KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2...

16
KERN NEDERLANDS HAVO / VWO 1 VOORBEELDKATERN

Transcript of KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2...

Page 1: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

KERNNEDERLANDS

HAVO/VWO

1

VOORBEELDKATERN

Page 2: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

2

Inhoud PERIODE I

Taal & Communicatie 1 Steek in Griekenland niet je duim omhoog ! 10

Leesvaardigheid 2 Tekstdoelen : informeren 14

3 Beschouwen & overtuigen 18

4 Activeren & diverteren 22

Grammatica 5 Grammatica in talen 26

6 Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord 30

7 Werkwoordsvormen 34

Fictie8 Overal verhalen 38

9 De kracht van vertellen 42

Schrijfvaardigheid10 Praten met iemand die er niet is 46

11 Goede zinnen schrijven 50

Taalverzorging12 Meervoudsvormen 54

13 Bijvoeglijk naamwoord 58

14 Samenstelling (1) 62

Spreekvaardigheid15 Gesprekken voeren 66

IN DIT KATERN

IN DIT KATERN

Page 3: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

3

PERIODE II

Taal & Communicatie16 Leesproblemen 70

Leesvaardigheid 17 Leesstrategieën: zoekend lezen 74 18 Globaal lezen & kritisch lezen 78

19 Intensief lezen & lerend lezen 82

Grammatica 20 Persoonsvorm & onderwerp 86

21 Werkwoorden & werkwoordelijk gezegde 90 22 Lijdend & meewerkend voorwerp 94

Fictie23 Helden & schurken 98

24 Personages 102

Schrijfvaardigheid25 Alinea-indeling 106

26 Zinsverbanden 110

Taalverzorging27 Persoonsvorm tegenwoordige tijd

& verleden tijd 114

28 Voltooid & onvoltooid deelwoord 118 29 Onregelmatige & Engelse werkwoorden 122

Spreekvaardigheid30 Luisteren & aantekeningen maken 126

PERIODE II I

Taal & Communicatie 31 Waarom spreken we Nederlands ? 130

Leesvaardigheid 32 Woorden & hun betekenissen 134

33 Standaard tekststructuur 138

34 Beeldlezen 142

Grammatica 35 Bijwoordelijke bepaling

& voorzetselvoorwerp 146

36 Voornaamwoorden 150

37 Voorzetsels & bijwoorden 154

Fictie38 Thema & motieven 158

39 Verhaal beoordelen 162

Schrijfvaardigheid40 Tekstopbouw : inhoud & inleiding 166

41 Tekstopbouw : middenstuk & slot 170

Taalverzorging42 Samenstelling (2), cijfers & getallen 174

43 Hoofdletters 178

44 Leestekens 182

Spreekvaardigheid45 Interviewen 186

IN D

IT K

AT

ER

N

Page 4: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

4

v Oefenen

1 Geef van de communicatievormen hieronder steeds aan of het om verbale of non- verbale communicatie gaat. T 1

a een Whatsapp-berichtb een smiley in een Whatsapp-berichtc een high fived een docent die gaat fluisteren om de klas

stil te krijgene een docent die je een schouderklopje geeftf een dove die in gebarentaal spreekt

met een andere dove

2 Bekijk de cartoon van Fokke en Sukke op de pagina hiernaast.

a Welke twee betekenissen kan ‘jij doet toch communicatie?’ hebben? T 1

b Als je niets zegt, communiceer je dan wel of niet? T 1

‘Nee, ik stop ermee’, zeg je op harde toon. Je fronst je wenkbrauwen, slaat je armen over elkaar, draait je om en loopt met je hoofd naar beneden weg. Zo laat je zien dat je boos bent. Niet alleen met wat je zegt, maar ook met je gezichtsuitdrukking en je lichaamshouding breng je een boodschap over. Dat noemen we communicatie.

Verbale en non-verbale communicatieEr zijn twee vormen van communicatie: verbaal en non- verbaal. Bij verbale communicatie communiceer je met woorden. Dat kan in een gesprek of op papier. Maar ook zonder woorden kun je laten merken hoe je je voelt, wat je wilt of wat je van iets vindt. Dit noemen we non- verbale communicatie. Je zendt voortdurend non -verbaal signalen uit, of je het wilt of niet. Dat doe je met je gezichtsuitdrukking, houding, gebaren en met je stemgeluid. Hoe kijk je? Lachend? Boos? Hoe sta je erbij? Een beetje in elkaar gedoken? Of juist met de rug recht? Jouw houding en uitdrukking bepalen de indruk die je op anderen maakt.

