k2m1 Hv Boekje

101
1 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv EXPERIENCE bodylanguage klas 2 hv

Transcript of k2m1 Hv Boekje

Page 1: k2m1 Hv Boekje

1klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

EXPERIENCEbodylanguage

klas 2 hv

Page 2: k2m1 Hv Boekje

2 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Inhoudsopgave

348

15172125273335

3640434549505463

78808392

Colofon

Experience klas 2 module ‘Bodylanguage’ hvDe Passie 2012-2013Auteur: Corine Brouwer, Anco van Moolenbroek, Andrea Stuij & Wouter TerlouwVormgeving: Nick de KoningFoto voorkant: Stock.XCHNG | www.sxc.hu

Voor deze module is gebruikt gemaakt van PROEF!werk #3 ‘Klaar voor de griep!’ van Stichting C3 (http://www.proef.info/deklapper/).

We hebben getracht de rechtmatige eigenaren van alle afbeeldingen te achterhalen. Mocht u toch van mening zijn dat een afbeelding is gebruikt waarvan u de rechthebbende bent dan verzoeken wij u vriendelijk om contact met ons op te nemen (088 - 33 72 800).

Context 1: ‘Bij de dokter’1 Intro2 Bij de huisarts3 Meten aan je lichaam Bron 1 Verbranding Bron 2 Het ademhalingsstelsel Bron 3 Bloed Bron 4 Bloedvaten Bron 5 Bloedvatenstelsel Bron 6 Nieren Bron 7 Samenvatting

Context 2: ‘SchoolGezondheidsDienst’4 Gezonde lucht5 Inspectie van de school6 Meten is weten?7 Bacteriekweek8 Voorlichting: voorkomen is beter dan genezen Bron 8 Ziekteverwekkers Bron 9 Immuunsysteem Bron 10 Verslaving

Context 3 ‘Apotheker’10 De apotheker11 Zuivere stoffen en mengsels12 Scheidingsmethoden13 Dichtheid

Page 3: k2m1 Hv Boekje

3klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Context 1: Bij de dokter

1 IntroIn deze module leer je veel over je eigen lichaam, je ontdekt wat vieze stoffen voor effect hebben op je lichaam en je gaat zelf geneesmiddelen maken.

1 Lees de artikelen. Wat hebben deze artikelen te maken met bodylanguage?

Mens & Natuur

DEN HAAG - Ouders twijfelen of zij zichzelf en hun kinderen een tweede maal moeten laten inenten tegen de Mexicaanse griep.Ze vragen zich af wat het nut van een tweede prik is nu de griep op zijn retour is. Ook maken zij zich zorgen over de bijwerkingen van het vaccin. Verschillende kinderen en volwassenen werden ziek na de eerste inenting.Daar komt bij dat fabrikant GlaxoSmithKline van het vaccin waarschuwt dat een tweede inenting met het vaccin Pandemrix bij kinderen vanaf zes maanden tot drie jaar voor meer bijwerkingen zorgt dan de eerste prik. Ze zouden vooral koorts kunnen krijgen.Vanaf vandaag kunnen kinderen van zes maanden tot en met vier jaar en huisgenoten van baby’s tot en met vijf maanden bij de GGD’s terecht voor een tweede prik. Deskundigen roepen twijfelaars op die wel te komen halen, omdat het ondanks eventuele bijwerkingen zorgt voor een betere bescherming tegen het virus.Bron: Nederlands Dagblad

1 op de 5 zwangere vrouwen rooktBaby en peuk gaan niet samenNog steeds rookt 20% van de zwangere vrouwen door. En dat terwijl vandaag, op de Wereld Niet Roken Dag, de campagne ‘Kinderen? Stop met roken!’ officieel wordt afgesloten. Deze week probeerde de Nederlandse Kankerbestrijding op de valreep met een ludieke actie nogmaals aandacht te vestigen op de noodzaak de sigaretten bij zwangerschap af te zweren.Bron: Telegraaf

Vooral kinderen in ontwikkelings-landen slachtoffer van ondeug-delijke medicijnen: Onzuivere glycerine eiste al honderden levensHet drinken van een medicijn waarin onzuivere glycerine was verwerkt, heeft sinds 1989 aan honderden kinderen het leven gekost. De zestig kinderen die in 1995 op Haïti stierven na het drinken van een giftige hoestdrank, waren de laatsten in een reeks die in 1986 begon.Bron: Volkskrant

2 Wat bedoelen we met de titel: bodylanguage?

Page 4: k2m1 Hv Boekje

4 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Wat ga je doen?1. Samen met de docent wordt de klas verdeeld in groepen van maximaal 4 leerlingen.2. Je krijgt van je docent een kaartje waarop informatie staat over een patiënt. Lees

de informatie en bespreek of dat voldoende is om een diagnose te stellen. Welke informatie heb je nog meer nodig?

3. Het is belangrijk dat je als huisarts snel voldoende informatie hebt. Je hebt namelijk niet heel veel tijd... de volgende patiënt wacht al weer. Met je groep ga je vragen bedenken die je als huisarts aan deze patiënt zou kunnen stellen. Je vragen schrijf je op vragenblad 1 (pagina 5). Je schrijft er ook bij waarom je deze vraag stelt.

4. Je krijgt van je docent een tweede kaartje met extra informatie over de patiënt. Lees de informatie. Geeft deze informatie antwoord op de vragen die jullie bedacht heb-ben? Als dat niet zo is, schrijf je op vragenblad 2 (pagina 6 ) nieuwe vragen op die wel beantwoord kunnen worden met de informatie van kaartje twee. Misschien weet je nu al wat de patiënt mankeert. Vertel dit aan je docent.

5. Een huisarts heeft naslagwerken met informatie over ziekteverschijnselen. Je docent heeft ook een naslagwerk voor je. Gebruik dit naslagwerk om de juiste diagnose te stellen.

6. Je wilt natuurlijk wel zeker weten of je de juiste diagnose hebt gesteld. Dit kun je doen door een laboratoriumonderzoek. Je meet dan of er bepaalde stoffen wel of juist niet in het bloed of de urine van de patiënt zitten. Vraag aan je docent het onderzoek dat past bij jullie diagnose. Voer dit onderzoek uit.

Nu weet je de oorzaak van de klachten van de patiënt. Hoe ga je dit aan de patiënt vertel-len? Welk advies ga je de patiënt geven? Welke consequenties heeft dit voor het leven van de patiënt en zijn omgeving?

2 Bij de huisartsDe deur van je spreekkamer gaat open en een nieuwe patiënt komt binnen. Zij gaat zitten. Wat is je eerste vraag als huisarts? Welke vragen stel je nog meer aan de patiënt? Ga je de patiënt onderzoeken? Ga je bloed of urine van de patiënt naar het laboratorium sturen? Allemaal vragen waar je over na moet denken als huisarts.

Biologie

Wat ga je doen?1. Een persoon uit je de groep speelt dat hij/zij huisarts is, een andere persoon is de

patiënt. Met elkaar bereiden jullie het gesprek voor dat de huisarts met de patiënt heeft als de huisarts aan de patiënt de resultaten van het onderzoek vertelt. Wie wordt er huisarts en wie patiënt?

2. Voordat je dit gesprek kunt houden, ga je op zoek naar informatie en advies voor de patiënt. Deze informatie zoek je op internet. Welke trefwoorden ga je gebruiken?

3. Houd dit gesprek voor de rest van de klas. Dit is dus een soort presentatie. Stel je aan iedere patiënt dezelfde vragen?

4. Welke vragen moet een huisarts volgens jullie altijd stellen? Schrijf deze vragen op! Doe dit op vragenblad 3 (pagina 7).

Page 5: k2m1 Hv Boekje

5klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Vragenblad 1

Vraag Waarom?

Page 6: k2m1 Hv Boekje

6 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Vragenblad 2

Vraag Waarom?

Page 7: k2m1 Hv Boekje

7klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Vragenblad 3

Standaard vragen Waarom?

Page 8: k2m1 Hv Boekje

8 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

3 Meten aan je lichaamGoede conditie is belangrijk!Een goede conditie is belangrijker dan een gezond lichaamsgewicht voor wie oud wil worden. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek onder 2500 mensen van 60 jaar en ouder. De deelnemers deden de tredmolentest, een fitnesstest, om te zien hoe hun conditie was. Degenen die fit waren maar wel overgewicht hadden, overleden minder snel dan deelnemers met een goed gewicht die niet fit bleken te zijn. Bron: www.nu.nl

Biologie

Lichamelijke conditie bepaald hoe fit je bent. Als je een goede conditie hebt, moet je zonder moeite normale lichamelijke inspanningen kunnen doen. Als je een slechte conditie hebt, stijgt je hartslag al bij een kleine inspanning.

Je conditie bestaat uit vijf verschillende dingen:• Uithoudingsvermogen

Het ligt aan je hart of je een goed uithoudingsvermogen hebt. Je kunt je uithoudings-vermogen trainen door sporten te doen waarbij je veel zuurstof verbruikt en daar een beetje buiten adem bij raakt. Dat zijn bijvoorbeeld sporten zoals hardlopen, fietsen, zwemmen en aerobics.

• Spierkracht Sterke spieren kunnen blessures en rugklachten voorkomen. Je kunt je spieren trainen met gewichtheffen, opdrukken en touwtrekken.

• Behendigheid Een goede conditie betekent ook dat je snel je evenwicht kunt vinden en een snel reactievermogen hebt.

• Soepelheid Soepele spieren zijn sterk en gezond en zorgen ervoor dat ze ook nog goed zijn op oudere leeftijd.

• Uithoudingsvermogen van spieren Door te wandelen, te fietsen, te hardlopen, te zwemmen of te joggen train je je spieren, zodat ze zich lang kunnen inspannen zonder oververmoeid te raken en dat je niet snel spierpijn krijgt.

Hoe zit het met de conditie van onze klas?We gaan er onderzoek naar doen! Vorig jaar heb je al kennis gemaakt met het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel toen je op zoek ging naar de dader van de moord in het Allard Piersonmuseum.

1 Uit welke organen bestaat het bloedvatenstelsel?

2 Uit welke organen bestaat het ademhalingsstelsel?

Page 9: k2m1 Hv Boekje

9klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

We gaan nu meten aan de bovengenoemde organen. Samen maken ze een gedeelte van je conditie uit. We verzamelen diverse gegevens die in verband met elkaar kunnen staan. Iedereen zet zijn of haar gegevens in een bestand, een databank. Met deze databank kunnen we aan de hand van vragen een onderzoek doen.

We gaan in dit hoofdstuk onderzoek doen naar zes verschillende eigenschappen:• ademtempo• hartslag• longinhoud• longcapaciteit• lichaamslengte• omvang borstkas

Opdrachten1. Voer alle metingen uit. 2. Noteer alle waarden in dit werkblad en in het klassenbestand. Dit klassenbestand

maken we met Google Spreadsheets.3. Schrijf een onderzoeksverslag. Achterin dit hoofdstuk staat hoe we dit gaan doen.

Ook maak je gebruik van de gele kaart ‘verslag maken’.

Practicum Hartslag en ademtempo

Wat ga je doen? Je gaat je hartslag en ademtempo voor en na inspanning meten.

De hartslag in rust is een ruwe indicatie voor de lichamelijke conditie. Normaal gesproken is iemand gezonder als de hartslag laag is. Het gemiddeld aantal hartslagen ligt voor mannen tussen de 70 en 85 slagen per minuut. Bij vrouwen is de hartslag sneller: tussen de 75 en 90 slagen per minuut. Voor de meeste mensen is een hartslag van 90 tot 100 in rust een teken dat hun conditie slecht is. Ademhalen doe je omdat je zuurstof nodig hebt. Als je sneller ademhaalt, krijg je dus meer zuurstof binnen.

Wat heb je nodig?• stopwatch

Aan de slag!• Tel het aantal hartslagen in één minuut. Je voelt je hartslag door je vingers tegen je

halsslagader te leggen. De tweede leerling houdt met een stopwatch de tijd bij.• De derde leerling telt het aantal ademhalingen van de proefpersoon tijdens deze

minuut.• Schrijf je gegevens op in de onderstaande tabel.• We gaan nu inspanning leveren. Dit kun je doen door vijf keer de trap op en neer te

lopen of door drie rondjes rond de school te rennen. Spreek met de docent af wat jullie moeten doen.

• Na de inspanning meet je opnieuw de hartslag en ademhaling. Doe dit op dezelfde manier als de eerste keer.

• Schrijf je gegevens op in de onderstaande tabel.

Let op!• Zorg dat je je goed inspant. Je moet ‘buiten adem’ raken.• Meet direct nadat je je ingespannen hebt.

Page 10: k2m1 Hv Boekje

10 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Mijn gegevens

Hartslag voor inspanning slagen/min

Ademtempo voor inspanning x/min

Hartslag na inspanning slagen/min

Ademtempo na inspanning x/min

Practicum Longinhoud

Wat ga je doen? Je gaat je longinhoud meten.

Jouw longen kunnen een bepaalde hoeveelheid lucht inademen. Die hoeveelheid is voor iedereen weer anders. Dat hangt af van je leeftijd, je geslacht, je lichaamsbouw en je conditie. Met een spirometer meet je de totale hoeveelheid lucht die in je longen past, de longinhoud. Als je in de spirometer blaast, zul je nooit alle lucht in de meter kunnen blazen. Er blijft namelijk lucht in je longen achter, die je er niet uit kunt blazen. Je meet dus iets minder dan de totale longinhoud. De totale hoeveelheid lucht die je maximaal in de spirometer kunt blazen wordt vitale longinhoud genoemd.

Wat heb je nodig?• spirometer

Aan de slag!• Steek een nieuw tuitje op de meter.• Zet de meter op ‘nul’ .• Adem zo diep mogelijk in.• Blaas nu alle lucht rustig en zo lang mogelijk in de spirometer.• Lees de meter af.• Schrijf je gegevens in de onderstaande tabel.• Meet nog twee keer en schrijf ook daarvan je gegevens op. Reken het gemiddelde van

de drie metingen uit. • Maak het tuitje schoon.

Mijn gegevens

Longinhoud 1 cc

Longinhoud 2 cc

Longinhoud 3 cc

Gemiddelde longinhoud cc

Page 11: k2m1 Hv Boekje

11klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Practicum Longcapaciteit

Wat ga je doen? Je gaat je longcapaciteit meten.

Jouw longen kunnen een bepaalde hoeveelheid lucht inademen. Die hoeveelheid is voor iedereen weer anders. Dat hangt af van je leeftijd, je geslacht, je lichaamsbouw en je conditie. De peakflowmeter (vertaald: piekstroommeter) meet de hoeveelheid lucht die iemand in één keer tegelijk kan uitblazen. Hoe wijder de luchtwegen, des te groter is de piekstroom. Bij astma zijn de luchtwegen bijvoorbeeld tijdelijk vernauwd. Je kunt dan minder gemakkelijk uitademen en de hoeveelheid lucht die je in één keer tegelijk kunt uitademen is kleiner.

Wat heb je nodig?• peakflowmeter

Aan de slag!• Steek een nieuw tuitje op de meter.• Adem zo diep mogelijk in.• Blaas nu krachtig alle lucht in de peakflowmeter.• Lees de meter af.• Schrijf je gegevens in de onderstaande tabel.• Meet nog twee keer en schrijf ook daarvan je gegevens op. Reken het gemiddelde van

de drie metingen uit. • Maak het tuitje schoon.

Mijn gegevens

Longcapaciteit 1 L/min

Longcapaciteit 2 L/min

Longcapaciteit 3 L/min

Gemiddelde longcapaciteit L/min

Page 12: k2m1 Hv Boekje

12 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Practicum Lichaamslengte en omvang borstkas

Wat ga je doen? Je gaat ook je lichaamslengte en je omvang van de borstkas meten.

De lichaamslengte heeft ook vaak te maken met je conditie. Zo kunnen mensen met lange benen vaak hard rennen. De omvang van je borstkas heeft vaak te maken met de inhoud van je longen, maar ook met de spieren die daar aanwezig zijn.

Wat heb je nodig?• meetlint

Aan de slag!• Zorg er voor dat je schoenen met hakken uit doet! • Meet je lichaamslengte met het meetlint aan de muur.• Schrijf je gegevens op in de onderstaande tabel.

• Zorg voor het meten van de omvang van je borstkas dat je niet te dikke kleren aan hebt.

• Meet de borstkas met het meetlint net onder je oksels.• Schrijf je gegevens op in de onderstaande tabel.

Mijn gegevens:

Lichaamslengte: cm

Omvang borstkas: cm

Wat ga je doen?Je hebt nu allerlei dingen gemeten die te maken hebben met je conditie. Deze gegevens gaan we ook met elkaar vergelijken. Hiervoor gaan we alle gegevens in één tabel zetten, het klassenbestand.

Wat heb je nodig?• computer• gegevens van de practica

Aan de slag!• Op de elo vindt je een link naar het klassenbestand op Google Spreatsheets. Open dit

bestand. • Klik onderaan op je klas. Nu wordt de tabel voor jouw klas geopend. • Vul je leerlingennummer in.

