinds kort twee sleufsilo's in gebruik, eengrote en een kleine. In de grote silo slaat hij een mengkuilop van alle grassnedes, beheershooi en bierbostel, afge-dekt met aardappelstoomschillen. Zo kan Bosch het helejaar door een gelijk en constant rantsoen voeren waarmeehij de maximale productie uit zijn koeien kan halen. Omdathet plastic door deze manier van werken regelmatig in zijngeheel van de kuil moet worden gehaald, heeft Bosch een flexibel systeem met waterslurven ontwikkeld. De water-slurven zorgen dat de kuil luchtdicht wordt afgedicht. Het

plastic rolt hij mechanisch op als er bijgekuild moet wor-den.In de lente, voordat hij de eerste snee inkuilt, rijdt Boschde kleine silo vol met het restant uit de grote silo. Hieruitvoert de veehouder 's zomers de koeien bij. De grote silois dan vrij voor de oogst van het nieuwe seizoen.Bovendien is de voersnelheid in de zomer hoog genoegom broei te voorkomen.

106 hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen

10.qxd 30-7-2004 13:00 Pagina 106

hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen 107

De regionale teelt van enkelvoudige krachtvoedersbiedt perspectief op een aantal vlakken van duur-zaamheid. Er kan sprake zijn van economisch voor-deel, al geeft Rohaan aan dat het economisch voor-deel op zijn bedrijf voor de melkveetak klein is. Hetbelangrijkste argument voor de teelt van krachtvoerwas voor hem het zeker stellen en betaalbaar houdenvan de mestafzet. Vanwege de grotere vraag naarmest is dat argument tegenwoordig minder vankracht. Het blijkt echter dat zogenoemde graan-voor-mestcontracten wel degelijk economisch voordeelkunnen bieden. Dit wordt hieronder beschreven.Vervolgens komen de ecologische en landschappe-lijke gevolgen aan bod van de regionale teelt vankrachtvoer.

Voeren enkelvoudige krachtvoeders in opkomst

In sommige, relatief extensieve regio`s vanNederland zitten melkveehouders steeds ruimer inhun grond. Niet alleen vanwege een stijgende pro-ductie per koe, zodat ze toe kunnen met minder koei-en per ha, maar ook vanwege een toenemendebeschikbaarheid van grond. In dergelijke gebieden isde teelt van eigen krachtvoer in opkomst. In hetoosten van Nederland lijkt 10 tot 15% van de melk-veehouders graan te verbouwen voor de voedervoor-ziening van de eigen veestapel (Stevens, 2003a).

De teelt van graan vergt echter relatief veel arbeid enniet iedere melkveehouder heeft voldoende akker-bouwbloed om de teelt te doen slagen. Daar komtnog bij dat als de kosten voor arbeid en grond worden

meegenomen, de teelt van krachtvoer economischeen stuk minder interessant is. Grond pachten voorde verbouw van krachtvoer kan dan ook niet snel uit.Mede hierom passen melkveehouders steeds vakerconstructies toe waarbij zij hun grondstoffen recht-streeks betrekken van akkerbouwers. Dit blijkt voorzowel de akkerbouwer als de melkveehouder econo-misch voordeel te bieden. Veehouders kopen bijvoor-beeld graan van een akkerbouwer of ruilen graantegen mest. Per jaar maken akkerbouwer en veehou-der hierbij afspraken over soort, hoeveelheid en prijsvan het product. Het voordeel voor de akkerbouwer isdat deze prijs vaak hoger is dan de marktprijs.Bovendien passen de geteelde gewassen vaak goedin het bouwplan. Voordeel voor de melkveehouder isdat de voerkosten lager zijn dan van mengvoer.Bovendien kan hij gratis gebruik maken van de stik-stofplaatsingsruimte op de grond en kan hij eventueelzijn mest erop kwijt.

Ingekuild krachtvoer

Vaak oogsten veehouders het graan als gehele-plant-silage (GPS) om het vervolgens in te kuilen.Steeds vaker kiezen ze echter voor het dorsen vangraan. Ook de graankorrels kunnen ze inkuilen,waardoor een investering in opslagsilo's zoals bijRohaan niet noodzakelijk is. Wel is een kuilplaatnodig en moet het mogelijk zijn het product te voe-ren. Een voermengwagen is dan ook gewenst. Voorhet voeren moet het product echter nog wel eenbewerking ondergaan. Zowel voor als na het inkuilenis het mogelijk om de korrels te pletten of te malen.Bij malen onstaat fijn meel, waarvan de energie snelbeschikbaar is voor de koe. Bij pletten ontstaangrove müslivlokken die minder snel verteerbaar zijnen waarvan dus meer op te nemen is in het rantsoen.Een nieuwe manier om graan te oogsten is in devorm van arensilage. Hierbij worden de aren gestript,

Tabel 2 Kosten per kg melk bij traditioneel krachtvoer en enkelvoudige krachtvoeders

Product (kg) Prijs (€/kg) Totaal (€)

Rantsoen met mengvoerSojaschroot 2,2 0,22 0,48Raapzaad 0,5 0,18 0,09Mengvoer (970 VEM/115 DVE) 5 0,175 0,88Totaal 1,45Per kg melk (bij 28 kg/koe/dag) 0,052

Rantsoen met enkelvoudige krachtvoedersMKS 4,5 0,08 0,36TAS 2,5 0,08 0,20Veldbonen 2 0,16 0,32Raapzaad 0,7 0,18 0,13Premix 0,1 0,30 0,03Extra maïs en gras (ds) 1 0,03 0,03Totaal 1,07Per kg melk (bij 28 kg/koe/dag) 0,038

Relevantie enpotentie

Bron: Stevens, 2003a

10.qxd 30-7-2004 13:00 Pagina 107

108 hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen

gehakseld en vervolgens geplet of gemalen. Ook ditproduct kan worden ingekuild. Voordeel van dezeoogstwijze is dat het product meer structuur bevatdan bij dorsen (Van der Hulst, 2003). Boeren hebbenhet gevoel dat de ingekuilde krachtvoeders een posi-tief effect hebben op de gezondheid van de koe. Ditschrijven zij toe aan de extra structuur, onbestendigeenergie en natuurlijke vitaminen. De invloed op dier-gezondheid is echter nog niet onderzocht.

Graan voor mest kan snel uit

In Tabel 4 wordt het economisch voordeel voor eenmelkveehouder berekend als hij enkelvoudigekrachtvoeders rechtstreeks van een akkerbouwerbetrekt. Dit wordt vergeleken met een traditioneelmengvoerrantsoen. In het voorbeeld gaat het om de

energiegewassen maïskolvensilage (MKS) en tarwe-aar-silage (TAS) en het eiwitgewas veldbonen. Alleproducten worden ingekuild.De ervaring leert dat koeien een rantsoen met enkel-voudige krachtvoeders erg smakelijk vinden.Hierdoor nemen ze meer op van het totale rantsoen,mits dit volledig gemengd is. Daarom is er bij devoorbeeldberekening in Tabel 2 van uitgegaan dat dedrogestofopname één kg hoger is dan bij een rant-soen met normaal krachtvoer. Daarom is in het rant-soen van maïs en gras ieder een halve kg drogestofopgenomen. Effect op de melkproductie is nietbekend en daarom niet meegenomen.Het blijkt dat bij het voeren van enkelvoudige kracht-voeders een besparing van 1,4 eurocent per kg melkmogelijk is. De extra kosten door een hogere voer-opname worden daarmee ruimschoots gecompen-seerd door de lagere kosten van het krachtvoer. Voor

een bedrijf met 600.000 kg melk is de besparing opjaarbasis 8.400 euro. Kan de veehouder ook nogbesparen op mestafzetcontracten, dan wordt hetvoordeel nog groter. Bij contracten van vijftig europer ha is de extra besparing dan 1.050 euro. De tota-le besparing komt dan uit op 9.450 euro. Hierbij isgeen rekening gehouden met mogelijk positieveeffecten op de gezondheid van de koeien (Stevens,2003a).

Bij bovenstaande berekening is geen rekeninggehouden met de extra kosten die gemaakt moetenworden om het voeren van enkelvoudige krachtvoe-ders mogelijk te maken. Zo zijn één of meerdereextra kuilplaten nodig en een voermengwagen.Bovendien vraagt een dergelijke manier van voerenmeer arbeid dan bijvoorbeeld het voeren van meng-voer via de krachtvoercomputer. Het uiteindelijkefinanciële voordeel is dus sterk afhankelijk van debedrijfssituatie.

Ecologisch voordeel

Naast een economisch voordeel voor zowel de melk-veehouder als de grondeigenaar, heeft de verbouwvan enkelvoudige krachtvoeders in de regio ookvoordelen op andere vlakken. Er is veel mindertransport nodig dan bij krachtvoer dat van elderswordt aangevoerd. Veel krachtvoer komt namelijkvan overzee. Aangezien de mest in de regio wordtafgezet, is ook sprake van minder transport vanmest. Dit brengt dus een reductie van de uitstoot vanCO2 met zich mee. Hoe groot het effect is op de CO2-uitstoot zou nader onderzoek moeten uitwijzen, bij-voorbeeld via een Life Cycle Analysis (LCA).Verder sluit de nationale mineralenbalans beter doorvermindering van de import van veevoer. Krachtvoerkomt uit de regio en mest blijft in de regio.

10.qxd 30-7-2004 13:00 Pagina 108

hoofdstuk 10 Zelf krachtvoer telen en mengen 109

Gevolgen voor landschap en platteland

Een ander voordeel heeft te maken met de land-schappelijke aantrekkelijkheid. Als melkveehoudershun krachtvoeders in de regio (laten) verbouwen leidtdit tot een grotere diversiteit aan verbouwde gewas-sen. Bovendien wordt graan over het algemeen alseen fraaier gewas ervaren dan de veelgeteeldemaïs.

Ten slotte bieden 'graan-voor-mest contracten'mogelijkheden voor afbouwende boeren om hunbedrijf gedeeltelijk voort te zetten. Melkveehoudersdie hun quotum bijvoorbeeld verkocht hebben, kun-nen op deze manier nog inkomsten halen uit hungrond. Veelal telen dergelijke boeren maïs voor demarkt, of verhuren hun land. Het 'graan-voor-mest-contract' is voor hen een extra optie. Dit kan de afna-me van het aantal boeren in de regio vertragen enkan daarmee ook gunstige gevolgen hebben voor dekwaliteit van het landschap.

Melkveehouders hebben over het algemeen (te)weinig kennis over de teelt en het voeren vanenkelvoudige krachtvoeders.

Mengvoerleveranciers zijn veelal niet positiefover de teelt van krachtvoer door melkveehou-ders.

Teelt van krachtvoer kost extra arbeid.

Obstakels vooropschaling

matig

Zelf krachtvoer telen en mengen: globaal effect op

duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

Ir. Jan de Wit, onderzoeker veehouderij bijLouis Bolk InstituutIn biologische landbouw ervaring met uitwisselengrondstoffen

Eigenlijk is er in dit geval sprake van twee innovaties:(eigen geteeld) graan voeren en het vergroten van regio-nale grondgebondenheid door het graan op gronden ver-bouwen die voor mestafzet noodzakelijk zijn.

Ten aanzien van eerste innovatie is er langzamerhandredelijk veel ervaring opgedaan. Voor melkvee is gepletgraan mooi voer, wat samen met gras(klaver) eenprachtige basis is voor een rendabele melkproductie.Hierbij moet je wel een beetje opletten voor de snelheiden de structuur van het rantsoen. Graanteelt kan ookeen zeer gunstig effect hebben op de gras(klaver)pro-ductie doordat het perfect past als tussengewas in eenbouwplan met snijmais en gras(klaver). GPS is eenlaagwaardigere vorm die ingezet kan worden als graan-teelt niet (goed) mogelijk is maar een goede grasland-vernieuwing toch gewenst is. Graan-aren-silage zit pre-cies tussen geplet graan en GPS in.Of het een economische innovatie is valt slechts gedeel-telijk af te lezen aan de kosten voor de graanteelt opzich: dat valt vaak tegen indien alle kosten (ook grond)en investeringen (opslag, pletter) worden meegeteld.Het economisch voordeel moet vooral van de gunstigeeffecten op de graslandproductie er na komen. (Handigepublicaties: Graan Voeren; de mogelijkheden op een rij,N. van Eekeren, 2001. LBI-publicatie LV42; GPS, erva-ringen uit de praktijk, J.P. Wagenaar en J. de Wit, 2003.LBI-publicatie LV51).

De tweede innovatie is vernieuwender maar met meerhaken en ogen. In biologische landbouw is meer erva-ring met het samenwerking om grondstoffen uit te wisse-len, deels vanwege idealen, deels noodgedwongen

omdat de markt voor veel grondstoffen klein en onbe-trouwbaar is. Met de koppeling voergraanteelt-mestafzetwordt gepoogd de gangbare Nederlandse veehouderijminder afhankelijk te maken van de anonieme, wereld-wijde grondstoffenhandel en weer meer landbouw telaten zijn. Een gewenste ontwikkeling voor de sector alswe een beroep willen doen op de consument: dat luktnamelijk slecht indien de veevoergrondstoffen uit allehoeken en gaten van de wereld worden gesleept. Of erop korte termijn ook economisch voordeel te behalen valtis afhankelijk van veel factoren. Met het uitschakelen vande tussenhandel is wel iets te winnen, maar vooral in hetbegin is er ook tijd nodig voor overleg en niet iedereenvindt dit leuk.

10.qxd 30-7-2004 13:00 Pagina 109

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 110

hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 111

De naam van het bedrijf van Piet van IJzendoorn enMarja Molenaar in Zeewolde geeft precies hunlevensfilosofie weer: Zonnehoeve. Hij komt voort uithet bewustzijn dat de zon de aarde en planten rijkermaakt. Het systeem als geheel is het belangrijkste,vindt Van IJzendoorn, en de plant is het centrale ele-ment in dat systeem. 'Als mens is het je taak dat zote managen dat we goed kunnen leven.' Vanuit de overtuiging dat de landbouw onderdeel isvan de cultuur en van de maatschappij, vinden zecontact tussen het bedrijf en de rest van de samen-leving belangrijk. Dit betekent dat mensen uit de stadin de landbouw moeten kunnen delen, het moetenkunnen meebeleven. Boeren en boerinnen hebbendus meer maatschappelijke functies dan enkelgezond voedsel produceren. De Zonnehoeve geefthier op verschillende manieren inhoud aan.

Biologisch-dynamisch

De gangbare landbouw is volgens Van IJzendoorngeen goed voorbeeld van duurzaam management.Die heeft te veel schadelijke effecten op ecologisch,economisch en sociaal gebied. Daarom namen VanIJzendoorn en Molenaar meer dan twintig jaar gele-den (1981) een aantal opmerkelijke keuzes.Essentieel was de keuze voor een biologisch-dyna-mische (bd) bedrijfsvoering. Centraal element hierinis het creëren van een gezond bodemleven via ondermeer compostering, doelgerichte bemesting en hetachterwege laten van chemische middelen en kunst-mest. Een gesloten bedrijfsvoering of lokale samen-werking met andere bd-bedrijven is volgens hendaarbij de beste garantie voor een goed en gezondevenwicht. Natuurontwikkeling hoort er vanzelfspre-

kend bij. Een natuurlijke omgeving ondersteunt deteelt van gezonde gewassen en het houden vangezond vee, aldus Van IJzendoorn. Met hun bedrijfwillen ze laten zien dat het mogelijk is binnen de bd-landbouw op een volwaardige, sociaal aanvaardbaremanier te werken, met weinig langdurig en zwaarhandwerk, tegen een redelijke beloning.

Meerdere poten onder bedrijf

In het concept van de Zonnehoeve staat het verdie-nen van geld niet voorop. Het economische, zoalsVan IJzendoorn het formuleert, is alleen de rand-voorwaarde voor ons bestaan. Daarom zijn er meerpoten onder het bedrijf.

Een gemengd akkerbouw- en veeteeltbedrijf van-uit de filosofie dat vee - via de mest - in dienststaat van de akkerbouw. Molenaar en VanIJzendoorn verbouwen aardappelen, graan,luzerne, gras/klaver en rode bieten afgewisseldmet suikerbieten. Molenaar, die van huis uit peda-goge is, leidt samen met een werknemer de vee-teelttak: melken en zorg voor het vee. De kinde-ren van Piet en Marja die niet vast op bedrijf wer-ken, helpen mee als dat nodig is. Met een buur-man-biologische akkerbouwer wisselen ze mesttegen stro.Verkoop: dit omvat de huisverkoop van vlees vaneigen vee als diepvriespakket. Een lokale slagerslacht en verwerkt het vlees. Een deel van hetvlees verkopen ze via de boerenmarkt in Almere.Hoewel de meeste melk via Campina totEko/Demeter-melk wordt verwerkt, gaat er ookmelk naar iemand in de buurt die hem tot mozza-rella verwerkt. In de inkomensopbouw vertegen-

Marja Molenaar en Piet van IJzendoorn

Van IJzendoorn - Zeewolde: Landbouw en natuur in dienst van samenleving

BedrijfsgegevensPlaats ZeewoldeArbeid +/-15 VAKMelkquotum 330.000 kgGrondsoort Zand op kleiOppervlakte cultuurgrond 52 ha

Grasland 13 haWintertarwe 13 haAardappels, bieten, etc. 25 ha

Oppervlakte natuurgebied +/- 1.000 haIntensiteit 6.300 kg melk / ha (excl. natuurgrond)Aantal koeien 70Aantal jongvee 65Aantal stieren 6Melkproductie per koe 5.500 kgVerbreding Natuurbeheer, zorginstelling,

bakkerij, paardenfokkerij en -stoeterij

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 111

112 hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap

woordigt de melk een zevende deel van het inko-men en het vlees een negende deel.Natuurbeheer op meer dan duizend ha natuur-gronden van verschillende terreinbeherendeinstanties. Het beheer verloopt via begrazing doorpaarden, vleeskoeien en jongvee, extensieveakkerbouw en bemaaiing. Van IJzendoorn leidtdeze tak.Een paardentak met een all-round stoeterij diebestaat uit zo'n honderdvijftig rijpaarden enConnemara pony's. Hoofddoel is het fokken enbeleren van sportpaarden, zowel rijpaarden,springpaarden als racepaarden. Deze wordenvervolgens in de wedstrijdsport ingebracht. Van

IJzendoorn is de grootste Connemara-fokker inNederland en kruist deze onder andere in met rij-paarden. Bestaande kennis over de familieteelt inde rundveehouderij (zie hoofdstuk 5) komt hemhierbij goed van pas. Een manege en ruimte voorpensionpaarden behoren eveneens tot depaardentak. Van IJzendoorn en een dochter fok-ken een deel van de paarden en pony's op denatuurgronden. Hierbij is er hulp van een paarstagiaires.Een jeugdzorgbedrijf, geleid door Molenaar. Erwonen drie oudergezinnen op het bedrijf die iedervier tot zes kinderen met gedragsstoornissenbegeleiden. Speciaal voor hen zijn drie huizen

boven de nieuwe manege gebouwd. Het gaat omADHD-kinderen1, autistische en agressieve kin-deren. De gastouders worden betaald door eenJeugdzorginstelling in Lelystad. Het jeugdzorgbe-drijf is nauw verbonden met de paardentak. Dekinderen werken een beetje mee en krijgen ondermeer equitherapie2 van Van IJzendoorn. Hij volg-de daarvoor speciale opleidingen orthopedago-giek en equitherapie. Ook het beleven van denatuur op en rond het bedrijf is een belangrijkonderdeel.Een maalderij/bakkerij - 'Het Zonnelied'- die isondergebracht in een aparte BV. Er werken zevenmensen, Marja en Piet zijn medeverantwoorde-lijk. Het Zonnelied bakt en verkoopt brood, EKOen Demeter, aan veertig natuurvoedingswinkelsgemaakt van graan van de Zonnehoeve. HetZonnelied bestaat veertien jaar.Energie: een eigen windmolen voorziet hetbedrijf, de bakkerij/maalderij en de woonhuizenvan stroom. De Zonnehoeve was in 1991 het eer-ste bedrijf in de buurt met een windmolen, ont-wikkeld door een vriend.Boer-burger contacten: landbouw is volgens VanIJzendoorn een van de peilers van onze cultuur.Hij ziet dat de mensen vervreemd raken van denatuur en de landbouw. Ze komen er weinig meermee in aanraking. Dat zien Piet en Marja als eengebrek. Daarom stellen ze hun bedrijf open voorexcursies, geven rondleidingen en bieden men-sen met een burn-out of andere klachten aan opadem te komen op de Zonnehoeve. Daarom ookzijn ze de jongerenopvang begonnen. Jongerenmoeten voeling houden met de natuur en wetenhoe voedsel wordt geproduceerd, aldus VanIJzendoorn. Het plan is om in de nabije toekomstburgers nauwer aan de Zonnehoeve te bindendoor aandelen of vaste afzetcontracten uit tegeven.

1 ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder, oftewel Aandachts-Tekort-Stoornis met Hyperactiviteit.2 Equitherapie oftewel therapeutisch paardrijden kent in het Duitstalige Europa vier vormen van therapeutisch paardrij-den: Hippo- of fysiotherapie op het paard, ontwikkeld vanuit medisch perspectief; paardrijden voor gehandicapten ont-wikkeld vanuit de sport; orthopedagogisch paardrijden ontwikkeld vanuit de pedagogiek en psychologie; therapeutischpaardrijden, ontwikkeld vanuit de psychotherapie in samenwerking met hippische deskundigen zoals rij instructeurs entrainers. Bij kinderen wordt het paard vaak ingezet bij de verwerking van vervelende ervaringen en bij het opbouwen vanvertrouwen in de wereld en zichzelf. Therapeutisch paardrijden kan ook toegepast worden in het kader van revalidatie entherapieën voor kinderen met ADHD.

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 112

hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 113

Het gesloten bedrijf

De gesloten kringloop is belangrijk in de bedrijfsvoe-ring op de Zonnehoeve. Van IJzendoorn typeert hetbedrijf als een echt gemengd bedrijf waar de veeteeltin dienst staat van de plantenteelt en niet andersom.Hij stelt de bodem centraal. Ook aan vlinderbloemi-gen, zoals klaver en luzerne, hecht hij veel waardeomdat die in staat zijn om stikstof uit de lucht te bin-den. Het bedrijf kent een negatieve fosfaatbalansvan dertig kg. Tot problemen heeft dat dusverre nietgeleid. De opbrengsten zijn goed. 'We zitten hier opeen dikke kleilaag die op een diepte van honderdmeter ligt. Fosfor zit vooral in klei. Het gangbare ideeis dat fosfor daar niet uit vrij komt. Mijn verklaring isdat het hier wel gebeurt. In een goed bodem-plant-systeem kan de fosfor uit die diepe de kleilaag welgemobiliseerd worden.'Van IJzendoorn zoekt constant naar de verbanden inhet bedrijf. 'De kunst is dat wanneer je een idee hebtje jezelf moet afvragen hoe het in het geheel past. Jemoet steeds reflecteren op het geheel van de natuuren het bedrijf. En je moet ook de lange termijn erbijbetrekken.'

Voerrantsoen en veestapel

Het gesloten systeem betekent dat de Zonnehoevezelfvoorzienend is in ruwvoer. Een deel van de voe-ding wordt in de natuurgebieden gewonnen. Hetvoerrantsoen is extreem structuurrijk en bestaatvoornamelijk uit ruwvoer. De melkkoeien krijgen datonbeperkt aangeleverd aangevuld met afval uit debakkerij en een paar honderd kg krachtvoer per jaar.Alle koeien krijgen hetzelfde rantsoen. De verschillenin melkproductie vormen vervolgens de leidraad bijhet fokbeleid. Van IJzendoorn heeft de veestapel zelf opgefokt. Hijbegon in 1982 met veertig kalfjes van het Anglerras

(met roodbonte factor) uit Duitsland en twintig zwart-bonte FH-kalfjes.Via lijnenteelt met eigen stierenbouwde hij de veestapel op. 'We willen probleemlozekoeien met een lange levensduur hebben. Ze moe-ten gemakkelijk kunnen afkalven; dat doen ze dusook zelf, er hoeft maar eens per jaar een veearts aante pas komen.' Dat de productie per koe niet hoog is- zo'n 5.500 liter in 300 dagen - neemt VanIJzendoorn op de koop toe.

Natuurbeheer

De Zonnehoeve richt zich expliciet op de wisselwer-king tussen landbouw en natuur. Een verantwoordevleesproductie is per definitie extensief, vindt VanIJzendoorn, omdat dan bijvoorbeeld import van vee-voer uit Derde Wereld-landen niet meer nodig is.Natuurgronden bieden mogelijkheden voor een

extensieve veehouderij, terwijl die op haar beurt eengoede basis is voor het beheer van natuur in diegebieden.Tegelijkertijd is landbouw in de optiek van VanIJzendoorn de belangrijkste natuurontwikkelaar inNederland. 'Het voedsel moet zo dicht mogelijk bij demensen worden geproduceerd. Dus is er landbouw-grond nodig. Die is in Nederland te duur om enkel innatuur om te zetten. En dat hoeft ook niet want metlandbouw kun je een hele rijke natuur ontwikkelen.'Op de Zonnehoeve dient de natuur een nog brederdoel. Natuurbeheer is nauw verbonden met allepoten van het bedrijf. De natuurgebieden vormenessentiële schakels in de voedervoorziening en deopfok van jongvee. Daarnaast verwerkt de bakke-rij/maalderij een deel van het verbouwde graan op deextensieve akkerbouwgronden tot brood. In deopvang van probleemkinderen en het overbruggenvan de kloof met burgers speelt de natuur en de

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 113

114 hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap

beleving van de natuur eveneens een belangrijke rol.Ook de paardentak heeft veel voordeel van denatuurtak.

Momenteel pacht de Zonnehoeve bij elkaar meerdan duizend ha natuurgronden van verschillende ter-reinbeherende instanties voor begrazing en exten-sieve akkerbouw. Het grootste stuk beslaat zo'nachthonderd ha, vlakbij Zeewolde, gepacht vanStaatsbosbeheer. Er lopen vijftig tot zestig vleeskoei-en (Galloways) en vijftig vrijwel verwilderde

Connamara-paarden in dat gebied. Van IJzendoorn:'In die gebieden is de natuur het belangrijkste, hoe-wel het eigenlijk goede landbouwgrond, esgrond, is.Het vee staat daar in om het gebied open te houden,om de natuur te verrijken. Het is een natuurgebieddat in ontwikkeling is. Af en toe halen we er eenbeest uit om naar de slager te brengen.' Gemakkelijkis dat niet. Vanwege de uitgestrektheid van hetgebied is het vee moeilijk op te sporen en eenmaalgevonden ook moeilijk te vangen omdat de beestenverwilderd zijn.