Kennedy en NixonDe invloed van non -verbale communicatie is heel groot. Een beroemd voorbeeld is het eerste tv-debat tussen de Amerikaanse presidentskandidaten Nixon en Kennedy in 1960. Nixon was ziek. Hij zag bleek, zweette enorm en weigerde zich te laten schminken. Kennedy had speciaal een zonnebankkuur gevolgd en zag er heel fit en knap uit. Hij straalde zelfvertrouwen uit en kwam kalm en rustig over. Hoewel Kennedy niet de sterkste argumenten had, vonden tv-kijkers toch dat hij het debat had gewonnen. Non-verbaal had hij een veel betere indruk gemaakt dan Nixon. Toen Kennedy later verkozen werd tot president, zei hij dat hij dat te danken had aan de tv.

Steek in Griekenland niet je duim omhoog!DOEL > Je leert welke vormen van communicatie er zijn en hoe wij met elkaar communiceren.

1 TAAL & COMMUNICATIE

Communicatie

Opdrachten

Page 5: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

5

3 In het voorbeeld van Kennedy en Nixon wordt duidelijk dat non-verbale communicatie kan bepalen wie de verkiezingen wint. Maar als je bent gekozen, bepaalt dat natuurlijk ook weer je lichaamstaal. Bekijk op Youtube speeches van Nederlandse of buitenlandse politici die de verkiezingen hebben gewonnen en verlo-ren.

a Beschrijf gezichtsuitdrukking, houding, gebaren en stemgeluid van een politicus die de verkiezingen heeft gewonnen. T 1

b Beschrijf gezichtsuitdrukking, houding, gebaren en stemgeluid van een politicus die de verkiezingen heeft verloren. T 1

v Reflecteren

4 Denk even terug aan je eerste schooldag op de middelbare school. Hoe maak je daar een goe-de indruk op je klasgenoten?

a Welke verbale communicatie gebruik je? Noem een voorbeeld van dingen waarover je wel moet praten om een goede indruk te maken en dingen waarover je juist niet moet praten. T 2

b Welke non-verbale communicatie gebruik je? Noem tenminste drie voorbeelden van lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2

c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij de keuze van je kleding, je tas en je schoolspul-len om een goede indruk te maken op ande-ren? I

5 Met je stem kun je uitdrukking geven aan je emotie.

a Hoe hoor je aan iemands stem dat hij boos is? T 2

b Hoe hoor je aan iemands stem dat hij verle-gen is? T 2

c Hoe hoor je aan iemands stem dat hij ze-nuwachtig is? T 2

6 Op Prinsjesdag leest Koning Willem-Alexan-der de Troonrede voor. Denk terug aan televi-siebeelden van Prinsjesdag die je hebt gezien of kijk een filmpje op YouTube.

a Beschrijf met welke non-verbale communi-catie de koning zijn autoriteit laat zien. Denk aan gezichtsuitdrukking, houding, gebaren en stemgeluid. T 1

b Het programma, de omgeving en de cere-monie van Prinsjesdag drukken uit dat de koning belangrijk is. Geef hier drie voor-beelden van. T 2

c De ministers en het publiek bij Prinsjesdag laten met hun non-verbale communicatie respect voor de koning zien. Noem drie ver-schillende manieren waarop ze dat doen. T 2

Page 6: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

6

v Oefenen

7 Beeld de zes basisemoties uit: boosheid, vreugde, verdriet, angst, afschuw, verrassing. Kies een willekeurige volgorde, zet je gezicht op die emotie en maak van elke emotie een selfie.

a Laat een klasgenoot raden welke foto welke emotie uitdrukt. T 1

b Vergelijk jullie foto’s en schrijf nauwkeurig op welke gezichtsuitrukking hoort bij elke emotie. Wat gebeurt er met je voorhoofd, ogen, mond, etc.? T 1

c Bedenk een paar andere emoties, bijvoor-beeld spijt, schuldgevoel, teleurstelling, etc. Maak een selfie en laat je klasgenoot de emotie raden. Gaat dit net zo makkelijk als bij de zes basisemoties? T 2

