John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven...

109
ASSOCIATIE K.U. LEUVEN HOGESCHOOL VOOR WETENSCHAP EN KUNST DEPARTEMENT MUZIEK, PODIUMKUNSTEN EN ONDERWIJS LEMMENSINSTITUUT LEUVEN JOHN SCOFIELD Beschrijving van stilistische, muzikale en technische evolutie van de beginjaren tot nu. Scriptie aangeboden tot het behalen van de graad van Meester in Muziek, optie Jazz: Gitaar Door Steven Hellemans Promotor: Hendrik Braeckman en Marc Van Den Hoof Academiejaar 2005-2006

Transcript of John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven...

Page 1: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

ASSOCIATIE K.U. LEUVEN

HOGESCHOOL VOOR WETENSCHAP EN KUNST

DEPARTEMENT MUZIEK, PODIUMKUNSTEN EN ONDERWIJS

LEMMENSINSTITUUT LEUVEN

JOHN SCOFIELD Beschrijving van stilistische, muzikale en technische evolutie

van de beginjaren tot nu.

Scriptie aangeboden tot

het behalen van de

graad van Meester in

Muziek, optie Jazz:

Gitaar

Door Steven Hellemans

Promotor: Hendrik Braeckman en Marc Van Den Hoof Academiejaar 2005-2006

Page 2: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

2

Page 3: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

3

ASSOCIATIE K.U. LEUVEN

HOGESCHOOL VOOR WETENSCHAP EN KUNST

DEPARTEMENT MUZIEK, PODIUMKUNSTEN EN ONDERWIJS

LEMMENSINSTITUUT LEUVEN

JOHN SCOFIELD Beschrijving van stilistische, muzikale en technische evolutie

van de beginjaren tot nu.

Scriptie aangeboden tot

het behalen van de

graad van Meester in

Muziek, optie Jazz:

Gitaar

Door Steven Hellemans

Promotor: Hendrik Braeckman en Marc Van Den Hoof Academiejaar 2005-2006

Page 4: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

4

Dankwoord

Ik zou graag de mensen bedanken die altijd voor me klaar staan en in mij geloven.

Anneleen Van Lancker: voor het nalezen en verbeteren van spellingsfouten, het

invoeren van de partituren in de computer en haar nooit aflatende lieve zorgen. Zij heeft

er waarschijnlijk nog meer voor gezorgd dan ik dat deze thesis op tijd is afgeraakt.

Marc Van Den Hoof: voor het toestoppen van bergen leesvoer en luistermateriaal, het

nalezen en opmerkingen geven en het ‘nog snel even langskomen om een cd-tje af te

geven waar je misschien nog iets aan hebt’.

Hendrik Braeckman: voor het nalezen en geven van tips en aanwijzingen, bedankt voor

de snelle reacties!

Stef Minnebo: is de promotor van mijn muzikale carrière in het algemeen, een man die

een onwaarschijnlijke bron van kennis heeft en die me op de valreep nog uit de nood

hielp met enkele computerproblemen.

Mijn ouders: zijn de twee enige mensen die onvoorwaardelijk achter mij staan op elk

moment van mijn leven.

Tot slot wil ik mijn welgemeende excuses aanbieden aan de leraars wiens lessen ik heb

moeten overslaan en aan iedereen die ik tijdelijk in de steek heb moeten laten omdat ik

vergroeid met mijn laptop solo’s aan het analyseren was.

Page 5: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

5

Inhoudstafel

Dankwoord 4

Hoofdstuk I: Inleiding 10

Hoofdstuk II: Biografie en situering 12 A: Pre- Berklee 12 B: Berklee 13 C: Gerry Mulligan: Opnamedebuut 14 D: Billy Cobham 15 E: Post Cobham 15 F: Trio 16 G: Miles Davis 18 H: Post Miles Davis 20 I: Het kwartet met Joe Lovano 21 J: Andere contemporaine projecten 21 K: Groove 22 L: Akoestisch met blazers 23 M: Groove 24 N: Back to the roots 25 O: Moderne muziek 27 P: Meeste recente projecten 27

Hoofdstuk III : Analyse van de periodes 28

Periode 1: Pre-Berklee fase 28

Periode 2: Gerry Mulligan en Chet Baker Live at Carnegie Hall 28

1 Bezetting 28

2 Inleiding 28

3 Analyse 29

3.1 Sound 29

3.2 Timing 29

3.3 Ritmische plaatsing lijnen 29

3.4 Technieken 30

3.5 Melodische ideeën 30

3.6 Ritmische ideeën 31

3.7 Communicatie 31

4 Samenvatting 31

Bernie’s Tune 32-35

Line for Lyons 36-38

Page 6: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

6

Periode 3: Billy Cobham: A Funky Tide of Sings 39

1 Bezetting 39

2 Inleiding 39

3 Analyse 40

3.1 Composities 40

3.2 Sound 40

3.3 Timing 40

3.4 Ritmische plaatsing lijnen 41

3.5 Technieken 41

3.6 Melodische ideeën 41

3.7 Ritmische ideeën 41

3.8 Dynamiek 42

3.9 Communicatie 42

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames 42

4 Samenvatting 42

Panhandler 43-44

Periode 4: live opname Shinola 45

1 Bezetting 45

2 Inleiding 45

3 Analyse 45

3.1 Composities 45

3.2 Sound 46

3.3 Timing 46

3.4 Ritmische plaatsing lijnen 46

3.5 Technieken 47

3.6 Melodische ideeën 47

3.7 Ritmische ideeën 48

3.8 Dynamiek 49

3.9 Communicatie 49

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames 50

4 Samenvatting 50

Page 7: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

7

Why’d you do it 51-53

Periode 5: Miles Davis: ‘Live at Montreux’ 8 juli 1984

1 Bezetting 54

2 Inleiding 54

3 Analyse 55

3.1 Composities 55

3.2 Sound 56

3.3 Timing 56

3.4 Ritmische plaatsing lijnen 57

3.5 Technieken 57

3.6 Melodische ideeën 58

3.7 Ritmische ideeën 59

3.8 Dynamiek 60

3.9 Communicatie 60

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames 60

4 Samenvatting 61

Jean-Pierre 62-65

Time after time 66

Periode 6: Het kwartet met Joe Lovano 67

1 Bezetting 67

2 Inleiding 67

3 Analyse 68

3.1 Composities 68

3.2 Sound 69

3.3 Timing 69

3.4 Ritmische plaatsing lijnen 69

3.5 Technieken 70

3.6 Melodische ideeën 70

3.7 Ritmische ideeën 71

3.8 Dynamiek 71

3.9 Communicatie 71

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames 72

4 Samenvatting 72

Page 8: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

8

Since you asked 73-76

Periode 7: Groove; ‘à GoGo’ 77

1 Bezetting 77

2 Inleiding 77

3 Analyse 78

3.1 Composities 78

3.2 Sound 78

3.3 Timing 79

3.4 Ritmische plaatsing lijnen 79

3.5 Technieken 79

3.6 Melodische ideeën 80

3.7 Ritmische ideeën 80

3.8 Dynamiek 80

3.9 Communicatie 80

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames 81

4 Samenvatting 81

Jeep on 35 83-84

Periode 8: live trio ‘En Route’ 85

1 Bezetting 85

2 Inleiding 85

3 Analyse 86

3.1 Composities 86

3.2 Sound 86

3.3 Timing 86

3.4 Ritmische plaatsing lijnen 87

3.5 Technieken 87

3.6 Melodische ideeën 87

3.7 Ritmische ideeën 88

3.8 Dynamiek 89

3.9 Communicatie 89

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames 90

Page 9: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

9

4 Samenvatting 90

Wee 91-95

Hoofdstuk IV: Besluit 96

Literatuurlijst 102

Discografie 104

Page 10: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

10

HOOFDSTUK I : Inleiding

Ik besloot reeds geruime tijd geleden dat mijn thesis over John Scofield zou handelen.

Van alle gitaristen die ik ken is hij degene die me het meest aanspreekt. Als ik nadenk

over het feit waarom dat zo is dan sluipen er onmiddellijk verschillende aspecten van

zijn spel in mijn gedachten die voor mij als gitarist zeer belangrijk zijn en waar ik ook

aan werk en mee bezig ben. ‘Groove, time, melodie en interactie’. Het was reeds in de

gitaarles bij Hendrik Braeckman (intussen vijf jaar geleden) dat ik een tamelijk lukraak

gekozen solo van de ballade ‘Keep me in mind’ (Meant to be) heb getranscribeerd. Na

het analyseren en instuderen ervan was ik meteen verknocht aan de composities van

Scofield. Bij het meespelen met de originele opname merkte ik wat een stevige en

diepgewortelde timing hij bezit en hoe moeilijk het was, en is, om die te vatten. Door

het schrijven van deze thesis heb ik niet alleen zeer oude en mooie opnames ontdekt

maar ook pas ten volle beseft wat een veelzijdige gitarist Scofield eigenlijk is. Wat me

het meest opvalt is zijn herkenbare sound en persoonlijkheid die onmiddellijk naar voor

springen. Ik heb gelezen en geleerd over zijn houding t.o.v. jazz en muziek in het

algemeen maar vooral over het respect dat hij toont voor zijn medemuzikanten. De

manier waarop hij steeds zijn nieuwe groepen samenstelt is gebaseerd op bewondering

en interesse voor het werk van de persoon in kwestie. Bijvoorbeeld vóór de opnames

van ‘Works for me’ had Scofield nog niet met deze muzikanten gespeeld. Zijn creatieve

geest, drang naar vernieuwing en het aangaan van uitdagingen heeft hem niet alleen het

rijk gevulde verleden bezorgd dat hij heeft, maar belooft ons nog veel meer voor de

toekomst.

In de volgende bladzijden wil ik op zoek gaan naar de evolutie die Scofield heeft

meegemaakt sinds het begin van zijn carrière bij Gerry Mulligan, tot één van zijn meest

recente opnames, de live-cd met zijn trio. Ik tracht zowel zijn composities als speelstijl,

sound en invloeden die hem gemaakt hebben tot wat hij nu is te onderzoeken. Ook

tracht ik aan te tonen dat de vroegste invloeden en de muzikale omgeving waarin

Scofield opgroeide een blijvende en onuitwisbare impact hebben gehad (en na al die

jaren nog steeds hebben( op zijn spel en composities. Hiervoor heb ik zijn carrière

opgedeeld in periodes van ongeveer vijf jaar. Van elke periode onderzocht ik één à twee

composities met een analyse van een (stuk van een) solo.

Page 11: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

11

1. Pre-Berklee fase (hier zijn geen opnames van bewaard gebleven)

2. Met Mulligan in Carnegie Hall (eerste opname, 1974)

3. Billie Cobham (fusion, jazzrock, 1975-1977)

4. Live opname ‘Shinola’ (1981)

5. Miles Davis (1982-1985)

6. Jazzperiode onder eigen naam (met Lovano en Swallow van 1989 tot 1993)

7. Groove periode (‘à Gogo’, ‘Bump’, ‘Groove Elation’ 1994-2000)

8. Jazzperiode onder eigen naam (‘En Route’ 2001-2004)

Uiteraard is dit een beetje een uitgeklede en vereenvoudigde tijdlijn. Onder andere de

projecten met Marc Johnson (‘Bass desires’) en Mark-Anthony Turnage (Blood on the

floor, Scorched) moet ik buiten beschouwing laten.

De aangeduide periodes overlappen elkaar, ik heb gepoogd de meest uiteenlopende

stijlen in zijn opnames te vatten om zo zijn evolutie en werk te kunnen analyseren. Ik

heb van elke periode geprobeerd de meest typerende opnames te beluisteren en te

analyseren.

Het onafgesloten verhaal over een meesterlijk gitarist.

Page 12: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

12

HOOFDSTUK II : Biografie en situering

Deze biografie is een samenstelling van informatie uit ‘The New Grove Dictionary of

jazz’, internetsites, artikels uit jazzmagazines, Paul Tingens boek ‘Miles Beyond’,

hoesteksten en kennis die ik al bezat.

A: Pre- Berklee

Scofield werd geboren in Dayton, Ohio, USA, op 26 december 1951. Vlak na zijn

geboorte verhuisde zijn familie naar Wilton, Connecticut. Het was hier dat Scofield

opgroeide en op elfjarige leeftijd met gitaarspelen begon. Zijn ouders (Levitt en Ann

Fay) waren niet muzikaal, ook zijn directe omgeving had zeer weinig te bieden qua

muzikaliteit. In de plaats daarvan kreeg hij echter iets onvervangbaars: vrijheid. John’s

zus was het middelpunt van ouderlijke aandacht waardoor hij praktisch alleen gelaten

werd. “My parents always liked the fact I loved the music, that I was really into it. But

at the same time I did stop doing my homework when I was 12, so they were sort of

freaked out. But I guess for some reasons they gave up and allowed me to follow my

dream, which doesn’t happen to too many kids.”1 Banaal genoeg ontsproot zijn

interesse voor muziek bij het zien van ‘The Beatles’ op televisie. Hij herkende meteen

in hun manier van muziek maken “sort of an escape from the suburban doldrums,

something revolutionary, different” 2. Hij zocht verder in hun invloeden en kwam zo bij

blues en rock terecht: Johnny Lee Hooker, BB King en Otis Rush. Dit alles leidde

Scofield naar jazzmuziek. Hij herinnert zich nog de link gelegd te hebben tussen de

shufflebeat van Sonny Freeman op ‘BB King Live at the Regal’ en het werk van Jo

Jones in het orkest van Count Basie.

Op vijftienjarige leeftijd studeerde hij gitaar bij de lokale leraar gitaar Alan Dean, die

zelf jazz bestudeerde en onderrichtte. Samen kopieerden ze Pat Martino en bezochten

concerten van Jim Hall. Hij was het die Scofield aanzette tot het beluisteren van

jazzopnames en het bestuderen van Barney Kessel, Tal Farlow, Jim Hall en natuurlijk

Wes Montgomery. Rond deze tijd besliste Scofield dat hij jazzgitarist wilde worden.

Het was de liefde voor de muziek en de klank van jazz die hem dreef, niet gerelateerd

aan cultuur of groove, maar puur voor de muziek op zichzelf. “The sound of jazz music, 1 Interview uit ‘Down Beat’ September 1982 p 18 2 idem

Page 13: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

13

whatever that is, is around us all the time, even if you’ve never owned a record in your

life. Just listening to movie scores, tv-scores, the rock & roll stuff I heard in the ‘50s

that I liked- the way they moved the notes around, the beat, black singers with the

gospel thing. There’s a great crossover of all sorts of music, and before we were born it

had blended into just American music.” 3

“When I first got into jazz - around 1969-, I came from playing R&B and Soul in High

School. Jazz Rock was in its infancy stage and I was lucky enough to be around to

experience the Golden Age of both Rock and Soul and see Jazz embrace that movement

while I was trying to learn how to play straight-ahead Jazz. A lot of my early chances to

actually gig were in various Jazz/Rock idioms. I got to play "real" jazz with Gary

Burton and Gerry Mulligan but my real first "big time" gig was with the Billy

Cobham/George Duke band. We got to play in gigantic concert halls and rock venues

for excited people who were not necessarily jazz aficionados, but loved the music.” 4

B: Berklee

Na zijn middelbare school studies besloot hij jazzgitaar te studeren in de ‘Berklee

School of Music’ te Boston (1970-1973). Deze drie jaren spendeerde hij vooral aan

techniek en ontwikkelde hij zijn persoonlijke stijl.

“It was great because kids from all over the world come there so I learned a lot not only

about music but I learned about people too. Everybody comes from their own little

scene. At Berklee everybody likes music but you're exposed to kids from different

countries, different social economic groups, different races, creeds, whatever. There's a

big human message there that was wonderful.”5

Scofield woonde in die tijd samen met een bassist en drummer: Chip Jackson en Ted

Seeds. Het was rond deze tijd dat hij begon te spelen met vibrafonist Gary Burton, die

om de files te vermijden na het einde van zijn lessen elke dag met deze jongens jamde.

Hij leerde Steve Swallow kennen die een semester in Berklee les gaf en ook zijn tweede

3 Interview uit ‘Down Beat’ September 1982 p 18 4 http://www.ujm05.org/index.php?act=artist&artistID=26 5 http://www.essentialguitarist.com/interviews/Scofield_interview.html

Page 14: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

14

mentor; gitarist Mick Goodrick (een relatief onbekende naam buiten Boston maar een

gitaar-guru voor de gitarist die in Boston verbleef en studeerde).6

Goodrick was één van de eersten die Jim Halls legato en lyrische aanpak absorbeerde en

die tegelijkertijd een zeer modern harmonisch concept had dat ook John Abercrombie,

Mike Stern en Pat Metheny inspireerde die rond dezelfde tijd als Scofield te Boston

verbleven.

Deze tijdgenoten buiten beschouwing latend vond Scofield weinig gitaristen als

rolmodel die hem echt boeiden en inspireerden. Het was door deze ‘leegte’ dat hij

begon met het intensief beluisteren, analyseren en kopiëren van saxofonisten, vooral

John Coltrane, tot hij ontdekte dat zijn spel te mechanisch werd. ‘I was going

backwards. It’s a real challenge to learn to play like that, but you can get hung up in it

untill it’s not music. I guess we’re always going between these phases over and over

again of trying to learn something real technical and ingraining it in your own playing.

The nice thing about getting more mature is that you realize you can get a little technical

without losing your soul.’7 Het was op dit moment dat John McLaughlin’s

‘Extrapolations’ en ‘My Goal’s beyond’ uitkwamen. Deze opnames waren een keerpunt

voor de jazzgitaar en voor Scofield. De tijd dat de gitaar niet aanvaard werd als jazz

instrument was voorbij (gitaar werd nog steeds vaak geassocieerd met country en

western).

Zijn eerste echte werk als jazzgitarist was met Gary Burton, hier zijn echter geen

opnames van bewaard gebleven.

C: Gerry Mulligan: Opnamedebuut

Het geluk was met hem toen Mick Goodrick, die gevraagd was om als sideman te

spelen op het reünieconcert van Gerry Mulligan en Chet Baker in Carnegie Hall,

weigerde en Scofield aanbeval voor dit concert, dat uiteindelijk opgenomen werd en

uitgebracht op twee CTI albums in 1974. Dit is tevens Scofields opnamedebuut, waarop

vooral straight-ahaid jazz gespeeld wordt.

6 http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm 7 Interview uit ‘Down Beat’ september 1982 p 20

Page 15: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

15

D: Billy Cobham

Zijn echte doorbraak bij het grote publiek kwam slechts twee weken later bij de

fusiongroep van drummer Billy Cobham in 1975 (later de Billy Cobham-George Duke

band) waar hij tot 1977 deel van uit maakte en John Abercrombie verving. Voor

Scofield was deze muziek een wereld van verschil met al het voorgaande wat hij had

gedaan. Er was een zeer grote ‘jazz-fusionband touring scene’: ‘Mahavishnu’, ‘Return

to Forever’, ‘Herbie Hancock’s Headhunters’. Er werd vooral gespeeld in theaters en

grote shows, vaak voor of na ‘Wheather report’ of Miles’ groep met Liebman en Reggie

Lucas.

“Cobham was working ALL the time. So I was able to get an apartment in New York,

tour Europe for the first time that spring and play big time gigs. It was the best. I still

don’t think I’ve recovered from that.”8

Het werk bij deze groep had een grote impact op de latere Scofield, de oorsprong van

zijn stijlvermenging ligt deels hier.

Deze twee jaren waren een goede leerschool, Scofield deed vooral podiumervaring op

(de groep speelde meestal op grote podia voor een jong publiek). Het was door de

symbiose tussen band en publiek dat hij later beïnvloed zou worden om toch voor een

kleinere bezetting te kiezen. “The one thing that hurt me was playing to those huge

audiences. This thing happens where the band had to rise to this dynamic peak and

everyone jumps to their feet - and then you have to do it again for an encore. That

overkill thing - it took me a while to realize it had nothing to do with music. To play

two years of gigs like that where everyone goes bananas because the band is so funky

and loud and fast can have some effects on your own concept. It hurt, in my case.

Musically, going for that overkill response should be the last thing on your mind.” 9

E: Post Cobham

Het was in Gary Burtons groep (een jaar later) dat Scofield dan toch de rol op zich nam

van verwoed, intens en aggressief improvisator. Ondanks de minder geslaagde

samenwerking met Burton, kreeg Scofield toch de reputatie een uitstekende sideman te

zijn. Ditzelfde jaar spendeerde hij o.a. met Charles Mingus, Terumasa Hino, Jeremy

Steig, Ron Carter, Jay McShann, Tony Williams, Lee Konitz, en Chet Baker. De som

8 http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=17480 9 idem

Page 16: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

16

van dit alles was de gemakkelijkste manier om de talenten van Scofield te erkennen,

ook al wekte dit bij Scofield zelf een dubieus gevoel op. De meeste van deze jobs waren

à prima vista en konden de twijfels die hem beslopen niet wegnemen. Hij houdt vol dat

hij een niet zo veelzijdig gitarist is dan de critici beweren. Over de opname ‘Last of the

blue devils’ van McShann zei hij:

“I wish I had another chance. I wish I could change my parts, take an overdub.”10

Scofields muzikale persoonlijkheid groeide nog steeds en zonder twijfel.