Behalve dit uitgestrekte natuurgebied pacht deZonnehoeve een aantal kleinere percelen van tien totvijftien ha, in totaal zo'n tweehonderd ha vanStaatsbosbeheer en Flevolandschap. Deze natuur-gebieden liggen in Almere en Lelystad. Sommige vande percelen in deze gebieden gebruikt VanIJzendoorn voor wisselbouw met gras/klaver, luzerneof tarwe, ongeveer veertig ha. Daarnaast maait enhooit hij bepaalde stukken in de natuurgebieden omde vegetatie te verschralen. Met de oogst van deextensieve akkerbouw kan hij in de (winter)voeder-

Spruit - ZegveldNatuur centraal

Natuurbeheer en -ontwikkeling zijn speerpunten in debedrijfsvoering van de familie Spruit uit Zegveld.Natuurontwikkeling staat of valt met een gezonde bodemen gezond water, is de filosofie. En dat kun je bereikendoor mét de natuur te werken in plaats van boven denatuur te gaan staan. Theo, Truus en hun kinderen reali-seren dat door alle deelsaspecten van het bedrijf metelkaar in balans brengen. 'Daarvoor moet je veel buitenzijn, goed kijken en bijsturen als het nodig is.'

Er is een uitzonderlijke natuur op het bedrijf te vinden. In2003 zijn in totaal 46 soorten planten geteld, waaronderde zeldzame krabbescheer in de sloten. Ook de slootkan-ten zijn rijk aan bloemen met onder meer de zwanebloem,koekoeksbloem, dotter en de gele lis. Verder komen erdrie soorten libelles en drie soorten kokerjuffers voor,minimaal vijf vissoorten, salamanders, kikkers en padden.De bijzondere planten trekken op hun beurt bijzonderevogels aan, zoals de zwarte stern.Dat heeft alles te maken met de goede waterkwaliteit ende goed ontwikkelde water- en oevervegetatie. Volgenswaterkwaliteitsmetingen in de zomer van '97 waren deconcentraties aan meststoffen in de sloten beduidendlager dan het gemiddelde van de gemeten sloten in de

buurt. Theo: 'Onze sloten zijn zo helder, we zwemmen ergewoon in'.

De biodiversiteit is het resultaat van de manier waaropSpruit omgaat met bodem en water. Hij laat de grondzoveel mogelijk met rust, gebruikt geen mestinjecteurs,strooit geen kunstmest, doet niet aan graslandvernieu-wing, zet geen zware machines in en teelt geen snijmaïsop deze veengronden. Hij gebruikt natuurlijke mest vangoede kwaliteit op 'de juiste momenten en via de juistemethoden'. Alle mest wordt bovengronds uitgereden. Voordit soort kwaliteitsmest zijn een eiwitarm- en structuurrijkdieet, ligboxen met hakselstro en toevoeging van koolstofaan de drijf- en stalmest, essentieel. Verder staat of valtgoed bodem- en waterbeheer volgens Spruit met vol-doende ontwatering, een goede beweiding, een juisteplanning voor het oogsten van het wintervoer en struc-tuurrijk inkuilen. 'Als je het zo doet komt de natuur vanzelf'(zie voor nadere toelichting hoofdstuk 2).Om de verscheidenheid van de natuur te vergroten houdtSpruit de sloten op diepte, door die een of twee keer perjaar met de baggerspuit uit te baggeren. De baggersproeit hij vervolgens uit over het land. Alle slootkantenzijn met draad afgezet, op bepaalde plekken langs desloot heeft hij drinkplaatsen voor het vee aangelegd. Zoworden de oeverkanten gespaard en krijgt de vegetatieeen kans zich te ontwikkelen. Verder maait hij de kanten

drie tot vier keer per jaar, soms met de hand. De eerstekeer, in het voorjaar, gebeurt dat heel licht zodat alleen detoppen eraf gaan. Daarnaast worden de slootkanten jaar-lijks handmatig bijgehakt.

Weidevogels

Theo en Truus hebben hun bedrijfsvoering ook afgestemdop de bescherming van weidevogels en andere vogels.Daarvoor zetten ze verschillende methoden in, zoalsmozaïekbeheer. Daarbij wordt een perceel hoog gras meteen perceel laag gras afgewisseld. 'Deze techniek is hetleukste en beste voor vogels. Je moet het niet doen zoalsop beheersgronden gebruikelijk is, namelijk tot half juniniet maaien en dan ineens alles kaal maaien. Dan hebbende vogels geen schuilplaats meer.'Ook het bovengronds uitrijden van verteerde stalmest enhet zorgen voor gezonde lucht in de stal trekken volgensTheo veel vogels aan. 'Honderden kieviten en grutto's foe-rageren op ons land als we de mest uitrijden. En we had-den afgelopen jaar 450 zwaluwen en vijftig nesten. Zenestelen twee keer en in ieder nest zitten gemiddeld vierjongen. Zwaluwen houden van gezonde lucht in de stal.De ammoniakmeting gaf 1,9 aan. En je moet de stallenniet schoon maken als ze er zijn, tussen mei en half sep-tember.' De zwaluwen doen veel goed: dankzij hun aan-wezigheid zijn er bijna geen vliegen meer in de stal.

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 114

hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 115

voorziening van zijn veestapel voorzien. Ook leverthet een deel van het voerrantsoen van de paarden.Op andere stukken, zoals de ruigtes in de bossen dieook zo'n veertig ha beslaan, doet het vee via begra-zing het werk.Tenslotte heeft de Zonnehoeve ook nog tien tot twin-tig kleinere natuurgebiedjes in beheer. Daar lopenkalfjes en veulens in. Het zijn makkelijk toegankelijkegebieden, eigenlijk meer recreatiegebieden.

Remmende regelgeving

Van IJzendoorn constateert dat de huidige wetgevingeen obstakel vormt voor grootschalig agrarischnatuurbeheer. 'Op het terrein van achthonderd hamoeten we de beesten vangen om ze te oormerken.Dat schrijft de wet voor. Maar dieren vangen in die

gebieden is niet gemakkelijk, dat vergt nogal watwerk. Het gebied is uitgestrekt en het zijn toch in hetwild gehouden dieren. Die laten zich niet zomaar ineen kraal drijven. Eigenlijk zouden we ze moetenschieten om ze te pakken te krijgen. Maar dan heb jeweer andere regels op je nek. De regelgeving zoumoeten worden aangepast. Dat in grotere natuurge-bieden oormerken bijvoorbeeld niet hoeft. Bij natuur-beheer op kleinere schaal is het geen probleem. Dankun je alles beter controleren, de beesten gemakke-lijker vangen met behulp van een vanghek.'

Geen financieel voordeel

Van IJzendoorn moet per hectare betalen voor hetbeheer. In totaal kost dat per jaar zo'n 15.000 tot20.000 euro aan pacht. Van IJzendoorn vindt dat

De Vries - NijkerkBoeren tussen bomen

Renger de Vries is bedrijfsleider op het biologische melk-veebedrijf Groot Ehrental onder de rook van Nijkerk. Hetbedrijf ligt in een bosrijke omgeving en maakt deel uit vaneen landgoed van 165 ha. Naast 62 ha cultuurlandbestaat het landgoed uit zo'n 100 ha natuur, waarvan 70ha bos. De overige natuur bestaat uit heide, poelen,plas/dras-oevers en houtwallen. In 1998 is De Vries biolo-gisch gaan boeren. Op het landgoed weet De Vries opeen aansprekende manier landbouw en natuur te combi-neren.Er zijn negen poelen aangelegd, zowel in het bos als in deweilanden. Een aantal jaren geleden heeft De Vries vijf haheide laten afplaggen. De geplagde natte heide heeft in2002 geleid tot 251 verschillende soorten planten, zobleek uit een inventarisatie van IVN-Barneveld, waaron-der het bijzondere dwergvlas en zonnedauw. Om de hei instand te houden lopen er het hele jaar door schapen. 's

Winters tien, in de zomer veertig.Er zijn veel diersoorten aanwezig in het bos: roofvogels,eekhoorns, vleermuizen, hagedissen, hazelwormen, viersoorten kikkers en zelfs een das. Ook reeën zitten er veel.Deze dieren kunnen veel schade aanrichten, vooral aanomheiningen. Maar ze vernielen ook nogal eens jongebeplanting. Ook kraaien veroorzaken nog wel eens scha-de aan gewassen.

Onderhoud

Voor onderhoud en instandhouden van de natuur krijgt hetbedrijf jaarlijks een vergoeding van 16.000 euro.Gemiddeld is De Vries zes uur per week bezig met natuur-onderhoud, wat hij tussen de normale werkzaamhedendoor plant. In de winter is dit vaak meer, in de zomer min-der. Activiteiten die jaarlijks terugkomen zijn het snoeienvan houtwallen, aanplant van jonge bomen en maaienvan poelen en sloten. De laatste jaren heeft De Vries veelnaaldhout gekapt en loofhout geplant.

Onderhoud aan de beek is sterk afhankelijk van debegroeiing, heeft De Vries gemerkt. 'Vroeger was de kantvan de beek sterk begroeid. Door de schaduwwerkinggroeiden er weinig planten in de beek en was het schoon-maken zo gebeurd. Om de beek machinaal te kunnen rei-nigen zijn veel bomen en struiken weggehaald, maar ikben nu wel meer tijd kwijt aan het schoonmaken.'De vergoeding uit het Programma Beheer voor hetnatuurbeheer op het bedrijf is volgens De Vries voldoen-de om de kosten te dekken. Subsidies aanvragen werktwel erg omslachtig. 'Ik moet voor 33 percelen subsidieaanvragen, dat geeft erg veel schrijfwerk. Bovendien ishet erg lastig om de juiste informatie te krijgen overnatuurbeheer en passende beheersovereenkomsten. Zelfwas ik destijds de eerste boer in de gemeente die metnatuurbeheer begon en kreeg daarom veel medewerkingvan de gemeente en DLV. Tegenwoordig zijn veel meerboeren bezig met natuurbeheer maar de behoefte aaninformatie is alleen maar toegenomen. Daarom wil ik hierin de buurt een agrarische natuurvereniging oprichten, insamenwerking met de provincie.'

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 115

116 hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap

Spaans - Broek in WaterlandMeer onderzoek nodig voor breed agrarisch natuur-beheer

Nils Spaans, Katja Schuitema, Jan Schober en JanSpaans omschrijven hun melkveebedrijf V.O.F. De Gouwin Broek in Waterland op hun website als 'rationeel biolo-gisch en sterk gericht op natuurbeheer'. Reservaatgrond,waarbij het beheer primair op natuur is gericht, beslaatongeveer 40% van het bedrijfsoppervlak van 116 ha. Zeshectare valt onder de regeling particulier natuurbeheer.Ook hebben ze op enkele hectares gewone landbouw-grond beheerscontracten afgesloten. Het land ligt ver-spreid over 78 percelen en omvat 41 km slootkant en 46km greppel. De Natuurvereniging Agrarisch NatuurbeheerWaterland is voor Spaans een belangrijk steunpunt als hetom natuurbeheer gaat, onder andere bij het weidevogel-en slootkantenbeheer. Al sinds de oprichting in 1996 is defamilie actief lid en fungeert De Gouw als demonstratie-bedrijf.

Weidevogelbeheer

Om de weidevogelpopulatie te beschermen en te verbre-den gebruikt Spaans verschillende methoden naastelkaar. Nestmarkering en maaien volgens de mozaïek-planning zijn al heel gewoon. Andere methoden verkerenmeer in de experimenteerfase. Zo loopt er via de natuur-vereniging een onderzoek naar het effect op de vogel-stand van het aanleggen van plas-dras-percelen. Doorbepaalde percelen in het vroege voorjaar onder water tezetten, verwacht men het voedselaanbod voor vogels tevergroten en meer vogels aan te trekken. Volgens denatuurvereniging is een eerste resultaat al zichtbaar.Terwijl het aantal grutto's landelijk daalt, blijft het inWaterland gelijk.Een project met een soortgelijk doel, het projectLepelaarsloot, loopt eveneens via de natuurvereniging.De bedoeling is dat er weer stekelbaars, het voedsel voor

de lepelaar, in de sloten komt. Dat proberen de boerendoor een waterinlaat in een sloot te maken met een water-diepte van zo'n veertig centimeter en door een helofyten-filter in de slootkant te plaatsen. De plantendiversiteit blijkthierdoor toe te nemen.Volgens Spaans worden inspanningen om het weidevo-gelbestand te beschermen en te vergroten, doorkruistdoor de toename van vossen in het gebied. Dat heeft temaken met het jachtverbod op vossen. Het aantal uitge-komen weidevogelnesten is daardoor de laatste 15 jaarafgenomen van 108 naar 25. Het afgelopen jaar broeddende leeuwerik, tureluur, grutto, scholekster, kievit en zomer-taling op het bedrijf.

Slootkantenbeheer

Waterland bevat ongeveer vijftienhonderd kilometer aanboerensloten. Op dit moment vindt er in het gebied overbijna achthonderd kilometer intensief slootkantbeheerplaats. De natuurvereniging heeft het initiatief genomenvoor het project 'levende boerensloten'. Slootkanten-beheer is een uitdaging omdat het oorspronkelijke plan-tenbestand in het gebied door haar 'brak-waterverleden',hoewel bijzonder, toch beperkt is en bovendien uitgedunddoor de slechte waterkwaliteit. Door een uitgekiend sloot-beheer moeten de sloten weer vol komen te staan metoorspronkelijke waterplanten en met nieuwe planten. Denatuurvereniging zet zich via verschillende projecten inom die doelen te bereiken en bij veel projecten is Spaansbetrokken. Maatregelen als een zorgvuldig en gefaseerdbaggerbeleid moeten het water weer zuurstofrijk en heldermaken. Ook wordt overwogen de sloten twee maandendroog te leggen. De gedachte daarachter is dat het aan-wezige ijzer oxideert en een verbinding aangaat met hetovertollige fosfaat en sulfaat. Op die manier zou de water-kwaliteit moeten verbeteren. Ook experimenteert Spaansmet het aanleggen van rietkragen. Daardoor ontstaat eenruimere overgang van water naar land en dus een uitste-kend milieu voor allerlei plantensoorten. De resultaten van

het project 'levende boerensloten' liegen er niet om. Aanhet begin van het project waren de meeste sloten inWaterland dood. Slechts in 20% van de smalle slotengroeide voldoende ondergedoken waterplanten. Na driejaar experimenteren en baggeren is een duidelijke toena-me van het aantal waterplanten te zien. In de smalle slo-ten is het percentage sloten met een goede begroeiingverdubbeld tot 40%. In de bredere en zeer brede slotenwaar het wat langer duurt om de bagger te verwijderenlijkt zich ook een positieve trend in de groei van water-planten af te tekenen.

Beloning natuurbeheer pover en onzeker

De inspanningen die Spaans op het vlak van natuurbe-heer verricht, worden maar voor een deel in geld beloond.Het bedrijf doet mee aan drie vormen van natuurbeheer:

reservaatbeheer;particulier natuurbeheer;agrarisch natuurbeheer.

De grond die onder reservaatbeheer en particulier natuur-beheer valt heeft als primaire functie 'natuur'. Doel vandeze regelingen is het beschermen en uitbreiden van hetareaal bos en natuurterreinen. Agrarisch natuurbeheervindt echter plaats op grond met als primaire functie 'land-bouw' en is bedoeld voor het ontwikkelen en in stand hou-den van natuur op landbouwgronden. Deze natuur kan bij-voorbeeld bestaan uit weidevogelpopulaties, akkerran-den, tijdelijk bos of landschapselementen.De reservaatgrond pacht Spaans van Staatsbosbeheer.Slechts tien van de vijftig hectares reservaatgrond dieSpaans beheert komt echter voor een vergoeding in aan-merking. Hiervoor heeft hij een overeenkomst gesloten.'Voor de overige veertig ha betalen we pacht, en strijktStaatsbosbeheer de premies op. Onterecht, omdat wij alsboeren het eigenlijke beheer uitvoeren: uitrijden van ruigemest, onderhouden van de sloten en niet maaien voor 15juni.'Om meer zekerheid te krijgen over zijn inkomsten uit

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 116

hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 117

geen reclame voor agrarisch natuurbeheer en getui-gen van een korte termijn visie. Het argument naarde boeren toe is dat de organisatie veel kosten heeftterwijl de boer er aan verdient in de vorm van gratisvoer en de opbrengst van het vlees. 'Maar hetFlevolandschap en ook SBB krijgen subsidie van deoverheid en ze vergeten dat de vleesprijzen enormgezakt zijn. Toen we in 1984 met natuurbeheerbegonnen, kon het nog wel uit maar boeren krijgennu nog maar één tot twee euro per kg. Verder heb-ben we er ook arbeidskosten aan, bijvoorbeeld voor

het vangen van de beesten. Dat kost ook zo'n veer-tig euro per uur. Dat zien ze over het hoofd.Bovendien maaien we bepaalde stukken voor hen.Toch krijgen we er geen geld voor.'Van IJzendoorn geeft toe dat hij er natuurlijk mee opkan houden, maar hij ziet het als een wezenlijkonderdeel van het bedrijf. Verder geeft het hem veelarbeidsvreugde om in die gebieden rond te struinenen te werken. 'En ik ben natuurlijk erg voor de com-binatie landbouw en natuur, dat is een ideaal van mij.Dus daar heb ik wel wat voor over.' Bovendien vangt

Vervolg Spaans - Broek in Waterland

natuurbeheer, doet Spaans ook aan particulier natuurbe-heer. Grond die onder dit beheer valt, verliest zijn land-bouwfunctie en wordt blijvend omgezet in natuur. Spaans:'Je krijgt als boer een dertigjarig contract ten behoeve vande functiewijziging. Hierbij krijg je het verschil tussen deagrarische waarde en de natuurwaarde in dertig jaar tijduitgekeerd. Dat levert per jaar € 1.000 op, wat wel eengoede vergoeding is. De grond blijft van de boer en teltmee voor de mest. Je krijgt zowel voor de beheersvormals voor het inrichtingsplan geld. Van ons is zes ha geho-noreerd. Een klein deel hiervan wil ik als plas-dras terreininzetten ten behoeve van het weidevogelbeheer. Ditbeheer is uitstekend uit te voeren door boeren. Op hetplas-dras land komt een houten windmolentje te staan. Ditmoltentje bemaalt het plas-dras land, en zorgt hiermee dathet land voldoende nat blijft. Bovendien is het een cul-tuurhistorisch verantwoorde aankleding van het land-schap.'

Tenslotte doet Spaans ook aan agrarisch natuurbeheer opzijn landbouwgrond. Veel van de activiteiten op dit gebiedworden gecoördineerd vanuit de natuurvereniging.Hieronder valt bijvoorbeeld het weidevogelbeheer en hetslootkantenbeheer. Spaans krijgt een vergoeding voorenkele beheerscontracten die hij op zijn landbouwgrondheeft afgesloten. Dergelijke vergoedingen dekken overhet algemeen nauwelijks de kosten. Sinds vijf jaar ont-

vangt Spaans natuurexcursies op het bedrijf. De extrainkomsten uit de verbredingsactiviteiten zijn de laatstejaren aanzienlijk geweest op De Gouw.

Cultuurhistorie

De boerderij waar Nils Spaans, Katja en hun kinderenwonen is een replica van de zogenaamde 'Kaakberg', eenvoorloper van de stolpboerderij. Hij past bij het landschapen de stijl waarin de rest van het bedrijf is gebouwd. Ookhet materiaal waarmee de boerderij is gebouwd, is streek-eigen: zwart geteerd hout en een rood pannendak. Destallen zijn op dezelfde manier aangekleed. Om hetgeheel te voltooien heeft Spaans ook hoogstamfruit rond-om de boerderij aangeplant. 'Het is een boerderij met cul-tuurhistorische waarde. En mijn vader wil met cultuur-historie aan de gang. We hebben ook een aantal kansrij-ke percelen in dat opzicht. Daar ligt van alles onder degrond, pijpenkoppen, scherven, en daaruit kan veel overvroegere bewoning in deze streek worden afgeleid. Deeerste bewoning dateert van de 10e en 11e eeuw. Toenzijn de eerste sloten gegraven in dit gebied' Die percelenmet vaak grillige vorm, laat de familie ongemoeid. Devader van Nils Spaans wil in de toekomst avondwandelin-gen op het bedrijf organiseren. Zo kan hij aan de mensenlaten zien wat de combinatie landbouw, natuur- en land-schapsbeheer en cultuurhistorie inhoudt. Plannen genoegdus!

11.qxd 30-7-2004 13:09 Pagina 117

118 hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap

hij via de stieren- en zoogkoeienpremie toch nog watgeld voor het vee dat in de natuurgebieden loopt. Eninderdaad, de gronden worden gebruikt voor voeder-winning. Ook gebruikt hij de gronden tegenwoordigvoor de paardenhouderijtak. De paarden die in denatuurgebieden lopen, worden op het bedrijf ingezetals rijpaard of er wordt mee gefokt. Dit alles neemtniet weg dat Van IJzendoorn de handelswijze van deterreinbeherende instanties als boeronvriendelijk enhypocriet beschouwt. 'Ze verhuren bijvoorbeeld ookaan gangbare boeren die daar gewoon kunstmestspuiten. Als ze er maar geld mee kunnen verdienen.Wat ze vergeten is dat boeren over twintig jaar boe-ren nog steeds plezier moeten hebben in natuurbe-heer. Dat zou het uitgangspunt moeten zijn voorregelgeving.'

Bouma - TirnsNatuurboer realiseert grote biodiversiteit

Agrarisch natuurbeheer beperken tot randen-, slootkan-ten- of weidevogelbeheer past niet in de visie HesselBouma uit Tirns (Friesland). Zijn leven lang stemt Boumade hele bedrijfsvoering af op natuurbehoud en natuurpro-ductie. Het biologische bedrijf telt 33 ha grasland, 36Friese roodbonten, 24 stuks jongvee en 7 Friese paarden.Met een gemiddelde melkgift van 5.000 kg per koe melktBouma een quotum van 176.000 kg vol. De paarden zethij in voor het meeste landwerk. 'Dat spaart energie en uit-laatgassen vergeleken met tractors'.Biologisch boeren is volgens hem een eerste vereiste. Datbevordert de diversiteit enorm. Dat is te zien, zegt hij, nahet scheuren van het grasland. 'Op die percelen zijnbinnen drie jaar alle plantensoorten weer terug.'Een tweede voorwaarde voor biodiversiteit is volgensBouma een greppelstructuur. Een weiland van honderdmeter breed met daarin zes akkers van zestien meter en

vier meter sloot is ideaal.Verder sproeit hij met de giertank elf, twaalf meter, de restniet. Ook moeten de sloten een schuine kant van 45 gra-den hebben. 'Op de greppelkanten krijg je dan een mooien ander plantenbestand.' Voor de weide- en roofvogelsmaait hij bij de eerste snee veertig tot vijftig cm vanaf deslootkant niet.Een andere manier om de biodiversiteit te vergroten is hetcreëren van hoogteverschillen. Bouma heeft bijvoorbeeldde kleine zandruggen op het land hersteld door zand enslootvuil op de veengrond aan te brengen. Ook legde hijtwee terpen op zijn land aan. 'Zo kan ik planten die niet zovan water houden, laten overleven en ook dieren eenhoge droge plek geven.' Extra natuur kwam tot stand door sommige hoeken vanhet weiland 'scheef af te hoeken' met modder. Aanleidingwas de noodzaak op arbeid te besparen. 'Door het werkenmet paarden ben ik al relatief meer tijd kwijt en vooralhoekjes maken het lastig. Vandaar. Op die stukken grondstaat nu ook natuur.'

Bouma behaalt geweldige resultaten met zijn werkwijze.Op het bedrijf is de natuur uitbundig aanwezig. Het IVNontdekte in de jaren '90 op zijn land honderd verschillen-de plantensoorten, van Engels raaigras tot orchideeën.Daarnaast zijn er veel weidevogels. Bouma telde samenmet de vogelwacht veertig kievieten en negen grutto's opde huiskavel van 23 ha. Verder zijn er de tureluur, schol-ekster en eenden te vinden.Financieel gezien is de aanpak van Bouma minder roos-kleurig. De meerprijs die biologisch boeren opbrengt, is inde loop van de jaren gedaald. Verder kreeg hij voorheenook geld via de Bergboerenregeling. Maar die heeft deoverheid opgeschort. Ook uit de pot voor randenbeheerkrijgt hij geen geld meer. Zijn bedrijfsvoering past nietbinnen de opgelegde regels voor agrarisch natuurbeheer.Hij kan bijvoorbeeld niets met maaidata, die sluiten nietaan bij zijn bedrijfsvoering. En dat geldt ook voor randen-beheer, dat spoort niet met zijn visie dat natuurbeheer hethele bedrijf moet omvatten.

11.qxd 30-7-2004 13:10 Pagina 118

hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 119

Natuurbeheer door boeren is globaal gezien in tweecategorieën in te delen: natuurbeheer op grond metals primair functie 'landbouw' en natuurbeheer opgrond die als primaire functie 'natuur' heeft. De eer-ste vorm wordt agrarisch natuurbeheer genoemd.Doel van de subsidieregeling agrarisch natuurbeheeris het ontwikkelen en in stand houden van natuur oplandbouwgronden. Deze natuur kan bijvoorbeeldbestaan uit weidevogelpopulaties, akkerranden, tij-delijk bos of landschapselementen. Doelstelling van de overheid is dat in 2018 op135.000 ha landbouwgrond agrarisch natuurbeheerwordt uitgevoerd.

Ook voor het beheer van grond met als primairefunctie 'natuur' is subsidie beschikbaar. Doel hiervanis het beschermen en uitbreiden van het areaal bosen natuurterreinen in Nederland, met name in deEcologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS isgepland op 600.000 ha. De overheid stelt zich tottaak om tot 2018 150.000 ha nieuwe natuur aan tekopen, in te richten en over te dragen aan terreinbe-herende instanties (Sanders et al., 2003).De aankoop van grond voor natuur stagneert echterdoor bezuinigingen. Minister Veerman stelt voor om,in plaats van aankoop, nieuwe natuur te laten behe-ren door particulieren. De verwachting is dat ookzonder deze beleidswijziging in 2018 eenderde totde helft van de EHS door particulieren wordtbeheerd. Daarbij gaat het vooral om botanischegraslanden, weidevogelgraslanden, bos en landgoe-deren, maar ook om meer 'gevoelige' natuur alsheide, schraalgraslanden en rietland van terreinbe-herende instanties, beheerd door particulieren

(Sanders et al., 2003). Vooral natuurgrasland komt inaanmerking voor beheer door boeren. Deels bestaatdit areaal uit grote aaneengesloten eenheden vanmeer dan honderd ha, deels uit kleinere oppervlak-ten van enkele tientallen ha.De vraag is in hoeverre (grootschalig) natuurbeheerop agrarische bedrijven te integreren is en of dit vol-doende rendabel is. Ook is onduidelijk of de kwaliteitvan agrarische natuur voldoende is in vergelijkingmet andere vormen van natuur.

