Katapult 5 Target 3 WB5 5 een natuurlijk getal x een breuk bv. 5 x 2 7 = natuurlijk getal x teller...
Transcript of Katapult 5 Target 3 WB5 5 een natuurlijk getal x een breuk bv. 5 x 2 7 = natuurlijk getal x teller...
5 35 3GetallenkennisLES 1 Procenten/percenten
PROCENT/PERCENT
PRO/PER _____ 15 % = 15100
1 Naar school: lees aandachtig en los op. Aan 100 kinderen werd gevraagd hoe ze meestal naar school komen. Dit zijn de resultaten.
Hoe? Hoeveel kinderen?
totaal aantal kinderen
groen te voet 22 100
blauw met de fiets 32 100
rood met de auto 40 100
geel met de bus 6 100
Kleur de opgegeven aantallen in het gevraagde kleur in het honderdveld. Noteer daarna het juiste percentage.
te voet: ______ % met de fiets: ______ %
met de auto: ______ % met de bus: ______ %
2 Voorkeuren: lees aandachtig en vul aan.Aan dezelfde kinderen werd gevraagd wat hun lievelingsmaal is. Ze konden kiezen uit: spaghetti (S), pizza (P), frietjes (F), worst met appelmoes (W) of balletjes in tomatensaus (B). Dit is het resultaat.
- Het totaal is ______ %.
- Het minst graag eten ze ____________________________.
Dit is ______ %.
- De kinderen eten het liefst __________________________,
wel ______ %.
Hier vind je een strook van 10 cm (of 100 mm). Deze strook stelt 100 % voor van de kinderen. Gebruik dezelfde kleuren uit het cirkeldiagram en kleur de gegeven procenten/percenten in het juiste kleur.
25%
20%35%
5%
15%B
WS
PF
1
Naam:_________________________________ Klas: __________ Datum: ________________
22 32
40 6
100
5
worst met appelmoes
frietjes
35
100
Katapult_5_Target_3_WB.indd 1 27/03/19 13:19
553 Vul de verhoudingstabel in.
4
op 10 op 20 op 100 op 200 op 50 op 500
4 Schrijf in breuken en procenten/percenten. Kleur het honderdveld.
.100
= ______ %
.100
= ______ %
9100
= ______ %
32100
= ______ %
rest .100
= ______ %
5 Welk deel is aangeduid? Kijk goed en vul aan.
.10
= .100
= _____ % .
5 = .
100 = _____ %
.20
= .100
=_____ %
6 Los op: vergelijk de procenten/percenten en kleur het beste resultaat.
7 Vul in.
720
= .100
= _____%
310
= .100
= _____%
2250
= .100
= _____%
42 % = .100
71 % = .100
14 % = .100
100100
= _____%
2100
= _____%
625
= .100
= _____%
1320
= .100
= ____%7
10 = .
100 = ____%
2430
= ..
= .100
= ____%
2 291
8 200208040
2020
1515
9
32
24
6020
24
606201
757515
65
70
65
70
35 100
30 2
44 24
35 42
30 71
44 14 24
8080810
Katapult_5_Target_3_WB.indd 2 27/03/19 13:19
551 Maak de vermenigvuldigingen. Wees aandachtig. Wat kun je besluiten?
3 x 0,3 = ________________
3 x 3 = ________________
6 x 0,12 = _______________
6 x 12 = _______________
4 x 0,013 = ______________
4 x 13 = ______________
Bij vermenigvuldigingen geldt: als ik 1 of 2 factoren vermenigvuldig met een getal,
dan moet ik daarna ___________________________________________________.
2 Vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,1.
4 x 0,4 = __________
5 x 0,7 = __________
2 x 0,5 = __________
4 x 0,9 = __________
6 x 0,7 = __________
3 x 0,3 = __________
0,8 x 2 = __________
0,2 x 9 = __________
3 Vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,01.
9 x 0,01 = ______________________________
7 x 0,07 = ______________________________
4 x 0,09 = ______________________________
2 x 0,44 = ______________________________
5 x 0,52 = ______________________________
8 x 0,24 = ______________________________
1 x 0,5 = ________
0,1 x 0,5 = ________
4 x 0,6 = ________
0,4 x 0,6 = ________
7 x 0,7 = ________
0,7 x 0,7 = ________
0,6 x 8 = ________
0,6 x 0,8 = ________
4 Vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,001.
4 x 0,004 = ____________________________
9 x 0,002 = ____________________________
2 x 0,028 = ____________________________
0,008 x 7 = ____________________________
0,003 x 6 = ____________________________
0,011 x 5 = ____________________________
1 x 0,07 = _______
0,1 x 0,07 = _______
2 x 0,09 = _______
0,2 x 0,09 = _______
10 x 0,004 = _____
100 x 0,004 = _____
10 x 0,345 = _____
100 x 0,345 = _____
5 Kleur elke opgave met dezelfde oplossing in hetzelfde kleur.
4 x 0,8 0,8 x 0,4 3 x 0,07 0,3 x 0,07
0,21 0,32 0,021 3,2
BewerkingenLES 2 Hoofdrekenen: vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,001
____ ____ ____ ____ ____ ____
3 472
16 : 10 = 1,6
35 : 10 = 3,5
3 x 0,3 = 0,9
3 x 3 = 9
6 x 0,12 = 0,72
6 x 12 = 72
4 x 0,013 = 0,052
4 x 13 = 52
0,5
0,05
0,07
0,007
(9 x 1) : 100 = 9 : 100 = 0,09
(7 x 7) : 100 = 49 : 100 = 0,49
(4 x 9) : 100 = 36 : 100 = 0,36
(4 x 4) : 1 000 = 16 : 1 000 = 0,016
(9 x 2) : 1 000 = 18 : 1 000 = 0,018
(2 x 28) : 1 000 = 56 : 1 000 = 0,056
(2 x 44) : 100 = 88 : 100 = 0,88
(5 x 52) : 100 = 260 : 100 = 2,6
(8 x 24) : 100 = 192 : 100 = 1,92
( 8 x 7) : 1 000 = 56 : 1 000 = 0,056
( 3 x 6) : 1 000 = 18 : 1 000 = 0,018
(11 x 5) : 1 000 = 55 : 1 000 = 0,055
10 : 10 = 1
36 : 10 = 3,6
2,4
0,24
0,18
0,018
42 : 10 = 4,2
9 : 10 = 0,9
het product delen door dat getal
4,9
0,49
0,04
0,4
16 : 10 = 1,6
18 : 10 = 1,8
4,8
0,48
3,45
34,5
x 10 : 10 x 100 : 100 x 1 000 : 1 000
Katapult_5_Target_3_WB.indd 3 27/03/19 13:19
55 een natuurlijk getal x een breuk bv. 5 x 2
7 =
natuurlijk getal x teller dus 5 x 2 = 10
noemer blijft gelijk dus 7 107
1 Lees aandachtig en los het volgende probleem op.In de pizzeria is het vandaag buffet. Zita en haar familie hebben van het buffet gesmuld. Hier zie je in hoeveel stukken elke pizza op het buffet verdeeld is.
HAWAÏ POLLO SPECIALE MARGHERITA
De familie eet 5 stukken van de pizza Hawaï, 3 stukken van de pizza pollo, 2 stukken van de pizza speciale en 4 stukken van de pizza margherita. Kleur deze aantallen in de juiste pizza’s.
