Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal...

7
De bijzondere ecohydrologie van de Kempen 23 In de provincies Antwerpen en Limburg, in het noorden van België, is een merkwaardig stelsel van kanalen aan- wezig. Ze vormen er, niet steeds volgens de kortste weg, de verbinding tussen de Maas in het oosten en de Schelde bij Antwerpen in het westen. Door het hoogteverschil worden ze gevoed met Maaswater dat, in vergelijking met het watertype dat van nature in de doorstroomde streken voorkomt, alkalisch en relatief rijk aan mineralen is. Waar dat kanaalwater doorsijpelt, hebben zich bijzondere eco- hydrologische situaties met zeldzame vegetaties ontwik- keld, zoals in eerdere nummers van Landschap beschre- ven (Boeye et al. 1990; Boeye & Hens, 1996). Ecodistricten De ligging van de kanalen, de invloed die ervan uitgaat en ook de ontwikkeling van geheel de streek, zijn niet toeval- lig tot stand gekomen, maar in hoge mate bepaald door de landschapsecologische kenmerken van de regio. Het noordoosten van België wordt gekenmerkt door bodems met een zandige textuur. De quartaire dekzanden zijn er afgezet over mariene tertiaire lagen. Het is de ecoregio van de Kempen (Couvreur et al., 2004; Sevenant et al., 2002). Het reliëf in deze ecoregio is overwegend vlak met duidelijke reliëfverschillen in het oosten en het zuiden. Tezamen met de variatie in hydrologie en geologische opbouw van de ondergrond, vormt dit de basis voor het onderscheid in zes ecodistricten. Drie daarvan zijn van direct belang om de invloed van de Kempische kanalen op de ruime omge- ving te kunnen begrijpen. In het noorden strekt zich het Noord-Kempisch kleisubstraatdis- trict uit. Geomorfologie en reliëf worden er bepaald door de quartaire formatie van de Kempen, een meer dan 25 meter dik complex van klei- zand- en leemsedimenten. De zuid- zijde ligt het hoogst en bestaat uit een oost-west lopende microcuesta. Hier ligt de klei uit de formatie dicht onder de oppervlakte en duikt van daaruit weg naar het noorden. De zuidhelling van de cuesta, zonder klei, is daardoor steil, de noordhelling zacht glooiend. De voet van het cuestafront is op ongeveer 22 meter gelegen; de top heeft hoogten van 30 à 35 meter. De topografie van het ecodistrict daalt naar het noorden tot ongeveer 7 meter aan de Belgisch-Nederlandse grens. De microcuesta vormt de waterscheiding tussen het Maas- en Scheldebekken. De drainagerichting van opper- vlakte- en grondwater is globaal zuid-noord gericht. Ten zuiden van dit ecodistrict bevindt zich het Centraal- Kempisch rivier- en duinendistrict . De geologische onder- grond in dit ecodistrict bestaat uit verschillende pakket- ten mariene sedimenten – zandige, glauconiet- en soms kleihoudende formaties – die tijdens het tertiair (en het vroeg-pleistoceen) werden afgezet. De sedimenten zijn minder erosiebestendig dan die ten zuiden en noorden van het ecodistrict, waardoor het Centraal-Kempisch ri- vier- en duinendistrict lager ligt en relatief weinig reliëf heeft. In het oosten bevindt zich de formatie van Mol uit GEERT DE BLUST & DIRK BOEYE Drs. G. De Blust Instituut voor natuur- en bosonderzoek‚ Kliniekstraat 25 1070 Brussel‚ België [email protected] Dr. D. Boeye Doornstraat‚ Wilrijk‚ Antwerpen‚ België [email protected] Foto Barend Hazeleger www. bvbeeld.nl Sluis 3 in het kanaal Bocholt - Herentals Kanalen, wit zand en basisch laagveen De unieke ingrediënten van de Kempen Forum In de Kempen komen plekken voor met bijzondere ecohydrologische situaties. Het is pas zo’n dertig jaar geleden dat die gebieden ‘ontdekt’ werden en in de belangstelling kwamen (De Langhe et al.‚ 1979). Naar aanleiding van de LANDSCHAP fietsroute door deze streek‚ beschrijven we kort de landschapsecologische context van het gebied en staan we stil bij de meest recente evoluties. Het doel van deze bijdrage is in de eerste plaats om een eenvoudig interpretatiekader aan te reiken.

