Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de...

17
3 Jeugdverblijven Aan de orde is de behandeling van: - Vaststelling van bepalingen op het gebied van jeugdver- blijven ( Wet op de jeugdverblijven ). De voorzitter: Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom in de Eerste Kamer. Als eerste zal ik het woord geven aan de heer Rombouts voor zijn maiden- speech. Ik zal nu even de stemmingsbel laten luiden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Rombouts (CDA): Mevrouw de voorzitter. Een stad die investeert in onderwijs, sport en cultuur zal uiteindelijk ook een economisch succes- volle stad zijn. Bovendien zal het een veiligere stad worden. Wat mij betreft gaat het om die drie woorden: onderwijs, sport en cultuur. Ik heb als burgemeester de afgelopen decennia geleerd dat als je op die drie terreinen stevig investeert, je het als stad beter doet dan steden die op die terreinen in mindere mate investeren. Je krijgt er een ster- kere economie van en je hebt minder last van criminaliteit. Het is een waarneming van een burgemeester, die gelukkig wordt onderbouwd door nationaal en internationaal onderzoek. Dat een diploma vandaag de dag geen garantie is voor een baan, bewijst de huidige, te hoge jeugdwerkloosheid. Een diploma is echter nog altijd het beste gif tegen werkloos- heid. Op zijn beurt is sport het beste gif tegen rondhangen, niks doen, vandalisme en criminaliteit. En als een stad al zijn jongeren, zowel autochtoon als allochtoon, ook in aanraking weet te brengen met enige vorm van cultuur — als het kan meerdere vormen — dan is dat naar mijn oprechte mening het beste gif tegen uitsluiting, discrimina- tie, intolerantie en disrespect. Een goed boek, een indrin- gend toneelstuk, een aangrijpende film, een ontroerend gedicht en een protestsong leveren stof voor jong en oud tot nadenken en nieuwe inzichten. De Vlaamse actrice Simone Milsdochter hield mij ooit het volgende voor. Zij zei dat je de mensen niet moet vertellen wat cultuur hen kan brengen, maar wat cultuur hen kan afpakken: hun onterechte vooroordelen, hun angst voor het vreemde en de vreemdeling en hun te starre blik op de wereld. Hoor ik u nu denken: wat heeft dit alles te maken met de Wet op de jeugdverblijven? Dat is dit: wat voor steden geldt, geldt ook voor landen. Een land dat investeert in onderwijs, sport en cultuur, zal het uiteindelijk economisch en op het gebied van de veiligheid beter doen dan landen die dat in mindere mate doen. Recente cijfers leren dat het met 85% van de jongeren in ons land goed gaat. Veel van het over- heidsbeleid, zowel lokaal en regionaal als landelijk, richt zich dan ook op de andere 15%. Dat is terecht. Het is echter voor een samenleving van cruciaal belang structureel en permanent te blijven investeren in goed onderwijs voor alle jongeren, in sport voor iedereen en in cultuurparticipatie. Louise Fresco schreef dat cultuur vensters opent op morele dilemma's. Wie nooit in aanraking komt met literatuur of theater, heeft geen idee van de grote vraagstukken waar individuen en samenlevingen in de geschiedenis voor hebben gestaan. Macht, liefde, corruptie en onbaatzuchtig- heid komen in cultuur op indringende wijze tot leven, zo schrijft zij. Het verschaft kinderen een morele bagage die hen op hun levenspad zal begeleiden als zij op jonge leeftijd in aanraking worden gebracht met cultuur. Morele vorming of, zoals Schiller het noemde, Bildung, civil courage en vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs van het Nationaal Monument Kamp Vught poneerde professor Kees Schuyt de volgende stelling: de beste manier om morele vaardigheid over te dragen aan nieuwe generaties is via kunstzinnige vorming en sportieve, lichamelijke en geestelijk-mentale training, bijvoorbeeld door toneelspelen of samen muziek maken. Dit leert jongeren met elkaar om te gaan en iets samen te doen. Jongeren worden onvermijdelijk geconfronteerd met verschillen in karakter en temperament, in opvoeding en opvatting en in huidskleur en maatschappelijke achtergrond. Schuyt noemde dat sportief samenwerken en dat toneelspe- len en muziek maken "oefenveldjes". Letterlijk en figuurlijk zijn het oefenveldjes voor morele vorming. Tegen deze achtergrond begrijpt de CDA-fractie in de Eerste Kamer heel goed dat het lid Heerma bij de behandeling in de Tweede Kamer een amendement heeft ingediend om actief burgerschap en sociale integratie onderdeel uit te laten maken van de wettelijke kwaliteitsvoorschriften voor jeugdverblijven. In het politieke en maatschappelijke debat voorafgaand aan de indiening van het wetsontwerp rezen destijds vragen. Dragen de privaat gefinancierde Turks- Nederlandse internaten wel voldoende bij aan de integratie van de daar aanwezige kinderen? Mijn fractie onderschrijft het doel van het wetsvoorstel om de controleerbaarheid en de transparantie van de situatie in de jeugdverblijven te vergroten, ten behoeve van de ongestoorde ontwikkeling en veiligheid van de daar langdurig en buiten toezicht van hun ouders verblijvende kinderen. Toch roepen wij de minister op om nog eens goed uit te leggen waarom de regering toezicht van overheidswege daarop echt nodig vindt. Dit zal hopelijk bijdragen aan de acceptatie van de wet bij de direct betrokkenen. Het zal de minister bekend zijn dat de brancheorganisatie van deze internaten het wetsvoorstel ervaart als een inmenging in het ouderlijk gezag en als een brevet van onvermogen jegens de bestuurders van deze internaten. Mijn fractie kan wel enig begrip opbrengen voor die kritiek. Wij hechten als christendemocraten namelijk ook groot belang aan de eigen verantwoordelijkheid van ouders. Waar burgers zelf hun verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen, past terughoudendheid van overheidswege. In zekere zin staan wij als CDA-fractie dan ook voor een dilemma. Zijn wij voor zelfregulering of overheidsregule- ring? In beginsel moet de overheid enige afstand bewaren tot maatschappelijke organisaties en dus daar niet te snel en diep ingrijpen, naar aanleiding van een incident. Anderzijds gaat het Verdrag inzake de rechten van het kind ervan uit dat "the best interest of the child" oftewel het belang van het kind altijd leidend moet zijn. Dat verdrag gaat er ook van uit dat dit in sommige situaties kan beteke- nen dat de veiligheid van het kind, ook de sociale veiligheid, 18-3-1 2 februari 2016 EK 18 Herdruk Jeugdverblijven Eerste Kamer

Transcript of Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de...

Page 1: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

3Jeugdverblijven

Aan de orde is de behandeling van:- Vaststelling van bepalingen op het gebied van jeugdver-blijven ( Wet op de jeugdverblijven ).

De voorzitter:Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheidvan harte welkom in de Eerste Kamer. Als eerste zal ik hetwoord geven aan de heer Rombouts voor zijn maiden-speech. Ik zal nu even de stemmingsbel laten luiden.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Rombouts (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Een stad die investeert in onderwijs,sport en cultuur zal uiteindelijk ook een economisch succes-volle stad zijn. Bovendien zal het een veiligere stad worden.Wat mij betreft gaat het om die drie woorden: onderwijs,sport en cultuur. Ik heb als burgemeester de afgelopendecennia geleerd dat als je op die drie terreinen steviginvesteert, je het als stad beter doet dan steden die op dieterreinen in mindere mate investeren. Je krijgt er een ster-kere economie van en je hebt minder last van criminaliteit.Het is een waarneming van een burgemeester, die gelukkigwordt onderbouwd door nationaal en internationaalonderzoek.

Dat een diploma vandaag de dag geen garantie is voor eenbaan, bewijst de huidige, te hoge jeugdwerkloosheid. Eendiploma is echter nog altijd het beste gif tegen werkloos-heid. Op zijn beurt is sport het beste gif tegen rondhangen,niks doen, vandalisme en criminaliteit. En als een stad alzijn jongeren, zowel autochtoon als allochtoon, ook inaanraking weet te brengen met enige vorm van cultuur —als het kan meerdere vormen — dan is dat naar mijnoprechte mening het beste gif tegen uitsluiting, discrimina-tie, intolerantie en disrespect. Een goed boek, een indrin-gend toneelstuk, een aangrijpende film, een ontroerendgedicht en een protestsong leveren stof voor jong en oudtot nadenken en nieuwe inzichten. De Vlaamse actriceSimone Milsdochter hield mij ooit het volgende voor. Zijzei dat je de mensen niet moet vertellen wat cultuur henkan brengen, maar wat cultuur hen kan afpakken: hunonterechte vooroordelen, hun angst voor het vreemde ende vreemdeling en hun te starre blik op de wereld.

Hoor ik u nu denken: wat heeft dit alles te maken met deWet op de jeugdverblijven? Dat is dit: wat voor steden geldt,geldt ook voor landen. Een land dat investeert in onderwijs,sport en cultuur, zal het uiteindelijk economisch en op hetgebied van de veiligheid beter doen dan landen die dat inmindere mate doen. Recente cijfers leren dat het met 85%van de jongeren in ons land goed gaat. Veel van het over-heidsbeleid, zowel lokaal en regionaal als landelijk, richtzich dan ook op de andere 15%. Dat is terecht. Het is echtervoor een samenleving van cruciaal belang structureel enpermanent te blijven investeren in goed onderwijs voor allejongeren, in sport voor iedereen en in cultuurparticipatie.

Louise Fresco schreef dat cultuur vensters opent op moreledilemma's. Wie nooit in aanraking komt met literatuur oftheater, heeft geen idee van de grote vraagstukken waarindividuen en samenlevingen in de geschiedenis voorhebben gestaan. Macht, liefde, corruptie en onbaatzuchtig-heid komen in cultuur op indringende wijze tot leven, zoschrijft zij. Het verschaft kinderen een morele bagage diehen op hun levenspad zal begeleiden als zij op jonge leeftijdin aanraking worden gebracht met cultuur. Morele vormingof, zoals Schiller het noemde, Bildung, civil courage envorming van moedige burgers zijn broodnodig in desamenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst.

In de lezing voor de donateurs van het Nationaal MonumentKamp Vught poneerde professor Kees Schuyt de volgendestelling: de beste manier om morele vaardigheid over tedragen aan nieuwe generaties is via kunstzinnige vormingen sportieve, lichamelijke en geestelijk-mentale training,bijvoorbeeld door toneelspelen of samen muziek maken.Dit leert jongeren met elkaar om te gaan en iets samen tedoen. Jongeren worden onvermijdelijk geconfronteerd metverschillen in karakter en temperament, in opvoeding enopvatting en in huidskleur en maatschappelijke achtergrond.Schuyt noemde dat sportief samenwerken en dat toneelspe-len en muziek maken "oefenveldjes". Letterlijk en figuurlijkzijn het oefenveldjes voor morele vorming.

Tegen deze achtergrond begrijpt de CDA-fractie in de EersteKamer heel goed dat het lid Heerma bij de behandeling inde Tweede Kamer een amendement heeft ingediend omactief burgerschap en sociale integratie onderdeel uit telaten maken van de wettelijke kwaliteitsvoorschriften voorjeugdverblijven. In het politieke en maatschappelijke debatvoorafgaand aan de indiening van het wetsontwerp rezendestijds vragen. Dragen de privaat gefinancierde Turks-Nederlandse internaten wel voldoende bij aan de integratievan de daar aanwezige kinderen? Mijn fractie onderschrijfthet doel van het wetsvoorstel om de controleerbaarheiden de transparantie van de situatie in de jeugdverblijven tevergroten, ten behoeve van de ongestoorde ontwikkelingen veiligheid van de daar langdurig en buiten toezicht vanhun ouders verblijvende kinderen. Toch roepen wij deminister op om nog eens goed uit te leggen waarom deregering toezicht van overheidswege daarop echt nodigvindt. Dit zal hopelijk bijdragen aan de acceptatie van dewet bij de direct betrokkenen.

Het zal de minister bekend zijn dat de brancheorganisatievan deze internaten het wetsvoorstel ervaart als eeninmenging in het ouderlijk gezag en als een brevet vanonvermogen jegens de bestuurders van deze internaten.Mijn fractie kan wel enig begrip opbrengen voor die kritiek.Wij hechten als christendemocraten namelijk ook grootbelang aan de eigen verantwoordelijkheid van ouders. Waarburgers zelf hun verantwoordelijkheid kunnen en willennemen, past terughoudendheid van overheidswege. Inzekere zin staan wij als CDA-fractie dan ook voor eendilemma. Zijn wij voor zelfregulering of overheidsregule-ring? In beginsel moet de overheid enige afstand bewarentot maatschappelijke organisaties en dus daar niet te snelen diep ingrijpen, naar aanleiding van een incident.Anderzijds gaat het Verdrag inzake de rechten van het kindervan uit dat "the best interest of the child" oftewel hetbelang van het kind altijd leidend moet zijn. Dat verdraggaat er ook van uit dat dit in sommige situaties kan beteke-nen dat de veiligheid van het kind, ook de sociale veiligheid,

18-3-1

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 2: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

voorgaat, zelfs als daarmee andere vrijheden beperkt wor-den.

Wanneer de overheid zichzelf dan toch stevige bevoegdhe-den toebedeelt, dient daar een gegronde reden voor te zijn.Die moet dat ook aangetoond worden. Hier wringt hem nounet de schoen voor de direct betrokkenen. Zij missen eendegelijke onderbouwing van het voorstel en ook de Raadvan State doet dat. Hij mist een analyse van "de problema-tiek in de jeugdverblijven". De raad spreekt voorts vanonvoldoende onderbouwing van het wetsvoorstel. Mijnfractie verneemt graag een reactie van de minister hierop.Meer precies: wat rechtvaardigt het hier willen en kunneningrijpen van overheidswege, zeker nu de internaten zichtoch juist vrijwillig onderworpen hebben aan nadere zelfre-gulering?

Tot slot vraagt mijn fractie de minister om expliciet uit tespreken — ik zeg met nadruk "expliciet uit te spreken" —dat op grond van dit wetsvoorstel van onaangekondigdbinnentreden in de jeugdverblijven namens het college vanburgemeester en wethouders in beginsel geen sprake kanen mag zijn, tenzij daar dringende en acute redenen voorzijn.

Mevrouw de voorzitter. Bijna 40 jaar geleden mocht ik alspas afgestudeerd juristje aan de overkant, in de TweedeKamer, bij de KVP-fractie — kent u die nog? — in diensttreden en mijn werkzame leven beginnen. Ik wil dat u weetdat ik het als een voorrecht beschouw om nu deel van dezeKamer uit te mogen maken. Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:Mijnheer Rombouts, mijn hartelijke gelukwensen met uwmaidenspeech. Staat u mij toe om kort iets van uw achter-grond te schetsen. U hebt rechten gestudeerd in Nijmegen.Uw politieke interesse was al vroeg gewekt, want direct nauw studie ging u aan de slag — u zei het zojuist — alsmedewerker binnenlandse zaken en justitie voor de KVP-fractie in de Tweede Kamer. Zo werd u in 1977 een van despeechschrijvers van CDA-lijsttrekker Dries van Agt.

