kan niet ligt op het kerkhof

download kan niet ligt op het kerkhof

of 36

description

Beschouwing over opvoeden en hobbels van studenten bij hun studie en bij relaties. Praktische tips. Gerard Stout

Transcript of kan niet ligt op het kerkhof

Kan niet ligt op het kerkhofGerard Stout

Deze handreiking voor leraren, studenten en leerlingen in educatieve beroepen geeft practische tips en verrassende uitnodigingen om het eigen gedrag te analyseren en te veranderen in de werk- en thuissituatie. De persoonlijkheid van een leraar, docent, student en ook van een leerling is het instrument in de dagelijkse werkomgeving. Inzicht in de beperkingen en mogelijkheden van dat gereedschap zijn een bron van werkgenot. Een breed gedragsrepertoire is een vreugde voor altijd.

Uitgeverij Ter Verpoozing ISBN 90-809398-1-1 NUR 810 Gerard Stout, Peize eerste druk 2005Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder schiftelijke toestemming van de uitgever.

Kan niet ligt op het kerkhofGerard Stout

Ter Verpoozing

InhoudLevensgang De macht van de afwezigheid Traditie is houvast Daad of visie? Vader gezocht Woordenbrij Behagen De maat nemen Schrapkaart Botsingen Namen noemen Opstap Inzicht Helderheid Kiezen is genieten Heftig en zachtmoedig Ik ben een God Literatuur 7 15 21 28 33 37 42 47 53 57 61 68 72 77 81 86 89 95

LevensgangEen pasgeboren kind is in alle opzichten afhankelijk van verzorgers. Voeding, veiligheid, warmte als basisingredinten voor lichamelijke groei. Het is maar een beperkt deel van de benodigdheden. Of zeggen deze metafore- woorden toch alles wat een opgroeiend individu nodig heeft?

Voeding is de dagelijkse kost, de boterham en de soep. Voeding is een broodje kaas, een zuigfles warme melk, het ijsje in de dierentuin, de drank in de disco. Ook andere betekenissen van voeding klinken in het woord door. Taal helpt de dubbele bodem in het dagelijkse bestaan vorm te geven. Die dubbele bodem weerklinkt in het onderscheid tussen horen en luisteren. Horen is de fysieke waarneming, luisteren is de mentale verwerking van de klanken. Die dubbele bodem krijgt ook vorm in het onderscheid tussen kijken en zien. Kijken is de weerslag van het netvliesbeeld in de

7

hersenen, zien is de interpretatie van de beelden aan de hand van de waarnemingen en de in de hersenen beschikbare informatie. Voeding is naast ingredinten voor instandhouding en groei van het lichaam, als eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen en vitamines, ook het samenspel van indrukken, de prikkeling van zintuigen als aanzet van vorming van de geest. Voeding is uitdaging. Vader speelt het kiekeboespel, verdwijnt achter de bank en is tegelijkertijd uit het geestesbeeld van het kind. Dat duurt niet lang. Het kind leert dat wie niet zichtbaar is er toch kan zijn. Dat mentale zien komt van pas als jaren later de geliefde alleen op vakantie gaat, met een studiereis uit beeld verdwijnt, onder een streekbus het leven laat. Dat komt van pas als vader overlijdt en node gemist wordt als gesprekspartner. Ook wie niet fysiek aanwezig is, ook wie onzichtbaar en onhoorbaar is, kan de gedachten beheersen, kan de geest vormen. Ook een afwezige biedt soms een luisterend oor en kan in het hoofd troost en blijdschap laten ervaren. Vader in de hemel geeft die metafore voeding als de moederborst even niet in de buurt is. Veiligheid is bescherming, is een huiselijke omheining tegen de buitenwereld. Veiligheid is een eigen bed, een eigen kamer, een eigen thuis. Geborgenheid is een randvoorwaarde voor vertrouwen en ongestoorde groei. Voor een kind is alles nieuw, de wieg, de speen, het grote hoofd van moeder, de koesterende zweethanden van broer of zus. Elk onderdeel van de waarneming vraagt om een plaats in het hoofd van het kind. Stoel, stoel, stoel. Tot vervelens toe vraagt een kleuter om erkenning van zijn waarneming. Tot vervelens toe vraagt het aan moeder, broer of zus, aan vader de erkenning van zijn nieuwe ervaring. Na honderdduizend maal is het woord aan het voorwerp gekoppeld en verdwijnen verbazing en angst over het nieuwe dat oud en vertrouwd is geworden. De benoeming en plaatsing van indrukken houdt niet op na de kindertijd. Selectieve waarneming doet zijn intrede, niet alles wat in het blikveld verschijnt vraagt nog om een naam. Wat stopt, maar niet altijd, is het monomane, het drammerige gedrag om te willen weten en te willen benoemen. Het waarnemings- en benoemingsproces heeft een plaats gekregen. Wie oplet merkt dat grapjes vaak tweemaal worden verteld.

8

Enmaal is niet genoeg, ook daar geldt de drang om in herhaling de beleving te bevestigen. Het kind, de puber, weet dat elke nieuwe indruk vroeg of laat een plaats krijgt. Eerst de konkrete materile zaken, het speelgoed, de tafels en de stoelen. Ook vreemden en vrienden boezemen na enige tijd geen angst meer in. Sinterklaas en de kerstman worden welkome cadeauvrienden. Na stilzwijgendeacceptatie van omringende konkrete vormen, komen de handelingen van vader en moeder en de rituele gedragingen van bezoekers. Gedrag raakt vertrouwd en krijgt een plaats. Het kind kopieert soms onder mild protest het voorgeleefd gedrag.; zoenen van familie, weigeren handen te schudden met vrouwen en meisjes. Elke opvoeder schrijft met onzichtbare pen een instructie: zo hoort het eigenlijk. Zo hoort het bij o.s.m. bij ons soort mensen. Dat ritueel gaat goed tot er een kink in de kabel komt. Hormonen razen door het bloed en maken het lijf weerbarstig en kwetsbaar. De puberteit eist zijn rol. Ook dit deel van het levenstheater vraagt om aandacht en om een podium. Niet iedere toeschouwer kan de rolverdeling en de inhoud waarderen. Soms is de puber met zijn hormoongestuurde rol als toneelspeler zelf ongelukkig. De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel, zei Bredero enkele eeuwen geleden. Zo blijft een stoel een stoel, zoals een tafel een tafel blijft. Een puber blijft tijdelijk een gevange van zijn of haar gedrag, onmachtig andere keuzen te maken. Het opgroeiend kind kiest soms een afwijkende vorm voor de dagelijkse zaken. Kleding blijft kleding veelal om te beschermen en te verhullen en ook om te openbaren. De broek en trui, het jasje, de haardracht, ze zien er anders uit dan van vader die sadder and wiser op de bank zit of wegduikt in zijn studeerkamer; onzichtbaar, onhoorbaar en onmachtig. Ouders zeggen: Je ziet er niet uit. Ouders zeggen: Wat zie je er mooi uit. Warmte blijkt een relatief begrip. Toewijding is geen toewijding meer. Niet meer op schoot bij die grote man, bij die lieve vrouw. Warmte zoekt een kind op een andere plaats, in een andere groep, een andere niche. Warmte ontbreekt, of liever, warmte wordt niet langer ervaren, als erkenning uitblijft voor de kinderlijke en puberale eigenheid.