De grootste vooruitgang die hij maakte was met de Dave Liebman groep. Dave

Liebman was ouder dan Scofield en was niet alleen een geduldig leraar maar ook

saxofonist met een flinke dosis Coltrane in de vingers, door wie ook Scofield zo fel

geboeid was. Opnieuw begon hij een strijd met zichzelf toen hij zich verplicht voelde

om akkoorden en doublestops aan zijn solo toe te voegen in deze pianoloze groep

waarna hij zich het volgende realiseerde: “Hey, why am I killing myself? I’m a Jim

Hall-oriented player, just do it. Just play what you hear instead of what you think you

hear.”11 Deze gewaarwording maakte hem in staat om met vertrouwen een eigen groep

te leiden en zijn eigen ideeën op te leggen aan anderen. Na een tiental jaar invloed

ondergaan te hebben van zeer uiteenlopende stijlen en ideeën (het lyrische van Hall, de

bijtende blues van Rush en King, de vocabulaire van Coltrane en McLaughlin) besefte

hij dat ze allen een opwaarderende werking hebben gehad op zijn spel.

F: Trio

De meeste voldoening haalt hij uit zijn toen reeds drie jaar oude trio met Adam

Nussbaum en Steve Swallow.

“The reason I have my own identity is because I don’t worry so much about my playing.

I just realize I do sound like me. It’s like what people with any insight have always said

about Miles Davis: Miles is Miles in any setting; whether it’s with Tony Williams and

those guys or Al Foster now or the Gil Evans orchestra, it’s still Miles. Now I feel I can

just play and not worry what I should sound like. Just do what I do, which is the only

thing to do.”12

10 Interview uit ‘Down Beat’ september 1982 p 20 11 idem 12 http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=17480

Page 17: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

17

Naar aanleiding van de uitnodiging van Duitsland speelt hij frequent in Europa met zijn

kwartet (vaak met Richard Beirach, Hal Galper en Adam Nussbaum) waarna hij de

opname ‘Rough House’ maakt, (met Adam Nussbaum: drums, Hal Galper: piano,

Stafford James: bas (1978)),

of trio (met Steve Swallow en Adam Nussbaum) waarmee hij de opnames ‘Bar Talk’

(1980), ‘Out like a Light’ (1981) en ‘Shinola’ (1981) maakt. Het bleek goed te klikken

op muzikaal vlak tussen Sco13 en Swallow, ze leerden elkaar kennen in Berklee.

Swallow kwam een jaar les geven en Scofield was student. Ze jamden veel maar hadden

nooit samen in een band gespeeld totdat Scofield in Gary Burtons groep de gitaarstoel

aangeboden kreeg. Dit was de aanleiding tot het vormen van zijn bekende trio.

Scofield: “He’s got this acoustic, very warm thing happening. And he plays with a pick!

It’s really weird—nobody plays like that. Part of it is he started playing electric bass

before the current jazz electric bass styles took hold. Back then in jazz, there were only

a couple of guys even playing electric bass. Swallow actually gave up acoustic bass and

made the move to electric bass very early. Since then he’s gone through all these

instrumental changes to get exactly the sound he wants. He has a really customized

instrument that’s really different from any other electric bass. And actually, it’s not

totally accurate to say Steve makes electric bass sound acoustic. He really makes it

sound like some other thing entirely. But he incorporates the jazz tradition of the

acoustic bass in it - and that warmth. But it’s definitely another thing.”14

Swallow beheerst een perfecte timing en neemt soms de functie van een tweede gitarist

op zich door het spelen van akkoorden op de bas. Ook levert hij een groot aantal

composities voor dit trio dat vooral interactie hoog in het vaandel voert.

"He's sort of the back-seat driver," zegt Scofield "There's something about him that

makes a trio different. He doesn't sound like any of the other electric bassists. It's not an

electric bass, per se, I wanted - it was Swallow, per se. I'd probably lean toward an

upright if I was playing with someone else, but Swallow is like a concept."15

13 Scofield wordt ook wel eens ‘Sco’ genoemd 14 http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=17480 15 Down Beat 1982 p 20

Page 18: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

18

Hij toerde over de hele wereld met Dave Liebman in 1979 tot 1980 met als resultaat de

opnames: ‘Doin' it again’ (1979) met A. Nussbaum: drums, R. McClure: sax, T. Hino:

trompet en ‘If They Only Knew’ (1980) met dezelfde bezetting.

G: Miles Davis

Het was in 1982 dat hij Miles Davis’ band vervoegde, waarin hij bleef tot augustus

1985. Het is vooral de ervaring te spelen met Miles die Scofield altijd is bijgebleven.

Voor Scofield was dit de bevestiging dat improvisatie en funk geslaagd samengevoegd

konden worden. Miles had de kracht om een groep bij elkaar te houden met enkele

noten. In zekere zin is het opzet van Scofield en Miles gelijk. Ze verenigen traditie en

vernieuwing zonder hun eigen stem te verliezen en staan open voor nieuwe invloeden

en verwerken het in hun spel.

Er worden drie opnames gemaakt: ‘Star People’ (1983) met Bill Evans: saxen, Al

Foster: drums, Marcus Miller: bas en Mike Stern: gitaar. Dit was de laatste

samenwerking tussen Miles en Theo Macero/Gil Evans. ‘Star People’ is een mix van

stevige rock/funk composities met invloeden uit de blues en bevat de meest creatieve

muziek van deze hele fusionperiode. Ook werden fragmenten van Scofields soms erg

chromatische solos gebruikt als compositiemateriaal. De andere opnames zijn ‘Decoy’

(1983) met Mino Cinelu: percussie, Bill Evans: sax, Al Foster: drums, Robert Irving

III: synth,synth bass, Darryl Jones: bas, Branford Marsalis: sax en ‘You’re under arrest’

met Al Foster: drums, Bob Berg: sopraansax, Darryl Jones: bas, Robert Irwing III:

synth, Steve Thornton: percussie, Vince Wilburn, Jr.: drums. Een aantal nummers

werden door Miles en Scofield geschreven. Dit album bevat een aantal popcovers o.a.

‘Time after time’ van Cindy Lauper.

Scofield: “At one point Miles called me and said ‘come on over’ and I went to Miles’s

apartment and Gil was there and we jammed. Gil and Miles both played the piano and I

played guitar. Miles had this chord sequence that was the same as a 12-bar blues if you

don’t play the first four bars. If you turn it into an eight-chord sequence and start on the

fifth bar and go from five through twelve over 12-bar blues. It’s like a brilliant thing. He

just subtracted four bars from the blues. Gil made up a bass line and Miles said

‘Improvise over it.’ The next day we went into the studio and Gil had this music written

Page 19: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

19

out and he came up to me and said ‘That’s your solo that you took yesterday.’ And

Miles said ‘Gil, don’t tell him that, he’ll get a big head!’”16

Scofield zegt: “I never met anybody who enjoyed talking about jazz so much. People

said, ‘Well, Miles isn't into jazz anymore, he's into Prince.’ But when I was playing

with him, it seemed like all he thought about was what he did, which was blow and

improvise and make music. And he loved to talk about his time with Coltrane and

playing with Charlie Parker. Somehow during the period I was with him, he thought

about Bird a lot. Because he was his original idol. So for me it was so informative to get

that input from one of those guys, from Miles, who really was a jazz musician, who

really was there in the '40s. He really lived that and was so in love with that whole

thing, and you could tell in his playing. I don't care what anybody says about he was

playing Michael Jackson tunes or whatever, he was the most "jazz" musician I ever met,

as far as the intensity of the improvisation and the communicativeness of his solos. He

always improvised in the moment.”17

Op de vraag of het op muzikaal gebied klikte met tweede gitarist Mike Stern

antwoordde Scofield:

“You know, you've gotta know when to lay out. With one guy playing chords, and the

other guy playing single lines, you don't play blindly. Try not to go on automatic

pilot.”18

Scofield leerde van Miles om steeds verschillende dingen te combineren en creatief met

muziek om te gaan. Het is de intensiteit van Miles’ muziek en zijn sterke

persoonlijkheid die hem nog steeds bijblijven. “It was a great gig for me in a lot of

ways. First of all, getting to play with my favourite musician. I learned so much from

him. Then to really check him out, and see where he was coming from, and get a vote of

approval from him was very important for me. It gave me a lot of confidence. He was so

much his own man; wanted to do his own music and didn't follow trends so much, but

followed his own trends. Very opinionated, sure about what he liked, and other people's

playing, and really had a musical outlook. Music was his life. It was great…”19

16 http://www.thelastmiles.com/albums_starpeople.php 17 Interview ‘Down beat’ 1992 p 18 18 http://www.livedaily.com/interviews/liveDaily_Interview_Guitarist_John_Scofield-2738.html?t=6 19 http://www.digitalinterviews.com/digitalinterviews/views/scofield.shtml

Page 20: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

20

H: Post Miles Davis

Deze belangrijke associatie met Miles krikte zijn naam, reputatie en zelfvertrouwen

genoeg op om meer eigen muziek te schrijven en uit te brengen. Zijn funk-georiënteerde

band met ex-‘P-Funk’ drummer Dennis Chambers en bassist Gary Grainger (‘James

Brown’/ ‘Earth Wind and Fire’/ 70’s stijl) werd één van de populairste

elektrisch/instrumentale bands van die tijd. De opnames 'Electric Outlet’ (1984),

‘Still Warm’ (1985) en ‘Blue Matter’ (1986) zijn dan ook gemaakt onder invloed van de

muziek van Miles Davis:

“Yeah. You know I think that that was an outgrowth of playing with Miles and really

helped me to pursue the electric kind of funky jazz. On my own, I probably would've

been playing standards and continuing in that course, but Miles and that music, his

music, made me realize I really had that other stuff in me…”20

Na samenwerking met Mark Johnson (‘Bass desires’ (1985) met Bill Frisell en Peter

Erskine; ‘Bass desires second sight’ (1987) met dezelfde bezetting) legt Scofield zich

toe op groove en fusion.

Met het album ‘Flat out’ (1988), in de conventionele bezetting contrabas en orgel,

evolueert Scofield weg van de luide en rockgetinte fusion naar een meer intiemere en

oudere stijl, de New Orleans-getinte funk. Dit album was een update van de funk-blues

stijl uit de jaren ’60. “I had a revelation when I went to New Orleans around 1979,

198o. I always loved jazz with that New Orleans feeling, Vernell Fournier playing those

rhythms in the context of Ahmad Jamal's music - man! My mother's from New Orleans,

too, so I used to go there a little bit as a kid; not that she's any big jazz fan, but she did

go to High School with Louis Prima Daughter. So they brought me down to play a little

gig with this local rhythm section, drummer Johnny Vidacovich and bassist Jim

Singleton, and man, those guys could just play any funk tune, any 'Freedom Jazz

Dance', any groove tune that you wanted to call, like 'Mercy, Mercy, Mercy' or

'Watermelon Man' and put that funky New Orleans beat to it, and that was it for me

because it was what I had always been looking for - funk that swung. And I always sort

of went in that direction, and I'll always remember Johnny Vidacovich walking around

playing his snare drum with one hand like a banjo he was just an entire street parade

unto himself. So eventually I made this record called ‘Flat Out’, which featured

20 http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm

Page 21: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

21

Vidacovich on half of it, because I was really seeing the New Orleans feeling as an

element I wanted to bring into my orbit. That is sort of the middle ground between the

less overt backbeat funk and Bill Stewart is great at playing that way, too. I mean,

there's a groove he made on a record I did called Hand Jive on a tune called ‘Do Like

Eddie’ (met saxophonist Eddie Harris) and to me that is very New Orleans.”21

I: Het kwartet met Joe Lovano

In 1989 vormde hij een kwartet met Joe Lovano met steeds wisselende ritmesectie, o.a.

Charlie Haden, Marc Johnson, Dennis Irwin, Jack DeJohnette en Bill Stewart en als

typerende stijl een compromis tussen Rhythm & Blues, Country, New Orleans-funk,

Bop en het harmonisch open spel van Ornette Coleman.22 De opnames die gemaakt

worden zijn ‘Time on my hands’ (1989), ‘Meant to be’ (1990) en ‘What we do’ (1993).

Opvallend is zijn succesrijke samenwerking met Lovano wie hij ontmoette tijdens zijn

studies in Berklee. Deze drie albums met Lovano worden beschouwd als Scofields beste

‘jazz-swing’ opnames en zijn al legendarisch. Hij schreef de nummers met deze

vierkoppige bezetting in het achterhoofd en probeerde steeds ruimte te laten voor de

interpretatie en inbreng van elk groepslid.

De rol van Lovano in het kwartet is evenwaardig als die van Scofield zelf. Scofield

bekijkt hem als de tweede solist in het kwartet. In de arrangementen zijn sax en gitaar

bijna constant verweven, wat een mooie blend geeft. Vaak is de gitaar tweede stem van

de melodie, gespeeld door de tenorsax.

J: Andere contemporaine projecten

Tussen deze sessies door komt er een album met Bill Frisell op gitaar, Joey Baron op

drums en Charlie Haden op bas: ‘Grace under pressure’ (1991). De combinatie van

Frisell’s lichte en soms zweverige, impressionistische ECM-sound en touchee (hij

gebruikt de volumepedaal als equivalent voor de ademhaling van blazers) met de diepe

time en bluesfeel van Scofield blijkt uitzonderlijk mooi. Beide gitaristen vullen elkaar

aan, wat resulteert in samenspel van zeer hoog niveau. De band bezit een verbazende

cohesie ondanks het feit dat hij nooit op toer is geweest.

21 interview Jazztimes Maart 2001 p 38 22 KERNFELD, Barry, �ew grove dictionary of jazz, p 532

Page 22: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

22

In 1993 herhaalt hij hetzelfde concept en neemt hij de langverwachte doch minder

geslaagde plaat op met Pat Metheny, ‘I can see your house from here’ met Bill Stewart

op drums, Pat Metheny op gitaar en Steve Swallow op bas.

K: Groove

Zijn groove- en funkideeën duiken later terug op in zijn oeuvre, o.a. in ‘Hand Jive’

(1994) en ‘Groove Elation’ (1995) waarmee hij een opvallend jonger publiek

aanspreekt. Scofields stem is overduidelijk aanwezig en herkenbaar, zowel op het

gebied van improvisatie als compositie. De nummers op dit album zijn misleidend

eenvoudig qua structuur. De akkoordprogressies zijn echter simpel, wat een zekere

diepgang en een ‘root’ gevoel met zich meebrengt. Zijn inspiratie haalde hij bij het

album van Miles Davis: ‘Kind of Blue’ (1959). Ondanks het feit dat hij geen enkele

ervaring heeft met het arrangeren voor blazers klinken de arrangementen compact en

zeer kleurrijk. "I was concerned that the parts wouldn't sound right, because I didn't

know how to do it, but it sounded good - like what I heard in my head. There is all sorts

of voicing stuff - arranger skills - that I don't have, but I guess I've been playing long

enough that it just sort of worked out, intuitively. Whew."23

“I definitely was trying to get simpler, but I think I’m always trying to simplify. In that

way ‘Kind of Blue’ is simple and really direct but deep. We were also in a really bluesy

element in ‘Groove Elation’. Larry Goldings was really getting his own voice on the

Hammond B3, and Dennis was the perfect bass player to play this kind of funky

upright. The tunes were good on that album, it was a good period for me for writing for

people. Everybody played so well. We were able to play simply together.” Zoals op

‘Kind of Blue’ lijkt het of je de melodieën al duizend maal gehoord hebt.24

Scofield over ‘à Gogo’ (1998) “When I heard Medeski, Martin and Wood's record

‘Shack Man’, I knew I had to play with them. They played those swampy grooves and

had a free jazz attitude. These guys are serious conceptualists and are able to take the

music to beautiful and strange places. I love what they did on ‘à GoGo’. In the last

23 http://www.geocities.com/scoguitar/scoin5.htm 24 http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=17240

Page 23: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

23

couple of years, I've heard some great young players that remind me often of what it is

that I like so much about the music of sixties R&B.” 25

"This album is a return for me," zegt Scofield, "I'm singling out elements that have

always been a part of my playing and I'm bringing them to the foreground with a new

attitude, reflecting the influences of what I've been doing since my past foray into this

genre. I loved making this record."26

Toch is de zoektocht naar swampy grooves niet altijd bevredigend: “One thing that

frustrates me with funk-jazz is that I've never been able to figure out why you couldn't

take the power of the vamp and put something on it harmonically so that it has more of

that expansive quality you get from bebop. I've been trying to do that. But you know,

when you hear some guys playing a bebop tune, and they go AfroCuban on it, you

know how sometimes that doesn't work? If you take bebop changes and you funk out on

them, it loses something-to me. And one thing I've found with funk beats, is that if you

put too many changes in, it can become academic and it loses the trance quality-for me.

So I've been trying to find just enough harmonic variation, that's a little bit subtler, to try

and get some chordal movement in there. And you know, this is something I'm

constantly tinkering with in my group, and quite honestly, I haven't completely found

the answer-so I'm always trying to figure out how to make jazz-rock work with my jazz

sensibility. So, we'll see...”27

L: Akoestisch met blazers

In 1996 neemt hij zijn eerste album op bij Verve, volledig op akoestische gitaar: ‘Quiet’

met Bill Stewart: drums, Duduka da Fonseca: drums en percussie, Randy Brecker:

trumpet, Steve Swallow: bas en Wayne Shorter: tenor sax.

Typisch zijn de blazersarrangement die doen herinneren aan Gil Evans’ werk met

Kenny Burrell: ‘Guitar Forms’ (1964) dat Scofield nooit gehoord heeft en Herbie

Hancock's ‘The Prisoner’ (1969) waarvan de muziek wel bekend is bij Scofield.

"Every time I wrote a tune before this record, I would hear other parts in my head, but

I never fleshed the songs out before because I had a quartet or quintet. Here, I finally

wanted to try it because I really love orchestral sounds.”28

25 http://www.fretplay.com/review/s/scofield_john/discography.shtml 26http://www.geocities.com/scoguitar/scoin5.htm 27 Jazztimes Maart 2001 p 40 28 Down Beat, Oktober 1996

Page 24: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

24

"I'm a huge fan of Gil's, also very aware of Duke Ellington, Count Basie en Thad

Jones."

Scofield is beïnvloed door het Stan Getz-Eddie Sauter meesterwerk ‘Focus’ en

componist/arrangeur Michael Gibbs. "When I was working at Berklee, Gary Burton

taught an ensemble class where we played all Mike's music. Then, three years ago, I

did a tour of England with a small big-band led by Mike, where we played all my

music. I really got something from hearing him treat my music, the way he used

orchestral colours, using the (unusual) brass and winds that Gil brought into jazz

writing, which Herbie later used on ‘The Prisoner’. I guess I am a disciple of Gil's. And

while I've never copied his voicings, I know the density of what he wrote, a density I

always wanted to try, and which I feel I got."29

M: Groove

De bezetting op ‘Bump’ (2000) zijn muzikanten van de groep ‘Deep Banana Blackout’,

een funky-dance-groove band en ‘Sex Mob’. Catchy melodieën en laid-back grooves

zijn troef. Dit is de eerste plaat van Scofield waarop samples te horen zijn en is een

muzikale verderzetting van de ideeën op ‘à Gogo’. John Scofield: elektrische en

akoestische gitaar, David Livolsi: bas (op nummer 1,7,11), Eric Kalb: drums (op

1,3,4,6,7,11), Johnny Durkin: congas (op 1,3,4,7,11), Johnny Alemandra: percussie (op

1,5,6,9,10), Mark De Gli Antoni: keyboard en sampler (op 2,3,4,6,8,11), Tony Scherr:

bas (op 2,5,8,9,10), Kenny Wollesen: drums (op 2,5,8,9,10) Chris Wood: bas (op 3,4,6).

