Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische...

107
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01105714) (De Schepper Dennis) Academiejaar 2014-2015 Promotor(s) : Commissarissen : Prof. Dr. Tom Vander Beken Dr. Jelle Janssens

Transcript of Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische...

Page 1: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

FACULTEIT

RECHTSGELEERDHEID

Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (01105714) (De Schepper Dennis)

Academiejaar 2014-2015 Promotor(s) : Commissarissen : Prof. Dr. Tom Vander Beken Dr. Jelle Janssens

Page 2: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

Trefwoorden

Jihadisme

Syriëganger(s)

Syriëstrijder(s)

Preventief beleid

Page 3: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

Verklaring inzake toegankelijkheid van de

masterproef criminologische wetenschappen

Ondergetekende,

De Schepper Dennis (01105714)

geeft hierbij aan derden,

zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen

of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,

[de toelating]

om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien

beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard

slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron

vermelden.

Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin

de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden

onmiddellijk na het titelblad.

Datum: 17/08/2015

Handtekening: De Schepper Dennis

Page 4: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

4

Woord Vooraf

Het schrijven van deze masterproef was niet gelukt zonder de hulp van verschillende

mensen. Via deze weg wil ik hen bedanken. In eerste instantie wil ik mijn promotors Dr.

Jelle Janssens en Prof. Dr. Tom Vander Beken bedanken voor de uitstekende begeleiding

en goede raad. Vervolgens gaat mijn dank uit naar alle personen die mij te woord hebben

gestaan in de onderzoeksfase van deze scriptie. Tot slot wens ik Christel Van Esbroeck te

bedanken voor het naleeswerk en Greg Plitt voor de motivatie.

Page 5: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

5

Inhoudstafel

THEORETISCH LUIK

Woord Vooraf ..................................................................................................................... 4

Inhoudstafel ........................................................................................................................ 5

Hoofdstuk 1. Jihadisme, dé dreiging van de 21st eeuw? .............................................. 10

1.1 Inleiding ............................................................................................................ 10

1.2 Inleidende situering van het onderwerp ............................................................ 11

1.3 Criminologische relevantie ............................................................................... 13

1.4 Probleem en doelstelling ................................................................................... 13

1.5 Methodologie .................................................................................................... 15

1.6 Beperkingen van de masterproef en het onderzoek .......................................... 16

1.7 De nauwkeurige omschrijving van kernbegrippen in de masterproef .............. 17

1.7.1 Jihadisme en jihadstrijders .......................................................................... 17

1.7.2 Jihad ............................................................................................................ 18

1.7.3 Nieuwe jihad ............................................................................................... 19

1.7.4 Salafisme en wahabisme ............................................................................. 20

1.8 Internationaal cijfermatig inzicht in de problematiek ....................................... 22

1.8.1 West-Europa ............................................................................................... 22

1.8.2 Rest van de wereld ...................................................................................... 23

1.8.3 Dieper cijfermatig inzicht ........................................................................... 25

1.8.4 Hoe bekomt men de cijfers? ....................................................................... 26

1.9 Internet en (sociale) media als katalysator van de globale jihadstrijd .............. 26

1.10 Wie zijn de zogenaamde (buitenlandse) Syriëgangers? ................................... 28

1.10.1 Wat zijn hun beweegredenen om te vertrekken? ........................................ 29

1.10.2 Hoe worden deze grote aantallen verklaard? .............................................. 30

1.11 Het fenomeen van de lone wolves .................................................................... 30

Page 6: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

6

1.11.1 Loner ........................................................................................................... 32

1.11.2 Lone wolf .................................................................................................... 32

1.11.3 Lone wolf pack ........................................................................................... 33

1.11.4 Lone attacker .............................................................................................. 33

1.11.5 Contraterrorisme ......................................................................................... 34

1.12 Een jihadistische groepering nader bekeken – Al Qaida .................................. 34

Hoofdstuk 2. Radicalisering is een proces, dat zich ontwikkelt langs diverse paden ... 36

2.1 Inleiding ............................................................................................................ 36

2.2 De verschillende stadia van het radicaliseringsproces ...................................... 37

2.2.1 Polarisatie en radicalisme ........................................................................... 38

2.2.2 Extremisme ................................................................................................. 39

2.2.3 Terrorisme ................................................................................................... 39

2.3 De theoretische bril waarmee men kan kijken naar moslimradicalisering en

jihadisme ....................................................................................................................... 39

2.4 Theorieën op basis van de subjectieve rechtvaardigingsgronden ..................... 40

2.4.1 De rationele keuze theorie .......................................................................... 40

2.4.2 De frustratie-agressie hypothese ................................................................. 41

2.4.3 Relatieve deprivatie theorie ........................................................................ 41

2.4.4 Onderdrukkingstheorie ............................................................................... 42

2.5 Psychologiserende theorieën ............................................................................ 42

2.5.1 Novelty-seeking theory ............................................................................... 42

2.5.2 Psychopathologische theorie ...................................................................... 42

2.5.3 Identiteitstheorie ......................................................................................... 42

2.6 De theorieën die betrekking hebben op de contextuele omstandigheden ......... 43

2.6.1 Sociale leertheorie ...................................................................................... 43

2.6.2 Differentiële associatietheorie .................................................................... 43

2.7 Modellen toepasselijk op het jihadisme ............................................................ 43

Page 7: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

7

2.7.1 Piramide van McCauley en Moskalenko .................................................... 44

2.7.2 De trap van Moghaddam ............................................................................ 44

2.7.3 Symbolisch bekrachtigingsmodel van Juergensmeyer ............................... 45

2.7.4 Het model van Wiktorowicz ....................................................................... 46

2.7.5 Sageman’s viertandmodel ........................................................................... 47

2.8 Slot .................................................................................................................... 47

METHODOLOGISCH LUIK

Hoofdstuk 3. Een beleidsmatige internationale aanpak ................................................ 48

3.1 Amerika ............................................................................................................ 48

3.1.1 Een 4-ledige beleidsmatige aanpak ............................................................ 49

3.1.1.1 Politioneel ............................................................................................ 49

3.1.1.2 Inlichtingen- en veiligheidsdiensten .................................................... 50

3.1.1.3 Militair ................................................................................................. 50

3.1.1.4 Financieel ............................................................................................ 51

3.1.2 Geen zwart-wit verhaal ............................................................................... 51

3.1.3 Preventie, een complex verhaal van het grootste belang ............................ 51

3.1.4 Elk beleid houdt uitdagingen en risico’s in ................................................ 53

3.1.5 Best practice(s) ........................................................................................... 54

3.1.5.1 Jailhouse Jihadism ............................................................................... 54

3.1.5.2 Al Capone approach & agent provocateur(s) ...................................... 55

3.1.6 Andere maatregelen .................................................................................... 56

3.1.7 Slot en besluit ............................................................................................. 56

3.2 Nederland .......................................................................................................... 57

3.2.1 Lokale preventie als de sleutel tot succes ................................................... 58

3.2.2 Eigenlijke preventieve initiatieven in Nederland ....................................... 58

3.2.2.1 Integratie .............................................................................................. 59

Page 8: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

8

3.2.2.2 De opvoedende rol van de ouders ....................................................... 62

3.2.2.3 Varia van preventieve projecten .......................................................... 63

3.2.3 Het vermijden van terreur ........................................................................... 64

3.2.4 De hedendaagse evolutie ............................................................................ 66

3.2.5 Slot en besluit ............................................................................................. 68

3.3 Denemarken ...................................................................................................... 69

3.3.1 Maximale inclusie via preventie om de bovenhand te krijgen ................... 70

3.3.2 Het Aarhus model ....................................................................................... 73

3.3.3 Slot en besluit ............................................................................................. 76

Hoofdstuk 4. De Belgische aanpak ............................................................................... 77

4.1 Inleiding ............................................................................................................ 77

4.2 Beeldvorming ................................................................................................... 78

4.3 Preventie als hoeksteen van een adequaat beleid ............................................. 78

4.3.1 Internationale samenwerking ...................................................................... 79

4.3.2 De nationale persoonlijke toets .................................................................. 79

4.3.3 De visie op het gedecentraliseerde niveau .................................................. 80

4.3.4 Coherentie over de niveaus heen ................................................................ 81

4.3.5 De initiatieven en projecten ........................................................................ 81

4.3.5.1 De School ............................................................................................ 82

4.3.5.2 De ouders & familie ............................................................................ 83

4.3.5.3 Vorming aan alle relevante actoren ..................................................... 84

4.3.5.4 Kennisvergaring .................................................................................. 85

4.3.6 Andere projecten ......................................................................................... 86

4.3.6.1 Bounce ................................................................................................. 86

4.3.6.2 Trajecten rond zingeving en religie ..................................................... 87

4.3.6.3 Wibaut methode .................................................................................. 87

4.3.6.4 De stijging van het thuisonderwijs ...................................................... 87

Page 9: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

9

4.4 Een recente ommekeer in het detentiebeleid .................................................... 87

4.5 Repressie en nazorg .......................................................................................... 88

4.6 Slot & Besluit ................................................................................................... 88

Hoofdstuk 5. Naar een geïntegreerde en integrale Belgische aanpak ........................... 88

5.1 Inleiding ............................................................................................................ 88

5.2 Wat doen we goed en wat kunnen andere landen daaruit leren? ...................... 89

5.3 Wat loopt er mank en/ of kunnen we verbeteren door te kijken naar andere

landen.. .......................................................................................................................... 91

Conclusie en aanbevelingen ............................................................................................. 92

Aanbeveling 1: Het rehabiliterend Aarhus model als nazorg ................................... 94

Aanbeveling 2: Nieuwe repressief-strafrechtelijke insteek ...................................... 95

Aanbeveling 3: De beeldvorming in de media gebaseerd op uitspraken van politici

en beleidsmakers – Syriëstrijder vs Syriëganger ...................................................... 97

Aanbeveling 4: Blijven op punt zetten van projecten ............................................... 98

Aanbeveling 5: Islam (geloof) als onderschatte factor ............................................. 98

Bibliografie ..................................................................................................................... 102

Page 10: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

10

Deel 1: Het theoretische luik

Hoofdstuk 1. Jihadisme, dé dreiging van de 21st eeuw?

1.1 Inleiding

Waarom kent België de grootste populatie Syriëgangers van alle landen? Zijn de

vertrekkers effectief vertrokken om de gewapende jihad te beleven? Hoe kunnen we

adequaat reageren op de dreiging van het jihadisme in de 21st eeuw? Hoe reageren we op

Syriëstrijders die terugkeren? Deze en andere vragen rijzen wanneer er wordt nagedacht

over de problematiek van het jihadisme en de salafistisch, jihadistisch georiënteerde

aanhangers. Deze masterproef tracht in vijf hoofdstukken dieper in te gaan op de

complexiteit van het fenomeen en de daarbij horende problemen. De eerste twee

hoofdstukken worden ingedeeld in het theoretische luik van de scriptie. Vanaf het derde

hoofdstuk tot en met het vijfde hoofdstuk begeven we ons in het methodologisch luik.

In het eerste hoofdstuk situeren we eerst het probleem in de tijdsruimtelijke dimensie.

Dan wordt dieper ingegaan op de criminologische relevantie en de probleem- en

doelstelling. Daarna wordt de methodologie besproken en ook de beperkingen van de

masterproef worden blootgelegd. Vervolgens beschrijven we de kernbegrippen die

relevant zijn voor de scriptie. Verder in hoofdstuk één wordt een cijfermatig overzicht

gegeven en zien we hoe het internet fungeert als drijfveer. Tevens wordt een profiel van

de Syriëganger opgemaakt en komt het fenomeen van de lone wolf aan bod. Tot slot

wordt ter illustratie een terroristische groepering nader besproken.

Ook hoofdstuk twee is theoretisch van aard. In dit hoofdstuk wordt het

radicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces is nodig om de

thematiek ten volle te begrijpen. Daarom wordt elke fase op het continuüm behandelt.

Ook de oorzaken en de gevolgen van een radicaliseringsproces nemen we door.

Vervolgens wordt een groot scala relevante theorieën doorgenomen. Hierbij wordt geen

exhaustiviteit nagestreefd. Tot slot worden enkele toepasselijke modellen doorgelicht.

Vanaf hoofdstuk drie bevinden we ons in het methodologisch luik. In hoofdstuk drie

wordt de beleidsmatige aanpak van diverse landen geanalyseerd. Dit gebeurt door een

literatuurstudie op alle relevante beleidsdocumenten van die landen. Eerst wordt

Page 11: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

11

Amerika besproken. Vervolgens zien we Nederland. Tot slot wordt Denemarken aan de

analyse onderworpen.

In hoofdstuk vier wordt het Belgische beleid onder de loep genomen. De informatie die

in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd werd verworven uit interviews met experten. De

nadruk ligt op de preventieve zijde van het beleid. De preventie wordt in deze

masterproef zeer ruim geïnterpreteerd. Hierbij wordt terreur vermijden bij terugkomst

van Syriëstrijders ook gezien als preventie. Waar nodig werd de informatie aangevuld

met passende informatie uit het Vlaams actieplan.

Hoofdstuk vijf handelt over het streven naar een verbeterd geïntegreerd en integraal

beleid. Hierbij bieden we inzicht in wat ons land goed doet inzake het probleem. Ook

wat andere landen van ons daarbij kunnen leren staat centraal. Daartegenover bieden we

een overzicht van wat wij kunnen leren van andere landen.

In de conclusie worden aanbevelingen ontworpen. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op

lacunes die we ervaren in het huidige beleid. Deze aanbevelingen hebben als doel het

beleid mogelijks te versterken of minstens een alternatieve zienswijze aan te rijken.

Daarbij wordt in de conclusie kritisch gereflecteerd.

1.2 Inleidende situering van het onderwerp

Sinds maart 2011 was de wereld in de ban van de protesten die in het kader van de

Arabische lente ook plaatsvonden in Syrië. Op 17 maart 2011 demonstreerden honderden

burgers in verschillende steden van Syrië. Toen enkele dagen later ook protest uitbrak in

de hoofdstad Damascus ging president Bashar al-Assad over tot gewelddadige actie. Dit

agressief antwoord van Assad luidde het officiële begin van de Syrische burgeroorlog in.

Gedurende 2011, 2012 en 2013 werd er hard gevochten en vielen er volgens de

Verenigde Naties meer dan 120 000 doden in het conflict. Tot op de dag van vandaag

woedden de gevechten nog hevig. In deze burgeroorlog heb je enerzijds het Syrische

leger, hun wapenarsenaal gaat van bommen tot chemische wapens en anderzijds de

rebellengroeperingen. Tussenin bevinden zich de burgers. Sedert 2014 kreeg dit conflict

een nieuwe dimensie. De extremistische terreurbeweging Islamitische Staat ook ISIS of

IS genoemd veroverde grote delen land in het noorden van Syrië en Irak. Gedurende

2014 en 2015 bleef de rebellengroepering terrein winnen. En maakte hiermee een

demografisch standpunt. Deze acties zijn er ultiem op gericht een islamitische staat op te

richten en daarbij het kalifaat in te voeren. Daarbij streven ze naar de sharia als

Page 12: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

12

heersende wetgeving. Sinds de plotse “successen” die de terreurgroep maakt reizen meer

mensen af naar Syrië met het oogmerk om te strijden als Syriëstrijder of humanitaire en

logistieke hulp te bieden. Hun hevige opkomst en vastberadenheid heeft er voor gezorgd

dat veel jongeren uit Europa en elders in de wereld aansluiting zoeken bij deze of andere

jihadistisch georiënteerde terreurgroepen. Hierdoor ontstaat er bij een eventuele

terugkomst van deze jongeren mogelijks een terroristische dreiging (Europa Nu, n.d.).

Om net deze dreiging het hoofd te bieden ziet men in verschillende takken van de sociale

wetenschappen zoals de criminologie een sterke nood aan nieuw of verbeterd onderzoek

omtrent moslimradicalisering. Hierbij wordt onderzocht of angst voor terroristische

aanslagen reëel is en vervolgens hoe men de verschillende fasen van het

radicaliseringsproces kan bestrijden of verhelpen met preventie, repressie en nazorg. En

binnen welk wettelijk kader er kan gewerkt worden.

Omdat er dus gedurende de laatste jaren telkens meer jongeren van over heel de wereld

zich vervoegen in de gewapende strijd, beter bekend als jihad, dringt een consistente,

integrale, beleidsmatige en internationale aanpak zich op. Ook België kampt met het

probleem van afreizende jihadstrijders en trekt aan de alarmbel. Uit diverse bronnen

blijkt dat ons land niet exact weet hoeveel personen van Belgische origine reeds zijn

vertrokken naar Syrië. Maar door internationale samenwerking tussen de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten heeft België toch een idee in de buurt van het exacte aantal. In een

mondelinge vraag, in februari van dit jaar gesteld aan minister Milquet, J. in de

Belgische senaat blijkt dat er momenteel 150 personen met een Belgische nationaliteit

verblijven in Syrië en mogelijks banden hebben met een rebellengroepering. In diezelfde

namiddagvergadering zegt Milquet dat er sedert het begin van het conflict om en bij de

200 mensen zijn afgereisd en dat er al 20 Belgen het leven lieten (Belgische Senaat,

2014). Uit de meest recente cijfers verzameld door een non-profit organisatie van

oktober 2014 komt een ander beeld naar voor. Deze bron stelt dat er reeds in totaal 400

Belgen zouden vertrokken zijn (Non-Profit DATA, 2014). Uit interviews met experten

blijkt dat er wellicht meer dan 400 personen al zijn afgereisd (R4, persoonlijke

communicatie, 19 juni 2015).

Bij deze cijfers moet vermeld worden dat niet elke persoon die afreist naar Syrië dit doet

met het doel de kleine jihad te voeren. Zo is er weet van individuen wiens vertrek eerder

kadert in het zoeken naar avontuur (sensation-seeking hypothesis) (Somers, De Wever,

Bonte, Cremers, 2013).

Page 13: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

13

Een correct beleid dringt zich duidelijk op! En met het oog op het creëren van zo een

beleid stelden diverse burgemeesters die het hardst getroffen werden door afreizende

landgenoten naar Syrië of Irak in 2013 een handreiking op. Met behulp van diverse

actoren willen ze de stap zetten naar een werkend deradicaliseringsbeleid. Enerzijds

dient er een proactief en preventief luik in vervat te zitten in, anderzijds wenst men in te

zetten op repressie en curatie (Somers, De Wever, Bonte, Cremers, 2013).

1.3 Criminologische relevantie

Enerzijds hoeft het geen uitvoerig betoog dat de mogelijke maatschappij-ontwrichtende

repercussies met betrekking tot deze problematiek reëel zijn. Anderzijds is het zo dat

door de uitvoerige, sensationele, negatieve beeldvorming van sociale media alsook van

de toonaangevende journalistieke kanalen er een valse realiteit wordt gecreëerd.

Bovenstaande argumenten maken het duidelijk dat er nood is aan adequaat

wetenschappelijk onderzoek vanuit verschillende wetenschappelijke stromingen.

Daarbij kan aangegeven worden dat bij politie en parket vaak sterk repressieve

procedures voor handen zijn met betrekking tot de ondervraging van terugkerende

Syriëstrijders. Terwijl het vaak niet duidelijk is in hoeverre een persoon effectief heeft

gestreden in Syrië of Irak als hij de mogelijkheid nog heeft om terug te keren naar huis.

Hulpverleners en dergelijke stellen zich dus duidelijk vragen bij deze aanpak. En dit is

slechts één voorbeeld binnen de thematiek waarbij er lacunes heersen tussen de

verschillende schakels op het terrein. Daarmee mag het duidelijk zijn dat er grote nood is

aan divers wetenschappelijk onderzoek om deze en veel meer hiaten te vullen binnen

deze thematiek (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015).

1.4 Probleem en doelstelling

De doelstelling van het onderzoek bestaat erin waar mogelijk bij te dragen aan een

verbetering van de huidige Belgische aanpak inzake de materie van het jihadisme en de

jihadstrijder. Enerzijds door te gaan kijken welk beleid België momenteel voert inzake

moslimradicalisering, en hoe we dus mogelijke terroristische aanslagen waarbij er een

jihadistische beweegreden aan de basis ligt kunnen vermijden of bestrijden.

Anderzijds wordt er gekeken hoe andere landen die al verder staan in hun aanpak zoals

bijvoorbeeld Nederland of Denemarken dit probleem aanpakken.

Page 14: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

14

Deze scriptie beoogd dus aanbevelingen te vinden om het beleid te verbeteren. Om zo op

een consistente manier het hoofd te bieden aan de problematiek van het jihadisme en de

daarbij afreizende en terugkerende jihadstrijders en diens maatschappelijke gevolgen.

De concrete probleemstelling die samenhangt met het empirisch onderzoek handelt over

het vertrek van personen naar Syrië om jihadistische beweegredenen. In casu meestal

jongeren. En de problemen die samenhangen met het jihadisme als radicaal ideologische

stroming.

De centrale vraagstelling die samenhangt met het empirische onderzoek handelt over het

samenstellen van een geïntegreerd en integraal beleid waarbij er adequaat wordt

ingegrepen over de fasen van een moslimradicaliseringsproces heen. Daarbij rekening

houdend met de specificiteit van de jihad.

Daarom wordt er enerzijds onderzocht hoe preventie op maat van dit fenomeen er zou

moeten uitzien. Preventie dekt vele ladingen in deze verhandeling. Eerst en vooral

preventie tegen het initiëren van een radicaliseringsproces. Vervolgens preventie tegen

het radicaler worden. Dan het proberen voorkomen dat jongeren afreizen naar het

conflictgebied als Syriëganger of Syriëstrijder. Tot slot preventie bij terugkomst om

terreur te vermijden.

Anderzijds worden de repressieve maatregelen slechts summier besproken omdat deze

aanpak momenteel mank loopt, verkeerd wordt ingevuld en eerlijkheidshalve nog niet

volledig op zijn plaats is in de fase waarin het probleem zich nu bevindt. Hiermee

bedoelen we dat vooral de Syriëgangers die niet effectief hebben gestreden de weg naar

huis al hebben gevonden. Deze jongeren zijn vaak moreel kapot en hebben in eerste

instantie nood aan re-integratie nadat ze onder valse voorwaarden geïndoctrineerd zijn

geweest.

Het repressieve beleid zal vooral een vraagstuk van de toekomst worden en zal nodig

zijn wanneer de harde kern Syriëstrijders huiswaarts keert.

Voldoende aandacht gaat ook uit naar de nazorg die momenteel toch ontbreekt in ons

land. Een adequate nazorg zoals in Denemarken zorgt ervoor dat terugkerende jihadisten

juist worden opgevangen. Hiermee wordt het probleem op de lange termijn ingedijkt.

Ook de gevolgen van de huidige beeldvorming door de media worden kort besproken.

De centrale vraagstelling is enerzijds beschrijvend en verkennend van aard, omdat er

gekeken wordt naar de status van het huidige beleid. Anderzijds is deze toetsend en licht

Page 15: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

15

evaluerend. Omdat het Belgische beleid wordt vergeleken met het beleid van andere

landen met de meeste aandacht voor Nederland en Denemarken. Deze evaluatie

geschiedt op meningen van experten en mezelf en niet op wetenschappelijke criteria.

1.5 Methodologie

In elk type onderzoek dient de bestudering van literatuur vervat te zitten. Echter is deze

onderzoeksstrategie in dit geval niet de enige, exclusieve. Enerzijds word er in hoofdstuk

1 en 2 gebruik gemaakt van wat men noemt een bureauonderzoek. De bestaande

wetenschappelijke literatuur zoals boeken, (wetenschappelijke) tijdschriften,

beleidsdocumenten, verhandelingen over de topic en dergelijke meer omtrent het

thesisthema worden aandachtig gelezen om inzichten te bekomen, dit type

bureauonderzoek heet een literatuuronderzoek. Deze onderzoekstrategie is uiterst

geschikt om verregaande kennis te verwerven over de topic. Op deze manier wordt

getracht een eigen adequate reflectie te maken op de theoretische stand van zaken binnen

het jihadisme als thema. De grondige literatuurstudie fungeert tevens als basis om een

passend vragenprotocol op te stellen voor de interviews uit het empirische luik (Decorte,

2014; Silverman, 2004).

Anderzijds gaan we in de hoofdstukken 3 tot en met 5 van deze scriptie trachten om het

beleid van België inzake Syriëstrijders te toetsen aan het beleid van andere landen. Dit

kleinschalig empirisch onderzoek wordt gevoerd op basis van kwalitatief semi-

gestructureerde interviews. Daarnaast is er ruimte om te onderzoeken wat ons land beter

kan doen op gebied van preventie, beeldvorming, curatie en repressie. Op deze manier

kunnen er aanbevelingen worden gevormd naar een beter geïntegreerd en integraal

beleid. Tevens kan het accent gelegd worden op zaken waarbij andere landen iets van

ons kunnen leren. Bij deze semi-gestructureerde interviews wordt een vragenprotocol

opgesteld. En dit vragenprotocol is gelijklopend met een topiclijst. Deze topiclijst is een

oriëntatiepunt en is klein van omvang (Decorte, 2014; Silverman, 2004).

Om diverse redenen worden de geïnterviewde actoren geanonimiseerd. Daarbij wordt in

plaats van de naam de letter R gezet gevolgd door een cijfer. Ter illustratie zijn ideeën,

opinies of stellingen van persoon 1 aangeduid met R1. R staat voor respondent en 1 is het

volgnummer dat correleert met de data van zijn of haar interview.

Page 16: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

16

1.6 Beperkingen van de masterproef en het onderzoek

De beperkingen van deze masterproef bevinden zich op verschillende aspecten. Enerzijds

zijn bepaalde zaken summier aangehaald terwijl andere delen zeer uitgebreid besproken

zijn. Dit is een bewuste keuze waar niet iedereen zich in zal kunnen vinden. Zo is er

gekozen om het rijke preventieve beleid heel uitvoerig te behandelen terwijl het

repressieve luik amper aandacht krijgt. De redenen hiervoor zijn drieledig. Eerst is het zo

dat het preventieve beleid al deels gestoeld is op bewezen praktijken uit het verleden.

Ook zijn de bestaande theorieën en paradigma’s over radicalisering verbonden met dit

proactieve beleid. Ten tweede is het bestaande eng repressief instrumentarium beperkt

tot politioneel en strafrechtelijk ingrijpen. Ook gezien de complexiteit van de materie,

zoals naar voor komt in de interviews, kan er voorlopig weinig gezegd worden over de

effectiviteit van de repressieve aanpak. Daarvoor is het nog te vroeg. Tot slot is het een

persoonlijke overtuiging dat de strijd om het jihadisme terug te dringen slechts heel nihil

kan gewonnen worden op het repressieve elan terwijl er grote voortgang kan geboekt

worden op het preventieve domein en in de nazorg. Hierbij vermelden we dat er jammer

genoeg ook nog zeer weinig initiatieven zijn om te werken aan nazorg. Echter is er wel

interesse in de Deense manier van nazorg.

Wat betreft het empirisch onderzoek is het jammer dat zo weinig actoren bereid waren

om interviews te geven. In essentie was het de bedoeling om Nederlandse actoren en

Belgische te interviewen maar in Nederland kreeg de aanvraag tot vele malen toe geen

weerklank. In België is toch sterk getracht om zoveel mogelijk

radicaliseringsambtenaren te bevragen rondom de complexiteit van het thema. Er is

geopteerd voor deze actor omdat ze een regierol vervullen en van alles op de hoogte zijn.

Gezien de weinige steden waarin een voltijdse ambtenaar aan de slag is konden er geen

grote aantallen geïnterviewd worden. Echter is de data die bekomen is wel rijk en

kwalitatief diepgaand.

Aangezien het fenomeen nog zeer nieuw is zijn de aanbevelingen in hoofdstuk 5 niet aan

evaluatie onderworpen of bewezen geacht. Hopelijk geven ze wel aanleiding tot een

kritische blik op de huidige initiatieven.

Page 17: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

17

1.7 De nauwkeurige omschrijving van kernbegrippen in de

masterproef

Onderstaande begrippen worden in dit deel uitgelegd zoals ze in de scriptie verstaan

dienen te worden. Dit schept verduidelijking voor de lezer en maakt het geheel beter

verstaanbaar.

1.7.1 Jihadisme en jihadstrijders

Anno 2014, is alles wat verband houdt met het jihadisme en diens strijders zeer actueel.

Zodat bij velen de vraag reist, wat is Jihadisme nu concreet en wie zijn die jihadstrijders

nu? Jihadisme is in essentie een extreme politieke ideologie die zich baseert op de islam.

Toch is de islam veel ruimer dan deze radicale stroming. Zo kan men stellen dat de islam

globaal gezien erkend is als wereldreligie. Het jihadisme daarentegen is een stroming die

volgens de aanhangers tracht de zogenaamde zuivere leer te prediken en is dus van

subjectieve aard (NCTV, n.d.; AIVD, n.d.).

Daarbij wordt elk persoon die een ander mening aanhangig is door middel van een

heilige oorlog bestreden. De jihadistische ideologie kan men grosso modo terugbrengen

naar 3 grote pijlers. Ten eerste trachten volgelingen van deze ideologie alle westerse

invloed in islamitische landen uit te sluiten. Eveneens willen ze de heilige plaatsen

Jeruzalem, Mekka en Medina bevrijden en alle hen toekomend islamitisch land

heroveren. Tot slot streeft men naar de invoering van de sharia en wensen ze het kalifaat

in ere te herstellen. (NCTV, n.d.; AIVD, n.d.).

In onze westerse maatschappij stelt men zich telkens de vraag waarom iemand over gaat

tot de gewapende strijd. Deels is dit terug te brengen naar de hadith. De hadith is een

soort naslagwerk van verhalen over de profeet Mohammed. Hierin staat te lezen over wat

de profeet deed en zei in zijn levensloop. Het wordt gezien als een aanvulling op de

koran. In de hadith staat dat de profeet de jihadstrijd prees. Tevens wordt gewag gemaakt

van hoe hij vertelde over de deugden die een jihadstrijder kan verwerven gedurende dit

leven of het volgende leven. Daarbij hemelt hij het martelaarschap sterk op (NCTV,

2009).

Het mag duidelijk zijn dat de jihadstrijder meestal moslim is maar slechts een kleine

minderheid van de moslimgemeenschap effectief jihadstrijder is. Een rapport van The

Page 18: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

18

Century Foundation (2005) schept meer duidelijkheid. In dit rapport worden vier

concentrische cirkels van het jihadisme besproken. De buitenste cirkel staat voor de

mondiale moslimgemeenschap. Slechts een tiende van de anderhalf miljard tellende

moslimpopulatie blijkt jihadist te zijn. Vervolgens heb je de aangrenzende cirkel van de

sympathisanten van het jihadisme. Deze groep bevat niet de eigenlijke jihadstrijders

maar personen die zich vereenzelvigen met één of meerdere aspecten van het jihadisme.

Daarbij verlenen zij wel indien nodig financiële, logistieke of morele steun aan

jihadistische groeperingen maar staan zij los van het geweld. Veel van de Syriëgangers

bevinden zich feitelijk in deze cirkel. Afhankelijk van de indelingscriteria bevat deze

groep minstens enkele tientallen miljoenen moslims en mogelijks een paar honderd

miljoen. Daarna wordt de eigenlijke cirkel van jihadistische groeperingen besproken.

Anno 2005 bevatte deze groep 50 a 200 duizend strijders verdeeld over talloze

groeperingen. Echter met het recent ontketende conflict in Syrië en Irak zullen deze

cijfers mogelijks nog zijn toegenomen. De binnenste cirkel bevat de jihadstrijders

exclusief van Al Qaida. In dit rapport maken ze een aparte cirkel voor deze strijders

omdat ze worden gezien als extreem effectief in het plegen van aanslagen. Deze cirkel

bevat nog minstens 400 a 2000 strijders (Clarke et al., 2005).

