Kennisdag Ruimtelijke sector

70

Click here to load reader

description

Bundel Kennisdag 2010 n.a.v. Kennisdag Ruimtelijke sector, Gemeente Amsterdam

Transcript of Kennisdag Ruimtelijke sector

Page 1: Kennisdag Ruimtelijke sector

Gemeente Amsterdam

Kennisdagruimtelijke sector

2010

BUNDEL

Page 2: Kennisdag Ruimtelijke sector
Page 3: Kennisdag Ruimtelijke sector

Gemeente Amsterdam

Kennisdagruimtelijke sector

2010

BUNDEL

Page 4: Kennisdag Ruimtelijke sector

Colofon

Organisatie

De Kennisdag ruimtelijke sector 2010 is een initiatief van

de stuurgroep Kennisdelen, een samenwerking van stad en

stadsdelen.

Amsterdam, 10 juni 2010

Felix Meritis

Keizersgracht 324

www.kennisbankruimtelijkesector.nl

Stuurgroep Kennisdelen

Stadsdeel Nieuw West: Ernest de Rijk (voorzitter) �

Projectmanagementbureau: Niko Koers �

Dienst Wonen, Zorg en Samenleven: Ebeth van Loon �

Stadsdeel West: Mirjam van ’t Hof �

Stadsdeel Oost: Marten Klein �

Dienst Ruimtelijke Ordening: Eric van der Kooij �

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Gerard �

Groot

Dienst Milieu- en Bouwtoezicht: Lucas Oost Lievense �

Ingenieursbureau Amsterdam: Paul Rebel �

Kennismakelaar: Maarten Kraneveld �

Ontwikkelingsbedrijf: Annius Hoornstra �

Werkgroep Kennisdag ruimtelijke sector 2010

De Kennisdag 2010 is voorbereid door een werkgroep be-

staande uit:

Ontwikkelingsbedrijf: Simone van Harten �

Projectmanagementbureau: Ingrid van Leeningen en �

Esther Sondaar

Dienst Wonen, Zorg en Samenleven: Gozewijn �

Bergenhenegouwen en Eugénie de Bruijn.

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Pauline �

Koerselman

Dienst Milieu- en Bouwtoezicht: Diana Landveld �

Stadsdeel Oost: Caro Schenk �

Stadsdeel Nieuw West: Cecile Gronert �

Ingenieursbureau Amsterdam: Jeany Wijngaarde �

Dienst Ruimtelijke Ordening: Suzanne Jeurissen en �

Hubertine Peters

Foto’s

Vincent den Hoogen, Hollandse Hoogte (omslagfoto) �

Teksten

Auteurs: zie bijlagen

Eindredactie

Stadsdeel Nieuw West: Cecile Gronert �

Stadsdeel Oost: Caro Schenk �

Projectmanagementbureau: Ingrid van Leeningen �

Dienst Ruimtelijke Ordening: Suzanne Jeurissen �

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Pauline �

Koerselman

Vormgeving

Dienst Ruimtelijke Ordening, Ronald Rijntjes �

Financiele bijdragen

De Kennisdag ruimtelijke sector wordt mogelijk gemaakt

door financiële bijdragen van de stadsdelen en de

diensten in de ruimtelijke sector.

Page 5: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 1

Kennisdelen is het uitwisselen van ervaringen, ideeën en

harde feiten. Kennisdelen is gericht op het laten ontstaan

van nieuwe producten en diensten. Maar kennisdelen

richt zich ook op verbeteringen in onze dagelijks werk; in

onze manier van werken. Het delen van onze ervaringen

met het werken in de Amsterdamse ruimtelijke sector

tijdens onze jaarlijkse kennisdag, is inmiddels een belang-

rijk en succesvol platform voor verbetering en innovatie

geworden.

Met gepaste trots kan ik u dan ook melden dat de

kennisdag ruimtelijke sector dit jaar haar eerste lustrum

viert. Jaarlijkse evaluaties onder deelnemers en sprekers

laten telkens weer zien dat de dag als uiterst leerzaam

en onderhoudend wordt ervaren. Leerzaam omdat de

dag elk jaar weer een uitwisseling op hoog niveau van

nieuwe ontwikkelingen, expertise en ervaringen in de

Amsterdamse ruimtelijke sector is. Onderhoudend omdat

het ons elk jaar weer lukt om markante gastsprekers over

actuele thema’s uit te nodigen. En niet op de laatste

plaats hét jaarlijkse netwerkmoment om weer nieuwe

contacten op te doen uit zowel stadsdelen als centrale

stad.

Waar onze omgeving voortdurend verandert en onze

kennis zich voortdurend ontwikkelt, staat het concept van

de kennisdag ook niet stil. Naast het delen van ‘inhoud’ is

ook steeds meer aandacht gegeven aan manieren waarop

kennis wordt overgedragen. Steeds meer aandacht voor

de meest uiteenlopende presentatievormen naast het

vorig jaar voor het eerst inzetten van 2.0 voor het delen

van kennis en nieuws binnen de Amsterdamse ruimtelijke

sector.

Behalve de wens om een aantal thema’s wat diepgaander

te behandelen wees de evaluatie van vorig jaar op de

behoefte aan meer interactie tussen gastspreker en

publiek. De workshops ‘Open innovatie’, the Floating Of-

fice en Risicomanagement geven zondermeer gehoor aan

beiden! Maar met het noemen van deze drie workshop

doe ik de 28 andere workshops over zeer uiteenlopende

thema’s méér dan tekort. Ik ben blij met de even enthou-

siaste als kwalitatief hoogwaardige bijdragen van onze

collega’s van diensten en stadsdelen.

Deze reader, voor het eerst alleen digitaal, geeft een

korte weergave van de onderwerpen: een goede geheu-

gensteun en voor degenen die er niet bij konden zijn een

inkijkje van wie wat doen. Want ook dit keer wordt de

jaarlijkse kennisdag méér dan boeiend en ontspannend.

Dé dag van kennismaken en kennisdelen. Ik hoop jullie

nog vaak op deze dag te zien.

Ernest de Rijk Voorzitter stuurgroep Kennisdelen

Kennis maken en kennis delen in de ruimtelijke sector

Voor het vijfde achtereenvolgende jaar wordt de Kennisdag ruimtelijke sector

georganiseerd. Ook nu weer is de Kennisdag het resultaat van intensieve samenwerking van

stad en stadsdelen. Alhoewel de sprekers uit ‘eigen kring’ komen hebben we ook dit jaar

met de blik naar buiten ook onze buren in de regio uitgenodigd om op deze dag aanwezig

te zijn. Dit onder het motto ‘kom kennismaken en kennis nemen van de

Amsterdamse verhalen en ervaringen’. En omgekeerd is Amsterdam natuurlijk zeer

geïnteresseerd in hun ervaringen en verhalen. 2010

BUNDEL

Page 6: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 2 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Page 7: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 3

InhoudKennis maken en kennis delen in de ruimtelijke sector | Ernest de Rijk 1

Dagprogramma 7

Sitopia: how food can reshape our lives | Carolyn Steel 8

Ritmes uit de Stad | Maurits de Hoog 9

Ontwikkelen na fraude en crisis | Lenny Vulperhorst 10

Ervaringen van een stadsdeelvoorzitter | Jeanine van Pinxteren 11

Duurzaamheid en energie Duurzaam!

Bloemendal, Duurzame selectie Buiksloterham 13

Boer, Klimaatbeleid met beperkte middelen 14

Ramaker, Duurzaamheid in GWW-sector 14

Energiezuinig (ver)bouwen

teeuwen, Klimaatneutraal bouwen in Amsterdam 15

Waal, Duurzaamheid en welstand: wat willen we anders? 16

Schone Energie

Jolink, Energiestrategie 2040 17

Kurschner, Elektriciteit uit Wind 17

Stam, Zonne-energie en warmte-koudeopslag 18

Warmerdam, Stad en Energie 19

Linnenkamp, Elektrisch vervoer 18

Holstein, Climate Healty 20

Crisis en LeegstandJadnanansing, transformatie en herontwikkeling van commercieel vastgoed 21

teppema, Signalen van de Stadsloods 21

Wien, 15 by 15 22

Dippel, Wettelijke huurprijsbescherming voor winkelpanden 22

Oude Ophuis, De Zuidas in crisistijd 23

Visie op de structuurvisie Daalder, Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 24

Grunhagen, Verdichten met visie 25

Kuik, Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 en de mobiliteitstoets 25

MegaprojectenIneke, Zuidas: ook onder de grond 27

Poelsma, Een nieuwe sluis in IJmuiden 27

Reith, Olympische Spelen 2028 28

Inzet op transformatie

Leuven, transformatie Amstel III 29

Rienstra, De Concurrentie Gerichte Dialoog 29

Vinken, Kansen voor jongeren- en studentenhuisvesting 30

MobiliteitGrooten, Mobiliteit in en rond Amsterdam 32

terpstra, Voetgangers in de stad 32

Ommeren, Economische waarde van parkeren 32

Page 8: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 4 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Ontwikkelen en realiseren

Honing, Bouwlogistiek in Centrum ArenA gebied 33

Putten, Oostpoort: ontwikkelovereenkomsten en bouwenveloppe 34

Rusman, Omgevingsmanagement 35

De ambitieuze stad

Drogendijk, Image is everything, de vernieuwing van Lelylaan 35

Ven, Stadsplas 36

Stokman, Bestemming De Pijp: Een wijk voorbereiden op de komst van de NZ-lijn 37

Ons erfgoedAgricola, Monumenten in de Amsterdamse Metropool 38

Alberts, tegelportieken: onbekend maakt onbemind 38

Lempke, De archeologische Signaleringskaart Amsterdam 39

Op basis van het verledenBoer, Eigentijds bouwen in de geest van het AUP 39

Hinz, toekomst van de groenstructuur van Parkstad 40

Aardse, Cultuurhistorie in de westelijke haven van Amsterdam 40

Bommen, buizen en balken Ponten, Grondwater en houten funderingen 58

Baars, (Mogelijke) Blindgangers in je projectgebied, en dan? 42

Tienkamp-Beishuizen, De ondergrond: the final frontier voor ontwerpers 43

Fysieke veiligheidManders, Risicobeheersing 43

Musch, Vervoer gevaarlijke stoffen door Amsterdam 44

Stapel, Amsterdam vernieuwd het bouwtoezicht bij grote infrastructurele projecten 44

Amsterdam in de BuitenluchtAgrarisch Amsterdam

Haccou, Metropolitaan Landschap 45

Lems, Proeftuin Amsterdam. Naar een metropolitane voedselstrategie 45

Nobel, Innovatieprogramma stadslandbouw tuinen van West 46

De verlichte stad

Akkerman, Lichtvisie openbare ruimte 47

Hoebe, Stand van zaken LED-verlichting 48

teunissen, Aanpak onnodige verlichting 49

Ruimte voor gezondheid

Gadet, Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk 49

Bergen, Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit 49

Bomen en buitenruimte

Atten, Kansen voor bomen 50

Spaans, Spelregels Bomentaal 51

Ulle, Create your own paradise 51

Pompen of verzuipen

Bakker, Amsterdam Rainproof 2015 53

Boesveldt, WAtERgraafsmeer 53

Jong, Water: de drijvende kracht voor gebiedsontwikkeling 54

Page 9: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 5

Wijken in ontwikkeling

Dubbeldam, Stedelijke vernieuwing in de Staalmanpleinbuurt 55

Roos, Stimuleren van wijken in de Van der Pekbuurt 55

Verwaal, Buitenveldert in Balans 56

Ruimte voor wonen

Hertog, Woningmarktontwikkeling en voor ouderen met een beperking 56

Kroon, Vraag en aanbod middensegmentwoningen 57

Uittenbogaard, Het woningmarktteam: juist nu! 57

Bewoners maken de stad

Daman, Bewonersparticipatie en gebiedsgericht werken 59

Ploeg, Rembrandtpark 59

Steur, Bewonersparticipatie tugelawegblokken en omgeving 60

De sociale factor

Bromm, Sociaalruimtelijke ambitie & infrastructuur 60

Gemert, Programma Maatschappelijke investeringen 61

Helm, (natuurlijk spelen) in de stad 62

Kennis van het procesOpen innovatie

Oost Lievense, Open innovatie 63

Research & Development

Haan, De Woningmarkt in Kaart 64

Ponse, 18 jaar Stadsdeelmonitor De Baarsjes 64

Vermeulen, Creatieve industrie of congrescentra 65

Wonen, wijken en bewoners

Page 10: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 6 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Page 11: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 7

DagprogrammaKennisdag ruimtelijke sector, 10 juni 2010

8.30 uur Ontvangst

9.00 uur Welkomswoord door de Ernest de Rijk, voorzitter stuurgroep Kennisdelen

9.10 uur “Hungry City - How Food Shapes Our Lives” | Carolyn Steel

10.00 uur Pauze, koffie en thee

10.15 uur 1e Workshopronde

11.30 uur Pauze, koffie en thee

11.45 uur 2e Workshopronde

13.00 uur Lunchprogramma:

Lunchlezing 1: “Nieuwe Ritmes van de stad - Metropoolvorming in Amsterdam” | � Maurits de Hoog

Lunchlezing 2: “Ontwikkelen na fraude en crisis” | � Lenny Vulperhorst

14.15 uur 3e Workshopronde

15.30 uur Pauze, koffie en thee

16.00 uur Voorzitter stadsdeel Centrum | Jeanine van Pinxteren

16.45 uur Slotwoord door Ernest de Rijk

17.00 uur Napraten met een drankje

Page 12: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 8 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

We live in a world shaped by food. Our cities and hinter-

lands were shaped by it. Our daily routines are structured

around it. Politics and economics are driven by it. Our

ecological footprint is determined by it. Our sense of

identity is inseparable from it. Our survival depends on

it. How, then, have we come to consider food as just

another commodity: something to be made as cheap and

convenient as possible, while we get on with the ‘more

important’ things in life? Our profound disconnection

with food, our most vital necessity, is the curious legacy

of industrialisation. It is also the symptom of a way of life

we can no longer afford. With a rapidly increasing global

population, urbanisation, climate change and peak oil, we

face a ‘neo-geographical age’; one in which our way of

life and use of resources will matter as much to us as they

did to our ancient ancestors.

In her 2008 book Hungry City: How Food Shapes Our

Lives, Carolyn Steel argued that food is not only the most

powerful human agent shaping our world, but one that

we can harness as a design tool to rethink our way of life

and create new dwelling models. She coined the term si-

topia (food-place) to describe this approach. the primary

focus of sitopia is to rethink the urban-rural relationship,

the basic dynamic of human civilisation. Within this frame-

work, sitopia addresses such questions as how and where

we should build cities, how we should feed and live in

them, how we might ‘post-fit’ existing ones to make them

more sustainable, how cultural attitudes toward food and

diet shape our habits, beliefs and relationships. Food is

the great connector: by thinking, not just about food,

but through it, we can gain vital insight into the hidden

structures of our lives, and change them for the better.

Carolyn Steel is an award-winning architect, writer and

lecturer. Her work has focused on the everyday lives of ci-

ties, particularly in relation to food. She has run successful

design units at the London School of Economics, London

Metropolitan University and at Cambridge University,

where her lecture series Food and the City is an establis-

hed part of the architectural degree programme. She is

currently a Visiting Professor in Food and Urban Design at

Lincoln University and a Visiting Lecturer in the Rural Soci-

ology Group at Wageningen University. In 1995-6 she was

a Rome Scholar, researching the Mundane Order of the

City. She is a Director of Kilburn Nightingale Architects,

with whom she has completed several major buildings for

the Central School of Speech and Drama. Her media work

includes presenting on BBC tV’s ‘One Foot in the Past’,

and she is a regular columnist for Building Design. Her

first book, Hungry City: How Food Shapes Our Lives, was

published by Chatto & Windus in 2008, winning the Royal

Society of Literature Jerwood Award for Non-Fiction and

chosen as one of BBC Radio 4 the Food Programme’s

books of the year. Carolyn spoke at tEDGlobal in 2009,

and was profiled by The Ecologist magazine as a ‘21st

Century Visionary’.

Gastspreker: Carolyn Steel

Sitopia: how food can reshape our lives

Page 13: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 9

Wat maakt een grote stad tot een metropool? Een

sublieme ligging, aan en af rijdende metro’s, een inspire-

rende geschiedenis, een concentratie van hoofdkantoren,

een veelkleurige bevolking, een opwindend nachtleven?

In de Amsterdamse discussie over metropoolvorming

van de laatste jaren is terecht het internationale aspect

benadrukt: een metropool is een internationale stad,

waarin ontmoeting en kennisuitwisseling een centrale rol

spelen.

Het gaat niet alleen om de veelzijdigheid van de his-

torische binnenstad maar ook om de kwaliteit van zeer

uiteenlopende stedelijke elementen als evenemententer-

reinen, cultuurclusters, markten, stadsparken, stadions,

badplaatsen, convention centres en campussen. Deze

vormen bouwstenen voor de metropool.

In het project Interactiemilieus doen DRO Amsterdam, de

Vereniging Deltametropool en de tU Delft gezamenlijk

(ontwerp)onderzoek naar deze bouwstenen in Amsterdam

en de Randstad. We hebben een mooie traditie opge-

bouwd als het gaat om het ontwikkelen en ontwerpen

van woonmilieus (en al wat minder van productiemilieus),

maar kunnen nog wel een stap maken als het gaat om de

kwaliteit van onze interactiemilieus.

De stand van zaken van het onderzoek

De focus ligt op de stormachtige ontwikkeling van het

bezoek aan Amsterdam in de laatste decennia en schetst

een perspectief voor interventies gericht op versterking

van het internationale profiel van Amsterdam als een

aantrekkelijke en gastvrije metropool.

Maurits de Hoog (1955) is stedebouwkundige en sinds

1995 werkzaam bij DRO Amsterdam, o.a. als teamleider

IJ-oevers en Ontwerpteam Stad en recent als adviseur

voor projecten zoals Haven-Stad en de RAI. Hij is super-

visor in de vernieuwing van Jeruzalem in Oost, lid van

het landelijke kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier en

voorzitter van de stichting Van Eesterenmuseum.

Sinds 2008 is hij praktijkhoogleraar Stedebouwkundig

Ontwerpen Stad en Regio aan de faculteit Bouwkunde

van de tU-Delft en voorzitter van de afdeling Urbanism.

Gastspreker: Maurits de Hoog

Nieuwe ritmes van de stad

Page 14: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 10 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Lenny Vulperhorst (1955) is werkzaam als adviseur bij

Andersson Elffers Felix op gebied van publiek-private

samenwerking, infrastructuur, stedelijke inrichting en

cultuur.

Vulperhorst studeerde politicologie in Amsterdam en

promoveerde in Leiden op de bouwfraude (“Verzwegen

Onderneming”). In 2009 verzorgde hij de Vastgoedlezing

van de Amsterdam School of Real Estate.

Onderwerpen waar hij op dit moment aan werkt zijn

integriteit in de bouw- en vastgoedsector, de rol van

woningcorporaties en lokale overheden bij het wonen,

emancipatie van bewoners in kwetsbare wijken en het

vernieuwen van het businessmodel in de bouw- en

vastgoedsector.

Hij bereidt twee nieuwe boeken voor. Een gaat over

wethouders. De ander over de achtergronden van de

integriteitskwesties die in de bouw- en vastgoedsector

spelen. Dat laatste boek is een vervolg op “Hebzucht in

vastgoed” (2008)

Hieronder volgt de essentie van de verandering van het

businessmodel in de bouw en vastgoedsector. Vulperhorst

gaat hierbij in op de rol van de lokale overheid.

Kenmerken van het oude en nieuwe businessmodel:

Gastspreker: Lenny Vulperhorst

Ontwikkelen na fraude en crisis

Oude businessmodel (1945-2010)

Blindeman

Nieuwe businessmodel (2010-..)

Coproducent

Grond Kennis

Massa maken Klein denken

Anonieme markt Klanten (bewoners, gebruikers)

Anoniem gebouw Persoonlijk gebouw

Immobiel gebouw (groot; veel eigenaren) Aanpasbaar gebouw

Standaardisatie met detailvariatie Maatwerk vanuit modules en standaarden

Schaarste Kieskeurig, keuzevrijheid

Improviseren Gegarandeerde eindproducten

Eenmalige transactie Langdurige klantrelatie

Grootschalig, gebiedsgericht, complex proces Kleinschalig, stap voor stap, simpel proces

Nieuwbouw transformeren

Financiering van banken en beleggers Directe financiering bewoners en gebruikers

Start bij 70% verkoop Kleine eenheden

Overheid steunt aanbodzijde Overheid steunt vraagzijde

Macht aanbodzijde Cocreatie bewoners en gebruikers

Page 15: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 11

Jeanine van Pinxteren is voorzitter van stadsdeel Cen-

trum, met in haar portefeuille:

Openbare ruimte (incl. groen) en Verkeer, Milieu en Duur-

zaamheid, Water, Veiligheid, evenementen, algemene

bestuurlijke & juridische zaken, handhaving, Personeel en

Organisatie en Coördinatie 1012.

tot voor kort was zij gemeenteraadslid voor Groen Links,

zij is vooral bekend van de grote dossiers, waaronder

Noord/Zuidlijn. Voorheen was ze voorzitter van de

Welstandscommissie Zaanstad, Wormerland, Oostzaan en

Zakelijk leider bij ARCAM Architectuurcentrum Amster-

dam

Gastspreker: Jeanine van Pinxteren

Page 16: Kennisdag Ruimtelijke sector

Ken

nisd

ag r

uim

telij

ke s

ecto

r

Page 17: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 13

Duurzame selectie BuiksloterhamEind 2009 is een unieke selectiemethode van markt-

partijen voor vier kavels in de Buiksloterham (BSH) in

Amsterdam-Noord van start gegaan. Het belangrijkste

selectiecriterium is duurzaamheid; ontwikkelaars krijgen

een kavel niet op basis van wie het meeste geld biedt,

maar wie het meest duurzame plan indient.

De Buiksloterham, een industriegebied aan de noorde-

lijke IJ-oevers, verandert de komende jaren in een uniek

en duurzaam gemengd werken woongebied, met ruimte

voor bestaande en nieuwe bedrijven en avontuurlijke

bewoners. In het gebied komen in de periode tot 2015

ongeveer tweeduizend woningen, gemengd met bijzon-

dere bedrijfspanden. Amsterdam heeft zichzelf ten doel

gesteld dat in 2015 alle nieuwe projecten klimaatneutraal

worden gebouwd. Amsterdam-Noord gaat nu in de Buik-

sloterham het voortouw nemen om dat doel te bereiken.

Zoals gezegd is niet traditioneel geselecteerd op de

grondprijs, maar op basis van duurzame innovatie. Voor

een kavel is een vaste prijs bepaald. Daarover viel niet te

onderhandelen. De gemeente daagt de ontwikkelaars

met deze selectiemethode uit om het beste op het

gebied van duurzaamheid te laten zien.

De selectie van marktpartijen vond plaats in twee fasen.

In de eerste fase werd gevraagd naar de visie ten aanzien

van de duurzame ontwikkeling in BSH. Vervolgens zijn

maximaal vier partijen per kavel geselecteerd. In de

tweede fase werd de partijen gevraagd de visie uit te

werken tot een concreet duurzaam plan.

De plannen zijn met elkaar vergeleken door een selectie-

commissie. Het meest duurzame plan heeft gewonnen.

Voorjaar 2010 zijn de winnaars bekend gemaakt.

Dienst Ruimtelijke Ordening Marcel Bloemendal (020) 552 5821 [email protected]

Duurzaamheid en Energie – Duurzaam!

Page 18: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 14 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Klimaatbeleid met beperkte middelenOp nationaal en lokaal niveau zijn ambitieuze klimaat-

doelen geformuleerd. Die doelen dreigen niet gehaald te

worden.

Als gevolg van de economische crisis zijn de budgettaire

mogelijkheden van de overheid beperkt. Van verschil-

lende kanten wordt daarom gepleit voor opleggen van

verplichtingen.