Hoeveel at de familie van de pizza Hawaï? _____ x 16
=
Hoeveel at de familie van de pizza pollo? _____ x 18
=
Hoeveel at de familie van de pizza speciale? _____ x 14
=
Hoeveel at de familie van de pizza margherita? _____ x 16
=
2 Natuurlijk getal x breuk: reken uit en vereenvoudig waar het kan.
2 x 13
= 4 x 12
= 5 x 17
= 4 x 28
=
5 x 320
= 9 x 13
= 6 x 25
= 7 x 34
=
3 Breuk x natuurlijk getal: reken uit en vereenvoudig waar het kan.
15
x 3 = 12
x 10 = 23
x 3 = 25
x 10 =
29
x 3 = 45
x 3 = 56
x 8 = 23
x 12 =
4 Kun je deze oefeningen ook oplossen? Vul in.
De helft van 20 is __________ .
Het dubbel van 34
is ________ .
Het viervoud van 23
is _______ .
45
van 50 is _______________ .
20 keer 12
is _______________ .
Een vierde van 49 is ________ .
BewerkingenLES 3 Hoofdrekenen: natuurlijke getallen vermenigvuldigen met een breuk en omgekeerd
4 523
5
3
2
4
56
46
= 23
24
= 12
38
23
1520
= 34
35
69
= 23
202
= 10
64
= 32
83
= 2 en 23
45
x 50 = 2005
= 40
202
= 10
494
= 12 en 14
42
= 2
93
= 3
102
= 5
125
= 2 en 25
57
125
= 2 en 25
63
= 2
406
= 203
= 6 en 23
88
= 1
214
= 5 en 14
205
= 4
243
= 8
Katapult_5_Target_3_WB.indd 4 27/03/19 13:19
551 Geef elke vierhoek de best passende naam en noteer hun eigenschappen.
Je vindt ze hier nog eens op een rijtje.
evenwijdigheid hoeken zijden
- 1 paar evenwijdige zijden - gelijke overstaande hoeken - gelijke overstaande zijden
- 2 paar evenwijdige zijden - 4 gelijke hoeken - 4 gelijke zijden
een __________________ met
- ________________________
________________________
- ________________________
________________________
- ________________________
________________________
een __________________ met
- ________________________
________________________
- ________________________
________________________
- ________________________
________________________
een __________________ met
- ________________________
________________________
een ________________________________met
- ______________________________________
- ______________________________________
- ______________________________________
een ________________________________met
- ______________________________________
- ______________________________________
- ______________________________________
MeetkundeLES 4 Vormleer: eigenschappen van de zijden en hoeken van vierhoeken / omstructureren van veelhoeken
5 1044
parallellogram
rechthoek ruit
vierkant trapezium
2 paar evenwijdige
zijden
gelijke overstaande
hoeken
gelijke overstaande
zijden
2 paar evenwijdige zijden
4 gelijke hoeken
gelijke overstaande zijden
2 paar evenwijdige zijden
gelijke overstaande hoeken
4 gelijke zijden
2 paar evenwijdige
zijden
4 gelijke hoeken
4 gelijke zijden
1 paar evenwijdige
zijden
Katapult_5_Target_3_WB.indd 5 27/03/19 13:19
55Een diagonaal van een vlakke figuur is ___________________________________________
_____________________________________________________________________________ .
1 Noteer de best passende naam van de figuur. Teken de diagonalen en duid alle eigenschappen aan.
naam: _________________________________❏ De diagonalen zijn even lang.❏ De diagonalen staan loodrecht op elkaar.❏ De diagonalen snijden elkaar middendoor.
naam: _________________________________❏ De diagonalen zijn even lang.❏ De diagonalen staan loodrecht op elkaar.❏ De diagonalen snijden elkaar middendoor.
naam: _________________________________❏ De diagonalen zijn even lang.❏ De diagonalen staan loodrecht op elkaar.❏ De diagonalen snijden elkaar middendoor.
naam: _________________________________❏ De diagonalen zijn even lang.❏ De diagonalen staan loodrecht op elkaar.❏ De diagonalen snijden elkaar middendoor.
2 Teken de diagonalen in de vierhoeken van kopieerblad 6 uit les 5.
MeetkundeLES 5 Vormleer: eigenschappen van diagonalen in vierhoeken
6
een lijnstuk dat twee niet-aanliggende hoekpunten
verbindt
rechthoek
vierkant
ruit
parallellogram
Katapult_5_Target_3_WB.indd 6 27/03/19 13:19
553 Kruis aan wanneer de eigenschap op de figuur van toepassing is.
De figuren vind je terug op kopieerblad 6 uit les 5.
naam De diagonalen zijn even lang.
De diagonalen staan loodrecht op elkaar.
De diagonalen snijden elkaar middendoor.
1 _____________________
2 _____________________
3 _____________________
4 _____________________
5 _____________________
6 _____________________
7 _____________________
8 _____________________
4 Teken de volgende vierhoeken aan de hand van de eigenschappen van de diagonalen.
een vierhoek waarvan: - de diagonalen loodrecht op elkaar staan; - de diagonalen niet even lang zijn; - de diagonalen elkaar middendoor snijden.
een vierhoek waarvan: - de diagonalen even lang zijn; - de diagonalen elkaar middendoor snijden; - de diagonalen niet loodrecht op elkaar staan.
een vierhoek waarvan: - de diagonalen elkaar middendoor snijden; - de diagonalen niet loodrecht staan; - de diagonalen niet even lang zijn.
naam: ____________________ naam: ____________________ naam: ____________________
7 105
ruit
vierkant
rechthoek
trapezium
ruit
parallellogram
vierhoek
vierkant
ruit rechthoek parallellogram
Katapult_5_Target_3_WB.indd 7 27/03/19 13:19
551 Kleur en vul in.
35100
= _____ % 810
= .100
= _____% 1320
= .100
= _____%
2 Zet om.
25 % = .
. = .
.
0,36 = .
. = .
.
75 % = .
. = .
.
2100
= _______ %
710
= ____,_____
0,3 = .
.
0,47 = .
. = _______ %
45 % = .
. = ____,_____
45
= .
. = _______ %
3 Kleur en vul aan.
32100
= _____ % = ____,_____
220
= .100
= _____ % = ____,_____
15
= .100
= _____ % = ____,_____
rest = .100
= _____ % = ____,_____
4 Vul de tabellen aan.
25 % = .
. = ____,_____ 100 % = .
. = ____,_____
______ % = 810
= ____,_____ ______ % = 35
= ____,_____
______ % = .
. = 0,9 5 % = .
. = ____,_____
______ % = 33100
= ____,_____ ______ % = 220
= ____,_____
______ % = .
. = 1,10 65 % = .
. = ____,_____
GetallenkennisLES 6 Procenten/percenten, breuken en kommagetallen tot op 0,001
8
35 80
2 47
0 45
80
0 7
80 65 65
25
10 38
20
10014
47100
36100
925
45100
75100
34
80100
310
032 020
010 038
32 2
1 38
25 100
90 5
110 65
100 100
100 100
100 100
0 1
080 60 0
0
0
033 10
110
90
0
25
8 6
05
65
33 1
Katapult_5_Target_3_WB.indd 8 27/03/19 13:19
555 Vul in met >, < of =.
12
. 40 %
10 % . 0,2
710
. 0,8
34
. 50 %
25 % . 14
0,25 . 21 %
1520
. 0,6
60200
. 30 %
6 Rangschik de gegeven getallen in de balk. Let goed op de symbolen! Zet eerst om.
710
25
82 % 36 % 0,64
< < < <
110
20 % 0,31 15100
0,4
> > > >
7 Internetkoopjes: rangschik de prijzen van hoog naar laag.
Deze schoenen kosten normaal e 120.
Bij winkel A betaal je 34
van de prijs.
Bij winkel B betaal je 80 % van de prijs.
Bij winkel C betaal je 78100
van de prijs.
