Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt...

12
Kennismaken met volleybal Legenda kind pilon bal hoepel matje korf kast bank wandrek balbaan streep wisselpijl looplijn dikke mat korf touw scheidingslijn speelhelft vaknummer B 1

Transcript of Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt...

Page 1: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Kennismaken met volleybal

Legenda

kind pilon bal hoepel matje korf kast bank wandrek balbaan

streep wisselpijl looplijn dikke mat korf touw scheidingslijn speelhelft vaknummer

B

1

Page 2: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Kennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2

Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte van de zaal een net op te hangen (lengtenet of toversnoer). Wanneer dit niet mogelijk is, dan kunnen de vier vakken ook gerealiseerd worden via een breedtenet. De indeling van de vier vakken gaat dan veranderen. Zie onderstaand voorbeeld voor de indeling bij een breedtenet:

Werken in 4 groepen met onderstaande activiteiten (totaal 40 minuten)

1. Onderhands opslaan (10 minuten) 2. Wissellijnbal 2 tegen 2 (10 minuten) 3. Onderarms spelen (10 minuten) 4. Bovenhands mikken (10 minuten)

Tip: vanwege praktische redenen kan het lastig zijn vier onderdelen in één les aan te bieden. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan in de eerste les 2 onderdelen aanbieden en in de tweede les de overige twee onderdelen.

B

A

1 2 3

4

Vak 1

Vak 2

Vak 3 Vak 4

Page 3: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Fase 1

Leskaart

Vak 1: Onderhands opslaan

Organisatie - 8 Kinderen, verdeeld in 4 tweetallen. - Elk tweetal bestaat uit een opslagspeler en een ontvanger. - In veldhelft A staan 4 kinderen, met 1 voet in de hoepel, die onderhands opslaan. - Aan de andere kant staan 4 kinderen, ieder op een mat. Arrangement - 1/4 Deel van de zaal. Veldgrootte 9 bij 5 meter. - Lengtenet deelt de zaal in twee helften. - Nethoogte is 2.00 meter. - 4 Volleyballen of zachte ballen in een bak. - 4 Matten aan kant B. 2 meter van het net. - 4 Hoepels als opslagplekken, 2 meter van het net. - 10 Lintjes als telsysteem. Opdracht - De opslagspeler probeert de bal onderhands (met de vuist) over het net te slaan naar het kind op de

tegenoverliggende mat. - De ontvanger probeert de bal op de mat te vangen. Startregel - Als de vanger klaar staat, mag de opslagspeler beginnen. Regels opslagspeler - De opslagspeler staat met 1 voet in de hoepel. - De opslagspeler mag 10 keer opslaan om een lintje te verdienen. Regels ontvanger - De ontvanger mag niet op een mat van een andere speler komen. - Als de bal niet op de mat gevangen kan worden, dan mag de ontvanger de bal (na de stuit) wel ophalen - Als de ontvanger de bal heeft, dan rol je de bal onder het net door terug.

B

A

1

Page 4: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Puntentelling - Elke bal die de ontvanger op de mat vangt, is een punt voor het tweetal. Bij elke 3 punten krijgt de opslagspeler een

lintje. - Wanneer elke speler 4 keer een beurt als opslagspeler heeft gehad, vraag dan aan de begeleider om een

aanpassing. Wisselregel - Als de opslagspeler de bal 10 keer heeft opgeslagen of er is een lintje verdiend, dan wordt er van functie gewisseld. Stopregel - Als de tijd om is, dan leg je de ballen terug in de bak.

Page 5: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Tips voor de lesgever

Loopt het?

- Is er een oneven aantal kinderen?

- Bij 7 kinderen, maak dan drie werkplekken (een

drietal, met een wachter).

- Is de ruimte te klein? - Maak drie of twee werkplekken met een wachter.

- Verloopt de opdracht heel snel? - Bij 4 beurten van elk kind, maak dan nieuwe

tweetallen.

- Maak drie werkplekken.

- Botsen de ontvangers tegen elkaar?

