kader BTO Amsterdam_def

35
Brede Talentontwikkeling voor alle jeugd in Amsterdam

Transcript of kader BTO Amsterdam_def

Page 1: kader BTO Amsterdam_def

Brede Talentontwikkeling voor alle jeugd in Amsterdam

Page 2: kader BTO Amsterdam_def

Leidraad voor beleidsmedewerkers van

stad, stadsdelen, scholen, organisaties

en verenigingen op het gebied van

welzijn, sport, kunst en cultuur, natuur,

wetenschap en techniek.

Opgesteld door DMO, OOG en OSA

in opdracht van de Stuurgroep Brede

Talentontwikkeling/Jong Burgerschap

van Jong Amsterdam/Kinderen Eerst.

Page 3: kader BTO Amsterdam_def

5 Ieder kind heeft talent

Ieder kind heeft talenten. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat alle kinderen in Amsterdam hun talenten ontwikkelen? Op de eerste plaats door talenten van ieder kind teerkennen. De één kan voetballen, de ander maakt prachtige tekeningen. Verhalen vertellen is ook een talent en zo zijn erg nog veel meer. Om deze talenten te ontdekken en te stimuleren, zijn veel organisaties hard aan het werk. Ze organiseren activiteiten in scholen, in buurthuizen, bij sportverenigingen en op heel veel andere plekken in de stad.

Om de verschillende activiteiten en organisaties in kaart te brengen, is het kader Brede Talentontwikkeling voor de jeugd in Amsterdam opgesteld. Met dit kader kiest Amsterdam een duidelijke richting, waarin samenwerking centraal staat. Omdat wij geloven dat samenwerking het meest oplevert. Voor de jeugd en voor de stad.

Het afgelopen jaar hebben we veel gedaan om Amsterdams talent tot bloei te laten komen. Zo is er gewerkt aan het programma wijkarrangementen. Amsterdamse kinderen tot 12 jaar hebben hierbij de mogelijkheid om na school in hun eigen buurt bezig te zijn met hun talenten. Dit kan onder andere op het gebied van sport, kunst en cultuur, techniek, taal en communicatie. De brede school speelt daarbij een belangrijke rol. Scholen, stadsdelen en organisaties voor de kinderopvang werken dit programma in 2008 verder uit.

Voor jongeren vanaf 12 jaar werken we in breder verband samen aan talentontwikkeling. Het voortgezet onderwijs zoekt samenwerking met stadsbrede instituten en culturele instellingen. Jongeren in deze leeftijdsgroep zijn mobieler dan jongere kinderen. Zij hechten grote waarde aan de vrijheid om met gelijkgestemden hun vrije tijd door te brengen. Soms moeten we jongeren

verleiden om hun talenten te ontwikkelen. Tussen 2008 en 2010 zullen alle partijen stappen nemen om te komen tot een optimaal aanbod dat aansluit bij de behoefte van jongeren. We zullen ook hard blijven werken aan een optimale samenwerking tussen verschillende partijen.

Bij de invulling van het aanbod baseren we ons op het stedelijke sportplan en het stedelijke kunstenplan. Daarnaast willen we met het extra geld dat beschikbaar is voor talentontwikkeling het aanbod verbeteren en uitbreiden. We willen stimuleren dat naast school- en wijkgebonden initiatieven ook toonaangevende stedelijke instellingen hierbij een rol spelen. Apollo, hèt loket voor jeugd en talentontwikkeling, zal in de toekomst zorgen voor continuïteit in het aanbod. Apollo zal er ook voor zorgen dat het aanbod hoogwaardig is en dat het gelijkmatig verspreid is over heel Amsterdam.

Wij hopen u met dit kader de mogelijkheden en de inspiratie te geven om samen de talenten van Amsterdamse kinderen en jongeren te ontwikkelen. Want mensen maken Amsterdam. En zeker jonge mensen verdienen de aandacht. Want zij zijn de toekomst van onze stad.

Carolien GehrelsWethouder Sport, Kunst en Cultuur

Voorwoord

Martien Kuitenbrouwer Voorzitter Stuurgroep Brede Talentontwikkeling

Page 4: kader BTO Amsterdam_def
Page 5: kader BTO Amsterdam_def

Inhoud

Samenvatting 10 Inleiding 14

1 Wat is Brede Talentontwikkeling? 181.1 Definitie van Brede Talentontwikkeling 181.2 Zes talentgroepen en vier ontwikkelingsniveaus 201.3 Doelgroep van Brede Talentontwikkeling 211.4 Wat zijn de doelen van Brede Talentontwikkeling? 241.5 Wat heeft de maatschappij aan Brede Talentontwikkeling? 251.6 Welke instrumenten hebben we voor Brede Talentontwikkeling? 26

2 Organisatie van talentontwikkeling voor 0 tot 14-jarigen 282.1 Wat doen stadsdelen en het primair onderwijs? 282.2 Wat doet de stad? 322.3 Wat doen andere organisaties? 322.4 Conclusies en aanbevelingen 32

3 Organisatie van talentontwikkeling voor 12+ 343.1 Wat doen de stadsdelen? 343.2 Wat doet het voortgezet onderwijs? 363.3 Wat doet de stad? 363.4 Wat doen andere organisaties? 373.5 Conclusies en aanbevelingen 37

4 Uitvoeren van talentontwikkeling 404.1 Welke strategische keuzes maken we? 404.2 Hoe garanderen we de kwaliteit van de activiteiten? 404.3 Hoe garanderen we dat de activiteiten toegankelijk zijn? 424.5 Hoe gaan we verder? 42

BijlagenBijlage 1: Begrippenlijst 46Bijlage 2: Korte samenvatting van Concept Sportplan 54Bijlage 3: Korte samenvatting van Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 61

8Jong;-)Amsterdam

Page 6: kader BTO Amsterdam_def

10Jong;-)Amsterdam

Amsterdam wil niet alleen op moeilijke momenten iets voor kinderen doen. De stad schept ook voorwaarden om kinderen en jongeren gezond en evenwichtig te laten opgroeien. Het is daarom belangrijk om te blijven investeren in uitdagende en boeiende activiteiten voor alle kinderen en jongeren tot 24 jaar in Amsterdam. Brede Talentontwikkeling is hierbij het kernbegrip.

Kinderen ontwikkelen hun talenten in drie domeinen: thuis, in de buurt en op school. Scholen, stadsdelen, stad, welzijnsinstellingen en andere betrokken partijen zijn samen verantwoordelijk voor talentontwikkeling.

In 2010 willen we een breed aanbod hebben op het gebied van talentontwikkeling. Ook voor kinderen met een beperking of met minder draagkrachtige ouders. Ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de activiteiten. Ouders, kinderen en scholen kennen het aanbod en zien dat het aansluit op hun vraag. Amsterdam zorgt voor een doorlopend aanbod voor alle kinderen in alle leeftijdsgroepen. Dit stimuleert kinderen en jongeren bij de overgang van het basis-onderwijs naar voortgezet onderwijs. Of bij de overgang van vmbo naar mbo. Dit kan voorkomen dat jongeren zonder startkwalificatie hun school verlaten.

Wie speelt welke rol?Er zijn veel activiteiten voor kinderen en jongeren, maar het is niet altijd duidelijk wie wat doet voor de jeugd1. Het kader Brede Talentontwikkeling maakt dit voor alle partijen inzichtelijk. Het beschrijft ook hoe medewerkers van stad, stadsdelen, scholen (uit het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs), verenigingen en instellingen kunnen samen-werken. Het streven is om efficiënter samen te werken en instrumenten en middelen zo goed mogelijk te

gebruiken zodat kinderen en jongeren hun talenten optimaal kunnen ontwikkelen.

Scholen, stadsdelen, stad, welzijnsinstellingen en andere betrokken partijen spelen een belangrijke rol:• Scholen zijn een belangrijke partner in het aanbod van talentontwikkeling. In activiteiten buiten de lesuren kunnen leerlingen hun talenten ontplooien.• Stadsdelen zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van basisscholen. Ze kunnen het ontwikkelen van multifunctionele locaties stimuleren. Daarnaast voert het stadsdeel de regie over het aanbod in de wijk. Ook subsidieert het stadsdeel kinder-, jeugd- en jongerenwerk (welzijnvoorzieningen) en projecten van (zelf)organisaties. • De stad subsidieert het grootstedelijk aanbod van activiteiten op het gebied van talentontwikkeling. Daarnaast ondersteunt de stad de wijkgerichte dagarrangementen voor kinderen tot 12 jaar en de ontwikkeling van brede scholen in het voortgezet onderwijs. Ook voert de stad de regie over Brede Talentontwikkeling. • Het welzijnswerk/kinderwerk en kinderopvang ontwikkelen activiteiten die kinderen inspireren en motiveren om zich in die activiteiten te bekwamen. Ze vragen ouders ook om actief mee te doen.• Naast scholen, stadsdelen, de stad en welzijns- instellingen zijn er veel andere aanbieders van kinderactiviteiten. Zij krijgen niet altijd subsidie van de stad of de stadsdelen. De talentmakelaar speelt een rol in het beoordelen van de kwaliteit en het inzichtelijk maken van dit aanbod.

Van wie is dit kader?Stad, stadsdelen, welzijnsinstellingen, scholen (basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal

Samenvatting

11 Ieder kind heeft talent

onderwijs) en andere betrokken instellingen bij Brede Talentontwikkeling zitten in de Stuurgroep Brede Talentontwikkeling/Jong Burgerschap. De Stuurgroep valt onder Jong Amsterdam/Kinderen Eerst en heeft opdracht gegeven om dit kader te maken.

Waarom Brede Talentontwikkeling?Kinderen en jongeren moeten leren waar ze goed in zijn. Ze kunnen hun talenten aan anderen tonen. Daarmee bouwen ze zelfvertrouwen op. Brede Talentontwikkeling helpt hierbij. Hiermee ontwikkelen ze ook hun eigen identiteit en het is goed voor hun doorzettingsvermogen. Dit is voor alle kinderen belangrijk. Niet alleen voor kinderen in achterstandssituaties.

Brede Talentontwikkeling draagt bij aan integratie in de wijk. Vooral wanneer kinderen en ouders gezamenlijk meedoen aan activiteiten. Positief gedrag vervangt negatief gedrag (zoals overlast op straat, verveling en agressie). Ook motiveert Brede Talentontwikkeling jongeren om actief mee te doen aan het maatschappelijke leven. Het kan jongeren stimuleren om hun school af te maken. Aandacht voor sportief talent kan kinderen in beweging brengen. Dat kan helpen in de strijd tegen overgewicht.

Ouders kunnen meer tijd vrijmaken voor hun eigen ontwikkeling doordat wijkgerichte dagarrangementen de kinderen na school opvangen. Ouders kunnen dan werken, studeren of sociale functies vervullen, zoals hulp- of gastouder, mantelzorger of vrijwilliger.

Brede Talentontwikkeling in de praktijkBrede Talentontwikkeling wil alle Amsterdamse kinderen en jongeren stimuleren in het ontwikkelen van hun talenten. Bij alle activiteiten is professionele

begeleiding aanwezig. Het aanbod is ingedeeld in vier niveaus:

1) kennismaken;

2) ontwikkelen;

3) bekwamen;

4) topprestatie.

Eerst krijgen kinderen de mogelijkheid om een talent bij zichzelf te ontdekken. Dat kunnen ze daarna verder gaan ontwikkelen. Het is niet zo dat alle kinderen alle niveaus moeten doorlopen. Een topprestatie is lang niet voor ieder kind weggelegd en ook niet ieder kind heeft die ambities.

De activiteiten zijn gericht op zes talentgroepen: • Sport, Lijf & Gezondheid;• Kunst & Cultuur; • Techniek & ICT; • Wetenschap & Natuur;• Communicatie/Taalvaardigheid;• Sociale Vaardigheden.

Welke instrumenten zijn nodig?Betrokken partijen willen van Brede Talentontwikkeling een succes maken. Daarom hebben zij afgesproken dat zij het volgende zullen doen: • Ervoor zorgen dat iedereen het aanbod kent. En ervoor zorgen dat iedereen zich gemakkelijk in kan schrijven. Hiervoor ontwikkelt de gemeente een planningssite. • De persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren bijhouden. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een portfolio of een talentenpaspoort.

1 Systeem in beeld, april 2008

Page 7: kader BTO Amsterdam_def

12Jong;-)Amsterdam

• Ouders/verzorgers betrekken bij het aanbod. Ervoor zorgen dat zij hun kinderen stimuleren bij het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten.• Zorgen voor activiteiten met een hoge kwaliteit. We zullen ervoor zorgen dat er kwaliteiteisen komen. Die gelden dan voor het aanbod en de aanbieders. • Ervoor zorgen dat talent bij kinderen herkend wordt. Gekwalificeerde docenten, sociaal- cultureelwerkers, opvangmedewerkers en andere begeleiders van activiteiten kunnen daar een belangrijke rol bij spelen. • Kwaliteit en de effecten van het aanbod kritisch blijven volgen. Daar zijn criteria en meetinstru- menten voor nodig.