9

Herkenning en erkenning liggen dicht bij elkaar, het onderscheid telt slechts n letter. In de praktijk van het dagelijkse leven is het onderscheid soms hemelsbreed. Kind en ouders gaan zweven en houden de voeten niet meer op de vloer. Ze verliezen het contact met elkaar. Communicatie wordt bij tijd en wijle een moeizame worsteling. Je bent mijn vader niet meer. Ik ken je niet meer als mijn moeder. Je bent een ander geworden. Grote woorden raken hard. Niet alle ouders kunnen de spreekwijze van hun zoekend kroost relativeren. Afscheid nemen gaat niet vanzelf. Elke dag is afscheid nemen. Verhoudingen bevriezen voor jaren, somt treedt de relationele dooi pas op wanneer de kinderen weer (klein)kinderen krijgen. Wie de draad niet tijdig oppakt kan jaren na de dood van de ouders vader en moeder met zich meezeulen, telkenmale spijt erkennen over de gebeurtenissen. In crisistijd blijft herkenning van gedrag, van de buitenkant heftig waarneembaar. Jij-boodschappen vliegen door de lucht. Voorjaarsstormen, donderbuien, orkanen en tornados zijn het gevolg. Jij doet dit en jij doet dat. Lastig om in zon sfeer naar de drijfveren te vragen. Lastig om de eigenheid van de ander te respecteren. Lastig om op onvruchtbare verwijten te antwoorden en het boek: zo hoor jij dat te doen, dicht te laten. Onmacht en angst brengen koude naar binnen. Erkenning voor vragen als: hoe kan, wat zou jij, wanneer, wat dan? blijft uit. Vader is dood. Vader is dood of weggegaan. Vader kon geen kiekeboe spelen, vader had geen sterke schouders. Vader was geen paard voor de kleuter. Vader had dorst en dronk zich een stuk in de kraag in plaats van zijn kind de fles te geven, mee te gaan naar het voetbalveld, samen naar televisie te kijken. Vader zocht warmte bij zijn kind, warmte die hij zelf niet te bieden had. De ouder-kindrollen werden ongevraagd en onopgemerkt verwisseld. Moeder is dood. Moeder was eenkennig, gaf wat ze aan warmtye had aan broertje of zusje en niet aan de nakomer, niet aan het kind met het rode haar, niet aan het slimme kind, niet aan het dommere kind, ze koos voor de verstandelijk begaafde nakomeling, of juist voor die ander met het warme lijf en de gevoelige snaren. Ouders doen hun kroost te kort. Dat hoort zo. Het ouderlijk tekort is het natuurlijke tekort, het meest nabije voorbeeld van een gelukkig onvolmaakte wereld. Wie in het buitenparadijs wakker wordt, zo tussen 10

vijftiende en dertigste levensjaar, kan schrikken van de hunkering, van het gemis, van de ontdekking van weer andere behoeften: ik wil een man, ik wil een vrouw, ik wil een kind. Wie leert luisteren en leert zien, kan schrikken van de complexiteit van de wereld: Ik wil dood. Vader heeft een minnares, moeder gaat vreemd, vader slaat een kind en moeder grijpt naar pillen, ze koopt wekelijks nieuwe kleding maar voelt geen warmte. Ongestraft kan niemand een deel van de levensloop overslaan. Na vallen komt opstaan, na ziekte komt gezondheid, na een snijwond komt heling, na afwijzing komt acceptatie. Ongestraft kan niemand met een onbevredigde behoefte met opgelucht gemoed functioneren. Wie angst, verdriet, woede, berusting overslaat wordt er later door ingehaald. Een kind blijft achter in verwarring. De net-niet-puber-meer maakt de overstap naar hbo of universiteit. De student weet wat een fiets is, een bus, een eigen bed en bank op de eigen kamer. De computer verbergt nog enkele geheimen, maar dat is een kwestie van tijd. Voor de nieuwbakken student is het onderscheid helder tussen de materile zaken, -al die voorwerpen waar met gemak een touwtje om te knopen is-, en abstracte grootheden als verwachting, geloof, hoop en liefde. Verwarring is niet het gevolg van een mislukte macaronischotel, of van een gestolen fiets. Chaos komt als het meisje uit de jaargroep onverwacht zegt: Ik wil met je naar bed. Ze vraagt of ze mag blijven slapen. Het hoofd raakt de draad tijdelijk kwijt als vibrerende vingers met een condoom prutsen. De antwoorden op de toets geven daar een week later blijk van: onvoldoende op schoolse kennisverwerving; geslaagd in buitenschoolse activiteiten. Verwarring volgt op nieuwe codes, komt na ongewone omgangsvormen, is het resultaat van verschuiving van kindertijd naar wat volwassenen aan nieuwe vaardigheden van de student vragen. Veel van wat een volwassene vraagt is onuitgesproken. Gedraag je netjes en beschaafd, maar wie bezit het boek waar dat in staat beschreven? Netjes en beschaafd, dat waren de snedige opmerkingen in het huiselijk milieu, de cynische grapjes door de kinderjaren heen, de hartelijkheid van verjaardagsvisites, de dwang huiswerk te maken, verplicht zoenen van tantes en ooms, de kleffe kussen van vader, het slappe-handenschudden. 11

Netjes en beschaafd, dat was: moeder tegen vader beschermen, op broertjes en zusjes passen. Gewoon gedrag is: bij de buren televisiekijken omdat vader andere zaken aan zijn hoofd had, omdat vader zijn eigen onuitgesproken- behoeften najoeg en vergat dat hij zijn kroost in herhaling tekort deed. De grote school, de verse omgeving, de warme en koude douche van veranderingen, de overstap naar een andere buitenwereld wakkert oude behoeften aan, kinderbehoeften die zijn overgeslagen. Grote en kleine behoeften. Voeding, veiligheid en warmte vindt de student in zijn vriendenkring, de jaarclub, bij zijn klasgenoten. Of niet. Behoeften en verlangens steken de kop op, onbekende, nog niet-herkende verlangens, nog nieterkende verlangens die op vervulling wachten. Die honger zorgt voor verwarring: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik? Vader waar ben je, moeder. Vragen dienen zich onhoudbaar aan. Wat kan ik achter mij laten van mijn erfenis van mijn opvoeding, welke delen van mijn gedragsrepertoire wil ik met me meenemen? Welke delen zijn mijn onvervreemdbaar eigendom? Hoe laat ik mijn kinderleven sterven en leef ik mijn volwassen bestaan? De omslag kan heftige vormen aannemen. Een crisisomslag met het uiterlijk van studentikoos gedrag, een heftigheid met uiterlijk van overspel, drankmisbruik, drugsvlucht. Geaccepteerde vormen: wie kijkt er op van een dronken student? De omslag kan ook minder heftige vormen aannemen. Leed en verdriet zijn dieper weggeborgen in het studentenlijf. Dat heeft hij zo geleerd, dat is haar bijgebracht. Vader en moeder gaven het voorbeeld. Onmacht verhuld in zwijgen, verhuld in erkende- lichamelijke kwalen, in hoofdpijn, allergie, spierverkramping, gevolgd door toetsen met onvoldoende uitslag, de een na de ander, met af en toe een opleving, met terugkerend spijbelgedrag. De onvoldoende is niet steeds een afspiegeling van de intellectuele vaardigheden. De lesstof staat helder in het collegedictaat, ingewikkeld weliswaar, maar met hulp van docent en mede-studenten en nachtelijke inspanning is de redeneertrant te volgen. De logica in de lesopbouw komt traag naar boven. Na hernieuwde uitleg is de hertoets voldoende. 12