- Spreek strakke regels af: de ontvanger mag niet op

een andere mat komen.

- Kunnen de kinderen niet in tweetallen

werken?

- Maak gebruik van een doordraaisysteem (opslag –

vangen – lopen – opslag).

Tips voor het maken van tweetallen:

- Lesgever maakt tweetallen.

- Door de kinderen zelf laten doen.

- Door één kind laten doen

- Gaan de kinderen met de hoepels

spelen of schuiven?

- Gebruik tapijttegels.

- Maak met schilderstape vakken op de vloer.

Lukt het bijna?

- Raakt het kind de bal niet of

ongecontroleerd?

- Krijgt het kind de bal niet over het net?

- Komt de bal wel over het net, maar niet

bij de ontvanger?

- Krijgt 1 kind de bal wel over het net,

maar niet bij de ontvanger?

- Aanwijzing: sla de bal uit je hand, NIET opgooien!

- Maak een grote vuist.

- Gebruik een grotere bal.

- Wijs de bal na.

- Hoepel iets meer naar voren plaatsen (let op

maximale afstand van het net: 2m).

- Net lager hangen.

- Zonder net.

- Opslaan in een vak.

- Gebruik een lichtere bal (bijv. strandbal).

- Eerste een paar keer onderhands gooien i.p.v.

slaan.

- Aanwijzing: kijk naar het randje van het net en

minder naar de bal.

- Aanwijzing: wijs de bal na met je slagarm.

Page 6: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Lukt het goed?

- Kan de uitgangshouding beter?

- Kan het raken van de bal beter?

- Kan de balbaan beter?

- Komt elke bal in de handen van de

ontvanger?

- Is het ontvangen te makkelijk?

- Let op een open stand en controleer of het juiste been voor staat. Bij een rechtshandige staat het linkerbeen voor, bij een linkshandige het rechter.

- Voorbeeld: let op één voet in de hoepel en de

andere voet achter de hoepel.

- Controleer of het kind de bal niet te hoog vasthoudt.

- Laat de slagarm soepel van achteren naar voren

zwaaien.

- Veer iets in en strek ook de knieën bij het slaan.

- Voorbeeld: zwaai de hand met de bal samen met de

slagarm een beetje naar achteren, zwaai dan naar

voren, waarbij de vuist de bal inhaalt en wegslaat. - Let op de juiste keuze van de mikplaats door het

kind. - Laat het kind maar naar de bovenkant van het net

(dus gericht op het doel) kijken. - Laat het kind kijken naar de plek waar de bal moet

komen (de ontvanger). - Wijs de bal na. - Opslagplek een meter naar achteren. - Vangplek een meter naar achteren. - Bal laten vangen in een emmer. - Bal laten vangen in een omgekeerde pilon. - Bal laten kaatsen op een kaatsplank en zelf vangen. - Bal met de onderarm techniek omhoog spelen en

vangen. - Bal met onderarm techniek spelen naar een derde

speler die aan dezelfde kant van het net staat.

Leeft het?

- Zijn de kinderen toe aan een nieuwe

uitdaging?

- Vragen hoeveel punten elk tweetal haalt.

- Maak twee teams en doe een estafette.

- Doorwisselregel: drie tweetallen die werken, één

tweetal wacht, als een tweetal een fout maakt,

moeten ze wisselen met wachters.

