KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

10
Interfacultaire Lerarenopleidingen. 1 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW: MODERNISME, POSTMODERNISME HEB JIJ INZICHT IN DE KUNSTZINNIGE VORMGEVING EN ACHTERGRONDEN DAARVAN? Kun jij verbanden leggen tussen waarneembare kenmerken in de kunsten (denk hierbij aan de begrippen voor het analyseren van kunst) en de oorzaken/achtergronden daarvan? Denk aan: de ideeën van de kunstenaar, de stroming, de tijd, de plaats waar het werk gemaakt werd en de functie van kunst. Kun jij bepalen wie het werk gemaakt heeft? In welke tijd het werk gemaakt is? Wat de achtergronden en belangrijke factoren waren die tot het maken van het werk hebben geleid? Kun jij je voorstellen waarom een kunstenaar dat werk gemaakt heeft in die specifieke tijd? Welke gedachten of emoties de kunstenaar heeft gehad? Kun jij je voorstellen waarom de kunstenaar het werk zo gemaakt heeft zoals het is? HEB JIJ KUNSTZINNIG INZICHT? Kun jij vanuit de theorie van de kernconcepten van het modernisme , de massacultuur, het postmodernisme en de hedendaagse kunst zien hoe deze kernconcepten in de inhoud, vorm en functies van een kunstwerk zijn opgenomen? Kun jij op basis van de kenmerken en kernconcepten aangeven tot welke stijl of stroming een bepaald werk behoort ? Kun jij begrijpen wat voor de kunstenaar van groot belang geweest moet zijn in zijn of haar kunst en kun jij aangeven welke factoren in de context van de tijd/plaats/kunst wel/niet van belang geweest zijn voor het maken van het kunstwerk? Rangordenen wat belangrijk is gebaseerd op kennis van de kunst- en cultuurgeschiedenis. Kun jij begrijpen waarom bepaalde kunstwerken meer waardering hebben gekregen in de kunstgeschiedenis? Welke redenen kun je daarvoor aanvoeren? (bovenstaande niveaus zijn gebaseerd op het tweede en derde niveau volgens Bullot & Reber, 2013) Op basis van A. van den Braembussche (2000) en D. Harvey (1990). MODERNISME: ca.1860 - 1950 POSTMODERNISME: ca.1960 2001 Industrieel kapitalisme Consumptiemaatschappij (laatkapitalisme) Grote verhalen Universele idealen Vooruitgangsdenken Waarheid, objectiviteit Geen grote verhalen meer Geen geloof meer in universele idealen Cyclische , fragmentarische visie op geschiedenis Geconstrueerde, subjectieve waarheden (plural.) Scheiding hoge en lage kunst Autonomie van de kunst Abstractie, atonaliteit Stilistische zuiverheid: formalisme Functionalisme (Form Follows Function) Accent op authenticiteit en betekenis Gericht op eenheid, creatie: eenvoud & eenheid (Less is more) Uniciteit, vernieuwing, originaliteit Expressie: angst en vervreemding Grens tussen high art/low culture vervaagt Autonomie verdwijnt (cultuurindustrie) Herwaardering figuratie, herkenbaarheid Stilistische onzuiverheid: eclecticisme en historicisme Fictie (Form Follows Fantasy) Werkelijkheid is een schijnvertoning (simulacrum) Pluralistisch, fragmentarisch, deconstructie: complexiteit en tegenspraak (Less is a bore) Imitatie, parodie: originaliteit bestaat niet Nadruk op schizofrenie, fragmentering van subject

Transcript of KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Page 1: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 1 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW: MODERNISME, POSTMODERNISME

HEB JIJ INZICHT IN DE KUNSTZINNIGE VORMGEVING EN ACHTERGRONDEN DAARVAN? • Kun jij verbanden leggen tussen waarneembare kenmerken in de kunsten (denk hierbij aan de

begrippen voor het analyseren van kunst) en de oorzaken/achtergronden daarvan? Denk aan: de ideeën van de kunstenaar, de stroming, de tijd, de plaats waar het werk gemaakt werd en de functie van kunst.

• Kun jij bepalen wie het werk gemaakt heeft? In welke tijd het werk gemaakt is? Wat de achtergronden en belangrijke factoren waren die tot het maken van het werk hebben geleid?

• Kun jij je voorstellen waarom een kunstenaar dat werk gemaakt heeft in die specifieke tijd? Welke gedachten of emoties de kunstenaar heeft gehad? Kun jij je voorstellen waarom de kunstenaar het werk zo gemaakt heeft zoals het is?

HEB JIJ KUNSTZINNIG INZICHT? • Kun jij vanuit de theorie van de kernconcepten van het modernisme , de massacultuur, het

postmodernisme en de hedendaagse kunst zien hoe deze kernconcepten in de inhoud, vorm en functies van een kunstwerk zijn opgenomen? Kun jij op basis van de kenmerken en kernconcepten aangeven tot welke stijl of stroming een bepaald werk behoort ?

• Kun jij begrijpen wat voor de kunstenaar van groot belang geweest moet zijn in zijn of haar kunst en kun jij aangeven welke factoren in de context van de tijd/plaats/kunst wel/niet van belang geweest zijn voor het maken van het kunstwerk? Rangordenen wat belangrijk is gebaseerd op kennis van de kunst- en cultuurgeschiedenis.