Page 8: kader BTO Amsterdam_def

15 Ieder kind heeft talent

Doel van dit kaderEr zijn al veel activiteiten voor kinderen en jongeren. Maar het is soms onduidelijk wie wat doet. Met dit kader willen we:• duidelijkheid geven over de activiteiten op het gebied van talentontwikkeling en de mogelijkheden in de stad;• laten zien hoe stad, stadsdelen, scholen (PO, VO en SO), welzijnsinstellingen en andere instellingen samenwerken op het gebied van Brede Talentontwikkeling, dagarrangementen en brede school;• uitleggen hoe deze partijen in de toekomst zo efficiënt mogelijk kunnen samenwerken en het geld dat beschikbaar is zo efficiënt mogelijk kunnen investeren.

Welke begrippen gebruiken we?Brede Talentontwikkeling kent veel begrippen die niet voor iedereen dezelfde betekenis hebben. In dit kader proberen we daarom eenduidige begrippen te gebruiken. In de bijlage is een begrippenlijst opgenomen.

Aandacht voor alle kinderenAmsterdam richt zich de komende jaren op de kansen voor de jeugd. Hiervoor is het meerjarenplan Jong Amsterdam 2006-2010 opgesteld. In deze nota beschrijven de gemeente, stadsdelen en organisaties voor onderwijs, welzijn, jeugdzorg, politie en justitie de kansen die zij willen bieden voor de jeugd. In de nota is er aandacht voor álle kinderen. Het gaat om kinderen met wie het minder goed gaat. Maar ook om alle kinderen waar het wel goed mee gaat. Dat zijn gelukkig de meeste Amsterdamse kinderen – ruim 75 procent.

Activiteiten voor kinderenNa ‘Jong Amsterdam’ is het programma ‘Kinderen Eerst’ ontwikkeld. Jong Amsterdam/Kinderen Eerst heeft vijf programmalijnen.1) Een referentiemodel ontwikkelen en invoeren. Dit model is gericht op opvoed- en opgroei- ondersteuning. Opvoeding, signalering en interventie staan hierbij centraal.2) Gezinsaanpak en gezinszorg. Dit betekent onder andere dat we de zorg verbeteren voor multiprobleemgezinnen.3) Kinderen en vrije tijd. Gericht op talentontwikkeling. Dit betekent vernieuwing op diverse beleids- terreinen vanuit een gedeelde visie op ontwikkeling en ontplooiing van de jeugd.4) Gegevens en informatie. Het verbeteren van de informatiesystemen van de verschillende betrokken organisaties.5) Visie en competentieontwikkeling. Gericht op de ontwikkeling van een visie op competenties van kinderen en hun opvoeding.

Ontwikkeling van talentProgrammalijn 3 richt zich op de ontwikkeling van talenten van kinderen en jongeren tot en met 23 jaar. Dit onderwerp is al terug te vinden in de Hoofdlijnennota Kunst en Cultuur 2009-2012 en in het Sportplan 2009-2012 van Amsterdam. Ook zijn of komen er bij andere organisaties in Amsterdam beleidsplannen die gaan over het ont-wikkelen van talenten van kinderen.

Het doel van programmalijn 3, Brede Talentontwikkeling, is dat Amsterdamse kinderen en jongeren hun talenten zo goed mogelijk ontdekken en ontwikkelen. Dit gebeurt voor, tijdens en na schooltijd. Kinderen ontwikkelen hun talenten in drie domeinen, namelijk thuis, in de buurt en op school. Daarbij zijn ouders belangrijk. Hen moeten we ondersteunen. Dan kunnen we talentontwikkeling van hun kinderen stimuleren. Door ouders te ondersteunen kunnen we problemen met kinderen ook bestrijden.

Wie zijn wij?Dit kader is in opdracht van de Stuurgroep Brede Talentontwikkeling/Jong Burgerschap geschreven door OOG, OSA en DMO2. In de Stuurgroep zijn alle betrokken partijen vertegenwoordigd: de centrale stad, stadsdelen, onderwijs (PO, VO en SO), welzijnsinstellingen en tal van andere instellingen. Dit kader is een basis om met al deze partijen samen te werken bij het ontwikkelen van talenten op ver-schillende gebieden (welzijn, sport, kunst en cultuur, natuur, wetenschap en techniek). Het is bedoeld voor beleidsmedewerkers van stad, stadsdelen, scholen, verenigingen en instellingen.

14Jong;-)Amsterdam

Inleiding

OOG: Over Onderwijs Gesproken; ondersteunt besturen op het gebied van onderwijs, zorg & welzijn.OSA: Ondernemerskring Sociale Sector AmsterdamDMO: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling

2

‘Er is aandacht voor álle kinderen’

Page 9: kader BTO Amsterdam_def
Page 10: kader BTO Amsterdam_def

1 Wat is Brede Talentontwikkeling?

1.1 Definitie van Brede TalentontwikkelingOnder Brede Talentontwikkeling verstaan we het volgende: We stimuleren en ondersteunen alle kinderen en jongeren in het ontwikkelen van hun talenten. We laten de activiteiten in zes talentgroepen aan bod komen en bieden ze op vier niveaus aan. Ze vinden plaats onder (professionele) begeleiding.’

Voordelen van talentontwikkelingBrede Talentontwikkeling is een programma waarmee we alle 200.000 Amsterdamse kinderen en jongeren tot en met 23 jaar de kans willen geven hun talenten te ontwikkelen.

Dat houdt in dat ze de mogelijkheden krijgen te ontdekken waar ze goed in zijn. Vervolgens kunnen ze die talenten verder ontwikkelen. Talentontwikkeling heeft veel voordelen:• kinderen krijgen kans hun identiteit te ontwikkelen en leren om door te zetten; • kinderen hebben plezier met elkaar en leren van elkaar;• als kinderen samen hun talenten ontwikkelen kan het ook segregatie tegengaan;• in de hele stad leidt Brede Talentontwikkeling tot een betere aansluiting tussen het aanbod in de wijk en het stedelijke aanbod; • we kunnen schooluitval verminderen en ervoor zorgen dat jongeren gemakkelijker de overgang maken van primair naar voortgezet onderwijs en van vmbo naar mbo.

Gelijke kansen voor alle kinderen De ontwikkeling van talenten bij kinderen staat los van etniciteit, milieu, school of buurt waarin ze opgroeien. Niet voor elk kind betekent opgroeien in Amsterdam automatisch dat hij alle kansen krijgt om zijn talenten te ontwikkelen. In de eerste plaats zijn het de ouders die hun kinderen stimuleren. Maar niet elke ouder kan dit. Het komt voor dat ouders talenten niet herkennen of stimuleren. Ook leerkrachten, coaches, vakdocenten of andere volwassenen stimuleren kinderen en jongeren. Andere persoonlijke begeleiders en rolmodellen noemen we de peergroup: een groep jongeren die veel gemeen hebben, zoals woonomgeving en interesses. Peergroups worden steeds belangrijker voor jongeren en kunnen jongeren beïnvloeden om zich in een specifiek talent verder te ontwikkelen.

Kwalitatief goede activiteitenBrede Talentontwikkeling gaat om de kans voor elk kind om aantrekkelijke activiteiten te volgen zodat ze hun talenten kunnen ontwikkelen. Dat kunnen ze op verschillende plaatsen doen: op school, buiten, in het buurthuis, in het jongerencentrum, bij sportverenigingen, bij de scouting en bij instellingen voor kunst en cultuur. Die activiteiten moeten kwalitatief goed zijn. Ook is het belangrijk dat de activiteiten op plaatsen zijn waar kinderen en jongeren gemakkelijk naartoe kunnen.

Focus in 2008In 2008 richten we ons bij het ontwikkelen van de talentgroepen vooral op de talentgroepen sport en kunst en cultuur. De sportdeelname en cultuurparticipatie van kinderen en jongeren wordt vergroot en doorgroei van toptalenten gestimuleerd. In de jaren daarop krijgen de andere talentgroepen ook specifieke aandacht. Daardoor kunnen we het aanbod verder ontwikkelen en verbeteren.

19 Kader brede talentontwikkeling voor alle jeugd in Amsterdam18Jong;-)Amsterdam

‘Ze ontdekken waar ze goed in zijn’

Page 11: kader BTO Amsterdam_def

1.2 Zes talentgroepen en vier ontwikkelniveaus Zes talentgroepenOm voor alle kinderen een passend aanbod te ontwikkelen, onderscheiden we zes talentgroepen. De zes talentgroepen komen voort uit een vrije vertaling van de theorie van meervoudige intelligentsia van Howard Gardner. Die hebben we aangepast aan de schoolprofielen waaruit jongeren kunnen kiezen. De talentgroepen zijn niet strikt gescheiden. Zo is het de bedoeling dat de talent-groepen ‘Sociale Vaardigheden’ en ‘Communicatie/Taalvaardigheid’ zo veel mogelijk samengaan met de overige talentgroepen.

We onderscheiden zes verschillende talentgroepen1) Sport, Lijf & Gezondheid. Kinderen en jongeren richten zich op kennis en bewustzijn van sport, beweegmogelijk- heden en factoren die van invloed zijn op lijf en gezondheid. Ze ontwikkelen sportieve vaardigheden en gebruiken die als sporter (of sportbegeleider).2) Kunst & Cultuur. Kinderen en jongeren doen kennis op van meerdere mogelijkheden om zich uit te drukken. Ze ontwikkelen hun creativiteit en gebruiken die op artistiek en muzikaal gebied.3) Techniek & ICT. Kinderen en jongeren ontwerpen, onderzoeken en werken met nieuwe technologieën.4) Wetenschap & Natuur. Kinderen en jongeren tellen en rekenen (wiskunde). Ze maken gebruik van (natuurkundige) onderzoeksmethodes. Ze herkennen samenhang, maken probleemanalyses en komen met oplossingen.5) Communicatie/Taalvaardigheid. Kinderen en jongeren doen kennis op van taal, media- en communicatietechnieken. Ze weten hoe ze die kunnen gebruiken als ondernemer en als organisator.

6) Sociale Vaardigheden. Kinderen en jongeren zijn zich bewust van eigen en andermans identiteit en hun plek binnen de maatschappij. Ze nemen actief deel in de maatschappij als bijvoorbeeld ondernemer of organisator.

Vier ontwikkelingsniveausNaast de zes talentgroepen onderscheiden we vier niveaus (trappen) van talentontwikkeling:1) kennismaken;2) ontwikkelen;3) bekwamen;4) topprestatie.

Eerst krijgen kinderen de mogelijkheid kennis te maken een talent bij zichzelf te ontdekken. Daarna ontwikkelen ze deze vaardigheden. Vervolgens ontwikkelen ze zich verder hierin: ze bekwamen zich. Uiteindelijk leveren ze topprestaties: ze excelleren.

Doel in 2010Doel van Brede Talentontwikkeling is dat alle Amsterdamse kinderen vanaf 2010 de mogelijkheid moeten hebben om in ieder geval de eerste twee trappen van alle talentgroepen te doorlopen. Door kennis te maken met alle talentgroepen zal elk kind een keuze voor zijn favoriete talentgroep kunnen maken. Voor elk kind afzonderlijk moet de mogelijkheid er zijn om uit te groeien tot een toptalent. Dat is niet vanzelfsprekendvoor ieder kind een einddoel en ook niet het einddoelvan Brede Talentontwikkeling. Het gaat er niet om dat elk kind in de top moet eindigen. We geven ieder kind vanuit zijn eigen keuze de mogelijkheid om op zijn niveau zijn talenten te ontwikkelen. We bieden ook activiteiten aan wanneer bepaalde vaardigheden ontbreken.

1.3 Doelgroep van Brede Talentontwikkeling

Talentontwikkeling in Amsterdam is er voor alle kinderen en jongeren in de stad tot en met 23 jaar. Deze groep verdelen we in meerdere leeftijdsgroepen. Iedere leeftijdsgroep bezit zijn eigen kenmerken en heeft een eigen aanpak nodig.

0-4 jaarVoor talentontwikkeling van kinderen van 0-4 jaar richten we ons op de ouders. Dat gebeurt vooral vanuit Ouder en Kind Centra. We houden hierbij rekening met de culturele achtergrond van de ouders.

Baby’s en peuters ontwikkelen zich thuis, op voorscholen, peuterspeelzalen en in de kinderopvang. De komende jaren gaan alle peuterspeelzalen op in voorscholen. Deze voorscholen geven alle kinderen in Amsterdam dezelfde

kansen om hun talenten te ontwikkelen. Er zijn ook Ouder en Kind Centra. Daar willen we ouders helpen om de ontwikkeling van hun baby’s en peuters te stimuleren. Het is belangrijk dat ouders enthousiast zijn over talentontwikkeling en zich betrokken voelen. Dat kan door hen kennis te laten maken met dit onderwerp en het aanbod hiervoor in de buurt te laten zien. Zo zien ze hoe belangrijk ontwikkelen van talenten is voor hun opgroeiende kinderen. Bij deze aanpak houden we rekening met de culturele achtergrond van de ouders.