Bij winkel D betaal je 120 % van de prijs.
winkel . > winkel . > winkel . > winkel .
e 120
9 295
>
<
<
>
=
>
>
=
36 %
0,4
70100
10100
25
0,31
40100
20100
0,64
20 %
82100
31100
710
15100
36100
15100
82 %
110
64100
40100
D
78 %
75 %
B C A
Katapult_5_Target_3_WB.indd 9 27/03/19 13:19
551 Vul deze verhoudingstabel aan.
1 3 8 7 15 0,5
5 10 50 100 60
2 Zet de breuk om in procent/percent. Kleur het passende deel.
35 op 100 = ______ % = ______ op 200
5 op 100 = ______ % = ______ op 200
25 op 100 = ______ % = ______ op 200
20 op 100 = ______ % = ______ op 200
____ op 100 = ______ % = ______ op 200
3 Hoeveel euro korting krijgt de klant? Bereken en vul de tabel aan.
op e 100 op e 200 op e 500 op e 50
5 %
10 %
25 %
4 Neem een procent/percent van een natuurlijk getal.
10 % van 200 = 25 % van 400 =
60 % van 500 = 50 % van 800 =
20 % van 300 = 110 % van 600 =
30 % van 900 = 1 % van 700 =
BewerkingenLES 7 Hoofdrekenen: procent/percent nemen van een natuurlijk getal
K OO P
JEK O
O PJ
E SS
10
2 10 20 12
15 40 35 75 2,5
35
1515
20
25
5
70
30
40
50
10
e 5 e 10 e 25 e 2,5
e 10 e 20 e 50 e 5
e 25 e 50 e 125 e 12,5
10100
x 200 = 2 000100
= 20 (400 : 100) x 25 = 100
(700 : 100) x 1 = 7
(600 : 100) x 110 = 660
(800 : 100) x 50 = 40060100
x 500 = 30 000100
= 300
20100
x 300 = 6 000100
= 60
30100
x 900 = 27 000100
= 270
OF
x 2 x 5 : 2
Katapult_5_Target_3_WB.indd 10 27/03/19 13:19
555 Welke school heeft de grootste fietsenstalling nodig? Bereken.
Rangschik de scholen. School 1 heeft het meest fietsers, school 7 het minst.
BS Het eiland: 10 % fietsers van 350 leerlingen
BS De horizon: 50 % fietsers van 480 leerlingen
BS Duinpanne: 20 % fietsers van 555 leerlingen
BS Stormvogel: 25 % fietsers van 160 leerlingen
BS De polderbloem: 60 % fietsers van 600 leerlingen
BS Rivierterras: 75 % fietsers van 640 leerlingen
BS Zoethout: 15 % fietsers van 180 leerlingen
6 Fietsen: bereken de nieuwe prijzen! Zoek eerst de korting in euro. Noteer de tussenstappen in je kladschrift.
prijs korting in % korting in e nieuwe prijs
mountainbike e 1 500 20 % e _______ e _______
koersfiets e 900 50 % e _______ e _______
driewieler e 60 25 % e _______ e _______
motorfiets e 6 000 40 % e _______ e _______
bakfiets e 1 200 9 % e _______ e _______
7 Neem een procent/percent van een kommagetal. Werk naar analogie.
10 % van 4,5 = 50 % van 12,6 =
20 % van 6,5 = 75 % van 4,8 =
25 % van 2,8 = 100 % van 0,23 =
11 296
10100
x 350 = 3 500100
= 35
50100
x 480 = 24 000100
= 240
20100
x 555 = 11 100100
= 111
25100
x 160 = 4 000100
= 40
60100
x 600 = 36 000100
= 360
75100
x 640 = 48 000100
= 480
15100
x 180 = 2 700100
= 27
10100
x 4,5 = 45100
= 0,45 (12,6 : 100) x 50 = 6,3
(0,23 : 100) x 100 = 0,23
(4,8 : 100) x 75 = 3,620100
x 6,5 = 130100
= 1,3
25100
x 2,8 = 70100
= 0,7
300 1 200
450 450
15 45
2 400 3 600
108 1 092
6
3
4
5
2
1
7
OF
Katapult_5_Target_3_WB.indd 11 27/03/19 13:19
55basisformule oppervlakte vierkant, rechthoek en parallellogram: _____________________
1 Bereken de oppervlakte van deze figuren en voorwerpen.Meet en teken nauwkeurig de hoogte.
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
Kijk goed en bereken de oppervlakte.
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
2 Het terras: lees aandachtig en los op.Hannah en Hans hebben gebouwd. Ze willen hun terras aanleggen met tegels.
V Hoeveel m2 tegels moeten ze daarvoor kopen?
B _________________________________________
_________________________________________
A _____________________________________ OK
1,5
m
1 m
h = 4 m
z = 3 m
90 cm70
cm
20 c
m
Meten en metend rekenenLES 8 Oppervlakte van vierkant, rechthoek en parallellogram
12 837
b x h
1 cm2 x 3 x 3
= 9 cm2
1 cm2 x 20 x 20
= 400 cm2
1 cm2 x 5 x 3
= 15 cm2
hhh
1 m2 x 1 x 1,5
= 1,5 m2
1 cm2 x 4 x 4
= 16 cm2
1 cm2 x 90 x 70
= 6 300 cm2
1 m2 x 3 x 3 = 9 m2 1 m2 x 3 x 4 = 12 m2
9 m2 + 12 m2 = 21 m2
Ze moeten 21 m2 tegels kopen.
Katapult_5_Target_3_WB.indd 12 27/03/19 13:19
551 Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze vierhoeken.
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
2 Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze driehoeken.
Basisformule oppervlakte driehoek:
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
3 Kleur de oppervlakten van de driehoeken in de vierhoeken erboven. Bespreek.
Meten en metend rekenenLES 9 Omtrek en oppervlakte van een driehoek
13
3 cm + 5 cm + 3 cm
+ 5 cm = 16 cm
3 cm + 5 cm + 5,8 cm
= 13,8 cm
1 cm2 x 3 x 5 = 15 cm2
(1 cm2 x 3 x 5) : 2
= 15 cm2 : 2 = 7,5 cm2
4 cm + 4 cm + 4 cm
+ 4 cm = 16 cm
4 cm + 4 cm + 5,7 cm
= 13,7 cm
1 cm2 x 4 x 4 = 16 cm2
(1 cm2 x 4 x 4) : 2
= 16 cm2 : 2 = 8 cm2
3 cm + 4,5 cm + 3 cm
+ 4,5 cm = 15 cm
3 cm + 4,5 cm
+ 4,1 cm = 11,6 cm
1 cm2 x 3 x 4 = 12 cm2
(1 cm2 x 3 x 4) : 2
= 12 cm2 : 2 = 6 cm2
basis x hoogte OF (basis x hoogte) : 2 2
Katapult_5_Target_3_WB.indd 13 27/03/19 13:19
554 De Bermudadriehoek: lees aandachtig en los op.
De Bermudadriehoek is een denkbeeldige driehoek in de Atlantische Oceaan. Ze is wereldberoemd (of -berucht) doordat daar veel vliegtuigen en schepen verdwijnen. Een duidelijke verklaring hiervoor is er niet. (Als je hierover meer wilt weten, dan kun je het internet raadplegen.)
V Hoe groot is deze mysterieuze driehoek? Bereken de oppervlakte. Gebruik je zakrekenmachine.
B _______________________________________________________
A _______________________________________________________________________ OK
5 Zonneterras: lees goed en los op.
Vader wil een terras (T) aanleggen in de tuin. Daarnaast legt hij een moestuin (M) aan.
V1 Hoe groot is de oppervlakte van het terras?
B1 __________________________________
__________________________________
A1 __________________________________
______________________________ OK
V2
Hoeveel kosten de tegels als je weet dat de prijs e 48 is per m2?