Te laat komen is geen onwil, eerder onmacht. De scherpe kanten zitten aan onbevredigde gevoeligheden, aan gemis aan voeding. Veiligheid en warmte schrijnen dagelijks in het vlees. Aan de buitenkant is uitstel- en vluchtgedrag waarneembaar. Er is iets mis, maar wat? Wie de aard van zijn honger niet kent, neigt naar verkeerd voedsel of overeet zich als alleseter aan wat voorhanden is; schrokt ongericht en mateloos als in een verslaving; grensbesef ontbreekt. De lichamelijke massa neemt toe, de geestelijke flexibiliteit neemt af. Worstelen en zweten en na vier, vijf, zes of meer jaren komt het diploma in zicht. Een zucht van verlichting: blij dat ik weg kan. In de binnenzak een getuigschrift van een voltooide opleiding om opnieuw in het diepe van de maatschappij neergelaten te worden. De strijd begint opnieuw, beter toegerust met vakkennis en levenservaring, met een uitgebreider gedragsrepertoire, ook met een uitgebreid scala van verhullende en omtrekkende bewegingen om telkens het onvoltooide en onbevredigde gevoel achter de kiezen te houden. Een nieuwe loopbaanstap en een geest nog onbewust van fundamentele behoeften, onbewust van stille drijfveren, verstoken van noodzakelijke en passende invulling van voeding, veiligheid en warmte. De nieuwe baan zorgt voor afleiding, legt beslag op het geestelijk kapitaal, verdringt wat in de jeugd en in de studententijd is blijven liggen. Het gestresste lichaam heeft geen haast de achterstand in te halen; lijkt het. De afgestudeerde wordt leraar in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, wordt docent in het hbo, of universitair docent. Kennis en vakvaardigheden zijn aanwezig. Dat staat op het diploma. Er is geen getuigschrift voor sociale vaardigheden, voor toepassing van levenswijsheden, er is geen bul om gedragsvaardigheden en eigen talenten erkenning en herkenning te geven. De letter H blijft hemelsbreed ontbreken. Zonder Ah Ah Erlebnis manifesteert het gemis, het onontgonnen terrein, zich in elke handeling. Ieder kent ze als aardige en onaardige trekjes van collegas. Zo doe ik dat. Dat heb ik van mijn vader, dat had mijn moeder ook. Dat is mijn karakter. Einde discussie. Het zelfbeeld van de jong-volwassene raakt compleet met alle als positief en minder positief ervaren karaktertrekken. Wie wil kan met berusting zijn weg vervolgen. Nu eens opgewekt, dan weer neerslachtig. Zo doe ik dat. Dit is mijn eindstation. 13

Stilstand is aangenaam voor wie van rust houdt. De volgende hoofdstukken geven handvaten voor docenten, leraren, studenten, leerlingen om het avontuur van gedragsverandering aan te gaan. Vooruitgang betekent groei van evenwichtigheid. Dat gaat niet vanzelf. Stil blijven staan kost meer inspanning. Gedragsverandering lukt slechts langzaam en vraagt oefening en herhaling. Leren gaat gemakkelijker als het aangenaam is om te leren. In de volgende hoofdstukken vindt eenieder aanzetten om in aangename herhaling zijn gedragsrepertoire te ontdekken en uit te breiden. Wie van dit avontuur leert houden, verveelt zich geen dag.

14

De macht van de afwezigheidNurture or nature. Is het opvoeding of voeding. Komen eigenschappen uit chromosomen of komen karaktertrekken door aangeleerd gedrag? Die vraag is sinds Darwin, en wellicht daarvoor ook, al honderd maal gesteld. Een antwoord is niet eenvoudig voorhanden. Dat is ook niet nodig. Discussie over de invloed van voeding of opvoeding voor rechtvaardiging van gewenst en ongewenst gedrag levert evenveel op als schuld geven aan vader en moeder, aan familieleden, aan leraren en leraressen. Die toegeschreven, -nog niet afgeschreven,- schuld ligt bij een ander. Dat is ver weg. Die wijze van benaderen is terug te vinden in verwijten. Kijk naar jezelf!

Verandering is niet eenvoudig. Dat is al waarneembaar bij kleine kinderen. Telkens willen kleuters hetzelfde verhaal horen tijdens het voorlezen. Geen woord, geen zin mag worden overgeslagen. Muziek uit de top tien hoort op het puberrepertoire. Voor vader en moeder dag in 15

dag uit dezelfde herrie. Ouders luisteren naar verzoekprogrammas voor klassieke muziek en laten zich iedere keer weer met dezelfde stukken van dezelfde componisten verstrooien. Elke ochtend eerst de linker sok aan, dan de rechter. De tandenborstel in de borstelhand. Met moeite hijst een puber-in-zijn-nadagen zich in andere kledij. Afscheid nemen van gescheurde of oversized broeken valt niet mee. Wat voor uiterlijkheden geldt is ook in karaktertrekken terug te vinden. Het n lijkt een treffende afspiegeling van het ander. De verscheurde en de verwarde periode laat zijn uiterlijke sporen na. Een te grote broek voor wie graag volwassen wil zijn, maar nog niet aan de grootsheid kan reiken. Een verscheurde geest in een gescheurde broek. Is bij kleding en gedrag in de tienerjaren de groepsmores leidraad, in de nadagen van puberteit en adolescentie komen als rechtvaardiging van gedrag karaktertrekken van ouders naar voren. Mijn vader is ook zo koppig. Mijn moeder heeft cynisch taalgebruik, mijn zusje ook. Niet alleen de student ontleent zijn rechtvaardiging voor zijn gedrag aan autoriteit of genetische oorsprong van ouders.Ik ben nu eenmaal zo. Ik heb dat altijd al gedaan, dat is mijn temperament. De schuldvraag over ongewenst gedrag is onvruchtbaar voor vandaag en vooral voor morgen. De schuldvraag is interessant voor verslaafden aan het verleden. De schuldvraag met verwijzing naar de verleden kindertijd is interessant als aandachttrekker onder gelijkgestemden. De schuldvraag is interessant als een aangelijnde hond, een verlengstuk van een mens die aan zichzelf niet genoeg heeft en zijn aandacht richt op wat zich buiten hem bevindt. Samen mopperen en klagen over de genoten opvoeding levert veel bevrediging van affectiehonger. "Kijk eens naar mijn hond. Hij kan blaffen en spelen. Mijn hond is aanhankelijk. Hij geeft me veel liefde." De aangelijnde vriend blaft en bijt, de eigenaar blijft buiten schot. "Hij doet niets." Nee, de hond doet niets. "Maar weet uw hond dat ook?" Er is een tijd voor koestering van een schuldvraag uit het verleden. Het is een kunst die tijd te beperken. Nurture or nature is nauwelijks interessant als het om eigen gedrag gaat.