Vraag uit samenleving

Natuurbeheer door boeren voorziet in verschillendevragen vanuit de samenleving. Voor overheid en ter-reinbeherende instanties is natuurbeheer door parti-culieren goedkoop en over het algemeen van vol-

doende kwaliteit (Sanders et al., 2003). Ook terrein-beherende instanties geven aan dat zij het verpach-ten van terreinen aan particulieren zeer belangrijkvinden, zowel uit financiële als bedrijfstechnischeoverwegingen. Natuurbeheer is door boeren, zoalsVan IJzendoorn ook aantoont, bovendien goed tecombineren met activiteiten als zorgverlening,paardenhouderij en een biologisch melkvee- enakkerbouwbedrijf. Ook kan natuurbeheer door boe-ren bijdragen aan behoud van oude Nederlandsecultuurlandschappen en oude Nederlandse veeras-sen. Zeldzame rassen als Blaarkop, Fries Hollandsezwartbonte en MRIJ, zijn uitermate geschikt voorextensieve bedrijfsvoeringen. Juist in een extensievebedrijfsvoering is natuurbeheer goed in te passen.

Relevantie enpotentie

11.qxd 30-7-2004 13:10 Pagina 119

Vergoeding te laag

De vergoeding voor natuurbeheer door boeren isechter over het algemeen te laag, zodat het voor veelboeren niet rendabel is. Vaak moeten boeren zelfspacht betalen voor het gebruik van natuur. De Haan(2002) heeft berekend hoe hoog de vergoeding voorhet beheer van natuurgrasland moet zijn, wil het voorboeren rendabel worden. Berekeningen zijn uitge-voerd voor een bedrijfstype op veengrond met vol-doende eigen ruwvoer en een bedrijfstype op zand-grond met een ruwvoertekort. Beide met een melk-quotum van 500.000 kg. De hoogte van de benodig-de vergoeding is sterk afhankelijk van de situatie envarieert per ha natuurgrasland van 590 euro tot1.000 euro. Alleen als het ruwvoer verkocht kan wor-den, is een vergoeding van zo'n 110 euro toereikend.De hoogte van de vergoeding kan voor intensievebedrijven op zandgrond ongeveer 90 euro lager lig-gen dan voor de extensieve bedrijven op veengrond,omdat de intensieve bedrijven het ruwvoer beterkunnen benutten. De verwachting is echter dat juistin extensieve gebieden veel natuurgrond beschik-baar zal komen (De Haan, 2002). De conclusies uit

deze studie komen overeen met de ervaringen vanVan IJzendoorn. Ook hij geeft aan dat natuurbeheerpas rendabel wordt als boeren er een vergoedingvoor krijgen.

Een ander probleem waar boeren tegen aanlopen isdat veel aanvragen tot functiewijziging van land-bouwgrond in natuurgrond worden afgewezen.Oorzaak zijn de ingewikkelde procedures bij vergun-ningaanvraag, waardoor vergunningenaanvragenvaak niet in orde zijn (Sanders et al., 2003).

Ook beheersgras niet snel rendabel

Bij agrarisch natuurbeheer worden eisen gesteld metbetrekking tot de maaidatum, bemesting, beweidingen dergelijke op landbouwgrond. Er zijn verschillen-de beheersregimes mogelijk, met bijbehorende ver-goedingen. Durksz (2003a) concludeert dat inpassenvan dergelijk beheersland op een melkveebedrijf nietsnel economisch interessant is. Met behulp van de'BedrijfsDuurzaamheidsIndex' is doorgerekend wathet effect is van omzetting van 25% van het aanwe-zige grasland in beheersgras op een melkveebedrijf.Hierbij is gekeken naar de effecten op vier deelge-bieden van duurzaamheid: economie, intern sociaal,zoals arbeidsomstandigheden, extern sociaal, zoalsimago en ecologie. Door het inpassen van beheers-gras stijgt de imagoscore fors. Ook de ecologischeduurzaamheid neemt toe, hoewel extra ruw- enkrachtvoer moet worden aangevoerd in verband metde lagere opbrengsten en mindere kwaliteit vanbeheersgras. De arbeidsopbrengst wordt echterveelal lager, terwijl de arbeidsbehoefte juist iets toe-neemt. Ook de liquiditeitsontwikkeling is meestalnegatief, waardoor de kritieke melkprijs stijgt. Alleenvoor het grotere extensieve bedrijf van meer danzeven ton melkquotum is de liquiditeitsontwikkelingpositief.

Gebrek aan kennis

Naast de te lage vergoeding zijn gebrek aan kennisbij boeren over natuurbeheer en de complexe wet-en regelgeving belangrijke obstakels voor natuurbe-heer. Bovendien hebben boeren geen zicht op devele subsidiemogelijkheden. Hierin kunnen agrari-sche natuurverenigingen een belangrijke schakelvormen tussen boeren (natuuraanbieders) ennatuurvragers. Dit soort collectieven kunnen makke-lijker dan individuele boeren langjarige contractenafsluiten met financiers. Hiermee staan zij garantvoor kwaliteit en duurzaamheid in het beheer, doorcontrolemogelijkheden en sancties in de contractenop te nemen. Tegelijk vangen zij fluctuaties op in deindividuele belangstelling voor contracten. Ook kun-nen zij een functie vervullen bij kennisverspreiding.Zij vervullen deze rol al vaak, zo blijkt uit onderzoekvan Corporaal (2000). Al zijn veel besturen van agra-rische natuurverenigingen onvoldoende toegerustom agrarisch natuurbeheer en verbreding van func-ties van de agrarische bedrijven op een professione-le manier uit te voeren en hebben zij behoefte aanmeer middelen om het agrarisch natuurbeheergestalte te geven.

120 hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap

matig

Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap:

globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

11.qxd 30-7-2004 13:10 Pagina 120

De vergoeding voor agrarisch natuurbeheer isveelal te laag.

Wetgeving is ingewikkeld en subsidiemogelijkhe-den zijn onduidelijk.

Er is onvoldoende kennis bij veel boeren overnatuurbeheer.

hoofdstuk 11 Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap 121

Obstakels vooropschaling

Ing. Gerard Kolkman - onderzoeker stad-landre-laties bij Alterra, Wageningen URCombinaties maken Zonnehoeve innovatief

Het innovatieve van De Zonnehoeve zit vooral in degemaakte combinaties. In de eerste plaats op bedrijfsni-veau. De bd-activiteiten beperken zich niet tot melkvee-houderij in dienst van de in ruime mate voorhandenakkerbouw (koppeling dier en bodem), maar zijn ook ver-der ontwikkeld en gekoppeld aan een groot natuurgebied.Binnen het Praktijkonderzoek van Wageningen UR wordtnagedacht over de vraag hoe een dergelijk bedrijf er uitmoet zien. Hier is iemand die aandurft dit nu al in praktijkte brengen. Ook op Schiermonnikoog heb ik deze maniervan boeren gezien. Vanwege het innoverende karakterzouden de terreinbeherende organisaties Van IJzendoornhier vorstelijk voor moeten belonen, maar dat is eenander verhaal. Wat betreft de onderzoeksvragen of beteronderzoeksuitvoering zou De Zonnehoeve mee moetendraaien in een onderzoek naar combinatiemogelijkhedenvan landbouw en grootschalig natuurbeheer.

De toevoeging van de paardenfokkerij/stoeterij, de bak-kerij en de zorgactiviteiten maken het geheel tamelijkuniek. In sociaal opzicht is hier sprake van de opzet vaneen woon- en werkgemeenschap met een grote maat-schappelijk spin-off. De boerderij is niet langer de plekwaar alleen een inkomen wordt verdiend, het is ook eenplaats waar anderen uit de directe omgeving 'tot hun rechtkomen'. In Duitsland noemt men dat een'Hofgemeinschaft'. Dit soort bedrijven met een dergelijkeaanpak kunnen de hospitaliseringsdrang in onze huidigesamenleving een halt toeroepen. Het past in de snelleontwikkeling van het aantal zorgboerderijen. Mijn ver-wachting is, wanneer we dit slim inzetten, dat hiermeeook onze zorgbudgetten niet meer exponentieel zullenstijgen.

Onderzoeksvraag: wat is de rol en het resultaat van eendergelijke 'Hofgemeinschaft' voor de lokale en regionalesamenleving en hoe kunnen dergelijke woon- en werkge-meenschappen van de grond worden getild?Het openstellen van het bedrijf voor gewone mensen isook een sterke bijdrage aan de koppeling van stad enland op lokaalniveau. De stad zoek ontspanningmogelijk-heden en vindt die nu op dit soort bedrijven. Het recrea-tieve en educatieve voordeel hiervan moet niet wordenonderschat.

11.qxd 30-7-2004 13:10 Pagina 121

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 122

Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12 123

Melkveehouder Wim van de Heijning uit Vessem isbezield van water. Daardoor loopt hij vaak voor detroepen uit. Zo doet hij al tien jaar aan peilbeheer opzijn bedrijf. Bovendien is hij als bestuurslid van deZLTO afdeling Eersel-Veldhoven, samen met enkelecollega's, trekker van vele waterprojecten. Van deHeijning: 'Het waterprobleem is de laatste jaren actu-eel geworden en wij lopen in deze afdeling vooropom die problemen aan te pakken. We zijn fanatiekewaterbestuurders, trekkers op watergebied, pio-niers.' Ook is Van de Heijning bestuurslid van hetWaterschap.

Stuwen op boerenland

Het water boeit Van de Heijning al jaren. Dat heeftonder meer te maken met de specifieke omstandig-heden op zijn bedrijf en zijn ervaringen met het zoe-ken naar oplossingen daarvoor. Omdat het riviertjede Kleine Beerze door het bedrijf heen loopt, heeft hij's winters te maken met een hoge grondwaterstand.'s Zomers is de grondwaterstand vaak juist erg laag.Het is al weer twintig jaar geleden dat Van deHeijning daarom besloot stuwen in zijn land te plaat-sten en op tien ha - op het meest venige stuk - drai-nage aan te leggen. Zo kon hij het water in de zomerbeter vasthouden en in de winter sneller afvoeren.Om de drainage te laten werken, installeerde hijtegelijkertijd een elektrische onderbemalingspomp.Aanvankelijk draaide die de hele dag. Tot er eendroog jaar kwam. Toen bleek dat de sloten leeg vie-len. Tegelijkertijd zag hij na regen de grond blankstaan. Dat water werd echter in een rap tempo afge-voerd. Hij bedacht toen dat je het water vast zoumoeten houden zodat je in droge tijden een water-

voorraad hebt. Daarom begon hij eerst 's zomers enlater ook 's winters de pomp uit te zetten. In dezomer groeit er immers gewas dat water nodig heeften in de winter hoeft een boer niet op het land te zijn.Alleen in voor- en najaar, als hij met machines hetland op ging, moest het droger zijn. Het werkte goed.Hij had daarbij het geluk, zoals hij het zelf noemt, vaneen constante wateraanvoer en 'dat is niet overal zo'.Verder heeft zijn grondsoort - zand - in vergelijkingmet klei of veen, het voordeel dat er veel verschil-lende gewassen op verbouwd kunnen worden. Dieruime gewaskeuze biedt ook meer speelruimte voorde waterstanden.

Peilbeheer voor een betere mineralenbenutting

Peilbeheer is volgens Van de Heijning voor veelmeer boeren interessant. Het verbetert de minera-lenbenutting waardoor een boer met minder mest toekan. 'Er spoelen minder mineralen uit als de sloot volstaat. Dat komt omdat mineralen enkel via watermobiel zijn. Als je stikstof- en fosfaatuitspoeling wiltvoorkomen, moet je dus het water in de grond vast-houden. Ik heb door het peilbeheer geen probleemmet stikstof. Met fosfaat nog wel. Dat komt door dehoge grondwaterstand. Daardoor is de grondbehoorlijk koud en neemt de benutting van fosfaataf.' Voordeel van peilbeheer zit niet in hogereopbrengsten, stelt van de Heijning. Wel in minderwatergebruik doordat hij minder hoeft te beregenen.'Op zo'n tien ha van mijn land beregen ik nooit meeren op de rest van het land kan ik met minder toe.'Hoewel hij het al die jaren nooit heeft uitgerekend,denkt hij wel dat hij honderden euro's per ha per jaarbespaart, vooral vanwege minder kosten voor bere-

BedrijfsgegevensPlaats VessemArbeid 1 VAKMelkquotum 420.000 kgGrondsoort ZandOppervlakte cultuurgrond 25 ha

Grasland 17 haMaïs 4 haSuikerbieten 4 ha

Intensiteit 16.800 kg melk / haAantal koeien 60Aantal jongvee 30Melkproductie per koe 7.000 kgVetgehalte 4,00 %Eiwitgehalte 3,40 %Verbreding Part-time baan, inkomsten

uit bestuurlijke activiteiten

Mieke en Wim van de Heijning

Van de Heijning - Vessem: Bezield van water

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 123

124 Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12

gening. Ook bespaart het hem tijd. En die vult hij inmet andere betaalde en onbetaalde werkzaamhe-den. Zo is hij bestuurlijk actief in de ZLTO-afdeling,het Waterschap, de gemeenteraad en in de organi-satie van de Trekker-trek-wedstrijden. Daarnaast ishij op afroepbasis als vrachtwagenchauffeur werk-zaam. Ook heeft hij onlangs een melkrobot aange-schaft om nog meer op arbeid te besparen. Tegelijkvergroot dat de mogelijkheden voor een flexibelerarbeidsorganisatie. Dat is nodig, temeer daar ookzijn vrouw naast haar bedrijfswerk betaalde werk-zaamheden buiten het bedrijf verricht.

Opschaling

Door zijn ervaringen met peilbeheer besloot deZLTO-afdeling Eersel-Veldhoven in 1997 het project

'Het plaatsen van stuwen in boerensloten' te starten.Op vrijwillige basis plaatsten boeren vijftig stuwen ophun land. Met de verhoging van de grondwaterstandwilden ze de verdroging van landbouw- en natuur-gronden beperken en tegelijk wateroverlast voor debenedenstroomse stedelijke gebieden tegen gaan.Het zou natuurbehoud, een efficiënter watergebruiken ook een betere mineralenbenutting bevorderen.Ook leek het een goed plan om het imago van desector te verbeteren.De boeren zochten samenwerking met hetWaterschap. Het project werd een succes en sloeg inbredere kring aan. De laatste vijf jaar zijn totaal zo'ntweeduizend stuwen geplaatst in Noord-Brabant enLimburg en er wordt op 90.000 ha water geconser-veerd. Ook in Vlaanderen (België) vond het projectnavolging.

Kennis uitdragen noodzakelijk

Een probleem dat Van de Heijning signaleert is datniet iedereen de stuw gebruikt. 'Ik rijd veel rond,praat veel, en ik zie wie het wel en niet gebruikt. Dielaatste groep ziet er het nut niet van in. Ze zijn vol-gens mij onvoldoende bekend met de achtergrondvan die stuwen. Ze weten niet dat als ze goed metdie stuw omgaan, ze minder kunstmest nodig heb-ben. En dat ze dan wel aan MINAS kunnen voldoen.Dat moeten we beter uitdragen.'Van de Heijning denkt dat het beter is als boerenpeilbuizen plaatsen. Daarmee krijgen ze op eenvou-dige wijze informatie over de grondwaterstand enover de noodzaak om wel of niet te beregenen. 'Diekennis is broodnodig, want er wordt nog te veelonnodig beregend. Boeren moeten weer een finger-spitzengefühl krijgen als het om water gaat, er ismeer vakmanschap over water bij de boer nodig.'Zelf houdt hij altijd zijn ogen en oren open. Ik ga metexcursies mee, lees allerlei bladen, praat met veelmensen. En ik heb als bestuurslid van hetWaterschap en als gemeenteraadslid toegang totallerlei stukken.'

Verbetering waterkwaliteit

Van de Heijning doet ook mee aan een driejarig pro-ject van het Waterschap om de uitspoeling van mine-ralen tegen te gaan. Het gaat om randenbeheer. Bijweiland mag anderhalve meter aan weerszijden vande sloot niet bemest en gespoten worden. Bij hetbouwland gaat het om een strook van drieëneenhal-ve meter langs de sloot die ingezaaid wordt metgras. Zelf heeft Van de Heijning een strook van vijfmeter aangehouden want 'dat is handiger met demachines. Hooibouwmachines zijn namelijk vijfmeter breed.' De bijkomende vergoeding is hethoofdmotief om mee te doen 'want eigenlijk doe ik

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 124

Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12 125

het al goed zoals ik het doe.' Overigens worden deextra meters niet uitbetaald.Hij vindt het teleurstellend dat meer dan de helft vande boeren in het gebied het project niet ziet zitten.'Ze zeggen dat ze dan niet meer mogen spuiten.Maar ik vertel ze dan dat ze wel met de rugspuitdistels en zo mogen wegspuiten. Alleen het graslandmogen ze niet bespuiten. Er is daar dus nog voor-lichting nodig om de boeren over de streep te trek-ken.'

Op het vlak van waterzuivering heeft Van de Heijningook plannen. Hij wil een helofyten1- of rietveldfiltergaan gebruiken. Daarvoor wil hij de afwateringsslootvan het bedrijf verbreden en uitdiepen en vervolgensbeplanten met riet. Op die manier wordt het afvalwa-ter dat via het erf in de sloot loopt, zoals spoelwater,gezuiverd. 'Door het talud breder en minder steil temaken en daarop riet te planten over een lengte vandertig tot veertig meter, bouw je een natuurlijkewaterzuivering in. Riet heeft namelijk een zuiverendewerking. Bijkomend voordeel is dat er geen onkruidmeer groeit omdat riet dat voorkomt.' Om er voor tezorgen dat het water ongehinderd door kan stromen,wil Van de Heijning de sloot in het midden verder uit-diepen. De boeren bovenstrooms zullen dan geenlast hebben van een tragere doorstroom en dus vanhoger water. 'Ik heb dat systeem in België gezien,het is makkelijk inpasbaar en kost weinig. InNederland is er wel wat ervaring mee. Boeren diegeen aansluiting op de riolering hebben, gebruikenhet soms. Maar ik lig hierover met het Waterschap inde clinch. Om dit project te realiseren heb ik hungrond, schouwgronden, nodig. Dat willen ze niet,althans nog niet. En dat terwijl een helofytenfilter hetWaterschap nog extra voordelen biedt. Het maaktbijvoorbeeld het maaien van de slootkanten overbo-dig. Momenteel doet het waterschap een proef omhet gras op de slootkant één keer per jaar in plaats

van twee keer te maaien. Ze denken er zelfs over omhet eens in de twee jaar te gaan maaien. Als ik ditplan mag uitvoeren is dat niet meer nodig en datscheelt hen tijd en geld. Bovendien wordt de uit-spoeling verminderd. Als zij maaien laten ze het grasnamelijk liggen en dat gaat op den duur rotten. Diemineralen spoelen op een gegeven moment uit.'Het plan is om dertig tot veertig (ZLTO)-boeren, hetWaterschap en het Pompstation bij het project tebetrekken. De boeren nemen dan de onderhouds-plicht van het Waterschap over. Tot nu toe zegt hetWaterschap dat het niet in zijn beleid past. 'Maar wel-licht dat er over een paar jaar een opening komt.'

Waterbergingsproject

Een volgend project dat al in de steigers staat, is eenwaterbergingsproject. Het is als demonstratieproject

door de ZLTO gelanceerd. Een gebied van zo'nzestig hectare bij het riviertje de Kleine Beerze isaangewezen als zoekgebied voor waterbergingomdat de rivier eens in de vijf jaar overstroomt. Ookbij Van de Heijning staat dan zo'n tien ha blank. Geenvan de boeren ziet het zitten om land te hebben datis aangewezen voor noodoverloop van water. Van deHeijning: 'Stel dat ze daar toch toe besluiten. En datwe dan bijvoorbeeld vijfhonderd euro per ha alsschadeloosstelling krijgen aangeboden. Dan kan ikop die percelen alleen nog maar gras verbouwen datbovendien van een slechtere kwaliteit is. Bieten ofmaïs gaat niet meer. Zoiets heeft dus een geweldigeimpact op je bedrijfsvoering.' De boeren hebbendaarom een eigen plan bedacht waarmee ze willenvoorkomen dat ze nadeel ondervinden van de water-berging. Van de Heijning legt uit: 'In het gebied dattot het zoekgebied behoort, liggen behalve veertig totvijftig ha van drie boeren, waarvan 16 ha van mij, ook

1 Het helofytenfilter is een zandfilter waarop helofyten zijn geplant. Helofyten zijn moerasplanten, die met hun wortels inde waterige bodem groeien en met hun stengels boven het water uitsteken. Het stelsel van holle wortels zorgt voor extrabeluchting van het systeem. Voorbeelden zijn riet, mattenbies, lisdodde en biezen. Riet wordt het meest toegepast.

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 125

126 Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12

twee ha van de gemeente en vijftien ha van hetBrabants Landschap. Die gronden grenzen aan mijnbedrijf en aan dat van mijn twee collega's. We willenvan die zeventien ha twintig centimeter grond afgra-ven en daarmee het boerenland ophogen. Op diemanier zou een natuurlijke waterberging op hetnatuurland ontstaan. Dat kan dan een soort moerasof plas-dras-gebied worden terwijl wij boeren minderwateroverlast hebben. Ik ben bereid daar voor dedrainage twintig centimeter hoger te leggen en ooktwee kikkerpoelen aan te leggen.'Van de Heijning voorspelt dat realisering ervan nietgemakkelijk zal zijn. Zo heeft bijvoorbeeld hetBrabant Landschap een andere doelstelling voor dievijftien ha, namelijk kort schraal grasland. 'Ze zoudendus hun doelstelling voor dat gebied moeten wijzigenen ook de gemeente moet willen meewerken.' VoorVan de Heijning is het belangrijk dat duidelijk is datde boeren niet tegen waterberging zijn. 'Wij vindenhet maatschappelijk onverantwoord dat Den Boschbij hoog water vol loopt. Iedereen moet zijn bijdrageleveren om dat te voorkomen. Het is uiteindelijk detaak van het Waterschap om dat in te vullen, maar ikwil ze als boer voor zijn.'

Lange adem

Van de Heijning en zijn collega's moeten nogal eensflinke obstakels overwinnen. 'Onze plannen passenvaak niet in het beleid van instanties als hetWaterschap, de gemeente, de provincie of hetBrabants Landschap. Bovendien hebben die instan-ties onderling ook vaak botsende doelstellingen entegenstrijdige regelgeving.' Een voorbeeld uit zijneigen bedrijfspraktijk: 'Vijf jaar geleden wilde ik agra-risch natuurbeheer gaan doen, ik wilde kikkerpoelenaanleggen. Het IVN was enthousiast, hetWaterschap ook, maar het paste niet in het beleidvan de provincie. Dit gebied was voor die bestem-

ming niet aangewezen. Dat is heel frustrerend.Natuurlijk mag je het zelf wel aanleggen, maar dankrijg je geen tegemoetkoming in de aanlegkosten.'Daarnaast is er nog al eens sprake van onwil. 'Als weiets van de grond willen krijgen waar die instanties bijbetrokken zijn, volgt meestal een moeizaam en lang-durig onderhandelingstraject.'Ook signaleert hij financiële obstakels, want waar ishet geld dat ze nodig hebben om de plannen en pro-jecten op te zetten en te realiseren? Als initiatiefne-mers moeten boeren zelf subsidies zoeken en aan-vragen en dat kost veel tijd. Dat ervaart van deHeijning soms als frustrerend. Als boer heb je eenlange adem nodig om wat te bereiken. 'Zelfs als we

hulp van de ZLTO nodig hebben, moeten we geldmeebrengen. Want de ZLTO werkt voor alle leden enals wij met een lokaal project komen zeggen ze datzoiets niet in het belang is van alle leden. We kunneneen paar uur gratis ondersteuning van hen krijgen,de rest moeten we zelf zien te financieren. Je moetdus creatief zijn om die problemen op te lossen. Zozijn we voor dat waterbergingsproject een voor-beeldproject van ZLTO geworden. En dan hoevenwe dus niets te betalen, want alle andere leden kun-nen er dan later ook profijt van hebben. Verderbetaalt het Waterschap af en toe wat. En we probe-ren bijvoorbeeld ook proeven met deelname op vrij-willige basis op te zetten.' Het inzetten van studenten

Van der Hulst - Hazerswoude RijndijkWaterberging en woningen op voormalige land-bouwgrond

Nico van der Hulst heeft samen met zijn zoon Gerard eenmelkveebedrijf van één miljoen kg quotum en 62 ha bijHazerswoude Rijndijk. Het gebied bestaat uit een aantalpolders - zowel veenweidepolders als verveende droog-makerijen - en ondervindt in periodes van veel neerslagveel wateroverlast. De provincie Zuid-Holland, het water-schap en andere betrokkenen zoeken daarom naarmogelijkheden voor piekberging - het tijdelijk opslaan vanwater in het gebied.Van der Hulst heeft het plan opgevat om op zijn eigenland waterberging te realiseren. Het gaat om een perceelvan veertien ha dat grenst aan Hazerswoude Dorp. Hetperceel ligt in een gebied dat is aangewezen voor water-berging, de zogenoemde Zuidoever, dat ligt tussen hetdorp en de lagergelegen polder. Dit gebied moet een mul-tifunctioneel gebied worden van tweehonderd ha waarinzeshonderdduizend kuub water gebufferd kan worden.De Zuidoever wordt dan een nieuw watersysteem datoppervlaktewater buffert én recreatieve, ecologische enandere ruimtelijke kwaliteiten aan de dorpsrand toevoegt.

Voor het gebied wordt niet actief grond geworven: perce-len die in de loop van de tijd vrijkomen, worden aange-kocht en gaan deel uitmaken van dit bergingsgebied.