Voordat dit instrument wordt ingezet is het zaak te

onderzoeken waarom er onvoldoende tempo wordt

gemaakt. Daarom heeft het klimaat bureau een analyse

laten uitvoeren van de oorzaken van de vertragingen.

In de analyse wordt geconstateerd dat er een groot po-

tentieel is van maatregelen die zich zelf terugverdienen:

“Goed voor de planeet en goed voor portemonnee”.

Voor Amsterdam bestaat dat potentieel uit energiebespa-

ring in de bestaande voorraad en benutting restwarmte

elektrische centrales en afval energiebedrijf en in be-

perkte mate uit duurzame energieopwekking.

Hoewel veel maatregelen zich zelf terug verdienen,

laat het tempo toch te wensen over. De grote vraag is:

waarom?

In de analyse wordt geconstateerd dat de trage benutting

is te wijten aan twee factoren:

De, vaak beperkte, omvang van het financiële 1.

voordeel

De inspanningen die nodig zijn om het voordeel 2.

daadwerkelijk te realiseren

Op beide factoren kan gestuurd worden: met behulp van

prijsbeleid kan de (Rijks-) overheid invloed uitoefenen

op het financiële voordeel. Het tempo van realisatie kan

worden bevorderd door het wegnemen van belemme-

ringen en het faciliteren van partijen die zelf niet over de

benodigde expertise beschikken.

Op grond van die analyse wordt aanbevolen om in te

zetten op:

Rendabele ingrepen �

Benutting van de natuurlijke momenten �

Ontzorgen van eigenaren en bewoners (één pakket �

incl. financiering)

Veel partijen willen verder gaan en willen ook maat-

regelen afdwingen die zich zelf niet terug verdienen.

Dergelijke maatregelen zullen negatief uitwerken op de

koopkracht, de winstgevendheid en de concurrentiepo-

sitie van het bedrijfsleven en op de overheidsuitgaven.

Onder de huidige economische omstandigheden lijkt dat

geen verstandige koers.

Veel partijen zijn ook beducht dat het benutten van

natuurlijke momenten een te laag tempo zal opleveren.

Gezien het tempo waarin die zich voordoen (koop,

mutatie, grootonderhoud, verbouwingen, vervanging

installaties) lijkt die vrees ongegrond.

De grote opgave zal worden om partijen, die zelf niet

over de benodigde expertise en middelen beschikken, te

ontzorgen. Op dat vlak doet Amsterdam al het nodige

waaronder: ondersteuning MKB en Scholen.

Het klimaat bureau studeert nu op de mogelijkheden van

ESCO’s (Energie Saving corporations) die kant en oplos-

singen kunnen bieden inclusief de financiering.

lov klimaatbureau Amsterdam Maarten de Boer 06 53 30 42 20 [email protected]

Duurzaamheid in de GWW-sectorNeem kennis van duurzaamheidscriteria van Agentschap.

nl in GWW – sector (Grond,- Weg- & Waterbouw). Hoe

zijn deze criteria praktisch in te passen in RAW - bestek-

ken (Standaard systematiek voor het opstellen van

bestekken in de GWW-sector).

Agentschap.nl heeft een aantal criteria ontwikkeld

(o.a. voor grondwerken, conserveringswerkzaamheden,

wegen, straatmeubilair, kunstwerken, groenvoorzieningen,

gemalen, kabels- & leidingen) welke door OGA in sa-

menwerking met DMB zijn opgenomen in een matrix. De

matrix is opgebouwd uit voorstellen van Agentschap.nl

en voorstelen hoe het een en ander praktisch kan worden

ingevuld met voorbeeld (besteks)teksten. tevens zijn er

gemeente brede speerpunten aan toegevoegd betref-

fende Inkoop FSC-hout, Social return & Milieuzone voor

vrachtverkeer. tevens wordt ingegaan op de voortgang

van de monitoring van het toepassen van deze criteria in

het najaar van 2010.

Page 19: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 15

Relevante informatie is te vinden op de (mini)site van

concern inkoop van de gemeente Amsterdam op intranet

Amsterdam en o.a. de volgende websites:

www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen �

www.pianoo.nl �

www.duurzameoverheden.nl �

Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam L.C.A. Verwijs (OGA) & F.A. Kartsen (DMB) (020) 552 6048 & (020) 551 3807 [email protected] & [email protected]

Klimaatneutraal bouwen in AmsterdamOp 10 september 2008 heeft de Amsterdamse gemeen-

teraad unaniem de ambitie vastgesteld om vanaf 2015

alle nieuwbouwwoningen en utiliteit klimaatneutraal te

bouwen. tijdens de huidige collegeperiode (2010-2014)

worden de eerste stappen gezet met 40% klimaatneu-

trale nieuwbouw. Hiermee loopt Amsterdam vooruit op

de landelijke regelgeving, die inzet op klimaatneutraliteit

vanaf 2020. Het rijksbeleid krijgt vooral vorm door het

stapsgewijs aanscherpen van de energieprestatienorm in

het Bouwbesluit. Duidelijk is dat hier voor alle bouwpro-

jecten een grote en onontkoombare uitdaging ligt.

Klimaatneutraal betekent dat alle energie voor verwar-

men, koelen, tapwater en alle gebouwgebonden elektra-

gebruik wordt bespaard of duurzaam wordt opgewekt,

zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen.

Consumentenelektra (zoals audio/video/computers, keu-

kenapparatuur en persoonlijke verzorging) valt hierbuiten.

Klimaatneutraal bouwen van woningen is technisch, fi-

nancieel en juridisch haalbaar, rendabel en uitvoerbaar. In

Amsterdam is klimaatneutraal bouwen mogelijk met circa

€ 17.000,- meerkosten ten opzichte van de Amsterdamse

referentiekwaliteit. Deze extra investering verdient zich

ruimschoots terug via de energierekening.

Om het klimaatneutraal bouwen te stimuleren heeft de

Woningbouwregisseur begin 2009 de taskforce Klimaat-

neutraal Bouwen opgericht. Deze taskforce is samenge-

steld uit deskundigen van OGA, DMB, DRO en IBA.

Inmiddels zijn veel projecten met de ambities aan de slag

gegaan. Ontwikkelaars en corporaties zijn kleinschalige

experimenten gestart. De taskforce denkt mee met

projecten en ondersteunt hen waar mogelijk in deze

spannende zoektocht.

Een van de methoden om klimaatneutraal bouwen te

stimuleren is het selecteren van ontwikkelaars op basis

van duurzaamheid. Deze selectiemethode heeft in de

Buiksloterham verrassende nieuwe en creatieve ontwer-

pen opgeleverd.

Bovendien ontwikkelt de taskforce nieuwe instrumenten.

Zo wordt op dit moment hard gewerkt aan een ‘vehikel’

om de voorfinanciering van de extra investering te faci-

literen, zodat het voor ontwikkelaars eenvoudiger wordt

de benodigde maatregelen toe te passen. Ook wordt

in overleg met VROM een label voor klimaatneutrale

woningen ontwikkeld, dat aan de consument duidelijk

maakt dat de betreffende woning bijzonder energiezuinig

is. Dit label moet de afzet van de woningen ondersteunen,

onder meer door de vraag te stimuleren en extra hypo-

theekverstrekking door banken mogelijk te maken.

Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam - Taskforce Klimaatneutraal Bouwen Baltie Teeuwen (020) 552 6069 [email protected]

Energiezuinig (ver)bouwen

Page 20: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 16 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Duurzaamheid en wel-standscriteriaHet beeld is ontstaan dat het verbeteren van duurzaam-

heid van de gebouwde omgeving en het toetsen aan de

redelijke eisen van welstand zich soms moeilijk tot elkaar

verhouden. Dit is in het onlangs toegezonden rapport

van het instituut Nyenrode bevestigd. Daarnaast krijgt

de Commissie Welstand en Monumenten herhaaldelijk

adviesaanvragen voor duurzaamheidsmaatregelen

waarvoor geen beoordelingscriteria bestaan. Daardoor

loopt de afhandeling van die bouwaanvragen moeizaam.

Ook bestuurders van stadsdelen vragen om meer regels

om duurzaamheidmaatregelen te kunnen toetsen. Dienst

Milieu en Bouwtoezicht heeft het project duurzaamheid

en welstandscriteria gestart. Doel van het project is dat

de welstandscriteria worden aangevuld en - waar nodig

– verruimd of eenduidiger gemaakt om bij te dragen aan

het verduurzamen van Amsterdam.

Duurzaamheidsmaatregelen die in beschouwing worden

genomen zijn: isolatie van dak, voor- en achtergevel,

kozijnvervanging en dubbele beglazing, ventilatievensters

en installaties voor lucht, zonwering, zonnecollectoren,

PV-panelen elektrische oplaadpunten, gebouwgebonden

windinstallaties, dakisolatie, groene daken en gevels.

Het project maakt gebruik van de concept-richtlijnen voor

kleine windinstallaties die in opdracht van ARC (Amster-

dam reduceert CO2) zijn gemaakt.

In het project gaat het over bestaande gebouwen en over

nieuwe gebouwen die binnen een bestaand welstands-

kader worden gebouwd. Nieuwbouwprojecten waarvoor

een apart welstandskader wordt opgesteld behoren dus

niet tot de focus van het project.

Het is de bedoeling dat het project nieuwe criteria levert

die in de Basisnota welstand worden opgenomen. Vervol-

gens zal bekeken worden in hoeverre de welstandsnota’s

van de stadsdelen aangepast worden of dat er kaderstel-

lende criteria komen voor duurzaamheidsmaatregelen.

Voor de zomer worden richtlijnen voor achtergevelisolatie

en zonnepanelen aan het centrale bestuur voorgelegd,

vooruitlopend op de overige duurzaamheidsmaatregelen.

Gepland is dat eind 2010 de nieuwe welstandscriteria

vastgesteld worden.

Dienst Milieu en Bouwtoezicht Jeroen van der Waal (020) 551 3854 [email protected]

Page 21: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 17

Energiestrategie 2040 Amsterdam wil het kloppend hart zijn van een duurzame

metropoolregio. Creatief, innovatief, gezond en divers.

Sociaal en economisch sterk. Zuinig met ruimte en

energie. Alleen een stad waar schone energie, schone

lucht en water voorhanden zijn, blijft aantrekkelijk om in

te wonen en werken. Het tijdperk van goedkope fossiele

brandstoffen loop op zijn eind. Om de betaalbaarheid en

de levering van schone energie te kunnen garanderen is

een omslag nodig naar een duurzame energievoorziening.

Dit vraagt om een lange termijnstrategie. Gebouwen,

energiecentrales en infrastructuur hebben een lange

levensduur. Om de omslag te kunnen maken moeten

we nu de koers bepalen en de route uitstippelen. In

de Amsterdamse Energiestrategie 2040 zijn de lijnen

uitgezet waarlangs deze verandering, in Amsterdam,

gestalte moet krijgen.

Klimaatbureau Amsterdam Gerrit Jolink 06 53 29 37 76 [email protected]

Elektriciteit uit Wind Amsterdam wordt duurzaam: Energie besparing en

duurzame energieopwekking staan hoog op de agenda.

Windenergie staat daarbij bovenaan: het nieuwe college

zet in op fors uitbreiden ervan.

Al langer wordt windenergie benut in Amsterdam.

Historische kaarten laten zien dat windmolens vroeger

onderdeel van het stadssilhouet waren, maar er wordt nu

al elektriciteit uit wind gewonnen. In de haven zijn al 26

windmolens gerealiseerd, genoeg voor 40.000 huishou-

dens. Maar dit zou pas het begin kunnen zijn: op termijn

wordt geschat dat het mogelijk is om voor Amsterdam

ca. 25% van zijn elektriciteitsbehoefte uit windenergie te

dekken.

Wat betekent zo‘n ingreep in het stadsbeeld en voor het

grondgebruik in Amsterdam? Past dat überhaupt? En

om hoeveel molens gaat het? Om grip op de ruimtelijke

consequenties van deze opschaling te krijgen heeft het

Klimaatbureau samen met DRO en de Haven een studie

naar de mogelijkheden voor de opschaling van windener-

gie in opdracht gegeven. Deze studie is uitgevoerd door

Paul van Beek landschappen.

De studie heeft ontdekkingen opgeleverd: Er is ruimte

genoeg om in

Amsterdam de totale elektriciteitsbehoefte van alle

huishoudens met wind te dekken.

Opschaling van windmolens betekent niet zomaar een

beetje winst, maar betekent een substantiële toevoeging

in het vermogen. De nu grootste molens kunnen 5000

huishoudens met stroom verzorgen! Als je met minder

grote molens meer elektriciteit kan opwekken, betekent

dat effectief ruimtebesparing voor een dichtbevolkte

metropool als Amsterdam.

Deze molens zijn groot, zeer groot. De tiphoogte ligt bij

190 m, de ashoogte op 135m. Maar Paul van Beek toont

aan, dat het menselijk oog ons bij de beleving van hoogte

bedriegt. Je kan vanaf de verte niet het verschil zien tus-

sen verschillend hoge molens: molens van 80m ashoogte

lijken net zo hoog als molens met het rotorhuis op 135m.

Waar het dan wel op aankomt is vooral de voet: hier ligt

een immense ontwerpopgave. Molens moeten onderdeel

worden van het stedelijk weefsel. En we moeten innove-

ren: gebruik die lege schacht van 5000m3.

De conclusies uit deze studie en de ambities van Amster-

dam geven aanleiding het huidige beleid op windmolens

te veranderen. Hoeveel windmolens er komen en waar

hangt vooral af van draagvlak: politiek en economisch, bij

vakgenoten en burgers. Amsterdam móet ruimte maken

voor nieuwe oplossingen, maar oog houden voor de

schoonheid van de stad.

Wil je meer weten over dit onderwerp of heb je een

mening?

Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam

Juliane Kürschner (020) 552 7764 [email protected]

Schone energie

Page 22: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 18 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Zonne-energie en warmte-

koudeopslag Het vergroten van de lokale duurzame energieproductie

is een van de pijlers van het Amsterdamse energiestra-

tegie 2040. Zon-PV is één van de energietechnologieën

waarmee duurzame energie geproduceerd kan worden.

Zon-PV is op dit moment weliswaar nog te duur om zon-

der nationale subsidie op grote schaal te exploiteren. Op

niet al te lange termijn (2015) is echter wel een positieve

exploitatie mogelijk en kan de grootschalige uitrol op

de Amsterdamse daken beginnen. De periode tot dat

moment kan benut worden om aan de hand van pilot-

projecten te leren hoe wij, gemeente, woningcorporaties,

bedrijven en bewoners, met deze technologie moeten

omgaan. Bij deze projecten staat centraal dat deze de

opmaat moeten zijn voor grootschalige uitrol.

Klimaatbureau Amsterdam Tjeerd Stam 06 52 58 10 90 [email protected]

Elektrisch VervoerAmsterdam heeft een koppositie ingenomen als het gaat

om elektrisch vervoer en is een serieuze gesprekspartner

voor nationale en internationale spelers op dit gebied.

Eind 2010 rollen de eerste elektrische auto’s bij de

grote automerken van de band. Auto’s zijn dan beter

verkrijgbaar en de prijzen zullen dalen. Met deze grote

autoproducenten worden afspraken gemaakt over het

later dit jaar beschikbaar stellen van elektrisch auto’s

voor de Amsterdamse markt. Daartegenover staat dat

de gemeente Amsterdam het netwerk van oplaadpalen

verder uitrolt.

Waarom Elektrisch Vervoer

Amsterdam wil een schone, gezonde, leefbare stad voor

de huidige generatie en voor de Amsterdammers van de

toekomst. Daar wordt al hard aan gewerkt met tal van

maatregelen, maar er moet meer gebeuren. Elektrisch

vervoer kan de luchtkwaliteit flink verbeteren, is beter

voor het klimaat en kan een impuls voor de economie

betekenen. Amsterdam wil daarom de overstap naar

elektrisch vervoer een flinke impuls geven en versnellen.

Amsterdam faciliteert elektrisch vervoer in de stad door

het aanleggen van oplaadpunten, en neemt maatregelen

om het voor bedrijven en Amsterdammers aantrekkelijk

maken om over te stappen op elektrisch vervoer.

Ook rijdt de gemeente zelf steeds meer elektrisch, samen

met een groot aantal bedrijven.

Elektrisch = goed voor lucht, klimaat en economie

Elektrisch rijden is goed voor de luchtkwaliteit, het

klimaat, én de economie. Elektrisch vervoer stoot lokaal

namelijk geen schadelijke stoffen uit en is door de tech-

nologie aanzienlijk zuiniger, waardoor de voertuigen veel

minder CO2 uitstoten. Wanneer de benodigde stroom

duurzaam wordt opgewekt zijn elektrische auto’s echt

schoon! Met elektrisch vervoer investeren we in innovatie

en duurzame ontwikkeling. Dat biedt ook kansen voor

nieuwe bedrijvigheid. Bovendien maakt elektrisch vervoer

ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen.

Elektrisch vervoer heeft de toekomst

De verwachting is dat in 2015 in Amsterdam reeds

10.000 elektrische auto’s rijden. In 2040 zijn vrijwel alle

autokilometers in Amsterdam elektrisch. Maar dan

moet Amsterdam wel door met de koers die we hebben

ingezet. Realiseren we ons dit voldoende en zijn we

hierop voorbereid?

Programmabureau Luchtkwaliteit Maarten Linnenkamp (020) 520 6375 [email protected]

Page 23: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 19

Stad en Energie: Wie is aan zet?

De energie van de gebouwde omgeving.

De koolzuurgas reductiedoelstelling van de gemeente

gaat eigenlijk over het energiegedrag en het energie-

gebruik van de stad, van de mensen, van de bedrijven

en van de woningen waarin we wonen. De gebouwen

gebruiken circa 70% van alle energie in de stad en deze

gebouwen waaronder 390.000 woningen en zeven

miljoen vierkante meter kantoor zijn nog niet aangepast

op de koolstofarme toekomst. De gebouwen zijn in bezit

van beleggers, eigenaar bewoners, corporaties, particu-

liere verhuurders en deels de overheid. De Nederlandse

bouwwetgeving is (nog) niet afgestemd op de doelstel-

ling van de gemeente en de vraag is of de eigenaren van

gebouwen de verantwoordelijkheid hebben hun bezit

energetisch op te waarderen. Misschien hebben huurders

en kopers wel de verantwoordelijkheid om zuinigere

woningen te eisen waardoor de markt van vraag en

aanbod gaat werken en de ontwikkelaars en corporaties

zuinige woningen gaan aanbieden.

De gemeente zet een eerste stap en heeft onder an-

dere in 2008 bepaald dat alle toekomstige nieuwbouw

klimaatneutraal uitgevoerd moet worden. Klimaatneutrale

gebouwen hebben ongeveer de helft van de energie no-

dig van een gemiddeld bestaand gebouw. Dat is dus een

forse verbetering. Omdat klimaatneutraal bouwen niet

in het bouwbesluit is opgenomen koppelt de gemeente

de doelstelling aan het erfpachtcontract. Dit mechanisme

kan zij niet toepassen bij de bestaande gebouwen. Pro-

bleem is dat de grootste opgave tot energiereductie wel

ligt in de 390.000 bestaande woningen en zeven miljoen

vierkante meter bestaande kantoren. Mensen kunnen zui-

niger leven maar het is onmogelijk alleen door gedrags-

verandering twintig tot veertig procent minder energie te

gebruiken. De meeste bestaande gebouwen zijn daarvoor

niet ontworpen. Bij renovatie en restauratie hebben we

dus een enorme opgave. Aangezien tachtig procent van

de milieu impact wordt bepaald in het ontwerp van een

gebouw moet daar de volle aandacht naar toe gaan bij

renovatie. Moet de overheid de wet aanpassen? Zal de

markt in de toekomst die betere gebouwen gaan maken?

Gaan de consumenten zuinigere gebouwen en woningen

eisen? Met andere woorden: wie is aan zet?

Project Management Bureau Ronald van Warmerdam

[email protected]

Page 24: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 20 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Climate Healthy GRaBS Klimaataanpassingsproject in Nieuw-WestGRaBS

De klimaatverandering is geen verre toekomst, maar vindt

nu al plaats! Er worden veel maatregelen genomen om

de klimaatverandering tegen te gaan (mitigatie), bijvoor-

beeld door het terugdringen van de uitstoot van broei-

kasgassen. Om de stedelijke omgeving aan te passen

(adaptatie) aan de effecten van de klimaatverandering,

moeten nu ook al maatregelen worden genomen.

Om kennis uit te wisselen en innovatieve projecten te

ontwikkelen op het gebied van klimaataanpassing, is het

Europese project GRaBS (Green and Blue space adapta-

tion in urban areas and eco towns) gestart. Binnen GRaBS

werkt stadsdeel Nieuw West samen met 13 partneror-

ganisaties uit 7 andere EU-lidstaten (Engeland, Italië,

Griekenland, Litouwen, Slowakije, Zweden en Oostenrijk ).

Klimaataanpassingen

Het project GRaBS onderzoekt de mogelijkheden om

stedelijke gebieden aan te passen aan veranderingen van

ons klimaat. De huidige prognose is dat we in Nederland

de komende 15 jaar drie keer zo vaak te maken krijgen

met ernstige droogte in de zomer. tegelijk neemt de

wateroverlast als gevolg van extreme regenbuien toe.

Stedenbouwkundige ontwerpen en ontwerpen voor de

openbare ruimte kunnen voorzien in oplossingen die de

stad minder kwetsbaar maken voor de klimaatverande-

ring.

Het groen in de stad - zoals tuinen, parken, groene daken

en muren - draagt bij aan verkoeling van de stedelijke

omgeving. Water in de stad - zoals grote waterpartijen,

grachten en duurzame drainage systemen - zorgt voor

een goede opvang en afvoer van water. Deze rol van de

groene en blauwe infrastructuur wordt nog onvoldoende

erkend en benut in de ruimtelijke planvorming en het

beheer van de openbare ruimte.

Klimaatverandering: een Actie Plan!

Stadsdeel Nieuw-West onderzoekt hoe de groene en

blauwe infrastructuur gebruikt kan worden om klimaat-

veranderingen zoals hogere temperaturen, toenemende

droogte in de zomer en wateroverlast als gevolg van

extreme regenbuien, op te vangen. Alle mogelijke maat-

regelen worden opgenomen in een ‘Adaptatie Actie Plan’

(AAP). Het AAP is één van de beleidskaders waaraan

ruimtelijke plannen getoetst kunnen worden.

Participatie

Participatie is een centraal thema binnen GRaBS; duur-

zame stedelijke ontwikkeling is immers niet alleen een

milieutechnische kwestie voor overheden. Ook bewoners,

ondernemers en organisaties spelen daarbij een belang-

rijke rol. Stadsdeel Nieuw-West heeft veel ervaring op

het gebied van participatie in de wijken. Daarom heeft

het stadsdeel een leidende rol bij de ontwikkeling van

participatiestrategieën en het betrekken van bewoners

en maatschappelijke organisaties bij klimaataanpassing.

Het stadsdeel adviseert op verzoek de GRaBS partners

over de opzet en de uitvoering van participatie in plannen

voor klimaataanpassing, daarbij rekening houdend met

verschillen in de bestuurscultuur, de sociaal-economische

situatie en de noodzakelijke fysieke maatregelen.

Meer informatie kunt u vinden op:

www.nieuwwest.amsterdam.nl

http://www.grabs-eu.org

Stadsdeel Nieuw-West Aga Niels Holstein (020) 253 8204 [email protected]

Page 25: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 21

Transformatie & herontwik-keling van commercieel vastgoed in AmsterdamOp 1 september 2009 is de bestuursopdracht transfor-

matie behandeld in het College. Uit de bestuursopdracht

volgt dat er beleidsmatige en financiële instrumenten

moeten worden uitgewerkt om transformatie en heront-

wikkeling van leegstaand commercieel vastgoed naar

andere functies te bevorderen.