Transcript of Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal...

Page 1: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

De bijzondere ecohydrologie van de Kempen 23

In de provincies Antwerpen en Limburg, in het noorden

van België, is een merkwaardig stelsel van kanalen aan-

wezig. Ze vormen er, niet steeds volgens de kortste weg,

de verbinding tussen de Maas in het oosten en de Schelde

bij Antwerpen in het westen. Door het hoogteverschil

worden ze gevoed met Maaswater dat, in vergelijking met

het watertype dat van nature in de doorstroomde streken

voorkomt, alkalisch en relatief rijk aan mineralen is. Waar

dat kanaalwater doorsijpelt, hebben zich bijzondere eco-

hydrologische situaties met zeldzame vegetaties ontwik-

keld, zoals in eerdere nummers van Landschap beschre-

ven (Boeye et al. 1990; Boeye & Hens, 1996).

Ecodistricten De ligging van de kanalen, de invloed die ervan uitgaat en

ook de ontwikkeling van geheel de streek, zijn niet toeval-

lig tot stand gekomen, maar in hoge mate bepaald door

de landschapsecologische kenmerken van de regio. Het

noordoosten van België wordt gekenmerkt door bodems

met een zandige textuur. De quartaire dekzanden zijn er

afgezet over mariene tertiaire lagen. Het is de ecoregio van

de Kempen (Couvreur et al., 2004; Sevenant et al., 2002). Het

reliëf in deze ecoregio is overwegend vlak met duidelijke

reliëfverschillen in het oosten en het zuiden. Tezamen

met de variatie in hydrologie en geologische opbouw van

de ondergrond, vormt dit de basis voor het onderscheid in

zes ecodistricten. Drie daarvan zijn van direct belang om

de invloed van de Kempische kanalen op de ruime omge-

ving te kunnen begrijpen.

In het noorden strekt zich het Noord-Kempisch kleisubstraatdis-

trict uit. Geomorfologie en reliëf worden er bepaald door de

quartaire formatie van de Kempen, een meer dan 25 meter

dik complex van klei- zand- en leemsedimenten. De zuid-

zijde ligt het hoogst en bestaat uit een oost-west lopende

microcuesta. Hier ligt de klei uit de formatie dicht onder de

oppervlakte en duikt van daaruit weg naar het noorden. De

zuidhelling van de cuesta, zonder klei, is daardoor steil, de

noordhelling zacht glooiend. De voet van het cuestafront is

op ongeveer 22 meter gelegen; de top heeft hoogten van 30

à 35 meter. De topografie van het ecodistrict daalt naar het

noorden tot ongeveer 7 meter aan de Belgisch-Nederlandse

grens. De microcuesta vormt de waterscheiding tussen het

Maas- en Scheldebekken. De drainagerichting van opper-

vlakte- en grondwater is globaal zuid-noord gericht.

Ten zuiden van dit ecodistrict bevindt zich het Centraal-

Kempisch rivier- en duinendistrict. De geologische onder-

grond in dit ecodistrict bestaat uit verschillende pakket-

ten mariene sedimenten – zandige, glauconiet- en soms

kleihoudende formaties – die tijdens het tertiair (en het

vroeg-pleistoceen) werden afgezet. De sedimenten zijn

minder erosiebestendig dan die ten zuiden en noorden

van het ecodistrict, waardoor het Centraal-Kempisch ri-

vier- en duinendistrict lager ligt en relatief weinig reliëf

heeft. In het oosten bevindt zich de formatie van Mol uit

G E E R T D E B L U S T &

D I R K B O E Y E

Drs. G. De Blust Instituut voor natuur- en bosonderzoek‚ Kliniekstraat 25 1070 Brussel‚ België[email protected]. D. Boeye Doornstraat‚ Wilrijk‚ Antwerpen‚ België[email protected]