Eindverslag De conditie van de klas

Page 13: k2m1 Hv Boekje

13klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

• Zoek nu jouw gegevens van onderzoeken op pagina 9 tot 12 op en vul deze ook in het klassenbestand in.

Als iedereen de gegevens in het klassenbestand heeft ingevuld, gaan we een onderzoeksverslag van deze gegevens maken. Hieronder staat beschreven hoe we dit doen.

Het onderzoeksverslag bestaat uit verschillende onderdelen: een inleiding waarin je beschrijft welke dingen je gaat onderzoeken, de onderzoeksvraag, de hypothese, de uitvoering, de resultaten en de discussie en conclusies.

OpbouwOp de voorkant, het titelblad, zet je je naam en klas, de datum van de proef en de inleverdatum. Natuurlijk mag je er ook een leuk plaatje op zetten.

1. Inleiding In de inleiding bespreek je wat je wilt gaan onderzoeken. We hebben verschillende dingen gemeten in dit practicum. Zou er een relatie zijn tussen de verschillende metingen? Is het zo dat mannen een kleinere borstkas hebben dan vrouwen? Of dat vrouwen een grotere longcapaciteit hebben? Om dit te weten ga je twee waarden met elkaar vergelijken. Je kunt kiezen uit:• Hartslag en longinhoud • Omvang borstkas en longinhoud • Geslacht en longinhoud • Lichaamslengte en longinhoud • Hartslag en longcapaciteit • Eigen keuze, overleg dit wel even met de docent!

2. Onderzoeksvraag Wat is je onderzoeksvraag? Bedenk een vraag die met het onderzoek te beantwoorden is. Gebruik: wat, wanneer, wie of hoe…

3. Hypothese In de hypothese beschrijf je welk antwoord je verwacht op je onderzoeksvraag.

4. Uitvoering In de uitvoering beschrijf je hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd. Schrijf precies op welke materialen je hebt gebruikt en wat je hebt gedaan.

5. Resultaten Welke resultaten van het totale klassenoverzicht heb je nodig om je onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden? Je kunt de gegevens op de volgende manier verwerken: • Resultaten sorteren • Resultaten in groepen verdelen en gemiddelden berekenen.

Je kunt je resultaten op de volgende manier presenteren:• Staafgrafiek • Lijngrafiek: let op: kies voor spreiding en niet voor een lijngrafiek en laat de punten

verbinden via een lijn. • Tabel

Page 14: k2m1 Hv Boekje

14 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

6. Discussie & Conclusies In de discussie en conclusie beschrijf je de volgende zaken:• Vergelijk de resultaten met je hypothese. Wat is je conclusie? • Als je hypothese niet bevestigd wordt, wat zouden mogelijke oorzaken daarvan

kunnen zijn? • Wat zou je vervolgonderzoek kunnen zijn? • Welke problemen ben je in het onderzoek tegen gekomen? • Hoe heb je die opgelost?

HintEen goed verslag

verdient een mooievoorkant, een

slecht verslag heeftdat hard nodig!

Gebruik de informatie uit bron 1-7 op pagina 15-35 in je verslag. Tip: gebruik voor het maken van je verslag ook de gele kaart ‘verslag’.

!

Page 15: k2m1 Hv Boekje

15klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

bron 1 Verbranding Biologie

Tijdens het practicum met de spirometer heb je ervaren dat je bij het inademen lucht in je longen zuigt. Bij de uitademing blaas je de lucht er weer uit. De lucht bevat zuurstof die je lichaam nodig heeft voor de verbranding van suikers. Wat is eigenlijk verbranding?

Bij verbranding heb je te maken met een brandstof die je verbrand. Bij die verbranding komt energie vrij. Voor die verbranding heb je zuurstof nodig. Denk maar even aan het branden van een kaars. Als je een kaars aansteekt, raakt het kaarsvet langzaam op. Het kaarsvet is de brandstof. Bij deze verbranding ontstaat er een vlammetje. Er komt energie vrij in de vorm van licht en warmte. Als je een glazen potje over de kaars neerzet, dan zul je zien dat de kaars langzaam uitdooft.

1 Hoe komt het dat een kaars langzaam uitdooft als er een glazen potje over heen wordt gezet?

Bij de verbranding van kaarsvet is dus zuurstof nodig. Dat geldt ook voor de verbranding van suikers in je lichaam. Glucose is een soort suiker. Als glucose in jouw lichaam verbrand wordt, komt er energie vrij. Met deze energie kun je bewegen, denken en praten. Het is dus belangrijk dat er continu verbranding plaatsvindt. Je hebt namelijk dag en nacht energie nodig. De verbranding gebeurt in elke cel van je lichaam. Daarom is het ook belangrijk dat er in elke cel van je lichaam zuurstof wordt gebracht.

2 Wat gebeurt er als in een cel van je lichaam geen zuurstof kan komen? Gebruik in je uitleg het woord ‘energie’.

3 Hoeveel cellen heeft een menselijk lichaam ongeveer?

4 Hoe komt het zuurstof het lichaam binnen en hoe komt het bij iedere cel?

Page 16: k2m1 Hv Boekje

16 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

5 Je docent laat een kaarsje branden op een schoteltje. Er wordt een potje over het kaarsje heen gezet. Het kaarsje zal doven. Als je goed naar het glas kijkt, zie je daar iets ontstaan. Wat zie je?

6 Naast de stof die je hierboven hebt opgeschreven, ontstaat er nog een ander ‘afval-product’, dat je niet ziet en niet ruikt. Welke stof is dat?

7 De verbranding van een kaars kun je in een schema zetten. Links van de pijl zet je de dingen die nodig zijn voor de verbranding. En rechts van de pijl zet je de producten neer, die ontstaan bij een verbranding. Vul het onderstaande schema in voor de ver-branding van een kaars.

+ -> + +

Als je inademt, neem je zuurstof uit de lucht op. Via het bloed komt het overal in het lichaam. De afvalproducten koolstofdioxide en water moeten het lichaam weer uit.

8 Hoe verdwijnen koolstofdioxide en water uit het lichaam?

Je weet nu wat jouw lichaam nodig heeft voor verbranding en welke afvalproducten er ontstaan.

9 Vul nu onderstaande schema in voor de verbranding in het menselijk lichaam.Verbranding in de cel:

+ -> + +

10 Zoals je in hoofdstuk 2 gemeten hebt, ga je na flinke inspanning sneller ademhalen. Leg dat uit met de bovenstaande theorie. Gebruik in je uitleg het woord ‘verbranding’.

Page 17: k2m1 Hv Boekje

17klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

AdemhalingsstelselIn figuur 1 zie je het ademhalingsstelsel.

Als je inademt, komt de lucht door je neus of je mond, via de keelholte, in je luchtpijp. De luchtpijp splitst zich in twee bronchiën. Beide bronchiën vertakken zich verder tot kleinere buisjes: de luchtpijptakjes. Aan het eind van de luchtpijptakjes bevinden zich de longblaasjes.

LongblaasjesIn figuur 1 zie je ook een vergroting van de longblaasjes. Er zijn vele miljoenen longblaasjes in de longen. Al die longblaasjes samen hebben een groot oppervlak. Als je de longblaasjes kapot zou knippen en naast elkaar zou leggen, dan bestrijk je een heel voetbalveld. Door het grote oppervlakte kan er snel en veel zuurstof en koolstofdioxide naar en uit het bloed worden vervoerd.

ademhalingsstelselFiguur 1

bron 2 AdemhalingsstelselBiologie

Page 18: k2m1 Hv Boekje

18 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Je ademt lucht in. De lucht komt in de longblaasjes. De zuurstof die in de lucht zit, gaat uit het longblaasje naar het bloedvat. Dat bloedvat ligt strak langs het longblaasjes. Daarnaast gaat de koolstofdioxide vanuit het bloed naar de longblaasjes. Zie figuur 2.

koolstofdioxide gaat uit het bloed, zuurstof komt in het bloedFiguur 2

SlijmvliesDe binnenkant van je neusholte, luchtpijp en bronchiën is bekleed met slijmvlies. Sommige cellen produceren slijm en andere cellen bevatten hele kleine trilhaartjes aan de bovenkant.

Bekijk http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20080715_roken02 . Let tijdens het kijken vooral op de slijmlaag en de trilhaartjes. In het slijm blijven kleine stofdeeltjes plakken. De trilhaartjes brengen het stofdeeltje vervolgens met wapperende bewegingen naar boven. Hierdoor komt het stofdeeltje in de keelholte. Hierna kun je het uithoesten of doorslikken.

In de neus zorgt het neusslijmvlies ook voor de afvoer van stofdeeltjes. Daarnaast wordt de lucht, die erlangs stroomt, ook een beetje vochtig en een beetje verwarmd. In het neusslijmvlies liggen namelijk bloedvaatjes die ook warm zijn. Aan de voorkant in de neus liggen ook nog neusharen. Deze houden grovere deeltjes tegen. Als de lucht die je inademt, schoon, warm en vochtig is, is dat beter voor de longblaasjes.

Borst- en buikademhalingAls je ontspannen bent, voel je dat je buik een beetje naar voren komt als je ademhaalt. Je gebruikt dan de buikademhaling. Je kunt ook via de borstademhaling lucht naar binnen zuigen. Vergelijk op http://biodesk.nl/ademhaling/buik_borst_ademhaling.php de buik- en borstademhaling met elkaar.

Page 19: k2m1 Hv Boekje

19klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

1 Soms wil je iets goed kunnen ruiken. Waarom snuif je dan de ingeademde lucht heel diep op?

2 Is het beter om door je neus of door je mond te ademen? Leg je antwoord uit door drie voordelen te noemen.

3 Kleur de ruimte waar zich lucht bevindt blauw en de ruimte waar zich bloed bevindt rood. Zet bij elke pijl een woord, kies uit: bloed, koolstofdioxide, lucht en zuurstof.

4 Zet in de tabel bij iedere zin of er veel of weinig zuurstof en koolstofdioxide in zit.1. Lucht dat door de luchtpijp, via de bronchiën nu in het luchtpijptakje zit.2. Lucht dat vanuit het longblaasje nu in het luchtpijptakje is aangekomen.3. Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt.4. Bloed dat van de longblaasjes wegstroomt.

zin Zuurstofgehalte (veel of weinig)

Koolstofdioxidegehalte(veel of weinig)

1234

Page 20: k2m1 Hv Boekje

20 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

5 Zet de nummers van de zinnen in het plaatje van vraag 3.

6 Maak een tekening van de binnenkant van de luchtpijp. Geef hierin aan: • slijmlaag• trilhaar

7 Waarom gaat je buik iets naar voren als je inademt tijdens de buikademhaling?

8 Ga nogmaals naar http://biodesk.nl/ademhaling/buik_borst_ademhaling.php. Vul de oefening in. Daarna schrijf je het hieronder op voor jezelf, zodat dat je het later kunt leren. Schrijf op wat er met de borstholte en buikholte gebeurt als je in- en uitademt.

Page 21: k2m1 Hv Boekje

21klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

‘bloedt’. (figuur 1) Heb je er ooit bij stilgestaan waarom het bloeden na verloop van tijd stopt en er een korstje ontstaat? Om dat te begrijpen moet je weten welke bestanddelen er in bloed zitten.

In bron 1 heb je geleerd dat het menselijk lichaam CO2 produceert. De CO2 verlaat het lichaam door uit te ademen. Tijdens de inademing zuig je weer lucht naar binnen. Die lucht bevat zuurstof die je lichaam nodig heeft voor de verbranding van suikers. De opname en het transport van zuurstof in je lichaam wordt verzorgd door bloed.

Bloed vervult dus een belangrijke functie in je lichaam. Je weet natuurlijk dat er in je lichaam bloed zit. Als je een wondje heb, zeg je dat je

bloedende vingerFiguur 1

1 Bloed is belangrijk. Dat merk je ook aan ons dagelijks taalgebruik. Ga naar http://bloed.webwerkwijzer.nl/assets/lib/html/fs.asp?contentpagina=/assets/lib/html/2.1.html. Kies drie uitdrukkingen die jij kent en beschrijf de betekenis ervan.

Uitdrukking Betekenis

Wat gebeurt er als je bloed laat staan in een buisje?

bron 3 BloedBiologie

Ga naar http://biodesk.nl/bloed/samenstelling_bloed.php. Bekijk deze website stap voor stap door op de knop ‘verder’ te klikken. Je ziet een aantal schermen met informatie over bloed. Lees deze informatie en beantwoord de volgende vragen.

2

Page 22: k2m1 Hv Boekje

22 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

3 Welke bestandsdelen zitten er in bloed en welke functie hebben ze?

Bestandsdeel Functie

1.

2.

3.

4.

5.

6.

4 Deze schematische tekening (figuur 2) geeft de samenstelling van bloed weer. Plaats de juiste namen en percentages bij de streepjes.

Figuur 2

Page 23: k2m1 Hv Boekje

23klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

5 Wat zijn de drie hoofdfuncties van bloed?

6 Welke twee functies hebben rode bloedcellen?

1.

2.

3.

1.

2.

7 Welke twee functies hebben witte bloedcellen?

8 Welke stof wordt door witte bloedcellen gemaakt?

10 Wat zijn bloedplaatjes en welke functie hebben ze?

1.

2.

9 Wat is de functie van deze stof?

Ga naar http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/bloedsomlooponderb.html. Klik op ‘bloedcellen en bloedplasma’. Lees deze informatie en beantwoord de volgende vragen.

Page 24: k2m1 Hv Boekje

24 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Practicum Bloed

Wat ga je doen?Je gaat onderzoeken hoe bloed er onder de microscoop uit ziet. Wat heb je nodig?• bloedpreparaat• microscoop

Aan de slag!• Pak de gele kaart ‘Microscoop’ achter uit je map en lees deze door.• Werk volgens de gele kaart en bekijk het preparaat uiteindelijk bij een vergroting van

400 keer.• Zoek een gedeelte van het preparaat waarin je zowel rode als witte bloedcellen ziet.• Pak de gele kaart ‘Tekenregels’ achter uit je map en lees deze door.• Maak een tekening van drie rode en een witte bloedcel.

Page 25: k2m1 Hv Boekje

25klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Ga naar http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/bloedsomlooponderb.html. Kies op deze website eerst de optie ‘bouw van de bloedvaten’. Beantwoord de volgende vragen.

2 Bloed stroomt door bloedvaten omdat er druk is. Denk maar eens aan water dat uit de kraan stroomt. Dat gebeurt omdat er een druk is in de waterleiding. Waar komt de druk in slagaders vandaan?

3 Als je slagaders en aders met elkaar vergelijkt, dan zie je enkele verschillen. Omcirkel in het onderstaande schema de juiste woorden.

Slagader Ader

Bloeddruk hoog / laag hoog / laagPlaats in lichaam diep / minder diep in lichaam diep / minder diep in lichaamWand van het bloedvat dik / dun / stevig dik / dun / stevigKleppen veel / niet aanwezig veel / niet aanwezig

bron 4 BloedvatenBiologie

Bloedvat Functie

Slagaders

Haarvaten

Aders

1 Wat is de functie van de verschillende bloedvaten?

Page 26: k2m1 Hv Boekje

26 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

5 Maak een tekening van een ader met een klep. Geef met pijltjes aan hoe het bloed stroomt.

6 In welke delen van het bloedvatenstelsel zit het meeste bloed?

7 Beschrijf de bouw en functie van haarvaten.

4 Waar komt de druk in aders vandaan? Welke rol spelen kleppen hierbij?

8 Omcirkel het goede antwoord. In de slagaders stroomt het bloed A van het hart afB naar het hart toe

In de aders stroomt het bloed A van het hart afB naar het hart toe

Page 27: k2m1 Hv Boekje

27klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

9 Beschrijf het transport door bloed van zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen. Vul onderstaand schema in.

Stof Waar ontstaat het? of Waar komt het bin-nen?

Waar gaat het heen? Wat is het eindpunt?

zuurstof

koolstof-dioxide

voedings-stoffen

afvalstoffen

Als je heel hard gerend hebt tijdens het sporten bonkt je hart en voel je het bloed kloppen in je lichaam. In bron 4 heb je geleerd dat er slagaders en aders zijn. Ze vormen samen het bloedvatenstelsel. Je gaat nu onderzoeken hoe het bloed door het bloedvatenstelsel loopt.

bron 5 BloedvatenstelselBiologie

1 Kijk in de klas naar de torso en volg de loop van de slagaders en de aders. Welke zijn rood en welke zijn blauw?

Page 28: k2m1 Hv Boekje

28 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

BloedvatenstelselBij het sporten verbruik je veel zuurstof. Het bloed zorgt ervoor dat er voldoende zuurstof bij de spieren komt. Het bloed wordt door het lichaam vervoerd door het bloedvatenstelsel. Dit bloedvaten stelsel bestaat uit het hart, slagaders en aders. Het bloed dat van de longen via het bloedvatenstelsel naar allerlei organen loopt, bevat veel zuurstof. Dit bloed wordt ook wel zuurstofrijk bloed genoemd. Wanneer het bloed de zuurstof bij de organen heeft afgegeven en koolstofdioxide heeft opgenomen, bevat het bloed veel minder zuurstof. Dit bloed wordt ook wel zuurstofarm bloed genoemd.Wanneer je de torso in de klas of een plaatje van de bloedsomloop bekijkt zie je rood en blauw gekleurde bloedvaten. De rode bloedvaten bevatten zuurstofrijk bloed en de blauwe bloedvaten bevatten zuurstofarm bloed.