Verouderde kantoor- en bedrijfsgebouwen en de kantoor-

en bedrijfsgebouwen op de slechtere locaties lijken in het

geheel niet meer verhuurbaar. Dit is niet alleen nadelig

voor de erfpachters van deze percelen, die de waarde

van hun vastgoed zien verminderen, maar ook voor de

gemeente. Voor de gemeente betekent dit een inefficiënt

gebruik van de schaarse ruimte, een ongewenste ruimte-

lijk-economische ontwikkeling, kans op imagoschade en

verlies van werkgelegenheid en grondwaarde.

Niet alleen de ruimtelijk-economische, maar ook de

financiële belangen van de gemeente zijn groot. Dit heeft

onder andere te maken met het Amsterdamse erfpacht-

stelsel. Eens in de 50 jaar vindt er een canonherziening

einde tijdvak (CHEt) plaatst. Investeren in bedrijfs- en

kantoorgebieden die binnen enkele decennia aan het

einde van hun tijdvak lopen, kan rendabel zijn. Door de

investeringen zullen de grondwaarden en daarmee ook

de canonopbrengsten voor de gemeente toenemen.

Hoe kan de gemeente er nu voor zorgen dat de transfor-

matie en herontwikkeling op gang komt, daar waar dat

niet door de markt gebeurt?

Het transformatieteam is door het Ontwikkelingsbedrijf

Gemeente Amsterdam, naar aanleiding van de bestuur-

opdracht, ingesteld. Het transformatieteam heeft als doel

te onderzoeken of het gemeentelijk beleid kan worden

aangepast om zo transformatie en herontwikkeling op

gang te brengen. Hierbij wordt samengewerkt met de

Kantorenloods en verschillende projectbureaus. Voor het

erfpachtbeleid wordt er in samenwerking met de “Proef-

tuin Amstel III” een aantal instrumenten onderzocht.

De voorstellen voor het aanpassen van het gemeentelijk

beleid om transformatie en herontwikkeling op gang te

brengen zullen gemeentebreed worden gepresenteerd.

Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Rayen Jadnanansing (020) 552 6221 [email protected]

Signalen van de Stadsloods: Het matchen van leeg-staande ruimten en nieuwe gebruikers De stadsloods van de gemeente Amsterdam brengt vraag

en aanbod bij elkaar om ruimtezoekers in Amsterdam

te huisvesten, leegstand van panden tegen te gaan en

strategische locaties verder te helpen ontwikkelen. De

stadsloods werkt stadsbreed.

Amsterdam is een stad waar voortdurend allerlei orga-

nisaties op zoek zijn naar een geschikte plek. Ook het

aanbod van verhuurbare ruimtes is steeds in beweging.

De leegstand doet zich meestal voor in grootschalige

panden, terwijl de vraag naar ruimte doorgaans klein-

schalig is. De Stadsloods draagt bij deze mismatch tussen

vraag en aanbod op te lossen door verschillende partijen

bij elkaar te brengen. Zij werkt daarbij intensief samen

met de stadsdelen, gemeentelijke diensten, de kantoren-

en bedrijvenloods, gemeentelijke projectbureaus, wo-

ningbouwcorporaties, regiogemeenten en zogenaamde

doelgroep organisaties, zoals FanU en Codum. Deze

organisaties treden op als huurder van een groot (leeg-

staand) gebouw om dat vervolgens onder te verhuren

aan creatieve ondernemers. Dergelijke organisaties zijn

belangrijk om de problematiek van gedeeld beheer en

exploitatie op te lossen.

De stadsloods heeft een breed scala van zoekers in haar

bestand: creatieve ondernemingen, scholen, culturele

Crisis en leegstand

Page 26: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 22 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

instellingen, maatschappelijke voorzieningen, mediabe-

drijven, religieuze organisaties en leisure bedrijven. Het

zijn vaak ruimtezoekers die bijzondere huisvestingseisen

hebben, zoals een acrobatenschool die een hoog lokaal

nodig heeft voor oefeningen in de trapeze, een orkest

dat een ruimte zoekt met een bijzondere akoestiek of een

reizend museum dat een voorkeur heeft voor tijdelijke

locaties.

Vorig jaar is de Stadsloods betrokken geweest bij de

invulling van 88 panden. Voorbeelden zijn het voormalig

Storkterrein in Noord, de brandweerkazerne aan de

Weesperzijde, de Montelbaanstoren, de Kauwgombal-

lenfabriek, het NDSM-terrein, Citroengebouwen Stadion-

plein, het GAK gebouw en diverse panden in eigendom

van stadsdeel Centrum.

De afgelopen tijd stond wereldwijd in het teken van de

economische recessie. In Amsterdam en op het werk

van de stadsloods heeft dat zijn weerslag. De stadsloods

merkt de effecten van de crisis in Amsterdam aan de

toenemende vraag naar goedkopere huisvesting. Som-

mige organisaties stellen hun plannen voor vestiging in

Amsterdam uit en bij nieuwbouwprojecten haken huur-

ders af en benaderen projectontwikkelaars de stadsloods

met de vraag naar kandidaten. De crisis heeft ook een

voordeel: makelaars zijn bereid hun prijzen voor vastgoed

te laten zakken of tijdelijke huurcontracten aan te bieden,

waardoor de kans op passende huisvesting voor een

bredere groep zoekers toeneemt.

Dienst Ruimtelijke Ordening Aukje Teppema (020) 552 7849 [email protected]

15X15Alle projecten ondervinden de gevolgen van de crisis.

Ook op de Zuidas is de voortgang van projecten langza-

mer dan gedacht. Hoe wordt van dit gegeven een kans

gemaakt? De Zuidas heeft 15 maatregelen benoemd die

voor een groot deel in een aanpak van de crisisgevolgen

voorzien. Deze vijftien maatregelen zijn voor 2015

gerealiseerd. Fifteen by Fifteen. Hoe hebben we gekozen,

waar lopen we tegenaan.

Zuidas Amsterdam/Project Management Bureau Harry Wien 06 22 21 86 70 [email protected], [email protected]

Wettelijke huurprijsbe-scherming voor winkelpan-denHuurprijzen van winkelpanden komen tot stand door

vraag van winkeliers en aanbod van pandeigenaren. De

belangrijkste bouwsteen bij de vraag naar winkelpanden

is het aantal passanten (potentiële klanten). In beginsel

geldt: hoe groter het aantal passanten in een straat,

hoe hoger het huurprijsniveau. Daarnaast speelt bij de

huurprijshoogte het type passant een rol. Zo kan - als

gevolg van verschillen in het gemiddelde inkomen- een

gelijk aantal passanten in twee verschillende gebieden

toch leiden tot een verschillend huurprijsniveau.

Bij het aangaan van het eerste huurcontract tussen pand-

eigenaar en winkelier, geldt de (markt)huurprijs, die door

onderhandeling tot stand komt. Partijen zijn hierin vrij.

Na verloop van tijd hebben zowel eigenaar als huurder

het recht om een nieuwe huurprijs te bedingen. Ook in

dit geval zijn partijen in principe vrij om een (hogere of

lagere) huurprijs vast te stellen. Het kan voorkomen dat

partijen het niet eens kunnen worden over de huurprijs-

aanpassing. In dat geval treedt de wettelijke huurprijsbe-

scherming in werking.

Deze houdt in dat huurder en verhuurder samen een

(vastgoed)deskundige moeten aanwijzen die volgens

een vaste methode een nieuwe huurprijs berekent. Deze

deskundige kan een makelaar zijn of de Bedrijfshuurad-

viescommissie, die is ondergebracht bij de Kamer van

Koophandel. De methode is vastgelegd in de wet en

houdt in dat de deskundige een aantal panden zoekt die

vergelijkbaar zijn met het betreffende pand. Op basis van

de werkelijk betaalde huren over de afgelopen vijf jaar

van die panden wordt een nieuwe huurprijs bepaald. Dit

leidt ertoe dat in een opgaande markt de huurprijs wordt

Page 27: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 23

gedempt, waardoor de huurder een lagere prijs moet

betalen dan de op dat moment geldende markthuur. Als

winkelier en pandeigenaar het ook over deze prijs niet

eens kunnen worden, kunnen zij naar de kantonrechter

stappen. Deze zal dan de definitieve huurprijs voor de

nieuwe huurtermijn vaststellen.

EZ Amsterdam CJ Dippel (020) 254 9702 dippel@ez .amsterdam.nl

Zuidas in crisistijd Contractmanagement

Het onderwerp van deze bijdrage is actieve sturing op

intentie-, ontwikkelings- en erfpachtovereenkomsten

met marktpartijen aan de hand van het project Gershwin

(en zonodig andere Zuidasprojecten). Partijen worden

gedwongen hun contractuele verplichtingen na te komen

en indien zij dat niet willen of kunnen, worden overeen-

komsten ontbonden. Partijen komen niet weg met het

argument dat het zulke moeilijke economische tijden zijn.

Met deze werkwijze worden locaties vrijgespeeld van

marktpartijen die niet serieus aan het ontwikkelen zijn

en slechts enkel hun ontwikkelpositie willen behouden.

Locaties die vervolgens vrijkomen zullen worden ingevuld

met tijdelijke functies (15 by 15 aanpak Zuidas).

Ontwikkelings Gemeente Amsterdam Alfons Oude Ophuis (020) 255 6187 [email protected]

^ artist impression Zuidas compleet vanuit het zuiden

Page 28: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 24 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040De ontwerp-structuurvisie “Amsterdam 2040: Econo-

misch sterk en duurzaam” is in januari aangenomen en

vervolgens ter visie gelegd door het college van B en W.

Inmiddels zijn meer dan vierhonderd zienswijzen binnen-

gekomen op de structuurvisie. Dat betreft particulieren

die zich zorgen maken om hun volkstuin of woonwijk.

Maar ook allerlei organisaties stuurden zienswijzen,

van het Milieucentrum Amsterdam tot de Kamer van

koophandel. De grote keuzen uit de structuurvisie,

70.000 woningen erbij door binnenstedelijke verdichting

en het vervoersaccent op openbaar vervoer en fiets,

worden nauwelijks betwist. De discussie gaat vooral over

detailleringen. Al dan niet een verlenging van de Bos en

lommerweg of verlaging van de Gooise weg. Wel of geen

bebouwing aan de Zuidoever van de Gaasperplas. De

zienswijzen geven een goed beeld hoe Amsterdammers

tegen hun stad aankijken en waar ze zich druk om maken.

De zienswijzen, de antwoorden daarop en de voorstellen

tot wijziging worden na de zomer door B & W besproken.

Dienst Ruimtelijke Ordening Remco Daalder (020) 552 7927 [email protected]

Verdichten met visieWaar bouwen we de 70.000 woningen uit de Structuurvi-

sie?

Binnen de bebouwingsgrenzen van Amsterdam is terecht

het uitgangspunt, maar makkelijk te realiseren is dat niet.

Velen hebben een overtuigend verhaal waarom op een

bepaalde plek niet mag worden gebouwd. Bovendien wil

niet iedereen overal wonen.

Het risico bestaat dat de zoektocht naar locaties leidt

naar plekken waar de weerstand het kleinst is, maar waar

ook de markpotentie gering is.

Om dat te voorkomen pleit de Amsterdamse Raad voor

de Stadsontwikkeling (ARS) ervoor de huidige pauze in

de bouwproductie te gebruiken om eerst een visie te

ontwikkelen op de verdichtingsopgave. Kern van onze

benadering is dat er meer zou moeten worden gefocust

op kansrijke plekken en de daarbij passende woonmi-

lieutypen die de kwaliteiten van deze locaties optimaal

benutten. Zelfs als daardoor de kwantitatieve doelstelling

niet helemaal zou worden gehaald.

Het pleidooi dat de ARS hiervoor heeft geschreven, is

besproken met een aantal deskundigen. Dat heeft verras-

sende inzichten opgeleverd:

‘Omwonenden zijn in de regel tegen verdichting. Op echt

kansrijke plekken moet de gemeente daar overheen

durven stappen.’

Jack Stein (ORAM/ARS)

‘Verdichten is niet alleen ruimte afnemen, maar ook

kwaliteit teruggeven.’

Charlotte ten Dijke (tangram Architecten)

‘Op de goede plekken gaat verdichten vanzelf.’

Constan van Ginneken (OGA)

‘Transformatie van woonmilieus heeft tijd nodig. Forceer

geen ontwikkeling op plekken waar de markt nog niet rijp

is. Hou dat soort plekken in reserve.’

Han Michel (ARS)

‘Fixeer niet op aantallen. Investeer in kwaliteit, dan blijkt

vanzelf wel hoeveel vraag er is. Misschien kom je dan wel

hoger uit dan die 70.000.’

Wouter Veldhuis (MUSt/ARS)

De ARS zet de discussie graag voort en hoopt op meer

verrassende, gedurfde en inspirerende suggesties voor

een kansrijke verdichting in Amsterdam.

Visie op de structuurvisie

Page 29: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 25

Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling

Harm Grünhagen (020) 552 2719 [email protected]

Mobiliteitstoets Structuur-visie

De (ontwerp) Structuurvisie zet een ambitieus toekomst-

beeld neer voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling

van Amsterdam. Mobiliteit is cruciaal bij het dichterbij

brengen van het leidende motto: Amsterdam 2040

Economisch Sterk en Duurzaam.

De centrale vraag die ten grondslag ligt aan het uitvoeren

van een Mobiliteitstoets op de (ontwerp) Structuurvisie

is: lukt het om de stad met 70.000 woningen en 100.000

arbeidsplaatsen erbij bereikbaar en leefbaar te houden?

En wat moet er gebeuren om de groei van de mobiliteit,

die daar ongetwijfeld het gevolg van is, in goede banen

te leiden.

De uitkomsten van de toets laten zien dat de groei van

de totale mobiliteit in, van en naar de stad als gevolg van

de Structuurvisie-plannen fors zal zijn. Doordat de groei

van de automobiliteit vooral in de binnenstad beperkt

blijft en in het Centrum zelfs afneemt zullen het openbaar

vervoer en de fiets daar het grootste deel van de groei

moeten opvangen. Buiten de ring en in Noord zal naar

verwachting ook de auto een fors aandeel in de groei van

de mobiliteit voor zijn rekening nemen.

Of het openbaar vervoer inderdaad haar toegeschreven

rol als drager van de ruimtelijke ontwikkeling kan waarma-

ken is nog de vraag. De Noord/Zuidlijn en de uitbreiding

van het aantal treinen over de Zuidas komen als zeer

nuttig uit de toets. Andere in het kader van de Structuur-

visie bedachte uitbreidingen van het OV, zoals de Oost/

Westlijn en doortrekking van de ring naar Noord, laten in

de toets niet de prestaties zien die de enorme investerin-

gen die ermee gemoeid zullen zijn rechtvaardigen.

In de verdeling van de ruimtelijke ontwikkeling over de

verschillende locaties die in de Structuurvisie worden ge-

noemd kan nog behoorlijk wat geoptimaliseerd worden.

Meer ruimtelijk programma bij bestaande OV-lijnen en

knooppunten en minder op plekken die vooralsnog heel

moeilijk of alleen tegen zeer hoge kosten te ontsluiten

zijn.

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Fokko Kuik (020) 556 5246 [email protected]

Page 30: Kennisdag Ruimtelijke sector

Ken

nisd

ag r

uim

telij

ke s

ecto

r

Page 31: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 27

Zuidas: Dok onder de grond

^ Luchtfoto Dokzone

De ambitie van de Zuidas is te excelleren als stedelijk

centrum. Een centrum van internationale allure, onder-

scheidend doordat het aansluit bij lokale kwaliteiten. Een

stuk Amsterdam met toekomstwaarde, een verrijking van

de stad en versterking van de economische potentie van

de regio. Kortom een duurzaam en succesvol stedelijk

topmilieu, van internationale allure, met Amsterdamse

kwaliteiten.

Een randvoorwaarde om de Zuidas een integraal deel van

de stad te laten worden, is het ondergronds brengen van

de infrastructuur in het zogenaamde Dok. De Dokzone

wordt gevormd door de A10 Zuid, station Amsterdam

Zuid en de sporen van trein en metro; een infrastructuur-

bundel in het hart van de Zuidas, ingeklemd tussen de

verschillende deelgebieden.

Door de ondertunneling van deze infrastructuur wordt

optimaal gebruik gemaakt van de schaarse ruimte.

Bovendien neemt het Dok de belangrijkste bron van

milieuhinder weg, zonder de bereikbaarheid te verminde-

ren. Het Dok voorziet zelfs in meer vervoersruimte dan de

huidige situatie.

In de toekomst zal station Amsterdam Zuid met zo’n

300.000 reizigers per dag tot de vijf grootste stations van

Nederland behoren.

Het uitbreiden en ondergronds brengen van de infrastruc-

tuur in combinatie met het ontwikkelen van een hoog-

waardig station en vastgoed is een complex vraagstuk

met verschillende oplossingsrichtingen en zeer veel

actoren. Begin 2010 hebben Rijk en Regio hun voorkeur

uitgesproken voor een Dok onder de grond. Dit naar

aanleiding van het advies van de Rijksvertegenwoordiger

Zuidas.

^ Dok onder de grond

In mei 2010 wordt een gezamenlijke organisatie van

RWS, ProRail en de gemeente Amsterdam in het leven

geroepen om te werken aan een voorkeursbesluit voor

de variant Dok onder de grond. In deze presentatie ‘Van

Prospectus (2007) naar Dok onder de Grond (2010)’

een inhoudelijke en procesmatige terug- en vooruitblik.

Ingegaan wordt op lessons learned op het gebied van

samenwerking, het goedkoper worden van het dokmodel

en de teruggebrachte risico’s.

Zuidas Amsterdam Elian Ineke 06 11 90 57 70 [email protected]

Een nieuwe sluis in IJmuiden (Haven). Amsterdam, het Rijk en de provincie Noord-Holland op

een lijn. Hoe doe je dat?

Het sluiscomplex in IJmuiden uit de periode 1878 – 1929

en een moderne haven met een toekomstvisie naar 2040,

hoe maak je daar een goede match van? Anders gezegd,

hoe waarborg je de zeetoegang die past bij het formaat

en de aantallen van de schepen van nu.

Drie partijen, Rijk, Provincie Noord-Holland en gemeente

Amsterdam, ieder met hun eigen visie en gewend in hun

MEGAPROJECTEN

Page 32: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 28 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

eigen context te opereren, merken dat ze bij dit vraag-

stuk niet zonder elkaar kunnen:

het Rijk - het ministerie van Verkeer en Waterstaat , �

als eigenaar van de sluizen, verantwoordelijk voor de

technische staat en het onderhoud;

de Provincie Noord-Holland, als stimulator van de �

economie in Noord-Holland, nauw

betrokken bij de havenontwikkeling;

de gemeente Amsterdam, die de haven voor bedrij- �

ven nu en in de toekomst bereikbaar wil houden.

Hoe komen deze partijen tot elkaar? Welke andere

partijen vanuit overheid, bedrijfsleven en maatschappe-

lijke organisaties zijn hierbij betrokken? En met wat voor

factoren van ‘binnen’ en van ‘buiten’ het project krijg je

als ambtenaar van de gemeente Amsterdam te maken?

Eind november 2009 heeft de minister van Verkeer en

Waterstaat vol enthousiasme de bereikte overeenstem-

ming over de aanleg van een moderne sluis en de

kostenverdeling gemeld. Het feit dat hij in zijn speech

tot het laatste moment de spanning er in hield en aangaf

hoezeer Rijk, Provincie Noord-Holland en gemeente

Amsterdam elkaar nodig blijven hebben, illustreerde de

spanning en druk om tot een goede balans te komen.

Positiebepaling, weten wat je nu en straks van elkaar

nodig hebt, vertrouwen, flexibiliteit, organisatievermogen,

effectief gedrag en een non-conventionele houding, zijn

zomaar een greep factoren uit de samenwerking die

voor deze balans bepalend zijn geweest. De kennis en

ervaringen die we daarbij hebben opgedaan, willen we

graag delen om bij te dragen aan resultaten van samen-

werking met andere partijen waardoor Amsterdam zich

als metropool verder kan blijven ontwikkelen.

Haven Amsterdam Toon Poelsma (020) 523 4741/06 41 31 99 46 [email protected]

Olympische Spelen 2028 Waarom zet de gemeente Amsterdam in op de Olympi-

sche Spelen 2028?

De Olympische Spelen staan

nadrukkelijk op de kaart. De

emoties van Vancouver staan

ieder nog helder voor de

geest. Er leeft een droom

om in 2028 de Olympische

Spelen weer naar Nederland

te halen.

Het Olympisch Plan 2028

verwoordt deze droom en

stippelt de route uit.

De eerste stap is Nederland

in 2016 naar Olympisch niveau te brengen. Dit plan is vo-

rig jaar met brede maatschappelijke steun aangenomen.

Amsterdam is alliantiepartner van het Olympisch Plan

2028. In het recente conceptprogramakkoord 2010-2014

voor Amsterdam bevestigt de nieuwe coalitie dit.

In het Olympisch Plan 2028 zijn acht ambities gefor-

muleerd. Een daarvan is de Ruimtelijke ambitie. In

2010 starten vier projecten om deze ambitie waar te

maken, waaronder de ontwikkeling van een Olympische

Hoofdstructuur (OHS) en een verkenning naar de ruim-

telijke inrichting van grootschalige en bovenregionale

sportaccommodaties over Nederland, de zogenaamde

Sportkaart. De projecten moeten uiteindelijk leiden

tot de ruimtelijke inpassing van de Olympische Spelen

in Nederland indien deze in 2028 zullen plaatsvinden.

Amsterdam is nauw betrokken bij de uitwerking hiervan.

Page 33: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 29

De ruimtelijke ambitie moet ook leiden tot een keuze

voor de kandidaat-stad eind 2010; vanuit de gedachte

dat beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening

en infrastructuur niet in 2016, maar eigenlijk nu al

genomen moeten worden. Amsterdam is in beeld als

kandidaat-stad. De stad anticipeert hierop door in haar

Ontwerp Structuurvisie aan te geven een mogelijke

Olympische Spelen te willen en kunnen accommoderen.

De Olympische Spelen zijn daarbij geen doel op zich,

maar kunnen juist beoogde ruimtelijke ontwikkelingen

aanjagen die nodig zijn om van Amsterdam een interna-

tionaal concurrerende en duurzame metropool te maken.

De schaal en maat van de stad dwingen daarbij om na te

denken over creatieve en innovatieve oplossingen.

Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Esther Reith (020) 552 7895 [email protected]

Transformatie Amstel III

Hoe transformeer je een monofunctioneel werkgebied

naar een gemengd gebied met –op termijn - 5000

woningen? de “Visie Amstel III 2040, Urban district,

anders wonen en werken tussen ArenA en AMC” moet

die ontwikkelingsstrategie tot uitvoering brengen.

In 2008 was de toekomst voor het werkgebied Amstel

III onduidelijk en onzeker. Er was sprake van een forse

leegstand in de kantoren -30%- en veel klachten over

de openbare ruimte, het parkeren en de interne bereik-

baarheid. De planvorming is toen gestart met een serie

economisch-geografisch getinte onderzoeken die hebben

geresulteerd in de “ Visie Amstel III 2040”, waarin de

koers en ambitie voor het gebied worden gedefinieerd.

De uitkomst is heel helder: de westelijke bedrijvenstrook

blijft behouden als bedrijventerrein. Het recept is hier

optimaliseren, intensiveren en mengen met voorzieningen

voor werknemers en bedrijven.

Voor de oostelijke monofunctionele kantorenstrook is een

andere koers gekozen: mengen met wonen en voorzie-

ningen met behoud van de werkfunctie. De inzet is hier

om in de komende 30 jaar 5000 woningen te bouwen.

Het motto is ‘Urban district Amstel III, anders wonen en

werken’. Kernwoorden: mengen van wonen en werken;

casco’s; maximale flexibiliteit en veranderbaarheid; de

gebruiksvrijheid staat centraal; tijdelijkheid van gebruikers

en gebouwen als ontwikkelingsinstrument.

De Visie Amstel III wordt binnenkort als Strategiebesluit

vastgesteld waarna een Projectbesluit/Investeringsbesluit

en een bestemmingsplan zullen worden opgesteld.