• Kun jij begrijpen waarom bepaalde kunstwerken meer waardering hebben gekregen in de kunstgeschiedenis? Welke redenen kun je daarvoor aanvoeren?

(bovenstaande niveaus zijn gebaseerd op het tweede en derde niveau volgens Bullot & Reber, 2013)

Op basis van A. van den Braembussche (2000) en D. Harvey (1990).

MODERNISME: ca.1860 - 1950 POSTMODERNISME: ca.1960 – 2001

Industrieel kapitalisme Consumptiemaatschappij (laatkapitalisme)

Grote verhalen Universele idealen

Vooruitgangsdenken Waarheid, objectiviteit

Geen grote verhalen meer Geen geloof meer in universele idealen Cyclische , fragmentarische visie op geschiedenis Geconstrueerde, subjectieve waarheden (plural.)

Scheiding hoge en lage kunst Autonomie van de kunst

Abstractie, atonaliteit Stilistische zuiverheid:

formalisme Functionalisme (Form Follows Function)

Accent op authenticiteit en betekenis Gericht op eenheid, creatie:

eenvoud & eenheid (Less is more) Uniciteit, vernieuwing, originaliteit

Expressie: angst en vervreemding

Grens tussen high art/low culture vervaagt Autonomie verdwijnt (cultuurindustrie) Herwaardering figuratie, herkenbaarheid Stilistische onzuiverheid: eclecticisme en historicisme Fictie (Form Follows Fantasy) Werkelijkheid is een schijnvertoning (simulacrum) Pluralistisch, fragmentarisch, deconstructie: complexiteit en tegenspraak (Less is a bore) Imitatie, parodie: originaliteit bestaat niet Nadruk op schizofrenie, fragmentering van subject

Page 2: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 2 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

KERNCONCEPTEN MODERNISME - ca. 1870 - 1950 In de afgelopen periode hebben we de kunst uit het Modernisme (van ca. 1870 - tot ca. 1945) bestudeerd. We hebben daarin gezien hoe kunstenaars, geïnspireerd door de ideeën van Einstein, Darwin, Freud en Marx, op zoek gingen naar (radicale) vernieuwing. Kunstenaars namen enerzijds de werkwijze van de wetenschap over en gingen op zoek naar de grondslagen van hun kunstdiscipline om zo vanuit de basis te zoeken naar vernieuwingen. Zo kwamen ze uit bij abstractie in de beeldende kunst; atonaliteit in de muziek; contraction & release en het accepteren van de zwaartekracht in de dans en psychologische en fysieke vormen van theater. Maar hoe verliep de kunstgeschiedenis verder in de tweede helft van de twintigste eeuw? Wat zijn de verbanden tussen het modernisme enerzijds en de massacultuur en het postmodernisme anderzijds? Welke oorzaken waren er voor de veranderingen in de kunsten? MODERNISME GEDEFINIEERD:

'Onder moderniteit versta ik het vergankelijke, het vluchtige, het toevallige, de ene helft van de kunst, waarvan de wederhelft het eeuwig onveranderlijke is.’ Charles Baudelaire. In: ’Le peintre de la vie moderne’, 1863.

'De moderne mens komt door de ervaring van moderniteit terecht in een maalstroom van voortdurende desintegratie en vernieuwing, van strijd en tegenstelling, van ambiguïteit en verlangen.' Marshall Berman, 1982.

Moderniteit duidt op het verschijnsel van permanente verandering die het twintigste-eeuwse maatschappelijke en culturele leven heeft overheerst. In dit permanente veranderingsproces lijken nieuwe ontwikkelingen niet langer gebaseerd op het verleden en vormen vaak een breuk met de traditie. Voorbeelden hiervan zijn de sterk toegenomen industrialisatie, automatisering, toegenomen mobiliteit, toenemende massaconsumptie. ‘Moderniteit’ staat voor de gerichtheid op een toekomst die anders zal zijn dan het verleden en het heden. Deze gerichtheid van de cultuur roept een ambiguïteit op, want de veranderingen brengen niet alleen nieuwe perspectieven, Ze zorgen ook voor verlies van waardevolle ervaringen, voor gevoelens van ontworteling en vervreemding. U. Barbieri; TU Delft.

KERNCONCEPTEN: BREKEN MET HET VERLEDEN OP ZOEK NAAR EEN BETERE MAATSCHAPPIJ.

Streven naar VERNIEUWING, breuk met het verleden. Kunst kan de maatschappij verbeteren, vooruitgangsdenken, utopisch denken (avant-garde).

Zoeken naar ORIGINALITEIT, naar de GRONDSLAGEN (herleiden tot de essentie van elke discipline, via vormonderzoek op een wetenschappelijke manier – reductie; principes). ABSTRACTIE, ATONALITEIT .

Streven naar AUTONOME en universele taal, onafhankelijk van de cultuur van de beschouwer.

Streven naar puurheid en directheid in de EXPRESSIE, inspiratie daarvoor nieuwe concepten (twaalftoonstechniek) of in niet-westerse culturen.

Uitdrukken van (onderbewuste) gevoelens van ANGST en VERVREEMDING. WELKE VERBANDEN KUN JE LEGGEN TUSSEN?