2 Welke functie heeft het bloedvatenstelsel?

3 Welke organen horen bij het bloedvatenstelsel?

4 Wat betekenen de kleuren rood en blauw bij de bloedvaten?

Rood

Blauw

5 Ga naar http://www.bioplek.org/animaties/bloed/hart_bloedsomloop.html. Blader door op de pijl te klikken naar de derde pagina. Je ziet nu hetzelfde plaatje als in figuur 2 op pagina 29. Als je de cursor op een letter plaatst, wordt de naam zichtbaar van het bijbehorende onderdeel van het bloedvatenstelsel. Schrijf de juiste namen van de diverse onderdelen van het bloedvatenstelsel bij de letters. Geef ook aan of het bloed zuurstofrijk of zuurstofarm is.

Onderdeel Zuurstofrijk Zuurstofarm

A.

B.

C.

D.

E.

Page 29: k2m1 Hv Boekje

29klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hvbloedvatenstelsel

Figuur 2

F.

G.

H.

I.

J.

K.

L.

M.

Page 30: k2m1 Hv Boekje

30 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Het hartHet hart pompt het bloed door het lichaam. Het is een grote, holle spier en bestaat uit vier ruimtes. De bovenste twee ruimtes van het hart heten de boezems, de onderste twee de kamers. Het hart trekt regelmatig samen. Hierdoor wordt het bloed door het lichaam gepompt. Om te voorkomen dat het bloed terugstroomt, zitten er tussen de boezems en kamers hartkleppen. Tussen de kamers en de slagaders zitten de halve maanvormige kleppen. Als de kamers samentrekken, worden de hartkleppen automatisch dichtgeduwd door het bloed.

Over het hart zelf lopen ook bloedvaten. Dat zijn de kransslagaders en kransaders. Door de kransslagaders krijgt het hartweefsel zelf zuurstof aangevoerd. Door de kransaders

het hartFiguur 2

stroomt bloed dat veel koolstofdioxide bevat weg van de hartspier.

Het hart is het begin en het einde van twee bloedsomlopen: de grote en de kleine bloedsomloop. De rechterkant van het hart pompt het bloed naar de longen. Daarna stroomt het vanuit de longen weer terug naar de linkerkant van het hart. Dit rondje noemen we de kleine bloedsomloop. De linkerkant van het hart pompt het bloed het hele lichaam door. Het bloed stroomt dan door alle organen. Vanuit deze organen stroomt het bloed weer terug naar de rechter harthelft. Dit rondje is de grote bloedsomloop.

6 Wat is de functie van het hart?

7 Welke twee soorten ruimten zitten er in het hart?

1.

2.

8 De grote en de kleine bloedsomloop hebben allebei een ander doel.Wat is de functie van de grote bloedsomloop?

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?

Page 31: k2m1 Hv Boekje

31klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

Figuur 4

10 Een rode bloedcel bevindt zich in de rechterkamer van de kleine bloedsomloop. De bloedcel wordt weggepompt. Noem de bloedvaten en de organen in de juiste volgor-de, waar de bloedcel langskomt. Doe dit ook voor de grote bloedsomloop.

Volgorde Kleine bloedsomloop Grote bloedsomloop

1. rechter kamer linker kamer

2.

3.

4.

5.

Ga naar http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/hart_bloed_eenvoudig.html. Blader door op de pijl te klikken naar de tweede pagina. Je ziet nu hetzelfde plaatje als in figuur 4. Als je de cursor op een letter plaatst, wordt de naam zichtbaar van het bijbehorende onderdeel van het hart. Schrijf de juiste namen van de diverse onderdelen van het bloedvatenstelsel bij de letters.

9

Onderdeel Onderdeel Onderdeel

A. D. RK.

B. E. LB.

C. RB. LK.

Page 32: k2m1 Hv Boekje

32 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

12

11 In de meeste slagaders bevindt zich veel zuurstof. In welke slagader bevindt zich weinig zuurstof?

Kies het juiste antwoord:In de poortader zit veel/weinig zuurstof.In de poortader zit veel/weinig glucose.

13 Welke kamer heeft de meest gespierde wand, de linker- of de rechterkamer? Leg je antwoord uit.

14 Wat is een hartinfarct? Welk onderdeel van het hart werkt dan niet goed?

Page 33: k2m1 Hv Boekje

33klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

In bron 1 heb je geleerd dat bij verbranding van glucose twee afvalproducten ontstaan. Inmiddels weet je dat koolstofdioxide via de bloedsomloop bij je longen komt en je longen het weer uitblazen. In het lichaam ontstaan ook allerlei andere afvalstoffen. Deze afvalstoffen moeten het lichaam kunnen verlaten. Dit wordt gedaan door het uitscheidingsstelsel (figuur 1).Bloed komt via de nierslagader de nieren binnen. De nieren halen vervolgens de afvalstoffen uit het bloed. Alle overtollige en verkeerde stoffen worden verzameld. Alles bij elkaar wordt urine. Via de urineleiders wordt de urine naar de blaas gebracht.Wanneer je plast, wordt de blaas via de urinebuis geleegd.

bron 6 NierenBiologie

het uitscheidingsstelselFiguur 1

1 Welke stoffen zitten er in urine?

2 Waar wordt urine gemaakt?

Page 34: k2m1 Hv Boekje

34 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

4 Je urine is de ene keer donkerder dan de andere keer. Als het donker gekleurd is, heb je dan te veel of te weinig gedronken? Leg je antwoord uit!

5 Wat zijn nierstenen?

3 De nieren maken elke minuut een beetje urine. Waarom hoef je toch niet de hele dag te plassen?

Page 35: k2m1 Hv Boekje

35klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 1 hv

In de onderstaande afbeelding kun je zien hoe de verschillende orgaanstelsels met elkaar samenwerken. In de vakken staan de verschillende onderdelen van het lichaam. Bij de pijlen staan verschillende stoffen. Vul de woorden op de stippellijntjes in.

bron 7 SamenvattingBiologie

Geb

ruik

de

volg

ende

woo

rden

:In

de

vakj

es: u

itsch

eidi

ngss

tels

el, v

erte

rings

stel

sel,

spie

rcel

len,

blo

edva

tens

tels

el, a

dem

halin

gsst

else

lBi

j de

pijle

n: g

luco

se (2

x), z

uurs

tof (

2x),

wat

er (2

x), k

ools

tofd

ioxi

de (2

x)

bloe

dvat

en-

stel

sel

gluc

ose

zuur

stof

Page 36: k2m1 Hv Boekje

36 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Context 2: Schoolgezondheidsdienst

4 Gezonde luchtMens & Natuur

Opdracht Resultaat

Tel hoeveel keer je ademhaalt per minuut. aantal keer per minuut:

Let op je eigen ademhaling en geef met een cijfer van 1-10 aan of je nu in rust erg benauwd bent (cijfer 10) of helemaal niet (cijfer 1).

cijfer:

Knijp je neus dicht met je vingers en adem door een rietje met de mond dicht. Dus niet langs het rietje ademen! Na 1 minuut tel je hoeveel keer je inademt in 30 secon-den. LET OP: als je last hebt van astma (benauwd heid) kun je de opdracht beter niet doen.

aantal keer:

Vermenigvuldig dit met 2 en je hebt het aantal inademingen per minuut in rust bij een beperkte ademhaling.

aantal keer per minuut:

Geef weer met een cijfer van 1-10 aan hoe benauwd je bent.

cijfer:

Maak 10 diepe kniebuigingen terwijl je door het rietje ademt en tel weer het aantal ademhalingen per minuut na in-spanning.

aantal keer per minuut:

Geef ook weer aan met een cijfer hoe benauwd je bent.

cijfer:

Practicum Astma

Wat ga je doen?Je gaat ervaren hoe het voelt als je astma hebt.

Wat heb je nodig?• een rietje• een secondewijzer

Aan de slag!Doe de volgende ademhalingsoefeningen en bepaal je ademtempo. Vul in de rechterkolom je waarnemingen in.

Page 37: k2m1 Hv Boekje

37klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

AstmaAstma is een chronische aandoening van de luchtwegen. Een astma-aanval kan zich voordoen bij een allergie voor bepaalde stoffen, bij een verkoudheid of na een zware inspanning. Kenmerken voor zo’n aanval zijn:• een ontsteking van de luchtwegen• meer slijmvorming• benauwdheid• een piepende ademhaling• hoestenDe ene patiënt heeft meer last van astma dan de andere. Voor sommigen kan een astma-aanval zelfs levensgevaarlijk zijn. Astma is één van de meest voorkomende chronische ziekten. Het aantal mensen met astma leek tussen 1984 en 1997 sterk gestegen, vooral onder kinderen. Mogelijk kwam dit doordat artsen meer wisten en dus vaker de ziekte herkenden. De periode erna is het aantal ongeveer gelijk gebleven. Volgens de laatste cijfers waren er in 2003 ongeveer 520.000 mensen met astma, waarvan 115.00 kinderen. In grote steden heeft één op de zes kinderen astma. Dat heeft te maken met de luchtvervuiling.

1 Is er iemand in de klas of ken je iemand die astmapatiënt is? Wat zijn de klachten?

2 Welke invloed heeft de omgeving op astma?

Welkom SGD

Welkom op de opleiding van de SchoolGezondheidsDienst (SGD). Je bent door je school voorgedragen om de opleiding tot inspecteur bij de SGD te volgen. Voor de gezondheid van leerlingen is het belangrijk dat de leefomgeving in orde is. Hoeveel tijd breng jij op school door? Toch aardig wat, niet?Het belang van een goede leefomgeving geldt natuurlijk helemaal voor leerlingen die een beperking hebben. Astma is zo’n beperking. Een goede leefomgeving voor een astmapatiënt vraagt om een goed binnenklimaat. De SGD heeft tot doel om toe te zien of een school een gezond binnenklimaat heeft voor iedereen. Met een diploma van deze opleiding ben je in staat om te beoordelen of het binnenklimaat van een school de gezondheid van leerlingen bevorderd. Ook kun je na afloop van deze opleiding lesgeven over infectieziekten en verslavingen.

Je hebt nu een klein beetje gevoeld hoe het is als je moeite hebt met ademhalen. Mensen die lijden aan astma hebben chronisch (dat wil zeggen ‘langdurig en steeds weer terugkerend’) last van benauwdheid. Ook bij overgewicht kun je problemen met de ademhaling hebben. Je merkt dat je meer moeite hebt met bewegen wanneer je een beperkte ademhaling hebt.

Page 38: k2m1 Hv Boekje

38 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

BinnenklimaatHet ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) regelt de inrichting en het gebruik van de beschikbare ruimte in Nederland. Bijvoorbeeld: waar komen nieuwe sportvelden, waar worden huizen gebouwd? Een belangrijke taak van het VROM is ook de zorg van een goed milieu. In Nederland geldt een gezondsheidswet waarin bepaald wordt aan welke eisen gebouwen en huizen moeten voldoen.Inspecteurs van het ministerie van VROM controleren gebouwen of ze aan deze eisen voldoen. Dat geldt ook voor scholen. Eén van de eisen die aan gebouwen en

VROMFiguur 1

Inhoud van jouw opleidingDe opleiding tot inspecteur bestaat uit drie onderdelen:• Theorie: huiswerk, proefwerk.• Inspecties (uitvoeren van diverse praktische opdrachten en verslaglegging) • Voorlichting geven over verslaving

De theorie en de werkwijze voor de inspectie staan beschreven in deze module. Naast de inspectie behoort ook het geven van voorlichting op scholen tot het takenpakket van een inspecteur. Daarom geef je als team voorlichting over verslaving door het maken van een videoclip.

AanpakJe vormt samen met drie andere leerlingen een inspectieteam. Dit team heeft als taak er op toe te zien dat leerlingen op school een omgeving hebben die geen nadelige gevolgen heeft voor hun gezondheid. Je kunt daarbij denken aan de hoeveelheid stof in de lokalen, maar ook aan schadelijke gewoonten onder jongeren (eten, roken). In het team moet je goed samenwerken om tot een goed resultaat te komen.

3 Wat vind jij belangrijk voor een goede leefomgeving op school?

scholen gesteld worden, is het hebben van een goed binnenklimaat. Het klimaat in een gebouw of school wordt bijvoorbeeld bepaald door de luchtkwaliteit. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen beter presteren als lokalen goed worden geventileerd. Dus als er genoeg frisse lucht is en een goede temperatuur. Slechte kwaliteit van de binnenlucht kan ook leiden tot hoofdpijn, astma en infecties.

Page 39: k2m1 Hv Boekje

39klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

In de teams moeten de volgende werkzaamheden verricht worden:1. Maken van de vragen en opdrachten van deze context.2. Uitvoeren van de onderdelen van de inspectie.

a. Het maken van Checklisten over je leefomgeving.b. Het uitvoeren van het onderzoek Meten is weten.c. Het uitvoeren van het onderzoek Bacteriekweekd. Het maken van de eindrapportage.

3. Maken van een videoclip over het onderwerp verslaving TeamElk team bestaat uit 4 inspecteurs.Elk team heeft een inspectiecoördinator. Welke talenten heeft een inspectiecoördinator volgens jullie nodig? Vergelijk jullie antwoorden. Welk groepslid past het best bij deze beschrijving?

EindrapportageDe inspectie is afgerond als de rapportage ingeleverd is bij de docent. Deze eindrapportage bevat de volgende onderdelen:1. Het onderzoeksverslag van het onderdeel Checklisten (pagina 40-42).2. Het onderzoeksverslag van het onderdeel Meten is weten (pagina 43-44).3. Het onderzoeksverslag van het onderdeel Bacteriekweek (pagina 45-48).4. Een videoclip over verslaving (pagina 49).Iedereen is verantwoordelijk voor één onderdeel. Verdeel deze verantwoordelijkheden onder elkaar!

4 Wie is verantwoordelijk voor de verschillende onderdelen?

Checklisten

Meten is weten

Bacteriekweek

Videoclip

Page 40: k2m1 Hv Boekje

40 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

5 Inspectie van de schoolWe hebben dus alle belang bij een gezonde leefomgeving. Stoelen moetengoed zitten, de wc’s moeten schoon zijn, het vuil moet worden opgehaald.Voor al die dingen zijn er regels, voorschriften en adviezen.

Mens & Natuur

OpdrachtHet is handig om die voorschriften en adviezen te vertalen in een checklist of vragenlijst. Dat is een lijst met vragen die je gemakkelijk met ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden. Zo kun je controleren of de leefomgeving in orde is. De inspectie is onderverdeeld in de volgende stappen:• In folder 1 ‘opgelucht op het werk’ op pagina 70-74 zijn allerlei tips te vinden. Lees

deze door. Daarnaast staat er op de elo nog een folder met informatie. De adviezen zijn gericht op werk- en woonruimtes. Welke adviezen zijn er in ieder geval belangrijk voor de school?

• Maak naar aanleiding van deze adviezen vragen die je met ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden. Bijvoorbeeld bij ‘Gebruik afsluitbare kasten’ kun je de vraag maken ‘Zijn de kasten afsluitbaar?’ Maak zo samen met de andere leden van jouw inspectieteam ongeveer acht vragen. Vul deze vragen in de tabel Checklist (pagina 41). Vul alleen de eerste kolom in.

• Ga met de vragenlijst het schoolgebouw onderzoeken. Geef aan of je de vragen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord. Weet je het niet precies? Onder ‘twijfel’ kun je opschrijven waarom je vindt dat deze vraag niet duidelijk met ja of nee te beantwoorden is. Ieder teamlid neemt een andere ruimte voor zijn rekening. Gebruik voor iedere ruimte een aparte checklist!

Als je alle vragen leest, zul je zien dat het soms gunstig is voor astmapatiënten als het antwoord ‘ja’ is. Soms is het juist gunstig als het antwoord ‘nee’ is. Zet daarom in de laatste kolom een plusje als dat gunstig is bij een antwoord ‘ja’ of ‘nee’ en een minnetje als het niet gunstig is. Bij twijfel vul je de laatste kolom niet in.

Als alle leden van de groep hun inspectie hebben uitgevoerd, verzamelt één van de inspecteurs alle checklisten. Deze inspecteur telt alle plussen en minnen van iedere checklist op en vult de verzamellijst in (pagina 42).

RapportageMaak een kort onderzoeksverslag waarin jullie de vraag beantwoorden of het schoolgebouw astmavriendelijk is. Neem in het verslag ook eventuele voorstellen voor verbeteringen op. Deze voorstellen noem je aanbevelingen. Het verslag is onderdeel van je eindrapportage. Gebruik voor het maken van het verslag de gele kaart ‘verslag’ achter uit je map!

