Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988)...

31
Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring kan komen, die – voor wie bereid is – naar de veranderende diepte voert. Gelukkig degene, die het uur van de wende ook waarneemt als wat het is en het ‘licht in de nacht’ niet voor een luchtspiegeling ziet. ii In oktober 1970 reed ik met Karel Douven iii en Jan van der Lans iv in een Renault-4, het toenmalige lievelingskarretje van de alternatieve scene, naar Todtmoos-Rütte, een sprookjesdorp in het zuiden van het heuvelachtige en bosrijke landschap van Beieren, enkele kilometers ten zuiden van Freiburg im Breisgau, om aldaar een Tagung, een achtdaagse zenmeditatiecursus te volgen in het Existential-psychologischen Bildungs- und Begegnungsstätte Todtmoos-Rütte, dat in 1951 gesticht was door Karlfried Dürckheim en Frau Maria Hippius. Een jaar hiervoor had ik de congregatie van de Priesters van het Heilig Hart verlaten, waar ik vanaf mijn twaalfde een priesterlijke en kloosterlijke opleiding had genoten. Mijn diep gekoesterde religieuze idealen waren aan flarden geschoten onder meer door de tijdgeest, die ik gretig inzoog, tot dronken worden toe. Er werd in mij een vrijzinnigheid gewekt die mij wegvoerde van de kloosterlijke regels, de kerkelijke organisatie en het binnen-christelijke. In de plaats daarvan kwam een vage interesse voor de religies van het Verre Oosten. Met instemming las ik Marcuse v en Norman O’Brown. vi Maar met mijn uittreden uit het klooster en de onmogelijkheid nog de theologiestudie af te maken, wist ik niet hoe het met mijn leven verder moest. Wereldvreemd, eenzaam en zonder uitzicht op een toekomst verkeerde ik in een zeer donkere periode. Mijn belangstelling voor de mystici bleef onverminderd. Op een dag zei Karel Douven, die een levensreddende rol voor mij speelde: ‘We gaan naar Dürckheim. Echt iets voor jou.’ Ik had over Dürckheim gehoord, ook iets van hem gelezen. En Han Fortmann, hoogleraar godsdienst- en cultuurpsychologie aan de Nijmeegse universiteit, had in zijn colleges aan hem de nodige aandacht besteed. vii Dus wij naar Todtmoss-Rütte. In dit spirituele centrum was niets Japans of boeddhistisch te vinden. Want Dürckheim wilde een meditatievorm zonder de Japanse ‘ballast’. Er was geen speciaal ingerichte meditatieruimte. We kwamen bijeen in onze gewone kleren in de bibliotheek. Of we op bankjes zaten of op kussens weet ik niet meer. Ook heb ik maar een vage herinnering aan het programma. Dat moet ongeveer als volgt geweest zijn: ’s ochtends uitgebreide zazen- instructie en -beoefening, een Vortrag, in de middag een keuzeprogramma (muziek, tekenen of nog iets anders) en ’s avonds weer meditatie-instructie en ‘zitten’. Ik herinner me ook nog aikidolessen. Maar tijdens die week werd er iets onuitwisbaar in mijn lichaam en geest geprent. Dürckheim’s instructies waren uitgebreid en gedetailleerd. Hij begon echter niet met het Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 1.

Transcript of Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988)...

Page 1: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Karlfried Dürckheim (1896-1988)Transcendentie als ervaring i

Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring kan komen, die – voor wie bereid is –naar de veranderende diepte voert. Gelukkig degene, die het uur van de wende ookwaarneemt als wat het is en het ‘licht in de nacht’ niet voor een luchtspiegeling ziet.ii

In oktober 1970 reed ik met Karel Douveniii en Jan van der Lansiv in een Renault-4, hettoenmalige lievelingskarretje van de alternatieve scene, naar Todtmoos-Rütte, eensprookjesdorp in het zuiden van het heuvelachtige en bosrijke landschap van Beieren, enkelekilometers ten zuiden van Freiburg im Breisgau, om aldaar een Tagung, een achtdaagsezenmeditatiecursus te volgen in het Existential-psychologischen Bildungs- undBegegnungsstätte Todtmoos-Rütte, dat in 1951 gesticht was door Karlfried Dürckheim enFrau Maria Hippius. Een jaar hiervoor had ik de congregatie van de Priesters van het HeiligHart verlaten, waar ik vanaf mijn twaalfde een priesterlijke en kloosterlijke opleiding hadgenoten. Mijn diep gekoesterde religieuze idealen waren aan flarden geschoten onder meerdoor de tijdgeest, die ik gretig inzoog, tot dronken worden toe. Er werd in mij eenvrijzinnigheid gewekt die mij wegvoerde van de kloosterlijke regels, de kerkelijke organisatieen het binnen-christelijke. In de plaats daarvan kwam een vage interesse voor de religies vanhet Verre Oosten. Met instemming las ik Marcusev en Norman O’Brown.vi Maar met mijnuittreden uit het klooster en de onmogelijkheid nog de theologiestudie af te maken, wist ikniet hoe het met mijn leven verder moest. Wereldvreemd, eenzaam en zonder uitzicht op eentoekomst verkeerde ik in een zeer donkere periode. Mijn belangstelling voor de mystici bleefonverminderd.

Op een dag zei Karel Douven, die een levensreddende rol voor mij speelde: ‘We gaan naarDürckheim. Echt iets voor jou.’ Ik had over Dürckheim gehoord, ook iets van hem gelezen.En Han Fortmann, hoogleraar godsdienst- en cultuurpsychologie aan de Nijmeegseuniversiteit, had in zijn colleges aan hem de nodige aandacht besteed.vii Dus wij naarTodtmoss-Rütte.

In dit spirituele centrum was niets Japans of boeddhistisch te vinden. Want Dürckheimwilde een meditatievorm zonder de Japanse ‘ballast’. Er was geen speciaal ingerichtemeditatieruimte. We kwamen bijeen in onze gewone kleren in de bibliotheek. Of we opbankjes zaten of op kussens weet ik niet meer. Ook heb ik maar een vage herinnering aan hetprogramma. Dat moet ongeveer als volgt geweest zijn: ’s ochtends uitgebreide zazen-instructie en -beoefening, een Vortrag, in de middag een keuzeprogramma (muziek, tekenenof nog iets anders) en ’s avonds weer meditatie-instructie en ‘zitten’. Ik herinner me ook nogaikidolessen.

Maar tijdens die week werd er iets onuitwisbaar in mijn lichaam en geest geprent.Dürckheim’s instructies waren uitgebreid en gedetailleerd. Hij begon echter niet met het

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 1.

Page 2: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

uitleggen van de zazen-houding. Er gaat een voorwaarde aan vooraf, die niet alleen vanbelang is om tot een juiste wijze van zitten te komen, maar ons ook helpt aan een goedehouding in ons dagelijkse leven. Het is een grondoefening van het juiste zwaartepunt; voorieder echt aanwezig zijn: ga rechtop staan, de armen los laten hangen, de blik op oneindig,geef de voeten het gevoel dat zij stevig de grond raken (‘voet aan de grond krijgen’). Let opde ademhaling hoe deze komt en gaat, laat bij elke ademhaling jezelf in je schouders los. Bijelke uitademing zink je dieper in je bekken, je laat boven (schouders, borst) los om diepernaar beneden (bekken) te dalen. Dit neerdalen in de buik-bekkenruimte en daarin ontspannente verblijven is de kern van de oefening. Hier één worden met de grond, de gehele buik-bekkenruimte, de lendenen, het gebied van het heilig been, inclusief het zitvlak. Hier ligt hetdragende midden van de mens. Vervolgens leren hoe bij een inademing dit gehele centrumzich vult met lucht. De onderbuik komt bol te staan, denk je buik als een ballonnetje, als eenpeertje, of een piramide, een puntige top met een stevige basis. Daar blijven, ook tijdensuitademing...

Dit is de kern van de oefening van hara waar Dürckheim zijn naam aan te danken heeft.Hoe gemakkelijk dit wellicht ook klinkt, het is een moeilijke oefening. Want zoals hij uitlegt,deze houding van verzonkenheid in het bekken en vol overgave en vertrouwen daar wonen istegengesteld aan onze gewone houding die zijn bron heeft in het hoofd (boven) en zichkenmerkt door willen beheersen, angst voor pijn en dood, eigendunk, kortom een klein ik datzich afsluit voor een groter leven.

Dan leert Dürckheim ons zazen: het zitten met een rechte rug, de kin ingetrokken zodat deoren boven de schouders staan, de schouders ontspannen laten afhangen, de handen in deconcentratie-mudra, de kracht in de onderbuik (hara), het volgen van de adem waarbij deuitademing iets benadrukt wordt, de benen – waar waren die ook weer? Volgens die instructiezaten we misschien twintig of dertig minuten. Het waren lange minuten en het deed pijn. Hetzitten met de kracht in de buik alsof het een ballonnetje was, kreeg ik niet voor elkaar. Envooral ‘niet bewegen’. Waar het kriebelt, zo laten, niet aankomen, verdragen. Telkens terugmet de aandacht naar de ademhaling. Afdwalen, dat wil zeggen ergens aan beginnen tedenken, niet erg, maar weer terug naar de ademhaling. Ik ontdek mijn onstuitbare, levendigegeest. Maar dat is niet erg, want terug naar de ademhaling. Ik merk dat ik zo wel aan de gangkan blijven. Ook dat wordt gauw een inzicht: het is dweilen met de kraan open.

In de loop van deze week ben ik dit stille zitten steeds meer gaan waarderen. Ook al doethet fysiek soms pijn en is het lastig de aandacht op de ademhaling vast te houden, ik voel datdeze zithouding iets met mij doet. Ik verbaas me erover hoe snel zazen, toch een simpelevorm, iets in mij bewerkstelligt. Ik ga mij in deze houding thuis voelen en het geeft meruimte. Na afloop voel ik steeds een zekere lichtheid. Dürckheim verklaart:

Hoezeer de oefening in het eenvoudig stilzitten de hele mens aangrijpt en verandert, wordt iedereenduidelijk die zichzelf eens de moeite geeft het stilzitten te beoefenen. Hij zal al heel gauw vragen:‘Hoe is het toch mogelijk, dat een zo simpele oefening een dergelijke uitwerking kan hebben oplichaam en ziel?’ Wie oefent merkt al spoedig dat het bij het stilzitten niet gaat om een lichamelijkeoefening en evenmin om wat onder ‘geestelijke’ oefeningen wordt verstaan. Dan staat hij ver-wonderd voor de vraag: ‘Wat wordt er dan eigenlijk geoefend, als het noch het lichaam, noch degeest is en toch beiden er door geraakt worden?’ Het antwoord luidt: De beoefenaar zelf wordtgeoefend, de beoefenaar als die iemand, die persoon die in zijn oorspronkelijke eenheid, vóór, in enna alle mogelijke onderscheidingen van lichamelijke en psychisch geestelijke uitingen en inhoudener is. Naarmate wij nu ernst maken met de mens als subject in levende lijve komen bepaaldelevensuitingen uit de schaduw van oude zienswijzen in een nieuw licht te staan. Bijvoorbeeld destemmingen en houdingen van de mens. In het teken van de scheiding van lichaam en ziel wordende stemmingen alleen beschouwd als gevoelens; de houdingen, evenals de ademhaling als ietsalleen lichamelijks. Wanneer we echter bij ons onderzoek op het subject betrokken blijven, dan

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 2.

Page 3: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

kunnen we ziel en lichaam niet scheiden. En daar waar het om verandering gaat krijgen degrondstemmingen evenals alle houdingen en gebaren die er de uiting van zijn, een nieuwebetekenis; ze zijn namelijk manieren waarop iemand van zichzelf besef krijgt, zich uitdrukt en inlevende lijve er is.

De zin van iedere oefening is de verandering, dankzij welke het Zijn steeds duidelijker zich inhet binnenste van de mens ontplooit en zich steeds meer kan openbaren in de wereld, in de glansvan zijn beleving, in de straling van zijn simpele aanwezigheid en als drijfkracht, zin en uitwerkingvan zijn doen en laten. Aangezien de mens in zijn wezen deel heeft aan het Zijn, en dit deel hebbenjuist zijn wezen uitmaakt, betekent een dergelijke verandering de openbaring van het wezen in dewereld en wel onder de telkens weer speciale omstandigheden van zijn historische wording.viii

Nog voor we huiswaarts reden wist ik: ik heb een antwoord gekregen op een vraag, die me alzo lang kwelde: hoe komen de mystici toch aan hun inzichten? Dürckheim gaf een antwoordin de vorm van een concrete, allereerst fysieke oefening. Dit is de toegangspoort tot wat demystici omschrijven als contemplatie. Tijdens mijn kloosterjaren heeft niemand mij ditkunnen leren. De mystieke traditie was al te ver op de achtergrond geraakt. Maar Dürckheimtoonde mij dit, in levende lijve.

Karl Friedrich Alfred Heinrich Ferdinand Maria Graf Eckbrecht von Dürckheim-Montmartin,aldus zijn volledige naam.ix We hebben te doen met een heer van stand. De familiestamboomgaat van vaderszijde terug tot de dertiende eeuw en van moederszijde tot de tweede helftachttiende eeuw. Zoals het de adel betaamt, bekleden de mannen hoge posities, waarondergeneraals, hoge militaire officieren, diplomaten en bankiers. Eeuwenlang waren defamilieleden dienaren des Vaderlands.

Karlfried werd geboren in 1896. Hij groeide op zowel in Steingaden als in Bassenheim,twee plaatsen waar de familie huizen en grond bezat. Als anderhalf jarig kind herinnert hijzich de sfeer rond de dood van zijn grootmoeder in 1899, toen hij op de arm van dekinderjuffrouw naar het sterfbed gebracht werd:

Ik ben het nooit vergeten, die stemming, die aanwezigheid van de dood. Zo eigenaardig stil. Eenhalf donkere ruimte, alleen kaarslicht... Een merkwaardige geur, het rook naar was. Op de arm vande kinderjuffrouw keek ik, zonder iets te begrijpen, naar het bed waarop grootmoeder lag en ikvoelde mij – en dat voel ik nog steeds – op een eigenaardige wijze naar het bed getrokken, maartegelijkertijd was ik bang, stootte het me af en wilde ik terug naar de geborgenheid. Het geheel hadeen wonderbaarlijke, unheimliche kwaliteit. Het was de eerste ervaring met de eenheid van hetfascinosum en tremendum die in de grond de ervaringskwaliteit is van het numineuze [...]x

Karlfried speelde graag met zand en genoot van de liefhebberijen van zijn vader: vissen enjagen. Hij herinnert zich zeer sterke zintuiglijke indrukken: de geur van bloeiende bloemen,het ruisen van de beek, het gevoel dat het zand hem gaf als het door zijn vingers gleed. Metzijn zeer religieuze vader ging hij zondags naar de katholieke dorpskerk – moeder was vanprotestantse huize – waar zij een vaste plaats hadden vanwaar zij de verrichtingen van depriester goed konden volgen.

Ik begreep er niets van, voelde oneindig veel. In dit geheel van wierookgeur, koorgezang,wonderbaarlijke gebaren van de priester in zijn mooie gewaden, het luiden van de kerkklokken, hetmurmelen van de biddende gemeenschap, hier voelde ik mij wonderbaarlijk geborgen. Juist het nietbegrijpelijke, maar die geheimzinnige geladenheid hield mij in zijn ban, de waarheid in hetOnvatbare. Iets daarvan bleef in mij levendig en die betrokkenheid op het mysterie bepaalde dooren door mijn werk. Religieuze verankering van het leven schijnt mij slechts in die mate levendig teblijven en tot rijping te komen, als zij in de ervaringen wortelt, die als zodanig onweerlegbaar zijn

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 3.