1.7.2 Jihad

Om het jihadisme ten volle als begrip te vatten moet er in deze scriptie apart gewag

worden gemaakt van de term jihad. Ter verduidelijking is het zo dat jihad als term een

complex karakter heeft en er over sommige aspecten van de term geen eensgezindheid is

(NCTV, 2009).

Letterlijk wordt gerefereerd in de islam naar jihad als “een inspanning voor Allah”. Deze

inspanning vindt plaats op twee manieren en twee niveaus. Enerzijds spreekt men van de

grote jihad. Daarmee beoogt een persoon zijn leven vroom en eerbiedig te leiden om een

waardig moslim te worden. De grote jihad ook innerlijke strijd genoemd speelt zich intra

persoonlijk af. Anderzijds is er de uiterlijke of kleine jihad. Wanneer we deze vorm van

jihad nauwer bekijken mag het duidelijk zijn dat er sprake is van een gewapende strijd

om de islam te beschermen (AIVD, n.d.).

Deze strijd vind vaak plaats op micro, meso en macroniveau. En in vergelijking met de

grote jihad is het net deze die problematisch wordt geïnterpreteerd door jihadisten

(AIVD, n.d.).

Page 19: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

19

Binnen deze kleine jihad of gewapende strijd maken moslimgeleerden nog een apart

onderscheid. Daarbij scheiden ze de offensieve jihad af van de defensieve jihad. Volgens

de defensieve jihadgedachte moeten moslims zich verzetten als de eigen persoon of hun

woongebied aangevallen wordt. Daarentegen gaat de offensieve jihadstrijd een stapje

verder. Hierbij zien de salafistisch-jihadistische militanten een wereldomvattend complot

tegen de moslims gesmeed. Het westen, samen met Amerika, en met de hulp van diverse

internationale instellingen en ook de zionistische overheden zouden dus samen in een

complot zitten tegen de moslimgemeenschap. In dit licht wordt 9/11 gezien als een

offensieve jihadstrijd tegen de vijand (Eikelenboom, 2004).

Zoals Zemni (2006) aanhaalt in zijn boek is de jihad veel meer dan een heilige oorlog.

Hij stelt dat de jihad eerder een geloofsbelijdenis dient te zijn in het licht van het

martelaarschap om de mens beter te maken. Zo is het de intentie van een (geweld)daad

die van belang is om aanzien te verwerven volgens Gods wetten. Er mag daarbij nooit

sprake zijn van persoonlijk gewin of een materieel doel. De jihad-militanten verdoezelen

de immorele kant van hun gedrag door bij de uitoefening van de kleine jihad hun gedrag

te omschrijven als morele daden die aardse conflicten overschrijden. Desondanks dat de

jihadstrijders deze methode niet als problematisch ervaren, voelt de modale moslim en

het islamisme als geheel dit aan als een slag in het gezicht.

1.7.3 Nieuwe jihad

De revolutionaire islamisten in de jaren 70 en 80 legden met uitoefening van een

gewelddadige jihad de focus op een islamitische staat met als uitgagspunt een politiek

systeem gebaseerd op religieuze geboden uit de islam. Enkele voorbeelden van deze

revolutionair gezinden zijn Khomeini in Iran en de Egyptische jihad-groep die Sadat

hebben gedood. Daar waar vele moedjahedien dus in de jaren 70 en 80 geloofden dat de

oprichting van een islamitische staat een nieuw soort moslim zou creëren komt even later

Bin Laden aandraven met een andere logica. De sterk op politieke doeleinden en

territoriale macht gerichte uitoefening van de heilige oorlog verschuift plots in de

richting van een meer religieuze en gemeenschapsgerichte jihad met dus nadruk op de

wereldwijde islamitische maatschappij ook umma of ummah genoemd. Deze op het

eerste zicht vernieuwde gedachte van het voormalig Al Qaida kopstuk was helemaal niet

zo vernieuwend als gedacht (Zemni, 2006).

Page 20: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

20

Wanneer men dieper graaft ziet men dat Bin Laden zich baseerde voor zijn interpretatie

van nieuwe jihad op het werk van Ibn Taymiyya dat al dateert van ergens tussen de 13e

en de 14e eeuw. Taymiyya, die overigens vaak geciteerd wordt door jihadisten was van

mening dat men moest inzetten op de islamitische identiteit buiten het raamwerk van

enig formeel politiek instituut. Daarbij zet Taymiyya ritualistische homogeniteit centraal

om te komen tot een gemeenschappelijke moslimidentiteit. Hierbij is het interessant te

vermelden dat zijn intellectuele bijdrage zich voltrok in een periode van crisis voor het

moslimrijk (Zemni, 2006).

De meest recente trend inzake de doeleinden en de richting van de kleine jihad geschiedt

momenteel in Syrië en Irak. De terreurgroep ISIS met aan het hoofd Abu-Bakr al-

Baghdadi maakt het zeer duidelijk dat ze een islamitische staat beogen met hun

gewapende strijd en een shariarecht willen bestendigen. al-Baghdadi die overigens de

voormalig rechterhand was van de huidige leider van Al Qaida creëerde ISIS door te

rebelleren tegen de bevelen van zijn opperste. De islamitische staat van ISIS zou

bovendien moeten worden geregeerd door een kalief. Deze jihadgedachte is gebaseerd

op de werken van de Egyptische theoloog Sayyid Qutb. Door de contrasterende

richtingen waarin ISIS en Al Qaida hun koers wensen te varen met betrekking tot de

heilige oorlog zijn de banden sinds 2014 verbroken (Dairieh, 2014).

1.7.4 Salafisme en wahabisme

Net zoals het Salafisme kan het wahabisme gezien worden als een ultra orthodoxe

stroming binnen de soennitische islam waarbij de volgelingen streven naar een terugkeer

van de zuivere islam. Ter verduidelijking, is dit de islam, zoals die in de tijd van profeet

Mohammed en daarna door de vier rechtgeleide kaliefen is beleden. Echter verschilt het

wahabisme van het salafisme omdat deze eerste enger is. Doordat het wahabisme

gestoeld is op de ideologie van diens grondlegger Mohammed Ibn Abd al-Wahhab

(1703-1792). Desondanks dat het wahabisme vandaag de dag de overheersende leer is,

identificeren wahabisten zichzelf als salafisten. Met het oog op zich duidelijk te

onderwerpen aan Allah en niet zoals de term suggereert aan Wahhab. Ook jihadistische

groeperingen gelieerd aan Al Qaida vereenzelvigen zich met het salafisme ondanks dat

ze veel ontzag hebben voor Wahhab. Tot slot werpt de term wahabisme een historisch en

geografisch gebonden indruk op naar een beweging die in de 18de eeuw in Saoedi-Arabië

Page 21: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

21

is ontstaan. De term salafisme werpt ook een hedendaagse en mondiale indruk op

(NCTb, 2009).

Letterlijk staat salafisme voor “de vrome oprechte voorgangers”. Bij deze puriteinse

stroming staan de letterlijke interpretatie van de traditie en de koran centraal. Binnen

deze stroming onderscheiden geleerden drie varianten. De staatsgezinde variant is de

eerste in het rijtje. Hierbij wordt de dawa (vrijwillige bekering) gezien als instrument van

verandering. Aanhangers van deze variant zijn trouw aan en volgen de standpunten van

de regimes in moslimlanden. Tevens spreken aanhangers zich niet uit met betrekking tot

politieke standpunten van westerse landen.

Vervolgens is er de tweede variant, genaamd: politiek of oppositioneel salafisme.

Vergeleken met de eerste variant, zien aanhangers politieke activiteiten als

veranderingsinstrument. Deze stroming is erop gericht zich oppositioneel op te stellen

tegen de gevestigde regimes in moslimlanden. Tot slot heb je de jihadistische variant van

het salafisme, deze vorm is het meest radicaal. Jihadistische salafisten geloven dat

verandering alleen kan plaatsvinden door een gewapende strijd (NCTb, 2009).

Binnen het salafisme zijn er acht nauw verbonden centrale begrippen. Ten eerste is er de

eenheid van God (tawhied). Vervolgens wordt gesproken over geloof en ongeloof en de

aanbidding van God (imaan, kufr, ibada). Verder wordt er gesproken over het toepassen

van de goddelijke wet- en regelgeving (al-hukm bi-ma Anzala Allah). Daarnaast wordt er

gewag gemaakt van loyaliteit en afkeer (al-walaa wa al-baraa). Ook de gemeenschap der

moslims is een prominent begrip binnen de stroming (jamaat al-muslimin). Dan is er nog

de prediking en het missiewerk (ad-da’wa). Tot slot en meest belangrijk voor deze

scriptie is er de gewapende strijd (al-jihad) (NCTb, 2009).

Verschillende betekenissen en functies worden toegelicht aan het begrip jihad in de

betekenis van de gewapende strijd door de salafisten. Meest prominent is de leer van

enigheid van God. Daarbij is het van groot belang om de goddelijke wet- en regelgeving

uit te voeren. Verder dient de prediking van de goddelijke boodschap en de

geloofsgemeenschap bescherming te genieten (NCTb, 2009).

De jihadgedachte is dus sterk verwant met bepaalde leerstukken van het salafisme en is

zelf één van de acht leerstukken. De jihadstrijd ziet voor moslims het salafisme als een

belangrijke eredienst en een religieuze verplichting. Hoe de jihadstrijd wordt beleefd

door de aanhangers van de verschillende varianten van het salafisme verschilt. De a-

Page 22: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

22

politieke variant streeft niet naar een offensieve jihadstrijd en ziet de jihadstrijd enkel

verbonden met officiële instanties en overheden. Daarbij enkel onder bijzondere

omstandigheden. Deze variant is dus het mildst met betrekking tot de gewelddadige

jihadstrijd. Daarbij zien ze de jihad als een instrument om islam te promoten onder de

kafir (ongelovigen) (NCTb, 2009).

De oppositionele salafisten verwijten de legitieme overheden van diverse moslimlanden

de strijd niet te voeren of onvoldoende te ondersteunen. Deze aanhangers gaan dus

verder in hun offensief jihaddenken en nemen geen afstand van een offensieve jihad.

Echter promoten ze de gewelddadige jihad ook niet nadrukkelijk (NCTb, 2009).

De jihadistische salafisten gaan het verst in het toestaan van de offensieve jihadstrijd en

schorten tal van beperkingen op om deze gewapende strijd te rechtvaardigen (NCTb,

2009).

1.8 Internationaal cijfermatig inzicht in de problematiek

Uit een publicatie van begin 2015 van het ICSR (internationaal centrum voor de studie

van radicalisering en politiek geweld) blijkt dat het aantal buitenlandse Syriëstrijders de

grens van 20 000 heeft overschreden. Daarmee overtreft het conflict in Syrië en Irak, het

conflict uit de jaren 80 van de vorige eeuw in Afghanistan in afgereisde militanten.

Twintig percent van alle afgereisde strijders was woonachtig in een West-Europees land

of had een West-Europese nationaliteit. Deze cijfers zijn ook terug te vinden in het

Munich Security Report (2015).

In deze publicaties zijn data opgenomen van meer dan vijftig landen waarbij diezelfde

data is aangeleverd door de overheidsinstanties. Hierbij is het goed te vermelden dat het

gaat om gemiddelden waarbij landen met minder dan vijf geconfirmeerde vertrekkers uit

de analyse weggelaten worden. Data uit het zuidoosten van het Aziatische continent blijft

voorlopig ongekend (ICSR, 2015).

1.8.1 West-Europa

Vanuit West-Europa wordt betrouwbare data aangeleverd door veertien landen. In totaal

schat de organisatie het vertrekkersaantal vanuit deze en andere West-Europese landen

inmiddels op circa vierduizend. Vergeleken met de data van december 2013 betekent dit

een verdubbeling. Wanneer er wordt gekeken naar absolute aantallen ziet men de

grootste vertrekkerspopulatie in de landen met de meeste inwoners zoals Frankrijk,

Page 23: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

23

Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Echter wanneer de relatieve cijfers worden

bekeken zijn ons land Denemarken en Zweden het hardst getroffen door vertrekkende

landgenoten.

Tabel#. 1: West-Europa

Land Geschat aantal vertrekkers Per capita* (per 1 miljoen

v.d. bevolking)

Oostenrijk 100-150 17

België 440 40

Denemarken 100-150 27

Finland 50-70 13

Frankrijk 1200 18

Duitsland 500-600 7.5

Ierland 30 7

Italië 80 1.5

Nederland 200-250 14.5

Noorwegen 60 12

Spanje 50-100 2

Zweden 150-180 19

Zwitserland 40 5

Verenigd

Koninkrijk

500-600 9.5

ICSR, 2015.

1.8.2 Rest van de wereld

Tabel#. 2: Rest van de Wereld

Land Geschat aantal vertrekkers

Afghanistan 50

Albanië 90

Page 24: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

24

Algerije 200

Australië 100-250

Bahrein 12

Bosnië 330

Canada 100

China 300

Egypte 360

Israël 120

Jordanië 1500

Kazachstan 250

Kosovo 100-150

Koeweit 70

Kyrgyzstan 100

Libanon 900

Libië 600

Macedonië 12

Marokko 1500

Nieuw-Zeeland 6

Pakistan 500

Qatar 15

Rusland 800-1500

Saoedi-Arabië 1500-2500

Servië 50-70

Somalië 70

Sudan 100

Page 25: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

25

Tajikistan 190

Turkije 600

Turkmenistan 360

Tunesië 1500-3000

Oekraïne 50

Verenigde Arabische Emiraten 15

Amerika 100

Oezbekistan 500

Jemen 110

ICSR, 2015.

1.8.3 Dieper cijfermatig inzicht

Er wordt geschat dat ongeveer vijf a tien percent van alle buitenlandse vertrekkers is

overleden en dat tien tot 30 percent van de strijders de conflictzone heeft verlaten.

Hierbij kan nog vermeld worden dat diegene die de conflictzone hebben verlaten

teruggekeerd zijn naar huis of vastzitten in een transitland. Daarom stelt ICSR (2015) dat

de effectieve aantallen op het slagveld significant lager zijn dan dat de tabel weergeeft.

Deze cijfers werden verworven door het ICSR sedert 2012 en worden regelmatig

gepubliceerd en vernieuwd.

In een soortgelijk artikel van het ICSR (2013) stellen ze de verdeling van buitenlandse

syriëstrijders per jihadistische groepering vast. De meerderheid van de personen

vervoegd zich bij IS of Jabhat al-Nusra. In veel kleinere hoeveelheden vervoegen

strijders zich bij groeperingen zoals Jaysh al-Muhajirin wa-I-ansar, Harakat Ahrar al-

Sham al-Islamiyya, Liwa al-Umma, Harakat Sham al-Islam of Katibat Suqur al-Izz. Al

deze kleinere groeperingen zijn bij het grote publiek relatief onbekend.

Desondanks dat er de afgelopen jaren een ongezien grote populatie buitenlandse strijders

afgereisd zijn naar het conflictgebied behelst de groep slechts tien percent van de totale

jihadistische militie. Verwacht wordt dat de groep verder significant zal toenemen maar

wel onderhevig zal zijn aan externe omstandigheden zoals de wintermaanden (ICSR,

2013; 2015).

Page 26: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

26

1.8.4 Hoe bekomt men de cijfers?

Wat betreft de methodiek worden meer dan 1500 bronnen sedert november 2011

aangewend door het ICSR om dit cijfermatig inzicht te bekomen. Zo bekeken ze

journalistieke bronnen in het Arabisch, Engels en diverse andere talen. Verder wordt

voldoende input gegenereerd door de overheden van de betreffende landen. Ook velerlei

jihadistische internetfora en sociale media worden bekeken. Tot slot dient vermeld te

worden dat men deze data verkrijgt vanuit meerdere kampen betrokken bij het conflict.

Een lage en hoge schatting van vertrekkers wordt gemaakt per land op basis van

bevestigde zaken waarbij de naam gekend is. (ICSR, 2013; 2015)

Niettemin erkent de organisatie het ambigue karakter en de potentiële fouten in hun

bronnen. Daarbij hebben de cijfers voor de westerse landen een hogere betrouwbaarheid.

Dit komt omdat er meer onafhankelijke bronnen en periodieke overheidsbronnen ter

beschikking zijn in deze landen. Velerlei factoren en variabelen zorgen er voor dat het

bijhouden van vertrekkersaantallen geen exacte wetenschap is. Integendeel, er zijn

zoveel omstandigheden waar men rekening mee moet houden of gewicht aan moet

gegeven waardoor het bij een schatting blijft. Echter is deze schatting wel zo adequaat

mogelijk gemaakt. Alles bij elkaar genomen doet deze organisatie uitstekend werk om

een beeld te schetsen van de problematiek en zijn hun gegevens nuttig voor de

beleidsmakers van diverse landen (ICSR, 2013; 2015).

1.9 Internet en (sociale) media als katalysator van de globale

jihadstrijd

In de nasleep van de zogenaamde war on terror, die werd geïnitieerd door Amerika kort

na de vreselijke terreur die plaatsvond op 11 september, verkreeg de media een alsmaar

prominentere rol in de strijd tussen het westen en de globale jihadistische beweging.

Zowel de jihadistische groeperingen als de overheden van het westen zien het belang en

de kracht van dit instrument in (Rogan, 2007).

Dat blijkt uit het feit dat veel zo niet alle groeperingen één of meerdere websites hebben

op het internet. Diezelfde groeperingen zijn er van bewust dat het nodig is om regelmatig

soms zelfs dagelijks van IP-adres of format te wijzigen om gedeeltelijk onder de radar te

blijven. De grootste voordelen van het internet ten voordele van de gewapende strijd die

Page 27: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

27

deze groeperingen voeren zijn: de makkelijke toegankelijkheid, de geringe regulatie, de

ongelimiteerde informatiestroom en de grote anonimiteit (Weimann, 2004).

Een karakteristieke uitspraak van een Al Qaida kopstuk geeft de verandering weer. Al-

Zawahiri poneerde dat de jihadistische organisaties sterk inzetten op het bespelen van de

media. Zo wordt volgens hen de steun van de moslimgemeenschap gewonnen.

Anderzijds benadrukt ook de militaire top van Amerika en andere westerse landen dat de

strijd tegen terrorisme enkel kan gewonnen worden indien strategische communicatie via

mediakanalen centraal staat (Rogan, 2007).

Ondanks dat religieus terroristische bewegingen zoals IS of Boko Haram gekant zijn

tegen de manier van leven in een post moderne samenleving zien ze de voordelen van

een globale en vaak anonieme informatiestroom in. Dat blijkt uit het feit dat in twee

decennia tijd een sterke evolutie is te zien in het overbrengen van de boodschap. Zo

gebruikte men initieel afgedrukte propaganda daar waar de terreurbewegingen nu

gebruik maken van wereldwijde livestreams via satelliet.

De online jihadistische media heeft volgens Rogan (2007) een vierledige functie. Ten

eerste willen de organisaties angst zaaien bij de vijand, in dit geval het westen en alle

ongelovigen. Vervolgens trachtten ze hun activiteiten te legitimeren en propaganderen

als moreel correct. Verder wordt steun gezocht bij gelijkgezinden via deze kanalen. Tot

slot is het de bedoeling om intern te communiceren en bij te scholen.

Weimann (2004) spreekt zelfs van 8 vooropgestelde doelen om de terroristische

gedachtegang te verspreiden via de online media. Enkele voorbeelden die hij geeft zijn:

fundraising, training, planning en gecoördineerde netwerken creëren. Op deze manier

willen de jihadisten een virtuele gemeenschap ontketenen van mensen die hetzelfde doel

voor ogen hebben. Echter is het tot op heden moeilijk om de impact van jihadistische

media op het grote publiek te meten. De ideologie van dergelijke organisaties wordt door

de minderheid van westerse samenlevingen aanvaard en goedgekeurd. Hierbij is het

onduidelijk vanuit welke hoek deze minderheid hun inspiratie verkrijgt (Rogan, 2007).

Het belang van de alsmaar verdergaande mediatisering van de jihadboodschap en diens

symboliek wordt duidelijk in de lente van 2004, wanneer op diverse jihadistische fora

een document rondgaat getiteld “Het beheer van de wreedheid”. Hierin stelt de auteur dat

wreedheid en barbaarsheid dient aangewend te worden om succes te boeken op het

slagveld. Zowel fysiek geweld als mediageweld tegen ongelovigen staat centraal om

Page 28: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

28

angst te zaaien. Later dat jaar komt Abu Musab al-Suri, een kennis van Bin Laden en

tevens intellectueel jihadpionier met een 1600 pagina’s tellend document aandraven op

diezelfde fora. Daarin brengt hij suggesties aan ter verbetering van duurzame resultaten

op het slagveld door jihadistengroeperingen. Misschien wel de best nageleefde

aanbeveling van al-Suri is het gebruik van media om bedreigende boodschappen tentoon

te spreiden (Bahara, 2014).

De meest recente stroomversnelling doet zich voor op sociale media zoals Facebook,

Twitter, YouTube en dergelijke. Abu Bakr Al-Baghdadi, de geestelijke vader van IS

bezit momenteel YouTube-kanalen, webfora, allerlei digitale platforms, verschillende

facebook-pagina’s en twitter-accounts. Ook is hij aanwezig op andere minder bekende

sociale mediaplatforms. Hiermee verscherpt hij het persoonlijk contact tussen

aanhangers om het jihadoffensief te versterken. Een ander voorbeeld is de Nederlands-

Iraakse Khaled K. die regelmatig selfies upload waarin hij poseert met afgehakte

hoofden van vijanden van Allah. Concluderend kunnen we stellen dat de

jihadpropaganda via diverse mediakanalen loont. Denk maar aan de Iraakse soldaten die

in juni de stad Mosul ontvluchten toen de IS-troepen naderden nadat ze diens

beeldmateriaal hadden gezien (Bahara, 2014).

1.10 Wie zijn de zogenaamde (buitenlandse) Syriëgangers?

Vaak is er bij het grote publiek niet veel geweten over de Syriëgangers, Daarom is het ter

verduidelijking nuttig om enkele feiten op een rijtje te zetten. Men kan zich afvragen;

welke karakteristieken en kenmerken vertonen deze personen? Zijn deze personen sterk

afwijkend van de modale burger? En hebben deze personen uitgesproken uiterlijke

kenmerken?

Echter is dit fenomeen niet nieuw maar anders verpakt en benoemd. In het verleden heeft

politiek geweld en terrorisme er al vaker voor gezorgd dat Belgen afzakken naar het

buitenland. Voordat ons land werd opgeschrikt in 2012 door een plotse stroom

vertrekkende landgenoten naar Syrië had de aftocht van landgenoten naar buitenlandse

oorlogsgebieden al frequent plaatsgevonden. Denk maar aan Spanjestrijders, de

burgeroorlog in Bosnië of de grote oorlog tegen het Sovjetleger in Afghanistan.

Desondanks was de aandacht van het volk en de media nog nooit zo groot als nu.

Enerzijds komt dit door de grote aantallen die deze keer vertrekken. Anderzijds door de

vele opportuniteiten die vertrekkers hebben als ze afreizen. Net deze opportuniteiten die

Page 29: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

29

worden gegeven door crimineel-religieuze netwerken zoals sharia4belgium zijn een

essentieel verschil met de vertrekken uit het verleden. Tevens is het geen toeval dat de

eerste golf van vertrekkers aanhangers waren van de vereniging sharia4belgium

(Coolsaet, 2015).

In een publicatie uit 2013 van de Gazet van Antwerpen spreekt expert Rik Coolsaet,

verbonden aan de Universiteit Gent, zich uit over deze materie met betrekking tot ons

land. Coolsaet haalt aan dat de meerderheid van de vertrekkers bij ons twintig jaar of

jonger is. Zelfs individuen van 13 en 15 jaar zijn al vertrokken richting het

conflictgebied. Tevens vermeld hij dat er eigenlijk geen standaardprofiel te bekennen is.

Enkel het feit dat deze generatie “terroristen” jonger is dan de vorige is zeker. Verder

zijn er heel diverse karakteristieken waar te nemen bij vertrekkers (De Wit, 2013;

Kohlmann & Alkhouri, 2014).

Enerzijds zijn er de jongeren die gekend zijn bij de inlichtingen en veiligheidsdiensten

omwille van hun strafblad. Anderzijds heb je de jongeren die geen strafblad hebben en

makkelijk tussen de mazen van het net glippen bij vertrek. De meeste vertrekkers zijn

religieus gedreven maar ook de politieke drijfveer is niet te onderschatten. Vaak gaat het

om bekeerlingen. Zowel jongeren uit gemengde als uit niet-gemengde huwelijken komen

voor. Daarbij komt nog dat vele jihadistische groeperingen oproepen tot massieve

rekrutering vanuit het westen. Deze poging tot indoctrinatie via propaganda gebeurt bijna

altijd via het internet. Op deze manier worden sympathisanten bereikt en overtuigd men

ze om af te reizen en zich in te zetten voor de goede zaak (De Wit, 2013; Kohlmann &

Alkhouri, 2014).

1.10.1 Wat zijn hun beweegredenen om te vertrekken?

Eerst en vooral valt het op dat de hedendaagse potentiële strijders vaak impulsief

vertrekken. Een lang proces van zelfindoctrinatie is geen noodzakelijke oorzaak meer.

Meestal hebben ze zelf geringe religieuze kennis en zijn conflict gebonden geopolitieke

assumpties slechts secundaire achtergrondinformatie. Nadat de vertrekkers aankomen in

Syrië blijkt dat er vaak sprake is van narcistische beweegredenen. Ze trachtten zichzelf in

het midden van de belangstelling te plaatsen door middel van updates en selfies op

sociale mediaplatforms. Hiermee wordt de jihadistische drijfveer in vraag gesteld

(coolsaet, 2015).

Page 30: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

30

Terugkeerders hebben vaak ook geen concreet en helder antwoord op de vraag waarom

ze vertrokken. Dat blijkt uit het feit dat deze personen vaak sociaal wenselijk antwoorden

en zoeken naar rechtvaardiging voor hun daden wanneer er naar wordt gevraagd.

Hiermee gaan we voorbij aan de eigenlijke originele beweegredenen. Echter zijn er toch

enkele vaak voorkomende redenen waar te nemen, vaak van persoonlijke aard.

Moeilijkheden rond de identiteit en de alsmaar meer prestatiegerichte samenleving

kunnen ervoor zorgen dat mensen zich slecht in hun vel gaan voelen en radeloos worden.

Dit kan leiden tot een gevoel van eenzaamheid, of erger nog depressieve gevoelens.

Daardoor kan een negatieve spiraal ontstaan waarbij men zich nergens nog thuis voelt.

Deze onvrede met zichzelf en de omgeving zorgt ervoor dat ze in aanraking komen met

extremistische individuen of groeperingen. Dit contact versterkt de negatieve drijfveren.

Daarbij gebruiken ze sloganeske taal die hen rechtvaardiging moet bieden. Deze slogans

worden makkelijk teruggevonden op het internet terwijl de kennis van islam vaak

beperkt en oppervlakkig is. Kortom kan de Syriëganger niet rechtstreeks verbonden

worden met socio-economische beweegredenen zoals armoede. Echter ziet het huidig

terrorismeonderzoek de reden van vertrek eerder in de internationaal gevestigde

subcultuur, die jongeren aanhangig zijn nadat ze vervreemden van de heersende waarden

en normen in een maatschappij (Coolsaet, 2015).

1.10.2 Hoe worden deze grote aantallen verklaard?

In vergelijking met andere Europese en niet Europese landen kent België een enorme

golf van vertrekkers. Het feit dat relatief bekeken zoveel landgenoten afzakken naar het

conflictgebied kent een tweeledig verband. Enerzijds en meest voor de hand liggend is

Syrië zeer makkelijk te bereiken via de grens van Turkije. Daarentegen zijn landen zoals

Somalië of Nigeria veel moeilijker te bereiken. Anderzijds kent het conflict tussen het

sjiitische regime en de soennitische strijders een ongeziene aandacht van de media. De

Syriëgangers hebben het gevoel een impact te hebben op de geschiedenis met hun

fysieke deelname in het conflict (De Wit, 2013).

1.11 Het fenomeen van de lone wolves

Begin 2015 staan contrastrategieën ter bestrijding van terrorisme hoger dan ooit op de

agenda van elke West-Europese regering. Dit komt doordat de laatste jaren alsmaar meer

aanslagen worden gepleegd. En veel frequenter dan vroeger vinden die aanvallen plaats

Page 31: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

31

in West-Europese landen zoals ons land en Frankrijk. Denk maar aan Charlie Hebdo of

de aanslag op het joods museum in Brussel. Tevens manen de jihadistische groeperingen

vanuit o.a. Syrië en Irak hun broeders hier aan om aanslagen te plegen in de naam van

Allah. Wanneer een aanslag zich dan effectief voltrekt stellen de bevoegde instanties van

dat land zich direct de vraag hoe dit is kunnen gebeuren. Hoe kon de voorbereiding van

deze aanslag onder de radar van de inlichtingen en veiligheidsdiensten blijven? En kan

dit voorkomen worden in de toekomst?

Deze vragen brengen ons bij de materie van de lone wolves. Voor de inlichtingen en

veiligheidsdiensten van een land is dit fenomeen misschien wel de grootste uitdaging

naar de toekomst toe. Vooral met betrekking tot hoe dit, en of dit wel verholpen kan

worden. Ter verduidelijking gaat het om een lone wolf wanneer iemand als individu

beslist om een terroristische aanslag te plegen ter rechtvaardiging van zijn of haar

ideologie, in casu het jihadisme, formeel los van een groepering. Echter is er wel

mogelijks contact geweest met operationele extremisten of terroristische netwerken maar

handelt de dader fysiek alleen. Wanneer een aanslag effectief plaatsvindt weet men

initieel niet zeker of het gaat om een lone wolf of om een terroristisch netwerk. Deze

verduidelijking komt pas achteraf wanneer het onderzoek gaande is en of een bepaalde

groepering de aanslag opeist (Bakker & de Graaf, 2010; Pantucci, 2011).

Wanneer een maatschappij wordt opgeschrikt door een terroristische aanslag heeft dit

verregaande gevolgen. Deze repercussies zijn voelbaar op diverse echelons van een

democratische samenleving. Niet alleen menselijk leed ontstaat tijdens en in de nasleep

van zulke rampen. Ook financiële en sociale repercussies zijn voelbaar naderhand.

Ondanks dat elke aanslag desastreuze gevolgen kent is niet elke aanslag gelijk. Vanuit

een beleidsstandpunt is het nuttig om te weten vanuit welke invalshoek de aanslag tot

stand kwam. Hebben we te maken met een netwerk of een organisatie of gaat het om een

lone wolf. Echter zelfs binnen het veld van de lone wolf zijn er verschillen waar te

nemen. Zo zijn er grofweg vier verschillende types te onderscheiden. Deze types zullen

we later summier bespreken. Omdat elk type mogelijks een andere aanpak vereist van

een land in diens bestrijding (Pantucci, 2011).