B2 __________________________________
__________________________________
A2 __________________________________
______________________________ OK
6 De kerstboom: lees, kijk en bereken.Dit is het kunstwerk dat mijn broer maakte. Hij zaagde drie driehoeken uit hout.
V Hoe groot is de totale oppervlakte van de drie driehoeken samen als je weet dat 1 cm op de tekening gelijk is aan 1 dm in werkelijkheid? Gebruik je ZRM.
B ____________________________________________________________
____________________________________________________________
____________________________________________________________
A ________________________________________________________ OK
A 1 500 km
B 1 700 km
A
B
M
4 m
2,5 m
M
T
14 828
(1 km2 x 1 700 x 1 500) : 2 = 1 275 000 km2
De Bermudadriehoek heeft een oppervlakte van 1 275 000 km2.
(1 m2 x 4 x 2,5) : 2 = 10 m2 : 2 = 5 m2
Het terras heeft een oppervlakte van 5 m2.
(1 dm2 x 1 x 1) : 2 = 0,5 dm2 (1 dm2 x 2 x 1,5) : 2 = 1,5 dm2
(1 dm2 x 3 x 2) : 2 = 3 dm2
0,5 dm2 + 1,5 dm2 + 3 dm2 = 5 dm2
De totale oppervlakte bedragt 5 dm2.
5 x e 48 = e 240
De tegels kosten e 240.
1 dm
1,5 dm
2 dm
3 dm
2 dm
1 dm
Katapult_5_Target_3_WB.indd 14 27/03/19 13:19
551 Vermenigvuldig het natuurlijk getal met het kommagetal.
3 x 1,1 = _______________________________
5 x 0,9 = _______________________________
2 x 2,2 = _______________________________
4 x 4,3 = _______________________________
6 x 1,04 = ______________________________
6 x 0,21 = ______________________________
7 x 1,51 = ______________________________
9 x 0,13 = ______________________________
2 x 0,201 = _____________________________
8 x 0,031 = _____________________________
6 x 0,125 = _____________________________
5 x 0,505 = _____________________________
2 Los de roosters op.
x 0,7 1,2 0,05 x 3,6 0,28 0,044
4 10
0,4 100
6 50
0,6 25
3 Louis is jarig! Lees goed en los op.Louis is jarig. Om de kinderen uit de klas te trakteren haalt zijn moeder toffe gelpennen. Een setje kost € 1,23. Louis heeft 8 klasgenoten. Louis krijgt natuurlijk ook een setje.
V Hoeveel betaalt mama voor alle setjes gelpennen samen?
B ___________________________________________________________________________
A _______________________________________________________________________ OK
_________________________________________________________________________________
Justine wil slingers maken voor de verjaardag van Louis. Ze knipt hiervoor een blad in stroken van 4,2 cm breed. Het blad is 29,7 cm lang.
V Hoeveel centimeter papier heeft ze nog over/te kort als ze 7 stroken nodig heeft?
B _________________________________________________________
_________________________________________________________
A _________________________________________________________
_____________________________________________________ OK
4,2 cm
29,7 cm
BewerkingenLES 12 Hoofdrekenen: vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,001
15 479
(3 x 11) : 10 = 33 : 10 = 3,3
(5 x 9) : 10 = 45 : 10 = 4,5
(2 x 22) : 10 = 44 : 10 = 4,4
(4 x 43) : 10 = 172 : 10 = 17,2
(2 x 201) : 1 000 = 402 : 1 000 = 0,402
(8 x 31) : 1 000 = 248 : 1 000 = 0,248
9 x e 1,23 = (9 x e 1) + (9 x e 0,20) + (9 x e 0,03) = e 11,07 e 9 e 1,80 e 0,27
Mama betaalt e 11,07 voor alle setjes samen.
7 x 4,2 cm = (7 x 4 cm) + (7 x 0,2 cm) = 29,4 cm 28 cm 1,4 cm
29,7 cm – 29,4 cm = 0,3 cm
Ze heeft nog een strookje met een breedte van 0,3 cm over.
2,8 4,8 0,2
0,28 0,48 0,02
4,2 7,2 0,3
0,42 0,72 0,03
36 2,8 0,44
360 28 4,4
180 14 2,2
90 7 1,1
(6 x 104) : 100 = 624 : 100 = 6,24
(6 x 21) : 100 = 126 : 100 = 1,26
(7 x 151) : 100 = 1 057 : 100 = 10,57
(9 x 13) : 100 = 117 : 100 = 1,17
(6 x 125) : 1 000 = 750 : 1 000 = 0,75
(5 x 505) : 1 000 = 2 525 : 1 000 = 2,525
Katapult_5_Target_3_WB.indd 15 27/03/19 13:19
551 Bereken het product. Schat eerst en vergelijk je oplossing met je schatting.
12 x 178,23 = ____________
Ik schat: ______________ OK
1 7 8 2 3
x1 2
+
,
24 x 561,08 = ____________
Ik schat: ______________ OK
29 x 314,5 = _____________
Ik schat: ______________ OK
2 Bereken het product. Vergelijk de oplossing met je schatting. Let op de komma’s!
1,2 x 457,8 = _____________
Ik schat: ______________ OK
4 5 7 8
x1 2
+
,
,
3,5 x 784,6 = _____________
Ik schat: ______________ OK
6,8 x 4 571,25 = __________
Ik schat: ______________ OK
3 Lees aandachtig en cijfer op een geruit blad. Noteer hier de bewerking en je uitkomst. Controleer de uitkomst met je zakrekenmachine.Het naaiatelier heeft 9,6 spoelen per maand nodig om de kledij te naaien.Op één spoel zit 5 127,8 cm draad.
V1 Hoeveel centimeter draad gebruikt het atelier gemiddeld per maand?
B1 ______________________________________________________
A1 __________________________________________________ OK
___________________________________________________________Eén spoel kost e 14,95.
V2 Hoeveel euro kost de draad gemiddeld per maand?
B2 ___________________________________________________________________________
A2 _______________________________________________________________________ OK
BewerkingenLES 13 Cijferen: vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,001
16 58
9,6 x 5 127,8 cm = 49 226,88 cm
Elke maand gebruiken ze gemiddeld 49 226,88 cm draad.
2 138,76
12 x 200 = 2 400
549,36
1 x 458 = 458
13 465,92
25 x 500 = 12 500
2 746,1
4 x 800 = 3 600
9 120,5
30 x 300 = 9 000
31 084,5
7 x 4 500 = 31 500
9,6 x e 14,95 = e 143,52
De draad kost gemiddeld e 143,52 per maand.
1 7 8 2 3
x1 2
3 5 6 4 6
+1 7 8 2 3
2 1 3 8 7 6
, 5 6 1 0 8
x2 4
2 2 4 4 3 2
+1 1 2 2 1 6
1 3 4 6 5 9 2
3 1 4 5
x2 9
2 8 3 0 5
+6 2 9 0
9 1 2 0 5
4 5 7 8
x1 2
9 1 5 6
+4 5 7 8
5 4 9 3 6
,
,
7 8 4 6
x3 5
3 9 2 3 0
+2 3 5 3 8
2 7 4 6 1 0
4 5 7 1 2 5
x6 8
3 6 5 7 0 0 0
+2 7 4 2 7 5 0
3 1 0 8 4 5 0 0
, ,
, ,
,
,,,
,,
,,
111
1
1 11
1
11
1 1 3 2
1 1
4 4 1
1
1 1 1 3 2 4
1 1 2
4 2 1 5 4
3 1 4 3
Katapult_5_Target_3_WB.indd 16 27/03/19 13:19
55km2 m2 dm2
ha a ca
1 Herleid deze oppervlaktematen.
5 m2 = ________ dm2
0,75 m2 = ________ dm2
300 dm2 = _________ m2
0,1 km2 = _________ m2
8 m2 3 dm2 = _________ m2
0,007 km2 = _________ m2
100 m2 = ________ dm2
8 dm2 = _________ m2
0,05 m2 = ________ dm2
12
km2 = _________ m2
370 dm2 = _________ m2
3 m2 3 dm2 = ________ dm2
800 000 dm2 = _________ m2
816 dm2 = 8 ___ + 16 ___
750 dm2 = __ m2 + __ dm2
2 Herleid de volgende land- en oppervlaktematen.
1 ha = ___________ a 1 ha = ____________ ca 1 a = _____________ ca
800 ca = ________________ a
3 ha 5 a = _______________ a
8 a 8 ca = ______________ m2
5 a = __________________ ca
125 m2 = ______ a _______ ca
25 ha = _________________ a
15 ca = ________________ m2
120 a = ________________ m2
7 500 a = 75 ______________
351 m2 = ______ a _______ ca
1 500 ca = 15 _____________
7 ha = _________________ m2
4 ha = __________________ a
7 ha 3 ca = _____ a ______ ca
1 408 ca = 14 ______ 8 _____
3 Vul de juiste landmaat in.
100 keer 14 a is 14 _____.