1: EVOLUTIETHEORIE (Darwin); 2: PSYCHO-ANALYSE (Freud); 3: RELATIVITEITSTHEORIE EN KWANTUMMECHANICA (Einstein) A: EXPRESSIE – ANGST, VERVREEMDING B: ABSTRACTIE – GRONDSLAGEN, ESSENTIE C: VERNIEUWING - VOORUITGANGSDENKEN

Page 3: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 3 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

KERNCONCEPTEN POSTMODERNISME - ca. 1870 - 1950

'Postmodernisme is een brede culturele beweging sinds de jaren 60 die in elke kunstdiscipline (maar ook in wetenschap en filosofie) eigen varianten heeft. Het is een pluralistische beweging die zichzelf gevormd heeft om het lokale, het regionale en de minderheidsculturen van de wereld te verdedigen tegen het overwicht van het modernisme (dat vooral een westers en laatkapitalistisch concept was). Postmodernistische filosofen zijn het niet altijd eens over een eensluidende definitie, maar zij zijn het er wel over eens dat het postmodernisme de oorlog verklaart aan de totaliteit/ de grote verhalen, zoals Jean François Lyotard dit in 1979 beschreef. Ook zijn zij het erover eens dat het postmodernisme meerdere visies op cultuur verdedigt.' Charles Jencks, een architect en cultuurhistoricus die een belangrijke rol speelde in de definiëring van de stroming van het postmodernisme.

KERNCONCEPTEN POSTMODERNISME: GEEN GROTE VERHALEN; COMPLEXITEIT; RELATIVISME, PLURALISME; FRAGMENTARISCHE EN SUBJECTIEVE VISIES; ORIGINALITEIT HOEFT NIET; CITEREN MAG; QUA STIJL: ANYTHING GOES; HERKENBAARHEID & MASSACULTUUR.

Kritiek op het modernisme. Modernisme wordt a-historisch gevonden: abstracte gebouwen worden in historische stadskernen gebouwd bijv. Modernisme biedt onherkenbare abstractie, een navolging van de wetenschap die streeft naar objectiviteit door te grote vereenvoudiging door reductie, objectiviteit wordt in twijfel getrokken.

Postmodernisme brengt: RELATIVERING, GEEN GROTE VERHALEN MEER, COMPLEXITEIT, PLURALISME & FRAGMENTARISCHE EN SUBJECTIEVE VISIES (bijv. op geschiedenis - die hangt af van tijd, plaats en sociale, economische en culturele contexten; geschiedenis is geen rechte lijn richting vooruitgang maar een cyclisch proces), CULTUURRELATIVISME (geen westerse dominantie meer maar acceptatie van andere culturele waarden en normen), Postmodernisme heeft een raakvlak met de massacultuur en streeft naar: HERKENBAARHEID, GEEN UNICITEIT/ORIGINALITEIT MEER. Aandacht voor de rol van MASSAPRODUCTIE, MASSACOMMUNICATIE en MASSAMEDIA in de cultuur

Kenmerken van de esthetiek van het postmodernisme:

1. Geen vaststaande esthetische normen. Anything goes. 2. Herwaardering ornament. 3. Grensoverschrijdingen van veel kunstdisciplines. 4. Herwaardering verhalende verwijzingen. 5. Complexiteit en tegenspraak (Venturi). Less is a bore. 6. Herwaardering figuratie. 7. Cultuurrelativisme. 8. Natuur: natuur en clichés over de natuur. 9. Originaliteit: hoeft niet; clichés en (stijl)citaten mogen 10. High Art & Low Culture

Page 4: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 4 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

MODERNISME IN DE KUNSTEN VAN DE EERSTE HELFT VAN DE 20e EEUW: De vooruitgang - de vernieuwing: modernisme en avant-gardisme in de kunst. Kunstenaars die op zoek gingen naar de vernieuwing in hun discipline werden gedreven door het idee van vooruitgang. Daarvoor moesten zij (radicaal) breken met het verleden en de kunstvormen die in het verleden gangbaar waren. Door te breken met het verleden en als avant-gardisten voor de troepen (= maatschappij) uit te lopen, zouden zij als kunstenaars met hun kunst een nieuwe, betere maatschappij in de toekomst kunnen helpen bewerkstelligen (utopieën). Muziek Claude Debussy met zijn klankkleur, het accent op akkoorden in de muziek, geïnspireerd door gamelan-muziek uit Indonesië Arnold Schönberg met zijn atonaliteit; serialisme in de muziek Igor Strawinsky met zijn aandacht voor het ritme (m.n. in Le Sacre maar ook in andere composities waarin hij bijv. de syncope uit de jazz overneemt) Dans Vaslav Nijinsky en zijn ideeën over hoekige, abstracte vormen in de dansbewegingen en zijn acceptatie van de zwaartekracht in de dans Martha Graham met haar ideeën over contraction & release (en het voortzetten van de beweging vanuit de solar plexus, de opvattingen van Isadora Duncan volgend) Beeldende kunst Piet Mondriaan met het herleiden van de waarneembare wereld tot de structuur die achter de waarneembare werkelijkheid te vinden is in de (fysiologische) wetten van de waarneming en de horizontale en verticale lijn in een geometrisch vlak en de primaire kleuren. Pablo Picasso en het steeds opnieuw ontwikkelen van nieuwe vormen uit bestaande vormen - abstractie en stilering. Kasimir Malevitsj zocht naar de meest pure, basale vorm die je in de kunst zou kunnen vinden en kwam uit bij het zwarte vierkant (op een wit vlak) dat daarmee de absolute, meest vergaande vorm van abstractie zou gaan symboliseren. Constantin Brancusi en het herleiden van de vormen uit de waarneembare werkelijkheid tot de meest essentiële vormen (stilering). Mies von der Rohe en Walter Gropius (Bauhaus) en Le Corbusier - architecten - zochten naar een zo functioneel mogelijke manier van bouwen, waarbij de vorm uit de functie zou volgen (Bauhaus) en waarbij de massa op een grootschalige, stedelijke manier gehuisvest zou worden in flats waarin de zuivere vorm van de gebouwen en licht, lucht en ruimte centraal stonden (Le Corbusier). Theater/drama Konstantin Stanislavski zocht naar een nieuwe vorm van psychologisch drama, waarbij de acteur zich zo intens ingeleefd had in het personage dat hij het met elk klein detail vanuit zijn innerlijk kon uitdrukken. Vsevolod Meyerchold zocht naar nieuwe mogelijkheden om in fysieke bewegingen uitdrukking te geven aan de nieuwe, revolutionaire - klassenloze - wereldmaatschappij die met de Russische Revolutie beoogd werd. Film Sergei Eisenstein zocht naar nieuwe mogelijkheden om met de formele middelen van de film (cinematografie - montage - enscenering - en zonder geluid - film was in die tijd nog geluidloos!) betekenissen uit te drukken. Hij zocht naar een beeldtaal die ook zonder tekst en geluid toch een (politieke) betekenis kon overbrengen op de toeschouwer en ontwikkelde daarmee niet alleen een nieuwe beeldtaal in de film maar ook propagandafilms. Abstractie in de film ontstond doordat kunstenaars gingen experimenteren met film als medium. Kunstenaars die experimenteerden met abstracte vormen, kleuren en de beweging daarvan in de film waren: Viking Eggeling, Hans Richter, Walter Ruttman en Oskar Fischinger, een belangrijke invloedsbron voor hen waren o.a. grafische partituren.

