KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W....

21
KAPERS OP DE KUST DOOR W. R. MENKMAN .Kaders o£ ^4wtertAaanscAe Ausfen. Verhalen uit het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame- rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij N.V. De titel van dit werk van 217 bladzijden mag niet een geschie- denis doen verwachten der Nederlandsche kaapvaart in de Ame- rikaansche wateren; te dezen aanzien helpt de schrijver reeds in zijn Inleiding den lezer uit den droom. Over de zeeën traden de onzen in hun strijd tegen de Iberische en Britsche wereldrijken op, in de gedaante van „kapers op de kust", ook dan wanneer er geen sprake was van die speciale krijgsbedrijven, waartoe in vroe- ger tijden particuliere vrijbuiters door patenten of commissies geautoriseerd werden, van de uitoefening dus van het buitrecht tegenover de vijandelijke koopvaardij. Ook bij de verovering van een deel van Brazilië, van het eiland Curacao en van Willoughby's Suriname, waren wij eigenlijk kapers, meent blijkbaar Mr. van Balen, een begripsverruiming welke de lezer te aanvaarden heeft. De geschiedenis van wat in des schrijvers gedachtengang ons kaperbedrijf zou kunnen heeten wordt ons voorgezet in den vorm van een verkorten inhoud der voor en na bij de firma Martinus Nijhoff verschenen bewerkingen van een aantal zeventiende- eeuwsche boeken en journalen, voor zoover betrekking hebbend op de acties in de nieuwe wereld en ter westkust van Afrika. Na- verteld wordt dus hetgeen er ter zake te vinden is in een vijftien- tal door de Linschoten-Vereeniging uitgegeven werken — waar- onder vooral De Laet's Iaerlyck verhael — en in Van Baerle's Latijnsche relaas der gebeurtenissen in Brazilië tijdens het acht- jarig bewind van Joan Maurits van Nassau. (Nederlandsche ver- taling van wijlen S. P. L' Honoré Naber). De oudste der door Mr. Van B. behandelde exploiten zijn die van omstreeks 1600, terwijl — 267 — Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PM via free access

Transcript of KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W....

Page 1: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST

DOOR

W. R. MENKMAN

.Kaders o£ ^4wtertAaanscAe Ausfen. Verhalen uithet optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff'sUitgevers Maatschappij N.V.

De titel van dit werk van 217 bladzijden mag niet een geschie-denis doen verwachten der Nederlandsche kaapvaart in de Ame-rikaansche wateren; te dezen aanzien helpt de schrijver reeds inzijn Inleiding den lezer uit den droom. Over de zeeën traden deonzen in hun strijd tegen de Iberische en Britsche wereldrijkenop, in de gedaante van „kapers op de kust", ook dan wanneer ergeen sprake was van die speciale krijgsbedrijven, waartoe in vroe-ger tijden particuliere vrijbuiters door patenten of commissiesgeautoriseerd werden, van de uitoefening dus van het buitrechttegenover de vijandelijke koopvaardij. Ook bij de verovering vaneen deel van Brazilië, van het eiland Curacao en van Willoughby'sSuriname, waren wij eigenlijk kapers, meent blijkbaar Mr. vanBalen, een begripsverruiming welke de lezer te aanvaarden heeft.

De geschiedenis van wat in des schrijvers gedachtengang onskaperbedrijf zou kunnen heeten wordt ons voorgezet in den vormvan een verkorten inhoud der voor en na bij de firma MartinusNijhoff verschenen bewerkingen van een aantal zeventiende-eeuwsche boeken en journalen, voor zoover betrekking hebbendop de acties in de nieuwe wereld en ter westkust van Afrika. Na-verteld wordt dus hetgeen er ter zake te vinden is in een vijftien-tal door de Linschoten-Vereeniging uitgegeven werken — waar-onder vooral De Laet's Iaerlyck verhael — en in Van Baerle'sLatijnsche relaas der gebeurtenissen in Brazilië tijdens het acht-jarig bewind van Joan Maurits van Nassau. (Nederlandsche ver-taling van wijlen S. P. L' Honoré Naber). De oudste der door Mr.Van B. behandelde exploiten zijn die van omstreeks 1600, terwijl

— 267 —

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 2: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

268 W. R. MENKMAN

zijn boek eindigt met de beschrijving van den Zeeuwsch-Holland-schen tocht van 1672-1674; in deze periode van ongeveer drie-kwart eeuw heeft zich inderdaad onze actie als „kapers op dekust" afgespeeld.

De schrijver rechtvaardigt zijn publicatie met een beroep op deonbekendheid der stof bij het groote publiek in Nederland — enniemand zal durven beweren dat zelfs de ontwikkelde Nederlan-der over het algemeen veel kennis met zich omdraagt van onzezeventiende eeuwsche oorlogsdaden in Amerika en West Afrika,dan wel elders, zelfs van die in Den Oost (p. 12). Of de door Mr.Van B. bedoelde speciale historische letterwijsheid bij ons telande geringer is dan onder andere volken met een koloniale eneen zeegeschiedenis?. Allicht niet; ook elders zal de belangstellingvoor de materie in kwestie wel beperkt blijven tot een klein aan-tal vakkundigen en amateurs. In dit verband moge er de aan-dacht op gevestigd worden dat onze Linschoten-Vereeniging eentiental jaren na haar oprichting een ledenlijst kon publiceeren vanongeveer 500 namen; de veel oudere Hakluyt Society in Engelandbracht het in het tiende jaar van haar bestaan tot niet meer dan300.

Inderdaad zijn de werken, door stichtingen als de genoemdeuitgegeven, geen lectuur voor Jan en Alleman, doch het is nietzoo eenvoudig hetgeen in pittigen zeventiende-eeuwschen stijlvoor het toenmalige groote publiek geschreven werd, om tewerken tot hedendaagsche populaire leesstof.

Wat door direct bij de gebeurtenissen betrokkenen te boek ge-steld werd was toen van actueel belang en is thans geschiedenis,dus droog en ongenietelijk voor hen voor wie lezen slechts eenontspanning of een amusement is. Schrijvers als Mr. Van B. zor-gen daarom voor „toekruiden", om de spijs aantrekkelijk te ma-ken; „Hollandsche kapers op Amerikaansche kusten" geeft ookwel andere toekruiden dan die welke op p. 5 worden aangekon-digd. Soms wil de schrijver de belangstelling gaande houden doorte vertellen (en ook door de illustraties te laten zien) hoe het erhier en daar op die Amerikaansche kusten in den tegenwoordigentijd uitziet, soms ook maakt hij grapjes, door b.v. de waarschu-wing te laten hooren (p. 112) dat de geographische naam Hon-duras (bij ons te lande vaak verkeerdelijk uitgesproken Hon-duras) niets te maken heeft met hondenras.

Doel en vorm der uitgave van een boek als het hier besprokenelaten niet toe eenigszins diep op de dingen in te gaan, wat tengevolge heeft dat de lezer met wat meer dan oppervlakkige be-

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 3: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 269

langstelling zich niet altijd voldaan zal voelen. Hem zullen af entoe feiten, zooals zij medegedeeld worden, niet geheel duidelijkzijn, of zijn nieuwsgierigheid naar het hoe en waarom zal onbe-vredigd blijven. En ten slotte, de auteur bepaalt er zich niet toe,op zich zelf kleurige tafereelen uit onzen expansietijd critiekloosaan zijn lezers aan te bieden, hij geeft ook beoordeelingen en uit-spraken, welke niet ieder zonder voorbehoud zal aanvaarden.