Page 7: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Fase 1

Leskaart

Vak 2: Wissellijnbal 2 tegen 2

Organisatie - Totaal 8 kinderen. In iedere veldhelft, veld A en B, staan 2 kinderen. - Op de bank zitten 4 tellers/wachters. Arrangement - 1/4 Deel van de zaal. Veldgrootte 9 bij 5 meter. - Lengtenet deelt de zaal in twee helften. - 1 Speelhelft is verdeeld in twee vakken (links en rechts). - Nethoogte is 2.00 m. - 1 Volleybal of zachte bal. - 2 x 5 Kleine pilonnen of blokjes als telsysteem. - Bank voor de tellers/wachters. Opdracht - Probeer de bal bij de tegenstander in het veld, op de grond te krijgen. - Probeer de bal te vangen, die in jouw veld komt. Startregels - De kinderen gooien de ballen uit stand. - De kinderen gooien de ballen onderhands of bovenhands over het net. Regels tijdens het spel - Er mag niet overgespeeld worden. - Elke keer als de bal over het net wordt geworpen, dan moeten de werpers van vak wisselen. - Een speler mag alleen in zijn eigen vak de bal vangen. - Als de bal aan de andere kant op de grond komt of via één van de tegenstanders uitgaat of door een verkeerde

speler gevangen wordt, dan heb je een punt. Er wordt door een teller/wachter een pilon of blokje omgelegd. - Zijn er vijf pilonnen of blokjes om bij een tweetal, dan heeft het andere tweetal gewonnen. Tellers/ wachters - De tellers/wachters houden de stand bij door middel van blokjes of pilonnen om te leggen. - De tellers/wachters vervullen ook de rol van scheidsrechter. Wisselregels - Als er bij één team 5 pilonnen of blokjes omliggen, dan wordt er gewisseld. - Per veldhelft wisselen de tellers/wachters met de veldspelers, er wordt per tweetal gewisseld. Stopregel - Als de tijd om is, dan leg je de ballen terug in de bak.

B

A

2

Page 8: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Tips voor de lesgever

Loopt het?

- Is er een oneven aantal kinderen?

- Kunnen de kinderen de stand niet goed

bijhouden?

- Botsen de kinderen bij het wisselen van

plek/vak tegen elkaar aan?

- Duurt het wisselen na 5 punten te lang?

- Wint een team alles heel gemakkelijk?

- Begrijpen ze het wisselen van plek/vak

niet?

- Maak een groepje van 3 in plaats van 4.

- Begeleid de kinderen gedurende een korte periode.

- Laat ze afspreken wie er voor en wie er achter langs

loopt.

- Geef de kinderen een nummer, zodat ze weten

wanneer wie aan de beurt is.

- Verander de samenstelling van het team.

- Speel zonder wisselen van plek/vak, dus na het

gooien blijf je op je plek staan.

Lukt het bijna?

- Kunnen de kinderen geen punten

maken?

- Kunnen de kinderen de bal niet bij de

tegenstander op de grond krijgen?

- Maak het veld groter.

- Hang het net lager.

- Wijs de kinderen op de lege plekken in het veld.

- Laat kinderen samenspelen om dichter bij het net te

komen.

Lukt het goed?

- Kan het scoren nog beter?

- Kan het ‘in het veld’ gooien beter?

- Kan de werptechniek van de kinderen

beter?

- Stel vragen hoe je kunt scoren. Laat een goede

oplossing van leerlingen aan de groep zien.

- Laat de uitgegooide ballen meetellen in de score.

- Laat de kinderen onderhands met twee handen

gooien.

- Laat de kinderen de bal bovenhands vanaf het

voorhoofd wegstoten.

Leeft het?

- Zijn de kinderen toe aan een nieuwe

uitdaging?

- Speel één tegen één.

- Speel met een kleinere bal.

- Nieuwe regel: binnen 2 tellen teruggooien.

- Een klein toernooitje spelen.

Page 9: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Fase 1

Leskaart

Vak 3: Onderarms spelen

Organisatie - 8 Kinderen verdeeld in 4 tweetalen. Per tweetal: 1 speler en 1 vanger. Arrangement - 1/4 Deel van de zaal waar de muur vrij van toestellen is. - 4 Volleyballen in een bak. - Elk tweetal staat tussen de pilonnen. - Een kruis op de grond tussen de tweetallen. - De vanger staat met de billen tegen de muur. - 8 Lintjes als telsysteem. Opdracht - De vanger gooit de bal, met een ruime boog, onderhands op het kruis. - De speler speelt de bal na de stuit onderarms omhoog. De vanger loopt erheen en vangt de bal. Startregels - Verdeel samen de functie speler en vanger. - De vanger pakt een bal uit de bak en begint met de opdracht. Regels tijdens het spel Speler - De speler wacht totdat de bal wordt aangegooid door de vanger en speelt de bal met een ruime boog met de

onderarm techniek omhoog. - Speel de bal zo zodat de vanger de bal kan vangen.