Page 5: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 5 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

De tegengeluiden - Surrealisme; dadaïsme en maatschappijkritische kunst Daarnaast waren er ook meer maatschappijkritische bewegingen in de kunst, waarbij kunstenaars eerder anarchistisch of nihilistisch te werk gingen. Zij waren niet erg optimistisch over de toekomst, over de rol van de politiek in de maatschappij en over de mens als wezen dat door primaire driften gedreven was. Kunstenaars ontwikkelden vanuit die houding vaak vormen van antikunst: Muziek lawaai als muziek (Russolo - futuristen); muziek als behang (Satie); stilte als muziek (John Cage); Beeldende kunst: een urinoir als kunstobject (Duchamp -dada); bizarre beelden op irrationele manieren gecombineerd waarin vervreemding uitgedrukt werd (Dali en Magritte - surrealisme); Dans: het ballet Parade - waarin het verhaal door Cocteau geschreven was, de dans van Les Ballets Russes (choreograaf Massine) ondergeschikt gemaakt werd aan de kubistische vormen van de kostuums (Picasso) en de alledaagse wirwar van circusgeluiden en pistolen (Satie) het ballet Relâche (dit woord betekent 'afgelast') van Picabia met muziek van Satie door het Ballet Suédois, met als intro een film van René Clair Film René Clair (Entr'acte - met surrealistische beelden van mannelijke dansers met baarden in tutu's) Man Ray - de surrealistische/dadaïstische fotograaf en filmer maakte met zijn film 'Retour a la raison' een uitgesproken dadaïstische film. Hij gooide peper, zout en punaises over een filmstrook, belichtte de film en ontwikkelde deze. Daaruit voort kwamen sneeuw-beelden (peper en zout) en dwarrelende punaises. De techniek van het rechtstreeks belichten (zonder camera) van fotostroken/film noemde hij 'rayografie'. Theater/drama Piscator en Brecht wilden vooral zeer maatschappijkritisch, verhalend theater brengen waarin zij vervreemdingseffecten gebruikten om te voorkomen dat de toeschouwer volledig op zou gaan in de voorstelling (ze wilden geen illusionisme). Eisenstein als filmmaker wilde dit overigens ook, hij introduceerde daarom de attractiemontage, waardoor de kijker als het ware wakker geschud werd. Cabaret Voltaire en Tristan Tzara verwierpen als dadaïsten alle logica en maakten voorstellingen die voortkwamen uit intuïtie en (bizarre) irrationaliteit. Tweede wereldoorlog; het vervolg van de Russische revolutie: het Stalinisme; Chinese revolutie En dan volgen: de tweede wereldoorlog (50 miljoen doden); het Stalinisme (20 miljoen doden) en de Chinese revolutie en het Maoïsme (48 miljoen doden). Miljoenen burgers komen hierbij om. De schattingen van de aantallen overtreffen het voorstellingsvermogen. De ideale wereld, waarin vooruitgang zou leiden tot een betere wereld voor iedereen valt in gruzelementen uiteen. De gruwelijkheden die de overlevenden van deze oorlogen hebben meegemaakt zijn traumatisch voor velen. Wat kun je? Wat wil je? Wat doe je? als overlevende van zo'n strijd? En: hoe gaat een maatschappij verder na deze totale ineenstorting? Jaren 50: Overleven en weer opnieuw opbouwen De menselijke geest is flexibel. Na deze vreselijke oorlogen en strijd, zit er niets anders op dan alles weer van voor af aan op te bouwen. Wel met de wetenschap dat het naïeve optimisme van het begin van de twintigste eeuw niet meer houdbaar is. Alle mooie grote verhalen, van het christendom, het marxisme/communisme en het industriële kapitalisme vallen daarmee ook in duigen. Mensen willen niet meer geloven in deze grote verhalen, het vooruitgangsdenken, het utopische denken, de universele idealen en geloven ook niet meer in één waarheid voor iedereen of de objectiviteit van de wetenschap. Die wetenschap van bijv. Einstein heeft geleid tot de atoombom; de wetenschap van Darwin heeft geleid tot het sociaal Darwinisme waar o.a. Hitler zijn ideeën over de supermens uit afleidde; het industriële kapitalisme heeft geleid tot een nietsontziende wapenindustrie die zoveel onschuldige slachtoffers heeft veroorzaakt: winst leek belangrijker dan het leven van burgers. Toch

