Jg2 nr3 dewachter
description
Transcript of Jg2 nr3 dewachter
Een wereld in transitie
China mag dan al het eurogebied economisch voorbijgestoken zijn als tweede wereldna-
tie, toch zetten ook de opkomende landen, en meer specifiek de BRIC-landen, dalende
groeicijfers neer. Een eenmalige verklaring daarvoor is de conjuncturele terugval na een
periode van uitzonderlijk krachtige groei in die landen, gekoppeld aan paniekreacties
op de aankondiging tot tempering van het zeer soepele Amerikaanse monetair beleid.
Maar structurele factoren zijn ongetwijfeld de trage of zelfs negatieve bevolkingsaan-
groei, ondermeer in China en Rusland, een schromelijk gebrek aan broodnodige hervor-
mingen in hun financiële-, arbeids en productenmarkten en overcapaciteit in vastgoed
en infrastructuur. Ook die landen schakelen door het afkalven van hun industrieel ont-
wikkelingsmodel naar een lagere versnelling. In de komende periode moeten de Belgi-
sche exporteurs daarom rekening houden met een structureel lager wereldgroeipoten-
tieel en een veranderende exportmarkt ook naar de opkomende landen.
In Euroland levert de weerslag van de financiële crisis een zeer verscheiden eco-
nomisch landschap op met een bescheiden en erg ongelijkmatige groei: licht positief in
de kernlanden, negatief in de rest van het eurogebied. Perifere landen zoals Portugal,
Ierland, Italië, Griekenland en Spanje boekten sinds 2007 aanzienlijke competitivi-
teitsverbeteringen omdat ze de door de Trojka van ECB, EC en IMF opgelegde herstruc-
Marcia De Wachter
De concurrentiekracht in België/Vlaanderen in Europees en wereldperspectief
De opeenvolgende financiële crisissen die sinds 2008 het Europese continent teisterden – de bankencrisis met daarbovenop de soevereine crisis, gevolgd door acuut fragmentatiegevaar in de eurozone – hebben in het eurogebied hun tol geëist in de vorm van ‘zeven magere jaren’ met zeer bescheiden economische groeiperspectieven, hoge schuldgraden bij gezinnen1, ondernemingen en overheden en een ontrafeling van de sociale cohesie.
1 Nvdr: Deze hoge schuldgraden zijn inderdaad een fenomeen op het geheel van de eurozone, maar niet per se toepas-baar op België. Het is een probleem dat zich veel acuter stelt in o.m. Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland.
25Concurrentiekracht
tureringsmaatregelen vrij strikt uitvoerden, met lagere lonen en hoge werkloosheid
als gevolg, en daardoor betere netto exportprestaties en positieve betalingsbalansen
realiseerden. Dat betekent ook dat goed opgeleide arbeidskrachten uit die landen hun
diensten tegen aanzienlijk voordeliger loonvoorwaarden aanbieden in hun thuisland of
wegtrekken richting Europese kernlanden op zoek naar beter betaalde banen.
In de Verenigde Staten hebben ondertussen innovatieve extractietechnieken een
ware schalieolie en -gasrevolutie ontketend die de energiekosten van dat continent tot
slechts een derde van de Europese en Aziatische hebben herleid en van de VSA vanaf
2016 een energie exportland zal maken. Dit creëert niet alleen miljoenen banen in de
energiesector zelf maar ook in de infrastructuurproductie en andere toeleveringsbedrij-
ven en in de energie intensieve sectoren zoals chemie, farmaceutica en staalindustrie.
Kortom, aan de ene kant heeft de Grote Financiële Crisis 2008-2013 en de mon-
diale weerslag ervan het Belgische en a fortiori het Vlaamse exportgedreven groeimodel
bemoeilijkt. Aan de andere kant geeft de fors toegenomen internationale concurrentie
op gebied van lonen, arbeidskrachten, energieprijzen en producten, zowel vanuit de Eu-
ropese perifere landen als vanuit de VSA, een ferme ‘wake up call ’ aan de Belgische en
Vlaamse competitiviteitspositie.
De spiegel van de concurrentiekracht
Tijdens de afgelopen vijftien jaar is het saldo van onze lopende betalingsbalans, ook wel
de ‘spiegel van onze concurrentiekracht’ genoemd, geëvolueerd van een comfortabel
overschot van ruim 5% van het BBP in de periode 1997-1999 naar een tekort van circa
2% van het BBP in 2011-2013. Met dat cijfer bevindt ons land zich op het Franse niveau
en scharen we ons bij de kleine groep eurolanden die een tekort op de lopende betalings-
balans vertonen. Het valt op dat de afkalving van onze goederen en dienstenbalans zich
vooral vanaf 2003 scherper heeft doorgezet. Grafiek 1 leert dat deze negatieve evolutie
hoofdzakelijk is toe te schrijven aan de gevoelige verslechtering van onze goederenba-
lans.