Foto Barend Hazeleger www.bvbeeld.nlSluis 3 in het kanaal Bocholt - Herentals

Kanalen, wit zand en basisch laagveen

De unieke ingrediënten van de Kempen

Forum

In de Kempen komen plekken voor met bijzondere ecohydrologische situaties. Het is pas zo’n dertig jaar geleden

dat die gebieden ‘ontdekt’ werden en in de belangstelling kwamen (De Langhe et al.‚ 1979). Naar aanleiding

van de LANDSCHAP fietsroute door deze streek‚ beschrijven we kort de landschapsecologische context van het

gebied en staan we stil bij de meest recente evoluties. Het doel van deze bijdrage is in de eerste plaats om een

eenvoudig interpretatiekader aan te reiken.

Page 2: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

het plioceen. Deze bestaat uit zeer zuivere, fijne witte

zanden en de aanwezigheid daarvan is bepalend voor de

ontwikkeling van de streek. Hier in het oosten, op de rand

van het Kempisch Plateau, ontspringen heel wat beken

van het Nete- en Demerbekken. Ze stromen globaal naar

het westen. Hun alluvia hebben vanaf de bovenloop al fre-

quent een veensubstraat. Echt veen is lokaal aanwezig.

Het derde ecodistrict dat van belang is, is het Oost-Kempisch

puinwaaierdistrict, beter bekend als het Kempisch Plateau.

Het is ontstaan toen de Maas zich in het pleistoceen in ver-

schillende fasen in haar eigen puinkegel insneed. Tijdens

het laat-pleistoceen werd het gehele gebied bedekt met

een dunne laag dekzanden en enkele stuifzandruggen.

Gemiddeld ligt dit ecodistrict 80 meter boven de zeespie-

gel. Aan de oostrand is het sterk ingesneden door enkele

beken. Het is in zijn geheel een infiltratiegebied met sterke

kwel in alle richtingen. De westzijde grenst met een steil-

rand aan het Centraal-Kempisch rivier- en duinendistrict.

Kanalen en wateringen Snel na de onafhankelijkheid van België in 1830 werd werk

gemaakt van de landbouwontwikkeling van de Kempen. Ir-

rigatie zou daarbij een sleutelrol spelen. Maar ook de alge-

mene ontsluiting van de streek, de economische ontwikke-

ling en de verbinding van het Luikse industriebekken met

de Schelde en Antwerpen, waren belangrijke argumenten

om kanalen te graven. Daarbij wilde men op Belgisch

grondgebied blijven en al te moeilijk graafwerk vermij-

den. De uitkomst is dat het eerste kanaal, gereed in 1846,

in een boog loopt ten noorden van het Maasplateau, van

de Zuid-Willemsvaart in Bocholt naar Herentals. Later ko-

men er verbindingen bij, van Dessel naar Turnhout (1844-

1846) en verder naar Schoten (1854-1875). In het noorden

loopt dat kanaal vlak langs de ondiep liggende Kempische

klei en maakt zo de ontwikkeling en bloei van de steen- en

pannenbakkerijen mogelijk. Het korte Kanaal van Beverlo

(1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok

van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-

tie. In dezelfde periode (1854-1858) wordt ten slotte het Ka-

naal Dessel-Kwaadmechelen aangelegd. Dit alles maakte

dat dit deel van de Kempen sterk doorsneden is en dat Des-

sel aan een knooppunt van kanalen ligt (figuur 1).

Zoals gezegd, werd het mineralenrijke water van de kanalen

gebruikt in bevloeiingsprojecten of ‘wateringen’. Er wer-

den grootse plannen opgezet, maar uiteindelijk kwam daar

maar tien procent van tot stand, toch nog meer dan 3.000

ha (Dussart, 1939). Langs verschillende aanvoersloten werd

het water uit de kanalen via een systeem van bovensloten

en bovenzoeven verdeeld over de percelen. Na de bevloei-

ing kon het resterende water weglopen door een stelsel van

ondersloten en onderzoeven (Mertens en Simons, 1982).