Page 6: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 6 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

wordt het kapitalisme niet verworpen: het industriële kapitalisme maakt plaats voor de consumptiemaatschappij, waarin meer welvaart voor individuele burgers komt. Niet alleen welvaart is van belang: ook meer vrijheid wordt van belang. Die vrijheid op allerlei terreinen wordt in de jaren 70 fel bevochten. Beeldende kunst in de jaren 50 is in Amerika gericht op het voortzetten en vernieuwen van de abstracte kunst: het abstract expressionisme van Barnett Newman (who's afraid of red, yellow and blue is een reactie op het werk van Mondriaan), Jackson Pollock en Mark Rothko leggen een link tussen de ideeën over expressionisme en abstractie uit de periode van het modernisme, maar zij voegen daar een enorme schaal aan toe. De werken die zij maken zijn vaak erg groot en als toeschouwer ga je bijna fysiek op in de enorme kleurvelden en patronen (drippings - Jackson Pollock werkte als action painter, hij legde het doek op de grond en spatte er dan verf op). In Europa was het verzet tegen autoriteit zo groot geworden als gevolg van de Duitse overheersing, dat het streven naar een kinderlijke vrijheid een doel werd. Kunstenaars van de COBRA (Copenhagen, Brussel en Amsterdam) met Karel Appel als bekendste kunstenaar, maakten expressieve, kleurrijke schilderijen die vaak leken op kindertekeningen.

MASSACULTUUR EN DE KUNSTEN VAN DE TWEEDE HELFT VAN DE 20e EEUW: Jaren 60 en 70: kunst van de massacultuur Hoe verliep dat proces van de kunst na het modernisme in de verschillende kunstdisciplines? Wat werden nieuwe drijfveren nieuwe aanknopingspunten voor kunstenaars na de tweede wereldoorlog? Wat dreef hen? Je ziet dan dat het vooruitgangsdenken van de modernisten radicaal afgezworen werd. Dat leidde enerzijds tot kunst die meedeinde op de golven van de naoorlogse consumptiemaatschappij. Anderzijds tot kunst die meegetrokken werd in maatschappijkritische stromingen.

De naoorlogse consumptiemaatschappij kon ontstaan omdat bijv. Europa opgebouwd werd met hulp van het Marshall plan. Economische groei kon mede daardoor, wereldwijd ontstaan. Die economische groei leverde meer welvaart op: eerst leverde het meer geld op waarmee allerlei consumptieartikelen als wasmachines en televisies gekocht werden. Daarna leverde het ook meer vrije tijd op: mensen hoefden minder lang te werken en besteedden minder tijd aan huishoudelijk werk. Die vrije tijd en de nieuwe luxe die in de jaren 60 kon ontstaan als gevolg van het laatkapitalisme (consumptiemaatschappij) zorgden ervoor dat er een vrije tijds-cultuur ofwel massacultuur kon ontstaan. De massacultuur werd daarbij soms ook specifiek gericht op doelgroepen zoals de jongerencultuur of verschillende subculturen. In de kunst is de invloed van die massacultuur alom tegenwoordig. Kunstenaars willen niet meer verder met abstractie, universalisme, formalisme (het accent op formele vormgeving) ze richten zich in de jaren 60 eerst op de alledaagse wereld in de consumptiemaatschappij waarin reclame, radio, televisie en film steeds belangrijker zijn geworden. In de jaren 60 en 70 ontstaat een meer maatschappijkritische houding van kunstenaars, mede beïnvloed door bijv. politieke strijd tegen de Vietnam oorlog maar ook tegen bijv. racisme; de hippiecultuur; het feminisme etc. Popmuziek In de muziek ontstaat vanuit de muziekcultuur in de Verenigde staten een mengelmoes waarin blues, jazz en rock met elkaar gecombineerd worden. Elvis Presley is een van de eerste popmuzikanten die

Rosenquist began the painting F-111 in 1964, in the middle of the Vietnam War. He positioned his main subject, the F-111 military plane, which was in development at the time, flying through fragmented images of consumer products and references to war. Through its expansive network of colliding visual motifs, F-111 addresses the connections between the Vietnam War, income taxes, consumerism, and advertising.