Page 41: k2m1 Hv Boekje

41klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

CheCklist

Ruimte:

Inpecteur: Datum / tijd:

Vragen ja nee twijfel gun-stig?

Totaal:

Page 42: k2m1 Hv Boekje

42 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Verzamellijst

Naam team:

Ruimte ‘+’ ‘-’’ blanco

Totaal:

Page 43: k2m1 Hv Boekje

43klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

6 Meten is weten?Uit diverse onderzoeken blijkt dat leerlingen beter presteren als er in lokalen genoeg frisse lucht is. Slechte kwaliteit van de binnenlucht kan ook leiden tot hoofdpijn, astma en infectieziekten. Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de lucht op de Passie? Om dat te weten moet je meten! Het is weer tijd voor het inspectieteam om er op uit te trekken.

Mens & Natuur

Voordat je begint met de inspectie van de luchtkwaliteit bereid je je voor.• Lees de folder 2 ‘Luchtkwaliteit’ (pagina 75-77). • Kijk op het internet naar het NOS journaal van 14 februari 2008. De link naar dit

programma is http://nos.nl/artikel/67796-betere-ventilering-op-basisschool.html• Beantwoord onderstaande vragen.

1 Hoe goed of slecht is de kwaliteit van de lucht in basisscholen?

2 Wat vindt het Astmafonds daarvan?

3 Wat vind jij daarvan?

Opdracht Je gaat de volgende metingen uitvoeren in een leslokaal van de school:• CO2-concentratie• temperatuur• luchtvochtigheid (deze meting doen we klassikaal)

Overleg met je docent welk lokaal je kiest voor een meting. Voer je metingen uit in een leeg klaslokaal waar kort daarvoor les is gegeven. Overleg met je docent of de metingen op het gewenste tijdstip in het lokaal uitgevoerd kunnen worden. Het is wel belangrijk dat de meting onverwacht wordt uitgevoerd. Je kunt je voorstellen dat er een extra raam open gezet wordt als bekend is dat er een meting zal plaatsvinden in dat lokaal.

Page 44: k2m1 Hv Boekje

44 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Je ontvangt van je docent de apparatuur voor de metingen. Ook krijg je instructie hoe je de apparaten moet gebruiken. Omdat er een beperkt aantal meters beschikbaar is, moeten de apparaten tijdens de les onderling gewisseld worden.Verdeel de taken onderling als volgt:• Eén van de inspecteurs overlegt met de docent over de plaats en tijdstip van de

meting.• De overige leden van het team voeren de metingen uit.• Alle leden van het inspectieteam vullen onderstaande tabel in.

Lokaal: Datum: Tijdstip:

Weersomstandigheden:

Buitentemperatuur:

Meting WaardeCO2-concentratie

Temperatuur

Luchtvochtigheid

4 Welke conclusies kun je trekken op grond van de metingen?

RapportageMaak een kort onderzoeksverslag waarin jullie de resultaten van dit onderzoek bespreken. In je conclusies verwerk je ook eventuele adviezen en tips voor De Passie! Het verslag is onderdeel van je eindrapportage. Gebruik voor het maken van het verslag de gele kaart ‘verslag’ achter uit je map!

Belangrijk bij een meting is dat je de juiste eenheid gebruikt.• De CO2-concentratie wordt uitgedrukt in ppm (deeltjes per miljoen).• De temperatuur worden uitgedrukt in graden Celsius (°C).• De luchtvochtigheid wordt uitgedrukt in % relatieve vochtigheid.

Vergelijk de metingen met de normen die de overheid stelt voor schoollokalen. Deze zijn te vinden in de folder ‘Luchtkwaliteit’ (pagina 75-77).

Page 45: k2m1 Hv Boekje

45klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

7 BacteriekweekHet zichtbaar maken van bacteriën en het effect van schoonmaken maakt een belangrijk onderdeel van de schoolinspectie uit. Door middel van deze instructie leer je de techniek en kijk je naar het effect van schoonmaken.

Biologie

Wat heb je nodig?• drie petrischaaltjes met bouillon-agar (bouillon-agar is een voedingsbodem voor

bacteriën)• zeep• watervaste stift• broedstoof (op 30 graden Celsius)• borsteltje

Aan de slag• Je maakt groepjes van twee personen. • Verdeel de bodem in twee helften door een lijn te trekken zoals je ziet in figuur 1.

Schrijf op het ene schaaltje de O van ongewassen, in een ander schaaltje de G van gewassen en op het derde schaaltje een B van boenen. Schrijf ook je naam en je klas op het schaaltje.

• Vervolgens doe je de drie behandelingen, hieronder beschreven.

Practicum Bacteriekweek

Wat ga je doen?Je gaat onderzoeken wat het gevolg is van handen wassen en van handen boenen op de hoeveelheid bacteriën op je huid.

Onderzoeksvragen:1. Wat is het gevolg van handen wassen op de hoeveelheid bacteriën op je huid?2. Wat is het gevolg van handen boenen op de hoeveelheid bacteriën op je huid?

1 Beschrijf hieronder je hypothese.

Lees als eerste bron 8 ‘Ziekteverwekkers’ en bron 9 ‘Immuunsysteem’ op pagina 50-62.!

Page 46: k2m1 Hv Boekje

46 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

petrischaaltjes met een O, een G of een B, je naam en je klasFiguur 1

In schaaltje ongewassen (O). • Leg het schaaltje met het deksel naar boven op tafel.• Open voorzichtig het petrischaaltje met je linkerhand.• Druk zachtjes met je toppen je drie middelste vingers van je rechterhand op de

bouillon.• De ene leerling doet dit op de ene helft van het schaaltje; de andere leerling doet dat

op de andere helft van het schaaltje. • Doe direct het deksel weer op de petrischaal.

In schaaltje gewassen (G). • Leg het schaaltje met het deksel naar boven op tafel.• Was allebei 1 minuut lang je handen met zeep.• Na het wassen beide handen goed afspoelen, afschudden en aan de lucht laten

drogen.• Geen handdoek gebruiken en niets meer aanraken.• Open voorzichtig het petrischaaltje met je linkerhand.• Druk zachtjes met je toppen je drie middelste vingers van je rechterhand op de

bouillon.• De ene leerling doet dit op de ene helft van het schaaltje; de andere leerling doet dat

op de andere helft van het schaaltje. • Doe direct het deksel weer op de petrischaal.

In schaaltje boenen (B). • Leg het schaaltje met het deksel naar boven op tafel.• Borstel je handen 3 minuten lang grondig met zeep.• Na het boenen de vingers afspoelen, afschudden en aan de lucht laten drogen.• Geen handdoek gebruiken en niets meer aanraken.• Open voorzichtig het petrischaaltje met je linkerhand.• Druk zachtjes met je toppen je drie middelste vingers van je rechterhand op de

bouillon• De ene leerling doet dit op de ene helft van het schaaltje; de andere leerling doet dat

op de andere helft van het schaaltje. • Doe direct het deksel weer op de petrischaal.

• Zet de petrischaaltjes 48 uur lang bij 30 graden Celsius in de broedstoof en daarna zo nodig in de koelkast tot de volgende les.

Page 47: k2m1 Hv Boekje

47klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

2 Hoe denk je dat de schaaltjes er uit zullen zien, nadat ze in de broedstoof hebben gestaan?

Resultaten • Bekijk de schaaltjes nadat ze uit de broedstoof gekomen zijn.• Laat zoveel mogelijk het deksel erop om besmetting te voorkomen.• Bekijk de bouillon-agar uit de petrichaaltjes.• Je ziet stipjes. Dat zijn bacteriekolonies, heel veel bacteriën bij elkaar.• Tel de hoeveelheid kolonies in de verschillende bakjes en kijk naar de kleur van de

kolonies.• Vul de gegevens in de onderstaande tabel in.

Naam leerling Behandeling Aantal kolonies Kleuren

1 Ongewassen

Gewassen

Geboend

2 Ongewassen

Gewassen

Geboend

BacteriekolonieNa twee dagen in de broedstoof zie je dat de agar meer of minder bezaaid is met stippen. Een bacterie die van je hand op de agar is terechtgekomen, is gaan groeien en delen tot er zoveel bacteriecellen bij elkaar zitten, dat je ze als een stipje ziet: een bacteriekolonie. Bacteriekolonies kunnen verschillen in kleur. Dat is een maat voor hoeveel verschillende soorten bacteriën van je vingers op de agar terecht zijn gekomen. De hoeveelheid kolonies op de voedingsbodem is een maat voor het aantal bacteriën dat van je vingers op de agar terecht is gekomen.

Kolonies tellenVoor het tellen van de kolonies in een petrischaal, leg je het schaaltje met de bodem naar boven op een wit vel papier. Zijn er redelijk veel kolonies aanwezig dan tel je ze door elke kolonie aan te stippen met een viltstift. Zitten er heel veel kolonies dan verdeel je de schaal in stukjes door lijnen te trekken. Je kunt dan gemakkelijk stukje voor stukje afwerken.Is het aantal kolonies enorm groot dan is betrouwbaar schatten de beste werkwijze.Je verdeelt een gebied van de schaal op het oog in stukken met ongeveer evenveel kolonies. Vervolgens tel je het aantal kolonies van één stuk en vermenigvuldig je dat getal met het aantal stukken dat je had aangegeven.

Page 48: k2m1 Hv Boekje

48 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

RapportageMaak een kort onderzoeksverslag waarin jullie de onderzoeksvragen van dit onderzoek beantwoorden. Beantwoord in je discussie en conclusie ook de volgende vraag: ‘Welke verbeteringen zouden er op een school genomen kunnen worden om een schone school te zijn?’ Het verslag is onderdeel van je eindrapportage. Gebruik voor het maken van het verslag de gele kaart ‘verslag’ achter uit je map! Gebruik bij het schrijven van je verslag ook de theorie uit bron 8 ‘Ziekteverwekkers’ en bron 9 ‘Immuunsysteem’ op pagina 50-62.

3 Wat is de invloed van handen wassen op de hoeveelheid bacteriën, die op je handen zit?

4 Wat is een verklaring voor het resultaat?

Page 49: k2m1 Hv Boekje

49klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

8 Voorlichting: voorkomen is beter dan genezen

Biologie

Het laatste onderdeel van de opleiding tot inspecteur bestaat uit het maken van een videoclip over verslaving. Want als inspectieteam van de SchoolGezondheidsDienst ben je ook verantwoordelijk voor het geven van voorlichting over alcohol, drugs en roken. Het doel van de voorlichting is om te voorkomen dat iemand verslaafd raakt. Dat noemen we ‘preventie’. Voorkomen is immers beter dan genezen!

Lees allereerst bron 10 ‘Verslaving’ op pagina 63-69.

OpdrachtMaak een videoclip van ongeveer 3 minuten. Eén persoon is clean (een niet-gebruiker), terwijl de andere persoon omgaat met vrienden die stevig drinken en / of blowen. De niet-gebruiker stelt twee vragen:• Wat kan je doen om verslaving te voorkomen?• Weet je drie redenen om niet te gaan blowen of drinken?

Voor de eigenlijke video-opname bereid je je voor door een script te schrijven. Een script bestaat uit een aantal scènes met dialogen die zich op een bepaalde plaats afspelen. Schrijf per scène de dialogen uit. Beide spelers moeten zich inleven in hun rol. Het produceren van een video bestaat uit de volgende stappen:• Schrijven van een script• Opname van de video • Montage van de video: je kunt er voor kiezen om stukjes video aan elkaar te plakken.

Ook kun je muziek onder de video zetten. Bedenk wel dat een montage een tijdrovende zaak kan zijn. Het belangrijkste is het schrijven van een goed script.

RapportageHet script en de videoclip maken onderdeel uit van je eindrapportage.

!

Page 50: k2m1 Hv Boekje

50 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

bron 8 ZiekteverwekkersOm gezond te blijven is het belangrijk dat je niet wordt aangevallen door ziekteverwekkers. Ziekteverwekkers kunnen bacteriën, virussen en schimmels zijn. Denk aan de EHEC-bacterie of het virus, dat de Mexicaanse griep veroorzaakte. Wat is eigenlijk het verschil tussen de diverse soorten ziekteverwekkers?

BacteriënBacteriën zijn overal. Ze zijn zeer klein en daarom niet met het blote oog te zien. Er zijn nuttige en schadelijke bacteriën. Er leven bijvoorbeeld heel veel bacteriën in je dikke darm, die nuttig zijn bij het verwerken van je eten. Andere bacteriën kunnen ziekten veroorzaken, bijvoorbeeld een oorontsteking.

Biologie

1 Welke drie soorten ziekteverwekkers zijn er?

1.

2.

3.

bacteriën delen zich om de 20 minuten.Figuur 1

Bacteriën vermeerderen zich door te delen. Dit is afgebeeld in figuur 1. De bacteriën delen zich om de 20 minuten. Dat betekent dus dat als je 1 bacterie hebt, je na 20 minuten 2 bacteriën hebt. Deze beide bacteriën gaan zich ook weer delen. Na 40 minuten heb je dan 4 bacteriën en na 60 minuten 8 bacteriën. Zo ontwikkelt een bacterie al snel tot een bacteriekolonie. Een bacteriekolonie zijn heel veel bacteriën bij elkaar.

Bacteriën vermeerderen zich het beste als er voldoende voedsel is en de temperatuur tussen de 10 en 40 graden Celsius is.

Door uitwisseling van erfelijke eigenschappen met andere bacteriën kunnen voortdurend nieuwe bacteriën ontstaan. De meeste bacteriën zijn niet schadelijk voor de gezondheid. Ze doen nuttig werk, bijvoorbeeld in onze darmen. In de natuur breken ze dode dieren af. In een laboratorium worden medicijnen gemaakt met behulp van bacteriën. Als bacteriën onder een microscoop

Figuur 2

Page 51: k2m1 Hv Boekje

51klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

2 Hoe krijg je van één bacterie uiteindelijk twee bacteriën?

3 Stel dat een bacterie zich, omdat er goede omstandigheden zijn, goed kan delen.Hoeveel bacteriën heb je dan na twee uur? Gebruik hiervoor figuur 1.

4

5

6

Wat is een bacteriekolonie?

Onder welke omstandigheden delen bacteriën het beste?

Het is belangrijk om voedingswaren in de koelkast te bewaren, anders bederft het te snel. Leg dit uit met behulp van wat je geleerd hebt over bacteriën.

VirussenVirussen zijn nog kleiner dan bacteriën. Een virus is geen cel, maar alleen maar een stukje DNA. Dat stukje DNA zit opgesloten in een mantel. Omdat een virus geen cel is, is het ook geen echt ‘leven’. Een kenmerk van leven is dat het kan vermeerderen. Een virus kan zich zelf dus niet vermeerderen. Virussen kunnen zich alleen vermeerderen door naar binnen te gaan bij een mens of dier. Er bestaan ontzettend veel soorten virussen die er allemaal anders uitzien en ook allemaal andere ziektes geven.

bacteriën je ziek maken komt dat omdat ze giftige stoffen afscheiden die schadelijk zijn voor je lichaam. Bacteriën kunnen bestreden worden met medicijnen die antibiotica genoemd worden.

Page 52: k2m1 Hv Boekje

52 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

8

9

10

Hoe vermeerdert een virus zich?

Waarom is het goed om je hand voor je mond te doen als je niest?

Wat doet een virus als hij bij een mens of dier naar binnen gaat?

SchimmelsJe hebt vast wel eens een beschimmelde boterham of appel gezien. Schimmels kunnen overal komen: op brood, fruit, jam en op nog heel veel andere plaatsen (figuur 3). Dat komt doordat de lucht vol zit met sporen van schimmels.

Sporen zijn piepkleine zaadjes. Ze zijn zo klein dat je zo niet kunt zien. Als zo’n spore op een vochtig en warm plekje terechtkomt, kan er weer een nieuwe schimmel uit groeien. Schimmels zuigen met lange draden al het voedsel uit

schimmel op een tomaatFiguur 3

7 Waaruit bestaat een virus?

Een voorbeeld van een virus is het verkoudheidsvirus. Als iemand verkouden is dan zit het virus in zijn snot en in zijn spuug. Door hoesten, niezen, praten en lachen kan het virus dan verspreid worden naar iemand anders. Het virus gaat dan bij je neus of mond naar binnen en kan dan in een cel binnendringen. De cel gaat allemaal nieuwe virussen maken tot hij barst. De nieuwe virussen kruipen weer in andere cellen en zo begint het weer van voren af aan. Daarvan wordt je ziek.

schematische tekening van een virus

Figuur 3

Page 53: k2m1 Hv Boekje

53klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

bijvoorbeeld brood. Zo eten ze de hele boterham op. Ook afval wordt op die manier door schimmels opgegeten. Schimmels zijn dus afvalruimers. Schimmels kunnen ook heel gevaarlijk zijn. Ze maken brood en jam vergiftig. Dan kun je niet altijd zien, maar je wordt er wel ziek van. Dat komt doordat ze allerlei ontstekingen veroorzaken. Denk aan keel-, long- en oorontstekingen of aan buikgriep. Een ander voorbeeld van een ziekte, veroorzaakt door een schimmel, is een schimmelnagel of zwemmerseczeem. Er zit dan een schimmel onder de nagel, waardoor de nagel dik wordt en afbreekt (figuur 4).