De grasproductie was behoorlijk, er werd tweemaal per jaar

gemaaid. In 1920-1930 werden de slootoevers en perceel-

randen met populieren beplant en werd ook houtproductie

belangrijk. Midden vorige eeuw, toen het belang van hooi

Landschap 25(1)24

Figuur 1 De ligging van de kanalen in de Kempen‚ Het Goorken (G) en Het Buitengoor (B)Figure 1 Canals in the Campine region‚ Het Goorken (G) and Het Buitengoor (B)

Page 3: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

afnam, werden ten slotte veel percelen in hun geheel met

populier bezet (Berten et al., 2000). Daarmee werd ook het

bevloeiingsysteem gewijzigd. De percelen werden niet meer

overstroomd door water uit de aanvoersloten; infiltratie

vond vanaf toen plaats vanuit de sloten. De kenmerkende

hooilandvegetaties zijn hierdoor wel zeldzaam geworden.

Maar de huidige verspreiding in de zure Kempen van een

aantal typische plantensoorten uit het leemrijke Haspen-

gouw en de Maasvallei is onmiskenbaar.

Het BuitengoorNiet alleen vroeger maar ook tegenwoordig nog sijpelt het

mineralenrijke kanaalwater op sommige plaatsen recht-

streeks door de dijken of komt via duikers onder de kana-

len en via irrigatiekanaaltjes van wateringen ongewild in de

mineraalarme en zure omgeving terecht. Zoals beschreven

door Boeye et al. (1990), leidde dit tot de ontwikkeling van

specifieke ecohydrologische situaties. Op enkele plaatsen

ontstonden, in depressies in en langs beekdalen met zure

kwel en natte heide, zwakzure tot basische laagvenen. Het

mechanisme is duidelijk. Vanuit het Kempisch Plateau be-

staat er immers een sterke oost-west gerichte kwelstroom.

De ondiepe, eerder lokale component daarvan is zeer zuur

en heeft aluminium als voornaamste kation. De diepere

grondwaterstroom die meer ‘stroomafwaarts’ in de gebie-

den aan de oppervlakte komt, is zwak zuur en bevat hoge

ijzerconcentraties (Boeye & Hens, 1996). Infiltrerend ka-

naalwater, bijvoorbeeld uit het irrigatiekanaaltje vlak ten

oosten van het Buitengoor, stroomt mee met de algemene

grondwaterstroming en komt aan de stroomopwaartse

kant van de kwelzone aan de oppervlakte (Boeye et al.,

1995). Merkwaardig is wel dat de macronutriënten, P en N,

die in hoge concentraties in het slootwater aanwezig zijn,

nagenoeg ontbreken in het opkwellende water. Boeye en

Hens (1996) geven aan dat dit enerzijds het gevolg is van

de vorming van amorfe aluminiumfosfaten en anderzijds

van denitrificatie. Deze mechanismen, waarbij de nutriën-

ten uit het gemengde kwelwater verwijderd worden, maar

de bufferende stoffen, zoals Ca, ver doordringen en leiden

tot een pH van 6,9 in de kwelzone – terwijl daarbuiten de

waarde op 4 ligt – zijn essentieel voor de ontwikkeling van

het basisch laagveen. De productiviteit ervan is erg laag

omdat P en in tweede instantie N beperkend zijn (Boeye

et al., 1996). Kenmerkende plantensoorten zijn onder an-

dere tweehuizige zegge (Carex dioica), geelgroene zegge

(C. demissa), draadzegge (C. lasiocarpa), Alpenrus (Jun-

cus alpino-articulatus), wijdbloeiende rus (J. tenageia),

slank wollegras (Eriophorum gracile), breed wollegras

(E. latifolium), moeraszoutgras (Triglochin palustris),

galigaan (Cladium mariscus), veenorchis (Hammarbya

paludosa), pilvaren (Pilularia globulifera), veenknikmos

(Bryum pseudotriquetrum), sterrengoudmos (Campylium

stellatum) en goudbruin schorpioenmos (Drepanocladus

lycopodioides).

