Karla Buiskool Toxopeus:Thorbecke zou wanhopig zijn
-
Upload
twynstra-gudde -
Category
Documents
-
view
242 -
download
5
description
Transcript of Karla Buiskool Toxopeus:Thorbecke zou wanhopig zijn
Karla Buiskool Toxopeus: Thorbecke zou wanhopig zijn
Rob Lambrichs de Bruin en Peter Noordhoek
2 |
Dit interview maakt deel uit van de publicatie ‘Door het
verdwijnpunt. Perspectief voor provincies’ van de hand
van Rob Lambrichs de Bruin en Peter Noordhoek.
Beide hebben een aantal bekende en minder bekende
personen geïnterviewd voor deze publicatie. In dit in-
terview komt Karla Buiskool Toxopeus aan het woord.
Karla schreef een paper voor het examen van een leer-
gang voor beleidsambtenaren van de provincie Noord-
Holland. Dit document, waarin zij op een historisch inte-
ressante manier het huis van Thorbecke relativeert, viel
Peter Noordhoek als kerndocent en examinator van die
leergang op. We moeten erbij zeggen dat Karla in ons
gesprek haar eigen beelden weergeeft die niet noodza-
kelijkerwijs overeenkomen met die van de provincie.
Voor meer info
[email protected] of [email protected].
U kunt ons ook volgen op LinkedIn en
Twitter @PeterNoordhoek en @rob_ldb
| 3
Karla Buiskool Toxopeus: Thorbecke zou wanhopig zijn
Op ons verzoek spreken we af in een grand café op het
Plein in Den Haag. Karla Buiskool Toxopeus – mogen
we Karla zeggen? – geeft ons alert een hand en bijna direct
vallen we in het gesprek. Van alle gesprekspartners is zij
waarschijnlijk de meest onverwachte. Zij staat nog aan
het begin van haar carrière en heeft haar naam nog niet
gevestigd in de discussies over het middenbestuur. Maar
dat gaat ze naar onze verwachting wel doen. De reden
dat we haar gevraagd hebben heeft met een paper te
maken die zij in het kader van een leergang strategisch
beleidsadviseur van de provincie Noord-Holland heeft
ingebracht. Ze deed precies wat je van een nog jonge
beleidsambtenaar mag verwachten: om je heen kijken
en kritische vragen stellen bij het vanzelfsprekende. De
titel van haar tekst luidt: ‘Zorg dat u niets in huis hebt
dat volgens u niet nuttig of niet mooi is’. Het is het
devies van William Morris, de oprichter van de Arts &
Crafts-movement in Groot-Brittannië. De eerste en niet
de laatste doordenker van Karla in een discussie over rol
en taken van de provincie.
Welke logica?
Karla beschrijft eerst hoe haar visie tot stand is gekomen.
Ze vertelt hoe ze aanvankelijk meeging in de logica van
de beelden die er waren over de taken van de provincie.
Tegelijk werd ze getroffen door het gebrek aan inhoude-
lijke discussie over die taken. Er is een gemeenschap-
pelijk beeld over die taken, maar waarop is dat beeld
gebaseerd? Hoe logisch zijn die taken eigenlijk? Zelf
voelt ze die logica niet zo. Is het niet erg de logica van
de grote steden? De leergang moedigde haar aan om
daadwerkelijk het rapport te lezen waar iedereen met
grote vanzelfsprekendheid naar verwees, dat van de
commissie Lodders. Ze beschrijft het lezen ervan als een
deceptie: ‘het zijn gewoon lijstjes’. Lijsten met taken
die overgedragen zouden kunnen worden. Een onderbou-
wing of echte visie was niet te vinden. Waarom praten
we elkaar dan na alsof dit het laatste woord is over de
provincies?
Kritisch, maar ook gefascineerd, vertelt ze verder over
de vanzelfsprekendheden die ze tegen kwam in haar
werk en die bij nadere beschouwingen lang niet zo van-
zelfsprekend bleken. In haar notitie bracht ze deze terug
tot twee vragen.