Page 4: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

en voor het verstand een mysterie blijven. Juist geloof is een grondrecht van het gemoed, waarin degeheimenissen spreken, zonder dat men hen ‘ventileert’, dat wil zeggen, rationeel plaatst.xi

Om financiële redenen moest het bezit in Bassenheim verkocht worden. De familie verhuisdenaar Weimar. Karlfried ging naar het gymnasium. Meteen na het behalen van het diploma,meldde hij zich als vrijwilliger bij het leger. Zevenenveertig maanden zou hij dienen aanverschillende frontlinies, zonder – naar eigen zeggen – een schot te hebben gelost, zondergewond te raken, ‘terwijl de kogels door mijn kleren vlogen’. De oorlogservaring voldoodsangst en het zien van gedode soldaten was van grote betekenis voor zijn latereonderricht:

De ervaring met de oorlog gaf het gehele leven een numineuze achtergrond. Ik ontdekte dat menjuist in het aangezicht van de dood een stap in de richting van het werkelijke leven kan maken.Deze ervaring werd later een deel van mijn leer: doordat men de dood accepteert, ontdekt enontvangt men het leven, dat aan gene zijde van leven en dood is, het LEVEN [...]xii

Direct na de oorlog sloot hij zich aan bij het uiterst rechtse Freikorps dat streed tegen deBolsjewieken. Hij belandde voor enige tijd in de gevangenis. Duitsland beleefde een uiterstroerige tijd: de extreem linkse groep Spartacus preekte de revolutie met als dieptepunt dereactie van rechts met de moord op Rosa Luxemburgs en Karl Liebknecht. Na zijn vrijlatingnam Dürckheim ontslag uit het leger: ‘Ik besloot: ik kon niet langer soldaat zijn.’ Daarmeeverbrak hij ook de eeuwenoude keten waarmee de Dürckheim’s verbonden waren met hetmilitaire apparaat. Tevens besloot hij af te zien van de familie-erfenis, waarop hij als oudstezoon recht had. Maar ook al had hij het militaire uniform verwisseld voor het burgerkostuum,zijn antirevolutionaire werk zette hij voort door als journalist te schrijven in enkelepatriottische tijdschriften die waarschuwden tegen het buitenlandse gevaar van deBolsjewieken.

Nog in 1919 ging Dürckheim studeren aan de universiteit van München – filosofie enpsychologie. In de Beierse metropool ontmoette hij onder andere: de dichter Rainer MariaRilke, Richard Wilhelmxiii, Ludwig Klagesxiv en Stefan Georgexv.

Tijdens zijn studietijd in München leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen: Enja, EvaMaria von Hattingberg. Met haar zou hij een van de belangrijkste momenten van zijn levenmeemaken. In interviews, gesprekken en geschriften zal hij eindeloos over deze gebeurtenisvertellen. Zij bezochten de kunstschilder Willi Geigerxvi. Enja zat aan een tafel. Naast haar lageen boek uit het Insel Verlag met teksten van Chinese wijzen. Zij nam het boek, opende het enlas met luide stem het vers dat haar ogen trof. Zij las het elfde hoofdstuk uit Lao Tze’s DaoDe Jing:

Al verenigt men dertig spaken in één naaf, in wat er niet is, ligt de bruikbaarheid van de wagen. Al wordt leem gevormd tot vaatwerk,in wat er niet is, ligt de bruikbaarheid van het vaatwerk.Al worden deuren en vensters uitgehakt om een huis te maken, in wat er niet is, ligt de bruikbaarheid van het huis.Daarom, zijn voordeel doende met wat er is, maakt men gebruik van wat er niet is.xvii

Dürckheim bekende:

Bij het horen van de elfde spreuk sloeg de bliksem bij me in. Het voorhangsel scheurde en ik wasontwaakt. Ik had HET ervaren. Alles was er en toch wat het er niet, was deze wereld en tegelijkdoorschijnend van een andere. Ook ik zelf was en was tegelijk niet. Was vervuld, betoverd, aangene zijde en toch geheel en al hier, gelukkig en als zonder gevoel zeer ver weg en toch diep

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 4.

Page 5: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

binnen in de dingen. Ik had het ervaren, overduidelijk als een donderslag, licht-helder als eenzonnedag en dat was totaal onvatbaar. Het leven ging verder, het oude leven en toch was ’t hetoude niet meer. Smartelijk wachten op meer Zijn, op de vervulling van een diep gevoelde belofte.Tegelijk oneindige toename aan kracht en het verlangen naar de verlichting [...]xviii

Alle grote thema’s uit zijn latere geschriften zitten in dit citaat: de grote ervaring die de mensinvoegt in het Zijn, de belofte die er in schuilt en de verplichting die gevoeld wordt, namelijktot het gaan van de innerlijke weg. Hij begon Meester Eckhart te lezen. In de preken entraktaten hoorde hij een veelvuldige echo van de klokken die in hem geklonken hadden;dezelfde toon, zij het in een ander ‘klagen’, die hij hoorde bij Rilke en Nietzsche. Hij las deboeddhistische geschriften over de boeddhanatuur, die woont in alle mensen. En hij vroegzich af: Eckhart, Lao Tse, Boeddha – was de grote ervaring, die hen beroerde, in de grond nietdezelfde?

In diezelfde tijd raken Karlfried en Enja bevriend met een ander echtpaar, FerdinandWeinhandl en zijn vrouw Margarete. Zij vormden een kring, het Quadrat, waar zij detransformatie zochten naar een nieuwe mens en anderen wilden helpen zichzelf te vinden. Zijonderwierpen zich aan een dagelijks gewetensonderzoek, deden meditatieve, objectloze stilteoefeningen (‘mijn eerste zazen’, noemt Dürckheim dit) en volgden de Geestelijke oefeningen(Exercitia spiritualia) van Ignatius van Loyola. Vooral Weinhandl had grote invloed op degroep. Hij zag Eckhart – en hij was niet de enige – als een Germaans mysticus, een vroegemanifestatie van de diepste essentie van de Germaanse spirit. Deze völkische interpretatie vanEckhart zou in de nazi-tijd nog lang doorklinken.xix Ook Dürckheim zou later Eckhartaanduiden als de man die de Germanen erkennen als de meest oorspronkelijke verkondigervan God.

In 1921 verhuist het Quadrat naar Kiel waar zij een woongemeenschap vormen. Twee jaarlater trad Karlfried officieel in het huwelijk met Enja von Hattenberg. Met zijn studie aan deuniversiteit had hij het niet gemakkelijk. Hij had een grote aversie tegen het kwantitatieveonderzoek dat toen in de psychologie de boventoon voerde. De waardering voordieptepsychologie met aandacht voor de gehele mens was ver te zoeken. Bovendien had hij deintuïtie omtrent het geheim van het transcendente Zijn als volheid, wet en eenheid in hetbegrijpelijke bewustzijn. Maar hij slaagde voor het examen. In 1925 werd hijwetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Leipzig. Maar ook hier viel het hemniet mee. Met de nodige treurnis bezag hij de ‘vele apparaten’ waarmee onderzoek werdgedaan. Dürckheim nam reeds de subjectieve dimensie van de werkelijkheid, de persoonlijkeruimte en tijd zeer serieus. Naast het geven colleges werkte hij aan zijn Habilitationsschrift.Na enige aarzeling bij de beoordelingscommissie werd het volledig geaccepteerd (1930).

Dankzij een hernieuwde ontmoeting met Paul Klee en Wassily Kandinsky, zij waren reedsvroeger regelmatige bezoekers van Dürckheim’s ouderlijk huis, ging hij ook lesgeven aan hetBauhaus in Dessau en wel in Gestalt Psychology. De economische crises van die jaren raakteook de familie Dürckheim: een faillissement maakte een einde aan al hun bezittingen.

In 1933 werd Dürckheim lid van de NSDAP. Bovendien meldde hij zich ook aan bij de SA(Sturmabteilung), een paramilitaire organisatie van de NSDAP. Hij geloofde dat Hitler en denazi-beweging de komst zouden brengen van de nieuwe mens. Zijn zoeken naar een visie opde mens als geheel bracht hem al gauw tot een holistische psychologie van de gemeenschap:de Gemeinschaft als een gesloten geheel, gekenmerkt door een waardesysteem dat absolutegeldigheid had voor alle leden. Een ware relatie tussen het geheel en zijn delen bestaat uit detotale ondergeschiktheid van de delen. ‘Het Zijn van het geheel is de imperatief van zijndelen, wat nuttig is voor het geheel, is de wet voor de individuen. Men moet daarom ook‘strijden’ tegen vreemde lichamen (de raciale kwestie!).’xx

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 5.

Page 6: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Volgens hem had het Volk in de Weimarrepubliek zijn heerschappij over zijn onderdanenverloren. ‘De leiders zijn vervreemd geraakt van het hogere geheel en zelfs erger, niet-Germanen, vooral Joden hadden een veelbetekenende invloed uitgeoefend. Het moet steedsweer benadrukt worden dat de nazi-beweging de revolutie was van het geheel tegen zijnontrouwe delen.’ Hij verdedigde de wreedheid van het regime tegenover individuen die nietbereid waren zichzelf ondergeschikt te maken aan wat de nazi’s beschouwden als de belangenvan het grote geheel. De nazi-mens bezit ‘de kracht om radicaal te zijn, die zich niet herkentin een sentimentele zorg over pijnlijke bijverschijnselen die overal individuen raken waar hetde realisatie van een groter geheel betreft. Het verwijt van hardheid, waarvan het nationaal-socialisme in het openbaar beschuldigd wordt, is een typische bewering van een soortmensheid dat zich bekommert om individuen en het zicht verloren heeft op het superieuregeheel.’

De Germaanse wereldvisie werd volgens Dürckheim voor het eerst een politieke kracht.De deutsche Weltanschauung toonde religieuze kenmerken: ‘een geloof, niet alsonderwerping aan een dogma, maar als een inspirerende kracht die komt van eenvreugdevolle ervaring van een hoger geheel, dat in jou woont en wenst door jou tot realiteit tekomen – en dit met zulk een macht dat je niets anders kan doen dan deze hogere wil te dienenen alles op te offeren wat slechts persoonlijk is.’ Het Volk werd een boventijdelijke eeuwigeessentie die zich in elk individu moest incarneren. Daar het Volk de oorspronkelijkeopenbaring is van het goddelijke, is het de hoogste religieuze taak van zijn leden bij te dragenaan zijn ontwikkeling en zijn meest krachtige manifestatie.

In 1934 kreeg de loopbaan van Dürckheim een onverwachte wending. Hij werd door deRijksminister van Opvoeding uitgenodigd om in Zuid-Afrika het Duitse Rijk tevertegenwoordigen bij een conferentie over educatie. Tevens kreeg hij de opdracht meerdereweken door het land te reizen om ‘het Duitse in Zuid-Afrika’ te onderzoeken. Hij nam hetaanbod gretig aan. Zijn biograaf merkt hierbij op: ‘Dit betekende voor hem een verdergaandeidentificatie met de buitenlandse nazi-cultuurpolitiek.’xxi De reis nam ongeveer een half jaar inbeslag.

Terug in Duitsland werd hem de mogelijkheid geboden in dienst te treden van het bureauRibbentrop, genoemd naar Joachim von Ribbentrop, die rechtstreeks Hitler adviseerde inbuitenlandse aangelegenheden. Dürckheim verwisselde graag zijn universitaire leerstoel voorhet diplomatieke werk dat hem bij al het reizen ook belangrijke maatschappelijke contactenbracht. Hij en zijn vrouw Enja verhuisden naar Berlijn.

In 1936 werd hij gedetacheerd in Engeland met het doel uit te vinden ‘hoe de Engelsendenken over het nieuwe Duitsland’. Hij ontmoette onder andere koning Edward VIII enWinston Churchill. Maar plotseling werd zijn opdracht ingetrokken. Men wist dat Karlfriedeen joodse grootmoeder van moeders kant had. Aanvankelijk dacht Ribbentrop dat dit hetdiplomatieke werk ten goede zou komen. Nu werd echter besloten dat Dürckheim op die postonhoudbaar was. Hij werd ‘politisch untragbar’ bevonden en kreeg onder het motto ‘zo verweg als maar mogelijk is’ een nieuwe benoeming: Japan. Het keizerlijke land was druk bezigOost-Azië te bevrijden van de kolonialen, dat wil zeggen om het onder de eigen heerschappijte brengen en deed daarmee wat de Duitsers in Europa probeerden. Hoewel Hitler onder deindruk was van Japan’s militaire macht, had hij ook een zeker wantrouwen jegens de ‘gelevuist’, zoals hij in Mein Kampf de natie noemde. Dürckheim kreeg de opdracht ‘de Japansenationale opvoeding’ te onderzoeken, als ook de cultuurpolitieke mogelijkheden vanDuitsland in Japan.

Hij reist per schip. In Japan aangekomen, houdt hij nauwkeurig een dagboek bij. Hijschrijft over het Japanse bad, het Kabuki theater, eetgewoonten, dansvoorstellingen. Euforischbeschrijft hij gedetailleerd de theeceremonie. Hij bezoekt diverse steden zowel in het noordenals het zuiden. Geen gelegenheid laat hij voorbijgaan om de Japanners, die nog erg weinig

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 6.

Page 7: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

weten van het nieuwe Duitsland, te interesseren in het nationaal-socialisme. Zijnvoordrachten, gehouden in Tokio en Kioto, en meerdere artikelen worden in het Japansgepubliceerd onder de titel Opvoeding en wetenschap in het nieuwe Duitsland. Ook vermeldthij zijn kennismaking met het zenboeddhisme. In zen ziet hij het bij elkaar komen van alleJapanse kunsten: ‘In zen heeft deze cultuur van het innerlijke verticale zijn grootste, edelsteen verst reikende uitdrukking.’xxii Het gemeenschappelijke formuleert hij aldus: het zichgeheel naar binnen verzamelen van de Japanner op een wijze, die hem naar buiten toe dankzijvoortdurende fysieke oefening tot grote prestaties brengt. Alsof hij een peillood met zichdraagt dat hem altijd weer geheel en al onafhankelijk van de wereld met de diepten verbindt,aan wie niets meer tegemoet komt. Bijna huiveringwekkend werkt die absoluteonbeweeglijkheid van de (beoefenaren).xxiii Hij werd naar een zenklooster begeleid doorYanasigawa, de secretaris van Daisetsu Suzuki.

Na zes maanden keert hij terug naar Duitsland. In lezingen en geschriften vertelt hij keerop hoe belangrijk uit cultuurpolitiek oogpunt de verbinding Duitsland en Japan is.

In november 1939 sterft zijn vrouw Enja, eenenvijftig jaar oud. Zij leed al langere tijd aankanker. Een maand later overlijdt zijn vader Friedrich Graf Dürckheim op eenentachtigjarigeleeftijd.

Karlfried wordt opnieuw naar Japan gezonden. Zijn meerderen hebben ontdekt hoe men innazi-Duitsland een man met een dergelijk verleden en diplomatieke gave in kan zetten in dewereld. Hij reist per trein via Rusland en maakt zich zoveel mogelijk de Japanse taal eigen.Daar aangekomen publiceert hij al gauw in diverse tijdschriften, die nauw gelieerd zijn aanhet regime. Hij hoort van de Duitse invasie in de Benelux en Frankrijk. Hij betreurt het nietaan het front te kunnen zijn, maar is toch dankbaar dat hij zich bezig mag houden met deeeuwig actuele vraagstukken van het Volk.

In een gesprek met de zen-abt van Matsushima vermeldt hij Meister Eckhart. De abtbevestigt de overeenkomst in zen: door zelfoverwinning, onafhankelijkheid van dood en levenen door de vrijheid zich in dienst te stellen, zijn kleine zelf op te laten gaan in de grote gehelewerkelijkheid van het omvattende zelf en aldus tot een nieuwe verhouding met alle dingen tekomen.xxiv

Hij maakt kennis met het boogschieten en leest een artikel van von Herrigel, die reeds in1921 met zen in aanraking was gekomen. Hij neemt les bij de leraar van von Herrigel, want‘alleen zo leer ik dingen over Japan die men nooit via boeken of anderszins ervaren kan.’ Hijleerde met de boog doelvrij te schieten.

Jaren later herinnerde hij zich:

Ik weet nog hoe ik een keer in de aanwezigheid van de meester schoot en de pijl vanzelf wegging;‘ik’ had niet geschoten. HET had geschoten! De meester had het gezien, nam de boog uit mijn handen hield mij in zijn armen – wat zeer zelden gebeurt in Japan – en zei: ‘Dat was het.’ Hij nodigdemij uit in zijn huis op de thee. Aldus heeft het boogschieten mij oneindig veel gebracht. Want debeheersing van een dergelijke traditionele Japanse techniek heeft de zin, niet een voleindigdeprestatie in sportief opzicht te zijn, maar zij betekent: een schrede voorwaarts op de innerlijke weg[...]xxv

In publicaties en lezingen zet hij zijn onderzoek voort naar de religieuze grondslagen van deJapanse kracht, zowel in Shinto als in het boeddhisme. Hij zoekt vooral naar de völkischefactoren. Beide ziet hij als geschikt voor de goddelijke, völkische natuur van Japan die dehistorische manifestatie versterken van de eeuwige Japanse geest. Zelfs als hij MeisterEckhart en zen met elkaar vergelijkt – hij publiceerde een boekje van vijfentachtig bladzijdenonder de titel Maisuteru Ekkuharutu – bedoelde hij dat niet als een vergelijking van eenzekere vorm van boeddhisme met een soort christelijke theologie en spiritualiteit, maar als

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 7.