Vanger - Gooit de bal 10 keer naar de speler. - Telt hoe vaak de bal gevangen kan worden. Puntentelling - Bij 6 goed opgespeelde en gevangen ballen per beurt ontvangt de speler een lintje. Wisselregel - Wanneer de actie 10 keer is uitgevoerd, wordt er gewisseld van functie. Stopregel - Als de tijd om is, dan leg je de ballen terug in de bak.

Tips voor de lesgever

B

A

3

Page 10: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Loopt het?

- Is er een oneven aantal kinderen?

- Is de ruimte te klein?

- Kunnen de kinderen slecht in

tweetallen werken?

- Gaat het wisselen van functie niet

goed?

- Maak een drietal met 1 wachter en 1 vanger.

- Maak een drietal met 1 wachter en 1 vanger.

- Geef de vanger een belangrijke taak; deze kan

naast teller ook scheidsrechter zijn.

- Geef zelf het wisselen aan, bijvoorbeeld op tijd.

Lukt het bijna?

- Is 6 keer goed uitvoeren te moeilijk?

- Wordt de bal te hard omhoog

gespeeld?

- Gaat de bal meer naar de muur dan

omhoog?

- Loopt het kind onder de bal door met

het spelen?

- Kan het kind de armen niet goed in

positie brengen?

- Verlaag het aantal keren, bijv. 4. (succesbeleving).

- Gebruik een andere bal die trager is.

- De bal zachter spelen, zodat de bal gevangen kan

worden.

- Op het moment van spelen moeten de armen meer

naar het plafond wijzen dan naar de muur.

- Zorg voor richtpunten, zodat de kinderen daarop

kunnen mikken.

- Zorg ervoor dat de bal voor het kind wordt gegooid.

- Zorg ervoor dat het kind met het lichaam achter de

bal blijft.

- Laat het kind oefenen met een kaatsplank of een

dienblad.

Lukt het goed?

- Kan de houding van de armen nog

beter (zwengelen)?

- Kan het kind de armen lastig bij elkaar

houden?

- Wijs op de uitgangshouding van de voeten in

spreidstand of spreid-schredestand, waarbij de

knieën licht gebogen zijn.

- Strek je knieën bij het spelen van de bal. - Vertel dat je van je onderarmen een plankje maakt. - Leg de vingers op elkaar en vouw de handen

samen. - Bij het spelen strek je je armen en draai je het

zachte gedeelte van je onderarmen naar boven door een “ik weet niet” houding.

- De duimen duw je naar beneden.

Leeft het?

- Zijn de kinderen toe aan een nieuwe

uitdaging?

- Vinden de kinderen de bal te hard?

- Gooi de bal onderhands zonder stuit naar de speler.

- Vergroot de afstand.

- Tel het aantal vangballen.

- De vanger moet met zijn billen tegen de muur blijven

om de gespeelde bal te vangen.

- Neem een zachtere bal die wel kan stuiten.

- Laat het kind een T-shirt met lange mouwen aan

doen.

- Even pauze laten nemen.

Page 11: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Fase 1

Leskaart

Vak 4: Bovenhands mikken

Organisatie - 8 Kinderen verdeeld in 4 tweetalen. Per tweetal: 1 speler en 1 wachter. Arrangement - 1/4 Deel van de zaal waar de muur vrij van toestellen is. - 4 Volleyballen in een bak. - 5 Mikstations:

- 2 plekken bij het wandrek of mikpunten op de muur. Lintjes geven mikvak aan. - 2 situaties bij een korf op 2 meter hoogte. - 1 situatie bij een kast met omgekeerde kastkop erop.