8 Bekijk de foto van tennisster Serena Williams. Kijk eerst alleen naar haar gezicht.

a Welke emotie zie je op haar gezicht, denk je? T 1

b Kijk nu naar de hele foto. Verandert dit je idee over de emotie die je ziet? T 1

c De foto werd gemaakt nadat Serena Williams haar drieëntwintigste Grand Slam-titel haalde. Verandert dit je idee over de emotie die je ziet? T 1

d Welke conclusie kun je uit deze foto trekken wat betreft het herkennen van emoties op gezichtsuitdrukkingen? T 2

Een smiley waarbij de mondhoeken omhoog gaan is vrolijk. Staan de mond- hoeken juist omlaag, dan is hij duidelijk verdrietig. Wij zien dat zo, maar hoe zit dat in andere culturen? Gaan over de hele wereld de mondhoeken naar beneden als iemand verdriet heeft? Of is dit overal anders?

Basisemoties Onderzoek naar herkenning van gezichtsuitdrukkingen laat zien dat er zes basisemoties zijn waar overal ter wereld dezelfde gezichtsuitdrukkingen bij horen: boosheid, vreugde, verdriet, angst, afschuw en verrassing. Als je bijvoorbeeld verrast kijkt, gaan je wenkbrauwen omhoog en je mond open. Een indiaan uit het Amazonegebied doet dit hetzelfde als jij, en je herkent het dus meteen als hij zich ergens over verbaast. Toch zijn de basisemoties niet altijd gemakkelijk te herkennen, bijvoorbeeld omdat lichaamshouding en gebaren ook een rol kunnen spelen.

Gebaren Er zijn grote verschillen in de betekenis van gebaren in verschillende landen of culturen. Het gebaar van de duim omhoog bijvoorbeeld betekent in veel Westerse landen ‘prima’ of ‘kun je me een lift geven?’. In Griekenland betekent het juist : ‘Rot op!’. En leg in Iran niet je enkel bovenop je andere been, want dan laat je iemand je schoenzool zien. Dat is een ernstige belediging! Als je op reis gaat, dan is het dus slim om je in lichaamstaal en andere gewoontes te verdiepen. Zo voorkom je misverstanden.

1 TAAL & COMMUNICATIE

Andere culturen

Opdrachten

Page 7: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

7

v Product

9 Begroetings- en afscheidsrituelen verschillen sterk per land of cultuur. Geven mensen elkaar een hand, kussen ze elkaar (en zo ja, hoe vaak), buigen ze voor elkaar of raken ze elkaar helemaal niet aan?

a Beschrijf het begroetingsritueel in Nederland, de Verenigde Staten, Japan en een vierde land dat je zelf bedenkt. T 2

b Wat zeggen deze rituelen over hoe mensen in deze landen met elkaar omgaan, denk je? I

c Samen met vrienden heb je ook begroetings- en afscheidsrituelen. Bedenk zelf een nieuw soort ritueel waarmee je iemand uit je eigen leeftijdsgroep succes wenst. Je mag alleen non-verbale communicatie gebruiken. T 2

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet welke vormen van communicatie er zijn en hoe wij met elkaar communiceren.

T 1 Ik kan vormen van verbale en non -verbale communicatie herkennen en interpreteren.

T 2 Ik kan zelf voorbeelden zoeken en bedenken van non -verbale communicatie die een bepaal-de emotie of gedachte uitdrukt.

I Ik kan uitleggen welke verschillen in verbale en non-verbale communicatie er zijn tussen (sub)culturen.

In de sport zie je veel non-verbale communicatie. Hier Serena Williams op het Australian Open in 2017.

fronsen rimpels in je voorhoofd trekken

verbaal met gebruik van woorden

non-verbaal zonder gebruik van woorden

lichaamstaal gezichtsuitdrukking, houding en gebaren

debat discussie over een stelling

speech toespraak

autoriteit persoon of organisatie met gezag

ceremonie plechtigheid

respect gevoel van bewondering of ontzag

ritueel serie handelingen met een speciale betekenis

Woorden

Page 8: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

8

v Oefenen

1 Lees de volgende beginzinnen en noteer de vraag die als eerste bij je opkomt. T 1

a Er zijn veel verschillen in gedrag tussen jongens en meisjes.

b Soms mag je een belofte breken.c Gisteravond werd Pozzuoli, in Italië,

getroffen door een aardbeving.d Milieubewuste mensen dragen tegen-

woordig massaal wollen truien.e Een team van een Nederlandse universiteit

won de Solar Challenge.f Een entreekaartje voor de dierentuin is

in Duitsland spotgoedkoop.