Later komen de opnames ‘Überjam’ (2002) en ‘Up all night’ (2003) uit. Deze band met

drummer Adam Deitch, bassist Jesse Muphy en Avi Bortnick op ritmegitaar en samples

toerde lange tijd voordat de opnames worden gemaakt. De werkwijze waarop Scofield

de band leidt is vergelijkbaar met die van Miles, hij geeft aanwijzingen en stops aan

maar laat zijn muzikanten voor het grootste deel vrij. "I have to say that of all the

albums I've made, I think this is the one that Miles would've enjoyed the most. Miles'

spirit is in this music. He was always looking to take jazz to a new place.” Deze muziek

is dan ook op wat thematisch materiaal na volledig live ontstaan: “It just happens. Yeah,

you know, over the last few years I've been aware of techno music and ambient music

and electronics in a way that I wasn't 8 years ago. So it's been a slow interest for, me. I

29 Down Beat, Oktober 1996

Page 25: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

25

was always interested in what was going on there, because when I started playing in

bands in the early 70's it was the beginning of this stuff. And then sampling technology

came in and I've been watching from a distance. And then hip-hop and pop music and it

fits in so well. I'm an electric musician myself so it really fits in. It comes out of a

speaker so I can relate, you know what I mean? It just seemed so natural to bring more

of that into this kind of music.” De samples van Avi Bortnick worden behandeld als een

live instrument doordat Bortnick ze d.m.v. voetpedalen kan aanpassen en in- of

uitschakelen terwijl hij gitaar speelt.30

.: Back to the roots

Het klassiekere album ‘Works for me’ kwam uit in 2001 met Kenny Garrett: saxofoon,

Billy Higgins: drums, Brad Mehldau-piano en Christian McBride: bas en werd een

week na de ‘Bump’-sessies opgenomen. Scofield stelde deze groep samen maar had nog

nooit met de andere leden gespeeld (behalve met Higgins, die hij had ontmoet tijdens

een vervanging in de groep van Charles Lloyd en waar hij meteen gek van was). De

week voor de ‘Works for me’-opnames maakte pianist Brad Mehldau een opname met

saxofonist Charles Lloyd: 'The Water Is Wide'. Ook op deze plaat was Billy Higgins de

drummer. Het is frappant dat het delicate dynamisme dat Lloyds album kenmerkt ook

terug te vinden is op Scofields ‘Works for me’. Het was door dit dynamisme dat

Scofield Mehldau engageerde voor de opnames: "Yeah, you know it can work. It's one

of the reasons I asked Brad to do this, as the record is, like you said, is a quintet, it's a

classic, traditional jazz thing. Piano bass and drums in the rhythm section and instead of

two horns its got saxophone and guitar and I kind of take the horn role with my electric

guitar. And electric guitar and piano can really cloud each other and get in each others

way so that's why I picked Brad because he's such a sensitive musician, to the colours in

the music around him, that he always played out of my register and I tried to do the

same with him. And he would use space and sometimes not play and let my chords

come in - and I did the same with him and that's just because of his incredible

musicianship." De sfeer op 'Works for me' is qua stijl en kwaliteit vergelijkbaar met

Scofields oudere kwartet op 'Meant To Be' en 'Time On My Hands'.

"It's coming right out of that same sort of thing. It's funny because Bill Stewart - the

drummer on 'Meant To Be' and a bunch of records I did, who is one of the great

30 Samengesteld uit http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm

Page 26: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

26

drummers now - of the young generation, may be the greatest. I had been a Billy

Higgins fan before, but when I started playing with Bill Stewart he really hipped me to

Billy Higgins and in his own playing too things that were coming out of Billy Higgins.

And when we listened to records together where Billy was on. So then I got Billy to

actually play with me on this record you know." Dit album is het best te plaatsen in de

beboptraditie waarop Scofield teruggrijpt naar de standaardvorm van jazzmuziek.

Scofield: "Well it's because it's this kind of straight-ahead jazz and that's what it's about,

you know it's really about blowing. When I'm doing the funk, electric thing I think that

it can really be a drag when some guys come in and play real virtuosic over a groove. A

lot of the groove stuff you wanna just put little colours in here and there. But jazz,

straight-ahead jazz, is different - you make your statement."31

In 2003 volgt de zeer goed onthaalde opname ‘Oh!’ van de groep ‘Scolohofo’ met resp.

John Scofield: gitaar, Joe Lovano: tenor-en sopraansax, Dave Holland: bas en Al Foster:

drums. Deze band maakte een lange tournee voordat hij werd opgenomen. Scofield:

“Actually a couple of years ago, we did a big, long Europe tour, worked out music for a

bunch of shows three summers ago. So this is no pickup group for the record. Before

the album, we had also done a big, long, extensive tour, where we worked the music

through. So not only have we all played together and understand how to play together

because of the different groups we have been in together, but the actual project, we

wanted to record after we really had some time to put the music together. It's not a

throw together for a record company type thing. Nobody wanted to do that. These are

guys that I want to play with for the rest of my life in some way, shape, or form. We are

not going to be a steady band, but that makes it all the more special. Once we are

together, the music takes care of itself.” Het materiaal werd geleverd door alle leden van

de groep en wordt een klassieke manier behandeld.32

31 http://www.munkio.com/words/john_scofield1.html 32 http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=87

Page 27: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

27

O: Moderne muziek

Scofield gaat nog steeds op zoek naar nieuwe manieren om zichzelf uit te drukken. Hij

werkt samen met de klassieke componist Mark-Anthony Turnage (die een grote passie

koestert voor de muziek van Miles Davis). Dit resulteert in de opnames ‘Blood on the

floor’ (1998) en ‘Scorched’ (2004). Turnage is een klassieke arrangeur/componist met

invloed van jazzmuziek in zijn werk en slaat bruggen tussen klassieke muziek en jazz

door werken te arrangeren voor orkest met ritmesectie. ‘Scorched’ is een samenwerking

tussen bassist John Patitucci, drummer Peter Erskine, John Scofield, de Duitse HR

Bigband en het Frankfurt Radio Symphony Orchestra en bevat het werk van Scofield

dat gearrangeerd werd door Turnage.

P: Meeste recente projecten

Na de trioplaat ‘En Route’ (2003) die in een later hoofdstuk uitgebreid besproken wordt

legt Scofield zich toe op de muziek van Ray Charles wat resulteert in ‘That’s what I

Say’, een project dat grote namen als dr. John en Larry Goldings bevat.

Scofield: “Ray’s music is jazz-inspired R&B, which I love, and I thought it was

something I could easily and naturally do in my own way,” he says. “I’d also been

trying to figure out how to work with singers, and this was an opportunity to do that, as

well.” Het is op deze opname dat Scofield voor het eerst teruggrijpt naar zijn oude

Gibson Es 335.33

33 http://www.guitarplayer.com/story.asp?sectioncode=4&storycode=11225

Page 28: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

28

HOOFDSTUK III : Analyse van de periodes

Periode 1: Pre-Berklee fase

Hier zijn geen opnames van bewaard gebleven, deze periode wordt uitgebreid

besproken in de biografie.

Periode 2: Gerry Mulligan en Chet Baker Live at Carnegie Hall

(Origineel twee vinyl platen bij CTI op 24 november 1974)

1 Bezetting:

Chet Baker: trompet, Gerry Mulligan: saxofoon, John Scofield: gitaar, Dave Samuels:

vibrafoon, Harvey Mason: drums, Ron Carter: bas, Bob James: piano.

2 Inleiding:

Naar aanleiding van de reünie van Chet Baker en Gerry Mulligan (op het getouw gezet

door Don Friedman, vooral om commerciële redenen) werd dit concert georganiseerd in

Carnegie Hall. Scofield vervangt Mick Goodrick. De stijl van dit album beslaat vooral

straight ahaid jazz-swing al zijn er soms meer modale stukken met pedaalnoten (het stuk

‘For an unfinished woman’ houdt het midden tussen een mineur blues en een dubbel

time latin feel). Het repertoire bestaat verder vooral uit standards en stukken van

Mulligan zelf die nogal klassiek behandeld worden. Het thema is vaak gearrangeerd

voor twee blazers, daarna is er voldoende soloruimte voor elk lid van de band. Ook

Scofield krijg zijn deel, echter alleen in de soloschema’s. Het meeste van het

begeleidingswerk gaat naar de pianist Bob James. Er is ook een vibrafonist aanwezig:

Dave Samuels, vandaar dat de gitaar beschouwd wordt als een solo-instrument. Het is

opvallend dat Scofield vooral korte solo’s neemt. Hij heeft een degelijke, heldere sound

en aanslag. Zijn timing is echter vaak onstabiel, waarschijnlijk is dit voor een stuk te

wijten aan de stress en zenuwen die gepaard gaan met dit voor hem toch wel belangrijke

concert. ("I was just as nervous as hell!" zegt Scofield34). De input van Scofield in de

groep is dan ook niet groot. Ik onderzocht de stukken ‘Line for Lyons’ en ‘Bernie’s

Tune’ die we gemakshalve zullen afkorten als ‘Lfl’ en ‘Bt’.

34 Downbeat September 1982 p 18.

Page 29: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

29

3 Analyse:

3.1 Sound:

Scofield speelt met een George Benson/Jim Hall gerichte klank, zuiver en duidelijk. Hij

gebruikt geen distortion of één van de andere effecten die hij later pas aanwendt. Op

deze opnames situeer ik hem in de grote lijn van de bebop/swing gitaristen: Jim Hall,

Joe Pass en vooral Wes Montgomery. Van zijn vroegere bluesperiode en zijn passie

voor John McLaughlin is weinig terug te vinden in deze opnames. Hij speelt met een

zware aanslag die vaak een percussief effect heeft als gevolg van de snaar die

‘terugkaatst’ tegen de frets (maat 46 en 47 in ‘Lfl’). Hij speelt met dynamiek en plaatst

zo accenten binnen een legato lijn (maat 22 tot 25 in ‘LfL’) met als doel ritmische

communicatie met de rest van de band. Hoge noten worden dubbel geaccentueerd met

een glissando vertrekkende van een halve toon lager (maat 5 in ‘Lfl’). Dit is de eerste

passage in Sco’s solo waar de drums dan ook direct op reageren.

3.2 Timing:

Zijn timing is vooral laid-back. In de solo op ‘Bernie’s Tune’ maakt hij een onzekere

indruk. Hij mist het begin van zijn solo (voor mij onduidelijk waarom, misschien een

gemiste cue op het einde van de baritonsaxsolo, alhoewel Mulligan deze solo toch

duidelijk beëindigt) en speelt nog een keer 4 maten niet in de tweede A van het tweede

schema. Maat 56-58 is ronduit slecht getimed. Ook steekt de onzekerheid even de kop

op in de ‘Line for Lyons’ solo in de derde en vierde maat van het C-gedeelte. Deze

dalende chromatische lijn in triolen is slecht getimed, ook al lost hij ze wel goed op.

3.3 Ritmische plaatsing lijnen:

Zeer bebop-gericht. De inzet van de ‘Line for Lyons’ solo is zeer goed; hij neemt de

allerlaatste noot van James over en creëert zo een naadloze overgang. Alhoewel dit het

eerste stuk van de avond is, is zijn solo doelgericht en zelfzeker. Vaak worden offbeats

geaccentueerd (maat 6, 45 en 46 in ‘Lfl’). Hier en daar duiken de bluesy elementen op

die zijn spel later zo kenmerkend maken (maat 8, 13, 41 en 53 waar hij een

pentatonische bluesscale speelt.) Zijn lijnen zijn mooi en duidelijk opgebouwd, met in

het begin opvallend voldoende ruimte voor de begeleider en bestaan bijna uitsluitend uit

achtste noten die egaal en duidelijk gespeeld zijn (bijna straight) met af en toe een triool

ter versiering.

Page 30: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

30

In ‘Bt’ lijkt het een aantal keer dat Sco een tijd voor zit t.o.v. de ritmesectie. Of dit

bewust gedaan is of gewoon fout is mij onbekend. De passage waar Mason de offbeats

op de hi-hat accentueert lijkt wel bedoeld om Sco wakker te schudden (maat 39-40).

3.4 Technieken:

Scofield gebruikt vaak de techniek ‘string-skipping’ (vooral tussen de eerste en de derde

snaar), dit geeft een contrapuntisch effect (maat 23 tot 25 in ‘Lfl’), de harmonie wordt

ook duidelijker weergegeven doordat gebroken akkoorden ontstaan. In maat 18 van

‘Lfl’, speelt hij een snelle stijgende lijn in triolen met telkens drie noten per snaar,

waarvan de offbeat upwards wordt aangeslagen en de twee daarop volgende noten

worden gebonden met ‘hammer-ons’. Bij snellere tempi zoals ‘Bt’ gebruikt Sco veel

meer ‘hammer-ons’ en ‘pull-offs’, zo krijgt hij de legato frasering waar hij toen naar

zocht. Hij blijft vooral in het middenregister met enkele keren een korte uitschieter in de

hoogte.

3.5 Melodische ideeën:

Veelvuldig gebruik van chromatische lijnen, vooral dalende (er komen opvallend

weinig stijgen chromatische lijnen voor). In maat 12-13 ‘Lfl’ komt zijn chromatische

lijn uit op een fa op Gmaj7. Dit is misschien het begin van de bluesy Scofield die we

later opnieuw gaan horen . Hij geeft duidelijk de alteraties van de dominanten aan. Het

beste voorbeeld hiervan vinden we in maat 16 ‘Lfl’, waar hij de gearpeggieerde sub V

van de dominant speelt. In maat 31-32 ‘Lfl’, neemt hij de dominant (D7) een maat

vroeger (Ron Carter volgt met een D pedaal) en lost een halve maat te vroeg op naar

Gmaj7, waarna hij in maat 33 (waar de eigenlijke oplossing naar Gmaj7 zou moeten

komen) de arpeggio van A speelt, respectievelijk t.o.v Gmaj7: 13, #11, 9.

In ‘Bt’ valt hij steeds terug op een hoge fa, als een ingebouwde zekerheid (bijvoorbeeld

in maat 50). Opvallend is het gebruik van de #11 op A7. De harmonie is vaak niet

duidelijk in de lijnen (maat 43 waar hij een la speelt op Bb7). In maat 15-16 komt de

oplossing naar Cm7 een tel te laat. Dit klinkt raar en brengt onzekerheid te weeg bij de

ritmesectie die weer rechtgetrokken wordt tijdens de pedaal van Ron Carter. Af en toe

komt er dan toch de iets meer experimentele Sco naar boven zoals in maat 45 waar hij

de heletoonstoonladder speelt over Em7b5.

Page 31: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

31

3.6 Ritmische ideeën:

Ritmisch is Scofield nog niet sterk ontwikkeld, hij blijft vooral bij lijnen in achtste

noten, er is zelden een crossrhythm te bespeuren. De oplossing van sommige lijnen zijn

raar geplaatst (‘Bt’ maat 31)

3.7 Communicatie:

De communicatie met de ritmesectie is groter in de ‘Bt’ solo dan ‘Lfl’. Het lijkt alsof

Scofield worstelt met de vorm en daarom veel meer luistert naar wat de ritmesectie

doet.

4 Samenvatting

De stem van Scofield is al aanwezig in sommige passages, vooral dan in ‘Line for

Lyons’, maar is echter niet consequent. Dit live concert is wisselvallig ,bij onzekerheid

vervalt hij in cliché ideeën en lijnen, het samenspel met de ritmesectie laat dan ook vaak

ook te wensen over. Toch bruist zijn spel van goede ideeën maar die zijn echter nog

voorzichtig en staan in hun kinderschoenen. Het zijn vooral de zenuwen en de snelle

tempi, gebrek aan ervaring en zijn jeugdige leeftijd die hem soms de das omdoen.

Page 32: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

32

Page 33: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

33

Page 34: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

34

Page 35: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

35

Page 36: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

36

Page 37: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

37

Page 38: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

38

Page 39: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

39

Periode 3: Billy Cobham: A Funky Tide of Sings

1 Bezetting:

Larry Schneider: saxofoon, Alex Blake: bas en trombone, Randy Brecker: trompet,

Billy Cobham: drums, synthesizer, percussie, Glenn Ferris: trombone, Walt Fowler:

trompet, Michael Brecker: sax, Milcho Leviev: keyboards, John Scofield: gitaar, Tom

Malone: trombone, piccolo.

2 Inleiding:

Billy Cobham is een legendarische drummer, percussionist en componist. Hij is één van

de pioniers van de ontwikkeling van elektronische muziek binnen de Jazz. Hij gebruikte

als eerste, samen met Max Roach en Tony Williams de ‘Electronic Drum Controller’

gemaakt in 1968 door ‘the Meazzi Drum Company’ uit Milaan tijdens een concert tour

met Horace Silver in Europa. De invloed van zijn stijl (die letterlijk een categorie apart

is) is niet te omzeilen in de moderne jazz en vooral jazzrock. Hij leidde een eigen

jazzrock groep, ‘Dreams’ genaamd van 1969 tot 197135 terwijl hij ook met Miles Davis

speelde. In 1971 was hij actief binnen John McLaughlins ‘Mahavishnu Orchestra’. De

kracht en precisie van zijn werk met McLuaghlin had een enorme impact op de later

jazzrock drummers en plaatste hem naast Tony Williams en Alphonso Mouzon tussen

de toonaangevende drummers van die tijd. In deze opname vervangt Scofield John

Abercrombie. Hij fungeert als solist en slaggitarist. Opvallend is het grote verschil in

sound tussen de begeleiding en de solo. Ik transcribeerde de solo op het eerste nummer

van het album: ‘Panhandler’. Zijn solo is in overdub ingespeeld, de slaggitaar gaat

verder tijdens de solo. Tijdens thema’s dubbelt hij vaak de groove van de basgitaar of

speelt hij lijnen in octaven die contrasteren met de blazers. De meest opvallende

kenmerken van dit album zijn het hoge energiegehalte en de sterke flow en drive. De

nummers zijn sterk gearrangeerd met contrapuntische lijnen voor de blazers en sterke,

bigband-achtige tutti’s die zeer strak zijn uitgevoerd.

35 http://www.billycobham.com/biography.html

Page 40: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

40

3 Analyse

3.1 Composities:

Dit is een onvervalst jazzrock album en met een flinke dosis funk.

De meeste stukken zijn modaal en eenvoudig qua harmonie. Het soloschema van

‘Panhandler’ is ook modaal en onder te verdelen in drie delen: 16 maten Gm7, 16 maten

C7, 4 maten Gm7.

3.2 Sound:

Bij het ritmewerk klinkt alles licht maar toch gebeten in de time. Het lijkt alsof hij voor

het spelen van ritmegitaar een Fender stratocaster gebruikt met de bekende fijne en

percussieve klank (vaak met wah-wah) en voor de solo overschakelt op zijn Gibson Es-

335. Waarschijnlijk heeft hij aan de voeten een equalizer pedaal die hem in staat stelt de

volle sound van de Gibson humbuckers wat uit te dunnen. Op ‘Thinking of you’

gebruikt hij tijdens de solo een zeer lichte chorus of flanger om alles breder te laten

klinken. Vaak voegt hij compressie toe aan zijn geluid die zijn stevige attack een beetje

afzwakt maar wel de sustain verhoogt. Zijn sound is steeds crunchy met dat vuile

bijtende randje aan, zonder modderig of ongedefinieerd te worden. De sound van de

gitaar doet denken aan die van John McLaughlin die in dezelfde muziekstijl actief is.

(Billy Cobham vervoegde later zijn ‘Mahavishnu Orchestra’). Scofields frasering is nog

steeds traditioneel, de meeste noten worden hard aangeslagen wat een percussief effect

geeft (cf. Wes Montgomery) al komt steeds meer de bluesinvloed in zijn spel geslopen.

De energie spat van de solo heeft dan ook het effect dat Scofield als doel heeft; kort

maar krachtig met zijn bekende ‘Take no prisoners’-mentaliteit.

3.3 Timing:

Scofields timing is in het algemeen goed en stevig al zijn er soms een aantal passages

waar hij te ver vooruit in de time zit, zoals op het einde van maat 10 en 22. Ook in maat

23 en 24 speelt hij een onduidelijke riff die bijna niet te transcriberen is maar

waarschijnlijk meer bedoeld is als effect. Dit alles wordt extra benadrukt door de

metronomische timing van Cobham. Toch klinkt alles zelfverzekerd en organisch. Zijn

timing hij het spelen van slag is uitstekend en klinkt homogeen met de ritmesectie.

Page 41: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

41

3.4 Ritmische plaatsing lijnen:

Zeer pop en blues gericht, lange frasen die meestal op het einde van elke 4 maten

neergelegd worden, waarna onmiddellijk weer opgepikt wordt door de volgende. Er is

weinig ruimte, deze solo vertrekt als een trein blijft in dit tempo doorgaan tot het einde

en accentueert vaak de downbeats.

3.5 Technieken:

Deze solo bevat overvloedig gebruik van ‘bendings’, ‘hammer-ons’ en ‘pull-offs’, in

sterk contrast met de harde aanslag waarover hij beschikt die zo eigen is aan

bebopgitaristen als Wes Montgomery. Hoge noten die voorbereid worden door een

stijgende lijn worden vaak extra geaccentueerd door een opwaartse slide, vertrekkend

van een halve toon onder de targetnote (maat 2 en 18) of door die onderliggende noot te

‘benden’ naar deze targetnote (maat 16 en 24) en soms daarna ook weer te laten zakken

(maat 20 en 36-37). Dit heeft als resultaat dat alles bluesy gaat klinken en wat Jimi

Hendrix-achtig aandoet, ook al zijn Scofields harmonische ideeën wel geworteld in de

Jazz.

3.6 Melodische ideeën:

Scofields solo is volledig te plaatsen in de bluessfeer, hij wisselt constant af tussen de

grote en de kleine terts van de akkoorden (maat 2, 3…), ook met de kwint van Gm7

speelt hij, de do# is een frequent voorkomende noot (die meestal oplost naar de re), zo

insinueert hij een A arpeggio (maat 5, 10-11, in maat 35 speelt hij dezelfde lijn als in

maat 11), dit deed hij ook al bij Mulligan! (‘Lfl’, maat 33). Het grootste deel van

Scofields solo is opgebouwd uit pentatoniek wat een beetje opgelegd wordt door het

soloschema, er is een zekere harmonische beperking als je niet te ‘free’ wil spelen. Het

opzet van Scofields solo is dan ook energie geven.