Dit alles prikkelt tot het leveren van commentaar, waartoe eenboekbespreking in ons tijdschrift een geschikte gelegenheid lijktte bieden. Zulks moge hieronder geschieden; op den voorgrondzij gesteld dat niet bedoeld is uiting te geven aan gebrek aanwaardeering voor Mr. Van B.'s werk.

Dat onze wereld (bedoeld is onze aarde) een bol is (p. 13) be-hoefde niet door Columbus aannemelijk gemaakt te worden;zij wier hulp de beroemde Genuees van noode had wisten dit zelfwel en hoe de groote massa er over dacht — aangenomen dat er indit opzicht een populaire overtuiging leefde — deed niets terzake. Althans de rondheid der bovenste aardhelft werd niet be-twist en de Portugeezen waren goed op weg ook de benedenstebekend te maken. Dat men nog niet geloofde aan de aswenteling,zoodat de polen niet de aard-, maar de hemelpolen waren, linie enkeerkring lijnen, uitgezet aan den hemel, niet op de aardglobe —en zich nog niet kon gewennen aan het denkbeeld der tegenvoe-ters, zijn andere kwesties.

Ook is het nog altijd een open vraag of Columbus inderdaadslechts beoogde een westelijken zeeweg naar Oost Azië te vinden(p. 14) — en geen andere, verder reikende doeleinden nastreefde.Dat hij, teleurgesteld door wat hij aan den overkant gevondenhad, of liever door wat hij er niet gevonden had, tot zijn dood vol-gehouden zou hebben dat het door hem ontdekte gebied toch tot dieverre oostelijke wereld van Marco Polo behoorde, bewijst niet veel.

Waarom zouden juist de Spanjaarden in West Indië zijn blij-ven aannemen dat Indië niet ver ten westen van Tierra Firmezou liggen (p. 119)? Columbus zal op zijn vierde reis allicht vande inboorlingen op den Isthmus iets vernomen hebben aangaandede Zuidzee en hij heeft tevergeefs gezocht naar een doorgang,om verder naar het Westen te kunnen zeilen. Volgende conquista-dores echter waren vooral belust op het goud, van hetwelk eerstColumbus en daarna Vasco Nüfiez de Balboa hoorden spreken;voor Indische specerijen kunnen zij moeilijk belangstelling gehadhebben en daarvan kwam bovendien in 1503 de eerste lading viade Kaap de Goede Hoop in Portugal aan.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 4: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

270 W. R. MENKMAN

Hebben de eerste Europeanen die de kusten van Noord Amerikaen Canada bereikten inderdaad de overtuiging gehad den vastenwal van Oost Azië voor zich te hebben (p. 66) ? Die eerste Euro-peanen waren Noormannen en deze zochten zeker niet naar Indië,China of Japan; maar ook van de latere ontdekkers op deze kus-ten was het tot dusver niet bekend dat zij het Noordamerikaan-sche continent voor Azië zouden gehouden hebben.

Is het verantwoord te beweren (p. 14) dat men alvast den naamAntilha of Antilia gaf aan een gefantaseerd eiland (p. 15), datmen, op grond van Marco Polo's mededeelingen, verwachtte op dewestelijke oceaanroute te zullen vinden, als vóóreiland van hetAziatische continent? Het is waar, er was reeds omstreeks 1285sprake van een Genueesche expeditie, op zoek naar een westelij-ken zeeweg naar Indië, Toscanelli zou in 1484 Antilia genoemdhebben als een station op de westelijke route naar Cathay — envan Columbus is wel beweerd dat hij eigenlijk op weg ging omAntilia, niet om Azië te bereiken, maar dit alles geeft geen uit-sluitsel aangaande den naam. Deze laatste, of een welke er opleek, komt het eerst voor op een kaart van 1367; die naam behoeftniet te maken te hebben met het denkbeeld dat Oost Azië aan denoverkant van den Atlantischen Oceaan zou liggen.

Dat Spanje zich den eigendom der nieuwe wereld zou hebbentoebedeeld gezien door een beslissing van Paus Alexander VI van1494 (p. 15, p. 161), is een populaire, maar wellicht wat te sim-plistische, althans herhaaldelijk bestreden, opvatting. Men stondin genoemd jaar voor verscheidene voldongen feiten; een bul vanPaus Nikolaas V was in 1454 voorafgegaan, een van Paus Alexan-der van 1493. De Heilige Vader oefende geen rechtsmacht uitover de landen der ongeloovigen en kon niet wegschenken wathem niet toebehoorde. Vast staat dat een der twee acten, op 7Juni 1494 te Tordesillas onderteekend, een nieuwe demarcatielijnvaststelde en dat de Koningen van Spanje en Portugal zich te-genover elkander verbonden deze lijn te zullen respecteeren;verder dat deze zelfde lijn later de basis was voor onderhandelin-gen tusschen de twee Iberische monarchen, terwijl buitenstaan-ders, ook buitenstaanders die het pauselijk gezag erkenden, vanna het midden der zestiende eeuw, er zich niet aan stoorden. Debeteekenis der sancties van den Heiligen Stoel zal wel vooral ge-zocht moeten worden in het samengaan van verovering en ker-stening.

Een weinig bekende bijzonderheid is die welke Mr. Van B. opp. 156 mededeelt, nl. dat er direct na 1517 sprake geweest is van

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 5: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 271

een verovering van Yucatan met personeel uit de Nederlanden.Te vaak wordt aangenomen dat de nieuwe wereld eerst in hetlaatst der zestiende eeuw in onze landen de aandacht ging trek-ken. De Vlamingen van Karel V beschouwden haar ontdekkingen verovering niet minder als hunne dan als een Spaansche aan-gelegenheid en worden verondersteld niet meer eerbied voorSpanje gehad te hebben dan de Spanjaarden hadden voor devreemde landen met welke zij pas in aanraking gekomen waren.

De opvatting dat Nederlanders de eersten waren die zich, reedsin den aanvang der zestiende eeuw, voor de Guyanas interes-seerden, is gebaseerd op aanwijzingen in de archieven van Si-mancas — en een oud verhaal spreekt van een Zeeuw die naarWest Indië reisde, om bezit te nemen van een eiland, hem doorden Keizer — dus vóór 1555 — geschonken.

Dat Nederlandsche vrijbuiters in de zestiende eeuw, ondanksden opstand, nog niet deelnamen aan de strooptochten in hetSpaansche overzeesche gebied (p. 18), is juist, doch de reden wasdat onze watergeuzen werk genoeg te doen vonden, dichter bijhuis. In 1569 echter vertoefden drie Vlissingsche schepen op deBastimentos-eilanden, bemand met Nederlanders, Basken enEngelschen, onder bevel van Musier (Monsieur) De Ambille, ofDe Vile(?). En Willem Blois van Treslong bood in 1578 aan, ste-den en particuliere personen aan te zoeken tot de oprichting eenercompagnie, ter vermeestering eener zilvervloot; zoowel PrinsWillem als de Staten Generaal sympathiseerden met het denk-beeld, dat echter door het verloop van den krijg niet tot uitvoe-ring gekomen is. De Prins overigens heeft zich wel meer bezig-gehouden met plannen tot het scheppen van een arbeidsveld inWest Indië voor de watergeuzen.