Page 7: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 7 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

wereldwijd een ster wordt: door zijn muziek, zijn kleding, zijn imago dat jongeren wereldwijd aanspreekt. Later volgen The Beatles en The Rolling Stones. De songs die deze muzikanten schrijven zijn vaak kort (soms ca. 3 minuten) waardoor zij goed op de radio gedraaid kunnen worden; de melodielijnen zijn goed in het gehoor liggend (massacultuur = gericht op herkenning, herkenbare melodieën zijn belangrijk) en kunnen dus makkelijk meegezongen worden. Er is sprake van een couplet en refreinstructuur met een a-a-b-a-b-c-b schema. In de jaren 70 komen meer maatschappijkritische vormen van popmuziek voor, waarvan Bob Dylan een goed voorbeeld is. Pop-art In de beeldende kunst komt een accent op de voorstelling te liggen: alledaagse dingen uit de massacultuur gaan een rol spelen, van reclamefoto's tot supersterren; van krantenfoto's tot objecten als colablikjes of brillo-zeep dozen. De wereld is datgene wat je ziet in die alledaagse beelden in de massamedia en massacultuur. De oppervlakkigheid van de massacultuur wordt in de hard popart omarmd. De meer maatschappijkritische variant van de pop art zie je terug bij de zachte pop art van o.a. Edward Kienholz - hij verwijst in zijn werk naar misstanden in ziekenhuizen; geeft kritisch commentaar op de (Vietnam)oorlog etc. Film: Hollywood filmsterren Supersterren zijn in deze tijd vooral uit de muziek en de film afkomstig. James Dean, Marlon Brando, Marilyn Monroe, Elvis Presley. Zij figureren in de film en worden symbolen van de nieuwe jeugdcultuur. Een jeugdcultuur die kon ontstaan doordat jongeren meer vrije tijd kregen, meer geld hadden en zo hun eigen cultuur konden creëren, een cultuur die zich vooral afzette tegen de cultuur van hun ouders. Er was sprake van een generatiekloof die ontstond doordat het autoritaire gedrag dat voor de tweede wereldoorlog gangbaar was niet meer geaccepteerd werd. Vrijheid en democratie werd belangrijker dan opgelegde normen en waarden. Deze cultuur van de vrijheid zag je terugkomen in de kunst en cultuur en zeker ook in de film. Rebel without a cause van James Dean is daarvan een voorbeeld. Dans In de dans werd eveneens gebruik gemaakt van alledaagse bewegingen. Merce Cunningham - een leerling van Martha Graham, die zich afzette tegen haar systeemdenken en psychologische inhoud van de dans - maakte choreografieën waarin hele alledaagse bewegingen en toeval een rol speelden in de dans. Iets oppakken kon bijvoorbeeld de aanzet tot een dansbeweging vormen. Ook Jerome Robbins gebruikte alledaagse bewegingen zoals het knippen met de vingers, of het opspringen bij een balspel als onderdeel van de dans (Westside Story). Theater/drama In het theater speelt Beckett een grote rol in de jaren 50 en 60. Beckett werd bekend vanwege zijn theaterstuk 'Wachten op Godot' waarin twee mannen het hele toneelstuk door bleven wachten op Godot die uiteindelijk niet kwam. Deze vorm van theater kun je enerzijds absurdisme noemen anderzijds ook minimalisme. In de jaren 60 en 70 ontstond daarnaast meer politiek theater, activistisch theater. In Nederland begon dit soort theater met de Aktie Tomaat aan het eind van de jaren 60. Vanuit een actueel politiek gegeven wordt met improvisatietheater gereageerd op de inhoud van het gegeven. Minimalisme - Conceptualisme In de jaren 70 zie je echter ook de stroming van het minimalisme: extreem vereenvoudigde vormen, herhalingen en een accent op pure vormgeving (formalisme). What you see is what you get en niet meer dan dat, gaat als het ware voort op de ideeën over vernieuwing en vormgeving van Mondriaan, Graham en Schonberg maar dan zonder de diepgaande denkbeelden. In dat opzicht wordt de vorm dus het enige dat nog belangrijk is. Herhaling van motieven in de muziek; herhaling van bewegingen of patronen in de dans en pure, abstracte vormen die niet meer betekenis hebben dan de pure vorm, is wat het minimalisme kenmerkt. Het minimalisme is een beweging die in veel kunstdisciplines voorkomt maar die niet binnen de massacultuur valt omdat het niet gericht is op de brede smaak van het

Page 8: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 8 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

publiek. Minimalisme in de muziek heet minimal music: Phillip Glass; Steve Reich. In de beeldende kunst valt het werk van bijvoorbeeld Frank Stella, Agnes Martin en Robert Mangold hieronder. Maar ook in de dans komt minimalisme voor zoals bij Lucinda Childs (zie: http://www.youtube.com/watch?v=CByoefokGrA) , al worden minimalisme en postmodernisme in de dans vaak gecombineerd zoals bij Krisztina de Chatel en Anne Teresa de Keersemaeker. Het minimalisme in de muziek krijgt later een vervolg in de techno en house muziek, waarin het eindeloze herhalen (met slechts kleine veranderingen) van elektronische klanken/ritmes een belangrijke rol speelt. Een andere stroming - het conceptualisme of de conceptual art - neemt het concept of idee als belangrijkste gegeven voor het maken van kunst. De kunstenaars zijn sterk beïnvloed door het werk van Marchel Duchamp dat vaak sterk conceptueel van karakter was. In de meest extreme vorm is conceptuele kunst uitsluitend een idee. Sol Lewitt maakt werk dat bestaat uit een beschrijving van idee voor een kunstwerk in de vorm van een in tekst beschreven patroon of vorm van kleuren en lijnen en dat uitgevoerd kan worden door assistenten. Zijn werk ziet er vaak uit als minimal art, zie ook het videofragment van Lucinda Childs.