3.7 Ritmische ideeën:

Bij de inzet van zijn solo gebruikt hij een kort ritmisch motief van zestiende noten dat

later niet meer terugkomt. Offbeats in de zestiende lijnen worden af en toe

geaccentueerd (vgl Mulligan!) (maat 9, 16-17). In grote lijnen is deze solo qua ritmische

ideeën beperkt en bestaat vooral uit doorlopende lijnen van zestiende noten en bevat

geen crossrhythms of andere ritmische variaties. Op deze manier wordt echter wel een

sterke ‘flow’ gecreëerd en het energiegehalte van het geheel is overdonderend. Bij het

Page 42: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

42

spelen van ritme beperkt hij zich tot een vast patroon dat steeds herhaalt wordt. Wel

brengt Scofield enige variatie aan in het geheel door met de wah-wah te spelen en deze

te openen of sluiten op verschillende plaatsen binnen deze strakke ritmische context.

3.8 Dynamiek:

Zeer weinig dynamiek, het C7-gedeelte wordt hard geboost door de ritmesectie, er

worden ook backings toegevoegd wat dit deel een stuk krachtiger maakt. Het

energieniveau van Scofields solo is bij het begin hoog en ik heb de indruk dat hij niet

meer hoger kan tijdens het C7-gedeelte.

3.9 Communicatie:

Door de zwaar gearrangeerde muziek is de communicatie tussen de bandleden beperkt.

Tijdens de solo’s heeft de ritmesectie een louter begeleidende en stuwende functie als

lanceerplatform voor de solist. Er is bijgevolg weinig tot geen interactie wat eigen is aan

dit type van muziek.

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames:

Het is opvallend dat vooral de trefzekerheid van Scofield is verbeterd, hij speelt

intensief en vurig. Het is duidelijk dat hij zich in deze groep als een vis in het water

voelt. Harmonisch is deze muziek eenvoudiger dan jazzstandards, alles komt meer van

het hart en minder van het hoofd. Ook zijn timing is verbeterd, zijn spel is geïnspireerd

door Jimi Hendrix en John Mclaughlin, hij bezit dezelfde energie en gebeten ‘drive’ om

er voor 100 procent voor te gaan.

4 Samenvatting

We horen een trefzekere Scofield waarin zijn vroegste invloeden duidelijk hoorbaar

zijn, vooral de blues van BB King. De stem van Scofield groeit, al klinkt alles nog meer

legato dan later, dit komt waarschijnlijk door zijn vroegere en intensieve studie van de

Bebop waaraan hij ook zijn frasering te danken heeft.

Page 43: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

43

Page 44: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

44

Page 45: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

45

Periode 4: live opname ‘Shinola’

1 Bezetting:

Adam Nussbaum: drums, Steve Swallow: elektrische bas

2 Inleiding:

Deze live opnames werden gemaakt in Vielharmonie te München, Duitsland in

december, 1981 en zijn het best te plaatsen in de straight-ahead jazz met rockinvloeden.

Dit trio was vooral actief in Europa. Met deze opnames lijkt het alsof hij eindelijk zijn

eigen stem ten volle ontwikkeld heeft en toegepast op dit ‘powertrio’. De ritmesectie is

uitstekend en de groep draait lekker. De thema’s zijn catchy en goed gecomponeerd, er

wordt uitgebreid gesoleerd, de interactie is hoog, vooral tussen de gitaar en de basgitaar

van Steve Swallow met wie Scofield tot op het heden een sterke muzikale band heeft.

Drummer Adam Nussbaum is een oude jeugdvriend. Na ‘Bar Talk’ (1980) en ‘Out like

a light’ (1981) is dit de derde opname van dit dynamische trio. Scofields keuze qua

stukken varieert van het zachte ‘Yawn’ tot de onvervalste rockbeat op ‘Shinola’. De set

gaat van lyrische ballades tot snelle bebopachtige composities en Coltrane changes in

‘Jean the Bean’, een stuk dat hij schreef voor zijn dochter. Hij verkent alle regionen van

de gitaar, harmoniseert bijna elk thema en dubbelt vaak de meest typische baslijnen van

Swallow.36 Ik onderzocht de solo op ‘Why’d you do it?’.

3 Analyse

3.1 Composities:

Alle composities zijn van Scofields hand, behalve ‘Dr. Jackle’ en hebben allen een open

karakter. De melodie is meestal vrij eenvoudig en gemakkelijk na te zingen, wat mooi in

balans staat met de harmonische schema’s die meestal gecompliceerd en vaak niet

functioneel zijn zoals in 'Rags To Riches', een thema dat over een zeer chromatisch

dalende V-I verbinding gaat die op strategische plaatsen oplost en zo een soms vals

gevoel van tonaliteit opwekt. De solo’s hierover zijn ritmisch vrij al wordt er vaak

‘time’ geïnsinueerd, het harmonische schema blijft echter wel behouden. Het stuk dat ik

onderzocht ‘Why’d you do it’ bestaat alleen uit losstaande dominanten.

36 http://www.fretplay.com/review/s/scofield_john/discography-CD-B000005C6Y-Shinola.shtml

Page 46: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

46

3.2 Sound:

De kleur van de gitaarsound is vergelijkbaar met die van de opnames met Gerry

Mulligan en Chet Baker, als is hij veel helderder en zit er meer treble in. Ook zijn

constante gebruik van een toch wel vrij uitgesproken crunch is opvallend. Het was zeer

moeilijk om de dissonante akkoorden te transcriberen van ‘Why’d you do it’ door het

onderling ‘zinderen’ van de frequenties t.o.v. elkaar. Dit bemoeilijkt het definiëren van

de toonhoogte maar creëert een modern doch bluesy effect. Gewone tweeklanken

bezitten door deze crunch al veel meer impact. Scofield vermijdt dan ook vaak

moeilijke voicings met veel tensions (die cleanere gitaristen vaak wel gebruiken) omdat

deze simpelweg niet goed klinken door de crunch die de boventonen versterkt zodat de

akkoorden teveel uitbreidingen krijgen en niet meer functioneel klinken. Hier is

duidelijk een evolutie aanwezig, een soort van afzetten tegen de traditie, er waren in die

tijd nog maar weinig gitaristen die gebruik maakten van dit effect. Scofield gaat vaak op

zoek naar het dissonante geluid en klinkt vaak grillig en hoekig. Tijdens het begeleiden

zoekt hij meer het lyrische op en klinkt alles open en clean.

3.3 Timing:

Sco’s timing is opvallend dieper en meer laid-back dan op de Billy Cobham opnames.

Tijdens snelle lijnen lijkt het alsof hij af en toe de pedalen verliest, al slaagt hij er toch

vaak in ze te laten oplossen op een logische plaats. Deze snellere lijnen in ‘zestiende

noten-feel’ zijn ritmisch soms bijna onmogelijk om correct te noteren (maat 22-24), het

is onduidelijk waar hij zijn down- en offbeats legt al klinkt het bij het beluisteren van

het voorgaande en de oplossing zeer logisch en juist. Hij speelt als het ware ‘overheen’

die drie maten om dan op te lossen naar de do# in maat 25. Het lijkt alsof de drie

voorgaande maten een soort van voorbereiding zijn op die ene do#, die dan nog eens

extra laat in de tijd gespeeld wordt waardoor ze een veel grotere zeggingskracht krijgt.

3.4 Ritmische plaatsing lijnen:

Scofield fraseer in een rollende ‘triolenfeel’. Opvallend is de accentuering van de eerste

tel. Hij bouwt op naar een climax die bestaat uit lijnen van zestiende noten en triolen.

Deze komt voor aan het einde van elke chorus. Er is dus geen overkoepelende opbouw

in de solo.

Page 47: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

47

3.5 Technieken:

De aangewende technieken die hij hier uit de kast haalt zijn veel gevarieerder dan we tot

nu toe van Scofield gewend zijn. Misschien is dit meer orkestrale spel voor een stuk te

wijten aan de kleine bezetting. Het thema wordt kleurrijk en meestal tweestemmig

geharmoniseerd. De onderste stem slaat hij aan met plectrum die hij tussen duim en

wijsvinger vasthoudt, de eerste stem wordt aangeslagen door middelvinger of

ringvinger. Blockchords worden ofwel door een snelle neerwaartse slag gespeeld of

geplukt door plectrum en vingers. Op deze manier verlaat het plectrum nooit de ideale

positie die het inneemt om single-lines te spelen. (Vaak zie je gitaristen die het plectrum

tussen de tanden stoppen of klemmen tussen de vingers om de duim onafhankelijk te

krijgen.)

De ‘string-skipping’ idee wordt hier uitvoerig gebruikt (maat 5, 15…) wat de melodie

die uit kwartnoten bestaat een dubbele feel geeft en ze zo wat meer vaart bezorgt,

hiermee zoekt Scofield het dissonante en zinderende geluid op waar we het al eerder

over hadden.

Typerend voor Scofields stijl is de catchy slide die hij in de melodie gebruikt in maat 18

en 22. Tijdens de solo gebruikt hij een aantal keer octaven (eenzelfde noot die

gelijktijdig in een verschillend octaaf wordt gespeeld), dit is een vaste greep die

horizontaal over de hals wordt verschoven met een dik, direct en agressief geluid als

gevolg. Hier vinden we wederom een erfenis van de voorgaande generaties

bebopgitaristen (cf. Wes Montgomery die meester was van deze techniek). Hij gebruikt

regelmatig slides en af en toe een triller (maar 35). Om alles met blue te laten klinken

‘kneedt’ Scofield de noten die hij speelt. Door middel van het harder of net zachter

indrukken van een snaar verandert de toonhoogte een klein beetje waarop de klank

lichtjes begint te zweven, wat alles levendiger maakt. Zo maakt Scofield voor een groot

stuk komaf met het strakke, bijna pianistische geluid van bijvoorbeeld Wes

Montgomery.

3.6 Melodische ideeën:

Het thema wordt geïnterpreteerd aan de hand van 3 verschillende ideeën: De

tegenmelodie, string-skipping en tension/release. Het allereerste wat we van dit album

te horen krijgen is de bizarre kleine none waarmee ‘Why’ you do it’ begint. Van

statement gesproken! Dit dissonante interval (want daar gaat het allemaal om bij

Scofield!) wordt wel snel opgelost in een grote septiem, gevolgd door een reine kwint.

Page 48: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

48

Dit is een kleine maar intense spanningsboog die vrij snel evolueert van zeer dissonant

(in de kleine none) naar consonant (in de kwint). Bij herhaling van deze frase in maat 4

varieert Scofield het thema door middel van string-skipping. De spanningsboog blijft

echter wel behouden. De melodie wordt vaak versierd door onderliggende

tegenmelodieën waarmee ineens de harmonie wordt aangegeven (maat 2, 6….). Dit is

mooi, accentueert de melodie en vult de leegte op die in een kwartet waarschijnlijk door

een saxofonist zou worden opgevangen. In de harmonisatie van het thema blijft Scofield

systematisch weg van de tertsen van de dominanten, en voegt vaak de kwart van het

akkoord toe, wat een breder geluid oplevert (vooral tijdens de bridge die een rustpunt is

in de spanning van het stuk) terwijl in de solo duidelijk steeds die typerende tertsen

worden gespeeld, al dan niet d.m.v. bluesy benaderingen. Deze bridge is

geharmoniseerd aan de hand van kwartenvoicings die zeer goed klinken op gitaar en die

de crunch ook goed kunnen verdragen. In maat 25-29 raakt hij het idee van de do# op

G7 weer aan (cf. Mulligan én Cobham), deze keer nog uitgebreider dan ervoor, hij

speelt de #11 ook duidelijk op de drie volgende akkoorden. De eerste chorus is

opvallend lyrisch en eenvoudig. De lijnen die hij daar speelt zijn in evenwicht en

duidelijk. Scofield kiest een idee en werkt het meestal 1 keer uit, bijvoorbeeld de

harmonisatie in maat 1-2 die terugkomt in maat 7-8. Of het grote interval in maat 11 dat

opnieuw opduikt in maat 13. Vaak worden ideeën gebruikt die stijgen of dalen per maat

en die ritmisch gevarieerd worden, zoals in maat 53-56. De laatste 4 maten van de solo

zijn een duidelijk statement om af te sluiten. Hij speelt over de akkoorden heen in de

modus C7 mixolydisch. Dit klinkt krachtig omdat de melodie eenvoudig en sterk

geplaatst is (in octaven). De lijnen in zestiende noten bevatten na analyse heel wat

onduidelijk t.o.v. de akkoorden geplaatste foute (?) noten. Deze lijnen bevatten flarden

van de pentatonische ladder (maat 28, 31…) aangevuld met chromatische omspelingen

van akkoordnoten (maat 31).

3.7 Ritmische ideeën:

Veel uitgebreider dan alles wat we tot nu toe van Scofield kennen. Het stuk staat in een

driekwartsmaat. Scofield balanceert constant tussen ideeën die bestaan uit swingende

achtste noten, kwartnoten al of niet in kwartolen en de uit zestiende noten bestaande

dubbel feel lijnen. Het begin bestaat uit zowel ritmisch als harmonisch duidelijke

ideeën. Deze passage is bewust simpel gehouden om het geheel bij elkaar te houden en

de muziek even af te tasten. Verder weinig crossrhythms, wel vaak kwartolen (maat 39

Page 49: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

49

en het slot van de solo). In maat 49-52 speelt Sco een patroon 4 achtste noten waarvan

de 2 laatste geaccentueerd worden. Dit motief dat per 2 tellen is geconstrueerd

verplaatst zich doorheen de maten (een structuur van twee kwarten over een

driekwartsmaat).

3.8 Dynamiek:

Hier valt voor het eerst op hoe dynamisch zijn aanslag is. Hij speelt constant met zachte

en harde noten, legato of staccato, vaak zelfs binnen een korte lijn, waardoor alles

organisch en vooral bluesy klinkt, mede veroorzaakt door de crunch die bij een hardere

attack meer gaat oversturen, terwijl een zachtere attack nog wel toelaat om akkoorden te

spelen zonder dat die modderig worden. Hier vinden we het begin van zijn latere

hoekige en gewrongen stijl. Bijvoorbeeld in maat 3 is de hoge la veel zachter t.o.v. de si

die erop volgt, in maat 4 is de fa# dan weer staccato. In maat 49-52 wordt de herhaalde

sol veel luider gespeeld dan de andere noten in deze lijn. Deze grote dynamische

verschillen worden zijn handelsmerk. De techniek van de octaven gebruikt Scofield

vooral om veel energie en volume te geven op hoogtepunten, zoals in de allerlaatste

frase.

3.9 Communicatie:

Het is natuurlijk mede dankzij de ritmesectie dat het geheel zo vlot draait. De blend

tussen Scofield en Swallow is homogeen, de ronde, bijna akoestische sound van

Swallow is ondersteunend, af en toe plaats hij akkoorden tussen de walkings wat het

geheel een vierde dimensie geeft. Vooral de basdrum van Nussbaum vervult een

communicatieve rol met de bas, beiden zijn zeer goed op elkaar ingespeeld. Er is een

constante dialoog aan de gang in de laagste regionen van het trio, terwijl Swallow met

zijn verticale lijnen reageert op Scofield (maat 25 is het beste voorbeeld hiervan, het is

bijna telepathisch hoe de bas en de gitaar daar samenkomen!). Aan het begin van de

tweede chorus schakelt Nussbaum over van de snare naar een groove op de toms

(voorbereid door de rockfill in maat 32) die reageert op de bluesy lijnen van de gitaar.

In maat 49-56 reageert hij zeer direct op de ritmische verschuiving van Sco, hij gaat er

niet in mee (anders zou het effect van de verschuiving verloren gaan) maar geeft meer

energie en speelt met een triolenfeel die in maat 55-56 dan weer door Sco wordt

overgenomen.

Page 50: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

50

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames:

Scofield heeft zijn schouders gezet onder een trio onder eigen naam dat al gedurende 3

jaar samen speelt. Deze live opnames laten het best zien hoe het trio functioneert. Je

kunt horen dat Scofield zijn stem heeft gevonden in deze groep; hij speelt zelfverzekerd,

de kwaliteit van de muziek is goed en het aspect interactie is continu aanwezig. Soms is

de timing nog onzeker, vooral in stukken met hogere tempos zoals ‘Dr. Jackle’. De

samenklank tussen de drie is zeer homogeen door Adam Nussbaum die een adept is van

Elvin Jones’ zachtere kant en Steve Swallow die de harmonische spil is waaraan het

geheel is opgehangen.

4 Samenvatting

Scofield heeft zijn ding gevonden. Hij is een interactieve improvisator geworden met

een goed ontwikkelde harmonisch kennis. Hij heeft de sound gevonden waar hij naar

zocht, de attack en frasering heeft hij naar zijn eigen persoonlijkheid omgebogen. De

invloed van de blues en het lyrische van Jim Hall blijft groot, hij voegt er alleen een

groot stuk dynamiek aan toe wat het geheel bijzonder smaakvol maakt. Het is vooral

zijn identiteit die in dit trio wordt ontwikkeld en naar boven komt. "It's only now I can

listen to myself without dying," zegt Scofield. "It's not like I even want, to think about

the old stuff. Some people are to the point of real neuroticism, where you just can't

listen to it, it's just, 'Oh, God....' I've managed to cool that out. I feel much more secure

now. It's not so scary anymore. It's become more and more obvious to me that all I can

do is be there at the moment and try to follow this natural thing that's coming out of me.

It's like talking."37 Hij krijgt een sterker bewustzijn van het effect van zijn muziek op

het publiek en gaat daar hoe langer hoe meer bewust mee om:

"It is possible to play this music I play for audiences that are not incredibly sophisti-

cated," zegt hij. "It's just a slow, long process. You see some really appreciative au-

diences outside New York and the jaded, overexposed audiences that have seen so

much. The act of playing is so much more pleasurable when you see people just really

respond, and you're not worried if you're meteoric that night. But I don't bitch that

much, anymore. It's a connoisseur's music, let's face it."38

37 Downbeat September 1982 p 18 38 Downbeat September 1982 p 20

Page 51: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

51

Page 52: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

52

Page 53: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

53

Page 54: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

54

Periode 5: Miles Davis: ‘Live at Montreux’ 8 juli 1984

1 Bezetting:

Miles Davis: trompet, Bob Berg: saxen en keyboards, Robert Irving III: keyboards, John

Scofield: gitaar, Darryl Jones: bas, Al Foster: drums, Steve Thornton: percussie.

2 Inleiding:

Vele muzikale grootheden van vandaag beleefden hun muzikale springplank bij Miles

Davis: Darryl Jones, Mike Stern, Dave Holland… alsook Scofield. Miles lag mee aan

de basis van verschillende ontwikkelingen binnen de jazzmuziek (zoals de cooljazz met

‘Birth of the cool’ en modale jazz met ‘Kind of Blue’) en experimenteerde met de eerste

synthesizers, wah-wah pedalen (onder invloed van de postmodernistische componist

Stockhausen die voor het eerst componeerde voor elektronische instrumenten) en zware

rockbeats. Hij bezat het vermogen om het beste uit zijn muzikanten halen en slaagde er

steeds opnieuw in om ze hun kunnen te laten overstijgen door tijdens concerten in hun

oor te fluisteren: “Don’t play what you already know!” of “Keep that!”. Aanvankelijk

speelde Scofield samen met Mike Stern in de groep, ze waren jeugdvrienden. Door hun

verschillende stijlen tegen elkaar uit te spelen creëerden ze lange gitaarduels die bijna

uitsluitend live uitgevoerd werden en waar geen opnames van bewaard gebleven zijn,

met uitzondering van het nummer ‘Speak’ op ‘Star People’. Stern kampte met een

drugs- en alcoholverslaving en al snel was Scofield de enige gitarist in de groep. Miles

had altijd al de sterke en bluesgetinte persoonlijkheid van Scofield en zijn vermogen om

lange, rare en zeer chromatische solos die tegelijkertijd lyrische melodieën bevatten ten

berde te brengen, gewaardeerd. Zijn solos waren dan ook de perfecte voedingsbodem

voor Miles en Gil Evans (die arrangeerde voor Miles) om nieuwe stukken uit te

componeren. De live concerten die de groep van Miles gaf gebruikten hetzelfde

materiaal dan de studio-opnames (waarop maar kort gesoleerd wordt en waarop de

meeste nummers doelloos en vaag klinken), maar waren veel intensiever. Miles was een

man van het ‘live moment’39, hij wilde niet dat zijn muzikanten repeteerden tussen de

concerten. “Practice on stage!” vertelde hij hen. Ik vond op deze albums geen enkele

solo van Scofield die goed genoeg was om te transcriberen, hij speelt meestal korte fills

en trekt snel weer terug na de inzet van een solo. Daarom ging ik op zoek naar live

39 TINGEN, Paul, Miles Beyond, Billboard books 2001, p 216

Page 55: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

55

opnames en kwam ik bij de sessies van Montreux terecht waarop elk lid een

volwaardige positie bekleedt en waarop dan ook uitgebreid en energiek wordt gesoleerd.