ProjectmanagementBureau i.o.v. Projectbureau Zuidoostlob Willem van Leuven (020) 552 9728 [email protected]

De Concurrentie Gerichte Dialoog: gebiedsontwikke-ling op andere wijzeWat doe je als er sprake is van een opgave voor gebieds-

ontwikkeling waar wij als gemeente nu eens niet alle

ruimtelijke, financiële en juridische kaders op voorhand

kunnen aangeven. Waar wij niet aan kunnen geven welk

plan de beste oplossing biedt voor het betreffende

terrein? Dan moeten we het anders doen dan we gewend

zijn. En anders doen we het voor de Herstructurering

Food Center Amsterdam.

Om hiervoor een goed, efficiënt en haalbaar plan te

ontwikkelen is ook de kennis van de markt nodig. Dat

Page 34: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 30 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

kan op meerdere manieren, maar voor deze opgave is

gekozen om een aanbesteding te doen via de Concurre

ntie Gerichte Dialoog. Deze nieuwe aanbestedingsvorm

is bij uitstek geschikt voor complexe projecten waarbij de

optimale oplossing niet op voorhand vast ligt.

Het is een intensieve en langdurige procedure, bestaande

uit meerdere fases:

Selectiefase: selecteren op basis van ervaring en �

financiële draagkracht

Consultatiefase: marktpartijen kunnen aangeven of �

er onhaalbare eisen gesteld worden die eventueel

aangepast kunnen worden

Dialoogfase: basisplannen van de marktpartijen wor- �

den parallel aan elkaar in dialoog met de Gemeente

uitgewerkt tot niveau van definitieve inschrijving.

Cherry Picking door de Gemeente mag niet!

Gunningfase: beoordeling definitieve inschrijvingen �

op basis van gunningcriteria; de hoogst scorende

krijgt de opdracht en sluit een overeenkomst met de

Gemeente

Het interessante aan deze aanbestedingsvorm is dat

door in dialoog te treden met de marktpartijen over de

gekozen oplossing, de gemeente én de ontwikkelaar de

ruimte krijgen om het plan te optimaliseren. Daarnaast

zal het commitment van de marktpartij aan het plan groot

zijn: de Gemeente heeft het tenslotte niet opgelegd, de

markt heeft het zelf bedacht. Het vergt wel een heel

andere rol van de Gemeente, zowel van de ambtenaren

als de bestuurders. Waar normaal de gemeente leading is

en bepaald in welk jasje de ontwikkelaar moet passen, is

het in deze procedure zaak om als gemeente alleen dát

vast te leggen wat echt noodzakelijk is en daarnaast de

wensen als ambities mee te geven aan de markt. Als dat

lukt, is het een kwestie van op gepaste afstand blijven en

de kleermaker zijn werk laten doen.

Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Marlene Rienstra 06 51 54 12 98 [email protected]

Kansen voor jongeren- en

studentenhuisvesting

Om aan de grote behoefte aan studenten- en jongeren-

woningen te kunnen voldoen, zal niet alleen de toegang

tot de bestaande woningvoorraad moeten worden

verbeterd: nieuwe woningen moeten worden bijgebouwd.

Locaties daarvoor liggen niet voor het oprapen. Maar nu

door de crisis stagnatie optreedt in projecten, lijken zich

nieuwe kansen aan te dienen voor de bouw van studen-

tenwoningen.

Voor kantoorontwikkeling bestemde locaties worden

voorlopig niet bebouwd en het planaanbod met

woningbouw wordt teruggebracht tot een meer realis-

tisch programma. Dit wordt sterk ingegeven door de

teruglopende vraag naar kantoren en nieuwe (duurdere)

koopwoningen. Vanuit de optiek van studentenhuis-

vesting gaat de beweging de andere kant op: er is een

bestendige vraag en studentenhuisvesting kan projecten

op gang brengen. Studentenhuisvesting wordt in de crisis

gezien als kans “to limit the depth, to accelerate recovery

and to shoot higher”.

Page 35: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 31

In verschillende delen van de stad komen nu locaties

beschikbaar waarvan de aanvankelijke functie is komen

te vervallen. Deze zouden gebruikt kunnen worden

voor studentenhuisvesting. Het zijn soms locaties voor

permanente studentenwoningen, maar vaak gaat het

om tijdelijke locaties. De locaties van enige omvang

en/of strategisch belang waaraan gedacht wordt zijn:

teleport, Zuidas, verschillende locaties in Zuidoost en

station Lelylaan. Jongeren en studenten kunnen die

gebieden (verder) op de kaart zetten. Ze brengen leven

in de brouwerij. Ze vormen het draagvlak voor nieuwe

ontwikkelingen op het gebied van cultuur, economie en

creatieve werkgelegenheid. Zij zorgen voor dynamiek en

levendigheid.

Het is echter de vraag of deze locaties - nodig om

aan de behoefte aan studenteneenheden te kunnen

voldoen - ook daadwerkelijk benut kunnen worden voor

studentenhuisvesting. Met name corporaties dragen

zorg voor studentenhuisvesting, maar hebben als gevolg

van de kredietcrisis weinig tot geen investeringsruimte

beschikbaar voor het realiseren hiervan. Een ongecoördi-

neerde mismatch tussen aanbod van locaties en investe-

ringsmogelijkheden van de betrokken corporaties moet

worden voorkomen. Afstemming en regie is noodzakelijk.

Dit gebeurt door de programmamanager jongeren- en

studentenhuisvesting in opdracht van de woningbouwre-

gisseur.

Project Management Bureau Lous Vinken (020) 552 9894 [email protected]

Page 36: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 32 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Mobiliteit in en rond AmsterdamTrends en ontwikkelingen in Amsterdams verplaat-

singsgedrag: een blik op de toekomst vanuit historisch

perspectief.

Amsterdam ontwikkelt zich meer en meer tot kernstad

van een metropool. Deze ontwikkeling brengt met zich

mee dat Amsterdam haar centrumfunctie vergroot,

maar ook dat er meer subcentra in de regio ontstaan.

Amsterdam vormt wel het hart van de regio, maar de

ruimtelijke activiteiten zijn niet langer allemaal gericht op

Amsterdam. Deze intensivering, in combinatie met een

grotere spreiding, leidt tot meer interactie en dus ook tot

meer mobiliteit.

Amsterdam is, in haar historische kern maar ook daar-

buiten, beperkt in haar ruimte om dit groeiende verkeer

probleemloos op te vangen. Ook de netwerken rond Am-

sterdam hebben hun grenzen. Ze liggen bovendien in een

waardevol en kwetsbaar landschap. Er zal beleid nodig

zijn om de verkeersgevolgen van de verdere metropool-

vorming in goede banen te leiden. Om beleid te kunnen

maken, is kennis nodig over trends en ontwikkelingen

in de mobiliteit en de achterliggende oorzaken. Deze

kennisbehoefte werd zo’n 25 jaar geleden al onderkend.

Op dat moment begon de gemeente met het houden

van huishoudenquêtes onder Amsterdammers over hun

mobiliteitsgedrag. Dit levert sindsdien kostbare informa-

tie op over herkomst en bestemmingen, tijdstippen en

lengtes van verplaatsingen, keuzes in vervoerwijzen en

motieven om te reizen.

Al 25 jaar worden huishoudenquêtes gehouden. Dat

levert niet alleen feedback op over het gevoerde beleid,

maar vooral ook inzicht in mogelijk mobiliteitsgedrag en

beïnvloeding daarvan in de toekomst.

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Jeroen Grooten (020) 556 5204 [email protected]

Voetgangers in de StadIn de ‘Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040: Econo-

misch Sterk en Duurzaam’ legt Amsterdam de ambitie

neer om zich verder te ontwikkelen tot hoogstedelijke

kern van de Metropoolregio. Dit vraagt om meer ruim-

telijke kwaliteit in het stedelijk kerngebied en om ruimte

voor het groeiend aantal inwoners en bezoekers. De

toenemende druk op de openbare ruimte vraagt in

oudere delen van de stad - die nooit ontworpen zijn voor

de auto - om prioriteit voor de voetganger, de fietser, het

openbaar vervoer en vervoer over water.

De praktijk is echter dat bij veel herprofileringen met

name de positie van de voetganger zeker niet is verbe-

terd. Dit probleem doet zich vooral voor bij gebiedsont-

sluitingswegen (50 km/uur) met veel publiektrekkende

functies langs de straat: de drukke winkel- en/of uitgaans-

straten (de zogenaamde ‘grijze wegen’) en bij drukke

knooppunten zoals stations.

De belangrijkste oorzaak van de problemen is het tekort

aan ruimte voor de diverse ruimteclaims. Het resultaat

van een herinrichting is vaak het maximaal haalbare zon-

der echte keuzes te maken met vaak (te) weinig ruimte

voor voetgangers als gevolg. Dit door het ontbreken van

voetgangersbeleid, belangenorganisaties en/of financie-

ringsbronnen, zoals de fietser, het openbaar vervoer, de

auto en het groen deze wel hebben.

MOBILITEIT

Page 37: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 33

Het is nodig om in het ontwerpproces voortaan keuzes

te maken, waarbij de voetganger gelijkwaardig aan de an-

dere vervoerswijzen meegenomen wordt in de discussie.

De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft een microsimula-

tiemodel gericht op auto, openbaar vervoer en fietsers.

Sinds kort heeft DRO als eerste in Nederland de beschik-

king over een gedetailleerd voetgangersmodel. Hiermee

zijn complexe voetgangersstromen nauwkeurig in beeld

te brengen om zodoende ook voor voetgangers de

consequenties van ontwerpkeuzes inzichtelijk te maken.

Dienst Ruimtelijke Ordening Sjoerd Linders en Dirk-Iede Terpstra (020) 552 7743 [email protected]

Bouwlogistiek in de ArenA-poort Om de bouwactiviteiten te structureren en het gebied

optimaal onder deze bouwomstandigheden te kunnen

laten functioneren, dienen goede afspraken tussen alle

betrokken partijen zoals ontwikkelaars, gemeentelijke

diensten en bedrijven, aannemers en economisch

belanghebbenden te worden gemaakt.

De voor werkterrein en bouwwegen beschikbare ruimte

is uitermate beperkt. tevens speelt het aanbod van grote

evenementen in het gebied (ArenA 50.000 pers. Heine-

ken Music Hall 5.500 pers. Kantoren en

Economische waarde van parkerenAan de Vrije Universiteit is uitgebreid onderzoek gedaan

naar de waarde van parkeren. Een belangrijk

vraagstuk is hoeveel huishoudens bereid zijn te betalen

om het zoeken naar een parkeerplaats te

verminderen. Dit bedrag blijkt in de orde van een euro

per dag te liggen (binnen het betaald parkeren

gebied van Amsterdam). Een andere belangrijke vraag is

hoeveel huishoudens voor een

parkeervergunning willen betalen. Dit bedrag blijkt in de

orde van zeven euro per dag te liggen. Dit

bedrag is vele malen kleiner dan de bedragen die nu voor

parkeervergunningen gevraagd worden.

Een van de consequenties is dat het verstandig is om de

wachtlijsten voor parkeervergunningen af te

schaffen en een systeem in te voeren waarbij mensen

meer moet betalen voor hun

parkeervergunning.

Hoeveel zijn mensen bereid te betalen voor een parkeer-

plaats?

Vrije Universiteit Jos van Ommeren [email protected]

winkels 50.000 pers.).ten einde een zo goed mogelijke

voortgang voor de belanghebbende te garanderen is het

noodzakelijk de bouwactiviteiten, de daaraan verbonden

logistieke en kraanactiviteiten als mede opslagcapaciteit

en tijdelijke bouwonderkomens, in te plannen en te coör-

dineren. Om de bouwcoördinatie te kunnen realiseren is

een protocol opgesteld welke van toepassing zal zijn op

alle erfpachters en aannemers van de in het plangebied

gesitueerde projecten. De erfpachter en/of de aannemer

heeft voorts de plicht dit protocol op te leggen, respec-

ONTWIKKELEN EN REALISEREN

Page 38: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 34 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

tievelijk op te doen leggen aan alle, direct en indirect in

zijn opdracht werkende bedrijven.

ten einde deze bouwcoördinatie zo probleemloos

mogelijk te laten verlopen, stelt de gemeente een

bouwlogistiek coördinator aan in overleg en voor geza-

menlijk te dragen kosten met de erfpachters. Het is in het

belang van de gemeente en gezamenlijke erfpachters/

aannemers en overige betrokkenen om hun medewerking

te verlenen aan de coördinator en op juiste wijze gehoor

te geven aan de afstemming van hun planningen door de

coördinator. Een goede samenwerking is daarbij essenti-

eel. Gerefereerd wordt aan de aftrap op 14 januari 2008,

waar een ieder zijn committent heeft gegeven. Adequate

communicatie is een must! Aan de basis van de bouwco-

ordinatie dient een protocol te worden overeengekomen

met de opdrachtgevers, ontwikkelaars en/of de aan-

nemers in het gebied. Het doel van de bouwcoördinatie

is een zorgeloze voortgang van de diverse bouwprojecten

en aanleg van (ondergrondse) infrastructuur

in het plangebied.

Projectbureau Zuidoostlob Dick Honing (020) 254 2962 / 06 52 51 38 06 [email protected]

Complexe projecten en complexe contractenHet project Oostpoort (het voormalig Polderweggebied)

is een complex project met een grote dynamiek. Vroeger

stond er de Oostergasfabriek; uiteindelijk wordt het

gebied het centrum van oost Amsterdam met een winkel-

centrum van 15.000m2, 780 woningen alsmede ettelijke

maatschappelijke voorzieningen zoals stadsdeelkantoor,

muziekmakerscentrum, danshuis, brede school etc.

De voorbereiding van de planontwikkeling heeft meer

dan 20 jaar geduurd. Op dit moment zijn de maatschap-

pelijke voorzieningen klaar en wordt gestart met de

‘commerciële’ bouw parkeergarage, winkelcentrum

en woningen. Gedurende lange tijd hebben sanering,

planontwikkeling, daadwerkelijke nieuwbouw en aanleg

van openbaar gebied gelijk opgelopen.

In de workshop kijken we vooral naar de functie van de

verschillende ontwikkelings- en uitvoeringscontracten

met de commerciële (parkeergarage, winkelcentrum en

woningenetc.) ontwikkelaar Ontwikkelingscombinatie Pol-

derweggebied. Deze combinatie bestaat uit Bouwfonds/

MAB en de woningcorporaties Ymere en Stadgenoot. Zo

is voor het project in 2005 een ontwikkelovereenkomst

gesloten. Ontwikkelaar en gemeente hebben sedertdien

vele geschillen gehad over de uitleg en uitvoering van

dit contracten. In februari 2010 heeft de rechter een

uitspraak gedaan, die voor de gemeente niet gunstig is.

In de workshop komt aan de orde:

welke ervaringen kunnen we uit de rechterlijke uit- �

spraak trekken; dit gezien het feit dat het hier om een

complex project (sanering; binnenstedelijk) gaat met

een zeer lange voorbereidings- en uitvoeringstijd?

welke fasen en activiteiten zijn te onderscheiden bij �

een dergelijk project?

welke soorten overeenkomsten met ontwikkelaars zijn �

er dan (idealiter) aan de orde?

Stadsdeel Oost Eric van der Putten 06 51 91 96 54 [email protected]

Page 39: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 35

OmgevingsmanagementEen project bestaat niet alleen uit plannen, ontwerp

en techniek. Bij projecten is een omgeving, projecten

hebben raakvlakken met de omgeving en vragen om

een goede afstemming. Niet alleen de opdrachtgever

bepaald, steeds meer spelen omgevingspartijen bij het

ontwikkelen/tot stand komen van plannen een belangrijke

rol. Rekening houden met je projectomgeving is mede

bepalend voor het succes van het project. Het betrekken

van de omgeving vraagt specifieke kennis die met name

bij grotere projecten expliciet aanwezig moet zijn. Naast

managen van Geld, Organisatie, tijd, Informatie, Commu-

nicatie en Kwaliteit is managen van de omgeving noodza-

kelijk. Het is niet meer een taak die een projectmanager

of projectleider erbij doet, nee omgevingsmanagement

wordt een volledige rol en taak voor een omgevingsma-

nager

De omgevingsmanager fungeert primair als intermediair

tussen het projectbelang en omgeving en stemt af met

omgevingspartijen en omgevingsprojecten op verschil-

lende niveaus. Hij kent de omgevingspartijen en weet

hen te betrekken bij het project. De omgevingsmanager

zoekt de samenwerking, stuurt, coördineert en neemt

maatregelen die bijdragen aan de soepele voortgang

van de planvorming, ontwerp, voorbereiding, realisatie

en soms ook beheer. Vanuit de omgevingspartijen zorgt

de omgevingsmanager voor randvoorwaarden voor het

contract en de uitvoering van de werkzaamheden. Hij

bouwt voldoende flexibiliteit in om eventuele omgevings-

invloeden in te inpassen.

Zelf heb ik vanuit mijn functie als projectleider ruime

ervaring met het managen van omgevingspartijen.

Je omgeving goed en transparant meenemen in je

projectproces verhoogd onder andere de kwaliteit en

betrouwbaarheid van je planning. Geen onverwachte

uitloop van planningen omdat omgevingspartijen zich

niet kunnen vinden /terug kunnen vinden in de uitwerking

ervan. ProRail en Rijkswaterstaat schakelen bij hun project

al geruime tijd omgevingsmanagers. Zij zijn de smeerolie

die hedendaagse projecten nodig heb ben.

ProRail is bezig met het project OV SAAL, men heeft mij

voor het deel dat door Amsterdam loopt ingehuurd als

omgevingsmanager. Doordat ik de omgevingspartijen

hier ken en ook de Amsterdamse procedures ken zorg

mijn rol het project in Amsterdam te ankeren en zorgen

dat de omgeving blijft aangehaakt.

Wil je dat ook jouw project een succes wordt vergeet

dan de omgeving niet. Afhankelijk van de omvang maak

je iemand verantwoordelijk voor het managen van deze

omgeving of je stelt expliciet een omgevingsmanager aan.

Ingenieursbureau Amsterdam Leo Rusman (020) 251 1366 [email protected]

Image is everything, de Vernieuwing van de Lelylaan

Hip en trendy wonen in een luxe appartement op een

fashionable toplocatie, aan de rand van het geliefde

Amsterdam Zuid. Met deze slagzin worden de woningen

in het Andreasensemble (op het voormalige Andreas

Ziekenhuis) op de markt gezet. In werkelijkheid valt

dit gebied onder Stadsdeel Nieuw-West (voorheen

Slotervaart) en maakt het onderdeel uit van het stedelijke

vernieuwingsgebied Lelylaan. Image is everything, ook in

stedelijke ontwikkeling.

DE AMBITIEUZE STAD

Page 40: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 36 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

De opgave van de Lelylaan is vernieuwing van de

naoorlogse stedelijke omgeving en een verbinding tussen

Slotervaart en de oude 19e eeuwse stad van Oud Zuid

en Oud West. Het gebied wordt doorsneden door twee

grote barrières: A10 en de ringlijn. Vondelpark en Andrea-

sensemble liggen op vijf minuten fietsen van Station

Lelylaan. Het zijn werelden van verschil.

Na het Andreasensemble

is de Stationslocatie

het volgende vernieu-

wingsgebied dat richting

uitvoering gaat. De

stationslocatie Lelylaan

is dé aanjager voor de

sprong over de ring. De

ambitie is letterlijk torenhoog. Het project bestaat uit een

flinke opknapbeurt van het station, kleinschalige bedrijfs-

ruimte, een nieuw busstation en een groot bouwwerk met

ondergrondse parkeergarage, hoteltoren, woontoren, en

voorzieningen. LPM en Ymere zijn ontwikkelaars van dit

bouwwerk. Architect is Pi de Bruijn. Zeker in deze tijd

van crisis is het een hele opgave om de potentie van de

Stationslocatie te benadrukken, terwijl de knelpunten

voor iedereen zichtbaar zijn. Daarnaast is de Stationsloca-

tie een postzegel binnen het gehele vernieuwingsgebied

van de Lelylaan. Dit maakt de planontwikkeling kwetsbaar.

tijdens de Kennisdag zullen de plannen voor de stedelijke

vernieuwing worden toegelicht tegen de achtergrond van

het imago van het gebied. Ook wordt de zaal uitgeno-

digd om ideeën uit te wisselen over het verbinden van de

gebieden en het verbeteren van het imago.

Project Management Bureau Dries Drogendijk 06 30 94 60 22

[email protected]

Sloterplas wordt stadsplas

De bestuurders van de stadsdelen die samengaan in het

stadsdeel Nieuw West, willen, samen met de gemeente

Amsterdam en de woningcorporaties Stadgenoot en Far

West, van de Sloterplas een attractief en goed bezocht

stadspark maken. De ambitie van de bestuurders is een

levendige Sloterplas waar ruimte is voor sport, cultuur,

recreatie en stedelijke ontmoeting. De betrokken partijen

willen de plas aantrekkelijker maken met meer voorzienin-

gen en activiteiten ondertekenden een overeenkomst om

de samenwerking aan de verbetering van de Sloterplas

vast te leggen.

Sloterplas als groene hart van Nieuw-West

De Sloterplas vormt samen met het omliggende park

straks het groene hart van het nieuwe stadsdeel Nieuw-

West. Voor 200.000 Amsterdammers is dit het meest

dichtbij gelegen park. Het is dus een belangrijk recreatie-

gebied voor veel Amsterdammers. toch zijn de voorzie-

ningen en de activiteiten rond de Sloterplas nog relatief

onbekend in Amsterdam. Er zijn nieuwe voorzieningen en

activiteiten nodig die nieuwe bezoekers naar de binnen-

stedelijke plas trekken, die passen bij de karakteristieke

kwaliteiten van de Westelijke tuinsteden en tegelijkertijd

de oevers van de plas meer allure zullen geven.

Ontwikkelingen op gang brengen

De centrale stad, de stadsdelen en de ontwikkelaars

Stadgenoot en FarWest leveren ieder

een bijdrage van € 2 miljoen om de ontwikkeling op gang

te brengen met interventies die passen bij de ambities.

De ambities zijn vastgelegd in een inspiratieboekje en

moeten bewoners, potentiële ondernemers en ontwik-

kelaars uitnodigen om tot concrete plannen te komen.

Bewoners en ondernemers in de omgeving van het

Sloterpark zullen op de gebruikelijke wijze via participatie

en inspraak bij de ontwikkeling van de plannen betrokken

worden.

Page 41: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 37

Kwaliteitsimpuls

De ambities om te investeren in de Sloterplas sluiten

goed aan bij de transformatie die Nieuw West momenteel

doormaakt in het kader van de stedelijke vernieuwing.

Zowel qua bevolkingssamenstelling als woning-en

voorzieningenaanbod verandert er veel. Er wordt flink

geïnvesteerd in type woningen en functies die tot nu toe

in Nieuw-West werden gemist. En de openbare groene

ruimte wordt hierbij niet vergeten. Het park is ook toe

aan een kwaliteitsimpuls. Er is achterstallig onderhoud en

de toegangen van het park hebben onvoldoende uitstra-

ling. De eerste verbeteringen zijn al klaar of in gang gezet.

Project Management Bureau Olga van de Ven (020) 552 9793 [email protected]

Bestemming De Pijp. Van veel visies naar concrete aanpak

De Pijp wordt steeds meer onderdeel van het Amster-

damse centrumilieu (zie concept Structuurvisie Amster-

dam 2040). Dit leidt o.a. tot een intensiever gebruik van

de openbare ruimte, toenemende vraag naar economi-

sche functies, en een verhoogde druk op het woon- en

leefklimaat.

De komst van de NZ-Lijn met het metrostation De Pijp

versterkt deze ontwikkeling en maakt van De Pijp nog

meer een bestemming: niet alleen een bestemming

om te wonen, ook om te werken en te bezoeken vanuit

Zuidas, Stadshart of Metropoolregio.