Page 8: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

een reflectie over de Japanse völkische religie (geïnspireerd door het boeddhisme) en deDuitse völkische religie (geïnspireerd door het christendom).

Dürckheim beschrijft Japan als een land dat met dezelfde problemen wordt geconfronteerdals de nazi-beweging van die tijd. Moderne ontwikkelingen, zoals industrialisatie,rationalisatie, de invloed van westerse, vooral Amerikaanse houding van individualisme,bedreigden de realisatie van de eeuwige essentie van beide volken. Evenals Duitsland stondJapan voor de opgave tot politisering van zijn oorspronkelijk geloof.

Vele artikelen schrijft hij met dezelfde strekking, waarbij Japan geprezen wordt als zo niethet enige dan toch wel het exemplarische Volk. Zenboeddhisme speelt een grote rol. Zen iseen boeddhistische sekte die evenals andere boeddhistische scholen verlichting zocht doormiddel van meditatie, maar verschilt van andere boeddhistische stromingen om drie redenen:zijn ontkenning van elk dogma, zijn streven naar een directe relatie met het absolute en zijnnadruk op de beoefening van deze relatie in het dagelijkse leven, werk en dienstbaarheid. Zenis behulpzaam bij het creëren van een typisch Japanse synthese van een passieve ervaring vanGod met de wilskracht van vastbesloten actie. Zenmonniken waren de grote leraren van desamoerai-geest die zich ontwikkeld had sinds de eerste militaire heerschappij in de dertiendeeeuw.

Het is goed te weten dat misschien vijftig procent van het Japanse officieren corps een min of meernauwe band hebben met het zenboeddhisme en dit betekent dat zij kennis hebben van debewegingsloze geest, het stille hart. Het betekent ook dat zij een persoonlijke verhouding hebbenmet de eisen van de zenboeddhistische cultuur, die de vervulling van het leven ziet in debevestiging van volmaakte harmonie – symbolisch tot uitdrukking gebracht in de theeceremonie,maar uiteindelijk in alles, vooral in menselijke relaties.

Zen, in Dürckheim’s visie, is een beoefening die de verschillende klassen van het JapanseVolk verenigt. Niet alleen militaire officieren, maar ook zakenlui, industriële werkers enboeren staan open voor de door zen beïnvloede meditatie ervaring en kennen ‘het geheim vande innerlijk ruimte’.

De ervaring van de innerlijke ruimte stelt de Japanner in staat om tevreden te zijn met welkeomstandigheden zij ook moeten leven en maakt dat zij zelfs gelukkig kunnen zijn met hard werk enarmoede zoals als arbeiders en boeren en kalm kunnen blijven zelfs wanneer zij hun leven alssoldaat riskeren. De vruchten van de boeddhistische invloed en daardoor de onbewuste,opvoedkundige waarde van de op de zen gebaseerde kunsten worden evident: van het meestinnerlijke licht krijgen dood en zelfs suïcide omwille van het vaderland hun sublieme heiliging enop een meest fundamentele wijze verliezen zij alle huiver.

In april 1944, terwijl het al duidelijk is dat Duitsland de oorlog gaat verliezen, schrijft hij aaneen Japanse vriend:

Als ik nadenk over de heersende klasse in de toekomst, dan gaat het wellicht om zo iets als eenpolitiek, dat wil zeggen völkisch en toch tegelijk übervölkisch satori, dat wil zeggen om eenspirituele doorbraak naar een uiteindelijke werkelijkheid, waarin het zoekende subject niet hetindividuele is, maar een in het individuele tot bewustzijn komend grotere zelf.xxvi

15 augustus 1945 tekent Japan de volledige overgave. Het land ligt in puin. Hiroshima enNagasaki zijn door de atoombom verwoest. Tokio was al in maart van dat jaar door een vlootvan 334 Amerikaanse bommenwerpers, die een tapijt van napalm uitstrooide, een spookstadgeworden, een woestijnstad van halve en hele ruïnes, uitgebrande auto’s, kapotte straten.Eenenveertig vierkante kilometer van Tokio werd in de as gelegd.

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 8.

Page 9: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Na de capitulatie bezetten de Amerikanen Japan. In oktober werd Dürckheim gearresteerd ennaar de Sugamo-gevangenis gebracht. Hij zal daar zestien maanden verblijven. Over de eerstemaanden schrijft in een brief aan zijn secretaris Ursula Witt, die in Japan gebleven was omvoor zijn huis en voor de terugbetaling van zijn in beslag genomen geld te zorgen:

[…] [een lotsbeschikking], die mij door God gezonden is en als een kans naar binnen envoorwaarts te komen. In de grond van mijn ziel, durf ik te zeggen, heerst grote stilte. Hoe langerhet duurt, des te meer weet ik dat niets in mijn binnenste mij beroeren kan [...] Maar dat is slechtséén zijde van de medaille. Ik ben een menselijk wezen en zolang ik in de gevangenis mijn lichaam(Körper) ben, lijd ik [...] Hoe langer ik hier ben, bespeur ik een toenemende depressiviteit, en weleen zeer ernstige. Het is geen gewone neerslachtigheid, die komt en gaat. De mijne ligt dieper[...]xxvii

Hij voelt zich volledig hulpeloos, gekweld, een ineenstorting nabij: ‘Ondanks mijn spiritueleinstelling, waarop ik mij terug kan trekken zoveel ik kan, ben ik toch een normaal mens enkan dit niet langer uithouden. Ik ben trouwens ook niet zeker van de reactie op de dag dat ikweer naar buiten kan. Ik wil u [Ursula Witt] niet bang maken, maar ik moet dit even kwijt.’

In het voorjaar van 1946 verbetert zijn gezondheid. Hij krijgt de gelegenheid in zijn cel telezen en schrijven. Er ontstaan gedichten, aantekeningen, het plan voor een boek ‘HetEvangelie van het leven’. Hij herinnert zich zijn leraar in het boogschieten Umeji en meldtaan zijn secretaris: ‘Ik ben blij deze kunst geleerd te hebben, ook al ben ik niet meer in staatdit daadwerkelijk te beoefen.’ Hij vraagt Ursula Witt: ‘Wanneer je de kans hebt een boek overmoderne psychiatrie te sturen ben ik daarvoor zeer dankbaar [...] ik heb het nodig om mijntoekomstige werk voor te bereiden.’

Tien jaar na zijn vrijlating antwoordde hij op een vraag hoe hij over de tijd in degevangenis terugzag, het volgende:

Dat was voor mij desondanks een zeer vruchtbare tijd. De eerste weken had ik bijna elke nacht eendroom, waaronder dromen die elementen van mijn toekomstige werk vooruit tonen. In de cel werdik omgeven door een grote stilte. Ik kon voor mijzelf werken. Zo begon ik een roman te schrijven.Mijn medegevangenen wachten altijd op de voortgang. Waardevol was deze tijd vangevangenschap voor mij vooral daarom, dat ik de beoefening van zazen had en urenlang kon stilzitten.

Na zijn vrijlating komt hij terug in een troosteloos land. Zijn gehele bibliotheek, duizendpersoonlijke herinneringen, zijn manuscripten, het familiebezit, dat alles is vernietigd. Hijtreft zijn moeder aan in grote armoede als een door lijden en teleurstelling getekende vrouw.Hij moet vanaf een nulpunt zijn leven opnieuw hernemen.

Hij vond aansluiting in München bij een psychotherapeutische kring. Daar ontmoette hijUrsula von Mangoldt, een nicht van Walther Rathenaus, joods, een belangrijk industrieel,politicus, die door extreem rechts in 1922 vermoord werd. Zij was gehuwd met deeconomische politicus Hans-Karl von Mangholdt met wie zij een uitgeverij deelde, de OttoWilhelm Barth Verlag. In 1947 verscheen de eerste druk van het succesvolle De kunst van hetboogschieten, geschreven door von Herrigel.xxviii

Ursala had grote interesse in de vooronderstellingen die ten grondslag lagen aan de dialoogtussen de westerse geest en oosterse spiritualiteit en religie. Zij organiseerde lezingen enconferenties. Voor een van deze bijeenkomsten nodigde zij ook Dürckheim uit en vroeg hemzelfs een boek te schrijven voor de uitgeverij. Zo ontstonden twee publicaties: Japan en decultuur van de stilte (1949) en In het teken van de grote ervaring (1951). Daarnaast hadUrsala zich toegelegd op handlijnkunde (chirologie). Dürckheim was als wetenschappertamelijk sceptisch. Maar toen zij hem een keer daadwerkelijk de hand gelezen had, werd hij

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 9.

Page 10: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

overtuigd door de trefzekerheid en diepzinnigheid van haar uitspraken. Samen schreven zijhet boek: De mens in de spiegel van de hand (1954).

Een beslissende ontmoeting van die eerste, naoorlogse jaren vond plaats op het station inKaufbeuren: daar trof hij Maria Hippius aan, voormalig student in Leipzig en een vriendinvan Karlfried en Enja Dürckheim. Zij hadden elkaar al in acht jaar niet gezien. Meer danveertig jaar zouden zij samenwerken.

Maria Theresia Hippius-Winterer (1909-2003) geboren in een familie van aanzien:academici, vooral juristen. Haar ouders scheidden toen zij vijf jaar was. Maria werdondergebracht bij de zusters Augustinessen in de kloosterschool nabij Kontanz. ‘Ik was enwerd steeds meer een diep vroom kind en was gelukkig om aan alle processies in demeimaand deel te nemen.’ Haar vader die zwaar gewond uit de oorlog teruggekeerd was,bepaalde dat zij naar het gymnasium zou gaan. Ook later had hij grote invloed op haar keuzevoor psychologie aan de universiteit van Leipzig, al waar zij ook de seminars en lezingen vanKarlfried Dürckheim volgde. Zij vierde haar verloving met Rudolf Hippius ten huize van deDürckheim’s.

Naast een holistische psychologie had zij grote interesse in de grafische uitdrukking van demens en zijn psychische correspondenties. Haar dissertatie draagt dan ook de titel:Graphischer Ausdruk von Gefühlen. Hiermee legde zij het fundament voor wat later haartherapeutisch werk zou bepalen: geführten Zeichnens.

Met haar man komt zij uiteindelijk terecht in Praag, waar Rodulf een baan krijgt aan deuniversiteit. Hij publiceerde artikelen over Völkerpsychologie. Mei 1945 werd hun situatieonhoudbaar. Tsjechië werd bevrijd door de Russen. Er volgde een volksgericht. De familieHippius – drie kinderen – werd uit hun huis gezet en ondergebracht in een kamp. Rudolf werdgescheiden van zijn gezin en uitgeleverd aan de Russen. Hij is op 25 oktober 1945 in Ruslandoverleden. Eerst twaalf jaar later ontving Maria via het Rode Kruis het bericht van zijn dood.

Met haar kinderen, de jongste vier jaar oud, begint Maria aan een verschrikkelijke odysseedoor Duitsland, vanaf Praag naar de Elbe. Zonder enig bezit, zonder geld, voortdurendbedreigd door Russische soldaten, konden zij soms even voor de nacht schuilen inonderkomens waar vluchtelingen en masse werden ondergebracht. ‘Overal ongedierte [...]Een collectief van kapotte mensen. Nijd, haat, liefdeloosheid waren wijdverbreid.’ zou zijlater vertellen. Toch wilde zij zich geen ‘vluchteling‘ noemen. Veeleer was het haar tweedeinitiatie – haar eerste was de scheiding van haar ouders. Zij noemde het een inwijding omdathet een oversteken van een grenssituatie is, waarin het leven zich toont in zijn duistere,onbeheersbare kant: in de greep van totale onzekerheid, machteloosheid, berooidheid, angst,volledig op zichzelf terug geworpen. Zij had besloten deze nachtmerrie ‘frontaal tegemoet tetreden. ‘Ik heb deze maanden van onderweg zijn aan een omvattende geheel gelooft envertrouwen geleerd en een ‘Sein im Dasein’ ervaren, namelijk in mijzelf.’xxix En, voegt zij eraan toe, ‘er waren ook wonderbaarlijke reddingen.’

Karlfried en Maria hernamen hun vriendschap. In 1948 vonden zij onderdak in Todtmoos. Zijbesloten samen een levens- en werkgemeenschap te beginnen, zowel op grond van hunwederzijdse vakmatige kennis, als ook gebaseerd op een diep ingrijpende, de existentiële kernrakende doodservaring, een totaal bezitsverlies, zo kenmerkend voor de eerste naoorlogsejaren. Hun wens was anderen proberen te begeleiden op de Weg, waarop zij ‘tot de kern’konden komen. Wanneer een mens alles verloren heeft, is het mogelijk om vanuit dit nietstoch opnieuw te beginnen? Maria en Karlfried hadden beide een grote innerlijke ommekeerdoorgemaakt.

Maria ging in leeranalyse bij de Jungiaanse psycholoog Gustav Heyerxxx en studeerdeverder bij Erich Neumannxxxi en Jean Gebserxxxii.

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 10.

Page 11: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

In 1951 werd tegen zeer lage prijs een mooi ‘doktershuis’ verworven, waar zij hunspiritueel, therapeutisch werk konden onderbrengen. Karlfried verzorgde lezingen enworkshop over ‘het stille zitten in zazen’ en Maria werkte aan de opbouw van wat later isgaan heten een ‘school voor initiatische therapie’. Geleidelijk begonnen steeds meer mensende weg naar Todtmoos Rütte te vinden. Zij waren geen patiënten in de gewone zin van hetwoord. Zij kwamen uit een existentiële nood op zoek naar een grondige Weg. Maria Hippiusmerkt daarbij op:

De neuroticus als vaststaande psychologische markering kennen wij niet [...] Voor onsgezichtspunt, behandeling en leiding schijnt het neurotische symptomatische niet maatgevend tezijn en het beantwoordt ook niet aan het ware probleem van de betreffende persoon. Zoals uitinnerlijke veranderingsprocessen blijkt, is de diagnostische fixatie met het stempel‘krankzinnigheid’ noodlottig. Een dergelijke afstempeling draagt het gevaar de psychisch-geestelijke levensader en levensverwachting van degene die naar nieuwe waarden zoekt, teverstikken.xxxiii

De psychisch zieken, in klinische zin, werden doorverwezen. Wat Karlfried en Maria op het oog hadden, zouden we tegenwoordig misschien ‘een centrumvoor zingeving’ kunnen noemen. Daarbij gaat het echter niet alleen om een betekenis aanmijn leven te geven, waartoe ik zelf op basis van mijn talenten en vorming in staat ben –individueel, sociaal, economisch, maar ook en vooral om een zin die mij gegeven wordt, waarik mij voor kan openstellen en die groter is dan ik kan bewerkstelligen.

Het bord bij de ingang. Het logo is naar het wapen van de familie Dürckheim.

Dürckheim sprak graag over de vier zuilen die het werk in Rütte dragen. Ten eerste dedieptepsychologie, in het bijzonder de analytische psychologie van Gustav Jung:

Zijn theorie van het ‘Zelf’ komt overeen met mijn begrip ‘wezen’. Jung spreekt echter ook over hetware zelf als de integratie van zelf (wezen) met het wereldlijk ik. Deze integratie bedoelt depersoon, dat wil zeggen de persoonlijke mens die in zijn wereldlijk ik voor zijn wezendoorschijnend geworden. De leer van de integratie van wezenlijk en wereldlijk ik in de psychologievan Jung vormt tot op heden de theoretische grondslag van de leer van de initiatische weg.

De aandacht gaat uit naar de opheffing van de schaduwkrachten die de weg naar het ware zelfblokkeren, waarbij het niet zozeer gaat om de opheffing van lijden, maar om het door detherapeuten aangespoorde ‘sterf en word’, zonder welke het proces van zelfverwerkelijking(individuatie bij Jung) niet mogelijk is.