Van der Hulst neemt echter zelf het initiatief en wil op zijnperceel waterberging combineren met woningbouw. Hetplan is nog niet goedgekeurd, maar past goed in debestemming die het gebied heeft. De bedoeling is om dij-ken rondom het perceel te leggen en het vervolgens volte laten lopen met water. Op het water kunnen 44 drij-vende woningen worden aangelegd en op de dijk vier.Het waterpeil van Watergoed Levenslust, zoals het planal gedoopt is, kan door de regenval fluctueren van -4 tot-3,5 NAP. De dijken zullen minimaal op -3 NAP moetenliggen, twee meter boven het omliggende maaiveld van -5 NAP. Van der Hulst wil de woningen in erfpacht uitge-ven. Hij blijft dus eigenaar van het terrein, en daarmeeook verantwoordelijk voor onderhoud en beheer(Piekema en Van Capelle, 2001).Hoewel er nog veel moet gebeuren voordat het plan uit-gevoerd kan worden, ziet het plan er veelbelovend uit.Van der Hulst speelt in op verschillende maatschappelijkebehoeften: hij voorziet in waterbuffering en realiseertlandschappelijk aantrekkelijke, rustige woonruimte.

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 126

Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12 127

voor het doen van onderzoek beperkt de kosteneveneens. Door die financiële kant van de zaak ishet opstarttraject van projecten echter vaak moei-zaam en lang.

Waterberging

Sinds de hoogwaterstanden van 1993 en 1995 moetwater sturend worden in de ruimtelijke inrichting vanons land. Water moet meer ruimte krijgen. De drie-traps-strategie luidt 'vasthouden-bergen-afvoeren'om zowel wateroverlast als verdroging tegen tegaan. Hiermee heeft ook de landbouw te maken.Volgens de Vijfde Nota ruimtelijke Ordening moet debestaande 750.000 ha aan Nederlands wateropper-vlak tot 2050 worden aangevuld met 90.000 ha voorveiligheid, 25.000 ha voor extra open water in regio-nale watersystemen en 375.000 ha voor overige her-inrichting ten behoeve van het waterbeheer. Dit zijnenorme arealen, zeker gezien de hoge gronddrukvanuit allerlei sectoren. Combineren en ruimte delenlijken de enige uitweg. Hier liggen mogelijkhedenvoor combinatie met landbouw of natuur. De Raadvoor het Landelijk Gebied concludeert in het rapport´Bergen met beleid' echter dat de mogelijkhedenvoor koppeling van waterberging en/of -buffering metbestaande natuur en landbouw relatief beperkt zijnzolang de hoofdfunctie van dergelijke gebiedennatuur of landbouw blijft. Er lijken meer mogelijkhe-den te zijn voor het omgekeerde: koppeling vangroene functies, zoals natuur en landbouw, aangebieden met de hoofdfunctie 'water'. (RLG, 2001).

Overstromingsschade aan landbouwgrond kan aan-zienlijk zijn. Zomeroverstromingen komen weinigvoor, maar het komt regelmatig voor dat landbouw-grond langs een rivier of beek in april nog onderwater staat. Dan worden de graswortels van zuurstofafgesloten. Ook ligt er vaak nog maandenlang eenlaag slib op het land. Hierdoor verdwijnen goedegrassoorten uit het land en krijgt beginnende gras-groei een enorme terugslag. Daar komt bij dat methet water en het slib ook schadelijke stoffen op hetland kunnen komen. Dit kan negatieve effecten heb-ben op bodem, gewassen en diergezondheid.Waterkwaliteit speelt dus een belangrijke rol bij demogelijkheden voor waterberging. Andere mogelijkeschade is wegzakken van de oever en afsterven vanbomen en oeverplanten. Ook de natuur kan dus eenterugslag ondervinden. Voor al deze problemen zaleen oplossing gevonden moeten worden. Naast hetinitiatief van Van de Heijning en zijn collega´s, omnatuurland af te graven en met deze grond land-bouwgrond te verhogen, zijn er ook initiatievenelders in het land. Zo hebben boeren langs de rivierde Dinkel in Twente een eenmalige schadevergoe-ding gekregen voor verandering van het bestem-mingsplan. De gemeente Losser heeft gronden langsde rivier naast hun landbouwbestemming ook denieuwe bestemming 'incidentele waterberging' gege-ven. Het waterschap Regge en Dinkel heeft zo'n 2,7miljoen euro uitgetrokken voor een eenmaligeafkoopsom van de overstromingsschade die boerenlijden. Dit is ter compensatie van de geleden inko-mensschade en als vergoeding voor de waardeda-ling van de grond (De Boo et al., 2001).

Bestrijden van droogte- en natschade

Zowel vernatting als verdroging kunnen schadeopleveren voor de landbouw. Met beide problemenkrijgt de landbouw in toenemende mate te maken.

Relevantie enpotentie

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 127

128 Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12

Vernatting treedt op bij een hogere grondwaterstand,bijvoorbeeld doordat het waterpeil in een naastgele-gen natuurgebied wordt verhoogd, terwijl verdrogingvooral een probleem is op zandgronden waar sprakeis van een snelle waterafvoer. Natschade doet zichvoor als de draagkracht te gering wordt. Bij onvol-doende draagkracht kan het vee niet op het perceelgrazen en kunnen geen bewerkingen, zoalsbemesten en maaien, worden uitgevoerd. De nat-schade uit zich dan vooral in gebruiksschade.Verhoging van de grondwaterstand heeft soms ookpositieve effecten, zoals minder droogteschade.Droogteschade ontstaat als de bodem niet genoegvocht aan het gewas levert zodat de groei vertraagtof zelfs stopt. Minder droogteschade betekent voorde boer meer opbrengst, minder noodzaak om teberegenen en dus minder arbeid en minder kosten.Zowel op te natte als op te droge percelen is debenutting van mineralen laag. Onbenutte mineralenkunnen uitspoelen naar het grond- en oppervlakte-water. Op de droge percelen wordt de EuropeseNitraatnorm voor grondwater ruim overschreden. Opnatte percelen niet, omdat nitraat wordt afgebrokendoor denitrificatie. Wel treedt onder natte omstandig-heden meer uitspoeling van fosfaat op. Zowel droog-te als wateroverlast kunnen leiden tot MINAS-heffin-gen (Boland en Klaver, 2000).

Droogteschade is met behulp van stuwen te bestrij-den. Dankzij flexibel waterbeheer kunnen boeren hetwater langer vasthouden op hun land. Zo kan demineralenbenutting in de bodem stijgen en tegelijkde waterbehoefte voor beregenen dalen. Dit levertniet alleen ecologisch voordeel op, het kan ook geldopleveren of besparen door een lagere mineralenbe-hoefte en minder noodzaak tot beregenen.Bovendien levert flexibel waterbeheer een bijdrageaan het verlagen van wateroverlast doordat in gevalvan een neerslagoverschot het water langer vastge-houden kan worden (Boland en Klaver, 2000).

De omvang van gebruiksschade op landbouwgrondblijft beperkt als een boer de natte of droge percelengoed kan inpassen in zijn bedrijfsvoering. De inpas-baarheid is vooral afhankelijk van de intensiteit vanhet bedrijf en de oppervlakte van de huiskavel metvoldoende draagkracht. Boeren kunnen de volgendemaatregelen nemen om de inpasbaarheid van nattepercelen te vergroten (Boland en Klaver, 2000):

het beweidingssysteem aanpassen door onder-meer in natte periodes vee op stal te zetten;gewaskeuze aanpassen aan de vochtvoorzieningvan een perceel;lichtere machines gebruiken;

de mestopslag vergroten;de detailontwatering (bolle percelen, greppels enondiepe drainage) en bodemstructuur verbeteren;natuurbeheersovereenkomsten aangaan voornatte percelen.

Potentie voor de melkveehouderij

Met name het bestrijden van verdroging kan melk-veehouders geld opleveren en tevens een bijdrageleveren aan de maatschappelijk doelstelling omwater langer vast te houden. Bij vernatting is vaaksprake van tegengestelde belangen tussen boer ennatuurbeheerder. Melkveehouders hebben een aan-tal maatregelen ter beschikking om natte percelen inte passen in hun bedrijfsvoering, maar vernatting(ten behoeve van natuur of waterberging) kost boe-ren vaak geld. Dit geldt in extreme mate als sprake isvan piekberging op landbouwgrond. Ten behoevevan een rendabele bedrijfsvoering zal hier een ver-goeding tegenover moeten staan.

matig

Water beheren op landbouwgrond: globaal effect

op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

matig

Waterberging op landbouwgrond: globaal effect op

duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

12.qxd 28-7-2004 14:05 Pagina 128

Water beheren op landbouwgrond hoofdstuk 12 129

Piekberging op landbouwgrond kan veel schadeaanrichten voor betreffende bedrijven. Hier moeteen passende vergoeding voor zijn.

Boeren worden beperkt in hun bouwplan als hunland wordt aangewezen voor piekberging.

Er is onvoldoende kennis bij boeren over goedwaterbeheer.

Als boeren zelf initiatieven willen nemen lopen zetegen strakke regelgeving en stugge instantiesaan.

Obstakels vooropschaling

Ing. Rob Hoekstra - senior projectleider water-beheer bij CLMInvesteren in kennis over water belangrijk

De beschreven case van Van de Heijning te Vessem iseen uitstekend voorbeeld van samenwerking tussen boe-ren en waterbeheerders. Op de zandgronden in hetoosten en zuiden van het land wordt sinds enige jarenaandacht besteed aan waterconservering, dat wil zeggen:het vasthouden van grond- en oppervlaktewater tenbehoeve van de landbouw en natuur. Waterconserveringdient meerdere doelen. In de eerste plaats houdt eenboer door waterconservering meer grondwater in zijn per-ceel vast, wat zorgt voor een betere vochtvoorziening vande gewassen. In de tweede plaats beperkt het de nood-zaak tot beregening. Dat heeft voordelen voor de grond-watervoorraad en tegelijkertijd beperkt het de arbeids-kosten voor het bedrijf. In de derde plaats draagt water-conservering bij aan het terugdringen van verdroging inhet landelijk gebied. Zowel landbouwgronden als natuur-gebieden ondervinden daarvan voordeel van. De effecti-viteit van waterconservering hangt erg van de plaatse-lijke omstandigheden.

Een van de belangrijkste succesfactoren van de aanpakin Brabant/Limburg is dat er veel energie wordt gestokenin gezamenlijke kennisontwikkeling. De waterbeheer-ders en de boeren investeren samen in het opbouwenen delen van kennis over landbouw en waterbeheer. Deboeren krijgen een specifieke rol in het opbouwen vankennis over de relatie grondwater-oppervlaktewater, hetverloop van de grondwaterstand in de tijd, de optimalevochtcondities voor het gewas en de plaats van hetbedrijf in het watersysteem. Het gezamenlijk opbouwenvan kennis is een investering met jarenlang effect.Ook van belang is dat de boeren een actieve rol krijgenin het beheren van het water op hun bedrijf. Het beheervan stuwtjes is daar het meest in het oog springendevoorbeeld van.

Door dergelijke projecten is op de zandgronden een grotestap voorwaarts gezet in de samenwerking tussen land-bouwsector en de waterbeheerders. De aanpak biedtperspectief voor gebieden waarin de functies landbouwen natuurbeheer met elkaar in conflict zijn. Met namedoor waterbeheer in bufferzones kan de totaalsituatievoor gebieden met gemengde functie aanmerkelijk verbe-teren.Er liggen nog kennisvragen over de relatie waterkwantiteiten waterkwaliteit. Met het oog op de inwerkingtreding vande Kaderrichtlijn Water zijn door de landbouw nog flinkestappen te zetten voor het reduceren van emissies naargrond- en oppervlaktewater. Toekomstgerichte bedrijvenzullen meer kunnen investeren in het verbeteren van dewaterkwaliteit, met name het reduceren van mineralen,gewasbeschermingsmiddelen, zware metalen en dierge-neesmiddelen.Ook is meer kennis noodzakelijk over de effecten van demaatregelen die boeren kunnen nemen. De ligging vanhet bedrijf in het watersysteem en de bodemgesteldheidzijn daarvoor van cruciale betekenis.

12.qxd 28-7-2004 14:06 Pagina 129

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 130

hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 131

Een levensvatbaar bedrijf in stand houden, dat is hetstreven van Piet en Monique Bongers uit hetBrabantse Zeeland in De Peel. Want stel dat hundochter over een jaar of zes alsnog te kennen geefthet bedrijf te willen overnemen. Daarom richten zijzich op kostenbesparing. Piet Bongers: 'We willenhooguit uitbreiden naar zes ton melk. Daar kunnenwe goed van leven en zoals het nu is kan ik het werkgoed aan en overzien.' Plezier in zijn werk vindt hijook belangrijk en dat neemt af als hij, bij een uitbrei-ding naar bijvoorbeeld één miljoen liter, veel meerstaluren moet gaan maken. Ook voorziet hij te veelstress als hij in zijn eentje zoveel liters zou moetenmelken. Monique kan namelijk niet meer tijd in hetbedrijf steken dan ze nu doet. Ze combineertbedrijfswerk (20-24 uur per week) met een parttimebaan buitenshuis. Dus waarom uitbreiden?'Bedrijven met drie ton kunnen ook een goede boter-ham verdienen.'

Zuinig boeren

Bongers filosofie is: 'Meer met minder. Ik mik op vijfprocent meer financiële opbrengsten van eigen land.Daardoor kan ik de aankoop van twee ha grond uit-sparen.' De veehouder doet dit door de kringloop ophet bedrijf centraal te stellen. Als die goed functio-neert, dalen de kosten en is er wellicht op den duureen betere opbrengstprijs te verdienen met de bij-zondere kwaliteit van de producten, is de redenering.Cruciaal daarin is een gezond bodemleven. 'In debodem is veel meer te winnen dan in de koeien.'Daarbij hoort een aangepast voerrantsoen waardoorde mestkwaliteit omhoog gaat. Bongers benadrukt

dat voor goede resultaten fine-tuning nodig is, dat wilzeggen een nauwkeurige regeling van de afzonder-lijke bedrijfselementen en vervolgens een evenwich-tige onderlinge afstemming. Dat betekent zoekennaar een voersamenstelling waarbij de benutting inde koe het hoogste is. Daarnaast voert hij scherp,zoekt uit hoe de gezondheid en de levensduur vanhet vee te verhogen is, kijkt welke uitgaven overbo-dig zijn en speurt naar manieren om goede mest temaken. Daarbij schuwt hij inzet van eco-technologieniet. Dat zijn middelen en methoden die de gezond-heid van bodem, vee, mest, gewas en productendirect beïnvloeden. Ook maakt hij gebruik van nieu-we methoden om de kwaliteit van productiemiddelenen producten te meten. Voorbeelden zijn grander-elementen op de waterleiding in bedrijf en huis, hetgebruik van een Biotensor en de wichelroede en hetlaten maken van chromatogrammen.Bongers kwam hiermee in aanraking via de cursusNieuwe landbouw. Al snel vroeg hij zich af of hij diekennis en methoden in zijn bedrijf kon aanwenden.

Verbetering van bodemleven

Een gezond bodemleven heeft volgens Bongersalles te maken met goede mest. Om de mestkwaliteitte verbeteren begon Bongers drie jaar geleden methet toevoegen van FIR1 aan de mest. Hoewel heteven duurde voordat het tot resultaten leidde en hijhet moeilijk vindt een direct verband te leggen, is hijervan overtuigd dat de stikstofbenutting in de bodemer door is verbeterd. Maar alleen FIR toevoegen isniet voldoende. Hij maait ook later en strooit minderkunstmest. Dat leidt tot gezonder gras met meer

BedrijfsgegevensPlaats ZeelandArbeid 1,6 VAKMelkquotum 563.000 kgGrondsoort ZandOppervlakte cultuurgrond 52 ha

Grasland 20 haMaïs 16 haBeheersgrasland 16 ha

Intensiteit 15.000 kg melk / ha (excl. beheersland)Aantal koeien 63Aantal jongvee 60Melkproductie per koe 8.500 kgVetgehalte 4,45 %Eiwitgehalte 3,55 %

Monique en Piet Bongers

Bongers - Zeeland: Betere kwaliteit aantonen met alternatieve methoden

1 FIR= Fysische Ionen Regulator, een koolstofhoudend klei mineraal. Het wordt gebruikt om de koolstof- stikstofverhou-ding te corrigeren.

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 131

132 hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie

structuur en minder eiwit. Met elkaar leiden dezemaatregelen tot een groter aandeel organische stik-stof in plaats van minerale stikstof.

De percentages eiwit en vet zijn goed, het ureumge-halte is laag (20). Ook de ammoniakemissie in destal is met 2,6 laag, zo bleek uit een meting in 2002.De groenlabelnorm ligt op 4,4 kg, terwijl hetNederlandse gemiddelde rond de 6,25 ligt. Tochweet Bongers niet precies waar dit aan ligt: 'Er zijnmeer boeren met mijn resultaten. Dus ik weet niet ofmijn vernieuwingen dit teweeg brengen of dat hetiets anders is.'

Alternatieve kwaliteitsmetingen

Bongers gebruikt middelen en methoden die in hetgangbare circuit niet worden gebruikt en zelfs zeerworden betwist. Zo zet hij, naast FIR, de wichelroe-de in om aardstralen en wateraders te traceren. Diezouden een verstorende werking hebben, bijvoor-beeld op de gezondheid van koeien of op apparaten.De Biotensor die hij aanschafte, test energetischewaarden in de natuur, het menselijk lichaam en inelektrische apparaten. Bongers gebruikt het appa-raat om de zogenoemde Bovis-waarde te meten (zierelevantie en potentie). Een mestmonster op hetbedrijf van Bongers had een Bovis-waarde boven de8.000 en zijn krachtvoer een van 6.600. Het com-mentaar in het metingsrapport meldde dat het voerbeter is dan normaal biologisch voer. De vraag diewas toegevoegd luidde: 'Hoe kom je aan dit voerzonder dat je biologisch bent?' Ook zijn melk scoor-de boven de 6.500. De meeste melk in Nederlandheeft een Bovis-waarde van 4.000, aldus Bongers.Zijn melk is dus gezonder. 'Die voedt het lichaam inplaats van het leeg te trekken. Maar helaas word je(nog) niet betaald voor een hoge Bovis-waarde.'

Een andere manier om kwaliteit in de zin van vitali-teitsversterkende waarde van bodem, drijfmest, melken veevoer te meten, is de chromatografie (zie ookrelevantie en potentie).

Verlevendigd water

Om de kwaliteit van bodem, mest en veestapel directte beïnvloeden heeft Bongers zogenaamde grander-elementen op de waterleiding in huis, in de stal (koe-ling, reiniging) en in de mestsilo en -put laten monte-ren. Door contact van gewoon water met dit grander-informatiewater zou het water worden 'verlevendigd'en 'de natuurlijke orde en het natuurlijke evenwicht inwater herstellen' waardoor het 'zelfreinigend vermo-gen en de weerstand van water zouden worden

geactiveerd'. De positieve effecten zouden legio zijn,zowel op het milieu als op de gezondheid van mensen dier. Waterverontreiniging zou worden tenietgedaan, het zou bescherming bieden tegen schade-lijke invloeden in water, lucht en voedsel, zorgenvoor een betere voedselomzetting, een verhoogdwelzijn van de dieren en een beter stalklimaat, dehoudbaarheid van water verlengen, een positieveinvloed hebben op planten, de smaak van water ver-beteren en zachter water geven. Bongers hoordevan een collega die aardbeien teelt, dat de aardbei-en veertien dagen langer houdbaar zijn sinds zegrander-water gebruikt.Bongers past de grandertechnologie ook toe op demest. In vloeibare mest zouden daardoor de micro-organismen die van nature in de mest aanwezig zijn,worden geactiveerd. Dit zou een gunstige invloed op

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 132

hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 133

de bodemkwaliteit hebben, vooral op de ammoniak-en nitraatwaarden.Bongers heeft sinds het aanbrengen van de elemen-ten inderdaad verbeteringen op zijn bedrijf gezien.De koeien werden rustiger, dat merkte hij meteen.Verder is de melk langer houdbaar en de ammoniak-emissie laag. Ook in huis bespeurde hij veranderin-gen in positieve zin. Zijn vrouw heeft bijvoorbeeldsinds ze dit water drinkt, minder last van zonnealler-gie. Het probleem is alleen, zegt hij, dat hij niet kanbewijzen dat deze resultaten direct met de grander-elementen verband houden. Allereerst omdat hij hetgrander-water mengt met water van een eigen bron.

Scholten - DalfsenEcotechnologie ter ondersteuning van kringloop

Voor Thijs Scholten en Annemie Lepelaars in Dalfsen ishet kringloopprincipe sinds een aantal jaren de leidraad inhun bedrijfsvoering. Thijs heeft het gebruik van kunst-mest, chemische bestrijdingsmiddelen en antibiotica toteen minimum teruggedrongen. Ook weert hij gmo-vee-voer van zijn bedrijf. Hij probeert van alles uit op zijnbedrijf en is erg geïnteresseerd in allerlei hulpmiddelenom de natuurlijke processen op zijn bedrijft te ondersteu-nen en zo zelfregulatie binnen het bedrijf te stimuleren.Bij dergelijke hulpmiddelen is het erg moeilijk om aan tetonen dat ze werken. 'Bovendien hangt de werking nauwsamen met de rest van de bedrijfsvoering. Alleen als je jebedrijf 'rustiger' maakt, komen deze hulpmiddelen tot hunrecht. Je moet natuurlijke processen hun gang laten enzo min mogelijk ingrijpen.'

Een van de middelen die Scholten gebruikt is een meng-sel van Effectieve Micro-organismen (EM) om de kwaliteitvan de mest te verbeteren. Hij gebruikt het nu zo'n driejaar. 'Het werkt goed, de stank van de mest is minder, demest is homogener en beter te mixen. EM wordt bij hetinkuilen toegevoegd en bevordert een snelle pH-daling.Ook blijft de kuil tijdens het voeren langer broei- enschimmelvrij en is de opname beter door de lichtzuresmaak. De kuil is gewoon frisser', aldus Scholten.

Bijzonder is het para-tbc kastje dat hij in '98 in de stalplaatste. Het zou dierziektes bestrijden en de dierge-zondheid bevorderen. Het achterliggende idee is dat allesin de natuur stralingen met een eigen frequentie uitzendt.Het kastje heeft een laagfrequente straling van 23,4 Hertzen dat is precies de frequentie van de bacterie die para-tbc veroorzaakt. Deze identieke straling zou de ziektemoeten onderdrukken. Volgens de uitvinder zou hetkastje ook andere ziekten bestrijden. Scholten: 'Ik had het

kastje gekocht om van Mortellaro af te komen.' Maardaarin is geen verbetering opgetreden. Scholten denktdat Mortellaro het beste te bestrijden is met een eiwitarmen structuurrijk rantsoen. Wel constateert hij weinig ande-re ziektes onder het vee. En dat terwijl hij niet volgens dehygiëne adviezen van de gezondheidsdienst werkt. Hijontsmet niet, maakt de afkalfstal slechts twee keer perjaar schoon, de rest helemaal niet, en hij laat de kalverensoms één of twee dagen bij de koe liggen. 'Wellicht dathet para tbc-kastje daar toch iets mee te maken heeft.' Sinds 5 jaar heeft Scholten een grander-element aange-sloten op de waterleiding in de stal en in huis. Hij schaftehet element aan omdat een van de kinderen hardnekkigeczeem had. Na een maand bleek ze er van af te zijn.Toen hoorde hij van een collega dat er in het Westlandgeld werd verdiend met bloemen die met grander-waterwaren geteeld. Die bleken een week langer in de vaas testaan. 'Hier telt de economie, niet de emotie', aldusScholten. Dit was voor hem aanleiding ook een grander-element in de stal te plaatsen. Of het werkt, weet hij niet,hij heeft nog geen tastbare resultaten gezien. Toch gaathij door, want wie weet.... Met zakjes zeezout op alle elektrische apparaten pro-beert Scholten 'elektro-smog' tegen te gaan. Die zoudeneen ontstorende werking hebben op de elektrische enelektro-magnetische stralingen en velden. Deze zoge-noemde elektro-smog zou een schadelijke werking heb-ben op de gezondheid van mens (en dier). Daardoor kun-nen allerlei ziektes de kans krijgen zich te ontwikkelen.Ook hier kan hij geen bewijzen leveren van gunstigeresultaten.Scholten benadrukt dat de werking van de middelen enmethoden nauw samenhangt met de rest van de bedrijfs-voering. 'Alleen als je het bedrijf rustiger maakt, komen zetot hun recht. Je moet natuurlijke processen hun ganglaten en zo min mogelijk ingrijpen.'

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 133

134 hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie

Verder voerde hij meer veranderingen tegelijkertijdin. Hij noemt FIR, zoveel mogelijk gmo-vrij kracht-voer, het specifieke voerrantsoen en het gebruik vanalternatieve methoden om de dierengezondheid teverbeteren (Bach bloesems, Reiki, Touch for Health).Ook worden de meetresultaten betwist door degevestigde instanties en autoriteiten. Zo werd delage ammoniakemissie op het bedrijf gemeten doorKoch Bodemtechniek. In het PANFA-project (ZLTO)waar hij aan deelneemt, noemde een LTO-voorzitterdie meting niet betrouwbaar. Bongers: 'Tsja, watmoet ik daar tegen inbrengen? Het is LTO die hetzegt. Die vindt alleen de meting van het IMAGbetrouwbaar.'Ondanks deze vragen laat Bongers de grander-ele-menten zitten. Wellicht dat er in de toekomst meerduidelijkheid over komt en dat met grander-watergeteelde producten een meerwaarde krijgen, bijvoor-beeld door hun langere houdbaarheid, hoopt hij.

Hoewel Bongers veel nieuwe methoden en middeleninzet, gebruikt hij niet alles wat op de alternatievemarkt wordt aangeboden. De prijs is een belangrijkselectiemiddel. 'Lavameel gebruik ik niet. Dat kost1.500 euro per ha. Daar kan ik een bunder maïs vankopen. Als je 35 ha hebt en 35 keer lavameel moetkopen dan zit je op een hele hoge kostprijs. Ik moetwel aan de kosten denken.'

Waarom anders boeren?