Beschermd en bedreigd De bijzondere natuurgebieden zijn ondertussen door het

beleid erkend en alle beschermd als natuurreservaat. Ze

maken deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk en

zijn aangeduid als speciale beschermingszones onder

de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn (De Blust, 2004).

De grote verscheidenheid aan milieucondities en de vari-

atie aan biotopen en habitat hebben er tot een erg grote

soortenrijkdom geleid. Een hotspot analyse in Vlaanderen

op basis van de distributie van vaatplanten, broedvogels,

amfibieën en reptielen, dagvlinders en libellen, bevestigt

dit. Het gehele gebied behoort voor al deze soortengroepen

tot de top honderd van meest soortenrijke plaatsen (Maes

et al., 2005).

Belang en bescherming betekenen echter niet dat ze vrij

zijn van bedreigingen. De systemen zijn erg afhankelijk

van nutriëntenarm basisch kwelwater en van, vrijwel con-

De bijzondere ecohydrologie van de Kempen 25

Page 4: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

stant, hoog grondwater. Dat stelt eisen aan de peilen van

de toevoergrachten en de beken in het gebied waaruit het

water infiltreert. In het verleden is het meermaals gebeurd

dat waterlopen en grachten met redelijk eutroof water over-

stroomden, waardoor brede randzones nu voedselrijk zijn

en de laagproductieve vegetaties werden verdrongen.

Daarnaast moet ook een voldoende kwelstroom verze-

kerd blijven. Waterplassen in de directe omgeving kun-

nen wat dat betreft voor problemen zorgen. En daar zijn

er voldoende van in de streek. Er wordt immers op grote

schaal zand gewonnen. De fijne en zeer zuivere zanden

van Mol vertegenwoordigen een zeer grote economische

waarde. Op het einde van de negentiende eeuw startte de

eerste gemechaniseerde ontginning en sindsdien stond

de exploitatie niet stil en werd er altijd wel ergens gegra-

ven. Direct ten noorden van het Buitengoor werd de ont-

ginning in 1996 beëindigd; aan de oostzijde gaat de ont-

ginning van de zandput van Mol-Rauw nog steeds door.

Deze laatste is bijna 180 ha groot, meteen het grootste

binnenmeer van Vlaanderen, en vangt met een diepte van

30 tot 40 meter heel wat van de kwelstroom af. Dat laatste

speelt overigens niet bij Het Buitengoor. Zoals beschre-

ven vervult het kwelwater van de put Mol-Rauw daar een

bufferende functie.

Ook het oppervlaktewaterstelsel wordt door de ontgin-

ningen verstoord. Omdat het gebied gelegen is op en aan

de rand van het Kempisch Plateau, lopen er verschillende

bovenlopen van beken door. Daarnaast zijn er de talrijke

grachten die voor de drainage van bos- en landbouwper-

celen zorgen en de aan- en afvoerkanaaltjes van de histo-

Foto Barend Hazeleger www.bvbeeld.nlIn het oostelijk deel van de put van Mol-Rauw wordt nog steeds zand gewonnen.