De tweede zuil: persoonlijke lichaamstherapie. Dürckheim wordt nooit moe het lichaam(Körper) dat men heeft te onderscheiden van het lichaam (Leib) dat men is. Het Körper staat

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 11.

Page 12: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

ten dienste van mijn arts. Het is het instrument voor mijn gezondheid, fysieke conditie. HetLeib dat ik ben is in eenheid met mijn gebaren, waarin ik mij uitdruk, mij representeer,verwerkelijk of faal. Het lichaam dat ik ben, is in orde in die mate als ik in hem en door hemdoorschijnend ben voor mijn wezen, transparant voor de mij immanente transcendentie. Dietransparantie voor het transcendente is de zin van mijn leven, dat ik ben. In Rütte wordendaarvoor oosterse en westerse praktijken gebruikt: eutonie, bio-energetica, tai-chi,boogschieten.

De derde zuil: creatieve therapie. Men wordt uitgenodigd muziek te maken, een instrumentte bespelen niet om te komen tot een artistieke prestatie maar als kunst-therapeutisch werk,het leren kennen van het eigen innerlijk en het onderkennen van de blokkades die het bewustworden van het wezen verhinderen. Maria Hippius ontwikkelde het ‘geleide tekenen’ als eenhulp voor de ontwikkeling van de weg van individuatie. De opgave is om blind te tekenen.Met gesloten ogen maak je daarbij steeds opnieuw tekeningen van oergebaren en oergestalten,zoals golven, een rechte lijn, een boog, een spiraal, een stralenbundel, een schaal. Daardoorleer je de oergestalten van het Zijn in jezelf kennen waardoor je reeds met je diepste wezenverbonden bent. Zo worden ook complicaties die zich in iemands leven hebben voorgedaan,bewust gemaakt. Daardoor kun je ervan bevrijd worden; en dan ligt er een weg open naar jediepste wezen.

Naast dit geleide tekenen worden oefeningen aangeboden in schilderen, dansen, zingen,psychodrama.

De vierde weg: de meditatie in de stijl van zazen. Uitgangspunt is het fysieke zitten, waarinmen verzinkt in zijn midden, de onderbuik. Hier komt het verstand tot zwijgen en opent zichhet hart. In dit stil, onbeweeglijk, zwijgende zitten wordt afgezien van elk meditatievoorwerp,beeld of symbool. Het betreft een gedisciplineerde lichaamshouding met aandacht voor deademhaling, die een helderheid van bewustzijn teweeg brengt.

De grondoefening voor al het meditatieve leven is het naar binnen gekeerde zitten in volkomenonbewogenheid en stilte [...] Daarom is ook het eerste beeld, dat als thema bij meditatie te binnenvalt, de roerloos in zichzelf verzonken monnik. Het zitten in de houding van zazen is eeninitiatische oefening die het één worden met het wezen dient. Zij moet echter afbouwen wat dit éénworden in de weg staat en bevorderen wat het mogelijk maakt.xxxiv

Naast het volgen van deze programma’s was er voor de bezoekers van Rütte nog een wel zeerbijzondere gelegenheid: een persoonlijk gesprek (Aussprache) met Dürckheim. Tot op hogeleeftijd bleef hij beschikbaar voor zijn cliënten om hen te ontmoeten in een volstrekte privé-dialoog. Ongetwijfeld heeft hij dit gezien in Japan, waar de monniken bijna dagelijks naar hunleraar kunnen gaan voor dokusan: leraar en leerling oog in oog met elkaar. Wat in dezeintieme ruimte besproken wordt, is niet voor buitenstaanders bestemd. Deze gesprekken zijnook niet gedocumenteerd. Wel geeft Gerhard Wehr, zijn biograaf, enkele getuigenissen, dievertellen hoe belangrijk deze private ontmoetingen voor hun leven zijn geweest.xxxv

Dürckheim heeft zichzelf nooit als een zenmeester beschouwd. Voor de gesprekken methem golden dus ook geen rituelen (bv. buigingen), zoals tijdens de traditionele dokusan ofdaisan gebruikelijk is. Hij was ook geen psychotherapeut in de gangbare zin van het woord.Hij was bovenal een geestelijke gids, die zijn cliënt bij een proces begeleidde, dat hem konbrengen tot spirituele zelfkennis. Want ‘een therapie die geen rekening houdt met despiritualiteit van de mens is gedoemd te mislukken. De therapeut is niet degene die geneest,die met zijn vaardigheden ingrijpt, hij is een therapeut in de oorspronkelijk zin van het woord,een metgezel op de Weg.’ Of, zoals hij het ook wel formuleerde: ‘Wie het initiatische padgaat, kan als hij wilt, best een beetje hulp gebruiken van iemand die op de Weg al een eindjegevorderd is.’

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 12.

Page 13: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Stille in der Natur

Natur, wo sie ganz bei sich selber ist, hat Stille um sich.So ein Baum, einfach, wie er da steht und gar nichts anderes will.Oder ein Reh, das äst, ganz versunken in seiner Weise, Nahrung aufzunehmen.Oder ein Kind, das mit ungeheurem Ernst seinem Spiel hingegeben ist, ganz dann verwoben – da ist diese Stille, Leben bei sich selbst.

Karlfried Graf Dürckheim

Alphonse Goettmann, die een boekdik gesprek met Dürckheim hield, vroeg hem om in enkelewoorden te zeggen wat de kern van zijn leer is. Dürckheim:

Het is het serieus nemen van de dubbele oorsprong van de mens, de ‘hemelse’ en de ‘aardse’. HetWesten heeft hen niet waargenomen. Omdat het er vanuit gaat dat de hemelse oorsprong hetexclusieve gebied van het geloof is en dat alleen de aardse werkelijkheid het object kan zijn vanwetenschappelijke kennis en technische beheersing van het leven. Het Westen heeft de mens in zijnspirituele ontwikkeling ontmoedigd. Maar de hemelse afkomst van de mens is zijn wezen. Hijneemt in de diepte van zijn Zijn deel aan het goddelijke en kan zich dit door bijzondere ervaringenvertrouwd maken. De mens is burger van twee werelden: de ruimte-tijdelijke conditionele, dietoegankelijk is voor het verstand en voor zijn technisch vernuft en de werkelijkheid van zijn wezen,die aan gene zijde is van tijd en ruimte en alleen door een naar binnen gekeerd, innerlijk bewustzijnontsloten kan worden en niet door het objectiverend, fixerend intellect.

De bestemming van de mens is om diegene te worden die dit in zijn door ruimte en tijdgebonden bestaan kan bevestigen. Om daartoe te geraken moet we vóór alles leren de ervaringenserieus nemen, waar het goddelijke Zijn op bijzondere ogenblikken ons aanraakt en roept. Dit isook de diepe zin van elke spirituele beoefening, zoals ik het begrijp: zich te openen door ervaringenvoor een innerlijk worden van het wezen en meer en meer een manier van aanwezigheid terealiseren, die ons in staat stelt het goddelijke Zijn in het alledaagse leven te bespeuren en tebevestigen.

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 13.

Page 14: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

De dubbele oorsprong van de mens is toegankelijk voor de ervaring. In de zijnsvoeling ervaarthij de bron, de belofte en de opdracht van zijn leven. Hij vervult zich op de initiatische weg wiensaanvangspunt de zijnservaring is en wiens werktuig de geestelijke oefening, het exercium. Hetleven geleefd als initiatische weg is het leven van de mens om tot zijn wezen te ontwaken. Mijschijnt het toe, dat het uur gekomen is waar het Westen tot een ervaring van het Zijn en een praktijkvan de Weg ontwaakt, dat dus niet het privilege van het Oosten is.xxxvi

Dürckheim nodigt ons uit ons leven in het teken te stellen van ‘de grote ervaring’. We kennenhaar onder verschillende namen: eenheidservaring, kosmische ervaring, Sternstunde, StarkeAugenblicken, verlichtingservaring, Godservaring, numineuze ervaring, mystieke ervaring,kensho, satori. Bharati muntte het begrip nulervaring (zero experience), waar ik een voorkeurvoor heb – hetgeen ik later zal uitleggen.

Door deze grote ervaring wordt de mens bevrijdt uit zijn wereldlijk, beperkt ik en keert hijterug naar het grote leven, waar zijn oorsprong en bestemming ligt. Sommige beginnen aaneen geestelijk pad dank zij een dergelijke ervaring, andere zoeken de geestelijke weg op basisvan kleinere ervaringen, al wacht hen dankzij het gaan van de initiatische weg en de daarbijbehorende oefeningen ook deze ‘zijnservaring’, die hen tot hun wezen en ware Zijn brengt.

Herhaaldelijk dringt Dürckheim erop aan deze ervaring serieus te nemen, zowel de kleineals de grote, alles omverwerpende en tegelijk bevrijdende ervaringen. Te midden van onzevertrouwde wereld kunnen wij door een werkelijkheid aangeraakt worden die niets met dezewereld te maken heeft; er is een andere dimensie die de gewone horizon van ons bewustzijntranscendeert. We worden van binnenuit door iets gegrepen, dat de gehele stemming van onzehuidige toestand een bijzondere kwaliteit geeft, het numineuze genaamd. Dat zijn bijzondereogenblikken waarin wij in ons binnenste en in alles wat ons omgeeft een andere leven kunnenvermoeden: het goddelijke Zijn. Het gevoel dat ons op dat moment vervult, kan fascinerendzijn, bevrijdend of schrikwekkend. Maar altijd proeft men daar de volheid van het Zijn, datons in ons binnenste rijk maakt en met een bijzonder vertrouwen vervult.

Hoewel deze ervaringen overal en altijd kunnen plaats vinden zijn er vier gebieden bij uitstekgeschikt om zijnservaringen of zijnsvoelingen te wekken: de natuur, de kunst, de erotiek enrituele handelingen. Wie kent niet het overweldigende van een zonsondergang, het stilleruisen van bomen in het bos, een vlucht vogels, het eindeloze vergezicht van de zee? Iederkunstwerk geeft oren en ogen iets wat het natuurlijke aspect overstijgt. Ware kunst isdoorschijnend voor het wezen. Misschien heeft ieder mens in de muziek iets gehoordwaarvoor het woord ‘mooi’ niet meer voldoende is. En seks is nauw verbonden met de dood.In het orgasme sterft de mens een ogenblik om weer terug te keren. Seks en erotiek is eengebied dat toegang heeft tot het numineuze in zijn beide aspecten: het wonderbaarlijke en hetonheilspellende. En ook het ritueel kan tot zijnservaring leiden. Het ritueel wordt uitgevoerdterwijl het ik zich teruggetrokken heeft. Het is een handeling waarin ik plaats maak voor ietsanders. Een ceremonie, hoe klein of hoe kort ook, is een teken waarmee men de aanwezigheidvan het goddelijke groet.

Waarom kennen zo weinig mensen de grote ervaring? We weten niet hoeveel mensen ooitaangeraakt zijn door het Zijn, wellicht meer dan we denken. Er wordt echter niet overgesproken, laat staan dat het als richtsnoer gezien wordt voor het leven. Erger, zegtDürckheim, we sluiten ons ervoor af. De mens is gericht op de buitenwereld. Hij heeft zicheen pantser aangemeten waarmee hij zijn egocentrisch, afgebakend gebied beschermt. Hij isgehecht aan zijn wereldlijk bestaan. Al zijn zorgen gaan uit naar het behoud van identiteit enmaterieel bezit. Hij leeft verkrampt, vol angst voor verlies. Hij volgt zijn begeerte, zijn hongernaar macht en genot en zijn behoefte aan eeuwig voortduren. Bovendien zijn de tijdsgeest ende ontwikkelingen in de maatschappij het innerlijke leven niet gunstig gezind. Rationaliteit en

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 14.

Page 15: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

de vraag naar kwantiteit en nuttigheid werken eenzijdigheid in de hand. Alleen dat telt, watmeetbaar is, waarvan het nut bewezen kan worden. En als de geestelijke binnenwereld al tersprake komt, dan klinkt al gauw het dodelijke: ‘Maar dat is alleen maar subjectief!’ Daarkomt nog bij dat de kerken, die als eerste de vertegenwoordigers en behoeders van hetgoddelijke leven heten te zijn, evenmin behulpzaam zijn. De theologen bieden geloof, dat wilzeggen leerstelligheid vooral gekoppeld aan moraal. De godservaring is uit de kerkenverbannen. Mystici waren verdacht, werden vervolgd en werden op hun best als‘stiefkinderen’ van de kerk beschouwd. Niet vreemd dat de moderne mens zich afgeschermdheeft voor het onbegrijpelijke, onvatbare, het transcendente. De mens heeft geen oren meerom het onhoorbare te horen, geen ogen om het onzichtbare te zien.

Toch is een eerste voorwaarde om door het numineuze geraakt te worden een‘zijnsgevoeligheid’ (Seinsfühlung) waardoor de mens transparant is voor het Zijn. Daarkunnen wij te weten komen en niet alleen geloven, dat wij deel hebben aan een Zijn dat wijbovenwereldlijk kunnen noemen. In de grond, in onze levenskern, zijn wij zoals deze ervaringleert, meer dan wij in ons bewustzijn hebben.

De grote ervaring is allereerst zintuiglijk. De zintuigen zijn dichter bij God dan degedachten of het rationele bewustzijn. Zij kunnen, zoals de kerkvaders zeggen, open deurenzijn naar het onzichtbare. Dat gebeurt alleen als men bij de zintuiglijke indruk enige tijd kanverwijlen. We moeten leren bij wat ons raakt te blijven stilstaan en het toe te staan deoppervlakte van ons bewustzijn binnen te dringen. In het verwijlen, aandachtig er bij blijven,verdwijnt de objectiverende distantie en het geschouwde of gehoorde wordt deel van onsinnerlijke zelf. Het is een ontwaken tot de transcendentie in de gestalte van hetbovenzinnelijke in het zinnebeeldige.

Deze ‘Erhellung der Sinne’ kunnen wij ons aanleren en wel door het op zich lateninwerken van de kwaliteiten der dingen – kleur, geluid, smaak, reuk – los van de betekenis,die zij hebben voor het objectiverende bewustzijn, dus in hun oorspronkelijke frisheid, met debedoeling om de macht van het ‘Welt-ich’, dat altijd weer afstand en splitsing bewerkt, te niette doen. Een bijzonder oefenterrein is de waarneming van ‘unkonturierte Gebilde’,waarnemingsobjecten zonder scherpe contouren: de schemer, een nevellandschap demaneschijn, ongedifferentieerde geluiden. ‘In het terugtreden en zwijgen van detegenstellingen kan hier dan de stilte klinken die vervuld is van de eenheid met de grond.’xxxvii

Wat kan men verder doen? Dürckheim:

Vooral goed horen en opmerkzaam worden voor de stemmen van de diepte, waardoor midden inhet bestaan het Zijn van de mens vernomen wordt. Dit vraagt om het wezen speelruimte te geven,doorschijnend te worden voor zijn veranderende stromen, fijn gevoelig te worden voor alleschaduw en licht, de klanken en beelden, de remmingen en impulsen, waarin zich zijn wezenmeldt. Vooral aandachtig luisteren, antwoorden en trouw blijven waar een mens in eengrenssituatie van zijn leven de genade van een zijnservaring ten deel valt, die hem met één klap uitzijn nood bevrijdt en daarmee de kans geeft op een nieuw leven.

Dergelijke grenssituaties waarin de mens ten gronde kan gaan, doen hem ontwaken uit degrondnoden van het bestaan: de angst voor de dood, de vertwijfeling die het absurde met zichmeebrengt, de troosteloosheid in de verlatenheid. In die situaties kan de mens de verlossende flitsuit het Zijn treffen, op voorwaarde dat hij de aanspraken van het ik op overleven, zin engeborgenheid laat vallen. Om echter tot dit beslissende ogenblik te komen, is een kwestie vangenade – en dan verder: de roep vernemen en hem kunnen volgen, die de mens in deze ervaring toteen nieuw leven verplicht.xxxviii

Ook al is de grote ervaring een zaak van de genade, we kunnen toch iets doen. Belangrijk isde oefening van meditatie, bijzonder in de vorm van het stille zitten, in de geest van zazen.Het woord meditatie komt van het Latijn en wel in een passieve vorm meditari – niet

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 15.