POSTMODERNISME EN DE KUNST IN DE TWEEDE HELFT VAN DE 20e EEUW: Jaren 70 en 80: Postmoderne denkbeelden Franse filosofen, waaronder Jean-François Lyotard, bepleiten een nieuwe richting in het denken: zij willen geen grote verhalen meer; geen geloof meer in universele idealen (omdat die tot dan toe altijd impliciet westers waren en daarbij grote groepen van de wereldbevolking niet meetelden); het geloof in de geschiedenis veranderde zelfs: hoe kon je geloven in vooruitgang als deze oorlogen hadden laten zien dat die vooruitgang niets anders dan destructie opleverde? Geschiedenis was volgens de postmoderne visie een cyclisch proces van ontwikkeling, opbouw, groei, verval dat steeds opnieuw in andere vormen en andere tijden en contexten plaatsvond. Geschiedenis was ook niet iets dat een vaststaand feit was, want geschiedenis vanuit het perspectief van een bewoner van centraal Afrika was een totaal andere geschiedenis dan die vanuit het perspectief van een rijke burger uit Engeland. Het postmoderne denken komt tot de slotsom dat de enige waarheden die er zijn altijd puur subjectief zijn en geconstrueerde waarheden zijn (geconstrueerd op basis van de idealen, contexten en de plaats van waaruit iemand denkt). Daarmee ontstaat een zeer vergaande vorm van relativisme: absoluutheden bestaan volgens de postmodernisten niet. Er bestaan slechts fragmentarische, individuele waarheden. Wat jij zegt is waar. Wat ik zeg ook. Wat een ander zegt ook. Dat leidt tot het accepteren van verschillende visies op de wereld, op de werkelijkheid en dus ook op de kunst - naast elkaar. We noemen dat pluralisme. Dus wanneer er verschillende ideeën of visies op de werkelijkheid/de wereld (=verschillende normen en waarden) naast elkaar kunnen bestaan, dan hebben we het over pluralisme. Pluralisme kan alleen ontstaan als je absolute waarheden of objectiviteit afwijst. Pluralisme is gebaseerd op relativisme en cultuurrelativisme is daarvan een onderdeel. Cultuurrelativisme wijst het universalisme af, omdat het impliciet op westerse waarden gebaseerd is. Wat goed en mooi is, werd voorheen dus altijd op westerse normen gebaseerd. Cultuurrelativisten zeggen dan: je kunt niet voor mensen uit andere culturen bepalen wat mooi of goed is. Dat moeten zij zelf vanuit hun eigen culturele tradities kunnen doen. Westerlingen hebben niet voldoende zicht op wat belangrijk is in andere culturen, om een goed oordeel te kunnen geven over wat belangrijk, mooi of goed is in de kunst van die andere culturen. Postmoderne kunst In postmoderne kunst zie je een mix van allerlei stijlen en stromingen; je ziet allerlei soorten invloeden: vanuit de massacultuur, de urban cultuur, de high-art, de technologie en je ziet ook een vermenging van soorten kunsten (dans, toneel, beeldende kunst en muziek in de videoclip bijvoorbeeld). Postmodernisme is dus niet één vastomlijnde stijl, maar veel postmoderne kunst kun je wel herkennen aan meerdere kenmerken van het postmodernisme.

Page 9: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 9 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

Beeldende kunst Jeff Koons maakt kleine kitschbeeldjes heel groot, of laat dat doen door zijn assistenten. Hij lijkt regelrechte massacultuurproducten te maken, gericht op winst maken of shockeffecten veroorzaken. Je kent van hem het werk met de pink-panther; het werk met Michael Jackson en zijn aapje bubbles. Tegenwoordig maakt hij ballonnenhonden die van gepolijst staal gemaakt zijn. Ook het werk van Keith Haring - de graffiti werken die eerst in de metro en later in het museum te zien waren, valt duidelijk onder het postmodernisme. In de architectuur hebben we het Disney-hotel van Michael Graves als typerend voorbeeld van de massacultuur bekeken. Muziek In de muziek zie je dat postmodernisme veel gebruik maakt van technologie: samples worden gebruikt, maar ook technieken als het 'scratchen' uit de hiphop cultuur (heen en weer bewegen van de naald over een vinylplaat) komen veel voor. Bij muziek kun je denken aan popmuziek van JayZ (sample uit de musical Annie in It's a hard knock life); kraftwerk, een Duitse groep die popmuziek maakte met computers; Run DMC - waarin urban cultuur (hiphop/ rap) en popmuziek (massacultuur) vermengd worden. Dans Merce Cunningham heeft jarenlang gewerkt als choreograaf, vandaar dat je zijn naam ziet als voorbeeld bij de kunst in de jaren 60 en 70 maar ook bij de postmoderne danskunst. Hij heeft allerlei invloeden in zijn werk opgenomen. Hij maakt zowel gebruik van alledaagse elementen als technologie in zijn danscomposities. Anne Teresa de Keersemaeker is beroem geworden met haar herhalingen van alledaagse bewegingen: je hand door je haar halen, je stoel opzij schuiven etc. Zij maakt in haar werk gebruik van citaten. Theater Postmoderne theatervoorstellingen zijn voorstellingen waarin je ziet dat er afstand genomen word van de traditionele theatervorm en verteltechniek en waarin je een combinatie van verschillende elementen en stijlen ziet. Je ziet dan vaak ook gebruik van multimedia en een fragmentarisch beeld. Voorbeelden zijn: Jan Fabre, Guy Cassiers, Dirk Tanghe (regisseurs), Dood Paard, De Paardenkathedraal (theatergroepen) maar ook bijv. The Ashton Brothers vanwege hun combinatie van theater, comedy en muziek. Film Films van Tarrantino (Pulp Fiction; Jackie Brown) zijn bij uitstek postmoderne films: je ziet daarin een combinatie van allerlei filmgenres en stijlen. Ook hoor je vaak muziek uit allerlei tijden en wordt er verwezen naar andere films. Beroemde voorbeelden van een postmoderne films zijn verder nog 'The Matrix' en 'The Truman Show'. Videoclips Videoclips zijn bij uitstek een postmoderne vorm van kunst, omdat daarin zowel sprake is van grensoverschrijdingen in de kunsten -muziek, dans, theater, beeldende kunst - als sprake is van gebruik van elektronische media; stijlcitaten etc. De clips van Bjork (It's all so quiet), Beyoncé (Countdown) en Madonna (Express yourself) zijn hiervan voorbeelden. Mode Ook in de mode zie je dat er postmoderne vormen bestaan: Jean-Paul Gaultier, Vivienne Westwood, John Galliano en Alexander McQueen citeren allemaal uit de modegeschiedenis. Zij verwijzen naar modestijlen, silhouetten etc. uit de kostuumgeschiedenis, maar verbinden deze vervolgens weer met subculturen met hedendaagse invloeden etc. Zo maken zij hun eigen stijl - die opgebouwd is uit een eclectische mix van stijlen.