In 1979 werd u benoemd tot burgemeester van Wouw. Metslechts 28 lentes jong was u indertijd de jongste burgemees-ter van het land. In die jaren bent u ook nog gepromoveerdop een onderzoek naar de procedure voor gemeentelijkeherindeling in Nederland, België, Denemarken en Zweden.Ik zie dat u instemmend knikt, dus het is correct wat ik zeg.

In 1989 werd u benoemd tot burgemeester van Boxtel. In1992 werd u directeur van het Interprovinciaal Overleg enin 1996 burgemeester van Den Bosch. Deze functie vervultu tot op de dag van vandaag met groot plezier. U voelt zichnauw verbonden met de Hertogstad, die bekend staat omzijn open, toegankelijke sfeer. Al vier keer werd de staduitgeroepen tot de meest gastvrije gemeente van het land.U bent een burgemeester die graag tussen zijn mensen wilstaan en die wil besturen op basis van zijn gevoel en gezondverstand. Komt het aan op een crisissituatie, dan zijn beideelementen volgens u van essentieel belang.

In al die jaren als burgemeester werd u dan ook meer daneens geconfronteerd met taferelen die niet zouden misstaanop een schilderij van de beroemdste inwoner van de staduit de geschiedenis: Jheronimus Bosch. Deze schilder isvoor de stad van grote waarde en u zult het dan ook onge-

twijfeld als een hoogtepunt ervaren dat na jarenlangevoorbereidingen nu eindelijk het Boschjaar is aangebroken.In een interview gaf u aan dat het een once-in-a-lifetimeexperience is om zo veel werken van Bosch bij elkaar tezien. Daarmee doet u de ouderen onder ons tekort, wantzij zullen zich ook nog een Boschjaar uit 1967 kunnen herin-neren. Wat wél uniek is, is het nieuw ontdekte schilderijvan de heilige Antonius waarvan gisteren bekend werdgemaakt dat het jarenlang in een Amerikaans depot hadgestaan.

Mijnheer Rombouts, als burgemeester hebt u meermaalsgepleit voor continuïteit in openbaar bestuur en aandachtvoor de positie van de gemeente. Het lijdt geen twijfel datdeze aandachtspunten ook in uw werk voor deze Kamernaar voren zullen komen. Wij wensen u veel succes metuw verdere bijdrage.

Ik schors de vergadering om de collegae en mezelf degelegenheid te geven om u geluk te wensen met uw mai-denspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voorzitter. Mag ik van de gelegenheid gebruikmaken omcollega Rombouts van harte te feliciteren met zijn maiden-speech? Het is mooi dat hij, net voor de opening van degrote Jheronimus Bosch-tentoonstelling en de dag nadater plotseling weer een nieuw schilderij is opgedoken, ditonderwerp weet te koppelen aan cultuurontwikkeling enopvoeding van kinderen. Ik feliciteer hem daarmee. Ik gazeker genieten van de tentoonstelling al was het maaromdat de heer Rombouts mij daarvoor heeft uitgenodigd.U bent niet uitgenodigd, voorzitter? Dat is toch wat. Wellicht,wellicht …

Voordat ik op de inhoud van het wetsvoorstel inga, wil ikgraag twee opmerkingen maken. Mijn fractie vindt het heeljammer dat ouders tot op de dag van vandaag soms kiezenvoor internaten als ze ook zelf hun kinderen kunnenopvoeden. Zeker als het dan ook nog gaat om kinderen metroots in een ander land kan dat niet anders dan betekenendat het kind niet ondergedompeld wordt in de Nederlandsesamenleving. Daardoor zouden ze op zich al beter moetenkunnen integreren. Als ouders zelf niet of onvoldoende instaat zijn om hun kinderen op te voeden, dan ben ik ervoordat ze kunnen voor opvoedingsondersteuning of coachingkiezen in plaats van voor afzondering.

Daarover gaat ook mijn tweede opmerking. Ik ben langactief geweest als voorzitter van Schuttevaer, de branche-vereniging van de binnenvaart. In die hoedanigheid heb ikuitgebreid meegemaakt hoe het gaat met de schippersinter-naten. Ik kan u zeggen dat vrijwel alle ouders het buitenge-woon betreuren dat zij hun kinderen, door hun beroep, inhet internaat moeten doen. Meestal hebben zij daar overi-gens zelf ook op gezeten en weten ze heel goed hoe hetdaar is. Daarom is er ook zeer grote ouderbetrokkenheidbij dat internaat. Het is een noodzakelijkheid door afwezig-heid van de ouders vanwege hun beroep. Dat geldt overi-gens ook voor expats. Ook de overheid erkent dat dezeouders gedwongen zijn, hun kinderen in overigens goedfunctionerende internaten onder te brengen en subsidieert

18-3-2

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 3: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

om die reden een deel van de kosten. Laat ik direct maarzeggen dat ik geen enkele noodzaak zie om dat soortjeugdverblijven ook onder deze wet te brengen. Dezeopmerkingen hebben dus nauwelijks met de wet te makenen dat geldt zeker voor mijn eerste opmerking.

Hoe was het ook weer? Een paar jaar werden we opge-schrikt toen bekend werd dat er een op zich beperkt aantalkinderen, meestal van Turks-islamitische afkomst, in inter-naten verbleven waar totaal geen inzicht in en dus ook geentoezicht op was. De kwaliteit was en/of leek niet altijd opti-maal. De discussie ging destijds eigenlijk meer over de(on)wenselijkheid van langs etnisch-religieuze lijn georga-niseerde jeugdverblijven. Dat gold ook voor de discussiein de Tweede Kamer. Hoewel dr. Ter Avest hier onderzoeknaar heeft gedaan en tot positieve conclusies komt, is deVVD-fractie nog steeds van mening dat het voor kinderenbeter is om ook buiten schooltijd samen met andereNederlandse kinderen van allerlei afkomst tijd door tebrengen en tevens dat er wel heel goede redenen moetenzijn om kinderen niet bij de ouders thuis te houden. Al snelwerd overigens geconcludeerd dat dat natuurlijk de keuzevan de ouders is. Je kunt ze niet verbieden om deze keuzete maken.

De kwaliteit van deze internaten is de afgelopen jaren in demeeste gevallen, dankzij het goede werk van gemeentenen ECN, de brancheorganisatie, via het vrijwillig kader datsamen met de Inspectie Jeugdzorg is ontwikkeld, sterkverbeterd. Ik wil ECN daar graag mee complimenteren.Deze mensen hebben voortreffelijk werk verricht. Eerlijkgezegd ben ik nogal verbaasd dat twee gemeenten nietwillen werken met een vrijwillig kader, maar de wetafwachten, dat heb ik althans uit de memorie van antwoordbegrepen. Kan de minister uitleggen wat de motivatie vandie gemeenten is? Ik kan mij daar niks bij voorstellen.

De VVD fractie heeft bewust zeer kritische vragen gesteld,omdat zij vindt dat er een goede reden moet zijn om overte gaan tot wetgeving als een vrijwillig kader goed functio-neert, ook omdat bij een verplichting het risico van hetweglopen van de door het vrijwillig kader ontstane energieaanwezig is. Dat stelt ons dus voor een dilemma.

Je zou kunnen zeggen dat een wet overbodig is omdatvrijwel iedereen aan het vrijwillige kader meedoet. Tegelij-kertijd constateer ik dat een, zij het heel beperkt, aantalinstellingen op dit moment niet meedoet of niet mee kandoen, al was het maar omdat de gemeenten waarin zegevestigd zijn alleen toezicht willen houden indien zedaartoe worden verplicht. Waar het hier om het opvangenvan kinderen gaat, heeft mijn fractie uiteindelijk overwogendat eigenlijk voor alle soorten van opvang en verblijf vankinderen een vorm van wettelijk geregeld toezicht bestaat,soms via de subsidierelatie, soms via andere wetgeving,zoals bij de kinderdagverblijven en dergelijke. Dan is er ookwel iets voor te zeggen om ook aan geheel door de oudersgeregelde en betaalde opvang toch enige kwaliteitseisente stellen.

Als dit wetsvoorstel wordt aanvaard, zie ik op een paarpunten risico's. Allereerst is na de opwinding van een paarjaar geleden de brancheorganisatie ECN opgericht. Dieheeft samen met de betrokken gemeenten, de VNG en hetministerie een vrijwillig kader ontwikkeld. Lopen wij nu niethet risico dat de daaruit ontstane energie wegloopt, nu allesbij wet is geregeld? Is de minister bereid om toch nog eens

met de betreffende gemeenten en de vertegenwoordigersvan de jeugdverblijven rond de tafel te gaan zitten om tebezien of, uiteraard met behoud van de lokale autonomie,men die goede samenwerking en enige stroomlijning vanhet toezicht kan afspreken?

Mijn fractie is er verbaasd over dat ook in dit wetsvoorstelwederom operationele elementen van het toezicht zijnopgenomen. Dat geldt met name voor artikel 8, waarin isopgenomen dat de toezichthouder verplicht is om eenmaalper jaar een bezoek aan het jeugdverblijf te brengen. Ligthet niet voor de hand om het toezicht risicogestuurd temaken? Dat had ik liever in de wet opgenomen gezien. Insommige gevallen zal men dan vier of vijf keer per jaargaan, omdat het jeugdverblijf nog onbekend is of omdatdingen zijn fout gegaan, terwijl men gezien de afsprakenen de transparantie wellicht slechts af en toe naar een anderhoeft toe te gaan. Kan de minister hier nog eens op ingaan?Misschien heeft het enige betekenis voor het in werkingstellen van dat artikel.

Laat ik direct zeggen dat moet worden voorkomen dat dezewet wordt gebruikt om, ik zeg het maar onparlementair, zote pesten dat werkvoortzetting onmogelijk wordt. Nogmaals,hoe jammer men de keuze ook vindt, hier geldt echt deGrondwet. Ik denk dat meerdere grondwetsartikelen, bij-voorbeeld 1, 6 en 8, van toepassing zijn, naast het EVRM.Mensen hebben de vrijheid om keuzes te maken. Ik zougemeenten die die neiging hebben, eerder willen adviserenom het gesprek over de opvoeding met de ouders aan tegaan en te bezien op welke wijze ze de ouders kunnensteunen.

Samenvattend, de VVD heeft nog een paar vragen en hooptdat de minister hierop positief wil reageren. Na ampeleoverwegingen heeft de fractie overwogen dat dit wetsvoor-stel gesteund kan worden. Daarmee biedt het overigensook een kader in geval er nieuwe ontwikkelingen zijn diewij nu nog niet kennen. In de memorie van antwoord issprake van de opvang van loverboys. Ik heb daar zo mijnaarzelingen over, maar je kunt je wel voorstellen dat er danin ieder geval beter zicht komt op de nieuwe ontwikkelingen.

De voorzitter:Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik moet even opmerkendat de elektronica ons in zoverre in de steek laat dat detimer het niet doet. Inmiddels heb ik een apparaatje gekre-gen waarmee ik het met de hand kan bijhouden. Ik zaliedereen tijdig waarschuwen. Mevrouw Jorritsma, u hebthelaas 7,5 minuut gesproken in plaats van 5. Het is verve-lend dat de woordvoerders de spreektijd nu niet kunnenzien. Als de opgegeven tijd daar is, zal ik de woordvoerdersdaarop wijzen.

Het woord is aan mevrouw Nooren.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Voorzitter. Ik kan het oplossen door heel snel te gaan praten,maar dat zal ik niet doen. Ook mijn felicitaties aan de heerRombouts. Zijn ambities ten aanzien van onderwijs, sporten cultuur spatten ervan af. Dat stimuleert. Ik hoop dat wijhierover samen nog het debat kunnen voeren.

18-3-3

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 4: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

Voorzitter. Vandaag buigen we ons over de Wet op dejeugdverblijven. Aanleiding tot deze wet is een motie in deTweede Kamer van Azmani en Yücel. Zij verzochten deregering een kwaliteitskader op te stellen waarmee opwettelijk afdwingbare wijze toegezien kan worden op zakenals het pedagogisch klimaat en de kwaliteit van de huisves-ting van wat de indieners aanduiden als "moskee-interna-ten".

De PvdA-fractie dankt de regering voor de antwoorden opde schriftelijke vragen van deze Kamer. Daaruit blijkt datde meeste Turks-Nederlandse internaten zich houden aanhet in 2013 vastgestelde vrijwillige kwaliteitskader en datbijna alle — helaas niet alle — gemeenten daarop toezien.Dat vinden wij heel belangrijk.

Bij het beantwoorden van de vraag of er dan toch wetgevingnodig is, gaat het om de zoektocht naar een adequaatevenwicht tussen de rol en verantwoordelijkheid van deouder, die van de overheid en die van de jeugdverblijven.Terecht geeft de regering in haar schriftelijke beantwoordingaan dat artikel 274, boek 1, van het Burgerlijk Wetboek enartikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming vande rechten van de mens en de fundamentele vrijhedennopen tot grote terughoudendheid van de overheid. Tege-lijkertijd is de regering van mening dat rekening moetworden gehouden met de veranderende opvattingen in desamenleving over de zorgplicht van de overheid voor hetwelzijn en de sociale veiligheid van kinderen, en dat daarbijpast dat het toezien op de kwaliteit van jeugdverblijvengeen kwestie meer kan zijn van vrijblijvendheid.

Daarmee is een situatie ontstaan waarbij er aan de ene kantde behoefte is aan een wettelijk instrumentarium om tekunnen toezien op de jeugdverblijven, en aan de anderekant er ruimte moet blijven voor ouders om op hun eigenwijze hun ouderlijk gezag uit te oefenen. Wij zijn van oordeeldat het voorliggende wetsvoorstel de zoektocht naar pro-portionaliteit in het toezicht goed weerspiegelt. Als PvdA-fractie vinden we dat de regering dit adequaat heeft inge-vuld. Er wordt immers uitgegaan van minimale waarborgenvoor de sociale veiligheid en ontwikkeling van het kind enin het gebruik van kwaliteitsvoorschriften hebben oudersnadrukkelijk een rol gekregen.

De regering heeft ervoor gekozen om niet alleen iets teregelen voor Turks-Nederlandse internaten. Het wetsvoor-stel richt zich immers op alle private initiatieven die nu nietonder enige andere vorm van overheidstoezicht vallen. Wijsteunen deze brede benadering van de regering. Op éénpunt — mevrouw Jorritsma had het er ook al over — roeptde schriftelijke beantwoording van de regering over dereikwijdte van de wet vragen op. Er wordt enerzijds aange-geven dat schippersinternaten onder een subsidieregelingvallen, dus niet onder het wetsvoorstel, en anderzijds datonderzocht wordt of vmbo-opleidingen voor binnenvaart,kustvaart en zeevaart ook onder de reikwijdte van hetwetsvoorstel moeten gaan vallen. Wij willen de ministervragen te verhelderen of deze internaten nu wel of nietonder dit wetsvoorstel gaan vallen en wat daarbij de argu-mentatie is.