Zoals hierboven reeds vermeld wordt er vaak initieel gesproken over lone wolves

wanneer een aanslag plaatsvindt. Omdat men de bevolking een verantwoording schuldig

is. De mensen willen weten hoe dit is kunnen gebeuren. Vaak wordt er gewag gemaakt

van een kleine groep personen die is overgegaan tot zelf-radicalisering. Naderhand kan

Page 32: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

32

deze hypothese bekrachtigd worden wanneer blijkt uit onderzoek dat het effectief om

lone wolves gaat. Echter blijkt veelal dat deze aanname niet correct is. Wanneer nader

onderzoek blootlegt dat het gaat om een formeel, hiërarchisch gestructureerd netwerk en

er handig gebruik is gemaakt van een hiaat in de beveiliging verandert de aard van de

zaak. Dit was onder meer het geval bij de aanslagen in Londen anno 2005. Elk type

aanslag heeft dus een specifieke benadering en de scheidingslijn is vaak dun (Pantucci,

2011).

1.11.1 Loner

Uit de publicatie van Bakker en de Graaf (2010) blijkt dat er diverse types van lone

wolves zijn. In deze verhandeling beperken we ons tot de islamitisch georiënteerde lone

wolves en in casu tot de jihadistisch georiënteerde. Eerst zijn er de zogenaamde loners.

Dit type tracht terroristische aanslagen te volbrengen onder de naam van een

extremistische islamitische ideologie. Echter gebruiken deze personen de benaming

slechts als bescherming en als valse verklaring voor hun daden. Dat blijkt uit het feit dat

ze geen rechtstreekse band of contact hebben met deze radicale ideologie of een

terroristisch netwerk. Ze bekomen hun kennis over het jihadisme enkel via het internet of

via wat voor handen is in de maatschappij. Tevens is er geen spoor van een extern bevel

of een hiërarchisch order om over te gaan tot een aanslag. Dit eerste type is moeilijk te

categoriseren onder de islamitisch gedreven varianten van lone wolf terrorisme. Omdat

het mogelijk is dat ze de ideologie gebruiken als dekmantel voor persoonlijke problemen

(Pantucci, 2011).

1.11.2 Lone wolf

De volgende categorie betreft de lone wolf. Waar lone wolf hierboven de vorm van een

containerbegrip aannam worden hier de karakteristieken van de subgroep (individuele)

lone wolf besproken. Net zoals bij de loners handelt de lone wolf fysiek alleen. Echter

heeft deze persoon mogelijks oppervlakkig contact met operationele extremisten. Ook

vindt er vaak effectief interactie plaats via het internet met leden van een in casu

jihadistische groepering. Echter is vaak niet geweten of deze individuen ingebed zijn

geweest in een extremistisch netwerk en of ze militaire training hebben genoten alsook

of er enigszins sprake is van een controle- en bevelstructuur van elders. Anderzijds is het

wel duidelijk dat deze personen vaak zijn overtuigd over de juistheid van hun daden. Zo

Page 33: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

33

liggen persoonlijke problemen ook hier vaak aan de grondslag van het probleem maar

hebben ze heil gezocht in de extreme ideologie. Deze ideologie is hier wel aanvaard en

beleden in tegenstelling tot bij de loners. Met behulp van het internet is deze ideologie

voor het grootste deel wel nog zelf eigen gemaakt (Pantucci, 2011).

1.11.3 Lone wolf pack

Vervolgens heb je de derde subgroep, deze groep wordt benoemd als een lone wolf pack.

De principes die gelden voor een lone wolf individu zijn vrij identiek als deze voor een

lone wolf pack. Echter gaat het hier om meerdere individuen die ideologisch overtuigd

geraken via zelf-radicalisering. Sociale aansluiting bij de offensieve jihadgedachte,

verwezenlijkt door verwantschap, vriendschap en discipline staan centraal. Deze

gedachte wordt progressief versterkt en het geloof in de globale salafistische

jihadistische ideologie gerechtvaardigd (Pantucci, 2011).

1.11.4 Lone attacker

Tot slot bespreken we de vierde subgroep. Deze groep noemt men de lone attackers. Ook

deze individuen plegen de aanslagen fysiek alleen. Echter is er hier een fundamenteel

verschil met de vorige drie subgroepen. Zo is er bij deze individuen wel degelijk sprake

van een externe bevel- en controlestructuur. Anders dan bij de lone wolf subgroepen

bestaat er een duidelijke directe link met jihadistische groeperingen zoals IS. Waar de

lone wolf in beide vormen mogelijks oppervlakkig contact heeft via internet, vindt de

interactie hier veel intenser en face to face plaats. Ze zijn actief verwikkeld in een

jihadistisch terroristisch netwerk. Dit netwerk, verbonden aan een groepering, voorziet

hen zelfs van middelen om explosieven te creëren. Tot op zekere hoogte lijkt het

contradictoir om dit type persoon in te delen bij de typologie van de lone wolves. In

essentie zijn deze personen geen terroristische eenzaten. De reden waarom men deze

individuen indeelt bij het lone wolf fenomeen is omdat ze alleen handelen op het

moment van de aanslag zelf. Met andere woorden, deze personen zijn individuele

terreurcellen, uitgezonden door jihadistische milities. Concluderend wordt dit type

besproken bij de lone wolf omdat het de scheidingslijn mooi aangeeft tussen een kleine

terreurcel en de effectieve ruimere gemeenschap van lone wolves (Pantucci, 2011).

Page 34: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

34

1.11.5 Contraterrorisme

Door middel van bovenstaande eigenschappen te analyseren en inventariseren is het

mogelijk voor academici en overheidsinstanties om tot op zekere hoogte

contraterrorismestrategieën te ontwikkelen. Desondanks dat het fenomeen een reële

dreiging vormt, dienen we hierbij te vermelden dat het in de praktijk gaat om een relatief

laag aandeel van de aanslagen. Uit een studie van het COT blijkt dat bij slechts 1.28

procent van de terroristische aanslagen in Amerika en West-Europa het gaat om lone

wolf terroristen. Echter lijkt het erop dat er de komende jaren een stijging zal

plaatsvinden. De jihadistische groeperingen zijn er zich van bewust dat de lone wolf kan

ingezet worden als een strategische tactiek. Zo circuleren er op het internet diverse

teksten van verschillende groeperingen. Het enigste doel van deze documenten is

aanzetten tot lone wolf terrorisme. Onder meer Al Qaida wist in het verleden deze

strategie succesvol te gebruiken. Kortom mag het duidelijk zijn dat wanneer de

jihadistische groeperingen zoals IS erin slagen om deze strategie frequenter te hanteren

de strijd tegen terrorisme zal veranderen. De aanslagen zullen minder dodelijk zijn maar

moeilijker in de kiem te smoren en te bestrijden. Mogelijks is dit de grootste uitdaging

van de toekomst voor onze inlichting en veiligheidsdiensten met betrekking tot de

vrijwaring van onze veiligheid (Bakker & de Graaf, 2010).

1.12 Een jihadistische groepering nader bekeken – Al Qaida

Binnen deze masterscriptie wordt melding gemaakt van enkele termen zoals: een

terroristisch netwerk, een salafistische jihadistische militie en de globale jihadistische

beweging. Deze termen hebben één ding gemeen, ze zijn verbonden met de hedendaagse

jihadistische groeperingen zoals ISIS, Boko Haram, Hezbollah of Al Qaida. Daarom

bespreken we op het einde van het eerste theoretische hoofdstuk wat verstaan kan

worden onder deze term en wat deze groepen ideologisch drijft. Desondanks dat IS

momenteel de meeste media aandacht geniet wordt Al Qaida besproken. De reden

hiervoor te vinden in het feit dat deze groepering historisch bekeken ontegensprekelijk

de grootste impact heeft gehad op de gewelddadige jihadbeleving. Na 9/11 werd het

duidelijk dat men de materie van het jihadisme en diens repercussies onderschat had.

Toen destijds ground zero volledig ontruimd was en de heisa was gaan liggen hadden de

Amerikanen maar één doel, namelijk het terecht stellen van de mensen achter deze

gruweldaad. Al snel bleek dat het ging om terreurgroep Al Qaida. In tegenstelling tot

Page 35: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

35

deze snelle constatatie bleek het ondanks alle pogingen en de langdurige war on terror

onmogelijk om de kopstukken terecht te stellen. Pas 10 jaar en talloze slachtoffers later,

dood Amerika het schijnbaar onvatbare kopstuk genaamd Osama Bin Laden (Kepel &

Milelli, 2008).

Hoewel de wereld het jihadisme pas echt heeft leren kennen met de aanslagen van 9/11

bestaat het begrip al veel langer. Bin Laden nam de zienswijze met betrekking tot het

jihadisme en het salafisme grotendeels over van een 13e eeuwse theoloog genaamd Ibn

Taymiyya. Hierbij wist het Al Qaida kopstuk als geen ander de media te bespelen om

zijn boodschap te verkondigen. Via diverse interviews met onder meer CNN en Al

Jazeera boezemde hij het westen angst in. Sedert het begin van de jaren 90 van de vorige

eeuw verkondigde Bin Laden de jihad aan Amerika. Echter duurde het nog tot 1996

vooraleer Bin Laden de heilige oorlog officieel verkondigde tegen Amerika. Hierbij

beveelt hij de Amerikanen en alle niet moslims om de heilige plaatsen Mekka en Medina

te verlaten en kan hij hun veiligheid niet garanderen indien ze blijven. Wanneer in 1998

enkele Amerikaanse ambassades worden aangevallen in Kenya en Tanzania worden de

standpunten van de jihadistische terreurgroep duidelijk. De groepering wenst zichzelf en

waar ze voor staan kenbaar te maken door gewelddadige acties. Vervolgens stellen ze

een wijdverspreid gedecentraliseerd rekruteringsprogramma op. Deze manier van

handelen zien we vandaag de dag ook terug bij terreurgroep IS. Ook koos Al Qaida hun

data en locaties specifiek en doelgericht uit (Blanchard, 2007; Kepel & Milelli, 2008).

Een andere parallel die kan getrokken worden tussen Al Qaida en IS, Boko Haram en

vrijwel elke dominante jihadistische groepering heeft betrekking op het einddoel. Hierin

was het Al Qaida van Bin Laden zeer radicaal. In hun ideologie was het de bedoeling om

een islamitische wereld te creëren zonder invloed van het moderne westen. Daarbij

spoorde ze alle moslims aan om te verenigen en te vechten voor de creatie van een

oemma. Zo een oemma of umma is een wereldwijde moslimgemeenschap. Tevens zou

de leider van deze umma een kalief moeten zijn en enkel op deze manier kan er een

erkend kalifaat ontstaan. Verder kan er enkel orde heersen in de gemeenschap door

middel van een sharia, elk ander rechtssysteem kan men zich niet op beroepen en heeft

geen waarde. Alle gedrag gaande van financiële tot sociale wordt aan banden gelegd

door islamitische principes. Daarnaast stond bij Al Qaida symboliek en een ascetisch

leven centraal. Tot slot kan worden gesteld dat de hedendaags dominante groeperingen

geïnspireerd zijn door Al Qaida en er nog steeds grotendeels dezelfde doelen op na

Page 36: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

36

houden. Ter verduidelijking is het niet zo dat Al Qaida dood is maar ze bevinden zich

sinds IS al een tijdje op de achtergrond (Blanchard, 2007; Kepel & Milelli, 2008).

Hoofdstuk 2. Radicalisering is een proces, dat zich ontwikkelt langs

diverse paden

2.1 Inleiding

Het woord radicalisering werd eerst gebruikt in de context van terrorismeonderzoek in

een intern document van de EU dat dateert van mei 2004. Dit document bracht oorzaken

aan waarom iemand mogelijks gerekruteerd kan worden door buitenlandse extremisten.

De aanslagen van Londen en Madrid een jaar later wakkerden het gebruik van dit

concept sterk aan. Sindsdien is dit concept niet meer weg te denken uit het

terrorismeonderzoek en geniet het de status van containerbegrip. Waarbij het te pas en te

onpas wordt gebruikt om zaken te verklaren. Gaande van klederdracht tot religieus

geïnspireerd gewelddadig gedrag. Hierdoor verloor het begrip verklarende waarde en

verwierf het een ambigue status (Coolsaet, 2015).

Echter leverden studies over radicalisering van de afgelopen decennia nuttige inzichten

op. Zo blijkt radicalisering in eerste instantie een socialiseringsproces waar

groepsdynamieken onder de vorm van vriendschappen en familiebanden belangrijker

zijn dan de heersende ideologie op zich in de groep. Een persoon en diens netwerk zijn

vaak langdurig onderhevig aan sterke stimuli van frustratie en onrecht. Daarom wordt

geweld gezien als laatste redmiddel om de door de groep gepercipieerde ideale

maatschappijvorm te creëren of bestendigen. Tevens zorgen dezelfde zaken ervoor dat

bepaalde groepen zich mentaal gaan afscheiden van de maatschappij. Concluderend stelt

Coolsaet dat een sterk doorgedreven groepsdenken vanuit een radicaliseringsachtergrond

ervoor kan zorgen dat geweld tegen onschuldigen wordt gezien als rechtvaardig

(Coolsaet, 2015).

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de fasen van het radicaliseringsproces. Tevens

worden enkele definities aangereikt om een beter interpretatief inzicht te verwerven. Tot

slot bespreken we diverse theorieën en modellen die apart of in combinatie met elkaar

trachten het radicaliseringsproces te verklaren.

Page 37: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

37

Aangezien radicalisering bestempeld wordt als een echt containerbegrip bestaat er ook

geen uniforme, door iedereen erkende definitie. Desondanks dat deze definitie nog steeds

juist kan zijn kent het deel met betrekking tot een langdurig proces hedendaags weinig

verklaringskracht meer.

Buijs et al. (2006a: 16) (in Gielen, 2008).

“Radicalisering kan worden gezien als het proces van toenemend radicalisme bij een

persoon of groep, waarbij de bereidheid groeit om zelf dergelijke diep ingrijpende

veranderingen van de samenleving en de democratische rechtsorde (eventueel op

ondemocratische wijze) na te streven en/of te ondersteunen, dan wel anderen daartoe

aan te zetten. Radicalisering is een langdurige proces, omdat het doorsnijden van

banden met de gevestigde samenleving tijd kost. Het is gelaagd in die zin dat het

groepen, generaties, geestverwanten en individuen kan betreffen. Het is eveneens

veelvormig vanwege de verschillende dimensies: politiek, religieus en sociaal–

cultureel.”

Waar terrorismedeskundigen dus vroeger van mening waren dat het doorlopen van een

radicaliseringsproces 5 a 7 jaar zou duren wordt nu gezegd dat het proces zo snel kan

evolueren dat het volledig onder de radar van inlichtingen- en veiligheidsdiensten blijft.

Hiermee wordt een deel van bovenstaande definitie dus ontkracht (de Graaff, de Poot &

Kleemans, 2009; De Schepper, 2014).

2.2 De verschillende stadia van het radicaliseringsproces

Het radicaliseringproces kent drie grote fasen. Deze drie fasen staan op een continuüm.

Zo kent het proces een dynamische voortgang. Het continuüm start bij radicalisme en

eindigt bij terrorisme, het tussenliggende stadium heet extremisme. (Ponsaers et al.,

2010; De Schepper, 2014).

Page 38: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

38

Figuur 1. Proces van radicalisering: [Overgenomen uit] “Onderzoeksrapport

polarisering en radicalisering: een integrale preventieve aanpak.” Door Ponsaers, P., De

Ruyver, B., Easton, M., Verhage, A., Noppe, J., Hellinckx, J., & Vandevelde, M.,

(2010).

2.2.1 Polarisatie en radicalisme

Radicalisme volgens Gielen (2008): Is het voortschrijdend verlies van het zichzelf

identificeren met de democratische samenleving waarin wordt geleefd. Daarbij heeft

diezelfde persoon een droombeeld van hoe het anders zou moeten (De Schepper, 2014).

Schinkel et al., (2009) poneren in hun boek dat de relatie tussen polarisatie en

radicalisme niet volledig duidelijk is. Enerzijds heb je de auteurs die overtuigd zijn dat

polarisatie zou leiden tot radicalisme. Anderzijds heb je vanzelfsprekend de auteurs die

geloven dat radicalisme leidt tot polarisatie. Nader onderzoek over de richting van het

verband is nodig (De Schepper, 2014).

Het COT – instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (2008) (in Ponsaers et al.,

2010) stelt dat men bij polarisatie spreekt van een verscherping tussen tegenstellingen

van bepaalde groepen of personen in de samenleving. Hierdoor ontstaan er spanningen

tussen die bepaalde groepen of personen waardoor er risico’s ontstaan voor de sociale

veiligheid (De Schepper, 2014).

Page 39: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

39

2.2.2 Extremisme

Noppe, Hellinckx & Van de Velde (2011) stellen dat er zich naast radicalisme nog twee

andere fases bevinden op het continuüm. Vervolgens op het continuüm ziet men de fase

van extremisme en de fase van terrorisme. Terwijl de fase van terrorisme zelden wordt

bereikt ziet men deze fase toch als de ultieme uitkomst van radicalisering. Wanneer men

doorgroeit in het radicaliseringsproces naar extremisme tast de groep of het individu

veelal de grens af met de illegaliteit. Hierbij wordt geweld gebruikt om de

vooropgestelde idealen te bereiken of de idealen van de huidige democratie te

verwerpen. Echter is de scheidingslijn tussen beide begrippen vaag. Zo is het mogelijk

dat bepaalde individuen van een radicale groepering extremisten zijn en geweld

verkiezen terwijl de groep als geheel geweldloze acties laat prevaleren en vooral het

geweldloze radicale ideeëngoed ondersteunt (De Schepper, 2014).

2.2.3 Terrorisme

Wanneer personen of groeperingen ervaren dat met geweldloze acties niets teweeg wordt

gebracht. Dan is de kans groter dat terrorisme gezien wordt als enige valabele optie.

Terrorisme behelst geen algemeen aanvaarde definitie en wordt gezien als de laatste stap

in het radicaliseringsproces waarbij men van extremisme de overstap zet naar de ultieme

fase van radicalisering (Ponsaers et al., 2010; De Schepper, 2014).

2.3 De theoretische bril waarmee men kan kijken naar

moslimradicalisering en jihadisme

Wanneer er gekeken wordt naar de interpretatie waar groeperingen zich op beroepen om

de oorlogsdaden in de naam van Allah te justificeren, is het duidelijk dat er dieper

gelegen problemen zijn. Deze theologische interpretatie is overigens vaak foutief.

Daarom is het nodig om na te gaan wat er aan de basis ligt van deze foutieve

interpretatie, die op verschillende plekken in de wereld uitmondt in terreur (Zemni,

2006).

Al snel komt men bij het achterliggend radicaliseringsproces. Ter verduidelijking is het

zo dat niet enkel moslims de offensieve jihad kunnen beleven maar de meeste jihadisten

wel moslim zijn. Daarom spreken we vaak over moslimradicalisering binnen de context

van het jihadisme, tot ergernis van sommige experten. Hetzelfde geldt voor de Islam als

Page 40: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

40

geloof, daarbij dient gezegd dat het geloof op zich geen gruwelijkheden promoot maar de

subjectieve interpretatie die er uit voortkomt vaak leidt tot gruweldaden. De jihadisten

stoelen zich op verzen uit de koran en de hadith maar interpreteren deze verkeerdelijk.

Om inzicht te verwerven in de diep verankerde religieuze gedachtegang die een jihadist

heeft, is het nodig om een blik te werpen op de diversiteit aan theorieën die een

(deel)verklaring bieden voor het achterliggende radicaliseringsproces en de daarop

volgende gewapende jihadbeleving.

Kortom is het voor dit thema enerzijds belangrijk om stil te staan bij theorieën die een

mogelijke verklaring geven aan het terroristische aspect van jihadisme, maar anderzijds

te begrijpen dat de jihadistische stroming niet uitsluitend terroristisch is en dat er ook

moet ingezet worden op de voorafgaande fasen. Eerst worden de theorieën besproken die

de (subjectieve) rechtvaardigingsgronden aandragen om een verklaring te bieden.

Vervolgens komen de zogenaamde psychologiserende theorieën aan bod, deze zoeken de

verklaring in karaktereigenschappen etc. Daarna zijn de theorieën die de setting als

oorzaak zien aan de beurt. Tot slot worden nog enkele theoretische modellen besproken.

2.4 Theorieën op basis van de subjectieve rechtvaardigingsgronden

Koomen en Van der Pligt (2009) poneren dat om inzicht te krijgen in de fase van het

radicalisme er moet gekeken worden naar de rol van de sociale context. In de literatuur

bestaan er diverse theorieën die het initiëren van een radicaliseringsproces en het verder

evolueren tot in het laatste stadium wensen te verklaren aan de hand van de subjectieve

rechtvaardigingsgronden. In deze denkwijze speelt dus vooral de persoonlijke perceptie

van een individu een grote rol, en niet de objectieve waarheid. Hoe iemand de sociale

context dus ervaart als juist of fout is van belang. Hoe een persoon daarmee omgaat is

van belang om de eerste stap in het radicaliseringsproces te snappen. Rebelleert men

ertegen of niet? Vele zaken kunnen aanleiding geven tot radicalisering op basis van deze

theoretische grondslag. Armoede en discriminatie zijn maar enkele voorbeelden.

2.4.1 De rationele keuze theorie

In deze theoretische benadering weegt een persoon zijn keuzes af aan de hand van een

kosten-baten redenering. Wanneer gewelddadig gedrag in de naam van de jihad dus

sterker doorweegt dan het respecteren en gehoorzamen van de democratische waarden

zou terrorisme zich kunnen voltrekken (Ponsaers et al., 2011).

Page 41: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

41

Uit het onderzoek van Schbley (2010) gevoerd binnen de terreurgroep Hezbollah blijkt

dat weinig personen effectief over gaan tot daden van terrorisme op basis van de

rationele keuze theorie ondanks dat er geloof is in het bereiken van hun doelen via het

medium van terreur. Deze theorie is dus niet van toepassing op elke groepering of op elk

individu en heeft een magere empirische grondslag.

2.4.2 De frustratie-agressie hypothese

Friedland, een wetenschapper die studie verricht op deze hypothese, vraagt zich eerst af

welke omstandigheden aanleiding geven tot de wens naar sociale verandering bij

groepen en personen. Vervolgens stelt hij de vraag waarom diezelfde groeperingen

gewelddadig worden. En tot slot waarom dit geweld zodanig kan escaleren (Horgan,

2014).

Bij de uitwerking van deze vragen kwam de auteur tot de vaststelling dat bepaalde

groepen of personen in de maatschappij minder kansen krijgen en last hebben van

discriminatie en vaak oneerlijk bejegend worden. Naar aanleiding van die stressoren

wordt er een hoop frustratie opgewekt. Zo is het voor bepaalde groepen niet mogelijk om

hun levensdoelen te verwezenlijken onder een bepaald regime. Volgens Tittmar kan deze

hypothese die overigens voor het eerst werd uitgewerkt door Berkowitz dan ook

aanleiding geven tot wat men noemt de vlucht of vecht reactie. Als personen belemmerd

worden om succes of geluk te hebben op een legale manier kan er een vechtreactie

optreden. Ze pikken het onrecht niet dat hen wordt aangedaan. En het is net deze

vechtreactie die aanleiding kan geven tot een voltooid radicaliseringsproces en de daarop

volgende daden van jihadistisch terrorisme (Horgan, 2014).

2.4.3 Relatieve deprivatie theorie

Zoals Victoroff (2005) schrijft in zijn werk zijn er diverse auteurs die beweren dat er een

verband is tussen armoede en het ondernemen van terroristische daden. Onder andere

Schmid (1983), Harmon (2000), en Krueger en Maleckova proberen deze sociologische

correlatie hard te maken. in essentie is het de ondraaglijkheid die gepaard gaat met

economische deprivatie die aanleiding zou geven tot radicaal gedachtengoed en

terrorisme.

Page 42: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

42

2.4.4 Onderdrukkingstheorie

De laatste theorie in deze verhandeling, binnen het perspectief van subjectieve

rechtvaardigingsgronden is de onderdrukkingstheorie. Net zoals bij de andere theorieën

binnen dit luik telt de subjectieve ervaring. Als een individu zich onderdrukt voelt door

de staat of door instituties van de overheid heerst er een gevoel van onrechtvaardigheid.

Hierdoor heerst de gedachte dat het individu in kwestie is beroofd van zijn of haar

waarde, eer of vrijheid. Dit gevoel kan een motief zijn om over te gaan tot het eigen

maken van een radicaal gedachtengoed of meer (Victoroff, 2005).

2.5 Psychologiserende theorieën

Dit tweede luik behelst theorieën, die een proces van radicalisering trachten te verklaren

aan de hand van karaktereigenschappen. De verklaringskracht van deze theorieën is

eerder beperkt. (Ponsaers et al., 2011).

2.5.1 Novelty-seeking theory

Het zoeken naar avontuur gaat vaak gepaard met een bepaalde periode in het leven van

iedere mens. Vaak is dit de late adolescentie. Deze theorie stelt als hypothese dat de

vatbaarheid voor radicale ideeën en handelingen in deze levensfase hoog is. Toch is er

geen empirische staving die deze theorie ondersteunt (Ponsaers et al., 2011).

2.5.2 Psychopathologische theorie

Deze theorie wenst aan te tonen dat terroristen bepaalde ziekelijke kenmerken hebben

die afwijken van de doorsnee burger. Crenshaw (2000) concludeert dat dit soort

theorieën geen significant resultaat genereren. Ook poneert ze dat er nog veel te leren

valt over de motivatie van geradicaliseerde personen en dat zulke isolerende theorieën de

sociale en politieke context negeren.

2.5.3 Identiteitstheorie

De toetreding tot een radicale groepering wordt vanuit verschillende theorieën verklaard

vanuit de zoektocht naar een bepaalde identiteit. Deze zoektocht vindt meestal plaats in

de adolescentie en gaat hand in hand met een gebrek aan zelfvertrouwen (Olsson, 1988).

Echter is er tot op heden nog geen studie voor handen die deze theorie ook effectief heeft

Page 43: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

43

getest op terroristen of op meer relevant voor deze verhandeling, de jihadstrijders. Wel

zijn de respondenten het erover eens dat problemen omtrent identiteit een grote rol

kunnen spelen (R1, persoonlijke communicatie, 17 april 2014; R3, persoonlijke

communicatie, 8 mei 2015; R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015)

2.6 De theorieën die betrekking hebben op de contextuele

omstandigheden

Hierbij wordt radicalisering verklaard op basis van factoren die inwerken van buitenaf.

Deze theoretische strekking heeft een grote empirische evidentie maar kan niet gezien

worden als een exclusieve verklaring (Ponsaers et al., 2011).

2.6.1 Sociale leertheorie

Deze theorie stelt dat radicaal gedrag wordt aangeleerd via interpersoonlijk contact of via

bepaalde mediums zoals televisie en radio. Hierbij is er dus sprake van een

socialisatieproces. Essentieel gaat het om de zogenaamde indoctrinatie- of intentionele

rekruteringsprocessen (Ponsaers et al., 2011). Net op basis van deze

rekruteringsprocessen veroordeelde het openbaar ministerie Belkacem tot 12 jaar

gevangenisstraf.

2.6.2 Differentiële associatietheorie

Een andere theorie met een sociaalpsychologisch karakter die stelt dat crimineel gedrag

aangeleerd is, is die van Sutherland en Cressey. Hierbij leren groepen of individuen

attitudes aan die het gestelde criminele gedrag rechtvaardigen. Ook rijkt de persoonlijke

kring technieken en middelen aan die behulpzaam zijn bij het stellen van crimineel

gedrag. Als de persoon door zijn omgeving dan ook nog meer criminele definities dan

normatieve krijgt ingefluisterd heeft dit alles een invloed op zijn gedrag (Burke, Jackson

& Tittle, 1986).

2.7 Modellen toepasselijk op het jihadisme

Eerst wordt het piramidale model van McCauley en Moskalenko besproken. Daarna

komt Moghaddam zijn staircase ter sprake. Vervolgens is het de beurt aan

Juergensmeyer’s symbolisch bekrachtigingsmodel. Dan wordt Wiktorowicz zijn model

besproken. Tot slot bekijken we het viertandmodel van Sageman.

Page 44: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

44

2.7.1 Piramide van McCauley en Moskalenko

McCauley en Moskalenko (2008) trachten in hun model op schematische wijze aan te

geven hoe het komt dat bepaalde individuen en groepen onderhevig zijn aan een

radicaliseringproces. Ook de mate waarin zulke terreurgroeperingen steun genieten van

de maatschappij wordt in kaart gebracht. Aan de hand van twaalf mechanismen wordt

meer inzicht gegeven in de verschillende niveaus van radicalisering. Tien van de

mechanismen ter verklaring van radicalisering vinden plaats op het groepsniveau. Ook

argumenteren ze dat groepen onderhevig zijn aan factoren van buitenaf (De Schepper,

2014).

Hoe hoger een bepaalde persoon wordt ondergebracht in het model, hoe hoger de mate

van radicaal gedachtengoed en hoe hoger de mate van tijd en economische investeringen

deze persoon besteed voor het belang van de eigen groep. De top van de piramide bevat

de echte terroristen die overgaan tot gewelddadige acties. Daardoor worden personen op

de onderliggende niveaus beschouwd als medestanders en sympathisanten die de

ideologie mee dragen maar niet perse zelf tot actie overgaan. Echter stijgt de bereidheid

tot effectief gewelddadig gedrag naarmate men stijgt in de piramide. Een belangrijke

kanttekening die kan gemaakt worden naar beleidsmakers toe is dat een persoon zeer

snel kan stijgen van bodem naar top zonder de tussenliggende niveaus te hebben

aangedaan (McCauley & Moskalenko, 2008; De Schepper, 2014).

2.7.2 De trap van Moghaddam

Moghaddam (2005) tracht met zijn staircase-model meer te weten te komen over de

processen die zich verschuilen achter en vooraf gaan aan terrorisme. Hoe hoger de trede

op de trap waar een radicaal persoon zich bevindt hoe minder keuzes de persoon heeft.

Op het gelijkvloers zit het leeuwendeel van de personen ingedeeld. Deze personen zitten

in het stadia van radicalisme. Individuen die verder radicaliseren en dus klimmen op de

treden van de trap ervaren grotere relatieve deprivatie en hadden vaak het meest te

kampen met armoede en discriminatie op één of meerdere levensdomeinen. Ook zijn

deze mensen veelal op enkele uitzonderingen na het minst geschoold (De Schepper,

2014).

De trap heeft een gelijkvloers en 5 verdiepingen. Elke verdieping staat garant voor

specifieke processen die inspelen op het individu en deze veranderen. Al op het

Page 45: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

45

gelijkvloers ervaart een persoon een dominant gevoel van relatieve deprivatie. Bepaalde

individuen klimmen vervolgens naar de eerste trede om gerechtigheid te zoeken en hun

situatie te verbeteren. Het klimmen op de trap staat gelijk aan een verhoogde

radicaliseringsgraad bij het individu. Echter als de eerste trede geen soelaas biedt aan de

persoon in kwestie zal die zijn traject verder zetten en blijven stijgen op de trap.

(Moghaddam, 2005; De Schepper, 2014).

Op de tweede trede grenst radicalisme met extremisme, en binnen dit niveau predikt men

om de betreffende ideologie te indoctrineren. De grootste verandering vindt plaats bij

personen die de derde trede van de trap bereiken. Vanaf dit niveau wordt terrorisme

gezien als een gerechtvaardigde zaak. Op het vierde niveau van de trap zijn de banden

met terroristische organisaties het sterkst zichtbaar wordt iedereen buiten de eigen groep

gehaat. Op dit niveau worden de wij-zij tegenstelling dus het sterkst veruitwendigt.

Tevens worden personen op dit niveau sterk beïnvloed van bovenaf (De Schepper,

2014).

Op de vijfde en laatste trede bevinden zich de bevoorrechte terroristen. Deze groep

personen worden zorgvuldig door de ideologische leiders gekozen en vervolgens krijgen

ze training om inhiberende mechanismen te ontwijken met als ultieme doel terroristische

daden te verrichten (Moghaddam, 2005; De Schepper, 2014).

