Jg. 18/1 Milieu & Natuur

20
Jaargang 18, nr. 1 - 2016 25 jaar LIKONA Limburgs veldonderzoek onder de loep

description

Driemaandelijks tijdschrift over het provinciaal Milieu- en Natuurbeleid Headlines: * 25 jaar LIKONA * Limburgs veldonderzoek onder de loep * Agenda

Transcript of Jg. 18/1 Milieu & Natuur

Page 1: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

Jaargang 18, nr. 1 - 2016Jaargang 18, nr. 1 - 2016

› 25 jaar LIKONA› Limburgs veldonderzoek onder de loep

Page 2: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

Woord vooraf

De 25 uur Natuur: thuisblijven is geen optie

Dit nummer staat volledig in het teken van LIKONA en natuurstudie. Ideaal om met de deur in huis te vallen en op te roepen tot ‘feest’. LIKONA bestaat 25 jaar en dat mag gevierd worden. Op 21 en 22 mei zet het Provinciaal Natuurcentrum haar deuren wagenwijd open voor ‘De 25 uur Natuur’. Je leest het goed: maar liefst 25 uur lang zijn er non-stop natuuractiviteiten.

Nachtvlinders vangen in het donker, braakballen van uilen analyseren, vogels spotten bij het krieken van de dag, mieren of lieveheersbeestjes zoeken of mooie natuurkiekjes schieten: op elk moment van de dag of nacht heeft de natuur wel wat te bieden.

Je hoeft geen specialist te zijn om deel te nemen. ‘De 25 uur Natuur’ laat iedereen proeven van natuurstudie. Het startschot wordt gegeven op zaterdag 21 mei om 14.00 u. Exact 25 uur later – op zondag 22 mei om 15.00 u – worden ‘De 25 uur Natuur’ op feestelijke wijze afgesloten. Zoals dat op een zilveren jubileum hoort, worden de oprichters van LIKONA extra in de bloemetjes gezet.

Leerkrachten kunnen al op vrijdag 20 mei aan de slag. In de nascholing ‘Biodiversiteit op school’ leren ze hoe ze op een eenvoudige manier met hun leerlingen de biodiversiteit op hun eigen schoolterrein kunnen waarnemen, beleven en inventariseren.

Meer info: Provinciaal Natuurcentrum, 011 26 54 50, [email protected], www.likona.be. Volg het Provinciaal Natuurcentrum Limburg op Facebook. Zo blijf je op de hoogte van het laatste nieuws!

Beste lezer,

De milieuproblematiek is niet altijd simpel te begrijpen voor ‘de gewone burger’.In de periode van de klimaattop in Parijs werd ik nogal eens aangesproken over het onderscheid tussen fijn stof en CO

2 en/of er al dan niet een verband is. Vandaar dat

we in dit nummer in de rubriek ‘De Vraagbaak’ (pag 18) enige verduidelijking proberen te geven.Sinds woensdag 23 maart 2016 is er in het Nationaal Park Hoge Kempen op de Mechelse heide een meetstation geopend, waarbij broeikasgassen, zoals CO

2, kunnen

gemeten worden.

Voor het overige is dit nummer, buiten de traditionele weetjes, bijna integraal gewijd aan 25 jaar Limburgse Koepel voor Natuurstudie (LIKONA) en het Limburgs Veldstudiecentrum (LIVEC).Citizen science of burgerwetenschap is in en wij willen hier met LIVEC maximaal op inspelen. Maar in feite is LIKONA al jaren voortrekker op dat terrein.Wie beter dan het vroegere diensthoofd van het Provinciaal Natuurcentrum (PNC) en één van de LIKONA-grondleggers, Jan Stevens, kan ons hier wegwijs in maken.

Dat LIKONA ook op de jongeren mikt, blijkt uit de pas opgerichte werkgroep ‘Methodes en Onderzoek voor de Versterking van Ecologische kennis van Soorten’ (MOVES).

Op zaterdag 21 mei en zondag 22 mei 2016 organiseren we ‘De 25 uur Natuur’.Maar liefst 25 uur lang zullen er non-stopnatuuractivi- teiten zijn in en rond het PNC in Craenevenne.Ik hoop jullie er allemaal te mogen ontmoeten.

Europese natuurdoelen of Instandhoudingsdoelstellingen (IHD’s): er wordt veel over gepraat. Maar het komt erop aan ze op het terrein via concrete acties en ingrepen te realiseren. Onze talrijke vrijwilligers in de Limburgse natuur en de talrijke LIKONA-vrijwilligers staan daar borg voor.

Veel leesgenot en we zien elkaar zeker tijdens ‘De 25 uur Natuur’.

2 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Ludwig Vandenhovegedeputeerde van Natuur

Page 3: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

3 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

In onze provincie zijn talloze mensen met natuur-studie bezig. Professionele onderzoekers, maar vooral heel veel vrijwilligers. Om al deze initiatie-ven te bundelen, te ondersteunen en op elkaar af te stemmen, werd in 1990 de Limburgse Koepel voor Natuurstudie (LIKONA) in het leven geroepen. Nu, 25 jaar later, blikken we met Jan Stevens, een van de ‘founding fathers’ van LIKONA, terug. Wat heeft een kwarteeuw LIKONA zoal teweeg gebracht in Limburg en daarbuiten? Wat doet LIKONA?

Jan Stevens: De Limburgse Koepel voor Natuurstudie werd opgericht omdat de provincie, waar ik toen werkte, een natuurbeleid wilde voeren. De deputatie van de provincie moest ook voortdurend beslissingen nemen rond vergunningen en dergelijke. We stelden echter vast dat er heel weinig gegevens voorhanden waren om antwoord te geven op vragen zoals: welke natuurgebieden moeten we aankopen? Welke gebieden hebben subsidie nodig? Waar zitten de zeldzame soorten? Er waren natuurlijk wel heel wat mensen in Limburg met natuurstudie bezig, onder andere via het LISEC (het Limburgse Studiecentrum voor Toegepaste Ecologie), de LIM (de Limburgse Intercommunale voor Milieubeheer), het PNC (het Provinciaal Natuurcentrum), en het LUC (Limburgs Universitair Centrum). Maar in 1990 verliep de natuurstudie nog niet zo gestructureerd. Er bestonden wel al een aantal werkgroepen zoals die voor vogels, planten en paddenstoelen. Dat waren echter vaak maar een handvol mensen en er was geen globaal overzicht, geen plek waar alles samen kwam. We wilden die mensen samenbrengen in een koepel, zodat ze van elkaar wisten waar ze mee bezig waren en beter konden samenwerken. Er waren ook grote kennishiaten. Daarom hebben we een aantal nieuwe werkgroepen opgericht. Het achterliggende idee was om de kennis van vrijwilligers en professionelen in te zetten ten behoeve van het beleid.

Liep de oprichting van een leien dakje?

Jan Stevens: Het was niet moeilijk om de juiste mensen te vinden en iedereen was meteen enthousiast. De toenmalige gedeputeerde Steve Stevaert voorzag de nodige middelen, onder andere om een jaarboek uit te brengen en een studiedag te organiseren. De ondersteuning van het provinciebestuur maakte dat al die hardwerkende vrijwilligers over meer middelen konden beschikken: er kon materiaal worden aangekocht, er was geld voor publicaties en voor sommige opdrachten kon een vrijwilligersvergoeding worden uitbetaald. Dat was in die tijd helemaal nieuw.

25 jaar LIKONAVeldonderzoek is onmisbaar voor het beleid

Zijn de doelstellingen van LIKONA al die jaren ongewijzigd gebleven? Jan Stevens: De meeste wel. Na tien jaar LIKONA-werking deden we een grondige evaluatie, wat leidde tot een extra doelstelling: het oprichten van een denktank voor soortgericht natuurbeleid. In die periode betrokken we ook meer partners bij het LIKONA-bestuur: iedereen die aan veldwerk en het beheer van natuurterreinen deed, zoals het Agentschap voor Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij, Natuurpunt, JNM en Limburgs Landschap. Wij zagen LIKONA vanaf het begin trouwens als de koepel voor het grondgebied van de provincie Limburg, dus niet enkel voor het Limburgse provinciebestuur. De verzamelde gegevens dienen bijvoorbeeld ook voor de gemeenten, het Vlaams gewest en het federale beleid. Dat gaat breder en is vaak ingrijpender. Neem nu de dassenwerkgroep, die dassenburchten en ‘black points’ (plaatsen met veel verkeersslachtoffers) lokaliseerde en zo suggesties kon formuleren naar openbare werken toe: waar kan een weg best (niet) aangelegd worden, waar moet ondertunneling komen?