- Elk station 5 startstrepen op 1,5 meter, 2 meter en 2,5 meter van de mikstations (afbakenen met krijt of schilderstape).

- 5 Vakken op de grond van 3 bij 1,5 meter afgebakend met pilonnen. - Banken als wachtplek en afscheiding speelgebied. Opdracht - Probeer de bal met de bovenhandse techniek door de ramen van het wandrek, door de korf of in de kastkop te

spelen. Startregels - Verdeel samen de functie speler en wachter. - De startende speler pakt een bal uit de bak en kiest een mikstation (één mikstation blijft leeg). Regels speler - Begin bij de eerste startstreep. - Speel de bal altijd ter hoogte van je voorhoofd. - Als de bal wegschiet, deze zelf ophalen en de beurt afmaken. - 5 Keer mikken telt als 1 beurt. - Als je scoort mag je een mikstreep naar achteren. Regels wachter - Telt het aantal pogingen. - Telt het aantal gescoorde punten. Wisselregels - Na 5 keer mikken (1 beurt), wisselt de speler met de wachter van het tweetal. - Als de speler scoort vanaf de verste mikstreep, dan mag hij een ander station proberen. Stopregel - Als de tijd om is, dan leg je de ballen terug in de bak.

4

Page 12: Kennismaken met volleybal - IK JIJ WIJKennismaken met Cool moves Volley LES 1 en 2 Lesplan Er wordt gewerkt in vier vakken. De vier vakken kunnen gerealiseerd worden door in de lengte

Tips voor de lesgever

Loopt het?

- Is er een oneven aantal kinderen?

- Is de ruimte te klein?

- Is er weinig tussenruimte?

- Kunnen de kinderen slecht in

tweetallen werken?

- Duurt het ophalen van de bal te lang?

- Bij 6 of 7 kinderen, wel 5 mikstations maar een

ander doordraaisysteem.

- Maak drie of twee werkplekken met meer wachters.

- Baken de bakken af met een kast, bank, etc.

- Geef de wachter een belangrijke taak; laat de

wachter tellen.

- De wachter haalt steeds de bal op en geeft deze

aan de mikker.

Lukt het bijna? ?

- Wordt de bal niet door het mikpunt

heen gespeeld?

- Wordt de bal tegen de korf

aangespeeld?

- Is het mikpunt op het wandrek te

hoog?

- Krijgt het kind de bal niet in de korf?

- Is de bovenhandse techniek te

moeilijk?

- Stuit de bal steeds uit de kastkop?

- Maak het mikpunt groter, bijv. meer vakken in het

wandrek of het wandrek schuin (succesbeleving).

Zet de korf lager.

- Laat het kind de bal met een grote boog spelen.

- Zorg voor een lager mikpunt.

- Tegen de korf aanspelen is ook een punt.

- Laat het kind de bal met de bovenhandse techniek

gooien.

- Bedek de bodem van de kastkop met een zacht

voorwerp (deken, T-shirt etc.).

Lukt het goed? ?

- Speelt het kind de bal achter zich of

voor het gezicht?

- Speelt het kind de bal met platte

gespannen handen?

- Houdt het kind de bal lang vast?

- Lukt ’t vaak om de bal door het mikpunt

te spelen?

- Zeg tegen het kind dat hij de bal boven zijn

voorhoofd moet raken.

- Laat het kind een ‘kommetje’ van de handen maken.

- Laat het kind de bal met ontspannen en open

handen spelen.

- Zeg dat de bal heel warm is en dat de bal snel door

het mikpunt moet.

- Startstreep verder naar achteren plaatsen.

- Korf hoger zetten.

- Mikpunt in het wandrek verkleinen.

Leeft het?

- Zijn de kinderen toe aan een nieuwe

uitdaging?

- Vinden de kinderen de bal te zwaar?

- Maak er een wedstrijd van. Wie kan, in 10

seconden, de meeste ballen door het mikpunt

spelen?

- Wie speelt de bal zonder fout steeds door het

mikpunt?

- Gebruik een lichtere bal.