In de zoektocht naar de juiste proportionaliteit met vol-doende waarborgen voor de kwaliteit en veiligheid wordtniet alleen gewerkt met een minimaal kwaliteitskader, maarook met een beperkte rol van de GGD-inspecteurs dienamens de gemeenten het toezicht uitvoeren. Mijn fractie

heeft behoefte aan helderheid van de regering. Dan gaathet met name over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheidvan de wet.

Hoe kan worden voorkomen dat met deze wet schijnzeker-heid wordt gecreëerd wat betreft de sociale veiligheid enwaarborgen voor de ontwikkeling van kinderen in jeugdver-blijven? Gemeenten hoeven immers slechts één keer perjaar op locatie de situatie te gaan bekijken. Hoe houden zijdan de rest van het jaar zicht op de jeugdverblijven? Steldat een gemeente kiest voor een vooraf aangekondigdjaarlijks bezoek, is het dan niet denkbaar dat iedereen, duskinderen en mogelijk ook begeleiders, op de dag van deGGD-inspectie zich anders gedraagt dan normaal en deinspecteurs geen realistisch beeld krijgen van de feitelijkesituatie? Zou het niet verstandiger zijn als de GGD-inspec-teurs onaangekondigd een jeugdverblijf bezoeken, zoalsinmiddels ook gebruikelijk is in de gezondheidszorg enjeugdzorg? Daarmee zijn goede ervaringen opgedaan. Ishet niet verstandiger dat de inspecteurs de frequentie vanhun bezoek afstemmen op de feitelijke situatie die zij aan-treffen? Mevrouw Jorritsma noemde dat het risicogestuurdetoezicht. Wij zijn zeer benieuwd hoe de minister hiertegenaankijkt.

In het wetsvoorstel, artikel 2, wordt ervan uitgegaan dat dehouder onverwijld een eenmalige mededeling aan het col-lege doet over het in stand houden van een jeugdverblijf.De vraag is of dit wel zo vanzelfsprekend is. Het bieden vanopvang aan een beperkt aantal kinderen is mogelijk in eenreguliere woning. Het jeugdverblijf kan op basis van parti-culiere middelen zijn activiteiten uitvoeren en heeft daar-door geen natuurlijke verbinding met reguliere publiekeorganen of zorgverzekeraars. Hoe krijgt de gemeente zichtop initiatieven die straks onder de reikwijdte van de wetgaan vallen, maar al dan niet bewust verzuimd hebben omzichzelf te melden? Wij vragen de minister om er zorg voorte dragen dat alle private jeugdverblijven in beeld zijn. Hoedenkt hij dit te kunnen bereiken?

Mijn laatste vraag gaat over de reikwijdte van de verant-woordelijkheid van medewerkers van de GGD, die belastzijn met het toezicht. In de memorie van antwoord staat datook particuliere initiatieven voor de opvang van lover-boyslachtoffers onder de wet gaan vallen. Ik spreek lieverover kinderen die slachtoffer zijn geworden van pooiers.Het gaat in veel gevallen om kwetsbare jongeren die doorwat zij mee hebben gemaakt psychische schade hebbenopgelopen en mogelijk behandeld moeten worden. Het kanook voorkomen dat deze kinderen tegen zichzelf beschermdmoeten worden, omdat zij er nog niet van overtuigd zijndat degene die hen heeft verleid, tot wat wij als vormenvan prostitutie beschouwen, kwaad van zin is. Hoe ver reiktin die gevallen de verantwoordelijkheid van de toezichthou-dende ambtenaren van de GGD, zeker in het licht van degemeentelijke verantwoordelijkheid voor de Jeugdwet? Ishet in die gevallen toereikend als zij alleen kijken naar deelementen die opgenomen zijn in het ontwerpbesluit? Wijzijn benieuwd naar het antwoord van de minister op ditpunt.

Ik kom tot een afronding. De Wet op de jeugdverblijvenbiedt belangrijke waarborgen zodat kinderen, die in privatejeugdinstellingen verblijven, veilig en gezond kunnenopgroeien, hun talenten kunnen benutten en naar vermogenkunnen participeren in de maatschappij. De PvdA ziet uit

18-3-4

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 5: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

naar de antwoorden van de minister om beter zicht te krij-gen op met name de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.

De voorzitter:Dank u wel, mevrouw Nooren. U hebt het keurig in zevenminuten en zes seconden gedaan.

De heer Don (SP):

Voorzitter. Ook ik feliciteer de heer Rombouts met zijnmaidenspeech.

Vandaag wordt de Wet op de jeugdverblijven plenairbesproken. Een wetsvoorstel als reactie op een relatief kleinmaar toch stevig maatschappelijk probleem. In 2012 signa-leert de NRC dat er honderden kinderen in moskee-interna-ten wonen, waarbij er twijfels zijn over de brandveiligheiden de kwaliteit van het pedagogisch toezicht, maar waarook sprake is van een etnische gerichtheid op de eigengemeenschap. Na deze publicatie en andersoortige signalenontstond er een stevige maatschappelijke discussie dieonder andere tot het hier te bespreken wetsvoorstel heeftgeleid.

Ik wil dit wetsvoorstel vanuit twee gezichtspunten kortbespreken: de vraag wat het doel van het wetsvoorstel isen de vraag of een wettelijke kader het antwoord op hetgeconstateerde maatschappelijk probleem is. Voordat ikaan mijn eerste gezichtspunt begin wil ik kort vertellen watmijn denken als zorgverlener heeft beïnvloed en hoe ik nunaar het voorliggende wetsvoorstel kijk. Erving Goffmanschreef als socioloog begin jaren zestig een essay overkarakteristieken van totale instituties, zoals psychiatrischeziekenhuizen, internaten, kloosters, gevangenissen et cetera.Instellingen waar bewoners in afhankelijkheid 24 uur perdag verblijven. Het leven speelt zich 7 dagen in de week,24 uur per dag binnen de muren van de instelling af. Goff-man beschreef de vergaande gevolgen van deze fysiekemaar soms ook dwingende sociale structuur op de mentaletoestand en het gedrag van sommige bewoners. Hij noemdedit proces met een wat zuur woord "mortificatie". En ik zeghet in mijn eigen woorden: een verdergaande toestand vanvervlakking en afhankelijkheid. Toezicht van buitenaf enhet hebben van invloed op de directe leefomgeving zijnnodig om als bewoner, binnen zo'n situatie, actief en inbalans te kunnen functioneren.

We zijn 50 jaar verder en wijzer geworden met hoe wij nudenken over verblijf. De positie van de zorgvrager of zijnof haar vertegenwoordiger is veranderd. Voor door derdengefinancierde instellingen, zoals een RIBW maar ook bijvoor-beeld een kinderdagverblijf, hebben wij wet- en regelgevingdie de rechten van cliënten en hun vertegenwoordigerswaarborgen en aangeven hoe toezicht is geregeld. Watbetreft de SP is het stellen van vergelijkbare kwaliteitskadersaan privaat gefinancierde verblijven, zoals de jeugdverblij-ven een goede zaak! Ook daar verblijven personen inafhankelijkheid!

Ik ga verder met mijn eerste gezichtspunt, de vraag wat hetdoel van dit wetsvoorstel is. De grondslag van het wetsvoor-stel is een motie van de Tweede Kamerleden Azmani enYücel. De motie beoogt afdwingbaarheid, transparantie vande moskee-internaten en een verantwoord pedagogischklimaat en huisvesting. Volgens de memorie van toelichting

heeft het wetsvoorstel tot doel de veiligheid en de onge-stoorde ontwikkeling van het pedagogisch klimaat voorkinderen die verblijven in een jeugdverblijf zo veel mogelijkte waarborgen. Om dit doel te bereiken worden kwaliteits-regels voorgesteld om een jeugdverblijf te kunnen startenen te organiseren. Daarbij regelt dit wetsvoorstel toezichtdoor de gemeente waar het jeugdverblijf zich bevindt. Dejeugdverblijven kunnen op grond van deze regels gecontro-leerd worden en de regels geven de houder van het jeugd-verblijf de verantwoordelijkheid zichtbaar te maken welkeactiviteiten rondom de kinderen worden georganiseerd.

De fractie van de SP onderschrijft het doel van dit wetsvoor-stel volledig. Ook kunnen wij ons vinden in de in het wets-voorstel voorgestelde kwaliteitsregels. Deze regels zijnrandvoorwaardelijk gesteld waardoor ze niet in hetgedachtengoed van het organiserende verblijf treden. Watde SP betreft hoort dit ook zo. Bij amendement is in ditwetsvoorstel burgerschap toegevoegd. Het wetsvoorstelgeeft hiermee een inhoudelijke richting aan waarmee dehouder van het jeugdverblijf aan de slag moet. De ministerbeschrijft in de memorie van antwoord van 16 novemberjl. in algemene bewoordingen wat burgerschap inhoudt.Daarbij constateert hij de moeite die de brancheverenigingEducatieve Centra Nederland (ECN) heeft om invulling tegeven aan burgerschapsvorming, mede doordat er veelwordt gewerkt en samengewerkt met vrijwilligers. Dehandreiking die de minister biedt is de samenspraak metgemeenten en toezichthouders over de wijze waaropjeugdverblijven ondersteund kunnen worden ter invullingvan het begrip "burgerschap".

Maar wat is nu burgerschap? Ik verzoek de minister hetbegrip "burgerschap" nog eens te verduidelijken en ik vraaghem hoe hij deze handreiking aan ECN inhoud wil geven.Wat betreft de SP is een oriëntatie op de eigen cultuur engemeenschap als daarbij afstand wordt genomen van desamenleving als geheel, niet goed. We dienen met elkaarsamen te leven en dat zullen wij ons blijvend moeten reali-seren. Dit gaat niet vanzelf. Aandacht voor dit onderwerpis daarom ook in de jeugdverblijven noodzakelijk.

Ik kom bij mijn tweede gezichtspunt, te weten de vraag ofeen wet het antwoord is op het hiervoor beschreven maat-schappelijke probleem. De motie-Azmani/Yücel stelt dat,indien het niet mogelijk is binnen bestaande kaders hetkwaliteitskader een afdwingbaar karakter te geven, ditmogelijk gemaakt moet worden via een wettelijk traject.Het resultaat van deze motie is het hier te bespreken wets-voorstel voor 25 jeugdverblijven. Kan de minister toelichtenwaarom hij voor een wet heeft gekozen en niet voor eenander afdwingbaar kader? Als SP-fractie staan wij achterde niet-vrijblijvendheid, de afdwingbaarheid van de maat-regelen. Niet alle jeugdverblijven doen mee aan het vrijwil-lige kwaliteitskader. Er kunnen in de toekomst nieuwejeugdverblijven opgericht worden. En kennen wij allejeugdverblijven in ons land? Voor ons als fractie zijn ditvoldoende redenen om het overheidstoezicht dwingend inte willen regelen.

De branchevereniging Educatieve Centra Nederland heefteen aantal goede stappen gezet met haar vrijwillige kwali-teitskader. Een groot deel van de jeugdverblijven doethieraan mee. Er is een dialoog tussen de jeugdverblijvenen de gemeenten op gang gekomen. Ik hoor graag van deminister hoe deze dialoog en het verplichtende kader van

18-3-5

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 6: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

dit wetsvoorstel zich tot elkaar verhouden. Is het werkbaarvoor de jeugdverblijven en de gemeenten?

Ik sluit af. De fractie van de SP staat dus achter deafdwingbaarheid van het kwaliteitskader. Het gaat namelijkom opgroeiende kinderen in afhankelijkheid. Wij wachtenmet belangstelling de reactie van de minister af.

De voorzitter:Dank u wel, mijnheer Don.

De heer Don (SP):

Wat was mijn tijd?

De voorzitter:Zes minuten en negentwintig seconden, om precies te zijn.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Voorzitter. Ook van mijn kant feliciteer ik de heer Romboutsmet zijn maidenspeech. Ik kan het natuurlijk niet laten omals oud-wethouder cultuur te zeggen dat ik extra blij benmet zijn focus op de betekenis van een en ander voor destedelijke, maar ook de landelijke samenleving.

Mijn fractie heeft met belangstelling het voorstel voor deWet op de Jeugdverblijven bestudeerd. Aard en doel vande wet kunnen we billijken, maar omdat het om een relatiefklein werkingsgebied gaat, hebben we nog wel een paarvragen.

Bescherming van de veiligheid en de ontwikkeling vanjongeren is in het algemeen een taak voor de overheid,maar die taak moet wel proportioneel en met zekere afstandworden uitgevoerd. Het grondwettelijk recht van ouders enopvoeders om zelf en in vrijheid de opvoeding en opleidingvan hun kind ter hand te nemen, is ook voor mijn fractieeen vertrekpunt. Maar dat recht is niet ongelimiteerd; ooknu al is er veel wetgeving om in ultimo kinderen tebeschermen als hun situatie fysiek en psychisch onveiligis of kan worden. Dat is en moet zijn omgeven met waar-borgen en zorgvuldige procedures.

Als aanleiding om met aanvullende wetgeving rondominternaten te komen, noemt de regering in de memorie vanantwoord op vragen van deze Kamer het maatschappelijkeen politieke debat rondom Turks-Nederlandse jeugdverblij-ven. Het probleem acht de regering het ontbreken vaninzicht in en toezicht op jeugdverblijven in het algemeenen niet hun bestaan als zodanig.

Aanleiding en probleem zijn hier niet hetzelfde. Bescher-ming van jeugdigen in welke situatie dan ook staat wat mijnfractie betreft los van welke etnische, religieuze of levens-beschouwelijke aard dan ook. Als er aanleidingen en signa-len zijn voor zorgen omtrent de veiligheid en het welzijn,dan moet de overheid instrumenten hebben om uiteindelijkin het belang van het kind te kunnen handelen. Wij zijn watdat betreft ook blij dat het kabinet in zijn toelichting deaanleiding en de mogelijke problematiek zorgvuldig uitelkaar houdt en expliciet aangeeft dat inperking van religi-euze of levensbeschouwelijke vrijheid niet aan de orde is.Graag horen wij nog een expliciete bevestiging van de

minister dat deze wet niet gemaakt is om alleen maar spe-cifieke groepen jeugdverblijven te kunnen controleren, maardat deze ook zijn werking kan hebben in andere — wellichtnu nog niet bekende — situaties.

In de praktijk horen wij van de brancheorganisatie voorTurks-Nederlandse instellingen ECN en ook van het kabinetdat er op dit moment geen directe aanwijzing is vooronveilige situaties. De brancheorganisatie zet om die redenook in op het voortgaan op de weg van vrijwillig toezicht.Mijn fractie snapt hun redenatie en heeft waardering voordie vrijwillige inzet. Maar juist omdat deze wet niet moetzijn gemaakt voor een specifieke groep internaten, maareen algemene geldigheid moet hebben, vinden wij dezeargumentatie onvoldoende om af te zien van regel- enwetgeving. Wel vragen wij de minister hoe hij in de toe-komst het toezicht in de praktijk daadwerkelijk vorm wilgeven. Juist omdat de direct betrokken branche zijnbereidheid toont, blijft ook wat ons betreft proportioneeloptreden de norm. Zolang vrijwillige medewerking aan deorde is en er geen directe signalen zijn, blijft de wet eerdereen stok achter de deur dan een breekijzer. Deelt de ministerdeze zienswijze?