Een belangrijke reden om radicaal anders te gaanboeren was dat Bongers meer rust wilde op hetbedrijf. Daarnaast is hij nieuwsgierig en ziet hij eenuitdaging in nieuwe benaderingswijzen. Ook geldspeelde een rol. 'Je moet per slot van rekening blij-ven boeren. Maar ik denk niet, 'als ik dat doe dan zalmijn inkomen verdubbelen'. Misschien loopt het lek-ker en verdien ik drie procent meer. Als je iets nieuws

uitprobeert zoals FIR of grander dan hoop je dat hetzich later terug betaalt, maar voor hetzelfde geldgebeurt dat niet. Geld is zo relatief, als je maar schikhebt in je werk. Ik vind het leuker om zo te boeren.Dat betekent een uitdaging voor mij. Ik wil meer danalleen voeren en melken, ik wil voortdurend mijnbedrijf optimaliseren. Onder meer door te experi-menteren.'Zijn visie op de toekomst van de melkveehouderij inNederland beïnvloedt zijn werkwijze zeker ook. Hijziet niets in mammoetbedrijven zoals er ook wel inzijn buurt zijn. 'Die leunen zwaar op Brusselse subsi-dies, leveren een bulkproduct, drukken de kleinereboeren eruit en zetten een stempel op het land-schap. Van de vier boeren die hier in de straat nog

over zijn hebben er nog maar twee de koeien buitenstaan. Over twee jaar zal het nog maar één bedrijfzijn en dan zie je hier alleen nog maar maïs. Alle vari-atie is dan weg. Dat vind ik erg voor de burger en hetlandschap. Ik ben voor een gevarieerd landschap.Kijk, als je tien mensen hebt dan heb je tien verschil-lende gedachten. Als je in Nederland veel boerenhoudt, dan wordt het landschap gevarieerder.'

Kennisverwerving

Volgens Bongers is nieuwe kennis verwerven nood-zakelijk voor zijn manier van boeren. Hij heeft altijdveel opgestoken van allerlei cursussen. Momenteel

Elderink - De LutteBetere diergezondheid met ecotech

Jos Elderink, biologisch veehouder in het Overijsselse DeLutte, heeft zijn bedrijf laten ontstralen en de elektro-smog laten neutraliseren. In de tijd dat hij lid was van hetPMOV, kwam hij in aanraking met Küttschreutter uitTwello (www.ommekeer.com). 'Ik had het gevoel dat dekoeien een bepaalde belasting hadden. Hij heeft de voe-dermiddelen, de bodem en de melk van het bedrijf getestmet een Voll-meter. Die meet de belasting, ofwel denegatieve werking van voedermiddelen. De meting weesuit dat er te veel residuen van bestrijdingsmiddelen zatenin het tarwemeel, het krachtvoer en de maïs. Ze warenallemaal in meer of mindere mate verontreinigd. In demaïs zaten bijvoorbeeld residuen van atrazin. Toen heb ikbesloten om over te schakelen op biologische landbouw.'Zijn vrouw Dorthy (zij werkte voorheen op een laboratori-um) ziet graag wetenschappelijk bewijs van de methode

Küttschreutter, maar de resultaten op het bedrijf hebbenhaar overtuigd.Elderink heeft Küttschreutter later ook laten komen omdathij het idee had dat de melkkoeien nog niet hun optimaleweerstand hadden. Hij had bijvoorbeeld af en toe koeienmet mastitis. De man heeft in de meterkast een blokjegeplaatst dat alle negatieve milieudruk neutraliseert. Ookhet chloor in drinkwater kan hierdoor bijvoorbeeld wordengeneutraliseerd. Als aanvulling op het blokje gaatElderink zelf met een EMS-handstraler door de stal. Ookdeze zou schadelijke, ziekmakende bacteriën, virussenen andere schadelijke organismen kunnen neutraliseren.Resultaat: sinds de plaatsing van het blok en het gebruikvan de handstraler zijn amper nog problemen op hetbedrijf gesignaleerd. Koeien die eerst langdurig mastitishadden zijn na toepassing hiervan snel genezen.Bij het toepassen van vernieuwingen laat Elderink zichsterk leiden door zijn intuïtie. 'Als mijn gevoel zegt dat hetgoed is dan klopt het meestal wel.'

1 De EMS handstraler is een apparaat dat via een batterij, van gewone elektrische energie, elektromagnetische energie-velden maakt van zeer lange golflengten. Het apparaat is ontworpen om stoffen, gassen en chemicaliën die een nega-tieve uitwerking op het menselijke organisme hebben te neutraliseren door positieve elektromagnetische velden.

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 134

hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 135

volgt hij cursussen om zijn kennis op het vlak vaneco-technologie en alternatieve gezondheidszorg tevergroten. Een van die cursussen vernieuwendelandbouw wordt op de MAS in Boxtel aangeboden.Het is de bedoeling het eigen bedrijf beter te bege-leiden. Iedere deelnemer moest een doelstelling for-muleren. Zijn keuze: de levensduur van de koeienmet drie of vier maanden verlengen. Nu is degemiddelde leeftijd drie jaar en elf maanden. 'Als ikdat voor elkaar krijg, heb ik veel verdiend. Je houdtdan namelijk meer vaarzen over.' Kennis doet Bongers verder op in de vele boeren-netwerken en -clubs waar hij lid van is, zoals de FIR-boeren, het PMOV (zie inleiding) en het AMCBB(Agro Milieu Coöperatie Boer en Bodem). Ook steekthij veel op van individuele experts in het alternatievecircuit zoals de wichelroedeloper of de cursusleidernieuwe landbouw. Studieclubs vindt hij tegenwoordigniet meer zo vernieuwend. De avonden van de vee-teeltstudieclub woont hij nog maar zelden bij.

Obstakels in institutionele sfeer: meedenkersdoen moeilijk

Experts uit het dienstverlenende netwerk rondom hetbedrijf zijn tot nu toe niet gemakkelijk te verleiden totmeedenken en steun voor zijn manier van boeren.De meesten zien weinig brood in de weg die Bongersheeft gekozen. Hij heeft daar talloze voorbeeldenvan. Neem de bank. 'Daar overheerst het idee dat jeeen doodbloeder bent als je niet wilt groeien. Toenwe een lening wilden, vonden ze dat we dan naar deacht ton moesten gaan.' Ook de zuivelindustrie is diemening toegedaan. Bongers heeft ook ervaren datzijn gedachtegoed niet zo aanslaat bij zijn voerlever-ancier. 'Die wil wel meedenken maar het belang vande voerleverancier is uiteindelijk een ander belangdan dat van boeren. Zij hebben bijvoorbeeld geenprobleem met een ureumgetal hoger dan twintig.

Duurzaamheid op het bedrijf van Bongers

Deelgebied Indicator Score

Economie Gezinsinkomen € 20.000 - € 30.000

Arbeid Arbeidsuren per week 55

Imago Aantal jaren eersteklas melk 17Celgetal 160

Aantal dagen weidegang Melkkoeien 170 dagen, pinken 180 dagen, kalveren 60 dagen per jaar

Gezondheidstatus1 Leptospirose, en BVD

Ecologie MINAS N overschot 153 kg per ha2

MINAS P2O5 overschot (plus kunstmest) 21 kg per ha2

Ureumgetal 201 Aangetoond vrij 2 Gemiddelde 2000-2002

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 135

136 hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie

Ook leveren ze geen gmo-vrij krachtvoer. Volgensdie voorlichter is dat er niet.' Verder wilden ze in eer-ste instantie niet mengen en evenmin een grovemaling leveren. 'Ze wilden persé fijn malen en per-sen. Ik heb toen een keer of drie, vier krachtvoer uitBelgië laten komen. Op een gegeven moment heeftonze voerleverancier toen een monster van dat voermeegenomen, waarop ze besloten het voer toch temaken zoals ik het wil hebben. Maar het is nogsteeds geen gmo-vrij krachtvoer.'Bongers probeert de vernieuwende dingen waar hijmee bezig is ook wel eens binnen de ZLTO te

pushen. Maar daar vindt hij weinig gehoor zegt hij.'De meeste boeren hebben er geen interesse in,wordt daar gezegd.'

Van biologische producten wordt beweerd dat dezevan een betere kwaliteit zijn dan gangbare productenen daarmee ook gezonder. Dit zou te maken hebbenmet de meer natuurlijke productiemethode. OokBongers streeft een zo natuurlijk mogelijke bedrijfs-voering na. Een overtuiging die in de biologische

De Vink - ZegveldStralingskastje onderdrukt paratuberculose

Leen de Vink en zijn vrouw Willy uit Zegveld in het GroeneHart hebben een zogenaamd para tb-kastje in de koeien-stal opgehangen. Hardnekkige paratuberculose die enkelmet ruiming op te lossen leek, was de reden. Via Jaap vanBruchem zijn ze in contact gekomen met Bijkerk uitEnschede, die overtuigd was van de werking van deS.M.E.T. (Stimulated Magnetic Energy Technology). Hetbedrijf van De Vink was het eerste bedrijf waar deze tech-niek werd toegepast en met zeer goede resultaten.Uit mestonderzoek bleek dat ze twaalf koeien hadden diedrager waren van para-tb en zonder dat Bijkerk wist welkedat waren wees hij er zo een aantal aan. Dat was heel bij-zonder en gaf vertrouwen. Dankzij de S.M.E.T. zijn diekoeien op het bedrijf gebleven en is er ook niet één meervoor para-tb opgeruimd.De werking van het kastje is volgens De Vink gebaseerdop elektromagnetische straling (25 Hertz). Het apparaatbestaat uit kleine lampjes die ieder uur straling uitzenden.Het kastje is zo opgehangen dat alle dieren wordenbereikt.

Over het effect: Nadat hij in 1997 het kastje had opge-hangen is er geen klinisch geval van para-tb meergeweest. Voor die tijd hadden ze vier jaar achtereen tweeof drie klinisch aangetoonde gevallen van para-tb in destal. 'Het kan zijn dat het nu ingekapseld is' zegt de Vink,'maar het is niet manifest'. Reden te meer om in de wer-king van het kastje te geloven is dat hij na de installatievan het kastje alle adviezen van de gezondheidsdienst'aan zijn laars heeft gelapt'. 'Ik heb al hun adviezen (halfjaar lang kunstmest voeren, aparte bakken gebruiken),wat je moet doen als je para-tb hebt, in de wind geslagen.Ik loop bijwijze van spreken met mijn strontlaarzen doorhet voer van het jongvee. Ook voer ik de kalveren vollemelk, ongeacht van welke koe die melk komt, ook van de dragers dus. Van die dragers heb ik ook kalfjes aange-houden. Ik heb ze niet geruimd. Ik kan je wel zeggen, datboert heel onspannen hoor. Of het door het kastje komt?Het kan toeval zijn, zeg ik altijd, ik heb geen bewijzen dathet werkt'. Het werkt in ieder geval niet tegen alle ziektesheeft hij ontdekt. Pinkengriep komt nog steeds voor. 'Maarmisschien had ik er anders wel meer last van gehad',aldus De Vink. Volgens Van Bruchem zijn we nu ziektesaan het bestrijden en moet we ziektes proberen te voor-komen. Bijvoorbeeld door een eiwitarmer en structuurrij-ker rantsoen te voeren.

Relevantie enpotentie

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 136

hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 137

landbouw algemeen opgeld doet is dat genetischemodificatie de natuurlijke samenhang binnen eenorganisme verstoort. Het invoegen of veranderenvan een gen zou zijn weerslag hebben op alle ande-re elementen in het systeem. Dit zou kunnen leidentot tal van onvoorziene en ongewenste neveneffec-ten (Van der Dussen, 2002a).

Voor het aantonen van de betere kwaliteit van biolo-gische producten ten opzichte van gangbare, al danniet genetisch gemodificeerde producten, wordt een

aantal technieken gebruikt. De vraag is of deze tech-nieken daadwerkelijk een verschil in kwaliteit latenzien en of er een direct verband bestaat tussen diebetere kwaliteit en de gezondheid van consumenten.Ook is de vraag waar een eventuele meerwaardedoor ontstaat. Hieronder volgt een korte beschrijvingvan enkele meetmethoden die gebruikt worden omde kwaliteit van biologische, meer natuurlijke pro-ducten aan te tonen. Geen enkele van deze metho-den is wetenschappelijk gevalideerd en daarom zijnzij veelal omstreden. Ook is nog niet aangetoond dat

biologische producten werkelijk gezonder zijn voorde consument dan gangbare producten.

Kristallisatie

Het Louis Bolk Instituut is al enkele jaren bezig eenmeetmethode te ontwikkelen die de vitale kwaliteitvan producten kan aantonen. Deze kwaliteit gaatervan uit, dat men de 'levenskracht', de vitale- oflevenskwaliteit van een product meet. Het kwaliteits-

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 137

138 hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie

concept omvat dus meer dan zaken als de hoeveel-heid eiwitten, mineralen en vitamines in een product.In de biologische landbouw wordt minder intensiefbemest, wat de groei van producten evenwichtigermaakt en een goede rijping bevordert. Bij de rijpingontstaan de smaak en het aroma, maar ook demeeste gezondheids-bevorderende stoffen (secun-daire metabolieten). Een goede voedselkwaliteit,vitale kwaliteit, wordt gezocht in het evenwicht tus-sen groei en rijping (Hukema, 2002; Bloksma enHuber, 2003).

Om dit evenwicht meetbaar te maken werkt het LouisBolk Instituut met gangbare analyses en smaak-onderzoek, maar ook met een nieuwe techniek alsmeting van kristallisaties van koperchloride.Doelstelling is om de zogenoemde kristallisatieme-thode wetenschappelijk te valideren. Deze methodemaakt de 'vormende krachten' in een product zicht-baar. Hierbij gaat het niet om de inhoudsstoffen,maar de architectuur ervan. Door de samenhang opeen hoger niveau zichtbaar te maken, zou een beeldworden verkregen van de vitale kwaliteit.Kristallisaties worden al sinds 1920 gemaakt, op hetLouis Bolk Instituut worden naast bloedkristallisaties(sinds 1978) ook voedingskristallisaties gemaakt(sinds 1996). Het Louis Bolk Instituut werkt met tweeinternationale partners aan de validering en objecti-vering van de methode. De herhaalbaarheid van demethode wordt als goed beoordeeld. Wel blijkt demethode onbetrouwbaar voor het aantonen van ziek-ten als kanker en silicose (mijnwerkersziekte)(Amons et al., 1999).

Biofotonen

Ook de meting van lichtuitstraling (biofotonen) wordtgebruikt als methode om de vitale kwaliteit van pro-ducten te meten. Onderzoek naar deze methode

wordt gedaan door Meluna (Mesurements ofLuminescence of Natural products). Meluna onder-zoekt of de emissie een maat is voor groei- en rij-pingsprocessen.Onderzoek naar biofotonen is gebaseerd op hetmeten van uitgestraald licht door levende organis-men. Elke cel van een organisme of landbouwpro-duct produceert fotonen, maar de capaciteit van hetorganisme of product om deze vast te houden ver-schilt en geeft daarmee aan hoe vers of vitaal eenproduct is. Dit wordt gemeten door producten in eengesloten systeem met normaal of gekleurd licht tebestralen, waarna de lichtemissie wordt gemeten.Binnen enkele minuten ontstaat een curve die perproduct en zijn toestand verschilt (Bosma, 2001).

Bovisschaal

De Fransman André Bovis ontwikkelde deze metho-de met behulp van de aloude pendel. De bovis-een-heid wordt omschreven als een maat voor de heel-heid (of entropie), vitaliteit en kracht van eenlichaam, voorwerp of plaats (Andeweg, 1999). Ditkan gemeten worden met een pendel. De energie(trillingsgetal) van bodem, mest, compost en land-bouwproducten kan op deze manier vrij eenvoudiggemeten worden. Ook aan voorwerpen en plaatsenkan een boviswaarde worden toegekend. Sommigekerkaltaren, graancirkels en de cirkel vanStonehenge scoren zelfs maximale waarden. Het iseen intuïtieve methode, die door een vrij groot deel

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 138

hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 139

van de menselijke populatie is aan te leren. Debetrouwbaarheid van een panel van deskundigependelaars wordt door het Louis Bolk Instituut hooggeacht, maar is in wetenschappelijke experimentenniet bevestigd (Bosma, 2001). Het Louis BolkInstituut is zelf gestopt met onderzoek naar dezemethode, aangezien het geen toegevoegde waardebleek te hebben ten opzichte van andere holistischemethoden.

Boviswaarden kunnen ook beschouwd worden alseen maat voor innerlijke structuur, georganiseerd-heid van een product. De bovisschaal loopt van 0 tot18.000 en is als volgt onderverdeeld (Havinga,2002):0 - 3000 ziekmakend3.000 - 6.000 verzwakkend

6.000 - 6.500 neutraal6.500 - 7.000 gezond7.000 - 15.000 toenemend versterkend15.000 - 18.000 toenemende kosmische/

spirituele verbinding

Een hogere trilling dan 6.500 Bovis, zou energie ver-schaffen en zorgen voor een perfect evenwicht. Eenvoedingsmiddel dat lager trilt, zal ons langzaamaanverzwakken. De pretentie is dat deze meetmethodecomplete informatie over een product geeft en datdie informatie sterker zou zijn dan welk keurmerkook. Een hogere Bovis-waarde zou ook leiden toteen langer houdbaar product.

Brix-meting

Met een refractometer is de vitaliteit van onder ande-re gewassen, melk, landbouwproducten en vruchtente bepalen. Deze geeft de brekingsindex van vloei-stoffen weer in een percentage van gedeminerali-seerd water. De methode bepaalt het totaal aan col-loïdaal opgeloste stoffen in de te onderzoeken vloei-stof, bijvoorbeeld melk, planten- of vruchtensap.Er bestaan streefwaarden voor brixwaarden voordiverse gewassen. Wanneer een plantensap eenbrixwaarde heeft van 12 of hoger, wordt het geme-den door schadelijke insecten en bodemaaltjes, zo isde veronderstelling. Gewassen zouden dan optimaalproduceren, producten met een gezondheidsverster-kende waarde voortbrengen en bovendien een maxi-male houdbaarheid hebben. Deze drempelwaardeverschilt overigens per gewas (Havinga, 2002).

Chromatografie

Chromatografie is een techniek afkomstig uit descheikunde die gebruikt wordt voor het onderschei-den van verschillende componenten in stoffen.Chroma's werden aan het begin van de 20e eeuw algebruikt voor urine- en bloedonderzoek. In de eerstehelft van de 20e eeuw ontwikkelde Pfeiffer dezechroma's verder, zodat het mogelijk werd om ook vangrond, mest, compost en landbouwproducten eenkwaliteitsbeeld te maken. Deze chroma's wordengemaakt door de monsters, na droging, fijn te verde-len en uit te logen met sterk verdund natronloog. Deoplossing laat men vervolgens vanuit het middenopzuigen in een ronde schijf filtreerpapier, die deelsis voorbehandeld met zilvernitraat. Zo ontstaat eencirkelvormig kleurenpatroon: een chroma.De chroma's leggen, volgens de onderzoekers, nietalleen de kwaliteit van het product vast, maar ook dekwaliteit van de processen die het product hebben

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 139

gevormd. De grootte, frisheid van het beeld, kleuren,helderheid, tekening en het patroon in de chroma'svan grond zeggen onder andere iets over grondbe-werking, mineralisatie van nutriënten, vocht- enluchthuishouding, humusvorming, storende lagen ende aanwezigheid van anaërobe processen (Havinga,2002).Net zoals van de bodem, zijn ook van landbouwpro-ducten chroma's te maken. Hierbij geeft de buiten-rand informatie over de kwaliteit van de bodem waar-op het product heeft gegroeid, terwijl het centruminformatie geeft over het product zelf. Een vitaal pro-duct zou een gesloten buitenrand moeten hebben.Figuur 1 geeft enkele voorbeelden van chroma's vaneen voedingsmiddel. Uit de chroma's zou blijken datgenetische modificatie negatieve invloed heeft op devitaliteit van het product. Chroma's worden spora-disch in wetenschappelijke kring gebruikt (Van derDussen, 2002b).

Bongers heeft chroma's laten maken van een per-ceel waar hij al vijftien jaar snijmaïs op verbouwt endrijfmest op uitrijdt. Tegen alle verwachtingen van deexperts in waren de plaatjes goed.

Potentie voor de melkveehouderij

Alle hierboven behandelde kwaliteitsmetingen zijnwetenschappelijk (nog) niet gevalideerd. Dit is welnodig wil men een algemeen aanvaard kwaliteitsbe-grip kunnen ontwikkelen voor producten als die vanBongers en voor biologische producten. Indien devitale kwaliteit van meer natuurlijk geproduceerdeproducten werkelijk beter is dan die van bijvoorbeeldgenetisch gemodificeerde producten, kan de boer ditkwaliteitsbegrip gebruiken als marketing-instrumenten daarmee meerwaarde generen voor zijn produc-ten. Ook kan de boer zijn bedrijfsvoering aanpassenom de kwaliteit van het productieproces en de pro-ducten te verbeteren. De consument heeft dankzijhet kwaliteitsbegrip een betrouwbaar beeld van dekwaliteit van zijn voedsel en kan op basis daarvanzijn keuze maken.

140 hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie

Bron: Team Ecosys, 2003

Figuur 1. Chroma's van tofu

Dr. Ton Baars en Machteld Huber - onderzoe-kers bij Louis Bolk InstituutVeel onderzoek naar beeldvormende methoden

Met de nieuwe, holistische parameters om voedings-kwaliteit vast te stellen kom je in een ander voedingspa-radigma, namelijk die van de innerlijke kwaliteit of delevenskwaliteit. Is dit objectief vast te stellen? De kristal-lisatiemethode, de stijgbeelden en de chroma's zijnmethoden die sinds de jaren 1920 worden ingezet.Biofotonen zijn van veel recentere datum. In een inter-nationaal team van onderzoekers (NL, Dk en D) wordende kristallisatiemethode en de stijgbeeldmethode de laatste jaren in hoog tempo gevalideerd, gestan-daardiseerd en verder geobjectiveerd. Computer-beeld-programma's worden ingezet naast de visuele beoorde-ling, om de betrouwbaarheid van interpretatie te verho-gen; standaardreeksen worden gebruikt om tot nieuwekwaliteitsindexen te komen (Huber et al., 2002). Hetonderzoek maakt duidelijk, dat de methoden iets anders,iets additioneels laten zien op de bestaande analytischemethoden. Recentelijk verscheen een proefschrift overde mogelijkheden van de kristallisatiemethode(Andersen, 2001) en de stijgbeeldmethode (Tingstad,2001). Op het Louis Bolk Instituut (voedingskristallisatiesen stijgbeelden) wordt samen met Meluna (biofotonen)gewerkt aan een verdere ontwikkeling van de beeldvor-mende methoden. Informatie is beschikbaar over appel,peen, tarwe en melk.

matig

Ecotechnologie: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

13.qxd 30-7-2004 11:28 Pagina 140

Huidige alternatieve meetmethoden zijn onvol-doende gevalideerd. Er is (nog) onvoldoendekennis om betrouwbare meetmethodes te ontwik-kelen.

hoofdstuk 13 Omstreden beloftes van ecotechnologie 141

Obstakels vooropschaling

13.qxd 30-7-2004 11:29 Pagina 141

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 142

Ad Van Iersel uit het Limburgse Nederweert besteedtzijn tijd tegenwoordig aan het uitdenken en realise-ren van innovaties die de melk meerwaarde geven.Dat kan omdat zijn zoon hem in het bedrijf heeftopgevolgd. Van Iersel werkt niet alleen aan de ver-nieuwingen maar met zes collega melkveehouders.Hij is ervan overtuigd dat 'een goede samenwerkingvooraf gaat aan economisch gewin'.

Professionele aanpak

De groep laat zich wanneer nodig, door professione-le krachten begeleiden. Al in de beginfase van hunproject namen ze een 'teambuilder' (van Agra-

Management) in de arm. Hij hielp in wekelijkse bij-eenkomsten de groepsband te versterken en eengezamenlijke doelstelling te formuleren. Verderbediscussieerden ze nieuwe inzichten, toekomstmo-gelijkheden en strategieën. Vervolgens besloten zeinnoverende succesvolle ondernemers in binnen- enbuitenland te gaan bezoeken. Vooral bedrijven in devoedingssector die door de ondernemers zelf vanafde grond af waren opgebouwd, hadden hun interes-se. Van de bedrijfsbezoeken leerden ze hoe je inno-vatieve ideeën in een economische succesformulekunt omzetten en op welke manieren je daaraan kanwerken. Dit leverde een aantal stellingen op oversuccesvol ondernemen die leidraad werden voor heteigen handelen:1. Begin nooit in bulkproducten (want dat kunnen de

grote jongens beter dan wij), maar zoek een pro-duct met een hoge toegevoegde waarde.

2. Zoek een product dat langer houdbaar is, danhoef je het niet direct te verkopen.

3. Investeer niet in stenen of roestvrij staal, oftewelsteek je geld in producten zoals productontwikke-ling en vermarkting en niet in de productie. Datbetekent dat je het product elders moet latenmaken. Van Iersel: 'Als agrariërs hebben we nietde kennis om bijzondere producten met een hogetoegevoegde waarde te maken. Op die maniervermijd je ook het risico dat de bank je na een halfjaar dwingt de volle schuur onder de prijs te ver-kopen. Als je bedrijf goed loopt, kun je na zo'n vierjaar altijd nog in bedrijfsgebouwen investeren.'

4. Zoek partners die jouw product over de gehelewereld kunnen (mee)verslepen. Het zelf versle-pen van niet-bulk producten is onhaalbaar. Jemoet jouw product dus als het ware laten mee-slepen in de bestaande distributienetten.

5. Gun iedereen in de keten winst.6. Als je goed wilt worden moet je de know-how, de

expertise, in eigen zak houden. Dat wil zeggendat je de verschillende partners die betrokken zijnbij het productieproces elk slechts een deel vande benodigde kennis geeft.

Kwaliteitsijs

Deze filosofie heeft de groep van zes als eerste toe-gepast bij het ontwikkelen, produceren en vermark-ten van het door hen ontwikkelde product Melicker-ijs1 (zie www.melicker.nl). Anderhalf jaar geledenstelden ze als doel het beste kwaliteitsijs vanNederland in de markt te gaan zetten. Daarvoorrichtten ze een coöperatie op, Natuurzuivel Midden-Limburg waaronder een werkmaatschappij functio-neert. De coöperatieve vorm heeft als voordeel datnieuwe leden gemakkelijk kunnen toetreden. Hetmaken van ijs is uitbesteed aan andere bedrijven.Een melkfabriek verwerkt de melk tot room en eenijsfabriekje in Hengelo maakt daar vervolgens kwa-liteitsijs van. De deelnemende bedrijven leverenuiteraard de melk aan. Tot dusverre gaat het om eendeel van hun totale melkproductie want 'zoiets moetstap voor stap worden op- en uitgebouwd', aldus VanIersel.Samen met de ijsfabrikant ontwikkelden de zes part-ners recepten voor vier verschillende soorten ijs. Deeindproducten kregen bij een kwaliteitsonderzoek,uitgevoerd door de Hogeschool Heerlen, het predi-kaat IJs van de beste kwaliteit. Ze eindigden bovenhet topmerk Häagen Dasz. Ook op de LimburgiaGastronomica, een beurs voor de tophoreca inNederland, was iedereen het er over eens dat

hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit 143

Ad van Iersel

1 Melick is een dorpje nabij Roermond waar de meeste van de zes melkveehouders vandaan komen.

Van Iersel - Nederweert: Strategisch zoeken naar markt-niches

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 143

144 hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit

Melicker-ijs een fantastisch goed product is. VanIersel: 'Daarover bestond geen verschil van mening.' Het geheim van het ijs zit 'm volgens van Iersel, in destrenge eisen die zijn groep van zes stelt aan demelkproductie. De groep wil bij de productie van demelk voldoen aan internationale regels voor voedsel-veiligheid. Daarom hebben ze zichzelf opgelegd dathun bedrijfsvoering de toets der kritiek moet kunnendoorstaan wat betreft milieu, natuur, dierenwelzijn endat de voeding van de dieren gmo-vrij moet zijn. Ookdoen alle bedrijven aan verschillende vormen vannatuurbeheer. Ze zijn allen ISO-9002 gecertificeerden als eerste melkveebedrijven in NederlandHACCP1-gecertificeerd. Dat betekent dat ze aan alle

normen op het gebied van voedselveiligheid voldoenen dat hun product dus overal ter wereld heen kan.