Page 16: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

meditare – ‘naar het midden toegetrokken worden’, dat wil zeggen dieper binnen gedrongente worden in het geheim van ons wezen.xxxix Zazen is allereerst een fysieke houding. Door hetlichaam op deze specifieke wijze neer te zetten raakt de stroom van gedachten, doezelen endagdromen naar de achtergrond en wordt het lichaam doorlaatbaar voor het Zijn. Daartoedient een juiste verhouding van het horizontale met het verticale, van de buik-bekken-ruimtemet de wervelkolom, van de stevige verbondenheid met de wortelruimte en het opstijgen naarde ‘kroon’. Een zenmeester zegt: ‘Zo zitten alsof men het achterste de bodem in duwt en methet hoofd de hemel stoot.’ Nu komt het erop aan hara – letterlijk buik – te bemachtigen.

Hara is zich gronden. Daartoe volgt men de adem zoals hij komt en gaat. De uitademingwordt gebruikt om zich los te laten in zijn schouders en vervolgens zich over te geven aan hetdragende bekken. De buik-bekkenruimte is de verzamelplaats voor alle blokkades van onzefuncties. Door deze hindernissen tijdens het zitten op te merken en te begrijpen dat zijontstaan uit angst of verdringing, vaak van seksuele aard, geven we deze ‘knopen’ de kanszich op te lossen. Dit noemt Dürckheim het vrijkomen van de buik-bekkenruimte.Voorwaarde daartoe is dat men zich één laat worden met de grond.

Pas wanneer de buik helemaal vrij wordt kan het dragende midden van de mens – hara – zichvolledig ontwikkelen. Het gebied waar het hier om gaat omvat niet alleen de onderbuik, maar degehele buik-bekkenruimte, de lendenen en het gebied van het heiligbeen, inclusief het zitvlak.Langzamerhand begint de oefenende mens zich steeds meer te voelen alsof hij een peervorm heeft,of de vorm van een piramide met een brede verworteling in de aarde. Daarbij moet hij natuurlijkzijn buik niet gewoon maar vormloos laten hangen, en deze evenmin opblazen of naar buitendrukken. Juist is het wanneer hij in de uitademing aan de ontspannen en vrije onderbuik even eenkleine krachtimpuls geeft. Op het waarnemen van deze kracht in de ruimtes via welke wij ons in deaarde verwortelen, d.w.z. het onderlichaam, het heiligbeengebied, en de gehele romp, komt hetaan.xl

Dürckheim heeft vooral naam gemaakt met zijn boek ‘Hara, het dragende midden van demens’.xli Hij beschrijft hoe hara als beoefening en levenshouding een belangrijke rol speelt inhet leven van de Japanners. Zo geeft hij bijvoorbeeld een groot aantal voorbeelden uit hettaalgebruik rond het begrip hara, wat kan helpen voor het verstaan ervan. Ziehier een keuze:

Hara ga itai – mijn buik doet pijn, of haragaharu, de buik is gespannen. Hara tsu zumi – de buiktrom, de buik in zijn gespannen volheid wacht om erop getrommeld te

worden alsof hij graag uit zichzelf zou willen klinken. Hara (shifuku) wo kyasu – de (eigen) buik vet maken, dit is onrechtmatig winst maken, zich

laten omkopen, zich spekken. Hara no aru (nai) hito – de mens met (zonder) buik. Tussen wel of geen buik wordt niet een

fysiologisch verschil aangeduid, maar een karakter, een hoedanigheid van de ziel. Hara is hetcentrum van het menselijk lichaam, maar tegelijkertijd (dus!) het centrum van de geest.Vandaar de vertaling van deze term: een mens met ‘midden’. Daarom Hara no aru hito verderomschreven als een mens die groot-van-zin is, grootmoedig en ruim van hart. Dit zegt ietsover de verhouding tot andere mensen, die rustig en weloverwogen oordeelt, de mens die opeen gegeven moment weet wat hem te doen staat.

Een gezegde – een mens die met zijn buik nog niet klaar is, kan niet boven anderen staan, datwil zeggen kan geen leiding geven. Waar hara ontbreekt, is de mens nog niet volledig.

Hara goe – buikstem; Hara de kangaeru – met de buik denken. Hara gei – buikkunst, alle handelingen gedaan vanuit de buik. De zogenaamde zenkunsten, de

weg van thee, boogschieten, het zitten, zwaardvechten, aikido zijn naar de idee en in haarhoogste vorm haragei. Dit geldt ook voor het dagelijkse leven: een gesprek voeren van buiktot buik, niet met hoofd en mond. Het betekent zowel aanvoelingsvermogen als uitstralendekracht. Zowel een voorgevoel wat in een situatie gaande is, maar ook een bewuste

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 16.

Page 17: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

waarneming van de realiteit. Haragei is een fijngevoelig ontvangstapparaat en tegelijkertijdeen machtige zender.

Een gezegde – bij een buik die ‘zit’ bevindt het midden zich beneden. Hara wo sueru – de buik zetten, resp. laten zitten. Hara wo suete shigoto ni kakaru – met gezette buik, in kalmte en met bereidheid aan het werk

gaan, op iets afgaan. Hara wo neru – de buik oefenen, versterken. Hara ni sueru – ‘iets in de buik laten zitten’; iets over je heen laten gaan, verdragen, inslikken,

in je opnemen, verwerken; men drukt iets reëel in de lendenen, doordat de onderbuik stevigwordt gemaakt – hetgeen iets anders dan verdringing, want men ontkent het niet, stopt het nietweg, maar men geeft het een plaats.

Spreekwoord – Je kunt je buik niet ruilen tegen je rug m.a.w. je geeft niet iets wat waardevolis in ruil voor iets van onwaarde.

Hara wo kiri – de buik open snijden (bij de samoerai heet het seppuku, bij de burger harakiri.De snee wordt daar voltrokken waar voor de Japanner het eigenlijke leven zetelt.xlii

In dit boek geeft Dürckheim ook voorbeelden van hara in de westerse cultuur. Zonder dat hetzo genoemd wordt ziet, hij het in de gestalte van afbeeldingen van heiligen. In het bijzonderbij de afbeeldingen van het vrouwelijke lichaam lijkt het vanzelfsprekend dat het zwaartepuntvan het lichaam in het midden ligt. Er is een natuurlijke hara. Zo spreekt hij van de Gotischebuik. Foto’s illustreren wat hij bedoelt.

Interessant is het aanhangsel met enkele Japanse teksten met enkele zeer mooie, concreteaanwijzingen. Een keuze (p. 180-188):

Van het opstaan tot het naar bed gaan moet je klaarwakker (‘sprongsbereid’) zijn. Bewaar jehouding in hara, er kome, wat komen mag – dan ben je het op de juiste wijze.

Zazen heeft tot doel de vervolmaking van het menselijk wezen. Kunnen genezen worden engezond worden zijn bijkomstigheden.

Zit volkomen stil, adem zacht, langzaam lang uitademend, de kracht in de onderbuik. Trek je kracht enkel in één punt samen, de onderbuik! Romp rechtop houden. De gevouwen handen even tegen de buik gedrukt. Niet proberen vrij te komen van gedachten. Alleen maar waakzaam zijn en de kracht in de

onderbuik houden. De zin van alle dingen is binnenin, maar niet iets wat daarbuiten bestaat.

Om de goede houding van het menselijke lichaam te krijgen, moet men beginnen met hetonderlichaam te vullen met de kracht van het hele lichaam. De koshi (dit is de gehele benedenrompvanaf de navel) met kracht vullen, wil zeggen tegelijk ook de buikspieren een beetje spannen.Wanneer men de buikspieren op de juiste wijze iets intrekt, neemt men als kernpunt van deze spanningeen concentratiepunt onder de navel waar. Dit concentratiepunt heet van oudsher ‘kikai tanden’. Dekunst van deze ‘tanden’ discipline (rentan), om alle krachten, die zich vastzetten in de verschillendedelen, los te laten en de krachten van het hele lichaam gezamenlijk en in het bijzonder in de tandente concentreren, deze kunst is van oudsher in de ‘budo’ (ridder-weg) en de ‘gedo’ (weg van dekunstenaar) en in de ‘sado’ (weg van het zitten) beoefent. Zo heeft de kikai tanden of, zoals het daarheet yokyaku-soku-shin (lendenen, been, voet, zool) bij Hakuin Zenji betekend: het ‘ware gezicht’ ofhet ‘hei’ van de menselijke plichten, het ‘zalige land’ van het reine hart, het ‘mida’ van het eigenlichaam. (p. 194).

Het juiste zitten openbaart de ware gestalte van de mens. ‘Juist zitten en aan de ware gestaltedenken’, wordt in de Fugen-Sutra aangegeven als het oerbeeld van de lichamelijke ‘oefening’.Dit ‘aan de ware gestalte denken’, mag niet blijven op het niveau van het weten, dat van hetexercitium gescheiden is. ‘Juist zitten’ is de ware gestalte van de mens. Het voltrekken van hetjuiste zitten is een oerbeleving van de mens. De lichamelijke daad van het juiste zitten is niet

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 17.

Page 18: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

anders dan juist denken! De juiste wijze van zitten te oefenen met een vrij zelfbewustzijn, is als alhet andere goede, aan één kant de praktische oefening van een van de vele mogelijke ‘goededaden’, aan de andere kant is het zelf een wijze om het absoluut-Ene te verwezenlijken, datverheven is boven al het relatief-Ene. Daarom is ook de mogelijkheid van de mens van eenvolmaakte instelling alleen door de juiste zitoefening te verwerkelijken. (p. 207).

Karlfried Dürckheim en Maria Hippius

Zazen is een objectloze meditatie. Terwijl in de christelijke traditie mediteren veelalgeworden is tot een overwegen van bijvoorbeeld momenten uit het leven van Jezus zoals datin het Nieuwe Testament beschreven is, wordt in zazen geen enkel beeld vast gehouden. Debeelden die opkomen tijdens het stille zitten worden niet als vaste gegevens beschouwd, nochzijn ze aanleiding tot overdenkingen, maar drijven vrijelijk in een grote ruimte, het grenzelozegebied van het Zijn. Ze worden overspoeld en er uiteindelijk mee doordrenkt. In een bijdrageaan een feestbundel ter gelegenheid van de tachtigste verjaar van pater Lasalle vat Dürckheimdit nog eens fraai samen.xliii ‘De meditatievorm die zazen genoemd wordt, is niet objectgericht. Wat gezocht wordt is namelijk geen object en sluit iedere vraag naar een “wat” uit.’

Hij vervolgt:

Centraal in zazen staat het ‘Wezen’. Met het Wezen wordt bedoeld: de wijze waarop het leven datde tijdruimtelijke beperkingen overstijgt – de essentie van alle dingen – in ons aanwezig is en zichdoor ons heen wil openbaren in de wereld. De werking van het Wezen in ons is altijd scheppend enbevrijdend. Hieraan tegengesteld is alles wat vast staat en vast houdt: het denkende bewustzijn metals middelpunt het ‘ik’ dat steeds uit is op zelfbehoud en tracht de werkelijkheid te vangen inobjectieve begrippen en voorstellingen. Eenwording met ons Wezen is alleen dan mogelijkwanneer dit denkende bewustzijn plaats maakt voor een ander bewustzijn: het onmiddellijkschouwende bewustzijn, waarin degene die waarneemt in een tijdloos moment één wordt methetgeen hij waarneemt. In deze onmiddellijke waarneming houdt hij niet meer vast en kan hij vrijworden van alles wat ‘iets’ is.

De objectloze meditatie is geen ontkenning van de zintuiglijke werkelijkheid. Het gaat nietom wel of geen object, maar op de wijze waarop ik waarneem.

Zin en doel van objectloze meditatie is uiteindelijk dat de mens een innerlijke gesteltenis bereikt,waarin hij niet meer is gevangen in de wereld van tijd en ruimte, maar midden in de tegenstellingenvan deze wereld – hoe benauwend die ook kunnen zijn – in verbinding leeft met datgene wat bovende tegenstellingen uitgaat en daar zijn eigenlijke vrijheid vindt. Daar kan hij ervaren wat genade is.Genade is dan niet meer een wonder, een mirakel, dat hem als het ware van buitenaf toevalt, maar

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 18.

Page 19: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

het is de directe ervaring van wie hij in wezen is: tegenwoordigheid, bestemming, belofte.Objectloze meditatie draagt de mogelijkheid in zich tot deze ervaring. Zij opent de mens voor degenade die in hem zelf besloten is: weg, waarheid en leven.

Ook midden in het lawaai van de wereld weerklinkt de stilte van het Zijn, weerklinkt haar eeuwigeklank. Geen menselijk oor kan dit horen en toch... dit te horen, dat is het! Om de stilte van het Zijnte horen is het volstrekt niet nodig dat het lawaai om ons heen eerst verstomt. Het hang af van hoewij luisteren of de stilte van het Zijn door ons gehoord kan worden, of er nu rust heerst om onsheen of lawaai [...]

Iemand die op de Weg is gekomen, er definitief voor gekozen heeft, is steeds door het Zijnomgeven. Een bijzonder fluïdum is om hem heen en – eenvoudig door hoe hij is – heeft hij eentransformerende werking op zijn omgeving [...]

Zen-mensen, zen-ruimtes, zen-dingen zijn steeds op een speciale wijze present; alsof zij erhelemaal niet zijn en juist daardoor op een bijzondere wijze aanwezig. Zij staan als het ware bolvan het leven alsof ze op elk willekeurig moment uit elkaar kunnen springen of opeens geluidloosverdwijnen. Alleen een onmiddellijk waarnemend bewustzijn zal dit echter zo kunnen ervaren [...]

Wanneer wij raken aan het tijdeloze, gloeit er ook in het tijdelijke een vonk van de eeuwigheidop. Wanneer het ruimteloze ons vervult, laat alles in de wijde omtrek het oneindige door. Ruimteen tijd openbaren zich als twee met elkaar verweven wijzen, waarop het boven-tijdruimtelijke zichzowel openbaart als verhult.

Vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw wisten steeds meer mensen de weg naar Rütte tevinden. Niet alleen vanuit Duitsland, maar vanuit heel Europa en Amerika kwamen mannenen vrouwen, vanuit verschillende beroepen, met een leeftijd die varieerde van vijftien tottachtig jaar, om raad en om het zitten te leren in de stijl van zen. Tijdens mijn verblijf in Rüttezat ik bij de maaltijden vaak naast een man van een jaar of vijftig. Hij kwam uit Joegoslaviëen vertelde dat hij verwarmingsmonteur was. Ik zei hem dat mijn vader hetzelfde beroep had. Er groeide een staf van medewerkers en assistenten van wie niet alleen een professionelebekwaamheid geëist werd, maar vooral dat zij hun diensten konden aanbieden op grond vande eigen ervaring met de initiatische weg.

Ook dominees, katholieke priesters, monniken en kloosterzusters kwamen om raad. Dekerken bleken vaak niet in staat voor hun meest prominente leden dat geestelijke leven tekunnen bieden, waarvoor hun dienaren en dienaressen hun leven gegeven hadden. Het wasook de tijd van de God-is-dood theologie, waarmee menige gelovige niets mee wist aan tevangen.

Dat deze geestelijke mannen en vrouwen vaak in de grootste crisis van hun leven naarDürckheim gingen, is vooral te danken aan zijn universele visie op het verschijnsel religie. Opde eerste plaats ging het hem niet om een imitatie, een zo letterlijk mogelijk overnemen vande Japanse cultuur. Hij wenst in dit opzicht Oost en West niet als geografische begrippen opte vatten. Zij staan voor beelden die zowel in de oosterse als de westerse mens aanwezig zijn.Het Oosten staat voor de prioriteit van het inwendige leven, de ervaring van de eenheid metonze zijnsgrond, het Westen voor de gerichtheid op de buitenwereld, de rationaliteit. Beidehebben echter elkaar nodig, al voegt hij eraan toe dat het Westen al te lang het oosterse beeldverwaarloosd heeft. Maar ook de oosterse mens zal iets van het westerse in hem serieusmoeten nemen, wil hij overleven.

Maar op de tweede plaats is leer en beoefening van Dürckheim geheel conform demystieke tradities. Hij wijst expliciet op de Christuservaring van het oerchristendom. Er isaltijd die mystieke, innerlijke weg geweest, waaraan het esoterisch christendom door deeeuwen uitdrukking heeft gegeven. ‘De mens is daar in zijn midden, waar hij zich in eenheidweet met Christus, vanuit hem leeft en in dit midden altijd weer geroepen wordt door de stemvan de meester in ons, die Christus heet.’xliv

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 19.