Niet alle schimmels maken je ziek. Sommige schimmels zijn eetbaar. De schimmels op Franse kaas bijvoorbeeld. En wat dacht je van champignons of andere eetbare paddenstoelen? Ook bij het maken van voedingsmiddelen zoals brood en bier gebruiken we schimmels. Om brood te laten rijzen, voegen we gist toe. Gist is ook een schimmel. een schimmelnagel, veroorzaakt door een schimmel

Figuur 4

11

12

Wat zijn sporen?

Hoe verspreiden sporen zich?

14 Noem drie voorbeelden van nuttige schimmels.

1.

2.

3.

13 Waarom kun je ziek worden als je een boterham met jam eet, waar schimmel op zit?

Page 54: k2m1 Hv Boekje

54 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

15 Zwemmerseczeem komt veel voor bij kinderen die zwemles hebben. Leg uit waarom het verstandig is om slippers te dragen in het zwembad.

bron 9 ImmuunsysteemWanneer je een wondje hebt, kunnen er gemakkelijk bacteriën in je lichaam komen. Ook via je voedsel, via het water en via voorwerpen kunnen bacteriën en virussen bij je binnenkomen. We noemen die in de volgende teksten ‘indringers’.

Biologie

Je hebt een splinter in je vinger. Op de splinter zitten indringers die je lichaam binnendringen. Het is jouw opdracht om de indringers te lijf te gaan. Ga naar http://nobelprize.org/educational_games/medicine/immunity/.De game op deze website is in het engels. Voer de volgende handelingen uit:

• Na het laden van de website druk je op ‘play’.

Verdediging Het is niet eenvoudig om het menselijk lichaam binnen te dringen. Dat is goed beschermd! Ten eerste is er een dikke huid die moeilijk te passeren is. De huid produceert een aantal stoffen tegen indringers. De openingen in het lichaam zoals ogen, de neus en de mond worden beschermd door vloeistoffen of slijm. De ademhalingswegen binnen in je lichaam zijn bedekt met slijm dat afgevoerd wordt door kleine trilhaartjes. Indringers die de maag bereiken worden getrakteerd op maagzuur dat de meeste van hen dood. Vijandige indringers kunnen er ondanks de verdedigingslinie in slagen om het lichaam binnen te dringen. Eenmaal binnen gekomen gaan ze zich vermenigvuldigen. Ze maken de cellen van je lichaam kapot of scheiden giftige stoffen af. Je lichaam reageert door het bloed sneller rond te pompen: je krijgt koorts.

the immunity gameFiguur 1

• Vervolgens druk je op ‘enter’.• Natuurlijk wil je weten wat je opdracht is: druk op ‘mission briefing’. In jouw linker

wijsvinger zit een splinter. Het lichaam detecteert dat er bacteriën binnengedrongen zijn en komt met een reactie. Jij voert een peleton witte bloedcellen aan.

• Druk op ‘next’. Er volgt een scherm met instructies. Je moet de witte bloedcellen dirigeren naar de plaats waar de splinter het lichaam is binnen gedrongen. Je beweegt de witte bloedcellen door ze te slepen tegensteld aan de richting waar ze naar toe moeten.

• Druk vervolgens op ‘next’. Er verschijnt een ‘mission update’. Deze sluit je door op ‘close’ te drukken. Je kunt linksonder het rechthoek over het bloedvat verslepen en zo je speelveld bepalen. Succes met de strijd (figuur 1)!

Page 55: k2m1 Hv Boekje

55klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Orgaan Hoe biedt het bescherming

HuidHuid is dikProduceert stoffen tegen indringers

Ogen, oren en neus

Ademhalingswegen

Maag

1 Het is voor virussen en bacteriën niet eenvoudig het lichaam binnen te komen, om-dat er een eerste verdedigingslinie is. Vul de tabel verder in met de beschermings-mechanismen van de verschillende organen.

ImmuunsysteemJe hebt een leger van witte bloedcellen die je beschermen tegen indringers. Dit wordt het immuunsysteem genoemd. Zodra indringers je lichaam binnendringen, komen de witte bloedcellen in actie. De taak van witte bloedcellen is om indringers te doden en op te ruimen én afweerstoffen te maken tegen de indringers. Die afweerstoffen noemen we antistoffen (anti = tegen). In

bacterie met aan gehechte antistofFiguur 2

2 Wat gebeurt er als de indringers toch door de eerste verdedigingslinie zijn heengekomen?

figuur 2 zie je een bacterie met aangehechte antistoffen. Nadat antistoffen de bacteriën hebben gevangen, ruimen de witte bloedcellen de bacterie op. Het immuunsysteem zelf zit ingewikkeld in elkaar, maar het doel is eenvoudig: de indringer herkennen, het afweermechanisme op gang brengen en de indringer aanvallen.

Page 56: k2m1 Hv Boekje

56 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

4 Wat gebeurt er als antistoffen de bacteriën hebben gevangen?

ImmuniteitEen bijzondere eigenschap van het immuunsysteem is het vermogen om de indringers te onthouden waartegen in het verleden is gevochten. Als het immuunsysteem een indringer ontdekt, die al eerder in het lichaam is geweest, zal het veel sneller en meer antistoffen aanmaken. Dat gebeurt door speciale witte bloedcellen: de immuuncellen. Een indringer die voor de tweede keer het lichaam aanvalt, zal vernietigd worden voordat het lichaam ziekteverschijnselen krijgt. Het lichaam is dan immuun voor die indringer, oftewel het lichaam heeft immuniteit opgebouwd.

5 Wat gebeurt er als het immuunsysteem een indringer ontdekt?

3 Wat doen witte bloedcellen met virussen en bac-teriën?

LymfestelselEen belangrijke rol bij onze afweer spelen de lymfevaten en de lymfeklieren. Samen vormen ze het lymfestelsel (figuur 3). Lymfevaten nemen overtollig vocht op uit je lichaam en voeren afval af. Ze lopen door je hele lichaam behalve door de hersenen. De lymfevaten bevatten een dunne, bleke vloeistof, de lymfe, waarin zich de witte bloedcellen bevinden. Onderweg stroomt de lymfe door de lymfeklieren, die in groepjes langs de lymfevaten liggen. De lymfeklieren filteren alle ziekteverwekkers uit, waarna die door witte bloedcellen vernietigd worden. Je merkt dat als je bijvoorbeeld een keelontsteking hebt. De lymfeklieren onder je kaak zwellen dan op: de witte bloedcellen zijn aan het werk.

lymfestelselFiguur 3

Page 57: k2m1 Hv Boekje

57klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Het verloop van een ziekteEen ziekte verloopt in een aantal stappen. Het verloop van een griep gaat als volgt. Het begint met de besmetting. Je wordt besmet doordat iemand in je omgeving hoest of niest. Kleine vochtdruppeltjes met het griepvirus komen door de lucht je neus of mond binnen. Het griepvirus nestelt zich in de slijmvliezen van je neus en keel. Na 4 tot 6 uur begint het griepvirus zich te vermenigvuldigen. Dit wordt de incubatietijd genoemd. Na één tot drie dagen krijg je dan de eerste griepverschijnselen. Drie tot vijf dagen na de besmetting kun je weer andere mensen aansteken. De griep begint heel plotseling. Binnen 2 tot 3 uur voel je je echt ziek. Klachten zijn hoge koorts, spierpijn, een algeheel verveeld gevoel, en rillingen. Deze klachten duren meestal 5 dagen aan. De eerste dagen wil je alleen maar in bed liggen. Daarna voel je je nog een aantal dagen slap en vermoeid.

6 Wat betekent het als je immuun bent voor een ziekte?

7 Wat wordt er bedoeld met incubatietijd?

Om gezond te blijven, is het belangrijk dat je van tevoren nadenkt hoe je ziekten kunt voorkomen. Daarbij zijn voorlichting en inenting tegen ziekten belangrijk.Een inenting wordt ook wel vaccinatie genoemd. Bij inenten worden kleine stukjes van een virus je lichaam ingespoten. Dat wordt een vaccin genoemd. De witte bloedcellen in je bloed maken dan antistoffen tegen dat virus zonder dat je er ziek van wordt. Als je dan een keer met zo´n virus in contact komt, kennen de witte bloedcellen het virus al en kunnen ze er meteen tegen vechten. Ze winnen het, zodat je niet ziek wordt. Je bent dan immuun voor deze ziekte. Deze vorm heet actieve immunisatie. Tegen iedere ziekte moet een apart vaccin uitgevonden worden. Soms bestaat een vaccin uit afweerstoffen, die bescherming bieden tegen een ziekte. Degene die ingeënt wordt, heeft de ziekte al en heeft de afweerstoffen nodig. Dit heet passieve immunisatie.

9 Wat wordt er bij een inenting in je lichaam gespoten?

8 Welke twee soorten immunisatie heb je?

1.

2.

Page 58: k2m1 Hv Boekje

58 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Je wordt ingeënt tegen een ziekte als er een hoog risico is om een bepaalde ernstige ziekte op te lopen die een blijvende schade veroorzaakt. Daarom wordt je als baby ingeënt voor bepaalde ziekten. Sommige ziekten, zoals het pokkenvirus, zijn door deze inentingen in Europa volledig uitgeroeid. Andere ziekten duiken soms weer op, in het bijzonder in die gebieden waar om religieuze redenen bezwaren zijn tegen het inenten.

Virussen hebben de vervelende eigenschap dat ze telkens veranderen. Het griepvirus doet elk jaar een ander jasje aan. Om bestand te blijven tegen bijvoorbeeld het griepvirus, zou je je daarom ieder jaar weer opnieuw moeten laten inenten. Veel oudere mensen doen dit.

10 Tegen wat voor soort ziektes word je ingeënt?

12 Oudere mensen laten zich vaak inenten tegen griep. Waarom moet je je ieder jaar opnieuw tegen griep laten inenten?

11 Lang niet alle mensen worden ingeënt tegen griep. Waarom worden oudere mensen wel ingeënt?

Page 59: k2m1 Hv Boekje

59klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Proef! @ #3

www.proef . in fo

Klaar voor de griep!

5 vragen aan

’ Waarom heb je gekozen voor Biologie en medisch laboratoriumonderzoek?Wat mij aansprak, was de mix van biologie en scheikunde met een vleugje zorg. Binnen de stu­die Biologie en medisch laboratoriumonderzoek kon ik uiteindelijk tussen vier richtingen kiezen: klinische chemie (ziekenhuisanalyses), microbio­logie (gericht op bacteriën), medische biochemie (onderzoek op het gebied van erfelijkheidsleer en biochemie gericht op mensen) en biotechnologie (onderzoek gericht op planten en voeding). Ik heb voor medische biochemie gekozen en heb er geen moment spijt van gehad!

( Bij wat voor soort bedrijven kun je met jouw opleiding terecht?Dat is eigenlijk heel breed: bij onderzoeksgroepen op universiteiten en in academische ziekenhuizen, maar bijvoorbeeld ook bij farmaceutische en che­mische bedrijven, of de voedingsindustrie.

) Wat doe jij voor werk?Ik werk bij wat de ‘analyseontwikkelingsgroep’ wordt genoemd van het bedrijf Abbott Biologicals.

Wij ontwerpen en ontwikkelen nieuwe laborato­riumtesten. Zo kunnen we steeds beter contro­leren of onze medicijnen aan de eisen voldoen – en dat zonder proefdieren! Vroeger heette het bedrijf Solvay, maar we zijn overgenomen door het Amerikaanse bedrijf Abbott. Een farmaceu­tisch bedrijf dat onder andere de griepprik maakt (In flu vac®).

* Welke vaardigheden en eigenschappen heb je voor deze functie nodig?Je moet het leuk vinden om in een lab te werken en verslagen te schrijven. Bovendien moet je nieuwe testen kunnen verzinnen en dus wel crea tief zijn. Verder moet je om mensen geven, want waar jij aan werkt, wordt uiteindelijk bij echte mensen ingespoten. En dat vraagt natuurlijk ook om een groot verantwoordelijkheidsgevoel.

+ Waarom heb je voor dit bedrijf gekozen?Bij Abbott is veel ruimte voor onderzoek en ont­wikkeling, en het is er nooit saai! Normaal duurt de ontwikkeling van een nieuw medicijn wel tien jaar. Met de griep en de griepprik heb je maar een half jaar om een medicijn te maken. Want naast de griep in onze winter, maken we ook de griepprik voor de andere kant van de wereld, waar het winter is als wij zomer hebben! Maar de griep die dan daar heerst, is nooit helemaal dezelfde als de griep die bij ons heerste. En dus moet het griepvaccin ook elke keer weer net iets anders zijn.

Naam: Marloes Bongers

Opleiding: HBO Biologie

en medisch

laboratoriumonderzoek

Beroep: QA-specialist

(QA: kwaliteitswaarbor

ging)

Werkzaam bij: Abbott Bio

logicals,

Weesp

Onderzoekt op dit moment

: laborato-

riumtests waarmee je d

e kwaliteit

van medicijnen kunt co

ntroleren

Practicum Klaar voor de griep!

Marloes Bongers werkt bij Abbott, een farmaceutisch bedrijf dat onder andere de vaccinaties voor de griep maakt. Lees het onderstaande interview (figuur 4) voordat je met het practicum begint.

Figuur 4

Page 60: k2m1 Hv Boekje

60 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

13 Marloes Bongers is QA-specialist bij Abbott. QA betekent: Quality Assurance, of in het Nederlands ‘kwaliteitswaarborging’. Wat doet een QA-specialist?

14 Hoe speelt scheikunde een rol in het werk van Marloes?

15

16

Marloes noemt vijf belangrijke eigenschappen van een QA-specialist. Neem ze over en bedenk nog minimaal twee belangrijke eigenschappen.

Wat is het grootste verschil tussen de ontwikkeling van de griepprik en de ontwikke-ling van andere medicijnen bij Abbott?

Griepvaccins worden door Abbott geproduceerd in bevruchte, bebroede kippeneieren. Het griepvirus wordt in de eieren gespoten, waarna het virus zichzelf vermeerdert (figuur 5). Na een paar dagen worden de virusdeeltjes geoogst. Na het oogsten van de virusdeeltjes uit de eieren bestaat het geoogste mengsel uit heel veel virusdeeltjes, maar het mengsel bevat ook eiwitten uit het kippenei. De virusdeeltjes die uiteindelijk in het vaccin en dus in de mens terechtkomen, mogen geen eiwitten meer bevatten uit het kippenei. Je wilt immers geen kippeneiwit in je lichaam krijgen! Het is dus belangrijk dat het virusmengsel gezuiverd wordt en dat er gecontroleerd wordt of de zuivering heeft gewerkt. Dit heet een kwaliteitscontrole.

Page 61: k2m1 Hv Boekje

61klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Wat ga je doen?In dit practicum ga je zelf een van de stappen van het productieproces van het griepvaccin uitvoeren. Jij gaat de kwaliteitscontrole van het het proces uitvoeren.

Opdracht 1Met de Bradfordmethode toon je eiwitten aan. In deze proef kijk je wat er gebeurt als je de Bradfordoplossing toevoegt aan een vloeistof met en zonder eiwitten.

Wat heb je nodig?• 1 reageerbuis met water• 1 reageerbuis met eiwitoplossing• 2 reageerbuizen met

Bradfordoplossing

Let op: Zorg ervoor dat je niet met de Bradfordoplossing morst;

Wat zie je?

Water

Eiwitoplossing

17 Is de Bradfordmethode een goede test om eiwitten mee aan te tonen? Licht je ant-woord toe.

Klaa

r vo

or d

e gr

iep!

Klaar voor het griepvaccin!

In dit practicum ga je zelf een van de stappen uit het productieproces van een griepvaccin uitvoeren. Griepvaccins worden door Abbott geproduceerd in bevruchte, bebroede kippeneieren. Het griepvirus wordt in de eieren gespoten, waarna het virus zichzelf vermeerdert. Na een paar dagen worden de virusdeeltjes geoogst. Na het oogsten van de virusdeeltjes uit de eieren bestaat het geoogste mengsel uit heel veel virusdeeltjes, maar het mengsel bevat ook eiwitten uit het kippenei. De virusdeeltjes die uiteindelijk in het vaccin en dus in de mens terechtkomen, mogen geen eiwitten meer bevatten uit het kippenei. Je wilt immers geen kippeneiwit in je lichaam krijgen! Het is dus belangrijk dat het virusmengsel gezuiverd wordt, en dat er gecontroleerd wordt of de zuivering heeft gewerkt. Dit heet een kwaliteitscontrole. En jij gaat die controle in dit practicum uitvoeren.

- Je werkt bij dit practicum met zijn tweetjes.- Zorg ervoor dat je niet met de Bradfordoplossing morst; vlekken in je kleren krijg je er niet meer uit. Draag dus een labjas en ruim gemorste Bradfordoplossing meteen op met water en papier.

‘ opdracht 1

Met de Bradfordmethode toon je eiwitten aan. Om te kijken wat er gebeurt als je de Bradfordoplossing toevoegt aan een vloeistof met en zonder eiwitten, voer je de volgende proef uit.