Page 10: KERNCONCEPTEN IN DE KUNST VAN DE 20e EEUW ...

Interfacultaire Lerarenopleidingen. 10 © 2014 M.T.A. van de Kamp MA, MSc

KERNCONCEPTEN IN DE HEDENDAAGSE KUNST (VAN DE 21e EEUW): In de kunst van de 21ste eeuw, we noemen dat de hedendaagse kunst, zie je dat er weer nieuwe ontwikkelingen zijn. Enerzijds komen invloeden uit het modernisme weer terug als gevolg van de toegenomen globalisering. Opkomende economieën, zoals de BRIC landen (Brazilië, Rusland, India en China) laten zien dat zij ook modern willen zijn en dat maakt dat zij zich niet meer door het westen als 'traditionele cultuur' beschouwd willen worden. Ook hebben de universele rechten van de mens opnieuw aandacht gekregen, dit keer niet uitsluitend op basis van de wensen van het westen, maar ook vanwege de wensen van veel onderdrukte burgers in Zuid-Amerika, het Midden-Oosten en Afrika. Anderzijds zie je wel dat de ideeën van het postmodernisme - oog hebben voor minderheden, aandacht hebben voor subjectieve waarden in culturen - behouden zijn gebleven. In de hedendaagse kunst kun je daarom spreken van een soort mengvorm van modernistische en postmoderne ideeën.

KERNCONCEPTEN IN DE HEDENDAAGSE KUNST: HYBRIDITEIT GRENSOVERSCHRIJDINGEN binnen de Kunst, tussen Mode & Kunst, Architectuur & Kunst, Muziek en Beeldende Kunst etc. KRUISBESTUIVINGEN tussen Kunst en andere disciplines (wetenschap, technologie, literatuur, populaire cultuur of filosofie) HYBRIDE KUNSTVORMEN breiden de mogelijkheden uit voor experiment en innovatie in de hedendaagse kunst.

TRANSFORMATIE – ambiguïteit, paradox, mengvorm (blending), creativiteit.

TRANSMODERNISME – Synthese van modernisme – postmodernisme.

TRANSCULTURALITEIT – hybriditeit als concept uit het postkoloniale denken.

INTERSUBJECTIVITEIT en INTERACTIVITEIT – consensus en dissensus door onderzoek en uitwisseling/participatie (co-creatie).

INTERDISCIPLINARITEIT – kruisbestuivingen, grensoverschrijdingen: door onderzoek en samenwerking kan alles dat “aanspoelt” als materiaal gebruikt worden. Integratie tussen kunstdisciplines maar ook kunst & technologie.

ACHTERGRONDEN:

Er is sprake van nieuwe mengvormen in de kunst: hybriditeit ontstaan door interdisciplinaire vormen van Kunst die tot getransformeerde Kunstdisciplines hebben geleid; transculturaliteit (post-kolonialisme). Hybriditeit: Interactie tussen culturen (Gemengde afkomsten) ; Relatie tussen voormalige koloniën en hun koloniale overheersers= Postkolonialisme maar hybriditeit is ook: Nieuwe interdisciplinaire vormen van design en Kunst en Design & technologie of Kunst & technologie.

Nieuwe visies op moderniteit door globalisering en opkomst van nieuwe werelden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Veel andere landen omarmen de moderniteit en willen niet in hun traditionele cultuur teruggedrongen worden door de westerse visie op cultuurrelativisme.

Kritiek op het postmodernisme omdat door het relativeren bijna alles gerelativeerd wordt. Dat zorgde voor vrijblijvendheid. Anything goes is erg vrijblijvend. Er lijkt mede daardoor ook in het westen sprake te zijn van een heroriëntatie op moderniteit in de kunsten.

Er zijn wereldwijde veranderingen door de globalisering (globalisering & localisering)