De komende jaren (2011-2017) ligt er een ruimtelijke,

een sociale en een economische opgave voor stad en

stadsdeel, om de Pijp adequaat voor te bereiden op

de komst en gevolgen van de NZ-lijn en het versterkte

centrummilieu. Deze opgaven liggen in elkaars verlengde:

De komst van de NZ-Lijn en de opening van metrostation

De Pijp leidt tot een ruimtelijke, sociale en economische

opgave voor stad en stadsdeel Zuid.

Ruimtelijk is de opgave het toevoegen van extra �

kwaliteit aan het stedelijk kerngebied, o.a. door meer

ruimte te creëren voor bewoners en bezoekers (zie

concept structuurvisie 2040 Amsterdam)

Sociaal is de opgave om ondanks de centrumontwik- �

keling de woonfunctie maximaal te behouden en de

leefbaarheid te vergroten.

Economisch biedt de NZ-lijn kansen (zoals uitgewerkt �

in de Economische Visie Winkelgebied Ferdinand

Bolstraat (DRO 2010)), maar deze kansen worden

alleen gerealiseerd wanneer de toegankelijkheid en

de kwaliteit van de verblijfsgebieden wordt verbeterd.

Uitdaging van het project Bestemming De Pijp is om

bovengenoemde opgaven te verenigen tot een integraal

plan van aanpak met het financiele realisme van 2010 als

randvoorwaarde.

De nieuwe inrichtingsprincipes uit het Masterplan Noord-

Pijp hebben tot doel meer verblijfsruimte te creëren voor

ondernemers en bezoekers

Samen met stakeholders wordt een aanpak opgesteld

voor de openbare ruimte met oog voor woonleefklimaat,

economie, loopstromen, toegankelijkheid, verblijfskli-

maat en fietsparkeren. Ondanks de financiële beperkte

middelen van de aankomende jaren kan aan De Pijp

transformeren door het zetten van kleine stappen met

grote gevolgen.

Stadsdeel Zuid William Stokman (020) 252 1368 [email protected]

Page 42: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 38 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Niet zomaar aan voorbij-gaan: tegelportieken

Iedereen kent wel tegelpor-

tieken in zijn wijk of plekken

waar je regelmatig komt. Het

wordt als een vanzelfspre-

kendheid beschouwd. Niets

is minder waar, de tegel-

portieken zijn betrekkelijk

kwetsbaar. tegeltableaus

worden dikwijls verkocht, de

prijzen zijn momenteel goed.

Elke verbouwing of verhuizing

geeft kans op schade. Ook is

er sluipend verval.

De portiek is geen interieur,

maar ook geen echte bui-

tenruimte. Bij verbouwingen

waakt de welstandscommissie

over het exterieur, wijzigingen

binnenshuis zijn vaak vergun-

ningsvrij. De portiek is van

iedereen en daardoor

van niemand. Nergens is geregeld dat tegelportieken

intact blijven.

Deze betegelde portieken bevinden zich in Amsterdam

vaak in relatief sobere straten. De architectuur van de

huizen is eenvoudig, de decoratie minimaal. De portieken

maken dat er wat te beleven is in het voorbijgaan. De

tegelportieken zijn daarmee belangrijk voor het beleven

van de straat, voor de kwaliteit van de openbare ruimte.

Hoe zou je nu die tegelportieken in stand kunnen

houden? Als overheid kun je een financiële stimulans

geven bij herstel van een portiek. De geplande pot

voor gevel-uitingen (een bredere groep waaronder ook

geschilderde reclames, emaille borden, gevelstenen etc.

vallen) zou hiervoor gebruikt kunnen worden. Bij het

uitvallen van een tegel wordt er dan snel een blanco tegel

geplaatst, zodat de rest op z’n plek blijft. De overheid kan

verder praktische en financiële hulp bieden bij het laten

bijmaken van het ontbrekende dessin.

Daarnaast is echter ook monitoring nodig. In het kader

van een publicatie over tegelportieken is een inventari-

satie per stadsdeel gemaakt van alle nu nog aanwezige

portieken. Zou het helpen indien de overheid bv. jaarlijks

de portieken monitort? Heeft het zin de eigenaren en

bewoners van deze portieken er actief bij te betrekken?

Kun je deze inspanning onderbrengen in de kwaliteitsbe-

waking van de openbare ruimte?

Stadsdeel Zuid Sanne Alberts (020) 252 1673 [email protected]

Monumenten in de Amster-damse MetropoolPresentatie over een tiental spraakmakende en complexe

monumentale panden en ensembles in

Amsterdam, zoals het Foodcenter, De Hallen. Gakgebouw,

Centraal Station, projectgebied 1012,

Jerusalem en diverse musea.

Hoe verhoudt het behoud van deze monumenten zich tot

onderwerpen als ruimtelijke ontwikkeling,

duurzaamheid, hergebruik, financiën en maatschappelijk

draagvlak?

Dienst Milieu Bouwtoezicht Esther Agricola (020) 251 4914 [email protected]

ONS ERFGOED

Page 43: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 39

De Archeologische Signale-

ringskaart Amsterdam

Bestemmingsplan

Het is bij wet geregeld dat de bescherming van

archeologie via het bestemmingsplan plaats vindt. Het

bestemmingsplan regelt dat in archeologisch waardevolle

gebieden bij de aanvraag van een omgevingsvergunning

een archeologisch rapport overlegd moet worden. In

Amsterdam betekent dit dat er eerst een archeologisch

bureauonderzoek plaats moet vinden, waarin bepaald

wordt of bij (bouw)werkzaamheden archeologische

maatregelen moeten worden getroffen of dat het terrein

kan worden vrijgegeven.

Signaleringskaart

Om projecten en bouwprocessen niet te vertragen heeft

het Bureau Monumenten & Archeologie de Archeologi-

sche Signaleringskaart Amsterdam ontwikkeld. Deze kaart

geeft aan op welke plaatsen in de stad een archeologisch

bureauonderzoek nodig is. De signaleringskaart is

zorgvuldig samengesteld, met gegevens van historische

kaarten, de resultaten van eerdere bureauonderzoeken

en opgravingen en met behulp van de Cultuurhistorische

Waardenkaart van de Provincie Noord-Holland.

Handig instrument

De archeologische signaleringskaart kan in die gevallen

gebruikt worden waar archeologie (nog) niet in het

bestemmingsplan is opgenomen. Het is een instrument

om initiatiefnemers van bouwplannen en projectleiders

er op te wijzen, dat zij weliswaar vanuit het bestem-

mingsplan niet verplicht zijn archeologisch onderzoek te

laten uitvoeren, maar het wel verstandig is dit te doen.

In de praktijk blijken initiatiefnemers liever van te voren

archeologisch onderzoek te laten uitvoeren, dan tijdens

de bouw risico’s te lopen.

Bureau Monumenten & Archeologie Ivonne Lempke (020) 251 4991 [email protected]

Eigentijds bouwen in de geest van het AUPHet ACtA- en Louweshoekterrein ligt aan de Louwesweg,

ten zuiden van het Slotervaartziekenhuis. Woningbouw-

corporatie De Alliantie heeft de gebouwen gekocht en wil

er woningbouw realiseren. Het gebied ligt in de overgang

van het tuin- of groenstedelijk woongebied van het AUP

en de meer recent gerealiseerde woonwijken Nieuw

Sloten en Park Haagseweg. Momenteel werkt het gebied,

evenals het Medisch Centrum West, als een barrière

tussen deze woonwijken.

De bedoeling is om met de herinrichting van dit gebied

een betere verbinding tot stand te brengen tussen de

‘oudere’ AUP-wijken en de eengezinswijken van latere

datum. Ook is er geprobeerd om het karakter van de

westelijke tuinsteden in te brengen in deze buurt van ca.

450 woningen. Maar wel met eigentijdse middelen en

eigentijdse randvoorwaarden. Karakterbepalende ele-

menten uit het AUP die zijn meegenomen in het ontwerp

zijn o.m. de open blokverkaveling waardoor openbare en

semi-openbare ruimte in elkaar overvloeien, de ritmiek,

de weg- en straatprofielen en inrichting openbare ruimte

(bomentaal). Eigentijdse opvattingen waarmee rekening

is gehouden zijn o.m. de hogere bebouwingsdichtheid,

de relatie privé – openbaar en de parkeerbehoefte. Hier-

tussen zit een zekere spanning, bijvoorbeeld de openheid

van de binnenterreinen versus de behoefte aan privacy en

veiligheid, en dichtheid versus groen karakter.

Het plan bestaat uit zeven half-open bouwblokken,

waarvan 2x3 in een strak ritme. twee van de vier randen

OP BASIS VAN HET VERLEDEN

Page 44: Kennisdag Ruimtelijke sector

liggen aan een lange lijn met een meer stedelijk karakter

en zijn 5 tot 7 lagen hoog, de andere twee randen liggen

aan het groen en zijn lager en meer open. De binnenter-

reinen lopen visueel over in de openbare ruimte, maar

doordat deze verhoogd liggen, op een parkeerdek, wordt

het privé-karakter meer benadrukt. De bouwblokken

zijn gelijkvormig, maar binnen de bouwblokken is een

geleding van meer individuele eenheden. In de openbare

ruimte zijn de profielen asymmetrisch, zowel in de

bebouwingswand als in de inrichting.

Stadsdeel Nieuw-West Coen de Boer (020) 798 9548 [email protected]

Toekomst van de groen-structuur van ParkstadDe vier stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart,

Osdorp en Bos & Lommer hebben een onafhankelijk

onderzoek laten doen naar de ‘toekomst van de groen-

structuur van Parkstad’.

Groenstructuur

De essentie van de groenstructuur van Parkstad is de

doorkoppeling van de groene onbebouwde ruimte, vanaf

de besloten verblijfsruimtes bij de woning, naar de grote

schaal van het landschap en de stad. In het Algemeen

Uitbreidings Plan van Amsterdam (AUP, 1934) werd

de hiërarchische opbouw van woonstraat, buurtstraat,

wijkweg, stadstraat naar autoweg al vastgelegd. Dit AUP

werd wereldberoemd vanwege de manier waarop de

stedenbouwkundige structuur vorm kreeg in samenhang

met het groen. In de uitwerking van de groenstructuur is

parallel aan deze indeling, een verschillende karakteristiek

voor de groene ruimte bepaald. Het onderzoek legt de

ruimtelijke kenmerken van de doorgaande groenstructuur

van de westelijke tuinsteden bloot: van de lange groene

lijnen van park tot parkstrook, via de groene hoven tot

het groen aan de voordeur. De groenstructuur is onlos-

makelijk verbonden met de kenmerkende open bouwstijl.

Deze open bouwstijl kent bovendien een heel grote

variatie in de westelijke tuinsteden.

Hiërarchie

Op basis van de analyse werd het ruimtelijke systeem

getekend. De ‘middenschaal’ met groenstroken en

parkstroken, buurtstraten en wijkwegen (met daaraan

gekoppeld de ligging van de sportveldjes en de open-

bare gebouwen, de schoolwerktuinen) zijn echt specifiek

voor de tuinsteden.

Transformatie

De vernieuwing van Amsterdam Nieuw West is een

opgave met een belangrijke cultuurhistorische dimensie.

Door de verdichtingsopgave komt het groen in de

verdrukking. Door goed naar het ruimtelijke systeem te

kijken kan de kenmerkende structuur ook met minder

(openbaar) groen behouden blijven respectievelijk

hersteld worden. Een andere tendens in Amsterdam is

om binnen de verkeerssystemen minder onderscheid te

maken: het moet eenvormiger worden. Als deze visie ook

binnen de tuinsteden zou worden toegepast, wordt een

wezenlijk onderdeel uit de structuur gesneden.

Fesdes/Olthof landschapsarchitecten Angela Hinz (020) 245 6123 [email protected]

Cultuurhistorie in de weste-

lijke haven van Amsterdam

In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden

om het projectgebied Haven Stad vanaf 2030 tot woon-

werkgebied te ontwikkelen, heeft Bureau Monumenten &

Archeologie de cultuurhistorische waarden op hoofdlijnen

in kaart gebracht. De havens zijn een onmisbaar deel van

de Amsterdamse economische en stedebouwkundige

ontwikkelingsgeschiedenis. Een bijzonder kenmerk van

Amsterdam is dat de verschillende uitbreidingsfases

afzonderlijk herkenbaar zijn, ook in de industrie- en

havengebieden.

Het huidige havengebied van Amsterdam werd tot in de

19e eeuw grotendeels gevormd door het IJ. De bescher-

ming hiertegen werd gevormd door de Noorder en Zui-

der IJ- en Zeedijken met enkele nederzettingen en verder

overwegend agrarisch land. Dichtbij het centrum van Am-

sterdam was sprake van enkele havengebonden functies

gericht op scheepsbouw, houtopslag en de overslag van

goederen. traditioneel waren de havenfuncties gevestigd

aan de oostkant van de stad gezien de verbindingsroutes

via de Zuiderzee en de Amstel. Houtopslag was aan de

westzijde. De aanleg van het Noordzeekanaal (1865-1876)

betekende een korte route aan de westzijde van de stad

Page 45: Kennisdag Ruimtelijke sector

Ken

nisd

ag r

uim

telij

ke s

ecto

r

Page 46: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 42 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

die bovendien geheel getijdevrij was. Niettemin zijn de

daaropvolgende havenuitbreidingen nog overwegend in

oost en wordt pas in de loop van de 20ste eeuw het Wes-

telijk Havengebied ontwikkeld. tegelijk nam de schaal van

de zeeschepen steeds verder toe. Een en ander laat zich

nog grotendeels aflezen aan de kleinschalige havens en

werven in het centrum, houthavens als ruime bekkens aan

de westzijde, de langgerekte dokeilanden in het Oostelijk

Havengebied, industriegebieden in Noord met lange en

smalle insteekkanalen en grootschalige scheepswerven

met droogdokken en schuin op het IJ georiënteerde

hellingbanen. Het Westelijk Havengebied – de meest

recente schakel in deze morfologische en typologische

ontwikkelingsgeschiedenis- toont van oost naar west

steeds grootschaliger op- en overslaghavens met

bijbehorende insteekhavens en vertakkingen.

Deze cultuurhistorische identiteitsdragers zijn van

betekenis voor Amsterdam en kunnen als inspirerend

uitgangspunt gelden bij de transformatie van Haven Stad.

Daarbij gaat het om de structuren en ensembles als de

dijklinten, de prestedelijke ontginningen met kleinscha-

lige bebouwing, de waterwegen en de ontwikkeling van

steeds grootschaliger industrie en havenbekkens met

‘kernlocaties’ als de Volewijck, de Spaarndammerdijk, de

Noorder IJ-plas, het Houtveem, Shell, Cargill, de Hem-

wegcentrale, de Petroleumhaven, de NDSM-werf en het

IJ/ Noordzeekanaal met het kenmerkende havensilhouet

van haar oevers.

Bureau Monumenten & Archeologie Hester Aardse (020) 251 4952 [email protected]

(Mogelijke) blindgangers in je projectgebied, en dan?

Gedurende WOII zijn vele vliegtuigbommen boven

Nederland en ook Amsterdam afgeworpen. Daarbij wordt

ervan uit gegaan dat gemiddeld 10 tot 15 procent niet

tot ontploffing is gekomen en als niet ontploft explosief

(blindganger) in de ondergrond verdwenen is. Hiervan

is in de afgelopen decennia slechts een klein gedeelte

geruimd.

De problematiek van vervuiling met niet geëxplodeerde

explosieven (NGE’s) is onderbelicht bij ruimtelijke ontwik-

kelingsprojecten. Het gevolg is dat de aanwezigheid

van explosieven meestal pas in een laat stadium wordt

geconstateerd. Of dat men tijdens bouwwerkzaamheden

onverwacht en onvoorbereid op een explosief ‘stoot’,

met alle risico’s en mogelijke gevolgen van dien.

Bij het transformatieproject Buiksloterham is besloten in

het kader van het nieuwe bestemmingsplan onderzoek uit

te laten voeren naar mogelijke aanwezigheid van niet ge-

explodeerde vliegtuigbommen. Het was namelijk bekend

dat de voormalige Fokkerfabriek in Buiksloterham tijdens

de WOII gebombardeerd was. Ook voor de rest van

Amsterdam wordt gewerkt aan een nieuwe bommenkaart

om de ‘risicogebieden’ in beeld te brengen.

Als die bommenkaart er eenmaal is, is dit informatie waar

je als project rekening mee moet houden en waar je ook

iets mee moet.

Maar waar loop je als project vervolgens tegenaan als je

weet dat er mogelijke blindgangers in je projectgebied

liggen? Waar moet je allemaal rekening mee houden?

Wat zeggen de wet en regels hier wel of juist niet over?

Hoe kan je als gemeente invulling geven aan je verplich-

ting in het kader van openbare orde en veiligheid?

In deze workshop neemt het projectteam Buiksloterham u

mee in de wereld van de blindgangers. Zij vertellen u over

de opgedane kennis en ervaring bij het project Buiksloter-

ham. De workshop is tegelijkertijd zeker ook bedoeld om

ervaringen en vragen over dit onderwerp met elkaar uit

te wisselen.

Projectbureau Noordwaarts

Joreen Röben / Nienke Baars (020) 630 6322 [email protected]

Page 47: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 43

De ondergrond: ‘the final frontier’ voor ontwerpers Met één voet op en één voet onder de grond

Waarom moet een ontwerper rekening houden met de

ondergrond? Hoe zorgt hij ervoor dat de ondergrond

aansluit bij zijn bovengrondse ontwerp? Welke kansen

biedt de ondergrond? Wat is mogelijk en wat is niet

mogelijk?

De ondergrond is geen onbeschreven blad, integendeel

zelfs. Het is een gebied vol voorzieningen en vele kabels

en leidingen die in stilte de stad voorzien van nuttige

zaken. Er ligt veel meer dan we ons beseffen. In sommige

straten ligt niet eens meer zand. Het wegdek wordt

ondersteund door buizen. Voor bovengrondse projecten

zit de ondergrond vol verrassingen. De breedte van een

straat blijkt niet bepaald te worden door de hoeveelheid

verkeer, maar door het aantal kabels en leidingen die er

onder komen te liggen. Bij een volledig plat maaiveld

wordt opeens de aanleg van een gebouw geweigerd

omdat er sprake zou zijn van een ‘verholen waterkering’.

Een straat lijkt ruim genoeg om er bomen te planten.

Bovengronds geen probleem, maar ondergronds helaas

wel… Maar de ondergrond biedt ook kansen. Bij een

volle binnenstad als Amsterdam, kan het onderbrengen

van bepaalde functies op de ‘-1 etage’ een uitkomst zijn.

Daarnaast is de ondergrond geschikt voor duurzame

energie-opwekking en -opslag.

Een ontwerper moet dus integraal kijken. Naar het

hele plaatje. Het maaiveld is slechts een dun lijntje dat

boven en ondergrond scheidt. Bij het ontwerp van de

bovengrond moet je eigenschappen van de ondergrond

meenemen. Hoeveel kabels en leidingen liggen er? Hoe

hoog staat het grondwater? Welke mogelijkheden biedt

de ondergrond? Hoe zorg je dat je dit tijdig weet? En

waar kan je terecht? Wil je hier meer over weten? Kom

dan naar Final frontier voor ontwerpers: De ondergrond.

Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer Rachel Tienkamp-Beishuizen (020) 556 5605 [email protected]

Risicobeheersing: aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen

Bij het begrip Risicobeheersing bij ruimtelijke plannen

wordt veelal gedacht aan de beheersing van de financiële

risico’s. De brandweer denkt echter aan hele andere

risico’s, namelijk de risico’s op rampen, crises, calamitei-

ten, ongevallen en incidenten.

De beschikbare ruimte in Amsterdam wordt steeds

intensiever gebruikt. Dit schept uiteraard vele kansen,

maar de grote dichtheid van activiteiten brengt ook

risico’s met zich mee. Risico’s zijn nooit helemaal uit te

sluiten, maar vaak is het wel mogelijk om maatregelen te

nemen om de risico’s en de effecten van een incident te

beperken. Het is van belang dat het bestuur zich bewust

is van de risico’s die een plan met zich mee brengt, zodat

het veiligheidsbelang kan worden afgewogen tegen de

overige belangen. Daarnaast is het van belang dat het

veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en instel-

lingen wordt vergroot, zeker in gebieden waar sprake is

van een verhoogd risico op specifieke incidenten (bijvoor-

beeld langs transportassen waarover gevaarlijke stoffen

worden vervoerd).

FYSIEKE VEILIGHEID

Page 48: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 44 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Brandweer Amsterdam-Amstelland streeft naar structure-

le aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen,

bij voorkeur door het opnemen van een veiligheidspara-

graaf in de toelichting bij bestemmingsplannen. In een

dergelijke paragraaf kan worden toegelicht op welke

wijze in het plan rekening is gehouden met veiligheidsas-

pecten, zoals de in (de omgeving van) het plan aanwezige

risicobronnen en kwetsbare bestemmingen, vluchtwegen,

de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten

en de bluswatervoorziening. De adviseurs van de Sector

Expertise & Regie van Brandweer Amsterdam-Amstelland

adviseren over de risico’s, de mogelijke beheersmaat-

regelen en de veiligheidsvoorzieningen bij ruimtelijke

ontwikkelingen. Zij worden graag vroegtijdig bij een plan

betrokken, zodat eventuele beheersmaatregelen nog

kunnen worden ingepast.

Brandweer Amsterdam-Amstelland, Sector Expertise & Regie Peter Bals / Iris Manders (020) 555 6915 / (020) 555 6942 [email protected]

Vervoer gevaarlijke stoffen

door Amsterdam Alles over de stand van zaken, risico’s, regelgeving en de

praktijk

In Amsterdam worden dagelijks aanzienlijke hoeveelhe-

den gevaarlijke stoffen vervoerd over weg, water, spoor

en via ondergrondse buisleidingen. De regelgeving voor

externe veiligheidsrisico’s van vervoer van gevaarlijke

stoffen verandert. Wat betekent dit voor uw ruimtelijke

plannen?

Er komt een basisnet voor transport van gevaarlijke

stoffen over weg, water en spoor. In dit basisnet wordt

gezocht naar een balans tussen (toekomstige) ruimtelijke

ontwikkelingen en de verwachte groei van transport.

Ruimtelijke plannen moeten rekening houden met

nieuwe veiligheidsafstanden en een verantwoording voor

het groepsrisico. Daarnaast verandert de regelgeving

voor buisleidingen. Er komen risico afstanden die voor

ruimtelijke plannen gaan gelden en ook hier wordt een

verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico

ingevoerd.

tevens gaat voor alle ruimtelijke plannen de plicht gelden

om advies aan de brandweer te vragen indien risico’s

van transport van gevaarlijke stoffen relevant zijn voor

het plangebied. In de nieuwe regelgeving is ruimte

voor beleidsvrijheid. Hoe nu deze vrijheid in te vullen bij

ruimtelijke ontwikkelingen? Wat zijn de gevolgen van

deze veranderingen voor ruimtelijke plannen in nabijheid

van de transportassen?

Dienst Milieu en Bouwtoezicht Stefan Musch (020) 520 6334 [email protected]

Amsterdam vernieuwt het

bouwtoezicht bij grote in-

frastructurele projecten

De bouw van de Noord/Zuidlijn (NZL) is een uitzonderlijke

opgave voor de stad, ook waar het gaat om de vervulling

van de rol van het ‘Bevoegd gezag’. Die rol wordt in Am-

sterdam voor de grootstedelijke projecten vervuld door

de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB). Het betreft

vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ingrijpen

van het bevoegd gezag kan leiden tot grote meerkosten

en vertragingen in de bouw. Door op een andere manier

het toezicht te organiseren, kan voorkomen worden dat

de toezichthouder een hindermacht wordt, terwijl het niet

minder effectief is. Voor het toezicht op de bouw van de

NZL is binnen DMB een aparte projectorganisatie opge-

richt onder leiding van een onafhankelijk hoofdinspecteur

die rechtstreeks verantwoording aflegt aan de wethouder.

traditioneel gezien is het bouwtoezicht vrij passief en re-

pressief. Bouwplaatsen worden regelmatig bezocht, voor

de stort van beton wordt de wapening gecontroleerd,

etc. Bij elke nieuwe fase van een groot bouwwerk worden

een paar weken van tevoren constructieve tekeningen

ingediend ter goedkeuring. Door op deze wijze toezicht

te houden, wordt het bevoegd gezag al snel een hinder-

macht.