Daarnaast willen wij graag van de minister weten welkespecifieke onderwerpen binnen de jeugdinternaten aantoezicht worden onderworpen. Kan de minister daar eenduiding van geven, met name als het gaat om burgerschap?Wat ons betreft zou dat toezicht in lijn moeten zijn met demanier waarop we, zoals eerder ook gemeld, de schippers-internaten beoordelen. Kan de minister dat bevestigen?

Het begrip proportionaliteit heeft ook nog een andereinvalshoek. De directe werkingssfeer van de wet betreft eendertigtal instellingen, waar jongeren gedurende een langereperiode buiten het ouderlijk gezag worden opgevoed. Omte voorkomen dat deze wet als specifieke gelegenheidswet-geving wordt gezien, willen wij graag dat de minister pre-ciezer aangeeft welke groepen van internaten nog meeronder de werking van deze wet kunnen gaan vallen. Privateopvanghuizen voor slachtoffers van loverboys? Kennen wijinternaten van andere groepen in de samenleving, bijvoor-beeld expats, vanuit een Chinese of Japanse of welkegemeenschap dan ook? Ook hier graag een duiding.

Wij staan in principe positief tegen een wettelijke grondslagdie het mogelijk maakt van overheidswege kinderen tebeschermen in situaties waarin dat nu niet kan. Maar datmag geen specifieke gelegenheidswetgeving worden,gericht op een kleine groep. Het moet wetgeving zijn dieaansluit op wat we in soortgelijke gevallen doen. Onzevragen zijn met name daarop gericht. Wij wachten de ant-woorden van de minister graag af.

De voorzitter:Dank u wel, mijnheer Lintmeijer. Ik geef het woord aan deheer Kok.

De heer Kok (PVV):

Voorzitter. Ik zal proberen om mijn betoog binnen de tijdte houden, maar ik kan het niet zien. Nogmaals feliciteer ikde heer Rombouts met zijn maidenspeech. Ik dacht in hetbegin even dat ik in het verkeerde debat terecht was geko-men, maar gelukkig bleek dat toch anders te zijn.

18-3-6

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 7: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

Ten langen leste ligt er nu eindelijk een wetsvoorstel datenige regulering beoogt te brengen in het toezicht op dejeugdverblijven. Beter gesteld: op de talrijke zogehetenmoskee-internaten, voornamelijk Turkse, want hier gaathet in feite om. Al decennialang bestaat er een open wond.Internaten van Turkse origine ontvingen belastinggeldzonder ook maar enige vorm van objectief kritische beoor-deling. Klokkenluiders werden niet gehoord, totdat — hetis net al gezegd — de NRC in 2012 melding maakte vanbrandonveilige internaten in Rotterdam waarin honderdenkinderen zonder overheidstoezicht feitelijk zaten opgesloten.Een alarmerende situatie. Pedagogisch was er ook al vanalles mis. Pas in 2013 vond de minister het nodig om eenlapmiddel van minimumeisen in te zetten, een pakket meteen diffuus en onduidelijk karakter, waarbij de vraag bleefof ze wel opgevolgd werden. Een convenant diende hettoezicht te regelen, maar de facto stond een stad als Rotter-dam nog steeds machteloos bij ontbreken van een wettelijkebasis. Vrijblijvendheid troef.

De feitelijke situatie is gewoon zorgwekkend; sterker nog:schokkend. Kinderen van 12 tot 18 jaar wonen in dit soortoncontroleerbare internaten en koranscholen en komenniet in aanraking met de Nederlandse samenleving. Ze staanom drie uur op om een islamitische preek aan te horen; erwordt een totale overgave geëist en groepsdwang staatcentraal.

Inmiddels is deze situatie, die al niet geholpen was metgenoemd minimumpakket, er niet beter op geworden.Integendeel, het toenemend antidemocratische regime vande heer Erdogan, waarbij hem onwelgevallige groepen alsrechters, journalisten en academici domweg opgepaktworden en Turkije de weg naar een shariastaat wordtopgedreven, zal ook direct doorklinken naar alle TurkseNederlanders. Erdogan zal zijn greep op deze groep, die alvoor het grootste deel op hem stemt, alleen maar verderwillen vergroten. Waakzaamheid is geboden, zeker waarhet dit soort instellingen betreft.

De heer Don (SP):

De heer Erdogan en regels voor moskee-internaten; ik zieecht de verbinding niet.

De heer Kok (PVV):

Ik probeer de context zoals wij die zien wat breder teschetsen dan de heer Don in zijn betoog heeft gedaan. Inmijn beleving is dat op zijn plaats. Wellicht kan ik doorgaanmet mijn tekst …

De heer Don (SP):

Ik heb een andere beleving.

De heer Kok (PVV):

Laten we het daarop houden.

In deze context moet worden vastgesteld dat — ondanksde hoge mate van urgentie — de minister eigenlijk paswerkelijk in actie kwam na de aansporing bij de motie vanAzmani en Yücel, nota bene bij de behandeling van de SZW-begroting in april 2013. Vraag is dan ook of de minister zelfde noodzaak van een wettelijke regeling niet al langervoelde en of hij de minimumeisen al genoeg vond? Nu ligt

eindelijk in 2016 een wetsvoorstel met een wettelijk kaderter beoordeling voor. Het is in ieder geval al een stap in degoede richting. Maar is het de goede stap en reikt die vergenoeg?

De minister presenteert het voorstel onder de verhullendetitel van jeugdverblijven in het algemeen. Lichtelijk verwar-rend, waar het in feite neerkomt op moskee-internaten vanTurks-islamitische snit. Waarom is dit niet explicietbenoemd in lijn met de motie en de geconstateerde proble-matiek? In dit verband wijs ik graag op de opmerking vande Raad van State, die stelt dat een duidelijke analyse vande problematiek ontbreekt en dat zo niet te beoordelen isof met dit voorstel de juiste oplossing is gekozen. Deminister lijkt ervoor weg te lopen; de tekst van zijn voorstelheeft een hoog instrumenteel karakter. De discussie overhet bestaan van een parallelle samenleving en het mono-etnisch karakter van dit soort verblijven wordt angstvalligvermeden. Het geheel blijft hangen in een technocratisch,maar beleidsarm jasje, bij ontbreken van een duidelijkexpliciete visie, daarin mogelijk gehinderd door vormenvan correctheid en ultieme voorzichtigheid.

Voordat we aan het wetsvoorstel sec toekomen, roept ditalles zo toch de nodige prealabele vragen op. Hoe kijkt dezeminister aan tegen een recente bericht van Omroep Westvan gisteren, waarin wordt gewaarschuwd dat kinderen uitmoslimgezinnen op steeds jongere leeftijd radicale ideeënhebben? Dit werd nog uit onverdachte bron bevestigd dooreen Haagse D66-wethouder, die hierin een potentieel gevaarziet voor onze samenleving.

Hoe taxeert deze minister de onderliggende problematieken wat is zijn verwachting van de effecten van het tegen-gaan van het verder afdrijven van Nederlandse waardenen geldende opvattingen? Kan de minister ook aangevenhoe hij tot nu toe heeft geacteerd op dit gevoelige dossiervan integratie en bestrijding van ongewenste excessen?Hoe beziet hij met zijn langjarige ervaring dit soort organi-saties, de daar onderwezen kennis, het achterliggendgedachtegoed en de gebleken praktijk van groepsdwangen toenemende indoctrinatie? Denkt hij dat het nu aange-reikte instrumentarium daar adequaat op kan reageren?

Kent de minister overigens de exacte omvang van dedoelgroep? Baseert hij zich alleen op de opgave van debrancheorganisatie ECN, die indiceert dat het per 2015 om740 kinderen zou gaan in Turks-Nederlandse internaten en22 in Marokkaans-Nederlandse? Is dit een compleet over-zicht en is SZW doende om actief onderzoek te doen? Deindruk bestaat namelijk dat de minister op dit momentgemakshalve maar uitgaat van een vage meldplicht. Ikciteer: "gemeenten hoeven niet actief te gaan zoeken". Zeworden aangespoord "alert" te zijn. Overigens komeninschattingen van de VU al uit op circa 3000.

Dit alleen al roept naar de mening van mijn fractie de sug-gestie van vrijblijvendheid op. Gaat het nu om een set vanafdwingbare verplichte regels, die de ernst van de zaakmoeten onderstrepen, of gaat het om lippendienst naar deindieners van de motie? Als dit de insteek is, laat het succesvan dit wetsvoorstel zich op voorhand raden. Illustratiefvoor deze luchtige benadering is de opmerking in dememorie van antwoord dat: "… gezien de zorgen geuit inhet politiek debat, de regering het wenselijk acht enigeregels te stellen." Iedere eigenstandige motivatie ontbreekt

18-3-7

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 8: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

vooralsnog. Die enige regels vinden vervolgens hun verta-ling in de stelling dat het gepast is om "minimale waarbor-gen op te nemen op basis van een veronderstelde propor-tionaliteit". Dat wil zeggen dat in dit geval de overheidsin-terventie in evenwicht moet zijn met de primaire verant-woordelijkheid van de ouder. Men kan zich ernstig afvragenof die verantwoordelijkheid wel wordt genomen.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Ik heb een vraag over de verantwoordelijkheid van de ouder.Is de heer Kok van mening dat ouders niet de verantwoor-delijkheid hebben voor hun minderjarige kinderen? Wan-neer zou de overheid naar zijn mening daarin moeten tre-den?

De heer Kok (PVV):

Dit is een zeer algemeen gestelde vraag. Ik heb gesprokenover proportionaliteit. Dit suggereert inderdaad dat er eenevenwicht moet zijn tussen de primaire zorgplicht van deouders — al vraag ik mij af of ouders die verantwoordelijk-heid nemen, omdat kinderen zo langjarig op deze manierin een internaat verblijven — en het feit dat je op eengegeven moment moet vaststellen wanneer de balansdoorslaat naar — laat ik het voorzichtig zeggen — enigevorm van overheidstoezicht. Daar is in deze wet sprake van.Uit mijn betoog kan worden afgeleid dat ik in ieder geval,maar ook de minister, want anders zou dit wetje er niet zijngekomen, en de indieners van de motie in de TweedeKamer, het nu opportuun achten om die balans te latendoorslaan naar het expliciteren van wettelijke regels.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Dat is de kern van het wetsvoorstel. De heer Kok heeftkennelijk een opvatting over het punt waar de ouderlijkeverantwoordelijkheid ophoudt en dat zou verder moetenreiken dan het kwaliteitskader dat nu voorligt. Waar ligtvoor de heer Kok de grens? Wanneer kan in de verantwoor-delijkheid van de ouders voor de opvoeding van een min-derjarig kind worden getreden? De heer Kok heeft daarkennelijk een opvatting over.

De heer Kok (PVV):

Ik kom hier in het vervolg van mijn betoog aan toe.

Ik heb al gesproken over de proportionaliteit. Dat wil zeggendat in dit geval de overheidsinterventie in evenwicht moetzijn met de primaire verantwoordelijkheid van de ouder,waarvan men zich ernstig kan afvragen of die wel wordtgenomen. Het langjarig onderbrengen in dit soort internatengetuigt daar niet direct van. Hoe kijkt de minister daartegen-aan? Als de regering dan ook nog stelt dat het gezag vande ouders "niet absoluut is", is dit dan de vertaling van dieminimale waarborgen? Ik wijs in dit verband op de funda-mentele opmerking van de Raad van State dat het rechtvan ouders niet onbeperkt is, met name in situaties waarinzij tekortschieten. Dat zijn niet mijn woorden. De overheidheeft dan de plicht kinderen te beschermen tegen aantastingvan hun lichamelijke en (sic) geestelijke integriteit. Ligt inhet verlengde hiervan niet de vraag naar de integratiepro-blematiek die nu feitelijk wordt genegeerd?

Waarom stelt de regering overigens dat, voor zover bij haarbekend, koranscholen die slechts informeel onderwijsaanbieden, niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstelvallen? Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat juist voor eenbrede definitie is gekozen om formeel toezicht te kunnenintroduceren op alle vormen van particuliere opvang?Waarom beschikt de regering niet over gegevens van deze"mogelijk overige groepen"? Hoe selectief is men?

Het lijkt duidelijk dat er een groot grijs gebied is en dat hetrisico van het omzeilen van de nieuwe regels zeker niet valtuit te sluiten. De regering geeft dit ook toe. Hoe effectiefkan dit wetsvoorstel dan zijn, mede gezien de vrijblijvendemeldingsplicht?

Als ik het wetsvoorstel bezie op onderliggende elementenen overwegingen, kom ik nog tot het volgende. Tegen degeschetste achtergrond van een slechts terughoudendaanbieden van minimumeisen en een beperkt toezichtin-strumentarium is het aan de jeugdverblijven om verplichteen zogeheten kwaliteitskader op te stellen. De onderwer-pen van het landelijk vrijwillig overeengekomen kwaliteits-kader zijn daartoe in de wet overgenomen, maar er zijngeen gespecificeerde inhoudelijke eisen opgenomen. Helaasontbreekt de nadere invulling daarvan en daarmee komthet toezicht van de gemeenten op losse schroeven te staan.

Ter nadere concretisering van de onderwerpen moet er nogeen AMvB worden opgesteld met specifieke voorschriften.Kan de minister toelichten of in het bijzonder de aard vanhet onderricht een plaats heeft in het kwaliteitskader? Ditis een cruciaal punt, omdat deze jongeren voor langere tijdbuiten de samenleving worden geplaatst. Hoe verhoudt ditzich tot de gepropageerde "ongestoorde ontwikkeling vandeze kinderen"? Geestelijke veiligheid dient centraal testaan. Wat moeten wij ons daarbij voorstellen nu deinstellingen ook nog "ruimte behouden om zelf het kwali-teitskader op te stellen"? Hoe serieus moeten wij dan demeldplicht naar de gemeenten nemen en de onafhankelijkevertrouwenspersoon voor deze kinderen? Is dit niet debekende wassen neus? Is dit wat de regering bedoelt alszij stelt dat "enige sturing wordt gegeven aan de geïndi-ceerde onderwerpen"? Is dit gevoel gebaseerd op degedachte dat de instellingen aan zelfregulering zullen doennu een deel heeft verklaard te zullen meewerken aan lande-lijke afspraken? De reacties op de consultaties bieden daarniet veel hoop voor.