De economische kant

De ontwikkeling en lancering van het ijs vergde eeninvestering van zo'n 1 miljoen euro. Sinds elf maan-den is het product op 140 plaatsen te koop. VanIersel: 'Het eerste jaar was niet rendabel. Je moeteen markt zoeken. Dit jaar verwachten we break-even te draaien. En volgend jaar gaan we als hetgoed is winst draaien. Je vraagt je natuurlijk intussenwel af of het niet te veel heeft gekost. De prijs van

ons ijs is hoger dan gemiddeld maar toch nog altijdlager dan die van een topmerk als Häagen Dasz-ijs.'Het grootste probleem is volgens van Iersel de ver-markting. 'We hebben een goed product, maar alsboeren ben je opgeleid om melk te produceren enniet om zo'n product in de markt te zetten.' Ze zoe-ken niches in de markt. Tot nu toe zijn dat een aantalgoede restaurants in Limburg en in een deel vanNoord-Brabant en België. Het plan is het topsegmentvan de supermarkten, Albert Heijn en Plusmarkt,voor hun product te interesseren. Maar gemakkelijkis het niet, een marktaandeel veroveren, vindt vanIersel. 'Als je in het groot wilt denken moeten we deconcurrentie aan met bedrijven als Unilever enNestlé.' De boeren hebben daarom verschillendeexperts ingeschakeld hoewel 'dat een zak centenkost'. Het zijn zowel mensen die verstand hebbenvan de winkelvloer als van de groothandel.Daarnaast willen ze ondersteuning van de overheid.Bijvoorbeeld voor het gezamenlijk opzetten van pro-motieactiviteiten. Ze denken daarbij aan financiëlesteun, bijvoorbeeld via LASER-subsidie voor demo-projecten, maar ook aan indirecte steun. 'Als de poli-tiek constateert dat vernieuwende landbouw de toe-komst heeft, moet ze de uitdaging aangaan ensamen optrekken met de praktijk. Wij zoeken naarsamenwerking met (semi-)overheidsdiensten om dievernieuwing handen en voeten te geven. Wij zijn deaanjagers van de vernieuwing, maar kunnen dat nietalleen trekken.'

Functionele voeding

Intussen heeft de groep boeren een tweede innova-tie in de steigers gezet die draait om functionele voe-ding.1 Dat zijn natuurlijke voedingsmiddelen die

1 Hazard Analysis of Critical Control Points:Het HACCP-systeem (uitgesproken als Hessep) staat voor waarborg van kwaliteit.

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 144

hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit 145

behalve voedingswaarde een aangetoond positiefeffect op het menselijk lichaam hebben. Functionelevoeding claimt geen genezend effect, wel een rol bijpreventie van ziektes. Ze verminderen dus het risicoop ziekte, vooral op life-style-gebonden ziektes alshoge bloeddruk, een hoog cholesterol gehalte ofaderverkalking. Bekende producten op deNederlandse markt zijn verrijkte zuivelproducten,margarines en melk die een cholesterolverlagendewerking hebben. De productie ervan is in handenvan de zuivelindustrie die dat via kunstmatige toe-voegingen weet te bewerkstelligen.De groep boeren verenigd in NatuurZuivel Limburgziet daar een uitdaging liggen. Ze wil de daarvoorbenodigde grondstof - melk met een hoger gehalteaan omega-3-vetzuren2, ofwel onverzadigde vetzu-ren - op natuurlijke wijze gaan produceren. VanIersel: 'Dat is altijd veel beter en de literatuur is dui-delijk over de effecten van dit vetzuur. Aan een der-gelijk product zit een gezondheidsclaim met wereld-wijde erkenning.' De sleutel tot dit nieuwe product ligtvolgens hem in het voerrantsoen. 'Iedereen weet datgraskaas of grasboter - gemaakt van melk tijdens debeweidingperiode - slapper en anders van kleur isdan hooikaas en -boter. Ook de smaak verschilt iets-jes. Dat zijn allemaal tekenen dat er relatief veelonverzadigde vetzuren, inclusief omega-3, in zitten.Vooral in de lente is het percentage relatief hoog. Alsje de koeien 1 mei naar buiten jaagt en ze dag ennacht laat grazen dan heb je na twee weken al gras-boter- en kaas met veel omega-3.' De kunst is omook tijdens de winterperiode voldoende omega-3 inde melk te krijgen. Hoe dat moet? 'Heel simpel. Viahet toevoegen van lijnzaad aan het voerrantsoen.Daar zit verhoudingsgewijs het meeste omega-3-vet-zuur in. En omdat lijnzaad niet rechtstreeks via demens zijn werk kan doen is het dier een noodzake-lijke schakel. Het voordeel van lijnzaad boven bij-

voorbeeld een ander omega-3-rijk product als visolie,is dat het geen vieze smaak aan de melk geeft', legtVan Iersel uit. Een probleem is wel dat het lijnzaadeerst een bewerking moet ondergaan voordat het alsveevoer kan dienen. 'Je moet het ontsluiten door hette verhitten tot een paar honderd graden.'

Behoefte aan onderzoek

Volgens van Iersel geeft pakweg 1 kg bewerkt lijn-zaad in het rantsoen al een toename van omega-3vetzuren. Maar hier liggen nog veel vragen voor degroep. Zo weten ze niet hoeveel lijnzaad ze precies

in ieder jaargetijde aan het rantsoen moeten toevoe-gen om de hoeveelheid omega-3 in de melk gelijk tehouden. In technisch opzicht komt de groep boerendus kennis tekort om dit product verder te ontwikke-len, aldus van Iersel. 'Je moet eerst een nulmeting inde melk verrichten en die in de daarop volgendetwee maanden een aantal malen herhalen. Daarhebben we geen kennis voor in huis. Daar ligt eentaak voor de overheid. Die zou dergelijke kleinscha-lige initiatieven kunnen faciliteren.'Verder willen de boeren weten hoeveel omega-3-vet-zuur een mens nodig heeft om gezond te blijven ofom bepaalde klachten te overwinnen. Dan kan wor-den berekend hoe hoog het consumptieniveau zou

1 Ook wel aangeduid als 'functional foods'.2 Ze zouden bescherming bieden tegen ontstekingsziektes als reuma en huidziekten. Ook spelen ze een belangrijke rol bij de bescherming tegen aderverkalking een bloedklontering.Daarnaast zou het gunstig zijn voor zwangere vrouwen die tijdens een bepaalde periode in hun zwangerschap aan geheugenverlies zouden lijden. Dit zou door de consumptie vanomega-3 vetzuren verholpen kunnen worden. Ook ADHD-kinderen zouden er baat bij hebben.

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 145

146 hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit

moeten zijn. Van vis is bekend dat tweemaal in deweek een vismaaltijd, resultaat geeft. 'Bij melk wetenwe het niet, het zou volgens ons vrij veel moeten zijnom een positieve uitwerking te hebben. We gaan uitvan zo'n liter per dag. Er is onderzoek voor nodig omdat uit te zoeken.'Een andere blinde vlek bij de boeren is het effect vanbewerking op de aanwezigheid van omega-3.Pasteuriseren heeft volgens van Iersel geen effect,maar steriliseren waarschijnlijk wel. De vraag is of erna steriliseren nog genoeg omega-3 in de melk zit.De groep ziet hier een taak voor onderzoeksinstitu-ten weggelegd.

Kennisverwerving

Tot nu toe heeft de groep boeren kennis bij elkaargehaald via 'grazen en graaien' en door open testaan voor suggesties en informatie, zegt Van Iersel.Soms komen die suggesties te vroeg. 'Vier jaar gele-den suggereerde een voerhandelaar mij al om gras-kaas en -boter te gaan maken. Dat was volgens hemeen gat in de markt. Ik was er toen nog niet aan toe.Ik was met andere dingen bezig.' Maar hij vergat detip niet en toen hij een jaar geleden op een beurs inDen Bosch was, zag hij bij een Belgische voerlever-ancier een folder liggen over omega-3 en de effectenervan. Die nam hij mee. Maar voer met die samen-stelling bleek niet leverbaar, evenmin de kennis hoe

dergelijk voer te bereiden. 'Probleem is vaak ook datde benodigde kennis versnipperd is. Veel mensenweten veel van een onderdeel, maar niemand veelover het geheel.' Volgens Van Iersel is er overomega-3 waarschijnlijk veel kennis aanwezig bijonderzoekers van Wageningen UR, het NIZO en bijTNO. In ieder geval bij die laatste instantie. Dat bleekna een telefoontje. 'Maar die kennis moet wordengebundeld, dat is de moeilijkheid.'

Product met potentie

Extra kosten om dit soort melk te produceren schathij op één eurocent per liter. 'Dat zit 'm in de toevoe-ging van lijnzaad. Maar waarschijnlijk is het minder.'De genoemde methode wordt al op kleine schaaltoegepast, onder meer door een groepje melkvee-houders in België dat melk levert voor de productievan boerenkaas. 'Ze promoten het goed en ze ver-dienen er goed aan. Punt is alleen dat mensen nietzoveel kaas eten, waardoor het gezondheidseffectgeringer is. Bovendien heeft kaas een goed imago.Bij een dergelijk product zal de toegevoegde waardedan ook minder zijn.'

Een rantsoen met lijnzaad beïnvloedt niet alleen devetzuursamenstelling te beïnvloeden maar heeft ookeen positief effect op de koeien, ontekte Van Iersel.'Raadpleeg internet maar. Er zit aan voederwaarde1.300 VEM per kg in; de koeien komen minder snelin een negatieve balans, ze worden gemakkelijkerdrachtig, hebben een beter haarkleed en de kalverenworden vitaler geboren.'Van Iersel ziet lijnzaad als veelbelovend product.Niet alleen voor de betrokken boeren. Het heeft ookpotentie voor de hele melkveehouderij en kan - alsde benodigde kennis is gegenereerd - een grootmaatschappelijk nut hebben. 'Een te hoog choleste-rolgehalte is een van de grote gezondheidsrisico's in

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 146

hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit 147

Nederland. Als je toch vet wilt eten - en dat willenmensen want vet geeft smaak - dan is voedingbereid met boter of kaas met relatief veel onverza-digde vetzuren, de beste keus. Daarnaast wordt er intalloze publicaties geclaimd dat omega-3 vetzuur ookander gezondheidsklachten kan verhelpen.' Boerenzouden er niet veel extra aanpassingen voor hoevendoen, denkt hij, terwijl het ze veel extra inkomstenzou kunnen opleveren. Van Iersel zelf denkt aan eenproduct dat voor mensen met specifieke klachteneen verbetering zou betekenen. Bijvoorbeeld eendrankje op melkbasis. Hij denkt niet aan met omega-3-vetzuur verrijkte melk. Dat is hem te algemeen. 'Devraag is welk product je zou moeten ontwikkelenzodat je het kunt terugverdienen. We zoeken naareen segment in de markt waar een hogere toege-voegde waarde zit. Het moet een product wordenmet een emotionele waarde. Het moet mensen aan-spreken op het verhelpen van gezondheidproble-men. Als je iets hebt wat aantoonbaar beter is voorbijvoorbeeld zwangere vrouwen, dan kan je daarmakkelijk een hoge prijs voor vragen. Bij zwangerevrouwen en baby's kijkt men niet direct naar de prijs,

Van de Voort - LunterenBedrijf in balans levert vitaal product

Jan Dirk van de Voort en Irene van der Marel uit Lunterenverwerken de biologische melk van hun Jersey-koeien tot50+ kaas die bijzonder is van smaak, kleur en model,gehoekte rand. Ze verkopen de kaas onder een eigenmerknaam: Remeker (zie www.remeker.nl). Volgens Vande Voort is het een product van hoge kwaliteit, dat iets toe-voegt aan het bestaande assortiment met een substantië-le toegevoegde waarde voor het bedrijfsinkomen. Het bij-zondere van het product schuilt in de smaak en de vita-liteit.Dat laatste refereert aan de toegevoegde waarde voor degezondheid bij consumptie en kan via een fotonenmetingworden vastgesteld. Van de Voort bewerkstelligt de bij-zondere kwaliteit door de combinatie van de biologischeproductiewijze, het toepassen van het kringloopprincipein de bedrijfsvoering en het inzetten van eco-technologie,wat in de biologische landbouw meer wordt toegepast.Onder dat laatste valt bijvoorbeeld het gebruik van eenpara-tbc stralingskastje en een grander-element op dewaterleiding (zie ook hoofdstuk 13). Zijn Jersey-veesta-pel voegt een extra dimensie toe.

Smaak staat voorop

Van de Voort gaat voor smaak: 'Een biologische kaasmet een goede smaak, daar zitten op de markt nog groei-mogelijkheden in.' Zijn bedrijfsvoering heeft hij dan ookop die smaak afgestemd. Hij maakt bijvoorbeeld geenjonge kaas maar alleen belegen (half jaar) en overjarigekaas (anderhalf jaar). Verder laat hij alles achterwegewat de smaak in negatieve zin kan beïnvloeden. Zo haalthij de melk hydraulisch omhoog in plaats van door pom-pen, gebruikt geen conserveringsmiddelen, pasteuriseertniet, en voegt weinig zout toe. Verder stelt hij het zuurselzelf samen en voegt hij geen calciumchloride toe. Inplaats daarvan fokt Van de Voort op beta-kappacaseïne

in de melk. Een hoog gehalte van die stof zorgt er name-lijk voor dat de melk zonder calciumchloride stremt. Vande Voort geeft toe dat hij het zichzelf niet eenvoudigmaakt. 'Zonder conserveringsmiddelen is het bijvoorbeeldmoeilijk een goede kaas te maken. Maar wij doen het allang op die manier en hebben het in de vingers. En ik zorger voor dat ik zelf op de cruciale momenten bij het kaas-maken aanwezig ben.'

Om een topkwaliteit van het eindproduct te garanderen isvolgens Van de Voort de combinatie met de biologischemanier van werken, een structuurrijk en eiwitarm rantsoenen aandacht voor de samenhang in de kringloop van grootbelang.

Afzet

De opslag, distributie en afzet van de kaas doet Van deVoort grotendeels zelf. Hij beschikt over meer afzetkana-len. Behalve een boerderijwinkel zijn er directe afzetlijnenmet Duitse afnemers en hij bevoorraadt natuurvoedings-winkels in Nederland. Ook heeft hij leveringscontractenmet toprestaurants en zet hij kaas af bij een aantal speci-aalzaken in Nederland.Aan directe afzetnaar de Deensemarkt wordtgewerkt. Deafzetkana-len heeftVan deVoort inde loopder jarenzelf opge-bouwd. Hijheeft er veeltijd en energie ingestoken.

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 147

148 hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit

Moons - LindeMet goede netwerken is veel te verdienen

Lijntje Moons uit Linde (Drenthe) timmert behoorlijk aande weg om haar Lindervelder Boerinnenkaas (ziewww.moonsfarm.nl) naamsbekendheid te geven en tegeneen goede prijs in de markt te zetten. Het afgelopen jaarverkaasde ze 33.000 liter melk. Dat is 7,5% van het tota-le melkquotum van 4,4 ton van het bedrijf dat ze samenmet haar man Theo runt. Het kaasmaken betekent eenmeerwaarde van vijf eurocent per liter geproduceerdemelk. Volgens Lijntje Moons is dat vooral dankzij de direc-te verkoop aan de klant. In totaal levert de kaasmakerij hetgezin een extra inkomen van 22.000 euro op.

De Lindervelder Boerinnenkaas werd drie jaar geleden uitnood geboren. Moons: 'We hadden opeens veel te veelmelk en we moesten het weg laten lopen. Dat wilde ikniet. Ik besloot weer kaas te gaan maken.' Van meet afaan was het maken van kwaliteitskaas het doel. VoorMoons betekent dit voldoen aan officiële kwaliteitsnormenzoals vastgelegd in KKM en in de EU-richtlijn 92/46. Hetbevestigt de veiligheid en kwaliteit van de gebruikte

grondstoffen. Haar aanmelding bij onder andere hetCOKZ was een logisch gevolg van de door haar gesteldeeisen aan productkwaliteit. Om zich nog duidelijker in demarkt te onderscheiden, verkoopt Moons haar kwaliteits-kaas onder een eigen merknaam met passend logo.

Moons verkoopt de kaas zonder tussenkomst van dekaashandel aan de klanten. Daarin zit volgens haar degrootste winst. Haar kaas gaat grotendeels weg via dewinkel-aan-huis. Behalve vaste klanten, zijn er vrij veelpassanten die kaas kopen. 'Er wordt hier in de buurt veelvoor toeristen georganiseerd zoals huifkartochten, boe-renmarkten en excursies. Ons bedrijf doet aan die acti-viteiten mee. Ook komen er regelmatig schoolklassen opexcursie.'

Stap voor stap creëerde Moons ook andere afzetkanalen.Zo reageerde Moons op een oproep in Libelle aan boe-rinnen om over MKZ te vertellen. De journaliste die haarinterviewde schreef ook voor een ander blad ('P+') eenartikel over de Lindervelder Boerinnenkaas. Hier kwamenveel reacties op af, onder andere van de burgemeestervan De Wolden. Een volgende initiatief was deze burge-

meester de eerste graskaas aan te bieden. Moons: 'Opzoiets komt de pers af. Ze schrijven er een stukje over inde krant of zetten een bericht op internet. Dat is gratisreclame voor mij en dat is welkom. Als je adverteert benje veel geld kwijt.' Haar inspanningen om haar kaas te promoten legdenhaar geen windeieren. Afgelopen voorjaar werd ze bena-derd door De Bijenkorf om bijna tweeduizend kaasjes vaneen kg te leveren voor een actieweek. In één klap kon zezo de grootstedelijke markt bereiken. 'Ik moest toen in zesweken maken wat ik anders in een jaar maak. Dat waswel een hele toer, maar met geleende apparatuur luktehet.'

De ervaring heeft Moons geleerd, dat een goede promo-tie van haar producten essentieel is om de verkoop opgang te houden en uit te breiden. Vanaf december 2003 isdaarom een eigen website in de lucht:www.moonsfarm.nl.Naast de individuele promotie opent ze samen met twaalflokale plattelandsondernemers in april 2004 een winkelvoor verkoop van streekproducten. In de toekomst moetdaar ook een proeverij bij komen.

1 Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 148

hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit 149

als het maar goed is. Probleem blijft hoe dit te pro-moten en te vermarkten.'Van Iersel en zijn collega's zouden zo snel mogelijkantwoord willen hebben op de volgende onderzoeks-vragen: hoeveel omega-3 bevat melk die wordtgeproduceerd via de methode Van Iersel; hoeveelomega-3 heeft een mens nodig om gezond te blijvenof te worden; hoeveel omega-3 verdwijnt er als jemelk verhit?

Inleiding

Melk bevat hoogwaardige voedingstoffen voor demens. Het is een uitstekende bron van eiwitten, vita-mines, mineralen, koolhydraten en vetten. Door deovermatige inname van vet, verzadigde vetzuren encholesterol komen gezondheidsproblemen naarvoren waardoor de consumptie van melk ter discus-sie staat. Deze discussie wordt naar de achtergrondgedrongen door het doorzetten van de productie vanzuivelproducten met een laag vetgehalte.Consumptie van melkeiwit kan soms aanleidinggeven tot allergische reacties. Met name B-lactoglo-buline speelt daarin een rol. In veel werelddelenkomt lactose-intolerantie voor, waardoor melkcon-sumptie tot hardnekkige diarree kan leiden. Melkbevat echter niet alleen stoffen die bij overmatigeconsumptie tot ziekte kunnen leiden, maar bevat ookstoffen zoals calcium, die beschermen tegen kanker,osteoporose en hypertensie (Oldenbroek, pers.med.)

In Nederland wordt jaarlijks ongeveer elf miljoen tonmelk geproduceerd op melkveehouderijbedrijven.Meestal wordt deze melk geleverd als grondstof aande zuivelindustrie. Prijzen in de melkveehouderij lig-gen door de hervormingen van het landbouwbeleidde laatste jaren behoorlijk onder druk. Omdat dekosten van productiefactoren, waaronder grond enarbeid, de komende jaren waarschijnlijk niet zullendalen bestaat de verwachting dat de financiële situa-tie ook de komende jaren onder druk zal blijvenstaan. Een manier om de financiële situatie te verbe-teren is door een meerprijs te verkrijgen voor demelk. Dit kan door een aantal schakels in de ketenover te slaan, bijvoorbeeld boerderijverkoop, of doorproducten te verkopen met een toegevoegdewaarde, bijvoorbeeld biologische melk. Eén van demanieren om een product met een toegevoegde

waarde te verkopen is door 'gezonde voeding' te pro-duceren.

Zuivelindustrie

In de ontwikkelde landen stijgt de gemiddelde leeftijdvan de mensen en neemt het besteedbaar inkomentoe. Hierdoor verandert de vraag naar voedingsmid-delen die indirect, door een preventieve werking, ofdirect, als bestanddeel in medicijnen, de gezondheidvan de mens beïnvloeden. De zuivelindustrie ontwik-kelt een scala aan zuivelproducten met een zeergevarieerde samenstelling. Tot nu toe worden dezeproducten bereid uit een grondstof, waarbij in hetprimaire proces op de boerderij geen rekening wordtgehouden met het uiteindelijke product, terwijl daar

Relevantie enpotentie

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 149

150 hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit

wel aanleiding voor is. Volgend voorbeeld illustreertdit.Het Zweeds-Deense zuivelconcern Arla Foods meldtbijvoorbeeld dat aan de consumptie van vetarmezuivelproducten steeds vaker positieve gezond-heidseffecten worden toegeschreven. In de primaireindustrie wordt nog geen rekening gehouden met deproductie van deze vetarme zuivelproducten.Verschillende onderzoeken, vooral vanuit deVerenigde Staten, leggen een verband tussen deopname van calcium en de verbranding van vet. Eenhogere opname van calcium blijkt de vetverbrandingte stimuleren. Voor het calcium afkomstig uit melkzou het effect sterker zijn dan voor calcium uit ande-re voedingsbronnen. Zuivelproducten werden in hetverleden vaak in verband gebracht met vet en hetrisico voor overgewicht en hart- en vaatziekten. Metde kennis van vandaag wordt magere en halfvollemelk eerder gezien als een waardevol product ommee af te vallen, stelt Arla Foods (Arla, 2004).

Melkveebedrijven

Het zijn de zuivelverwerkers die gezondheidsbevor-derend voedsel en dieetvoedsel maken.Technologische ontwikkelingen in de fokkerij, de vee-voeding en de houderij maken het ook mogelijk omin het voortraject op het melkveebedrijf de samen-stelling van de melk zo te sturen dat het aansluit ophet grote scala aan eindproducten die de zuivelfa-briek verlaten. Tot nog toe benut de veehouder diekennis alleen om het rendement van de melkproduc-tie in kg vet en eiwit per koe te maximaliseren.Verdere verfijning van deze sturing is te bereikendoor nieuwe voedings- en fokkerijtechnologie toe tepassen.Voedingsmaatregelen kunnen de verhouding tussenvet en eiwit wijzigen, maar kunnen ook die tussenverschillende vetzuren binnen de fractie van het

melkvet. Tot de groep van gezonde vetzuren behoortals belangrijkste het geconjugeerd linolzuur, deCLA's. Deze groep vormt een van de belangrijksteonder de onverzadigde vetzuren waaraan verschil-lende positieve gezondheidseffecten worden toege-schreven. Zo biedt CLA onder meer in sterke matebescherming tegen kanker en hart- en vaatziekten.Door dit gehalte te verhogen wordt melk zelf functio-nele voeding (Debergh, 2003). Tijdens het weidesei-zoen is het gehalte aan geconjugeerd linolzuur hogerdan in het stalseizoen. Vers gras vormt een belang-rijke bron voor deze gezonde, meervoudig onverza-digde vetzuren. Naast jong en vers gras kan eenaantal andere producten zoals lijnzaad en in mindermate verse luzerne en lupinen zorgen voor denatuurlijke verrijking van de melk met omega-3, debron voor CLA. Bij de productie van gezonde melk

moet lijnzaad het jaar rond worden toegediend(Debergh, 2003).Campina in België heeft zelfs al melk in schappenliggen die op deze wijze wordt geproduceerd(Campina, 2004). De Campina-melk bevat in verge-lijking met andere melk twintig procent meer onver-zadigde vetzuren. Voeding kan ook het vetgehaltebeïnvloeden. Neemt de koe naar verhouding minderruwe celstof op in de pens dan maakt zij minderazijnzuur aan waardoor het vetgehalte lager is.Melkeiwitgehalte en -samenstelling zijn moeilijk tebeïnvloeden met voedingsmaatregelen (Oldenbroeket al., 1998).

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 150

hoofdstuk 14 Sturen op kwaliteit 151

Effect Fokkerij

In verschillende selectieproeven is aangetoond datfokkerijmaatregelen de verhouding tussen vet eneiwit en het type eiwit kan veranderen. Genetischemodificatie kan een bijdrage leveren aan een anderemelk(eiwit)samenstelling waardoor allergieën bijmelkconsumptie verdwijnen, gezondere melkcompo-nenten worden geproduceerd of waarbij eiwitten meteen genezende werking worden geproduceerd in deuier als bioreactor (Oldenbroek et al., 1998). Eenvoorbeeld hiervan is de welbekende stier Herman.Dit was de eerste keer dat onderzoekers erin slaag-den om een kalf geboren te laten worden met eenextra gen. Door dat extra gen kunnen zijn dochtershet menselijke eiwit lactoferrine in hun melk maken.Lactoferrine is te gebruiken als medicijn tegen ont-stekingen.Genetische varianten van melkeiwitten kunnen effecthebben op technische verwerkbaarheid en voedings-fysiologische eigenschappen. Bekend is dat melkmet een groter aandeel k-caseine type-A mindergoed stremt en daarmee invloed kan hebben op dewrongeleigenschappen en de kaasopbrengst (vanden Berg et. Al., 1993). Dit voorbeeld illustreert hetbelang van het zeer nauwgezet volgen van de moge-lijke effecten van genetische verschillen (Lankveld,2002).