Benodigdheden:w 1 reageerbuis met water w 1 reageerbuis met eiwitoplossingw 2 reageerbuizen met Bradfordoplossing

Werkwijze:1. Doe de inhoud van een van de reageerbuizen met Bradfordoplossing in de reageerbuis met water;2. Doe de inhoud van de andere reageerbuis met Bradfordoplossing in de reageerbuis met eiwitoplossing.3. Noteer je waarnemingen in de tabel op de volgende pagina.

pra c t icum

Het griepvirus wordt in de ‘viruseieren’ gespoten, waarna het virus zichzelf vermeerdert.

het griepvirus wordt in de ‘viruseieren’ gespoten, waarna het virus zich vermeerdert

Figuur 5

vlekken in je kleren krijg je er niet meer uit. Draag dus een labjas en ruim gemorste Bradfordoplossing meteen op met water en papier.

Aan de slag!• Doe de inhoud van een van de reageerbuizen met Bradfordoplossing in de

reageerbuis met water.• Doe de inhoud van de andere reageerbuis met Bradfordoplossing in de reageerbuis

met eiwitoplossing.• Noteer je waarnemingen in de onderstaande tabel.

Page 62: k2m1 Hv Boekje

62 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Je kunt met de Bradfordmethode niet alleen aantonen dat er eiwitten aanwezig zijn, maar ook hoeveel eiwitten. Hoe meer eiwitten er in een mengsel aanwezig zijn, hoe meer kleuring er zichtbaar is.

Opdracht 2Abbott wil een griepvaccin produceren. Hiervoor hebben ze een virusmengsel nodig.Er zijn op het lab twee virusmengsels aanwezig, X en Y. Jij gaat met behulp van de Bradfordmethode uitzoeken welke van de twee mengsels gezuiverd is en welke niet. En je adviseert Abbott welke van de twee virusmengsels ze het beste kunnen gebruiken bij de productie van het griepvaccin.

Wat heb je nodig?• 2 reageerbuizen met Bradfordoplossing• 1 reageerbuis met virusmengsel X• 1 reageerbuis met virusmengsel Y

Aan de slag!• Doe de inhoud van één van de reageerbuizen met Bradfordoplossing in de

reageerbuis met virusmengsel X.• Schud de buis voorzichtig.• Doe de inhoud van de andere reageerbuis met Bradfordoplossing in de reageerbuis

met virusmengsel Y.• Schud de buis voorzichtig.• Noteer je waarnemingen in de tabel.

Wat zie je?

Virusmengsel X

Virusmengsel Y

18 Welk virusmengsel, X of Y, is gezuiverd? Licht je antwoord toe.

19 Welk virusmengsel zou jij Abbott adviseren te gebruiken voor de ontwikkeling van het griepvaccin?

Page 63: k2m1 Hv Boekje

63klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

1 Na hoeveel minuten bereikt alcohol je hersenen?

2 Welke gevolgen kan het drinken van alcohol hebben bij jongeren?

3 Zijn er bij jou thuis regels over of je wel of geen alcohol mag gebruiken? Praat je erover met je ouders?

bron 10 VerslavingJe kunt ook ziek worden van een ongezonde levensstijl. Om daar meer kennis van te krijgen wordt op middelbare scholen veel aandacht besteed aan voorlichting over drugs, alcohol en roken.

Verzorging

Bekijk met elkaar de film over alcohol en drugsverslaving van ‘Stichting Voorkom’.

AlcoholJongeren gebruiken steeds meer alcohol. De overheid heeft de laatste jaren veel aandacht besteed aan voorlichting over de risico’s van alcoholgebruik onder de 16 jaar. Alcohol drinken is schadelijk voor de ontwikkeling van de hersenen en andere organen die in de groei zijn. Daarnaast kan het drinken van alcohol op jonge leeftijd ervoor zorgen dat je later wat makkelijker verslaafd wordt. Daarom is het voor jongeren onder de 16 jaar beter om helemaal geen alcohol te drinken.

Als je alcohol drinkt, komt dit direct in je bloed terecht. De alcohol bereikt na ongeveer 10 minuten de hersenen. Vanaf dat moment ben je onder invloed. Bij een volle maag duurt de opname van alcohol iets langer dan bij een lege maag. Alcohol verdooft je hersenen. Door deze verdoving verdwijnen bepaalde remmingen van de drinker. De drinker voelt zich ontspannen en gaat zich steeds losser gedragen. Alcohol kan er ook voor zorgen dat iemand zich juist agressief, depressiever of angstig voelt. Hoe meer iemand drinkt, des te sterker het effect. Wanneer de concentratie alcohol in het bloed zo hoog is dat je bewusteloos of in coma raakt, spreken we van alcoholvergiftiging.

Page 64: k2m1 Hv Boekje

64 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

DrugsDrugs is een verzamelnaam voor genots- en geneesmiddelen die de hersenen prikkelen. Hierdoor kunnen geestelijke en lichamelijke effecten optreden. Drugs kunnen tot verslaving leiden. Je raakt niet van de ene op de andere dag verslaafd. Dat gebeurt geleidelijk. De effecten kunnen als volgt worden onderscheiden: • Stimulerende middelen (uppers). Deze middelen hebben een oppeppende en

stimulerende werking. Voorbeelden: cocaïne en amfetamine.• Verdovende middelen (downers). Deze middelen hebben een kalmerende en

ontspannen werking. Voorbeelden: ketamine en heroïne. • Bewustzijnsveranderende middelen. Deze middelen hebben een hallucinerende

werking. Voorbeelden: LSD, paddo’s, hasj en wiet.

Er is verschil tussen harddrugs en en softdrugs. Harddrugs hebben volgens de wet een groter risico dan softdrugs. Hasj en wiet zijn softdrugs. Maar soms gebruiken mensen zoveel softdrugs, dat de risico’s net zo groot zijn als van harddrugs. Er zijn verschillende redenen waarom jongeren drugs gaan gebruiken. Het gebruik kan bijvoorbeeld een reactie zijn op problemen die jongeren niet zelf kunnen oplossen, zoals spanningen thuis, problemen op school of geen vrienden kunnen maken. Vaak is er sprake van een combinatie van meerdere factoren. Andere redenen voor gebruik zijn: nieuwsgierigheid, stoer doen of bij een bepaalde vriendengroep willen horen. Ook blowen wordt door jongeren veelvuldig uitgeprobeerd. Door drinken en blowen kunnen problemen ontstaan met de gezondheid. Voorbeelden daarvan zijn het zich niet lekker voelen, te weinig slaap krijgen, oververmoeidheid, ongeconcentreerdheid en gedragsproblemen thuis en op school.

4 Welke drie soorten drugs zijn er?

1.

2.

3.

5 Welke drie effecten kunnen drugs hebben?

1.

2.

3.

6 Wat is het verschil tussen harddrugs en softdrugs?

Page 65: k2m1 Hv Boekje

65klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

7 Noem verschillende redenen waarom jongeren drugs gaan gebruiken.

RokenWaarom roken mensen? Iedereen vindt een eerste sigaret smerig. In een sigaret zit geen pure tabak, maar een product dat gemaakt is van bladeren van de tabaksplant, geur- en smaakstoffen. Bij verbranding van een sigaret komen allerlei stoffen vrij, waarvan een deel giftig is. De belangrijkste stoffen in tabaksrook zijn teer, nicotine en koolstofmonoxide.Roken is schadelijk voor de gezondheid. Door roken vernauwen de bloedvaten, verhoogt de hartslag en stijgt de bloeddruk. Bovendien kan het bloed minder zuurstof opnemen, waardoor een roker eerder moe is. Het meest bekende gevolg van roken is longkanker. Per jaar sterven ongeveer 6800 mannen en 1400 vrouwen aan longkanker als gevolg van roken. Roken heeft ook nadelige effecten voor bijvoorbeeld het gebit. Het veroorzaakt tandbederf en zorgt ervoor dat vullingen sneller worden afgestoten. Ook heeft roken een negatieve invloed op de huid. De huid veroudert sneller bij rokers en wondjes genezen minder snel.

Teer

Nicotine

Koolstofmonoxide

9 Schrijf achter de drie belangrijkste schadelijke stoffen, die in tabaksrook zitten, kort op wat deze stoffen doen in je lichaam.

Stelling Eens OneensRoken is stoer.Van een paar sigaretten raak je echt niet verslaafd.Als roken echt zo slecht zou zijn, zou het allang verboden zijn.Rokers zijn leuke mensen.Ik vind het niet erg om tabaksrook van anderen in te ademen.Door het roken verandert je stem.Van roken krijg je eerder rimpels.

Kijk naar aflevering 1 ‘Rooksignalen’ op www.eigenwijzer.nl/roken en beantwoord de vragen 9 - 12.

8 Geef aan of je het met deze stellingen eens of niet eens ben.

Page 66: k2m1 Hv Boekje

66 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

12 Test 3: KoolstofmonoxideEen roker en een niet-roker doen een blaastest met een koolstofmonoxidemeter. Wat is het resultaat?A De roker heeft minder koolstofmonoxide in zijn lichaam dan de niet-roker.B De roker heeft meer koolstofmonoxide in zijn lichaam dan de niet-roker.C Er is geen verschil.

13 Ga naar www.eigenwijzer.nl/roken. Bekijk de animatie: ‘wat zit er in een sigaret?’ Welke giftige stoffen zitten er nog meer in een sigaret?

14 Waarom hebben rokers vaker een slechte conditie?

In de aflevering zie je een aantal testjes met rokende jongeren. In de testjes wordt aange-toond welke directe invloed roken op je lichaam heeft. Welke resultaten zag je?

10 Test 1: Hartslag en bloeddruk.De nicotine in de sigaret zorgt er binnen 10 seconden voor dat het hart:A sneller gaat kloppenB langzamer gaat kloppenC even snel blijft kloppen

Welke waarneming over het meten van de bloeddruk is juist?A De bloeddruk neemt toe, omdat de bloedvaten vernauwen en het bloed minder goed

door de bloedvaten kan stromen.B De bloeddruk neemt af, omdat de bloedvaten wijder worden en het bloed te snel

door de bloedvaten stroomt.

11

12

Test 2: TeerWat gebeurt er wanneer sigarettenrook door een wit T-shirt ingeademd wordt?

Page 67: k2m1 Hv Boekje

67klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

16 Sinds 1 juli 2008 is het verboden om in horecagelegenheden te roken. Geef twee argumenten voor en twee tegen dit rookverbod. Vind je het een goede maatregel?

Voor

Tegen

‘Rokers zijn meelopers.’Eens / oneens, want ...

15 Eens of oneens? Leg ook uit waarom je het vindt.

‘Als je pas op latere leeftijd met roken begint, zijn de risico’s een stuk minder.’Eens / oneens, want ...

‘God vraagt ons goed voor ons lichaam te zorgen. “Vrienden, omdat God ons zulke geweldige beloften heeft gedaan, moeten wij ons afkeren van alles wat ons lichamelijk en geestelijk bevuilt” (2 Korintiërs 7: 1). Als je rookt, zorg je niet goed voor je lichaam.’Eens / oneens, want ...

‘Veel roken is een leeftijdsverschijnsel. Het gaat vanzelf over als je ouder wordt.’Eens / oneens, want ...

Page 68: k2m1 Hv Boekje

68 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

inVulformulier video

Oorzaken van drugsgebruik Gevolgen van drugsgebruik

Oorzaken van alcoholgebruik Gevolgen van alcoholgebruik

Page 69: k2m1 Hv Boekje

69klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

inVulformulier ex-verslaafde

Vraag Antwoord

Page 70: k2m1 Hv Boekje

70 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

folder 1 Opgelucht op het werk

Page 71: k2m1 Hv Boekje

71klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Page 72: k2m1 Hv Boekje

72 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Page 73: k2m1 Hv Boekje

73klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Page 74: k2m1 Hv Boekje

74 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Page 75: k2m1 Hv Boekje

75klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

folder 2 Luchtkwaliteit, gezondheid & normen

InleidingOnderzoek heeft uitgewezen dat dagelijks 2.000 leerkrachten en 20.000 leerlingen ziek thuis zijn door ongezonde lucht in scholen. Een goede kwaliteit van de lucht in de lokalen is dus zeer belangrijk! Ongezonde lucht kan een drietal oorzaken hebben.

KoolstofdioxideDe term CO2 staat voor ‘kooldioxide’ en wordt door mens en dier uitgeademd. Planten en bomen zetten kooldioxide weer om in zuurstof. Je kunt van een slechte kwaliteit lucht niet alleen erg ziek worden. Het veroorzaakt hoofdpijn, vermoeidheid, en astmatischeklachten. Maar het is ook bewezen, dat de luchtkwaliteit de leerprestaties beïnvloedt.Uit verschillende onderzoeken is gebleken, dat de CO2 -concentratie op Nederlandse scholen vaak te hoog is. In naar schatting 80% van alle scholen voldoet de binnenlucht niet aan de hygiënische grenswaarde. Deze grenswaarde is 1.200 ppm CO2. Dat wil zeggen 1.200 deeltjes (parts) CO2 per miljoen overige delen. Je kunt de CO2concentratie in de lucht van een klaslokaal meten met behulp van een apparaat.

TemperatuurDe temperatuur in een klas wordt voor een belangrijk deel bepaald door leerlingen! De warmte die de leerlingen aan de lucht afgeven, is 100 Watt per uur per kind. In een klas met 30 leerlingen is dat 3000 Watt per uur. Deze warmte moet worden afgevoerd. Met name in de zomermaanden zijn hoge temperaturen een veel voorkomend probleem, dat vaak mede veroorzaakt wordt door het ontbreken van een goede zonwering en/of een slechte isolatie van de gevel, de ramen en het dak.Een te hoge temperatuur veroorzaakt onrust en vermindert het concentratievermogen. Om een goede luchtkwaliteit te garanderen moet de héle luchtinhoud van een klaslokaal met 30 leerlingen élk kwartier worden ververst. Een goed ventilatiesysteem kan helpen de temperatuur in een klaslokaal beter te controleren. Je kunt de temperatuur in een klaslokaal meten met behulp van een apparaat.

Relatieve luchtvochtigheidDe relatieve luchtvochtigheid geeft aan in welke mate de lucht verzadigd is met vocht. Lucht kan een beperkte hoeveelheid vocht bevatten die afhangt van de temperatuur. Als de luchttemperatuur daalt tot onder het dauwpunt (verzadigingspunt) condenseert het teveel aan waterdamp en neemt de vorm aan van dauw, mist of regen. Een waarde van 100% wijst op een maximale hoeveelheid waterdamp: de lucht is dan verzadigd. Bij een relatieve vochtigheid van 50% bevat de lucht bij de heersende temperatuur de helft van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp. Bij een hoge temperatuur kan de lucht de grootste hoeveelheid waterdamp bevatten. In ons land ligt de relatieve vochtigheid midden op de dag gewoonlijk tussen 60 en 90%. In het voorjaar en de zomer worden de laagste waarden gemeten.

Als er onvoldoende wordt geventileerd blijft vochtige lucht hangen en ontstaan er vochtproblemen. Teveel vocht in een ruimte kun je direct zien als er condens op de ramen zit. Sommige scholen hebben door een bouwgebrek vochtproblemen. Huisstofmijten en schimmels groeien goed op vochtige plaatsen en kunnen bij mensen die daarvoor gevoelig zijn allerlei klachten en allergische reacties veroorzaken zoals toename van astmatische klachten, hooikoorts of uitslag op de huid.

Page 76: k2m1 Hv Boekje

76 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

Vocht kan er ook voor zorgen dat uit bouwmaterialen chemische stoffen vrijkomen die zich in het binnenmilieu verspreiden. Een voorbeeld hiervan is formaldehyde. Je kunt de vochtigheid in een klaslokaal meten met behulp van een apparaat.

GezondheidBij te hoge CO2 -concentraties in klaslokalen kunnen geurhinder, oogirritatie, hoofd-pijn en meer dan normale vermoeidheid optreden. Als je gevoelig bent voor lucht-verontreiniging, zoals bijvoorbeeld astmapatiënten, kan je hier extra of eerder last van krijgen. Op scholen met een slecht binnenmilieu is er meer kans op het overdragenvan infectieziekten, zijn er meer allergenen en de daaraan gerelateerde gezondheids-klachten aanwezig, is er meer ziekteverzuim en meer geurhinder dan op scholen met een gezond binnenmilieu. Een relatieve luchtvochtigheid lager dan 30% is ongunstig voor de conditie van de slijmvliezen van ogen, neus en keel en kan leiden tot verminderde weerstand tegen infecties. Een relatieve luchtvochtigheid hoger dan 60% isbevorderlijk voor de huisstofmijten, schimmels, bacteriën en virussen. Schimmels en huisstofmijten produceren allergenen en dit kan bij gevoelige mensen allergische reacties oproepen, astma veroorzaken en astmaaanvallen uitlokken. Het verblijf in een vochtig klaslokaal kan luchtwegaandoeningen verergeren en mogelijk veroorzaken. Bij kinderen neemt de kans op astmaklachten in vochtige ruimten toe met 50-250%. Bijvolwassenen neemt deze kans met 50-100% toe. Het is nog onduidelijk of vocht in het binnenmilieu al aanwezige luchtwegcondities (bijvoorbeeld astma of chronische bronchitis) bij mensen alleen verergert, of dat vocht deze condities ook direct kan veroorzaken.