2.7.3 Symbolisch bekrachtigingsmodel van Juergensmeyer

Juergensmeyer’s model telt 4 stadia en enkel in het hoogste stadium komt terrorisme

voor. Hij onderzoekt de invloed van sociaal-politieke problemen op religieuze elementen

zoals de jihad.

Stadium 1 “A world gone awry”: Sociaal-politieke problemen die bestaan binnen een

maatschappij liggen aan de basis van terrorisme zegt Jeurgensmeyer. Omdat een deel van

de bevolking bepaalde problemen niet van zich af kan zetten, zoeken ze naar een

oplossing om met de situatie om te gaan.

Stadium 2 “The foreclosure of ordinary options”: Een bevolking die onderhevig is aan

sociaal-politieke problemen heeft twee opties. Enerzijds kan verandering bekomen

worden via het legale circuit, door bijvoorbeeld nieuwe verkiezingen af te dwingen.

Anderzijds heb je de doemdenkers die geweld zien als enige juiste oplossing tegen de

zogenaamde slechten van de wereld. Deze frustratie gaat gepaard met een gebrek aan

zingeving.

Page 46: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

46

Stadium 3 “Satanisation and cosmic war”: In deze fase wordt geloof en religie omhelst

als de oplossing. De slechten vanuit het vorige stadium worden gepercipieerd als duivels

en moeten worden bestreden. De overwinning zal komen omdat men zich

onvoorwaardelijk gesteund voelt door God.

Stadium 4 “Symbolic acts of power”: In deze laatste fase symboliseren personen en

groeperingen de kracht die hen toekomt. Militaire wapens en andere zaken worden

verzameld om deze kracht aan te tonen. Communicatiemiddelen en hiërarchische

structuren met charismatische leiders worden eveneens gecreëerd. Daarna worden

personen die het hardnekkigst neigen tot geweld gekozen om terroristische daden te

verrichten (Juergensmeyer, 2000).

2.7.4 Het model van Wiktorowicz

Dit model heeft als basis een etnografische casestudy. Hierbij tracht Wiktorowicz de

nadruk te leggen op het radicaliseringstraject van de Al-Muhajiroun groepering. Echter

neemt Wiktorowicz het woord radicalisering nooit in de mond en spreekt hij van

processen tot het lid worden van een islamitische groepering. De Al-Muhajiroun is een

transnationale islamitische organisatie die opereert vanuit het Verenigd Koninkrijk. Een

wereldwijde islamitische revolutie door middel van het plegen van staatsgrepen is hun

doel. Deze staatsgrepen wensen ze zelfs te bereiken via samenwerking met de legers van

landen. Hierdoor werden ze wereldwijd berucht. Op deze manier wensen ze een

islamitische staat te genereren. Het lid worden van deze islamitische groepering gebeurt

via vier achtereenvolgende fasen (King & Taylor, 2011).

Niveau 1 “de cognitive opening”: Het eerste niveau is de cognitieve opening.

Persoonlijke tegenslagen op één of meerdere levensdomeinen zorgen er voor dat een

persoon vatbaar wordt. Zelfs een initieel gesprek met een moslimextremist zou aanzet

kunnen geven tot een subjectieve crisiservaring.

Niveau 2 “religion seeking”: De tweede fase kenmerkt zich door een verhoogde

vatbaarheid voor alles wat een religieuze aangelegenheid heeft. Opvattingen van

islamitisch-extremistische groeperingen die het nieuws halen worden ernstig in beraad

genomen door de persoon die zich in crisis bevindt en er ontstaat een ware zoektocht

naar zingeving.

Niveau 3 “frame alignment”: Om deze fase aan te vatten dient de persoon zijn

wereldvisie al grotendeels overeen te stemmen met de visie van de radicale groepering

Page 47: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

47

die hij al gedurende een tijd monitort. Eerbied voor de gedachtegang van de groepering

alsook voor de leden van zo’n groep zijn essentieel.

Niveau 4 “socialization and joining” Wanneer iemand de stap zet naar lidmaatschap van

een extremistische groepering zit deze in het laatste stadium. Daarbij behelst de persoon

de groepsideologie volledig en wordt de groepsidentiteit eigen gemaakt. Ook drijft hij

alsmaar verder af van de nog resterende mainstream-gedachtegang die hij had. Dit

gebeurt door constante interactie met gelijk denkenden (King & Taylor, 2011).

2.7.5 Sageman’s viertandmodel

In contrast tot andere bestaande modellen concludeert Sageman dat radicalisme ontstaat

uit vier factoren. Drie van de vier factoren bestempeld hij als cognitief en één kan gezien

worden als situationeel. Het aanvoelen van moreel buitensporig en onaanvaardbaar

handelen is een eerste cognitieve factor die kan lijden tot radicalisme. De invasie van

Amerika in Irak blijkt zo’n voorbeeld te zijn, daardoor zochten vele mensen aansluiting

bij extremistische groeperingen. Een tweede cognitieve factor is de bril en het denkkader

waarmee een persoon de wereld ziet. Een universeel heersend denkkader binnen

extremistische islamitische groeperingen is dat het westen de strijd aangaat met de islam.

Discriminatie en persoonlijke gebeurtenissen die een indruk hebben nagelaten kunnen

fungeren als een derde cognitieve factor. Deze drie cognitieve factoren kunnen elkaar

gemakkelijk versterken en opheffen. Sageman zegt dat om een radicaliseringsproces op

te starten, de interactie met mensen die een zelfde mening zijn aangedaan cruciaal is. De

laatste factor is een contextuele factor, genaamd mobilisatie door netwerken. Deze factor

zorgt ervoor dat mensen zich vervoegen bij groeperingen. Deze rekrutering kan

plaatsvinden via internet of via wat men noemt een sociale beweging (King & Taylor,

2011).

2.8 Slot

Met bovenstaand scala aan theorieën werd getracht een kwalitatief concreet inzicht te

geven in de oorzaken die een radicaliseringsproces kunnen opstarten. Tevens bekeken

we onder welke voorwaarden individuen de fases doorlopen. Ook hoe een persoon

uiteindelijk overgaat tot terrorisme staat centraal in veel van de theorieën. Deze

theoretische uiteenzetting streeft geen exhaustief beeld na maar geeft kwalitatief inzicht

in de diversiteit die aan de basis ligt van een radicaliseringsproces.

Page 48: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

48

DEEL 2: Methodologisch luik

Hoofdstuk 3. Een beleidsmatige internationale aanpak

Binnen dit eerste methodologische hoofdstuk wordt het bestaande beleid van diverse

landen besproken. Om haalbaarheids- en omvangredenen wordt een selectie aan landen

gemaakt. Eerst wordt Amerika besproken. Vervolgens is Nederland aan de beurt. Tot slot

bespreken we Denemarken. Wanneer we het bestaande beleid van verschillende landen

inzake jihadisme gaan evalueren wordt het al snel duidelijk dat elk land een eigen aanpak

hanteert. Sommige landen zetten volledig in op preventie en re-integratie, terwijl andere

landen naast de preventie neigen naar een hardhandige aanpak. Daarbij gaan bepaalde

landen hun beleid top-down afstellen terwijl andere landen de oplossing zien in een

bottom-up benadering. Vaak worden beide beleidsmatige structuren gecombineerd. Alle

inzichten die we verwerven door het beleid van andere landen te analyseren dienen om

ons eigen beleid te verbeteren, vergelijken en onder de loep te nemen in hoofdstuk 4.

3.1 Amerika

Eerst wordt dieper ingegaan op het beleid van misschien wel het meest betrokken land

bij deze problematiek, namelijk Amerika. Het is niet zonder reden dat Amerika het

doelwit bij uitstek is voor jihadstrijders. Denk maar aan de 9/11 catastrofe. Echter heeft

het land zelf deels schuld aan hoe de aanvallen van destijds zo gesofisticeerd konden

verlopen (Clarke et al., 2005).

Het begin van de relatie tussen Amerika en de jihadstrijders brengt ons terug naar het

conflict in Afghanistan begin de jaren 80 van de vorige eeuw. Toen in december 1979 de

toenmalige Sovjet-Unie binnenviel in Afghanistan, aarzelde president Carter geen

moment om de CIA de opdracht te geven, de lokale moedjahedien bij te staan in dit

conflict. De toenmalige vrijheidsstrijders, zoals president Reagan ze later noemde waren

amper georganiseerd in vergelijking tot de Sovjet oppositie. Gedurende tien jaar voorzag

Amerika de moedjahedien van geld, wapens, medisch materiaal en materiaal om mee te

communiceren (Bolton, 2014; Kepel & Milelli, 2008).

Na het verdrijven van de Sovjet, hielp Amerika daarna de noordelijke alliantie in de

burgeroorlog tegen de Taliban. Gedurende de jaren 90 koos Amerika ervoor om

aanwezig te blijven in landen zoals Afghanistan en Saudi-Arabië, dit tot grote ergernis

Page 49: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

49

van de Afghanistanveteranen en opkomende groeperingen zoals die van Bin Laden.

Gedurende dit decennium werden veel dreigementen aan het adres van Amerika geuit. In

1996 verkondigde Bin Laden, op dit moment kopstuk van Al Qaida de officiële

jihadstrijd tegen Amerika. Vanaf dit moment kwam de al lang stukgelopen relatie en het

daarbij horende conflict tussen de moedjahedien en Amerika in een stroomversnelling

(Bolton, 2014; Kepel & Milelli, 2008).

3.1.1 Een 4-ledige beleidsmatige aanpak

Tegen deze historische achtergrond is het geen verrassing dat net Amerika een vrij sterk

repressief buitenlands beleid hanteert. En daarbij sterk de focus legt op het bestrijden van

terrorisme. Tevens zet Amerika sterker in op hun buitenlands beleid tegen het jihadisme

dan West-Europese landen. Door middel van diverse strategieën te gebruiken in

verschillende landen. Zo hopen ze dat deze landen niet ten prooi vallen aan de taliban en

het kalifaat. Enkele voorbeelden hiervan zijn Egypte, Saoedi-Arabië, Pakistan en Iran.

Niet toevallig heeft de U.S. belang bij de olieproductie van sommige van deze landen

(Clarke et al., 2005).

Amerika werkt grotendeels vanuit een top-down benadering maar hun beleid bevat ook

bottom-up aspecten. Hun visie in de strijd tegen het jihadisme wordt gestreden op

verschillende echelons. Zo trachtten ze militaire en politionele actie te ondernemen.

Doen hun inlichtingen en veiligheidsdiensten knap werk. En ook financiële maatregelen

worden genomen in de strijd tegen het jihadistisch terrorisme. Uiteindelijk wordt eerst

dieper ingegaan op de procesmatige aanpak die ze hanteren om het terrorisme terug te

drijven (Clarke et al., 2005).

3.1.1.1 Politioneel

In eigen land heeft de FBI sedert 9/11 gestage vorderingen gemaakt om de veiligheid van

de burgers beter te garanderen. Desondanks is er nog nood aan meer en betere

technologie en voldoende getrainde analisten. Daarom zullen er in de toekomst nog

aanpassingen plaatsvinden binnen de component “contraterrorisme en forensische

wetenschappen” van de FBI. Op deze manier blijft de technologie in de strijd tegen

terreur innoveren. Bovendien willen ze meer preventief te werk gaan en daarbij goed

samenwerken met externe inlichtingendiensten en de onderliggende politionele niveaus

(Clarke et al., 2005).

Page 50: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

50

Tevens is deze preventiegerichte mentaliteitsverandering terug te vinden in het

politioneel beleid. Zo beseffen ze maar al te goed dat het broodnodig is om samen te

werken met alle actoren uit de keten. Beleidsmakers proberen statelijke, provinciale en

stedelijke politiediensten zo goed mogelijk te betrekken bij het nationaal

contraterrorisme plan. Daarbij ontwikkelde het DOJ en de FBI een JJTF (joint terrorism

task force) zodat de onderzoeksactiviteiten op elkaar kunnen worden afgesteld. om zaken

zoals homegrown terrorism adequaat op te sporen. Verder werd de NSI opgericht. Dit is

een programma dat ervoor zorgt dat de informatie die voor handen is op elk niveau wordt

aangereikt. In essentie hanteren de politiediensten dus een proactieve visie, waarbij de

focus niet alleen ligt op het vaststellen van criminaliteit maar op het voorkomen van

toekomstige criminaliteit door gebruik te maken van een resem tools. Ook versoepelde

de FBI hun beleid met betrekking tot het opzetten van een binnenlandse operatie. Op

deze manier kan ze preventief ingrijpen wanneer er sprake is vanuit een stad of

provincie, dat een terroristisch netwerk op het punt staat om over te gaan tot actie.

Eveneens kwam de USA PATRIOT Act tot leven. Deze wet gaf de FBI het recht om

private data en informatie te verzamelen van e-mail en internetverkeer (Bjelopera, 2013).

3.1.1.2 Inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Ook de inlichtingen- en veiligheidsdiensten blijven vernieuwen in de strijd tegen terreur.

Na 9/11 kwamen er aanbevelingen om het fenomeen efficiënter te bestrijden. De

volgende belangrijke veranderingen werden geïmplementeerd: één leider

verantwoordelijk voor alle inlichtingen- en veiligheidsdiensten, diezelfde leider dient een

budget en personeel ter beschikking te hebben om actie te ondernemen in plaats van

enkel een coördinerende rol. De controlerende bevoegdheid over volgende instanties: the

National Security Agency, the National Reconnaissance officie, en the National

Geospatial Intelligence Agency moet verschuiven van het ministerie van defensie naar de

directeur van de National Intelligence (Clarke et al., 2005).

3.1.1.3 Militair

Volgens Clarke et al. (2005) is er door de exponentiële inzet van special operation forces

over de jaren heen ook een militair voordeel gecreëerd. Echter kan hierbij de vraag

gesteld worden of dit militaire voordeel in de conflictzone, de vrijheid voor de burgers

beter kan garanderen. Verder in dit rapport stellen de auteurs het gebruik van

geraffineerde wapens zoals de UAV voorop als een succesverhaal om aan

contraterrorisme te doen. Deze stelling onderlijnt het geloof in repressie nogmaals.

Page 51: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

51

3.1.1.4 Financieel

Misschien wel het belangrijkste beleidsvraagstuk waarin Amerikaanse beleidsmakers

zich verdiepen is de geldstroom van de jihadistische netwerken. Ondanks dat het

belangrijk wordt geacht om repressief op te treden met politie en leger dienen we te

begrijpen dat een aanslag enkel kan plaatsvinden indien er de geldelijke middelen voor

handen zijn. Daarom verrichten verschillende commissies en instanties onderzoek om de

toevoer van financiën aan jihadistische groeperingen te ontrafelen. Daaruit blijkt dat het

gaat om een complexe materie. In tegenstelling tot vele legale organisaties blijkt het

budget bij deze salafistische groeperingen zeer gefragmenteerd. Op deze manier blijkt

het bijna onmogelijk om de geldkraan toe te draaien (Clarke et al., 2015).

Een groepering heeft verschillende alternatieven om aan geld te komen. Enerzijds kan ze

rekenen op illegale maar ook legale steun van bedrijven en bendes. Tevens verkrijgen ze

geld via liefdadigheid in de moslimgemeenschap. Daarnaast plegen ze nog allerhande

misdrijven om de heilige oorlog te financieren. Ook verkrijgen ze geld van

sympathisanten en leden. Tot slot kan het smokkelen van drugs een alternatieve bron van

inkomsten genereren (Clarke et al., 2015).

3.1.2 Geen zwart-wit verhaal

Zoals blijkt uit bovenstaande alinea’s wordt een groot deel van het repressieve beleid

gevoerd op het federale niveau. Echter ziet Amerika ook in dat ze op deze manier alleen

de strijd niet kunnen winnen. Om deze complexe materie te bestrijden is er meer nodig

dan een federale repressieve aanpak. Deze inzichten werden vertolkt in het domestic

counter-radicalization strategy plan van de regering Obama in 2011. De grondslag in

deze aanpak is dat elke terroristische aanslag wordt vooraf gegaan door een

radicaliseringsproces waarbij een persoon de band verliest met de maatschappij. Deze

personen zijn in eerste instantie ingebed in een omgeving en een gemeenschap. Daarom

is het belangrijk om vanaf het laagste niveau in te zetten op adequate preventie

(Bjelopera, 2013).

3.1.3 Preventie, een complex verhaal van het grootste belang

Terwijl de nationale politiediensten zoals de FBI er vooral op gericht zijn om eigenlijke

terroristische aanvallen te voorkomen, kan dit alleen maar effectief gebeuren wanneer de

onderliggende niveaus een goede strategische aanpak hanteren en voldoende inlichtingen

Page 52: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

52

kunnen verstrekken aan de bovenliggende niveaus. De lokale, provinciale en statelijke

politiediensten werken samen om de clandestiene netwerken te ontmantelen. Sinds 9/11

zijn er al honderden politiemensen ingezet om te infiltreren in deze netwerken met als

enigste doel het verhinderen van een terroristisch plot (Bjelopera, 2014).

Net als bij de undercovermissies wordt ook in de gemeenschappen een preventiegerichte

aanpak ontworpen. Ieder persoon heeft het recht op een vrijheid van meningsuiting. En

dit democratisch recht wordt hoog in het vaandel gedragen. Echter proberen ze via deze

projecten die meningsuiting te stoelen op juiste informatie. Met de CVE (countering

violent extremism) strategie van de regering is het de bedoeling om preventief in te

grijpen in de lokale gemeenschappen. Dit ingrijpen gebeurt niet uitsluitend door de

politiediensten maar ze worden er sterk in betrokken. Het is de bedoeling om de

veerkracht van de volledige gemeenschap tegenover radicaal gedachtengoed te

versterken. Daarbij worden jongeren die zoeken naar een identiteit op een positieve

manier in aanraking gebracht met de maatschappij en begeleid door een resem

professionele hulpverlenende actoren. Ook wordt gestreefd naar een eenheid en een

gevoel van samenhorigheid over de multiculturele grenzen heen. Verder wordt

geprobeerd om de autoriteit van overheden positief af te spiegelen (Bjelopera, 2014).

Het is in eerste instantie belangrijk om daarbij naar de moslimgemeenschap te luisteren

en hen volledig te betrekken in deze preventie. Aangezien het jihadisme van toepassing

is op moslims maar ook vooral een probleem is voor moslims zelf. Jonge moslims

krijgen daardoor een goede vorming in en via hun gemeenschap. Op deze manier

verkleint de impact van het jihadisme bij deze etnische minderheid die vaak te maken

heeft met marginaliteit en zoekt naar een identiteit. Want bijvoorbeeld predikers zullen

minder geneigd zijn om het westen af te schilderen als de duivel. Deze praktijk is

gestoeld op wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat wanneer autoriteiten positief

geëvalueerd worden binnen een gemeenschap, hun beslissingen sneller geaccepteerd

worden. Deze acceptatie vermindert tevens het gevoel van discriminatie. Tot slot is dit

ingrijpen op het lokale niveau, waarbij samenwerking tussen diverse actoren vereist is

een mooi voorbeeld van een werkende bottom-up aanpak (Bjelopera, 2014).

Een ander belangrijk document geïmplementeerd in de strijd tegen het jihadisme is het

SIP. Dit document ondersteund het domestic counter-radicalization plan en werd

gepubliceerd in december 2011. Het handelt over de correcte implementatie van alle

lokale partners uit de gemeenschap om gewelddadig extremisme terug te dringen in

Page 53: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

53

Amerika. Deze partners zijn onder meer: politie, hulpverlening, academici, de

tegenhanger van onze radicaliseringsambtenaren en dergelijke meer (Bjelopera,

2013;2014).

In dit document staan drie stellingen voorop. De eerste stelling handelt over het bieden

van steun en betrokkenheid aan elke lokale gemeenschap waarin jihadisme in een

bepaalde vorm vervat zit. Hierbij wordt uitgezocht hoe elke actor zijn steentje kan

bijdragen in de strijd en hoe de Amerikaanse sikh, moslim en Arabische gemeenschap

het best benadert worden Vervolgens wordt expertise uitgebouwd via het samenbrengen

van alle actoren in de tweede stelling. Deze expertise is dan weer nuttig om aan te

wenden door de politie en de diverse overheden in hun beleid. Tot slot wordt jihadistisch

gedachtengoed tegengegaan via het netwerk van actoren terwijl de Amerikaanse idealen

worden gepromoot in elke gemeenschap. In essentie wordt uitgezocht hoe met elke

gemeenschap het best gecommuniceerd en samengewerkt kan worden. Daarbij hoe elke

actor zijn hulp en expertise efficiënt kan aangewend worden binnen elke gemeenschap.

En hoe deze samenwerking tussen de gemeenschap en het netwerk van professionele

actoren gunstig kan zijn in de strijd tegen radicalisering (Bjelopera, 2014).

3.1.4 Elk beleid houdt uitdagingen en risico’s in

Desondanks dat de kerngedachte achter de preventieve aanpak in Amerika adequaat is,

wordt deze in de praktijk niet door iedereen met open armen ontvangen. Amerika is een

complex land met enorme diversiteit in ras, religie en cultuur. Daarbij komt nog eens dat

de politiediensten grosso modo op vier niveaus opereren. Het spreekt dus voor zich dat

het beleid zoals voorgeschreven soms moeilijk uitvoerbaar blijkt of lacunes bevat. Een

eerste probleem dat opduikt heeft te maken met de mate van betrokkenheid die de politie

wenst aan de dag te leggen in hun contraterrorisme beleid bij de verschillende

gemeenschappen. Daar staat tegenover dat de politie als entiteit vaak negatief bekeken

wordt in diezelfde gemeenschappen. Deze contradictie zorgt ervoor dat de aanpak van de

politie gepercipieerd kan worden als te agressief. Daardoor weigeren de gemeenschappen

mogelijks hun samenwerking of vermindert de kwaliteit ervan. In de strijd van politie om

het vertrouwen en partnerschap van de diverse gemeenschappen voor zich te winnen

kunnen wetsgetrouwe burgers zich aangevallen voelen en zelfs gecriminaliseerd

(Bjelopera, 2014).

Page 54: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

54

Het mag ook gezegd dat over het algemeen de gemeenschapsgerichte aanpak van de

politie positief ervaren wordt. Niettemin toonde een evaluerende studie, verricht in de

Amerikaans-Arabische gemeenschappen aan dat er ook pijnpunten zijn bij deze manier

van werken. Zoals eerder aangehaald is er vaak sprake van wantrouwen. Verder zijn

culturele onwetendheid, taalbarrières en de bezorgdheid om de immigratiestatus met

bijbehorende angst om gedeporteerd te worden veel voorkomende problemen met

betrekking tot de goede samenwerking. Deze resultaten moeten zeker meegenomen

worden naar de toekomst indien het land vordering wil blijven maken (Bjelopera, 2014).

Een andere uitdaging naar de toekomst toe wordt aangehaald door terrorisme expert

Marc Sageman. De constante en nadrukkelijke focus op de moslim, sikh en Arabische

gemeenschap zorgt ervoor dat de politiediensten wel eens durven vergeten dat deze

gemeenschappen in eerste instantie bij Amerika horen. Het mag niet zo zijn dat

bijvoorbeeld de moslimgemeenschap met de vinger gewezen wordt voor deze

problematiek. Integendeel, zijn ze zelf het grootste slachtoffer van deze subjectieve

ideologische stroming. Daarbij kunnen we de kanttekening maken dat outreachend

werken misschien het best werkt als het voorstel uitgaat van de moslimgemeenschap

naar de overheden toe (Bjelopera, 2014).

3.1.5 Best practice(s)

Tot slot in de bespreking van het Amerikaanse beleid kunnen enkele best practices niet

ontbreken bij het land dat al gedurende decennia geconfronteerd wordt met de

problematiek.

3.1.5.1 Jailhouse Jihadism

Amerika en Groot-Brittannië zijn bij de eerste landen die de link tussen een integrale

beleidsmatige aanpak van het jihadisme en een adequaat gevangenisbeleid onderzoeken.

Wanneer een persoon wordt opgenomen in een gevangeniscontext gaat dit vaak gepaard

met een periode van chaos en zwakte. Daardoor zijn deze mensen vatbaarder voor

indoctrinatie door wervers. Aangezien men verblijft in een gesloten context en dus

continue met dezelfde mensen binnen een setting overleeft, is de gevangenis misschien

wel de ideale broedplaats voor een versnelde radicalisering (Bjelopera, 2013).

Vanuit deze gedachte werd onderzoek gedaan door verscheidene experts. Echter was het

resultaat niet eenduidig en kon er geen sterke correlatie aangetoond worden maar het

idee om onderzoek te verrichten in deze richting is zeker een positieve trend. In Amerika

Page 55: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

55

noemt men deze materie jailhouse jihadism. Desondanks dat er nog maar amper

onderzoek gedaan is naar de link verklaren cipiers in een andere studie, waarbij ze

geïnterviewd werden, dat ze extra maatregelen en moeite nemen om het fenomeen te

bestrijden. Nog een andere studie waarbij ze 117 homegrown jihadi’s vergeleken, gaf

weer dat in 7 gevallen, het verblijf in een gevangenis een significante impact heeft gehad

op het radicaliseringsproces (Bjelopera, 2013).

Verder kan het fenomeen zeker niet onderschat worden. Wanneer wordt gekeken naar de

aanwezigheid van het jihadisme in de gevangenis, bestaat het voorbeeld van JIS

(Jamiyyat UI-Islam Is-Saheeh). Deze groepering werd gecreëerd na het verblijf van

diverse personen in een gevangeniscontext en behelsde een gewelddadige jihadistische

ideologie. Verscheidene leden van de groep werden aangehouden voor het beramen van

terroristische aanslagen. Kortom zijn er al verschillende voorbeelden van het jihadisme

in de gevangenis maar zal meer onderzoek in de toekomst nodig zijn om kwalitatieve

inzichten te bieden (Bjelopera, 2013).

3.1.5.2 Al Capone approach & agent provocateur(s)

Één van de technieken die de politiediensten al geruime tijd gebruiken om mogelijke

terroristische aanvallen op tijd te ondermijnen is de Al Capone techniek. Deze techniek

werd vroeger ook al gebruikt tegen de Mafia. Hierbij houdt de politie individuen die

verdacht worden vervat te zitten in een terroristisch plot aan op verdenking van een

minder zwaar misdrijf. Vervolgens worden deze personen dan vervolgd op basis van

deze aanklachten. Deze techniek past perfect binnen het meer preventieve beleid dat

Amerika voert na 9/11. Op deze manier nemen ze hopelijk een essentiële schakel uit de

keten. Deze techniek ligt niet zonder reden onder vuur. Het legaliteitsbeginsel komt

hierdoor in gedrang (Bjelopera, 2013).

Dan heb je de techniek van de agent provocateur. Daarbij gaan politieagenten undercover

en proberen ze te infiltreren in een terroristisch netwerk. Vaak bieden ze zelfs hulp om

het vertrouwen van de groep of verdachte te winnen. Wanneer er voldoende informatie

beschikbaar is, arresteren ze de verdachte in kwestie en verhinderen ze een mogelijke

terroristische aanval. In tegenstelling tot bijvoorbeeld België mag de infiltrant hulp

aanbieden om het vertrouwen van de groep te winnen. Op deze manier is de kans veel

kleiner dat er wantrouwen ontstaat en de operatie mislukt (Bjelopera, 2013).

Page 56: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

56

3.1.6 Andere maatregelen

Een opmerkelijke specifieke wet ingevoerd anno 2008 wordt beschreven in een artikel

van de Front Page Magazine (2008). Deze wet bestrijdt de sharia wetgeving en diens

mogelijke aanhangers in Amerika. Hierbij situeert congreslid Tom Tancredo het belang

van de invoer van de jihad prevention act. Daarbij poneert hij dat het open grens beleid

niet deugd. Door dit beleid geraken miljoenen mensen elk jaar, waarbij mogelijks

terroristen zitten, het land binnen. In de jihad prevention act wordt een nieuw beleid

voorgesteld waarbij buitenlanders uit een land waar de sharia wetgeving bestaat veel

moeilijker toegang zullen verkrijgen. Tevens kunnen Amerikaanse immigranten die de

sharia wetgeving aanhangig zijn het land worden uitgezet op basis van een nieuw

opgesteld misdrijf. In essentie beschrijft het document hoe de visa en naturalisatie

aanvragen zullen worden ingetrokken of herzien wanneer er vermoeden bestaat dat die

persoon de sharia wetgeving wil integreren in de Verenigde Staten (Shaidle, 2008).

3.1.7 Slot en besluit

Ondanks dat Amerika een rijk en veelzijdig beleid op poten heeft gezet dat andere landen

kan inspireren, vallen er toch enkele zaken direct op. Zo is het duidelijk dat enkele

Amerikanistische eigenschappen overeind blijven. Zoals met zoveel dingen, is Amerika

een land van uitersten waarbij er een kleine grijze zone heerst. Denk maar aan het

consumentengedrag of de tweespalt tussen de democraten en de conservatieven. In hun

beleid naar het jihadisme toe is dit niet anders. Eerst en vooral met betrekking tot het

buitenlands beleid is het duidelijk dat er een hevige repressieve strijd wordt gevoerd met

de jihadisten in diverse landen. Terwijl net die strijd, waarbij diverse economische en

andere belangen in vervat zitten ervoor zorgt dat de dreiging voor het land zelf toeneemt

en Amerika bovenaan de lijst blijft staan van de terroristische groeperingen.

De binnenlandse preventiegerichte aanpak werpt zijn vruchten af ter bestrijding van het

homegrown jihadisme en wendt desastreuze aanvallen af in een vroeg stadium.

Daarentegen zijn er ook diverse problemen verbonden met de aanpak. Deze

gemeenschapsgerichte preventie betrekt diverse actoren in het probleem, waarbij vooral

politie een sleutelrol heeft. Het is zo dat vele personen uit de etnische minderheden,

waarvan medewerking wordt verwacht, zich gecriminaliseerd of agressief behandelt

voelen. Het is een feit dat een politiekorps in Amerika geen representatieve afspiegeling

Page 57: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

57

is van de gemeenschap en daarbovenop vindt er de laatste jaren een trend van politionele

militarisering plaats. De projecten die op poten worden gezet en de betrokkenheid daarbij

van diverse professionele actoren is dus vast en zeker een goede zet. Tot slot zijn de best

practices die worden aangehaald hierboven nuttig voor elk land om lessen uit te trekken.

3.2 Nederland

Dichter bij huis is er een ander land dat hard betrokken is in de problematiek van het

jihadisme. Sedert het begin van het conflict in Syrië en Irak zijn naar schatting al 200 a

250 Nederlanders vertrokken. De grote aantrekkingskracht bij radicale moslims alsook

de makkelijke bereikbaarheid van het conflictgebied en de indoctrinatie via diverse

kanalen spelen hierin een grote rol. Echter in tegenstelling tot Amerika ligt de main focus

niet op het gewapend bestrijden van terrorisme in het buiteland maar tracht Nederland te

voorkomen dat landgenoten afreizen. De mogelijke aanleidingen en oorzaken tot het

initiëren van een radicaliseringsproces worden hierboven reeds besproken in het tweede

hoofdstuk (AIVD, n.d.; NCTV, 2009; NCTV, n.d.).