100 keer 15 ca is 15 _____.
10 000 keer zo klein als 5 ha is 5 _____.
10 000 keer zo klein als 1 ha is 1 _____.
10 000 keer 47 ca is 47 _____.
100 keer zo klein als 89 a is 89 _____.
4 Kruis het juiste antwoord aan.De totale oppervlakte van het Zoniënwoud bij Brussel is 4 381 ha. Dit is ❏ 4,381 km2. ❏ 43,81 km2. ❏ 438,1 km2. ❏ 4 381 km2. ❏ niet gegeven.
Het marktplein van Sint-Niklaas heeft een oppervlakte van 3 ha 19 a. Dit is ❏ 319 m2. ❏ 3 019m2. ❏ 3 190 m2. ❏ 31 900 m2. ❏ niet gegeven.
Papa heeft al één vijfde van de tuin omgespit. Dat is 1 are. Hoeveel moet hij nog omspitten? ❏ 25 m2. ❏ 400 m2. ❏ 75 m2. ❏ 40 m2. ❏ niet gegeven.
Mijn broer heeft een stuk bouwgrond van 615 m2 gekocht. De koopakte vermeldt ❏ 6 a 15 ca. ❏ 61 a 5 ca. ❏ 6 ha 15 ca. ❏ 61 ha 5 a. ❏ niet gegeven.
Meten en metend rekenenLES 14 Oppervlaktematen en landmaten
17 7510
500
75
3
100 000
8,03
8
305
808
500
1 25
7 000
10 000
0,08
5
500 000
2 500
15
12 000
ha
3 51
3,7
303
8 000
m2 dm2
7 50
a
70 000
400
700 3
a ca
100
ha ca
a ha
ca ca
10 000 100
Katapult_5_Target_3_WB.indd 17 27/03/19 13:19
551 Het voetbalveld: lees aandachtig en los op.
Er moeten kalklijnen getrokken worden die het voetbalveld afbakenen.
V1 Bereken de lengte van de rode lijn.
De lengte van de rode lijn noemen we de _______________.
B1 ___________________________________________________________________________
A1 _______________________________________________________________________ OK
________________________________________________________________________________Op het veld wil de club een groene mat leggen.
V2 Hoe groot moet die mat zijn?
De grootte van de groene mat noemen we de _____________________________.
B2 ___________________________________________________________________________
A2 _______________________________________________________________________ OK
2 De tennisclub: lees, vul aan, verdeel en bereken.De omtrek van het terras van de tennisclub is 24 m. Vul de ontbrekende maten in op de tekening.
V Bereken de oppervlakte van het terras.
B ___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
A _______________________________________________________________________ OK
5 m
______
3 m
3 m
______
______
1 m
2 m
2 m
2 m
120 m
70 m
Meten en metend rekenenLES 15 Toepassingen: omtrek en oppervlakte van vierkant, rechthoek, parallellogram en driehoek
TipJe zult het terras moeten verdelen in
vierkanten en rechthoeken. Doe dit meteen potlood en een geodriehoek.
18
omtrek
120 m + 70 m + 120 m + 70 m = 380 m
De omtrek van het voetbalveld bedraagt 380 meter.
oppervlakte
1 m2 x 120 x 70 = 8 400 m2
De groene mat moet 8 400 m2 groot zijn.
1 m2 x 2 x 2 = 4 m2 1 m2 x 2 x 3 = 6 m2 1 m2 x 3 x 2 = 6 m2
1 m2 x 1 x 2 = 2 m2 Totale oppervlakte: 4 m2 + 6 m2 + 6 m2 + 2 m2 = 18 m2
De oppervlakte van het terras is 18 m2.
1 m2 m
3 m
Katapult_5_Target_3_WB.indd 18 27/03/19 13:20
553 Dansen: lees aandachtig en los op.
Voor het sintfeest in de dansclub knutselen de dansers een lange slinger met vlaggetjes.
V Bereken hoeveel stof ze nodig hebben voor 100 vlaggetjes.
B ___________________________________
___________________________________
___________________________________
A _______________________________________________________________________ OK
Daarna versieren de dansers de zaal met deze ster. Daarvoor hebben ze geel en rood papier nodig.
V1 Hoeveel geel papier hebben ze nodig?
B1 De gele figuren zijn ______________________ .
_______________________________________
_______________________________________
A1 __________________________________ OK
V2 Hoeveel rood papier hebben ze nodig?
B2 De rode figuren zijn ______________________ .
___________________________________________________________________________
A2 _______________________________________________________________________ OK
V Bereken de omtrek en de oppervlakte van onze dansvloer.
B omtrek: _______________________________________
oppervlakte: ___________________________________
______________________________________________
______________________________________________
A _______________________________________________________________________ OK
8,5 m
5,5 m
5 m
2 m
6 m
15 cm
30 cm
40 cm
40 cm
8 m
19 6511
(1 cm2 x 15 x 30) : 2 = 1 cm2 x 450 : 2
= 225 cm2
100 x 225 cm2 = 22 500 cm2
De dansers hebben 22 500 cm2 stof nodig voor 100 vlaggen.
parallellogrammen
1 cm2 x 40 x 40 = 1 600 cm2
4 x 1 600 cm2 = 6 400 cm2
Ze hebben 6 400 cm2 geel papier nodig.
driehoeken
(1 cm2 x 40 x 40) : 2 = 800 cm2 4 x 800 cm2 = 3 200 cm2
Ze hebben 3 200 cm2 rood papier nodig.
8,5 m + 6 m + 8 m + 2 m + 5,5 m = 30 m
(1 m2 x 1 x 8) : 2 = 4 m2
1 m2 x 8 x 5 = 40 m2 (1 m2 x 2 x 5) : 2 = 5 m2
Totale oppervlakte: 4 m2 + 40 m2 + 5 m2 = 49 m2
De dansvloer heeft een omtrek van 30 m en een oppervlakte van 49 m2.
1 m
Katapult_5_Target_3_WB.indd 19 27/03/19 13:20
551 Hieronder zie je driehoeken. Kruis aan wat juist is.
A
BC
D E
F
G
I
H
❏ gelijkzijdige driehoek❏ gelijkbenige driehoek❏ ongelijkbenige/ongelijkzijdige driehoek
❏ rechthoekige driehoek❏ scherphoekige driehoek❏ stomphoekige driehoek
❏ gelijkzijdige driehoek❏ gelijkbenige driehoek❏ ongelijkbenige/ongelijkzijdige driehoek
❏ rechthoekige driehoek❏ scherphoekige driehoek❏ stomphoekige driehoek
❏ gelijkzijdige driehoek❏ gelijkbenige driehoek❏ ongelijkbenige/ongelijkzijdige driehoek
❏ rechthoekige driehoek❏ scherphoekige driehoek❏ stomphoekige driehoek
2 Wat ben ik? Lees aandachtig en vul in. Benoem naar zijden en hoeken.Ik heb 3 zijden die niet gelijk zijn en 3 hoeken die kleiner zijn dan 90°.