16

De schuldvraag en de onschuldvraag spelen in een andere vorm een onverwachte rol in het onderwijs. Cynische en ironische reacties uit de kindertijd zijn gencorporeerd en maken deel uit van het basisgereedschap van student en docent. Ook dit gedragsrepertoire is van ijzer , het trekt zodra de omstandigheden dat toelaten, of oproepen. Zo, jij hebt de opgaven niet gemaakt. Aldus sprak het kind met de strenge toon van zijn vader. Het kind, inmiddels stagiaire of docent, merkt niets vreemds in zijn stem, niets vreemds in zijn taal, niets vreemds in zijn benadering. Zijn woorden klinken oud en vertrouwd. Oud en vertrouwd; dat geldt niet voor de reactie van de aangesproken leerling. Die zegt namelijk niets -of geeft een grote mond-, want die student of leerling is zon benadering niet gewend; hij kreeg een andere opvoeding en weet bij deze nieuwe indrukken niet beter dan te zwijgen en af te wachten. Zwijgen en terugtrekken hoort tot het gedragsrepertoire van wie zich voelt aangevallen. Vluchten of vechten, ook die verdedigingsmanieren zijn eeuwenoud. Een aangelijnde hond bijt gemakkelijk van zich af, de man aan het andere eind van de riem waant zich veilig. Niet elk gedrag is effectief in een leslokaal. Ander gedrag dan het aangeleerde gedrag is soms handiger. Inzicht in het eigen handelen levert nuttig gereedschap voor vrijwillige gedragsverandering. In een zin als; ik doe altijd zo is het woord altijd een handvat. Altijd bestaat niet, enkel in de taal bestaat dat woord. Altijd hoort niet in een tijd waarin verandering traditie wordt. Altijd is een nevelwoord dat versluiert, altijd zet de traditie vast. Vervang altijd door tot nu toe en er komt ruimte. De taal is n van de invalshoeken voor gedragsverandering. Vervang een woord door een geschikter woord en de omgeving verandert mee. Een andere manier voor gedragsverandering is: opzij zetten van vader en moeder en van al die anderen die in de kinderjaren via paplepel, zakgeld, complimenten en bedreigingen in de kinderziel zijn binnengedrongen. Uitwerpen van opvoeders die hun taak hebben gehad en als onweerstaanbare volwassenen hun stempel op en in de kinderziel hebben achtergelaten. Niet omdat het kind dat stempel en die inhoud koos en wilde, maar doordat het kind geen verweer had tegen opvoedkundige missers.

17

Voeding, veiligheid en warmte werd deels gekocht tegen een prijs die later als te hoog wordt ervaren en een kiem van schuldgevoel en wrok in zich draagt. In de kindertijd was er geen verweer en dat hoort zotegen dominant aanwezige ouders. Ook dat kinderslachtofferschap in al zijn gradaties maakt deel uit van de opvoeding en groei naar zelfstandigheid. Wat het kroost net niet doodt, zorgt voor kracht. De vraag: Van wie heb je dat geleerd? is niet zo interessant. De bron van kennis en vaardigheden is vermeldenswaard voor wie details wil opzoeken en zich wil verdiepen in de achtergrond van de aangever van levenswijsheden. Elk vindt zo zijn eigen leermeesters en idolen. Van alles wat je doet, heb je de basisgereedschappen van een ander geleerd. Taal van vader en moeder, fietsen van een oom, zwemmen van een badjuffrouw, vissen van een campinggast. Schaatsen heb je niet geleerd. Je wilde niet, het paste niet. Blokfluitspelen werd geen succes. Sommige zaken passen, andere niet. Dezelfde eettafel, dezelfde vader en moeder, dezelfde aandacht en toch verschillende broers en zusters. Spruitjes eet je nooit weer. Je broer eet elke dag spruitjes. Wat een boeiende verschillen, geen familieband die mensen uniform kan maken. In de opvoeding pasten een aantal zaken niet, je hebt ze wel meegekregen. Een aantal is vastgelegd in de Tien geboden. Eer uw vader en uw moeder is er een van. Dat viel niet mee. Je had met vader willen fietsen, maar vader was te druk bezig me zijn werk, met zijn sores, met moeder, met broertje, zusje. Vader kon je die fietstocht niet bieden. Helaas; eer uw vader en uw moeder. Houd van ze. Wat een onzin. Houden van is geen plicht. Houden van is een voorrecht, een gunst, een ongedwongen gevoel. Houden van is een onmogelijke verplichting, net als: Doe eens spontaan. Niet elk kind kan die onmogelijkheid benoemen, niet elk kind kan zich er tegen verweren. Niet elk kind kan zich zonder schuldgevoel aan die onmogelijke verplichting onttrekken. Wie die strijd na een woelige pubertijd heeft gewonnen mag zich volwassener noemen. Traditie, cultuur, gewoonte, mores in de familie. Gij zult niet stelen. Gij zult met twee woorden spreken. Gij zult naar de verjaardag van oma en opa. Gij zult niet vrijen voor het huwelijk. Gij zult 18

Het aantal verplichtingen is zo groot dat onderscheid naar de bron van de verplichting niet helder meer is. Bijbel en Koran scoren hoog in moraliserende voorschriften. Veel dagelijkse verplichtingen zijn aangeleerd en veranderd in mechanisch gedrag, ze vormen een onderdeel van een onbenoemde cultuur: zo hoort het nu eenmaal. Veel van die verplichtingen zijn handig en nuttig. Na het eten afwassen is plezierig, ook al is dat door gewoonte van het ouderlijk huis ontstaan. Cynische reacties blijven vervelend, ook al is die gewoonte ingesleten. Schreeuwen bij ordeverstoring in de klas,- van vader geleerd tijdens het avondeten,- is wel een deel van het gedragsrepertoire, en een deel dat paraat is zodra het vuur heet wordt, maar minder effectief in een klassensituatie. Vroeger of veel later komt dat inzicht: schreeuwen helpt niet. Veel leerlingen kennen het schreeuwgedrag van collegas een deur verder, ze kennen het van ouders thuis. Ze zijn immuun voor geschreeuw en verwijten. Het inzicht dat schreeuwen niet helpt is onvoldoende om een effectievere reactie te geven. Dat inzicht is wel nodig om op zoek te kunnen gaan naar ander en handiger gedrag. Vader en moeder gaan mee in de les. Ze nemen plaats op de schouder van de stagiaire en docent. Ze kietelen in de binnenzak van de jas. Zaten ze maar in de banken, dan kon je ze weg sturen. Het is niet de student die zijn eigen gedrag tentoonspreidt, het is niet de docent die zijn eigen gedrag laat zien. Student en docent laten aangeleerd gedrag de regie bepalen. Vader, moeder, dominee, leraar basisschool, lerares voortgezet onderwijs deden dat voor. Een gekopieerde reactie is het resultaat. Eigenheid ontbreekt. Gij zult niet doodslaan, zegt het zesde gebod. Doodslaan kent ook in de school- vooral veel praktische bezwaren. Er zijn eenvoudiger rituelen uit te voeren. Er zijn eenvoudiger middelen dan moord om de niet meer passende kopie van gedrag van opvoeders kwijt te raken. Opvoeders die een belangrijke (mis)vormende rol hebben gespeeld laten zich, in tegenstelling tot beminnelijke ouders, niet gemakkelijk buiten zetten. Niet omdat de student of leraar dat niet zou willen, maar door gebrek aan inzicht, door gebrek aan bewustwording en door gebrek aan alternatieven. De band tussen mishandelde kinderen en 19