Het beeld van vrijblijvendheid wordt nog versterkt door hetfeitelijk ontbreken van een gemeentelijk sanctiemecha-nisme. Er moet volgens de regering worden geïnvesteerdin een goede en wederzijdse relatie. Tja, denk ik dan, zekermet het bekende kopje thee. Moet per saldo niet de conclu-sie zijn dat indien er met dergelijke instellingen geen subsi-dierelatie is, er feitelijk nauwelijks basis is om enige ade-quate vorm van toezicht te kunnen implementeren?

Alles overziend is mijn conclusie dat dit wetsvoorstel geenovertuigend beeld laat zien en dat er geen eigen adequaaten inhoudelijk strak genormeerd toezichtskader wordtgecreëerd dat bovendien echt handhaafbaar is. De ministerlijkt voorshands nog niet doordrongen van de wezenlijkdiepere problematiek van niet-integratie en parallelliseringvan de samenleving, een problematiek die met dit wetsvoor-stel niet wordt benoemd en evenmin wordt aangepakt.

18-3-8

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 9: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

De heer Don (SP):

Ik heb nog een korte aanvullende vraag. De heer Koknoemde het al in zijn betoog: de ECN is als branchevereni-ging een dialoog met de gemeenten aangegaan, of degemeenten met de ECN. Daar is natuurlijk wel een beweginguit voortgekomen. Hoe beoordeelt de heer Kok die?

De heer Kok (PVV):

Ik heb begrepen dat de heer Don betere ingangen heeft bijde ECN. Ik heb die niet en ik moet het van het papier afha-len. Ik weet dat er met de ECN wordt gekeken naar hetvrijwillig kunnen overnemen van landelijke afspraken ofhet zelf invullen van een kwaliteitskader waarvan de con-crete onderwerpen nog niet echt zijn benoemd. Ik beoordeeldat als te vrijblijvend. De intentie van dit wetsvoorstel moetzijn dat een uniform kwaliteitskader met scherpe regelswordt neergelegd dat door de gemeenten uniform helderkan worden toegepast. De heer Don heeft al gezegd dattransparantie het sleutelwoord is in dit verhaal. Dat is heelbelangrijk. De eisen moeten helder zijn voor de organisaties,welke organisaties het ook betreft. Het maakt mij niet zoveel uit dat de reikwijdte wordt verbreed tot allerlei vormenvan internaten, maar hier gaat het om deze heel specifiekegroep. Die vormde ook de aanleiding voor dit wetsvoorstel.Al te veel vrijwilligheid zou ik niet willen propageren, inte-gendeel. Ik meen dat de ECN daarin een nuttige rol kanspelen, maar men moet beseffen dat de regels helder, dui-delijk en strak moeten zijn, moeten kunnen worden nage-leefd en kunnen worden gehandhaafd door de gemeenten.Zo niet, dan kunnen zij weer alle kanten op zwemmen enwordt het weer helemaal niets.

De heer Don (SP):

Hiermee sluit ik af. Ik volg de heer Kok daar voor een grootdeel in. Hij heeft mijn betoog ook gehoord waarin ik hebgesproken over het afdwingen van regels. Ik ken de ECNnet zo goed als hij; ik heb er geen directe verbinding mee.Ik heb echter gelezen dat er ook van die kant verantwoorde-lijkheid is genomen voor de vraag hoe samen met degemeenten kan worden opgetrokken en transparantie kanontstaan over hetgeen daarbinnen gebeurt. Dat zie ik alseen beweging van de moslimgemeenschap om de dialoogmet de samenleving aan te gaan. Zo beoordeel ik dit inieder geval.

De heer Kok (PVV):

Ik denk met de heer Don dat alle partijen hierin hun belangmoeten nemen ten bate van het grotere goed.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Voorzitter. Net als de sprekers voor mij begin ik graag meteen gelukwens aan het adres van de heer Rombouts, bur-gemeester van de mooie stad Den Bosch, waar ik ooit ken-nis heb gemaakt met het fenomeen carnaval, via eenonvergetelijke introductiecursus voor saaie Hollanders. Ikmoet zeggen dat alleen al de herinnering daaraan het eengenoegen maakt om hem hier welkom te heten in dezeKamer.

We bespreken vandaag de bevoegdheid voor gemeentenom een vorm van toezicht uit te oefenen op privaat gefinan-

cierde jeugdverblijven, waar kinderen gedurende langeretijd buiten woning en toezicht van hun ouders verkeren.Laat ik beginnen met te zeggen dat mijn fractie zich eigenlijkal heel goed kon vinden in de uitkomst van de besprekingenin de Tweede Kamer. Ik kon mij ook heel goed vinden ineen aantal eerdere commentaren van eerdere sprekers. Metde heer Don deel ik overigens de verbazing over het apoca-lyptische perspectief dat de heer Kok schetste, maar in veelopzichten kan ik mij aansluiten bij eerdere commentaren.Mijn fractie geeft graag acte de présence tijdens dit debat,maar ik begin toch met die constatering.

Eigenlijk hebben wij vastgesteld dat wij voor heel veelandere plekken in Nederland waar kinderen lang verblijven,eisen stellen die erop gericht zijn een veilige omgeving voordie kinderen te garanderen. Wij zien het voorstel dat nuvoorligt, voor een wettelijk vastgelegd overheidstoezichtop privaat gefinancierde jeugdverblijven, dan ook als hetinkleuren van een resterende witte vlek in de wet- enregelgeving. Dit is alleszins verdedigbaar.

Er zit wel een principieel probleem achter deze kwestie. Alleeerdere sprekers verwezen daar ook naar. Ik heb het overde delicate balans tussen passende bezorgdheid rond deveiligheid van kinderen aan de ene kant en ongewenstebemoeizucht met de opvoedende verantwoordelijkheid vanouders aan de andere kant. Daarover valt heel veel te zeg-gen. Het is een wezenlijke en lastige, principiële kwestie. Ikzou eigenlijk als korte samenvatting willen aanreiken datwat mij betreft de minister een geslaagde poging heeftgedaan om die balans juist en zuiver te houden, inclusiefde expliciete vermelding van burgerschap als onderdeelvan het kwaliteitskader, wat ik een elegante en wenselijkeaanpassing vond.

De heer Kok (PVV):

U geeft aan dat u zich niet geheel kunt vinden in het apoca-lyptische beeld dat ik naar voren heb gebracht, althans inuw perceptie. Dan wil ik u toch een vraag stellen naar aan-leiding van het artikel van gisteren over de situatie in DenHaag. Ik doel op het artikel van de omroep daar. Hoe kijktu aan tegen het beeld dat uw eigen partijgenoot naar vorenbrengt? Ik citeer mevrouw Van Engelshoven van D66, wet-houder in de gemeente Den Haag, want daar speelt hetprobleem tenslotte. Zij zegt: "Het vormt een potentieel grootgevaar voor de samenleving. De kinderen kunnen verderradicaliseren en overgaan tot geweld." Hoe verhoudt zichdat tot het apocalyptische beeld dat u mij kennelijk in deschoenen schuift?

De heer Rinnooy Kan (D66):

Ik heb het artikel eerlijk gezegd niet gelezen, dus ik hoor nuvoor het eerst dit citaat. Maar ik hoop dat het kader dat wijhier met elkaar ontwikkelen en bespreken, ruimte biedt omer passend op te reageren. Voor zover die zorg actueel is,zou ik die uiteraard delen. Maar het brede en zorgwekkendebeeld dat u oproept, staat wat mij betreft haaks op eerderemededelingen die de minister zelf deed over de feitelijkesituatie op de meeste plekken in Nederland.

De heer Kok (PVV):

Wellicht mag ik u dan de suggestie doen om met uw partij-genoot van de gemeente Den Haag in conclaaf te gaan. Dat

18-3-9

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 10: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

lijkt mij een goede zaak, om wat meer grip op de realiteitte krijgen.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Die suggestie is geheel ten overvloede.

Ik vervolg mijn betoog en stel vast dat er bij de herlezingvan het wetsvoorstel bij ons een aantal kleine kwestiesbovenkwamen die ik graag met de minister wil delen enwaar hij misschien te zijner tijd op wil reageren. Ik heb devolgende vragen over dit wetsvoorstel aan de minister.

Over de burgerschapskwestie wil ik nog dit zeggen. Ik deelde positieve opvatting van de meeste eerdere sprekers overhet invoegen van dat onderdeel in het kwaliteitskader, maarik deel ook de vraag van de heer Don naar de juiste maniervan burgerschapsvorming als pedagogisch-didactischeopgave. Het zou mij erg interesseren als de minister daar-over iets wil zeggen. Burgerschapsvorming is ook voorandere Nederlandse onderwijsinstellingen een verplichtonderdeel van het curriculum, maar de invulling ervan isproblematisch en op veel plekken eigenlijk onvoldoende,ontoereikend en geïmproviseerd. Juist in deze setting zoueen juiste invulling heel veel waard kunnen zijn. Het zoumij echt interesseren wat de minister daarvan vindt en ofhij zich voorneemt om in de Algemene Maatregel vanBestuur die nog moet komen, daar een nadere duiding aante geven. Welke richting zou die duiding dan opgaan?

Dan nog een paar andere kleine kwesties. In de eerste plaatsbepaalt het wetsvoorstel dat een houder van een jeugdver-blijf eenmalig een melding doet bij het college. De ministerschrijft dat het instellen van een register daardoor nietnoodzakelijk is. Ik vraag mij werkelijk af of dit zo verstandigis. Het zou mij juist heel nuttig lijken om via een registratie-systeem wat greep te krijgen op een overzicht van jeugd-verblijven die actief zijn, en dat ook compleet en actueel tehouden. Misschien kan de minister nog eens toelichtenwaarom hij dat overbodig en onwenselijk zou vinden.

Ik wil ook nog iets zeggen over de vertrouwenspersoon. Ikbeschouw deze als een heel wezenlijk ingrediënt van deregelgeving die voorligt, misschien wel even belangrijk alseen precieze invulling van het kwaliteitskader zelf. Debeschikbaarheid van een objectieve, onafhankelijke vertrou-wenspersoon is denk ik een heel wezenlijk ingrediënt. Alsdie functie passend wordt vervuld, kunnen heel veel proble-men worden geïdentificeerd en in de kiem gesmoord. Deminister stel dat dit, afhankelijk van hoe de houder van hetjeugdverblijf dit inricht, een structurele kostenpost kanopleveren. In het ontwerpbesluit op de jeugdverblijven isde instelling van een vertrouwenspersoon echter geheelweggevallen uit het rijtje maatregelen die tot inhoudelijkenalevingskosten leiden. Ik vraag mij nu even voor allezekerheid af of wij gelijk denken over het belang van dezefunctie. Of is de minister inmiddels de invulling of uitvoeringvan deze wettelijke plicht anders gaan zien? Ik zou datbetreuren.

Ik wil ook nog iets zeggen over het vrijwillige kader. Tweejaar geleden is een groot deel van de gemeenten en dejeugdverblijven vrijwillig

toezicht overeengekomen — vele sprekers hebben ernaarverwezen — en is er een landelijk kwaliteitskader ontwik-

keld. Mijn fractie is benieuwd naar de praktijkervaringenmet het landelijk kwaliteitskader en het landelijk toetsings-kader. Heeft de minister voorbeelden voorhanden vansituaties waarin het niet of onvoldoende functioneert? Mijnindruk is van niet, maar ik zou dit graag bevestigd krijgen.Het zou een belangrijke additionele rechtvaardiging opleve-ren en kritiek op disproportionaliteit effectief kunnenweerleggen.

Wat ik vooral hoop is dat het vrijwillig kader niet onder drukkomt te staan door dit wetsvoorstel. Ik hoop dat de ministerwil toelichten of hij veranderingen ziet optreden in dat vrij-willig tot stand gekomen kader bij inwerkingtreding vandeze wet. Heeft hij misschien overwogen, het wetsvoorstelpas in te dienen nadat dit vrijwillig kader grondig zou zijngeëvalueerd? Zou hij met name willen bevorderen dat dievrijwillige inspanningen onverminderd zullen doorgaan enonverminderd op steun en waardering kunnen rekenen? Ikheb in ieder geval zelf wel waardering voor de inspanningenvan de ECN. Zij verdienen steun en sympathie.

Ik deel de voorkeur van mevrouw Jorritsma voor risicoge-baseerd toezicht. Dat lijkt mij de juiste formule voor dezesector en ik zou graag van de minister willen weten of hijdat bij nader inzien misschien ook vindt.

Ten slotte wil ik wijzen op een lastig en delicaat ingrediëntin deze regelgeving, namelijk het kunnen binnentreden ineen verblijf zonder toestemming. Dat is een vergaandebevoegdheid en daar is terecht kritisch naar gekeken. Deminister heeft gezegd dat die bevoegdheid pas zal wordengebruikt wanneer de toezichthouder expliciet toegang tothet verblijf wordt ontzegd. Die voorwaarde voor het binnen-treden heeft mijn fractie niet ontdekt in het wetsvoorstelzelf. Ik zou graag willen dat de minister dat nog eens expli-ciet zou bevestigen en zich zou afvragen of de toezeggingeen wat explicietere plek verdient in de wetsgeschiedenis.

Ik rond mijn bijdrage af. Wij begrijpen de wens van deminister en wachten met belangstelling de beantwoordingvan de vragen af.

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.40 uur geschorst.

Minister Asscher:Voorzitter. Ik prijs me gelukkig dat ik deze wet mag behan-delen en tegelijk getuige mag zijn van de maidenspeechvan de heer Rombouts. Ik zie hem nu niet, dus misschienwilt u, voorzitter, mijn gelukwensen aan hem overbrengenop een nader tijdstip.

Wat is de visie achter dit wetsvoorstel? Die is samen tevatten als: kinderen eerst. Er bestaat terecht een grote vrij-heid om je kinderen zelf op te voeden naar eigen inzicht,maar de overheid heeft eveneens terecht de verplichtingom waar nodig de belangen van die kinderen te behartigen.Dat gebeurt altijd in een balans: in de kinderdagverblijven,op scholen en dat moet in de internaten ook gebeuren. Datde internaten waar de kinderen verblijven privaat gefinan-cierd zijn, is de enige reden waarom er niks geregeld was.Dat vind ik onvoldoende redenen voor geen enkel toezichtvan de overheid, in het belang van de veiligheid en hetgoed opgroeien van kinderen die op deze internaten zitten.

18-3-10

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 11: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

Aanleiding voor dit wetsvoorstel waren wel degelijk dezorgen over de Turks-Nederlandse internaten — de "mos-kee-internaten", zoals ze wel genoemd werden — onvol-doende transparantie daaromheen en weinig inzicht in depedagogische visie. Daar is sindsdien ongelooflijk veel goedwerk geschied — ik zie degenen die daarvoor verantwoor-delijk zijn vandaag op de publieke tribune zitten — maar ikdenk dat er des te meer redenen zijn om dat toezichtkadervandaag in een wet vast te leggen. Tegen degenen die erbezorgd over zijn of de vrijwillige inzet voor een mooipedagogisch beleid en gezonde en veilige internaten nuwel doorgaat, zeg ik: ik zou niet weten waarom dat zoustoppen. Ik ga ervan uit dat de organisaties die zich nudaarvoor inzetten, dat niet doen voor mij of de Tweede ofEerste Kamer, maar voor de kinderen. Non scholae sedvitae discimus, dus waarom zouden ze nu stoppen met datbelangrijke werk als er straks een wettelijk kader is?