4-10 jaarTalentontwikkeling van kinderen van 4-10 jaar gebeurt in het onderwijs en in de vrije tijd met naschoolse activiteiten en portfolio’s/talentenpaspoorten.

Kinderen van 4-10 jaar brengen hun tijd voor een groot deel door op scholen voor primair onderwijs. Daar hoort ook het speciaal onderwijs bij. Scholen en ouders stimuleren de kinderen om verschillende talenten te ontwikkelen, óók in hun vrije tijd. Kinderen in deze leeftijd zijn ook vaak lid van sportclubs, gaan naar ballet of naar het buurthuis. Daarnaast zijn ze veel op straat te vinden waar ze zich verder ontwikkelen en waar ze hun grenzen verleggen.

Brede scholen met naschoolse activiteiten of verlengde schooldagen bieden kinderen extra mogelijkheden om kennis te laten maken met vaak onbekende activiteiten. Aantrekkelijke openbare ruimten, zoals parken, pleinen en sportveldjes zijn van belang om ongeorganiseerde activiteiten te ondernemen. Brede scholen met naschoolse activiteiten of een verlengde schooldag bieden kinderen extra mogelijkheden om kennis te maken met soms onbekende activiteiten. Een goede aansluiting van de NSO op het NSA is daarbij belangrijk. Dit kan in de vorm van samenwerking

21 Ieder kind heeft talent20Jong;-)Amsterdam

TOPPRESTATIEToptalent

BEKWAMEN/ PRESTERENDoor lid te worden van een

vereniging of een opleiding volgen

ONTWIKKELEN/ PARTICIPERENTalent ontwikkelen door bijvoorbeeld

een cursus of een training te volgen

KENNISMAKENOriëntatie. In enkele uren ontdekken

of je ergens talent voor hebt

Page 12: kader BTO Amsterdam_def

23 Ieder kind heeft talent

tussen de scholen en het naschoolse aanbod, in ruimtes in (de buurt van) scholen. En in de buurt waar de kinderen wonen. Dit zal de talentontwikkeling van deze doelgroep ten goede komen.

De ontwikkeling van talenten tijdens de basisschool-periode kan worden gevolgd in persoonlijke portfolio’s of ‘talentenpaspoorten’ van kinderen. Deze leeftijds-groep vormt de grootste en belangrijkste uitdaging voor het programma talentontwikkeling. Op deze leeftijd wordt een groot deel van de basis voor de verdere ontwikkeling van een kind gelegd. Ook voor het ontwikkelen van toptalent op latere leeftijd is investeren in deze groep een voorwaarde. 10-14 jaarVoor kinderen van 10-14 jaar bieden we activiteiten in een vertrouwde omgeving in de buurt, zoals tienercentra. De kinderen hebben hierbij een eigen inbreng. Doel is om te voorkomen dat hun talentontwikkeling stopt. We willen dat de overgang van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs soepel verloopt.

Jongeren vanaf 10 jaar komen in hun meest kwetsbare jaren. Voor hen is de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs een grote verandering. Bij bijna alle kinderen is er een risico dat die overgang niet goed gaat. Dan kan hun talentontwikkeling ook zomaar stoppen. Voor deze kinderen verandert de hoeveelheid vrije tijd ook. Op de basisschool hadden ze op vaste tijden les, maar op de middelbare school krijgen ze vaak een onregelmatig rooster. Kinderen krijgen er meer zelfstandigheid en maken hun huiswerk in hun vrije tijd. Anders is ook dat ze in hun vrije tijd een groter gebied verkennen: niet alleen hun eigen buurt maar de hele stad. Vanaf de bovenbouw van het primair onderwijs veranderen

de interesses van kinderen. Ze vinden de mening van leeftijdsgenoten ook steeds belangrijker. Veel activiteiten staan onder druk: zo sporten 12 tot 15- jarigen per jaar steeds minder.1

We kunnen kinderen helpen in hun overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. Dit kan door ze goede, interessante en doorlopende activiteiten aan te bieden. Het beste is als we dit doen in een omgeving die ze kennen, bijvoorbeeld in tienercentra. Met de activiteiten willen we hen opvangen en actief maken. De kinderen kunnen zelf activiteiten opzetten of samen met ons organiseren. Denk bijvoorbeeld aan muziek-en-chill-ruimtes, huiswerkbegeleiding en fitness- en sportruimtes. We vinden het belangrijk om schooluitval en het aantal jongeren dat geen startkwalificatie haalt terug te dringen. Daarom is er via een samenwerking tussen lokale en stedelijke initiatieven extra aandacht voor risicojongeren en vmbo’ers.

12-18 jaarVoor de talentontwikkeling van jongeren van 12-18 jaar werken we samen met instanties die de jongerencultuur kennen. Zij leggen ook een link met de arbeidsmarkt. Het is goed te investeren in plekken en activiteiten die jongeren zelf hebben uitgezocht.

Jongeren van 12-18 jaar moeten nog naar school en volgen een vorm van voortgezet onderwijs. Ze hebben minder vrije tijd dan toen ze jonger waren, doordat

‘Ze vinden de mening van leeftijdsgenoten ook steeds belangrijker’

1 Vrijetijdsbesteding Amsterdamse jongeren 2006

Page 13: kader BTO Amsterdam_def

24Jong;-)Amsterdam 25 Ieder kind heeft talent

ontwikkelingsniveaus. Hiervoor is een intensieve samenwerking nodig tussen scholen, welzijnswerk, kinderopvang en andere aanbieders op het gebied van talentontwikkeling.• Kinderen en jongeren willen hun talenten ontdekken. Ze werken graag mee aan talentontwikkeling.• Talentontwikkeling moet voor álle kinderen mogelijk zijn. Dat geldt ook voor kinderen met een beperking of kinderen die thuis niet worden gestimuleerd om hun talenten te ontwikkelen. En kinderen met ouders die geen geld hebben om dat te doen. • Als kinderen hun talenten ontwikkelen, kunnen zij zich beter uitdrukken. Ook krijgen ze meer inzicht in hun mogelijkheden. Ze krijgen meer zelfvertrouwen en hebben een beter vooruitzicht op hun loopbaan. Minder kinderen verlaten de school zonder een startkwalificatie.• Met Brede Talentontwikkeling willen we het aanbod voor kinderen en jongeren versterken, zowel de kwaliteit en de organisatie ervan als het in beeld brengen van de vraag.

1.5 Wat heeft de maatschappij aan Brede Talentontwikkeling?

Brede Talentontwikkeling helpt de maatschappij op allerlei manieren.• We bevorderen de integratie en versterken de sociale samenhang in een wijk. Dat komt doordat kinderen (en ouders) elkaar ontmoeten bij deelname aan activiteiten. Dit kan segregatie in de wijken tegengaan. Wijkorganisaties spelen hierin een belangrijke rol.

• Door talentontwikkeling te organiseren per buurt ontwikkelen we krachtige en gezonde wijken. We noemen dit de wijkaanpak. De stads- delen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de wijkaanpak. • Als kinderen en jongeren bezig zijn met de ontwikkeling van hun talenten, kunnen ze uitgroeien tot burgers die meedoen aan de maatschappij. Zo kan negatief gedrag, zoals overlast op straat, verveling en agressief gedrag, plaats maken voor positief gedrag. • Kinderen en jongeren leren op een speelse, ongedwongen manier hun talenten te ontdekken en te herkennen. Dit staat los van de activiteiten die ouders en kinderen zelf al kiezen zoals ballet of muziekles. • Toptalenten zijn voorbeelden voor kinderen en jongeren in de hele piramide van talentontwik- keling. Hun voorbeeld stimuleert kinderen en jongeren om ook de top te bereiken.• We activeren kinderen en jongeren op het gebied van sport en gezondheid. Daarmee beperken we de problemen die ontstaan door overgewicht.• Talentpromotie: Amsterdam stimuleert en investeert in Toptalent, Amsterdam Topstad.• Met het aanbieden van wijkgerichte dagarrange- menten krijgen ouders de kans en rust om te werken (economisch belang). Ook kunnen ouders zich verder ontwikkelen door middel van studie en krijgen ze meer ruimte om sociale functies (hulp- of gastouder, mantelzorg, vrijwilligerswerk etc.) te vervullen.

ze na schooltijd huiswerk moeten maken. Maar ze hebben ook vrije uren tijdens schooltijd. Wat ze dan doen, mogen ze vaak zelf bepalen. Jongeren besteden hun vrije tijd bij voorkeur aan sociale contacten, computeren, muziek luisteren en tv kijken. Ruim driekwart van de jongeren is (zeer) tevreden met wat ze doen in hun vrije tijd 2. Wat ze tevreden maakt is:• Hoe ze thuis hun vrije tijd besteden.• De omgeving waarin ze wonen (met bijvoorbeeld sportfaciliteiten).• Het vertrouwen in hun toekomst.Ze vinden een baantje steeds belangrijker, want zo kunnen ze meer geld uitgeven.

Buurthuizen en jongerencentra bieden allerlei activi- teiten aan. Tachtig procent van de jongeren in Amsterdam vindt minstens een van die activiteiten leuk. Daarbij scoren sportlessen, feesten en dansworkshops het hoogst. Toch bezoekt maar 11 procent van de jongeren tussen 12 en 18 jaar daadwerkelijk een buurthuis en maar 8 procent een jongerencentrum. Dit komt onder meer omdat ze het aanbod niet kennen of omdat ze de uitstraling van het centrum niet leuk vinden. De meeste jongeren in Amsterdam missen sportfaciliteiten en (betaalbare) sportactiviteiten.

Om deze jongeren te motiveren hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen, is het belangrijk de diversiteit van de jongerencultuur te kennen. Ook is het belangrijk om aansprekende activiteiten te programmeren. Het Stedelijk Jongerenwerk, de Multifunctionele Centra en cultuuraccommodaties spelen hierin een belangrijke rol. Zij leggen ook contact met bedrijven, (de voorklassen van) aca-demies en met universiteiten. Zo kunnen ze talenten van jongeren koppelen aan de toekomstige beroepen voor deze jongeren. Jongeren bepalen zelf waar ze

in hun vrije tijd naartoe gaan, een buurthuis of een hangplek in de buurt. Het is daarom zinvol om te investeren in plekken die de jongeren zelf hebben uitgezocht.

18-23 jaarVoor talentontwikkeling in de leeftijdgroep van 18-23 jaar willen we jongeren activeren en begeleiden om volwaardig te participeren in de maatschappij.

Jongeren van 18-23 jaar hoeven niet meer naar school. Ze studeren, werken of doen geen van beide. De overheid wil dat alle jongeren een startkwalificatie hebben om werk te kunnen vinden. Activiteiten gericht op talentontwikkeling kunnen ook oudere jongeren helpen meer inzicht te krijgen in waar ze goed in zijn. Jongeren weten niet altijd wat ze willen. Soms komt dat omdat ze op latere leeftijd in Nederland zijn komen wonen. We willen de jongeren helpen om betere keuzes te maken, waardoor ze actief kunnen meedoen in de maatschappij.

In deze leeftijdsgroep wordt het verschil tussen meisjes en jongens groter. Meisjes blijken minder actief deel te nemen aan activiteiten dan jongens. Ze zijn ook moeilijker bereikbaar voor de overheid en instellingen die actief zijn op het terrein van talentontwikkeling.3

1.4 Wat zijn de doelen van Brede Talentontwikkeling

• Ontwikkeling van een breed en samenhangend aanbod in de directe omgeving van het kind. Dit gebeurt in zes talentgroepen en op vier

2&3 Vrijetijdsbesteding Amsterdamse jongeren 2006

Page 14: kader BTO Amsterdam_def

1.6 Welke instrumenten hebben we voor Brede Talentontwikkeling?

Om de eerdergenoemde doelen te realiseren gaan we:• een aanbod ontwikkelen voor elke talentgroep. Dit aanbod sluit goed aan bij de vraag en is toegankelijk voor alle kinderen. Het is daarbij belangrijk dat jongeren zelf aangeven wat zij willen. Daarnaast hebben we een talentmakelaar nodig en een goede planningssite met een plannings- programma;• de persoonlijke ontwikkeling van kinderen volgen en stimuleren. Ze kunnen hun ervaringen, wensen, dromen en verworven talenten zichtbaar maken in een portfolio/talentpaspoort;• ouders met een niet-westerse achtergrond betrekken bij de talentontwikkeling van hun kinderen via zogeheten zelforganisaties: organisaties van migranten;• ouders en/of opvoeders betrekken bij de talent- ontwikkeling van hun kinderen. Zij hebben een grote invloed op het stimuleren van kinderen bij het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten. Ouders kunnen een bijdrage leveren aan de begeleiding of uitvoering van de activiteiten;• kwaliteitseisen ontwikkelen waaraan het aanbod en de partij die het aanbiedt, moeten voldoen. Ouders, kinderen en scholen moeten een goed zicht hebben op de kwaliteit van het aanbod. Dat stimuleert hen om de vraag mee te bepalen;• een talentenpas ontwikkelen voor alle kinderen. Met zo’n pas kunnen kinderen meedoen aan alle activiteiten, ook kinderen uit armere gezinnen. Wij kunnen met de pas meten hoe vaak en van welk aanbod kinderen gebruikmaken;

• ervoor zorgen dat docenten, sociaal-cultureel werkers, opvangmedewerkers of andere begeleiders van activiteiten zo geschoold zijn dat zij de talenten van kinderen herkennen. Eventueel kunnen zij door- verwijzen naar specifieker aanbod.