Het was rond deze periode dat Miles begon popsongs op te nemen in het repertoire. Het

leek me interessant om naast ‘Jean-Pierre’ ook de solo op het nummer ‘Time after time’

dat een grote hit was voor Cindy Lauper te onderzoeken.40

3 Analyse

3.1 Composities:

Zoals eerder vernoemd leverde Scofield een grote bijdrage aan de composities van

Miles uit deze periode. Tijdens studiosessies bleven de tapes constant lopen waarna

Miles ’s avonds alles herbeluisterde, bruikbare elementen isoleerde en herwerkte tot

thema’s. Vaak gebruikte hij fragmenten uit de chromatische solos van Scofield zoals op

de nummers ‘It gets better’, ‘Star on Cicely’, ‘Come and get it’…41 Het nummer ‘What

it is’ is gebaseerd op een energieke basriff van Darryl Jones, terwijl het thema gebaseerd

is op Scofields solo. Hetzelfde thematisch materiaal komt vaak terug in verschillende

stukken, bijvoorbeeld ‘That’s what happened’ (‘Decoy’) is geabstraheerd uit het tweede

thema van ‘Speak’ (‘Star People’). Hij liet zijn muzikanten vaak improviseren terwijl

hij ze aanwijzingen toeriep om zo tot het resultaat te komen dat hij in gedachten had.

Dit werd opgenomen en werd de basis voor een nieuw nummer dat evolueerde tijdens

de uitvoering ervan, Miles liet zijn muzikanten vrij. Vaak was Miles tijdens de

constructie van een nieuw nummer niet aanwezig in de studio. Vince Wilburn: “We

were just following instructions. Miles told us what to put down and where to change

things. He simply didn’t want to be in the studio all day, and only wanted to be involved

in making the creative decisions. That’s why it was up to us to do the legwork of

working in the studio and bringing the tapes back to him. The magic is in putting the

shit together, not in programming synthesizers or drum machines [….] If you presented

a naked sketch of a song to Miles, the way he built on that was pure magic.”42

40 Gebaseerd op TINGEN, Paul, Miles Beyond, Billboard books 2001 p 210 tot 222 en hoestekst van ‘the complete Miles Davis at Montreux’ 1973- 1991 door Nick Liebmann 41 idem p 209 42 idem p 215

Page 56: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

56

3.2 Sound:

Tijdens de periode met Miles, experimenteert Scofield met sound. Hij gaat op zoek naar

effecten, en maakt intensief gebruik van chorus, wah-wah, zware distortion, crunch…

Hier laat Scofield zich van zijn beste kant zien en voegt vaak tijdens een solo een effect

toe aan zijn sound. Hij speelt niet meer op zijn Gibson Es 335 maar stapt over naar zijn

huidige gitaar, de Ibanez, die geïnspireerd is op de bouw van de Es 335 maar die een

vettere sound heeft. Ik denk dat hij naar dikkere snaren is overgestapt om meer punch te

hebben. De Shinola-sound is braver, transparanter en minder percussief. Waarschijnlijk

Scofield op zoek naar een meer opdringerig en scheurend rockgeluid voor de krachtige

muziek van Miles Davis. Opvallend is het intensieve gebruik van chorus, waarmee hij

een ‘Leslie-effect’ creëert en zo opteert voor een modern geluid, gemixt met zijn

vertrouwde aanslag en frasering. Deze evolutie kan onder invloed van John McLaughlin

geweest zijn, een van de voorgangers van Scofield die hij intensief beluisterde.43 Het

was door Miles dat Scofield opnieuw begon te sleutelen aan zijn sound en dit ook bleef

doen buiten deze groep. Hij paste zijn nieuwe verworvenheden toe op zijn latere

kwartet, vooral de chorus zullen we nog veel horen, alleen de echt zware distortion (die

een beetje aan Metal doet denken) zoals tijdens het tweede deel van ‘Jean-Pierre’,

gebruikt hij nadien bijna niet meer. Tijdens de ‘Time after time’ solo verplaatst hij de

rechterhand meer in de richting van de brug van de gitaar. Gecombineerd met chorus

levert dit een dunne scherp klank op die helemaal weggaat van de warme en wollige

traditie. Het is raar dat dit scherpe geluid goed werkt binnen de groep en helemaal niet

stoort tijdens deze mooie ballade! Dit is een typisch kenmerk van Scofield: ruwe

geluiden, vaak met distortion, die op een zodanig manier worden gehanteerd dat ze een

lyrisch en intens karakter meekrijgen. De sound van de gitaar op ‘Jean-Pierre’ is de

Scofield-sound die we vandaag nog van hem gewend zijn.

3.3 Timing:

Hier is Scofield meer laid-back dan ooit! Hij speelt met de strakke time van de

ritmesectie die als een onverstoorbare machine doorgaat waardoor Scofield smaakvol

gebruik maakt van de vrijheid die hij op deze manier krijgt. Alles klinkt ‘gewrongen’ en

bluesy, overgoten met ‘bends’ en ‘slides’. Hij speelt op een zodanig organische manier

dat je soms de indruk krijgt dat hij even ‘free’ speelt, waarna hij deze spanning weer

43 Jazzmagazine nr. 337 maart 1985 blz. 23

Page 57: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

57

oplost door een strak getimede frase neer te zetten, zoals in ‘Jean-Pierre’: na de snelle

lijnen in zestiende noten (maat 100-117) waarvan de timing vrijer en niet zo strak is

(wat een rommelig effect heeft dat een hoge spanning bevat) speelt hij de mooie

eenvoudige bluesfrase in maat 112-113 die al de opgebouwde spanning rechtvaardigt en

oplost.

3.4 Ritmische plaatsing lijnen:

Het valt direct op dat Scofield volgens hetzelfde principe tewerk gaat dan op zijn

vroegere opnames zoals ‘Shinola’, ondanks het feit dat hij nu in een totaal verschillende

muziekstijl functioneert. Hij verkent eerst de beat en de groove met korte en duidelijk

getimede frases waardoor hij ruimte creëert die hij later kan opvullen met langere

zinnen en complexere ritmes. De solo op ‘Jean-Pierre’ bevat een uitstekend

opgebouwde doch klassieke spanningsboog. Deze solo is een verhaal dat eenvoudig

begint aan de hand van een kort ritmisch motief dat steeds op een andere plek in de

maat wordt geplaatst. Het bestaat hoofdzakelijk uit twee opeenvolgende achtste noten

(maat 2, 11, 12…) en wordt gaandeweg uitgebreid tot twee achtste noten gevolgd door

een kwart (maat 27, 28,…) waarna dit motief moduleert na een passage in snelle

zestiende noten naar een crossrhythm in maat 69. Geleidelijk aan worden deze motieven

langere zinnen tot het geheel uitmondt in een lange aaneenschakeling van zestiende

noten die af en toe gevarieerd wordt met een triool of een achtste noot. Dit is een

uitstekende solo die beheerst begint en helemaal open bloeit aan het einde in explosieve

passages van zestiende noten.

In de ‘Time after time’ solo speelt hij overheen het vier-maten-patroon. Hij speelt bijna

nooit op de eerste twee tellen van het Fmaj7 akkoord en begint zoals gewoonlijk weer

met korte ritmische motieven die uitgroeien tot langere, rollende zinnen die

hoofdzakelijk bestaan uit triolen. Hier zoekt hij vooral het lyrische en de mooie melodie

op en contrasteert mooi met de ‘down-to-earth’ groove die de ritmesectie neerzet.

3.5 Technieken:

De kleur van de solo’s houdt het midden tussen een stevige rockfeel en bebopgetinte

lijnen overladen met chromatiek in een diepgewortelde bluesfeel. In ‘Time after time’

maakt hij veelvuldig gebruik van de bekende string-skipping techniek, deze keer in

triolen. Scofield gebruikt opvallend weinig ‘hammer-ons’ en ‘pull-offs’, hij is echter

meester van deze techniek en kiest er soms bewust voor (vooral in trage tempi) om hem

Page 58: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

58

niet aan te wenden. De solo op ‘Jean-Pierre’ is overladen met blueslicks (maat 6, 41, 42,

48-49…), het is vooral tijdens het tweede deel van deze solo, vanaf maat 45, dat hij het

midden houdt tussen bebopachtige lijnen en bluesy pentatonische passages (maat 61,

62, 66…). Om de sustain en de kracht van een lange noot te verlengen gebruikt hij af

een toe een triller (maat 47, 79, 93-94). Een effect dat we later nog vaak gaan

terughoren (cf. de ‘Überjam’-sessies) is de percussieve glissando die ik nog bij geen

enkele andere gitarist heb gehoord (maat 95, 96). Van maat 100 tot 111 gebruikt hij de

string-skipping techniek in een moordend tempo: bij stijgende lijnen van zestiende

noten worden meestal de eerste twee noten aangeslagen (respectievelijk down up), de

derde wordt gebonden met een ‘hammer-on’, waarna de vierde weer wordt aangeslagen

(up). Deze techniek laat toe om snel te spelen zonder verlies articulatie. Dit alles

gecombineerd met zeer vergaande chromatiek geeft een typisch en persoonlijk geluid

wat de laatste passage van deze solo waanzinnig intens en krachtig maakt.

3.6 Melodische ideeën:

In de toch wel korte solo op ‘Time after time’ (over een herhalende vorm van vier

maten: Fmaj7- G/F- Em- Am) gaat Scofield op zoek naar de verschillende

mogelijkheden die dit toch wel beperkte schema te bieden hebben zonder echt ‘out’ te

spelen. De overheersende sfeer wordt gecreëerd door de modus Fa lydisch waaraan hij

zich de eerste 12 maten houdt. Hier vormt hij mooie melodieën die perfect meezingbaar

zijn (als je een opname van hem bekijkt zie je dat hij dat ook daadwerkelijk doet). De

eerst variatie op de modus Fa lydisch is de fa# op Em7 in maat 15, die ook in de

begeleiding wordt gespeeld door Robert Irving III, waarna hij op Am twee maal een

opvallende fa speelt in deze opgebroken lijn (string-skipping!). In maat 20 insinueert hij

de dominant C7 op het Am akkoord, om weer naar Fmaj7 te gaan.

Als reactie op de bluesy sib die Irving neerlegt (is dit een fout of een bewust geplaatste

kleur?) speelt hij de sol# op Em (maat 27). De vreemdst klinkende lijn in deze solo is

zijn allerlaatste voor hij afgebroken wordt door Miles. Scofield speelt op het Em

akkoord in maat 35 een do# (E dorisch) gevolgd door een sol# (E mixolydisch). Zelfs in

lyrische ballades als deze gaat hij steeds op zoek naar speciale kleuren en

onconventionele lijnen afgewisseld met de meer lyrische statements die goed

geconstrueerd zijn, zoals de dalende lijn in maat 32-33.

In ‘Jean-Pierre’ gebruikt hij als basis voor zijn chromatische lijnen de pentatonische

ladder. Aanvankelijk speelt hij over de herhalende vorm van 4 maten

Page 59: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

59

(Am –G –Fmaj7 –E) de modus A frygisch, maar als snel gooit Scofield dit overboord en

neemt hij de changes onder handen. Tijdens de eerste 34 maten baseert hij zijn lijnen op

de steeds terugkerende dalende terts, al dan niet binnen de akkoorden (bijvoorbeeld

maat 9-12 waar hij afwisselend dit interval ‘in’ en ‘out’ de changes speelt). Dit principe

bereikt een hoogtepunt in maten 30-34. Hierna speelt hij een lange lijn die hoofdzakelijk

bestaat uit de modus Fa dorisch (fa sol lab sib do re mib), kortom, Scofield maakt

komaf met deze 4 herhalende akkoorden en speelt doodgewoon blues, met een bizar

effect als gevolg. In de snellere passage (maat 60-61) schakelt hij over op Am

pentatonisch waarin hij af en toe een do# en een mib raakt (bijvoorbeeld maat 61-67).

Zoals in ‘Time after time’ blijft hij steeds op zoek gaan naar verschillende variaties op

de akkoorden. Het beste voorbeeld hiervan vinden we in maat 73-76 waar hij elk

akkoord dominant maakt (bijvoorbeeld Am wordt A7) waarna hij van deze dominanten

de gearpeggieerde ‘sub V’ speelt (A7 wordt Eb7). Dit is kundig gedaan en klinkt

waanzinnig goed. (In maat 105-106 komt deze harmonisatie terug maar dan zonder de

‘sub V’.)

De 4 daaropvolgende maten bestaan uit La mineur pentatonisch die Scofield

chromatisch opvult. Dit systeem wordt later opnieuw toegepast in maten 102-104. Het

komt erop neer dat Scofield telkens opnieuw elke invalshoek verkent maar toch bijna

nooit volledig ‘out’ speelt (op een paar uitzonderingen na). Hij blijft trouw aan de

akkoorden maar gebruikt ze creatief en buit elke mogelijke alternatie volledig uit. Dit

gedachtegoed is een erfenis van zijn studie van de bebop.

3.7 Ritmische ideeën:

In ‘Time after time’ experimenteert Scofield met triolen waarmee hij sterke motieven

maakt die harmonisch ook origineel zijn. Bijvoorbeeld in maat 35-36 groepeert hij ze

per drie tellen. Dit alles wordt afgewisseld met eenvoudige melodieën die goed passen

bij het popmuziekidioom waaruit deze song afkomstig is. In het begin van de solo op

‘Jean-Pierre’ speelt hij naar goed gewoonte duidelijke en korte frases die hoofdzakelijk

uit 2 of 3 achtste noten bestaan en steeds verplaatst worden binnen de maat. Dit mondt

uit in enkele lange zinnen van achtsten waarin af en toe een kort stuk bestaat uit

zestienden. Uiteindelijk evolueert de solo volledig naar snelle en lange lijnen van

zestienden op het hoogtepunt, waarna het geheel wordt afgesloten door een typisch

blueslick à la Scofield. Vaak wordt de laatste tel van de maat gebonden aan de eerste tel

van de volgende maat d.m.v. een ‘bend’ (maat 33, 41…).

Page 60: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

60

3.8 Dynamiek:

Bij het kritisch beluisteren van de dynamiek van Scofields lijnen merk ik dat elke

afzonderlijke noot op een totaal andere manier is aangeslagen, geïntoneerd en al dan

niet weer wordt afgedempt, waardoor elke noot een eigen karakter meekrijgt. Sommige

noten worden kort en hard gespeeld wat in contrast staat met andere noten die soms zo

zacht worden aangeslagen dat ze bijna onhoorbaar zijn. De dynamische verschillen

binnen eenzelfde lijn zijn soms heel erg groot. Hij accentueert op deze manier noten die

hij belangrijk vindt waardoor het geheel organisch en doorleefd klinkt. Er is geen enkele

andere gitarist van zijn klasse die zo diep ingaat op dit principe dat eenvoudige lijnen

goed en levendig doet klinken. Dit draagt bij tot zijn sterke individuele stem en de

herkenbaarheid van zijn stijl.

3.9 Communicatie:

De communicatie binnen deze groep is totaal anders dan die in Billy Cobhams groep

ondanks het feit dat de muziekstijl in dezelfde richting gaat. Het draait allemaal om

Miles Davis. Hij leidt de groep en houdt alles bij elkaar met enkele eenvoudige frases.

Hij geeft aan wie wanneer soleert en zet soms op onverwachte plaatsen opnieuw het

thema in. Scofield krijgt opmerkelijk veel soloruimte toebedeeld en drukt een stevige

stempel op de groep door zijn energieke solos. De ritmesectie behoudt meestal een

strakke groove die typerend is voor elk nummer. De meeste solos zijn identiek qua

spanningsboog, ze beginnen op een laag volume en energiegehalte dat steeds stijgt om

in een hoogtepunt uit te monden. Dit principe wordt meestal gevolgd door de

ritmesectie die de groove behoudt maar drukker en luider gaat spelen. Ook de vorm is

niet vastgelegd maar wordt gecued door Miles.

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames:

Scofield speelt beter dan ooit. Hij heeft een goede sound en laat bijna geen steken

vallen. Hij engageert zich ten volle in elke solo en speelt gedreven en krachtig met een

stabiele timing die volledig ontwikkeld is en geëvolueerd is uit de jazzopnames die hij

maakte met zijn trio en als sideman. Het heeft vooral maturiteit en een onomzeilbare

eigen persoonlijkheid gewonnen. Miles Davis heeft naar eigen zeggen een diepe indruk

achter gelaten op zijn spel. Het was vooral Miles’ vermogen om het beste en nog niet

ontdekte uit zijn medemuzikanten te halen dat hem bijbleef. Scofield: “Bien sûr, Miles

m’a influencé, avant même que je le connaisse vraiment. Je ne veux pas dire qu’il me

Page 61: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

61

pousse à l’imiter, au contraire: IL m’aide à être moi-même. Il vous encourage à trouver

au fond de vous-même des choses fortes, personnelles. Parfois, quand on joue avec lui,

on se rend compte que ce qu’on fait ne fonctionne pas. Et c’est normal. Miles est à un

tel niveau qu’en sa compagnie je perçois clairement ce qui ne va pas. Miles est

conscience pure et permanente. Travailler avec lui me permet de découvrir mes défauts

et de les corriger.”44 De manier waarop hij zijn band leidde is terug te vinden in

Scofields ‘Überjam’ groep. Hij gaat ook op zoek naar jonge muzikanten en leidt ze op

dezelfde manier. De platen die hij maakte na zijn vertrek bij Miles zijn geïnspireerd op

Miles’ muziek, zoals ‘Still Warm’ waarop ook Miles’ bassist Daryll Jones speelt.

Scofield: “Yeah. You know I think that that was an outgrowth of playing with Miles

and really helped me to pursue the electric kind of funky jazz. On my own, I probably

would've been playing standards and continuing in that course, but Miles and that

music, his music, made me realize I really had that other stuff in me.”45

4 Samenvatting

In de groep van Miles bewijst Scofield dat hij intussen meester geworden is geworden

op zijn instrument. Zijn persoonlijkheid is sterker dan ooit, het was vooral

zelfbevestiging en exploratie van nog niet ontdekte facetten van zijn spel dat hij vond

bij Miles Davis. Hij experimenteert met sound en bespeelt een andere gitaar die later

zijn enige instrument zou worden. Hij staat open voor verschillende stijlen en ondanks

zijn succes als bandleider na verschillende succesvolle opnames engageert hij zich voor

lange tijd als sideman en medecomponist van Miles. Deze samenwerking zal hem alleen

nog maar sterker maken en meer naambekendheid opleveren.

44 Jazz magazine nr. 337 maart 1985 p. 23 45 http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm

Page 62: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

62

Page 63: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

63

Page 64: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

64

Page 65: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

65

Page 66: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

66

Page 67: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

67

Periode 6: Het kwartet met Joe Lovano

1 Bezetting:

John Scofield: gitaar, Joe Lovano: tenorsax, Charlie Haden: bas, Jack deJohnette: drums

2 Inleiding:

Het was door het tekenen van een platencontract bij het label Blue Note dat Scofield

besloot om opnieuw meer in de jazzrichting te gaan. Scofield en Joe Lovano leerden

elkaar kennen in Berklee, Boston. Het was niet zozeer op de school waar beiden

studeerden maar op de jams daarbuiten dat ze met elkaar in contact kwamen. Op

muzikaal vlak klikte het meteen en Scofield besloot na zijn fusionperiode terug te keren

naar de jazz met een kwartet. De eerste plaat die uitgebracht werd was ‘Time on my

hands’ uit 1989 met Joe Lovano: tenorsax, Charlie Haden: bas, en Jack deJohnette:

drums. Hiervan bestudeerde ik ‘Since you asked’. Hierna kwam ‘Meant to be’ uit

(1990) met Bill Stewart: drums, Joe Lovano: tenorsax, Marc Johnson: bas. In 1993

maakte hij ‘What we do’ met Bill Stewart: drums, Dennis Irwin: bas en Joe Lovano:

tenorsax.

Joe Lovano had al veel ervaring in het samenspelen met gitaristen, hij nam op met

onder andere John Abercrombie en Bill Frisell en leerde improviseren met Bill

DeArango, een gitarist uit Cleveland. Het was vooral met Lovano dat Scofield een

kwartet wilde oprichten, vandaar dat de ritmesectie op elke opname verschilt. De gitarist

en saxofonist studeerden de composities van Scofield in duo. Lovano voelde deze

composities zodanig goed aan dat de speciale sound die we terughoren op de opnames

direct ontstond ondanks dat ze nooit over feel en sound hadden gediscussieerd. Daar

komt nog bij dat Scofield sterk beïnvloed is door saxofonisten: John Coltrane, Dave

Liebman… Ze delen dan ook dezelfde passie: Blues en Ornette Coleman. Ze

beschouwen hun muziek als een verlengde van het kwartet van Miles Davis met Tony

Williams, Wayne Shorter, Ron Carter, Coltrane met Elvin Jones enz. kortom, geworteld

in traditie. De reden waarom ze geen standards spelen is om de absolute vrijheid te

hebben qua interpretatie. Scofield kiest liever voor eigen composities of composities die

gewoonweg nog niet zijn opgenomen om de invloed van versies van bepaalde stukken

Page 68: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

68

die hij hoorde niet te moeten ondergaan. Alleen maar eigen composities spelen drukt

ook een persoonlijke stempel op de opname.46

3 Analyse

3.1 Composities:

Bij het componeren van een stuk heeft Scofield altijd de mogelijkheid tot improviseren

in gedachten. Scofield: “Les thèmes doivent mettre Joe en condition d’improvisation,

sinon ce serait un gâchis.”47

“All of these tunes were written with this instrumentation in mind. The result is a

project with more 'jazz' elements than some of my earlier groups, but I haven't

sacrificed diversity. In writing, I tried to leave room for interpretation by the other

musicians. Each of my musical influences are still represented fully.” 48

Alle composities zijn van Scofields hand en wat opvalt is dat elk stuk zijn eigen

kenmerkende groove heeft. ‘Wabash III’ bijvoorbeeld is in het swingidioom

geschreven, ‘Time and tide’ begint in een typische second-line groove terwijl ‘Fat lip’

een binaire rockachtige groove omvat. De thema’s zijn meestal kort, catchy en lyrisch

en combineren elementen uit de traditie met een moderne en originele kijk op muziek.