26 Concurrentiekracht
Onze dienstenbalans vertoont immers continu een overschot van om en bij de 2
procent van het BBP en groeit de laatste jaren zelfs nog omwille van ‘diamanten’ waar-
over ons land beschikt. Eén daarvan is Brussel, de hoofdstad van Europa. De dienstver-
lening aan de talloze Europese instellingen en internationale organisaties, gekoppeld
aan multinationals die hun hoofdzetel naar ons land gebracht hebben, is jaarlijks goed
voor een miljardenoverschot op onze dienstenbalans. Tweede ‘diamant’ is onze geogra-
fische ligging aan de Noordzee die maakt dat Vlaanderen met zijn drie zeehavens en uit-
gebreid haveninterland een wereldspeler is in logistieke overslag.
Kostencompetitiviteit
Helaas kan het overschot op de dienstenbalans het oplopend tekort in de goederenba-
lans niet compenseren. Dit omwille van twee factoren. Een daarvan is het verloop van
de importkosten van minerale brandstoffen. In 1995 vertoonde die import slechts een
tekort van 1% van het BBP, maar vanaf 2003 is dat gestaag opgelopen tot een dieptepunt
van maar liefst -5% van het BBP in 2011 en nadien licht afgenomen tot 4,6% van het
BBP in 2013. Die verslechtering heeft alles te maken met de exploderende wereldener-
gieprijzen die tussen 1995 en 2013 meer dan verviervoudigden. Tussen 2005 en 2011
ging het om prijsstijgingen van gemiddeld 9% per jaar.
27Concurrentiekracht
Aangezien de Belgische economie structureel energie intensiever is dan die van
de drie buurlanden (tabel 1) hebben die prijsstijgingen bijzonder zwaar doorgewogen,
ondanks onze veel energiezuinigere productie en consumptie.
Tabel 1 Energie intensiteit per eenheid toegevoegde waarde in procent
België Duitsland Frankrijk Nederland
Industrie 11 % 4 % 5 % 8 %
Totaal 4% 1% 2% 2,2%
Hoewel de regering werk heeft gemaakt van matigingsmechanismen in de ener-
gieprijzen, door o.m. loskoppeling van de gas en elektriciteitsprijzen van de olieprijzen,
grotere concurrentie tussen producenten enz. blijft de energiekost hoger dan bij de drie
buurlanden, zowel voor burgers als voor bedrijven. Een coherent energie en bevoorra-
dingsbeleid is zeker een uitdaging voor de volgende legislatuur.
Een tweede verklarende factor van het goederentekort is het verlies van een deel
van de automobielassemblage industrie in Vlaanderen. Hierdoor werd ons land netto-
importeur van transportmateriaal. De chemische, de farmaceutische en de transport-
sector hebben vooral te kampen met sterk gestegen energieprijzen, nog verergerd door
het schaliegasvoordeel in de VSA. Het verlies aan marktaandeel en productiepotentieel
in gemakkelijk imiteerbare goederen zoals in de maakindustrie moet in verband ge-
bracht worden met de stijgende loonkosten. Uit een vergelijking van het relatief belang
van die kostenstijgingen (tabel 2) blijkt echter dat tussen 2005 en 2011-2012 de ener-
gieprijzen veel sneller gestegen zijn en daarom sterker gewogen hebben op de af brokke-
ling van de goederenbalans dan de loonkosten.
Tabel 2 Kostenstijging van energie en lonen 2005 2012 in procent
Relatief belang in productiekost 2005
Relatieve kosten-stijging 2005 2012
Verschil in relatief kostenbelang
Energie 4,9 + 54% +2,7
Lonen1 38,0 + 2,4% +1,0
1 Loonkost per eenheid product.
De gemiddelde loonhandicap per eenheid product die ons land sinds 1996 cu-
mulatief heeft opgelopen ten opzichte van de drie buurlanden bedroeg in 2013 nog
12,6%. Het probleem stelt zich vooral sinds de eeuwwisseling in Duitsland, als gevolg
van de zgn. Hartzmaatregelen (grafiek 2). Drukt men die loonkloof uit in termen van
uurloonkosten in de private sector, dan bedraagt die volgens de Centrale Raad voor het
Bedrijfsleven 4,8%.