Potentie voor de melkveehouderij

Op het gebied van gezonde voeding zijn enorm veelinitiatieven gaande. Veel van deze initiatieven wor-den getrokken door grote zuivelverwerkers. Zij heb-ben expertise en geld beschikbaar om functionalfoods te ontwikkelen. Voor individuele melkveehou-ders is dit lastig omdat zij niet de beschikking hebbenover bestaande kennis en ook een beperkt budgetvoor onderzoek. Dit betekent dan ook dat wanneer

melkveehouders willen investeren in functional foodszij dit met meer collega's moeten doen.

Boeren hebben onvoldoende kennis over prakti-sche toepassing van functional foods op hunbedrijf, onder andere wat betreft het gebruik vangezondheidsbevorderende vetzuren.

Zuivelbedrijven zien weinig in gescheiden melk-stromen van de boerderij voor verschillende soor-ten melk.

Dr. ir. Sierk Spoelstra - programmaleider'Maatschappelijk Geaccepteerde Veehouderij'van Wageningen URVeel kennis aanwezig over beïnvloeden melk-kwaliteit

Door Van Iersel is goed gezien dat er vele mogelijkhe-den zijn om via bedrijfsmanagement de samenstellingvan melk te beïnvloeden. Veel onderzoek en verken-ningen zijn op dit terrein reeds uitgevoerd. De gesteldetechnische vragen zijn grotendeels op te lossen doorgebruik te maken van bestaande kennis. Zolang dezuivelindustrie in Nederland geen differentiatie in posi-tieve kwaliteit van de grondstof melk (en dus ook ver-schil in uit te betalen prijs) wenst, betekenen dergelijketechnologieën een kans voor kleinschalige initiatieven.Het perspectief van het opbouwen van een niche-pro-duct met een gezondheidsimago is aanwezig. Of inder-daad zuivel met een verhoogd gehalte aan omegavet-zuren het meest kansrijke is, is moeilijk te zeggen. Veelaandacht gaat inderdaad de laatste jaren uit naar depositieve rol van deze vetzuren in de voeding.Verwacht kan worden dat meerdere voedingsmiddelenop de markt zullen komen die (door toevoeging ofanderszins) verrijkt zullen zijn met omega vetzuren (bij-voorbeeld eieren). Of via diermanagement verrijkte zui-vel dan voldoende perspectief biedt is te hopen. Hetlijkt in elk geval aan te bevelen de kwaliteit van dezezuivel op meerdere elementen te baseren. Dat ditmogelijk is wordt geïllustreerd door de hardbevochtenvoorbeelden van Van de Voort en Moons.

Obstakels vooropschaling

matig

Sturen op kwaliteit: globaal effect op duurzaamheid

gemiddeld goed

Economie

Ecologie

Arbeid

Imago

14.qxd 30-7-2004 13:27 Pagina 151

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 152

hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie 153

In de praktijk verscholen, ongewone, innovatievewerkwijzen (novelties) zijn te zien als beloftevollevertrekpunten bij het verduurzamen van de land-bouw (zie ook figuur 1, Inleiding). Juist doordat zevoorbij het vanzelfsprekende reiken, geven ze zichtop andere dan platgetreden paden om de landbouwte verduurzamen. Nu de landbouw aan het beginstaat van een ingrijpende omslag of transitie is hetvan groot belang om meerdere transitiepaden te ver-

kennen. Hoe een verduurzaamde landbouw er in detoekomst ook uit mag zien, ze zal ergens gestaltemoeten krijgen. Het is dan ook zaak om kennis tenemen van beloftevolle vernieuwingen in de praktijkén de potenties die daarin besloten liggen ten vollete benutten.Het opsporen en in kaart brengen van ongewone,innovatieve werkwijzen stond voorop in het onder-zoek 'Innoverende melkveehouders'. Daarbij is nietgestreefd naar volledigheid, maar naar een zo grootmogelijke verscheidenheid. Het heeft een bonteschakering aan praktijkvernieuwingen opgeleverd.Hiervan is thematisch verslag gedaan in voorgaandehoofdstukken. Al met al is een rijk potentieel aanbeloftevolle vertrekpunten bij het verduurzamen vande melkveehouderij bloot gelegd.

De hier in kaart gebrachte ongewone praktijkver-nieuwingen leveren allerminst een eenduidig beeldop van waar het met de landbouw naar toe gaat ofzou toe moeten gaan. Ook in dit opzicht is het eenrijke bron. Overigens werkt een eenduidig eindbeeldalleen maar tot blikvernauwing. Dit kan ertoe leidendat juist de meer ongewone vernieuwingen in dekiem worden gesmoord, zeker als een dergelijkbeeld van bovenaf wordt opgelegd. Niettemin kanhet verbeelden van mogelijke eindbeelden, als teverwachten uitkomsten van diverse leer- of ontwik-kelingstrajecten, een goed hulpmiddel zijn bij hetzoeken naar samenhang en helpt het om zich eenbeter beeld te vormen van potenties en mogelijkeobstakels. Ook de innoverende melkveehouders uitde atlas hanteren uiteenlopende opvattingen en ide-aalbeelden waar ze gestaag naar toe werken en dieze aanpassen aan veranderende omstandigheden.Opvattingen en ideaalbeelden over hun eigen bedrijfen gezin, maar ook ten aanzien van de landbouw-sector en de inpassing ervan in de samenleving. Hetopschalen van een bedrijf als dat van Mulder naar demelkveehouderij als geheel levert dan ook eengeheel ander beeld op dan bij het opschalen van hetbedrijf van Endendijk, Van IJzendoorn ofHoogenboom het geval zal zijn. Dit levert beelden opvan uiteenlopende vormen duurzame melkveehou-derij, die elk op andere wijze zijn ingebed in denatuurlijke omgeving, de productieketen en desamenleving.

De ongewone werkwijzen van innoverende melkvee-houders zijn te beschouwen als kiemen voorsysteeminnovatie en daarmee voor een transitie vande landbouw op de langere termijn. Maar voor hetzover is moeten ze verder ontwikkeld worden enbovenal met elkaar worden verknoopt tot een goedwerkend geheel op meerdere niveaus: bedrijf, sectoren maatschappij (zie figuur 1). In de bonte verschei-denheid aan praktijkvernieuwingen schuilen meerde-

‘Meer natuurlijkebedrijfsvoering’

‘Eenvoud en lage kosten’

‘Nieuwe diensten’

1e workshop 2e serie workshops

Benoemen van aanzetten totsysteeminnovatie en opgrond van relevantie,potentie en obstakelsaangeven van welke hetmeest valt te leren

Opstarten vanlerende netwerkenrondom aanzetten totsysteeminnovaties

In kaart gebrachteongewone, innovatievewerkwijzen (novelties)

1e fase: Innoverende melkveehouders 2e fase: Slim experimenteren

Aanzetten totsysteeminnovatie

Bevorderen van systeeminnovatie

Opzetten van experimentele leeromgeving waarmelkveehouders, beleidsmakers en onderzoekers van elkaarkunnen leren

1. Toepassing en verspreiding2. Uitbouwen systeeminnovatie:- monitoren en analyseren- bestaande kennis/lopend onderzoek- nieuw onderzoek (co-financiering)

3. Institutionele vertaalslag: d.w.z. opbouwen van nieuwe routines in o.a. beleid en onderzoek

Doelstellingen van slim experiment:

Experimenten

doorlopen van gezamenlijk leertraject

Figuur 1: Van novelty naar systeeminnovatie; drie veelbelovende leertrajecten

Kiemen voor systeeminnovatie

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 153

154 hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie

re aanzetten tot systeeminnovatie, meerdere sporenwaarlangs de melkveehouderij zich kan verduurza-men. Hier kennis van nemen is verfrissend en werktinspirerend. Op die manier kunnen bestaande, somsdiep ingesleten zienswijzen en routines wordendoorbroken. Gegeven de enorme uitdaging waar delandbouw voor staat, is het openen en verkennenvan meerdere sporen met meerdere mogelijkhedendan ook cruciaal. Juist door meer wegen te bewan-delen, valt er veel te leren over technische mogelijk-heden, sociaal-economische gevolgen en maat-schappelijke wenselijkheid. Aldoende kan dan insamenspraak met de samenleving in al haar gele-dingen de bandbreedte voor een duurzame of maat-schappelijke verantwoorde landbouw nader wordenbepaald.

Het onderzoek 'Innoverende melkveehouders' isondermeer afgesloten met een werkbijeenkomst metinnoverende melkveehouders, onderzoekers enbeleidsmakers. Zij hebben drie samenhangendereeksen van praktijkvernieuwingen geïdentificeerddie de aanzet vormen tot systeeminnovatie in demelkveehouderij. De volgende stap is inhoud gevenaan een leertraject, waarbij de nadruk ligt op hetgezamenlijk leren van melkveehouders, onderzoe-kers en beleidsmakers. Dit moet een vertaalslagnaar onderzoek en beleid mogelijk maken.

In dit afsluitende hoofdstuk worden op grond van ditonderzoek en de werkbijeenkomst drie veelbeloven-de leertrajecten voorgesteld om in een vervolg meeaan de slag te gaan. 'Innoverende melkveehouders'krijgt dan ook een vervolg in het project 'Slim experi-menteren in de melkveehouderij' (zie www.verantwoordeveehouderij.nl).Een definitieve keuze van in gang te zetten leertra-jecten is een van de eerste stappen in het vervolg-project 'Slim experimenteren in de melkveehouderij'(zie box 1). Afgezien van inhoudelijke overwegingen

Box 1Slim experimenteren in de melkveehouderij

'Slim experimenteren' is niets meer en minder dan het opdoordachte wijze opzetten en uitvoeren van experimen-ten rond veelbelovende, maar nog prille technieken om teleren over de werking en de gebruiksmogelijkheden (zieook box 7; Inleiding). Het is een manier om systeeminno-vatie te bevorderen.

Vernieuwen staat op gespannen voet met de gevestigdemanier van denken en doen, met soms diep ingesletendenkbeelden en routines, met gevestigde belangen (zieo.a. Roep, 2000). Vernieuwing vergt dan ook het schep-pen van ruimte om te kunnen vernieuwen en derhalve hetcreëren van een niche. Dat is wat innoverende melkvee-houders ook doen. Slim heeft dan ook betrekking op weloverwogen strategische keuzes bij het uitzetten vanleertrajecten gericht op systeeminnovatie. Zoals: welkebeloftevolle vernieuwingen vormen het vertrekpunt, wiemoeten er al dan niet bij betrokken worden en in welkerol, hoe moet het leertraject vorm krijgen en wie gevendaar richting aan, hoe moet het experiment gesitueerdworden, wat voor ondersteuning is daarbij nodig (politiek,financieel, beleidsmatig)?

In de aanloop tot het project 'Slim experimenteren in demelkveehouderij' zijn al een aantal belangrijke keuzesgemaakt:

· Vertrekpunt voor de experimenten vormen de onge-wone, beloftevolle praktijkvernieuwingen uit de 'Atlasvan innoverende melkveehouders'. Rond een samen-hangende reeks van praktijkvernieuwingen als aanzettot systeeminnovatie, wordt een (lerend) netwerkgevormd dat haar eigen leertraject moet uitstippelenen experimenteerruimte moet creëren. Een in te stel-len projectteam heeft hier een initiërende en begelei-dende rol;

· Om de beoogde vertaalslag naar beleid en onderzoekte kunnen maken, staat het gezamenlijk leren vaninnoverende melkveehouders, beleidsmakers enonderzoekers centraal. Samen vormen zij kern vaneen op te zetten (lerend) netwerk. De innoverendemelkveehouders krijgen echter een richtinggevenderol als 'eigenaar' of 'trekker' van het betreffende leer-traject. De vertegenwoordigers vanuit beleid enonderzoek moeten zorg dragen voor een vertaalslag.Het in te stellen projectteam moet deze rolverdelingfaciliteren.

De innoverende melkveehouders uit de Atlas krijgen eenbelangrijke rol bij de opzet van de experimenten en hetuitstippelen van leertrajecten. De concrete invulling is danook onderdeel van het vervolgproject. Met de financieringvan het project 'Slimme experimenten in de melkveehou-derij' vanuit het LNV-programma 'Maatschappelijk verant-woorde veehouderij' is aan een belangrijke randvoor-waarde voldaan. Een projectteam is inmiddels aan deslag.

boeren

beleidsmakers

onderzoekers

dienstverleners

agro-bedrijfsleven

??

sectororganisaties

Gezamenlijke leertrajecten rondom innoverende boeren

maatschappelijke organisaties

??

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 154

hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie 155

('waar valt het meest van te leren'), speelt daarbij ookde vraag wie al dan niet bij de experimenten moetenworden betrokken. 'Slim' betekent in dit geval dat deexperimenten in samenspraak met de voornaamstetrekkers en ook gebruikers van nieuwe vormen vanduurzame melkveehouderij worden opgezet: deinnoverende melkveehouders.

Aard en samenhang van praktijkvernieuwingen

Uit de Atlas blijkt dat de melkveehouders op geheeleigen wijze hun bedrijfsvoering vernieuwen en ver-volgens proberen te optimaliseren. Ze passen ver-nieuwingen zo in hun bedrijf in, dat dit als geheelweer naar behoren werkt en zich in de gewensterichting ontwikkelt. Tegelijk stimuleert deze inpassingweer het zoeken naar nieuwe aanpassingen of ver-nieuwingen in andere delen van de bedrijfsvoering,als uiting van het complexe samenspel van 'natuur'en 'samenleving'. Sommigen zijn al twintig jaar oflanger mee bezig met het uitbalanceren van hunbedrijf en hebben een geheel eigen, ongewonebedrijfsvoering weten op te bouwen met opmerke-lijke resultaten. Anderen zijn meer recent gestart metopmerkelijke resultaten op onderdelen. Sommigevernieuwende werkwijzen hebben zich inmiddels vol-doende bewezen, andere zijn minder gerijpt en vansommige is de werking ronduit omstreden.

Zo resulteren de vernieuwingen uit de Atlas in goede

bedrijfsresultaten op één of meerdere deelgebiedenvan duurzaamheid, ofwel ze bieden beloftevolle per-spectieven voor het bedrijf in de nabije toekomst.Vaak zijn aansprekende bedrijfsresultaten niet toe teschrijven aan één specifieke vernieuwing, maar veel-eer het resultaat van een slimme combinatie vandeelvernieuwingen. Een samenhangende reeks vanpraktijkvernieuwingen zijn op succesvolle wijze metelkaar verknoopt tot een duurzaam bedrijfssysteem.Het succes valt dan niet te verklaren uit de werkingvan de afzonderlijke deelvernieuwingen, maar uit dewijze waarop die op elkaar inwerken. De bijdragevan een specifieke vernieuwing aan het geheel isdan ongewis. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Eggink,waar niet duidelijk is in hoeverre het niet scheurenvan grasland, het aanpassen van het rantsoen vankoeien, het gebruik van mesttoevoegmiddel en hetopstallen koeien afzonderlijk bijdragen aan de lagemineralenoverschotten.

Soms zijn nieuwe werkwijzen of technieken makkelij-ker uit een bedrijfsvoering te lichten en eenvoudig inte passen in een andere. De kruisingsstrategieën bijmelkvee zijn hier een voorbeeld van. Een veehouderkan gemakkelijk zijn fokkerijstrategie veranderen,zonder daarbij aanpassingen in de rest van zijnbedrijfsvoering door te voeren. In de praktijk zal eenverandering van fokkerijstrategie echter meestal nietop zichzelf staan, maar wel degelijk onderdeel vor-men van een optimalisatie van de bedrijfsvoering ineen bepaalde richting. Zo begon Thijs ScholtenBrown Swiss in te kruisen toen hij merkte dat zijnHolstein veestapel niet floreerde op het structuurrijkeen eiwitarme rantsoen.

In andere gevallen hebben vernieuwingen al veelmeer een systeemkarakter. Die zijn niet zomaar overte plaatsen naar een ander bedrijf. Dit vergt eengrondige aanpassing van de gehele bedrijfsvoeringen meestal ook van de bedrijfsopzet. Het opnieuw

uitbalanceren van het bedrijf neemt dan geruime tijdin beslag. Een bedrijfsvoering die op zo groot moge-lijke autonomie is gericht, is hier een voorbeeld van.Die bestaat uit een uitgekiende combinatie vanelkaar versterkende maatregelen. En juist deze uit-gekiende combinatie leidt tot het gewenste succes.Zo zijn het verbouwen en zelf mengen van eigenkrachtvoer, gebruik van eigen stieren, verkoop vanvlees aan huis en een zo hoog mogelijke solvabiliteitessentiële onderdelen van de op autonomie gerichtebedrijfsvoering van André en Tonny Mulder. Debedrijfsvoering ontwikkelt zich in een geheel andererichting.

Alle melkveehouders hebben wel een beeld van hoede melkveehouderij als geheel, of in ieder geval huneigen bedrijf zich zou moeten ontwikkelen.Innoverende melkveehouders zijn daar zeer explicieten vaak ook stellig in. Sociale, economische en eco-logische streefwaarden op bedrijfsniveau, evenalsde maatschappelijke inbedding van de melkveehou-derij of de landbouw als geheel, spelen daarbij eenbelangrijke rol. Dit beeld geeft richting aan debedrijfsontwikkeling, naar wat voor soort vernieuwin-gen wordt gezocht, welke vernieuwingen worden uit-geprobeerd en wat voor vernieuwingen uiteindelijkworden doorgevoerd. Iedere vernieuwing is eenpoging om een stap(je) dichter in de buurt van hetideale bedrijf te komen. Het bedrijf dat men nastreeftweerspiegelt zo ook het vertrouwen dat men heeft inde toekomst van de melkveehouderij en de matewaarin men denkt die toekomst zelf vorm en inhoudte kunnen geven.

Op dit moment staat het inkomen en daarmee hetvertrouwen in de toekomst bij veel melkveehoudersonder grote druk. Dat komt door de hervorming vanhet EU-landbouwbeleid, het mestbeleid en de drukom te voldoen aan allerlei maatschappelijke wensen.Tegenover deze toenemende lastendruk staan voor-

Een rijke schakering aan

praktijkvernieuwingen

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 155

156 hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie

alsnog ongewisse verdiensten. Het verlagen van dekosten of het verwerven van extra inkomsten is ietswaar vrijwel alle melkveehouders zich op de een ofandere manier mee bezig houden. Bedrijven meteen hoge arbeidsproductiviteit, die veel melk produ-ceren per arbeidskracht, zoals Hoogenboom &Maaijen en Hoek Spaans en bedrijven met een hogeproductie-intensiteit, die veel melk per ha produce-ren, zoals Endendijk, scoren goed met een lage kost-prijs. Gezien de hoge kosten voor de productiefacto-ren grond en arbeid is dat niet zo verwonderlijk. Maarook melkveehouders die de betaalde kosten tot eenminimum weten te beperken scoren goed wat betrefteconomische duurzaamheid. Zo weten zowel Mulderals Van der Laan dankzij een grote mate van zelf-voorziening een zeer hoog saldo per kg melk en eenhoge rendabiliteit te behalen. Met een klein melk-quotum weten zij daardoor toch een goed inkomen tebehalen. Daarnaast zijn er bedrijven die zich vooralrichten op nieuwe maatschappelijke wensen en con-sumenten behoeften. Zij proberen landbouw ensamenleving op nieuwe wijze tot elkaar te brengenop het eigen bedrijf. Gedreven melkveehouders,zoals Van IJzendoorn, zijn hier zeer bedreven in. Zijhebben het voortouw bij het ontwikkelen van groeneen blauwe diensten.

De rijke schakering aan praktijkvernieuwingen her-bergt aldus uiteenlopende, beloftevolle ontwikke-lingsrichtingen, die als een bron van inspiratie kun-nen dienen voor andere melkveehouders, beleids-makers, onderzoekers en andere belanghebbendenin de melkveehouderij. Het potentieel is groot, maarer zijn talloze obstakels te nemen. In tabel 1 (blz.159) zijn de belangrijkste potenties en obstakels perinvalshoek samengevat. Daarbij zijn een aantalinvalshoeken geclusterd, aangezien ze nauwsamenhangen.

Belangrijkste obstakels bij praktijkvernieuwin-gen

Vooral bij ongewone praktijkvernieuwingen moeteninnoverende melkveehouders tal van hindernissennemen. Met veel energie, de nodige creativiteit eneen bewonderingswaardig doorzettingsvermogenslagen zij erin om menig obstakel te nemen dan welte omzeilen. Op die manier effenen zij de weg voorandere melkveehouders. Zo is de provinciale wetge-ving in Utrecht aangepast dankzij de inspanningenvan enkele composterende melkveehouders. Maarin andere gevallen zijn de obstakels niet te nemen ofte omzeilen, waardoor een toepassing van belofte-volle praktijkvernieuwing niet echt van de grondkomt. Een ontoereikende financiële vergoeding vooragrarisch natuurbeheer is hier een voorbeeld van.Tenslotte zijn er obstakels die een bredere toepas-sing in de weg staan, zoals een gebrekkige kennis-uitwisseling.

De belangrijkste obstakels zijn als volgt in te delen:Technische obstakels. Soms blijken nieuwe tech-nieken of werkwijzen praktisch niet of moeilijk uit-voerbaar. Zo blijkt composteren naast flinkeinvesteringen veel arbeid te kosten. Hierdoor ishet voor veel veehouders (nog) niet interessant.Soms zijn nieuwe werkwijzen nog pril en bestaater nog onduidelijkheid over de werking of over deinpassing een in bedrijfssysteem. Ze moeten ver-der worden beproefd om uit te kunnen groeien totrobuuste technieken.Obstakels op het gebied kennisontwikkeling enkennisuitwisseling. Bij veel vernieuwing lopenmelkveehouders op tegen gebrek aan kennisover een specifiek aspect van een vernieuwing.Vaak is dit op te heffen door actief te zoeken naarallerlei mogelijke kennisbronnen en om die opge-dane kennis dan in de praktijk uit te proberen.Maar soms biedt ook dit geen perspectief. Dit is

bijvoorbeeld het geval bij het gebruik van com-post (wat is precies de bemestende waarde?) ofhet sturen op melkkwaliteit (hoeveel omega-3 vet-zuren in de melk zijn nodig om een gezondheids-effect te bereiken?).Obstakels van institutionele aard. Routinematige,breed gedeelde en soms diep ingesleten manie-ren van denken en doen, die op formele wijze ver-ankerd kunnen zijn in onder andere organisaties,procedures, wet- en regelgeving of zelfs weten-schap, blijken vaak een grote belemmering te zijnvoor vernieuwende werkwijzen. Een voorbeeldvan een dergelijk ingesleten patroon bij melkvee-houders, maar ook bij onderzoekers of fokkerij-organisaties, is het zondermeer streven naar eenhoge melkproductie per koe. Een dergelijk stre-ven versmalt de blik en beperkt daarmee het zichtop andere strategieën. Andere veelbelovendeontwikkelings- of transitiepaden richting een duur-zamere - en dus ook rendabeler - melkveehoude-rij worden zo stelselmatig over het hoofd gezienof genegeerd. Bij institutionele obstakels gaat hetdus om meer dan alleen regelgeving, het gaatook om achterliggende gedachten, opvattingenen veronderstellingen. Een typerend voorbeeld isde mestwetgeving, waar in detail wordt vastge-legd hoe een boer zijn land moet bemesten. Hierzit de idee ingebakken dat boeren niet verant-woord met hun mest en hun land omgaan.Boeren die dat wel willen doen worden zo onno-dig belemmerd. Daardoor ervaren zij de mestwet-geving als zeer knellend bij het aangaan vansamenwerkingsverbanden. Ook bij composterenlopen veehouders tegen deze mestregelgevingaan, waardoor ze veel extra kosten moetenmaken. Obstakels kunnen zich ook voordoen bijtoeleverende of afnemende bedrijven of bij advi-seurs. Als melkveehouders zelf hun krachtvoerwillen gaan verbouwen en hierbij advies nodighebben, geven mengvoederbedrijven soms niet

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 156

hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie 157

thuis. En zo zien de grote fokkerijorganisatiesniets in lijnenteelt.

Het rijke potentieel aan praktijkvernieuwingen bevatvele vertrekpunten voor het verduurzamen van demelkveehouderij. Met het oog op het vervolgprojectzijn hier drie veelbelovende leer- of ontwikkelingstra-jecten op geënt.

Hiertoe is een eerste aanzet gegeven tijdens eenwerkbijeenkomst met innoverende melkveehouders,onderzoekers en beleidsmakers in november 2003(zie box 2). Hieruit zijn vier samenhangende reeksenvan praktijkvernieuwingen naar voren gekomen, diede aanzet vormen voor systeeminnovatie. Door tweehiervan samen te voegen (1 en 2 uit box 2) zijn hierdrie leertrajecten op te enten. De eerste richt zichmeer op de biologische aspecten, de tweede meerop de economische aspecten en de derde meer opde maatschappelijke dienstbaarheid van de melk-veehouderij. In figuur 1 is een en ander schematischweergegeven. De drie leertrajecten zijn:1. Meer natuurlijke bedrijfsvoering;2. Eenvoud en lage kosten;3. Nieuwe diensten.

Meer natuurlijke bedrijfsvoering

'Laat de natuur haar werk doen, en grijp zo minmogelijk in', is een uitgangspunt dat goed bij dit leer-

traject past. Alle praktijkvernieuwingen die betrekkinghebben op het kringloopdenken en autonomie vallenbinnen dit leertraject. Over het algemeen scorendeze vernieuwingen goed op ecologische duurzaam-heid. Te denken valt aan bijvoorbeeld verrijken vande bodem, composteren, eiwitarme voeding en hetzelf telen en mengen van krachtvoer. Echter, ook fok-kerijstrategieën die er op zijn gericht dieren beter aante passen aan meer natuurlijke omstandighedenpassen binnen dit leertraject. Ecotech en sturen opkwaliteit van de melk zijn te zien als duidelijke ver-lengstukken van een meer natuurlijke bedrijfsvoe-ring. Juist meer natuurlijke omstandigheden hebbennamelijk een positieve invloed op de kwaliteit van heteindproduct, zo is de veronderstelling. Als dit tevensleidt tot een hogere prijs voor eindproduct, kan ookde economische duurzaamheid vergroot worden.