Nederland wil vooral uitzoeken hoe aan adequate preventie moet worden gedaan om de

vertrekkers te ontraden. Ook is het de bedoeling om te gaan kijken hoe terugkerende

Syriëstrijders een risico vormen voor de eigen democratie. Of hoe een terugkeerder

gederadicaliseerd kan worden. Daarbij werkt de inlichtingen- en veiligheidsdienst samen

met de nationale en internationale partners. Op deze manier streeft men een integraal en

geïntegreerd beleid na. Hoe Nederland dit beleid in de praktijk omzet wordt in de

volgende alinea’s nader besproken (AIVD, n.d.; NCTV, 2009; NCTV, n.d.).

In Nederland zijn de laatste tien jaar verschillende gemeentes en instituties naar voor

gekomen met een planmatige, beleidsmatige aanpak voor het fenomeen van

moslimradicalisering. Met de alsmaar toenemende aandacht voor het woekerende

conflict in Syrië en Irak en de groei van het jihadisme in groeperingen op diverse

plaatsen in de wereld zijn tal van nieuwe maatregelen nodig. Op deze manier wordt door

de overheden in West-Europa alsook elders in de wereld getracht een stap voor te blijven

op de problematiek. De adequate aanpak van het fenomeen is relevanter dan ooit en

daarom worden eerst de oudere beleidsdocumenten omtrent radicalisering zoals dat van

Amsterdam (2004), Rotterdam (2005), NCTb (2006) en het Slotervaart actieplan (2007)

geanalyseerd. Vervolgens is het de bedoeling om deze inzichten te synthetiseren met de

nieuwere, vaak specifiekere documenten zoals het actieprogramma van de Rijksoverheid

Page 58: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

58

(2014). Hieruit volgt een correcte en bruikbare inventarisering van het gevoerde beleid in

Nederland.

3.2.1 Lokale preventie als de sleutel tot succes

In een kamerbrief geschreven door de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de tweede kamer wordt geponeerd dat het

jihadisme een ernstige bedreiging vormt voor de rechtsorde. Sedert maart 2013 bevindt

het dreigingsniveau zich op substantieel. In deze kamerbrief wordt daarom vermeld dat

er nood is aan een maatschappelijke tegenbeweging. De uitwerking hiervan is te vinden

in het actieprogramma integrale aanpak jihadisme van eind 2014. Daarbij staat de

samenwerking van alle lokale en landelijke actoren centraal. Ook de samenwerking met

de islamitische gemeenschap zelf, die het grootste slachtoffer is van deze problematiek is

onontbeerlijk. Net als in Amerika wordt er ook sterk ingezet om het radicale

gedachtengoed dat de democratie wenst te ondermijnen aan te pakken. Om de uitbreiding

van het fenomeen halt te roepen is preventie op het lokale niveau vast en zeker een

hoeksteen (Minister van Justitie en Veiligheid, Minister van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid, 2014; Rijksoverheid, 2014).

Wanneer de oudere beleidsdocumenten doorgenomen worden naast de meest recente valt

meteen iets op. Tien jaar geleden hadden beleidsmakers nog veel minder inzicht in de

problematiek en niemand kon voorspelen dat het probleem deze wending zou nemen.

Met deze kerngedachte in het achterhoofd is het niet verwonderlijk dat vandaag de dag

het beleid veel sterker is toegespitst op het individu. Daar waar de oudere documenten

pionierswerk hebben verricht om het radicaliseringsproces bespreekbaar te maken en

oplossingen te zoeken. Structureel gezien hanteert Nederland zowel een top-down als

bottom-up beleid. Soms komen voorstellen van de Rijksoverheid naar beneden gesijpeld

terwijl andere initiatieven ontstaan in de lokale netwerken of bij lokale overheden.

3.2.2 Eigenlijke preventieve initiatieven in Nederland

Net zoals in Amerika zijn de Nederlandse beleidsmakers er zich van bewust dat

preventie nodig is. Zo is er nood aan preventie voor er iets aan de hand is maar er is

tevens nood aan proactief handelen ter bestrijding van feitelijke terreur. Deze

evenwichtsoefening is niet eenvoudig. Aangezien terreur onlosmakelijk verbonden is

met radicalisme. Echter is het belangrijk om adequate preventie te bieden toegepast op

Page 59: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

59

het juiste stadia in het proces of toegepast op het weerbaar maken van de maatschappij

tegen het jihadistisch gedachtengoed. Ter illustratie: waar culturele integratie kan helpen

om persoon 1 van zijn radicaal gedachtengoed af te helpen zal dit onvoldoende zijn bij

persoon 2, die zich verder op het continuüm bevindt.

In het Slotervaart actieplan (2007) wordt direct een goed punt aangehaald. Hierin wordt

het voorkomen van radicalisering gezien als een bestuurlijke verantwoordelijkheid.

Daarbij is de rol van de politie adviserend en signalerend. Echter wanneer er ernstige

vermoedens zijn in verband met het plegen van feitelijke gewelddadige aanslagen is de

primaire rol weggelegd voor politie en parket. Hun aanpak is dan ook veel repressiever.

Het netwerk van actoren dat samenwerkt rond het thema zou beter uitgaan van deze

grondgedachte om tegenstrijdige agenda’s te vermijden. Zo is het in de praktijk voor

sommige actoren niet altijd duidelijk wat er van hen verwacht wordt. Een voorbeeld

hiervan is het hardhandig optreden van de Belgische politie tegen terugkeerders. Met

hardhandig wordt bedoeld dat de terugkeerders haast geacht worden schuldig te zijn aan

misdrijven. Terwijl de vraag kan gesteld worden in hoeverre iemand effectief betrokken

was in de gewapende strijd als de mogelijkheid nog bestaat om terug te reizen. Zonder

hier in dit hoofdstuk te ver op in te gaan is het tot slot belangrijk om aan kritische

zelfreflectie te doen wanneer er wordt gewerkt rond deze gevoelige problematiek (R3,

persoonlijke communicatie, 8 mei 2015).

3.2.2.1 Integratie

De verschillende actieplannen die geanalyseerd worden hebben enkele dingen gemeen.

Zo valt het direct op dat elk plan een integratieve component bevat. Enerzijds

manifesteert zich dit door te gaan kijken hoe het mogelijk is om diverse partijen met een

totaal verschillend uitgangspunt samen te brengen. En daarbij een synergetisch voordeel

te formeren in de strijd. Bijvoorbeeld: moskeeën, hulpverlening, middenveld en de

school (Slotervaart, 2007).

Anderzijds wordt er gezocht naar mogelijkheden om zowel de structurele als de sociale

en de culturele integratie te bevorderen. Wanneer een individu op elk gebied

geïntegreerd is neemt de voedingsbodem tot radicalisering significant af. Desondanks is

het geen garantie dat een succesvolle integratie radicalisme verhindert (Rotterdam,

2005).

Page 60: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

60

Naarmate de jihadistische ideologie zich over de jaren heen divers is gaan openbaren, is

de focus van de preventief beleidsmatige tendens ook verschoven. Zowel de moord op

Theo van Gogh in 2004, de aanslagen in Londen van 2005 of die van Madrid datzelfde

jaar openden de ogen van West-Europese beleidsmakers. Dat deze evolutie goed valt

waar te nemen blijkt uit volgende bespreking. Waar in het actieplan van Rotterdam nog

wordt gesproken over de keuzemogelijkheid meedoen of achterblijven gaat het meest

recente actieplan van de Rijksoverheid uit van een vermijden en beperken van risico’s

met alle mogelijke middelen (Rotterdam, 2005; Rijksoverheid, 2014; Amsterdam 2004).

Tien jaar geleden zag men integratie als de noodzakelijke en vaak voldoende variabele

om radicalisering tegen te gaan. Vandaag de dag wordt het duidelijk uit gegevens van

vertrekkers dat zelf de best geïntegreerde en geschoolde personen vertrekken naar het

conflict. Dit geeft een duidelijke indicatie van de complexiteit van het fenomeen. Een

opmerkelijke stelling uit het Rotterdamse actieplan luidt: personen moeten zelf deel

willen uit maken van de samenleving en zich hiervoor inzetten. Pas wanneer dit

uitgangspunt door de jihadist in wording aangenomen is ontfermt de gemeente zich over

die persoon. Daarbij mag gezegd worden dat deze stelling en tevens grondgedachte van

het Rotterdamse actieplan, tegen het licht van de ontwikkelingen in het laatste decennia,

een kapitale fout maakt en voorbijgestreefd is (Rotterdam, 2005; Rijksoverheid, 2014;

Amsterdam 2004).

De effectieve actiepunten daarentegen, vanuit de gemeenten Amsterdam en Rotterdam,

zijn sterk en hadden direct de toon gezet voor latere beleidsdocumenten. Hierin werden

diverse overheidsfaciliteiten, re-integratieprojecten en subsidies keurig verwerkt.

Vandaag de dag komen gemeenten nog steeds in actie op deze domeinen. Enkele

voorbeelden daarvan zijn: de gemeente die inzet op het bestrijden van discriminatie op

het werk. Ook een betere werkgelegenheid en stage wordt verwezenlijkt voor etnische

minderheden. Laakbare toestanden bespreekbaar maken en oplossen en alle inwoners

opnemen in de gemeenschap zijn ook belangrijke punten (Rotterdam, 2005; Amsterdam

2004; Slotervaart, 2007).

Indien een persoon afstand neemt van de democratie en de maatschappij en tevens een

utopie heeft van hoe de maatschappij moet zijn, gebaseerd op een fundamenteel radicaal-

ideologische stroming, dan wordt deze persoon uitgesloten van bovengenoemde

maatschappelijke voorbeelden. Het mag duidelijk zijn dat voor de jihadist die

ondertussen zeer extremistisch denkt en ver gevorderd is in zijn radicaliseringsproces

Page 61: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

61

deze aanpak contradictoir werkt. Daarbij kan het de druppel zijn tot vertrek of het

beramen van een aanslag. Tot slot is het goed te stellen dat we van onze fouten moeten

leren om het beleid te blijven versterken (Rotterdam, 2005; Amsterdam 2004).

Integratie dekt vele ladingen. Eerst is de structurele integratie noodzakelijk om een

buffer te vormen tegen radicalisme. Dit vertaald zich in initiatieven zoals het project

Taalschool dat startte in 2005. Dit project maakte het mogelijk voor allochtone moeders

om de taal te leren. Het is van het grootste belang dat de mensen de taal ook benutten.

Zowel thuis als in de moskee als op straat om een structurele integratie te bekomen.

Marok’kans is een ander succesvol project dat maatregelen nam om discriminatie in het

arbeidscircuit tegen te gaan. Ook scholen in samenwerking met het maatschappelijke

middenveld ondernemen actie om de structurele integratie te bevorderen. Leerkrachten

verkrijgen training om indiciën van radicalisering te erkennen en te bestrijden. Er worden

leerprogramma’s op poten gezet voor schoolgaande jongeren waarin het jihadisme en

diens gevaren worden toegelicht. Ook vakken zoals maatschappijleer krijgen een andere

invulling (Rotterdam, 2005; Slotervaart, 2007).

Vervolgens moet de sociale integratie juist afgesteld worden om weerstand te bieden. In

onze multiculturele samenleving is er maatwerk nodig om het samenleven te verbeteren.

Deze integratie sijpelt door op alle terreinen van onze samenleving. Van gemengd wonen

tot gemengd naar school of simpelweg samen een culturele uitstap maken. Al deze

praktijken worden aangemoedigd en bevordert over de bevolkingsgroepen heen om

vooroordelen te vermijden en elkaar te leren kennen. Met betrekking tot de moskee

ontstond er een ander sociaal initiatief. Jongeren konden onvoldoende terecht met vragen

over hun identiteit in de moskee. Daarom werden vanuit de integratiegedachte enkele

voorstellen gedaan. Preken in het Nederlands stond voorop. Verder leek het goed om de

moskeebesturen te verjongen en van opleiding te voorzien. De grootste focus lag op het

meer betrokken raken van de moskee in de brede samenleving. Zodat antwoorden

kunnen geboden worden aan jongeren (Rotterdam, 2005; Amsterdam, 2004).

Een andere maatregel handelde over het ontwikkelen van weerbaarheid. Hierin staat het

omgaan met andersdenkenden en teleurstellingen centraal. Ook het vertrouwen in eigen

capaciteiten wordt versterkt. Hoe moet worden omgegaan met kritiek op het eigen geloof

en discussies zit er tevens in vervat. De steun van de imams heeft ook een sterke impact.

Daarom wordt gevraagd om maatschappelijke thema’s en hoe om te gaan met

Page 62: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

62

radicalisering te verwerken in de preek. Tot slot worden debatten georganiseerd voor

jongeren om daarin actuele thema’s te bespreken (Rotterdam, 2005; Slotervaart, 2007).

De derde integratievorm manifesteert zich als culturele integratie. Eveneens is deze

integratie ook de moeilijkste. Hierin wordt getracht het gedrag en de opvattingen van

mensen te wijzigen. Maar de overheid kan onmogelijk bepalen hoe mensen hun

opvattingen moeten zijn. Overheden kunnen pas optreden als grondrechten worden

geschonden. De gedachte dat de democratie wordt verworpen voor een kalifaat is

verontrustend. Daarom dienen overheden een voorbeeldfunctie te bedingen in deze

integratie. Op deze manier propagandeert de gemeente de gangbare opvattingen. Een

voorbeeld daarvan is het project van mensen maken de stad. Ook burgerschap is

belangrijk. Sociale integratie werkt pas als burgers elkaar aanspreken op een ongepaste

gedraging of opvatting. Een hekelpunt dat samenhangt met een problematische opvatting

is de rol van de vrouw in het westen. De nog steeds bestaande ongelijkheid tussen

jongens en meisjes blijft bestaan. Sociale integratie houdt ook in dat zulke pijnpunten

weggeveegd worden (Rotterdam, 2005; Slotervaart, 2014).

3.2.2.2 De opvoedende rol van de ouders

Zoals Coolsaet aanvoert in een recente publicatie (2015) is het zo dat jongeren

hedendaags een zwaardere maatschappelijke druk op hun schouders hebben dan pakweg

vier decennia geleden. De individualisering van de samenleving zorgt ervoor dat

moeilijke beslissingen zich alsmaar vroeger opdringen. Daarom kan een adequate

preventieve aanpak niet geschieden zonder de samenwerking met de ouders van

(vatbare) jongeren. Zowel in het actieplan van Slotervaart (2007) als Rotterdam (2005)

wordt deze stelling uitgewerkt. Weliswaar ligt de nadruk elders. Zoals hierboven reeds

vermeld vinden we in het actieplan van Rotterdam een eerder agressieve ondertoon. In

die zin dat wanneer de aangereikte laatste kansen via diverse trajecten niet worden

gegrepen door de jongere in kwestie, er dan snel uitsluiting ontstaat. Net dit

uitsluitingsproces dient ten alle tijden vermeden te worden. Proactief optreden ten

aanzien van jongeren heeft plaats via allerhande trajecten. Het doel van deze trajecten is

tweeledig. Enerzijds wordt er getracht om de normen, waarden en denkbeelden over de

rechtsstaat positief aan te passen. Anderzijds wordt ingezet op scholing en indien nodig

arbeid om wederom de integratie te verbeteren en hierdoor een toekomstperspectief te

scheppen.

Page 63: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

63

Rotterdamse jongeren die faalden voor de trajecten kregen geen tweede kans. Ook

werden ze uitgesloten van veel activiteiten. Daarbovenop volgde er mogelijks een

interventie van politie en parket. Waarbij de ouders verplicht opvoedingsopleiding

moesten volgen. Hierbij lag de nadruk op de risico’s verbonden met het niet opnemen

van hun preventieve verantwoordelijkheid (Rotterdam, 2005).

In het Slotervaart actieplan staat de verantwoordelijkheid van de ouders ook centraal.

Echter vullen ze hier de begeleiding en ondersteuning minder dwingend in. De stad zal

bijvoorbeeld positieve elementen uit de cultuur en religie gebruiken bij de hulpverlening.

Op deze manier is het makkelijker voor moslimouders om kinderen op te voeden zonder

daarbij de islamitische waarden te negeren. Concreet werden onder meer cursussen

aangeboden die handelen over de opvoeding van kinderen in een westerse samenleving.

Daardoor is vergelijking en reflectie mogelijk. Verder worden sedert 2007

themabijeenkomsten georganiseerd in Amsterdam zodat jongeren en hun ouders

inzichten verwerven over het radicaliseringsproces. Ook vaardigheidstraining voor

ouders en jongeren staat al geruime tijd op de planning. (Rotterdam, 2005; Slotervaart,

2007).

3.2.2.3 Varia van preventieve projecten

Los van het integratiebeleid en de projecten die sinds verschillende jaren inzetten op de

weerbaarheid van de gemeenschap, jongeren en hun ouders zijn er nog tal van andere

projecten op poten gezet. Onder meer informatie laten verschaffen door een imam via

internet aan jongeren was een project. Daarbij werd de preek vertaald in het Nederlands

en online gezet en was er de mogelijkheid om religieuze vragen te stellen via fora. Ook

socratische gesprekken werden gevoerd in diverse Nederlandse Moskeeën. Tevens

werden Media-vaardigheidstrainingen georganiseerd. Verder was er maatschappelijke

ondersteuning ter beschikking voor jongeren die vermoedelijk een radicaliseringsproces

hebben geïnitieerd. Dan had je nog de imamconferenties, lezingen en de diverse

sportactiviteiten die plaatsvonden. Al deze projecten werden opgestart in de periode

2005-2008 en daarbij waren diverse partners aanwezig. Gaande van externe deskundigen

tot islamgeleerden en het maatschappelijk middenveld alsook andere relevante actoren

zoals de school en de ouders (Rotterdam, 2005; Slotervaart 2007).

Page 64: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

64

3.2.3 Het vermijden van terreur

De bestaande actoren die trachtten via een hele resem aan preventieve maatregelen en

initiatieven het radicaliseringsproces te bestrijden zijn een essentiële schakel. Echter

gaan er altijd individuen zijn die initieel onder de radar blijven. Op die manier kunnen ze

het laatste stadia van het radicaliseringsproces bereiken. En eens dit gebeurt is er sprake

van een jihadistisch terrorist. Door de jaren heen is gebleken dat de dreiging die uitgaat

van het homegrown terrorism reëel is en groeit. Ter illustratie zijn in Nederland in 2014

maar liefst 17 personen gearresteerd op verdenking van terrorisme. In 2013 waren er dit

nog maar 3. Deze tendens is deels verklaarbaar door de vele jihadistische groeperingen

die oproepen in hun propaganda om zelfstandig aanslagen te plegen (Europol, 2014,

2015; HCCS, 2012).

De laatste tien jaar zijn de tools ter bestrijding van terrorisme sterk aangescherpt. In 2006

werd er een wetsvoorstel ingediend dat het mogelijk maakt om de bijzondere

opsporingsmethoden (bom) makkelijker aan te wenden. Deze wet kennen we nu onder de

naam antiterreurwet. Hierin werd gepoogd om sneller te kunnen ingrijpen. Het redelijk

vermoeden van een strafbaar feit is daarmee versoepeld. Nu is een aanwijzing voldoende

om in actie te komen. Concreet kunnen technieken zoals de observatie, de pseudo-koop,

infiltratie en de telefoontap veel sneller ingezet worden. Eveneens kent deze wet de

bevoegdheid toe aan de officier van justitie om personen preventief te laten fouilleren.

Ook het doorzoeken van hun voertuig en bezit kan sneller. Vervolgens komen er meer

bevoegdheden voor politie om informatie te verzamelen over een groepering die

mogelijks een aanslag beraamd. Wanneer één of meerdere personen effectief verdacht

worden kunnen deze ook sneller in bewaring worden gezet. Ernstige bezwaren zijn

hiervoor niet langer vereist, het redelijk vermoeden is voldoende (NCTb, 2006).

De stad Amsterdam bracht in 2004 al uitgangspunten naar voor om terrorisme te

voorkomen. Daarbij werd ingezet op criminele bewoning in het project Doorzon. Hierin

werd het mogelijk om een opsporingsactiviteit van de politie bestuurlijk verder op te

volgen. Verder ontstond een project rond belhuizen. Omdat er vermoedens zijn dat

belhuizen een infrastructuur kunnen bieden voor het opzetten van een terroristische

aanval werden deze opgedoekt. Een aanvraag voor de opzet van een adequaat

informatienetwerk werd ingediend. Dan ontstond er ook nog onderzoek naar mogelijk

misbruik van subsidies. Subsidieaanvragen worden sinds 1 januari 2006 getoetst aan de

Page 65: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

65

wet Bibob. Hiermee wordt misbruik voor fundamentalistische doeleinden tegen gegaan.

Tot slot kwam er permanent onderzoek naar mogelijke broedplaatsen voor terrorisme

(Amsterdam, 2004).

Om aan proactieve recherche te doen in de terreurbestrijding zijn er actoren nodig die

zich begeven op het veld en weten welke signalen onrustwekkend zijn. De ideale actor

voor deze rol is de wijkagent. Aangezien deze persoon vaak patrouilleert in de wijken en

goed weet wat er speelt. Daarom werd er een plan ontwikkeld om

voorbereidingshandelingen vroegtijdig op te sporen. Dit plan is gebaseerd op de

zogenaamde 6 V’s. Deze 6 V’s staan voor valuta, verblijf, voorbereiding, voorbereiding

(2), vervoer en valse documenten. Indien een wijkagent bijvoorbeeld een langdurig

onbeheerd achtergelaten auto in het oog krijgt moet hij dit melden bij de regionale

informatiecoördinator. Verder worden ook medewerkers van de burgerlijke stand of

energie- en waterbedrijven aangespoord om verontrustende signalen te melden bij politie

(NCTb, 2006).

De financiering van terrorisme is een agendapunt van het grootste belang. Daarmee werd

een terrorisme-indicator in het leven geroepen voor het bankwezen. Wanneer

onrustwekkende transacties worden waargenomen die mogelijks leiden tot

terrorismefinanciering dient dit gerapporteerd te worden bij het meldpunt

ongebruikelijke transacties (MOT). Als de MOT deze mening deelt schakelt ze de politie

in. Echter is terrorismefinanciering uitermate moeilijk op te sporen omdat het niet

volgens vaste patronen gaat en meestal geen grote bedragen behelst (NCTb, 2006).

Verschillende financiële overheidsdiensten sloten zich aan bij een alterneringssysteem

terrorismebestrijding. In geval een terroristische aanslag plaatsvindt weten deze

bedrijven welke maatregelen er genomen moeten worden. Enkele voorbeelden zijn de

luchthaven of de petrochemische industrie (NCTb, 2006).

Enkele vreemdelingrechtelijke maatregelen werden ook in het leven geroepen. Zo kan

het verblijf in Nederland beëindigd worden indien daar reden voor is. Ook kan een

persoon de status van ongewenste vreemdeling verkrijgen. Wanneer een persoon met de

Nederlandse nationaliteit geacht wordt een dreiging te zijn dan kan die sterk in de gaten

worden gehouden. Op die manier wordt het duidelijk voor de omgeving dat hij gevaarlijk

geacht wordt en kan hij feitelijk geen rol meer vervullen in een terroristisch plot. Ook de

Page 66: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

66

verstoringsacties voert de politie uit. Hierbij worden huisbezoeken gebruikt of benadert

de politie contacten uit de omgeving (NCTb, 2006).

Tot slot bespreken we een samenwerkingsverband tussen de diverse inlichtingen- en

veiligheidsdiensten met name het AIVD, KLPD, IND, MIVD, OM en FIOD-ECD. Deze

diensten bundelden hun krachten samen en hieruit kwam een contraterrorisme infobox.

Het doel van deze infobox is om alle relevante informatie te bundelen over netwerken en

personen die gelinkt zijn aan het jihadistisch terrorisme. Zo wordt informatie snel en

duidelijk beschikbaar. De informatie die gegenereerd wordt beoordeelt men

multidisciplinair en daarna geven ze advies over de te treffen maatregelen (NCTb, 2006).

3.2.4 De hedendaagse evolutie

De weg leek geëffend door de verschillende actieplannen en beleidsdocumenten van de

afgelopen jaren. Zo dachten we in grote lijnen te weten hoe om te gaan met de

problematiek. Desondanks kon niemand echt voorspellen dat in 2012 het fenomeen zo

een sterke wending ging nemen. Met de grote vertrekkersgolf van onderdanen uit

Europese en niet Europese landen naar Syrië kreeg het thema een nieuwe dimensie. Deze

vaak goed geïntegreerde mensen uit onze westerse samenleving kozen er plots voor om

zich in te spannen voor de gewapende jihad. Het spreekt voor zich dat deze

problematische wending snel geadresseerd moest worden. En dus stelde de

Rijksoverheid van Nederland een nieuw actieplan voor. Dit actieplan gaat uit van de

Rijksoverheid omdat de strijd nu woedt op het internationale toneel. In dit actieplan

zitten veel bestaande maatregelen vervat die hun nut reeds hebben bewezen. Echter zijn

er een hele reeks nieuwe en versterkte maatregelen bijgekomen. Tegen het licht van het

nieuwe dreigingsbeeld worden hieronder enkel de nieuwe of versterkte maatregelen

besproken (Rijksoverheid, 2014).

Het valt meteen op dat door de nieuwe dreiging de toon repressiever wordt. Voorheen

was de sleutel tot succes te vinden in de preventie. De preventieve aanpak is nog steeds

belangrijk en essentieel om radicalisering en jihadistisch terrorisme te voorkomen. Maar

nu er mogelijks feitelijke misdrijven worden gepleegd in de naam van islam door

Nederlandse onderdanen worden er meer repressieve maatregelen opgesteld. Tevens

tracht men de risico’s die samenhangen met de jihadgangers te reduceren.

Ten eerste wordt er een strafrechtelijk onderzoek gestart naar elke Syriëganger die zich

vervoegd bij een terroristische groepering. Daarbij wordt het individu bij voldoende

Page 67: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

67

verdenking internationaal geseind. Wanneer een persoon effectief terroristische training

ondergaat of deelneemt aan de strijd is deze strafbaar. Terugkeerders worden

aangehouden, verhoord en eventueel vervolgd. Ook is er momenteel in de tweede kamer

een wetsvoorstel aanhangig dat langdurig vrijheid-beperkende maatregelen voorziet voor

terugkeerders (Rijksoverheid, 2014).

Wanneer Nederlandse jihadgangers aansluiting maken bij een terroristische groepering

verliezen ze hun Nederlanderschap. Deze verregaande maatregel is enkel van toepassing

op uitreizigers met een dubbele nationaliteit. Het leeuwendeel van de Syriëgangers is in

het bezit van een dubbele nationaliteit. Integendeel tot de Nederlandse uitreizigers

worden personen met een niet-EU nationaliteit op de lijst van ongewenste vreemdelingen

geplaatst in de Schengenzone. Hierdoor kan de verblijfstatus worden ingetrokken door

de IND. Als de persoon terugkeert naar Nederland wordt deze gedeporteerd. Verder

wordt voor reizigers met een dubbele nationaliteit melding gemaakt bij de landen van

herkomst. Daarnaast worden Nederlandse reisdocumenten gesignaleerd ter

vervallenverklaring of weigering. Zo geschiedt er controle aan de grens. Een andere

maatregel is het plaatsen van uitreizigers op de nationale terrorismelijst. De implicaties

daarbij zijn verrijkend. De personen op deze lijst kunnen geen financiële transacties meer

maken of tegoeden opvragen. De familie wordt zelf strafbaar geacht indien ze geld

overmaken naar hen. In lijn hiermee is het stopzetten van alle financiering. Gaande van

studiefinanciering tot elke vorm van uitkering (Rijksoverheid, 2014).

Producten waaruit explosieven vervaardigd worden gaan sterker onderworpen worden

aan controles. Gedoeld wordt om jihadisten moeilijker in het bezit te laten komen

hiervan. Elke verdachte transactie, verdwijning of diefstal van zulke goederen moet

meteen gemeld worden door de winkeluitbater of fabriek (Rijksoverheid, 2014).

De bestuurlijke maatregelen worden eveneens uitgebreid. Een periodieke meldingsplicht

en een contactverbod zijn enkele van de tijdelijke maatregelen waaraan gedacht wordt.

Personen die daarentegen het jihadisme achter zich willen laten en er afstand van willen

nemen kunnen onder voorwaarden begeleid worden door een exit-faciliteit. Deze

faciliteit tracht de negatieve effecten van stigmatisering te voorkomen en een

toekomstperspectief aan te bieden (Rijksoverheid, 2014).

Ook het fenomeen van de ronselaars is nieuw. Hierbij worden initiatieven genomen om

het netwerk en de jihadistische propaganda te verstoren. Een van de voorbeelden handelt

Page 68: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

68

over het strafrechtelijk ingrijpen indien iemand personen rekruteert voor de

gewelddadige jihad. Het meest recente voorbeeld hierop is de veroordeling van F.

Belkacem in België. Ook haatzaaien en oproepen tot geweld wordt strafrechtelijk

beteugeld. De gewelddadige jihad openbaar steunen kan met het bestaand juridisch

instrumentarium worden bestraft. Daarbij is het tonen van vlaggen die gerelateerd zijn

aan gewelddadige groeperingen ook strafbaar. Personen die propaganda verspreiden,

zowel on- als offline, worden verstoord en gepaste maatregelen zullen genomen worden.

Een voorbeeld van zo’n initiatief is het weigeren van de visa indien de prediker van een

visumplichtig land afreist. Deze predikers worden tevens op de terrorismelijst geplaatst

(Rijksoverheid, 2014).

Met betrekking tot het tegengaan van radicalisering zijn de meeste agendapunten van

vroeger behouden. Nog steeds worden de ouders en de moslimgemeenschap betrokken

en wordt ingezet op onderwijs. Echter steken er nieuwe interessante initiatieven de kop

op. Zo wordt er een expertencentrum opgericht voor maatschappelijke spanningen en

radicalisering (Rijksoverheid, 2014).

Tot slot behandelen we de informatie uitwisseling. Nationaal is de coördinatie van

operationele acties versterkt. Hiermee wordt interventie effectiever. Ook is er een lijst

met financiële prioriteiten opgesteld met betrekking tot de jihadgangers. De uitreizigers

tijdig detecteren wordt ook versterkt. Daarbij gaan check-in gegevens en reserveringen in

de toekomst mogelijks opvraagbaar zijn. Hiervoor wordt een portaal gerealiseerd om alle

check-in gegevens samen te brengen (Rijksoverheid, 2014).

Tot slot wordt de bestaande internationale signalering versterkt. Zo stelt de EU-kopgroep

voor om een nieuwe categorie in het SIS-II (Schengen information) systeem voor

jihadgangers toe te voegen. Datzelfde SIS-II gaat in de toekomst gekoppeld zijn met het

nationaal opsporingsregister. En de samenwerking tussen landen zal intensiever worden.

Nederland heeft wat dit betreft binnen het global counterterrorism forum een leidende rol

(Rijksoverheid, 2014).

3.2.5 Slot en besluit

Sinds de aanslag van een moslimextremist op Theo Van Gogh in 2004 kwam het

Nederlandse beleid omtrent radicalisering in een stroomversnelling. Het feit dat de

dreiging van binnenuit kon komen was huiveringwekkend voor de Nederlanders. Om

hier een passend antwoord op te bieden zag het land de oplossing in inclusie, integratie,

Page 69: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

69

emancipatie en preventie. Nederland heeft een groot en divers instrumentarium wat

betreft preventie. Daarbij trekken heel veel actoren aan één zeil. Politie en parket, de

hulpverlening, ouders en de gemeenschap, academici en radicaliseringsambtenaren zijn

maar een selectie ter illustratie. Met de nieuwe jihadistische dreiging voor onze westerse

democratie, voortkomend uit het conflict in Syrië wordt het beleid repressiever. Echter

heeft Nederland ook enkele prachtige initiatieven om aan nazorg te doen. Het beste

voorbeeld is het bieden van een toekomstperspectief aan personen die uit het jihadisme

wensen te stappen. Indien diezelfde nazorg zou verleend worden aan terugkeerders die

geen misdrijven hebben gepleegd, in plaats de nadruk te leggen op vervolging zou

deradicalisering mogelijks sneller een realiteit zijn.