Bijvoorbeeld het nummer ‘Be hear now’ bevat elementen uit de swingstijl met

functionele harmonie terwijl de solos rubato zijn. Hoofdkenmerken van het reperoire

zijn een sterke groove en eenvoud in melodie en harmonie. ‘So sue me’ houdt het

midden tussen een latin groove met moderne en chromatische harmonieën die in sterk

contrast staan met zeer traditionele en bigband-achtige passages.

De mooie ballade ‘Since you asked’ begint met de gitaar die naar goede gewoonte de

melodie harmoniseert. Opvallend is de eenvoud die het nummer uitstraalt. Bij nadere

analyse is het nummer weldoordacht geconstrueerd. Of de akkoorden nu bewegen in

grondliggingen, substituties of inversies, de kracht van Scofields muziek is altijd

aanwezig wat een ideale basis is voor zijn sterk gevoel voor melodie. Het tonale

centrum in het A gedeelte is Cm7. Scofield gebruikt twee verschillende doch duidelijke

manieren om naar dit akkoord terug te keren. Cm7 -A7b5 -D7b9 -G7 is een variatie op

de klassieke I -VI -II -V progressie. De tweede, Cm7 -Ebm7 -Dm7b5 -Dbmaj7, is

gebaseerd op de chromatisch dalende baslijn van de substituutakkoorden van A7-D7-

46 Samenvatting Jazzmagazine Septembre 1993 p 31-33 47 Jazzmagazine Septembre 1993 p 31-32 48 http://www.guitarspecialist.com/scofield.htm

Page 69: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

69

G7. De tweede helft van het A gedeelte is gebaseerd op een dalende kwartencirkel. Het

B gedeelte moduleert bijna per akkoord. Opvallend is het gebruik van gealtereerde

dominanten die oplossen naar het majeurakkoord van een halve toon hoger.

3.2 Sound:

Scofields sound is nog aanzienlijk dikker geworden t.o.v. daarvoor. Hij kiest hier voor

een volle klank met een directe projectie en een breed spectrum wat een overblijfsel is

van album ‘Flat out’ (1989) waar hij een hard fusiongeluid hanteert. Zijn pure

gitaargeluid wordt aanzienlijk aangedikt door een chorus die bijna constant aanstaat,

compressie en de distortionpedaal die hij gebruikt (de zogenaamde ‘Rat’) die op een

lage stand wordt gezet waardoor het gitaarsignaal bij een zachte aanslag clean klinkt en

bij een hardere aanslag overstuurt. Dit effect buit Scofield constant uit, het is op deze

manier dat hij zijn typische levende dynamiek maakt. Hij begeleidt zichzelf met zachte

akkoorden die mooi contrasteren met de sololijnen die hij speelt.

3.3 Timing:

Het eerste wat opvalt is de strakke timing tijdens de interpretatie van het thema. Elke

noot wordt gewikt en gewogen en wordt op een bewuste manier aangeslagen en weer

afgedempt. De groove die Scofield creëert is zo sterk dat het voor de ritmesectie geen

enkele moeite kost om onmiddellijk in de juiste feel in te vallen. Dit is één van de

opvallendste kenmerken van Scofields gitaarspel: zijn organische timing, duidelijkheid

en vermogen om met weinig noten een wereld van informatie te geven aan zijn

medemuzikanten. De timing tijdens de solo is veel vrijer en elastischer. Hij speelt met

een diepe rollende triolenfeel afgewisseld met zestiende noten die bijna straight

gespeeld zijn en vaak double-time insinueren terwijl de ritmesectie in de ternaire diepe

swingfeel blijft draaien.

3.4 Ritmische plaatsing lijnen:

Het begin van de gitaarsolo is een variatie op het thema waarin hij net als bij het

improviseren het accentueren van de eerste tel vermijdt. Scofield speelt hoe langer hoe

meer over de vier-maten-structuur heen en construeert lijnen die een logisch gevolg zijn

van de voorgaande, waarna aangegeven wordt waar de volgende zin moet over gaan.

Elke frase heeft dus een connectie met alles wat vooraf kwam en erna komt. Dit schept

homogeniteit. De opbouw is geleidelijk, met een climax in maat 23.

Page 70: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

70

Scofields vermogen om met de beat te spelen komt hier meer dan ooit naar voor. Het is

pas in maat 9 dat hij de ritmische spanning oplost door accenten te geven op de sterke

tellen, alsof hij het geheel op dat moment samentrekt en uitbalanceert. In maat 19 wordt

het thema opnieuw even aangeraakt.

3.5 Technieken:

Scofield is steeds op zoek naar nieuwe manieren om zichzelf uit te drukken. Hij imiteert

de aanzet van een saxofoon d.m.v. een ‘fade in’ met de volumeknop (maat 7, 17…). Op

hoogtepunten van frases slaat hij vaak niet meer aan maar speelt de noten d.m.v. een

‘slide’ of ‘bend’ (maat 3, 10-11, 18-19) waardoor deze passages vrijer en minder

gearticuleerd klinken. Hij gaat heel bewust om met het evenwicht tussen noten aanslaan

en binden. Scofields plectrumtechniek is zeer verfijnd, hij bezit een sterke controle over

de plaatsing van elke noot die hij speelt waardoor alles met het volle bewustzijn wordt

neergezet. Ook het element string-skipping is aanwezig.

3.6 Melodische ideeën:

Scofield improviseert met intervallen. In maat twee vinden we een typisch kenmerk

terug van zijn stijl, het interval waarvan de bovenste noot blijft liggen en de onderste

verandert. Dit komt nog eens terug in maat 15 en 16 en is frequent aanwezig in elk stuk

van dit album. In maat 1 maakt hij een statement waar in de volgende maat een

antwoord op komt. In maat 3 herhaalt hij dit statement (gevarieerd), gevolgd door een

nieuw antwoord. Ook de pentatoniek is overvloedig aanwezig. Zelfs in de solo beheerst

hij de harmonie, bijvoorbeeld in maat 11 waar hij de arpeggio van het akkoord speelt,

weliswaar door elkaar gehaald. Het B gedeelte wordt geopend met twee gealtereerde

dominanten waarvan hij op de eerste een sterke voicing speelt die de essentie van het

akkoord weergeeft: b7, 3, #11, #9. Op de tweede dominant kiest Scofield #11 en #9. In

dit stuk bewijst hij dat hij de harmonie door en door kent en gebruikt op bijzonder

creatieve wijze. Hij mikt op specifieke targetnotes met een speciale kleur, vaak in de

hogere regionen van de akkoorden. Dit volgt zijn ‘nail-the-changes’ principe dat we

voordien bij hem al zagen.

Page 71: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

71

3.7 Ritmische ideeën:

Het wordt steeds moeilijker en moeilijker om solo’s van Scofield te transcriberen en

correct te noteren. Hij speelt grote ritmische vrijheid t.o.v. de ritmesectie die een

duidelijke groove en ritme bezit. Het is vooral door zijn laid-back timing dat er soms

verwarring ontstaat in het noteren van het ritme. De lijnen die hij speelt klinken

daarentegen eenvoudig en integer en stralen eenvoud en rust uit. Scofield wijkt

helemaal af van de traditionele manier van spelen. Hij maakt bijna geen eentonige en

lange lijnen in achtsten meer en binnen een frase komen meestal 3 à 4 verschillende

ritmes voor. Hij wisselt constant af tussen triolen, straight achtste noten en zestiende

noten, dit alles wordt versierd met ‘bendings’ en akkoordflarden. Zijn stijl heeft zoveel

soul en ritmische variatie gekregen die hij met een zodanige vrijheid behandelt dat elk

moment van de solo lijkt te leven.

3.8 Dynamiek:

De verschillen tussen hard-zacht, dof-scherp, worden hier nog uitvergroot. Op het ene

moment schreeuwt hij je toe, op het andere vertelt hij met zachte stem een sprookje.

Elke noot die hij speelt bezit ongelooflijk veel energie en zeggingskracht beladen met

een wereld van traditie en persoonlijke creativiteit. Het is vooral tijdens intro’s waar hij

alleen speelt dat een breed klankenspectrum wordt gecreëerd.

3.9 Communicatie:

Er is een constante link tussen de gitaar en de drums. Het is door Scofields grote kennis

van ritmiek dat hij de drums steeds opnieuw weet te stimuleren. Hij neemt ideeën aan

van Jack en transformeert ze in lijnen die op hun beurt opnieuw opgepikt worden door

de drums. Jack deJohnette reageert heel concreet op ideeën van Scofield. De mooiste

passage is van maat 10 tot 17 waar de interactie bijzonder hoog is. Drums en gitaar

vullen elkaar aan op een organische, respectvolle en mooie manier zonder in elkanders

weg te zitten. Dit resulteert in een muzikaal samenspel van hoog niveau. De ritmesectie

straalt rust en diepgang uit. Ook tijdens de saxofoonsolo wordt door Scofield eenvoudig

en duidelijk begeleid. Hij geeft zachte ritmische accenten en vult de ruimte die hij van

Lovano krijgt smaakvol op d.m.v. de guidetones van de akkoorden met af en toe een

arpeggio waarvan de hoogste noot er even bovenuit schiet.

Page 72: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

72

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames:

Het spel van Scofield is ontdaan van het chaotische en soms onconsequente dat we nog

wel eens terugvonden bij Miles waar hij nog vaak experimenteerde met de muziek.

Alles klinkt weldoordacht, gepolijst en afgewerkt zonder aan kracht en energie in te

boeten. Scofield bewijst dat hij met sterke hand een groep kan leiden waarvan elk lid de

composities door en door kent. Hij speelt met een grotere ritmische variatie en

helderdere sound die bijna niet meer zal evolueren.

4 Samenvatting

Dit is de eerste van drie ijzersterke opnames die intussen alledrie klassiekers zijn

geworden. Het hele kwartet straalt Scofields visie op muziek uit, de composities zijn

sterk met mooie melodieën en doordachte harmonieën. Ik heb het gevoel dat Scofield

met dit kwartet op muzikaal vlak gevonden heeft waarnaar hij zocht. Een stuwende

ritmesectie met een hoog interactiegehalte en een sterke saxofonist met wie hij zowel op

muzikaal als persoonlijk vlak en goede band heeft. Deze opnames stralen

zelfvertrouwen uit en zijn het bewijs dat Scofield na de periode met Miles vooral op

zoek gaat naar muzikaliteit en samenspel. Hij interpreteert de kwartetformule met sax

en gitaar op een eigenzinnige manier en geeft Lovano een evenwaardige positie in de

groep dan zichzelf.

Page 73: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

73

Page 74: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

74

Page 75: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

75

Page 76: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

76

Page 77: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

77

Periode 7: Groove; ‘à GoGo’

1 Bezetting:

Billy Martin: drums en tamboerijn, John Medeski: orgel, wurlitzer, clavinet en piano,

Chris Wood: contrabas en elektrische basgitaar, John Scofield: gitaar.

2 Inleiding:

Dansbaar en toch provocatief, zo wordt de muziek omschreven van het trio Medeski

Martin & Wood. Bij kenners waren toetsenist (waaronder de klavieren van Hammond-

en Wurlitzer-orgels) John Medeski, bassist Chris Wood en drummer/percussionist Billy

Martin al bekend door de vier cd's die sinds 1992 op respectievelijk Accurate en

Gramavision verschenen, de cd met dancemixes die Gramavision uitbracht en een

album dat uitsluitend via het de eigen internetsite gedistribueerd werd. Gitarist John

Scofield was een van de kenners en hij vroeg het trio op te treden als begeleidingsband

voor zijn Verve-cd ‘à GoGo’. Het trio zelf had het jaar daarvoor een contract getekend

bij het label Blue Note, hetgeen leidde tot het album ‘Combustication’ dat verscheen in

1998. ‘Combustication’ is een even weerbarstige als aantrekkelijke cd vol aanstekelijke

grooves en experimentele klanken. De groep laat in een song als ‘What Happened To

Gus’ er geen twijfel over bestaan waar de roots liggen: in de klassieke jazz. Maar

daarnaast zijn invloeden uit funk, punk en avantgarde net zo overvloedig aanwezig. Als

begeleidingsband speelt Medeski Martin & Wood iets anders dan op de eigen plaat en

niet alleen omdat het repertoire van Scofield wordt vertolkt. Met name door de

aanwezigheid van de gitaar is op ‘à GoGo’ de rol van bassist Chris Wood wat minder

dominant dan op Combustication. Voor Scofield is het maken van deze plaat een soort

van teruggrijpen naar de muziek uit de jaren zestig (James Brown) die vooral de

elementen groove, getemde energie, accenten, bluesy kleuren, breaks, kicks en eenvoud

bevat.49

Ik onderzocht de solo op het nummer ‘Jeep on 35’.

49 Gebaseerd op http://janrensen.nl/MMW.htm

Page 78: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

78

3 Analyse

3.1 Composities:

Alle composities zijn van Scofields hand en omvatten (wat we intussen van Scofield

gewend zijn) een duidelijke eigen groove met een catchy thema. De harmonieën zijn

eenvoudig en beslaan meestal maar 1 akkoord. Om wat variatie aan te brengen bevatten

de meeste stukken een bridge die totaal verschillend is van de rest van het stuk en die

contrasteert door haar meer open feel en harmonie. Het thema van ‘Jeep on 35’ bevat in

het A gedeelte bijna niets meer dan een A7 arpeggio die over de drie akkoorden A9-

D13-Em7 wordt gespeeld. Het B gedeelte gaat over het akkoord C7#9 waarin de

melodie volledig is opgebouwd uit de bluesladder van C, maar origineel wordt verpakt

d.m.v. verschuivende accenten waarbij het lijkt dat er steeds een maat in 4/4 en 2/4

wordt gespeeld. Dit is een mogelijke manier om het te bekijken, ik heb het stuk

uitgeschreven in 4/4 waarna er slechts één maat in 2/4 gespeeld wordt aan het einde van

deze passage. Het einde van het B gedeelte is een meer lyrische passage waarin de

akkoorden ons terugleiden naar het A gedeelte. De toonaard van de twee verschillende

delen hebben weinig of niets met elkaar te maken, toch slaagt Scofield erin het goed te

laten klinken door de overheersende en eenvoudige melodie.

3.2 Sound:

De basis-sound is nog steeds dezelfde, die van de overstuurde Ibanez. Het is vooral het

element aan de brug dat Scofield op deze opnames gebruikt. Als klankvariatie gebruikt

hij het warmer klinkende halselement, vooral tijdens overgangspassages en bridges die

meer open van sfeer zijn en waar de strakke groove meestal wordt losgelaten. Scofield

kiest tijdens de solos voor een korrelige en scherpe klank met een aanslag die zich dicht

tegen de brug bevindt wat de klank nog percussiever maakt. Hij maakt gebruikt van een

lichte, bijna onhoorbare delay en af en toe een zware chorus die de klank doet zinderen

en in de richting van een orgel transformeert. Het geheel is lichtjes overstuurd (met de

‘Rat’). Dit voegt een ‘vuil’ randje toe aan de sound en bezorgt het signaal wat meer

sustain. Met deze crunchy sound is het ook gemakkelijker om artificiële harmonieken

goed te laten klinken (zie 3.5 Technieken). Voor de nummers ‘Jeep on 35’ en ‘Kubrick’

gebruikt Scofield een akoestische steelstring gitaar. De hele groep heeft een eerder

akoestische sound, vooral de drums klinken heel natuurlijk en lijken wel met 1

overhead-microfoon te zijn opgenomen. Het is vooral de unieke groepssound die deze

plaat haar typische karakter meegeeft.

Page 79: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

79

3.3 Timing:

Wat we van Scofield gewend zijn: een diepe laid-back feel die hij zelfs bezit tijdens het

spelen van funky begeleidingen. Het geheel zit exact samen en kan bijna niet op

onvolmaaktheden betrapt worden. Vooral de ritmesectie is uitzonderlijk goed op elkaar

afgestemd en vormt een stabiele, draaiende basis die Scofield als het ware katapulteert.

De begeleiding van Medeski is subtiel en vooral ritmisch opgebroken waardoor ze bijna

een slagwerkinstrument wordt (de Wurlitzer heeft sowieso al een typische harde

aanslag). Tijdens Medeski’s solo neemt Scofield de rol van de toetsen over en begeleidt

staccato en volledig afgestemd op de timing van de drums.

3.4 Ritmische plaatsing lijnen:

In deze stijl grijpt Scofield terug naar een eenvoudigere vorm van improviseren. Hij

houdt de lijnen simpel en maakt meestal frases per twee maten. Het snelle ‘gefreak’ dat

op de Miles-sessies horen is hier volledig afwezig. Hij laat veel open ruimtes in de solo

wat het geheel luchtiger, en de lijnen die hij speelt krachtiger maakt. Scofield speelt

bijzonder smaakvol en kiest er vooral voor om het aspect groove en timing uit te

bouwen. Dit is de meest bluesy Scofield die we al hoorden. De combinatie van zijn

passie voor deze muziek gecombineerd met de ervaring als doorgewinterd improvisator

over moeilijke jazzschema’s levert steeds weer organische en toegankelijke solos op die

eenvoud hoog in het vaandel voeren.

3.5 Technieken:

Overvloedig gebruik van ‘bendings’, ‘hammer-ons’ en ‘pull-offs’. De laatste noot van

een zin wordt vaak met een snelle ‘hammer-on’ gespeeld die direct weer afgebroken

wordt. Voor het spelen van ritme zoals op de intro van ‘Chank’ balt hij de vuist van de

rechterhand en slaat de snaren aan met de duim d.m.v. een draaiende beweging vanuit

de onderarm. Het is voor het eerst dat Scofield zoveel gebruik maakt van ‘rakes’. Dit is

een techniek die een korte percussieve klank produceert zonder speciefieke toonhoogte

waarbij de linkerhand bepaalde snaren afdempt. De hoogste noot wordt gespeeld waarna

met het plectrum een aantal (door de linkerhand) afgedempte snaren aanslaat in één

vloeiende beweging, om dan te belanden op de targetnote, die bij Scofield meestal nog

wordt ‘gebend’ met een bluesy en bijtend effect tot gevolg. Een andere techniek die hij

toepast op deze opname is het gebruik van artificiële harmonieken. Hierbij wordt een

noot genomen met de linkerhand, terwijl de rechterhand op de plaats aanslaat waar een

Page 80: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

80

harmoniek van de desbetreffende noot zich bevindt. Bij het aanslaan wordt de

rechterhand gedraaid en strijkt langs de snaar waardoor een boventoon ontstaat. Op deze

manier kunnen noten gespeeld worden die buiten het bereik van het fretbord liggen. Hij

speelt met lange noten die vaak ‘gebend’ worden en korte staccato accenten.

3.6 Melodische ideeën:

Scofield improviseert enkel over het A gedeelte. De hele solo is te plaatsen in de modus

A mixolydisch, waarin hij vaak de kleine terts en de verlaagde kwint speelt om het

geheel wat bluesier te maken. Hij laat elke chromatische beweging buiten beschouwing

en blijft hoofdzakelijk in de middenregister van de gitaar. Het gebruik van de octaven

komt hier weer terug.

3.7 Ritmische ideeën:

Zowel de harmonie als het ritme zijn eenvoudig. Er komen bijna geen crossrhythms

voor, en de gesofisticeerde verscheidenheid waarmee hij speelde in het kwartet met Joe

Lovano is bijna volledig verdwenen. Het nummer eindigt met een fade out in een funky,

herhalende riff. De hele opname wordt gekenmerkt door eenvoud en koele grooves die

nooit echt exploderen.

3.8 Dynamiek:

De hele dynamiek van dit album is nogal vlak. De sfeer wordt gezet aan het begin van

elk nummer en meestal eindigen ze op hetzelfde niveau, waardoor dit album een koele

sfeer meedraagt. De ritmesectie blijft vaak mechanisch in eenzelfde groove hangen. De

dynamische verschillen die we in de lijnen van Scofield vonden tijdens de

kwartetperiode zijn hier wel aanwezig al maakt hij minder gebruikt van de lyrische en

zachte akkoorden waarmee hij zichzelf begeleidde wat kan te maken hebben met de

aanwezigheid van een toetsenist. Zijn spel is echter even energetisch en gedreven als

anders.

3.9 Communicatie:

Ik denk dat de meest opvallende vorm van communicatie het ritmische samenspel is.