Aan de blokkade-politiek van de Republiek eener-, Philips IIanderzijds, zat nogal wat meer vast dan wij er op pp. 18/19 overte lezen krijgen. In ieder geval kwam de zaak in een acuut sta-dium te verkeeren na de aanvaarding der regeering door PhilipsIII (1598).

Kon er in dat jaar en daarna nog sprake zijn van de Neder-landsche „onderdanen" van het Spaansche wereldrijk (p. 115), ofook maar van Nederlandsche onderdanen van den SpaanschenKoning? En was inderdaad sedert Cabeliau de Orinoco nooitmeer door de onzen bezocht, toen Pater in 1628 deze rivier op- enweder afvoer? David Pietersz. de Vries, ook aan Mr. Van B.welbekend, ontmoette in 1618 een kaper met oogenschijnlijk Ne-derlandschen naam, die van West Indië kwam, waar hij aan den

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 6: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

272 W. R. MENKMAN

Orinoco geplunderd had. De Zeeuwen waren reeds op het eindder zestiende eeuw aan den Essequibo gevestigd en in 1595 wer-den ook bij de monding van den Orinoco Nederlanders aangetrof-fen; waarschijnlijk was er toen, evenals in 1614, sprake van denederzetting aan de Amacura, van welke wij weten dat zij om-streeks 1640 van belang was. In het begin van het TwaalfjarigBestand ging een schip onder Spaansche vlag, maar voor deZeeuwsche firma der Courtens, naar den Orinoco; het valt moei-lijk aan te nemen dat de groote activiteit op handelsgebied welkede onzen in den aanvang der zeventiende eeuw in de Guyanasontwikkelden, zich niet ook tot deze laatste rivier zou hebben uit-gestrekt, al hadden dan de Spanjaarden daar een versterkte stad.Een merkwaardigheid is het, dat zoowel bij het vreedzame be-zoek van 1598 als bij den plundertocht van 1628 een schip metden naam Zeeridder een rol speelde.

Op p. 20 van de „Hollandsche kapers" lezen wij dat in Neder-land zelfs vóór 1600 vestiging in de Guyanas „overwogen" werd,op p. 92 dat in 1626 Zeeuwsche kolonisten aan de Wilde Kusttabak plantten. De Zeeuwsche forten Oranje en Nassau echteraan de Amazone bestonden waarschijnlijk reeds voor 1590; eenSpanjaard vond Nederlanders aan den Essequibo (hoog op de ri-vier) in 1597 en in 1613 werd aan de Spaansche Kroon gerap-porteerd dat de onzen een sterk fort bezet hielden aan den Coran-tijn—en zeer gelieerd waren met de Caraiben, terwijl zich tusschenAmazone en Orinoco nog 3 of 4 Nederlandsche nederzettingenbevonden. Uit onze eigen geschiedenis is de Amsterdamsche fac-torij aan de Suriname van 1613 bekend.

Wat op p. 29 gezegd wordt zou den indruk kunnen geven alszou er na 1600 in Spaansch en Portugeesch Zuid Amerika vooronze koopvaardij niets meer te beginnen geweest zijn, zoodat menzich nu maar op het kapersbedrijf ging toeleggen. Eenig verbandechter tusschen de mislukking der expeditie van Laurens Bickeren den aanvang der buitvaart in West Indië zou moeilijk aan tetoonen vallen. Wellicht is er na 1600 niet meer op La Plata ge-varen, maar Theodoor Rodenburg klaagde in 1611 te Madridover de vexaties waaraan de Nederlanders blootstonden in 's Ko-nings overzeesche domein (Indië, Westkust van Afrika en elders),wat aantoont dat zij zich nog steeds ter koopvaart daarheen be-gaven; in 1614 rapporteerde de gouverneur van Trinidad dat hijde (Nederlandsche) handelaars van het eiland verdreven had,in 1618 was de Zeeuw Dierick Ruiters gevangene te Rio de J.,in 1624 voer een Enkhuizer op de Golf van Mexico en omstreeks

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 7: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 273

denzelfden tijd was men h.t.1. met de vaart op Florida bekend.De onzen hebben gedurende den geheelen oorlog op SpaanschAmerika handel gedreven en dat zij in Portugeesch Brazilië ge-weerd zouden zijn geworden, in de periode welke aan het optre-den der West-Indische Compagnie in 1624 voorafging, lijkt nietwaarschijnlijk.

De parallel op p. 38 getrokken tusschen het karakter der eersteexpedities via Zuid Amerika naar Indië en dat der vaarten van deWest-Indische Compagnie doet eenigszins vreemd aan. Tochtenals die van Olivier van Noort kunnen moeilijk anders gezien wor-den dan als handelsondernemingen; gegeven de tijdsomstandig-heden echter, de langdurigheid der reis en de ververwijderde stre-ken waarheen men zich wilde begeven, was het noodig aan deexpedities een min of meer militair karakter te geven, door debewapening der schepen, door een commissie van de hand vanden stadhouder als admiraal en door een artikelbrief, door dereederij opgesteld, door den Prins goedgekeurd en door de equi-page beëedigd. Trouwens ook individueele koopvaardijschepenwerden wel op dezelfde wijze toegerust; men ging naar een gebiedwaar men zelfs in vredestijd als indringer beschouwd en behan-deld zou worden en moest zich dus kunnen verdedigen, terwijlonder de bemanning een strengere discipline gehandhaafd moestkunnen worden dan in den regel op Europeesche reizen noodigwas.

Geheel anders echter met betrekking tot de vloten en schepender West-Indische Compagnie, d.w.z. der eerste of oude com-pagnie. Zij was oorlogsinstrument bij uitnemendheid en dreefgeen handel van beteekenis, behalve dan dien in de buitgoederenen in het zout en het verfhout, dat de schepen als thuisvrachtmedebrachten, ingeval van wanruimte.

Mr. Van B. vergist zich met betrekking tot de zoutvaart opAraya (pp. 79, 164); deze werd reeds in 1622 bij ampliatie in hetoctrooi der West-Ind. Comp. opgenomen, maar was toen nietmeer van veel belang, wegens de stichting van het kasteel vanSantiago. Elders in de Caraibische Zee evenwel was nog genoegzout te garen, met consent van de Compagnie, die eveneens kontoestaan dat in haar octrooigebied verfhout gekapt werd (hout-en zoutbrieven).

Welke Nederlandsche vloten zijn er ooit om Kaap Hoorn ge-varen (p. 50) ? Individueele Nederlandsche schepen hebbenzooveel meer die route gevolgd, in de negentiende eeuw. Heteerste Nederlandsche schip dat, na de ontdekking van het goud,

West-Indische Gids XXV 18

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 8: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

274 W. R. MENKMAN

rond de Hoorn naar Californië zeilde, in 1849, was een Vlaardin-ger schoener-hoeker van 76 lasten. De stoomroute via Straat Ma-gelaan naar de westkusten van Zuid en Noord Amerika en naarAustralië is in eere gebleven totdat het Panamakanaal door descheepvaart in gebruik genomen kon worden.