3.3 Denemarken

De keuze om Denemarken te bespreken als derde, is geïnspireerd op hun deels aparte en

inspirerende beleid. Sinds de Europese Unie in 2005 hun eigen contra-radicalisering

strategie publiceerde stimuleerde ze de lidstaten om hetzelfde te doen op nationaal

niveau. Verschillende Europese landen hebben daarna ingezet op de bestuurlijke aanpak

van het jihadisme. Echter zijn er maar een handvol landen die een echt uitgebreid,

coherent, geïntegreerd en integraal beleid hanteren vandaag de dag. Het Verenigd

Koninkrijk, Nederland, Noorwegen en Denemarken zijn hier voorbeelden van. Deze

landen hebben de meest specifieke methoden, een goed budgetbeheer en detaillistisch

uitgewerkte doelen. Elk van deze landen heeft een apart uitgewerkt beleid maar de grote

lijnen lijken identiek. Sommige landen wensen daarbij iets repressiever en met meer

politionele overmacht op te treden als andere. Echter is dit niet verwonderlijk gezien de

recente cijfers van verijdelde aanslagen. Over het algemeen zijn de meeste landen het

erover eens dat de oplossing zich bevindt op het preventieve domein (CSS, 2013;

Europol, 2014, 2015).

Toch is er iets merkwaardigs aan het Deense beleid. Zoals het algemeen geweten is in de

criminologie hebben Scandinavische landen een andere kijk op de aanpak van

criminaliteit. Ook in de aanpak naar het jihadisme toe is dit niet anders. Elk West-

Europees land lijkt hoe langer het conflict gaande is in Syrië en Irak, meer verbanden te

zien met het homegrown terrorisme. Een goed voorbeeld hiervan is het Verenigd

Koninkrijk. Naast Amerika hebben zij het meest op politionele actie en inbreng gerichte

beleid. In 2013 werden 77 Britten gearresteerd. Tevens werden 35 potentiële

Page 70: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

70

terroristische aanslagen gerapporteerd. Voor het jaar 2014 arresteerde Groot Brittannië

maar liefst 132 individuen en verijdelde het 109 mogelijke aanvallen (Europol, 2014;

2015).

Vergeleken met Denemarken ligt deze arrestatiegraad zeer hoog. In 2013 werd geen

enkel terroristische plot voorkomen of gepleegd, noch arrestaties werden uitgevoerd. In

2014 werd slechts 1 keer tot een arrestatie overgegaan van een jihadist. Dit blijkt uit een

cijfermatige vergelijking van de jaarrapporten van Europol. Echter toont het tragische

voorval van begin dit jaar dat homegrown terrorism wel degelijk kan voorkomen in

Denemarken (CSS,2013; Europol, 2014, 2015).

Daarom wordt de vraag gesteld, wat maakt Denemarken zo speciaal? Desondanks dat er

een hoog aantal Denen vertrekt per 1 miljoen capita in de bevolking, wordt de verwachte

lineaire toename van arrestaties niet gezien. Om het voorbeeld van hierboven te staven

werden in Denemarken ongeveer 27 vertrekkers per miljoen inwoners waargenomen.

Terwijl het Verenigd Koninkrijk duidelijk meer absolute vertrekkers kent heeft het land

ter vergelijking een 9 a 10 vertrekkers per 1 miljoen inwoners. Tevens wordt het Deens

repressief beleid hierdoor niet versterkt. Integendeel komt het land met een

rehabilitatieprogramma aandraven. Waar in ons land al een groot aantal jihadisten voor

de rechter zijn verschenen vind Denemarken de justitiële aanpak niet geschikt. Elk ander

land ziet de terugkeerders als tikkende bommen terwijl de Denen hun terugkerende

jihadisten eerder als rebellerende tieners ervaren (Braw, 2014).

Op basis van deze op het eerste zicht contradictoire gedachtegang verricht het land

misschien wel pionierswerk in de strijd tegen het jihadisme. Of deze aanpak op de lange

termijn effectief zal blijken valt nog af te wachten. Wel vermijd het land op deze manier

mogelijks de versterkende impact van de gevangenis op het radicale gedachtengoed

(ICSR, 2015; Braw, 2014).

3.3.1 Maximale inclusie via preventie om de bovenhand te krijgen

De Deense overheid pakt uit met een top-bottom beleidsplan waarin 22 specifieke

initiatieven in de strijd tegen het jihadisme beschreven staan. Deze initiatieven worden

verdeeld over 7 pijlers. Net zoals in Nederland staat het contact met de jongeren en hun

ouders in de eerste reeks initiatieven centraal. Hierin worden interventies ondernomen

om jongeren van wie bekend is dat ze verkeren in een radicaliseringsproces te helpen.

Deze hulp geschied enerzijds via een reeks individueel preventieve gesprekken. De PET

Page 71: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

71

(Deense inlichtingen- en veiligheidsdienst) ontwikkelt hiervoor een concept. Tevens

wordt een mentor aangesteld die over een lange periode de geradicaliseerde jongere weer

op het rechte pad tracht te brengen (Government of Denmark, 2009).

In een tweede initiatief verwerft de lokale gemeenschap steun van de overheid.

Ondertussen is het wel duidelijk dat de brede lokale samenwerking tussen diverse

actoren een efficiënte hoeksteen vormt in de strijd. Hierbij wordt de nadruk gelegd op

samenwerking tussen scholen, de politie en sociale diensten. Daarbij komt een ander

initiatief op de voorgrond waarin model gemeenten worden aangewezen. Deze

gemeenten hebben ervaring in het werken met geradicaliseerde jongeren. Daarom

werden de daar ervaren problemen verwerkt in een document. Verder werd er een

handboek extremisme opgeschreven en bracht men een documentaire uit ter scholing van

actoren en jongeren. Diezelfde actoren komen geregeld samen in vergadering. Hierin

worden ervaringen uitgewisseld. Tot slot kunnen jongeren ook nog terecht bij een lokaal

informatie centrum wanneer ze raad nodig hebben (Government of Denmark, 2009).

In de tweede pijler vervat Denemarken op rechten en plichten gebaseerde inclusie. Om

discriminatie tegen te gaan en een leefbare gemeenschap te creëren voor iedereen moet

de balans tussen rechten en plichten juist zitten. Het derde en vierde initiatief handelen

over de verantwoordelijkheid van de ouders en het tegengaan van discriminatie via

diverse inspanningen. Scholing wordt gegeven aan actoren om op een juiste manier

ouders te betrekken in hun rol. Ook brochures worden vaak gebruikt om ouders te

informeren over de gevaren. Met betrekking tot het tegengaan van discriminatie staat een

opvallend initiatief op poten. Dancings die discrimineren aan de deur zouden op een

bestuurlijke of strafrechtelijke manier vervolgd kunnen worden in de toekomst

(Government of Denmark, 2009).

Diverse frustratiebronnen kunnen leiden tot het onttrekken van personen uit de

samenleving. Op deze manier verhoogt de vatbaarheid tot radicalisering enorm. Vaak

aangewakkerd door extremistische propaganda krijgen etnische minderheden een

valselijk maatschappijbeeld ingelepeld. Daarom focust Denemarken in de derde pijler op

dialoog en correcte informatieverspreiding. Om identiteit of burgerschap gerelateerde

problemen bespreekbaar te maken en hiermee de banden met de samenleving terug te

versterken worden rolmodellen aangesteld. Hun rol is om de jongeren van bepaalde

gemeenschappen bij te staan en in dialoog te treden. Dan wordt de populariteit van de

Page 72: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

72

voetbalsport gebruikt om racisme tegen te gaan via de campagne show racism the red

card. Deze rolmodellen versterken het wij-gevoel (Government of Denmark, 2009).

In het zesde initiatief wordt aandacht besteed aan het verstrekken van correcte informatie

met betrekking tot het buitenlandse beleid van Denemarken. Hiermee wordt getracht een

tegengewicht te bieden voor de extremistische propaganda. Tevens laat het land zien op

welke manier ze banden heeft met de moslimwereld. In het verlengde hiervan zit

initiatief zeven. Daarmee wordt de band tussen Denemarken en de moslimwereld

versterkt via dialoog en het correct uitwisselen van informatie. In initiatief acht wordt

een manier uitgewerkt om de bestaande dialoog tussen het PET en de imams te

bestendigen en versterken (Government of Denamerk, 2009).

De vierde pijler streeft democratische samenhang voor iedereen na. Op deze manier

wordt weerstand geboden tegenover de extremistische groeperingen. Hierbij is het van

belang voor mensen om de democratische principes te kennen en erkennen. Om dit te

bestendigen worden leerrijke activiteiten verwezenlijkt voor jongeren. Het doel van deze

activiteiten is om de jongeren de uitgangspunten van een democratie bij te brengen. Ook

parallelle scholing voor buitenlandse volwassenen en religieuze predikers zit vervat in

projecten. Vervolgens wordt door associatie gewerkt aan wederzijds integratie door

middel van mentors in initiatief tien. Dan wordt het burgerschap versterkt via

verschillende centra. Dit om identiteit te versterken en een toekomstperspectief te bieden.

Daarnaast krijgt een democratisch platform voor jongeren vorm. De activiteiten die

uitgaan van dit platform zijn voornamelijk gericht op personen die zich uitgesloten

voelen in de samenleving. In het verlengde hiervan brengt initiatief dertien een internet

forum teweeg. Het nut van dit forum is om op een beschaafde manier met elkaar in debat

te treden (Government of Denmark, 2009).

De volgende pijler zet in op kwetsbare buurten. Wanneer de norm in een bepaalde buurt

zodanig afgezonderd is van de norm in de mainstream gemeenschap schept dit kansen

voor extremisten. Daardoor wordt stevig gewerkt om isolatie van buurten te vermijden.

Ongeveer 2.2 miljard Deense kronen werd geïnvesteerd over een tijdspanne van 4 jaar

om de vorming van ghetto’s tegen te gaan. Een andere maatregel zorgt voor meer

inclusie van jongeren in kwetsbare regionen. De samenwerking tussen de bestaande

actoren en sportclubs uit kwetsbare buurten wordt versterkt. De overheid maakt geld vrij

om deze samenwerking te blijven uitbreiden (Government of Denmark, 2009).

Page 73: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

73

Waar de vorige pijlers vrijwel grotendeels parallel lopen met het preventieve beleid van

andere Europese landen bevat pijler zes een innovatie. Zoals hierboven in het deel van

Amerika al is aangehaald is het nodig om meer onderzoek te verrichten naar de

gevangenis als broeihaard voor jihadisme. De Deense overheid neemt maatregelen om

extremisme tegen te gaan in de gevangenis. Eerst wordt het personeel zoals de cipiers

bijgeschoold rondom het herkennen van radicaliseringssignalen. Ook verkrijgen de

gedetineerden zelf lessen rondom democratie. Verder neemt de overheid maatregelen om

coaching te voorzien voor gedetineerden. Deze coaching bevat manieren om weerbaar te

zijn tegen radicalisme. Tot slot kunnen enkel gekwalificeerde predikers de religieuze

dienst voordragen in de gevangenis (Government of Denmark, 2009).

In de laatste pijler stelt de overheid dat ze zelf de lokale activiteiten en actoren moeten

steunen indien een langdurige oplossing rondom het jihadisme wilt plaatsvinden. Daarbij

coördineert de overheid de interventies en maakt ze geld vrij. Een eerste initiatief hierin

handelt rondom de kennis en samenwerking van overheden. Kennis rondom de

problematiek dient internationaal gedeeld te worden. Hiermee helpen de verschillende

landen elkaar en wordt een synergetisch voordeel gecreëerd. Ook zal er een groep met

sleutelfiguren, overheden en andere actoren op regelmatige basis samenkomen om de

preventieve maatregelen te evalueren en indien nodig bij te sturen. Vervolgens helpt

Denemarken om het Europese instrumentarium tegen radicalisering te ontwikkelen. Tot

slot werkt het land ook samen met internationale instellingen zoals de UNESCO en de

VN om inspanningen rondom contra-terrorisme op punt te stellen (Government of

Denmark, 2009).

Op nationaal niveau worden banden gesmeed met lokale moslims. De bedoeling is om

een gedragscode te ontwikkelen die hen weerbaar maakt tegen extremisme. Ook willen

ze hiermee voorkomen dat religieuze plaatsen zoals de moskee gebruikt worden door

illegale wervers. Verder investeert het land in wetenschappelijk onderzoek met

betrekking tot het fenomeen. Tot slot wordt er nog een grootschalig plan vervaardigd als

tegenaanval waarin misverstanden en verkeerde informatie rondom het jihadisme staan

(Government of Denmark, 2009).

3.3.2 Het Aarhus model

Naast het top-down beleid dat uitgaat van de overheid van Denemarken zijn er ook

interessante initiatieven die volledig uitgaan van het lokale niveau. Echter worden de

Page 74: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

74

meeste projecten in Denemarken wel ontworpen op het federaal niveau en krijgen ze

daarna hun uitwerking op de andere niveaus. Een professor van de universiteit Aarhus

bedacht zelf een model voor jihadistische deradicalisatie. Het uitgangspunt van het

model stelt dat Syriëstrijders in essentie niet veel verschillen van normale jongeren. Ze

zoeken naar identiteit, erkenning en een waardig bestaan. De terroristische groeperingen

houden hen luchtspiegelingen voor en dit leidt tot een op dwaling geaarde utopische

ideologie (Braw, 2014; Kühle & Lindekilde, 2010).

Wanneer de jongeren zelf doorkrijgen dat ze bespeeld werden en dan terugkeren, is

Denemarken het enigste land dat tracht niet strafrechtelijk te vervolgen. Hierin zit

volgens de professor ook de kracht van echte deradicalisering. Tevens ging de tweede

grootste stad van Denemarken het actieplan van 2009 al vooraf met eigen lokale

initiatieven voor deradicalisering. Hieruit kunnen we besluiten dat de stad Aarhus zeer

intensief werkt rond het fenomeen (Braw, 2014; Kühle & Lindekilde, 2010).

Enerzijds mag het duidelijk zijn dat de gevolgen op lange termijn inzake de

terugkeerders onbekend zijn. Toch lijkt het alsof vele landen een terugkeerder

automatisch zien als een ernstige terroristische dreiging. Deze zienswijze blijkt uit de

strafrechtelijke vervolging in betrokken landen. Het feit dat de mogelijke gevolgen van

het fenomeen ons in het ongewisse laten, en de recente aanslag in Brussel door een

terugkeerder pleiten niet in het voordeel van een rehabilitatieve benadering. Tot op

zekere hoogte mag de dreiging die uitgaat van de terugkeerders inderdaad niet

onderschat worden. Daarbij blijkt homegrown terrorisme een realiteit waar elk land mee

kampt. Echter moeten we toch kritisch blijven en geen beleid stoelen op een

paniekreactie (Higgins, 2014; Kühle & Lindekilde, 2010).

In eerste instantie trachten overheden hun maatschappij en de democratie ten alle tijden

te beschermen tegen een terroristische aanval. Maar aangezien het merendeel van de

Syriëgangers dertig jaar of jonger is moet de vraag rijzen in hoeverre de gevangenis het

juiste instrument is om de problematiek mee te beteugelen. Een grove fout werd gemaakt

door Boris Johnson, de burgemeester van Londen in augustus 2014. In een toespraak zei

hij dat elke terugkeerder schuldig geacht wordt van een of meerdere misdrijven. Alleen

als de terugkeerder zelf kon bewijzen dat hij niks te maken had gehad met de gewapende

jihad labelt men hem mogelijks onschuldig. Het hoeft geen uitgebreid betoog om te

poneren dat het extreem moeilijk is om te bewijzen dat je niet betrokken bent geweest bij

terreur in een buitenlands oorlogsconflict (Hooper, 2014).

Page 75: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

75

De aanpak van Johnson maar ook van andere machtige actoren zoals minister Cameron

is extreem politioneel gericht. Aan de andere kant van het continuüm staan de collega’s

van Denemarken. In tegenstelling tot het spierballengerol en repressief optreden opteren

ze voor de zachte aanpak (Hooper, 2014).

Vanuit een menselijk standpunt lijkt deze aanpak contradictoir en risicovol, echter biedt

een studie uit 2013 van Hegghammer helderheid. Hierin ging hij na in hoeverre een

terugkeerder de wil en het doel heeft om een terroristische aanslag uit te voeren in zijn

land van herkomst. Deze studie behelst 945 jihadisten uit diverse voormalige conflicten.

Bosnië en Afghanistan zijn de twee conflicten bij uitstek waaruit hij terugkeerders heeft

bestudeerd. Zo kwam hij tot de conclusie dat één op negen strijders de intentie had om

een aanval te plegen in eigen land. Echter vermoed Hegghammer dat de cijfers voor het

Syrische conflict nog lager zullen liggen omdat er minder echte strijders vertoeven. Ook

Nielsen, een adviseur criminaliteitspreventie van de task force radicalisering in Aarhus

deelt deze mening. Hij weet dat er een mogelijke dreiging uitgaat van terugkeerders maar

accentueert het feit dat ze meestal hun moreel geloof en onschuld verloren zijn. Hun

ogen zijn geopend wanneer ze het conflict met eigen ogen hebben bekeken. Net dat is de

reden waarom ze terugkeren. En als ze terugkeren willen wij er zijn om hulp te bieden

voegt hij er nog aan toe (Hooper, 2014; Hegghammer, 2013).

In essentie wordt vooraleer het deradicalisatieprogramma start, de dreiging van de

Deense terugkeerders ingeschat. Op basis van deze screening werd nog geen één

terugkeerder gezien als een bedreiging of gearresteerd. Dit komt omdat de Denen

sceptisch zijn over de mogelijkheid om terug te keren voor echte strijders. Daarbij blijkt

dat de terugkeerders meestal betrokken waren in humanitair werk (Higgins, 2014).

In plaats van deze persoon bij terugkomst in hechtenis te zetten krijgen ze een mentor

aangewezen. Het doel van deze mentor is om de jongere in kwestie ervan te overtuigen

dat gewelddadige strijdlust geen plaats heeft in de beleving van de echte islam. Dit zijn

de eerste stappen in het programma. Daarentegen tracht de mentor hun overtuiging niet

direct te zuiveren. De mentor probeert in de eerste plaats vooral het vertrouwen te

winnen. Eens dit gebeurd is passen ze hun overtuigingen zelf geleidelijk aan. Dit gebeurt

omdat de mentor de feitelijke gebreken in de jihadistische ideologie blootlegt. Verder is

het mogelijk om therapeutische hulp te krijgen maar dit is geen verplichting. De meeste

terugkeerders hadden liever geen therapeutische hulp maar wilden wel geholpen worden

om zich juist aan te passen aan de samenleving. Tot slot is er ook een sportaanbod

Page 76: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

76

voorzien om de jongeren bezig te houden tijdens het deradicaliseringsproces.

Concluderend heeft dit programma een groot potentieel maar hoe de integratie op de

lange termijn zal verlopen blijft nog af te wachten (Higgins, 2014; Braw, 2014).

Dit programma doet er alles aan, zoals hierboven vermeld om de terugkeerders te re-

integreren in de samenleving. Echter zou het dweilen met de kraan open zijn mocht er

niet gewerkt worden rond het stoppen van de vertrekkersgolf. Daarom is dit programma

erg verweven met de Grimhojev moskee in Aarhus. Sinds het conflict zijn vermoedelijk

22 personen verbonden aan de moskee vertrokken onder invloed van een salafistische

prediker. Intussen heeft het programma zich ingeburgerd in de moskee en zou er maar 1

persoon meer afgereisd zijn (Braw, 2014; Higgins, 2013).

Deze wending kwam tot stand mede dankzij de steun van de leiders van de moskee.

Concreet trachten adviseurs criminaliteitspreventie zoveel mogelijk in te praten op

jongeren. Dit is niet altijd evident maar het helpt duidelijk wel. Het verbaast de jongeren

vaak dat de preventieadviseurs niet trachten de jihadistische ideologie te breken. Wie

droomt van een kalifaat in Denemarken kan en mag dat maar er zijn grenzen. Deze

grenzen worden bereikt als iemand over gaat tot geweldspleging voor zijn ideologie.

Sinds de successen in Aarhus zijn ook Kopenhagen en andere steden geïntroduceerd aan

het model (Braw, 2014; Higgins, 2013).

3.3.3 Slot en besluit

Denemarken heeft enerzijds verschillende initiatieven gemeen met andere landen zoals

Nederland wat betreft de preventieve aanpak. Hun preventief beleid zet in op alle

mogelijke oorzaken van radicalisering. Anderzijds durft het land te innoveren en buiten

de pas te treden. Ondanks dat vele landen kritisch zijn op de zachte aanpak die

Denemarken hanteert kan deze aanpak wel eens de succesformule naar de toekomst toe

worden. Vanuit een criminologisch standpunt is het al langer geweten dat detentie geen

effectieve straf is voor misdrijven. Tevens is de gevangenis met zijn artificiële setting

een bron van radicalisering. Daarom moeten we de rehabilitatieve methode van Aarhus

nauwlettend in de gaten houden en evalueren. Zo kunnen we zien of dit project elders

ook vorm kan krijgen. De echte test zal waarschijnlijk komen wanneer de harde kern van

strijders huiswaarts keert.

Page 77: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

77

Hoofdstuk 4. De Belgische aanpak

4.1 Inleiding

De term jihadisme is sinds het conflict in Syrië en Irak haast onvermijdelijk verbonden

met ons land. Nergens anders in de wereld reizen zoveel mensen af om te gaan strijden

voor de jihadistische ideologie en de beoogde repercussies. Met 40 vertrekkers per 1

miljoen capita zijn we relatief gezien de absolute uitschieter met betrekking tot het

fenomeen. Echter blijkt het aantal vertrekkers in de realiteit nog hoger. Dit omdat veel

families het vertrek van hun zoon of dochter, echtgenoot of echtgenote verdoezelen uit

schrik voor de instanties (R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

In dit hoofdstuk van de masterproef wordt de informatie gehaald uit interviews met

experten. Daarbij ligt de focus op het actieplan van Vlaanderen. De reden hiervoor is

tweeledig. Enerzijds omdat het federale actieplan, waarop het Vlaamse gestoeld is, om

veiligheidsredenen niet gepubliceerd is. Anderzijds omdat men in Vlaanderen verder

staat en meer projecten op poten heeft dan in Brussel of Wallonië. Wel dient hierbij

vermeld te worden dat Vlaanderen al langer pilootsteden heeft om projecten vorm te

geven en dat Brussel en Wallonië nu in hoog tempo trachten bij te benen.

Volledigheidshalve en voor een totaalbeeld zijn er ook Brusselse

radicaliseringsambtenaren geïnterviewd en worden deze inzichten gesynthetiseerd met

de Vlaamse (R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

Dat de dreiging reëel is voor ons land werd duidelijk op 24 mei 2014. Toen de 29 jarige

Mehdi Nemmouche in Brussel koelbloedig 4 personen neermaaide in een joods museum.

De militaire training die nodig is om zulke terreur te verrichten verkreeg hij in Syrië.

Ook wanneer we de jihadistische aanslagen uit het verleden analyseren zien we dat deze

misdaden een land op zijn grondvesten laat daveren. Elke aanslag heeft verregaande

traumatische, lethale en financiële gevolgen. Daarom is het tijd dat België de figuurlijke

kraan van vertrekkers toedraait door middel van adequate preventie. En daarbij de

terugkeerders op een juiste manier behandelt en juist re-integreert.

De focus ligt dus zoals in het vorige hoofdstuk op preventie als hoeksteen van het beleid.

Echter wordt door de luxe van persoonlijke interviews informatie over de beeldvorming,

nazorg en repressie kort aangehaald. Ter verduidelijking wordt hier nog even stil gestaan

Page 78: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

78

bij de anonimisering van de respondenten. In onderstaande alinea’s staan afkortingen

zoals R1 tot R5 voor Respondent.

4.2 Beeldvorming

Het eerste deel van het interview met de radicaliseringsambtenaren handelde over de

beeldvorming van het fenomeen. Hierbij werd bevraagd of bijvoorbeeld de media correct

bericht over de problematiek van het jihadisme en of dit gevolgen heeft. R3 denkt dat de

media het probleem veel te eng definieert. De media mist ook een kritische blik en gaat

voor sensatie. Tevens blijven Journalistieke bronnen vaak in gebreke als het gaat om

wetenschappelijke inzichten. Een eerlijke nuance die hierbij gemaakt moet worden is dat

er nog veel te weinig wetenschappelijk onderzoek is verricht rond het fenomeen. R3

voegt hier ook nog aan toe dat de media pas sedert de aanslag op Charlie Hebdo vermijdt

om te praten over moslimradicalisering. De term moslimradicalisering brengt veel stigma

teweeg voor de modale moslim. En dit dient vermeden te worden (R3, persoonlijke

communicatie, 8 mei 2015).

R5 is het eens dat spreken over moslimradicalisering onnodig stigma teweeg brengt voor

de moslimpopulatie. Deze tendens zou exclusie teweeg kunnen brengen en dat is exact

wat vermeden moet worden. Ook R4 deelt deze mening. Daarentegen zijn ze overtuigd

dat de media een correct beeld schetst wat betreft de omvang van de situatie. Dit omdat

de informatie verkregen wordt van officiële instanties. Verder stellen ze beide dat de

media niet voldoende op de hoogte is van wat er op het terrein gebeurt. Het is een goede

tendens dat de media milder bericht na de aanslagen op Charlie Hebdo. Omdat we ten

alle tijden moeten vermijden dat gemeenschappen naast elkaar beginnen te leven (R4,

persoonlijke communicatie, 19 juni 2015; R5, persoonlijke communicatie, 30 juni 2015).

4.3 Preventie als hoeksteen van een adequaat beleid

Het leeuwendeel van de interviews handelde over de preventie. Aangezien de

multidisciplinaire preventieve aanpak over de verschillende beleidsniveaus gezien wordt

als de sleutel tot succes. Hierin werd gepolst naar de projecten en initiatieven die lopen

of in de ontwerp fase zitten binnen de steden en gemeenten. Ook welke actoren er vervat

zitten in het netwerk werd veelvoudig aangehaald. Hoe de link is met het internationale

niveau. En welke lacunes er aan ons beleid verbonden zijn werden ook verhaald.

Page 79: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

79

4.3.1 Internationale samenwerking

R3 geeft aan dat er op internationaal niveau sprake is van expertisedeling. Echter vindt

deze respondent dat de richtlijnen die voor handen zijn nog onvoldoende omgezet

worden in de praktijk. R2 stelt dat het federaal preventieprogramma grotendeels gestoeld

is op de strategie die de Raad Van Europa aannam in december 2005. R1 vertelde dat de

samenwerking met Nederland goed verloopt maar dat er nog lacunes zaten in de

internationale samenwerking. R4 is van mening dat het RAN netwerk (Radicalisation

Awareness Network) een correct voorbeeld is van goede internationale samenwerking.

Dit netwerk brengt de aanpak van verschillende steden in Europa samen. Het doel is om

zoveel mogelijk informatie en best practices uit te wisselen. Ook dit project is gestoeld

op de strategie die de Raad Van Europa aannam. Er is dus wel degelijk sprake van

uniformiteit over de landen heen (R1, persoonlijke communicatie, 17 april 2014; R2,

persoonlijke communicatie, 3 maart 2015; R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015;

R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

4.3.2 De nationale persoonlijke toets

Het is een goede tendens dat de meeste Europese landen streven naar uniformiteit. Echter

hebben we al gezien dat elk land desalniettemin tracht een persoonlijke toets te geven

aan hun beleid. Zo focust ieder land op zaken zoals discriminatie en inclusie maar is de

intensiteit vaak verschillend. In België is dit niet anders. Wanneer er wordt gekeken naar

de Belgische aanpak vallen er enkele zaken op. R4 gaf aan dat het Belgische beleid sterk

inzet op een viertal domeinen. Het eerste domein is de begeleiding naar familie toe.

Vervolgens staat de schoolwerking centraal. Dan is er de vorming voor elke betrokken

actor. Gaande van gemeentepersoneel tot straathoekwerkers. Het vierde domein is de

kennisvergaring. Hierbij is het onder meer belangrijk om subsidies te verschaffen voor

meer academische publicaties. R1, R3 en R5 beamen deze stellingen grotendeels. Naast

de domeinen waarop we inzetten in eigen land wordt de veiligheid natuurlijk ook

gegarandeerd. De belangrijkste hefbomen inzake veiligheid zijn maatregelen die

handelen over gegevensuitwisseling, vervolging, toegang tot het grondgebied ontzeggen

en eventueel het intrekken van de nationaliteit (R1, persoonlijke communicatie, 17 april

2014; R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015; R4, persoonlijke communicatie, 19

juni 2015; R5, persoonlijke communicatie, 30 juni 2015).

Page 80: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

80

R2 accentueert de zes pijlers die voorop staan in ons federaal preventieprogramma. Eerst

is er nood aan een betere kennis en sensibilisering met betrekking tot gewelddadig

radicalisme. Dan wordt er een concreet actieplan opgericht om de frustraties die leiden

tot radicalisering op te vangen en te bestrijden. Vervolgens zet ons land in op

weerbaarheid. Hierbij is het de bedoeling om kwetsbare individuen, en groepen te

versterken via inclusie. Verder accentueert het federale niveau de belangrijke rol van het

lokale niveau in de strijd tegen het jihadisme. Ook de betrokkenheid van alle

gemeenschappen is van groot belang. Tot slot zal via internet een tegendiscours worden

gevoerd tegen radicalisme (R2, persoonlijke communicatie, 3 maart 2015).

4.3.3 De visie op het gedecentraliseerde niveau

Tevens poneert De Vlaamse regering in een conceptnota dat we streven naar een

integraal preventief en sensibiliserend beleid. In onze samenleving moet er sprake zijn

van democratisch burgerschap. Dit houdt in dat er plaats is voor elke ideologie of

levensovertuiging zolang deze het voortbestaan van onze rechtstaat niet in gedrang

brengt. De grens van bijvoorbeeld vrije meningsuiting moet hierbij duidelijk getrokken

worden. Haatzaaien of prediken tot religieus gerechtvaardigd geweld kan in geen geval

getolereerd zijn. Net deze dreiging die verbonden is met radicalisme vereist een integrale

aanpak over de beleidsniveaus heen (Vlaamse Regering, 2015).

De Vlaamse overheid onderlijnt vurig het belang van inclusie. Hierbij stellen ze dat de

preventieve maatregelen die voor handen zijn enkel werken als er parallel hieraan wordt

ingezet op een inclusieve samenleving. Ook R4 accentueert dit. Deze respondent voegt

er nog aan toe dat we te allen tijden moeten vermijden dat we geïsoleerde

gemeenschappen bekomen. Om deze reden werd er een Vlaams platform radicalisering

ontworpen. Hierin zetelen afgevaardigden van de administraties van welzijn, werk en

jeugd. Ook de VDAB zit hierin vervat. Tot slot zijn er afgevaardigden van integratie,

onderwijs en stedenbeleid (R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015; Vlaamse

Regering, 2015).