Page 20: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Uiteindelijk gaat het om de persoon, waarvan Christus het archetype is. De voltooiing vanhet menselijk leven verschijnt in het tot gestalte worden van de persoon die doorschijnend engetuige geworden is van het goddelijke Zijn. Ook in onze verhouding met het immanentetranscendente is een ‘Jij’ verneembaar. Dürckheim overstijgt de discussie over eenpersoonlijke en onpersoonlijke God. Voor sommige, vooral in boeddhistische kringen, is eenpersoonlijke relatie met het goddelijke onaanvaardbaar. Op de vraag: ‘Ontmoet de mens in debeeldloze ervaring van het transcendente een ‘Jij’? antwoordt hij:

Dat is een verkeerd gestelde vraag. Alles wat ons treft en wat wij persoonlijk ontmoeten, alleswaarmee wij dagelijks omgaan heeft het Jij-karakter en wij gaan daarmee om als met een levendwezen [...] Het personale in eigenlijke zin verschijnt daar, waar het tot een dialoog komt. Zo ook ishet met het Jij dat ons in de ervaring van de transcendentie tegemoet komt. Het persoonlijke treedtte voorschijn als wij deze stem als de stem van de transcendentie, als Gods stem horen. Dan is ersprake van een persoonlijke relatie.xlv

Ook al is de mens, die altijd in de wereld is, nooit volledig één met zijn Wezen, in zijnervaring is hij één met Christus in de ontmoeting.

In deze ontmoeting verschijnt hem Christus niet als principe, maar als een goddelijk Jij.xlvi

Dürckheim bekent zelfs zijn voorkeur voor Christus:

Niet Boeddha staat in het midden van mijn leven, maar Christus, de van binnen uit roepende,verplichtende, de in ons levende Christus. Wat in het Oosten Boeddha genoemd wordt, komtovereen met wat wij in ons leven kennen als het bovenwereldlijke, universele Zijn. Het onderscheidbegint daar waar men bij de Boeddha blijft staan om zijn ik in hem op te doen gaan, zonder vanuithem persoon te worden, dat wil zeggen een nieuw, sterk wereld-ik, dat tot getuige wordt van deimmanent transcendente kern, de in hem immanente Christus. Dit is de zoonwording naar hetwoord van Christus, zoals het in het Thomas evangelie heet: Ik moet mij in U vinden, dan zal ikmij zelf als de zoon van God ervaren.

Christus navolgen betekent het rijk ontdekken dat niet van deze wereld is. Dat leidt tot de dood,die voorafgegaan wordt door vele kleine momenten van sterven, die de mens moet sterven op zijnweg naar verandering tot volledig persoon zijn. En Christus navolgen betekent vooral hetaanvaarden met hem van de drie grootste noden: de dood, de zinloosheid en de verlatenheid.Christus is de weg tot het Leven die echter de dood veronderstelt. Dat is de grondformule van deinitiatische weg en van elke schrede die de mens op deze weg zet.xlvii

In een televisie interview spreekt hij over een belangrijk inzicht wat hem in de laatste jarenbezig hield: ‘Men moet niet naar de innerlijke Christus zoeken, men moet zich laten vinden,wij mensen worden gezocht.xlviii

Geen wonder dat vele vooral katholieke leden van kloosterorden en congregaties naarRütte kwamen om in deze ‘school voor initiatische therapie’ nieuwe impulsen te vinden voorhun geestelijk leven.

In al die jaren bezochten ook vele spirituele leraren uit binnen- en buitenland de Rüttegemeenschap, niet alleen voor een ontmoeting met Karlfried en Maria, maar ook voor hetgeven van lezingen, workshops of retraites.

In 1958 had Dürckheim reeds Alan Watts ontmoet. Watts omschreef Karlfried als eenechte edelman, onbaatzuchtig en dankzij een lange traditie perfect in spreken en hoffelijkheid– Keyserling’s ideaal van de grand seigneur.xlix

De Japanse zenmeester Hakuun Yasutani kwam op tachtig jarige leeftijd naar Rütte waarhij voor een kring van leerlingen en medewerkers over zen sprak. Zo ook Ernst LotharHoffmann, beter bekend onder de naam lama Anagarika Govinda. Zo kwam ook Pir VilayatKhan, de geestelijk leider van de sufi-orde, op bezoek. Ongetwijfeld is een van de meest

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 20.

Page 21: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

indrukwekkende bezoekers pater Lassalle geweest. Tussen beide ontstond een grotevriendschap. Over Lassalle zei Dürckheim: ‘Ik houd pater Lasalle voor een van de belangrijkegeestelijke personen van onze tijd. Omdat hij leeft, wat hij verkondigt, is zijn aanwezigheid indeze wereld van bijzondere betekenis.’

Sinds 1973 was er tussen Rütte en het Japanse zenklooster Eigen-ji, vlak bij Tokio gelegen,een regelmatig uitwisselingsprogramma. De abt Yuho Seki, een zenmeester uit de rinzai-school, kwam met enkele monniken naar Dürckheim en leidde in Rütte een zevendaagsesesshin. Maria Hippius bracht het jaar daarop een tegenbezoek. Enkele zenmonniken hebbenlangere tijd in Rütte gestudeerd.

Nog even te melden: Dürckheim was een graag gehoord spreker. Hij ontving veleuitnodigingen. Zoals van de Amersfoortse School voor Wijsbegeerte – meerdere keren.Koningin Juliana vroeg hem te komen naar Oldeloe voor een voordracht over zen. Hij reisdenaar Peru om te spreken over de ‘religieuze ervaring voorbij de religies’. Uit Frankrijkkwamen vele verzoeken. In 1963 hield hij voor het Duitse Olympisch Comité een lezing overde sportprestatie en menselijke rijpheid. Voor de Frankfurter Ring hield hij een referaat overarts en zielzorger, een door hem geliefd onderwerp. In Duitsland, Frankrijk, België,Nederland bezocht hij vele kloosters waar hij retraites leidde. In 1974 vroeg men hem tekomen naar India. Eerst voor een voordacht in het Internationale Centrum over efficiëntie enrijpheid; later dat jaar voor de Nehru Memorial Lectures, waar hij sprak over de ontmoetingvan het Westen met de geest van het Oosten.

Vanaf 1970 werden zijn ogen slechter en vijf jaar later begon hij zijn manuscripten te dicterenmet als eerste resultaat Meditieren, wozu en wie, een mooie samenvatting van zijn onderricht.In 1983 kreeg hij een hartinfarct. In 1986 een tweede.

Dürckheim had al eerder in zijn geschriften aandacht besteed aan het ouder worden en hetlijden dat dit met zich meebracht. De ouderdom bood de gelegenheid om tot een rijp mens teworden:

‘Kon ik maar altijd jong blijven, hoefde ik maar nooit oud te worden’, is de wens die de meestemensen van nature vervult. Het is een heel begrijpelijke wens. Maar als deze uitgroeit tot angstvoor de ouderdom, dan sluipt er een problematiek in ons leven binnen, die tenslotte fatale gevolgenheeft. Deze houdt ons namelijk af van de kroon op ons leven, die wij alleen zullen kunnenverwerven wanneer wij aan de levenswet gehoorzamen. Dit impliceert echter dat wij ook onzeouderdom aanvaarden. Maar hiertoe is alleen diegene in staat die in zijn leven geworteld is geraaktin een werkelijkheid die boven de tegenstelling jong-oud uitgaat. Ja, dan wordt juist de ouderdomde ‘proef op de som’, die tot de gelukkige ontdekking leidt dat de transcendentie zich in hetontstaan en in het vergaan van de dingen manifesteert. Iemand die geen echte verbinding met hettranscendente voelt, vraagt dan natuurlijk verwonderd: hoe kan de ouderdom nu levensvervullingbetekenen? Is dat dan niet de trieste tijd van verval, die onherroepelijk uitloopt op de dood? Degenedie dit vraagt heeft er geen idee van dat de eigenlijke zin van al het ‘donker’ in ons leven een lichtis, dat daarin verborgen is. Zo ligt er ook in het donker van de ouderdom een diepe zin besloten. Enwanneer deze zich aan ons openbaart dan betekent ouderdom niet langer meer de gevreesdeeindperiode, maar worden wij ons ervan bewust dat dit ouder worden het eigenlijke hoogtij van hetleven is, waarin de mens pas werkelijk tot volle rijpheid komt. En zoals de vervulling van alles watleeft de vrucht van een bepaald rijpingsproces is, zo is het ook in het leven van de mens. Inmenselijke rijpheid ligt dus de zin van de laatste levensfase besloten. Deze zin ontgaat echter aandegene die de fase van het oud worden afwijst.l

Wie hem in deze jaren van hoge ouderdom nabij waren, zeggen onomwonden dat hijleefde overeenkomstig wat hij leerde.

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 21.

Page 22: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Vaak haalde Dürckheim zijn grote inspirator Carl Gustav Jung aan, die toen hij op zijnsterfbed lag, vaak zei: ‘Hoe wonderbaarlijk! Hoe wonderbaarlijk!’Karlfried Graf Dürckheim overleed op 28 december 1988, 92 jaar oud.Maria Hippius overleed op 26 februari 2003, 94 jaar oud.

Karlfried Graf Dürckheim, Das ‘Mu’ aus der Stille

Wo aus der Stille des Seins das ‘Mu’ aufklingt, kommen alle Töne des Daseins zum Schweigen. Die gewohnten Farben und Lichter des Lebens verlöschen. Es ist, als zöge das gegenständliche Bewußtsein seineAntennen ein, und nichts mehr würde empfangen. Doch dann steht schlagartig alles in einem neuen Licht. Eine Welt neuer Lichter, Farben und Töne geht inständlich auf. Ein neues Bewußtsein beschenkt den Menschen mit einem Reichtum völlig anderer Qualitäten, wie sie niemals vorher erfahren wurden. Was nun wahrgenommen wird – wenn es wirklich wahr-genommen wird – hat einen völlig anderen Klang, verglichen mit dem, was das gewöhnliche Bewußtsein vernimmt, eine andere Höhe, Weite und Tiefe. Es gehört einer anderen Dimension an. Je mehr es den Menschen ergreift und er es in sich zu wahren vermag, desto mehr leuchtet es ihm doch wieder aus allen Dingen entgegen. Aber glaubt er zunächst, die gewöhnliche Welt stünde dem, was er nunmehr erfährt, hindernd im Weg, so kann er dann erfahren, daß diese gewöhnliche, alltägliche Welt gar nichts anderes ist, sich nur in einem anderen Bewußtsein spiegelt. Am Menschen liegt esund an seiner Stufe, ob sich in den Gestalten des Daseins das Sein nur verbirgt oder aber ihm in allem erscheint.

Dürckheim’s eerste, grote verdienste is het ter sprake brengen van de mystieke ervaring. Wateen taboe was (en dat is het nog steeds), wat zeer moeilijk mee te delen is, omdat dezeervaring zo persoonlijk is, zo onbegrijpelijk voor hen die haar niet kennen en vanwege debeperkingen van de taal zo moeilijk te communiceren, daarover sprak en schreef hij zonderschroom. Ook in de zentraditie, met uitzondering van de rinzai-scholen, spreekt men nietgraag over kensho of satori. Dat gebeurt ongetwijfeld om pedagogische redenen. Men wilvoorkomen dat men, gezegend door inzicht, vol trots naast zijn schoenen gaat lopen of denktdat daarmee het einde van beoefening bereikt is. Arrogantie of dweperij is de grote valkuil,die na de ervaring wacht. Dit in acht genomen schrijft Dürckheim op bijna elke bladzijde vanzijn boeken over het belang van het erkennen en ernst nemen van deze ervaring. Hij

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 22.

Page 23: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

benadrukt dat in de ervaring de plicht vernomen wordt om voor de rest van het leven dezeoefenweg te gaan. Wanneer men echter deze ervaring buiten sluit, dan verschraalt ons levenvanwege de eenzijdigheid en zuinigheid van rationaliteit en blijft er van religie niets andersover dan een skelet. Het geestelijk leven is ontdaan van alle vlees en bloed.

Vervolgens heeft Dürckheim een taal ontwikkeld, die nieuw en vrij is van het gebruikelijkjargon van de traditionele, spirituele scholen. Om dit subjectieve gebied te verhelderen,gebruikt hij de woorden en terminologie van de analytische psychologie en de westersemetafysica. Lang niet alle wetenschappers nemen dit serieus. Voor de wetenschap is dezebenadering al te individueel, te subjectief, niet objectief verifieerbaar. Toch noemt hij zijnwerk een ‘metafysische antropologie’, terwijl het merendeel van de westerse filosofen demetafysica reeds achter zich gelaten heeft. Ongetwijfeld zullen vele lezers moeite hebben metde steeds terugkerende, abstracte termen: ‘Wezen’, ‘Zijn’, ‘immanente transcendentie’,‘volheid’, ‘het bovenwereldlijke’, ‘transparantie’. Han Fortmann vraagt zich af of we hier nietterechtgekomen zijn in oeverloze vaagheden, maar voegt er aan toe: ‘welke bezwaren menmag hebben tegen zijn theorie en tegen het onmiskenbaar vage karakter ervan, hij heeftniettemin iets belangrijks op het oog.’ li

Overigens, voor wie vertrouwd is met de grote ervaring, is Dürckheim’s taalgebruikhelemaal niet zo vaag. Waar het hier over gaat, kan wellicht moeilijk anders uitgedruktworden dan in zogenaamde abstracte termen, waarbij men zich moeilijk iets voor kan stellen:het gaat over iets onvoorstelbaars. Zelfs wanneer men zich er iets van voorstelt, is dit eenhindernis om tot enig verstaan te komen.

Een andere verdienste van Dürckheim is dat hij de meditatie of beter de contemplatie zijnfysieke basis heeft teruggegeven. Fysieke houding en denken zijn één. Niet alleen het brein,maar het hele lichaam denkt. De beoefening van zazen is daarom ondenkbaar zonder hara.Niet elke zenleraar leert zijn leerlingen te zitten met de kracht in de onderbuik. Hakuinspreekt er over en noemt de tanden, de krachtige plek even onder navel, het zuivere land,waar Amida Boeddha woont. Sekida vermeldt het.lii Hij zegt dat een monnik die hara kent,binnen enkele minuten geconcentreerd kan zitten. Toen ik dat jaren geleden las, kon ik datniet geloven, al te zeer in de greep van die onstuitbare gedachtestroom die mij tijdens zazenbleef teisteren. Maar ik moet hem nu gelijk geven.

In hara verdwijnt de zorg om geconcentreerd te zitten, omdat de kracht en energiewaarmee het lichaam gevuld wordt op natuurlijke wijze de kramp, waarmee het ik zichzelfvasthoudt, oplost. In het enige Engelstalige boek over hara dat ik tot mijn beschikking heb,beschrijft Michihiro Matsumoto hoezeer het hara-gevoel met de Japanse cultuur verwevenis.liii Maar ook voor de Japanner is het geenszins het gesprek van de dag. Wie hara wilbegrijpen, moet dit niet doen door middel van logica maar met hara. Ook hier baart debeoefening kunst. Want het wordt gezien en gewaardeerd als kunst: haragei. Weliswaar is heteen individuele beoefening, maar het betreft ook het beïnvloeden van anderen krachtens zijnpersoonlijkheid of zelfwerkzame handelingen eerder dan door de geldigheid van argumenten.Iemand in hara argumenteert niet. Het is meer een bepaalde wijze van een tegemoet tredenvan de omgeving, een wijze van zich invoegen in het landschap, een vorm van aanwezigheid.Hara is contact van de mens met natuur, natuur binnen ons lichaam. Traditioneel wordt ergeloofd dat de hara ruimte geeft aan moed, integriteit, zuiverheid, flexibiliteit en no-mind, eenhart-tot-hart interactie. Het Chinese karakter voor hara betekent waarschijnlijk dapperegelijkmoedigheid. Hara is een grote oceaan, de geboorteplaats van leven op aarde, de planeetvan water. Hara is kundalini, de slang, het is wu-wei. Het wekt het besef dat ik altijd geleefdheb dankzij anderen en de natuur. Het strekt zich uit: de bereidheid iedereen te ontmoeten,vriendelijk of onvriendelijk, met een openheid ook voor tot nu toe vreemde ideeën.

Haragei is de kunst van het wachten, zen in vermomming. De hara-logische Japanneraccepteert zowel ‘ja’ als ‘nee’ zoals het komt en verwerpt niets. Hara is fysieke non-dualiteit:

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 23.