mishandelende ouders is moeilijker los te maken dan de band tussen liefhebbende ouders en gerespecteerde kinderen. Wie onbewust is van zijn gedrag ervaart wel fricties in de omgang met anderen, maar heeft geen zicht op de oorzaak. Wie eenmaal bewust is van zijn deelgedrag, kan, als dat wenselijk is, daar bewust verandering in aanbrengen. Dat gaat niet vanzelf. Zodra spanning oploopt komen vader, moeder, ik-doe-dat-altijd-zoom de hoek kijken. Naast stress is ook dronkenschap een prima middel om de onderdrukte gedragseigenschappen in beeld te krijgen, vooral als een ander in nuchtere staat toekijkt. Die ander kan een videocamera in de hoek van de kamer zijn, of een partner in het (echtelijke) bed die met jou de treurigheid van na het vrijen onder ogen durft te zien. Remmen los en de eigen aard komt naar boven. Karaktertrekken zijn enigszins kneedbaar. De scherpe kanten gaan -op je dringend verzoek- naar de achtergrond. Wie wil, kan onhandig gedrag langzaam veranderen of in de parkeerstand zetten. Wie wil stoppen met roken en telkens een sigaret opsteekt als er koffie wordt geschonken, kan op thee overschakelen. Wie treurig wordt na twee glazen wijn kan op frisdrank overstappen, of cafs mijden. Wie chagrijnig wordt na zes aaneensluitende lesuren kan de roostermaker informeren en alternatieven aandragen. Wie van slag raakt door familiebezoek, kan een abonnement op de schouwburg nemen. Wie zijn gedrag laat bepalen door de voormalige opvoeders kan leren ze buiten het leslokaal te houden. Een eenvoudig ritueel kan daar bij helpen. Vader zit op mijn schouder als ik de klas instap. Hij keurt me kritisch. Ik heb zijn blik niet nodig, maar ik merk hoe ik krijtstof van mijn mouw klop. Een nette vader had ik, smetteloze man. De leerlingen zijn binnen. Ik wandel nog eenmaal naar de deur, zet die op een kier, fluister zacht; tab vader. Ik doe de deur dicht. Zo, die kieskeurige man heb ik buitengezet. Ik hang mijn jasje over de stoelleuning en rol de mouwen van mijn hemd omhoog. In de binnenzak van mijn colbert speelt zich een dialoog af tussen vader en moeder. Die jongen toch, met opgestroopte mouwen in de les, zegt moeder. Geen kijk, bromt vader, 'dat jasje over de leuning. Ze zijn ver weg, niet in mijn buurt. Ik laat ze praten.

20

Daad of visie?Ik dacht, ik ga een wandeling maken. Eenmaal in de stad dacht ik; ik kan een kop thee drinken in een restaurant. Variaties op deze manier van vertellen komen veel voor. Deze spreekwijze suggereert dat het denken voorafgaat aan het doen. Komt wel zo goed uit. Eerst denken en dan doen. Deze manier van optreden geeft een gevoel van controle en van een krachtige wilsbeschikking: ik ben de baas over mijn handelen. Mooie visie, aardige invalshoek, fijn gevoel, past in het westerse opvoedpatroon. God wikt, de mens beschikt. Klopt deze benadering? Voor het tegendeel zijn ook argumenten; eerst komt de handeling, daarna de rechtvaardigende gedachte.

Wie van plan is een nieuwe fiets te kopen merkt plotseling dat er veel fietsenwinkels zijn, ook zonder actief rond te speuren. Ik zag nog net op tijd die auto. Een snelle terugkeer op het trottoir. 28

Ik was bijna overreden. Hoe zit dat? Mijn hoofd was al bijgedraaid voor ik er erg in had. Ik struikelde terug de stoep op, h, h dat was knap van mijn lichaam, nog net op tijd teruggestapt. Hoe zit dat ook al weer. Wat is het eerst? De daad of de visie? Ik zag een mooie vrouw en draaide mijn hoofd, of draaide ik mijn hoofd en zag ik ? Niet altijd is de geest eerder dan het lichaam, misschien is het lichaam wel vaker de regisseur dan de geest. Impulsief gedrag heet dat in vaktaal. Natuurwetenschappers hebben gemeten dat 200 milliseconden na de handeling de hersenen de handeling registreren. Die tijd is zo kort dat we denken dat we eerder zijn dan het lichaam. De manier van kijken bepaalt wat je ziet, wat je wilt zien, dat zie je. Welke de juiste opvatting is, is weinig interessant. Het -voorlopigeuitgangspunt dat het lichaam de weg wijst, is een aardig handvat om het eigen gedrag te duiden, zoals elke voorlopige opvatting ruimte geeft voor verandering. Laat je geest eens een tijdje je lichaam volgen en bekijk als biologische camera met belangstelling welke route door je lichaam wordt afgelegd. Het eigen lijf als beeldenroute; wat gebeurt er allemaal? Deze invalshoek -het lichaam bepaalt mijn levensloop, mijn geest volgt,- sluit aan bij de opvatting: wie het lichaam wil beheersen moet het lichaam gehoorzamen. En in een weidsere variant: wie het leven wil beheersen moet het leven gehoorzamen. Wie beheersen wil, heeft geen andere taak dan te gehoorzamen, dat geldt ook voor een opstandige schoolklas. Meeleunen en dan voorzichtig bijsturen. Hoe weet je wat het lichaam wil? Het lichaam heeft geen stem om te vertellen wat het wil. Net als bij televisiekijken of tijdens een natuurwandeling is het zaak selectief te leren waarnemen. Niet alle zenders en alle programma's tegelijk. Niet alle indrukken van de natuur tegelijk binnen laten. Vogels wel, lover niet, schimmels wel, bloemen niet. Negeer andere wandelaars, negeer de regen, proef de frisse lucht, geniet van de geuren. Dat selectieproces kost enige oefening. Dat geldt ook voor waarnemen en duiden van 29

lichamelijke signalen. Er zijn geen zinnen en woorden gekoppeld aan de maag. De diverse lichaamsonderdelen zijn niet talig. Een maagstem zegt niet dat een boterham welkom is, of een banaan. Zelfs een hese stem zegt niet met woorden dat de stembanden overbelast zijn. Het lichaam reageert non verbaal, niet alleen naar anderen, maar ook naar de geest van de eigen bewoner. Een aantal van die non verbale signalen is gemakkelijk te duiden. De knorrende maag, de druk op darmen en blaas laten weinig te raden over. De drang tot ontlasten meldt zich en als er binnen tien minuten geen actie volgt als de druk is opgelopen tot tien procent boven de atmosferische druk, zakt de melding tijdelijk weg. Na een pauze gaat de drukopbouw door, totdat de bewoner van het lichaam gehoor geeft aan de melding en een besluit neemt. De spijsvertering verhult op het eerste gezicht weinig geheimen. Ook de minder attente luisteraar en minder alerte biologische kijker krijgen de kleine en grote boodschappen door. Variaties op dit thema, het non verbale meldingssysteem van het lichaam, zijn kleine plasjes. Vlak voordat de deur achter de reiziger dichtgaat nog n keer naar de wc. Eerst plassen dan slapen, gewoonte en conditionering, niet onbekend. Onrustige plasjesnachten voor een toets of voor een matig voorbereide les, ook bekend. Langzaam verschuift de helderheid van de signalen. Die nekpijn, die onrustige maag, die hartkloppingen, die spierpijnen, dat eczeem, die pukkeltjes, die, ja al die andere kwaaltjes waar geen oorzaak voor te vinden is. Misschien hebben ze geen betekenis, misschien wil je ze geen betekenis geven. Misschien geef je ze betekenis door aandachtvragend naar een arts, een homeopaat of een fysiotherapeut te gaan. Ik heb me verslapen, ik kon mijn bed niet uit komen. Vertaal die verlengde slaap naar een drang van het lichaam. De boodschap zou kunnen zijn: wat heb je op school te zoeken? Ik wil niet naar die pesterige klasgenoot. De opleiding is een verkeerde keuze. Per ongeluk de harde schijf gewist. De scriptie is foetsie. Kan het zijn dat je handen beter wisten wat je wilde dan je geest? Het licht van mijn fiets is defect, ik kan niet komen. Ja, ik had het willen maken. Ik ben er niet aan toe gekomen. Je lichaam wist dat je niet wegwilde. Je hoofd durfde dat niet hardop te zeggen. Je lichaam zorgde voor een oprechte smoes. Je gaat niet, dat is het belangrijkste. 30