Landschap 25(1)26

Page 5: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

De bijzondere ecohydrologie van de Kempen 27

rische wateringen. De ligging van de zandgroeven houdt

geen rekening met dit stelsel en doorbreekt de ecologi-

sche samenhang. Waterlopen monden erin uit en voor de

afvoer van de plassen wordt aangesloten op de watergang

met de meest geschikte ligging en capaciteit. Niet zelden

heeft dit benedenstrooms belangrijke veranderingen in

waterkwaliteit en -dynamiek tot gevolg. Een uitgestrekte,

diepe plas is uiteraard geen vervanging voor een beekbio-

toop. Omdat het voor veel beken om het oorspronggebied

gaat, is hun (water)kwaliteit dikwijls nog goed en komen

er zeldzame soorten in voor. Sommige beken zijn dan ook

aangewezen als Habitatrichtlijngebied en kunnen niet,

zonder effectieve compensatie, gewijzigd of vernietigd

worden. Door een uitbreiding van een bestaande en door

een nieuwe exploitatie zullen bijvoorbeeld beeksegmen-

ten van de Voorste en de Witte Nete verdwijnen. Omdat

ze habitat zijn van de beschermde kleine modderkruiper

(Cobitis taenia), rivierdonderpad (Cottus gobio) en berm-

pje (Barbatula barbatula), zijn de waterlopen daarom ter

hoogte van de groeven geheel verlegd en hebben ze aan-

gepaste vormen en dimensies gekregen die moeten ga-

randeren dat de optimale habitat voor deze vissen zich op

korte tijd vormt. Een bentonietbedding met daarop het

oorspronkelijk substraat moet het droogvallen van de wa-

terloop door de nabijgelegen zandexploitatie vermijden.

Hermeandering, het inbrengen van slib en rietrizomen

en het plaatselijk werken met maasgrind en -keien, zijn

andere ingrepen die de habitatvorming mogelijk maken.

Uit de monitoring blijkt dat dit alles werkt; gewenste ha-

bitatkarakteristieken en doelsoorten keren snel terug na

de aanpassingswerkzaamgheden (De Vocht et al., 2007).

De zandwinningen hebben het landschap en het ruim-

tegebruik in de omgeving van Mol en Dessel totaal ver-

anderd. Door de grote oppervlakte aan plassen verdween

heel wat landbouwgrond en naaldbos, maar anderzijds

breidde de oppervlakte geschikt biotoop voor watervogels

sterk uit. In Vlaanderen behoort de streek rond Mol dan

ook tot de belangrijke gebieden voor deze soorten (De-

vos et al., 2001). Andere functies van de plassen hebben

ook een grote impact op de omgeving. Werden verlaten

groeven vroeger enkel gebruikt als stortplaats of voor

lokale recreatie, de laatste decennia is hun belang voor

de grootschalige, watergebonden verblijfsrecreatie sterk

gestegen. De resterende natuurgebieden liggen nu dan

ook ingeklemd tussen bungalowparken en campings.

Door maatregelen van natuurbouw, waarvan de belang-

rijkste betrekking hebben op het zacht glooiend maken

van de oevers van de waterplassen, en door een zonering

van het recreatief gebruik in ruimte en tijd, wordt getracht

de nieuwe recreatiefunctie met de habitatfunctie te laten

samengaan. Op andere plaatsen zijn gebieden ontoegan-

kelijk gemaakt of kunnen bezoekers niet anders dan een

vast parcours volgen.

Natuurinrichting Om negatieve omgevingsinvloeden en ongewenste in-

terne ontwikkelingen tegen te gaan, zijn in verschillende

natuurgebieden in de regio natuurinrichtingprojecten

opgezet. Die hebben tot doel om op een gecoördineerde

en planmatige manier, beschermde gebieden en elemen-

ten uit hun omgeving waarvan ze afhankelijk zijn, zoda-

nig in te richten dat de voorwaarden geschapen worden

voor een optimale instandhouding of ontwikkeling van

de levensgemeenschappen en de soorten (Heyrman et al.,

2003). In het Buitengoor wordt momenteel een natuur-

inrichting uitgevoerd. De maatregelen daar zijn vooral

gericht op de uitbreiding van het basisch laagveen en de

natte heide, op het stuurbaar maken van de waterhuishou-

ding, op het wegwerken van migratiebarrières en op het

uitbouwen van natuureducatieve voorzieningen (Vlaamse

Landmaatschappij, 2001). Voor de eerste doelstelling is,

aansluitend bij het huidige slenken-bulten systeem, heel

Page 6: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

wat bos en opslag gekapt of zeer sterk gedund en daarna

geplagd. Door regelbare stuwen te plaatsen binnen en

buiten het gebied, door dijkjes te verstevigen en door en-

kele drainagegrachten binnen het natuurgebied te dem-

pen, is het oppervlaktewater beter beheersbaar gemaakt.