‘ Ze kunnen hun ervaringen, wensen, dromen en verworven talenten zichtbaar maken’

26

Page 15: kader BTO Amsterdam_def

28Jong;-)Amsterdam

In dit hoofdstuk geven we kort aan hoe we kinderen tot 14 jaar in Amsterdam willen stimuleren en ondersteunen om hun talenten te ontwikkelen.

2.1 Wat doen stadsdelen en het primair onderwijs?

Stadsdelen hebben de taak om talentontwikkeling van kinderen en jongeren te stimuleren. Dit staat in Jong Amsterdam:“Vrijetijdsbesteding is geen overbodige luxe, maar een essentieel deel van de leefwereld van jongeren. Via vrijetijdsvoorzieningen maken kinderen en jongeren zich sociale competenties eigen. Voor de partners van ‘Jong Amsterdam’ is de school een belangrijk startpunt om vrijetijdsactiviteiten te ontwikkelen. Scholen en instellingen voor welzijn en jongeren sluiten hiervoor coalities.”

Volgens de wet (de WMO1) hebben gemeente en stadsdelen de volgende taak:“Gemeenten moeten ervoor zorgen dat er tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij het jeugdbeleid zoals welzijnsinstellingen, verenigingen, jongerenwerkers en de jongeren zelf heldere afspraken gemaakt worden over het realiseren van de doel-stellingen. Ook zijn zij verantwoordelijk voor een optimale afstemming tussen de verschillende actoren. Zo wordt de gemeente/stadsdeel de regisseur van het jeugdbeleid.”

Behalve overheden hebben ook scholen hun wettelijke verantwoordelijkheid. Ze moeten sinds het schooljaar

2007/2008 de dagelijkse buitenschoolse opvang verzorgen van hun leerlingen, tussen 7.30 en 18.30 uur. Hierdoor kunnen ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen beter combineren. Om de organisatie van dagarrangementen in Amsterdam mogelijk te maken, zijn er zes samenwerkingsverbanden opgezet. Hieraan nemen 185 scholen deel. Dat is 95 procent van alle scholen. Deze scholen werken samen met de stadsdelen en organisaties voor welzijn en kinderopvang.

Gezamenlijke dagarrangementenStadsdelen en scholen krijgen subsidie van het project ‘Dagarrangementen en Combinatiefuncties’ (D&C). Hiermee organiseren ze uitdagende dagarrangementen: een breed aanbod van naschoolse activiteiten. Naast de professionele aanbieders doen hier ook kunstenaars en ouders aan mee. Zij geven bijvoorbeeld pianoles als ze aan de kwaliteitseisen voldoen.

Onder deze wijkgerichte dagarrangementen verstaan we het volgende:“Voor kinderen van een cluster van scholen die in een zelfde wijk staan, wordt een breed aanbod van activiteiten na schooltijd gerealiseerd.”

Het wijkgerichte model voor dagarrangementen biedt scholen de mogelijkheid om samen een goed aanbod voor talentontwikkeling te organiseren. Deze activi-teiten zijn geschikt voor de eerste twee niveaus: het kennismaken met en ontwikkelen van talenten. Van scholen wordt verwacht dat zij hun naschoolse aanbod of verlengde schooldag openstellen voor alle kinderen uit de buurt.

2 Organisatie van talentontwikkeling voor 0 tot 14-jarigen

29 Ieder kind heeft talent

Gezamenlijk overleg in het DLOEen belangrijke rol in het aanbod van activiteiten, de keuzes die daarin gemaakt worden en de manier waarop dit georganiseerd wordt, ligt bij het DLO. Hierin voeren stadsdelen en scholen overleg over het onderwijs- en jeugdbeleid per stadsdeel. Ze wisselen de best practices onderling uit. Organisatorische problemen worden hier besproken en opgelost. Ook is het DLO verantwoordelijk voor controle en evaluatie.

Coalitie Stadsdeel, Scholen en WelzijnswerkHet is de taak van de stadsdelen om, naast hun rol in het DLO, het aanbod van de welzijnsinstellingen voor kinderen mee te laten ontwikkelen. Stadsdelen bepalen met het subsidiëren van welzijnsactiviteiten een groot deel van de inzet en het aanbod. Deze middelen zullen in het kader van de herijking van het welzijnswerk opnieuw en gerichter ingezet worden. Ook kan er gerichter gezocht worden naar een samenwerkingsverband tussen bestaande instellingen en activiteiten. Ter ondersteuning van de organisatie van deze wijkgerichte dagarrangementen stellen de stadsdelen een talentmakelaar aan. Hij of zij organiseert en beheert het aanbod en zorgt voor het bijhouden van een planningssite. Op deze site worden de activiteiten van het wijkgerichte aanbod overzichtelijk gepresenteerd. Door hierin te investeren kunnen de stadsdelen de kwaliteit van het aanbod waarborgen. Ook wordt hiermee een structuur geboden om alle zaken goed te organiseren. De stadsdelen kweken hiermee goodwill bij de schoolbesturen en welzijnsinstellingen om zich gezamenlijk in te blijven zetten voor het programma.

Hoe zijn de taken verdeeld?De schoolbesturen hebben de volgende taken. Ze: • biedenruimtevoornaschoolseactiviteiten;• biedentijdenmogelijkheidvoorinschrijvingen;• biedendeplanningssiteaanopdewebsitevan de school;• biedenruimteaaneentalentmakelaar,dienaast of in samenwerking met de eigen bredeschool- coördinator het wijkaanbod bepaalt en aanbiedt;• investereninschoolcoördinatorendiedevraag van ouders en kinderen stimuleren;• organiserenindetoekomsteendoorgaande leerlijn in activiteiten en thema’s, waar binnen- en buitenschools aanbod op elkaar aansluit of in elkaar overloopt.

De stadsdelen hebben de volgende taken. Ze:• regisserendesamenwerkingtussendepartners en de uitvoering van de wijkgerichte dagarrange- menten;• bundelenmiddelendoorbijvoorbeelddewelzijns- middelen en andere lokale projectgelden te herijken;• ondersteunenbijhuisvestingdoormetschool- besturen te zoeken naar huisvestingsmogelijkheden voor naschoolse activiteiten;• stemmenvraagenaanbodafviaeentalentmakelaar en een planningssite;• zorgenvoorgoedeenbruikbarebuitenruimtevoor kinderen en jongeren (speelruimteplan1).

Het welzijnswerk/kinderwerk en kinderopvang in de stadsdelen heeft de volgende taken. Het:• ontwikkeltactiviteitendieinspirerendzijnvoor kinderen, genoeg kwaliteit hebben en zich afspelen in verschillende talentgroepen;• motiveertkinderenzichverdertebekwamenin activiteiten;

1 Wet Maatschappelijke Ondersteuning

1 Opzet wijkgerichte dagarrangementen in Amsterdam 2007

‘Stadsdelen bepalen met subsidies een groot deel van het aanbod’

Page 16: kader BTO Amsterdam_def
Page 17: kader BTO Amsterdam_def

32Jong;-)Amsterdam 33 Ieder kind heeft talent

DagarrangementenStadsdelen, scholen, kinderopvang en de stad hebben afgesproken hun krachten te bundelen in het organi-seren van wijkgerichte dagarrangementen. Dit doen we om de naschoolse (talentgerichte) activiteiten van Amsterdamse (brede) scholen te stimuleren. Het is de bedoeling dat ieder stadsdeel in 2008 een wijkgericht dagarrangement biedt, waaraan in totaal 20.000 kinderen deelnemen.

TalentmakelaarDe stadsdelen ondersteunen de dagarrangementen onder andere door het leveren van een talentmakelaar, die de volgende taken heeft. Hij:• regelt de organisatie van activiteiten in nauwe samenwerking met de (coördinatoren van de) scholen;• onderzoekt het aanbod en de vraag en brengt die bij elkaar;• zorgt voor een kwalitatief goed aanbod. Dat doet hij door hierover te spreken met de uitvoerders bij de welzijnsinstellingen, zelforganisaties en verenigingen die het aanbod leveren;• stuurt het aanbod vanuit het kader van talent- ontwikkeling en signaleert gaten in het aanbod;• zorgt ervoor dat de planningssite actueel is en beschikbaar voor alle ouders en kinderen in de buurt.

ThemagroepenHet project Dagarrangementen & Combinatiefuncties heeft vier ondersteunende themagroepen: • Inhoudelijke ontwikkeling van wijkgerichte dagarrangementen;• Huisvesting;• Personeel;• Randvoorwaarden algemeen.

Ook gaan we na hoe we extra aanbod voor kinderen met een beperking kunnen ontwikkelen.

• laatoudersenkinderenactiefparticiperen bij activiteiten. Zo werken ze ook actief aan vraagstimulering;• biedteenveiligeenstimulerendeomgeving voor kinderen.

2.2 Wat doet de stad?

De rol van de stad is anders dan die van de stadsdelen. De stadsdelen beïnvloeden direct het beleid van de organisaties en aanbieders binnen hun gebied. De stad creëert optimale randvoorwaarden: ze zorgt ervoor dat organisaties en aanbieders het beleid kunnen uitvoeren.

De stad ontwikkelt een stedelijke visie op jeugd-, sport-, kunst- en cultuurbeleid. Ze geeft vorm en inhoud aan nieuwe ontwikkelingen en voert de regie. Zij deelt haar kennis en zoekt verbindingen met andere partijen. De stad financiert stedelijke initiatieven, zoals Stedelijk Jongerenwerk, multifunctionele jongerencentra, cultuuraccommodaties, Circus Elleboog, JUMP-in, Topscore, de Muziekschool, NEMO en de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Hiermee legt de stad een belangrijke verbinding tussen talentontwikkeling aan de basis en die aan de top. Het hoge niveau van het aanbod aan de top en de talenten zelf spreken tot de verbeelding en inspireren iedereen.

2.3 Wat doen andere organisaties?

Naast scholen, stadsdelen en welzijnsinstellingen zijn er vele andere aanbieders van kinderactiviteiten. Zij krijgen

geen subsidie van de stad of stadsdelen. Denk hierbij aan kleine zelfstandigen die bijvoorbeeld thuis pianoles geven of stichtingen en (commerciële) organisaties. Het aanbod van deze autonome aanbieders verschilt erg in kwaliteit en kent weinig samenhang. De talentmakelaar speelt een rol in het beoordelen van de gewenste kwaliteit en het inzichtelijk maken van dit aanbod.

2.4 Conclusies en aanbevelingen

Voor kinderen is hun woonomgeving de belangrijkste plek voor hun ontwikkeling. Hun omgeving moet hen stimuleren, uitdagen, hun leergierigheid prikkelen en hen kans geven zich te ontwikkelen. Dit geldt voor alle kinderen, hoe verschillend ze ook zijn.

Brede scholenBrede scholen bieden een dergelijke omgeving. Ze combineren onderwijs met opvang, zorg, welzijn, sport en cultuur. Hierdoor krijgen kinderen allemaal dezelfde kansen. Is de brede school een toegankelijke organisatie in de buurt? Dan vergroot dat de kansen om ouders te betrekken bij het onderwijs en bij de leer- en vrije-tijdsactiviteiten van hun kinderen. Daarnaast draagt de brede school ook bij aan de leefbaarheid in de wijk, doordat de school een ontmoetingspunt in de wijk is.

In 2008 ontwikkelen we voorwaarden voor de brede school. We stellen ook een handreiking op voor het verder vormgeven van het concept brede school/wijkarrangementen. Daarnaast willen we de kennis over goede praktijkvoorbeelden voor iedereen beschikbaar stellen.

‘ De talentmakelaar brengt vraag en aanbod bij elkaar’

Page 18: kader BTO Amsterdam_def

34Jong;-)Amsterdam

3 Organisatie van talentontwikkeling voor 12+

In dit hoofdstuk geven we kort aan op welke manier we jongeren vanaf 12 jaar in Amsterdam stimuleren en helpen om hun talenten te ontwikkelen.