Eenvoud en lage kosten

De melkveehouderij komt economisch gezien insteeds zwaarder weer. Dit leertraject bouwt voort opvernieuwingen van melkveehouders waarin de eco-nomie van het bedrijf centraal staat. Veelal gaat hetdan om het verlagen van de kosten. Het gaat nietenkel om het optimaliseren binnen de bestaande(markt)verhoudingen, maar ook om het anticiperenop veranderingen in die verhoudingen. Samenwer-ken, specialiseren en intensiveren zijn hierbij veelgehanteerde strategieën. Daarnaast laten enkeleinnovatieve melkveehouders zien dat ook op dekosten voor gebouwen flink valt te besparen. Eenminder gangbare strategie is het streven naar eenhoge mate van zelfvoorziening (autonomie) om deuitgaven te minimaliseren. Een bedrijf wordt zo min-der afhankelijk van prijsschommelingen. Ook hiervalt het nodige van te leren. Bedrijfsvergelijking iseen belangrijk hulpmiddel bij het verlagen van dekosten, maar bij het vergelijkbaar maken van

bedrijfsuitkomsten wordt vaak gewerkt met bereken-de opbrengsten en berekende kosten uitgaande vanspecifieke marktverhoudingen. Dit kan het zicht opkansrijke strategieën juist ontnemen.

Nieuwe diensten

Boeren en burgers hebben elkaar nodig. Door nieu-we verbindingen te leggen tussen melkveehouderijen samenleving, door de burger letterlijk bij hetbedrijf te betrekken, kan de melkveehouderij zicheen nieuwe maatschappelijke rol verwerven.Bijvoorbeeld door burgers natuur te laten beleven ophet bedrijf. Hiermee wordt niet alleen het draagvlakvoor de melkveehouderij vergroot, het kan ook leidentot nieuwe inkomstenbronnen voor melkveehouders.Natuur- en landschapsbeheer, jeugdzorg, het aan-bieden van excursies en vergaderruimte op hetbedrijf zijn voorbeelden van nieuwe diensten. Ookkan gedacht worden aan nieuwe eigendomsvormen,waarbij burgers aandeelhouder worden van melk-veebedrijven, in ruil voor bijvoorbeeld voedselpak-ketten.

Met bovengenoemde leertrajecten kan het vervolg-project 'Slim experimenteren in de melkveehouderij'aan de slag. Bent u geïnteresseerd en wilt u meerweten over dit project, kijk dan op www.verantwoor-deveehouderij.nl of in de colofon van deze atlas.

Drie veelbelovendeleertrajecten

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 157

158 hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie

Box 2Werkbijeenkomst op de 'Zonnehoeve'

Op 6 november 2003 is een werkbijeenkomst gehoudenvoor innoverende melkveehouders uit de atlas, beleids-makers en onderzoekers op de 'Zonnehoeve', het bedrijfvan Piet van IJzendoorn en Marja Molenaar in Zeewolde(www.zonnehoeve.net). Van de 60 deelnemers was dehelft melkveehouder. De door onderzoekers in kaartgebrachte innovatieve werkwijzen van melkveehoudersvormden het vertrekpunt bij de workshop. Doel van dewerkbijeenkomst was om samen een eerste stap te zettenrichting vervolg: leren over potenties die in praktijkver-nieuwingen besloten liggen en deze verder uitbouwen. Ditmoet uitmonden in experimenten rond een reeks vanpraktijkvernieuwingen zodat die elkaar kunnen verster-ken. Experimenteren kan systeeminnovatie bevorderen,mits het op doordachte, slimme wijze wordt aangepakt(zie box 1). Het betrekken van de belangrijkste spelers bijde opzet en uitvoering van experimenten is hier deel van.

Tijdens de workshop was een select gezelschap vaninnoverende melkveehouders, beleidsmakers en onder-zoekers betrokken bij:a) het bepalen van de praktijkvernieuwingen met de

meeste potenties en de grootste obstakels. Hiervanvalt veel te leren;

b) het clusteren van praktijkvernieuwingen tot samen-hangende reeksen die elkaar kunnen versterken endaarmee een aanzet vormen tot systeeminnovatie;

c) het bepalen welke vier clusters of aanzetten totsysteeminnovatie het meest beloftevol zijn en in aan-merking komen om mee te gaan experimenteren;

d) het doordenken hoe experimenten kunnen wordenopgezet rond de vier meest beloftevolle aanzetten totsysteeminnovatie.

Ter voorbereiding op de workshop was de deelnemerseen samenvatting toegestuurd van de innovatieve werk-wijzen van de veehouders met de belangrijkste potentiesen grootste obstakels. De 13 aandachtsvelden uit voor-gaande hoofdstukken waren daarbij al terug gebracht totzes clusters van aandachtsvelden (zie tabel 1 voor eenoverzicht). De deelnemers hebben uiteindelijk vierclusters gemaakt die zij als het meest beloftevol zien bijhet verduurzamen van de melkveehouderij en waarvan zijals melkveehouders, beleidsmakers en onderzoekers hetmeest verwachten te leren. Deze vier clusters zijn:

1. Voeding plant via bodemleven. Hierbij staat het kring-loop-principe centraal. De ervaring leert dat anderebehandeling van de bodem niet alleen geld oplevert,maar ook een betere mineralenbenutting, gezonderekoeien en een gezonder eindproduct.

2. Verbeteren kwaliteit en vitaliteit van producten en ont-wikkelen van methodes om dit te meten.

3. Kosten besparen door:- samenwerking tussen boeren onderling of tus-

sen boer en loonwerker;- goedkopere stallenbouw en grondloos boeren.

4. Gebiedsbeloningssysteem voor agrarisch natuurbe-heer. Dit vereist samenwerking tussen boeren ensamenwerking met andere belanghebbende partijen inhet landelijk gebied.

Met de deelnemers is vervolgens de opzet van experi-menten doordacht. De uitkomsten van de bijeenkomstzullen een belangrijke rol spelen in het vervolgproject. Dediscussie over de rol van praktijkvernieuwingen bij hetverduurzamen van de landbouw werd aan het eind van dedag treffend samengevat in twee sleutelwoorden: 'meernatuur' en 'meer samenleving'.

Al met al was sprake van een zeer geanimeerde werkbij-eenkomst, vooral door de grote betrokkenheid van dedeelnemers. De bijeenkomst op de 'Zonnehoeve' heeftdan ook in belangrijke mate bijgedragen aan het door-gaan van het vervolgproject.

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 158

hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie 159

Aandachtsvelden Belangrijkste potenties Grootste obstakels Innoverende melkveehouders

Verrijken van de bodem Composteren

·· Lagere nitraatuitspoeling · Lager fosfaatoverschot · Hogere gewasopbrengsten · Lagere voerkosten · Lager kunstmestverbruik

· Mestwetgeving · Provinciale regelgeving · Composteren is (te) duur · Onvoldoende kennis over

bodem(processen)

Eggink, Laren Elderink, De Lutte Den Hartog, Abcoude Van de Hengel, Achterveld Reuver, Stade (Duitsland) Spruit, Zegveld

Voeding en gezondheid

Omstreden beloftes van ecotechnologie

Sturen op kwaliteit

· Lagere mineralenoverschotten · Betere diergezondheid · Gezonder product · Beter inkomen voor boer

· Meetmethoden vitale kwaliteit niet gevalideerd

· Gebrek aan kennis over functional foods bij boeren

· Gebrek aan erkenning.

Bongers, Zeeland Van Iersel, Nederweert Moons, Linde Nijboer, Boelenslaan Scholten, Dalfsen De Vink, Zegveld Van de Voort, Lunteren

Streven naar autonomie

Zelf krachtvoer mengen

· Regionale grondgebondenheid · Lager energieverbruik · Goed inkomen mogelijk met klein bedrijf · Contact boer-consument · Gezonder vee · Aantrekkelijker landschap

· Lastenverhoging bij financiering van overname met vreemd vermogen

· Onvoldoende kennis bij boeren over verbouwen / voeren enkelvoudige krachtvoeders

Anema, Achlum Bosch, Swichum Kok, Hoogland Van der Laan, Kamerik Mulder, Zwolle Pons, Gouderak Rohaan, Markelo

Robuustere koe door: Bedrijfseigen fokkerij Kruisen van rassen

· Minder inteelt · Koe beter aangepast aan bedrijf · Natuurlijke bevruchting mogelijk · Betere gezondheid en vruchtbaarheid · Langere levensduur veestapel

· Stieren houden gevaarlijk · Langzamere genetische vooruitgang · Minder betrouwbare fokwaarden · Fokkerij-organisaties vooral gericht

op Holsteins

Beyltjens, Kalmthout (België) Bosgoed, Denekamp Elderink, De Lutte Endendijk, Ermelo Pons, Gouderak Spaans, Broek in Waterland De Vink, Zegveld Van de Voort, Lunteren

Sturen op lage kosten Versmallen en verbreden door samenwerken

· Lagere vaste kosten door: - Verhogen arbeidsproductiviteit - Specialiseren en samenwerken (nieuwe vormen van gemengde bedrijvigheid) - Goedkoop bouwen - Andere financieringsvormen

· Betere benutting gebouwen en grond van afbouwende boeren

· Mogelijk negatieve effecten op landschap

· Maatschappelijke weerstand tegen grootschalige landbouw

· (Mest)wetgeving knelpunt bij samenwerking

· Samenwerking vereist goede afspraken en communicatie

Bakhuis, Daarle Bosch, Swichum Endendijk, Ermelo Den Hartog, Lunteren Hoek Spaans, Oudendijk Hoogenboom & Maaijen, Oudewater Van der Hulst, Hazerswoude Rijndijk Van de Voort, Lunteren

Melkveehouderij in dienst van natuur en landschap Water beheren op landbouwgrond

· Goedkoper natuurbeheer voor samenleving

· Goed te combineren met andere vormen van verbrede landbouw

· Brug tussen landbouw en rest samenleving

· Minder verdroging · Waterberging op landbouwgrond: meer

veiligheid

· Natuurbeheer vaak niet rendabel · Knellende wetgeving · Onvoldoende kennis bij boeren over

natuur- en waterbeheer · Waterberging levert economische

schade voor boer

Bouma, Idsegahuizem Van de Heijning, Vessem Van der Hulst, Hazerswoude Rijndijk Van IJzendoorn, Zeewolde Spaans, Broek in Waterland Spruit, Zegveld De Vries, Nijkerk

· Melkveehouders niet kostprijs bewust

23

4

13

14

9

10

56

78

11

12

Tabel 1 Potenties, obstakels en betrokken melkveehouders per cluster van aandachtsvelden

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 159

160 hoofdstuk 15 Van praktijkvernieuwing naar systeeminnovatie

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 160

161

Referenties

ABAB Accountants & Adviseurs (2003). In: Stevens, R., 2003. Win-win bij overdracht quotum: € 8.000-18.000. Boerderij/Veehouderij 88 - no. 7.Amons, F., G. van der Bie & M. Huber (1999). Grondslagenonderzoek proefpersonen / bloed-kristallisatie, eindrapport. Louis Bolk Instituut, Zeist.Andeweg, H. (1999). In resonantie met de natuur. Kosmos-Z&K Uitgevers, Utrecht.Arla (2004). New research: drink milk and lose weight, www.arlafoods.com.Baars, T. (1990). Fokkerij; Dirk Endendijk, 21 jaar familieteelt. Louis Bolk Instituut, Driebergen.Beldman, A., C. Daatselaar & G. Doornewaard (2003). Economisch resultaat ook op Bioveembedrijven onder druk, Bioveem Nieuwsbrief jaargang 2 nummer 5, 3-4.Berg, G van den; J. Escher, P. Koning & H. Bovenhuis (1992). Genetic polymorphism of k-casein and b- lactoglobulin in relation to milk composition and processing

properties. Netherlands Milk Dairy Journal 46, pp. 145-168.Bloksma, J. & M. Huber (2003). Groei & Differentiatie; Levensprocessen in voedingsgewassen. Louis Bolk Instituut, Zeist.Boer, H.C. de, G. van Duinkerken, A.P. Philipsen & H.A. van Schooten (2003). Alternatieve voedergewassen. Praktijk Rapport 27.Boland, D. & K. Klaver (2000). Omgaan met vernatting. Centrum voor Landbouw en Milieu, Utrecht.Bont, de (2002). Landbouw Economisch Bericht. Landbouw Economisch Instituut, Den Haag.Boo, M., E. de Boesewinkel & J. 't Hart (2001). Ruimte voor schoon water; Verslag van een veldsymposium over integraal waterbeheer aan de Dinkel in Twente.

Stichting Natuur en Milieu, Utrecht.Bosma, R.H. (2001). Inventarisatie van parameters m.b.t. de algemene gezondheid en de afweermechanismen van de runderen in de melkveehouderij. Intern werk

document. Wageningen Universiteit.Campina (2004). www.campina.be. Corporaal, J. (2000). Activiteiten en knelpunten agrarische natuurverenigingen. Resultaten van enquêtes onder 40 natuurverenigingen uitgevoerd in samenwerking

met In Natura en DLV. Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden, Lelystad. Debergh (2003). Streven naar gezondere melk. Onverzadigde vetzuren: goed voor de koe en gezond voor de mens. Veeteelt, mei 1, pp. 24-25.Dooren, H.J.C. van , M.C. Hanegraaf, A.G. Evers & M.H.A. de Haan (2001). Composteren van dunne mest op melkveebedrijven. Rapport 225, Praktijkonderzoek

Veehouderij, Lelystad.Dorp, I. van (2003). Tussen gangbaar en alternatief; analyse van de kennisnetwerken van tien vernieuwende melkveehouders. Afstudeerscriptie, Leerstoelgroep

Rurale Sociologie, Wageningen Universiteit.Durksz, D. (2003a). Beheersgras: Scoren op imago en ecologische duurzaamheid. In: PraktijkKompas, Special Ontwikkelingsrichtingen melkveehouderij, Nummer

6. Animal Sciences Group, Divisie Praktijkonderzoek, Lelystad.Durksz, D. (2003b). Natuurpachtbedrijf: winst op alle fronten! In: PraktijkKompas. Special Ontwikkelingsrichtingen melkveehouderij, Nummer 6. Animal Sciences

Group, Divisie Praktijkonderzoek, LelystadDussen, B. van der (2002a). Genetische manipulatie. Leven bevorderen, of leven verscheuren. In: Dynamisch perspectief 2, p 14-18. Vereniging voor biologisch-

dynamische landbouw.Dussen, B. van der (2002b). Bodemvruchtbaarheid. Jaap Bakker over een gezonde bodem. In: Dynamisch perspectief september, p 16-19. Vereniging voor biolo-

gisch-dynamische landbouw.Endendijk, H. (2002). Volop mogelijkheden voor kruisingen tussen melkveerassen. Scriptie Wageningen Universiteit.Haan, M.H.A. de (2002). Beheer natuurgrasland met melkvee. Een modelmatige benadering van opbrengsten en kosten. Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad Haan, M.H. de (2004). Tijd en geld op De Marke: Evaluatie economie en arbeid. PraktijkRapport.Ham, A. van den, C.H.G. Daatselaar, A.M. Prins & D.W. de Hoop (2003). Naar kostprijsbeheersing in de melkveehouderij; Verschillen in kostprijs en financiële weer

stand tussen Nederlandse bedrijven en met het buitenland. LEI, Den Haag.Haug, R.T. (1993). The practical handbook of compost engineering. Lewis, Boca Raton.

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 161

162

Havinga, R. (2002). Meten aan kwaliteit. In: Dynamisch perspectief 2, p 9-13. Vereniging voor biologisch-dynamische landbouw.Hoek, van der & Hulder (2003). Afstudeerscriptie Agrarische Hogeschool van Hall.Hogenkamp, W. (2003). Robot niet altijd te duur. Een vergelijking met traditioneel melken. Boerderij/Veehouderij 88 - no. 13.Hollander, H., T. Bosma & P. Terwan (2000). Kansen voor agrarisch natuurbeheer bij natuurcompensatie. Haarlem.Holshof, G. & Bussink, W. (2002). Bij zodebemesting toevoegmiddelen aan mest te duur. In: PraktijkKompas 16 (5), 14-15.Hukema, C. (2002). Andere werkelijkheidslagen zichtbaar maken. Het Louis Bolk Instituut doet onderzoek naar vitale kwaliteit. In: Dynamisch perspectief 2, p 2-7.

Vereniging voor biologisch-dynamische landbouw.Hulst, M. van der (2003). 'Zelf graan telen is de mode', wintertarwe of triticale verwerken tot eigen krachtvoer. In: Oogst Landbouw, 12 september 2003.Kasper, G.J. (2003). Beperking van lachgasemissie na scheuren en bij vernieuwing van grasland . Rapport 560-5, Alterra, 37 p. Kemp, R., A. Rip & J. Schot (2001). Constructing transition paths through the management of niches. In: R. Garud & P. Karnoe (Eds), Path dependence and crea-

tion. Lawrence Erlbaum Associates, London. pp. 269-299.Koeleman, E., T. van Schie, J. Dijkstra, Z. Faber & F. Verhoeven (2003). Boeren in balans; Praktijkgids voor een gezonde melkveehouderij. Roodbont Uitgeverij,

Zutphen.KWIN (2003). Kwantitatieve Informatie Veehouderij. Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad.Lankveld, J.M.G. (2002). Melk in de keten. Wageningen Universiteit, Wageningen.Lauwere, C. de, K. Verhaar & H. Drost (2002). Het Mysterie van het Ondernemerschap; boeren en tuinders op zoek naar nieuwe wegen in een dynamische maat-

schappij. IMAG-rapport 2002-2, Wageningen.Nauta, W., A. Groen, D. Roep, R. Veerkamp & T. Baars (2003). Visie op fokkerij voor de biologische landbouw. Louis Bolk Instituut, Driebergen.NMI (2003). Naar een betere bodemkwaliteit op zandgrond. Literatuuronderzoek naar bodemvruchtbaarheid uitgevoerd door NMI en het Praktijkonderzoek,

www.nmi-agro.nl.Oldenbroek, J.K (2003). Persoonlijke mededeling.Piekema, M. & M. van Capelle (2001). Watergoed Levenslust. Inrichtingsplan voor een bijzonder waterlandschap op de rand van Hazerswoude-Dorp.

Afstudeeropdracht Hogeschool Larenstein.Ploeg, J.D. van der, A. van Cooten, T. Kierkels & A. Logemann (2002). Kleurrijk Platteland; zicht op een nieuwe land- en tuinbouw. Van Gorcum, Assen.Ploeg, J.D. van der, F. Verhoeven, H. Oostindie & J. Groot (2003). Wat smyt it op; Een verkennende analyse van bedrijfseconomische en landbouwkundige gege-

vens van VEL & VANLA-bedrijven. Wageningen Universiteit en Researchcentrum en NLTO-projecten, Wageningen.Pol-Dasselaar, A. van den (2003). Uitbesteden jongvee helpt pas op termijn. In: PraktijkKompas, December 2003, 28-29.Raad voor het Landelijk Gebied (2001). Bergen met beleid. Signaaladvies over de implementatie van waterberging en waterbuffering in beleid en uitvoeringsplan

nen. Publicatie RLG 01/4, Amersfoort.Reijneveld, J.A. & H.F.M. ten Berge (2001). Een bodem in bedrijf: het bedrijf Eggink. Koeien en Kansen, Rapport nr.7. Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad.Roep, D. (2000). Vernieuwend werken; sporen van vermogen en onvermogen. Een socio-materiële studie over vernieuwing in de landbouw uitgewerkt voor de weste-

lijke veenweidegebieden. Proefschrift Rurale Sociologie, Wageningen Universiteit.Roep, D. & J.S.C. Wiskerke (2004). Epilogue: Reflecting on Novelty Production and Niche Management in Agriculture. In: J.S.C. Wiskerke & J.D. van der Ploeg (eds.).

Seeds of transition: essays on novelties, niches and regimes in agriculture. Van Gorcum, Assen (pp. 341-356).Rooy, J. de, J.K. Oldenbroek & B. Hulsegge (1989). Een vergelijking van een kruising tussen Jerseys en Zwartbonten met zuivere Zwartbonten. IVO, Zeist.Rothmans, J., R. Kemp, M. van Asselt, F. Geels, G. Verbong & K. Molendijk (2000). Transities & transitionmanagement: de casus van een emissiearme energie

voorziening. International Centre for Integrative Studies (ICIS), Maastricht.Rijfkogel, M. & H. Bovenhuis (2003). Kruisen: hoe verder? In: Veeteelt juni 1/2 , p. 12-15.

Drie, I. van (2003). Vaars- of stierkalf. In: Veeteelt september 2, 57.

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 162

163

Sanders, M.E., H. van Blitterswijk, H.P.J. Huiskes, M.N. van Wijk & A. Blankena (2003). Beleidsevaluatie agrarisch en particulier natuurbeheer voor de Natuurbalans2003; waarin: particulieren in samenwerkingsverbanden met terreinbeherende organisaties. Werkdocument 2003/16. Alterra, Wageningen.

Schuring, F., F. Verhoeven & J. van Bruchem (2002). De koe moet weer als koe gevoerd worden. Natuurlijk in Balans, jaargang 1, nummer 2, p. 7-12.Seifert, A. (1978). Tuinieren zonder gif: al dan niet volgens de biologisch dynamische methode. Hollandia, Baarn.Stevens, R. (2002). Economisch gezien moeten kalveren de deur uit : van drie vervangingsmethodes zijn uitbesteden van jongvee of aankoop van koeien het

goedkoopst. In: Boerderij/Veehouderij 87, no. 20.Stevens, R. (2003a). Voordeel voer van het veld € 8.400 à € 9.450. In: Boerderij/Veehouderij 88, no. 18.Stevens, R. (2003b). Win-win bij overdracht quotum: € 8.000-18.000. In: Boerderij/Veehouderij 88, no. 7.Team Ecosys (2003). Persoonlijke mededeling.Voogd, H.A. (2003). Inkomensgevolgen van hervormingen van het EU-landbouwbeleid voor melkveebedrijven. Alfa Accountants en Adviseurs, Wageningen.Vogelzang, T.A., C.J.A.M. de Bont, P.B. Berentsen, C.H.G. Daatselaar, L.I. van Dellen, R.B.M. Huirne & C.J.W. Wolswinkel (2003). Geen cent te veel; Over opties

voor het verlagen van de quotumkosten in de melkveehouderij. Rapport 2.03.18, LEI, Den Haag.Weber, M., R. Hoogma, B. Lane & J. Schot (1998). Experimenting with Sustainable Transport Innovations: a Workbook for Strategic Niche Management. Twente University, Enschede.Wiskerke, J.S.C., F.P.M. Verhoeven & L. Brussaard (eds) (2003). Rethinking environmental management in Dutch dairy farming: a multidisciplinary farmer-driven

approach. NJAS - Wageningen Journal of Life Sciences 51 (special issue), pp. 1-217.Wiskerke, J.S.C. & J.D. Van Der Ploeg (Eds) (2004). Seeds of Transition: Essays on Novelty Production, Niches and Regimes in Agriculture. Van Gorcum, Assen.

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 163

164

Colofon

© 2004 Wageningen UR

ProjectteamArt Wolleswinkel Dier en Omgeving, Animal Sciences Group, Wageningen URDirk Roep (projectleiding) Leerstoelgroep Rurale Sociologie, Wageningen Universiteit

Centrum voor Studies van Wetenschap, Technologie en Samenleving (CSSTS), Universiteit Twente

Klaas Jan van Calker Praktijkonderzoek, Animal Sciences Group, Wageningen URSabine de Rooij Leerstoelgroep Rurale Sociologie, Wageningen UniversiteitFrank Verhoeven Leerstoelgroep Rurale Sociologie, Wageningen Universiteit

TekstredactieLeonore Noorduyn

EindredactieDirk RoepArt Wolleswinkel

FotografieHetty Wolbers, Praktijkonderzoek, Animal Sciences Group, Wageningen URArnoly van Rooij, Praktijkonderzoek, Animal Sciences Group, Wageningen URBioveem (pagina's 91, 92, 94 en 98)Digo print (pagina's 142 en 148)Cor den Hartog (pagina 76)Ad van Iersel (pagina's 143, 144 en 145)

Vormgeving en ontwerpTon van LieropSven van Hermon

DrukwerkbegeleidingMarijn Poel, Laura Eickhoff en Ton van Lierop

DrukVan Marken, Delft Drukkers

UitgeverWageningen UR

ISBN90-6754-822-7

Overname van tekstdelen is toegestaan, mits met bronvermelding.

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 164

165

Voorbereidings- en terugkoppelingsgroepHenk Kieft (voorzitter) ETC, LeusdenAriena van Bruggen Leerstoelgroep Biologische Bedrijfssystemen, Wageningen UniversiteitPaul Galama Praktijkonderzoek, Animal Sciences Group, Wageningen URSimon Oosting Leerstoelgroep Dierlijke Productiesystemen, Wageningen UniversiteitJan Douwe van der Ploeg Leerstoelgroep Rurale Sociologie, Wageningen UniversiteitThijs Scholten PMOVMichel Smits Agrotechnology & Food Innovations, Wageningen URSierk Spoelstra Animal Sciences Group, Wageningen URFrank Verhoeven Leerstoelgroep Rurale Sociologie, Wageningen UniversiteitBert Vollering PMOVWim Zaalmink LEI, Wageningen UR

Alle melkveehouders die op welke wijze dan ook hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze atlas, hartelijk dank hiervoor!

Het project 'Innoverende melkveehouders' is op initiatief van boerenvereniging PMOV tot stand gekomen en werd gefinancierd door het Ministerievan Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, als onderdeel van de programma's Nieuwe Veehouderijsystemen (www.vsys.nl) en MaatschappelijkGeaccepteerde Veehouderij (www.verantwoordeveehouderij.nl). Deze onderzoek- en ontwikkelprogramma's zijn gericht op vergroting van demaatschappelijke acceptatie van de veehouderij in Nederland (programmaleider Sierk F. Spoelstra).

Meer informatie over de projecten 'Innoverende melkveehouders' en 'Slim experimenteren in de melkveehouderij' vindt u op www.verantwoordeveehouderij.nl of kunt u verkrijgen bijArt Wolleswinkel (tel. 0320-238241, email: [email protected]).

v o e d s e l k w a l i t e i tv o e d s e l k w a l i t e i t

15.qxd 30-7-2004 14:59 Pagina 165