We hebben met elkaar de taak om de veiligheid en degezondheid van kinderen in onze samenleving zo goedmogelijk te waarborgen. Kinderen die gedurende lange tijdin een internaat verblijven, kunnen dus ook enige vorm vantoezicht gebruiken. Dat er nu geen concrete aanwijzingenzijn van misstanden doet daar niets aan af. Dat zou ook eenheel rare gang van zaken zijn. Je stelt eisen omdat erkwetsbaarheid gelegen is in het feit dat men minderjarigis, en niet in het feit dat er misstanden zijn. Je weet er wei-nig van, dus is er een balans gezocht voor een goede vormvan toezicht, zodat we kunnen voorkomen dat er misstandenontstaan en we die op tijd kunnen ontdekken als ze er zijn.Bij heel veel kinderdagverblijven is er ook geen enkele redenom aan te nemen dat iets niet goed is, maar toch vindenwe het prettig dat daarop toezicht wordt uitgeoefend.

De heer Rombouts vraagt of het wetsvoorstel nog welproportioneel is. Zeker, in mijn ogen wel. De zorgplicht, dieik al noemde, laat onverlet dat er ouderlijk gezag op zichzelfis. Ouders hebben zelf de keuze hoe zij hun kinderen willenopvoeden. Het blijft dus ook een keuze voor de ouders zelfof zij dat bij henzelf thuis doen, of dat ze hun kinderen naareen internaat sturen. Ik begrijp heel goed de gevoelens diemevrouw Jorritsma daarover met ons deelt, maar het blijftaan de ouders zelf. Zij als liberaal zal waarschijnlijk ookverdedigen dat zij die keuze kunnen maken. Wij hebbendan vervolgens vanuit de overheid wel de taak om daarproportioneel toezicht voor te organiseren. Bovendien is inhet wetsvoorstel gekozen voor minimumeisen en eenbeperkt toezichtinstrumentarium. Daarmee is volgens mijde goede verhouding gevonden tot het particuliere karaktervan de instellingen.

Wat is de rechtvaardiging? Die is gelegen in de wens datdeze kinderen op een gezonde manier kunnen opgroeien,net als in de wens voor instrumenten om iets te kunnendoen waar een vrijwillig toezicht of vrijwillig kwaliteitskaderniet volstaat. Bovendien dreigt het anders in orde te zijn bijdiegenen die meedoen aan het vrijwillig kader, terwijl jedes te liever een wettelijk kader zou willen hebben voordegenen die niet willen meedoen. Dat zou dan ontbreken.Ik vind het dus niet zo'n goed argument dat vrijwel iedereenmeedoet aan een vrijwillig kader en er daarom dus geenwet nodig zou zijn. Die heb je nu juist nodig voor degenendie het niet doen. Degenen die er wel aan meedoen, hebbenbovendien belang bij het oké-stempel, zoals in die oudeborrelnootreclame, dat er toezicht is uitgeoefend. Datbetekent dat de overheid heeft gezien dat men zich houdtaan de afspraken.

Hoe zit het met het binnentreden? Ik begrijp die vraag heelgoed en het is belangrijk dat die gesteld wordt, want dankan ik nog eens expliciteren dat het niet de bedoeling is dater overal zomaar overheidspersoneel komt binnendenderen.Dat is niet de bedoeling. Gemeenten moeten, als er aanlei-ding voor is, de mogelijkheid en bevoegdheid krijgen omonaangekondigd langs te komen. Dat moet een concreteaanleiding zijn; daar wordt niet zomaar toe overgegaan.Bovendien moet het ook passen binnen de wet die allevormen van binnentreden reguleert. Om die reden is datook niet verder uitgebreid in dit wetsvoorstel genoemd.Daar wordt gewoon genoemd dat het moet gaan om eendringende reden. Dat verwijst weer naar een andere wet,waarin wordt aangegeven op welke voorwaarden en onderwelke condities men onaangekondigd mag binnentreden.Die wettelijke voorwaarden daaromheen staan dus. Er kangeen enkel misverstand over zijn dat men niet zomaaronaangekondigd ergens binnen kan treden. Daar moet eenreden voor zijn.

Waarom doen twee gemeenten nu niet mee? Dat is echtaan die gemeenten en dat zou daar in de gemeenteraadaan de orde gesteld kunnen worden. Op dit moment gebeurthet vrijwillig. Het hoeft dus niet. Zij hebben aangegeven dewet af te wachten. Ik vind het vreemd, omdat ik denk datje er altijd baat bij hebt om alvast te oefenen en aan tesluiten bij een vrijwillig kader, maar het is aan de gemeen-ten. Als de wet zou worden aangenomen, zou die later ditjaar van kracht kunnen worden.

Ik heb al iets gezegd over de inzet van de branchevereni-ging, waar ik waardering voor heb. Ik ga ervan uit dat dieinzet blijft bestaan, want die is gericht op het belang vande kinderen.

Ben ik bereid om om de tafel te gaan? Zeker, ik heb heelveel overleg gevoerd en kijk daar met plezier op terug. Erwas eerst heel veel weerstand tegen iedere vorm van toe-zicht en afspraken over kwaliteit, maar naarmate je daarmeer over spreekt met elkaar, ontstaat er meer bereidheidom je in elkaar te verplaatsen. Ik heb ook met veel oudersgepraat die eerst een heel ander beeld hadden bij mijninterventies op dit gebied en bij de mogelijkheid van eenwet. Nog steeds zijn niet alle ouders tevreden. Dat begrijpik heel goed. Zij zijn bezorgd over wat er door deze wet oftoekomstige wetten mogelijk zou kunnen gebeuren methun vrijheden. Ik heb die gesprekken met ouders en debranchevereniging wel als belangrijk ervaren, omdat ikdenk dat — daar raakt het aan integratie — het belangrijkis dat je het gesprek met elkaar voert over de vraag waaromde overheid bepaalde dingen doet en waarom dat nietsafdoet aan de grondwettelijke vrijheden om je kinderen opte voeden naar eigen inzicht en met hun eigen religieuzeidentiteit, en waarom het tóch belangrijk is om hun toe-komst in de Nederlandse samenleving zo goed mogelijk tewaarborgen, ook door vormen van toezicht.

Er werd gevraagd naar de jaarlijkse controle: is dat niet eenbeetje kinderachtig en ouderwets? Inderdaad bestaat in dekinderopvang een risicogebaseerd toezicht. Daar is vaakoverigens wel al een jarenlange relatie en toezichtervaring.Daar zouden we naartoe kunnen werken. In het begin zullener nulmetingen nodig zijn en zal een relatie moeten wordenopgebouwd tussen de internaten en de gemeenten. Ik wiltoezeggen dat hier bij de wetsevaluatie, die drie jaar na deinwerkingtreding zal plaatsvinden, expliciet naar wordtgekeken. Als er dan inderdaad zo'n relatie is opgebouwd,

18-3-11

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 12: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

ben ik bereid om dan over te gaan op risicogestuurd toe-zicht. Op dit moment zal die toezichtrelatie in ieder gevalminimaal één keer per jaar moeten worden opgebouwd.Daar is, denk ik, ook niet zo veel op tegen. Op termijn zalhet efficiënt en effectief zijn om, als we dat ook terugzienbij de evaluatie, over te gaan op risicogestuurd toezicht.Als ik met die toezegging eventuele ongerustheid zou kun-nen wegnemen, hoop ik dat te vernemen van mevrouwJorritsma en de heer Rinnooy Kan, die beiden dat puntaanstipten.

Mevrouw Nooren maakte zich zorgen over de vraag of hetbeeld dat GGD-ambtenaren krijgen wel compleet is op dedag van de inspectie. Dat betreft eigenlijk het spiegelbeeldvan de onaangekondigde inspectie. Als je alleen maaraangekondigde inspecties houdt met een rode loper, koekjesen iedereen in zijn zondagse pak, is de vraag of dat wel eengoed beeld geeft. Beide mogelijkheden zitten daarom inhet wetsvoorstel. Ook dat is in andere sectoren overigensheel gebruikelijk. Niet alles kun je maskeren door het evente doen. Er wordt bijvoorbeeld ook gecontroleerd of ersprake is van een visie, of de verklaringen omtrent hetgedrag aanwezig zijn et cetera. Dat kun je niet opeens fakenop het moment dat de toezichthouder langskomt. Maar hetblijft belangrijk dat er een mogelijkheid is van onaangekon-digd bezoek — ook meer dan het voorgeschreven minimumvan één keer per jaar — indien daarvoor gegronde redenenbestaan, die ik net noemde in antwoord op de vraag vande heer Rombouts. Een belangrijk beoogd effect van dewet is juist dat de dialoog en de relatie met het jeugdverblijftoenemen en daarmee ook de transparantie. Daardoor kunje op termijn een veel beter beeld krijgen van de daadwer-kelijke situatie bij een jeugdverblijf.

Waarom gaan wij ervan uit dat gemeenten weten wat erspeelt en waarom is voor deze vorm zonder register geko-zen? Gemeenten kunnen op verschillende manieren op dehoogte geraken van de jeugdverblijven op hun grondgebied.Ouders zijn verplicht om hun kinderen over te schrijven ophet verblijfadres waar ze meer dan drie maanden voor tweederde van de tijd zullen verblijven. Dat is een eerste waar-borg dat de gemeente op de hoogte wordt gesteld. Detweede is de omgevingsvergunning. Bij het aanvragen vaneen omgevingsvergunning met logiesfunctie moeten deredenen daarvoor worden aangegeven. Ook op die manierwordt de gemeente op de hoogte gesteld van het feit dater een jeugdverblijf wordt gevestigd.

In de Tweede Kamer heb ik ook de discussie gevoerd overde administratieve lasten voor alle betrokken partijen bijeen register versus deze vorm van een meldplicht in dewetenschap dat vergunningen noodzakelijk zijn om eenjeugdverblijf te kunnen runnen. In mijn ogen voegt eenregister weinig toe aan de bestaande praktijk waarbij menverplicht is om de vestiging van een jeugdverblijf te meldenen waarbij je op grond van een aantal redenen kunt aanne-men dat men die melding ook zal doen. Als je ervoor kiestom geen omgevingsvergunning aan te vragen en je niet temelden, hebben wij een heel ander probleem. Dan zou menzich ook niet hebben aangemeld bij het register, want danheb je een illegaal privaat gefinancierd jeugdverblijf.

De heer Rinnooy Kan (D66):

We moeten hier niet een al te groot punt van maken, maarhet leek mij eerlijk gezegd wel handig om die registratie tehebben als basis voor het permanent in de gaten houden

van deze sector. Hoe dan ook is daar enige aanleidinggeweest voor commotie. Een register kan ook een basiszijn om van tijd tot tijd passend onderzoek te laten uitvoe-ren. Als het een kleine moeite is, denk ik nog steeds: neemdie moeite dan maar. Wat de minister zegt, overtuigt mijniet heel erg, maar een vreselijk zwaar punt is het nu ookweer niet.

Minister Asscher:Hoe heerlijk is het om van mening te verschillen terwijldaarbij al wordt aangegeven dat het geen vreselijk zwaarpunt is? Voor mij is het ook geen heel zwaar punt. Je kuntwel het volgende beargumenteren. Het principieel toezichtis bij de gemeenten neergelegd. Er is gekozen voor decen-traal toezicht. Daarmee heeft de gemeente per definitie hetoverzicht over de daar gevestigde jeugdinternaten. Zij kande ontwikkeling goed volgen. Ik zie niet onmiddellijk eentaak voor de centrale overheid om in de gaten te houdenhoe het gaat met de jeugdverblijven, zoals de heer RinnooyKan het noemt. Als wij vertrouwen hebben in het stelseldat wij hiermee introduceren, is dat echt aan de gemeenten.Er kan ook sprake zijn van tweedelijnstoezicht. Als de GGD-toezichthouders in de verschillende gemeenten naar onzesmaak onvoldoende grip op de jeugdverblijven hebben enhet toezicht niet goed uitoefenen, kan er aanleiding zijnvoor een centrale analyse. Of dat een nationaal registervoor de jeugdverblijven billijkt, waag ik te betwijfelen. Datzou disproportioneel kunnen zijn. Je wilt de administratievelasten laag houden en het doel is dat de gemeente weetdat er een jeugdverblijf is. Dat doel kan op een anderemanier gerealiseerd worden. Dat is mijn argumentatie.

Dit hele stelsel van bevoegdheden en proportionaliteit laatonverlet dat er onmiddellijk verdergaande bevoegdhedenin het leven kunnen worden geroepen. Zodra een inspecteureen dreiging ziet voor de veiligheid ligt een melding bijVeilig Thuis, het advies- en meldpunt voor kindermishande-ling en huiselijk geweld, in de rede. Dan zijn er verder-gaande mogelijkheden om kinderen onmiddellijk tebeschermen.

De heer Don vraagt terecht wat nu burgerschap is. Wij vin-den dat allemaal belangrijk, maar wij vinden het ook alle-maal moeilijk om te definiëren wat dat nu precies is. Datzie je ook terug in de manier waarop het onderwijs met ditkerndoel omgaat. Ik denk dat er in de toekomst nog heelveel mogelijk is om integratie verder te bevorderen. Juisthet burgerschapsonderwijs biedt daar een uitgelezen kansvoor. Met burgerschapsvorming wordt bedoeld het biedenvan ondersteuning aan minderjarigen ten aanzien vanbasiskennis, vaardigheden en houding die nodig zijn omals kritisch denkende burger een actieve rol te kunnenspelen in de samenleving. Uit de definitie blijkt al dat ditop heel veel manieren vorm kan krijgen: via debatten, hetorganiseren van gesprekken over moeilijke thema's, hetlaten kennismaken met andere sectoren van de samenlevingen het deelnemen aan buurtactiviteiten. Er is dus een scalavan mogelijkheden om dat in te vullen en dat is ook goed.Als je kritische burgers wilt kweken, is het heel verdacht alsde rijksoverheid voorschrijft op welke manier je exact zo'nburger kunt worden. Het lijkt mij goed om samen met ECNte kijken op welke manier een goede invulling aan deze taakgegeven kan worden. Ook al weten wij nu nog niet exactop welke manier men dat doet, ik vind het wel belangrijkdat wij dat vragen.

18-3-12

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 13: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

De zorg over de honderden kinderen die in internaten ver-blijven heeft niet in de eerste plaats te maken met de vraagof hun schoolcarrière wel goed zal verlopen. Onderzoeklaat zien dat dit juist hartstikke goed geregeld is. De zorgricht zich ook niet acuut op de veiligheid, al is het wel heelbelangrijk om daar waarborgen voor te hebben. De zorgricht zich veel meer op de vraag wat het met kinderen doetals zij een groot deel van hun jonge leven in een mono-etnische, soms van de rest van de samenleving gesepa-reerde omgeving opgroeien. Bij heel veel internaten zie ikdat dit niet de bedoeling is. Daar gaan de kinderen juistnaar een gemengde school. Ik vind het een zeer passendonderdeel van deze wetgeving dat internaten wordtgevraagd om ook zorg te dragen voor het onderdeel burger-schap.