Kom eens achter dat toetsenbord vandaan. Je lichaam gehoorzaamt niet. Je hebt geen zin naar je vriendin te gaan. Je wilt niet praten over wat op je lippen brandt. Je kunt het nog niet zeggen. Ik heb hoofdpijn. Honderd gecodeerde berichten in je hoofd. Je lichaam regelt dat perfect. Inderdaad het is onderhoudende Spielerei; deze interpretatie van lijfelijke taal. Lichamelijke defecten zijn mogelijk, ook als een specialist ze niet kan vinden. Deze interpretatie van de waarnemingen is net zo waarschijnlijk als onwaarschijnlijk. De ene verklaring past beter dan de andere. Welke de meest juiste is, is een overweging van jezelf. Inname van de positie van een biologische camera kan een instrument zijn om helder te krijgen wat je drijfveren zijn. Soms zijn je drijfveren te groot om te willen en te kunnen zien. De waarnemingen vinden geen landingsbaan, je slaagt er niet in ze eigen te maken. Tijd lost die grootsheid van verruimde inzichten op. Soms kom je een stap dichterbij de oplossing en kom je te weten wat bij je past. Soms blijf je zitten waar je zit en is dat je meest veilige positie. Inzicht in je drijfveren en motieven is belangrijk. Niet alleen als je in de schoolbanken zit, ook als je een baan ambieert aan de andere kant van de demonstratietafel of lessenaar. Voor elke baan is het belangrijk te weten wat je wilt. Badinerend is dat de poets die ons door het leven gebakken is: dat we zelf op zoek moeten naar wat ons bezighoudt. Overleving, geborgenheid, erkenning en ontdekking van je eigenheid; van je eigen talenten. Dat lijkt een fraaie volgorde. De volgorde is dwingend, geen van de onderdelen kun je ongestraft overslaan, soms is er overlap. Het n is al begonnen voor het ander is afgesloten. Puberverhalen in je dagboek, en tegelijk trainen voor squashkampioenschappen. Je huis op orde hebben, een vrouw vrijen, in het weekend je was door moeder laten doen. Alles kan tegelijk. Zo rond je twintigste meldt zich de fase van drang naar maatschappelijke erkenning, een drang die je kunt gehoorzamen als je de huur kunt betalen en een vriendenkring hebt opgebouwd. Erkenning in je opleiding, in je eigenheid. Niet langer wil je afgerekend worden op je 31

ouders en opvoeders. Je hebt je eigen kwaliteiten. Je kent jezelf, een deel. De docent voor de schoolbanken heeft die fase hopelijk achter de rug. Hij kijkt naar zijn zelfontplooiing; wat kan ik in mezelf ontdekken, welke talenten heb ik (nog) niet aangeraakt? Er is meer dan wat ik nu doe en kan, maar wat? Hoe kom ik achter de diepere zin van het bestaan, en meer van die grote vragen waar een mens zo goed in is. Niet iedereen doet aan alle fasen mee. Dat hoeft ook niet. Wie tevreden is met wat hij heeft ontdekt, mag op zijn lauweren of op zijn krent rusten. Het leven is geen wedstrijd, er is niets te winnen in een competitie. Er is veel te ontdekken, in competentie, dat wel.

32

Vader gezochtIeder kind heeft veel in huis en het hoofd. Talenten zijn in iedere kleuter aanwezig. Om die talenten te ontplooien heb je een veilige en vertrouwde omgeving nodig, ruimte en respect en een ondervragende ouder om je te leren hoe je je ondervragende geest wakker maakt. Gemis kan hard en hardnekkig zijn. Elk mens heeft voeding, veiligheid en warmte nodig om te gedijen. Soms ontbreken die ingredinten, soms kiest de natuur een grillig pad en word je voortdurend met gemis geconfronteerd. Ieder heeft zijn route, al wordt die gang pas achteraf vastgesteld. Je levensloop is niet voorspellen, dat is je geluk.

Wie weet wat hij mist, kan op zoek gaan naar vervulling van zijn verlangen. Een speelgoedpop voor Sinterklaas, een laptop voor onder de kerstboom, een fiets van opa, een rok van een vriendin, een jas om

33

te lenen voor een schouwburgbezoek met een gekregen kaartje. Iemand die je rijbewijs betaalt. Niet iedereen is rijk, niet elk kan voortdurend al zijn stoffelijke behoeften bevredigen. Een krantenwijk biedt uitkomst, een schoonmaakbaan bij een uitzendbureau wellicht. Honderd mogelijkheden zijn er als je studietoelage ontoereikend is. Na de materie komt het leven, met behoefte aan gezelschap, aan erkenning, aan waardering, aan een vader en een moeder met vaderlijke en moederlijke gevoelens. Hartelijkheid en een paar oplettende ogen op afstand voor een kind als natuurlijk ingredint van het leven. Vader is dood en moeder is op afstand. De helft van genen bleek, in combinatie met moeders talenten, onvoldoende voor begrip. De helft van de genen was niet goed genoeg voor meer dan een halve verstandhouding. Zo gebeurt dat. Nergens staat beschreven dat geluk voor het oprapen ligt. Groot geluk bestaat niet. Klein geluk vraagt telkens om grote veroveringen. In varianten ontstaan pijnlijke en diepe kloven tussen ouders en nazaten. Kinderen zorgen voor ouders en ouders zorgen onvoldoende voor kinderen. De bloedbinding blijft. Leed en verdriet vormen, samen met boosheid en wrok, een hechtere band dan liefde en hartelijkheid. Het kost moeite die band te verbreken en de noodzakelijke afstand te nemen van je verwekkers. Afstand is noodzakelijk als je je eigen leven wilt leiden.. Respect en zelfvertrouwen maken een kind zelfstandig en onafhankelijk van nukken van anderen. Wie in harmonie opgroeit staat sneller op eigen benen. Wie niet gezegend is met warmte, bevindt zich in groot gezelschap. Stil blijven staan en wentelen in het gemis is een van de mogelijkheden, een andere: Handen uit de mouwen. Gemis blijft tot je op zoek gaat naar een vader of een moeder, een opa of een oma. Een kind heeft het niet voor het kiezen, dat klopt, tot in de puberteit is de keuze niet vrij. Ouderlijke regisseurs, leraren en andere predikers bepalen, in interactie met dagelijkse hormonen, de gang van zaken. Dan komt een moment, soms bij donderslag, dan weer traag, dat je zelf je besluit kunt nemen. Je zit niet bij de pakken neer. Je zegt: Ik zoek mijzelf een vader. In Afrika nemen kinderen vrij van school. Mijn vader is gestorven. Ik ga hem begraven. 34