2 Lees de onderstaande bijsluitertekst bij het medicijn Diclofenac.

a Schrijf per zin de vraag op die wordt beantwoord. T 1

b Bedenk een vraag over Diclofenac waarop deze bijsluitertekst geen antwoord geeft. T 2

Diclofenac Diclofenac behoort tot de geneesmiddelen-

groep die niet-steroide ontstekingsremmende middelen (NSAID’s) genoemd wordt. Deze middelen worden gebruikt om pijn en ont-steking te behandelen. Dit middel verlicht de verschijnselen van een ontsteking, zoals pijn en zwelling, en vermindert ook koorts. Het heeft geen effect op de oorzaak van de ontsteking of de koorts.

Bron: Centrafarm

Iets aan iemand vertellen vinden de meeste mensen makkelijker dan iets aan iemand schrijven. Gesprekken lijken vanzelf te gaan. De lichaamstaal van de ander laat zien of hij je begrijpt en of hij nog wel geinteresseerd is. De ander kan jou ook vragen stellen, zodat je je verhaal kunt aanpassen. Op papier kan dat niet. Als je schrijft, moet je je dus voorstellen wat je lezer al weet en wat hij graag zou willen weten. Een heldere informerende tekst (zoals een nieuwsbericht, foldertekst of uit-nodiging) schrijf je zo:

v Neem altijd een persoon in gedachten voor wie je schrijft. Denk aan een klas-genoot, een vriend of je docent.

v Zeg het belangrijkste wat je wilt vertellen als eerste. Spreek die zin eerst uit en schrijf hem dan pas op. Een zin die je schrijft, moet namelijk ook lekker ‘klinken’. Zinnen die goed klinken, snapt je lezer ook beter.

v Vraag je na elke zin die je schrijft af of je lezer je nog snapt en wat hij je hierna zou vragen.

v Beantwoord die vraag. Spreek je antwoord hardop uit en schrijf het daarna pas op. Zo voer je dus een gesprek met iemand die er niet is. Herhaal dit vraag- en-antwoordspel tot je laatste zin op papier staat.

Praten met iemand die er niet isDOEL > Je leert dat je in een informerende tekst in iedere zin een vraag van de lezer beantwoordt.

10

Wat wil de lezer weten ?

Opdrachten

SCHRIJFVAARDIGHEID

5

10

Page 9: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

9

3 Ook in uitnodigingen beantwoord je vragen van de lezer. Bekijk de poster hierboven. Schrijf alle vragen op waarop de poster een antwoord geeft. T 1

v Reflecteren

4 Op sociale media zoals Facebook, Instagram, Twitter of Whatsapp, plaatsen mensen allerlei berichten over zichzelf.

a Noem drie vragen waarop dit soort berich-ten vaak antwoord geven. T 2

b Stel, je plaatst een bericht op sociale media over iets irritants wat je hebt meegemaakt. Bedenk drie lezersvragen die je in het bericht kunt beantwoorden en schrijf dan het bericht. I

5 In nieuwsberichten beantwoorden journalis-ten ‘vaste’ lezersvragen, bijvoorbeeld: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe? Lees nu eerst het nieuwsbericht hieronder.

a Op welke ‘journalistieke’ vragen geeft dit bericht antwoord? Leg je antwoord uit. T 1

b Met welke vraag blijf je als lezer nog zitten? T 2

c De schrijver kan de hoe-vraag niet precies beantwoorden. Hoe lost hij dit op? T 2

Ruim honderd gewonden door treinongeval Zuid-Afrika

Zo’n 120 mensen zijn gewond geraakt door een treinongeval in de Zuid-Afrikaanse stad Johannesburg. Sommige passagiers zouden volgens nieuwszender eNCA uit de wagons zijn gesprongen. Dat gebeurde naar ver- luidt toen de remmen van de trein dienst weigerden.