Wat zijn voor u de belangrijkste verwezenlijkingen van 25 jaar LIKONA? Jan Stevens: Dat we nog steeds bestaan. Ik weet nog dat ik in 1991 op de eerste contactdag zei: ‘Dit is het eerste jaarboek’ en dat Steve Stevaert op de eerste rij zat te glimlachen. Want het was niet honderd procent zeker of er wel een tweede jaarboek zou komen. Er zijn de afgelopen 25 jaar verschillende deputaties geweest en veel initiatieven zijn daarbij stil gevallen. LIKONA groeit echter nog steeds, met steeds

© M. Bex

Page 4: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

4 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

© R. Reynders

Page 5: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

5 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

meer mensen en interessante sprekers op de jaarlijkse contactdag, met nieuwe initiatieven en recent ook een nieuwe werkgroep. Er heerst een gezonde dynamiek. Verder ben ik heel trots op de mooie publicaties die we doorheen de jaren realiseerden. Denk aan de plantenatlassen, de ‘Atlas paddenstoelen in Limburg’ of de ‘Atlas natuursteen in Limburgse monumenten’. En er zullen nog talloze publicaties volgen, zoals de ‘Avifauna Limburg’ waarin alle in onze provincie beschikbare informatie over vogels wordt verwerkt. De vrijwilligers hebben er jaren over gedaan om informatie van ringers, trektellingen en broedvogelonderzoek te bestuderen. Een dergelijke publicatie zal ongezien zijn in Vlaanderen! Waar ik ook trots op ben, is dat we vaak een inspiratie blijken voor andere provincies. Limburg was de eerste provincie waar een koepel voor natuurstudie werd opgericht. Later zijn andere provincies gevolgd.

Waarom is natuuronderzoek zo belangrijk?

Jan Stevens: Biodiversiteit staat wereldwijd zwaar onze druk. Mensen die met veldwerk bezig zijn, zagen de indicatoren van de klimaatverandering twintig jaar geleden al, net als het effect ervan op bijvoorbeeld vogels en vlinders. Maar om tegen harde, economische argumenten in te gaan, zijn ook harde cijfers nodig. Een groot deel van die cijfers komt van vrijwilligers. In Limburg beschikken we over heel goede kwalitatieve gegevens. Die onderzoeksdata worden in zowel lokale als internationale databanken bijgehouden. Samen schetsen ze een goed beeld van wat er aan de hand is. En voor lokale initiatieven rond individuele soorten is veldwerk onmisbaar. Zo leidde LIKONA-onderzoek bijvoorbeeld tot gemeentelijke maatregelen voor de das in Hoeselt, de veldparelmoervlinder in Zutendaal, de steenuil in Tongeren en de kamsalamander in Wellen. Nog een treffend voorbeeld: onze paddenstoelenwerkgroep ontdekte verschillende soorten wasplaten, een groep van heel zeldzame paddenstoelen, in een weiland in Moelingen. Dat weiland was dus van Europees belang. Eerst werd het beschermd via een ondersteuningsovereenkomst van de provincie Limburg daarna werd het aangekocht door de Vlaamse overheid. Had de werkgroep de wasplaten niet gevonden, waren ze verdwenen. Het illustreert mooi hoe lokale informatie invloed kan hebben op het Vlaams beleid.

Welke niveaus van natuuronderzoek zijn er?

Jan Stevens: Aan de ene kant heb je fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd door professionele onderzoekers met een professionele opleiding, die meestal over een labo of andere technische uitrusting beschikken. Vaak worden dergelijke diepgravende onderzoeken aan universiteiten en wetenschappelijke instituten verricht. Daarnaast heb je de zogenaamde ‘citizen science’ (burgerwetenschap): gewone burgers die op een wetenschappelijk verantwoorde manier aan natuuronderzoek doen, enthousiaste mensen

die graag veldwerk doen en over een goede soortenkennis beschikken. Zonder professionele opleiding en met beperkte technische middelen worden gegevens verzameld en op een slimme manier geanalyseerd. Dit is wat vrijwilligers binnen LIKONA of bijvoorbeeld Natuurpunt doen. Het is fi nancieel niet haalbaar om al dat veldwerk tegen betaling te laten doen. Uiteraard kunnen beide niveaus van onderzoek elkaar perfect aanvullen.

Dreigt er geen gevaar op verkeerde informatie of interpretatie?

Jan Stevens: Dat gevaar is er altijd. Bij een vogeltelling kan je je bijvoorbeeld vergissen in soort of aantallen. Daarom zijn veldkennis en ervaring belangrijk. En de laatste jaren gaat ook het fenomeen van de Big Data meer en meer een rol spelen: door heel veel gegevens te verzamelen worden bepaalde fouten weggefi lterd. De foutenmarge verkleint en de gegevens zijn zeer bruikbaar. Er zit altijd een grote kern van waarheid in de resultaten. LIKONA beschikt over gigantische databanken, waar we in de toekomst nog meer mee willen doen.

“De grootste verwezenlijking van LIKONA is dat we nog steeds bestaan.”

Meetnetten gaan soorten die belangrijk zijn op Vlaams niveau opvolgen

Vanaf 2016 loopt een groot project rond soortenmonitoring met vrijwilligers. 29 verschillende meetnetten zullen in totaal 425 beleidsrelevante soorten opvolgen. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werkte daarvoor een wetenschappelijke methodiek uit. De cijfers worden gerapporteerd aan Vlaanderen en Europa. LIKONA en Natuurpunt Studie coördineren de inventarisatie in Limburg. Dit initiatief is een mooi voorbeeld van hoe het middenveld een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de ondersteuning van het beleid.

Limburg is de groenste provincie van Vlaanderen. Dit betekent ook dat er heel wat soorten moeten gevolgd worden. Het meetnettenproject betekent voor Limburg dan ook een serieuze investering. Voor bepaalde soorten (das en hamster) nemen de LIKONA-werkgroepen het voortouw in de monitoring. Voor andere groepen zoals planten en amfi bieën zijn er dan weer afspraken met de LIKONA-werkgroepen. Voor bepaalde soorten zoals de zadelsprinkhaan komen er zelfs specifi eke acties.

© P. Cuyx

Page 6: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

6 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Is er ook een relatie tussen de LIKONA-werking en het Europees natuurbeleid? Jan Stevens: Zeker, denk maar aan de uitwerking van de habitat- en vogelrichtlijngebieden van Europa. Dankzij onze gegevens kunnen de Europese beleidsmakers de soorten perfect lokaliseren en de juiste beschermingsgebieden afbakenen. Onlangs werden nog Europese beleidsmaatregelen uitgestippeld voor de korenwolf, de hamstersoort die hier van nature voorkomt. Zij maakten daarbij gebruik van informatie van LIKONA-vrijwilligers, die perfect weten waar de Limburgse kolonies zich bevinden. We doen met LIKONA ook meer en meer bewust mee aan internationale initiatieven.

Hoe is het gesteld met de Limburgse natuur? Jan Stevens: Veel mensen zijn geneigd om te stellen dat het slecht gaat, omdat er soorten verdwijnen. Natuurlijk is dat zeer jammer, maar er komen ook soorten voor in de plaats. De klimaatverandering zorgt er voor dat bepaalde soorten wegtrekken, terwijl zuiderse soorten naar hier komen. We zullen dus onze definitie van inheemse soorten moeten herzien. De vraag is of de ‘nieuwelingen’ hier kunnen overleven. Soorten als de tijgerspin en de sikkelsprinkhaan hebben zich al aangepast. Voor slakken bijvoorbeeld is het dan weer moeilijker om zich met het klimaat mee te verplaatsen. Ook bij vogels zien we

grote veranderingen. Sommige trekvogels trekken niet meer weg in de winter. Andere soorten, vooral de korteafstandstrekkers, komen eerder terug. Dat kan problemen met zich meebrengen, omdat de vogels eieren leggen op een ogenblik dat er nog niet voldoende voedsel is voor hun jongen. Daar zie je de evolutietheorie in de praktijk: de jongen van de vogels die toch wachten tot de natuur hen voldoende eten verschaft, maken meer kans om te overleven. Natuurplannen gaan doorgaans uit van een stabiel ecosysteem. Maar de klimaatverandering maakt dat er op langere termijn geen stabiele systemen meer zijn. Verandering is de enige constante.