Het toezicht kan veel effectiever als er eerder in het

proces wordt meegekeken met de bouwer, liefst al in de

Page 49: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 45

ontwerpfase. Dan valt er nog goed te corrigeren zonder

dat dit vertragingen of kosten tot gevolg heeft. Daarvoor

is dan wel vereist dat de bouwer de toezichthouder

eerder in het proces betrekt. Met de Dienst Noord/

Zuidlijn zijn goede afspraken gemaakt waardoor DMB nu

veel minder in de bouwput hoeft te staan en veel meer

in de voorbereidingen meekijkt met de opdrachtgever.

Daarnaast wordt er veel meer gelet op de kwaliteit van

het toezicht dat de bouwer zelf organiseert om zich ervan

te verzekeren dat hij waar krijgt voor zijn geld. Daarmee

houdt DMB nu vooral toezicht op de toezichthouders.

Dienst Milieu en Bouwtoezicht Otto Stapel (020) 551 3481 [email protected]

Metropolitaan LandschapWat is de betekenis van het Metropolitaan landschap,

het landschap in en om de Metropoolregio Amsterdam?

Welke autonome ontwikkelingen ondervindt dit land-

schap en welke ruimtelijke opgaven staat het te wachten?

Hoe moet het landschap opnieuw worden gepositioneerd

ten opzichte van de stad?

De Dienst Ruimtelijke Ordening is bezig te onderzoeken

hoe het landschap van de grote regio van Amsterdam

zal veranderen en welke keuzes hierbij komen kijken.

Autonome ontwikkelingen hierbij zijn bijvoorbeeld de re-

creatieve druk op het landschap, de schaalverbreding en

schaalvergroting van de boerenbedrijven in het landschap

om de stad. Welke ruimtelijke ontwerpopgaven kunnen

gezien deze autonome ontwikkelingen voor

het landschap worden opgesteld en wat zijn hiervan de

consequenties?

Eén van de onderwerpen in het onderzoek is de stads-

rand van Amsterdam. Hoe moeten we met de randen

van de stad omgaan als er tegelijkertijd enorme druk is

op de ruimte in de stad? Moeten we deze randen dan

volbouwen of niet? En tot hoever? En met wat? Sommige

stadsranden van Amsterdam zijn heel scherp, zoals de

stadsrand Noord. De keuze kan zijn om dit zo te houden

of om te zorgen voor een overgangszone. Welke functies

passen er dan in zo’n overgangszone? Welke functies zijn

gewenst en welke niet?

Dienst Ruimtelijk Ordening Femke Haccou (020) 552 5851 [email protected]

Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een duurzaam voedsel-systeem?De manier waarop wij in onze voedselbehoeften voorzien

stuit op grenzen. Er ontstaan tekorten aan water, de

grond wordt uitgeput, het milieu verpest en grondstoffen

AGRARISCH AMSTERDAM

Page 50: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 46 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

raken op. Het systeem produceert honger en overvloed

tegelijk. Een miljard mensen is ondervoed, evenveel

mensen lijden aan ernstige zwaarlijvigheid. We moeten

naar een nieuwe manier van eten die gezond is, het

klimaat ontziet, de biodiversiteit behoudt en wat er is

eerlijk verdeelt. (tim Lang, 2009)

Amsterdam heeft in 2004 als eerste Nederlandse

gemeente een voedselstrategie opgesteld: de Proeftuin

Amsterdam. Hoe kunnen we als gemeente zorgen voor

een duurzaam voedselsysteem in de metropoolregio

Amsterdam? Dat blijkt niet eenvoudig. Een duurzaam

voedselsysteem (van grond tot mond) vraagt om integra-

tie van verschillende beleidsterreinen; landbouw, trans-

port en infrastructuur, volkshuisvesting, natuur, milieu,

cultuur en gezondheid.

Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een

duurzaam voedselsysteem? Het is tegenwoordig mak-

kelijker om een doosje druiven uit Chili te vinden op de

markt, dan appels uit de buurt. Dat is niet logisch en niet

duurzaam. terwijl het anders kán!

Hoe creëren we een metro-politaan voedselproductie-park?Rond 2020 wordt de Gaasperdammerweg (A9) overkapt.

Op het ‘dak’ van deze overkapping, komt een gebied

van 90 hectare vrij te liggen. Dit ‘wegdekdak’ kunnen we

inrichten met stadslandbouw (groente en fruitteelt binnen

de stad) in de vorm van een ‘metropolitaan’ stadspark.

Door de verkeersstructuur zo in te bedden in het stedelijk

weefsel kan de weg bijdragen aan voedselduurzaamheid,

wonen, milieu, werkgelegenheid, recreatie en natuur.

Bestaande groene scheggen (Amstelscheg en Diemer-

scheg) worden verbonden en bovendien wordt voorzien

in de vraag naar recreatief groen en open ruimte.

Voedsel creëert op deze manier op synergie tussen stad

en landelijke gebied en draagt bij aan een transitie naar

een duurzaam voedselsysteem. Hoe kunnen we dit op

korte termijn realiseren?

Dienst Ruimtelijke Ordening Eva Lems (020) 552 5863 [email protected]

Innovatieprogramma stads-landbouw Tuinen van West

tuinen van West omvat 4 polders aan de westkant van

Amsterdam. Het gebied wordt ontwikkeld tot nieuw

groen recreatiegebied, waarbij behoud van natuur en

landschap een belangrijke rol spelen. Een deel van het

gebied blijft landbouwgebied. “Koeien in de wei” horen

bij het polderlandschap. Maar de omstandigheden voor

boeren en tuinders zijn moeilijk. Bovendien ligt het ge-

bied pal tegen de Westelijke tuinsteden aan, waar forse

vernieuwingen plaatsvinden. Hoe kunnen de tuinen van

West meer bijdragen aan Amsterdam en de regio dan al-

leen door aanleg van recreatievoorzieningen. En hoe kun-

nen we zorgen voor rendabele bedrijven? Het antwoord

moet komen uit het Innovatieprogramma Stadslandbouw,

dat de projectorganisatie tuinen van West samen met

het InnovatieNetwerk, uitvoert. Stadslandbouw omvat

vormen van verbrede landbouw, die zich richten op de

stadse vraag. Dit in tegenstelling tot gangbare landbouw

die vaak aanbodgericht is.

Najaar 2009 is fase 1 uitgevoerd. Nu zijn we bezig met

fase 2, die voor de zomer van 2010 wordt afgerond.

De innovatieopgaven die nu uitgewerkt worden zijn:

tuinen van West als banenmotor voor West �

tuinen van West als gezondheidscentrum voor �

ouderen

tuinen van West voeden de Buiken van West �

tuinen van West als openbare lagere school. �

De eerste gedachte die veelal opkomt bij stadslandbouw,

is die van een zorgboerderij. Maar er is zoveel meer mo-

gelijk. Bij het uitwerken van deze innovatieopgaven gaat

het echter niet alleen om vernieuwende functiecombina-

ties. Het gaat vooral ook om nieuwe financieringsvormen

Page 51: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 47

en organisatievormen. De bedrijven moeten rendabel

zijn om hun voortbestaan te garanderen, maar er zijn

activiteiten die meer en die minder geld opbrengen. Hoe

kunnen opbrengsten uitgewisseld worden? Zijn er nieuwe

partijen/organisaties die willen meebetalen aan deze

producten?

Stadsdeel Nieuw West Arja Nobel 06 25 08 120 57 [email protected]

Lichtvisie openbare ruimte

In de openbare ruimte komen (bijna) talloze toepassingen

van kunstverlichting voor. Daarnaast zijn er vele vormen

van verlichting in de omliggende bebouwing (van kanto-

ren, winkels en woningen) die ook effect hebben richting

de openbare ruimte. Wie ’s avonds en ’s nachts door de

stad loopt of rijdt, ervaart vele en zeer uiteenlopende

vormen van verlichting.

Met het gebruik van licht moet zorgvuldig worden

omgegaan. Soms is er sprake van

‘overbodige verlichting’: verlichting die geen doel dient

(en toch brandt); die onnodig veel energie verbruikt; die

hinderlijk is voor mens, dier en leefmilieu. Dit vraagt om

een kritische analyse van hetgeen aan uiteenlopende

verlichtingstoepassingen in de stad aanwezig is en om

maatregelen om overbodige verlichting tegen te gaan of

terug te dringen.

Het is van belang om ook het totale effect van de diverse

lichttoepassingen in de openbare ruimte kritisch te bekij-

ken. Het volledige lichtbeeld in de openbare ruimte is in

de praktijk meestal niet meer dan de optelsom van allerlei

vormen van verlichting. Elke verantwoordelijke voor een

verlichtingsvorm plaatst deze louter vanuit het specifieke

doel ervan; niet vanuit een beeld welk effect deze heeft

voor het geheel van de openbare ruimte. Onderlinge

afstemming van verlichtingsvormen is er dus meestal

niet. Soms is zelfs sprake van ‘concurrentie’ en is hierdoor

mogelijk sprake van overbodige verlichting. Dit alles komt

de esthetische kwaliteit van de verlichting in de openbare

ruimte niet ten goede. De Gemeenteraad heeft in 2008

ingestemd met het ontwikkelen van een visie op

de gewenste kwaliteit van de verlichting in de openbare

ruimte. DIVV doet verslag van de stand van zaken.

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Hans Akkerman (020) 556 5361 [email protected]

DE VERLICHTE STAD

Page 52: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 48 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Stand van zaken LED-ver-lichtingVerlichting in de openbare ruimte is er in Amsterdam in

overvloed. Een stedelijk gebied brengt met zich mee dat

er weinig locaties zijn waar het onnodig is om die te ver-

lichten. De mens wil zich nu eenmaal in het donker met

een veilig gevoel over straat bewegen. Goede openbare

verlichting is daarbij onmisbaar. Openbare verlichting

verbruikt echter energie en juist hierop is een serieuze

besparing te realiseren. Het besparen van energie is

echter binnen de openbare verlichting niet nieuw.

Denk eens aan de energiezuinige SOX lampen, het

oranje licht dat we al decennia lang op uitvalswegen en

industrieterreinen tegenkomen. Maar ook de zuinige

fluorescentielampen in combinatie met Elektronische

voorschakelapparatuur die zijn intrede al ruim 10 jaar

geleden heeft gedaan. Omdat openbare verlichting een

technische levensduur heeft van 20 jaar wordt nog jaar-

lijks een fors deel van de openbare verlichting vervangen

door energiezuinige verlichting. Jaarlijks gaat

dus het energieverbruik van het bestaande arsenaal

omlaag

Anno 2010 is LED (Light Emitting Diode) het toverwoord

voor energiezuinige verlichting. Het lijkt alsof

LED’s al volledig zijn uitontwikkeld en dat het Dé

Lichtbron is. Op dit moment worden LED’s al veelvuldig

toegepast voor signalering en voor illuminatie van

accenten van gebouwen en andere objecten. In de

openbare verlichting worden andere eisen gesteld aan de

verlichting. Het gewenste lichtniveau en lichtverdeling is

daarbij een belangrijk onderdeel. Maar ondanks dat LED’s

een enorme ontwikkeling meemaakt, bieden LED’s nu

nog geen serieuze oplossing in de openbare verlichting.

Natuurlijk hebben LED’s binnen de gemeente Amsterdam

maar ook landelijk de volle aandacht en wordt er op

grote schaal ervaring opgedaan door middel van pilot-

projecten. Het ziet er naar uit dat het juiste instapmoment

voor de overstap naar LED nadert. Voor enkele toepas-

singen in de openbare verlichting zouden LED’s nu al een

prima oplossing kunnen bieden

Ingenieursbureau Amsterdam Jos Hoebe (020) 2511 1427 [email protected]

Aanpak onnodige verlich-tingDe beleving van de openbare ruimte ‘s avonds en ‘s

nachts is een optelsom van allerlei verlichtingstoepas-

singen van en richting die openbare ruimte. Naast de

openbare verlichting kunnen we dan denken aan de

aanlichting van gebouwen (stadsilluminatie), kantoor- of

andere binnenverlichting, terreinverlichting, etalagever-

lichting, reclameverlichting, feestverlichting, sierverlich-

ting (bijv. spots die bomen verlichten), kunsttoepassingen

maar ook verlichting van tram- en bushaltes, allerlei

soorten bewegwijzering en niet te vergeten Mupi’s en

billboards.

Elke verantwoordelijke voor een verlichtingsvorm plaatst

deze alleen vanuit het specifieke doel ervan; niet vanuit

een gedachte welk effect deze heeft voor het geheel

van de openbare ruimte. Onderlinge afstemming van

verlichtingsvormen is er dus meestal niet. Soms is zelfs

sprake van ‘concurrentie’. De geschetste situatie heeft tot

gevolg dat er vaak sprake is van overbodige verlichting.

Het tegengaan van deze verspilling past binnen het

streven van de gemeente, zoals verwoord in het

Milieubeleidsplan 2007-2010, dat de CO2-emissie van

Amsterdam in 2025 met 40% zal moeten zijn afgenomen

(ten opzichte van 1990). Daarbij heeft de gemeente

zichzelf een voortrekkersrol toebedeeld door te stellen

dat de gemeentelijke organisatie (stadsdelen, diensten en

gemeentebedrijven) in 2015 CO2-neutraal zal zijn.

Overbodige verlichting is hinderlijk voor mens, dier en

leefmilieu. Er is steeds vaker sprake van lichthinder en

steeds meer behoefte aan donker. Het niet afstem-

men van de diverse verlichtingsvormen op elkaar leidt

bovendien tot een matige esthetische kwaliteit van de

verlichting in de openbare ruimte. Dat komt de beleving

ervan niet ten goede terwijl een hoogwaardig,

licht/avond/nachtbeeld voor Amsterdam juist van

(economisch) belang is.

Amsterdam werkt aan een visie waarin wordt beschreven

de gewenste kwaliteit van de verlichting van de openbare

ruimte en de rol die de verschillende, bestaande verlich-

tingstoepassingen hierin kunnen spelen.

Dienst Milieu en Bouwtoezicht Patrick Teunissen (020) 551 3948 [email protected]

Page 53: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 49

Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk

Een groot aantal welvaartsziekten wordt in verband

gebracht met te weinig beweging. Veel mensen denken

dat de meeste van deze welvaartsziekten onvermijdelijk

zijn. Maar dat minder eten en meer bewegen positieve

effecten op de gezondheid van mensen heeft, daarover

bestaat consensus in de academische gezondheidswereld.

Bovendien kun je nog steeds meer dan de helft van de

ziektelast voorkomen door het veranderen van omge-

vingsfactoren.

Hebben ruimtelijke omgevingsfactoren invloed op ge-

zondheid? Zeker! In het recent in Amsterdam uitgevoerde

Grote Groenonderzoek wordt een significant verband

geconstateerd tussen obesitas en monofunctionele stads-

delen in de hoofdstad. En volgens een onderzoek naar

de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke

activiteit is het goed voorstelbaar dat de inrichting van de

buurt hierbij een belangrijke rol speelt.

Het project Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk

gaat preciezer in op de ruimtelijke condities die uitlokken

tot bewegen. Bovendien is hiervoor de veel snellere

methode van het schouwen gekozen. Door dit project

is duidelijk geworden dat enerzijds bewegen beloond

moet worden (variatie in winkelaanbod, gevelversierin-

gen, kunst in de openbare ruime, galeries, interessante

etalages, markten, stads- en vergezichten, architectuur,

stedenbouw, reliëf); en dat anderzijds gemotoriseerd ver-

keer ontmoedigd moet worden (verhogen parkeerdruk,

obstakels in straten, vergroten nabijheid voorzieningen).

Ruimtelijk beleid is in dit verband het instrument bij uit-

stek (structuurvisie, bestemmingsplannen, inrichtingseisen,

verkeersplannen, parkeerbeleid, commissie winkelplan-

ning, groenbeleid, openbare ruimtebeleid en dergelijke).

De ruimtelijke kansen en interventies zijn blijkens het

onderzoek legio, maar vormen geen blauwdruk. Sommige

zijn geschikt voor ook andere wijken in de stad, andere

weer niet.

De essentie van het onderzoek is dat locatiespecifieke

interventies het resultaat zijn van schouwen (visit by ex-

perts) op basis van negen ruimtelijke condities. Dit zorgt

verder voor zich onderscheidende plekken in de stad en

verhinderen ruimtelijke sjablonen of stempelstedenbouw.

Dat doorbreekt monotonie, en stimuleert bewegen.

Dienst Ruimtelijke Ordening Jos Gadet (020) 552 7861 [email protected]

Richtlijn gevoelige bestem-mingen luchtkwaliteit Amsterdam

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat lang-

durige blootstelling aan luchtverontreiniging van verkeer

nabij drukke wegen nadelig is voor de gezondheid, vooral

voor de zogenaamde kwetsbare groepen: kinderen,

ouderen en mensen met al bestaande luchtwegklachten

en hart- en vaataandoeningen. Gezondheidseffecten die

kunnen optreden zijn: levensduurverkorting, longfunctie-

daling en verergering en vaker voorkomen van hart- en

vaatziekten en luchtwegaandoeningen.

De invloed van een snelweg op luchtkwaliteit en ge-

zondheid is tot op een afstand van minimaal 300 meter

merkbaar. Ook langs binnenstedelijke wegen treden

gezondheidseffecten op. Deze effecten treden ook

op locaties waar aan de wettelijke grenswaarden voor

luchtkwaliteit wordt voldaan.

RUIMTE VOOR GEZONDHEID

Page 54: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 50 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

B&W hebben op 5 januari 2010 de “Richtlijn gevoelige

bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam” vastgesteld.

De bestaande landelijke regelgeving heeft betrekking op

rijkswegen en provinciale wegen. Aanvullend hierop biedt

de Amsterdamse richtlijn gevoelige groepen ook langs

drukke binnenstedelijke wegen (meer dan 10.000 mo-

torvoertuigbewegingen per etmaal) extra bescherming

tegen de schadelijke effecten van luchtverontreiniging:

nieuwe voorzieningen voor ouderen, kinderen of mensen

met een kwetsbare gezondheid worden in Amsterdam

voortaan niet meer langs drukke wegen gerealiseerd.

Vooralsnog geldt de Amsterdamse richtlijn alleen voor

ruimtelijke projecten die vallen onder de bevoegdheid

van de centrale stad. Omdat het wenselijk is dat de

centrale stad en de stadsdelen zoveel mogelijk vanuit

hetzelfde beleidskader en dezelfde uitgangspunten

handelen, wordt bekeken of de werking van de richtlijn

kan worden uitgebreid naar projecten die vallen onder de

bevoegdheid van de stadsdelen.

Dienst Milieu en Bouwtoezicht Harry van Bergen (020) 551 3836 [email protected]

Kansen voor bomenHoe krijgen bestaande en nieuwe bomen de kans om oud

te worden?

Bomen gedijen het beste als ze “lekker in hun vel” zitten.

Voor veel bomen in het openbaar groen is dit helaas niet

het geval. Sortimentskeuze, bodemgesteldheid en bewor-

telbare ruimte bepalen het “welzijn” van onze bomen.

In de praktijk wordt aandacht besteed aan het ontwerp

van wijken en stadsvernieuwingsprojecten en de hierin

aan te planten bomen. Er is oog voor de kwaliteit van

deze nieuwe bomen en voor monumentale bomen.

Helaas wordt er hierbij vaak niet gezorgd voor voldoende

bewortelbare ruimte.

Voor de gezondheid van bomen zijn Voldoende bewor-

telbare ruimte en de bescherming van deze wortelzone

cruciaal.

BOMEN EN BUITEN-RUIMTE

Page 55: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 51

De buitenruimte wordt steeds “drukker” door meer en

zwaarder verkeer. Bomen krijgen het moeilijker en de

conditie wordt hierdoor gemiddeld genomen minder.

Eén van de grootste aanslagen is de verdichting van de

bewortelbare ruimte. Wortels moeten ook ademen en in

een verdichte bodem lukt dit niet, de wortels die hier al

groeien sterven af.

Hoe nu de bomen zo te beschermen dat ze wel oud wor-

den en vitaal blijven? wat doen we en wat doen we vooral

niet. Het grootste wapen in de strijd tegen verloedering

van ons bomenbestand is om de bomen inclusief de

wortels met rust laten.

De vraag is hoe met bovenstaande rekening te houden

bij zowel nieuwe projecten als bij onderhoudsplannen.

Wie bewaakt de bomen? En zijn deze mensen getraind

de problemen te herkennen? En wie mag vervolgens

ingrijpen?

Stadsdeel Nieuw-West Maarten van Atten (020) 518 0714 [email protected]

Spelregels Bomentaal

De Bomentaal van Slotervaart is het resultaat van een

door Frank de Josselin de Jong geleid onderzoek naar de

plaatsing van bomen in de Westelijke tuinsteden in het

algemeen en Slotervaart in het bijzonder. De Bomentaal

bestaat uit een verzameling begrippen en spelregels die

aangeeft hoe en welke bomen geplaatst kunnen wor-

den, ten opzichte van infrastructuur, bebouwing of ten

opzichte van elkaar. Met De Bomentaal van Slotervaart

in de hand, is de bomentaal voor Stadsdeel Geuzenveld-

Slotermeer eveneens in kaart gebracht.

Omdat de stedelijke vernieuwing in Slotermeer nog moet

beginnen, kan de bomentaal integraal meegenomen

worden in het proces van vernieuwing. Om die reden

is de relatie tussen stedenbouw en bomentaal verder

uitgediept. De essenties van de spelregels zijn in samen-

werking met Frank de Josselin de Jong ontwikkeld en na

diens plotselinge overlijden in januari 2010 door Stads-

deel Geuzenveld-Slotermeer verder uitgewerkt. Resultaat

is een uitbreiding en precisering van de spelregels die zijn

opgenomen in De Bomentaal van Slotervaart. Door deze

eenvoudig te hanteren spelregels toe te passen bij het

opstellen van stedenbouwkundige plannen ontstaat een

optimale context voor de toepassing van de bomentaal.

Belangrijke aanvulling ten opzichte van De Bomentaal van

Slotervaart is het expliciete onderscheid dat is gemaakt

tussen Raamwerk-, Woonveld- en Bouwblokniveau. Per

niveau is uiteengezet welke plaatsingsprincipes van

toepassing zijn en hoe de relatie met de stedenbouw in

elkaar zit. Hierbij valt op dat naarmate het schaalniveau

lager wordt, er sprake is van een toenemende vervlech-

ting tussen bomentaal en stedenbouw. Omdat stedelijke

vernieuwingsingrepen bovenal op bouwblokniveau

plaatsvinden, leveren de spelregels een belangrijke bij-

drage aan goede inpassing van de bomentaal, waarmee

de bomentaal als identiteitsbepalend kenmerk van de

Westelijke tuinsteden op een effectieve manier in nieuwe

stedenbouwkundige situaties wederom kan worden

toegepast.

Stadsdeel Nieuw-West

Jan Spaans

020 8898462

[email protected]

Stadsdeel Nieuw-West Jan Spaans (020) 889 8462 [email protected]

Create your own paradise

Ik pleit voor meer en mooiere pareltjes in de openbare

ruimte. Mooie duurzaam vormgegeven plekken in de

stad waar het goed toeven is. Passend in de gedachte

van de postzegelparken maar dan met een ruimere

scoop. De normale straten moeten uiteraard functioneel

en eenduidig worden ingericht (Handboek openbare

ruimte en Puccini-methode). Het gaat mij vooral om de

overige plekken: de parels in de stad. Geen richtlijnen

en voorgeschreven regels voor dit soort plekken maar

een juiste attitude van lef, creativiteit en deskundigheid

in combinatie met een fijn ontwikkelde antenne voor

maatschappelijk draagvlak.