Page 24: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Als er een ding is dat de wereld zal behoeden voor een nucleaire holocaust, dan is het niet hetbewustzijn welke de tegenpolen creëert van ‘ja’ en ‘nee’, maar hara dat zowel ‘ja’ als ‘nee’accepteert, zowel schuldig als onschuldig en zowel binnen als buiten als wederkerig inclusief. Meerprecies, het is niet het soort liefde dat je ontwikkelt in je geest of hart, want de geest-hart liefde kangewonnen of verloren worden op menselijk initiatief; het is de absolute liefde (of hara-liefde) datbinnen in ieders hara groeit, geboren uit de natuur, want alleen hara-liefde, door zijn ecologischinstinct, weet hoe vriend en vijand, bezielde en onbezielde wezens als een en hetzelfde in de buik tedragen.liv

Zijn biograaf merkt op dat Dürckheim pas vrij laat tot zijn eigenlijke werk is gekomen. Hijwas immers al in zijn vijftiger jaren toen hij met Maria Hippius het spiritueel – therapeutischcentrum in Rüttte startte en eerst vanaf die tijd verschijnen ook zijn boeken, waardoor hijbekend geworden is. Wie Dürckheim’s lange leven overziet, kan het niet ontgaan, dat er eenbreuk heeft plaats gevonden. Er is een Dürckheim vóór 1947 en een Dürckheim na 1947. Zijnverblijf in de gevangenis lijkt een omslagpunt. Was hij voordien een uitgesproken lid van denazi-beweging, niets is daarvan terug te vinden in zijn latere geschriften. Slechts enkelewoorden wijzen op het verleden: ‘Ik was geen nazi, maar ook geen anti-nazi’; ‘Ik was geennazi, maar een patriot.’ En op het einde van zijn leven, bij het opruimen van zijn klerenkastwaaronder zich nog enkele bruine hemden bevonden, zegt hij tegen een neef: ‘Die hemdenheb ik al te veel gedragen, helaas.’ Ooit heb iemand horen zeggen: ‘Na de oorlog heeftDürckheim nooit meer een politieke uitspraak durven te doen.’

Maar hoe heeft hij dit verleden verwerkt? Heeft hij hierom kunnen rouwen? We weten datdit verwerkelijken van het verleden in Duitsland maar langzaam opgang kwam. Aanvankelijkging alle aandacht ging uit naar de wederopbouw. Nog in 1967 verscheen van het echtpaarMargarete en Alexander Mitscherlich, beide psychoanalytici, het boek Het onvermogen om terouwen. ‘Wij hebben slechts heel weinig psychologische belangstelling ontwikkeld voor demotieven waardoor we tot aanhangers van een Führer werden die ons naar de grootstemateriële en zedelijke ramp in onze geschiedenis leidde’, schrijven ze in het eerste hoofdstuk.Het boek is een pleidooi voor het herinneren, herhalen, verwerken. Rouwarbeid. De Duitsers‘gingen niet de confrontatie aan met schuld en schaamte (‘het inzicht dat er uit hun naam zesmiljoen mensen gedood werden’), maar wuifden hun verantwoordelijkheden weg metschuldafschuiving, relativering en zelfs slachtofferschap.

Eerst toen de aandacht voor het economisch herstel verschoof naar die voor deJodenvervolging, de concentratiekampen, de Shoah, begon de reflectie op het verleden. Endaarmee barstten ook de strijdpunten los. Er waren voorstanders van een vergeten, niet langerzeuren, de Duitsers hadden immers lang genoeg geleden onder het verleden. Er was eentendens tot bagatelliseren: de zogenaamde Historikerstreit. De aanvoerder in deze, ErnstNolte, betoogde dat de Holocaust geenszins uniek was, maar vergelijkbaar met de misdadenin de Sovjet Unie. Zelfs ging hij zover dat Duitsland gedwongen was tot de ‘uiteindelijkeoplossing van het Jodenvraagstuk’ uit vrees voor de Sovjet Unie en zich dus niet schuldighoefde te voelen. Anderen spraken over een normalisering van de nazi-periode, die een bronvan nationale trots kon zijn.

Daartegenover kwam de opstand van een jongere generatie (o.a. de RAF) die protesteerdetegen de kringen van de regering en de ambtenarij waar tot in hoge posities toe vele personenzaten die tijdens het Derde Rijk vuile handen maakten. Bovendien namen zij de ouderenkwalijk dat zij over hun verleden bleven zwegen. In ieder geval begon in die tijd in Duitslandeen rouwproces – met als hoogtepunt de knieval, die in 1970 de toenmalige BondskanselierWilly Brandt deed voor het gedenkteken van de opstand in het getto van Warschau (1943).Een gebaar met grote politieke gevolgen. Margarete Mitscherlich kon op haar negentigsteverjaardag zeggen: ‘Het is nog steeds de vraag of rouwen geleerd kan worden. Maar één ding

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 24.

Page 25: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

is zeker: geen volk herinnert zich zijn eigen geschiedenis zo goed als Duitsland. Duitsers zijnerg moedig. Dat stemt me gelukkig.’

Maar hoe was het voor een Duitser, een overtuigd nazi, om jarenlang in fascistisch Japan tewonen, daar vol bewondering over de Japanse religie en het volk te schrijven en uiteindelijkde volledige neergang mee te maken? Ook in Japan werd er ambivalent op de oorlogsjarenteruggekeken.lv Vergeleken met de Duitsers zijn er overeenkomsten en verschillen. DeJapanners hebben veel wreedheden begaan, maar zij hebben nooit de bedoeling gehad eenvolk uit te roeien. Zij trokken met hun legers eerder als ‘bevrijders’ door Oost-Azië. TerwijlDuitsland zich nog altijd kon beroepen en terugvallen op hun cultuur van Luther, Wagner enGoethe, werd Japan van zijn cultuur beroofd door de Amerikaanse bezettingsmacht, die eenHollywood-beschaving bracht waar veel Japanners slechts minachting voor voelden. Zijkregen een grondwet opgedrongen, die het land democratisch moest maken – wat nooit echtgelukt is.lvi Zij konden ook geen schuldige(n) aanwijzen. Keizer Hirohito was weliswaar nietlanger een zoon der goden, maar bleef als symbool gehandhaafd. Hij werd zelfs niet voor hetgerecht in Tokio gedaagd! De Japanners hadden geen Willy Brandt die deemoedig knielde.Wel kregen zij prime ministers die ondanks protesten uit binnen- en buitenland de Yasukuni-tempel bezochten, het heiligdom waar sinds 1845 meer dan twee miljoen soldaten begravenwaren, gesneuveld terwijl zij Japan dienden op de slagvelden. Onder hen deoorlogsmisdadigers die veroordeeld waren door het Tokio-tribunaal. Ook zij kregen de statusvan kami ofwel goden.

Ook hier de tegenstelling tussen rechts en links: zij die de oorlog wilden vergeten enherstel en erkenning van de Japanse identiteit wensten en zij die het boetekleed aantrokken,‘nooit meer oorlog’ riepen en een totaal pacifistisch land wilden. Japan mocht officieel geenleger meer hebben, tenzij ten behoeve van zelfverdediging. Tegenstanders van deze doorAmerika opgelegde maatregel wilden al gauw een militaire macht, die inzetbaar was bijinternationale conflicten: Japan moest weer op de wereldkaart. Sommigen ontkendeneenvoudig dat Japan ooit in oorlog was geweest.

Bij Dürckheim is niets te vinden van een terugblik. Ook is er nergens sprake van eenmoment van een persoonlijke ‘bekering’, al blijkt uit enkele regels dat de gevangenis voorhem wel een belangrijke periode is geweest. Maar hij legt vanaf 1945 nergens meer eenverband tussen spiritualiteit en das Völkische. Hij blijft een bewonderaar van hetzenboeddhisme en de zenkunsten zonder dat hij deze als grondslag ziet van de Japansecultuur. Het gaan van de Weg onder het teken van de grote ervaring is een volstrektindividuele, persoonlijke aangelegenheid. Tijdens een interview voor de televisie vroeg eenjournalist hem: ‘Wat betekent uw werk voor de oplossing van politieke en sociale proble-men?’ Dürckheim antwoordt:

Ons werk kan geen directe invloed uitoefenen op politieke en sociale problemen. Alleen indirecte,via de mensen. We krijgen hier ook managers en industriëlen. Onder onze gasten en leerlingen zijnveel sociale werkers. We krijgen artsen en psychologen. Wat hun beroep ook is, het gaat om deverandering van de mens, waardoor hij zich verankert in de goddelijke grond van ons zijn.Naarmate hij de weg daarheen vindt, wordt hij een ander mens, veel minder door zijn kleine ‘ik’beheerst, ook in zijn werk. Zijn prestatievermogen neemt niet af, maar juist toe. Zijn ik zit hem nietmeer in de weg. Hij zal beter functioneren, ook als sociaal gericht medemens. lvii

Wel benadrukt hij voortdurend dat wie dit pad gaat hiervan ook in deze wereld moetgezeugen. Maar wat dat concreet betekent, behalve dat dit in het alledaagse leven totuitdrukking komt, wordt niet duidelijk.

Maar in al zijn geschriften na 1947 heeft Dürckheim het voortdurend over ‘verandering’.Alleen al zijn titels wijzen dit aan: Durchbruch zum Wesen, Erlebnis und Wandlung. Zijnbiografie heeft als ondertitel: Ein Leben im Zeichen der Wandlung. Het woord

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 25.

Page 26: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

Transformation is te vinden op elke bladzijde. Maar wat houdt die verandering in? Zijnantwoorden maken het de buitenstaander die een begrijpelijke uiteenzetting verwacht er nietgemakkelijker op: ‘De wereld om mij heen was op slag veranderd. Ik voelde me opgetild,verlost van mijn wereldlijk ik; ik voelde en ik wist dat de realiteit, die wij met ons verstand enonze zintuigen ervaren, slechts een sluier is die over een veel diepere realiteit ligt.’ Vaakciteert hij een mooie zin van Novalis: ‘Al het zichtbare is de verhullende openbaring van ietsonzichtbaars.’ Elk woord voor de ervaring, die de opening biedt naar het grotere leven,verbergt meer dan het verduidelijkt. Op dit gebied is er geen intentionaliteit. Woorden als‘doorbraak’, ‘Wezen, ‘Zijn’, ‘transformatie’ verwijzen niet naar iets bepaalds, ietsafzonderlijks, maar naar een niet af te bakenen geheel, ‘das Ganse’. Iedere nadere bepalingdoet afbreuk.

Wat Dürckheim ook vaak herhaalt: deze initiatische weg leert ons het onverdraaglijke teverdragen. Wat was voor hem het onverdraaglijke? Was zijn herinnering aan zijn nazi-tijdonverdraaglijk?

Met betrekking tot de Dürckheim van vóór 1947 nog één vraag: waarop baseerde hij zijnbewering, dat de grote ervaring in dienst staat van het heil van de gemeenschap? Steunt dit opde ervaring zelf of wordt hem dit ingegeven door de omgeving, de tijdgeest, de cultuur? Watzegt de ‘rauwe’ mystieke ervaring over individuele, sociale, politieke of culturele situaties?Wat gebeurt er met de ervaring als deze wegebt, naar achter schuift en het moment aanbreektwaarop deze ter sprake wordt gebracht, benoemd gaat worden en van betekenis wordtvoorzien? En dat gebeurt al heel gauw.

James, H. Austin beschrijft vier lagen die de mystieke ervaring binnen zeer korte tijd gaanbedekken. Hij spreekt over ‘het verloop van de mystieke ervaring’:

1. De rauwe ervaring. De eerste feiten zijn niet bedacht, zij gebeuren. Zij zijn theologischneutraal en liggen ver buiten iemands eerdere geloofsovertuigingen, verwachtingen enintenties.

2. Reflexieve interpretaties. Dit zijn oorspronkelijke interpretaties die de persoon formuleerthetzij spontaan gedurende de ervaring zelf of onmiddellijk daarna.

3. Ingelijfde interpretaties. Deze bevat verwijzingen naar feiten van de ervaring die beïnvloedzijn door particuliere, eerdere overtuigingen, verwachtingen en intenties.

4. Retrospectieve interpretaties. Deze bevatten verwijzingen naar religieuze of andere doctrinair-typische interpretaties, niet geformuleerd tenzij veel later, na de ervaring. lviii

Aan de hand van dit ‘verloop’ is het niet moeilijk te zien hoe ver Dürckheim verwijderdraakte van de oorspronkelijke ervaring toen hij deze als fundament aanwees van de nazi-ideologie. Heeft hij zich dit in de gevangenis gerealiseerd?

Men kan het Dürckheim verwijten, maar het inzicht in dit verloop van de ervaring is ookmoeilijk te accepteren voor iedereen die zijn mystieke weg graag van nut wil zien voorpersoonlijke, sociale of politieke problemen. De veelgestelde vraag: ‘Hoe kan ik mijnmeditatie toepassen in het dagelijkse leven?’, kan leiden tot antwoorden die ver weg liggenvan de rauwe ervaring, ver verwijderd van ‘de ongecultiveerde roep van het Zijn’. Hoebruikbaar en plooibaar is de verlichting?

Daisetzu Suzuki beweerde eens dat zen geschikt was voor alle denkbare omstandigheden:

Zen heeft geen speciale leer of filosofie, geen verzameling concepten of intellectuele formules,behalve dat het tracht zich te bevrijden van de binding aan geboorte en dood door middel vanbepaalde intuïtieve wijze van verstaan. Het is daarom extreem flexibel in het zich aanpassen aanbijna elke filosofie en morele leer, zolang zijn intuïtieve leer daar niet tussen komt. Men kan hetverbonden vinden met anarchisme of fascisme, communisme of democratie, atheïsme of idealisme,

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 26.

Page 27: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

of welk politiek of economisch dogmatisme dan ook. Het is echter in het algemeen bezield van eenzekere revolutionaire spirit en wanneer het tot een impasse komt – zoals dat gebeurd als we gebuktgaan onder conventionalisme, formalisme en andere verwante ismen – laat zen zich gelden enbewijst een destructieve kracht te zijn.lix

Hij is er zwaar om bekritiseerd.lx

Hoever ben je bereid van de bron af te dwalen? Suzuki heeft echter slechts schijnbaar eenpunt. Zen is niet buigzaam voor welke filosofische, politieke richting dan ook, simpelwegomdat de verlichtingservaring hierover zwijgt. De ervaring bevat geen ethische regels, geenmorele geboden, geen utopieën, geen fundament voor welke ideologie dan ook.

Bovendien is de ervaring persoonlijk, alleen geldig voor degene die hem overkomt, nietoverdraagbaar. En ook al wordt er in mooie, poëtische woorden over gesproken, het blijft eenonbeschrijfelijke ervaring, die even mysterieus is als het leven zelf. Daarom koester ik determ ‘zero experience’. Aan deze beleving kan niets ontleend worden. Zij is noch nuttig, nochnutteloos. Haar waarde is eenvoudigweg niet te meten. Zij is waardevol en betekenisvolomwille van zichzelf.

Is er dan niets over de maatschappelijke relevantie van de mystieke weg te zeggen? Ikvrees dat de boodschap die fluisterend, nauwelijks hoorbaar in de mystieke ervaring klinkt,misschien door de wereld niet voor bruikbaar wordt gehouden, of door de wereld maarmoeilijk verstaan kan worden. Naar een woord uit de Johannes proloog van het NieuweTestament: ‘Het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen.’Bovendien staat er geschreven: ‘Het koninkrijk Gods is reeds gekomen.’ En: ‘Het koninkrijkGods is in U’. En ook: ‘Het Koninkrijk Gods is niet van deze wereld’. Waarvan akte.

Toen ik naar Dürckheim ging, wist ik niets van zijn nazi-verleden. Ik greep in die tijd allesaan, waarvan ik hoopte dat het mij verder zou brengen. Stel dat ik het geweten had, misschienwas ik niet gegaan. Er sluimerde in mij wel enig anti-Duits sentiment. Waarschijnlijk had ikdeze vijandige gevoelens overgenomen van mijn vader, die de Duitsers haatte en eindeloosvertelde dat hij tot twee keer toe uit de trein gesprongen was op weg naar de plaats van deArbeitseinsatz. Intussen weet ik: God laat de zon schijnen en de regen neerdalen over derechtvaardige en de onrechtvaardige. Boeddhistisch gezegd: de dharma doet zijn werk vanbevrijding zowel voor de goede en als voor de slechte. In de geschiedenis is de dharma tot mijgekomen zowel langs de weg van het goede als langs de weg van het kwade.