Voor jongeren van 12 tot en met 23 jaar draait het, net als bij jongere kinderen, om een brede ontwikkeling. Te vaak missen ze dat. Door hun sociale, economische en culturele situatie kunnen zij zich vaak niet helemaal ontwikkelen. Veel jongeren verlaten zonder startkwali-ficatie hun school. Net als bij jonge kinderen vraagt dit om een brede aanpak van talentontwikkeling. Het is essentieel dat jongeren zelf betrokken zijn bij deze aanpak en voor een deel bepalen hoe ze aan hun talenten kunnen werken. Dit maakt het voor hen aantrekkelijk om mee te doen aan Brede Talentontwikkeling. Ze kunnen zo veel nieuwe vaardigheden leren.

De scholen voor voortgezet onderwijs bereiden zich voor op een bredere maatschappelijke verantwoor-delijkheid. Die verantwoordelijkheid gaat verder dan lesgeven alleen. Sommige scholen ontwikkelen zich tot brede scholen met een verlengde schooldag of extra activiteiten. Daarnaast willen ze voor een betere aansluiting zorgen tussen het vmbo en het mbo.

Landelijk en stedelijk (‘Aanval op de uitval’, ‘Jong in Amsterdam’) is hiervoor al uitgebreid beleid ontwikkeld. Nu gaat het er vooral om het beleid uit te voeren. Dat kan door mogelijkheden voor talentontwikkeling goed

te spreiden over de stad via de multifunctionele centra en cultuuraccommodaties. Het helpt als deze mogelijkheden bekend zijn. Daarnaast is het van belang om de plaatsen waar jongeren komen, zowel binnen als buiten, zo in te richten dat ze worden gestimuleerd en geholpen om op ‘ongeorganiseerde’ wijze hun talenten te ontwikkelen. Voldoende oefenruimtes en een goede buitenruimte zijn hierbij belangrijk.

3.1 Wat doen de stadsdelen?

Jaarlijks geven stadsdelen gemiddeld ruim één miljoen euro uit aan vrije tijd voor jongeren. Het gaat om de financiering van structurele voorzieningen voor jongeren. Dit betekent dat elke bewoner tussen de 12 tot 2 4 jaar hiervoor op jaarbasis gemiddeld 153 euro krijgt.

Stadsdelen willen hun geld voor vrijetijdsbesteding anders gebruiken. Reden is dat slechts een kleine, selectieve groep (achterstands)jongeren gebruik maakt van het bestaande aanbod. Het is een maatschappelijke wens om jongeren met het gemeenschapsgeld meer aan te zetten tot actief en zinvol bezig zijn. Hierbij zijn de pedagogische kwaliteit en vraaggericht (op participatie gericht) werken belangrijke uitgangspunten. De herijking van het welzijnswerk zal ook een herschikking van welzijnsmiddelen betekenen. Het jongerenwerk zal daarbij minder inzetten op de inloopfunctie, maar die functie zal niet verdwijnen. Het jongerenwerk wordt een springplank naar de grootstedelijke talenthuizen ergens anders in de buurt

‘Talentontwikkeling goed spreiden over de stad’

Page 19: kader BTO Amsterdam_def

37 Ieder kind heeft talent

Daarnaast biedt de stad ook extra ondersteuning aan de stadsdelen om aanbod te ontwikkelen op de verschillende talentgebieden. De stad besteedt extra aandacht aan professionalisering van het jeugd- en jongerenwerk. Een kwalitatief goed aanbod is hierbij belangrijk. Om dit te bereiken laat de stad geregeld onderzoek uitvoeren en worden er effectmetingen gedaan. Ook zorgen we voor kwaliteitscriteria en ontwikkeling van beleidsadviezen.

3.4 Wat doen andere organisaties?

Voor de leeftijdsgroep vanaf 12 jaar neemt het particuliere initiatief van overige aanbieders af en het eigen initiatief van jongeren toe. Naast sportverenigingen en organisa-ties zoals scouting, bepalen commerciële partijen zoals bioscopen en disco´s steeds meer het vrijetijdsaanbod en de wijze waarop jongeren hun vrije tijd besteden.

3.5 Conclusies en aanbevelingen

Jongeren vanaf 12 jaar worden in hun ontwikkeling niet alleen thuis of op school gestimuleerd, maar ook door hun vrienden. Om deze jongeren te stimuleren en te helpen in de ontwikkeling van hun talenten is een veelzijdige aanpak nodig. Die aanpak moet aansluiten bij hun wensen én die van hun ouders of verzorgers. Voor de leerplichtige jongeren vanaf 12 jaar heeft de school een belangrijke rol.

Voor scholen in het voortgezet onderwijs ontwikkelen we een kader voor de brede school. Voor de invulling van

het concept brede school stellen we een handreiking op. Ook willen we de kennis over goede praktijkvoorbeelden voor iedereen beschikbaar maken. De scholen die zich al op speciale talenten richten (zoals de LOOT-scholen die zich speciaal op sport-ontwikkeling richten) breiden waar mogelijk uit en ondersteunen we verder.

We stimuleren samenwerking tussen welzijnsaanbieders, multifunctionele centra, cultuuraccommodaties en toon- aangevende Amsterdamse instituten en scholen voor voortgezet onderwijs. Rolmodellen hebben een belang- rijke voorbeeldfunctie. We zoeken ook aansluiting bij professionele (voor)opleidingen, zoals het conser-vatorium en de theaterschool.

In de stadsdelen en het welzijnswerk is een professio-naliseringsslag van het jongerenwerk gaande. Deze professionalisering zal niet los staan van de ont-wikkelingen op het terrein van talentontwikkeling voor de doelgroep 12+. Er zullen kwaliteitscriteria voor aanbieders worden opgesteld en een effectmeting van het aanbod zal plaatsvinden.

of in de stad. Naast deze talentplekken voor jongeren moet het jongerenwerk in samenwerking met het sport-buurtwerk jongeren actief naar sportverenigingen leiden. Dit vraagt om goede sportlocaties op wijkniveau.

3.2 Wat doet het voortgezet onderwijs?

Het voortgezet onderwijs heeft voor Brede Talent-ontwikkeling twee rollen. Aan de ene kant hebben scholen hun reguliere taken. Aan de andere werkt het VO plannen uit in het kader van de Brede School. Een Brede School is een samenwerkingsverband van partijen (onderwijs, zorg, welzijn, sport, cultuur, bedrijfsleven) die zich bezighouden met de jeugd van 12 jaar en ouder. De samenwerking versterkt de sociale infrastructuur voor de jeugd en richt zich op het vergroten van kansen om zich te ontwikkelen. Ook bestrijdt het achterstanden van kinderen en wil het voorkomen dat jongeren zonder startkwalificatie hun school verlaten.

3.3 Wat doet de stad?

De belangrijkste rol van de stad op het gebied van vrijetijdsbesteding is om jongeren zo veel mogelijk te stimuleren in het gebruiken van het vrijetijdsaanbod. Vrijetijdsbesteding is niet alleen luxe, maar een essentieel onderdeel van de leefwereld van jongeren. In hun vrije tijd doen alle jongeren vaardigheden op. De stad richt zich voornamelijk op:• een actueel overzicht voor de hele stad van mogelijkheden tot talentontwikkeling voor de zes talentgroepen;

• een uitbreiding van de planningssite voor de hele stad met een planningsprogramma voor de doelgroep 12-23 jaar. Hierdoor krijgen professionals, jeugd en ouders inzicht in het aanbod;• het benoemen van randvoorwaarden voor aantrekkelijke openbare ruimte. Deze ruimten moeten geschikt zijn voor een breed aanbod van activiteiten, georganiseerd en ongeorganiseerd;• doorlopende lijnen: talenten ontwikkelen doe je thuis, in de buurt en op school. De activiteiten hiervoor sluiten zo veel mogelijk op elkaar aan. Dit vereist een heldere regie, duidelijke taken en een goede aansluiting van het wijkgerichte op het stedelijke aanbod;• een goede regionale spreiding van multifunctionele centra, cultuuraccommodaties en sportfaciliteiten in de stad. Dit gebeurt door het financieren van multifunctionele centra, zoals Nowhere, Studio West en ISH, en sportactiviteiten;• trajecten voor talentontwikkeling van risicojongeren en jongeren in een achterstandssituatie;• een keurmerk voor aanbieders en het aanbod en professionalisering van de medewerkers;• talentontwikkelingsaanbod dat Platform Amsterdam Samen en organisaties op het gebied van jeugd, sport, kunst en cultuur samen ontwikkelen en subsidiëren;• gesubsidieerde jongerenactiviteiten en feesten die de XXXS-pas, samen met jongeren, organiseert voor de Amsterdamse jeugd; • activiteiten die jongeren zelf organiseren. De stad stimuleert jongeren om hun eigen ideeën te ontwikkelen (Jouw Idee Maak het Waar) of eraan mee te doen (via JAA! jongeren); • de ontwikkeling van Brede Scholen in het Voortgezet Onderwijs.

36Jong;-)Amsterdam

Page 20: kader BTO Amsterdam_def
Page 21: kader BTO Amsterdam_def

40Jong;-)Amsterdam Jong;-)Amsterdam

4 Uitvoeren van talentontwikkeling

In dit hoofdstuk gaan we in op de manier waarop we talentontwikkeling stimuleren.

4.1 Welke strategische keuzes maken we?

Om een zo groot mogelijk succes te bereiken met Brede Talentontwikkeling moeten we strategische keuzes maken voor de inzet van middelen en capaciteit. Daarom:• zetten we middelen en capaciteit in op ‘knooppunten’ voor kinderen en jongeren: de plaatsen waar ze het meest zijn. Bij kinderen tot 12 jaar betekent dat een activiteitenprogramma voor talentontwikkeling op school en in de wijk. Voor jongeren vanaf 12 jaar betekent dat een mix van activiteiten rondom school, in de wijk en op grootstedelijk niveau;• wordt het bestaande aanbod zo veel mogelijk gecombineerd om meer rendement te behalen;• versterken we wat al goed werkt, niet teveel losse, nieuwe projecten;• bieden we zo veel mogelijk in programma’s een samenhangend aanbod aan;• willen we het gemakkelijker maken voor ouders om mee te doen: financiële, culturele en organisatorische barrières halen we zo veel mogelijk weg;• combineren we middelen en mensen zo veel en slim mogelijk (in combinatiefuncties).

4.2 Hoe garanderen we de kwaliteit van de activiteiten?

Willen we een goed werkend programma voor talent-ontwikkeling hebben, dan is het belangrijk dat we de kwaliteit van de activiteiten garanderen. Daarvoor ontwikkelen we per talentgroep kwaliteitsnormen. Zowel de deskundigen als de talentmakelaar kunnen deze criteria goed gebruiken. Zij kunnen hiermee alle activiteiten screenen, beoordelen en monitoren.

Deze kwaliteitsnorm toetst de volgende aspecten:• de pedagogische component: is de docent in staat om op een goed pedagogisch niveau de cursus of activiteit te leiden?• de educatieve component: is er een opbouw, ontwikkeling of presentatie aanwezig in de activiteit?• de artistieke component: is de activiteit uitdagend of inspirerend genoeg? Daagt het de kinderen uit om zich verder te ontwikkelen?• de sociale component: leren kinderen met en van elkaar? Is er sprake van groepsdynamiek? Dit gaat uiteraard niet op voor individuele lessen;• de economische component: is de activiteit makkelijk toegankelijk? Denk hierbij aan afstand, laagdrempelig of betaalbaarheid;• is er inbreng van of participatie mogelijk door kinderen, ouders en andere betrokkenen?

Page 22: kader BTO Amsterdam_def

4.3 Hoe garanderen we dat de activiteiten toegankelijk zijn?

Willen we garanderen dat activiteiten voor de jeugd toegankelijk zijn, dan moeten we er voor zorgen dat er financiële, fysieke of culturele mogelijkheden zijn om eraan deel te nemen. Hiervoor ontwikkelen we (in aansluiting op de stadspas) een talentenpas. De gebruiker kan de pas, afhankelijk van het inkomen, opwaarderen bij betaling van bijvoorbeeld cursusgelden. Naast het organisatorische aspect (wie is waarvoor verantwoordelijk?) moet helder worden gedefinieerd hoe de jeugd in aanmerking komt voor een voorziening. Ook willen we het duidelijk hebben hoe zij worden bereikt en gestimuleerd.

4.5 Hoe gaan we verder?

Stad, stadsdelen, scholen en aanbieders van de verschil-lende talentgroepen werken samen om kinderen hun talenten optimaal te laten ontwikkelen. De organisatie van het aanbod vindt niet alleen per leeftijdsgroep plaats, maar ook per talentgroep.

Voor de talentgroep ‘Sport, Lijf & Gezondheid’ is het Sportplan opgesteld. Daarin staat hoe Amsterdamse kinderen kennis kunnen maken met hun sporttalent en hoe ze hierin kunnen doorgroeien. Een samenvatting van het Sportplan is als bijlage toegevoegd.