En, tweemaal per jaar is vader overleden en mist een kind een lesdag. In sommige niet-westerse culturen is het gebruikelijk dat een kind, van jongsaf, meerdere vaders heeft. Oudere broers, ooms, bloedverwanten tot verder weg in de familie. Elke oudere man kan een vader zijn. Elke vrouw kan je moeder zijn. Het is maar net wat je wilt. Whats in a name? vragen Britten zich af. In een naam is te vinden wat jij er zelf in legt. Vader is wie jij vader noemt. Zo eenvoudig is dat. Hoe vind je een geschikte vader? Dat is niet gemakkelijk. Dat hoeft ook niet. De natuurlijke vader die de helft van je chromosomen leverde heb je gratis gekregen, daar heb je geen moeite voor hoeven doen. Je vader heeft jouw aandacht moeten bevechten, dat is misschien niet gelukt. En omgekeerd ook niet. Misschien heb je moeite moeten doen hem kwijt te raken, hem uit je hoofd en uit je lijf te bannen. Misschien heb je jaren gebruikt je van hem los te maken en te ontdekken dat jij je vader niet bent. Je vindt na enige tijd je eigen identiteit door iedereen buiten te zetten die je niet past. Als je dat voor elkaar hebt gekregen, dan ben je sterk en slim genoeg een vader te zoeken. Hoe? Er zijn wel honderd manieren. Je kunt zelf kiezen welke vader bij je past. Ik zag in de Volkskrant een advertentie van een meisje van 18. Ze zocht een vader, ze wist precies wat ze wilde. Een gesprekspartner, een steun op de achtergrond, een belangstellende ouder, een toegewijde man en met nog een paar wensen vulde ze de advertentie. Veel wensen had ze, ze keek niet op een paar euros meer of minder. Een goede vader heeft zijn prijs. Zo kan dat; vragen wat je wilt. Je hoeft niet op een regel meer of minder te kijken. Nee heb je, ja kun je krijgen. Kijken en luisteren kan ook, je doet dat op een zelfde manier als je een vriend uitzoekt, of een vriendin. Eerste stap, een stap om niet over te slaan: wat zijn je behoeften? Wat wil je van een vader, wat verwacht je van een moeder? Wat heb je gehad, wat heb je gemist? Voeding, veiligheid, warmte, een mooi begin om over te laten gaan in toewijding, erkenning, herkenning en respect, om voorzichtig door te laten schuiven naar die grote woorden die ons zo ongelukkig kunnen maken. Je kunt een deeltijdvader nemen, een vader om te bellen, een vader om op vrijdagsnamiddags koffie mee te drinken, een vader om mee naar de 35

film te gaan, een vader voor een weekend Brugge of een andere stad wat verder weg. Soms heb je aan een vader niet genoeg, dan kies je meer. Er zijn er genoeg. De leraar op school kan een vader voor je zijn. Je hoeft hem dat niet te vertellen. Je kunt oefenen in zwijgen, alles zeggen maakt niet gelukkig. Je geluk heb je bij je, dat hoef je niet met iedereen te delen. Dat geheime vaderschap kun je in je vastleggen. Streel je buik als je die leraar ziet en hem als een vaderlijke vader in je hoofd hebt gehaald. Doe dat zeven keer op zeven verschillende dagen. De achtste en alle volgende keren komt hij in je hoofd als je je buik streelt, ook als hij niet in de buurt is. Zo kun je jezelf troosten en verwennen door je te conditioneren met een handgebaar. Die leraar in je klas, die docent in zijn nette pak met blauwe das en strenge blik. Die man, wat weet je van die man die jou als kind heeft gekozen en elke dag naar je uitkijkt? Die man haalt zijn klein geluk uit je glimlach, je verlegen blik na een moeilijke vraag. Zon man vraagt niet naar groot geluk. Hij is tevreden met het kleine. Dat kun je van zon vader leren. Je kunt winkelen om in je behoeften te voorzien. Het beste in het leven is gratis. Gratis, maar het vereist wel een grote inspanning van je. Weten wat je wilt, kunnen verwoorden verbaal of non verbaal- wat je behoeften zijn, wat je grenzen zijn. Een jas koop je niet in de eerste de beste kledingwinkel, schoenen pas je wel tien keer, na de ene kapper kies je een andere, een die beter knipt. Zo kan dat ook met vaders, met vrienden en vriendinnen. Gooi na een jaar je oude adresboekje weg. Ga op zoek naar een nieuwe en maak een frisse start. Stap eens een tweedehands winkel binnen, misschien hangt er iets voor je bij, niet zo maar iets; iets dat bij je past.

36

Ik ben een GodKan niet ligt op het kerkhof en wil niet ligt ernaast. Mijn vader was heel kordaat in zijn uitspraken. Ook Kan niet, bestaat niet. was een variant die hij regelmatig gebruikte. Ik zag geen glimlach, maar een strenge man. Hij boezemde me respect in, en een beetje angst.

Wat in zijn algemeenheid wel kan en wat niet kan, is minder interessant dan je dit onderwerp toe te eigenen en je af te vragen: wat kan ik, wat wil ik? Wat zijn mijn mogelijkheden en beperkingen. Je ik is de enige over wie je iets te zeggen hebt, de enige die zich door jezelf laat benvloeden. Wees zelf het orakel van je handelen. Ik ben de enige van wie ik een beetje verstand heb. Ik zie het als een uitdaging dat beetje verstand uit te breiden en mijn talenten te ontdekken en te gebruiken. Dat minieme beetje zelfkennis vraagt om almacht en bescheidenheid tegelijk. Almacht tegenover mijn eigen capaciteiten en bescheidenheid in mijn reactie op gedrag van medemensen. 89

Deze uitgangspunten maken deel uit van mijn visie op mijzelf. Een visie is een handig gereedschap. Wie weet wat hij wel en niet kan, wat hij wel en niet wil, leeft bewuster en draagt minder ballast met zich mee dan wie alle gebeurtenissen over zich heen laat spoelen. Een leerling haalt tijdens de les een boterham tevoorschijn en begint te eten. Er zijn meerdere mogelijkheden om op deze situatie te reageren. Doe die boterham weg! Ik wil niet dat er gegeten wordt tijdens mijn les. Heb je honger? Je kunt vragen of je een boterham mag eten in mijn les. Eten in de les mag niet volgens het schoolreglement. Dit zijn verbale reacties. Gebiedende en vragende reacties vanuit de leraar, een van de vele mogelijke reacties met een beroep op de externe en grotendeels anonieme autoriteit. Onder de non verbale reacties vallen: een afkeurende blik, een slag met de vuist op tafel, knippende duim en wijsvinger, een grijpende hand die de boterham afpakt. Een veel gebruikte methode, vooral bij starters, is: afwachten en kijken wat er gebeurt. Afwachten en kijken maakt deel uit van het gedragsrepertoire. Na elke daad volgt een andere daad. Er is een onontkoombare voortgang van handelingen. Zolang het leven doorgaat is er een vervolg. Soms is dat een gekozen vervolg, een andere maal rollen de handelingen in een natuurlijke stroom voort. Zon aanpak van wachten en kijken is niet verkeerd, net zo min als de harde en aanvallende aanpak. Beide zijn noodzakelijk, ze houden elkaar in evenwicht en ze vullen elkaar aan. Er zijn agressieve koolmezen en er zijn bedaarde koolmezen, er zijn denkers en doeners en alle gradaties daartussen. Er zijn geen verkeerde aanpakken; er zijn enkele onhandige werkwijzen. Wie een effectievere manier weet, gebruikt die effectievere manier. Wie weet heeft van zijn gedragsrepertoire kan het effectiever gebruiken en met zijn gedrag experimenteren. Wie zwijgt en toekijkt hoe de leerling een boterham kauwt weet op dat moment blijkbaar geen handiger aanpak. Geen probleem. Als de hele klas brood gaat eten komt de noodzaak van een andere werkwijze vanzelf boven. Voor alles is een tijd en uur. Afwachten en toekijken kent zijn beperkingen.