Dat oprichting eener Westindische compagnie geen zin hadzoolang de wapenstilstand duurde, omdat wij geen eigen West-indische koloniën bezaten en een Westindische handel verbodenwas (p. 56) lijkt niet in overeenstemming met de mededeeling dateen zoodanige compagnie zou moeten dienen om door het aan-tasten zijner hulpbronnen den vijand tot rede te brengen (p. 55),niet dus om handel te drijven of te koloniseeren. Inderdaad heeftVan Oldenbarnevelt, in het belang zijner vredespolitiek, de op-richting eener Westindische compagnie steeds weten tegen tehouden, omdat men daarmede wel dreigen kon, maar er niet toemocht overgaan, wilde men den Koning niet zelfs van een wapen-stilstand afkeerig maken. Toen de oude raadpensionaris gevallenwas bleef men nog twee a drie jaar delibereeren over een octrooi,maar na het eind van het Bestand kwam de West-Indische Com-pagnie, waarover toen reeds dertig jaar lang gepraat was, in eenminimum van tijd tot stand.

In verband met een opmerking op p. 56, ten aanzien van eenplan om de Nederlandsche vestigingen in Noord Amerika overte nemen en uit te breiden, moge er op gewezen worden dat deCompagnie van Nieuw Nederland in 1615 slechts voor drie jaaroctrooi verkreeg en dit octrooi in 1618 niet verlengd zag, omdat deoprichting eener Westindische compagnie in zicht was. Blijkbaaris het dus van stonde aan de bedoeling geweest de vestigingenin Noord Amerika bij laatstgenoemde onder te brengen. Met hetoprichten van versterkingen waren de onzen reeds in 1614 be-gonnen, aan de Noordrivier (later Hudson Rivier genoemd);Nieuw Amsterdam op het Manhattan-eiland is inderdaad eenstichting van de West-Indische Compagnie in den aanvang vanhaar bestaan (p. 77). Of dit echter een exploit was, op één lijn testellen met de verovering van San Salvador aan de Allerheiligen-baai? Een aardige bijzonderheid aangaande de stichting vanNieuw Amsterdam, elders te vinden, is deze, dat in den toren vanhet fort aldaar de negen klokken aangebracht zijn welke Boude-wijn Hendricksz op Porto Rico buitgemaakt had. Natuurlijk nietdirect, want de bouwmeester van het Compagnies etablissementwas eerder in Patria terug dan de scheepsmacht welke in de Ca-raibische Zee geageerd had.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 9: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 275

Dat de Engelschen geen werk maakten van het indringen deronzen, in een deel van Noord Amerika hetwelk binnen de grenzenviel van door hun Koning uitgegeven „grants" (p. 69), is niet ge-heel juist. Geruimen tijd vóór de oprichting der West-IndischeCompagnie gaf Frankrijk en onmiddellijk er na gaf Engeland erblijk van, zich in Noord Amerika niet te willen laten verdringendoor de Nederlanders. Te onzent had men geen aspiraties evenwelmet betrekking tot het gebied benoorden den St. Laurens en hetEngelsche protest negeerde men, op goeden grond zouden wij ge-neigd zijn te zeggen, want volgens het recht van occupatie warenonze aanspraken op Nieuw Nederland niet minder deugdelijkdan de Engelsche op Virginia. Het lijkt mogelijk echter dat deWest-Indische Compagnie, door het inrichten eener regelmatigevolkplanting, het argument der tegenpartij wilde ontzenuwen,dat de Nederlanders in Noord Amerika niets anders deden danwat ruilhandel drijven met de inboorlingen.

De leverantie van vivres aan de Compagnies schepen (p. 70)zal wel niet als factor van beteekenis gegolden hebben bij de or-ganisatie der Noordamerikaansche kolonie; het was Kiliaen vanRensselaer die, later, het denkbeeld voorstond dat de Compagniezich in Nieuw Nederland zou bepalen tot den pelterijhandel endat verder in de kolonie landbouw en veeteelt beoefend zoudenworden, ter voorziening van Brazilië en West Indië, een plan waarde bewindhebbers weinig voor voelden, omdat zij persoonlijkebelangen hadden bij de leveranties van benoodigdheden voor deconquestes.

Terecht vestigt de schrijver er de aandacht op dat Pieter Pie-tersz. Heyn in Brazilië belangrijker diensten bewezen heeft danin 1628 in de baai van Matanzas. Toch was de verovering der zil-vervloot een feit van beteekenis, dat grooten indruk maakte,niet alleen in het vaderland zelf. Mr. Van Balen spreekt (op p. 131)over de Duinkerkers en over de bedreiging van den kant van an-dere zeevarende naties. Inderdaad kwamen uit Frankrijk ge-ruchten over een generaal embargo op alle goederen van Neder-landers, wegens vorderingen van Fransche onderdanen op metWest Indië handelende Spaansche kooplieden, welke vorderingengevaar liepen, nu met de zilvervloot de Westindische retourenin de handen der onzen gevallen waren. Het bleef echter bij éénarrest op eigendom der West-Indische Compagnie, hetwelk op-geheven werd, nadat cautie gesteld was.

Groot was de verslagenheid te Antwerpen; Portugeesche enItaliaansche kooplieden aldaar kwamen zelfs niet ter beurze. De

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 10: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

2 7 6 W. R. MENKMAN

Infante liet alle schepen bewapenen en zelfs veroordeelden uit degevangenissen lichten, om de equipages aan te vullen; vele Duin-kerkers gingen in zee en zij naderden zelfs tot op drie mijl af-stands den Maasmond.

Uit de verhalen der oudste scheepstochten neemt Mr. Van B.eenige gevallen over van wreedheid van de zijde der onzen te-genover de Spanjaarden, in den overzeeschen krijg (pp. 37, 54,197). Er zouden natuurlijk ook genoeg staaltjes aangehaald kun-nen worden van beestachtigheden der tegenpartij; wat aan Lam-bert Biesman en de zijnen overkwam te Manila — en aan Wem-berich van Berchem op Cuba, was toch zeker in strijd met detoenmalige opvattingen van „buena guerra" (niet bonne guerre,p. 127). Overigens blijkt herhaaldelijk dat men in den Compagniestijd, bij de acties ter zee, elkander in den regel met respect en con-sideratie behandelde.

Van den landoorlog in Brazilië, waar in elf jaar tijds zeven vande veertien Portugeesche capitanias door de onzen vermeesterdwerden, vertelt de schrijver eigenlijk niet veel. Het was vooralin dezen strijd dat aan beide zijden grove wreedheden bedrevenwerden, al spreidde men gaarne aan weerskanten uiterlijk een ze-kere ridderlijkheid ten toon; op het gebied van de krijgvoeringwas men nog niet geheel aan de middeleeuwen ontgroeid. Ookdienden in de zeventiende eeuw nog steeds, evenals in de dagenvan Columbus, jongens op de schepen en vloten die ontdekkings-reizen ondernamen niet alleen, maar die ook tegen den vijand op-traden, in veraf gelegen streken. Trouwens, de krijgsmacht derCompagnie in Brazilië bestond ook voor een deel uit jeugdigeknapen.