De eerste raakte de vanzelfsprekendheid van de be-
perking van provinciale taken tot die van ruimte en
economie en de wisselwerking daartussen, gereduceerd
tot – in onze woorden – ‘de lijstjes van Lodder’. De
tweede raakte de vanzelfsprekendheden in de discus-
sies over bestuurskracht en schaalgrootte. Zonder dat
er iets van ideologische bijbedoeling in te horen valt,
gooit ze ook ijswater over die vanzelfsprekendheid heen,
vervolgens met haar vinger naar voren prikkend alsof ze
pal tegenover de dwazen zit die dit allemaal bedacht of
klakkeloos overgenomen hebben. We deinzen terug.
Hoezo te weinig bestuurskracht?
Hoezo hebben kleine gemeenten te weinig bestuurs-
kracht? Waar halen we die wijsheid eigenlijk vandaan?
Herweijer2 citerend, hebben we het over een vergroting
van de schaalgrootte van gemiddeld 5000 inwoners in
1980 naar 25000 nu. Dat proces van schaalvergroting
versnelt alleen nog maar verder, waardoor we op Zweden
na nu al het land zijn met de grootste gemeenten in
Europa. In bestuurdersland lijkt er consensus te zijn dat
de schaalvergroting nog verder moet gaan. Karla zegt het
1 K. Buiskool Toxopeus, ‘Zorg dat u niets in huis hebt dat volgens u niet nuttig of niet mooi is. Waarom de provincie niet het juiste doet, waarom dat niet zal veranderen, en waarom er toch wel wat te verbeteren valt.’ Visiedocument Leergang beleidsadviseur, editie 3, Provincie Noord-Holland, 2010.
2 M. Herweijer, De relatie tussen provincies, rijk en gemeenten, 2001.
4 |
sterk: ‘Het zijn schaalsprongen waar ik met mijn verstand
niet bij kan’. En juist het feit dat er met haar verstand
duidelijk niets mis is, maakt dat we ons afvragen op
welk probleem deze schaalsprongen nu eigenlijk het
antwoord zijn. Wanneer is het genoeg? Als we een land
van een rijksoverheid en 4 grote steden zijn? Wat valt er
dan ondertussen ‘between the cracks’? Op welk niveau
vinden mensen elkaar dan nog? Karla stelt terechte vragen,
maar geeft tegelijk geen ruimte om te denken dat we dit
proces van schaalvergroting nu nog zomaar kunnen stop-
pen. De trend is gezet. Ze beschrijft het wel mooi. De
veronderstelling heeft, zeker in gemeenteland, postgevat
dat je als kleine gemeente ‘bestemd bent voor iets groters’.
En dus wil elke gemeente de grootste zijn, zodat ze bij
de volgende onvermijdelijke fusie de bovenliggende partij
zijn. En bij een volgende fusie weer. En zo gaat het door.
Maar gaat dat dan uiteindelijk niet ten koste van de
kwaliteit?, is de wedervraag. Ook dat is relatief. Weer
volgt een stevig statement: we krijgen al meer kwaliteit
dan we verdienen. Natuurlijk gaat er veel mis en is er
verspilling, maar nog veel meer gaat er buitengewoon
goed. We horen bij de best bestuurde landen ter wereld.
Maar ondertussen is het wel de vraag wie de gemeente,
maar ook de provincie, nu nog dient. Wat is in hemels-
naam de ratio achter een Friese gemeente die 80 kilo-
meter van gemeentegrens naar gemeentegrens meet?
Achter de wens van iedere gemeente om zoveel mogelijk
woningbouw en bedrijventerreinen binnen de eigen
grenzen te krijgen? De gele kanariepiet die in de mijn
waarschuwt voor gevaar doordat hij stopt met fluiten, is in
het openbaar bestuur al heel lang stil, maar niemand lijkt
het op te vallen. De schaalvergroting gaat dus gewoon ver-
der. De vraag dringt zich dan wel op wie je nu eigenlijk
dient: ‘who do you groom?’ en dan gaat het voor zowel
provincies als gemeenten vooral om het be antwoorden
van vragen zoals die vanuit het rijk worden gesteld.