28 Concurrentiekracht
Onder impuls van minister president Kris Peeters werd een competitiviteitspact
afgesloten om de loonkloof in de private sector tegen uiterlijk 2019 te dichten (tabel 3).
Tabel 3 Overheidsmaatregelen en competitiviteitspact – periode 2013-2019
Impact
1. Voor 2013 en 2014 bevriezing van de lonen boven indexering en baremastijgingen
0,9%
2. Maatregelen die de stijging van het indexcijfer matigen
0,4%
3. Vermindering van de patronale bijdragen aan de sociale zekerheid
1,0%
4. Loonsubsidies uitsluitend ter verbetering van de internationale concurrentiekracht (via ver-mindering bedrijfsvoorheffing)
1,8%
4,1%
Loonkloof private sector met drie buurlanden in 20131: 4,8%
1 Bron: CRB.
Een loonbevriezing gedurende twee jaar, maatregelen die het indexcijfer mati-
gen, drie verlagingen van de patronale bijdragen van de sociale zekerheid ten belope van
telkens 450 miljoen euro, in totaal goed voor 1% van de loonsom in de private sector,
en loonsubsidies via lagere bedrijfsvoorheffingen en een gerichte loonkostenverlaging
langs Vlaamse zijde, maken deel uit van dat pact. In totaal zal de loonhandicap daarmee
worden teruggedrongen met 4,1% van de private loonsom, of 85 % van de loonkloof
zoals vastgesteld in 2013.
29Concurrentiekracht
Zoals het Globaal Plan
Dat maatregelenpakket doet sterk terugdenken aan het fameuze ‘Globaal Plan’ dat in
1993 door de regering-Dehaene werd beslist. Ook toen was de nominale loonkost per
werknemer in de privésector in vergelijking met 1987 ten opzichte van de drie voor-
naamste handelspartners met circa 3% gestegen.
De ‘Groep van Wijzen’ die in de zomer van 1993 het globaal plan uittekende,
voorzag twee onderdelen: een budgettair saneringsluik met een overheidstekort beneden
3% van het BBP, een ombuiging van de overheidsschuldratio en financiële leef baarheid
van de sociale zekerheid, en een tewerkstellingsluik gebaseerd op een verbetering van
het concurrentievermogen. Concreet werden volgende modaliteiten voorgesteld: een
verlaging van de werkgeversbijdragen over de periode 1994-1996 ten belope van 1,2%
van de loonmassa in de privésector en een loonindexering vanaf 1/1/1994 op basis van
de zgn. gezondheidsindex. Het gezondheidsindexcijfer berekend vanaf 1/1/1993 lag in
1994 1,4% lager dan het algemeen indexcijfer. Voor de jaren 1995 en 1996 werd de totale
weerslag hiervan op de loonmassa op 1,9% geraamd. Voor de periode 1994-2008 be-
droeg de uiteindelijke weerslag van de gezondheidsindex 3,9% loonmatiging. Daarnaast
werd beslist tot een blokkering in 1995 en 1996 van alle reële loonsverhogingen boven
de ‘wage drift’. Aangezien in de periode 1990-1993 de jaarlijkse CAO loonstijgingen
gemiddeld 1,9% bedroegen, werd de impact van de loonblokkering 1995-1996 op 3,8%
geraamd. De patronale bijdrageverlaging, de gezondheidsindex en de loonblokkering le-
verden voor de periode 1994-1996 uiteindelijk een loonmatiging van 6,9% op per werk-
nemer in de privésector.
De twee episoden 1987-1993 en 2005-2012 leren dat de loonkosten in België
moeilijk in bedwang kunnen gehouden worden in perioden van sterk stijgende energie-
prijzen en dat de overheid de sociale partners moet ter hulp komen om een gepaste loon-
correctie te realiseren. In een nieuwe competitiviteitswet zou hieraan een structurele
oplossing moeten worden gegeven.
Marktaandelen en banen
Niettemin is het verlies aan marktaandeel dat vooral acuut was in 2010, tot stilstand
gekomen en omgeslagen in verovering van nieuwe markten (grafiek 3).