“Create your own paradise” waar je ook bent en wat je

ook doet. Privé en in je werk. Een ontwerp moet functi-

oneel zijn, maar mag het ook een onsje meer zijn?..., iets

extra’s waarmee het zich onderscheidt van het alledaagse,

wat tot de verbeelding spreekt, of zomaar iets verras-

sends. Een kleine oase van palmbomen midden in de stad,

waarom niet ? Gefladder en gezoem van vlinders en bijen,

heerlijk. Geborrel en gespetter van water in de zomer,

genieten! Elke plek is uniek en onderscheidt zich daarmee

van de rest. De ligging, het gebruik, de behoefte van

de gebruikers en omwonenden of reeds aanwezige

elementen kunnen voldoende aanknopingspunten bieden

Page 56: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 52 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

om met een goed ontwerp te komen waarmee een sterke

identiteit kan worden verkregen. toon lef, en inspireer!

Mijn ervaring is ondertussen dat een dergelijke houding

tot mooie dingen kan leiden zoals bijvoorbeeld net dat

beetje extra sponsoring uit de particuliere sector.

Is er een mooie parel tot stand gekomen dan wil je dat

natuurlijk ook zo houden. Het gebeurt nog al eens dat

de afdeling beheer niet de financiële middelen heeft om

de gewenste kwaliteit te handhaven. In het voormalige

stadsdeel Westerpark werd om die reden geen enkel her-

inrichtingsplan meer vastgesteld zonder een beheerplan,

waarmee structureel geld werd vrijgemaakt voor beheer.

…Want genieten wil je morgen ook !

Stadsdeel West Peter Ulle (020) 253 0114 [email protected]

Page 57: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 53

POMPEN OF VER-ZUIPENAmsterdam Rainproof 2015Klimaatverandering betekent in Amsterdam onder andere

dat we zwaardere regenbuien en langere periodes van

droogte krijgen. Regenwater hebben we nodig maar

hevige regenbuien kunnen in korte tijd zeer veel overlast

en schade veroorzaken.

Stadsdelen, Waternet, DIVV en DRO werken samen aan

de vraag hoe we nu en in de nabije toekomst droge

voeten kunnen behouden in de stad. De kwetsbaarheid

van de stad is te hoog, om problemen te voorkomen is

actie noodzakelijk. Gezamenlijke aandacht voor water

in plannen, projecten en beheer voorkomt overlast en

schade en leidt tot kostenbesparingen.

De gezamenlijke partijen hebben een nieuwe standaard

straatkolk ontwikkeld, welke beter inpasbaar is in de

straat en beter schoon te houden is door de beheerder.

Ook hebben zij de wildgroei aan toegepaste materialen

in Amsterdam een halt toegeroepen. In Amsterdam

willen we voortaan met vijf standaard kolken werken, wat

resulteert in een beter straatbeeld, betere beheerbaar-

heid, kostenreductie en bovenal meer zekerheid van

regenwaterafvoer.

Bij een hevige bui kan water tijdelijk op straat blijven

staan, een gegeven waar we rekening mee moeten

houden. De inrichting van de openbare ruimte bepaalt

of het water een veilige plek heeft of tot schade leidt.

In de openbare ruimte ligt dus een wateropgave. In het

kader van de Puccinimethode heeft DRO een standaard

straatprofiel ontwikkeld dat meer water kan opvangen.

Door de vormgeving van de parkeervakken is de straat

daarnaast beter te beheren.

Maar ook op particulier terrein ligt een wateropgave. De

eigenaar is verantwoordelijk voor het hemelwater van

zijn terrein. De mogelijkheden van particulieren om bij

te dragen aan een veilig en gezond watersysteem zullen

verder uitgewerkt, gecommuniceerd en gestimuleerd

worden. De gemeente Amsterdam heeft daarom al een

subsidieregeling voor groene daken.

De genoemde ontwikkelingen passen in de opgave

om Amsterdam klimaatsbestendig te maken. Waternet

is aanjager om Amsterdam verder te helpen naar een

hemelwaterbestendige stad. Gezamenlijk wordt een

programma opgesteld om ons streefbeeld te kunnen

realiseren: Amsterdam Rainproof 2015.

Waternet Wiebe Bakker (020) 608 2323 [email protected]

WATERgraafsmeer, de

kunst van het polderenEen innovatieve aanpak zonder doorbraak!?

Het programma Leefbare toekomstbestendige WA-

TERgraafsmeer wil slimme ideeën en innovaties voor

duurzaam water in de praktijk toepassen, in de bestaande

stad: integraal werken op een slimme, interactieve en

innovatieve manier, op zowel proces als inhoud. Goede

oplossingen staan centraal, niet de verdeling van verant-

woordelijkheden of bevoegdheden.

In de polder WAtERgraafsmeer is een aantal lastige

wateropgaven op te lossen. Deze gaan over het samen-

spel van grondwater, polderriolering, overstromingsrisico

Page 58: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 54 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

vanwege lage maaiveldligging, de riolering en het

watersysteem. tegelijkertijd kent het gebied vele stede-

lijke opgaven: herstructurering en verdichting van diverse

wijken en aanpassingen aan infrastructuur.

Gezamenlijk werkt dit programma aan een actief netwerk

van publiek én private partijen. Samen gebruiken we

water als hefboom in de totale opgaven in het gebied:

leefbaarheid, verdichting en klimaatverandering. Betrok-

ken bewoners, beheerders, ondernemers, beleidsmakers,

bestuurders en wetenschappers spelen hierin een cruciale

rol. Nieuwe vormen van communicatie en participatie zijn

de kern om te komen tot een geslaagde transitie van de

bestaande stad. WAtERgraafsmeer wil het inspirerende

voorbeeld geven hoe dit kan! Niet in de eerste plaats met

plannen maar met een open en praktische houding.

Innovatieve, (klimaat)robuuste oplossingen die flexibel

zijn naar de lange termijn, ter verbetering van de kwaliteit

van de leefomgeving voor bewoners, bedrijven en natuur.

Er worden geen dikke rapporten geschreven maar direct

ingesprongen op lopende projecten. Impulsen zijn zowel

procesmatig als concreet in de praktijk: bijvoorbeeld een

watercafé met bewoners, een ondernemerswatertafel,

toepassen van doorlatende verharding en water en

energie oplossingen.

De kunst van het polderen: vragen, kansen en valkuilen

en hoe hierin tot doorbraken te komen.

Stadsdeel Oost Jasper Boesveldt (020) 253 5315 [email protected]

Water: de drijvende kracht voor gebiedsontwikkeling

Door water bij gebiedsontwikkeling in een vroeg stadium

mee te nemen in de plannen, kan een duurzaam, robuust,

ruimtelijk goed ingepast en kosteneffectief watersysteem

bereikt worden. Zowel het zichtbare als het onzichtbare,

ondergrondse water spelen daarbij een rol. Aan de hand

van enkele voorbeelden komen voordelen als ruimtewinst

en woonkwaliteit naar voren.

Door dit proces vroeg op te starten, kunnen vragen

beantwoord worden zoals “is dit gebied geschikt om

water in de bodem te infiltreren?” of “wat zijn de

mogelijkheden hier kelders te bouwen?”. Een integrale

blik loont: soms kan de wateropgave van een project ver-

derop in dezelfde polder gerealiseerd worden, of valt het

plan binnen een integraal Natstructuurplan (voorbeeld

Buikslotermeerpolder). Het watertoetsproces levert soms

een gezonde spanning op tussen ontwikkelingswensen en

eisen aan het watersysteem.

Bij het (her)inrichten van een gebied bepaalt de water-

structuur sterk hoe de wijk eruit komt te zien en de woon-

kwaliteit. Zo kan men kiezen voor bijvoorbeeld wonen aan

het water of drijvend wonen. Hier ontmoeten steden-

bouwkundigen en hydrologen elkaar. De afstand tussen

de watergangen bepaalt echter ook de grondwaterstand.

Om voldoende ontwatering te krijgen, moet het maaiveld

hoog genoeg worden aangelegd. Door te spelen met de

opzet van het watersysteem kan geoptimaliseerd worden.

Voorbeelden zijn IJburg of Centrum Amsterdam Noord.

In een groot project kan men honderdduizenden kuub

ophoogzand besparen.

Het is goed om hemelwater zo lang mogelijk op de

kavels waar het valt vast te houden. Vervolgens kan het

vertraagd worden afgevoerd, zodat de watergangen

ontlast worden. Er zijn allerlei mogelijkheden dit te doen:

groene daken, wadi’s, infiltratiebermen, waterpleinen,

halfverhardingen, waterdoorlatende wegfunderingen

enzovoort. Voorbeeld hierbij is Zuidas. Deze alternatieve

waterberging kunnen worden aangelegd in plaats van

oppervlaktewater. Veel alternatieve waterbergingen

gebruiken de ruimte dubbel: in een wadi kan tevens een

speelvoorziening komen.

Waternet de Jong (020) .... [email protected]

Page 59: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 55

Stedelijke vernieuwing in de Staalmanpleinbuurt

Het zijn de grote projecten die in de media de aandacht

krijgen. Een communicatiemachine ondersteunt de

grootstedelijke projecten. Ontwikkelingen buiten het

centrum/ buiten de ring zijn onbekender. Dat is jammer

want er zijn ook daar mooie voorbeelden. Een daarvan

is de vernieuwing van de Staalmanpleinbuurt, gelegen

tussen de ringlijn en Medisch centrum Slotervaart.

Deze buurt vernieuwt. Langs de spoordijk is de Haust

koekjesfabriek gesloopt. Van een 100% sociale huur

woonmilieu gaat de ontwikkeling naar een sociaal eco-

nomisch gemengder woon/werkmilieu. Dat lijkt te lukken.

De gerealiseerde ingrediënten zijn: een brede school, een

zorggebouw, bedrijfsruimten, een moskee, een park en

een grotere variatie aan woningtypen.

De aanpak is divers: er is een mix van behoud, renovatie

en sloop/nieuwbouw. Naast het behoud van gebouwen

sluit het gebied mooi aan op de groenstructuur van west.

In de Staalmanpleinbuurt zelf worden veel bomen en

groene binnenterreinen behouden. De brede stoepen

blijven voor de deur speelruimte bieden. Parkeren is

inpandig of op eigen terrein. De vernieuwing maakt

gebruik van de stadsverwarming.

De corporatie De Alliantie doet er alles aan om de

vernieuwing te laten slagen en laat op overtuigende wijze

zien dat men de stedelijke vernieuwing serieus aanpakt.

Daarbij hebben de huidige bewoners veel invloed gehad

op de veranderingen en plannen. Een hoog percentage

stemde in met de vernieuwingen.

De sociale en economische peilers worden eveneens

door alle partijen ondersteund, maar bevinden zich veelal

in een startfase. De brede school heeft daarbij een rol

en het park is de nieuwe plek voor ontmoetingen. De

broedplaats (OH3=Ottho Heldringstraat nr 3) wil ook

bijdragen aan de lokale activiteiten.

Stadsdeel Nieuw-West Frans Dubbeldam (020) 253 7840 [email protected]

Stimuleren van wijkecono-mie in de Van der Pekbuurt

Het hoofddoel van de Kansenzone in de Van der Pek-

buurt is het stimuleren van ondernemerschap en daarmee

van de sociaaleconomische structuur en lokale economie

in dit gebied. Ondernemers kunnen gebruik maken van

een subsidieregeling. Bij de verbouwing van hun pand

krijgen zij maximaal 50% subsidie, tot een maximum van

€ 40.000,-. Op 2 maart 2009 is de eerste kansenzone

subsidie in Amsterdam Noord uitgereikt aan de eigenaar

van Kapshop Rob op het Meidoornplein. Inmiddels slaat

de regeling ook volop aan in de Van der Pekstraat.

De Van der Pekstraat is op termijn de verbindingsstraat

tussen de nieuwbouwwijk Overhoeks en het nieuwe Wijk-

winkelcentrum Oud Noord. De uitdaging in deze straat is

om oude en nieuwe ontwikkelingen aan elkaar te kop-

pelen. Het zou mooi zijn als de mensen die op Overhoeks

wonen niet de pont pakken rechtsaf, maar linksaf gaan en

Oud Noord in lopen. Voor hun dagelijkse boodschappen

en voor bijzondere aankopen. Bij het winkeltje op num-

mer 36 kunnen deze mensen bijvoorbeeld een prachtige

houten tafel laten maken voor hun nieuwe, vast nog lege,

woning.

De ontwikkeling van de van der Pekbuurt in Oud Noord is

een voorbeeld van een wijk waar de eerste resultaten van

deze aanpak zichtbaar worden. In nauwe samenwerking

wordt de beste ondernemer op de juiste plek gezocht.

In de Van der Pekbuurt maken Ymere en ondernemers

afspraken over gezamenlijke investeringen in de panden.

Ymere pakt het blok aan door het totaalaanzicht van de

panden te verbeteren

en daardoor de straat

meer uitstraling te ge-

ven. De ondernemers

pakken –met behulp

van de subsidie- hun

bedrijf in dat blok

aan. Ymere draagt bij

aan het succes van

een aantal starters

door hen het eerste jaar ook huurgewenning te geven.

En juist als de nieuwe ontwikkelingen door de econo-

mische crisis langer op zich laten wachten dan gehoopt,

gaan we door met deze succesvolle aanpak.

Stadsdeel Amsterdam-Noord en Ymere Suzanne Roos (020) 634 9949 / 06 22 07 60 35 [email protected]

Page 60: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 56 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Buitenveldert in Balans

Buitenveldert bestaat ruim 50 jaar. Door onder andere de

komst van de Zuidas zal er in de toekomst veel verande-

ren. De vraag is: hoe komen al deze ontwikkelingen in

balans en welke kwaliteiten zijn doorslaggevend. Stads-

deel Zuideramstel heeft in 2009 een interactief proces

opgezet waarin bewoners en instellingen zijn gevraagd

mee te denken over de toekomst van hun wijk.

Informatie en Inventarisatie

Op verschillende manieren is mensen gevraagd hun

mening te geven. Er is een tentoonstelling gemaakt met

de huidige ontwikkelingen en 4 mogelijke toekomstbeel-

den. Via een enquête zowel op de website als op papier

hebben mensen vragen beantwoord over wat men nu

belangrijk vindt en wat voor soort wijk Buitenveldert in

de toekomst moet worden. Hieraan hebben ruim 200

mensen deelgenomen. Op diverse plekken in de wijk kon

men een videoboodschap inspreken. Dit leverde ruim 100

bruikbare reacties op van zowel jong als oud. In bijeen-

komsten met bedrijven en instellingen werd gereageerd

op elkaars ideeën. Tijdens een bewonersbijeenkomst zijn

de resultaten uit de eerdere inventarisaties gepresenteerd

en de uitgangspunten voor verdere ontwikkeling van de

wijk aangescherpt. Dit traject heeft geleid tot een aantal

uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de wijk.

Uitgangspunten voor de toekomst van Buitenveldert

Verbinden met de stad �

Verbeteren van het openbaar vervoer in combinatie met

verdichting langs de OV-lijnen en het winkelcentrum, toe-

voegen van culturele en maatschappelijke voorzieningen

en een diversere bevolking zijn de belangrijkste thema’s.

De gewaardeerde rustige woonbuurten in stand houden.

Versterk het groen �

De ligging tussen de scheggen en het vele groen in de

wijk zijn de sterke troeven van Buitenveldert. Het recrea-

tieve gebruik en de kwaliteit kunnen verbeterd worden.

Versterk de dynamiek �

Bewoners en instellingen vragen om meer levendigheid

en culturele voorzieningen. Zo kan de VU-campus meer

bij de wijk betrokken worden en kunnen meer evenemen-

ten worden gehouden.

Stadsdeel Zuid Netty Verwaal (020) 252 4645 [email protected]

Ruimte voor wonenGeschikte woningen voor ouderen in het duurdere

segment

Ouderen en mensen met een beperking zullen in de

toekomst veel langer zelfstandig willen (en moeten?)

wonen. Het blijkt dat één op de drie 65+ ers die niet

passend woont en zijn woning ook niet kan aanpassen,

een bovenmodaal inkomen heeft en dus niet terecht kan

in een corporatiewoning. Door Europees ingrijpen moet

vanaf september 2010 90% van de corporatiewoningen

onder de liberalisatiegrens (€ 648) verhuurd worden aan

mensen met een bruto-inkomen van maximaal € 33.000

(in plaats van de huidige ruim € 36.000). Mensen met

verhuisplannen en een bovenmodaal inkomen kunnen

dus niet langer terecht in corporatiewoningen.

De particuliere markt voor wonen met zorg staat nog

in de kinderschoenen. Er zijn levensloopbestendige

woningen beschikbaar, maar het inschakelen van zorg en/

of diensten is lang niet altijd mogelijk. Met een huurprijs

van meer dan € 1000 per maand is een fors deel van dit

segment tevens te duur voor mensen met een ‘tot-twee-

keer-modaal’-inkomen.

De conclusies uit de quick scan ‘Zorgwoningen in het

duurdere segment’ zijn dat:

er weinig ontwikkelingen op stapel staan; �

er voor luxueuze, kleinschalige verpleeghuizen �

helemaal geen plannen bestaan.

De belangrijkste belemmeringen zijn:

het tekort aan geschikte en betaalbare locaties; �

het onderwerp staat te weinig op het netvlies van �

regievoerders/planeigenaren;

de vigerende financiële regels voor zorgaanbieders; �

Page 61: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 57

voor de doelgroep staat het woonaspect los van �

eventuele zorg en diensten, met name ook bij de

marketing van een project;

de taal en werkwijze van ontwikkelaars en zorgaanbie- �

ders verschillen sterk.

De markt wil graag dat de gemeente in dit segment een

pro-actieve rol speelt. Die rol neemt de gemeente op dit

moment niet. Wel verbindt de dienst Wonen, Zorg en

Samenleven partijen met elkaar, als het gaat om woon-

servicewijken en stedelijke vernieuwing. Daarnaast wijst

de dienst andere partijen op interessante werkwijzen van

particuliere ontwikkelaars.

Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Karen den Hertog (020) 552 7241 [email protected]

Vraag en aanbod middensegmentwoningenDe “Amsterdamse mix” gaat uit van 30 procent sociale

woningen, 40 procent middensegment koop en 30

procent dure koop. Het middensegment is onderverdeeld

in goedkoop (maximaal € 157.200) en middelduur

(maximaal € 270.800). Deze indeling is gebaseerd op de

leencapaciteit van huishoudens met een lager of hoger

middeninkomen.

Het merendeel van de huizenkopers kan extra middelen

inzetten. Dat kan om flinke bedragen gaan, vooral bij

mensen boven de 45 jaar. Ook sluiten veel mensen een

hypotheek af van meer dan 4,5 maal hun bruto-inkomen.

Figuur 1: Maximaal bereikbare oppervlakte per nieuw-

bouwwoning voor middeninkomens per (oud) stadsdeel

Stadsdeel prijs m² Maximaal bereikbaar aantal m² gbo*

*Exclusief extra eigen middelen of een riskante financie-

ring.

Middeninkomen-huishoudens met behoefte aan veel

ruimte kunnen in grote delen van de stad geen ge-

schikte koopwoningen kopen. Gezinnen zijn in dergelijke

gebieden aangewezen op de sociale sector. Middeninko-

menhuishoudens die met weinig oppervlakte genoegen

nemen, kunnen wel een kleine woning kopen. In centrale

gebieden, centrum of de Zuidas, is er vraag naar kleine

koopwoningen in het middensegment.

En er zijn gebieden, bijvoorbeeld IJburg 2e fase, waar

het moeilijk is om aanbod te creëren voor huishoudens

met een middeninkomen. te ver van het centrum voor de

doelgroep van kleine woningen, te duur voor de doel-

groep van grote woningen.

Markthuur is geen oplossing voor bovenstaande mis-

match. Sterker nog, het is op populaire plekken onmoge-

lijk markthuurwoningen in het middensegment te bouwen.

Door de hoge marktprijs zijn betaalbare huurwoningen

klein en dan vallen ze door het Woningwaarderingsstelsel

in de sociale sector.

Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam Peter Kroon (020) 552 5628 [email protected]

Het Woningmarktteam: juist nu!Het is crisis op de Amsterdamse woningmarkt: er worden

weinig huizen verkocht en veel woningbouwprojecten

liggen stil. Het Woningmarktteam van de gemeente

Amsterdam helpt bij het maken van keuzes over de te

bouwen woningen, zodat vraag en aanbod beter op

elkaar aansluiten.

Wat is er aan de hand? Hypotheekverstrekkers zijn stren-

ger geworden en consumenten zijn afwachtend en onze-

ker over het kopen van een woning. Hierdoor worden de

voorverkooppercentages van 70% niet gehaald waardoor

bouwprojecten stil komen te liggen. Er worden hierdoor

ook minder sociale huurwoningen en maatschappelijke

voorzieningen gebouwd, met als gevolg dat de stedelijke

vernieuwing in gevaar komt.

Wat kunnen we als gemeente doen? In de eerste plaats

is het belangrijk dat er woningen worden gebouwd waar

vraag naar is. Dat betekent woningen met een goede

verhouding tussen prijs, kwaliteit en locatie. Dat lijkt

een open deur, maar er worden nog steeds woningen

gebouwd die te weinig aan de eisen van consumenten

voldoen. We zien bijvoorbeeld veel grootschalige ap-

partementencomplexen terwijl veel mensen juist behoefte

Stadsdeel prijs m2 maximaal bereikbaar aantal m2 gbo*

goedkope koop middeldure koop

Centrum € 4.560 34,5 59,4

Oud-West € 4.203 37,4 64,4

Oost-Watergraafsmeer € 3.613 43,5 75,0

IJburg € 3.194 49,2 84,8

Bos en Lommer € 3.134 50,2 86,4

Noord € 2.524 62,3 107,3

Osdorp € 2.505 62,7 108,1

Geuzenveld € 2.390 65,8 113,3

Zuidoost € 2.090 75,2 129,6

Page 62: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 58 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

hebben aan kleinere bouwblokken met een eigen sfeer

en identiteit.

Het Woningmarktteam (W-team) bestaat uit woning-

marktdeskundigen van het Ontwikkelingsbedrijf, de

dienst Ruimtelijke Ordening en de Dienst Wonen Zorg

en Samenleven. Het W-team geeft op verzoek afzetad-

vies aan projectbureaus en stadsdelen voor specifieke

woningbouwlocaties. Dus: wat moet je bouwen voor

welke prijs en voor welke doelgroepen om te zorgen dat

de woningen straks daadwerkelijk verkocht worden? Het

W-team kijkt daarbij naar verkoopcijfers, overige woning

bouwplannen, woonwensen van bewoners en (demogra-

fische) ontwikkelingen. Een advies van het W-team kan in

verschillende fasen van het bouwproces van pas komen:

van strategiefase tot programma en ontwerp. Belangrijk

is dat bij woningbouwprojecten goed wordt nagedacht

over wat consumenten willen. Het W-team kan daarbij

helpen: juist nu!

Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam Laura Uittenbogaard (020) 552 6067 [email protected]

Grondwater en houten funderingenAmsterdam gaat steeds meer ondergronds. Ondergrond-

se ruimtelijke ontwikkelingen hebben vaak grote invloed

op de grondwaterstand, wat weer invloed kan hebben

op de houten funderingen. Hoe klein het plan ook is, de

effecten voor de omgeving kunnen groot zijn.

Hydrologie

Een deel van het regenwater valt op straat en wordt on-

der meer via straatkolken afgevoerd. Een ander deel van

de regen infiltreert in de onverharde bodem en stroomt

als grondwater langzaam af naar het oppervlakte water.

Als er echter een parkeerkelder gebouwd is kan het

grondwater niet meer vrij afstromen. Er ontstaat opstu-

wing van het grondwater aan de ene zijde van de kelder

en aan andere zijde ontstaan juist lagere grondwater-

standen (zie figuur 1). Het kan hierdoor voorkomen dat

houten funderingen droog komen te staan en langzaam

maar zeker wegrotten (zie figuur 3).