Slechts één keer ben ik nog naar Rütte teruggegaan, samen met Ben Bos, journalist entevens werkzaam als therapeut. We zouden er een weekend verblijven en tussen deprogramma-onderdelen door een interview maken met Dürckheim voor de Nieuwe Linie, toeneen progressief, katholiek weekblad. Ik herinner mij slechts twee voorvallen. Toen ik hemvertelde dat zazen een vast onderdeel van mijn leven was geworden, zei hij: ‘Ja, als je zazenbeoefent, dan verandert je leven.’ En wat het interview betreft, ik geloof we dat één hoogstenstwee vragen gesteld hebben. Het was of je bij hem op de spreekwoordelijke knop drukte engedurende twee uur volgde er een stroom van woorden, die achteraf een zeer goed in elkaarstekend referaat bleek te zijn.lxi

Waarom ben ik niet vaker naar Rütte gegaan en daar langer gebleven? Persoonlijkeomstandigheden waren zeker de oorzaak. Maar misschien had mijn kloosterleven toch eenspoor nagelaten: het serieuze geestelijke werk gebeurt in de beslotenheid van kloosters en nietin de diaspora van de wereld. Ik had inmiddels ook vernomen dat Japanse zenmeesters hetniet zo begrepen hadden op Dürckheim. Hij was een zelfbenoemd leraar, niet volgens detraditionele weg van officiële erkenning via de formele transmissie. Bovendien zen is in Japanallereerst een monastieke traditie. Maar wat mijzelf betreft, ik had inmiddels het leven en deleer van de Boeddha ontdekt.

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 27.

Page 28: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

In ieder geval heb ik uit Rütte een kostbaar souvenir mee naar huis genomen: een fysiekehouding. In mijn kamer hoefde ik slechts een kussentje neer te leggen en er op te gaan zitten,met een rechte rug, de kracht in de onderbuik, het aandachtig volgen van de adem en de restvergeten. Sindsdien weet ik: dit is de toegangspoort tot wat de mystici contemplatie noemenen de ingang tot de gehele mystieke weg.

Niko Tenko Roshi Karlfried Dürckheim: Transcendentie als ervaring 28.

Page 29: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

i Aldus de feilloze titel van het Festschrift dat Dürckheim bij zijn zeventigste verjaardag aangeboden kreeg: Transzendenz als Erfahrung, Otto Wilhelm Barth Verlag, 1966.ii Karlfried Dürckheim, Im Zeichen der Grossen Erfarung, Studien zu einer metaphysischen Anthropologie, Otto Wilhelm Barth Verlag, München, 1974, p. 165.iii Karel Douven (1925-1995) was in die jaren directeur van Het PMV-centrum in Nijmegen, een vormingscentrum voor volwassenen met aandacht voor de actuele ontwikkelingen in religie en samenleving. Hij was lid van de orde der Jezuïeten die hij ondanks veel onbegrip nooit heeft verlaten. Zijn grote interesse was de oosterse renaissance met veel aandacht voor yoga en zen. Zijnboeken publiceerde hij in eigen beheer, daar zijn orde niet met zijn ideeën in verband gebracht wilde worden.iv Jan van der Lans (1933-2002) was toen als godsdienstpsycholoog verbonden aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Hij schreef vele artikelen en boeken over de nieuwe religieuze bewegingen en meditatie.v Herbert Marcuse, Eros en Cultuur. Een filosofische bijdrage tot het werk van Sigmund Freud, Uitgeverij Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1968. Ook als: Herbert Marcuse, De eendimensionale mens, studies over de ideologie van de hoog-industriële samenleving, Paul Brand, Hilversum, 1969.vi Norman O’Brown, Leven tegen dood, de psychoanalytische betekenis van de geschiedenis. Ambo, 1972. En ook: Norman O’Brown, Love’s Body, Random House, 1966.vii Han Fortmmann, Als ziende de onzienlijke: Een cultuurpsychologische studie over de religieuze waarneming en de zogenaamde religieuze projectie, deel 3b, p. 66-81, Paul Brand, Hilversum, 1968.viii Karlfried Dürckheim, Het dagelijks leven als oefening, p. 45/46.ix Zijn biografie: Gerhard Wehr, Karlfried Graf Dürckheim, Ein Leben im Zeichen der Wandlung, Kösel Verlag, 1988.Voor de periode tot 1945 zie de website: The formation and principles of count Dürckheim’s Nazi Worldview and his interpretation of Japanese spirit and zen.x Gerhard Wehr, op. cit. p. 30xi idem, p. 38.xii Karlfried Dürckheim, Der Weg, die Wahrheid, das Leben, Erfahrungen auf dem Weg zur Selbstfindung, Gespräche über das sein mit Alphonse Goetmann, O.W. Barth Verlag, p. 12.xiii Richard Wihelm (1873-1930) was een sinoloog, bekend geworden door zijn nog altijd bruikbare vertalingen van de I Tjing enHet geheim van de gouden bloem. Hij was bevriend met Carl Gustav Jung.xiv Ludwig Klages (1872-1956) filosoof, psycholoog, een van de grondleggers van de grafologie. Hij wordt wel gezien als een van de wegbereiders van het existentialisme en de existentiële fenomenologie. Zijn belangrijkste boek: Der Geist als Widersacher der Seele, waarin hij de traditionele rationele en reductionistische filosofie verwierp. Hij kreeg problemen met de nazi’s waarvan hij de regering niet steunde. Op zijn zeventigste verjaardag, in 1942, schreef de Duitse pers enkel negatief over zijn carrière. Hij werd wel gerehabiliteerd na de Tweede Wereldoorlog, vooral op zijn tachtigste verjaardag in 1952. xv Stefan George (1868-1939) Duits dichter met een geheel eigen esthetische poëtica. Had contacten met de Franse dichters Stéphane Mallarmé en Paul Valéry. Hij had een moeizame vriendschap met Hugo von Hofmannsthal. Een charismatische persoonlijkheid, overtuigd aanhanger van het l’art pout l’art, anti-modernistisch, toonbeeld van de verheven dichter. Zijn programmawas een geestelijke kunst. Hij vertaalde Dante, Shakespeare en Ibsen en schreef grootse cycli van gedichten, zoals Der siebente Ring en Das neue Reich, dat de nazi’s interpreteerden als verwijzing naar het Derde Rijk. Toch weigerde hij te antwoorden op de overvloedige loftuitingen van Goebbles, die naar een rijksdichter op zoek was, en stierf kort daarop. Zijn leerlingen hebben dit uitgelegd als een afwijzing van nazi-Duitsland. Ziehier een gedicht van hem:

Es lacht in dem steigenden Jahr dir

Es lacht in dem steigenden Jahr dir der Duft aus dem Garten noch leis. Flicht in dem flatternden Haar dirEppich und Ehrenpreis.

Die wehende Saat ist wie Gold noch,vielleicht nicht so hoch mehr und reich.Rosen begrüßen dich hold noch,ward auch ihr Glanz etwas bleich.Verschweigen wir, was uns verwehrt ist;geloben wir, glücklich zu sein,wenn auch nicht mehr uns beschert istals noch ein Rundgang zu zwein.

xvi Willi Geiger (1878-1971) was in München professor aan de school voor Decoratieve Kunsten. Hij kopieerde de grote Spaanse kunstenaars Goya, Velazquez en El Greco. Hij maakte veel etsen en specialiseerde zich in portretten. Zijn kunst werd als ‘entartet’ beschouwd door de nazi’s.xvii Uit de vele mogelijkheden kies voor de vertaling van J.J.L. Duyvendak Tau-Te-Tsjing, het boek van weg en deugd. Niet alleen omdat het een gerenommeerde vertaling is, maar ook als een klein eerbetoon aan zijn dochter Mary Duyvendak, inmiddels overleden, die jarenlang een leerling van mij is geweest.

In het Duits hoorde Dürckheim dit:

Page 30: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

DreiBig Speichen treffen die Nabe,aber das Leere zwischen ihnen erwirkt das Wesen des Rades;aus Ton entstehen Töpfe,aber das Leere in ihnen wirkt das Wesen des Topfes;Mauern mit Fenstern und Turen bilden ein Haus,aber das Leere in ihnen erwirkt das Wesen des Hauses.Grundsatzlich:Das Stoffliche birgt Nutzbarkeit;das Unstoffliche wirkt Wesenheit.(Gerhardt Wehr op. cit. p. 87)

xviii Karlfried Dürckheim, Erlebnis und Wandlung, p. 38.xix Het adjectief ‘völkisch’ (verwant aan het Engelse ‘folk’) betekent ‘verwant aan het Volk’. In het hedendaagse Duits wordt ‘Volk’ vaak vertaald in het Engels met ‘people’ of ‘nation’. Sinds ongeveer 1890 werd ‘volkisch’ gebruikt als eigennaam van een invloedrijke Germaanse nationalistische en racistische (anti-semitisch maar anti-Slavisch en anti-romantisch) protestbeweging, bestaande uit verschillende organisaties, groepen en individuen in Duitsland en Oostenrijk. Voortbouwend op ideeën die ontstaan zijnin het Germaanse Romantisme kreeg ‘völkisch’ en ‘Volk’ voor deze individuen en groepen een speciale betekenis geheel verschillendvan ‘people’ en ‘nation’ – een betekenis die het woord onvertaalbaar maakt in het Engels of andere talen. Vandaar dat hier de oorspronkelijke Germaanse termen gebruikt zijn. (Uit genoemde website).xx Voor de citaten en hun vindplaatsen de website: The formation and principles of count Dürckheim’s Nazi Worldview and his interpretation of Japanese spirit and zen.xxi Gerhard Wehr, op. cit. p. 119.xxii Gerhard Wehr, op. cit. p. 141.xxiii Gerhard Wehr, op. cit. p. 141.xxiv Gerherd Wehr, op. cit. p. 152.xxv Gerhard Wher, op. cit. p. 157.xxvi Gerhard Wehr, op. cit. p. 164/165.xxvii Gerhard Wehr, op. cit. p. 167. Ook voor de volgende citaten.xxviii Yamada Shoki, The myth of zen in art, Japanese Journal of Religious Studies, 2001 28 28/1-2. In dit artikel ontzenuwt de auteur de verbinding van zen met het boogschieten als een mythe. Von Herrigel’s leraar Awa had niets met zen, maar was een wat excentrieke boogschutter, die een religieuze grond legde onder zijn kunst. Hij had niets met zen. Tussen leraar en leerling waren ook wel taalproblemen. ‘Het schiet’ zou volgens de auteur niet veel meer betekenen dan ‘Het is goed zo’. Vooral na de oorlog kwam de mythe in zwang.xxix Gerhard Wehr, op. cit. p. 186-190.xxx Gustav Heyer (1890-1967), arts, ging in de leer bij Jung, werd lid van De nazi-partij, zonder anti-semitistisch te zijn. Na de oorlog verbrak Jung hun vriendschap.xxxi Erich Neumann (1905-1960), Duits Israëlisch psychoanalyticus psycholoog, een van de belangrijkste leerlingen van Jung, diehem zag als erfgenaam van zijn leer. Als dieptepsycholoog schreef hij enkele baanbrekende werken: Ursprungsgeschichte des Bewußtseins en Tiefenpsychologie und neue Ethik (allebei uit 1949). In 1934 emigreerde hij vanuit nazi-Duitsland naar Palestina, waar hij in Tel Aviv een eigen praktijk voor psychotherapie begon.xxxii Jean Hans Gebser (1905-1973), filosoof, linguïst, dichter die bekend werd om zijn boeken over de geschiedenis en structuur van het bewustzijn. Zijn belangrijkste werk Ursprung und Gegenwart, vertaald in het Engels als The Ever-Present Origin.xxxiii Gerhard Wehr, op. cit. p. 200.xxxiv Karlfried Dürckheim, Mediteren – wozu und wie: Die Wende zum Initiatischen, Herder, Freiburg/Basel/Wien, 1976, p. 136. Nederlandse vertaling: Meditatie – doel en weg: Het ontwaken van de initiatische mens, Uitgevrij AnkhHermes, Deventer, 1981, p. 128.xxxv Gerhard Wehr, op. cit. p. 206-212.xxxvi Karlfried Dürckheim, Der Weg, die Wahrheid, das Leben, p. 35.xxxvii Citaat bij Fortmann, op. cit, p. 76.xxxviii Karlfried Dürckheim, Im Zeichen der Grossen Erfahrung, Studiën zu einer metaphysischen Antropologie, Otto Wilhelm Barth Verlag, München, 1974, p. 112/113.xxxix Dürckheim geeft zelf toe dat deze vertaling etymologisch niet houdbaar is. Maar des te meer aansprekelijk.xl Karlfried Dürckheim Meditatie – doel en weg: Het ontwaken van de initiatische mens, p. 121.xli Karlfried Dürckheim, Hara, het dragende midden van de mens, N. Kluwer, Deventer, z.j. Daarna meerdere herdrukken.xlii Karlfried Dürckheim, op. cit. p. 44 – 58.xliii Mumen muso Ungegenståndliche Meditation, Festschrift für Pater Hugo M. Enomiya-Lasalle SJ zum 80. Geburtstag, herausgegeben von Günter Stachel, Mathhias-Grünewald-Verlag, Mainz, 1978. De volgende citaten zijn genomen uit de Nederlandse

vertaling: De klank van de stilte, uitgegeven door de stichting Exist-Holland, 1985. xliv Gerhard Wehr, op. cit. p. 248.xlv Karlfried Dürckheim, Der Weg, die Wahrheid, das Leben, p. 94/95.

Page 31: Karlfried Dürckheim Transcendentie als ervaring · 2019-08-14 · Karlfried Dürckheim (1896-1988) Transcendentie als ervaring i Duizendvoudig zijn de manieren, waarop de ervaring

xlvi Karlfried Dürckheim, Der Ruf nach dem Meister, Otto Wilhelm Bart Verlag, Weilheim/Oberbayern, 1972, p. 162; Nederlandse vertaling: De roep om een meester, de meester in onszelf, Servire, 1989, p. 150.xlvii Karlfried Dürckheim, Der Weg, die Wahrheid, das Leben, op. cit. p. 120.xlviii Gerhard Wehr, op. cit. p. 256.xlix Hermann Alexander Keyserling (1880-1946), aristocraat van geboorte, is vooral bekend geworden door zijn boek ‘Reisetagbuch eines Philosophen’, over zijn reizen door Azië, Amerika en Zuid-Europa.l Karlfried Dürckheim, Transcendentaal ervaren, de zin van volledige menswording, Servire, Katwijk, 1980, p. 199/200.li Han Fortmann, op. cit. p. 81.lii Katsuki Sekida, Zentraing, Methods and Philosophy, Weatherhill, New York/Tokyo, 1975. Een zeer waardevol boek voor zennies die zazen beoefenen.liii Michihiro Matsumato, The unspoken way, Haragai: Silence in Japanese Business and Society, Kodansha International, Tokyo/New York/Londom, 1988.liv Michihiro Matsumoto, op. cit. p. 138.lv Een mooi boek over de overeenkomsten en verschillen in het terugblikken op de oorlogsjaren tussen de Duitsers en Japanners: Ian Buruma, The wages of guilt, Jonathan Cape, London,1994. Nederlandse vertaling: Het loon van de schuld, herinneringen aan de oorlog in Duitsland en Japan, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2012.lvi K.G. van Wolferen, Japan, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht, Rainbow Pocketboeken, 1991.lvii Louis Ter Steeg, Ben Bos, Nico Tydeman, Leo Rijkens, Ontmoetingen met Karlfried Gaf Dürckheim, brochure 3, uitgave Exist-Holland, 1983, p. 13.lviii James H. Austin, Zen and the brain,toward an understanding of meditation and consciousness, The MIT press, Cambridge/Massasuchusetts/London, 1998, p. 22/23.lix D.T. Suzuki, Zen and the Japanese Culture, Bollingen series, Princeton University Press, 1971, p. 63.lx Brian Victoria, Zen at war, Weatherhill, New York/Tokyo, 1977. Passim.lxi Het exposé van Dürckheim is in de Nieuwe Linie in drie delen verschenen op 19 en 26 december 1979 en op 2 januari 1980 en opnieuw uitgegeven als brochure 3 door Exist-Holland 1982.