LeerprestatiesUit dit onderzoek van TNO blijkt dat leerlingen beter presteren in goed geventileerde klaslokalen. Leerlingen presteren 15% beter bij een gezond binnenmilieu! Een 7 in plaats van een 6 door goede ventilatie! Het verbeteren van het binnenmilieu - temperatuur en hoeveelheid verse lucht -kan dus positief bijdragen aan de leerprestaties van de leerlingen. Uit recent Scandinavisch onderzoek is dit gebleken. Zo bleken kinderen in een goed geventileerd klaslokaal beduidend minder fouten te maken dan kinderen in een lokaal waar toevoer van verse lucht minimaal was. Door de temperatuur in een klaslokaal in de zomermaanden te verlagen (van 23,6 naar 20ºC) wordt bijvoorbeeld op een dictee 10 % beter gescoord. Een Amerikaans onderzoek op scholen leerde eveneens, dat de hoeveelheid toegevoerde verse lucht van invloed is: hoe minder ventilatie, hoe slechter de prestaties. Je mag dus gerust vaststellen dat de kwaliteit van het binnenmilieu de leerprestaties beïnvloedt!

VentilatieVentilatie heeft tot doel een goede luchtkwaliteit te realiseren. Dat kan alleen als er voldoende ventilatiecapaciteit is. Het is dus belangrijk dat het ventilatiesysteem zowel voldoende lucht toe als afvoert.

Normen lucht

TemperatuurEen optimale temperatuur ligt in verblijfsruimten rond de 20°C.

LuchtvochtigheidDe relatieve luchtvochtigheid dient tussen circa 30 en 70% te zijn. Een optimale luchtvochtigheid ligt in het stookseizoen onder de 60%.

Page 77: k2m1 Hv Boekje

77klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 2 hv

CO2-gehalteTabel scholen: CO2 -gehalte uitgedrukt in parts per miljoen (ppm) inclusiefachtergrond van 400 ppm

CO2 Waardering Omschrijving Consequentie

< 650 Zeer goed Streefdoel nieuw gebouw

Ontwerpdoel bij nieuwbouw enrenovatie

650-800 Goed Streefdoel bestaandgebouw

Overwegen optimalisatie dooreenvoudige veranderingen, bijvoorbeeld ventilatiegedrag

800-1000 Matig Acceptabel Maatregelen zijn wenselijk, vaak in ventilatiegedrag, maar ook door bouwkundige verbeteringen

1000-1400 Onvoldoende Tijdelijk acceptabel Zo spoedig mogelijk maatregelen nemen in ventilatiegedrag en zo-nodig ook bouwkundige ingrepen

> 1400 Slecht Onacceptabel Meteen maatregelen nemen

Page 78: k2m1 Hv Boekje

78 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

10 De apotheker

Je hebt vast wel eens een paracetamol op. Of misschien neem je iedere morgen wel een vitaminetablet. Sommige geneesmiddelen zijn zonder recept verkrijgbaar, zoals neusdruppels, aspirine, paracetamol, ibuprofen, zetpillen en hoestdrankjes.

Scheikunde

Context 3: De apotheker

Iedereen gebruikt ze wel eens. Kleine ongemakken, hoofdpijn, een verkoudheid, worden op die manier verholpen. Een bezoek aan de huisarts is dan niet nodig.Voor andere medicijnen krijg je wel een recept van de huisarts. Medicijnen kun je kopen bij de apotheker (figuur 1).

een oude foto van een apotheek in NoorwegenFiguur 11 Waarom zijn niet alle geneesmiddelen zonder

recept verkrijgbaar?

Een apotheker krijgt veel medicijnen direct van de fabriek aangeleverd. Maar soms maakt hij ook zelf medicijnen. Het is heel belangrijk dat de apotheker heel precies werkt. Je wilt natuurlijk niet dat mensen ziek worden, omdat je niet nauwkeurig genoeg hebt gewerkt.

Wat ga je doen?Je gaat drie verschillende producten maken die ze in een apotheek verkopen.

In deze context gaan we veel practica op het lab doen. Veilig werken is dus heel belangrijk! Pak de groene kaart ‘veiligheidsregels’ achter uit je map en lees deze nog eens heel goed door!

Practicum Een verzachtende zalf maken

Wat ga je doen?In dit practicum ga je een vette handzalf maken. Een handzalf werkt verzachtend en is ontstekingsremmend.

Page 79: k2m1 Hv Boekje

79klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Wat heb je nodig?• 13,55 mL calendulaolie• 4,5 gram bijenwas (gebleekt of ongebleekt)• 6 mL glycerol• 2 druppels etherische olie (bijv. lavendelolie)• bekerglas• spatel• groot bekerglas met water• driepoot• brander• potje• maatcilinder 10 mL en een maatcilinder 50 mL• weegschaal• rode kaart ‘brander’

Aan de slagOm de zalf te maken, moeten we de calendulaolie en de bijenwas heel voorzichtig opwarmen. Dit doen we ‘au bain marie’. Dit betekent dat we het kleine bekerglas in het grote bekerglas met water hangen en die bak met water langzaam opwarmen (figuur 2).

2 Waarom moet je de calendulaolie en de bijenwas ‘au bain marie’ verwarmen?

3 Welke soort vlam gebruik je bij dit experiment? Waarom gebruik je deze vlam?

• Pak de rode kaart ‘brander’ achter uit je map en lees deze goed door!• Meet alles nauwkeurig af met behulp van de maatcilinders en de weegschaal.• Verwarm de bijenwas samen met de calendulaolie ‘au bain marie’ tot de bijenwas is

opgelost.• Haal de brander onder het bekerglas vandaan en doe de vlam uit.• Voeg al roerend met een roerstaaf de glycerol langzaam toe.• Haal het kleine bekerglas uit het grote bekerglas met water.• Roer de etherische olie door de inhoud.• Giet de zalf over in het potje.• De crème begint te stollen.• Blijf roeren tot je een gladde crème hebt.

4 De door jou gemaakte zalf is niet zo lang houdbaar als de zalf die je in de winkel koopt. Hoe komt dit?

• Je kunt je eigen zalf nu gebruiken.• Je zalf blijft twee weken goed. Schrijf op het potje tot wanneer je zalf goed blijft.

de opstelling voor ‘au bain marie’ verwarmen

Figuur 2

Page 80: k2m1 Hv Boekje

80 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Is sinaasappelsap een zuivere stof? Om een antwoord op deze vraag te geven, moet je natuurlijk wel eerst weten wat een zuivere stof is.

Scheikunde

Zuivere stofDe term zuivere stof, wordt bij scheikunde ook nog eens anders gebruikt dan in het dagelijkse leven. Bij scheikunde noem je een stof zuiver als de stof door en door hetzelfde is. Elk deeltje in de stof is gelijk aan elk ander deeltje in de stof. Sinaasappelsap is dus geen zuivere stof. Het bestaat namelijk uit meer dan één stof: denk aan water, suiker, kleurstof en vruchtvlees. ‘Zuiver sinaasappelsap’ is daarom bij scheikunde geen zuivere stof.

Veel stoffen zijn opgebouwd uit moleculen. Deze moleculen zijn de kleinste deeltjes van die stof. Ze zijn zo klein dat een druppel water al uit miljarden moleculen bestaat. In een zuivere stof zijn al die moleculen gelijk aan elkaar: ze zijn even licht, even klein en hebben dezelfde vorm.

Een zuivere stof bestaat dus uit één soort moleculen. Een onzuivere stof bestaat uit meer dan één soort moleculen (figuur 1).

een schematische weergave van zuivere stoffen en mengselsFiguur 1

11 Zuivere stof of mengsel

1

2

Wat is een zuivere stof?

Wat zijn moleculen?

3 Leg uit of de door jou gemaakte zalf een zuivere stof is.

Page 81: k2m1 Hv Boekje

81klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

4 Thomas beweert dat zuiver tomatensap een zuivere stof is. Janneke beweert dat dit juist niet zo is. Wie heeft er gelijk? Waarom?

5 Waar of niet waar?Alle watermoleculen zijn even zwaar. waar / niet waarEen stof met verschillende soorten moleculen is een zuivere stof. waar / niet waar

MengselsEen mengsel bestaat uit twee of meer verschillende stoffen en dus uit twee of meer soorten moleculen. De stoffen waaruit het mengsel bestaat noem je de bestanddelen van het mengsel. Voorbeelden van mengsels zijn zout opgelost in water, maar ook de lucht. Mengsels kun je onderverdelen in verschillende soorten mengsels: oplossingen en suspensies.

OplossingBij een oplossing is minstens één stof een vloeistof. In deze vloeistof, het oplosmiddel, wordt een andere stof opgelost. Deze andere stof gaat dan in de vloeistof zitten. Een oplossing is vaak een helder mengsel. Het mengsel kan natuurlijk wel een kleur hebben. Voorbeelden hiervan zijn limonadesiroop (suiker opgelost in water), maar ook azijn (azijnzuur in water). Niet alle stoffen kunnen in elk oplos-middel oplossen.

SuspensieEen suspensie is een mengsel waarin een vaste stof niet in de vloeistof is opgelost, maar als kleine vaste deeltjes in de vloeistof rondzweven. Een suspensie is vaak een troebelmengsel (figuur 2).Wanneer je een suspensie een tijd laat staan, zakt de vaste stof meestal naar de bodem. Er ontstaat dan een neerslag.Olieverf is een voorbeeld van een suspensie. Olieverf bestaat uit olie, een oplosmiddel en pigment. Het pigment is de vaste stof die over het mengsel verdeeld is. Omdat dit pig-ment naar de bodem kan zakken, moet je verf vaak roeren. een suspensie

Figuur 2

6 Wat is een oplossing?

Page 82: k2m1 Hv Boekje

82 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

9 Leg uit of de door jou gemaakte zalf een oplossing of een suspensie is.

7 Wat is een suspensie?

8 Noem vier zuivere en vier onzuivere stoffen.

Zuivere stof Onzuivere stof

1. 1.

2. 2.

3. 3.

4. 4.

Page 83: k2m1 Hv Boekje

83klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Bij de productie van medicijnen zit de gewenste stof vaak in een mengsel van allerlei andere stoffen. Om de gewenste stof zuiver te krijgen, moet het mengsel gescheiden worden.

Scheikunde

Verschillende stoffen hebben ook verschillende eigenschappen. Door gebruik te maken van deze eigenschappen, kun je een mengsel scheiden.

Enkele voorbeelden van scheiden zijn:1. Een mengsel van koperpoeder en ijzerpoeder kun je scheiden met behulp van een

magneet (figuur 1).

het scheiden van ijzer- en koperpoeder met een magneetFiguur 1

2. Een mengsel van erwten en knikkers kun je scheiden met behulp van een zeef (figuur 2).

het scheiden van erwten en knikkers met een zeefFiguur 2

1

2

Op welke stofeigenschap wordt gescheiden in het voorbeeld van figuur 1?

Op welke stofeigenschap wordt gescheiden in het voorbeeld van figuur 2?

12 Scheidingsmethoden

Page 84: k2m1 Hv Boekje

84 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Scheiden is dus het sorteren van stoffen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het verschil in eigenschappen tussen de stoffen die je wilt scheiden. Scheiden en mengen zijn omgekeerde processen.

Er zijn verschillende scheidingsmethoden:• afschenken• filtratie• indampen• extractie• chromatografie

De verschillende scheidingsmethoden scheiden, doordat verschillende stoffen verschillende eigenschappen kunnen hebben.

3 Bedenk een aantal stofeigenschappen waarop stoffen gescheiden kunnen worden.

AfschenkenIn een reageerbuis bevindt zich een suspensie van zand in water. Na enige tijd zakt het zand naar de bodem van de reageerbuis: er is een neerslag ontstaan. Het water en de neerslag kun je van elkaar scheiden door afschenken. Je schenkt dan voorzichtig het water weg, zodat de neerslag in de reageerbuis achterblijft (figuur 3).

het afschenken van een suspensieFiguur 3

4 Waarom is een mengsel van zand in water een suspensie?

FiltratieBij filtratie is de basis van scheiding de grootte van deeltjes. De oplossing of emulsie gaat door een ‘poreus medium’, de filter. Hier kunnen de kleine deeltjes, zoals het water of opgeloste stoffen, wel doorheen. Grote stukjes blijven op de filter liggen. Wat op de filter achterblijft, heet het residu. Wat door de filter heen gaat, is het filtraat.

Page 85: k2m1 Hv Boekje

85klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Tijdens het practicum ga je zelf een filter maken. Je doet dit met behulp van een trechter en een filterpapiertje.Doe dit op de volgende manier (figuur 4):• Vouw het papiertje dubbel (a).• Vouw het dubbelgevouwen papiertje nogmaals, nu heb je een soort driehoek (b).• Maak wat ruimte tussen het eerste en tweede velletje van het dubbelgevouwen

filterpapiertje (c).

het vouwen van een filterFiguur 4

• Plaats de filter in de trechter (figuur 5).• Nu kun je de te filtreren stof langzaam door de filter

gieten en opvangen in een bekerglas.

Een suspensie kan door filtreren gescheiden worden. De vaste stof blijft achter op de filter. Een oplossing kan echter niet met filtratie gescheiden worden.

5 Zowel met afschenken als met filtreren kun je een mengsel van zand en water scheiden. Noem een voor-deel van afschenken en een voordeel van filtratie.

een filteropstellingFiguur 6

6 In figuur 6 zie je een filteropstelling. Schrijf de volgende woorden in de tekening: filtraat, residu, filter.

7 Wat moet je doen als je merkt dat bepaalde deeltjes toch door de filter heen komen?

glazen trechtersFiguur 5

Page 86: k2m1 Hv Boekje

86 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

de opstelling voor indampenFiguur 7

8 Waarom kun je een oplossing niet scheiden met behulp van filtratie?

IndampenIndampen wordt gebruikt om stoffen die in een oplosmiddel opgelost zijn, van het oplosmiddel te scheiden. Dit doen we door al het oplosmiddel te laten verdampen. De basis van indampen is het verschil in kookpunt.

We doen de oplossing in een bekerglas. De oplossing brengen we vervolgens aan de kook met een brander (figuur 7). Wanneer al het oplosmiddel verdampt is, blijven de opgeloste stoffen over.

Let op wanneer bijna al het water verdampt is. De stof in het bekerglas kan heel snel aanbranden.

9 Je hebt een oplossing van alcohol opgelost in water en een oplossing van keukenzout opgelost in water. Het kookpunt van alcohol is 78 °C, dat van water 100 °C. Keukenzout heeft een kookpunt van 1465 °C.

Kun je een oplossing van alcohol in water scheiden door indampen? Waarom wel of niet?

Kun je een oplossing van keukenzout in water scheiden door indampen? Waarom wel of niet?

ExtractieJe hebt een mengsel van zand en zout. De zanddeeltjes en zoutdeeltjes zijn even groot. Hoe kun je dit mengsel scheiden?

10 Zand en zout zijn verschillende stoffen. Welke stofeigenschappen zijn verschillend?

Page 87: k2m1 Hv Boekje

87klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Een van de stofeigenschappen die verschillen is de oplosbaarheid. Zout lost goed op in water, zand echter niet. Extractie is een scheidingsmethode die als basis het verschil in oplosbaarheid heeft.

Het mengsel van zand en zout wordt als volgt gescheiden:• Aan het mengsel van zand en zout wordt water toegevoegd.• Het zout in het mengsel lost op, het zand echter niet (je hebt nu een oplossing van

water met zout, waar nog vast zand in zit).• Vervolgens wordt het mengsel gefiltreerd.• De oplossing van water en zout wordt vervolgens ingedampt.• Je hebt nu het zout en het zand gescheiden.

Extractie of extraheren betekent naar buiten trekken. De basis van extraheren is de oplosbaarheid. De ene stof lost wel op in het extractiemiddel, de andere stof niet.

11 Het mengsel van zand, zout en water ga je filtreren. Wat is het residu? Wat is het filtraat?

Een ander voorbeeld van extractie is het zetten van koffie of thee. In de koffie of thee zitten stoffen die, wanneer er water bij komt, oplossen in dit water. De theeblaadjes blijven echter achter. De stoffen die in een kop koffie terecht komen, zijn dus goed oplosbaar in water en gaan dus van de koffiemaling, naar het oplosmiddel.

ChromatografieIn een mengsel zitten verschillende stoffen. Bij chromatografie scheiden we op de eigenschap hoe goed deze stoffen met een andere stof meegaan.De stof die gescheiden moet worden, wordt op een papiertje of op een gel gedaan. Vervolgens gaat hier een loopvloeistof langs. De verschillende stoffen uit het mengsel, worden met verschillende snelheden door het loopmiddel meegenomen.

We gaan dit ook zelf proberen.