Wat is volgens u dan het grootste natuurprobleem? Jan Stevens: Het vaak onherstelbare verlies van ruimte voor de natuur en de versnippering er van. Er worden al tientallen jaren natuurgebieden aangekocht en beheerd en dat is een goede zaak. Maar sinds enkele decennia weten we dat de zogenaamde ‘eilandtheorie’ ook van toepassing is op kleine natuurrelicten. Veel soorten zijn in hun voortbestaan bedreigd omdat de populaties te geïsoleerd zijn, wat onder meer leidt tot genetische verarming. Natuur bevindt zich niet enkel in de grote natuurgebieden. De kleine landschapselementen zijn even belangrijk en onmisbaar voor heel wat dieren en planten. Zij maken vaak interacties tussen verschillende populaties mogelijk, de zogenaamde metapopulaties. Gelukkig wordt er de laatste jaren steeds meer aandacht geschonken aan het verbinden van natuurgebieden.

Weet de natuur u na al die jaren nog te verrassen? Jan Stevens: Absoluut. Ik was als kind al gefascineerd door de natuur, vooral door vogels. Ik lees relevante literatuur en blijf ook actief in het veld. Momenteel ben ik bijvoorbeeld bezig met het verwerken en herhalen van oude waarnemingen die vaak heel lang zijn blijven liggen wegens tijdsgebrek. Ik twijfel er niet aan dat daar nog interessante info uit voort gaat komen. Ik verwacht ook veel van de nieuwe onderzoekstechnieken. Onze MOVES-werkgroep (MOVES staat voor Methodes en Onderzoek voor de Versterking van Ecologische kennis van Soorten) is daarvoor opgericht. Professionelen gaan vrijwilligers helpen om met technische hulpmiddelen nog diepgaander aan onderzoek te doen. Je kan tegenwoordig als particulier ook zelf materiaal als goedkope nachtcamera’s kopen. Dat maakt het mogelijk om’s nachts bijvoorbeeld boommarters en wilde katten waar te nemen en het levert nieuwe inzichten op. Dergelijke dingen blijven me boeien.

“Veldwerkers zagen de indicatoren van de klimaatverandering 20 jaar geleden al.”

© De Kijkhut

© De Kijkhut

Page 7: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

7 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Natuurstudie in Limburg: nuttig, leerrijk en amusant

© De Kijkhut

© D. Clits

© M. Bex © D. Clits © M. Jacobs © S. Was © F. Janssens

Page 8: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

8 Milieu & Natuur 18/1 - 20168 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Limburg kent een rijke traditie van vrijwilligers die aan natuurstudie doen. Hun inzet leidde onder meer tot de voor België toen unieke plantenatlas (1979), een atlas van de Limburgse broedvogels (1985), een atlas natuursteen in Limburgse monumenten (2001) en een atlas van de paddenstoelen in Limburg (2004).

Door de oprichting van de Limburgse Koepel voor Natuurstudie (LIKONA) in 1990 en de ondersteuning ervan door het Provinciaal Natuurcentrum werd iedereen die met onderzoek bezig was, samengebracht en werden heel wat nieuwe mensen aangetrokken.

Op dit ogenblik telt LIKONA twaalf gespecialiseerde werkgroepen.We stellen deze graag kort aan je voor. Ben je zelf geïnteresseerd om mee de geheimen van de natuur te doorgronden? Dan kan je steeds in een van de werkgroepen aan de slag gaan.

Snuister alvast op www.likona.be, waar je meer informatie vindt over LIKONA en de diverse werkgroepen. Daar vind je ook een kalender met uitstappen waaraan je kan deelnemen.

Bomenwerkgroep

Bomen bestuderen, inventariseren en beschermen. Dat is de basismissie van de bomenwerkgroep. Het in kaart brengen, bestuderen en beschrijven van waardevolle, Limburgse bomen moet op termijn een heuse Limburgse Bomenatlas opleveren. Naast het ‘weten’, zijn echter ook ‘beschermen’ en ‘beleven’ belangrijke pijlers. De verzamelde kennis zal dan ook met het grote publiek en overheden worden gedeeld, om het belang van bomen in de verf te zetten. Zo ontstaat er hopelijk een echte bomencultuur in onze provincie.

De bomenwerkgroep is een jonge werkgroep, die startte in 2014. In een eerste fase wordt gezocht naar een geschikte inventarisatie-methodiek. Binnenkort worden ook enkele vormingsactiviteiten rond bomen ingericht.

Meer info: Clem Verheyden, [email protected]

Dassenwerkgroep

Ooit kwam de das vrij algemeen in Vlaanderen voor. Het huidige verspreidingsgebied beperkt zich vooral tot Haspengouw en Voeren. De hoofddoelstelling van de dassenwerkgroep is dan ook om deze dieren te beschermen, door het vrijwaren van hun burchten, voedselgebieden en migratieroutes. Door alle gekende burchten jaarlijks te inventariseren, kan de evolutie van de populatie opgevolgd worden. Om de nodige voedselgebieden te voorzien, formuleert de werkgroep adviezen over de aankoop en inrichting van gebieden.

De LIKONA-werkgroepen stellen zich voor

Twaalf werkgroepen, één missie

© De Kijkhut

© De Kijkhut

© K. Thonissen

Page 9: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

9 Milieu & Natuur 18/1 - 2016 9Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Een laatste punt zijn de verkeersslachtoffers. Deze worden systematisch opgespoord en ingezameld, om de zwarte punten met vele dode dassen aan te wijzen. De dode dieren worden door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) onderzocht en leveren belangrijke ecologische gegevens over de populaties op. Naast het beschermen van dassen, zorgt de werkgroep ook voor sensibilisatie en educatie via opleidingen, zoektochten en voordrachten.

Meer info: Thomas Scheppers, [email protected]

Geologische werkgroep

De geologische opbouw van de ondergrond ligt aan de basis van het gevarieerde Limburgse landschap en de grote biodiversiteit ervan. De vorming en evolutie van het landschap en de daarin voorkomende fauna en fl ora vinden hun wortels in de geologie. De geologische werkgroep spoort die verbanden op. Via boeiende excursies en lezingen maken de medewerkers geologie toegankelijk voor het grote publiek. Ze leren mensen kijken naar de onderkant van Limburg en verklaren zo het ontstaan en voorkomen van natuurlijke grondstoffen, waarbij het boeiende verhaal van duizenden tot miljoenen jaren oude keien en fossielen, naast stille getuigen van wereldwijde klimaatveranderingen in de bodem, de revue passeren.

Deze kennis zorgt voor een collectieve bewustwording en respect voor het geologisch erfgoed, waardoor dit erfgoed ook beter beschermd kan worden. Innoverend zijn de geologische fi etsroutes die leiden naar mooie stukjes Limburg en stil doen staan bij boeiende geologische fenomenen, landschapselementen en streekeigen natuursteen.

Hou je van speurwerk en ben je geïnteresseerd in geologie, kom dan zeker

de geologische werkgroep vervoegen en leer het landschap lezen en begrijpen!

Meer info: Roland Dreesen, [email protected]

Herpetologische werkgroep

De verspreiding van reptielen en amfi bieën in Limburg in kaart brengen, dat is het doel van deze werkgroep.

Jaarlijks staan de tellingen van typisch Limburgse soorten zoals de boomkikker en knofl ookpad en de inventarisatie van verborgen ‘kruipdieren’ zoals de gladde slang op de agenda. In het voorjaar wordt, gewapend met schepnet en fuik, gezocht naar waterdraken en andere salamanders. Eén van de belangrijkste wapenfeiten is alvast het herstel van de populatie van de met uitsterven bedreigde boomkikker, dankzij de juiste mix van monitoring, studie en gefundeerde adviezen.

De herpetologische werkgroep biedt voor elk wat wils. Heb je veel tijd en geduld, dan is de zoektocht naar gladde slangen op heideterreinen en schrale graslanden beslist jouw ding. Vind je nachtrust overgewaardeerd en trekken zacht klokkende geluidjes of oorverdovende concerten je wel aan, dan voel je je ongetwijfeld thuis in de wereld van de amfi bieën.