Georganiseerd wantrouwen
We haken daar op in door te schetsen hoe mensen als
Bekker stellen dat de functionalisering vanuit rijk en
Europa nu zo ver is doorgevoerd, dat wat dat betreft de
basis, de legitimiteit onder de provincies is weggevallen.
In de combinatie van het beperkte takenpakket van de
commissie Lodders en het beeld van Klaartje Peeters’
‘opgeblazen bestuur’ is de basis wel erg smal is geworden.
Opnieuw verzet Karla zich tegen die lijn. Ze ziet het
wel gebeuren, maar vindt dat er veel te eenzijdig wordt
geredeneerd. We gooien uiteindelijk het kind met het
badwater weg. Het grote voordeel van de provincies is de
bovenlokale kennis die er is en het vermogen om daarop
integrale regionale planvorming te baseren. Alleen wer-
ken via sectorale wetten van het rijk is werken op basis
van georganiseerd wantrouwen. Dat moet juist minder
in plaats van meer gebeuren. De functionele benadering,
vooral gebaseerd op regelgeving, loopt uiteindelijk dood.
Daarvoor zijn de taken die de overheid wil verrichten
te complex. Zonder maatwerk in een gebied werkt het
niet. Provincies, met hun open huishouding, kunnen
met hun activiteiten veel meer inspelen op de lokale
verschillen. Daar hoort wel democratische legitimatie
bij. Zonder een vorm van een kiezersmandaat werkt het
niet. Lage opkomst als teken van desinteresse? Dat geldt
dan ook voor de gemeenten, waar de opkomst niet hoger
is. Lage opkomsten zijn misschien een probleem, maar
ze zijn geen provinciaal probleem.
Open huishouding
In het gesprek komen we ongemerkt steeds terug op
het element van de open huishouding. Voor Karla is dat
een kernwaarde: de provincie bepaalt zelf haar taken
en de heffing die daarbij hoort. Ze heeft er een histori-
sche beleving bij. Enthousiast beschrijft ze de Bataafse
Republiek van 1798. Volgens haar een prachtig stelsel,
minstens zo aantrekkelijk als dat van Thorbecke. De
Franse eenheidsgedachte was echter niet haalbaar in de
Hollandse verhoudingen. Thorbecke probeerde er later
toch het beste van te maken. Zijn model, dat door
Thorbecke vaak als staats-‘fundament’ of zelfs als
‘gebouw’, maar nooit als ‘huis’ is aangeduid, was een
poging om de realiteit van een aantal provincies die
| 5
sterk aan hun eigen positie hechtten, te verzoenen met
de efficiency en rechtsgelijkheid zoals die uit de opzet
van de Bataafse republiek sprak.
Maar, zo praktisch als het ook was bedoeld, ook dit
compromis bleek te simpel. De taken van de overheid
veranderden wezenlijk, de gedachten over de manier
waarop een democratie zou moeten functioneren evo-
lueerden ook in een fundamenteel andere richting. Dit
laatste spitst zich in de vertelling van Karla toe op de
positie van de Grondwet. Een discussie die 15 jaar duurt
en rond 1975 tot een hoogtepunt komt. In de vernieuw-
de Grondwet moest een veel verdergaande democrati-
sering geregeld worden. Dat zou ook gevolgen moeten
hebben voor het middenbestuur. De grondwetscommis-
sie stelde voor om de totale bestuursstructuur te de con-
stitutionaliseren, oftewel er uit te halen. De polarisatie
uit die tijd leidde tot een patstelling. Een patstelling die
uiteindelijk tegen de verwachting in leidde tot een op
slot zetten van de discussie over de bestuurslagen.