Daarnaast zullen algemene maatregelen genomen worden op Vlaams niveau. Deze

maatregelen zullen gaan omtrent een strengere veroordeling en aanpak van racisme en

discriminatie. Ook de uitstroom uit het onderwijs staat centraal. Vervolgens willen ze de

hulpverlening optimaliseren. En een sterk uitgewerkt jeugdwerk met sportactiviteiten

mag ook niet ontbreken. Tot slot stelt de Vlaamse overheid dat er zeer voorzichtig moet

Page 81: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

81

omgegaan worden met de term moslimradicalisering. Het laatste wat we willen creëren is

een bevolkingsgroep die zich gestigmatiseerd voelt (R4, persoonlijke communicatie, 19

juni 2015; Vlaamse Regering, 2015).

4.3.4 Coherentie over de niveaus heen

Om een preventief beleid op poten te zetten waarin elk beleidsniveau de

bevoegdheidsverdeling erkent en elke actor weet wat er verwacht wordt, is er nood aan

communicatie, afspraken, informatie-uitwisseling en transparantie. Een centrale

verbindingspersoon van het agentschap binnenlands bestuur zorgt voor de afstemming

tussen de verschillende niveaus. Ter illustratie zien we hoe de afstemming gebeurt in

Vlaanderen. Het Vlaams platform radicalisering heeft een werkgroep waarin diverse

ministers van de Vlaamse regering mee verbonden zijn. De Vlaamse regering heeft op

zijn beurt dan weer overlegstructuren met de Brusselse coördinatiecel radicalisering. Ook

met de federale overheid vindt er overleg plaats. Al die expertise en knowhow die

verworven wordt via deze diverse overlegstructuren kan ze overhevelen naar de lokale

besturen. Deze informatieflow is zeer noodzakelijk. Want we mogen niet vergeten dat

deze lokale besturen de regierol hebben om alle actoren en lokale partners op elkaar af te

stemmen. Tot slot is het zo dat de andere overheden zoals de Brusselse gelijkaardige

overlegstructuren met elkaar hebben (R2, persoonlijke communicatie, 2015; Vlaamse

Regering, 2015).

4.3.5 De initiatieven en projecten

Om goede preventieve initiatieven en maatregelen te ontwikkelen moeten alle

stakeholders op dezelfde lijn zitten. Zowel die visie van justitie, politie,

opvoedingsondersteuning, onderwijs, hulpverlening, jeugdwerk, en

radicaliseringsambtenaren moet samengebracht worden. Eens dit op punt staat zitten we

op de goeie weg naar kwalitatief adequate projectwerking. De moeilijkheid zit vooral in

het feit dat sommige stakeholders wantrouwig zijn tegenover de politionele aanpak. Net

om deze reden wordt er in de gemeente van R1 en R2 bewust sterker ingezet op

community-led policing (R1, persoonlijke communicatie, 17 april 2014; R2, persoonlijke

communicatie, 8 mei 2015).

Page 82: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

82

4.3.5.1 De School

Het eerste domein waarrond gewerkt wordt is de school. Niemand zal ontkennen dat de

basis van een gemeenschap waarin iedereen een plek heeft begint bij correcte

informatiedoorstroming. Wanneer vooroordelen van de baan worden geveegd, de norm

gedicteerd en culturele diversiteit begrepen wordt is de basis gelegd om racisme en

discriminatie uit te sluiten.

Het eerste project dat aan bod komt is de sociale vaardigheid- en weerbaarheidstraining.

Weerbaarheid zorgt voor ondersteuning in de ontwikkeling van een positieve identiteit.

Tevens bouwen deze trainingen een positief burgerschap op en worden adolescenten

weerbaar tegenover wervers van delinquente organisaties. In de eerste plaats starten

zulke projecten op school omdat de kinderen daar de meeste tijd spenderen. Echter is dit

geen exclusieve bevoegdheid van scholen. Jeugdwerkers, hulpverleners en

sportinstructeurs worden ook geleerd om te werken met deze weerbaarheidstraining. Op

deze manier zit deze techniek intensief ingebed in de gehele werking. De reden dat deze

training niet uitsluitend op school plaatsvind is omdat de constante opvolging van groot

belang is. Iedereen moet meewerken om extremisme te vermijden. De training die wordt

gegeven door diverse actoren leert kinderen en jongeren vanaf vroege leeftijd neen

zeggen. Ook leren ze conflictbeheersing. Tot slot zitten er deëscaleringstechnieken in

vervat (R1, persoonlijke communicatie, 17 april 2014; R2, persoonlijke communicatie, 3

maart 2015; R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015).

R4 stelt vast dat na de aanslagen op Charlie Hebdo er dringend een actieplan nodig was

om leerkrachten te ondersteunen. Dit actieplan is opgesteld. Veel jongeren in onze

multiculturele hoofdstad gaan naar school met een foutief discours. Dit bleek uit het feit

dat er in discussies naar boven kwam dat Charlie Hebdo een complot was van de Franse

veiligheidsdiensten. Dus bovenop de weerbaarheid- en vaardigheidstrainingen is ook

nood aan aparte vormingsmodules. Enerzijds voor de leerkrachten om correct om te gaan

met deze klassituaties. Anderzijds voor kinderen die een verkeerd beeld hebben. Hierbij

wordt in essentie de norm van het onderwijs herhaald. Op deze manier hoeven jongeren

niet akkoord te zijn met de karikaturen van Charlie Hebdo, daarentegen wordt

nadrukkelijk gesteld dat dodelijk geweld nooit te rechtvaardigen is als reactie (R4,

persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

Daarbij komt ook een vormingsmodule vrije meningsuiting. Zo kan de grens van de vrije

meningsuiting getrokken worden. Het debat over hoe we de komende decennia gaan

Page 83: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

83

samenleven met onze verschillende normen en waarden moet beginnen in de klas. Zodat

het mogelijk blijft om ondanks de verschillen toch als gemeenschap een

gemeenschappelijk canvas van waarden te behouden (R4, persoonlijke communicatie, 19

juni 2015).

R5 haalt ook nog aan dat het belangrijk is om bijvoorbeeld 1 keer per 2 maanden een

evaluatie te doen van de acties en projecten. Hierbij wordt gekeken hoe het fenomeen is

geëvolueerd. Daarbij is het beroepsgeheim van de ambtenaar belangrijk (R5,

persoonlijke communicatie, 30 juni 2015).

Een ander pilootproject dat loopt in een Vlaamse stad en ideaal begint in de lagere school

met opvolging in het middelbaar handelt over relationele en seksuele vorming. Deze

training kort men af als RSV-training. Omdat in sommige gemeenschappen de

genderrollen ongelijk zijn is deze training nodig om op lange termijn problemen te

voorkomen. Genuanceerde inzichten met betrekking tot relaties en seksualiteit staan hier

voorop. Op deze manier wordt getracht een positief maatschappijbeeld te schetsen. De

vereniging Jong en Van Zin heeft hier een leidersrol in (R3, persoonlijke communicatie,

8 mei 2015).

Verder is er nog specifieke ondersteuning voorzien voor leerkrachten islam.

Leerkrachten islam worden vaak bevraagd over politieke islam en het jihadisme. Het

antwoord dat past op deze vragen overstijgt soms hun opdracht en expertise. Daarom is

het nuttig om hen te ondersteunen en vorming te geven zodat eventuele achterliggende

problemen sneller zichtbaar en bespreekbaar worden (R3, persoonlijke communicatie, 8

mei 2015).

4.3.5.2 De ouders & familie

Elke geïnterviewde respondent was het erover eens dat de werking met ouders en familie

van primair belang is. De mening van een kind wordt grotendeels gevormd door zijn

contacten en opvoeding. Aangezien kinderen doorgaans veel tijd spenderen met ouders

en familie nemen ze bepaalde attitudes over. Daarom is het van groot belang dat de

ouders betrokken worden. Enerzijds met preventieve doeleinden. Anderzijds om ze te

ondersteunen wanneer een kind vertrokken is naar het conflict. Het is zo dat door de

band het contact met ouders soepel verloopt. Dit zorgt ervoor dat de relatie tussen

hulpverleners en ouders altijd vrijwillig is. De ouder is meestal de eerste persoon die

verandering ziet in zijn of haar kind. Met deze gedachte in het achterhoofd is het van

Page 84: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

84

groot belang dat deze zich niet hulpeloos voelt. Hierom moet er eerst en vooral

voldoende gesensibiliseerd worden zodat de ouders op de hoogte zijn van de hulp die ze

kunnen verkrijgen bij de lokale actoren (R1, persoonlijke communicatie, 17 april 2014;

R2, persoonlijke communicatie, 3 maart 2015; R3, persoonlijke communicatie, 8 mei

2015; R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015; R5, persoonlijke communicatie, 30

juni 2015) .

Wanneer een familielid de weg vindt naar de radicaliseringsambtenaar omdat deze vreest

dat een ander lid van de familie radicaliseert of vertrokken is naar Syrië voelen ze zich in

eerste instantie vaak schuldig. Daarom zijn er bij het gesprek met de ambtenaar vaak

andere personen aanwezig. Enerzijds kan het gaan om een psycholoog om mensen op te

vangen. Anderzijds denken we eerder aan juristen om administratieve of andere zaken

mee te helpen regelen (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015; R4, persoonlijke

communicatie, 19 juni 2015).

Het departement onderwijs heeft voor ouders een centraal meldpunt opgericht. Dit

meldpunt is digitaal en hierop kunnen ouders met hun vragen terecht. Ook voor

theologische ondersteuning naar ouders toe is iets uitgewerkt. Hierbij heeft de

moslimexecutieve in samenwerking met de KU Leuven een infolijn uitgebouwd. Verder

is er ook een helpdesk opgericht door de Vlaamse overheid voor ouders, vrienden en

kennissen van radicaliserende jongeren. Deze helpdesk moet fungeren als platform en

kan de persoon in kwestie dan effectief doorverwijzen naar het reguliere aanbod. Tot slot

maken we nog gewag van de verschillende informatiserende en sensibiliserende

brochures die via diverse actoren verdeeld worden (Vlaamse Regering, 2015).

4.3.5.3 Vorming aan alle relevante actoren

Indien we succes willen boeken in het afstoppen van de vertrekkersgolf moeten onze

mensen op het terrein weten waarmee ze bezig zijn. Deze ontrading gebeurt via

disengagement of preventie en om hierop in te zetten moet de bron van het probleem

duidelijk zijn. Daarom worden diverse scholingsinitiatieven in sneltreinvaart op poten

gezet. Zowel de interne als de externe afstemming van informatie staat uitgeschreven in

het actieplan. Voor de lokale partners in Vlaanderen gebeurt dit via de afgevaardigden

van het Vlaams platform radicalisering (Vlaamse Regering, 2015).

Bij de VVSG is sinds kort een voltijdse medewerkster aangenomen. Haar taak is om naar

de steden en gemeenten die te kampen krijgen met de materie kennis, expertise en

Page 85: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

85

knowhow te distribueren rond de beste lokale aanpak. Op deze manier leren we van

elkaar en hoeft niet elke stad of gemeente individueel heel het proces door te maken van

trial en error (R2, persoonlijke communicatie, 3 maart 2015).

Zowel de praktische als theoretische vorming van de eerstelijnswerkers wordt

geoptimaliseerd. Dit gaat van adequaat reageren tot het herkennen van problematische

signalen. Met eerstelijnswerkers wordt gedoeld op hulpverleners, onderwijzers, imams,

jeugdwerkers, de VDAB en dergelijke (R2, persoonlijke communicatie, 3 maart 2015).

Vanuit Vlaanderen wordt een vierdaags vormingspakket georganiseerd rond

identiteitsontwikkeling bij moslimjongeren. Hiermee wordt getracht het inzicht in de

levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling te vergroten. Ook verschillende

ondersteuningsstructuren binnen de diverse sectoren ontwikkelen expertise en deze

expertise wordt doorgeseind aan de mensen op het terrein. Daarbij wordt gekeken naar

de good practices, en de methoden en materialen die aangewend worden. Verder zijn er

sinds januari 2015 aanspreekpunten voor de eerstelijnswerkers. Bij onder meer de sociale

dienst van de rechtbank zijn referentieconsulenten radicalisering aangeduid en ook in de

justitiehuizen zien we deze benoeming (Vlaamse Regering, 2015).

Specifiek voor de imams start een pilootproject medio 2015 waarin kennis zal gedeeld

worden door experten. Tevens is er een kwalitatieve opleiding voor imams ontstaan

waarin inzicht in de maatschappelijke context en de taalvaardigheid van het Nederlands

een centrale rol spelen. Dan gaat er ook nog voldoende informatie uit naar de

moskeeverenigingen zodat zij ook op de hoogte zijn van het bestaande hulpaanbod

(Vlaamse Regering, 2015).

4.3.5.4 Kennisvergaring

Zoals diverse respondenten aangaven is het van essentieel en cruciaal belang dat er veel

meer academische publicaties verschijnen om de nieuwe wendingen van dit fenomeen

correct te analyseren. Er zijn verschillende theorieën die in de praktijk getoetst worden

en het zou goed zijn om meer evaluatief onderzoek op poten te zetten. Op dit moment is

er te weinig geweten over bijvoorbeeld de socialiseringsprocessen in een groepering als

jabhat al-nusra. Zijn deze processen gelijkaardig of fundamenteel anders als pakweg tien

jaar geleden? In Denemarken zijn er professoren die hierover een interessante studie

hebben gemaakt. Ook de overheden snappen dit en zetten in op subsidies voor academici

Page 86: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

86

(R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015; R4, persoonlijke communicatie, 19 juni

2015).

4.3.6 Andere projecten

Onderstaande projecten kunnen in principe ook onderverdeeld worden binnen de zes

pijlers van het federale beleid of de 4 domeinen waarop sterk wordt ingezet. Echter

wordt gekozen om deze apart te bespreken omdat ze een speciale insteek hebben en we

er tevens gedetailleerder op kunnen inzoomen.

4.3.6.1 Bounce

Bounce is een recent ontwikkeld programma dat zich richt op preventie van

radicalisering. Hierbij wordt getracht een extreme ideologie om te buigen in een actief

burgerschap. Dit programma is speciaal in de zin dat het zich richt op meerdere

domeinen en over de domeinen heen. Dit programma bestaat uit 3 tools. Eerst en vooral

is het een trainingstool voor jongeren. Vervolgens en tegelijkertijd maakt het ouders en

eerstelijnswerkers bewust. Als derde en laatste punt is het een train-de-trainer tool voor

hulpverleners en begeleiders. Bounce Young is een programma dat zich toelegt op

jongeren tussen 12 en 18 jaar en zoekt naar manieren om de veerkracht te versterken.

Deze training kent een tiendelig verloop en elk deel duurt anderhalf a twee uur. Elke

groep kan vier tot twaalf jongeren omvatten (R2, persoonlijke communicatie, 3 maart

2015).

In combinatie met deze Bounce Young gaat de Bounce Along samen. Dit is een tool die

ouders en eerstelijnswerkers bewust maakt van het probleem. Door tips en oefeningen

wordt hun rol versterkt als actor die de vroegtijdige gewelddadige radicalisering kan

tegengaan en omkeren. Vijf thema’s worden aangepakt. Eerst staat een positief standpunt

centraal. Dan gaat het wederom over veerkracht versterken. Verder behandelt het

veerkrachtige communicatie en relaties. Vervolgens komen de bezorgdheden en

uitdagende situaties aan bod. Tot slot nog een woordje uitleg over informatie en invloed.

In deze tool zijn het eenmalige sessies van twee a drie uur (R2, persoonlijke

communicatie, 3 maart 2015).

Als laatste wordt het derde deel van de tool besproken. Namelijk Bounce Up. Binnen

deze opleiding komen hulpverleners eerst in aanraking met Bounce Young en Bounce

Along. Daarnaast worden uitgangspunten en theoretische inzichten verduidelijkt. Ook

reflectie over de rol van de trainer komt uitgebreid aan bod. Na de driedaagse training

Page 87: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

87

vindt er één terugkomdag plaats om ervaringen uit te wisselen met anderen. Deze

module bestaat uit dertig vormingsuren (R2, persoonlijke communicatie, 3 maart 2015).

4.3.6.2 Trajecten rond zingeving en religie

Het zoeken naar een identiteit gaat vaak gepaard met religie. Deze zoektocht moet

positief ingevuld worden. Daarom is er nood aan een zingevingstraining waarin jongeren

met al hun vragen terecht kunnen. Deels zit deze praktijk al ingebed in de werking met

moskeeën en imams. Deze trajecten zijn een goed alternatief voor de ideologieën die op

internet worden verspreid. Als de maatschappij de juiste invulling van een religie niet

aanbiedt zullen criminele wervers veel makkelijker hun slag kunnen slaan en daarbij

mensen indoctrineren (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015).

4.3.6.3 Wibaut methode

Dit project is gerelateerd aan het domein van de scholen. Echter is het zo dat in

Amsterdam een gelijknamig project al langer loopt. Hierin staat Amsterdam veel verder

dan projecten in ons land inzake leerlingenbegeleiding. Net leerlingenbegeleiding is hard

nodig om frustratie niet te laten ontaarden in een radicaliseringsproces. Daarom lijkt het

goed om te leren van Amsterdam hoe zij dit concreet invullen (R3, persoonlijke

communicatie, 8 mei 2015).

4.3.6.4 De stijging van het thuisonderwijs

Sedert het hoofddoekenverbod in het onderwijs wordt een stijging waargenomen van

leerlingen die thuis de schoolplicht vervullen. Dit zorgt voor een gedeeltelijke sociale

isolatie. Daarom rijst de vraag hoe dit sociaal isolement kan teruggedrongen worden

omdat deze trend niet positief is (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015).

4.4 Een recente ommekeer in het detentiebeleid

De gevangenis is wellicht de ideale setting voor een persoon om zich gefrustreerd te

voelen. Alle variabelen zijn voor handen om een radicaliseringsproces te starten in deze

artificiële setting. Ook de FOD justitie kwam tot dit inzicht. Daarom publiceerde ze in

maart dit jaar onder meer een tien-stappenplan ter bestrijding van radicalisering. Zonder

al deze punten op te lijsten wordt verwezen naar de meest controversiële en belangrijkste

punten. Eerst willen ze betere levensomstandigheden creëren in de penitentiaire

instellingen. Vervolgens wordt de bestaande informatiestroom verder gedigitaliseerd. De

plaatsingspolitiek moet meer doordacht worden. Disengagement en

Page 88: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

88

deradicaliseringsprogramma’s staan ook met hoge prioriteit op de lijst (Federale

Overheids Justitie, 2015).

4.5 Repressie en nazorg

Op gebied van repressie zijn de maatregelen op één hand te tellen en kunnen we of

strafrechtelijk vervolgen en of de identiteit intrekken of de toegang tot het grondgebied

ontzeggen. Wat nazorg betreft moet worden ingezien dat de grondgedachte van ons

beleid altijd handelt over de kwalitatieve re-integratie in de samenleving (R3,

persoonlijke communicatie, 8 mei 2015).

4.6 Slot & Besluit

Het actieplan dat uitgaat van de Raad Van Europa uit 2005 ent zijn wortels ook in ons

land. De strategie die vooropgesteld is in dit actieplan wordt in ons federaal

preventieprogramma overgenomen en sijpelt daarna ook door tot op het lokale niveau via

de gecentraliseerde niveaus. Op deze manier zien we gelijkaardige initiatieven als in

Nederland of Denemarken. Aangezien er nog maar een handvol Europese landen een

echt coherent geïntegreerd preventiebeleid op poten heeft is het niet altijd mogelijk om

met veel landen te vergelijken. Net zoals bij Nederland bestrijkt ons land de juiste

domeinen en dit is een goede en broodnodige stap in de richting van deradicalisering en

nog belangrijker disengagement. Echter moeten we blijven streven naar vooruitgang

zodat naar de toekomst toe alsmaar minder individuen een radicaliseringsproces

initiëren.

Hoofdstuk 5. Naar een geïntegreerde en integrale Belgische aanpak

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden alle inzichten die werden verworven in de voorgaande

hoofdstukken concreet samengebracht. Op deze manier trachten we een synthese te

maken. De centrale gedachte gaat over wat wij kunnen leren van andere landen en vice

versa. Ook de hiaten en lacunes in ons beleid worden besproken. Alleen zo verkrijgen we

aanbevelingen die mogelijks het beleid kunnen versterken. Mits deze aanbevelingen niet

resulteren in een verbetering van het huidige beleid zullen ze minstens het beleid met een

kritische bril evalueren.

Page 89: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

89

5.2 Wat doen we goed en wat kunnen andere landen daaruit leren?

Een belangrijk inzicht is dat we niet met honderd percent zekerheid kunnen zeggen wat

we goed doen. Het probleem bevindt zich in een stadium waarin adequate

wetenschappelijke evaluatie van ons beleid grotendeels ontbreekt. Daarom zijn de

onderstaande inzichten gebaseerd op meningen of gegevens van experten. Daarbij is het

ter illustratie dus moeilijk te zeggen dat een project effectief is in het tegenhouden van

vertrekkende Syriëgangers.

De personen die succesvol aan disengagement doen door deze projecten zijn een

succesverhaal op zich maar tevens kunnen ze vatbaar zijn geweest voor deze

disengagement door bepaalde karaktereigenschappen. Waarbij de personen die reeds

vertrokken zijn dus mogelijks niet vatbaar zouden geweest zijn voor deze initiatieven. De

toekomst brengt waarschijnlijk verdergaande antwoorden. Nu zijn de onderstaande

punten vooral van algemene aard.

Eerst en vooral zit de klemtoon van ons beleid juist. Preventie en proactief

handelen zal in de toekomst hopelijk resulteren in een verminderde

vertrekkersgolf.

In deze preventieve aanpak leggen we de nadruk op de juiste domeinen. In elk

levensdomein van jongeren zijn er initiatieven opgestart. Zelfs in de private

relationele sfeer wordt aan preventie gedaan.

Daarbij zijn er veel bronnen van frustratie die we adequaat trachten weg te

werken. Zo minimaliseren we de personen die zich bevinden in de cognitieve

opening. Ter illustratie zetten we in op verminderen van racisme, discriminatie,

frustratie in de school, frustratie door uitsluiting, de taalbarrière, het missen van

vertrouwenspersonen en meer.

Tevens zijn onze actoren op het veld aanwezig op talloze plaatsen waar jongeren

uithangen. Gaande van sportclubs tot het internet of de moskee.

Tot slot beschikken we over een ruime diversiteit aan lokale actoren (R1,

persoonlijke communicatie, 17 april 2014; R2, persoonlijke communicatie 3

maart 2015; R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015; R4, persoonlijke

communicatie, 19 juni 2015; R5, persoonlijke communicatie, 30 juni 2015).

Ook worden er veel inspanningen gedaan om iedereen met hun eigen visie op één

lijn te krijgen. Daardoor ontstaat er een grote multidisciplinaire werking op het

Page 90: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

90

terrein. Andere landen kunnen hopelijk inspiratie opdoen van onze intensieve

multidisciplinaire terreinwerking.

Het feit dat we met een veel grotere vertrekkerspopulatie zitten dan de andere

landen en daarbij even efficiënt initiatieven ontwikkelen kan ook een bron van

inspiratie zijn voor andere landen (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015;

R4, persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

Ondanks dat België nog maar enkele jaren problematisch geconfronteerd wordt met het

vertrek van Syriëstrijders en het jihadisme is de omvang van het probleem ongezien. Zo

heeft Brussel nog maar recentelijk enkele radicaliseringsambtenaren aangesteld. We

mogen daarbij niet vergeten dat landen zoals Nederland en Amerika of het Verenigd

Koninkrijk al vele jaren langer ervaring hebben.

In dit opzicht is het tempo waarin wij projecten lanceren indrukwekkend. Dus zal

naar de toekomst toe België waarschijnlijk een van de voorbeeldlanden bij uitstek

worden als de aanpak zichzelf succesvol toont (R2, persoonlijke communicatie, 3

maart 2015; R5, persoonlijke communicatie, 30 juni 2015).

In de toekomst zal er zeker nood zijn aan een reeks wetenschappelijk gefundeerde

evaluatiestudies. De overgrote meerderheid van Syriëgangers en Syriëstrijders was al

vertrokken vooraleer er enig initiatief was. Daarom benadrukken we nogmaals dat het

momenteel moeilijk is om te meten hoe effectief onze projecten zijn. De komende jaren

zullen wellicht antwoord bieden op deze vraag.

Onze projecten zijn wel gebaseerd op het bestrijden van wetenschappelijk

aangetoonde oorzaken voor radicalisering. En daarom is de kans groot dat het

fenomeen zal afnemen.

Met betrekking tot de repressieve koers die we varen is het ook nog afwachten. Ondanks

dat het grote terrorismeproces heeft plaatsgevonden in ons land, is het niet geweten of

deze aanpak effectief aanslagen zal vermijden. Ook in hoeverre de repressieve aanpak de

terugkerende Syriëstrijders zal beteugelen is voorlopig onzeker.

De conclusie blijft over het algemeen hetzelfde. Momenteel is er veel giswerk naar de

juistheid van de aanpak en totdat er wetenschappelijk bewijs is dat onze aanpak rendeert

zal dit giswerk er deels blijven. Met betrekking tot onze repressieve maatregelen is het

wachten op de terugkeer van Syriëstrijders. Wanneer een individu volgens de

inlichtingen-en veiligheidsdiensten geen gevaar vormt voor onze maatschappij zal re-

Page 91: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

91

integratie en nazorg plaatsvinden via het lokale netwerk (R3, persoonlijke communicatie,

8 mei 2015).

5.3 Wat loopt er mank en/ of kunnen we verbeteren door te kijken

naar andere landen

In dit deel wordt gekeken naar wat we kunnen leren van andere landen en hoe dit kan

geschieden. Het preventieprogramma dat uitgaat van de Raad Van Europa uit 2005 heeft

gezorgd voor uniformiteit bij de landen die een coherent preventiebeleid hebben zoals

Nederland en Denemarken. Op deze manier wordt adequaat ingezet op dezelfde

domeinen en bestrijden overheden dezelfde oorzaken van de moslimradicalisering.

Echter is er altijd plaats voor een nationale persoonlijke toets. Deze persoonlijke

benadering kan een bron van inspiratie bieden. Ook zaken die niet adequaat zijn in de

strijd kunnen we oppikken uit het beleid van andere landen. Ook hier geldt de

kanttekening van puntje 5.2 met betrekking tot de zekerheid van de uitspraken.

Eerst en vooral is het belangrijk dat we onze nazorg beter gaan afstemmen.

Denemarken streeft naar een langdurige oplossing in plaats van te gaan voor

vervolging. Op deze manier wordt nazorg bespreekbaar. Daarbij staan scholing,

therapie en hulp op vele levensdomeinen centraal.

De community policing zoals die vorm krijgt in Denemarken is goed. Ter

illustratie het project waarin je vrij kan spreken met politie zonder vervolging te

riskeren.

Ons land evolueert momenteel te repressief. Nu lijkt er sprake te zijn van een

paniekreactie. Hierdoor ontstaan ook geschillen tussen het middenveld en politie

en parket (Braw, 2014; R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015; R4,

persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

In lijn met het de vorige punten kan de efficiëntie van onze vooropgestelde

repressieve maatregelen in vraag gesteld worden. De nieuwe maatregelen zoals

de intrekking van de identiteit staan sterk onder vuur. In essentie wordt een

persoon gestraft vooraleer een misdrijf bewezen is en dit gaat in tegen het

legaliteitsbeginsel. Daarom is deze maatregel gebrekkig (R3, persoonlijke

communicatie, 8 mei 2015).

Page 92: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

92

Met betrekking tot één van onze preventiedomeinen staat Nederland veel verder.

Op gebied van disengagement en leerlingenbegeleiding in scholen valt er van

Nederland nog veel te leren. Zeker omdat in Nederland de uitwerking van

projecten al veel langer aan de gang is. Ter illustratie wordt verwezen naar de

Wibaut methode (R2, persoonlijke communicatie, 3 maart 2015).

Het voorbeeld van Amerika laat zien dat als we resultaten willen boeken in de

problematiek er zeker niet mag ingezet worden op militarisering in het conflict.

Op deze manier staan landen die hun strijdmacht ter beschikking stellen hoog op

de radar bij de terroristische groeperingen. Daarmee verhoogt de kans op een

terroristisch plot in eigen land sterk.

Echter komt uit de Amerikaanse aanpak ook een goede praktijk uit de bus. Naar

aanleiding van de doden in Verviers, stellen we ons de vraag in hoeverre de

uitgebreide bevoegdheid van infiltraten nuttig kan zijn in eigen land. Kan een

terroristisch plot vroeger afgewend worden als we meer gebruik maken van

infiltranten en daarbij onze wetgeving aanpassen zoals in Amerika. Uit onderzoek

blijkt immers dat Amerika op deze manier al diverse aanslagen heeft verijdeld.

Het sterker doorgevoerde politionele beleid van Groot-Brittannië is ook leerrijk.

De legaliteit van enkele nieuwe maatregelen die minister Cameron nam is

twijfelachtig. Waar de Raad Van Europa de oplossing ziet in preventie wijkt het

Verenigd Koninkrijk hier enigszins van af.

De nieuwe maatregelen uit Groot-Britannië die vooropstaan gaan tevens in tegen

bepaalde mensenrechten of migratierechten. De schending van rechten mag nooit

vervat zitten in een aanpak.

Hieruit wordt gehaald dat ondanks de terreurdreiging we binnen de lijntjes

moeten blijven kleuren en niet moeten vervallen in een paniekreactie.

Conclusie en aanbevelingen

Na het doorploegen van de complexe materie van het jihadisme en de repercussies voor

ons land is het duidelijk dat er geen eenvoudige oplossing voor handen is. Het jihadisme

is een uitdaging van formaat voor de toekomst. De moeilijkheid ligt hem in het feit dat

de problematiek al langer gekend is maar de recente wending van het fenomeen nog in

zijn kinderschoenen staat. Zo is het vertrek van jihadstrijders niet nieuw maar hebben de

jihadstrijders van toen, behalve de ideologie, vrijwel niks gemeen met de Syriëstrijders

Page 93: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

93

van nu (Coolsaet, 2015). Daarom is het belangrijk om voorzichtig maar tegelijkertijd

snel te werk te gaan.

Deze scriptie onderzocht het probleem van de grote aantallen jongeren gelabeld als

jihadstrijders die afreizen naar het conflictgebied in Syrië en Irak en zich daarbij willen

inzetten voor de jihad, met speciale aandacht voor de gewapende jihad. Daarbij was het

initieel de bedoeling om te komen tot aanbevelingen ter verbetering van een geïntegreerd

en integraal beleid. Tevens oogt deze scriptie het jihadisme in zijn geheel uit te leggen.

Echter gaandeweg werd het al snel duidelijk dat voor het huidige stadia waarin het

probleem zich bevindt de nadruk moet liggen op preventie. Hoogstwaarschijnlijk zullen

repressie en nazorg naargelang het probleem evolueert meer op hun plaats zijn. Tot de

harde kern Syriëstrijders terugkeert is het nog afwachten of de repressieve maatregelen

gepast zullen zijn. Voorlopig is de invulling van het repressief beleid met vervolging van

voornamelijk Syriëgangers mijn inziens foutief.

Mede door de strenge politionele aanpak bij terugkomst is er van de nazorg amper werk

gemaakt. Momenteel lijkt het erop dat de repressieve maatregelen niet veel meer zijn dan

spierballengerol en daarom is het moeilijk om verbetering aan te brengen als het in zijn

geheel mank loopt. Om die reden is er geopteerd om het repressieve beleid bescheiden te

bespreken in deze verhandeling.

In hoofdstuk 3 tot en met 5 werden de preventieve mogelijkheden en het

instrumentarium om de grote vertrekkersgolf van Syriëgangers en Syriëstrijders te

bekampen nagegaan. Anderzijds werd in het theoretische luik de complexiteit van het

jihadisme in kaart gebracht. Daarbij werd de ideologie belicht vanuit diverse

invalshoeken. Ook de theorieën met betrekking tot het radicaliseringsproces kwamen

uitvoerig aan bod.