Overdag kan je natuurlijk ook aan de slag: gewapend met een schepnet poelen onderzoeken of structuurrijke kantjes afzoeken naar zonnende hagedissen.

Meer info: Peter Engelen, [email protected] en Davy Huyghen, [email protected]

Mossenwerkgroep (Bryolim)

Tussen 1972 en 1992 waren enkele liefhebbers van de plantenwerkgroep al bezig met het bestuderen van blad- en levermossen. Maar de echte dynamiek kwam er na 1993, met de start van de mossenwerkgroep. Rond 2010 begon Bryolim met het op punt stellen van een mossenpublicatie.

In Limburg waren op dat moment 1.286 kilometerhokken onderzocht, wat overeenkomt met ongeveer 54 % van de oppervlakte van Limburg. De inventarisaties leverden tot nog toe zo’n 650 verschillende soorten op. Dit jaar zal de publicatie afgerond zijn.

Via www.likona.be (onder werkgroep mossen) kan je op een heel toegankelijke manier kennismaken met blad- en levermossen.

Meer info: Bert Berten, [email protected]

MOVES

MOVES staat voor ‘Methodes en Onderzoek voor de Versterking van Ecologische kennis van Soorten’. Deze LIKONA-werkgroep werd recent opgericht door enthousiastelingen die vertrouwd zijn met nieuwe inventarisatietechnieken zoals telemetrie, GPS-zenders, genetisch onderzoek en RFID-logging. Deze vrijwilligers willen de ontbrekende soortenkennis invullen door nieuwe onderzoekstechnieken te gebruiken.

De technologische ontwikkeling heeft de afgelopen decennia ook binnen de

© R. Dreesen

© A. Jacobs

© D. Clits

© R. Evens

Page 10: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

10 Milieu & Natuur 18/1 - 201610 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

natuurstudie haar intrede gedaan. Zo droeg het gebruik van GPS- en radiozenders bij aan een effectievere bescherming van soorten. Voor Limburg is het nu bijvoorbeeld duidelijk waar Bechsteins vleermuiskolonies te vinden zijn en waar nachtzwaluwen hun voedsel zoeken.

Deze jonge werkgroep met jonge medewerkers wil de kennis over nieuwe inventarisatietechnieken samenbrengen en beschikbaar maken voor het grote publiek. Het is verder de bedoeling om projectmatig samen te werken met soortenexperts en andere LIKONA-werkgroepen om ecologische vragen op te lossen. Er wordt ook gewerkt aan transparante en educatieve projecten rond Limburgse soorten.

Meer info: Ruben Evens, [email protected]

Mycolim

Mycolim staat voor Mycologische Werkgroep Limburg en spitst zich toe op de studie van zwammen en slijmzwammen. De werkgroep maakt deel uit van de Koninklijke Vlaamse Mycologische Vereniging (KVMV) en wil de paddenstoelen van Limburg in kaart brengen, de kennis ervan verruimen en de inventarisatie in reservaten, staatsbossen, provinciale domeinen en kasteelparken ondersteunen. De Mycolimwerkgroep trekt er vaak op uit. Tijdens deze uitstappen is er mogelijkheid tot studie en verdere specialisatie, maar kan er ook gewoon genoten worden van de natuur. Per jaar worden zo’n 5.000 gegevens verzameld, die worden opgenomen in de databank Funbel.

Op de agenda voor 2016 staan de zoektocht naar de 3.000ste soort (!) voor Limburg, het wegwerken van een aantal blinde vlekken op de kaart, het opvolgen van de wasplatengraslanden en het werken aan een vervolg op ‘De Limburgse paddenstoelenatlas’. Genoeg plannen dus voor enthousiaste vrijwilligers! Wie

zich wil laten inspireren door de grote soortenrijkdom, de diverse vormen en de schoonheid van de paddenstoelenwereld kan steeds meedoen. Er staat opnieuw een basiscursus voor beginners op het programma en er zijn diverse excursies voor een ruimer publiek gepland.

Meer info: Gut Tilkin, [email protected]

Plantenwerkgroep

Planten zijn een boeiend onderzoeksonderwerp. Dat verklaart het grote aantal werkgroepen dat zich in Limburg bezighoudt met planteninventarisatie. Momenteel worden gegevens verzameld door zeven groepen: de Limburgse Plantenwerkgroep of LPW (in heel Limburg), de Slobkousjes (in Noordoost-Limburg), Plantenwerkgroep Genk, het SAP-clubje (in Hasselt en Zonhoven), Natuurpunt Lanaken, de Haspengouwse Plantenwerkgroep en Natuurpunt Voeren.

Het inventariseren van planten kent in Limburg een lange geschiedenis. Zo werkte de Limburgse Botanische Werkgroep tussen 1950-1972 mee aan de Belgische plantenatlas (publicaties in 1972 en 1979). Na 1972 bleven de vrijwilligers actief in de huidige Limburgse Plantenwerkgroep (LPW). Dat studiewerk leverde onder andere een Limburgse Atlas (1993) en een voorname inbreng in de Atlas van Vlaanderen (2006) op. Na 2005 ontstonden zes nieuwe, regionale werkgroepen. LPW vormt de schakel tussen die regionale plantenwerkgroepen, LIKONA, de Floristische werkgroepen in Vlaanderen, de Plantenstudiegroep uit Nederlands Limburg en de Plantensociologische Kring van Nederland.

De werkgroepen organiseren jaarlijks een tachtigtal inventarisatie-excursies, waarvan er vele gemeenschappelijk zijn. De verzamelde gegevens worden onder meer aangewend voor het evalueren van

het plaatselijk gevoerde beheer en het opvolgen van bijzondere soorten (op Vlaams niveau). Op de LIKONA-website vind je een nieuwsbrief, een verslag van elke excursie en toegankelijke determinatietabellen van vijftig soorten of geslachten.

Meer info: Bert Berten, [email protected]

Vissenwerkgroep

Deze werkgroep groepeert mensen met een echte passie voor vissen. De werking is streng gereglementeerd. In samenspraak met het Agentschap voor Natuur en Bos, de afdeling water en domeinen van de provincie Limburg en LIKONA wordt er jaarlijks een programma uitgewerkt. Dat staat in het teken van onderzoek en inventarisatie, maar er is ook aandacht voor educatie, vorming en voorlichting.

Door de jaren heen kwam de vraag om kwetsbare soorten zoals beekprik, grote modderkruiper en rivierdonderpad te monitoren. Dat neemt niet weg dat de werkgroep oog heeft voor alle vissoorten en de natuurlijke omgeving waarin ze leven. Waterkwaliteit en waterinrichtingswerken zijn daar uiteraard niet vreemd aan. Iedereen met een passie voor zoetwatervissen is van harte welkom bij de werkgroep. Vriendschap en de bezorgdheid voor de problematiek rond vissen vormen de drijvende kracht.

Meer info: [email protected]

© D. Clits

© D. Clits

© H. Leynen

Page 11: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

11 Milieu & Natuur 18/1 - 2016 11Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Vogelwerkgroep

De Provinciale Limburgse Vogelwerkgroep werd opgericht in 1973 binnen het Limburgs Studiecentrum voor Toegepaste Ecologie (LISEC). Vanaf 1990, de Vogelwerkgroep lag mee aan de basis van de oprichting van LIKONA, zijn de vele vrijwilligers en professionele medewerkers binnen LIKONA actief. Zo’n 150 enthousiastelingen houden zich het jaar rond met vogels bezig. Binnen de vogelwerkgroep vindt dan ook iedereen zijn gading.