Het lijkt er op dat het met name Hans Wiegel is geweest
die door zijn spreken over ‘het huis’ van Thorbecke,
datzelfde huis als het ware direct ook in beton heeft
gegoten. Het retorisch effect van het ‘huis’ is zo groot
dat serieuze stelselwijzigingen in feite geen kans meer
krijgen. Zoals we Karla uit haar visiedocument citeren:
‘De aankondiging van een Randstadprovincie in het
regeerakkoord is toch vooral een bekrachtiging van
het belang van de drie bestuurslagen in min of meer
hun huidige vorm. En zelfs de zelfbenoemde grootste
criticaster van de provincies, Klaartje Peeters, stelt niet
voor om ze op te heffen. Het huis is here to stay.’ En wij
zitten we gevangen in een zowel prachtig als nostalgisch
paradigma. Een paradigma dat wel van alle kanten wordt
uitgehold. Thorbecke zou volgens Karla wanhopig zijn.
Hij zou het zeker niet eens zijn met hoe we zijn levens-
werk gebruiken.
Visie
Zonder een nieuwe inhoudelijke visie is ons model
uiteindelijk ten dode opgeschreven, stelt Karla. Daar
kunnen we het op zich mee eens zijn, maar Karla is
minder duidelijk als ze aan moet geven tot wat voor rol
die visie op de provincies zou moeten leiden. Interessant
is wel dat zij naast de bekende ruimtelijke taken ook en
juist de bovenlokale sociale taken als heel logisch ziet
voor de provincie. Haar eigen optiek, ingegeven door
het werk dat ze dagelijks doet, heeft vooral betrekking
op sectoraal rijksbeleid op natuurgebied dat op de een
of andere wijze moet worden ingepast in de regionale
werkelijkheid. Volgens haar zal het in het landelijk
gebied vooral aan het doorzettingsvermogen van een
provincie liggen of al dan niet een optimale oplossing
wordt bereikt. Mondt Natura 2000 bijvoorbeeld alleen
uit in een ophoging van een dijk of betekent het een ver-
betering van de hele omgeving? Het is de provincie die
over de lokale belangen heenkijkt en tegelijk dwars door
sectorale kokers op Europees en lokaal beleid heen kan
breken. Maar hoe eigenwijs durven de provincies te zijn?
Het zou volgens haar een gebrek aan kritisch vermogen
zijn als de provincies zich niets zouden aantrekken van
alle discussie over het opheffen van ‘opgeblazen’ provin-
cies. Maar dat het logisch en verklaarbaar is, maakt het
nog niet juist. Ze zegt het met grote overtuiging in haar
stem.
Karla kijkt ons tegelijk zeker en onzeker aan als ze het
hierover heeft. Ze barst van de energie en de ideeën,
maar is ook nog onzeker over wat ze wel en niet van de
provinciale organisatie mag vragen. Haar kritische hou-
ding is niet cynisch. We ronden het ondertussen lange
gesprek af, rekenen af bij de bar en lopen een regenach-
tig Den Haag in.
We weten het zeker. Er lopen meer Karla’s rond. In elke
provincie. We hopen dat ze gekoesterd worden.
Twynstra Gudde
Stationsplein 1
3818 LE Amersfoort
Postbus 907
3800 AX Amersfoort
Tel 033 4677777
Fax 033 4677666
www.twynstragudde.nl
Samen met onze opdrachtgevers komen tot nieuwe antwoorden
op vragen, tot het creëren van kansen. Dat betekent goed luisteren,
durven doorvragen en kritisch blijven. Eigenschappen die onze
adviseurs en managers kenmerken. Zodat u de juiste strategische
keuzes kunt maken.
Resultaat: een andere, verfrissende kijk op uw vraagstuk, met
oplossingen die echt werken. Onze mensen staan u terzijde.
Twynstra Gudde staat erachter.
2182
www.northedge.nl
Twitter: @PeterNoordhoek