Ik ben een _________________________, __________________________ driehoek.
Ik ben een driehoek met 2 gelijke zijden en één hoek die groter is dan 90°.
Ik ben een _________________________, __________________________ driehoek.
3 Teken alle symmetrieassen van deze driehoeken.
MeetkundeLES 16 Vormleer: eigenschappen van zijden en hoeken van driehoeken - symmetrieassen
20 100
ongelijkbenige/ongelijkzijdige scherphoekige
gelijkbenige stomphoekige
Katapult_5_Target_3_WB.indd 20 27/03/19 13:20
551 Welk deel van het honderdveld is gekleurd? Vul aan en zet om in procent/percent.
.100
= _____% .100
= _____% .100
= _____%
2 Welk deel is hier gekleurd? Zet eerst op noemer 100 vooraleer je omzet in procenten/percenten.
.
. = .
100 = _______ % .
. = .
100 = _______ % .
. = .
100 = _______ %
3 Lees aandachtig, kleur en vul in.
BLAUW 20 ten honderd van 200 20 % van 200 =
GROEN30
100 van 200 30 % van 200 =
ROOD14
van 200 25 % van 200 =
REST _______ (aantal) van 200 _______ % van 200
GetallenkennisLES 17 Procenten/percenten, breuken en kommagetallen tot op 0,001
21
44 40 88
801060 416
44 40 88
8010
40
60
50
6051010
2550
Katapult_5_Target_3_WB.indd 21 27/03/19 13:20
554 Vul de tabellen aan.
50 % = .
. = ____,_____ 42 % = .
. = ____,_____
______ % = .
. = 0,11 ______ % = 3
4 = ____,_____
______ % = 710
= ____,_____ 30 % = .
. = ____,_____
______ % = .
. = 0,85 ______ % = .
. = 0,4
______ % = 15
= ____,_____ ______ % = 2020
= ____,_____
15 % = .
. = ____,_____ ______ % = .
. = 1,25
5 Plaats de getallen op de getallenas.
12
20 % 710
95 % 45
0 1
6 Vul de verhoudingstabellen aan.
blauwe kralen 4 40 16 60
rode kralen 5 10 100
zakgeld € 5 € 50 € 75
aantal weken 1 3 7 20
7 Vul in met >, < of =.
12
. 30 %
1,25 . 1210
0,8 . 45
64 % . 0,6
25 % . 0,31
25
. 25 %
610
. 6 %
1 . 910
22 29
50 42
11
30
85 4
15 125
0 0
0
0 0
0 1
0
70
125
11 75
85 40
20 100
5 42
75
7 30
2
15
100 100
100
100
100 10
100 100
20 % 12
710
45
95 %
8
e 15 e 35
1510
e 100
50 20 75
80
>
>
=
>
<
>
>
>
Katapult_5_Target_3_WB.indd 22 27/03/19 13:20
551 Hoe kom je naar school? Lees en los op.
Van de 30 leerlingen in klas 5B komt 25
met de fiets en 16
met de bus. De rest komt te voet.
V1 Welk deel van de klas gebruikt een vervoersmiddel?
B1 ____________________________________________________ A1
_____________ OK
_________________________________________________________________________________
Van de 27 leerlingen in klas 5A komt er 13
met de fiets.
V2 Welk deel van het vijfde leerjaar (5A en 5B) komt met de fiets?
B2 ____________________________________________________ A2
_____________ OK
2 Tel de breuken op.
34
+ 13
= 25
+ 17
=
16
+ 45
= 49
+ 12
=
37
+ 1 = 1 + 18
=
3 Pizza: lees en los op.
Een pizzaverkoper heeft vlak na sluitingstijd nog 34
van een pizza over.
De jobstudent vraagt of hij 38
van de oorspronkelijke pizza mag hebben.
V Hoeveel blijft er van die pizza over?
B __________________________________________________________
A ______________________________________________________ OK
4 Trek de breuken af.
45
– 17
= 56
– 38
=
12
– 19
= 57
– 12
=
1 – 35
= 1 – 37
=
BewerkingenLES 18 Hoofdrekenen: rekenen met breuken en procenten/percenten
T
23
25
+ 16
= 1230
+ 530
= 1730
1730
13
+ 25
= 515
+ 615
= 1115
1115
912
+ 412
= 1312
= 1 en 112
1435
+ 535
= 1935
37
+ 77
= 107
= 1 en 37
88
+ 18
= 98
= 1 en 18
530
+ 2430
= 2930
818
+ 918
= 1718
34
– 38
= 68
– 38
= 38
Van de pizza is er nog 38
over.
2835
– 535
= 2335
2024
– 924
= 1124
55
– 35
= 25
77
– 37
= 47
918
– 218
= 718
1014
– 714
= 314
Katapult_5_Target_3_WB.indd 23 27/03/19 13:20
555 Vermenigvuldig de breuk met een natuurlijk getal of omgekeerd. Vereenvoudig.
4 x 12
= 8 x 34
= 3 x 23
=
13
x 5 = 27
x 6 = 19
x 6 =
2 x 112
= 4 x 415
= 7 x 57
=
6 Neem een procent/percent van een geheel aan de hand van een tekening. Kleur en vul aan.
rood: 25 %groen: 5 %blauw: 42 %
rest: _____ % oranje: 10 % grijs: 50 %
rest: _____ %
30 % van 300 = _________
25 % van 300 = _________
5100
van 300 = _________
12 ten honderd van de 300 = _________ rest: ______ van 300 = _______ %
7 Neem een procent/percent van een geheel.
10 % van 300 = 20 % van 350 =
25 % van 500 = 50 % van 640 =
75 % van 800 = 5 % van 400 =
12 % van 1 200 = 22 % van 600 =
1 % van 900 = 46 % van 1 000 =
4 % van 200 = 15 % van 550 =
24 5112
10100
x 300 = 3 000100
= 30 (350 : 100) x 20 = 70
(640 : 100) x 50 = 320
(400 : 100) x 5 = 20
(600 : 100) x 22 = 132
(1 000 : 100) x 46 = 460
(550 : 100) x 15 = 82,5
25100
x 500 = 12 500100
= 125
75100
x 800 = 60 000100
= 600
12100
x 1 200 = 14 400100
= 144
1100
x 900 = 900100
= 9
4100
x 200 = 800100
= 8
42
= 2
53
= 1 en 23
212
= 16
244
= 6
127
= 1 en 57
1615
= 1 en 115
63
= 2
69
= 23
357
= 5
28
40
90
75
15
36 2884
OF
Katapult_5_Target_3_WB.indd 24 27/03/19 13:20
55recht evenredige verhoudingen: meer meer minder minder
1 Werken met de verhoudingstabel: vul de tabellen aan.
Met hoe meer personen je bent, hoe meer bakjes friet je zult bestellen. Reken even mee.
personen 2 4 10
bakje friet 1 3 10 7
Eén leesboek per kind kost € 15. Maar wat als er meer kinderen zijn? Reken uit.
€ 15 30 150 60
leesboek 1 3 8
2 Brochettes: lees goed en los op.
Voor een feest maakt mama allerlei hapjes die op stokjes geprikt worden.Als voorgerecht zijn het prikkertjes met mozzarella en tomaat. Voor elke drie stukken tomaat zitten er twee stukken mozzarella op.
V Hoeveel stukken mozzarella heeft mama nodig als we 120 stukken tomaat hebben? Hoeveel stokjes kan ze dan maken?