Voldoende hoge waterstanden voor kwel zijn verzekerd

en de occasionele instroming van eutroof water wordt

vermeden. Tegelijkertijd is ook de afwatering van een

recreatieplas van de naastliggende camping zo geregeld

dat er geen negatieve invloed op het natuurgebied meer

van uitgaat. Migratieknelpunten zijn er op het kanaal

Dessel-Kwaadmechelen. Vandaar dat er nieuwe en verbe-

terde ree-uitstapplaatsen – voor reeën die het kanaal zijn

ingesukkeld – voorzien zijn die de vrije beweging tussen

de verschillende natuur- en bosgebieden in de streek mo-

gelijk moeten maken. Ook de duiker onder het kanaal van

de beek door het natuurgebied, de Vleminksloop, moet

aangepast worden om vrije vismigratie mogelijk te ma-

ken. In functie van natuureducatie ten slotte is een aange-

past wandelpad door minder kwetsbare zones aangelegd

en zijn bestaande en opgehoogde paden door de kern van

het gebied verwijderd.

Onderzoek blijft nodigEnkele jaren na uitvoering van de inrichting-, omvorming-

en beheerwerken blijken de eerste resultaten van het na-

tuurinrichtingproject veelbelovend. Het laagveenmoeras

breidt zich inderdaad uit, nieuwe slenken-bulten systemen

ontstaan en verschillende verdwenen of zeer zeldzame plan-

tensoorten verschijnen (weer) of nemen sterk toe (Struyve

et al., 2005). Tot de meest opvallende soorten behoren teer

guichelheil (Anagallis tenella), tweehuizige zegge (Carex

dioica), gesteeld glaskroos (Elatina hexandra), naaldwa-

terbies (Eleocharis acicularis), witbloemige waterranonkel

(Ranunculus ololeucos) en plat blaasjeskruid (Utricularia

intermedia). De ontwikkelingen in het Buitengoor en in

de andere natuurgebieden van het kanalen- en zandwin-

ningsgebied van Mol en Dessel, maken duidelijk dat, zelfs

Landschap 25(1)28

Page 7: Kanalen, wit zand en basisch Forum laagveen - landschap.nl · (1854-1857) dat het Kanaal Bocholt-Herentals met het dok van Beverlo verbindt, had hoofdzakelijk een militaire func-tie.

Literatuur

Berten‚ R.‚ P. Hermans & D. Paelinckx‚ 2000. Biologische Waarderings-kaart‚ kaartbladen 3-9-17. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 9‚ Brussel.

Boeye‚ D.‚ G. De Blust‚ D. De Baere‚ D. van Straaten‚ D. Paelinckx & R.F. Verheyen‚ 1990. De Belgische Kempen. Mineralenrijke kanalen door een voedselarm gebied. Landschap 7/1: 33-43.

Boeye‚ D.‚ D. van Straaten & R.F. Verheyen‚ 1995. A recent transfor-mation from poor to rich fen caused by artificial groundwater recharge. J. Hydrol. 169: 111-129.

Boeye‚ D. & M. Hens‚ 1996. Gebiedsvreemd oppervlaktewater en kwel. Het Buitengoor te Mol (België). Landschap 13/3: 235-243.

Boeye‚ D.‚ B. Verhagen‚ V. Van Haesebroeck & R.F. Verheyen. 1996. Nutrient limitation in species-rich lowland fens. Journal of Vegetation Science 8: 415-424.

Couvreur‚ M.‚ J. Menschaert‚ M. Sevenant‚ A. Ronse‚ W. Van Landuyt‚ G.De Blust‚ M. Antrop & M. Hermy‚ 2004. Ecodistricten en ecoregio’s als instrument voor natuurstudie en milieubeleid. Natuur.focus 3(2): 51-58.