Alle belangrijke deelaspecten van de Limburgse ornithologie komen jaarlijks aan bod onder andere bij de broedvogels. De Limburgse broedvogels zijn al in kaart gebracht in drie verschillende atlassen (1974-1983; 1989-1992 en 2000-2002). Verder zijn er allerlei meetnetten zoals “het Bijzonder Broedvogelproject Vlaanderen” waarin 106 soorten volledig of grotendeels worden opgevolgd. Eveneens is er onderzoek naar weidevogels (grutto, wulp, kievit…), is er “het Algemeen Broedvogel Monitoring project”, zijn er soortgerichte projecten rond slechtvalk, watersnip, kerkuil, oehoe, grauwe klauwier, grauwe gors… Tot slot mag de monitoring van vele soorten in allerlei natuur- en reservaatgebieden niet vergeten worden.Bij de niet broedvogels zijn er: de midmaandelijkse watervogeltellingen in het winterhalfjaar, het Limburgs ringwerk (meer dan 70.000 vogels jaarlijks verdeeld over meer dan 100 soorten), trektellingen, fenologie, punttransecttellingen…

Op dit moment wordt ook gewerkt aan de Limburgse avifauna, het referentiewerk over vogels in Limburg. Daarnaast is er ook nog de tijd om nieuwe enthousiastelingen op te leiden. Zo heeft om de twee jaar een basiscursus ‘vogels’ plaats. Iedereen kan het hele jaar door overdag en ’s nachts op pad gaan om onvergetelijke avonturen te beleven. Beloning: eeuwige roem en voldoening.

Meer info: [email protected]

Werkgroep ongewervelden

Wil je kijken en zoeken naar heel veel soorten, dan zit je goed in deze werkgroep. Momenteel zijn er liefhebbers van vlinders, kevers, wantsen, wespen, bijen, mieren, vliegen, spinnen en slakken actief. Dit leverde al fl ink wat cijfers op. Sinds 1985 werden al meer dan 2.410 keversoorten en 515 spinnensoorten genoteerd. Dit betekent dat Limburg voor bepaalde soortengroepen de best geïnventariseerde provincie in Vlaanderen en zelfs België is. Sommige soorten zijn dan weer zo bijzonder dat ze jaarlijks worden geïnventariseerd. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de zadelsprinkhaan, veldparelmoervlinder en zeggekorfslak.

Een leerrijke oefening is het samenwerken met specialisten van diverse disciplines. Geen eenvoudige opdracht, maar het is de bedoeling om te komen tot een gezamenlijke publicatie over de Limburgse spinnen, kevers, mieren en waterwantsen. Daarvoor wordt samen op pad gegaan in gemeenten waar weinig gegevens voorhanden zijn of op speciale terreinen zoals akkergebieden en mijnterrils. De werkgroep wil ook leken motiveren om de kleine kriebelwereld te verkennen. Daarom worden er maandelijks inventarisatieavonden of tochten gepland.

Meer info: Luc Crevecoeur, [email protected]

Zoogdierenwerkgroep

De zoogdierenwerkgroep wil een beter zicht krijgen op het voorkomen van wilde zoogdieren, relevant onderzoek stimuleren en de groep populair maken bij de bevolking. Eigenlijk kende de werkgroep eind 2013 een nieuwe start. De zoekacties naar hamsters en de vleermuisinventarisaties waren nooit gestopt, maar van een gestructureerde en diverse werking was al enige tijd geen sprake meer. Vandaar dat beslist werd om eerst te investeren in een uitgebreide cursus om nieuwe mensen aan te trekken en kennis te laten maken met de bijzondere wereld van de zoogdieren. Na afl oop van de vorming gingen deelnemers de werking rond vleermuizen, dassen, hamsters en eikelmuizen versterken. Er kwamen nieuwe initiatieven, met onder meer een vorming rond cameravallen. Er werd ook gestart met het uitpluizen van braakballen en het zoeken naar bevers en waterspitsmuizen.

Zoogdieren leren kennen en beschermen is een uitdaging die veel voldoening geeft. Alvast een goede reden om je aan te sluiten bij de zoogdierenwerkgroep.

Meer info: Jos Ramaekers, [email protected]

© J. Gabriels © De Kijkhut © De Kijkhut

© M. Bex

Page 12: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

12 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

In dit nummer werd al heel wat aandacht besteed aan de Limburgse veldonderzoekers en het be-lang van natuurstudie voor het Limburgs, Vlaams en zelfs Europees beleid. Het beschikken over de juiste, wetenschappelijke informatie is belangrijk voor verschillende beleidsdomeinen.

Daarom is het belangrijk dat natuurinformatie doorstroomt en zoveel mogelijk vrijwilligers be-trokken worden bij natuuronderzoek. Dit vergroot niet enkel het draagvlak, vele handen maken ook licht werk. We illustreren dit met een voorbeeld van de Limburgse Bosgroepen en de nieuwe poot binnen het Provinciaal Natuurcentrum, het Lim-burgs Veldstudiecentrum.

Het Limburgs Veldstudiecentrum zet mee de schouders onder burgerwetenschap

Het is logisch dat het Provinciaal Natuurcentrum, dat met LIKONA al een sterke vrijwilligerswerking kent op het vlak van natuurstudie, meer wil inzetten op burgerwetenschap of citizen science. Dit gebeurt via het Limburgs Veldstudiecentrum (LIVEC). LIVEC wil aantonen dat wetenschap tof, spannend en toegankelijk kan zijn voor een breed publiek. LIVEC-coördinator Katrien Hendrickx verduidelijkt: ‘De uitdaging is om ‘kleine en grote burgers’ bij wetenschappelijk onderzoek en onderzoeksmethodieken te betrekken. Onderzoek vertrekt van een duidelijke vraag, de gegevens worden op een correcte manier verzameld en geanalyseerd en op het einde volgt de conclusie.’

LIVEC richt zich op de 4 ‘niveaus van burgerwetenschap’. Katrien illustreert deze met enkele voorbeelden. Ze benadrukt het belang om jongeren, ook in schoolverband, te betrekken. Niveau 1 betekent dat burgers gegevens verzamelen en specialisten de data interpreteren. In het wetenschappelijk onderzoek dat in Bosland loopt naar de nachtzwaluw werden vrijwilligers bijvoorbeeld ingeschakeld om zangposten te noteren. In niveau 2 helpen burgers bij de interpretatie van de informatie. Zo assisteerden drie lagere schoolklassen wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen bij het beschrijven van een nieuwe soort wandelende tak. De leerlingen kregen de kans om alle groeistadia en het gedrag van deze ‘meesters in camouflage’ te observeren, te beschrijven en te fotograferen. Niveau 3 gaat een stap verder. Burgers sturen het onderzoek mee en denken na over problemen en de aanpak ervan. Kinderen van de lagere school Blackawton in Devon (Engeland) mochten samenwerken met een neurowetenschapper van de University College of Londen. Ze bedachten testen om uit te klaren of hommels een combinatie van kleur-ruimtelijke relaties gebruiken om te beslissen op welke bloemen ze foerageren. Hun conclusies werden gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift van hoog niveau. In niveau 4 ten slotte leiden burgers het onderzoek. Een treffend voorbeeld hiervan komt uit de LIKONA-werking. De Limburgse Plantenwerkgroep van LIKONA vond op minstens 30 plaatsen in de Kempen (zandgrond) maretak, wat niet strookt met de veronderstelling dat maretak enkel op kalkhoudende gronden groeit. Door de bodem en de bladeren van de gastheer waar de maretak in groeit chemisch te analyseren, kon aangetoond worden dat de populier voldoende kalk opnam om de maretak ‘onderdak’ te bieden. De vrijwilligers bedachten zelf de probleemstelling en het onderzoek. Het onderzoek prikkelde wetenschappers van UHasselt zelfs om dit verder uit te zoeken.

Uitdagingen voor natuuronderzoek

© M. Bex

© R. Reynders

Page 13: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

13 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Limburgse Bosgroepen: grote nood aan wetenschappelijke informatie Als aanspreekpunt voor boseigenaars, is het voor de coördinatoren van de Limburgse Bosgroepen belangrijk om over correcte, wetenschappelijk gefundeerde informatie te beschikken. Ze volgen het natuuronderzoek op de voet en communiceren hier helder over met hun leden.