Talentontwikkeling is ook één van de vier ambities in de Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2009-2012. Deze heeft de gemeenteraad in mei 2007 vastgesteld. Het College van B&W neemt in september 2008 een besluit over het Kunstenplan 2009-2012. Dat doen ze onder

meer op basis van deze Hoofdlijnennota en plannen die culturele instellingen voor de periode 2009-2012 hebben ingediend. Talentontwikkeling is daarin een van de programmalijnen.

De overige talentgroepen worden nog verder uitgewerkt. Daarna zal dit aanbod stadsbreed beschikbaar komen. En vervolgens wordt gemeten of de gestelde doelen worden gehaald. We moeten ons afvragen of de middelen om die doelen te bereiken effectief zijn. Hiervoor worden indicatoren benoemd. Er zal regel-matig een evaluatie plaatsvinden.

Het beleid moet waar nodig worden bijgesteld. In die zin is dit kader een groeidocument. Ook worden er kwaliteitscriteria ontwikkeld voor de aanbieders. Die worden meegenomen bij verdere professionalisering van het jeugd- en jongerenwerk. Een blijvende samen-werking tussen de verschillende betrokken partners binnen Brede Talentontwikkeling is van groot belang.

42Jong;-)Amsterdam

BijlagenBrede Talentontwikkeling voor alle jeugd in Amsterdam

‘ Kinderen maken kennis met hun sporttalent’

Page 23: kader BTO Amsterdam_def
Page 24: kader BTO Amsterdam_def

47 Ieder kind heeft talent

ontwikkelen nieuwe ideeën en worden actief betrokken bij het ontwikkelen van het Amsterdamse jeugdbeleid.

‘Jong Amsterdam/Kinderen Eerst’: het Amsterdamse jeugdbeleid voor de komende jaren is vastgelegd in het plan ‘Jong Amsterdam 2006-2010’. Hierin wordt het onderwijs- en jeugdbeleid tot en met 2010 vormgegeven (benoemd met resultaten) door lokale overheden en de partners in onderwijs, welzijn, jeugdzorg, politie en justitie. Het is beschreven in zes hoofdthema’s. Deze thema’s worden uitgewerkt in 25 actieplannen, gericht op kansen voor alle jeugd. Voor elk actiepunt zijn afspraken gemaakt over de resultaten. Het primaire doel van ‘Jong Amsterdam’ is het scheppen van mogelijkheden en voorwaarden voor de individuele ontwikkeling en maatschappelijke deelname van kinderen en jongeren.

De uitwerking van ‘Jong Amsterdam’ staat in ‘Kinderen Eerst’. Hierin worden vijf programma’s met activiteiten weergegeven, vooral voor de leeftijdsgroep tot 12 jaar. De programma’s zijn erop gericht de samenhang in de verschillende activiteiten te vergroten en daarmee het jeugdbeleid te versterken.

Kinderopvangorganisaties: met kinderopvang bedoelen we erkende opvang die is geregeld tussen een werkende ouder of verzorger en een kinderopvangorganisatie. De ouder of verzorger moet daarvoor een vergoeding betalen. Kinderopvangorganisaties zijn bijvoorbeeld gastouders, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang of informele, particuliere kinderopvang.

Mbo: middelbaar beroepsonderwijs

MFC: Multifunctioneel Jongerencentrum. De groot-stedelijke Multifunctionele Centra zijn talenthuizen die activiteiten aanbieden en gericht zijn op de verschillende talentgroepen voor jongeren. Zij zijn in de stad op meerdere plekken georganiseerd, zoals ISH en Studio West in West en Nowhere in Zeeburg.

O+S: Amsterdams Bureau voor Onderzoek en Statistiek

NSA: naschools aanbod

NSO: naschoolse opvang

Ouder en Kind Centra (OKC): het OKC is een basis-voorziening voor ouders en kinderen van -9 maanden tot 4 jaar. In het OKC is alle zorg rondom kinderen en ouders geregeld.

Ontwikkelniveaus: naast zes talentgroepen zijn er vier niveaus van talentontwikkeling. Kinderen doorlopen de volgende niveaus: van kennismaken en ontwikkelen naar bekwamen en uiteindelijk naar excelleren.

OOG: OOG is een zelfstandig bureau dat organisaties ondersteunt op het gebied van onderwijs, zorg en welzijn.

OSA: Ondernemerskring Sociale Sector Amsterdam. In de OSA werken organisaties samen die zich bezig-houden met bijvoorbeeld kinderopvang, jeugd- en jongerenwerk, jeugdzorg, leefbaarheid in de buurt, maatschappelijke dienstverlening en ouderenwerk.

Peergroup: het gedrag van jongeren wordt vanaf hun tienerjaren meer en meer beïnvloed door leeftijdsgenoten. Als een groep jongeren invloed heeft op een individuele jongere, dan is die een peergroup.

46Jong;-)Amsterdam

Benchmark: een benchmark is een techniek om de prestatie van verschillende systemen, apparaten of organisaties met elkaar te vergelijken. Benchmarking is een manier voor organisaties om van elkaar te leren, verantwoording af te leggen en toezicht te vergemakkelijken. De uitkomst van een benchmark is een soort meetgetal dat iets over de prestatie zegt.

Brede School PO en VO: een brede school PO is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich richten op kinderen van 0-14 jaar. Doel van het samenwerkingsverband is om de ontwikkelingskansen van de kinderen te vergroten. Dit gebeurt door te zorgen voor een doorlopend aanbod van voorzieningen in opvang, onderwijs, vrije tijd en zorg. Onderwijs is één van de deelnemers. Kinderopvang, peuterspeelzaal, sport, cultuur, welzijn, bibliotheek, OKC en andere aanbieders kunnen ook een onderdeel van de brede school zijn. Beleid en een handreiking voor de Brede School VO is in ontwikkeling.

Combinatiefuncties: bij brede scholen bestaat een grote behoefte aan extra mankracht. Die is nodig om activiteiten te organiseren en samenwerking te realiseren met verschillende partners. Ook de wens om flexibel met verschillende functies en functionarissen om te gaan, draagt bij aan meer mogelijkheden voor de brede school en daarmee aan de meerwaarde ervan.In 2012 moeten er minimaal 2.500 van combinatie-functies zijn, gefinancierd uit de ‘Impuls combinatie-functies brede scholen, sport en cultuur’. Deze wordt gefinancierd door de ministeries van OCW en VWS en door de deelnemende gemeenten.

Dagarrangementen & Combinatiefuncties: de over-heid wil dat ouders met schoolgaande kinderen beter in staat zijn om zorg en werk te combineren, dat de voorzieningen die er zijn beter op elkaar aansluiten en dat er meer gekwalificeerd personeel werkt in de tussenschoolse opvang (TSO).

Sinds 1 augustus 2007 moeten de scholen tussen 7.30 en 18.30 uur voor de opvang zorgen als ouders of verzorgers daarom vragen. De scholen zijn al verplicht tussenschoolse opvang te regelen. Het is aan de scholen ervoor te kiezen op welke manier zij de opvang regelen. Ze kunnen dit zelf doen en ook overgaan op een nieuwe organisatie voor opvang, onderwijs en naschoolse activiteiten. Onder de projectnaam ‘Dagarrangementen & Combinatiefuncties Amsterdam’ ondersteunt DMO scholen en partners uit de sectoren welzijn, kinderopvang en sport en cultuur bij kinderopvang.

DLO: het decentrale overleg tussen lokale overheid en schoolbesturen over het onderwijs- en jeugdbeleid. Het DLO is per stadsdeel georganiseerd.

DMO: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam

Hbo: hoger beroepsonderwijs

JAA!: JAA! staat voor Jongeren Actief voor Amsterdam. Het bestaat uit een wisselende groep Amsterdamse jongeren van 12 tot en met 23 jaar die actief zijn voor Amsterdam. Zij organiseren zelf initiatieven,

Bijlage 1

Begrippenlijst

Page 25: kader BTO Amsterdam_def

Planningssite: een (digitaal) programma met daaraan gekoppeld een planningsfunctie. Met een planningssite krijgen kinderen en hun ouders inzicht in het aanbod van buitenschoolse activiteiten binnen wijkgerichte dagarrangementen. Ze kunnen zich op de site ook voor deze activiteiten aanmelden. Dit digitale planningsprogramma zal worden vormgegeven via een webapplicatie (software applicatie die via het internet wordt ontsloten). Daarop is een duidelijk overzicht te vinden van de buitenschoolse activiteiten.

Planningsprogramma: een aan de planningssite gekoppelde planningsfunctie geeft aan of er nog ruimte is voor aanmelding voor buitenschoolse activiteiten.

Primair onderwijs (PO): het primair onderwijs in Amsterdam bestaat uit 209 basisscholen. Die worden geleid door circa 60 schoolbesturen. De schoolbesturen zijn onafhankelijk. Wat betreft de regie zijn de stads-delen verantwoordelijk voor het primair onderwijs.

Portfolio/talentenpaspoort: een persoonlijk ontwikkelingsplan voor kinderen in het primair onderwijs. Hierin wordt hun ontwikkeling op de verschillende talentgroepen bij-gehouden.

Samenwerkingsverbanden: om de organisatie van dagarrangementen in Amsterdam mogelijk te maken heeft de OSA zes samenwerkingsverbanden opgezet (West, Centrum/Zuid, Oost, Noord, Zuidoost en een voor het Speciaal Onderwijs). Hieraan doen 185 scholen mee (95 procent van alle scholen). Verder zijn in de samenwerkingsverbanden stadsdelen, schoolbesturen en organisaties voor welzijn en kinderopvang vertegenwoordigd.

Segregatie: met segregatie wordt de scheiding tussen kinderen in scholen en buurten bedoeld als gevolg van verschil in huidskleur, sociaal economische klasse, godsdienst etc.

Sociaal domein: in dit kader wordt met het sociaal domein alle (overheid)bemoeienis op het gebied van zorg, welzijn, cultuur, onderwijs en recreatie bedoeld.

Sociale cohesie: dit begrip duidt op sociale samenhang in de maatschappij. Door sociologen wordt sociale cohesie ook wel omschreven als ‘kleefkracht’. Uit onderzoek blijkt: hoe hechter de sociale cohesie, hoe groter de solidariteit in een gemeenschap.

Sociale vaardigheden: deze vaardigheden zorgen ervoor dat je goed kunt omgaan met anderen.

Speciaal onderwijs (SO): voor kinderen die geen ‘gewoon’ onderwijs kunnen volgen. Ze hebben problemen met leren of met hun gedrag. Dit komt door lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperkingen of door gedragsstoornissen.

Speelruimteplan: een inventarisatie van de aanwezige speelvoorzieningen voor de diverse leeftijdsgroepen per buurt met aanbevelingen.

Talentgroep: om voor alle kinderen activiteiten te ontwikkelen die bij hen passen, delen we hen in in zes talentgroepen. De talentgroepen komen voort uit een vrije vertaling van de theorie van meervoudige intelligentsia van Howard Gardner, aangepast aan de schoolprofielen waaruit jongeren moeten kiezen.

49 Ieder kind heeft talent

Page 26: kader BTO Amsterdam_def

1) Sport, Lijf & Gezondheid. Kinderen en jongeren richten zich op kennis en bewustzijn van sport, beweeg- mogelijkheden en factoren die van invloed zijn op lijf en gezondheid. Ze ontwikkelen sportieve vaardigheden en gebruiken die als sporter (of sportbegeleider).2) Kunst & Cultuur. Kinderen en jongeren doen kennis op van meerdere mogelijkheden om zich uit te drukken. Ze ontwikkelen hun creativiteit en gebruiken die op artistiek en muzikaal gebied.3) Techniek & ICT. Kinderen en jongeren ontwerpen, onderzoeken en werken met nieuwe technologieën.4) Wetenschap & Natuur. Kinderen en jongeren tellen en rekenen (wiskunde). Ze maken gebruik van (natuurkundige) onderzoeksmethodes. Ze herkennen samenhang, maken probleemanalyses en komen met oplossingen.5) Communicatie/Taalvaardigheid. Kinderen en jongeren doen kennis op van taal, media- en communicatietechnieken. Ze weten hoe ze die kunnen gebruiken als ondernemer en als organisator.6) Sociale Vaardigheden. Kinderen en jongeren weten en zijn zich bewust van eigen en andermans identiteit en hun plek binnen de maatschappij. Ze nemen actief deel in de maatschappij als bijvoorbeeld ondernemer of organisator.

Talentmakelaar: een talentmakelaar wordt per wijk of stadsdeel ingezet om het aanbod van wijkgerichte dagarrangementen te laten functioneren. Hij of zij:• zorgt dat de activiteiten worden georganiseerd in nauwe samenwerking met de scholen;• onderzoekt het aanbod van en de vraag naar activiteiten en zorgt voor een match;• zorgt voor een kwalitatief goed aanbod door dit te bespreken met de uitvoerders bij de welzijns- instellingen, zelforganisaties en verenigingen die het specifieke aanbod leveren;

• zorgt dat de activiteiten passen bij de doelstellingen van talentontwikkeling en signaleren waar er nieuwe activiteiten nodig zijn;• houdt de planningssite actueel en maakt die toe- gankelijk voor alle ouders en kinderen in de buurt.