De gewonden werden op het treinstation behandeld en later overgebracht naar zieken-huizen. Volgens een woordvoerder van de medische hulpverleners lijkt het erop dat de remmen van de trein blokkeerden, waardoor passagiers ten val kwamen. Daarop zouden sommige reizigers in paniek uit de bewegende trein zijn gesprongen.

Het is nog onduidelijk wat er precies is voor-gevallen bij het station. Een getuige vertelde nieuwssite News24 dat hij gegil hoorde en explosies zag aan boord van de trein. ‘Mensen sprongen eruit. Het was verschrikkelijk.’

Bron: www.nu.nl, 24 oktober 2015

5

10

15

20

Page 10: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

10

v Oefenen

6 Maak de volgende lange zinnen korter door ze te splitsen. Je mag de volgorde van de zin ver-anderen. T 2

a Uit onderzoek blijkt dat ons vermogen om een saaie tekst uit te lezen de laatste tien jaar met twintig procent of meer is afgeno-men, zodat we dus kunnen spreken van een nationale afleidingsepidemie.

b De Russische autoriteiten moeten een scha-devergoeding betalen aan oppositieleider Navalny omdat hij in 2014 onterecht is ver-oordeeld wegens oplichting van een Frans cosmeticabedrijf, zo oordeelde het Europe-se Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg dinsdag.

c Als je kippenvel krijgt, trekt als automati-sche reactie op een stressfactor zoals kou, angst of een andere emotie er een klein spiertje aan de haarwortel samen, waardoor het haartje rechtop gaat staan.

7 Maak de volgende vage zinnen concreter. Bedenk als het nodig is zelf meer informatie. T 2

a Veel mensen vinden schrijven moeilijk.b Jonge mensen besteden sinds een paar jaar

meer tijd aan internet dan aan televisie. c Orkaan Ophelia heeft in verschillende

landen veel slachtoffers geëist.

Als je schrijft, vraag je je niet alleen af wat je lezer zou vragen. Je moet er ook voor zorgen dat je antwoorden zo duidelijk mogelijk zijn en dat je tekst prettig leest. Dat doe je zo:

v Schrijf kort. Korte teksten zijn fijner voor je lezer dan lange; korte zinnen ook. Vijftien woorden per zin is al heel veel.

v Schrijf concreet en niet vaag. Beantwoord je lezersvragen zo precies mogelijk. Schrijf niet: ‘De meesten van de ondervraagden hebben op de basisschool niet geleerd wat ontleden is’, maar schrijf: ‘85% van onze brugklassers ... ’

v Schrijf lezersvragen zo nu en dan zelf op en geef vervolgens het antwoord. ‘Hoe komt het nou dat schrijven zo moeilijk is ? Dat komt doordat schrijven een complexe vaardigheid is. Je moet veel kunnen : … ’

10 SCHRIJFVAARDIGHEID

Hoe schrijf je duidelijk en prettig leesbaar?

Opdrachten

Page 11: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

11

v Product

8 Lees het twitterbericht van de NOS hiernaast.

a Welke vragen worden in dit bericht niet beantwoord? T 2

b Bedenk zelf antwoorden op je vragen uit a. Herschrijf het bericht zo dat al je lezers vragen worden beantwoord en alle zinnen helder en prettig leesbaar zijn. I

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet dat een schrijver van een goede informerende tekst in iedere zin een vraag van zijn lezer beantwoordt.

T 1 Ik kan in een informerende tekst aanwijzen welke vragen van de lezer beantwoord worden.

T 2 Ik kan beoordelen of een informerende tekst compleet is; aangeven waar eventueel zaken ontbreken en lange of vage zinnen verbeteren.

I Ik kan een korte informerende tekst schrijven waarin ik alle relevante lezersvragen beant-woord.

verschijnsel iets wat zich voordoet

zwelling een plek die dik en opgezet is

naar verluidt zoals je mensen hebt horen zeggen

dienst weigeren plotseling niet meer werken

voorvallen gebeuren

concreet wat je kunt zien of aanraken

complex ingewikkeld

epidemie als heel veel mensen tegelijk dezelfde ziekte hebben.

oppositie tegenstanders, politici die niet in de regering zitten

negeren ergens geen aandacht aan besteden of je er niets van aantrekken

Woede over negeren rode kruizen op A2 bij Vinkeveen

Hulpverleners van de Dierenambulance hebben met gevaar voor eigen leven een hond kunnen bergen. nos.nl