Figuur 1. Effecten

van ondergrondse

bariere op grond-

waterstand

Een algemeen verschijnsel in Amsterdam is dat de tuinen

in de loop van de jaren zetten en inklinken waardoor het

maaiveld daalt. De grondwaterstand daalt niet mee. Het

grondwater komt relatief hoog t.o.v. het maaiveld in de

tuin te staan. Hierdoor kunnen boomwortels gaan rotten,

met gevaar van omvallende bomen (zie figuur 2).

Figuur 2. Hoge

grondwaterstanden in

binnentuinen

Verantwoordelijkheden

De Gemeente heeft de zorgplicht voor het grondwater

gedelegeerd aan Waternet. De zorgplicht betekent: het

in de openbare ruimte, structurele grondwaterproblemen

zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Waternet is niet

verplicht om een goede grondwaterstand te realiseren,

maar heeft wel de plicht om te onderzoeken of doelma-

tige maatregelen mogelijk zijn. Deze maatregelen hoeven

alleen in openbaar gebied te worden genomen, dus nooit

op particulier terrein.

Waternet is niet de verantwoordelijkheid voor de grond-

waterstand. De eigenaar is zelf verantwoordelijk voor de

grondwaterstand op zijn/haar eigen perceel.

Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van een par-

keerkelder, heeft de initiatiefnemer de plicht om nadelige

effecten op de grondwaterstand te voorkomen. Dit geldt

zowel voor grondwaterstanden binnen als buiten het

plangebied. De maatregelen moeten ook duurzaam zijn.

(Drainage is niet duurzaam!)

Figuur 3. Schim-

melaantasting van

funderingspaal

Adviseur grondwater Waternet Jeroen Ph. Ponten (020) 608 3636 [email protected]

Page 63: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 59

BewonersparticipatieHet doel van de Amsterdamse wijkaanpak is om vieren-

twintig aangewezen buurten te verbeteren.

Buurtgericht en vraaggericht werken zijn dé kenmerken

van de Amsterdamse aanpak. Extra inspanningen moeten

voor verbetering zorgen op de volgende terreinen:

krachtige mensen (leren en opgroeien, integratie en �

participatie)

krachtige buurten (werken en economie, wonen en �

leven, veiligheid)

krachtige uitvoering �

Bewoners doen mee in de Amsterdamse wijkaanpak, dat

is de rode draad van het programma en wordt breed

gedragen door vele bestuurders en professionals van

stadsdelen, corporaties en organisaties. Bewonerspar-

ticipatie staat hoog op de agenda in het gezamenlijk

programma van de wijkaanpak. In 2010 ligt het accent

op samenwerken. Samen werken aan partnerschappen

tussen bewoners, gemeente, corporaties en bewonerson-

dersteuners op de verschillende lagen van de piramide.

Zodat met recht gezegd kan worden: bewoners zijn

partner in de wijkaanpak.

Participatie piramide

De participatiepiramide toont verschillende manieren

waarop bewoners invulling kunnen geven aan

hun betrokkenheid. Ze kunnen informatie tot zich nemen

over de wijkaanpak in hun buurt. In interactie en dialoog

kunnen zij meepraten met professionals over de thema´s

of over concrete

inspanningen die hen raken. Bewoners kunnen actief

deelnemen aan concrete projecten waarbij zij

een coproductie aangaan met een organisatie, corporatie,

school of stadsdeel. En tot slot kunnen

bewoners zelf het initiatief nemen en daarmee bouwen

aan een sterke civil society.

In de Amsterdamse wijkaanpak vormt deze participatiepi-

ramide het handvat om per buurt aan een

participatieagenda te werken. Met elkaar stellen stads-

deel, corporaties, bewoners en andere partners

per buurt het Buurt Uitvoeringsprogramma vast. Bewo-

nersparticipatie is daarin een onderdeel

en wordt in steeds meer buurten uitgewerkt in een

participatieagenda.

Stedelijk kader

Het stedelijk kader voor bewonersinitiatieven bevat de

uitgangspunten voor de manier waarop we in Amsterdam

het budget voor bewonersinitiatieven besteden. Dit kader

biedt ruimte voor een eigen invulling per buurt.

Dienst Wonen Zorg Samenleven Karin Daman (020) 552 7432 k.dam [email protected] / www.wijkaanpakamsterdam.nl

Rembrandtpark Stadsdeel West wil in het noordelijk deel van het

Rembrandtpark een ‘Community Playground’. Een

groene beschermde speelplek waar kinderen uit o.a. een

achterstandswijk kunnen spelen. Het idee is geboren

in het kader van de prachtwijken van Minister Vogelaar.

In 2008 is een breed participatietraject gestart waarbij

vooral bewoners van Overtoomse Veld worden betrokken.

Projectvorming

Na het toekennen van subsidie door het Ministerie in

2008, is een projectorganisatie ingericht. Naast stadsdeel

West zit hierin ook de centrale stad (herontwikkeling Jan

Evertsenstraat, herprofilering Amsterdamse parken) en de

ontwikkelaar van het in het park gelegen Getronicscom-

plex. Ontwerpbureau Carve (het spelende kind) onder-

steunt de projectgroep in zowel het planvormings- als het

participatieproces.

Planvorming

1. De ruimtelijke planvorming

In 2009 hebben meer dan 250 buurtbewoners en

belanghebbenden input gegeven. Via enquêtes, inter-

BEWONERS MAKEN DE STAD

Informeren: bewoner als consument

Interactie en dialoog: Bewoner als deskundige en mede-eigenaar wijkaanpak / wijkactieplan

Partnerships: bewoner als actieve partner in concrete projecten

Sterke

civil society

Sterke

civil society

Page 64: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 60 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

views, groepsgesprekken

en netwerkbijeenkomsten

komen vijf thema’s duidelijk

naar voren: ruimtelijk, spelen,

voorzieningen, gebruik,

snelle verbeterpunten.

Een stedenbouwkundig

bureau en een landschapsarchitect maken een ruimtelijke

analyse en een wensenkaart. De resultaten vanuit o.a.

bewonersparticipatie vormen input voor de planvorming.

Op basis van de analyses, de participatieresultaten en

de uitkomsten van het overleg met de belanghebbende

partijen is een programma van eisen gemaakt.

2. Technische analyse en verbeteringen

Er wordt een beheerplan opgesteld voor het Rem-

brandtpark. De analyse van het groenbestand, de

waterhuishouding, de bestaande infrastructuur en de

beheerorganisatie leidt tot aanbevelingen gericht op een

fysieke verbetering van het park.

3. Directe maatregelen en activiteiten

Bewoners stellen het zeer op prijs om mee te kunnen

denken over het park en om hun ervaringen in te kunnen

brengen. De periode tussen planvorming en uitvoering

zal ongeveer twee tot vijf jaar duren. Om bewoners

enthousiast en betrokken te houden worden er concrete

activiteiten georganiseerd. Bijvoorbeeld kinderfestivals,

opknapbeurt van een bestaande speelplaats en plannen

om schoolwerktuinen uit te breiden. Kortom, het onder

de aandacht brengen van het Rembrandtpark en de

gebruiksmogelijkheden.

Stadsdeel West Lizette Ploeg (020) 798 9248 [email protected]

Bewonersparticipatie Tuge-lawegblokken en omgeving

De tugelawegblokken zijn vijf verouderde woonblokken

in de transvaalbuurt. Samen met bewoners zijn plannen

gemaakt voor vernieuwing van de 450 woningen tussen

de Retiefstraat en de tugelaweg en de omliggende open-

bare ruimte. Er is besluitvorming op hoofdlijnen en de

eerste bewoners hebben inmiddels al een andere woning

gevonden. Groot was de deelname van bewoners aan de

planvorming, ook van bewoners uit moeilijk bereikbare

groepen.

Het project is een gezamenlijk project van Ymere en het

stadsdeel, waarbij Ymere trekker is van het proces. Bewo-

nersparticipatie speelt een sleutelrol in de vormgeving en

het succes van het project.

Eerdere renovatie in de jaren ‘70 en ‘80 had de proble-

men met gehorigheid en gebrekkige isolatie niet echt

opgelost. Nieuwe plannen kwamen echter niet verder

dan de tekentafel. Pas nadat de wijk werd aangewezen

als Vogelaarwijk ontstond een gevoel van urgentie: het is

nu of nooit.

Het project is nog lang niet halverwege, maar de geko-

zen werkwijze pakt tot nu toe goed uit. Binnen vooraf

opgestelde randvoorwaarden was en is veel ruimte voor

bewoners om zelf mee te tekenen aan de contouren van

de plannen voor de woningen en de woonomgeving.

Het plan op hoofdlijnen kan steunen op een groot draag-

vlak onder bewoners en mede

daarom ook bij de politiek. Bijna

90% van de bewoners is bereid

om een keer te verhuizen om

een ingrijpende aanpak mogelijk

te maken. De slechtste wonin-

gen worden gesloopt; voor de

mooiste woningen wordt een

renovatieplan gemaakt. Het

stadsdeel en Ymere zijn verder bereid gezamenlijk te

investeren in de vernieuwing van de openbare ruimte.

Stadsdeel Amsterdam Oost Ron Steur (020) 253 5337 [email protected]

Sociaal Ruimtelijke Ambitie

Een sociaal duurzaam Amsterdam 2040 is Amsterdam

op z’n best: een gevarieerde, tolerante en cultureel

innovatieve stad. Een metropool in de meest brede zin

des woords. Amsterdammers voelen zich ondersteund in

hun eigen identiteit. De publieke voorzieningen, ruimten

en buurten weerspiegelen dat.

Page 65: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 61

Van oudsher is de verbinding tussen opgaven uit de

sociale en ruimtelijke sector echter moeilijk gelegd. Er

ontbreekt vaak een sociaalruimtelijke of ruimtelijksociale

vertaalslag van de wederzijds ambities. Dat is begrijpelijk:

sociale ambities zijn moeilijk in ruimtelijke programma’s

te vatten. Puur de aanwezigheid van voorzieningen staat

niet garant voor een optimaal functioneren van de stad of

haar inwoners. Immers, ondanks mooie scholen is er nog

veel schooluitval, ondanks mooie sportvoorzieningen nog

steeds dikke kinderen, ondanks stedelijke vernieuwing

toch probleemwijken.

Sociaal en fysiek moeten de handen ineen slaan om

verbindingen te leggen. Centrale vraag is daarbij: hoe

krijgen we de juiste voorzieningen op de juiste plek en

hoe komen op de juiste plekken de juiste voorzieningen?

We willen werken aan het scheppen van zogenaamde

interactiemilieus, waarbij de samenhang tussen voorzie-

ningen en openbare ruimte (waaronder groen), door een

aantal structuur- en inrichtingsingrepen wordt versterkt.

De Sociaalruimtelijke Ambitie beschrijft vijf condities die

we vanuit het sociale domein meegeven aan ruimtelijke

planvorming, zonder daarbij een blauwdruk te leveren

voor de sociale stad. Dit zijn identiteit, diversiteit, flexibi-

liteit, eigenaarschap en bereikbaarheid/ toegankelijkheid.

In eerste instantie worden deze condities vooral gekop-

peld aan maatschappelijke voorzieningen, maar op een

hoger schaalniveau zijn het breder gangbare inrichting-

en ordeningprincipes. In de Sociaalruimtelijke Ambitie

worden de condities vervolgens op een aantal bestaande

voorbeeldplekken in de stad geprojecteerd.

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Project- en Adviesbu-reau SPA Susan Bromm (020) 251 8298 [email protected]

Programma maatschappe-

lijke investeringen

Goed onderwijs, voldoende sport- en cultuuraanbod,

talentontwikkeling, hoogwaardige zorg, ontmoeting en

participatie staan of vallen met de faciliteiten die we

hiervoor in de stad aanbieden: hoogwaardige scholen,

goede en bereikbare sportparken en speelplekken,

jongerenvoorzieningen, top en laagdrempelige cultuur-

voorzieningen, zorgcentra, etc. De pregnante vraag van

dit moment is hierbij: hoe gaan we in de crisis om met de

beperktere middelen voor investeringen in maatschap-

pelijk vastgoed?

Het PMI is een programma met een drieledige doelstel-

ling:

de verbinding tussen sociaal en fysiek bevorderen en �

versterken;

inzicht in de meerjarige investeringsopgave; �

bevorderen van een reële exploitatie van door stads- �

delen te realiseren maatschappelijk vastgoed door

uit te gaan van een maatschappelijk aanvaardbare

huur en de daardoor ontstane onrendabele top in de

stichtingskosten te financieren.

In de vorige collegeperiode was er circa € 50 miljoen

beschikbaar voor het bekostigen van de onrendabele

top. In het nieuwe programakkoord is voor het PMI2 €

20 miljoen gereserveerd. Met het PMI2 staan we een

belangrijke kwalitatieve slag voor: de sociaalruimtelijke in-

frastructuur en de integrale afwegingen die daarbij horen,

worden leidend voor toekenning van PMI-middelen.

Het realiseren van maatschappelijk vastgoed gaat

vanwege de crisis steeds moeilijker: het is vaak onderdeel

van een groter bouwprogramma met woningbouw die

onder druk staat, corporaties trekken zich op onderdelen

terug uit projecten en een exploitatie die afhankelijk is

van beleidsbudgetten in de sociale sector die ook onder

druk staan.

Ambtelijk doen we voorstellen om het PMI gezien de cri-

sis (tijdelijk) ook te benutten voor interventiemaatregelen:

maatschappelijk vastgoed als ‘vliegwiel’-instrument �

voor nieuwbouw en grote renovatieprojecten;

‘keep it simple’: minder multifunctioneel bouwen als �

de ruimte dat toestaat;

focus op herontwikkeling en renovatie; �

dempen nadelige effecten van de crisis door bijvoor- �

beeld ook tijdelijke voorzieningen te financieren vanuit

het PMI;

versterking van de bestaande positieve wijkontwik- �

keling waardoor met een extra impuls langdurige

duurzame effecten kunnen worden bereikt.

Page 66: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 62 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling Marc van Gemert (020) 251 8308 / 06 13 08 04 12 [email protected]

Natuurlijk spelen in de stadKinderen hebben prikkelende speelruimte nodig, zeker in

de stad. Niet alleen maar speeltoestellen uit de catalogus,

maar een avontuurlijke speelomgeving die nieuwsgierig

maakt en stimuleert tot bewegen. Cijfers van de GGD

Amsterdam liegen er niet om: van de kinderen op de

basisschool in groep 3 tot 8 heeft:

30,5% overgewicht (nationaal 15 %) �

9% obesitas (nationaal 3,1%) �

77,3 % is niet lid van sportclub �

10% motorische belemmeringen �

34,7% geen zwemdiploma in groep 8 �

Spelen is zo belangrijk omdat kinderen door middel van

spelen veel vaardigheden ontwikkelen die zij later in hun

leven nodig hebben, zoals:

Op motorisch gebied:

conditie, evenwicht en het leren ontdekken van het eigen

kunnen van het lichaam.

wel belangrijker geeft aan welke middelen we nu toch

echt uit onze gereedschapkist moeten

verwijderen.

Op mentaal gebied:

ontdekken, onderzoeken, fouten maken en er van leren,

ontwikkeling van de creativiteit, het zoeken en vinden van

oplossingen.

Op sociaal/communicatief gebied: speelgoed delen,

winnen en verliezen, helpen en geholpen worden, samen

uitvinden/ontdekken. Uiten wat leuk is en wat niet en

waar je grenzen liggen.

Maar ook op gebied van natuurlijke oriëntatie:

dit punt wordt vaak onderschat. Ontdekken dat mensen

een onderdeel zijn van de natuur. Seizoensbeleving,

ontdekken van de grenzen van het leven. Leven en dood,

winter en zomer, doorns en stekels, warmte en kou,

droog en nat, ruw en glad, aaibaar en walging.

Maar al te vaak wordt natuurlijk spelen in verband

gebracht met hogere risico’s op lichamelijk letsel. Is dit

terecht? Of is het niet spelen met en in de natuur uitein-

delijk zelfs een groter gevaar voor de gezondheid van de

mens? Kán er überhaupt natuurlijk gespeeld worden in

een stad zoals Amsterdam? En zo ja, met welke ontwerp-

facetten moet er dan rekening worden gehouden?

Dienst Ruimtelijke Ordening Iris van der Helm (020) 552 7909 [email protected]

Page 67: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 63

OPEN INNOVATIEOpen innovatie in de Ruimtelijke sectorOnderstaande tabel bevat een lijst met bestaande mid-

delen. De eerste 2 kolommen bevatten de

klassieke overheidsmiddelen. Dat zijn de middelen die we

binnen de overheid al jaren lang gebruiken.

De 1e kolom bevat klassieke middelen die langzaam maar

zeker verdwijnen. De 2e kolom bevat

klassieke middelen die relevant blijven. De 3e kolom

bevat nieuwe middelen die we nog niet of

nauwelijks toepassen in ons werk.

Wat hebben social media en bestemmingsplannen met

elkaar te maken? Waarom is twitter nuttig bij

een projectplan en waarom heeft de G://schijf zijn beste

tijd gehad? De workshop Openinnovatie

bespreekt de mogelijkheden van de nieuwe digitale

middelen voor de ruimtelijke sector en misschien

Dienst Milieu en Bouwtoezicht Lucas Oost Lievense (020) 551 3954 [email protected]

Klassieke middelen

(met

uitsterven bedreigd)

Klassieke middelen

(beschermd)

Nieuwe middelen

(de

exoten)

Plan van aanpak Projectmatig werken Rss

.doc Bijeenkomsten Social media

Werkafspraken Samenwerkingsver-

banden

Linkedin

Kranten Workshop Hyves

Nieuwsbrieven Resultaatafspraken Youtube

Mail Opleiden/trainen Wifi

Werkplek Presentaties Dongel

Hiërarchie Checklist Expertise

Werkgroep Risicoanalyse Ipad

G://schijf Evalueren Ipod

Intranet Internet Forum

Formulieren Foto’s Open source

Functiewaardering Feedback Open standaarden

Functieomschrijving Databases Laptop

Prikklok Acties/taken Multimedia

Kantoor Waardebepaling

achteraf

PC Fingertips

Werktijden Widgets

telefoon Mashups

Werkprocessen Iphone

Betaalde dienstver-

lening

Google

Budget Prezi

Windows

.ppt

Page 68: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 64 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010

De Woningmarkt in Kaart

Waar in Amsterdam krijg je nog veel woning voor je

geld? En waar in Amsterdam zijn de buurten zo aantrek-

kelijk dat je er vierkante meters voor wilt inleveren?

Met een Geografisch Informatie Systeem (GIS) en alle

transactiewaarden van woningen vanaf 1995 tot heden

heeft DRO de woningmarkt in kaart gebracht. Door de

woningwaarde in een reeks van jaren te beschouwen

ontstaat ook een beeld van de woningmarktpositie van

een buurt: is een buurt hoopvol of al gearriveerd? Moet

een buurt oppassen of behoort ze tot de achterblijvers?

En wat kunnen stedenbouwers en planologen met deze

informatie?

Dienst Ruimtelijke Ordening KlaasBindert de Haan (020) 552 7858 [email protected]

18 jaar Stadsdeelmonitor De Baarsjes

Vanaf 1991 heeft Stadsdeel De Baarsjes onderzoek

gedaan naar de opvattingen van de bewoners. Dit is

uitgegroeid tot een tweejaarlijkse Stadsdeelmonitor

met een uitgebreide enquête over onderwerpen als

leefbaarheid, verkeer, veiligheid, wonen, winkelen en

dienstverlening. De laatste jaren wordt dit gemixt met

informatie uit stedelijk onderzoek, statistische cijfers en

andere gegevensbronnen.

De start kwam voort uit de portefeuille sociale vernieu-

wing. Dit fenomeen was in 1990 nieuw net toen 10

nieuwe stadsdelen in Amsterdam begonnen. De eerste

enquête was gefocust op leefbaarheid, veiligheid, opvat-

tingen over de bevolkingssamenstelling en op

communicatie. Anno 1990 heerste er in bepaalde buurten

onvrede, waren er grote sociaaleconomische problemen

en werd gesproken over segregatie. Dit uitte zich in veel

stemmers op ultrarechtse partijen.

De vragenlijsten van de enquête werden ontwikkeld met

gebruikmaking van ander onderzoek in het eigen stads-

deel en ook in goed overleg met onderzoek uit enkele

andere stadsdelen. Eind jaren ’90 werd de rol van het

Dagelijks Bestuur belangrijker. Maatschappelijke partners

werden geconsulteerd en de raadscommissie boog zich

nadrukkelijker over de stukken. Na de dualisering van

raad tegenover bestuur in 2002, kwamen raadsleden

met wensen voor extra vragen. Dit is in goed overleg

allemaal afgehandeld. Het uitgangspunt was en bleef

dat tenminste 90% van de vragen van de vorige monitor

gehandhaafd moesten worden. Dat hoort bij het karakter

van een monitor.

De dienst O+S die het onderzoek uitvoert, heeft in 2002

voor het eerst het proces van gentrification gesignaleerd.

Een lichte verschuiving van minder lagere inkomensgroe-

pen en meer hogere inkomensgroepen, wat te maken

heeft met de uitdijende binnenstad. Dit proces heeft

zich gestaag voortgezet. In het trendrapport Binnenstad

2009 wordt hier ook over gerapporteerd. Het 18 jaar

lopende project heeft geresulteerd in een succesvolle mix

van zogenaamd “zachte” naast “harde” cijfers uit zowel

stadsdeel- als stedelijke bronnen.

Stadsdeel West Jan Ponse (020) 253 0018 [email protected]

Page 69: Kennisdag Ruimtelijke sector

KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 KENNISDAG RUIMtELIJKE SECtOR 2010 65

Een academische blik op de RAI

Universiteiten zijn bij uitstek plekken waar Research

en Development plaatsvindt, ook op ruimtelijk gebied.

Onderzoeksresultaten vinden echter maar moeilijk hun

weg naar de gemeente. Ambtenaren zijn vaak niet op de

hoogte van wetenschappelijk onderzoek, academici zoe-

ken te weinig het maatschappelijk debat en wetenschap-

pelijke conclusies zijn vaak vaag en weinig toegepast op

de beleidscontext.

Aan de hand van een onderzoek naar expositiecentra

wordt bekeken hoe vooral aan dit laatste iets gedaan kan

worden. Over de hele wereld worden nieuwe exposi-

tiecentra gebouwd en bestaande gerenoveerd. Steden

als München, Milaan en Madrid bouwen nieuwe centra

tussen stad en vliegveld terwijl Frankfurt, Barcelona en

Wenen faciliteiten dicht bij de stad hebben. Op hetzelfde

moment denkt Amsterdam na over de toekomst van de

RAI.

Wanneer de theorie van padafhankelijkheid wordt

toegepast op de ontwikkeling van expositiecentra blijkt

dat de historie van de faciliteiten en de ontwikkeling van

de steden waarin deze liggen van grote invloed zijn op

nieuwe investeringen. Faciliteiten passen zich aan hun

context aan. De RAI heeft zich door de ontwikkeling

van Schiphol en de toeristische sector van Amsterdam

ontwikkeld tot een internationaal expositiecentrum terwijl

de Jaarbeurs door de centrale ligging van Utrecht is

uitgegroeid tot een nationaal centrum. De schaalsprong

van de Frankfurter Messe was gekoppeld aan de ontwik-

keling van het naastgelegen zakencentrum. In Munchen

en Milaan kwam de koppeling tussen een gloednieuw

expositiecentrum en het vliegveld voort uit het besef dat

de steden internationaal moesten concurreren.

De RAI kan leren van deze voorbeelden. Welke keuzes

hebben steden met vergelijkbare condities als Amster-

dam voor hun expositiecentra gemaakt? Het is echter niet

aan wetenschappelijk onderzoek een oordeel te vellen

over de kant die de RAI op moet. Wel is het van belang

de verkregen inzichten aan de gemeente te presenteren

en de implicaties voor Amsterdam onderling te bediscus-

siëren.

Universiteit van Amsterdam / Dienst Ruimtelijke Ordening Rick Vermeulen (020) 552 7761 [email protected] / [email protected]

Page 70: Kennisdag Ruimtelijke sector