Hoe is de schrijver te weten gekomen dat men reeds in 1624inzag veroveringen in Brazilië vergezeld te moeten doen gaan vanoccupaties ter westkust van Afrika, met het oog op den nood-zakelijken aanvoer van negerslaven (pp. 64, 78) ? Het ligt eerdervoor de hand dat met de Afrikaansche expedities niets andersbeoogd werd, aanvankelijk, dan met de actie in West Indië enZuid Amerika, t.w. schade toebrengen aan den vijand, als doel opzich zelf.

Joh. de Laet vertelt ons dat in 1629 Fadrique de Toledo het zil-ver met vijf galeones van Portobelo naar Cartagena de Indias lietoverbrengen, in welke laatste haven de Spaansche admiraal metzijn vloot vertoefde. Hieruit lijkt niet te volgen dat de schattenvan Peru, op de Landengte aangevoerd, steeds van Cartagena enniet van Portobelo verscheept werden (pp. 42, 121). Uit het reis-

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 11: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 277

verhaal van den Engelschman Thomas Gage, die in 1637 met devloot van Carlos de Ibarra thuisvoer, verkrijgt men ook niet dienindruk en Portobelo werd, toen Henry Morgan deze stad aan-tastte — maar dat was later — als na Havana en Cartagena desterkste Spaansche vestiging in West Indië beschouwd.

Evenmin als de bewerker van het zesde boek van het Iaerlyckverhael heeft Mr. Van B. opgemerkt dat De Laet zich op p. 232verschreven moet hebben, toen hij constateerde dat een der sche-pen van Booneter (1631) o.a. 26511464 ponden gember buit-maakte (p. 153), een hoeveelheid dus van ruim 13000 tonnen van1000 kg.

Wat de personaliteiten betreft het volgende.Laat Mr. Van B. wel voldoende recht wedervaren aan Simon de

Cordes en zijn vijf onderbevelhebbers, wanneer hij schrijft (p. 35)dat in Straat Magelaan een soort maskerade gehouden werd, omden moed er in te houden ?

Bathasar de Cordes (pp. 37, 197) heeft zich ongetwijfeld teCastro misdragen, doch er had wel op gewezen mogen wordendat de ongunstigste beschrijving zijner wandaden van een Spaan-schen berichtgever afkomstig is. De jeugdige Balthasar was nietschipper (p. 197), doch kapitein van De Trouw; de schipperspostis niet vacant gekomen en zou natuurlijk slechts door een zeemanvervuld kunnen zijn geworden.

Of Olivier van Noort inderdaad een amateur was, een „zoet-watermatroos" (p. 37) ? Het vermoeden ligt eerder voor de handdat hij een gewezen kaperkapitein was en zelf schreef hij, vele(zee)reizen gemaakt te hebben. Overigens moesten de „generaals"der groote overzeesche expedities van destijds aan andere eischenvoldoen dan die van zeemanschap.

Mr. Van B. meent dat Jacob Willekens vóór 1624 nauwelijksvan zich had doen spreken (p. 59); De Jonge's Opkomst vermeldthem als vice admiraal over het eerst uitgevaren smaldeel van vierschepen der vloot van Jacob van Neck (December 1599) enspreekt over zijn optreden in Atjeh en Bantam. Mollema laat hemmet Pieter Both naar Indië zeilen. Geboren in 1564 was Willekensbij het aanvaarden der expeditie naar Brazilië dus reeds zestigjaar oud, wat wellicht verklaart waarom het behoud van Bahianiet direct voldoende verzekerd werd.

Over Wouter van Twiller en Willem Kieft (p. 72) is inderdaadhet oordeel der historici over het algemeen ongunstig; laatstge-noemde echter, een neef van Van Rensselaer, wordt ons ook welgeteekend als het slachtoffer van intriges.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 12: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

278 R. W. MENKMAN

Dat Pieter Schouten, die geneesheer schijnt geweest te zijn,een kloek zeeman was (p. 80) behoeft niet te volgen uit zijn be-noeming tot commandeur over het Zeeuwsche eskader van 1624;hem kapitein te noemen lijkt ook niet juist.

Door de bijzonderheid op te nemen van Hessel Gerritsz's reisvan 1628-1629 (p. 114) bewijst de schrijver dat hij zich niet be-paald heeft tot de specifiek Westindische litteratuur, waarin dituitstapje van den beroemden cartograaf niet voorkomt.

Ook over de geografische details valt hier en daar iets op temerken. Het eiland Margarita ontleent zijn naam aan de paarlswelke aldaar ook in den tegenwoordigen tijd nog altijd gevischtworden; dat het eigenlijk Santa Margarita zou heeten (p. 22)lijkt niet waarschijnlijk.

Florida (waarom Florida, p. 16?) heet aldus omdat Juan Poncede Leon in 1513 aldaar landde op den dag der Pascua de Flores, ofPascua florida (Palmpaschen). Santo Domingo (p. 81) is de naamder door de Spanjaarden op Espanola gestichte stad; de staat tenoosten van Haiti heet Repüblica Dominicana.

De hoofdstad van Venezuela (p. 109) ligt op 936 M. hoogte,17 K. M. van de kust—en heeft haar klimaat van, .primavera perpe-tua" mede te danken aan de zeebries; de dagen kunnen er heetzijn, zooals overal in de tropen, maar de nachten zijn meestalfrisch. Wat in 1627 de „Caraques" heette was het kustgebied vanVenezuela dat — evenals de stad — naar den aldaar geleefdhebbenden Indianenstam genoemd was, dan wel naar de land-streek waaraan ook die stam zijn naam ontleende.

Het in de zestiende eeuw gestichte stadje aan den Orinoco heet-te Santo Tomas de la Guayana (p. 115); Santo wordt afgekort totSan, behalve voor Domingo en voor Tomas. Deze vestiging wasaanvankelijk de hoofdstad van Spaansch Guyana; in de tweedehelft der achttiende eeuw bracht men dezen bestuurszetel overnaar een plaats hoogerop, waar de rivier zich vernauwt (la an-gostura del rio) en de stad Angostura, waar Dr. Siegert de fabri-catie begonnen is van het in geheel West Indië zoo bekende An-gosturabitter, werd in 1846, ter eere van den Bevrijder, herdooptin Ciudad Bolivar. Dat Santo Tomas de oude naam zou zijn vanhet tegenwoordige C. Bolivar, zooals de bewerker van het zesdeboek van De Laet's Iaerlyck verhael meende, is dus niet geheeljuist.

Sedert de Franschen hun deel van Sint Christoffel prijs hebbenmoeten geven heet het geheele eiland Saint Christopher (gouver-nement der Leeward Islands); St. Kitts (p. 163) is de gemeenzame

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 13: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 279

naam. Denemarken heeft tijdens den wereldoorlog niet de VirginIslands (p. 163), doch St. Thomas, St. Jan en St. Kruis aan deVer. Staten afgestaan; er zijn ook nog British Virgins. Tobago(p. 162-163) heeft ook een Koerlandsche kolonisatie gekend. DeSpanjaarden verdreven in 1635 de Engelschen van Tortuga, heteiland ten noorden van Haiti, niet de Tortugas (p. 164); er zijnmeer Tortugas en Tortugagroepen.

Het tegenwoordige Saint Martin — Sint Maarten zijn in-derdaad de Spanjaarden steeds San Martin blijven noemen, maarhet zal wel niet het eiland van dien naam zijn dat Columbus opzijn tweede reis ontdekte (p. 165) en dat Dr. Chanca beschreef alsdicht bevolkt en goed bebouwd.