90

Dit voorval is een illustratie van de noodzaak van een visie op je functioneren: wat wil ik, wat kan ik, waar sta ik, wat is mijn rol in de klas? Een visie veronderstelt dat je nadenkt over je eigenheid. Wat zijn je temperamenten? Wat zijn je geestelijke temperaturen? Ben je rustig en bedaard, of neig je naar opvliegend gedrag? Domineer je je omgeving, of accepteer je snel dominant gedrag? Deze lijst is gemakkelijk uit te breiden. Onderzoek en beschrijving van je aard is een lastige klus en vereist veel denkwerk. Nadenken hoort tot het hoogste goed dat een mens kan bereiken. Pas wat je met moeite hebt veroverd, hoort tot je kostbaarheden. Wie zicht krijgt op zijn eigenheid heeft een groot goed verworven. Inzicht in je aard geeft je mogelijkheden om je verworven kennis toe te passen. Aan visie en zelfkennis zijn een aantal facetten te onderscheiden. Je mogelijkheden en beperkingen; je doorgroeimogelijkheden; je zelfvertrouwen; je gevoel voor eigenwaarde. Wie zijn vele mogelijkheden kan overzien, kent daarmee ook zijn vele beperkingen, en naast de beperkingen ook zijn doorgroeimogelijkheden en uitdagingen. Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten, dichtte Willem Kloos (1859 1938). Hij is niet de enige dichter die het goddelijke in zichzelf aansnijdt. Collega dichters hebben deze dichtregel graag gebruikt om hun overtuigingen en hun gevoelens weer te geven. Jac van Hattum gaat met de regel van Kloos verder. Hij dicht in een frivole bui: Ik ben een God in t diepst van mijn gedachten Maar sta al dertig jaren voor de klas En wat voor God ik ben, doorgrond ik pas Als t sneeuwt en zij mij met hun ballen wachten. Wie zichzelf God noemt geeft zichzelf een goede startpositie. God kan alles. Gods wil ligt niet op de begraafplaats. God woont tussen hemel en aarde. God heeft overzicht. God weet tien manieren om orde te houden in een les. God weet minstens vijf verschillende werkvormen. God zorgt voor verrassingen. God heeft een oneindig aantal mogelijkheden. God kent zijn gereedschap.

91

Wie waant alles te kunnen komt tot nieuwe ontdekkingen. Tot die ontdekkingen horen verbazing, afkeuring, boosheid, agressie, euforie, gelukzaligheid. Niet iedere leerling en leraar wenst op elk moment de confrontatie met Onzelieveheer of Onzelievevrouw aan te gaan. Wie zichzelf God noemt, roept verwachtingen en tegenstrijdigheden op, niet enkel in zichzelf, ook in zijn omgeving. Die reacties zijn evenzovele uitdagingen. Oneindig aantal mogelijkheden? Ja, en wie dat als startpositie neemt, geeft zichzelf ruimte om te experimenteren. Wie zichzelf God waant leert naast zijn mogelijkheden ook zijn beperkingen kennen. De beperkingen melden zich vanzelf. God kan geen vierkante cirkel maken. God kan geen steen zo zwaar maken dat hij die steen zelf niet meer kan tillen. Niet elke God krijgt een klas met krijsende kinderen in het gareel. De diabolo ex machina van de schoolbel is daar af en toe voor nodig. Wie zich God waant leert zijn gedragrepertoire kennen en verrijken, al is het aanvankelijk slechts de vergroting van de discussievaardigheid die zon almachtig uitgangspunt oproept. Je overtuigingen krijgen pas werkelijkheidswaarde wanneer je ze uitspreekt, wanneer je ze hardop zegt. Woorden worden waar als ze buitenom van je mond via je oren in je hoofd terechtkomen. Praten en luidop spreken is een methode om je overtuigingen helder te krijgen. Gesprekken met een sparing partner scherpen je geest en zeven de ruis uit de woordenstroom. Langzaam wordt helder wat je werkelijke overtuigingen zijn. Fijn als je een sparing partner hebt gevonden om die woordenvloed op te roepen. Ontbreekt die reflectiemogelijkheid dan is een dagboek een redelijk alternatief. Je kunt ook voor de spiegel gaan staan en je verhaal vertellen. Oog in oog met je God, en lees hardop voor wat je hebt genoteerd. Houd oogcontact met je virtuele Onzelieveheer achter het zilverglas en je beseft dat je God naar je luistert en je gebeden verhoort. Heb je nog weinig talent voor een eigen verhaal bij jezelf ontdekt, leen ter overbrugging wat de dichters schreven en reciteer een gedicht met jezelf als publiek. Niet weglopen. Er is moed voor nodig de serieuze confrontatie aan te gaan, er is moed voor nodig de eerste lachbui in de spiegel te laten passeren, de tranen voorbij te laten komen, de bevrijdende lach te

92

ervaren. Zeven uur, zeven dagen, zeven weken, zeven maanden. Voor een scheppende geest. Niemand weet hoe lang die ontdekkingstocht duurt, zeven jaar misschien, zeventig jaar komt dichter in de buurt. Wie van dit spel gaat houden, verveelt zich nooit en brengt de dagen aangenaam door. De speurtocht van je eigen mogelijkheden doet beroep op je zin in avontuur en vraagt moed je eigen grenzen te tarten. God kent geen beperkingen. God kiest zijn eigen beperkingen. Als je vrijmoedig om je heen kijkt, vind je wat je nodig hebt, op straat, in de trein, in de krant vind je je voeding. Toch is dat niet genoeg. Vinden wat je zoekt, dat is geen probleem. De moeilijkheid is de ontdekkingen deel van jezelf te maken. Dat kan door God te spelen, door het spiegelgevecht met jezelf aan te gaan, door de uitdaging op te zoeken in confrontatie en ontmoeting met een klas met leerlingen. Wie de confrontatie met zijn overtuigingen en eigenheid niet uit de weg gaat, wint aan zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen heeft een autokatalytisch karakter, het is een zichzelf versterkende eigenschap. Vanuit dat groeiende zelfvertrouwen kun je met een ingehouden glimlach tegen een leerling zeggen: Kan niet ligt op het kerkhof en wil niet ligt er naast.

93

Tips uit de tekst* verboden woorden: moeten, gewoon, even, normaal, altijd, nooit. * vervang waarom door waartoe, waarvoor. * vervang ja, maar door ja, en. * ik-boodschappen in plaats van jij, men, zij, iedereen. * benoem waarnemingen, gevoelens en controleer je beleving. * verwijt vertalen in: wat wil je van me? * meten is weten. * daag jezelf uit. * conditioneer jezelf in aangenaam gedrag. * accepteer verwarring. * gooi elke oudjaarsdag je oude agenda weg. * verander niet teveel ineens.

94

LiteratuurFrancis Bacon, Essays James Joyce, Ulysses Michiel de Montaigne, Essays Robert Musil, De man zonder eigenschappen Ovidius, Metamorphosen Francois Rabelais, Gargantua en Pantagruel Georges Roditi, De geest van volmaaktheid Miguel de Cervantes Saavedra, De vernuftige edelman Don Quichote van La Mancha J. D. Salinger, De vanger in het graan Lucius Annaeus Seneca, Brieven aan Lucillius Lucius Annaeus Seneca, Vragen en antwoorden Paul Valry, Mijnheer Teste Paul Valry, Wat af is, is niet gemaakt Bijbel Koran

95

Enkele delen uit dit boek zijn in 2004-2005 gepubliceerd in NVOX, maandblad van het NVON, de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen.

www.nvon.nl

Eerste uitgave uit een educatieve reeks van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

www.nhl.nl

Gerard Stout [email protected]

96