B tomaat 3
mozzarella 2
stokjes 1
A Mama heeft ________ stukken mozzarella nodig voor ________ stokjes. OK
_________________________________________________________________________________
Voor het hoofdgerecht zijn er vleesbrochettes voorzien. Ze zijn samengesteld uit kip, rundvlees en varkensvlees. Voor elke drie stukken rundvlees, is er één stuk kip en twee stukken varkensvlees.
V Hoeveel stukken heeft mama nodig van elke soort vlees om 54 brochettes te maken?
B varkensvlees
rundvlees
kip
stokjes
A Mama heeft _____ stukken varkensvlees, _____ stukken rundvlees en _____ stukken kip nodig. OK
TipWerk met boogjes.
BewerkingenLES 19 Hoofdrekenen: recht evenredige verhoudingen
25
2
2
6
45
120
80
40
5
10
20
120
14
4
2 108
3 162
1 54
1 54
80
108
40
162 54
Katapult_5_Target_3_WB.indd 25 27/03/19 13:20
553 Zijn deze verhoudingen gelijkwaardig? Vul de tabellen aan en los op.
Marie heeft 14 op 20 en Jules 22 op 30. Zijn de resultaten gelijkwaardig? ______________________
Mariescore
Julesscore
totaal totaal
Mats eet 4 van de 6 koeken en Bo 3 van de 4 koeken. Wie eet er naar verhouding meer? _________
Matsopgegeten
Boopgegeten
totaal totaal
4 Schrijf deze verhoudingen zo klein mogelijk.
12 op 20 ____ op ____
80 op 140 ____ op ____
8 op 18 ____ op ____
28 op 42 ____ op ____
150 op 200 ____ op ____
120 op 240 ____ op ____
5 Appeltaart: bereken hoeveel je volgens het recept nodig hebt voor één, zes en twintig personen.
boter kristalsuiker bloem eieren appelen
4 personen 200 g 100 g 280 g 4 2
1 persoon
6 personen
20 personen
6 Lees aandachtig en bereken de prijzen.
Een pakje peperkoek van 250 gram kost € 1,15. V1 Wat is de prijs per kilogram?
B1prijs
A1 ____________ OKgewicht
Voor 1 liter benzine betaal je € 1,44. V2 Hoeveel betaal je voor 30 liter?
B2prijs
A2 ____________ OKinhoud
Voor 300 gram hespenworst betaalt oma € 2,43. V3 Wat is de prijs per kilogram?
B3prijs
A3 ____________ OKgewicht
26 6513
50 g 25 g 70 g 1 0,5
300 g 150 g 420 g 6 3
1 000 g 500 g
e 1,15
e 1,44
e 2,43 e 0,81 e 8,10
e 4,60
e 43,20
250 g
1 l
300 g 100 g 1 000 g
1 000 g
30 l
1 400 g 20 10
14
4
22
3
42
8
44
9
20
6
30
4
60
12
60
12
3 4 3
4 2 1
5 9 4
7 3
e 4,60/kg
e 43,20
e 8,10/kg
2
Neen.
Bo.
Katapult_5_Target_3_WB.indd 26 27/03/19 13:20
551 Korting in euro: Jitske trekt met haar mama een middag de stad in.
Daar zijn het koopjes. In verschillende winkels staan er interessante spullen. Bereken de nieuwe prijs.
€ 105,50 voor 12nu € 25,50 korting
__________________
__________________
nieuwe prijs: € ______
€ 62,90 voor 5nu € 18,00 korting
__________________
__________________
nieuwe prijs: € ______
€ 70nu € 32,50 korting
__________________
__________________
nieuwe prijs: € ______
€ 18nu € 9 korting
__________________
__________________
nieuwe prijs: € ______
2 Korting met procent/percent: mama wil haar keuken wat opfrissen. Ze koopt deze artikelen. Bereken wat ze per artikel moet betalen. Vul aan in de tabel.
€ 35nu 20 % korting
€ 24nu 50 % korting
€ 25nu 40 % korting
€ 15nu 80 % korting
korting in euro nieuwe prijs
peper- en zoutvat _______________________________ _______________________________
fruitmand _______________________________ _______________________________
koffiekan _______________________________ _______________________________
lunchset _______________________________ _______________________________
Meten en metend rekenenLES 20 Toepassingen: korting
27
e 105,50 – e 25,50
= e 80
80
e 62,90 – e 18,00
= e 44,90
44,90
e 70 – e 32,50
= e 37,50
37,50
e 18 – e 9
= e 9
9
OF
OF
OF
20 % van e 35 = e 7
50 % x e 24 = e 12
40100
x e 25 = e 10
(e 15 : 100) x 80 = e 12
e 35 – e 7 = e 28
e 24 – e 12 = e 12
e 25 – e 10 = e 15
e 15 – e 12 = e 3
Katapult_5_Target_3_WB.indd 27 27/03/19 13:20
55
€ 72nu 25 % korting
€ 30nu 60 % korting
€ 20nu 45 % korting
€ 125nu 40 % korting
korting in euro nieuwe prijs
broodrooster _______________________________ _______________________________
kookpot _______________________________ _______________________________
pan _______________________________ _______________________________
koffiezetapparaat _______________________________ _______________________________
3 Jitske krijgt van mama nieuwe winterkleren. Verbind het etiket met de prijs die mama nog betaalt.
• Mama betaalt e 108 voor een wollen trui.
• Mama betaalt e 70 voor een jeansbroek.
• Mama betaalt e 90 voor een paar laarzen.
• Mama betaalt e 20 voor een winterjas.
4 Maak zelf een vraag bij de volgende afbeelding. Los de oefening daarna ook op.
V ___________________________________________________________
B ___________________________________________________________
A _______________________________________________________ OK
gps € 215 € 129
1 Kleur het honderdveld in de gevraagde kleuren.
ROOD22
100 = _____ %
BLAUW16
100 = _____ %
GROEN51
100 = _____ %
REST.
100 = _____ %
2 Vul in. Zet de breuken en procenten/percenten naar elkaar om.
320
= .100
= _____ %
45
= .100
= _____ %
15 % = .100
69 % = .100
710
= _____ %
1100
= _____ %
3 Zet om naar procent/percent, breuk en kommagetal.
10 % = .
. = ____,_____ ______ % = 47
50 = ____,_____
______ % = .
. = 0,25 80 % = .
. = ____,_____
4 Vul in met >, < of =.
15
. 30 % 0,5 . 25
20 % . 0,21 710
. 70 %
5 Vul in: waar of niet waar.
Aantal leerlingen
Kleuters
Leerjaar 1 en 2
Leerjaar 3 en 4
Leerjaar 5 en 6
Er zijn meer kleuters dan kinderen in de lagere school. _______________________________
Kinderen van het 1e, 2e, 3e en 4e leerjaar vormen samen de helft van de leerlingen van de school. _______________________________
GK
GK
GK
GK
GK€ 100%%30 %
KORTING
€ 80%%75 %KORTING
€ 180%%50 %KORTING
€ 120%%10 %KORTING
28 65
OF
OF
OF
25 % van e 72 = e 18
60 % x e 30 = e 18
45100
x e 20 = e 9
(e 125 : 100) x 40 = e 50
e 72 – e 18 = e 54
e 30 – e 18 = e 12
e 20 – e 9 = e 11
e 125 – e 50 = e 75
Hoeveel procent/percent korting krijgt Nic op deze gps?
129215
x 100 = 60 Nic moet 60 % betalen.
Nic krijgt 40 % korting op de gps.
bv.
Katapult_5_Target_3_WB.indd 28 27/03/19 13:20
551 Kleur het honderdveld in de gevraagde kleuren.
ROOD22
100 = _____ %
BLAUW16
100 = _____ %
GROEN51
100 = _____ %
REST.