Karolien Van Diest, coördinator van Bosgroep Zuid-Limburg, verduidelijkt het belang van wetenschappelijk onderzoek voor de Bosgroepwerking. ‘Bij het aanvragen van vergunningen en het opstellen van beheerplannen, is het belangrijk dat we correcte informatie in de argumentatie of beheerplanning opnemen. Er circuleren nog heel wat ideeën in de natuur- en bossector die niet blijken te stroken met de wetenschappelijke bevindingen. Dat is zeer verwarrend voor boseigenaars, die soms vanuit een open kijk en hun praktijkervaring wel degelijk inzichten hebben die met de

wetenschappelijke bevindingen overeenkomen, maar niet met het algemeen gedachtengoed. Er wordt vaak nog te zwart-wit gedacht. Omdat Bosgroepen tussen de overheid en de bosbeheerders staan, is het belangrijk om het natuuronderzoek goed op te volgen. We werken daarbij graag samen met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Inverde en universitaire onderzoekers. Ook buitenlandse publicaties worden regelmatig geconsulteerd. De Bosgroepen fungeren vaak als doorgeefl uik voor informatie, naar boseigenaars toe, maar ook naar andere overheden.’ Natuuronderzoek zal in de toekomst nog belangrijker worden voor de Bosgroepen, aldus Karolien. ‘De nieuwe beheerplannen die vanaf volgend jaar verplicht worden, vereisen onder meer dat er om de zes jaar een grondige monitoring van soorten gebeurt. Momenteel zoeken we nog naar manieren om dit voor alle eigenaars haalbaar te maken. Daar liggen heel wat mogelijkheden voor potentiële samenwerkingen, bijvoorbeeld met LIKONA.’

Info: www.limburg.be/bosgroepen

© L. Bellings

Page 14: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

14 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

© R. Reynders

Page 15: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

15 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Ecologische vragen beantwoorden met nieuwe technieken Je kan geen nummer wijden aan natuuronderzoek zonder stil te staan bij de nieuwe technologische ontwikkelingen. Met een flinke dosis kennis en inzet, pen en papier, verrekijker of schepnet kom je nog steeds veel te weten over de Limburgse natuur.

Maar de verwachting is dat de nieuwe onderzoeksmethoden enkele belangrijke, eeuwenoude ecologische vraagstukken zullen beantwoorden. Voor een spoedcursus ‘nieuwe methodieken’ ging Milieu en Natuur langs bij Ruben Evens. Ruben is al jarenlang beroepshalve bezig met nieuwe monitoringtechnieken en is een van de trekkers van de nieuwe LIKONA-werkgroep MOVES, wat zoveel betekent als ‘Methodes en Onderzoek voor de Versterking van Ecologische kennis van Soorten’.

Waarom werd MOVES opgericht?

Ruben Evens: Ik heb vroeger nog voor het Provinciaal Natuurcentrum gewerkt en toen speelden we al met het idee om nieuwe monitoringstechnieken bij een ruimer publiek bekend te maken. De concrete aanleiding ontbrak echter. Enkele maanden geleden zat ik nog eens rond de tafel met PNC-medewerkers en het bleek dat er vanuit de LIKONA-vrijwilligers vraag was naar de nieuwe technieken. In een eerste fase willen we met MOVES alle beschikbare informatie over de verschillende technieken verzamelen en beschikbaar maken. Tegelijkertijd willen we het gebruik van dit onderzoeksmateriaal bekender maken bij een breder publiek, waaronder de LIKONA-vrijwilligers. Het is de bedoeling een echte dynamiek te creëren. Momenteel werken we met een kerngroep van een tiental vrijwilligers die op professionele wijze met natuuronderzoek bezig zijn: wetenschappers en medewerkers van de Universiteit Hasselt, Natuurpunt, Agentschap voor Natuur en Bos, INBO, het Natuurhulpcentrum, … Een diverse groep mensen met elk hun specifieke achtergrond, die echter samen voor hetzelfde doel gaan.

En wat is dat doel precies?

Ruben Evens: Zoals ik al zei is het in de eerste plaats de bedoeling om de nieuwe monitoringstechnieken bekend te maken bij het grote publiek. Daarnaast willen we projectaanvragen van vrijwilligers faciliteren en zelf enkele voorbeeldprojecten uitwerken. De nieuwe technieken vormen daarbij een hulpmiddel, geen doel op zich. Voor elk project wordt de best beschikbare onderzoekstechniek uitgekozen. Om een breder draagvlak te creëren, houden we ook rekening met de visuele aspecten. En uiteraard kijken we steeds naar de haalbaarheid. Je moet de MOVES-werkgroep als een soort spinnenweb zien, verweven met de andere LIKONA-werkgroepen.

Op welke manier passen vrijwilligers in deze werking?

Ruben Evens: Om projecten tot een goed einde te brengen, zijn vrijwilligers onmisbaar. De MOVES-kerngroep kan ideeën formuleren, maar het zijn de kenners die de specifieke informatie omtrent soorten aanleveren. De opname van de zang van vogels laat toe de soort te bepalen. Maar je hebt vogelkenners nodig die weten waar de soort exact zit. Neem nu als voorbeeld de woudaap en de roerdomp: het zou ideaal zijn om samen met de vogelwerkgroep een gebiedsdekkende monitoring uit te voeren en vervolgens met behulp van GPS-zenders hun effectieve ruimtegebruik in te schatten. Ook samenwerking tussen verschillende werkgroepen is heel interessant: zo kunnen de vogel- of zoogdierenwerkgroep samenwerken met de planten- of insectenwerkgroep om het voedsel van bepaalde vogels of zoogdieren te onderzoeken. Ook bij de interpretatie van data zijn ervaren vrijwilligers van onschatbare waarde.

Over welke nieuwe onderzoeksmethoden gaat het precies?

Ruben Evens: De telemetrie en het genetisch onderzoek. De genetische onderzoeksmethoden worden de laatste tijd wat goedkoper, maar zijn vaak toch nog duur. Ze helpen om de omvang van een populatie in te schatten en bepaalde ecologische of menselijke barrières die populaties van elkaar scheiden in kaart te brengen. Dit komt zeer goed van pas bij ontsnipperingsstudies. Een mooi voorbeeld is het onderzoek naar de gladde slang in Bosland, waar we op termijn hopen om via genetische stalen een goed beeld te krijgen van de verschillende populaties. Genetisch onderzoek van waterstalen laat toe te bepalen welke soorten er in een bepaalde poel voorkomen. Ook in de analyse van uitwerpselen zit heel wat potentieel. Neem de nachtzwaluw: deze vogel eet onder meer nachtvlinders die heel erg aan een specifiek habitat zijn gebonden. De uitwerpselen van nachtzwaluwen vertellen ons met andere woorden perfect wat ze hebben gegeten en waar.

‘Mensen kunnen zelf aan natuuronderzoek doen, in de eigen achtertuin.’

Page 16: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

16 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

En hoe zit het met de telemetrie?

Ruben Evens: Handige hulpmiddelen als GPS-zenders en radiotelemetrie laten toe om soorten vanop afstand te volgen. In Limburg worden op die manier bijvoorbeeld al everzwijnen gevolgd. Telemetrie levert eveneens een schat aan informatie op. Deze techniek werkt met een zender die een signaal verspreidt met een unieke pieptoon en een ontvanger die deze signalen opvangt. Telemetrisch onderzoek naar de oehoe in Nederlands Limburg bracht bijvoorbeeld aan het licht dat deze grote uil gigantische afstanden aflegt en er niet voor terugdeinst om te jagen rond de kerktoren. Geolocators en GPS-zenders, hoe werken deze?

Ruben Evens: Een geolocator wordt bijvoorbeeld gebruikt om de trekroutes van vogels in kaart te brengen. De zender meet elke twee minuten de lichtintensiteit in de omgeving van de vogel gebaseerd op de stand van de zon. Wanneer een vogel terugkeert, kunnen de geolocators gerecupereerd worden. De informatie wordt geanalyseerd met gespecialiseerde software en dat maakt het mogelijk om de afgelegde route te achterhalen. Je moet wel rekening houden met een foutenmarge van 100 km. Het grote voordeel is dat die zendertjes zo klein zijn dat lichte vogels als de bonte vliegenvanger gevolgd kunnen worden. Zelf zijn we twee jaar geleden begonnen met GPS-loggers te gebruiken om het trekgedrag van de nachtzwaluw verder in kaart te brengen. Deze zenders geven na de trek de locatie van de vogels door, met de nieuwste generatie zenders worden zelfs twee locaties per nacht gelogd. Dit levert een heel gedetailleerd beeld van de route en eventuele stopplaatsen. Veel vogels doen bijvoorbeeld energie op voor ze de Sahara of het regenwoud oversteken. Er zijn stopplekken waar heel veel vogels samen komen. Het is belangrijk om die te lokaliseren en te beschermen.

De nieuwe technieken lijken ideaal voor het op punt stellen van beschermingsmaatregelen?