De heer Don (SP):

Ik begrijp dat je niet zo maar een product van burgerschapkunt maken. Je kunt ook niet zeggen dat het nu geregeldis. Het is een beweging die je inzet. Ik kwam vanochtend —toeval bestaat niet — een artikel in de Groene Amsterdam-mer tegen die deze minister als rode minister regelmatigzal lezen als hij tijd heeft.

Minister Asscher:En als Amsterdammer bovendien.

De heer Don (SP):

U komt inderdaad uit Amsterdam. Als u het niet gelezenhebt, kunt u terecht bij minister Bussemaker. Zij heeft giste-ren het rapport Twee werelden twee werkelijkheden vanmevrouw Kleijwegt gekregen. Het artikel gaat over onder-wijs en niet zozeer over jeugdverblijven. Ik houd het dusheel kort, mevrouw de voorzitter. Die twee werelden groeienop sommige scholen en in sommige delen van het landsteeds verder uit elkaar. Dan heb ik het over de moslimwe-reld enerzijds en de Nederlandse wereld anderzijds. Er moetaandacht voor dit onderwerp zijn, wellicht vanuit een andereinvalshoek. Op de manier waarop wij het nu doen, gaanwij het niet redden. Die boodschap wil ik de minister graagmeegeven.

Minister Asscher:Die boodschap is welbegrepen. Margalith Kleijwegt heeftin de periode 2004-2005 de school van Mohammed B.onderzocht. Zij heeft een lange geschiedenis van kijken opdie scholen naar wat er daadwerkelijk gebeurt. Er zijn pro-blemen zoals onzichtbare ouders en kinderen die op driftraken. Zij is tien jaar later teruggegaan naar die kinderen.Dat is ook een schitterend boek. In deze meer recente studieheeft zij als een soort vlieg op de muur bij de vaak zeerheftige gesprekken gezeten die in veel klassen wordengevoerd, niet alleen in lagere vormen van onderwijs maarook in hogere vormen van onderwijs. Wat zij schetst, herkenik zeer. Ik voel absoluut de urgentie om voor en met hetonderwijs te kijken naar wat wij kunnen doen om betrokke-nen daar beter in bij te staan. Eén van de dingen die wij aldoen als onderdeel van het grotere actieplan tegen radica-lisering en jihadisme is dat wij docenten trainen in hetomgaan met idealen. Wij hebben die titel bewust gekozen.Als je zegt dat wij docenten gaan trainen in het omgaanmet terroristen of met potentiële terroristen, dan is dat niet

altijd uitnodigend voor alle deelnemers. Het gaat vaak omgesprekken waarin jongeren heel fel reageren en hun eigencomplottheorieën te berde brengen. Docenten die getraindzijn om dat debat goed te voeren, kunnen die kinderenweerbaarder maken, ook tegen alle desinformatie die zijvia Facebook of de schotelantenne dagelijks binnen krijgen.Dit is een cruciaal onderdeel, niet alleen van het veilighouden van onze samenleving, maar ook van het veiligstel-len van de nieuwe generatie. Ik ben het zeer met de heerDon eens.

Ik heb al gezegd waarom ik denk — dit was een vraag vande heer Don — dat een wettelijk kader nodig is om te kun-nen afdwingen dat je een instrument hebt voor diegenendie niet vrijwillig meewerken. Je voelt allemaal aan dat destok achter de deur nodig is om ervoor te zorgen dat dat-gene dat voor de deur gebeurt, op een goede manier verdergaat. Er is nu een wettelijk kader. De vraag in de motiedestijds was: kun je het afdwingen zonder wettelijk kader?Uiteindelijk kan dat dus niet. Je hebt meer bevoegdhedennodig dan alleen het gesprek om met een gerust hart tekunnen zeggen: het is nu in orde.

De heer Lintmeijer vraagt mij om te bevestigen dat dezewet zich niet op één doelgroep richt. De wet is bewust breedgedefinieerd. Dat bevestig ik de heer Lintmeijer. Ik hebvoorzieningen willen treffen voor alle privaat gefinancierdejeugdverblijven. Daar voorziet de wet ook in. Inderdaad iser een witte vlek in het toezicht. Vanuit het verleden is datvast begrijpelijk, maar in deze tijd is er alle reden om diewitte vlek in te vullen met deze wet. Dat is ook de reden datik de motie-Azmani/Yücel expliciet breder heb opgevat danalleen betrekking hebbend op Turks-Nederlandse internatenof de moskee-internaten. Ik zou niet weten wat daarmeemis is. Immers, ook voor andere privaat gefinancierdeinternaten geldt dat ik, als het er veilig is, als het er goed isen als er een pedagogische visie is, niet inzie welk bezwaarer zou zijn om dit expliciet te maken en onderhavig te makenaan deze vorm van toezicht. Als dat niet zo is, ben ik des teblijer dat er met deze wet instrumenten komen om betertoezicht te kunnen uitoefenen. Dat doet niets af aan degegeven aanleiding op grond waarvan wij de discussie zijnbegonnen. Alle groepen die voldoen aan de criteria van dewet en waarvoor geen toezicht is geregeld, ongeachtlevensbeschouwing, etnische achtergrond et cetera, wordenonder het bereik van deze wet gebracht.

Over welke onderwerpen gaat het? Het gaat om kwaliteits-voorschriften die zien op missie en visie, positie en betrok-kenheid van de minderjarigen en hun ouders zelf, hetklachtenbeleid, verslaglegging ten aanzien van beleid endoelstellingen, een veilige en gezonde werk- en leefomge-ving, omgaan met agressie en discriminatie, alcohol endrugs, kindermishandeling, pesten, personeelsbeleid,pedagogisch beleid en pedagogisch klimaat — waaronderschorsing en verwijdering — sociale media, burgerschapen straffen. Dat is een logisch destillaat, denk ik, van deonderwerpen waarop je toezicht zou willen uitoefenen enwaarover je afspraken zou willen maken.

Zijn de regels vergelijkbaar met de regels voor schippersin-ternaten en/of de kinderopvang? Ja en nee. Voor schippers-internaten zijn de regels weer gedetailleerder en voor dekinderopvang zwaarder. Ik denk dat daar in beide gevallengoede redenen voor zijn. Wij hebben wel heel goed gekekennaar die voorbeelden, omdat de vragen en de argumenten

18-3-13

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 14: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

voor regelgeving vergelijkbaar waren. Dit is echter lichteren minder gedetailleerd vanwege het particuliere karakter.

De heer Kok vraagt of ik zelf wel de noodzaak voor ditwetsvoorstel voel. Zeker, anders had ik het hier niet aanhan-gig willen of durven maken. Het debat in de Tweede Kamerging ook niet over de vraag of het moest gebeuren, of ikhet nodig vond, maar over de manier waarop wij hetmoesten vormgeven. Ik heb de indruk dat dit ook eenkarakterschets biedt van het debat dat wij vandaag voeren.Er bestaat een vrij grote consensus dat het verstandig isom dit per wet te regelen. Ik vind dat ook noodzakelijk, maarhet debat moet worden gevoerd over de vraag of de balansmet deze wet goed is gevonden.

Wat doen wij tegen radicalisering en extremisme? Ik zei ernet al iets over naar aanleiding van een interruptie van deheer Don. Wij doen natuurlijk veel meer. Er is een integraalactieprogramma met ruim 40 maatregelen. Sommige zittenmeer in het strafrecht, andere meer aan de preventiekant.Ik ben vooral verantwoordelijk voor het preventieve beleid.Cruciaal daarbij is hoe wij kinderen grootbrengen, hoe wijscholen daarbij helpen en ook hoe wij ouders ondersteuningbieden die zorgen hebben over het opgroeien van hun kin-deren. Ik heb het bericht van Omroep West gezien. Ik begrijpheel goed dat de wethouder dit een buitengewoon zorgelijksignaal vindt. Het idee dat kinderen van 9 of 10 bevattelijkzijn voor radicale denkbeelden, geeft te denken. Het geeftte denken over hun thuisomgeving en over de vraag hoehierover op school wordt gesproken. Het is opnieuw redenom heel kritisch te blijven kijken naar alles wat wij doen omte waarborgen dat kinderen veilig en gezond opgroeien.Als een kind opgroeit in een omgeving waarin het met ditsoort extreme denkbeelden wordt geconfronteerd, is datniet goed voor het kind en ook niet voor de samenleving.

Eind vorig jaar heb ik een brief over salafisme naar deKamer gestuurd. Naar aanleiding van die brief is er eendebat gevoerd en zijn er negen moties aangenomen waarinde regering wordt verzocht om het beleid ten aanzien vanen de omgang met salafistische organisaties nog verder teconcretiseren en aan te scherpen. Ik hoop de Tweede Kamerhierover binnenkort nader te informeren. Ik voel me nietvrij om daar nu over te speculeren. Het raakt ook wat minderaan het wetsvoorstel dat nu ter tafel ligt, denk ik.

Hoe effectief is de wetgeving, vraagt de heer Kok. Op zich-zelf zijn de regels heel duidelijk. De toezichthouder is metdeze regels in staat om toezicht te houden op de nalevingvan die regels. Het is inherent aan alle wetgeving dat ersprake kan zijn van het omzeilen van regels. Dat is niet tevoorkomen, zeker niet op voorhand. Juist gezien mijnervaringen in de afgelopen jaren heb ik er echter wel ver-trouwen in dat dit een passende vorm van toezicht zal zijn.Als naderhand mocht blijken, bijvoorbeeld bij de evaluatiena drie jaar, dat structureel de regels worden omzeild, isdat een goed moment om ons af te vragen wat een pas-sende reactie is. Een algeheel verbod van privaat gefinan-cierde internaten lijkt mij disproportioneel met het oog opde vrijheid die ouders hebben om hun eigen keuzes temaken voor hun kinderen.

De heer Kok vroeg verder of het afdwingbaar is. Zeker. Hetinzetten van de aanwijzing en de last onder dwangsom zijnmiddelen die het college van B en W kan gebruiken en dieook passen bij het beoogde doel van het wetsvoorstel. Die

sancties dienen vervolgens weer proportioneel te zijn aande aard en de ernst van de overtreding. Dit handhavingsin-strumentarium is dus per definitie niet het begin, maar weleen duidelijk zichtbaar einde of ultimum remedium in hettoezicht.

Moet er niet een uniform, helder en scherp kwaliteitskaderkomen? Zeker. Dat is er met deze wet juist gekomen. Alleen,de manier waarop met pesten en klachten wordt omgegaan,moet door de instellingen zelf worden vormgegeven. Datis niet anders dan bij andere instellingen die onderhevigzijn aan toezicht. Ook kinderdagverblijven moeten zelfinvulling geven aan de manier waarop ze het op zichzelfheldere kader waarmaken.

Is het overzicht compleet? Ja, voor zover wij nu weten. Alser internaten zijn die zich nergens hebben gemeld en ikdaar geen weet van heb, weet ik ook niet of ze op hetoverzicht staan. Ik kan niet heel veel met geruchten dat heter veel meer zouden zijn als dat niet verder wordt gesub-stantieerd. Ik heb al aangegeven dat je niet zomaar eenprivaat gefinancierd internaat kunt runnen zonder dat datergens opvalt. Als dat wel zo is, is dat niet goed. Dan laatje daar dus mensen verblijven zonder te beschikken overde vereiste vergunningen. Voor zover ik nu kan overzien,hebben wij een compleet beeld van de jeugdinternaten inNederland.

De vraag van de heer Rinnooy Kan heb ik volgens mijbeantwoord door in te gaan op de binnentredingsbevoegd-heid.

De heer Kok (PVV):

In de wet staat een meldplicht. De organisaties zouden zichzelf bij de gemeenten moeten melden als ze vinden dat zebinnen de criteria of de reikwijdte van de regels vallen. Ikheb aangegeven dat u kennelijk van mening bent datgemeenten niet actief hoeven te zoeken. Ze worden aange-spoord om alert te zijn. Ligt daar niet een grote discrepan-tie? Is er niet sprake van een duidelijk harde noodzaak voordeze instellingen om zich daadwerkelijk te melden bij degemeente? Er is in mijn ogen te veel sprake van een zekerevrijblijvendheid. Kunt u daarop reageren?

Minister Asscher:Ik ben het niet met de heer Kok eens. Men moet zich mel-den. Gemeenten zullen vervolgens toezien. Internaten diete kwader trouw zijn en die zich niet willen melden, zullenzich ongetwijfeld ook niet laten registreren. Ik zie daar dusniet de discrepantie die de heer Kok hier wel ziet.

De heer Kok (PVV):

Is daar, gesteld dat, in uw ogen nog een specifiek sanctie-middel op van toepassing?

Minister Asscher:Als je je niet gemeld hebt, heb je ook geen vergunning. Endaar gelden allerlei sancties voor. Dat zijn ook vrij stevigesancties. Je kunt een verblijf onmiddellijk sluiten als daarzonder de vereiste vergunningen een internaat wordtgerund. En dat staat nog los van de sancties in het kader

18-3-14

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 15: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

van deze wet bij het niet naleven ervan. Hiermee ben ik aanhet einde van mijn eerste termijn gekomen.

De voorzitter:Dank u wel. Dan zijn wij nu toe aan de tweede termijn vande kant van de Kamer.

De heer Rombouts (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitge-breide beantwoording. Dit heeft mij in hoge mate genoegengedaan. Het zwaarste punt in mijn bijdrage in eerste termijnwas het onaangekondigd binnentreden. Toen de ministerzijn antwoord aanving, vond ik dat hij het wel heel erg lietliggen bij degenen die dat doen, in casu de instanties diedat namens de colleges van B en W doen. Uiteindelijk heefthij echter toch een juridisch houvast gegeven waarbinnenhet moet gebeuren. Ik had misschien liever gehad — ik hebeven geaarzeld of ik moest interrumperen — dat de ministerzou uitspreken: ik wil niet dat ... Misschien kan hij hier intweede termijn nog iets empathischer over spreken. Hetgaat hier namelijk om het vastleggen in de Handelingenvan de behandeling in de Eerste Kamer en dus van dewetsgeschiedenis. Het gaat er nu om wat er door de wetge-ver is bedoeld en wanneer er binnengetreden mag worden.Mevrouw Jorritsma was heel complimenteus over de ECN.Ik wil ook mijn complimenten overbrengen voor wat deECN wel gedaan heeft, maar ik vind dat het best van dekant van de overheid mag komen wat er nog moet gebeu-ren. Ik denk dat het goed is dat de wetgever vandaag bijmonde van de minister uitspreekt dat als er binnengetredenwordt namens colleges van B en W, dit niet op politiekopportunistische gronden mag gebeuren. Dat is namelijkde vrees die bij de internaten en de ECN leeft.