TSO: tussenschoolse opvang.

Verlengde schooldag: het aanbod van naschoolse activiteiten die brede scholen specifiek voor hun eigen kinderen aanbieden. Dit aanbod is niet toegankelijk voor alle kinderen uit de buurt.

Vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.

Voortgezet onderwijs (VO): het voortgezet onderwijs bestaat in Amsterdam uit ruim 60 scholen. Ze vallen onder 23 verschillende besturen. De schoolbesturen zijn onafhankelijk. Wat betreft de bestuurlijke regie is de centrale stad verantwoordelijk voor het VO.

Wet WMO: sinds 1 januari 2007 is er de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het doel van deze wet is dat iedereen kan meedoen in de maatschappij. De gemeenten voeren de WMO uit. Elke gemeente legt daarbij haar eigen accenten.

Wijkaanpak: de Amsterdamse wijkaanpak is een cruciaal onderdeel om de stad en alle buurten goed en leefbaar te houden. De focus ligt hierbij op opvoeden, leren, gezin en meedoen, en ook de verbetering van het pedagogische klimaat, de aanpak van onderwijsachterstanden, het verhogen van de leefbaarheid en het verminderen van de armoede. Hierbij zijn de mensen in de wijk het uitgangspunt. In de wijkaanpak werken burgers, ondernemers, corporaties, ambtenaren, onderwijzers, welzijnswerkers samen.

50Jong;-)Amsterdam

Wijkgerichte dagarrangementen: een breed aanbod van activiteiten na schooltijd voor kinderen van een cluster van scholen die in een zelfde wijk staan.

51 Ieder kind heeft talent

Page 27: kader BTO Amsterdam_def
Page 28: kader BTO Amsterdam_def

55 Ieder kind heeft talent

al deze scholen wordt een schoolsportvereniging opgericht met een intensief dagelijks sportaanbod. Dit wordt georganiseerd in samenwerking met bestaande sportverenigingen en ondersteund door combinatiefuncties. Kinderen die willen doorgroeien naar de laatste stap van talentontwikkeling worden begeleid in de overstap naar een vereniging. Extra aandacht is hierbij voor de vele jonge sporttalentjes in Amsterdam. Dit is de laatste stap van talentontwikkeling: presteren en zelfs excelleren.

Kinderen in het speciaal onderwijs hebben nog niet dezelfde sportmogelijkheden als hun leeftijdsgenootjes in het reguliere onderwijs. In het Sportplan wordt dit verschil rechtgetrokken. Er komt extra sportaanbod, specifiek voor het speciaal onderwijs. Kinderen met psychosociale problemen en gedragstoornissen zijn hierbij een belangrijke doelgroep. Relatief veel jongeren in de leeftijdsgroep van 14 tot 22 jaar gaan minder sporten of stoppen zelfs. In het Sportplan is daarom een verdere uitbreiding van Topscore opgenomen. Dit populaire sportprogramma richt zich op het VMBO en het praktijkonderwijs. Met de ROC’s worden afspraken gemaakt om het bewegingsonderwijs in de onderbouw van het MBO opnieuw in te voeren. Hiernaast is er extra aandacht voor sport in de wijk vanuit het sportbuurtwerk. Gezamenlijk met de stadsdelen wordt er extra ingezet op risicojongeren. Sport blijkt een effectief middel om jongeren bij het onderwijs betrokken te houden. Ook komen er voor de meest gemotiveerde en getalenteerde risicojongeren mogelijkheden om opleidingen te volgen als sportbegeleider.

Talentveld Sport, lijf en Gezondheid: onderdeel Lijf en GezondheidSport is als de meest populaire vrijetijdsbesteding een onmisbaar onderdeel in het dagelijkse leven van

de Amsterdamse jeugd. Daarom is sportstimulering een doel op zich. Dit is echter niet de enige rol van sport in talentontwikkeling. Sport is ook een middel op andere beleidsterreinen. Dit wordt benadrukt door de titel van de talentgroep ‘Sport, Lijf en Gezondheid’. Die geeft aan dat het over meer gaat dan sporten alleen. Talentontwikkeling gaat ook over het belang van voldoende bewegen voor lijf en gezondheid. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de aanpak overgewicht.

Overgewicht is een snel groeiend probleem. De GGD vindt overgewicht een van de grootste problemen onder de Amsterdamse jeugd. Overgewicht vormt een belemmering om talenten te ontwikkelen. Overgewicht gaat vaak samen met een negatief zelfbeeld en minder zelfvertrouwen. Maar het werpt ook fysieke obstakels op.

In het kader van het Sportplan en de Nota Volksgezond-heid presenteren Carolien Gehrels en Marijke Vos een groot overgewichtoffensief. Amsterdam is al zeer innovatief in sportstimulering met een gezond-heidsaspect. Vooral het programma JUMPin is hier een goed voorbeeld van. Dit programma biedt op basisscholen met lage SES een intensief sportaanbod in combinatie met voorlichting, ouderbetrokkenheid en gezonde voeding. In het kader van het Sportplan wordt het leerlingvolgsysteem van JUMPin uitgebreid naar alle basisscholen. Op basis van dit systeem kunnen kinderen worden doorverwezen en wordt per school bepaald welke extra inspanningen nodig zijn op het gebied van op sport, voeding, bewegingsachterstand, voorlichting of ouderparticipatie. Amsterdam wil een dergelijke aanpak uitbreiden naar het VMBO, naar voorscholen en Ouder Kind Centra. Hiermee ontstaat een samenhangend en kwalitatief hoogwaardig aanbod voor 0 tot 22 jaar. Dit sluit naadloos aan bij de kadernota BTO en bij het talentveld ‘Sport, lijf en gezondheid’.

54Jong;-)Amsterdam

Het SportplanAmsterdam is koploper in sportstimulering in Nederland. Deze positie wordt verder versterkt door de integrale aanpak die het Sportplan voorstaat. Samen met het sportveld en vele externe partners is gewerkt aan dit offensief. De centrale stad en de stadsdelen hebben hun doelstellingen met elkaar afgestemd en zetten hun middelen gerichter in. De sportinfrastructuur krijgt hiermee een sterke impuls. Dit vergroot de mogelijkheden om de maatschappelijke waarde van de sport optimaal te benutten. Sport plaatst zich als een effectief instrument in het centrum van het beleid en verbindt zich met andere beleidsvelden. Steeds meer Amsterdamse jeugd ontdekt zo het plezier van sporten en daarmee de positieve effecten die sport heeft op zelfvertrouwen, schoolresultaten, gezondheid, sociale vaardigheden en vriendschappen. Dit is de kracht van sport in talentontwikkeling.

De invulling van sport in BTOAlle kinderen en jongeren tot en met 23 jaar moeten de mogelijkheid krijgen om te ontdekken waar ze goed in zijn en om deze talenten vervolgens verder te ontwikkelen. Dit wordt uitgewerkt in Brede Talentontwikkeling (BTO), de derde programmalijn van Jong Amsterdam/Kinderen Eerst.

In het Sportplan 2009-2012 is de volledige talent-piramide ‘Sport, Lijf & Gezondheid’ uitgewerkt. Deze piramide voorziet in een vloeiende lijn van de eerste kennismaking met de sport, tot het verder bekwamenen zelfs excelleren. Hiervoor is er de beschikking over een breed, samenhangend en kwalitatief hoog sportaanbod voor 0 tot 23 jaar. Dit aanbod is er voor

álle Amsterdamse kinderen en jongeren. Speciale aandacht is er voor kinderen en jongeren die achterblijven in sportparticipatie. Er wordt extra ingezet op kinderen en jongeren met een lage sociaal economische status, op meisjes (en met name Hindoestaanse en Islamitische meisjes) en op kinderen in het speciaal onderwijs. Het Sportplan biedt een breed offensief om de diverse belemmeringen om te sporten weg te halen of te verminderen. Hiermee wordt het ontwikkelen van talenten zo min mogelijk afhankelijk van externe factoren zoals fysieke beperkingen, afkomst, armoede of omgeving.

Talentgroep Sport, lijf en gezondheid: onderdeelHet ontwikkelen van talenten begint met het ontdekken ervan. Het kennismaken met sport is daarom de basis van sportstimulering. Alle kinderen kunnen tijdens hun schooltijd kennismaken met verschillende sporten. Een randvoorwaarde is dat deze scholen dan wel een vakdocent Lichamelijke Opvoeding hebben.

De volgende stap in talentontwikkeling is het verder bekwamen van talenten. Hiervoor is de doelstelling opgenomen dat alle basisscholen een naschools sportaanbod hebben, hetzij als eigen aanbod, hetzij samen met andere scholen als onderdeel van een wijkarrangement. Hierbij is extra aandacht voor basisscholen met veel kinderen met een lage sociaal economische status (SES). Op al deze scholen wordt een schoolsportvereniging opgericht met een intensief dagelijks onderdeel van een wijkarrangement. Hierbij is extra aandacht voor basisscholen met veel kinderen met een lage sociaal economische status (SES). Op

Bijlage 2 Korte samenvatting van Concept Sportplan

Brede Talentontwikkeling in het Sportplan 2009-2012

Sport

Page 29: kader BTO Amsterdam_def

ConclusieHet is van groot maatschappelijke belang om de koppeling tussen sport en gezondheid te maken. Sport is een populaire naschoolse activiteit waar veel kinderen en jongeren om vragen. Dat maakt sport een belangrijke hoeksteen in de Brede Talentontwikkeling. Dit wordt uitgewerkt in twee soorten activiteiten: pure sportstimulering en sportactiviteiten met een gezondheidsaspect. De aansluiting van de sportsector bij Brede Talentontwikkeling wordt verder versterkt door de grote investeringen die de komende jaren gedaan worden, met name door de inzet van combinatiefuncties. Hiermee geeft sport de meest volledige en kwalitatieve invulling van alle talentvelden: het biedt de volledige piramide van Talentontwikkeling op het gebied van sport, lijf én gezondheid. Het biedt een breed aanbod van 0 tot 23 jaar op alle mogelijke vindplaatsen (OKC, scholen, pleintjes, verenigingen, etc.) en tot slot waar-borgt de sportinfrastructuur kwaliteit en samenhang.

Het Sportplan biedt álle kinderen en jongeren in Amsterdam de kans om hun sporttalenten te ontwikkelen en benutten. Er is extra aandacht voor groepen die achterblijven in sportparticipatie. Niemand komt aan de kant te staan. Al deze inspanning zorgt ervoor dat het vele talent onder jonge Amsterdammers zich optimaal kan ontwikkelen.

Pijler 1: Onderwijs, buurt en sport: Jong Amsterdam

Sport: Meer en vaker sportactiviteiten voor kinderen en jongeren. In 2012 sport 80% van de kinderen één keer per week en 50 procent twee keer per week.Gezondheid: In 2012 is het aantal kinderen en jongeren met overgewicht en obesitas niet verder toegenomen.Welzijn: Sport draagt in 2012 intensiever bij aan het welzijn van de kinderen en jongeren in de wijken. Er wordt ingezet op o.a. sociale competenties en maatschappelijke activering.Openbare ruimte: In 2012 leidt sportievere openbare ruimte tot meer bewegen.

56Jong;-)Amsterdam

Sport: In 2012 sport 80% van de kinderen 1 keer per week en 50% 2 keer per week

Binnenschools aanbod:1. Alle scholen hebben in 2012 een vakleerkracht LO.2. Alle leerlingen (PO en VO) maken in 2012 op school kennis met verschillende sporten.

Naschools aanbod:3. & 4. In 2012 bieden álle PO scholen naschools sportaanbod. Scholen met een lage SES krijgen bovendien een intensief naschools sportaanbod vanuit de schoolsportverenigingen van het JUMP-in project.5. In 2012 worden 5.500 jongeren in het praktijk- onderwijs en alle VMBO scholen wekelijks bereikt met naschools sportaanbod. 15.000 jongeren worden bereikt met kennismakingslessen.6. In 2012 is het aantal sportactieve scholen verdubbeld.7. In 2012 is op de onderbouw van het MBO het bewegingsonderwijs geherintroduceerd.10. In 2012 zijn er meer andere vormen van competitie zoals school-, wijk- en stadtoernooien.

Specifiek aanbod:8. In 2012 is er voldoende passend sportaanbod voor kinderen met chronische aandoeningen en beperkingen.9. In 2012 krijgt 50% van de kinderen en jongeren op het Speciaal Onderwijs structureel sportaanbod. Hierbij is speciale aandacht voor jongeren met gedragsstoornissen.

Gezondheid: In 2012 is het aantal kinderen en jongeren met overgewicht en obesitas niet verder toegenomen.