Wat heb je nodig?• chromatografie papiertje• zwarte viltstift• een bakje met een klein laagje water

Aan de slag • Zorg dat in het bakje ongeveer 1 cm water aanwezig is.• Zet op het chromatografie papiertje, op ongeveer 2 cm

van de rand een dikke stip met een zwarte viltstift.• Plaats het papiertje voorzichtig, rechtop in het water

(figuur 8).• Het water gaat nu langzaam omhoog kruipen. de chromatografie opstelling

Figuur 8

Page 88: k2m1 Hv Boekje

88 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Practicum Een laxeermiddel maken

Wat ga je doen?In dit practicum ga je een regulier geneesmiddel maken. Je gaat dit geneesmiddel maken door middel van een chemische reactie. Het geneesmiddel heet Bitterzout of in chemische termen, magnesiumsulfaat. Magnesiumsulfaat is een laxeermiddel en wordt gebruikt wanneer mensen ‘leeg’ moeten zijn, bijvoorbeeld voor een medisch onderzoek of een operatie.

15 Vaak moet je bij een medisch onderzoek of een operatie ‘leeg zijn’. Wat denk je dat ‘leeg zijn’ is?

12

13

Wat zie je gebeuren wanneer het water de stip heeft bereikt?

Wordt het mengsel (de zwarte stip) gesplitst? En zo ja, hoe ziet dat er uit?

14 Chromatograferen is een scheidingsmethode om kleine hoeveelheden stof te scheiden. Vaak wordt het gebruikt om te controleren of een stof zuiver is. Hoe zou je met chroma-tografie kunnen zien of een stof zuiver is?

Page 89: k2m1 Hv Boekje

89klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Wat heb je nodig?• waterstofsulfaat-oplossing (1M zwavelzuur)• reageerbuis• magnesiumpoeder• pH-papier• trechter• filtreerpapier• bekerglaasje• brander• roerstaaf• rode kaart ‘brander’

Aan de slagLet op: je gaat werken met een oplossing van waterstofsulfaat. Dit is een hele zure stof!Zorg er daarom voor dat niets van deze oplossing op je handen of op je kleding komt!

• Schenk in een reageerbuis ongeveer 2 cm waterstofsulfaat-oplossing.• Steek een roerstaaf in de reageerbuis en doe met de roerstaaf een druppel van de

oplossing op het pH-papier.

16 Wat is de pH van de oplossing? Is deze oplossing zuur, neutraal of basisch?

• Voeg nu rustig, beetje voor beetje een spatel magnesiumpoeder toe. Nu wordt het magnesiumsulfaat gevormd.

• Kijk goed wat er gebeurt. Voel tijdens de reactie ook even voorzichtig aan de reageerbuis.

17 Bij de vorming van magnesiumsulfaat uit waterstofsulfaat ontstaat waterstof. Zie je dat er waterstof ontstaat? Waaraan zie je dat?

18 Je hebt ook even aan de reageerbuis gevoeld. Wat voel je?

• Steek opnieuw de roerstaaf in de oplossing en doe een druppel op het pH-papier. Wanneer de pH neutraal is, is er voldoende magnesium toegevoegd. Wanneer de pH nog heel laag is, moet wat extra magnesium toegevoegd worden.

Page 90: k2m1 Hv Boekje

90 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Na het toevoegen van het magnesiumpoeder blijft een oplossing van magnesiumsulfaat over. Dit magnesiumsulfaat kan als laxeermiddel gebruikt worden. Hiervoor moet het echter wel zuiver zijn.

19 Wat betekent ‘zuiver zijn’?

Om zuiver magnesiumsulfaat te krijgen moet het overtollige magnesium verwijderd worden. Dit doen we door middel van filtratie.

20 Leg uit waarom filtratie een scheidingsmethode is. Wat scheid je precies?

het vouwen van een filterFiguur 3

• Neem een trechter en doe hier een filter in. In figuur 3 zie je hoe je een filter moet vouwen.

• Schenk het mengsel langzaam in de filter. Vang het filtraat op. Dit is een oplossing van magnesiumsulfaat.

21 Wat is bij deze filtratie het filtraat en wat het is het residu?

Het filtraat is

Het residu is

Page 91: k2m1 Hv Boekje

91klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Nu moeten we het water nog verwijderen. Dit doen we door middel van indampen.

• Schenk het filtraat over in een klein bekerglaasje en voeg twee glasparels toe.• Verwarm het bekerglaasje met een brander en laat al het water verdampen. Gebruik je

rode kaart bij het aansteken van de brander. Let op: zo snel al het water verdampt is, moet de brander onder de driepoot vandaan gehaald worden, omdat de stof aan kan branden. De witte stof die achter blijft is de magnesiumsulfaat.

22 Waarom blijft het magnesiumsulfaat achter en verdampt het niet met het water?

Page 92: k2m1 Hv Boekje

92 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

In figuur 1 zie je twee even grote knikkers, één van hout en één van glas. Het volume van deze knikkers is dus gelijk!

3 Welke knikker heeft de grootste massa? Waarom is dit zo?

twee even grote knikkers van verschillend materiaalFiguur 1

13 DichtheidVoordat de geneesmiddelen verkocht mogen worden, moeten ze gecontroleerd worden op de kwaliteit. In dit hoofdstuk ga jij de dichtheid van een geneesmiddel testen om te bepalen of het medicijn aan de eisen voldoet. Vooraf gaan we leren wat de dichtheid precies is.

Natuurkunde

2

1

Welk van de twee munten zal de grootste massa hebben?

Leg uit wat het ‘volume’ van een voorwerp is.

Een munt van 20 cent en een munt van 50 cent zijn van dezelfde stof gemaakt. De munt van 50 cent is echter groter dan die van 20 cent. Het volume is de hoeveelheid ruimte die het voorwerp inneemt. De munt van 50 cent is groter dan de munt van 20 cent, het volume van de munt van 50 cent is dus groter dan de munt van 20 cent.

De munten zijn niet allebei even zwaar. Hoe zwaar een voorwerp is, wordt ook wel de massa van het voorwerp genoemd.

Zowel het volume als de massa zijn bij de twee munten verschillend. De munten zijn echter wel van dezelfde stof gemaakt. Het volume of de massa zegt dus niet iets over de stof zelf. Het is geen stofeigenschap.

Page 93: k2m1 Hv Boekje

93klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

dichtheden van verschillende stoffen

Figuur 2

Je ziet dus dat de massa van twee even grote voorwerpen verschilt. De hoeveelheid massa per volume is dus verschillend. De massa per volume wordt ook wel dichtheid genoemd, het symbool van dichtheid is ρ (dit is de griekse letter rho). Dichtheid is wél een stofeigenschap.

In figuur 2 zie je de dichtheden van een aantal verschillende stoffen. De dichtheid van ijzer is bijvoorbeeld 7,9 g/cm3. g/cm3 is de eenheid van de dichtheid.7,9 g/cm3 betekent 7,9 gram per kubieke centimeter. Een blokje van 1 cm bij 1 cm bij 1 cm (1 cm3) weegt dan 7,9 g. Een even groot blokje van goud, weegt echter 19,2 g.

Stof ρ (g/cm3)

Aluminium 2,8

Goud 19,2

IJzer 7,9

Koper 8,9

Lood 11,3

Zilver 10,5

5 Je hebt een blokje aluminium van 10 g en een blokje lood van 10 g. Welk blokje is groter? Leg dit uit.

Wanneer je het volume en de massa van een stof weet, kun je ook de dichtheid uitrekenen. De formule voor de dichtheid is:

of

Pak de gele kaart ‘formules’ achter uit je map en lees deze nog eens goed door. Maak de berekeningen in dit hoofdstuk volgens de voorschriften op deze kaart!

4 Wat wordt er bedoeld met de ‘dichtheid’ van een voorwerp?

6 Je hebt een blokje van 35,6 g, het volume van dit blokje is 4 cm3. Reken de dichtheid uit. De berekening staat er deze keer al bij!

35,64

g / cm3

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

m = 35,6 g V = 4 cm3

Page 94: k2m1 Hv Boekje

94 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

7 Nu je de dichtheid van de stof uit vraag 5 weet, kun je met figuur 2 bepalen welke stof dit kan zijn. Van welke stof is het blokje gemaakt?

8

9

10

In een museum staat een oud en heel duur schaakspel. De toren weegt 52,5 g en heeft een volume van 5 cm3. Bereken de dichtheid en vertel van welke stof deze toren ge-maakt is.

Een glazen knikker met een volume van 3 cm3 heeft een massa van 7,8 g. Wat is de dichtheid van het glas?

Een kogel heeft een volume van zo’n 65 cm3. De kogel weegt 734 g. Van welk materiaal is de kogel gemaakt?

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

Page 95: k2m1 Hv Boekje

95klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

De formule kan ook anders geschreven worden:

of

11 Je hebt een blokje ijzer van 15 cm3. Wat is de massa van dit blokje?Welke formule ga je gebruiken?

Wat is de dichtheid van ijzer?

Reken de massa uit en geef de berekening.

12 Je hebt een blokje lood van 200 g. Wat is het volume van dit blokje?Welke formule ga je gebruiken?

Wat is de dichtheid van lood?

Reken het volume uit en geef de berekening.

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

Page 96: k2m1 Hv Boekje

96 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

14 Welke kleur heeft de alcohol die je bij de kleine stukjes ui giet?

• Sluit het flesje af en schud even, zodat de ui en de alcohol goed met elkaar in contact komen.

• Laat het flesje een week staan. Het flesje moet wel elke dag even geschud worden. Spreek af wie dit doet!

Practicum Allium Cepa maken

Wat ga je doen?In dit practicum ga je een homeopathisch geneesmiddel maken, namelijk Allium Cepa. Allium Cepa is de Latijnse naam voor ui. Het is een homeopathisch geneesmiddel dat gebruikt wordt tegen hooikoorts.

Wat heb je nodig?• een rode ui• een flesje• alcohol• een mesje om de ui te snipperen• trechter• filtreerpapier• een zakdoek om je tranen te deppen :)

Aan de slagWe gaan de werkzame stof die in de ui zit, door middel van extractie uit de ui halen. Kijk nog eens terug naar de informatie over extraheren in het vorige hoofdstuk (pagina 86-87). De vloeistof waarin wij de werkzame stof gaan oplossen is alcohol.

• Snij de ui in kleine stukjes.• Doe de kleine stukjes in het flesje.• Giet bij deze kleine stukjes ui zoveel alcohol dat de uisnippers net onder de vloeistof

staan.

13 Een ander schaakstuk is gemaakt van goud. Het volume van dit schaakstuk is ook 5 cm3. Wat is de massa van het schaakstuk?

Gegevens:

Formule:

Berekening:

Uitkomst:

Page 97: k2m1 Hv Boekje

97klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

15 Welke kleur heeft de oplossing in het flesje nu? Is de kleur veranderd? Hoe komt dit?

We hebben nu een mengsel van stukjes ui en een op-lossing waarin stoffen van de ui zijn opgelost. Om eenoplossing zonder kleine stukjes te krijgen, gaan we het mengsel filtreren. Kijk nog eens terug naar de infor-matie over filtreren in het vorige hoofdstuk (pagina 84-85).

• Maak met behulp van een trechtertje en een filtreer- papiertje een filter (figuur 4).

• Filtreer het mengsel. • De vloeistof die je door het filtreren krijgt, is het rode

ui extract wat je wilt hebben. Dit extract wordt ook wel een oertinctuur genoemd.

het filtreren van een mengselFiguur 416 Het uienextract wordt ook wel een oertinctuur ge-

noemd. Wat zal deze naam betekenen?

17 Je maakt bij de bereiding van dit homeopathische geneesmiddel gebruik van extractie en filtratie. Beide zijn scheidingsmethoden.Leg uit waarom extractie een scheidingsmethode is. Welke soort stoffen scheid je?

18 Wat is bij deze filtratie het filtraat en wat het is het residu?

Het filtraat is

Het residu is

Page 98: k2m1 Hv Boekje

98 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

Homeopathische geneesmiddelen zijn sterk verdunde oplossingen. De oertinctuur is dit echter nog niet. Daarom gaan wij de oertinctuur ook verdunnen.

Het verdunnen kan in stappen van 1 op 10 (decimale verdunning) of 1 op 100 (centimale verdunning). Het homeopathische geneesmiddel Allium Cepa heeft als toevoeging D6. Dit betekent dat er 6 keer een decimale verdunning is gedaan.

• Neem 1 mL van de oertinctuur en doe dit in een bekerglas.• Voeg 9 mL water toe. Je hebt de oertinctuur nu 1 op 10 verdund.• Verdun de nieuwe oplossing nog 5 keer, tot je een D6 oplossing hebt.

20 Hoeveel keer is de oplossing nu verdund?

Practicum Zuiverheidscontrole

Wat ga je doen?Het is van belang dat de kwaliteit van de oertinctuur getest wordt. We gaan dit controleren met behulp van verschillende testen.

De oertinctuur van Allium Cepa moet aan deze kwaliteitseisen voldoen:1. er moeten stoffen in zitten die zwavel bevatten;2. de dichtheid moet tussen de 0,940 en 0,960 g/mL liggen;3. het chromatogram moet karakteristiek zijn voor Allium Cepa.

Proef 1: Bevat de oertinctuur stoffen met zwavel er in?

Wat heb je nodig?• reageerbuis met een mespuntje zink• reepje filtreerpapier• oplossing van loodacetaat• kurkje

19 Filtratie en extractie passen we ook toe in het dagelijkse leven. Een voorbeeld hiervan is het zetten van koffie en thee. Leg uit wat bij het zetten van koffie en thee filtratie en wat extractie is.

Page 99: k2m1 Hv Boekje

99klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

21 Waarom moet je de reageerbuis 4 minuten laten staan?

• Pak het reepje filtreerpapier. Vouw dit papiertje zo dat het in de reageerbuis kan hangen. Het filtreerpapiertje moet ongeveer 2,5 cm boven de oertinctuur hangen. Test dit even in een leeg reageerbuisje.

Lees de volgende stappen eerst goed door: deze moeten redelijk snel achter elkaar uitgevoerd worden.• Doop een reepje filtreerpapier in een oplossing van loodacetaat.• Voeg 1,5 cm zoutzuur toe aan de reageerbuis. • Hang meteen de reep filtreerpapier in de reageerbuis. Let op: de reep moet boven de

vloeistof hangen.• Sluit de buis af met een kurkje.

22 Wat zie je gebeuren?

Loodacetaat wordt ook wel een reagens op stoffen met zwavel genoemd. Dit betekent dat als er stoffen met zwavel aanwezig zijn, loodacetaat een kenmerkende reactie geeft. Er ontstaat een zwartbruine kleur.

23 Voldoet jullie oertinctuur aan kwaliteitseis 1?

Proef 2: Wat is de dichtheid van de oertinctuur

Wat ga je doen?Je gaat de dichtheid van Allium Cepa bepalen.

Aan de slag• Haal bij de docent een reageerbuis met een mespuntje zink.• Doe hierbij ongeveer 1,5 cm oertinctuur.• Schud even en laat de inhoud 4 minuten staan.

Page 100: k2m1 Hv Boekje

100 klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

24 Hoeveel weegt de 10 mL oertinctuur? Geef je berekening erbij.

25 Vul in:

10 mL oertinctuur weegt g, de dichtheid is dan g/mL.

De berekening die ik heb gebruikt is

26 Voldoet jullie oertinctuur aan kwaliteitseis 2?

Proef 3: Is het chromatogram van de oertinctuur karakteristiek voor Allium Cepa?

Wat ga je doen?Je gaat een chromatogram maken die karakteristiek is voor Allium Cepa. Kijk nog eens terug naar de informatie over chromatografie in het vorige hoofdstuk (pagina 87).

Wat heb je nodig?• chromatografiepapier• loopvloeistof (alcohol) • glazen staafje• bekerglas

Wat heb je nodig?• kleine, dunne maatcilinder• balans (weegschaal)

Aan de slag• Weeg allereerst de kleine, dunne maatcilinder.• Doe vervolgens zo precies mogelijk 10 mL oertinctuur in de maatcilinder.• Weeg de maatcilinder met inhoud.

Page 101: k2m1 Hv Boekje

101klas 2 module ‘Bodylanguage’ context 3 hv

27 Beschrijf wat er gebeurt.

• Wanneer de loopvloeistof bijna de bovenkant van het papier heeft bereikt, haal je het papiertje uit het bekerglas.

28 Uit hoeveel verschillende stoffen bestaat de oertinctuur?

29 Kun je zeggen of de oertinctuur voldoet aan kwaliteitseis 3? Waarom wel of niet?

de chromatografie opstellingFiguur 5

Aan de slag• Doe in het bekerglas een laagje van ongeveer 0,5 cm

loopvloeistof (alcohol).• Doe met behulp van het glazen staafje of druppel-

pipet een stip van de oertinctuur op het chromato- grafiepapier op ongeveer 1 cm afstand van de korte kant.

• Zet het chromatografiepapiertje in het bekerglas (figuur 5) en sluit het bekerglas af met een horloge- glas.