Ruben Evens: Absoluut. Heel wat soortgerichte beschermingsmaatregelen, zelfs die op Europees niveau, zijn gebaseerd op oude of ontoereikende gegevens. Zo is er weinig geweten over de levenswijze van de roerdomp en de woudaap, twee zeldzame reigersoorten die Europese bescherming genieten. De nieuwe technieken brengen nieuwe inzichten.

Hoe betrouwbaar zijn deze technieken?

Ruben Evens: Radiotelemetrie laat toe de locatie van een dier in rust exact te bepalen. Een snel bewegend dier kunnen we tot op één à tien meter lokaliseren. Dit geeft dus een zeer duidelijk beeld over het ruimtegebruik. Vijf jaar lang hebben we nachtzwaluwen gelokaliseerd met radiozenders: we konden de broedplaats vinden met behulp van een antenne en ontvanger. De laatste tijd maken we gebruik van GPS-zenders met loggers die maken dat we niet meer elke nacht op zoek moeten naar de dieren, maar na vier of vijf maanden de vogel weer vangen om de data uit te lezen. Dat verlicht het werk dus enorm en het geeft een heel volledig, betrouwbaar beeld.

Hoe zou je het publiek willen betrekken?

Ruben Evens: Daar wordt binnen de MOVES-werkgroep volop over gebrainstormd. Iedereen houdt van documentaires op National Geographic. Maar je kan iets gelijkaardig realiseren in de eigen achtertuin. Neem nu de egel: hoewel dit dier in bijna elke tuin voorkomt, zijn er mensen die hem nog nooit gezien hebben. We zouden een wijk kunnen inschakelen om samen het ruimtegebruik van de egels in hun tuinen in kaart te brengen, via GPS-zendertjes of het plaatsen van egelpoortjes waarmee wordt geregistreerd welke dieren de tuin binnenkomen. Nog een leuk idee is het opzetten van een website waar bepaalde soorten gevolgd kunnen worden. In Nederland en Engeland zijn deze live trackings een groot succes.

Vormt de kostprijs van sommige technologieën nog een drempel?

Ruben Evens: Helaas wel. Ik hoop dat bepaalde technieken nog goedkoper worden naarmate ze meer ingeburgerd geraken. Daarnaast is creativiteit aan de orde. In het buitenland lopen projecten waarbij bedrijven of particulieren bepaalde soorten of individuen adopteren. Ze staan dan in voor kosten zoals de aankoop van zenders, waarna ze hun adoptiedier kunnen volgen. Ideaal voor bedrijven die zich als ecologisch willen profileren. In het Verenigd Koninkrijk adopteerden heel wat gezinnen een koekoek voor 20 pond. Zo financieren ze mee het onderzoek naar deze vogel. Dergelijke projecten zijn hier ook mogelijk.

Ben je nog steeds verwonderd over de natuur?

Ruben Evens: Ja. Ik denk dat veel mensen zich laten afschrikken door het idee dat natuuronderzoek moeilijk is. Dat is helemaal niet zo. Liefde voor en kennis van de natuur zijn een meerwaarde voor de jongere generatie. Ik word nog steeds blij van een roodborstje op mijn vensterbank.

© R. Evens

© R. Evens

Page 17: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

17 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Natuurstudie: jong geleerd, oud gedaan

© R. Reynders

© N. Moens

© M. Bex © R. Reynders © M. Bex © J. Hendrikx © M. Bex

Page 18: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

18 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Fijn stof of CO2?

Voor heel wat mensen is het onderscheid tussen fijn stof en broeikasgassen niet zo duidelijk. Daarom wil dit artikel het verschil en de samenhang kort verduidelijken.

Fijn stof: niet zo fijn Zoals de naam reeds doet vermoeden, bestaat fijn stof uit minuscule deeltjes die in de lucht voorkomen en bij inademing een negatief effect op onze gezondheid hebben. Fijn stof is het meest actuele en gedocumenteerde milieuprobleem met duidelijk aantoonbare gevolgen voor onze gezondheid. De deeltjes worden via de bloedvaten in de longen opgenomen, waar ze samenklonteren.

Dit leidt onder meer tot het verergeren van hart- en vaatziekten, astma, bepaalde kankers en een slechte longontwikkeling bij kinderen. Een deel van het fijn stof is natuurlijk. Denk maar aan zand, stuifmeel en zeezout. Deze deeltjes zijn niet geheel onschuldig, maar een pak minder schadelijk dan fijn stof dat voortkomt uit menselijke activiteiten zoals de verbranding van hout en fossiele brandstoffen, verkeer en de industriële veehouderij.

CO2, het bekende broeikasgas Ook CO

2 kan zowel een natuurlijke (gisting, uitademing), als een

menselijke (verbranding van hout en fossiele brandstoffen) oorsprong hebben. In tegenstelling tot fijn stof is CO

2 niet schadelijk bij

inademing. Enkel CO-gas, dat ontstaat bij een onvolledige verbranding (bijvoorbeeld bij een boiler of kachel) is schadelijk. Een teveel aan CO

2

in de atmosfeer leidt wel tot het opwarmen van de aarde. CO2 houdt

namelijk zonlicht dat op onze aarde terecht komt gevangen.

Te veel van dat gas in de atmosfeer zorgt voor oververhitting en op hol slaande natuurlijke systemen. Je kan het vergelijken met ons lichaam dat reageert op een hete sauna. Sinds het begin van de industriële revolutie is de CO

2-concentratie enorm snel gestegen,

met alle bekende gevolgen. Bij het streven van Limburg naar klimaatneutraliteit en de afspraken die tijdens de Klimaattop in Parijs werden gemaakt, ligt de focus dan ook terecht op CO

2.

Gezamenlijke aanpak Heel wat maatregelen om de CO

2-uitstoot te beperken, zorgen

gelukkig ook meteen voor minder fijn stof in de lucht. Denk maar aan duurzaam vervoer (de fiets of het openbaar vervoer in plaats van de auto), duurzaam bouwen en het vervangen van steenkoolcentrales door energiecentrales op wind, water, zon en aardwarmte. Strijden tegen de klimaatsverandering, is dus ook strijden tegen hoge concentraties aan fijn stof.

Info: David Michiels, Afdeling Milieu en Natuur, Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt, [email protected]

In deze rubriek gaan we in op een vraag die regelmatig gesteld wordt aan de provinciale dienst die zich met milieu en natuur bezighoudt.

De vraagbaak

© M. Sourbron

Page 19: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

19 Milieu & Natuur 18/1 - 2016

Gratis boek over ontwerpstrategieën voor De Wijers

Wil je weten hoe de toekomst van Landschapspark De Wijers, het vijvergebied in het hartje van Limburg met heel wat bijzondere soorten, eruitziet? Dan is het boek ‘Design workshops De Wijers 2012, 2013, 2014’ verplichte lectuur. In het kader van de gebiedsontwikkeling voor De Wijers werden de afgelopen jaren drie internationale ontwerpworkshops ingericht. Dat resulteerde in ruimtelijke visies en strategieën die bepalend zullen zijn bij de verdere ontwikkeling van het ‘Land van 1001 vijvers’. Deze gratis publicatie vormt een synthese van de ontwerptekst. De klemtoon ligt daarbij op het samenspel van het natuurlijke en culturele landschap. Je kan een papieren exemplaar van het boek bestellen via het Provinciaal Natuurcentrum, [email protected] of de digitale versie raadplegen via https://issuu.com/christiannolf/docs/design_workshops_de_wijers_2012_13_

Klimaat is hot: nieuwe klimaatprojecten van het PNC Erover praten is goed, er iets aan doen is beter! Dat is de filosofie van de medewerkers van het Provinciaal Natuurcentrum. Recent werkten ze twee nieuwe programma’s rond klimaatverandering uit. Deze richten zich specifiek naar scholen en willen kinderen en jongeren spelenderwijs het belang van een duurzame levensstijl tonen.

Op stap voor het klimaat

In dit programma voor de 3de graad lager en de 1ste graad secundair onderwijs, maken leerlingen op een leuke manier kennis met de klimaatproblematiek en ontdekken ze wat zij zelf kunnen doen. Tijdens een korte, stimulerende wandeling leren ze het verschil tussen het

Diverse initiatieven rond milieu en natuur van de provincie Limburg worden in de kijker gezet.

weer en het klimaat, onderzoeken ze een mogelijke link met allergie voor stuifmeelpollen en de veranderende relaties tussen dieren en/of planten. Ook het broeikaseffect en de ecologische voetafdruk komen aan bod. Er wordt geëxperimenteerd en gespeeld, met onder andere een associatiespel en een koekoeksspel.