De Blust‚ G.‚ 2004. Introductie: Natuur in Vlaanderen. Landschap 21/4: 177-183.

De Langhe‚ J.E.‚ V. Westhoff & R. D’Hose‚ 1979. De plantengroei van het Buitengoor te Mol (Antwerpen). Dumortiera‚ 12: 10-13.

De Vocht A.‚ B. Aubroeck & P.T. Hendig‚ 2007. Omlegging en hermean-dering van de Voorste en de Witte Nete in Dessel. Water nr.30: 49-56.

Devos‚ K.‚ T. Ysebaert & E. Kuijken‚ 2001. Watervogels in Vlaanderen tijdens het winterhalfjaar 1997/1998. Rapport 2001.10. Brussel. Instituut voor Natuurbehoud.

Dussart‚ F.‚ 1939. Les irrigations en Campine. Cercle de Géographie Liégoises‚ 1029-1038.

Heyrman‚ H.‚ I. van Dienderen & G. Weyembergh‚ 2003. Natuurinrichting. In: Dumortier et al. Natuurrapport 2003. Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling 21. Brussel. Instituut voor Natuurbehoud.

Maes‚ D.‚ D. Bauwens‚ L. De Bruyn‚ A. Anselin‚ G. Vermeersch‚ W. Van Landuyt‚ G. De Knijf & M. Gilbert‚ 2005. Species richness coincidence: conservation strategies based on predictive modelling. Biodiversity and Conservation 14: 1345-1364.

Mertens A. & L. Simons‚ 1982. De vloeiweiden te Lommel-Kolonie. Stichting Limburgs Landschap.

Sevenant‚ M.‚ J. Menschaert‚ M. Couvreur‚ A. Ronse‚ M. Heyn‚ J. Janssen‚ M. Antrop‚ M. Geypens‚ M. Hermy & G. De Blust‚ 2002. Ecodistricten: Ruimtelijke eenheden voor gebiedsgericht milieubeleid in Vlaanderen. Studieopdracht in het kader van actie 134 van het Vlaams Milieubeleidsplan 1997-2001. In opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap‚ Administratie Milieu‚ Natuur‚ Land- en Waterbeheer. CD-ROM.

Struyve‚ T.‚ J. Dewyspelaere & J. Dirkx 2005. Buitengoor (E–228) Mol. Eerste monitoringsrapport 2005. Dossier administratie. Mechelen. Natuurpunt.

Vlaamse Landmaatschappij‚ 2001. Natuurinrichtingproject Buitengoor – Meergoor. Projectrapport. Brussel. Vlaamse Landmaatschappij & AMINAL - Afdeling Natuur.

De bijzondere ecohydrologie van de Kempen 29

in een streek met grootschalige en intensieve ontginnin-

gen en veranderingen in het grondgebruik, zeer zeldzame

ecosystemen kunnen blijven bestaan en zelfs uitbreiden.

Het behoud van de specifieke ecologische condities en van

de werking van de ermee samenhangende landschaps-

ecologische relaties is daarvoor wel een absolute vereiste.

Juiste beslissingen in verband met inrichting en beheer

van de gebieden kunnen enkel genomen worden wanneer

die ecologische processen voldoende gekend zijn. Die

processen spelen zich af op verschillende schaalniveaus.

Van regionale grondwaterstromingen die over tientallen

kilometers gaan, tot zeer lokale infiltratie-, kwel- en nutri-

entenverwijderingsprocessen die zich binnen enkele tien-

tallen meters afspelen. Integratie van methoden en ken-

nis over deze verschillende schaalniveaus is noodzakelijk

om het hele systeem te begrijpen. Landschapsecologische

analyse en onderzoek blijven dan ook nodig om het moge-

lijk te maken dat in een complex gebied een veelheid van

ogenschijnlijk tegenstrijdige functies en activiteiten een

plaats kunnen vinden.

Meer informatieExtra kaartmateriaal, figuren en foto’s staan op www.

landschap.nl