Dat onze vestiging op Sint Maarten in 1633 in zulk een onvol-doenden staat verkeerde (p. 166) is niet in overeenstemmingmet hetgeen wij uit Engelsche en Spaansche bronnen weten, alwas dan het garnizoen van een kleine honderd man niet opgewas-sen tegen de krijgsmacht van den Markies de Cadereita. VanStuyvesant's aanslag op het eiland in 1644 is, ook al weder uitSpaansche gegevens, wel wat meer bekend dan alleen dat „Kop-pige Piet" er een been bij verloor (p. 173).

In 1648 werd overeengekomen dat het groote zoutmeer opSint Maarten tot gemeenschappelijk gebruik der Nederlandscheen Fransche inwoners zou strekken en deze toestand heeft tot1831 voortgeduurd. Wat bedoelt Mr. Van B. met de mededeelingdat het meer tegenwoordig eigendom van ons gouvernement is(p. 110)?

Inderdaad sprak het regeeringsreglement van 1815 over dezoutpan van Sint Maarten als over het gemeenschappelijk eigen-dom der ingezetenen, die nu in dien eigendom bevestigd werden ;het lijkt echter dat toch meer bedoeld werd de eigendom van hetzout dan dien van het terrein. Evenwel, zelfs het recht van be-schikking over het product werd tijdens de regeering van Ko-ning Willem I door het verkenen van exploitatie-concessies feite-lijk aan de inwoners ontnomen; de laatste concessie was die van1858, zij gold voor tachtig jaar en is dus kort voor het uitbrekenvan den huidigen oorlog geëxpireerd. Door de verbreking vanhet contact ten gevolge van den oorlogstoestand is het niet bekendwelke bedoeling het gouvernement van Curacao had met betrek-king tot de exploitatie van het zoutmeer, nu zij aan de handeneener particuliere onderneming onttrokken kon worden.

Had Joan Maurits van Nassau gevolg kunnen geven aan zijnvoornemen te Pernambuco een universiteit te stichten, dan zou

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 14: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

280 W. R. MENKMAN

dat niet de eerste in Amerika geweest zijn (p. 146). De Spanjaar-den in ieder geval zijn ons in dit opzicht voorgeweest; de univer-siteit te Lima dagteekent van de tweede helft der zestiende, dievan Córdoba in Argentinië van het begin der zeventiende eeuw.

Oude namen, vooral oude vreemde namen, kunnen moeilijk-heden opleveren bij de vertaling. Een urca (p. 126) was voor deSpanjaarden ieder groot Nederlandsch koopvaardij schip; hetwoord kwam van het Nederlandsche huik en beteekende geens-zins een klein, maar juist een groot vrachtschip, hoewel ook urcasde guerra bekend waren. De groote encyclopedie Espasa-Calpegeeft een historisch juister omschrijving dan het groote woor-denboek der Spaansche academie.

Tea clippers (p. 50) waren er in de achttiende eeuw nog niet;het eerste klipperschip werd in 1832 te Baltimore gebouwd, deeerste Amerikaansche tea clipper vertrok in 1850 van Hongkongnaar Londen. Voor kapiteinsschip en admiraalsschip (p. 126) zalwel gelezen moeten worden admiraalsschip (la capitana) en vice-admiraalsschip (la almiranta).

De peso van acht realen werd bij ons stuk van achten genoemd,niet reaal van achten (p. 117).

Orchilla (p. 109) is niet alleen de naam van het verfmos datmen er zocht, maar ook van het eilandje zelf, aan de kust vanVenezuela, dat geacht werd veel van dit artikel op te kunnen le-veren.

Gelukt het reeds niet altijd zich nauwkeurig op de hoogte testellen van de historische gebeurtenissen, nog moeilijker is het debeweegredenen te doorgronden der handelingen van het voorge-slacht — en voor een billijke beoordeeling van hun gedrag een juis-ten maatstaf te vinden.

Mr. Van Balen vindt dat in het algemeen in de dagen der West-Indische Compagnie te weinig bereikt is, hij verwijt haar lauw-heid na de verovering van Bahia (p. 63), lamlendigheid tegenoverde Portugeesche intriges van na 1640 (p. 147) en, over het geheel,schrielheid (p. 190).

Hij meent dat het veroveren van overzeesch vijandelijk grond-gebied niet aan particuliere compagnieën overgelaten had moetenworden (p. 188) en dat veel meer te bereiken geweest zou zijn,ware de Staat zelf met groote vloten opgetreden (p. 191), ja dateigenlijk heel Spaansch Amerika in onze handen had kunnen val-len (p. 193).

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 15: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 281

De eenige werkelijk belangrijke conqueste was die van de zevenBraziliaansche capitanias, welke men na betrekkelijk korten tijdweder prijsgegeven heeft. Maar, wie zegt dat inderdaad het stichtenvan een dochterstaat in de nieuwe wereld (p. Il) de bedoeling was ?

Aan imperialisme (in de politieke beteekenis van het woord)dacht hier te lande in de zeventiende eeuw niemand, heeft Prof.Van Brakel eens ergens geschreven en, wanneer wij De Laet erop naslaan, blijkt ook niet dat deze soort imperialisme de onzenbezielde, toen besloten werd een aanslag op Brazilië te wagen(Iaerlyck verhael p. 6-7). Het was ,,a universal empire of trade"waar de Hollanders in hun gouden eeuw naar streefden, niet naareen wereld-monarchie — en het lijkt weinig zin te hebben aan hetvoorgeslacht te verwijten, niet bereikt te hebben datgene wat hetniet beoogde te bereiken. Dat zich na de verovering van Per-nambuco" wijde vooruitzichten openden in den zin van een grootkoloniaal rijk in Brazilië, onder de vlag van de Republiek en vanden Prins" (p. 141) moge een standpunt zijn van thans, het waser niet een van 1630. Het was teekenend voor de machthebbers inPatria dat zij steeds afkeerig geweest zijn van het uitoefenen vanpolitieke macht in overzeesche gewesten; zij gaven er de voorkeuraan, zonder dat met die gewesten handel te drijven.

Dat ons land geen (voor emigratie beschikbaar) bevolkings-overschot had (p. 71) is juist en zou een der beletselen geweestkunnen zijn tegen het ontstaan van een werkelijk Nieuw Neder-land in Noord Amerika. Aan kolonisatie in de tropen echter stonddeze omstandigheid niet in den weg, hoewel de West-IndischeCompagnie haar in 1633 als een belemmering, ook van zoo-danige kolonisatie, noemde. Men had uit andere protestantschelanden altijd wel de militairen en de ambachtslieden kunnen aan-voeren, waaraan in een slavenkolonie behoefte was; vreemde-lingen hebben steeds in onze tropische nederzettingen een aan-zienlijk contingent der blanke bevolking geleverd.