Desondanks dat de toekomst inzake dit fenomeen onzeker is en dat niemand de exacte

evolutie van het conflict kan voorspellen moeten de tools blijven aangescherpt worden.

Het ziet er niet naar uit dat het probleem in de eerstvolgende jaren zal milderen. Daarom

is de sensationele berichtgeving door de media, die zorgt voor stigma en een

dramatischer beeld ook aan nuancering toe. Zodat op de lange termijn de

maatschappelijke onrust kan afnemen.

Wel is het duidelijk dat iedereen zich op de verschillende niveaus hard inzet, met een

regierol voor het lokale niveau. Het uitgebouwde netwerk aan actoren is op z’n minst

Page 94: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

94

gezegd indrukwekkend. Ook de snelheid en intensiteit waarmee projecten en

maatregelen ontworpen worden is ongezien.

Deze scriptie is eerder verkennend en beschrijvend van aard. In mindere mate toetsend

en evaluerend. Onderstaande stellingen streven naar een verbetering van het huidige

beleid. Indien deze aanbevelingen niet gepercipieerd worden als een verbetering of

aanvulling op het huidige beleid bieden ze minstens een kritische blik van buitenaf op de

problematiek.

Aanbeveling 1: Het rehabiliterend Aarhus model als nazorg

Zoals in hoofdstuk 3 reeds werd aangehaald is Denemarken het land bij uitstek dat

ondanks de aanslag op eigen bodem van februari 2015 heilig gelooft in een zachte

aanpak. Aangezien ons land sinds het begin van het conflict meer dan 450 vertrekkers

heeft moeten we ons vragen stellen. In eerste instantie is het zeer waarschijnlijk dat een

meerderheid van die vertrekkers tot inzichten zal komen in hun queeste en huiswaarts

keert.

Nu is het makkelijk voor de terroristische groeperingen om via internet propaganda te

voeren die gestoeld is op een valse realiteit. Zo weten rekruteerders zeer goed welke

jongeren ze moeten aanspreken voor de gewapende jihad. Dan wordt het vertrouwen

gewonnen met indoctrinerende uiteenzettingen aan de hand van films en hypnotiserende

muziek. Daarentegen kan in de realiteit van het barbaarse conflict diezelfde fata morgana

niet opgehouden worden tegenover elke buitenlandse Syriëganger. Vroeg of laat keert

een groot deel van de vertrekkers terug en we kunnen maar hopen dat onze nazorg tegen

dan op punt staat of uitgebreider is (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei 2015; R4,

persoonlijke communicatie, 19 juni 2015).

Wanneer het utopische beeld dan aan diggelen is geslagen en de morele juistheid van de

ideologie niet meer ervaren wordt zakken veel jongeren terug af naar het vaderland. En

net hier gaat België in de fout. Zoals aangegeven in het deel van Denemarken zijn de

overgrote meerderheid van de vertrekkers betrokken in humanitair werk. Alleen diegene

die blind blijven voor de op fundamenteel ideologisch gestoelde gruweldaden worden

feitelijke strijders. Tevens bleek uit een studie van Hegghammer dat minder dan 1 op 9

strijders uit vorige conflicten effectief plannen had om op eigen bodem ontwrichtende

aanvallen te construeren. En in Europa zitten we momenteel met een terugkomst van

Syriëgangers dus geeft hij aan dat bij deze populatie de cijfers nog veel lager zullen

Page 95: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

95

liggen. Met deze vaststellingen in het achterhoofd dient België zijn beleid in verband met

terugkeerders te herzien. En rehabilitatie te voorzien als nazorg.

Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Mede door de aanslag op het joods museum

en de toenemende maatschappelijke onrust stoelt België zijn beleid tegenover

terugkeerders op een ware paniekreactie. Aangezien de leeftijd van de Syriëgangers en

de aantallen zou het beter zijn mochten we afstappen van de enge repressieve

maatregelen en kijken hoe we deze ontwrichte jongeren opnieuw democratisch

burgerschap kunnen bijbrengen. Het Aarhus model is daar het schoolvoorbeeld van. De

manier waarop terugkeerders in Denemarken rehabiliteren via scholing, therapeutische

hulp en ontspanning is fenomenaal.

Maar hoe verkoop je als regering zo’n project aan de man in de straat? Vanuit menselijk

standpunt lijkt het verantwoord om iemand te straffen wanneer de regel overtreden

wordt. Echter in hoeverre is humanitair werk verrichten in een conflictgebied regel

overtredend? Jan met de pet en beleidsmakers moeten inzien dat deze op het eerste zicht

contradictoire reactie op de lange termijn het meeste vruchten zal afwerpen.

Preventie aanbieden in elk stadia van het radicaliseringsproces is de juiste manier om

toekomstige problemen te vermijden. Detentie en vervolging zal het gevaar voor home

grown terrorism enkel vele malen groter maken. In hoeverre ons land naar de toekomst

toe een koerswijziging zal maken blijft onzeker. Echter is op het terrein wel interesse in

het Aarhus model en de nog verdergaande preventieve aanpak, alleen moet politie en

parket ook overtuigd worden van deze insteek (R3, persoonlijke communicatie, 8 mei

2015).

Aanbeveling 2: Nieuwe repressief-strafrechtelijke insteek

In rechte lijn met het vorige punt wordt nog even dieper ingegaan op de repressieve

zienswijze. Waar de initiatieven zoals de intrekking van de nationaliteit in sommige

situaties mogelijk hun vruchten afwerpen, moeten we kritisch blijven over de reikwijdte

van onze innovatie.

Sinds kort kent ons wetboek enkele nieuwe bepalingen in de strijd tegen terrorisme. In

essentie is dit een goede zet. Echter de invulling ervan kan problematisch zijn. Zo wordt

hier vooral gedoeld op de nieuwe bepaling die handelt over openbare aanzetting.

Page 96: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

96

In essentie is ieder persoon vrij om een geloof en politieke gedachte aanhangig te zijn.

Denemarken, Nederland en in mindere mate ons land dulden een radicale ideologische

meningsuiting zolang die niet resulteert in geweld.

Echter stelt de openbare aanzetting in ons strafwetboek dat ieder persoon die een

boodschap verspreidt of publiekelijk ter beschikking stelt met het oogmerk aan te zetten

tot het plegen van een terroristisch misdrijf strafbaar, met een opsluiting van 5 a 10 jaar

en een geldboete. Dit ongeacht of de boodschap / het gedrag al dan niet rechtstreeks

aanstuurt op het plegen van terroristische misdrijven

De vraag hierbij is in hoeverre een boodschap die een persoon uit hem schuldig kan

maken aan een terroristisch misdrijf. Ook hoe dit oogmerk kan aangetoond worden in

deze bepaling blijft vaag. Deze kritiek slaagt dus vooral op de onrechtstreekse openbare

aanzetting.

Concreet ervaren we deze maatregel als een laagje vernis om de vrije meningsuiting

achter de schermen aan banden te leggen. Ter verduidelijking een fictieve case. Wanneer

een persoon X zijn radicale gedachtegang ventileert over het oprichten van een kalifaat

en de wereldwijde moslimgemeenschap zonder daarbij de gewelddadige jihad te

rechtvaardigen. En dus eerder op democratische wijze, via dialoog en meningsuiting een

ondemocratisch systeem promoot kan dit in extremis leiden tot zijn veroordeling. Als

daarbij persoon Y op een forum of blog of via mondelinge communicatie deze

boodschap hoort of leest en dan een terroristische aanval pleegt. En zich daarbij beroept

op het idee van persoon X, dan kan persoon X vervolgd worden en riskeert deze tot 10

jaar cel.

Terwijl in essentie het oogmerk om aan te zetten tot geweld niet direct kan worden

afgeleid en daardoor dus het vermoeden van onschuld geschonden wordt. Aangezien

deze bepaling duidelijk is moet de rechter overgaan tot letterlijke interpretatie en dus

zien we in deze bepaling een lacune en indirecte schending van een vrije meningsuiting.

Tot slot zien we de repressieve denkwijze terugkeren in de grote aantallen terugkeerders

maar ook personen van hier die vervolgd worden. De paniekreactie is begrijpelijk gezien

de omvang en de dreiging van het probleem maar we mogen niet vervallen in

onrechtmatige of twijfelachtige vervolging.

Page 97: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

97

Aanbeveling 3: De beeldvorming in de media gebaseerd op uitspraken

van politici en beleidsmakers – Syriëstrijder vs Syriëganger

Sedert het begin van het conflict in Syrië en Irak bericht de media bijna wekelijks met

sensationele koppen. Deze berichtgeving wordt nog bekrachtigd door uitspraken van

politici zoals Bart De Wever of burgemeester van Amsterdam Ahmed Aboutaleb.

Hierbij wordt in de maatschappij bijna de perceptie opgewekt dat elke afreizende

persoon erop uit is om aanslagen te plegen zoals 9/11. Zich zal beroepen op de

gewapende strijd of bij terugkomst er taferelen zullen plaatsvinden zoals in het joods

museum. De subjectieve veiligheidsgedachte lijdt hier zwaar onder. We mogen

natuurlijk de problematiek niet bagatelliseren, er zijn wel degelijk gevaarlijke individuen

afgereisd en tot op zekere hoogte is de kans dat er een terroristische aanslag plaatsvindt

nooit groter geweest.

Echter zorgt de sensationele berichtgeving voor een zeer grote stigmatisering van de

terugkerende Syriëganger. Daarbij beseffen veel mensen niet dat deze verregaande

stigmatisering een mogelijke aanslag in de hand werkt. Daarom zou het goed zijn

mochten politici aandraven met een genuanceerde opinie.

Er kan zeker gesteld worden dat de dreiging groot is. En op deze basis zijn er een hele

boel preventieve en repressieve maatregelen gerechtvaardigd. Toch zou het een positieve

evolutie teweeg brengen mocht er meer aandacht zijn in de media voor de verschillen

tussen de Syriëganger en de Syriëstrijder. Of de gelijkenissen tussen de modale burger en

de Syriëganger. De Syriëganger stoelt zich vaak initieel op dezelfde ideologie als de

Syriëstrijder, het verschil zit hem in de uitwerking. Waar de Syriëstrijder

levensgevaarlijk is en een hoog risico vormt is de Syriëganger niet uit op een

terroristische aanval.

Ook zou het een positieve tendens zijn als de primaire focus verschuift naar de oorzaken

in de media. Zoals de diverse frustraties die radicalisering mogelijk maken. Armoede,

discriminatie, geen diploma, geen plaats in de maatschappij om er maar enkele te

noemen.

Tot slot is het goed om te verwijzen naar de parallel die wordt getrokken in hoofdstuk 3

met de rebellerende tiener die zoekt naar identiteit om vertrek te rechtvaardigen. Ook in

de interviews kwam deze gedachte naar voor. Radicalisering is vaak een laag verf om de

Page 98: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

98

problemen en frustraties die mensen dagelijks ervaren te maskeren. Concluderend

kunnen we stellen dat de betere berichtgeving kan zorgen voor minder stigma en

daardoor het probleem mogelijks inbed.

Jammer genoeg kan de media niet volledig bespeeld worden en is er een vrije publicatie

van journalisten. Maar de beleidsmakers die vaak aan het woord zijn kunnen wel hun

steentje bijdragen in het goed afspiegelen van de complexiteit van de situatie.

Aanbeveling 4: Blijven op punt zetten van projecten

Er is altijd ruimte voor verbetering en het fenomeen is zo nieuw dat er nog amper

kwalitatieve evaluatie gebeurt is. Daarom kunnen we de efficiëntie van onze projecten

nog moeilijk uitdrukken.

Zo weten we niet of bijvoorbeeld het Aarhus model ook zal werken bij echte

Syriëstrijders die de jihadistische ideologie tot in de kern meedragen. Ook het verloop op

lange termijn en de invloed van onze preventie is nog niet geweten.

Desondanks moeten we verder inzetten op preventie en kritisch blijven ten aanzien van

elk project. We mogen in geen geval vervallen in een beleid dat gestoeld is op een

paniekreactie.

Ook vooral de internetradicalisering moet preventief sterker aangepakt worden. Wervers

kunnen te gemakkelijk onder de radar blijven op het web.

Tot slot is er een voortdurende nood om in de lokale netwerken te blijven zoeken naar

nieuwe en bestaande actoren om samen één gemeenschappelijke aanpak te hanteren.

Aanbeveling 5: Islam (geloof) als onderschatte factor

Deze laatste aanbeveling zal hoogstwaarschijnlijk bloot staan aan enorme kritiek.

Desondanks is de keuze voor deze aanbeveling gestoeld op enkele inzichten. Experten in

de interviews zijn het eens dat islam geen oorzakelijke factor is voor het vertrek van

Syriëgangers. En deze stelling kan op het eerste zicht direct uit het partijboekje van

Vlaams Belang komen. Echter zit er geen politieke voorkeur vervat in deze stelling.

Het lezen van de koran in het kader van deze masterproef heeft enkele inzichten

gegenereerd. Eerst is het zo dat we momenteel in het westen leven in een post moderne

samenleving. Op deze manier is de secularisatie een feit. Tevens zijn er andere landen,

zoals het Midden-Oosten waar het geloof nog steeds een sterk politieke invloed

Page 99: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

99

vertegenwoordigd. Het feit dat we anno 2015 in een enorm multiculturele samenleving

vertoeven en er elk jaar duizenden zo niet miljoenen mensen emigreren richting een

ander land zorgt ervoor dat beschavingen botsen.

Zoals Huntington (2013) aangeeft in zijn theorie is het conflict tussen mensen

geëvolueerd doorheen de tijd. In de koude oorlog hadden we het conflict tussen

ideologieën. Vandaag de dag is er wereldwijd een conflict tussen beschavingen aan de

gang. Dit conflict gaat terug tot de kern van mensen. Daarbij ligt de basis van het huidige

conflict in religie en cultuur. Dit inzicht moet onthouden worden om de verdere

uiteenzetting van deze aanbeveling correct te interpreteren.

Mensen uit het midden oosten raken dus verzeild in een postmoderne samenleving op

zoek naar een beter leven. Wanneer iemand emigreert is het vaak makkelijk om gewoon

te geraken aan de nieuwe materiële behoeften. Echter is het uiterst moeilijk voor mensen

om de cultuur en het geloof waar ze mee opgevoed zijn achter te laten. Denk maar aan

het onverdoofd slachten van schapen bij Belgische moslims. Deze opgedane

cultuurshock resulteert vaak in buurten waar gelijkgestemden samenwonen. Elke grote

stad in ons land heeft buurten waar mensen van dezelfde etniciteit huisvesten. Dit zorgt

voor een zekere graad van isolatie van de bredere maatschappij.

Nu tegen het licht van bovenstaande punten gaan mensen zich meer krampachtig

vasthouden aan hun kernidentiteit zijnde religie. In een seculiere samenleving waar

diploma’s en geld de status bepalen zijn mensen die ongeschoold zijn en weinig

verdienen mogelijks relatief gedepriveerd. Deze deprivatie zorgt voor frustratie. In

essentie is de uiteenzetting tot hier relatief gelijklopend met de mainstream zienswijze

van een radicaliseringsproces, maar nu komt het verschil.

In hoeverre kan islam een voldoende of noodzakelijke factor zijn om een

radicaliseringsproces te initiëren en vervolgens aan te zetten tot vertrek naar het

conflictgebied? Islam is een bron van identiteit bij mensen die een bepaalde dagelijkse

bron van frustratie ervaren. Hierbij wordt steeds discriminatie of onvoldoende inclusie in

de samenleving aangehaald als oorzaak. Deze oorzaken mogen niet onderschat worden

maar wat met de moslims die geen andere of meer frustratie ervaren als de gemiddelde

Belg en het hier materieel goed hebben alsook status hebben verworven? Is hier islam op

zich de indirecte en daarvoor onderschatte oorzaak?

Page 100: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

100

Naast de Syriëgangers die vertrekken omwille van een opbouwende frustratie

voortkomend uit de punten waarop ons preventiebeleid momenteel keihard op inzet, zijn

er dus de gegoede moslims die ook vertrekken. Dit vertrek kadert niet binnen het ervaren

van een frustratie maar is eerder ideologisch van aard (R4, persoonlijke communicatie,

19 juni 2015).

Hierin komt de factor islam meespelen. Moslims uit de middenklasse die niet enkel

geïsoleerd zijn in hun eigen gemeenschap maar een goed loon hebben en contact hebben

met allerlei nationaliteiten en types mensen radicaliseren ook. En de mensen waarmee

we het meest contact hebben spelen een grote invloed in ons dagelijks leven.

Ter illustratie: een goed geïntegreerde moslim met een invloedrijke baan die tevens diep

gelovig is kan nog steeds onze democratische waarden verwerpen. Desondanks dat hij

waarschijnlijk op geen één levensdomein gedepriveerd is en dus de preventieve dans van

ons beleid ontspringt.

Wanneer deze persoon zelf of onder invloed van bijvoorbeeld de imam zich dieper

inleest in de koran en de hadith om een vromer moslim te worden ervaart deze de haast

hypnotiserende verzen. In deze persoon zijn perceptie zijn deze verzen de authentieke

woorden van Allah. Nu waar deze verzen als buitenstaander al een indruk nalaten zullen

ze bij de gelovigen als heilig ervaren worden.

Gegeven het juiste persoonstype kan de koran leiden tot het inzetten van

zelfradicalisering. Als deze persoon daarna bijvoorbeeld op forums in aanraking komt

met de subjectieve leer van jihadisten kan dit indoctrinerend werken. De islam is in dit

voorbeeld dus een indirecte oorzaak die leidt tot aannemen van een dominante rol.

Welbepaald de rol van diepgelovige moslim. Indien er vervolgens dan socialisering

plaatsvindt met moslimgeleerden die de salafistische waarden verheerlijken, nogmaals

gegeven het juiste persoonstype kan zelfradicalisering snel gaan.

Nu is dit zeker geen betoog om islam als geloof te zien als een probleem. Integendeel!

Hierbij wordt gewoon de stelling opgeworpen dat er mogelijks ook moslims zijn

vertrokken die hun radicaliseringsproces niet zijn gestart via een frustratie maar via de

intensificatie en een wending in hun geloof tegen de seculiere maatschappelijke

achtergrond. Zoals gezegd is hier waarschijnlijk het juiste type persoon voor nodig maar

deze invloed is zeker niet uit te sluiten. Desondanks dat deze mogelijke oorzaak bestaat

kan er beleidsmatig niet worden ingezet op het bestrijden van de intensere

Page 101: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

101

geloofsbelijdenis, en maar goed ook. Wel is het een denkpiste om te werken aan juiste

interpretatie van de islamitische leer bij re-integratie van de terugkeerders.

Page 102: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

102

Bibliografie

AIVD. (n.d.) Jihadistische ideologie geraadpleegd op www.aivd.nl

Alkhouri, L. & Kohlmann, E. (2014). Profiles of Foreign Fighters in Syria and Iraq. CTC

sentinel, 7(9), 1-24. Geraadpleegd op www.ctc.usma.edu

Badawi, Z.S. & Bonney, R. (2007). Jihad: from Qur’an to Bin Laden. Basingstoke: Palgrave

Macmillan.

Bahara, H. (2014, 3 september). De propagandakracht van extreme wreedheid. De Groene

Amsterdammer. Geraadpleegd op https://www.groene.nl/artikel/jihad-pr

Bakker, E. & de Graaf, B. (2010). Lone wolves, How to Prevent This Phenomenon?(Expert

meeting paper). Geraadpleegd op www.icct.nl

Belgische Senaat. (2014). Handelingen: donderdag 13 februari 2014 – namiddagvergadering.

Geraadpleegd op www.senate.be

Bjelopera, P.J. (2013). American Jihadist Terrorism: Combating a Complex Threat (CRS Report

for Congress). Geraadpleegd op https://www.fas.org

Bjelopera, P.J. (2014). Countering Violent Extremism in the United States (CRS Report for

Congress). Geraadpleegd op https://www.fas.org

Blanchard, C.M. (2007). Al Qaida: Statements and Evolving Ideology (CRS Report for Congress

2007). Geraadpleegd op oai.dtic.mil

Bolton, R.K. (2014, 17 oktober). America’s Jihad. Foreign Policy Journal, 1-18. Geraadpleegd

op http://www.foreignpolicyjournal.com/

Braw, E. (2014, 17 oktober). Inside Denmark’s Radical Jihadist Rehabilitation Programme.

Newsweek. Geraadpleegd op www.newsweek.com

Burke, J.M., Jackson E.F. & Tittle, C.R. (1986). Modeling Sutherland's Theory of Differential

Association: Toward an Empirical Clarification. Social forces, 65 (2), 405-432.

doi: 10.1093/sf/65.2.405

Center for Security Studies. (2013). European strategies against jihadist radicalisation.

Geraadpleegd op www.css.ethz.ch

Page 103: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

103

Clarke, A.R., Aga, P.G., Cressey, W.R., Flynn, E.S., Mobley, W.B., Rosenbach, E., Simon, S.,

Wechsler, F.W. & Wolosky, S.L. (2005) Defeating the Jihadists: a blueprint for action.

New York: The Century Foundation Press.

Coolsaet, R. (2004). De mythe al-qaeda: Terrorisme als symptoom van een zieke samenleving.

Leuven: Uitgeverij Van Halewyck

Coolsaet, R. (2005). Al-qaeda the myth: The root causes of international terrorism and how to

tackle them. Gent: Academia Press.

Coolsaet, R. (2008). Jihadi Terrorism and the Radicalisation Challenge in Europe. Hampshire:

Ashgate.

Coolsaet, R. (2015, februari). Wat drijft de Syriëstrijder?. Sampol. Geraadpleegd op

http://www.rikcoolsaet.be/

Crenshaw, M. (2000). The psychology of terrorism: An agenda for the 21st century. Political

Psychology, 21(2), 405-420. doi: 10.1111/0162-895X.00195

Dairieh, M. (2014 augustus 13). The Spread of the Caliphate: The Islamic State [Documentaire].

Geraadpleegd op news.vice.com/video/

Davids, T. & Latour, P.S. (2003) Onbegrensde oorlog: de strijd tegen het terrorisme – een strijd

tegen de islam? Amsterdam: Arbeiderspers.

Decorte, T. (2014). Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Gent: Academia

Press.

De Poot, C., Sonnenschein, A., Soudijn, M., Bijen, J. & Verkuylen, M. (2009). Jihadistisch

terrorisme in Nederland: Een beschrijving op basis van afgesloten

opsporingsonderzoeken. Den Haag: NCTV

De Schepper, D. (2014). Wat is het radicaliseringsproces en wat kunnen steden en gemeenten

daartegen doen? (Bachelorproef).

De Wit, J. (2013, 7 Mei). Over de Syriëgangers, deel 1. Gazet Van Antwerpen. Geraadpleegd op

www.gva.be

Eikelenboom, S. (2004). Jihad in de polder. Amsterdam: Uitgeverij L.J. Veen.

Europol. (2014). TE-SAT 2014 – European Union terrorism situation and trend report 2014.

Geraadpleegd op www.europol.europa.eu

Page 104: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

104

Europol. (2015). European Union terrorism situation and trend report 2015. Geraadpleegd op

www.europol.europa.eu

Europa Nu. (2014). Burgeroorlog in Syrië. Geraadpleegd op http://www.europa-nu.

Federale Overheidsdienst Justitie. (2015). Actieplan aanpak radicalisering in gevangenissen

[Beleidsdocument]. Geraadpleegd op justitie.belgium.be

Gemeente Amsterdam. (2004). Actieplan wij amsterdammers [Beleidsdocument]. Geraadpleegd

op toolbox-extremisme.nctv.nl

Gemeente Rotterdam. (2005). Meedoen of achterblijven, actieprogramme tegen radicalisering

en voor kansen voor Rotterdammers [Beleidsdocument]. Geraadpleegd op

www.rotterdam.nl

Government of Denmark. (2009). An action plan to prevent extremist views and radicalization

among young people [Beleidsdocument]. Geraadpleegd op www.nyidanmark.dk

Harmon, C. C. 2000. Terrorism today. London: Frank Cass. Geraadpleegd op books.google.be

Heldens, J. & Reysoo, F. (2005). De kunst van het interviewen: reflecties op het interview met

een guide. Kwalon, 30, 106-121

Hegghammer, T. (2013). “Should I stay or Should I Go? Explaining Variation in Western

Jihadists’ Choice between Domestic and Foreign Fighting”. American Political Science

Review 107, 1. doi: 10.1017/S0003055412000615

Higgins, A. (2014, 13 december). For Jihadists, Denmark Tries Rehabilitation. The New York

Times. Geraadpleegd op www.nytimes.com

Hooper, S. (2014, 7 september). Denmark introduces rehab for Syrian fighters. Aljazeera.

Geraadpleegd op www.aljazeera.com

Horgan, J. (2014). The psychology of terrorism. Londen: Routledge

Jihad Prevention Act (H.R.6975). (2008, 18 september). Geraadpleegd op http://www.gpo.gov/

Huntington, S.P. (1993). The Clash of Civilizations? Foreign Affairs. Geraadpleegd op

www.hks.harvard.edu

Juergensmeyer, M. (2000). Terror in the mind of god. The global rise of religious

violence. Berkeley: university of california press

King, M. & Taylor, D.M. (2011). The radicalization of homegrown jihadists: a review of

Page 105: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

105

theoretical models and social psychological evidence. Terrorism and political violence, 23, 602-

622. doi: 10.1080/09546553.2011.587064

Koomen, W., & Van der Pligt, J. (2009). Achtergronden en determinanten van radicalisering en

terrorisme: Een overzicht. Tijdschrift voor Criminologie, 51(4), 345-359.

Kühle, L. & Lindekilde, L. (2012). Radicalisation and the Limits of Tolerance: A Danish Case-

Study. Journal of Ethnic and Migration Studies, 38(3), 1607-1623. doi:

10.1080/1369183X.2012.681475

Kühle, L. & Lindeskilde, L. (2010). Radicalization among Young Muslims in Aarhus. (Research

report prepared for the Centre for Studies in Islamism and Radicalisation (CIR)).

Geraadpleegd op cir.au.dk

Marranci, G. (2006). Jihad Beyond Islam. Oxford: Berg Publishers.

Manenschijn, G. (2005). Religie en haat: over religieus gemotiveerd terrorisme. Baarn: Ten

Have.

McCauley, C., & Moskalenko, S. (2008). Mechanisms of political radicalization: Pathways to

Terrorism. Terrorism and Political Violence, 20(3), 415-433.

doi: 10.1080/09546550802073367

Ministerraad. (2014, april 19). Federaal preventieprogramma van gewelddadige radicalisering

[Persbericht] Geraadpleegd via www.vvsg.be

Minister van Justitie en Veiligheid., Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (2014)

Kamerbrief over de integrale aanpak jihadisme [Kamerbrief]. Geraadpleegd op

http://www.rijksoverheid.nl/

Moghaddam, F.M. (2005). The staircase to terrorism: a psychological exploration. American

Psychologist, 60(2), 161-169. doi: 10.1037/0003-066X.60.2.161

Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.

Murawiec, L. (2008). The mind of Jihad. New York: Cambridge University Press

NCTb. (2006). Terrorismebestrijding op lokaal niveau [Handreiking].

NCTV. (n.d.). Jihadisme en jihadistisch terrorisme. Geraadpleegd op www.nctv.nl

NCTV. (2009). Ideologie en strategie van het jihadisme. Geraadpleegd op www.nctv.nl

Noppe, J., Ponsaers, P., Verhage, A., De Ruyver, B. & East, M. (2011). Preventie van

radicalisering in België. Geraadpleegd via http://books.google.be/books

NPDATA. (2014). Aantal en % moslims en Syriëstrijders per gemeente. Geraadpleegd op

www.npdata.be

Page 106: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

106

Pantucci, R. (2011). A Typology of Lone Wolves: Preliminary Analysis of Lone Islamist

Terrorist. Developments in Radicalisation and Political Violence. 2-38. Geraadpleegd

via icsr.info

Ponsaers, P., De Ruyver, B., Easton, M., Verhage, A., Noppe, J., Hellinckx, J., & Vandevelde,

M. (2010). Onderzoeksrapport polarisering en radicalisering: een integrale preventieve

aanpak. Geraadpleegd op biblio.ugent.be

Rijksoverheid. (2014). Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme [Beleidsdocument].

Geraadpleegd op http://www.rijksoverheid.nl/

Rogan, H. (2007). Abu Reuter and the E-Jihad: Virtual Battlefronts from Iraq to the Horn of

Africa. Georgetown Journal of International Affairs, 8(2), 89-96.

Sageman, M. (2008). Leaderless Jihad: terror networks in the twenty-first century. Philadelphia:

Pennsylvania Press.

Schbley, A. H. (2000). Torn between God family and money: The changing profile of

Lebanon'sreligious terrorists. Studies in conflict and terrorism, 23, 175-196.

doi:10.1080/105761000412760

Schinkel, W. e.a. (2009). Polarisatie. Bedreigend en verreikend. Geraadpleegd op

http://books.google.be/books

Schmid, A. 1983. Political terrorism: A research guide to the concepts, theories, databases and

literature. With a bibliography by the author and a world directory of “terrorist”

organizations by A. J. Jongman. Amsterdam: North Holland

Shaidle, K. (2008, 24 september). The Jihad Prevention Act. Front Page Magazine.

Geraadpleegd via http://archive.frontpagemag.com/

Silverman, D. (2004). Qualitive research: theory, method and practice. Londen: Sage.

Slotervaart. (2007). Het tegengaan van radicalisering [Beleidsdocument]. Geraadpleegd op

toolbox-extremisme.nctv.nl

Somers, B., De Wever, B., Bonte, H., & Creemers, J. (2013) Beheersen van

moslimradicalisering: handreiking voor beleid en praktijk.

The Change Institute. (2008). Study on the best practices in cooperation between authorities and

civil society with a view to the prevention and response to violent radicalization (A

report by The Change Institute). Geraadpleegd op ec.europa.eu

The Hague Centre for Strategic Studies. (2012). Jihadistisch terroristische aanslagen in de EU,

2004-2011 [Rapport]. Geraadpleegd op www.hcss.nl

TURNER, J. (2010). From cottage industry to international organisation: the evolution of

Salafi-Jihadism and the emergence of the Al Qaida ideology. Terrorism and Political Violence,

22, 541–558 doi :10.1080/09546553.2010.485534

Zemni, S. (2006). Politieke islam, 9/11 en jihad. Leuven: ACCO.

Page 107: Jihadisme! En nu? Op zoek naar een Belgische aanpak.lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/270/RUG01-002213270_2015_0001_AC.pdfradicaliseringsproces besproken. Kennis van het radicaliseringsproces

107

Victoroff, J. (2005). The mind of the terrorist: a review and critique of psychological

approaches. Journal of Conflict Resolution, 49(1), 3-42.

doi: 10.1177/0022002704272040

Vlaamse Regering (2015). Actieplan ter preventive van radicaliseringsprocessen die kunnen

leiden tot extremism en terrorisme [Beleidsdocument]. Geraadpleegd op www.vvsg.be

Vlaamse Regering (2015). Preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot

extremisme en terrorisme [Conceptnota]. Geraadpleegd op www.vvsg.be

Weimann, G. (2004). www.terror.net: How modern terrorism uses the internet. Geraadpleegd op

http://books.google.be/books

WIKTOROWICZ, Q. (2005). A Genealogy of Radical islam. Studies in Conflict & Terrorism,

28(2), 75-97