Climate clash

In dit uitdagende programma voor de 2de en 3de graad secundair onderwijs (ASO, KSO en TSO) trekken twee of meer teams eropuit. Via een tablet krijgen ze opdrachten. Door discussies krijgen de leerlingen inzicht in factoren die een invloed hebben op de opwarming van ons klimaat. Als eindopdracht moet elk team concrete acties uitwerken rond een zelfgekozen thema. Bij elke opdracht valt een puzzelstuk te verdienen. Het team dat als eerste een kubus in elkaar puzzelt, is de grote klimaatwinnaar.

Praktisch: Beide programma’s worden aangeboden in het PNC, Craenevenne 86, Genk. Voor meer info kijk je op www.provinciaalnatuurcentrum.be onder ‘Educatieve projecten’.

Klein en groot nieuws

© B. Vanderlee

Page 20: Jg. 18/1 Milieu & Natuur

Activiteitenkalender

provincie Limburg, Universiteitslaan 1B-3500 HASSELT

April

17 Wandeling – Blote voeten; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum Hengelhoef,

Hengelhoefdreef, Houthalen-Helchteren.

Info: 011 53 02 51 – www.limburgs-landschap.be – eigen handdoek meebrengen.

Deelname: 2 euro, leden gratis.

17 Wandeling – Bijen- en bloemen; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum De Wulp,

Tussenstraat 10, Neerpelt.

Info: 0486 86 31 43.

24 Wandeling – Vroege vogels; samenkomst: 7.00u; Bezoekerscentrum Nieuwenhoven,

Hasseltsesteenweg z/n, Sint-Truiden.

Info: 0478 27 30 65 – [email protected] – stevige wandelschoenen en

aangepaste kledij.

24 Wandeling – Rituelen uit de natuur; samenkomst: 14.00u; Domein Kiewit, Herenhuis,

Putvennestraat 112, Hasselt.

Info: 011 24 60 23. Deelname: leden gratis.

Mei

1 Mergeldag – Geleide wandelingen; samenkomst: 13.00u; Bezoekerscentrum ‘Mergels

van Gelinden’, Kleinveldstraat 54, Gelinden.

Info: 011 69 16 22.

1 Activiteit – 24 u vogels spotten; Bezoekerscentrum Schulensmeer, Demerstraat 60,

Lummen.

Info: 013 55 63 81, [email protected].

8 Wandeling – Vogels; samenkomst: 14.00u; Bosmuseum Gerhagen, Zavelberg,

Tessenderlo.

Info: 0477 61 47 09 – [email protected].

8 Wandeling – Klimaatwandeling met Oxfam-brunch; samenkomst: 9.30u;

Bezoekerscentrum Hengelhoef, Hengelhoefdreef, Houthalen-Helchteren.

Info: 011 53 02 51 – www.limburgs-landschap.be. Inschrijven voor 2 mei.

Deelname: 13 euro, leden 11 euro.

8 Wandeling – Langs waters van de paters; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum

Nieuwenhoven, Hasseltsesteenweg z/n, Sint-Truiden.

Info: 011 68 79 81 – [email protected] – stevige wandelschoenen en

aangepaste kledij.

15 Kinderactiviteit (5-7 jaar) – Koning van het bos tot beestjes in het mos; samenkomst:

14.00u; Bezoekerscentrum De Watersnip, Grauwe Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91, [email protected]. Deelname: 2 euro per kind.

22 Wandeling – Vroege vogels; samenkomst: 6.00u; Bezoekerscentrum De Wulp,

Tussenstraat 10, Neerpelt.

Info: 0486 86 31 43.

29 Wandeling – Park Hengelhoef; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum Hengelhoef,

Hengelhoefdreef, Houthalen-Helchteren.

Info: 011 53 02 51 – www.limburgs-landschap.be. Deelname: 2 euro, leden gratis.

29 Wandeling – Bijzondere parkbomen; samenkomst: 14.00u; Domein Kiewit, Herenhuis,

Putvennestraat 112, Hasselt.

Info: 011 24 60 23. Deelname: 2 euro, leden gratis.

Juni

5 Activiteit – Ecotuindag; samenkomst: 13.00u; Bezoekerscentrum Hengelhoef,

Hengelhoefdreef, Houthalen-Helchteren.

Info: 011 53 02 51 – www.limburgs-landschap.be.

5 Activiteit – Insectendag; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum Schulensmeer,

Demerstraat 60, Lummen.

Info: 013 55 63 81, [email protected].

5 Activiteit – Boszoektocht voor het ganse gezin; samenkomst: 14.00u;

Bezoekerscentrum Nieuwenhoven, Hasseltsesteenweg z/n, Sint-Truiden.

Info: 011 68 79 81 – [email protected] – stevige wandelschoenen en

aangepaste kledij.

5 Wandeling – Fotografi e; samenkomst: 9.00u; Bezoekerscentrum De Watersnip, Grauwe

Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected]. Inschrijven.

Deelname: 8 euro, leden 6,5 euro.

5 Wandeling – Op stap met een klimaatgids; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum

De Watersnip, Grauwe Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected].

12 Wandeling – Fotografi e; samenkomst: 9.00u; Bezoekerscentrum De Watersnip, Grauwe

Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected]. Inschrijven.

Deelname: 8 euro, leden 6,5 euro.

19 Wandeling – Bloemen; samenkomst: 14.00u; Bosmuseum Gerhagen, Zavelberg,

Tessenderlo.

Info: 0477 61 47 09 – [email protected].

19 Kinderactiviteit (5-7 j) – Ogen, oren en neuzen open; samenkomst: 14.00u;

Bezoekerscentrum De Watersnip, Grauwe Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected]. Deelname: 2 euro per kind.

19 Wandeling – Kriebelbeestjes; samenkomst: 9.00u; Bezoekerscentrum De Wulp,

Tussenstraat 10, Neerpelt.

Info: 0486 86 31 43.

21 Wandeling – Kruiden in de natuur; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum De

Watersnip, Grauwe Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected].

26 Wandeling – Kiewit-Bokrijk; samenkomst: 14.00u; Domein Kiewit, Herenhuis,

Putvennestraat 112, Hasselt.

Info: 011 24 60 23. Deelname: 2 euro, leden gratis.

Juli

3 Wandeling – Gelinden naar Boekhout; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum

‘Mergels van Gelinden’, Kleinveldstraat 54, Gelinden.

Info: 011 69 16 22.

3 Wandeling – Zomer aan de Zwarte Beek; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum De

Watersnip, Grauwe Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected].

10 Wandeling – Wilde kruiden; samenkomst: 14.00u; Bezoekerscentrum De Watersnip,

Grauwe Steenstraat 7/2, Koersel.

Info: 011 45 01 91 – [email protected].

Colofon:Uitgave: de deputatie van de provincieraad van Limburg:

Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Frank Smeets, Ludwig Vandenhove,

Igor Philtjens, Erik Gerits, Jean-Paul Peuskens, Inge Moors, gedeputeerden;

Renata Camps, provinciegriffi er

Hoofdredactie: Johan Van den Broek

Tekst: Leen Raats

Coördinatie en eindredactie: Nadine Moens

Redactieraad: Patrick Boucneau, Jan Mampaey, Nadine Moens, Sonja Scheurs,

Daphne Tubée en Johan Van den Broek

Cover: © D. Clits

Verantwoordelijke uitgever: Johan Van den Broek, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

Vormgeving en drukwerk: print-id, Overpelt

Postbus: provincie Limburg, Directie Ruimte, Dienst Milieu en Natuur, Universiteitslaan 1,

3500 Hasselt, 011 23 83 38, [email protected], www.limburg.be

Oplage: 10 500 exemplaren

Papier: Kringloop Cyclus Offset 115 g

D/1999/5857/17

5 juni 2016 Zorg voor MA (Moeder Aarde)

Dag met workshops, speeches, MA-markt, rondleidingen en demonstraties,

Kasteel Nieuwenhoven, Sint-Truiden. GRATIS

www.changethinkpositive.eu