De verovering van Luanda — en van twee eilanden in de bochtvan Guiné — in 1641 verbeterde inderdaad onze positie met be-trekking tot den aanvoer van slaven in Brazilië (p. 194), doch wijwaren in 1648 dat nieuwe Afrikaansche gebied al weder kwijt.Door het bezit van El Mina evenwel — en door onze commer-cieele outillage, bleven wij beter dan andere naties in staat tro-pische koloniën, eigene en vreemde, van de noodige main d'oeuvrete voorzien. Ook met betrekking tot de slavenvaart stonden bijons niet de nationaal-koloniale belangen op den voorgrond, maarde handelsbelangen.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 16: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

282 W. R. MENKMAN

Het prijsgeven van Nieuw Holland was allereerst een kwestievan Europeesche politiek; ook destijds moesten de staatsliedenweten op te geven wat voor het oogenblik niet voor verwezen-lijking vatbaar leek. Een groote rol hebben o.a. de moeilijkhedenmet Engeland gespeeld, welke tot den eersten Engelschen oorloggeleid hebben, kort na de mislukte vredesonderhandelingen metPortugal van 1651 — en tot den tweeden, niet lang na het de-finitieve vredesverdrag van 1661, waarbij Portugal acht millioenvergoeding betaalde voor den afstand onzer Braziliaansche con-questes. Reeds in 1633, toen de mogelijkheid van vrede met Phi-lips IV onder de oogen gezien werd, had de West-Indische Com-pagnie geadviseerd dat, wanneer Olinda opgeofferd zou moetenworden aan het grootere staatsbelang, altijd van Portugal ver-goeding in geld geëischt zou kunnen worden. Geen bewijs dat. metde overzeesche veroveringen permanente gebiedsuitbreiding be-oogd werd.

Dat een krachtig, gecentraliseerd staatsgezag in onze Repu-bliek ontbrak (p. 188) is overbekend; voor de geschiedenis onzeroverzeesche verrichtingen is het alleen van belang te weten opwelke wijze men getracht heeft aan dit gebrek — en in den aan-vang ook aan het euvel der te geringe geldmiddelen — tegemoet tekomen. Expedities, sedert 1599 door den Staat, of met steun vanden Staat, uitgerust, verslonden veel geld en leverden geen aan dekosten evenredig resultaat op. De oprichting eener particulieremaatschappij, aan welke het overzeesche krijgsbedrijf overgelatenkon worden, was een denkbeeld uit den nood der tijden geboren;iets anders dan een voorziening in een behoefte van het oogenblikkan er moeilijk in gezien worden.

Onze West-Indische Compagnie heeft den Staat belangrijkediensten bewezen; met den vrede van Munster echter kon, in eenbepaald opzicht, haar rol als uitgespeeld beschouwd worden endertien jaar later, toen ook de oorlog met Portugal definitief be-ëindigd werd, was de liefde voor geoctroyeerde maatschappijenvrijwel verdwenen en meende men dat Nederland zijn commer-cieele positie ook zonder een geprivilegieerde West-Indische Com-pagnie wel kon handhaven.

De oude Compagnie had in den beginne, zooals haar bestuurin 1633 schreef, vooral het oog gehad op handel, scheepvaart,cultuur van tropische gewassen en zoutnering, zuiver commer-cieele bedrijven dus. De handel met de weinig koopkrachtigeAmerikaansche inboorlingen echter had weinig uitzicht gebodenen eenigszins lichtvaardig had men zich op het terrein der krijg-voering begeven.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 17: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 283• i r

Wie zich verdiept in de geschiedenis onzer gouden eeuw wordtgetroffen door de soms verbluffend snelle ontwikkeling der toe-standen. Omstreeks 1630 moest nog rekening gehouden wordenmet het gevaar dat bij een algeheelen wapenstilstand veel scheeps-volk werkeloos worden en licht tot zeeroof vervallen zou; tochheeft de sterke vermindering der kaapvaart na 1648 geen grootemoeilijkheden opgeleverd in dit opzicht. Onder haar tweede oc-trooi heeft de West-Indische Compagnie geen diensten meer be-wezen als oorlogsinstrument en de nieuwe Compagnie van 1674was niet veel meer dan een orgaan dat den Staat ontlasten moestvan het beheer der Afrikaansche factorijen en Amerikaansche ko-loniën.

Worden in onzen tijd particuliere ondernemingen wel gesteunduit de openbare kassen, ter bevordering der nationale welvaart, inde zeventiende eeuw, toen de positie van den staat zooveel min-der krachtig was, handelde men anders. De West-Indische Com-pagnie werd door haar privilege in de gelegenheid gesteld winstente behalen, met de bedoeling dat zij de taak der overheid ver-lichten zou, hetzij op militair, hetzij op administratief gebied.Het was daarom wel eenigszins misleidend — misschien wel voor-bedachtelijk misleidend — dat het octrooi van 1621 het deedvoorkomen alsof het verleende privilege noodig was tot behouden ter bevordering van scheepvaart en handel, waarbij „den wel-stant deser Landen ende welvaeren van de Ingesetenen" geachtwerden „principalyck te bestaen".

Alles wat de Compagnie ondernam moest zij uit eigen middelenfinancieren en, wanneer die middelen te kort schoten, wat maaral te vaak het geval was, dan was zuinigheid uit den aard derzaak geboden.

Het was inderdaad een kolonisatie in optima forma waarmedede West-Indische Compagnie, vier jaar na haar oprichting, inNoord Amerika een aanvang scheen te willen maken (p. 70). Watechter beoogde zij er mede ?

Voor de onzen is het stichten van volkplantingen in vreemdewerelddeelen in den regel een middel geweest om den handel tebevorderen en dan nog wel een middel dat niet met groote voor-liefde ter hand genomen werd. Ook was de West-Indische Comp.niet, zooals haar Oostindische zuster, een handelsonderneming;wel echter genoot zij inkomsten uit den handel van anderen enhaar bestuurders waren kooplieden, die eigen zaken trachtten tebevorderen door hun positie bij het geoctroyeerde en geprivile-gieerde lichaam.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 18: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

2 8 4 W. R. MENKMAN

Nu waren de bevervellen, door de Noordamerikaansche In-dianen aangeboden, niet een zoo héél belangrijk ruilobject; in1630 voerde Nieuw Nederland uit het moederland voor een waar-de van 57.500.— gulden in en exporteerde de kolonie aan pel-terijen voor een waarde van ruim 68.000.— gulden, geen zeer in-drukwekkende cijfers. Het is echter lang niet uitgesloten dat deCompagnie ook andere belangen op het oog had.

Al zeer vroeg in de zeventiende eeuw waren de Engelschen inhet naburige Virginia aangevangen met het verbouwen van ta-bak voor de Europeesche markt en reeds in 1619 of 1620 kwamer een Hollandsch schip te Jamestown. Evenals dat van deEngelsche Westindische eilanden mocht ook het product vanVirginia slechts naar Engeland uitgevoerd worden, wat voor denNederlandschen ondernemer een weg opende tot het doen vansluikhandelzaken. Virginia-tabak werd — natuurlijk clandestien— naar Middelburg en Vlissingen uitgevoerd en later ontwikkeldezich de onwettige handel tusschen Virginia en Nieuw Nederland;zoowel het eene als het andere is voortdurend een doorn geweestin het oog der Engelsche regeering. Nederland echter was nu een-maal, in de eerste helft der zeventiende eeuw, Engeland de baas,wat betreft den import- en den exporthandel; wat in Nieuw Ne-derland ingevoerd werd leverde ruilmiddelen tot het koopen vantabak in de Engelsche kolonie en de Zeeuwsche tabaksmarkt nameen voorname positie in op het Europeesche continent.