Ik zal mijn fractie adviseren om voor dit wetsvoorstel testemmen, en daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog twee korte puntjes. Ten eerste ben ikgeïnteresseerd in het antwoord van de minister op de vraagdie de heer Rombouts heeft gesteld. Ik beschouw binnen-treden ook nog steeds als een ultimum remedium. Dat moetslechts gebeuren als ze geweigerd worden.

Ten tweede wil ik nog een opmerking maken over het risi-cogestuurd toezicht. Ik weet dat gemeenten nog steedsongelooflijk veel last hebben van de Wet kinderopvangwaarin heel operationeel ongeveer alles geregeld is wat jemoet doen. In de gemeente waar ik tot voor kort burgemees-ter was, gaf dit echt heel veel problemen, terwijl wij hetgoed voor elkaar hadden. Ik wil de minister dan ook vragenof het wel nodig is dat gemeenten die een heel goederelatie hebben met "hun" internaat — vaak is er in de mid-delgrote steden maar één — daar elk jaar op bezoek komen.Als gemeenten een andere afspraak hebben gemaakt methet internaat, moet het niet zo zijn dat de inspectie zegt dater onvoldoende toezicht is gehouden.

Dit waren de vragen die ik nog had. Voor het overige zalook ik mijn fractie adviseren om voor dit wetsvoorstel testemmen.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Er iseen vraag open blijven staan, namelijk die over de loverboy-problematiek. Wil de minister hier nog even op ingaan enaangeven wat de rol van de GGD-inspecteurs is in relatietot de andere normen die op dit punt gelden?

Ik kom ook nog even terug op het evenwicht tussenonaangekondigd bezoek en binnentreden. Kan de ministerstimuleren dat gemeenten gebruikmaken van de ervaringenmet risicogestuurd toezicht? Ik ben het overigens wel methem eens dat het misschien goed is om in de eerste periodejaarlijks een bezoek te brengen en vervolgens elementenvan risicogestuurd toezicht daarin mee te nemen. Dit hebik evenwel al in eerste termijn aangegeven.

Ik zal mijn fractie positief adviseren over het wetsvoorstel.

De heer Don (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording vande vragen. Wat mij betreft, heeft hij dat goed gedaan. Ikben blij dat burgerschap en de actieve invulling ervan onderde aandacht van de minister blijven. Ik heb hem ook horenzeggen dat hij daar richting ECN in wil blijven acteren. Ikga mijn fractie adviseren om voor dit wetsvoorstel testemmen. Tot slot wil ik ECN bedanken voor de actieve roldie zij tot nu toe hebben vervuld, en succes wensen methun toekomstige actieve rol.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Voorzitter. Ook van onze kant dank voor de beantwoordingvan de minister. Voor ons is van belang dat nog eens isbenadrukt dat wij niet op gelegenheidswetgeving zitten tewachten ten opzichte van één specifieke groep, maar datde wet in de breedte moet werken. Mede vanwege dit ant-woord zal mijn fractie dit wetsvoorstel steunen.

De heer Kok (PVV):

Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn antwoorden.Het is goed om te constateren dat de minister erkent dat erconcrete misstanden zijn en dat er een kader nodig is datverder gaat dan een vrijblijvende eigen invulling door desector, de branchevereniging of de diverse instellingen. Deminister gaat, behalve in algemene termen, niet echt in opde diepere problematiek. Het blijft naar mijn gevoel allemaalwat aan de oppervlakte hangen. Hoe hoog acht hij deurgentie precies? Ik verwijs hierbij naar een onderzoek datin 2014 is gedaan door de dames Nanhoe en Van Horssenen dat specifiek betrekking had op de situatie in Rotterdam.De conclusie hiervan was in algemene zin dat op het terreinvan sociaal-culturele integratie nog veel winst te behalenwas en dat het contact met de samenleving wel erg beperktwas. Wellicht kan de minister hier nog enige reflectie aanwijden.

Wat zou zijn verdergaande aanpak zijn op dit vlak? Hij heefteen algemene schets gegeven. Kernvraag is of het instru-mentarium niet te licht is. De minister kiest voor een lichtminimumpakket — hij noemt het minimumeisen — en in

18-3-15

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 16: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

zijn ogen is dat een gepaste aanpak gegeven de onderlig-gende problematiek zoals hij die kennelijk percipieert. Hijhoudt daarbij wel erg veel rekening met de proportionaliteiten de zelfregulering. Hij meent dat de juiste balans gevon-den is in het wetsvoorstel. Hoe verhoudt een ongestoordeontwikkeling zich nu echt tot een licht minimumpakket,zoals hij zich dat voorstelt? Dat aspect staat namelijk cen-traal in het wetsvoorstel. Er blijft ook aandacht voor eenstrak inzetbaar toezichtkader. De sanctiemiddelen die deminister net naar voren heeft gebracht, zijn op zich helderen lijken op papier in ieder geval adequaat. Een evaluatieover drie jaar zal moeten uitwijzen of het wettelijk kaderwerkelijk de problematiek in al zijn ernst aanpakt.

Tot slot wil ik vragen om kort in te gaan op het apocalypti-sche beeld dat ik heb geschetst van de recente of misschienal wel langer lopende ontwikkelingen in Turkije, die wij nietecht toejuichen, en de mogelijke repercussies die deze hierte lande kunnen hebben. Wellicht gaat dit wat verder dande problematiek, maar er zijn zeker raakvlakken te onder-kennen. Zie ook het bericht van Omroep West van gisteren,waar ik al aan refereerde.

De voorzitter:Dank u wel, mijnheer Kok. Ik geef het woord aan de heerRinnooy Kan.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Voorzitter. Ook ik kan kort zijn. Ik dank de minister voor zijnuitvoerige beantwoording. Ik sluit mij graag aan bij watmevrouw Jorritsma zei over risicogedreven toezicht. Het isal te gemakkelijk om gemeenten in den brede op te zadelenmet een frequente inspectieopdracht, die in de praktijk heelvaak overbodig zal zijn en die nu juist precies aanleidinggeeft tot de verzwaring van de administratieve lasten diewe met elkaar zo graag zouden willen vermijden. Dus ditpunt breng ik graag onder de aandacht van de minister.

Misschien tot slot en bij wijze van afronding van dit deelvan het debat heb ik nog de volgende opmerking. Als er aleen olifant in deze ruimte zou verblijven, werd hij met enigeregelmaat zichtbaar in de repercussies van het opvoeden,de opvoedende taak van de ouders. Het is een geweldigvoorrecht en een geweldige vreugd om op te voeden enhet is ook een heel belangrijke maatschappelijke taak metgeweldige repercussies voor ons allen. Het dilemma waarwe voor staan wanneer ouders naar onze stellige overtui-ging een onverstandige keuze maken voor hun kinderen,is niet eenvoudig af te bakenen, maar het is wel een heelwezenlijk ingrediënt van dit debat. Natuurlijk zal de overheidniet lichtvaardig willen interveniëren. Tezelfdertijd heeft dieoverheid — dat voelen we allemaal — een heel wezenlijketaak, die ook vaak aan de rand van het onderwijs begint,daaraan voorbijgaat en daarbij extra delicaat wordt. Ik vreesdat we vroeger of later, juist tegen de achtergrond van ditdebat, zullen moeten terugkeren naar dat grote brede themadat vraagt om een andere aanleiding. Dat is niet iets om jeop te verheugen, maar wel iets wat er wezenlijk bij hoort.Dat politieke debat zal uiteindelijk ook in deze Kamergevoerd moeten worden.

De voorzitter:Dank u wel, mijnheer Rinnooy Kan. Ik geef het woord aande minister.

Minister Asscher:Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweedetermijn. Ik zal de vraag van de heer Rombouts die ik netjuridisch heb beantwoord, meer politiek en explicietbeantwoorden. Daar zit een geruststelling in die soms nogverdergaat dan de opvatting van de minister, namelijk dateen college van B en W juridisch niet kan binnentredenzonder zo'n dringende reden. Laat er politiek geen enkelmisverstand over bestaan: zo'n dringende reden kan nooitgevormd worden door een politieke opportuniteit. Die moetgelegen zijn in de situatie van de kinderen. Laat dan voorde Handelingen gezegd zijn dat de colleges, als ze al zoudenbestaan, die om politieke redenen zouden willen binnentre-den ongetwijfeld door de bestuursrechter hard op de vin-gers worden getikt als zij dat zouden doen. Ik zou een gangnaar de rechter dan ook zeer aanmoedigen bij de internatenwaar dat geschiedt. Onze rechtsstaat is toch echt steviggenoeg om mensen daartegen te beschermen. Ik denk danook dat men niet uit angst voor een dergelijke schendingvan de rechtsstaat moet handelen. De heer Rinnooy Kansprak van een verbetering van de rechtsstaat in die zin datwe telkens op zoek gaan naar het preciseren van de balanstussen wat we als onze taak zien om de veiligheid van kin-deren te garanderen en het handhaven van de vrijheid vanouders. We moeten niet van die verbetering van derechtsstaat afzien uit angst dat anderen misbruik van diebevoegdheden maken. Die juridische ruimte is er niet enpolitiek is die ruimte er niet, maar ook een rechter zal inNederland nooit accepteren als men dat met een beroepop deze wet zou doen.

Wat het risicogestuurd toezicht betreft, begrijp ik heel goedde opvatting van mevrouw Jorritsma. Ik ben bezig met eenverbetering van het toezichtskader rondom de kinderopvangen ik hoop dat hier later, misschien nog dit jaar te mogenverdedigen in deze Kamer. De afvinklijstjes voor de tempe-ratuur van de pindakaas doen weinig recht aan de expertisevan de kinderdagverblijven zelf en ook weinig recht aan deexpertise van de toezichthouders. Er is trouwens een wereldaan verbeteringen mogelijk. Daar zou ik tegenover willenstellen dat ook gemeenten met een heel goede relatie metde jeugdverblijven niet zo heel veel in de weg staat om éénkeer per jaar dat toezicht op die manier uit te oefenen.Daarmee heb je dan wel geborgd dat bij alle gemeenten,ook potentieel onwillige gemeenten, dit in ieder gevalgebeurt en dat men zich niet verschuilt achter de stelling"wij zien geen risico; dus wij doen niets". Ik stel voor omde waarheid wat dat betreft even in het midden te laten enaf te spreken dat we bij de evaluatie over drie jaar bekijkenof het tijd is om over te gaan naar een meer risicogestuurdtoezicht.

De vraag van mevrouw Nooren heb ik geprobeerd tebeantwoorden door in te gaan op de opvang die privaatgefinancierde internaten bieden aan slachtoffers vanloverboys. Het woord loverboys is inderdaad een te lieveomschrijving van misdadigers die jonge meisjes en jongensdwingen om zich te prostitueren. Ik heb gezegd dat er aan-leiding kan zijn tot het inroepen van andere verdergaandebevoegdheden als de veiligheid van die kinderen in het

18-3-16

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer

Page 17: Jeugdverblijven - officielebekendmakingen.nl...vorming van moedige burgers zijn broodnodig in de samenleving van vandaag, die doordrenkt is met angst. In de lezing voor de donateurs

geding is. Dat heb ik net abusievelijk in de richting van deheer Don aangegeven, maar dan dient melding plaats tevinden bij Veilig Thuis. Dan dient gereageerd te worden inhet belang van die kinderen. Dus het algemene kader geldtvoor alle privaat gefinancierde instellingen, waar jeugdverblijft, maar een verbijzondering kan aan de orde zijn.Toezichthouders zijn erop getraind om dat soort situatieste herkennen en daar dan naar bevind van zaken op te rea-geren.

De heer Kok vraagt om nog eens in te gaan op de vraag ofhet contact met de samenleving niet een veel belangrijkerelement is dan je uit dit debat zou kunnen afleiden. Ik bendat met hem eens. Ik heb daar in eerste termijn al iets overgezegd. Dat is de zorg die je voelt, maar waarbij je tegelij-kertijd ook terughoudendheid voelt om je daarmee tebemoeien. Ook bij kinderen die gewoon onder het ouderlijkgezag thuis worden opgevoed, worden keuzes gemaaktwaarbij zij worden afgehouden van contact met anderen.Er worden soms keuzes gemaakt die je als andere ouderniet zou begrijpen. En toch is het terecht dat de overheiddaar niet meteen ingrijpt. Dit debat draait om die balans.Dat is ook de olifant die de heer Rinnooy Kan in deze Kamerontwaarde. Ik heb hier nooit een olifant gezien, maar als ikmet hem meekijk, begrijp ik wel wat hij bedoelt. Een vande elementen die het dilemma extra scherp maken, is datje nu ook vaak ouders ziet die zorg hebben over de vraagof zij wel in staat zijn, in deze ingewikkelde periode hunkinderen de opvoeding te geven die nodig is. Een van debijzondere dingen is dat ouders, vaak Turks-Nederlandseouders, hun spaargeld opzijleggen om kinderen naar zo'nprivaat gefinancierd internaat te kunnen sturen, omdat daarde huiswerkbegeleiding goed is, omdat ze daar niet omgaanmet jongeren die kwaad in de zin hebben. Dat gebeurt vol-ledig vanuit een nobel streven. Er is voor mij geen redenom af te zien van deze wetgeving, maar er is des te meerreden om diezelfde ouders te voorzien van een wettelijkkader waaruit blijkt dat er ook enig toezicht is op de veilig-heid en op die andere elementen die horen bij het gezondopgroeien.

Dit dilemma los je met deze wet niet op. Dit laat slechts eenaspect van de witte plek rond het toezicht zien. We zullenons de komende jaren ook in het politieke debat intensiefmoeten bemoeien met de vraag of de balans goed is. Is erreden om meer in te grijpen? Hoe kun je ouders beterondersteunen bij het opvoeden van kinderen in een wereldwaarin bijvoorbeeld — dat zie je terug in het stuk vanmevrouw Kleijwegt— geen sprake meer is van uniformeconsumptie van nieuwsberichten uit media die iedereenvolgt, waarbij mensen zelf selecteren in welke waarheid zijgeloven? Kinderen zullen weerbaar moeten wordengemaakt om daarmee om te gaan. Dat is een moeilijke taakvoor ouders en voor scholen. Ze zullen het wel moetendoen, want anders blijf je te maken hebben met complot-theorieën en dus ook met de kwetsbaarheid van kinderenvoor mensen die een valse waarheid verkondigen en daar-mee die kinderen het verkeerde pad op lokken. Dat hebbenwe met deze wetgeving niet opgelost. Ik denk wel dat diteen belangrijke en noodzakelijke bijdrage is aan het toezichten de veiligheid van kinderen die in privaat gefinancierdeinternaten verblijven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel?Dat is het geval. Dan stel ik voor, volgende week dinsdagover dit wetsvoorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 12.30 uur tot 13.45 uur geschorst.

18-3-17

2 februari 2016

EK 18 HerdrukJeugdverblijvenEerste Kamer