Het geheel klinkt waanzinnig strak en is gebaseerd op de timing van de drummer. Het is

vooral de overlapping van de timing van elk lid van de groep dat op deze opnames de

hoogste vorm van communicatie is. De jazzgeoriënteerde interactie tijdens de solos

Page 81: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

81

ontbreekt dan ook bijna volledig. Dit is echter een typische eigenschap van dit soort van

muziek wat ergens een verarming is in muzikale zin maar tevens een uitdaging is om de

muziek interessant te houden. De ritmesectie dient als lanceerplatform voor de solist en

fungeert als motor van het zeer dansbare geheel. Deze muziek heeft dan ook een ander

doel en is met een andere intentie gecomponeerd: een strakke, bijna hypnotiserende

groove met een hoge ‘dansbaarheidsfactor’.

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames:

‘à Gogo’ ligt een beetje in het verlengde van ‘Groove Elation’ (1995) maar dan zonder

blazers en met minder shuffle-elementen, en met een modernere sound en composities.

De basisprincipes van deze twee opnames zijn hetzelfde al is het thematisch materiaal

op ‘Groove Elation’ meer uitgewerkt en gearrangeerd. In het gitaarspel van Scofield is

echter geen evolutie te bespeuren. Hij speelt met dezelfde touchee, sound en intensiteit.

Wat opvalt op ‘Groove Elation’ is zijn frequente gebruik van de akoestische steelstring

gitaar, zowel in de begeleiding als tijdens de solos. De dynamiek op ‘Groove Elation’ is

groter door de backings van de blazers tijdens de solo’s en de ritmesectie die meer

meegaat met de energie van de solist wat het geheel iets explosiever maakt. De

overheersende kleur van deze opname is te plaatsen in de ‘lazy sundayafternoon’

context terwijl ‘à GoGo’ een eerder ‘hip club in the city’ sfeer uitstraalt. Het album

‘Bump’ lijkt op zijn beurt een verderzetting van ‘à GoGo’, de grooves zijn minder

organisch terwijl de thema’s net meer stammen uit de jazzmuziek en meer harmonisch

gedifferentieerd materiaal bevatten (af en toe zelfs een onvervalste popgroove). Hierop

wordt meer geëxperimenteerd met kleur en sfeer dan op ‘à GoGo’, mede dankzij de

aanwezigheid van percussie en samples. Scofield gebruikt effecten als de ‘auto-wah’ en

de ‘octaver’, zijn spel neigt ook meer in de richting van het subtielere werk in het

kwartet met Lovano: dubbele noten, intervallen, geharmoniseerde thema’s… De solo’s

blijven echter wel geworteld in de pentatoniek.

4 Samenvatting

Scofield is een absolute meester van de groove geworden. Hij slaagt er steeds in met

beperkt thematisch en harmonisch materiaal een sterk nummer te componeren. Ondanks

het feit dat deze opnames meer ‘easy-listening’ zijn en bedoeld zijn voor een breder en

jonger publiek (wat bijvoorbeeld Pat Metheny ook doet met de ‘Pat Metheny Group’) is

de kwaliteit van deze albums zeer hoog en getuigt van de veelzijdigheid die Scofield

Page 82: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

82

kenmerkt als gitarist en componist. Het meest frappante is dat hij nooit zijn eigenheid en

karakter verliest. Scofield blijft op zoek gaan naar nieuwe formules en variaties op zijn

vorige werk, wat een zekere evolutie met zich meebrengt, echter zonder totaal te breken

met traditie en zijn grootste invloeden en interesses. Het is vooral de grote lijn die we

door al zijn opnames kunnen trekken die zijn werk zo interessant maakt.

Page 83: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

83

Page 84: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

84

Page 85: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

85

Periode 8: live trio ‘En Route’

1 Bezetting:

John Scofield: gitaar, Steve Swallow: elektrische bas, Bill Stewart: drums

2 Inleiding:

Met de live opname ‘En Route’, opgenomen in de New Yorkse club ‘Blue Note’, keert

Scofield terug van de ‘jam-band’ scene naar zijn jazztrio. "I wanted to make a real jazz-

improvising statement in a live situation with two of my favourite musicians," zegt

Scofield, "It’s really challenging. You don’t rely on arrangements as much as on the

way the group plays together. You don’t rely on anything other than good playing, and

you know there’s no lifejacket or safety net involved. That doesn’t happen as often in a

studio setting: I think the big difference is the audience. There is a symbiotic affinity

between the artists and the audience that makes for something special." Scofield wilde

met deze opnames de energie en sfeer vastleggen van een live concert. Zijn inspiratie

haalde hij bij Bill Evans’ ‘Sunday at the village vanguard’, Sonny Rollins’ ‘A Night at

the Village Vanguard’, Jim Halls ‘Jim Hall Live!’, en John Coltrane, ‘Live at the

Village Vanguard’ (op ‘Impressions’ en ‘Take the Coltrane’ is er geen piano). In zekere

zin draait dit album de klok terug naar de ‘Shinola’-sessies. Scofield: "I remember being

a lot more uptight when I played back then. Now, I’m just able to embrace the moment

more and enjoy it. I really had a good time making this record." Scofield heeft een lange

weg afgelegd als componist, bandleider en gitarist, maar één ding dat ‘En Route’

gemeen heeft met deze vroege jaren is Steve Swallow. Scofield: "There is no other man

like him in music, not only does he play like an upright player—like the great, seasoned

jazz veteran that he is—but he’s also an electric bassist who can play chords and solos

like a guitarist. He adds that whole other element; what we can do is so strong

harmonically."

Drummer Bill Stewart, het derde lid van het trio, speelt ook al vele jaren aan Scofields

zijde. Scofield: "I think he’s playing as good as any drummer in the history of jazz. Bill

knows everything that I’m playing harmonically, and with that understanding, he

responds to what Steve and I play in an incredibly musical way. And also, he’s got great

time: His inner clock is set and it does not move!" Stewarts sterke puls en uniek

Page 86: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

86

ritmisch concept zijn op elk nummer uitdrukkelijk aanwezig. Ik onderzocht de eerste

vier chorussen op het nummer ‘Wee’; een rhythmchange van Denzil Best. "We got into

playing this tune years ago because Bill plays a fantastic beat on it," zegt Scofield "and

the way Steve breaks it up on bass, no one plays like that. It’s a jazz tune and it’s

swinging, but it’s grooving in another kind of way, too. I wanted to start the album with

this because it’s so happy, and also because the way these guys play it is so unique. . Dit

album lijkt wel een samenvatting van Scofields carrière en bevat zowel groove

elementen, vamps, bigbandachtige intro’s (‘Bag’) als traditionele bebopachtige

passages. "It’s impossible to judge your own work completely," zegt Scofield "but I

think this is some of my best playing. We definitely hooked up as a group, and it

brought us to places we don’t usually get in the studio.”50

3 Analyse

3.1 Composities:

De meeste composities zijn van Scofield met uitzondering van ‘Wee’ (Denzil Best),

‘Name that tune’ (van Steve Swallow, over het akkoordenschema van ‘Perdido’) en

‘Alfie’ (Burt Bachrach- Hal David) en hebben een sterke band met stukken die op de

kwartetopnames staan. De belangrijkste elementen zijn groove, energie en lyrische

melodieën. Typisch aan Scofield is de grote stijldiversiteit die dit album bevat. Zoals

steeds zijn alle composities trouw aan de traditie maar worden ze op een moderne

manier geïnterpreteerd.

3.2 Sound:

De onmiddellijk herkenbare sound van Scofield is quasi onveranderd gebleven. Hij

voegde wel een aantal nieuwe effecten toe aan zijn arsenaal: de ‘Whammy’ pedaal

waarmee je een noot of akkoord naadloos kunt laten zakken of stijgen in toon. Dit effect

gebruikt hij voor het eerst op het fusionalbum ‘Überjam’.

3.3 Timing:

Scofields timing lijkt niet meer te evolueren maar is wel gebonden aan de stijl waarin

hij speelt. Het valt op dat hij in deze triobezetting veel ritmischer speelt dan in

bijvoorbeeld het kwartet op ‘What we do’. De solo op ‘It’s written’ bestaat bijna geheel

50 Bevat elementen van http://www.johnscofield.com/bio.html

Page 87: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

87

uit ritmische accenten a.h.v. blockchords. Als we dit vergelijken met de laid-back solo’s

uit de grooveperiode dan kunnen we vaststellen dat hij zijn spel aanpast aan de bezetting

waarmee hij speelt. Scofield leidt dit trio en stuurt het constant verschillende richtingen

uit.

3.4 Ritmische plaatsing lijnen:

Aan het begin van deze solo speelt Sco duidelijk de vorm en laat zich leiden door de

vier-maten-structuur. Zo krijg je als luisteraar een duidelijk beeld van de vorm van het

stuk. Het is pas na een aantal chorussen dat Scofield over de maten heen fraseert. Af en

toe laat hij per 4 maten de middelste 2 open waarna hij de 4de en de 1ste maat aan elkaar

verbindt. Ook de snelle opeenvolging van de akkoorden overbrugt hij d.m.v. lange

lijnen in achtste noten. Naarmate de solo vordert evolueert zijn spel weg van de traditie.

Zijn lijnen worden meer opgebroken, met onverwachte stops en impulsieve uithalen.

Scofield bezit een zodanig groot arsenaal van mogelijkheden dat deze solo enorm

gevarieerd is. Hij wisselt af tussen traditionele lijnen in swingende achtsten tot bluesy

lijnen met ‘bends’, ritmische variaties die de offbeat accentueren, akkoordsolo’s. Hij

houdt de vaart in de toch wel lange solo en slaagt erin om de intensiteit de hele tijd te

bewaren.

3.5 Technieken:

Deze solo is een compilatie van al wat we in voorgaande hoofdstukken besproken

hebben. ‘Rakes’, ‘bendings’, ‘hammer-ons en pull-offs’, drie noten per snaar, octaven,

en vooral ‘string-skipping’ (o.a. maat 81-86). Scofield is steeds op zoek naar speciale

effecten. Een typische effect dat nog maar zeer recent in zijn spel opduikt (ook een

erfenis uit de Überjam-sessie) is het opduwen (‘benden’) van een noot op de laagste

snaar zodanig dat die naast het fretbord terechtkomt met een metalig percussief geluid

tot gevolg.

3.6 Melodische ideeën:

Het is verbluffend hoeveel verschillende benaderingsmogelijkheden Sco hier gebruikt.

Hij speelt waanzinnig hippe lijnen over een schema dat één van het meest traditionele is

dat er bestaat. De eerste zinnen die hij maakt zijn gebaseerd op de laatste maten van het

thema, gevolgd door enkele eenvoudige ideeën die de originele akkoorden respecteren.

Dit principe zijn we gewend van Scofield. Hij speelt eerst melodisch, ritmisch en

Page 88: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

88

harmonisch duidelijke en eenvoudige ideeën om de groep samen te houden en een sfeer

te creëren waardoor het contrast met de latere, meer geavanceerde lijnen groter wordt.

De eerste ‘blue note’ die eruit springt is de lage lab in maat 13. Ook het element ‘ blues’

is weer volop aanwezig, in maat 14-16, 29-30, 69-72 speelt Sco over de akkoorden heen

de bluesscale van Bb. In maat 9-12, 33-34 speelt hij een dalende sequens van kwarten

die in maat 33-37 nog een extra dimensie krijgt door het reharmoniseren van de

akkoorden (elk akkoord wordt een dominant die gealtereerd wordt). De akkoorden van

de bridge worden ook vaak gealtereerd, in maat 21-24 speelt hij een de arpeggio van C6

die op F7 een halve toon wordt verlaagd wat een mooie kleur oplevert. Hij gebruikt de

arpeggio van de subV van F7 maar linkt het met de vorige dominant d.m.v. een

chromatische beweging. De grote septiem wordt af en toe aangeraakt als omspeling en

sterke leidtoon naar de grondnoot van het desbetreffende akkoord (maat 26, 31). Deze

solo bevat nog zeer veel traditionele kenmerken, de beste voorbeelden hiervan vinden

we in maat 43-44, 75-79, 41-43 waar hij Charlie Parker-achtige lijnen neerzet. Scofield

maakt veelvuldig gebruik van de #11 op een dominant (maat 33, 55). In de bridge van

de derde chorus komt zijn inventieve kant naar boven en maakt hij gebruik van de

string-skippingtechniek om de noten van gebroken akkoorden helemaal door elkaar te

gooien. Hij altereert de dominanten en speelt in de onderste regionen van de arpeggio

(waarvan sommige noten geoctaveerd zijn wat een breed en heterogeen effect geeft) de

grondnoot of guidetones, terwijl de hogere regionen de gealtereerde tensies bevatten,

waarna hij de bridge afsluit met de heletoonstoonladder van B die over F7 wordt

gespeeld. Ook de chromatische ideeën zijn aanwezig in deze solo (maat 94-95). Scofield

kent en respecteert de traditie en heeft de kennis en ervaring om het geheel naar zijn

hand te zetten en vakkundig te variëren. Hij wisselt voortdurend af tussen ideeën die de

akkoorden benadrukken en ideeën die de akkoorden vager maken en lijken te

veranderen. Hij is een meester op het gebied van altereren en speelt niet zomaar de

noten van de juiste toonladder maar stopt ze in een motief dat meestal een zaagpatroon

vormt.

3.7 Ritmische ideeën:

Het is waarschijnlijk door de kleine bezetting dat Scofield op dit album veel ritmischer

speelt. Vaak wisselt hij accenten tussen de offbeat en downbeat af, bijvoorbeeld in maat

33-34, 69, 74. De lijnen van achtste noten die hij maakt zijn vloeiend en doen denken

aan de frasering van een saxofoon. In maat 56-59 blijft hij op 1 noot hangen die hij

Page 89: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

89

afwisselend op twee verschillende snaren speelt en een puls van gepunte kwartnoten

geeft. Dit herhaalt hij later in de solo. Tijdens de passage van de opgebroken akkoorden

over de bridge van de derde chorus insinueert Sco een verschuiving van de beat met een

achtste. Verder is de invloed van de bebop zeer groot, er komen vooral lijnen van

achtste noten voor die de harmonie (al of niet gealterneerd) weergeven waarna hij

antwoordt op zichzelf met een bluesy herhalende noot (maat 49-51). Om sommige

passages meer vaart te geven gebruikt hij triolen waarvan enkel de eerste noot is

aangeslagen en de rest is gebonden met de linkerhand d.m.v. ‘hammer-ons’. De solo

eindigt in ritmische blockchords en octaven die een sterke wisselwerking met de drums

uitlokken.

3.8 Dynamiek:

De persoonlijke aanslagdynamiek van de gitaar is hier minder goed te horen dan

bijvoorbeeld op de kwartetopnames. Dit heeft misschien te maken met het feit dat deze

opnames live gemaakt zijn. Op een concert wordt meestal energetischer en luider

gespeeld dan in een studio, waardoor Scofield een beetje van zijn touchee en finesse

verliest. De dynamiek van de groep is echter wel groot. De groepssound verandert

constant, wat een zeer creatieve en organische indruk geeft. De drums geven energie en

stuwen de groep vooruit zonder het geheel te overstemmend. De muziek is transparant,

duidelijk en gemakkelijk te volgen.

3.9 Communicatie:

De communicatie tussen de groepsleden is groot. De harmonische link tussen Swallow

en Scofield is nog steeds frappant. Ze vullen elkaar perfect aan en klinken vooral tijdens

thema’s en de begeleiding van de drumsolo als één instrument. De lyrische ideeën van

Swallow staan in contrast met de bluesy en funky speelwijze van Scofield maar vult

deze tegelijk aan. Swallow zorgt voor een stabiele ondergrond d.m.v. van zijn sterke

timing waarin hij vooral de offbeats accentueert. De drums daarentegen reageren vooral

op de impulsen die Scofield hem toewerpt door simultane accenten de spelen met de

basdrum en cimbalen terwijl hij de stevige en strakke groove nooit laat verslappen. Zo

ontstaat een sterke, stuwende groove waar op elk moment een hoge dosis vaart en

energie in zit. De interactie tussen deze voortreffelijke muzikanten is zeer hoog, dit trio

swingt en stelt muzikaliteit op de eerste plaats.

Page 90: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

90

3.10 Evolutie t.o.v. vorige opnames:

De evolutie t.o.v. het trio-album ‘Shinola’ is enorm. Shinola behandelt een ander type

van repertoire wat de opname een totaal andere sfeer meegeeft. Daarenboven bezit Bill

Stewart een totaal andere groove dan Adam Nussbaum die iets meer flow en power

hanteert. Stewart, die dan weer meer directe links legt met de gitaar, gooit met harde

accenten en kicks. Het spel van Scofield is duidelijker geworden en klinkt eenvoudiger

maar intenser, de sound penetranter onderging een metamorfose van een transparant

crunchy maar toch puur gitaargeluid naar een de vette, bluesy klank.

4 Samenvatting

‘En Route’ bevat bijna elke muziekstijl die Scofield vroeger heeft uitgeprobeerd. De

opname omvat bijna alle verschillende invloeden die Scofield heeft gehad: Blues, funk

en groove, bebop, swingstandards, de grote saxofonisten, de drive van fusion… Dit

alles wordt op hoog niveau en vooral zeer smaakvol versmolten in trio dat aangevoerd

wordt door een energieke en gedreven Scofield die op geen enkel moment lijkt te

twijfelen aan de muziek en die puur vanuit muzikaliteit, soul en zijn hart improviseert.

De muzikanten kennen elkaar door en door en beschikken over de mogelijkheid om de

muziek alle kanten op te laten gaan als het moment zich voordoet.

Page 91: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

91

Page 92: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

92

Page 93: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

93

Page 94: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

94

Page 95: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

95

Page 96: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

96

HOOFDSTUK IV: Besluit

Door heen de jaren is Scofield uitgegroeid tot een muzikale kameleon die alle lacunes

en moeilijkheden van geïmproviseerde muziek heeft overwonnen. Hij voelt zich thuis in

elke muziekstijl, van swing en bebop tot harde fusion en swampy grooves, zowel op

akoestische als elektrische gitaar, met backings van blazers, in trio of met symfonische

orkesten, solo of in duo met andere gitaristen, noem maar op. Hij is meester in het

vermengen van een moderne speelstijl op de jazzgitaar en een bredere kijk op muziek in

het algemeen die een grondige ritmische-melodische-harmonische kennis meedraagt en

diepgeworteld is in de jazztraditie. Als we hier zijn constante zoektocht naar variatie

bijvoegen (zijn opnames staan allemaal in het muzikale verlengde van elkaar) en zijn

interesse in elk type van muziek dat eerlijk is, van het hart komt en tonnen soul en

groove bevat, krijgen we een stem die uniek is in de muziekwereld. Het is fascinerend

hoe Scofield aan het begin van zijn carrière worstelde met zichzelf en de muziek (cf.

Mulligan in Carnegie Hall), en hoe snel hij zich herpakt heeft in de groep van Billy

Cobham die hem recht naar het succes gekatapulteerd heeft. Het is daar dat zijn liefde

voor de binaire groove- en funkmuziek is ontstaan die hij nooit meer kwijtgeraakte.

Scofield over fusion: “And as you know, there's a big audience for this music, which

always makes a difference. I've just been playing all of these college gigs, and rock

clubs in university towns. And kids that want to come out and listen to funky jazz or

whatever you want to call it-my stuff-they listen to it on their own terms; they're

dancing to it, but they're also really listening to what the people are playing and what

the band is saying as a group. In other words, it's not just background music for a prat

party, although they're also into the hedonistic dance-type thing, which is fun to

participate in.”

Zijn repertoire bevat uitsluitend muziek die hij volledig tot de zijne heeft gemaakt. Hier

is een constante slingerbeweging te ontdekten. Scofield maakt afwisselend een paar

albums in de meer klassiekere jazz-stijl, waarna hij toch weer de groove opzoekt en een

nieuwe groep met voornamelijk jonge muzikanten in elkaar bokst. Hier rijst dan bij vele

critici de vraag: ‘Wie is John Scofield?’

Page 97: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

97

Hierop antwoordt hij:

"So yeah, I guess my approach is a little schizophrenic, but I think you can see how it's

all me. I mean, I never felt like I was one of those New York studio-guitar players who

would pick up a folk guitar and play like James Taylor, play some pseudo-blues,

pseudo-jazz and pseudo-everything and make jingles. I couldn't do that-and I'm proud

of the fact that I can't do that. But I do feel like my style of playing crosses over to both

the music on Bump and the music on ‘Works for Me’. That's me: jack-of-all-trades,

master of one. I love those 'when worlds collide' things when they're natural. When

they're natural they're beautiful. But I'm not such a fan of stuff where it's like 'We're

going to add African drums and techno-synth to Ravi Shankar and it'll work because it's

all one world.' Maybe it'll work, who knows-but that's intellectual first. But the fusions

we're talking about were just natural; you know, they were a musical thing and

everybody dug it because it just happened and it worked musically. And that's when real

music happens. Otherwise it's like putting the cart before the horse to try to make that

stuff happen. It happens when it happens. And guys my age are influenced by what we

grew up around, and we couldn't get rid of that if we wanted to.”

Deze uitspraak is ten volle van toepassing op Scofield. De invloed van de bluesmuziek

die hij tijdens zijn jeugdjaren speelde blijkt een constante factor te zijn in zijn spel,

frasering, sound en composities. Ongeacht de stijl waarin Scofield speelt, het

blueselement is altijd aanwezig in elke opname die ik onderzocht. Dit is één van de zijn

hoofdkenmerken van zijn muziek.