En ten slotte kon een goed ontwikkelde veeteelt in Nieuw Ne-derland ook de vreemde Westindische koloniën voorzien vanwerkdieren, aan welke laatste echter pas na de opkomst der sui-kercultuur, in de tweede helft der eeuw, groote behoefte zou ont-staan.

De oude West-Indische Compagnie was vooral op gelegenheids-affaires bedacht, meer dan op ondernemingen van blijvend nutvoor het gemeene best. Samuel Blommaert, een harer bewind-hebbers, zag nog in 1637 onze vestigingen in Brazilië als uitgangs-punten voor expedities tegen den vijand, zoowel in Afrika als inde Caraibische Zee — en zelfs, via Straat Le Maire, in de StilleZuidzee, alsmede voor aanslagen op rijke Portugeesche „crae-cken" uit Oost Azië. Chili te veroveren (p. 7) zal in 1642-1643allicht niet de bedoeling geweest zijn met den tocht onder Hen-drik Brouwer; niet het bezit van Chili (p. 192) zal het oogmerkgeweest zijn, maar het zich meester maken van het goud (p. 199)dat men aldaar aanwezig achtte. Reeds in 1609 had Isaac LeMaire er op gewezen dat via Straat Magelaan veel afbreuk ge-

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 19: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 285

daan zou kunnen worden aan den vijand op de westkust vanZuid Amerika (Chili, Peni, Nieuw Spanje); ook het eerste ver-zoekschrift in zake de oprichting eener Westindische compagnie(1614) bevatte toespelingen op den vermeenden goudrijkdom vanChili.

Moet in Crijnssen's expeditie van 1667 een poging gezien wor-den der kapers om kolonisten te worden (p. 208) ? Zeeland be-treurde het verlies van Brazilië en meende dat voor den handeleen compensatie te verkrijgen zou zijn door de occupatie van heteveneens suiker-produceerende Suriname. Bekend is dat Zeelandvan de „kolonisatie" van Suriname niet veel terecht gebrachtheeft; later echter, onder Amsterdamsche leiding, werd dit ge-west wat naar den maatstaf van destijds een modelkolonie mochtheeten.

Dat één enkele Nederlandsche provincie het op dorst te nementegen het machtige Engeland (p. 206), is een wel wat sterk ge-kleurde voorstelling van zaken. Alle Westindische koloniën, ookde Engelsche, verkeerden in slechten staat van tegenweer — enzich in oorlogstijd van een vestiging des vijands aan de overzijdevan den Atlantischen Oceaan meester te maken, was een kleinkunstje. De moeilijkheid begon eerst bij de vredesonderhande-lingen, als wanneer uitgemaakt moest worden wat iedere partijbehouden zou van het meestal met weinig inspanning veroverdeoverzeesche gebied.

Wat aan den tweeden Engelschen oorlog voorafging was — aanbeide zijden — een listig diplomatiek spel en onze zaak moge eeniets rechtvaardigere geweest zijn dan die der nog altijd naijverigeBritten, niet alle grieven van deze laatsten waren gefingeerd.Johan de Witt intusschen (p. 202) was wel tegen „the infamous"Sir George Downing opgewassen.

Of bij den vrede van Breda de Republiek, bij eenig aandringen.Nieuw Nederland wel weder terug had kunnen bekomen (p. 209),laat zich achteraf al heel moeilijk uitmaken, zou men zeggen.Wel was het echter met den geest des tijds in overeenstemming,dat men meer prijs stelde op een tropische producten leverendeplantagekolonie, dan op een in de gematigde luchtstreek gelegenvolkplanting van blanken, bij het behoud waarvan het handels-belang slechts in geringe mate betrokken was. Zelfs de plantage-kolonie welke in 1667 onder Nederlandsche vlag bleef had Stad-houder Willem III in 1672 weder aan Engeland willen afstaan,wanneer hij daardoor zijn politieke aspiraties van het oogenblikhad kunnen bevredigen.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 20: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

286 W. R. MENKMAN

Wat Nieuw Nederland betreft, deze blijkbaar van weinig waar-de geachte kolonie, met welke men al zooveel getobd had, werdtijdens den derden Engelschen oorlog, nog vóór den vrede vanWestminster, door de Staten Generaal aan Karel II aangeboden,zonder dat schadevergoeding verlangd werd.

Het Suriname van onzen tijd een „lap verwaarloosd tropen-gewest" te noemen (p. 191) lijkt niet billijk. Nog maar weinigejaren geleden maakte een Surinaamsch nieuwsblad met trots demeening openbaar van een Franschen reiziger, die met verbazinggeconstateerd had hoezeer Nederlandsch Guyana bij haar ooste-lijke buurgewest vooruit was en die de hoop uitsprak dat eenmaalla Guiane francaise niet meer bij Suriname zou achterstaan. Opons Suriname-beleid van de twintigste eeuw zou heel wat aante merken zijn, maar van verwaarloozing mag niet gesproken wor-den ; eerder van een te veel aan die soort belangstelling, welke in-spireert tot niet ten volle verantwoorde experimenten.

En zoo is deze boekbespreking uitgedijd tot een verhandelingover een aantal in het aangekondigde werk te berde gebrachteonderwerpen.

Dat werk heeft ongetwijfeld verdiensten en het zal zeker zijnweg vinden tot de categorieën van lezers voor welke het bedoeldis. Het zal het geheugen opfrisschen van hen die vergeten moch-ten hebben dat onze zeventiende-eeuwsche voorouders zich nietalleen in Indië, maar ook elders in vreemde werelddeelen, tegenden vijand hebben laten gelden. Meer nog in Amerika en Afrikadan in Azië, waar men een ander dan het krijgsbelang op denvoorgrond stellen kon, het stichten n.1. van handelsnederzettingente midden van oostersche volken.

Intusschen echter zijn de onzen ook in de nieuwe wereld nog ineen andere gedaante verschenen dan als kapers op de kust, inden door Mr. Van B. bedoelden zin. Omstreeks het midden derzeventiende eeuw zijn zij begonnen aldaar vooral op te treden alsfinanciers en als ondernemers, op het gebied van handel, scheep-vaart en industrie, in welke hoedanigheden zij zooveel bijgedragenhebben tot den opbouw der Spaansche, Fransche en EngelscheWestindische koloniën.

Niet alleen door alle vertoon van wetenschappelijkheid te ver-mijden, maar ook door de keuze van woorden en uitdrukkingenheeft de schrijver van „Hollandsche Kapers op Amerikaansche

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access

Page 21: KAPERS OP DE KUST · het optreden onzer voorouders in de wateren der drie Ame-rika's, door Mr. W. J. van Balen, Leiden 1942, A. W. Sijthoff's ... te dezen aanzien helpt de schrijver

KAPERS OP DE KUST 287

kusten" aan zijn boek een populair karakter gegeven, wat mis-schien niet bij alle lezers in den smaak zal vallen. Op het gebiedvan taal en stijl zouden verder enkele oneffenheden aan te wijzenvallen.

Over de illustraties is reeds iets gezegd; het zijn reproducties,ten deele van platen uit de zeventiende-eeuwsche uitgaven derboeken en journalen waarvan de inhoud weergegeven wordt, deelsvan fotos, door den schrijver op reis gemaakt of verzameld.

Amsterdam, Juni 1943.

Downloaded from Brill.com01/22/2019 02:48:09PMvia free access