100 = _____ %
2 Vul in. Zet de breuken en procenten/percenten naar elkaar om.
320
= .100
= _____ %
45
= .100
= _____ %
15 % = .100
69 % = .100
710
= _____ %
1100
= _____ %
3 Zet om naar procent/percent, breuk en kommagetal.
10 % = .
. = ____,_____ ______ % = 47
50 = ____,_____
______ % = .
. = 0,25 80 % = .
. = ____,_____
4 Vul in met >, < of =.
15
. 30 % 0,5 . 25
20 % . 0,21 710
. 70 %
5 Vul in: waar of niet waar.
Aantal leerlingen
Kleuters
Leerjaar 1 en 2
Leerjaar 3 en 4
Leerjaar 5 en 6
Er zijn meer kleuters dan kinderen in de lagere school. _______________________________
Kinderen van het 1e, 2e, 3e en 4e leerjaar vormen samen de helft van de leerlingen van de school. _______________________________
GK
GK
GK
GK
GK
LES 22 Herhaling
20 %
26 % 22 %
32 %
29
22
16
51
1111
15 15
80 69
15
25
< > < =
94 00
0
941
8
niet waar
niet waar
70
80 1
10
25 80
100
100 100
Katapult_5_Target_3_WB.indd 29 27/03/19 13:20
556 Maak deze vermenigvuldigingen.
3 x 0,07 = ___________________________
0,15 x 5 = ___________________________
0,8 x 0,3 = ___________________________
3 x 0,025 = ___________________________
7 Vermenigvuldig de breuk met een natuurlijk getal of omgekeerd.
4 x 25
= 8 x 34
= 17
x 7 = 47
x 9 =
8 Bereken de korting in euro. Zoek daarna de nieuwe prijs.
prijs korting in % korting in € nieuwe prijs
tafelkleed € 25 20 % € __________ € __________
12-delig bestek € 48 25 % € __________ € __________
6 glazen € 50 10 % € __________ € __________
9 Verhoudingen en foto’s. Ik heb een foto gemaakt en ik wil die in verschillende kaders steken. Bereken de afmetingen in de tabel.
lengte 15 cm 60 cm __________ 30 cm
breedte 10 cm __________ 70 cm __________
10 Tel deze breuken op of trek ze af.
27
+ 56
=
78
– 13
=
46
+ 12
=
57
– 25
=
11 Cijferen: vermenigvuldig. Schat eerst.
2,7 x 412,8 = ____________________
Ik schat: _____________________ OK
B
B
B
B
B
B
12 Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze figuren.
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
13 Voor onze tuin van 8 meter bij 6 meter willen we nieuw gras kopen. Hoeveel m2 gras moeten we kopen? Kruis aan.
❏ 24 m2 ❏ 48 m2 ❏ 14 m2 ❏ 28 m2
14 Herleid naar de aangegeven oppervlakte- en landmaten.
23 m2 = _______________ dm2
3 a = __________________ ca
700 cm2 = _____________ dm2
15 ha = _________________ a
0,8 m2 = ______________ dm2
70 000 ca = _____________ ha
15 Noteer de eigenschappen van de vierhoeken, volgens evenwijdigheid, zijden en hoeken. Geef de vierhoek de best passende naam.
Dit is een ____________________________met
- ______________________________________
- ______________________________________
- _____________________________________ .
Dit is een ____________________________met
- ______________________________________
- ______________________________________
- _____________________________________ .
MMR
MMR
MMR
MK
30
( 3 x 7) : 100 = 21 : 100 = 0,21
(15 x 5) : 100 = 75 : 100 = 0,75
1 114,56
3 x 400 = 1 200
(8 x 3) : 100 = 24 : 100 = 0,24
(3 x 25) : 1 000 = 75 : 1 000 = 0,075
5
12
5
105 cm
40 cm 20 cm
20
36
45
85
= 1 en 35
244
= 6 77
= 1 367
= 5 en 17
1242
+ 3542
= 4742
2124
– 824
= 1324
46
+ 36
= 76
2535
– 1435
= 1135
4 1 2 8
x2 7
2 8 8 9 6
+8 2 5 6
1 1 1 4 5 6
,
,
,
1 115 1
1
Katapult_5_Target_3_WB.indd 30 27/03/19 13:20
55 12 Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze figuren.
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
omtrek: __________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
opp.: ____________________
_________________________
13 Voor onze tuin van 8 meter bij 6 meter willen we nieuw gras kopen. Hoeveel m2 gras moeten we kopen? Kruis aan.
❏ 24 m2 ❏ 48 m2 ❏ 14 m2 ❏ 28 m2
14 Herleid naar de aangegeven oppervlakte- en landmaten.
23 m2 = _______________ dm2
3 a = __________________ ca
700 cm2 = _____________ dm2
15 ha = _________________ a
0,8 m2 = ______________ dm2
70 000 ca = _____________ ha
15 Noteer de eigenschappen van de vierhoeken, volgens evenwijdigheid, zijden en hoeken. Geef de vierhoek de best passende naam.
Dit is een ____________________________met
- ______________________________________
- ______________________________________
- _____________________________________ .
Dit is een ____________________________met
- ______________________________________
- ______________________________________
- _____________________________________ .
MMR
MMR
MMR
MK
31
4 cm + 3 cm + 4 cm
+ 3 cm = 14 cm
2 300
300
7
1 500
80
7
vierkant
2 paar evenwijdige zijden
4 gelijke zijden
4 gelijke (rechte) hoeken
ruit
2 paar evenwijdige zijden
4 gelijke zijden
gelijke overstaande/tegenoverliggende hoeken
4 cm + 2,2 cm + 4 cm
+ 2,2 cm = 12,4 cm
3 cm + 4,3 cm
+ 4,3 cm = 11,6 cm
4,3 cm
2,2 cm
3 cm
4 cm4 cm4 cm
3 cm 2 cm
1 cm2 x 4 x 3 = 12 cm2 1 cm2 x 4 x 2 = 8 cm2 (1 cm2 x 3 x 4) : 2 = 6 cm2
Katapult_5_Target_3_WB.indd 31 27/03/19 13:20
516 Teken een rechthoek ABCD met een basis van 10 cm en hoogte van 4 cm.
17 Waar of niet waar?
De diagonalen van een rechthoek staan loodrecht op elkaar. ______________________
De diagonalen van een ruit zijn niet even lang. ______________________
18 Bekijk de driehoeken aandachtig. Kruis aan wat juist is.
❏ gelijkzijdige driehoek❏ gelijkbenige driehoek❏ ongelijkbenige/ongelijkzijdige driehoek
❏ rechthoekige driehoek❏ scherphoekige driehoek❏ stomphoekige driehoek
❏ gelijkzijdige driehoek❏ gelijkbenige driehoek❏ ongelijkbenige/ongelijkzijdige driehoek
❏ rechthoekige driehoek❏ scherphoekige driehoek❏ stomphoekige driehoek
❏ gelijkzijdige driehoek❏ gelijkbenige driehoek❏ ongelijkbenige/ongelijkzijdige driehoek
❏ rechthoekige driehoek❏ scherphoekige driehoek❏ stomphoekige driehoek
MK
MK
MK
M
O N
Q S
V U
T
R
Herdruk 2018/1386 - Bestelnummer 60 1002 383 - ISBN 978 90 4861 925 2KB D/2014/0147/183 - NUR 192Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 BruggeRPR 0405 108 325© Copyright die Keure, Brugge 9 7 8 9 0 4 8 6 1 9 2 5 2
32
niet waar
waar
A B
D C
Herdruk 2019/432 - Bestelnummer 60 1002 440 - ISBN 978 90 4863 413 2KB D/2014/0147/229 - NUR 192Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 BruggeRPR 0405 108 325© Copyright die Keure, Brugge
Katapult_5_Target_3_WB.indd 32 27/03/19 13:20