Woorden

Page 12: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

12

De persoonsvorm is een werkwoordsvorm die hoort bij de belangrijkste ‘persoon’ in een zin: het onderwerp. De persoonsvorm vertelt wat het onderwerp ‘doet’: ‘Urk ligt in Flevoland’.Als de ‘persoon’ (het onderwerp) verandert, verandert in het enkelvoud de uitgang van de persoonsvorm (de vorm).

eerste persoon enkelvoud ik werk eerste persoon meervoud wij werkentweede persoon enkelvoud jij werkt tweede persoon meervoud jullie werkenderde persoon enkelvoud hij werkt derde persoon meervoud zij werken

v Tegenwoordige of verleden tijd? Aan de persoonsvorm zie je of de zin in de tegenwoordige tijd of verleden tijd staat.

tegenwoordige tijd Ik kijk nooit tv. verleden tijd Ik keek nooit tv.

v Enkelvoud of meervoud? Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn. Dat noem je congruentie.

enkelvoud De politie patrouilleert voortdurend. meervoud De agenten patrouilleren voortdurend.

v Lengte van de zinsdelen De persoonsvorm helpt je bij het bepalen van de grenzen van zinsdelen. Alles wat je in gedachten voor de persoonsvorm kunt plaatsen, is een zinsdeel. Je moet dit stuk zo lang mogelijk maken, maar wel een correcte zin overhouden.

In Nederland / mag / je / bijna alles / zeggen.

v Zo herken je de persoonsvorm

Persoonsvorm en onderwerpDOEL > Je leert hoe je de persoonsvorm en het onderwerp herkent in een zin.

20 GRAMMATICA

Persoonsvorm

Verander de zin van tijd.

Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud of andersom.

Trucje: maak de zin vragend. De persoonsvorm staat dan vooraan.

Een schone keuken leidt tot gezonder eten. > Een schone keuken leidde tot gezonder eten.

De directies bespreken de fusie. > De directie bespreekt de fusie.

Zitten is het nieuwe roken. > Is zitten het nieuwe roken?

Page 13: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

13

v Oefenen

1 Lees onderstaande de zinnen en noteer steeds de persoonsvorm. Noteer ook of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat en of het onderwerp enkelvoud of meervoud is. T 1

a De nieuwe maaltijdservice zag het aantal bestellingen met 40 procent groeien.

b Je valt met je neus in de boter. c In het Groningse gasbevingsgebied

moeten alle tot nu toe 1.450 geinspecteerde panden worden versterkt.

d De brug werd gesloten voor al het zware verkeer.

e Een portie vis per week verlaagt het risico op dementie.

f Elk afzonderlijk hebben jullie je eigen vragen.

g Ik doe onderzoek naar het ontstaan van leven op aarde.

h Een onderdeel van 60 euro verpestte de Formule-I race van Ferrari.

2 Neem de zinnen over in je schrift. Geef aan wat de persoonsvorm is en zet strepen tussen de zinsdelen. T 1

a In deze gemeente rijdt de helft van de bewoners in een Volvo.

b Zestig journalisten uit twaalf landen onderzochten maandenlang het Europese voetbal.

c In totaal bevat dit pakket twee kilo kaas.d De Grieken zijn erg goed in groente-

schotels.e De populaire animatieserie Buurman

en Buurman viert haar veertigste verjaardag.

f De Nederlandse estafetteploeg heeft in Canada zilver gewonnen.

g In Brazilië graven rovers een tunnel van 600 meter naar bank.

h Via een oproep op Facebook hebben we onze vermiste kat teruggevonden.

v Reflecteren

3 Lees onderstaande zinnen. In spreektaal heeft niet elke zin een persoonsvorm. Herschrijf de zinnen zo dat ze ook een persoonsvorm hebben. T 2

a Geen idee !b Allemaal aan de kant !c Twee koffie en een cola, alstublieft.