Scofield: "What is jazz-rock? It's rock or funk as played by jazz musicians. It's the dif-

ference between Steve Ray Vaughan and me. I mean, I would never call myself a blues

guitarist-not in that sense. And I love blues, and it's a big part of what I've tried to learn;

I mean, it is completely natural for me to play that music on ‘à GoGo’. And I also love

to play straightahead and modern jazz. So I don't know-you figure it out. I'm sure I'm in

some weird hybrid country, but I find that I practice jazz music all the time. Swinging is

really important to me, and playing lines in the jazz tradition is something I've grown up

with and continue to learn, so yeah, I'm a jazz guitarist. And blues, as we know, is

something that's incorporated into jazz music. Some of the rhythm and blues-type music

we like that was incorporated on ‘à GoGo’ is not necessarily P-Funk and it's not James

Brown, although it certainly wouldn't exist without those rhythms and without those

Page 98: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

98

influences, but that music wouldn't happen without bebop. Because believe me, the

majority of what I am playing on ‘à GoGo’ and ‘Bump’ and ‘Works for Me’ does not

derive from B. B. King licks.

Het is zijn interesse in jazzmuziek en gecompliceerde harmonie (die hij ontwikkelde in

Berklee) en massa’s ervaring die hem in staat stelt om de groove van blues en funk te

koppelen aan een muzikale finesse en de diepgaande improvisaties over meer

geavanceerde schema’s en composities.

"I'll make it even simpler: B.B. King, Stevie Ray Vaughan-great, great players, but

they're not jazz musicians. It's just the impact of all of that music and all that history.

And as you start getting into that you try to learn your chords and harmony, and how to

move stuff around. You try to get loose with chromatics: the chromatic masking of the

tonality is a beautiful thing. There was a whole lot of chromatics in bebop and all those

Charlie Parker lines. And all of that chromatic stuff kind of reached a peak in Miles,

who to my mind was the master-the most snakelike chromatic player in the world. You

learn different voicings and how you can voice notes up and down and play clusters and

play large intervals. All of the colours that are available, that are part and parcel of the

jazz vocabulary, they lead you into a different thing than just playing the blues-period.

Not to put that down, I'm just into a different thing, and I'm able to use that other stuff,

because I've been into it all my life. I mean, for me, sometimes when confronted with

the 'Who is John Scofield?' question, I guess I probably like to oversimplify it by saying

that 'I like rock and jazz.' And when I think about it, that's really true. Because Jim Hall

couldn't like rock in the way that we like it, because it wasn't there when he was coming

up. We came up with The Beatles and The Stones and The Byrds and Dylan and Cream

and Hendrix and all the related stuff, and we found out about Chuck Berry retroactively

through them right about the same time. And the folk thing was bringing all of this

ethnic music into play, and of course jazz was there-and it was all mixed up together. I

did see the connection between ‘A Love Supreme’ and trance, stoned-out hippie-rock

and ‘Hendrix at the Fillmore’-there was some sort of connection: the blues, the modal

thing, the rhythms; I could hear it. But at the same time I also got heavily into Charlie

Parker: the romance of his sound and the complexity of his lines. I had learned some

blues scales when I was 14, and I thought I had some soul and that humbled me deeply-

and it still does. So I just went for a bigger scope. As did most people our age."

Page 99: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

99

In zekere zin reiken Scofields grootste invloeden dus terug tot aan de wortels van wij nu

jazz en rhythm & blues noemen: ‘New Orleans’.

"I mean, there it is! The most swinging funk and the funkiest jazz. Yeah, it's all related,

it's all related. You know what happened, man, I had a revelation when I went to New

Orleans around 1979, '8o. I always loved jazz with that New Orleans feeling, Vernell

Fournier playing those rhythms in the context of Ahmad Jamal's music-man! I feel like,

in a way, my work, my calling, is to play some sort of jazz-funk and make it good.”

Scofields sound en concept rond improviseren zijn nooit gestopt met evolueren terwijl

hij steeds meer en meer technieken ontdekte op de gitaar. Een andere kwaliteit is zijn

vermogen om met moeilijke harmonieën inventief om te gaan en de conventies te

respecteren maar ook aan diggelen te slaan, zonder artificieel te klinken. Dit heeft hij

voor een stuk te danken aan zijn vloeiende maar gebeten frasering en sterke

rechterhandtechniek.

Scofield: "I've really worked hard on that. As you know, I'm a real sax, trumpet, piano

fan, and I probably listen to those instruments as much if not more than I listen to jazz

guitar, although don't get me wrong, I love Jim and Wes Montgomery, Bill Frisell and

Pat Metheny and George Benson-all the great cats. You know, like Metheny and Frisell

and John Abercrombie, we came up with blues and rock and whatever, so we utilized

hammer-ons and pull-offs a lot, which is more like Jim Hall as opposed to picking every

note, like a Pat Martino. So it allows you to get a more fluid sound, and I thought about

left hand fingerings a lot, and slurring and trying to get a more legato thing and a more

fluid sound. I always think of having a jazz style of playing as being a little bit like a

magician. You try and maybe not let on to your weaknesses, and simply present music.

People talk about how this guy has an unlimited amount of ideas, or this guy has so

much of this or that-you develop your strengths.

And because it's jazz, everybody plays to each other's strengths and not to their

weaknesses. There's so much in the hands that has nothing to do with speed. And that's

something that a lot of people don't think about. You might hold up some chops demon

as a paradigm of technique, right, but he doesn't elicit the kind of beauty from the

instrument that a Jim Hall or a Bill Frisell are capable of. It's impossible to do what Bill

does. You try doing that. Now that's a technique. Bill finds stuff on the guitar, especially

with open strings, and his sound, and just the beauty of his touch-1 think that's a guy

Page 100: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

100

who could play through any amp and sound good. And this to me is technique, too.

Technique is not just alternate picking really fast on the guitar. Technique is a lot of

other things-like getting a sound."51

Het was in zijn jonge jaren dat hij streefde naar de techniek die een perfecte beheersing

van snelle lijnen toeliet. Wanneer hij dit gevonden heeft (hoofdzakelijk bij Miles) is het

opvallend dat hij nooit vervalt in ellenlange chorussen van snelle noten, maar snelheid

net gebruikt als een middel om zich beter te kunnen uitdrukken en nooit als doel.

Dit gedachtegoed is dan ook constant vertegenwoordigd in Sco’s muziek: eenvoud en

schoonheid. Hij streeft naar naast de gebeten bluesy feel eveneens naar het lyrische en

de eenvoudige melodie. Scofield heeft volgens mij nooit muziek gecomponeerd die

onmogelijk was om na te zingen. Eenvoud is een van de grote krachten geworden achter

zijn muziek.

Hij combineert dit alles met een aspect van zijn spel dat hem misschien nog het meest

kenmerkt: zijn ongelooflijke timing. Op de opnames met Mulligan komt dit al duidelijk

naar voren ondanks al de twijfels die hij uitstraalt. Deze diepe laid-back timing was toen

al aanwezig en is geëvolueerd naar een stabiele, diepe timing die hij op een bijzonder

smaakvolle manier gebruikt.

Scofield heeft nooit de eigenheid verloren die aan het begin van zijn carrière al

aanwezig was. Zijn spel was toen al duidelijk herkenbaar en wanneer we vergelijken

met zijn huidige opnames (dertig jaar later) herkennen we duidelijke aspecten die

gegroeid en veranderd zijn, maar nooit volledig zijn weggegaan. Het is alsof de basis

van zijn huidige gitaarspel in de vroegste jaren van zijn gitaarstudie is ontstaan, waarna

ze is uitgebouwd in duizend verschillende richtingen. Elke richting bevat nog steeds die

basis.

Op ritmisch vlak is hij steeds verfijnder en verfijnder geworden, al denk ik dat hij met

dit aspect het meest bezig was tijdens de kwartetperiode met Joe Lovano. De solo’s die

hij op deze opnames speelt bezitten een zekere ritmische finesse en zijn zo natuurlijk dat

51 Alle citaten uit het besluit komen uit Jazztimes Maart 2001 p 36-41

Page 101: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

101

ze recht uit het hart lijken te komen. De ervaring stelt hem in staat om in een groep

direct te reageren op alles wat er rond om hem gebeurt. Het beste voorbeeld is het trio

met Swallow en Stewart dat als een groot dynamisch schilderij is dat constant van vorm

en kleur verandert.

Scofield is als gitarist en componist steeds trouw gebleven aan zijn grootste invloeden:

Jazz (meer bepaald bebop), Blues en Fusion/Funk. Hij ondergaat deze invloeden en

wendt ze op een organische en creatieve manier aan. Hij verweeft ze in zijn spel dat

schommelt tussen traditie en vernieuwing, swing en straight, rock en jazz.

Zijn improvisatorisch vermogen is heden te dage zo rijk en gedifferentieerd dat het een

pure lust voor het oor is.

Page 102: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

102

Literatuurlijst

Down Beat September 1982

Down Beat April 1992

Down Beat Oktober 1996

Jazztimes Maart 2001

Jazzmagazine Maart 1985

Jazzmagazine September1993

TINGEN, Paul, Miles Beyond, Billboard books 2001

Hoestekst van de verzamelbox ‘the complete Miles Davis at Montreux’ 1973- 1991

door Nick Liebmann

KERNFELD, Barry, The �ew Grove Dictionary of Jazz, St. Martin's Press; Reprint

edition (October 1, 1994)

http://www.ujm05.org/index.php?act=artist&artistID=26

http://www.essentialguitarist.com/interviews/Scofield_interview.html

http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm

http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=17480

http://www.thelastmiles.com/albums_starpeople.php

http://www.livedaily.com/interviews/liveDaily_Interview_Guitarist_John_Scofield-

2738.html?t=6

http://www.digitalinterviews.com/digitalinterviews/views/scofield.shtml

http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm

http://www.geocities.com/scoguitar/scoin5.htm

http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=17240

http://www.fretplay.com/review/s/scofield_john/discography.shtml

http://www.geocities.com/scoguitar/scoin5.htm

http://www.allaboutjazz.com/iviews/jscofield2002_1.htm

http://www.munkio.com/words/john_scofield1.html

http://www.allaboutjazz.com/php/article.php?id=87

Page 103: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

103

http://www.guitarplayer.com/story.asp?sectioncode=4&storycode=11225

http://www.billycobham.com/biography.html

http://www.fretplay.com/review/s/scofield_john/discography-CD-B000005C6Y-

Shinola.shtml)

http://www.guitarspecialist.com/scofield.htm

www.janrensen.nl/MMW.htm

www.johnscofield.com/bio.html

Page 104: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

104

Discografie

John Scofield: That's What I Say - John Scofield Plays the Music of Ray Charles 6.7.05

Verve

John Ellis: One Foot In the Swamp 2.11.05 Sin-Drome Records

John Scofield Trio: LIVE EnRoute 5.11.04 Verve

Mark-Anthony Turnage: Scorched 1.13.04 DG Deutsche Grammophon

John Scofield Band Up All Night 5.2.03 Verve

Roy Haynes: Love Letters 4.15.03 Columbia

ScoLoHoFo: OH! 1.28.03 Blue Note

Lettuce Outta Here: 7.16.02 Velour Recordings

John Scofield: Uberjam 1.29.02 Verve

Jazzpar Combo 1999: Jazzpar Combo 1999 8.21.01 Stunt

John Scofield Works For Me 1.30.01 Verve

Jon Gordon Possibilities 8.22.00 Double-Time

Tommy Smith Blue Smith 4.1.00 Linn

John Scofield Bump 4.11.00 Verve/314 543 430-2

Joe Henderson Quiet Now: Lovesome Thing 2.23.99 Verve

John Patitucci Now 8.4.98 Concord Jazz

John Scofield A Go Go 4.7.98 Verve/314 539 979-2

Marc-Anthony Turnage Blood on the floor 4.1.98 Decca/455 292-2

Makoto Ozone Trio Makoto Ozone Trio 97? Verve

Various Artists After Hours with Verve 97? Verve/769748005-2

Gary Burton & Friends Departure 9.1.96 Concord records/CCD-4749- 2

John Scofield Quiet 9.24.96 Verve/314 533 185

Herbie Hancock The New Standard 96 Verve/527715-2

Various Artists World Christmas 96 Metro Blue/36928 4 2

Gerry Mulligan Dragonfly 5.1.95 Telarc/83377-2

Ron Holloway Struttin' 6.30.95 Milestone/MCD 9238- 2

Teodross Avery My Generation 10.95 Impulse!/Impd- 181

Various Artists Chartbusters Vol. 1 1.3.95 NYC/NYC 6017 2

John Scofield Groove Elation 95 Blue Note/CDP724383280124

Lenny White Present Tense 95 HipBop/8004-2

Mose Allison The Earth Wants You 6.14.94 Blue Note/CDP724382764021

Page 105: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

105

John Scofield/Pat Metheny Summertime 7.94 Bugsy Records/032 (2CD)

Ray Drummond Continuum 8.2.94 Arabesque/AJ0111

Toots Thielmans East Coast,West Coast 94 Private Music/01005-82120- 2

Motohiko Hino It's There 3.93 Enja/CD8030-2

John Scofield I Can See Your House From Here 4.5.94 Blue Note/CDP724382776529

Lee Konitz Rhapsody II 6.93 Evidence/ECD 22159-2

John Scofield Hand Jive 8.9.94 Blue Note/CDP 7243 8 27327-2

Jimmy Haslip A R C 93 GRP/GRD-9726

David Friesen Two for the Show 93 ITM Pacific/ITM 970079

John Scofield What We Do 2.9.93 Blue Note/CDP077779958627

Jack DeJohnette Music for the Fifth World 2.23.93 Blue Note/CDP799089- 2

Joe Henderson So near, So far 10.92 Verve/517674-2

Gary Burton Six Pack 1.92 GRP/GRD-9685

Steve Swallow Swallow 1.91 XTRAWATT/6/78118-23206- 2

Peter Erskine Sweet Soul 3.91 Novus/63140-2

Vince Mendoza Instructions Inside 3.91 Manhattan/CDP 7 96545 2

John Scofield Grace Under pressure 12.91 Blue Note/CDP798167- 2

Knut Riisnaes, Jon Christensen (Self-titled) 10.91 ODIN/NJ4040-2

Lars Danielsson Fresh Enough 1.91 L+R Records/CDLR45051/Getting Even

Dennis Chambers Getting Even 91 Glass House/Pioneer/pkj- 1002

George Gruntz Blues n' Dues Etc 91 Enja/6072-2

John Scofield Quartet Plays Live 91 Jazz Door/JD 1249

Eero Koivistoinen Altered Things 91 Timeless/SJP 367

Bob Belden Ensemble Straight to my heart 8.90 Blue Note/CDP795137- 2

Jim Hall Jim Hall & Friends @ Town Hall vol.2 6.90 Musicmasters/65066-2

Various Artists Yule Struttin' 6.90 Blue Note/CDP 7 94857- 2

Manhattan Jazz Quintet Manhattan Blues 2.90 Compose/Sweet Basil/7301- 2

John Scofield Meant To Be 12.90 Blue Note/CDP79554792

Bill Cosby & Friends Where You Lay Your Head 90 Verve/841930

Harvey Swartz In a Different Light 90 Blue Moon/R2 79153

John Patitucci Sketchbook 90 GRP/GRD 9617

Jim McNeely East Coast Blow Out 9.89 Lipstick/Lip 89007 2

Various Artists Rhythmstick 6.89 CTI Records/1006- 2

Gary Thomas By Any Means Necessary 5.89 JMT/834-432-2

Page 106: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

106

Richie Bierach Some Other Time 4.89 Triloka/180-2

John Scofield Time On My Hands 11.89 Blue Note/CDP7928942

McCoy Tyner Things Ain't What They Used To Be 11.89 Blue Note/CDP 7 93598 2

Vince Mendoza Start Here 11.89 World Pacific/CDP 7094592 2

u Real Life Story 89 Verve Forecast/837 697 2

Teramasa Hino Bluestruck 89 Blue Note/CDP7936712

Niels Lan Doky Daybreak 9.88 Storyville/stcd 4160

Tommy Smith Step by Step 9.88 Blue Note/CDP791930- 2

Albert Mangelsdorf Munster Jazz Fes 6.88 Tutu/CD 888 110

Franco Ambrosetti Movies, too 3.88 Enja/5035-16

Ray Anderson Blues Bred in the Bone 3.27.88 Enja/5081-2

John Scofield Flat Out 12.88 Grammavision/R2- 79400

Tom Harrell Stories 1.88 Comtemporary/CCD-14043- 2

Gary Burton Times Like These 88 GRP/GRD-9569

The Mike Gibb Orchestra Big Music 88 Virgin Records/CDVE 27

John Scofield Pick Hits Live 87 Grammavision/VACK 2503/4

Bennie Wallace Bordertown 6.87 Blue Note/CDP 7 480142

Marc C Johnson Second Sight 3.87 EMC/1351833038- 2

Bennie Wallace Art of The Saxphone 2.87 Denon/33CY-1648

John Scofield Loud Jazz 12.87 Grammavision/R2- 79402

J. Uotila Avenida 87 Stunt Records/STUCD 18807

Miles Davis Siesta (Motion Picture Soundtrack) 87 Warner Bros./7599-25655-2

Ron McClure Home Base 87 ODE SODE/160 (LP?)

Robert Gatto Ask 7.87 Gala/gllp91015

Various Artists All Strings Attached 87 Verve/841-291-2

John Scofield Blue Matter 9.86 Grammavision/18 8702- 2

Orchestra National Du Jazz '86 86 Label Bleu/6503

John Scofield Still Warm 6.85 Enja/R2-79401

Marc C Johnson Bass Desires 5.85 EMC/1299 827743 2

George Adams/Don Pullen Live @ Montmarte 4.85 Timeless/SJP219

Paul Bley Group Hot 3.85 SoulNote/sn 1140 CD

Bennie Wallace Twilight Time 85 Blue Note/85107

Miles Davis You're Under Arrest 85 Columbia/468703- 2

George Adams More Sightings 9.84 Enja/4048-2

Page 107: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

107

John Scofield Electric Outlet 5.84 Grammavision/79404

Bennie Wallace Sweeping Through the City 3.84 Enja/R2 79664

Miles Davis Decoy 6.83 Sony Music?

Niels Lan Doky Dreams 10.83 Milestones/9178- 2

Eero Koivistoinen Picture in Three Colours 83 Core Records/Line COCD900515

Miles Davis Star People 83 Columbia/CB 25395

John Abercrombie Solar 5.82,12.83 Quicksilver/Connoisseur Co (UK)

Peter Warren Solidarity 82 JAPO/600034

John Scofield Shinola 12.81 Enja/4004-2

John Scofield Out Like a Light 12.81 Enja/4038

Bill Goodwin Solar Energy 81 Omnisound Jazz/1029 (LP)

Bob Moses Visit with the Great Spirit 81 Grammavision?

Mack Goldsbury Anthropo-Logic 81 Muse/5194(LP)

John Scofield Bar Talk 8.80 Novus/3022-2

Dave Liebman If They Only Knew 7.80 Timeless/Sjp 151

Ron McClure Descendants 7.80 Ken/Ken-007

Dave Liebman Doin' it again 9.79 Timeless/CDSJP 140

Niels-Henning Oersted Pedersen Dancing On The Tables 7.79,8.78 Steeple

Jim McNeely The Plot Thickens 6.79 Muse/MCD 5378

Hal Galper Ivory Forest 11.79 Enja/Enj-3053 2

John Scofield Who's Who 79 RCA/Novus/3071-2- N

John Scofield Rough House 11.78 Enja/R2-79657

Miroslav Vitous Guardian Angels 11.78 Storyville?

Lary Coryell Tributaries 78 RCANovus/3072-N

Billy Cobham Inner Conflicts 78 Atlantic/SD19174

John Scofield (Self-titled) 8.78 Storyville/STCD- 5002

John Scofield First 8.78 Venus/TKCZ- 79027

Jay McShann Last of The Blue Devils 6.77 Atlantic/SD8800

Chet Baker The Best Thing for You 5.77 A& M/397050-2

Chet Baker You Can't Go Home Again 5.77 A& M/396997-2

Charles Mingus 3 Or 4 Shades of Blues 3.77 Atlantic/81403- 2

John Scofield Live 11.77 Enja/3013-2

Teramasa Hino May Dance 77 (maybe on LP in Japan?)

Billy Cobham/George Duke Band Live in Europe 76 Atlantic/SD18194

Page 108: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

108

Billy Cobham Life and times 76 Atlantic/SD18166

Billy Cobham A Funky Thide of Sings 75 Atlantic/SD18149

Jim Pepper Comin' And Goin' 11.74 Antilles

Gerry Mulligan & Chet Baker Live @ Carnegie Hall 11.74 CB/zk 40689

Jay McShann Big Apple Bash (?) New World/358

John Scofield Slo Sco - Best of the Ballads ? Grammavision/R2- 79430

John Scofield Liquid Fire (Best of JS) ? Grammavision/GCD 79501

Page 109: John Scofield - vibeserver.netvibeserver.net/scripties/john scofield.pdf · associatie k.u. leuven hogeschool voor wetenschap en kunst departement muziek, podiumkunsten en onderwijs

109