30 Concurrentiekracht
Hoewel de goederenbalans nog niet uit de rode cijfers is, vooral omwille van
de energieprijzen, is er een gunstige ontwikkeling in de netto uitvoer van goederen
en diensten naar volume. Vlaanderen is met zijn aandeel van 83% in de Belgische
totaaluitvoer de economische motor van ons land. De grote prioriteit die de minister
president geschonken heeft aan het buitenlands beleid en de exportpromotie naar de
vijf continenten heeft resultaat geboekt. Opvallend is daarbij de nieuwe Afrikastrategie
die een exportgroei van maar liefst 18% heeft opgeleverd en die de mindere groei van de
BRIC-landen ruimschoots heeft gecompenseerd.
Toch heeft de loonkostenhandicap gewogen op de privésector, want sinds
2007 zijn nieuwe banen vrijwel uitsluitend in de overheidsdiensten, non-profit of met
dienstencheques gecreëerd, terwijl in de buurlanden een derde van de nieuwe banen in
de private sector gecreëerd werd. Dat wijst niet alleen op het loonkloofprobleem in onze
private sector, maar ook op een mismatch van arbeidskrachten. In sommige Vlaamse
regio’s is nu al sprake van een tekort aan arbeidskrachten terwijl het economisch
herstel nog bescheiden is. Naarmate de loonkloof afgebouwd wordt, biedt de 6de
staatshervorming en de pensioneringsgolf bij de federale ambtenaren een ‘window of
opportunity’ om arbeidskrachten beschikbaar te stellen voor de private sector en de
globale overheidssector slanker en efficiënter te maken. Dit moet kaderen in de verdere
uitrol van de pensioen en arbeidsmarkthervormingen waarmee de regering gestart
is. Uittredingen moeten de uitzondering worden en het geleidelijk optrekken van de
effectieve pensioenleeftijd een verdedigbaar objectief.
31Concurrentiekracht
Naar een kenniseconomie
Competitiviteit wordt vanzelfsprekend niet alleen in termen van kosten uitgedrukt,
maar ook in termen van een waaier aan elementen die ‘s lands innovatiekracht beïn-
vloeden: infrastructuur en mobiliteit, uitgaven aan O&O, innovatieprestaties, onder-
nemerschap en factoren die dat beïnvloeden, bv. administratieve en fiscale verlichting
en voldoende toegang tot risicokapitaal en krediet. Gemiddeld gesproken scoren Bel-
gië en a fortiori Vlaanderen goed tot zeer goed op die indicatoren en enkele uitschieters
daartussen verdienen in de kijker gezet te worden.
Doordat vier Centers of Excellence gecreëerd zijn in hoogtechnologische
domeinen, nl. IMEC, VITO, iMinds en VIB, is er een formidabel vruchtbare
kruisbestuiving op gang getrokken tussen die onderzoekscentra en hun universiteiten
en hogescholen, tussen talloze innovatieve ondernemingen en spin-offs, en de
overheid. Die ‘triple helix’ maakt dat Vlaanderen wereldnichespeler geworden is in o.m.
nanotechnologie, life sciences, maakindustrie en audiovisuele technologie, clean tech
en logistiek.
Het Nieuw Industrieel Beleid van de Vlaamse regering, gekoppeld aan de waaier
van innovatiebevorderende projecten gebundeld in Vlaanderen in Actie, heeft onze
ondernemingen impulsen gegeven om aan continue product en procesinnovatie te doen.
De helft van onze ondernemingen zijn op dat vlak innoverend, meer dan in Nederland en
Frankrijk (grafiek 4), ruim 10% boven het Europees gemiddelde. Het heeft ertoe geleid
dat de technologie intensiteit in onze business sector met 20,2% sterk aansluit bij die van
Duitsland met 29,3% tegenover slechts 13,7% en 14,8% voor Nederland en Frankrijk.
32 Concurrentiekracht
Ook qua hoogtechnologische en kennisintensieve diensten ligt ons aandeel op
een iets hoger niveau dan dat van Duitsland (27%) (grafiek 5).
Vlaanderen heeft als innovatieve motor van België alle ingrediënten om
een succesvolle transformatie naar een kenniseconomie te maken. Ruim 550.000
kenniswerkers zijn al actief in ons land, 100.000 meer dan bij de eeuwwisseling. Dat is
12,2% van de werkende bevolking. Elke kenniswerker brengt vier nieuwe banen met zich
mee in de toeleverende sectoren. Het komt er nu op aan zowel de kostencomponenten in
onze private sector duurzaam in lijn te brengen met de drie buurlanden en de vruchten
van onze ‘stille innovatiegolf ’ en van onze ‘stille kampioenen’ uit te dragen over de vijf
continenten.
[Marcia De Wachter is directeur van de Nationale Bank van België.]
[email protected] | Twitter: @mdewachter2
33Concurrentiekracht