0 - 4 jaar11. In 2012 is Hopla! (of Beweegkriebels) ingevoerd op alle okc’s, consultatiebureaus, voorscholen en community centra.

4 - 12 jaar12. In 2012 is het leerlingvolgsysteem JUMP-in actief op alle basisscholen.13. In 2012 is JUMP-in uitgebreid naar alle scholen met een lage SES ( ±100).14. In 2012 is Club Xtra actief op 45 scholen.15. In 2012 is schoolgruiten als onderdeel van JUMP-in actief op 100 scholen.16. In 2012 zijn er 100 scholen gecertificeerd als “Gezonde School”. (NIGZ)17. In 2012 is Tijd voor eten actief op 14 scholen.

12 – 18 jaar18. In 2012 is het aantal scholen met een gezonde schoolkantine, incl. watertap, uitgebreid naar 50. VMBO scholen hebben hierbij voorrang.19. In 2012 is op 30 VMBO scholen een gespecialiseerd programma gericht op voorkomen van overgewicht.20. In 2012 is op 15 VMBO scholen (450 kinderen) een behandelprogramma opgezet voor kinderen met overgewicht.21. In 2012 bereikt de campagne “Over gewicht gesproken” 18.000 kinderen en hun ouders.

57 Ieder kind heeft talent

Page 30: kader BTO Amsterdam_def

Welzijn: Sport draagt in 2012 intensiever bij aan het welzijn van de kinderen en jongeren in de wijken doordat wordt ingezet op onder meer sociale competenties en maatschappelijke activering.

22. In 2012 wordt meer sportaanbod in de wijk en de sportievere inrichting van de wijk bepaald vanuit eigen initiatief van de jeugd.23. In 2012 nemen meer meisjes deel aan beweeg- activiteiten door het uitbreiden van het aantal programma’s dat dans aanbiedt.24. In 2012 zijn er voldoende sportbegeleiders die gespecialiseerd zijn in randgroepjongeren of jongeren met gedragsproblemen.25. In 2012 is er voor minimaal 300 risicojongeren een specifiek aanbod.26. In 2012 is er een specifiek aanbod voor Islamitische en Hindoestaanse meiden.

Openbare ruimte: In 2012 leidt sportievere openbare ruimte tot meer bewegen.

27. In ieder stadsdeel is er in 2012 beleid ten aanzien van speelruimte voor kinderen.28. In 2012 zijn er 28 schoolpleinen en speelruimtes opgeknapt.

58Jong;-)Amsterdam

Page 31: kader BTO Amsterdam_def

Samenvatting hoofdstuk 5: ambities en doelenIn de nota ‘Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2009-2012’ beschrijft het gemeentebestuur de achtergronden en ambities van het cultuurbeleid voor de periode 2009-2012. Het formuleert ook de procedurele kaders waaraan de meerjarige subsidieaanvragen van de kunsteninstellingen beoordeeld worden. Drie begrippen staan centraal in deze hoofdlijnennota:• Ten eerste gaat het erom alles in het werk te stellen om Amsterdammers cultuurwijsheid bij te brengen. Zo kunnen ze leren, genieten en profiteren van de verschillen én de overeenkomsten met hun medestadsgenoten.• Het tweede begrip is cultuurverbondenheid. Net als cultuurwijsheid is dit een individuele kwaliteit met collectieve opbrengst. Het gaat om een menta- liteit die uitgaat van ontvankelijkheid en openstaan voor anderen. Op die manier ontstaan er nieuwe verbindingen in de stad. Het moet leiden tot cultural bridging: culturele bruggen slaan tussen kunstenaars en kunstinstellingen in Amsterdam en tussen collega’s in de rest van de wereld.• Ten slotte gaat het over de weg van de basis naar de top, ofwel de cultuurloopbaan. Het gaat over complex leren, leren als je jong bent en over worden wie je wilt zijn tussen mensen die anders zijn dan jij.

In de ‘stad van Spinoza’ is cultuur een basisbehoefte. Kunst en cultuur moet daarom voor iedereen bereikbaar zijn, omdat zij bijdraagt aan de emancipatie van gemeenschap en individu. Deelname aan kunst en cultuur biedt kansen op plezier, ontroering en ontplooiing. Een nieuw Amsterdam vindt zijn basis in een nieuwe vorm van ‘volksverheffing’.

Het College heeft een aantal ambities voor kunst- en cultuurbeleid geformuleerd. Deze ambities komen voort uit de individuele en collectieve waarden van kunst en cultuur. Op basis hiervan hebben kunst en cultuur betekenis voor andere domeinen.

Het College streeft ernaar de volgende ambities te realiseren:

A. Talentontwikkeling: Amsterdammers leren hun eigen culturele talent kennen en ontwikkelen. Daarmee kunnen zij een culturele loopbaan volgen. Als genietende toeschouwer of als professional in de culturele sector. Gaandeweg wordt cultuur- wijsheid ontwikkeld. Talentontwikkeling ligt in het verlengde van cultuureducatie en leidt tot ‘aandeelhouderschap’.

Speerpunten voor 2009-2012:• Talentontwikkeling: Wij willen op alle niveaus van talentontwikkeling – kennismaken, ontwikkelen, bekwamen, uiblinken – de schakels in de keten verbinden en verstevigen.• Cultuureducatie: Wij willen dat uiteindelijk alle Amsterdamse scholen voor Primair en Voortgezet Onderwijs cultuureducatie hebben opgenomen in hun programma. De doelstelling is ook opgenomen in het programma Jong Amsterdam. Dit is in 2006 overeengekomen met de stadsdelen en tal van uitvoerende partijen.• Cultuureducatie: Wij willen nagaan of een verdere verhoging van de waarde van de vouchers voor scholen noodzakelijk is.

Bijlage 3 Korte samenvatting van Hoofdlijnen Kunst en Cultuur

Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2009-2012

61 Ieder kind heeft talent

Page 32: kader BTO Amsterdam_def

62Jong;-)Amsterdam 63 Ieder kind heeft talent

C. Wereldklasse: Dankzij de top ontstaat beweging. De top trekt talenten, toeristen en toppers uit het professionele leven aan, en bindt ze aan de stad. De top inspireert tot een culturele loopbaan. Onze Amsterdamse kunst- en cultuurtop is schaars in de wereld en die kunnen we nóg beter benutten én uit-bouwen. Toptalent uit de Randstadregio zal hier ook bij worden betrokken.

Speerpunten voor 2009-2012:• Cultuurhistorie: Wij zien het als ons doel om meer samenhang in de presentatie van het verhaal van Amsterdam te brengen.• Internationale programmering en distributie: Wij willen investeren in internationale programmering door in te zetten op sectoren die het internationale profiel van Amsterdam versterken.• Internationale uitwisseling: Wij investeren in het evenementenfonds dat festivals nieuwe mogelijkheden biedt.

D. Prachtstad: Alle Amsterdammers hebben recht op stedelijke en sociale vernieuwing die gepaard gaat met een écht mooie dagelijkse omgeving. Cultuur-wijsheid en cultuurverbondenheid moet voor alle Amsterdammers bereikbaar zijn. Dit stelt iedereen in de stad in staat om zich tot anderen te verhouden en daar wellicht iets aan toe te voegen.

Speerpunten voor 2009-2012:• Brede School: Wij willen inzetten op meer kunst & cultuur in het programma van de verlengde schooldag als onderdeel van de Brede School.• Buurtaccommodaties: Wij willen dat het bereik van culturele buurtaccommodaties door de hele stad verhoogd wordt, in het bijzonder in de stads- delen Noord, Zeeburg, Zuid Oost en Nieuw West.• Programmering: Wij willen kunstinstellingen stimuleren om de bewoners actief op te zoeken en te betrekken bij hun programmering. Tegelijk moeten we verbindingen leggen met kunst- instellingen in de rest van de stad.• Inburgering: Wij vinden dat inburgering meer is dan het leren van een taal. Wij willen nieuwkomers in een veel eerder stadium in aanraking laten komen met kunst & cultuur in Amsterdam.• Amateurkunst: Wij willen blijven investeren in het versterken van organisaties van (nieuwe) amateurkunsten. We willen ook de deelname van het aantal jonge en/of nieuwe Amsterdammers, die actief zijn in de amateurkunst, bevorderen. Daarbij willen we verbindingen tussen scholen en amateurkunstinstellingen tot stand brengen.• Professionaliteit benutten: Wij vinden het wezenlijk dat de in de cultuursector aanwezige deskundigheid gedeeld wordt, zodat talenten en beginnende cultureel ondernemers leren van de professionaliteit van ervaren krachten. Omgekeerd kunnen ervaren professionals zich laten inspireren door nieuwe inzichten.

• Buurtaccommodaties: Wij willen samen met de stads- delen blijven investeren in de programmering van buurtaccommodaties. Deze fungeren als schakel in de keten van talentontwikkeling en doorgeleiding. Boven- dien zij ze aantoonbaar succesvol in het bereiken van de doelgroep jonge en/of nieuwe Amsterdammers.• XXXS jongerenkaart: Wij willen bevorderen dat veel meer kunstinstellingen in staat worden gesteld om afspraken te maken met de XXXS- jongerenkaart.• Keurmerk talentontwikkeling: Wij willen de krachten van de portefeuilles Kunst & Cultuur, Sport, Onder- wijs en Jeugd bundelen om samen met uitvoerende organisaties te werken aan verdere professionalisering.• Verantwoordelijkheid kunstinstellingen voor begeleiding talent: Wij willen dat kunstinstellingen hun verantwoordelijkheid nemen voor de begelei- ding van talenten. Dit in samenspraak met andere organisaties binnen de keten van talentontwikkeling.• Aantrekken buitenlands talent en bevorderen van de rol van Amsterdam als kweekvijver: Wij willen samen met de kunstvakopleidingen, de kunstinstellingen en Bureau Broedplaatsen werken aan een plan van aanpak. Daarmee maken we het voor (aankomend) talent aantrekkelijk om zich in Amsterdam te ontwikkelen en te vestigen.

B. Laboratorium: Amsterdam is dankzij haar schaal-grootte bij uitstek geschikt als laboratorium voor kunstenaars en ondernemers op de grensvlakken van de verschillende disciplines. Voorbeelden zijn techniek en zakendoen, cultuur en ICT, ontwerp en industrie. Dankzij de schaalgrootte van Amsterdam kunnen de verschillende professionals elkaar gemakkelijk ontmoeten. De innovatiepotentie van Amsterdam is groot. Daarmee kunnen we de positie van Amsterdam en van in Amsterdam gevestigde kunstenaars en culturele bedrijven versterken.

Speerpunten voor 2009-2012:• Meer inzetten op het benutten van culturele diversiteit. Wij willen een cultuur van creatieve vrijheid bieden, met ruimte voor een brede culturele infrastructuur met de juiste mentaliteit. Hierin worden talenten herkend en erkend, beschermd, benut, gevoed, ondersteund en uitgedaagd.• Investeren in sectoren met internationaal perspectief. Wij willen samen met de kunstsector investeren in het vergroten van het internationale bereik. Dit doen we door verbindingen tussen creatieve zakelijke dienstverleners en andere economische sectoren te leggen.• Vervlechting tussen artistieke, technologische en economische creativiteit. Wij willen de wisselwerking tussen technologische, economische en artistieke creativiteit als één van de motoren voor culturele, economische en stedelijke ontwikkeling stimuleren.• Creëren van extra werkruimten voor kunstenaars en creatieve makers via het Bureau Broedplaatsen. Ook zal op dit gebied intensieve samenwerking met woningcorporaties en stadsdelen worden gezocht. We stimuleren nieuwe samen- werkingsvormen en experimenten in groepsaccommodaties waar kruisbestuiving als vanzelfsprekend plaats vindt.

Page 33: kader BTO Amsterdam_def

• Beeldende kunst in de openbare ruimte: Wij willen een goede opdrachtgever zijn door initiatieven van inwoners, stadsdelen, corporaties en lokale organi- saties op dit gebied te verbinden en te stimuleren.

Om de ambities van deze hoofdlijnennota te kunnen realiseren, wijzen wij op twee kritische succesfactoren:• Samenwerking tussen de verschillende beleids- terreinen in het College en Gemeenteraad: integraal bestuur.• Op basis van gedeelde ambities (financiële) afspraken maken met andere overheden en partners.

64Jong;-)Amsterdam

Page 34: kader BTO Amsterdam_def

66Jong;-)Amsterdam

ColofonJong Amsterdam Brede TalentontwikkelingKader Brede Talentontwikkeling voor alle jeugd in Amsterdam 2007-2010

Uitgave Gemeente Amsterdam Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling

Ontwerp Dutchlabel.nl Amsterdam

Fotografie Edwin van Eis

Met medewerking van en met dank aan NEMO Science Center; Het Landje; De Tent van mijn Tante; Sportschool Life & Kicking Amsterdam; Jongerenredactie XXXS en vele anderen.

Amsterdam, september 2008

Page 35: kader BTO Amsterdam_def