4 Veel mensen hebben vaste uitspraken die ze steeds weer gebruiken. Ook dit soort uit-spraken hebben vaak geen persoonsvorm. Noem drie voorbeelden van zinnen zonder persoonsvorm die je zelf wel eens gebruikt of die mensen in je omgeving (je ouders, docenten, vrienden) gebruiken. I

5 Frisdrank Rivella heeft jarenlang reclame gemaakt met de zin: Een beetje vreemd, maar wel lekker. Waarom zou de schrijver hebben gekozen voor een zin zonder persoonsvorm? Leg je antwoord uit. T 2

Opdrachten

Page 14: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

14

Elke zin gaat over wat iets of iemand doet. Het onderwerp van een zin is het zinsdeel waarin staat wie of wat dat is.

v Zo herken je het onderwerp

20 GRAMMATICA

Onderwerp

Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm ? Het antwoord is het onderwerp.

Verander de persoonsvorm enkelvoud of meervoud, dan verandert het onderwerp mee.

Het onderwerp kan een woord zijn.

Het onderwerp kan een woordgroep zijn.

Sommige zinnen hebben geen onderwerp: zinnen in de gebiedende wijs en sommige reclamezinnen.

Rusland schendt het luchtruim van Turkije.(Wie schendt?)

Een auto kost gemiddeld € 600 per maand.Auto’s kosten gemiddeld € 600 per maand.

Hij is de uncoolste artiest uit de popgeschiedenis.

De in Queens geboren 70 -jarige Republikein won de verkiezingen.

Mix eerst de ingrediënten.Lekker makkelijk !

congruentie overeenstemming in vorm

fusie het samenvoegen van twee organisaties in een nieuwe organisatie

animatie bewegend beeld

menselijk handelen alle beslissingen en acties van mensen en de gevolgen daarvan

analyseren grondig onderzoeken en beoordelen van gegevens

patrouilleren regelmatig langsgaan om te zien of alles in orde is

Republikein (in dit geval) aanhanger van Republikeinse partij, een van de twee grote politieke partijen in Amerika

dementie geestelijke achteruitgang bij ouderen

data (mv.) de gegevens, de informatie

asiel bescherming door de overheid, verleend aan mensen die elders niet veilig kunnen leven

Woorden

Page 15: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

15

v Oefenen

6 Lees de onderstaande zinnen. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp en geef aan of het onderwerp enkelvoud of meervoud is. T 1

a De aarde warmt op als gevolg van menselijk handelen.

b Gisteren heeft de politie een inval gedaan in een hennepkwekerij.

c De data werden razendsnel geanalyseerd.d De hersenen van dementerenden zijn in

kaart gebracht door artsen van het UMCG.e Een groot deel van de vluchtelingen maakt

weinig kans op asiel.f Een massa voetbalsupporters gooide vuur-

werkbommen op het veld.g Zijn verzameling oldtimers is een paar mil-

joen waard.h In Afrika is het gemiddeld aantal kinderen

per vrouw enorm gedaald.i De kleinere stenen van Stonehenge blijken

afkomstig uit steengroeves in Wales.j Op maandag zijn alle musea gesloten.

7 Lees onderstaande zinnen. Wat ontbreekt : de persoonsvorm, het onderwerp of allebei? T 2

a Inleveren voor 12 uur.b Nu ook vissticks in familiepak.c Pas op, glad oppervlak.d Gelukkig maar!

v Product

8 Stichting SIRE maakt reclamespotjes over maatschappelijke onderwerpen.

a Bedenk zelf een reclamezin waarmee je het belang van sporten en / of regelmatig bewegen benadrukt. I

b Heb je in je reclamezin wel of geen persoonsvorm gebruikt? T 1

c Heb je in je reclamezin wel of geen onderwerp gebruikt ? T 1

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet wat de kenmerken en functie van de persoonsvorm en het onderwerp zijn in een zin.

T 1 Ik kan in een zin bepalen wat de persoons- vorm en het onderwerp zijn.

T 2 Ik kan bijzonderheden met de persoons- vorm en het onderwerp in een gegeven zin aan wijzen en uitleggen.

I Ik kan zelf nieuwe voorbeelden vinden of bedenken van zinnen die bijzonderheden hebben met de persoonsvorm of het onderwerp.

Wie of wat is het onderwerp van de tekst op dit waarschuwingsbord ?

Opdrachten

Page 16: KERN · 2018. 2. 8. · lichaamstaal waarmee je een goede indruk maakt op je eerste schooldag. T 2 c Met je kleding en je spullen maak je ook een bepaalde indruk. Waar let je op bij

boomvoortgezetonderwijs.nl

Oktober 2017