Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur...

32
G02 1ster instructeur Lesmap - 123 - versie jan 2011 Nederlandse Onderwatersport Bond Jeugd bij de NOB Handleiding les geven aan en begeleiden van jeugd binnen de NOB met het ScubaDoe-programma

Transcript of Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur...

Page 1: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 123 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Jeugd bij de NOB

Handleiding les geven aan en begeleiden van jeugd

binnen de NOB met het ScubaDoe-programma

Page 2: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 124 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Inhoud

Inleiding I. Het ScubaDoe-programma

II. Opleidingsinformatie ScubaDoe-applicatie

III. Breveteisen instructeur met ScubaDoe-applicatie

IV. Wetten en regels rond duiken met jeugd

Hoofdstuk 1. Leeftijdskenmerken

Hoofdstuk 2. Belonen is effectiever dan straffen!

Hoofdstuk 3. Veiligheidsaspecten

Hoofdstuk 4. Jeugdbegeleiding bij de ScubaDoe-lessen

Hoofdstuk 5. Omgaan met ouders

Hoofdstuk 6. Druktemakers en ADHD-ers in je groep!

Hoofdstuk 7. Kinderen met een motorische achterstand

Hoofdstuk 8. Kinderen met autisme

Page 3: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 125 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Inleiding

I. Het ScubaDoe-programma

ScubaDoe is de naam van het „eigen‟ NOB-

jeugdprogramma, gemaakt door en voor

vrijwilligers. Het bestaat uit drie blokken:

snorkelen, persluchtduiken en jeugdspecialisaties.

Hiervoor zijn vele lesplannen ontwikkeld, zodat je

als instructeur niet steeds zelf het wiel hoeft uit te

vinden. Tevens zijn er ondersteunende materialen

ontwikkeld, specifiek gericht op het werken met

kinderen.

Een belangrijk uitgangspunt bij de ScubaDoe-

lessen is dat het er in de eerste plaats om gaat dat

de kinderen plezier hebben in wat ze doen. Een

perfecte wijze van uitvoeren is bij de eerste

niveaus van ondergeschikt belang.

Het ScubaDoe-programma mag worden gegeven

door NOB-instructeurs die de speciale ScubaDoe-

applicatie hebben gevolgd. Deze bestaat uit één

dagdeel, waarin de opzet van het programma en

de specifieke aspecten van het les geven aan

kinderen centraal staan.

In deze handleiding voor instructeurs gaan we dieper in op de typische aspecten van het

werken met kinderen. Alle lesmaterialen van het ScubaDoe-programma vind je op de

Instructeurshandleiding op CD-ROM die elke instructeur heeft ontvangen.

Aan deze handleiding is vanzelfsprekend uiterste zorgvuldigheid besteed, maar mocht je

ideeën of verbetertips hebben, dan horen we dat natuurlijk graag. Je kunt deze melden

via [email protected]. Als je specifieke vragen hebt over hoe je nu als

vereniging het jeugdprogramma kunt implementeren, kun je contact opnemen met de

consulent Jeugd via [email protected].

Page 4: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 126 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

II. Opleidingsinformatie ScubaDoe-applicatie

De doelen van de ScubaDoe-applicatie

Een NOB 1*-instructeur met de ScubaDoe-applicatie kan en mag:

theorie ten behoeve van de ScubaDoe snorkel- en persluchtopleiding onderwijzen;

zwembadoefeningen ten behoeve van de ScubaDoe snorkel- en persluchtopleiding in

het zwembad onderwijzen en (waar nodig) toetsen.

Een NOB 2*-instructeur met de ScubaDoe-applicatie kan en mag:

theorie, zwembad- en buitenwateroefeningen onderwijzen en toetsen ten behoeve van

de ScubaDoe snorkel- en persluchtopleiding;

plannen, organiseren en uitvoeren van een complete ScubaDoe-opleiding.

Dagdeel ScubaDoe-applicatie

In 2011 wordt aansluitend op elke 1*-instructeursopleiding een ScubaDoe-applicatie

georganiseerd en gegeven. Deelname aan deze applicatie

- is facultatief voor de deelnemers aan de desbetreffende 1*-instructeursopleiding;

- is verplicht als je als instructeur aan de slag wilt gaan met het ScubaDoe-

programma;

- staat ook open voor reeds gebrevetteerde instructeurs die nog niet beschikken

over de ScubaDoe-applicatie.

Geen Proeve van Bekwaamheid

De ScubaDoe-applicatie is een zogenaamde „kopcursus‟ en dient ertoe de deelnemers

voor te bereiden op het lesgeven aan en begeleiden van jeugd binnen de NOB. Het

volgen van de applicatie leidt tot het registreren van de ScubaDoe-bevoegdheid op het

desbetreffende instructieniveau (zie ook Bevoegdheden). De deelnemer hoeft geen

Proeve van Bekwaamheid af te leggen.

Bevoegdheden

Het lesgeven aan en begeleiden van jeugd tijdens de (facultatieve) buitenwaterles is

voorbehouden aan de 2*-instructeur met de ScubaDoe-applicatie; tevens is alleen de 2*-

instructeur bekwaam in en bevoegd tot het plannen en organiseren van een complete

ScubaDoe-opleiding.

De 1*-instructeur met de ScubaDoe-applicatie is bevoegd om de zwembadlessen van het

ScubaDoe-programma te verzorgen.

De duikvereniging kan vragen om een zogenaamde Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). In

sommige gemeenten is dit verplicht voor vrijwilligersfuncties waarin met kinderen

gewerkt wordt.

Kosten

Deelnemers aan de 1*-instructeursopleiding kunnen in 2011 gratis deelnemen aan de

ScubaDoe-applicatie. Reeds gebrevetteerde instructeurs die bij de applicatie willen

instromen, betalen € 20,- voor het volgen van het dagdeel, de lesmap en het registreren

van de ScubaDoe-bevoegdheid. Voor het afronden van de ScubaDoe-applicatie wordt

geen brevetcard verstrekt.

Page 5: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 127 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

III. Breveteisen instructeurs met de ScubaDoe-applicatie

Kerntaken

De ScubaDoe-applicatie leidt de deelnemer op voor de volgende kerntaken:

hij begeleidt jeugdige (< 14 jaar) duikers;

hij verzorgt duikinstructie binnen het ScubaDoe-programma, deels onder directe

supervisie van een 2*-instructeur;

hij verzorgt de planning van lessenreeksen binnen het ScubaDoe-programma.

Bevoegdheden

Een NOB 1*-instructeur met de ScubaDoe-applicatie is gekwalificeerd (bevoegd) voor de

volgende taken:

theorie ten behoeve van de ScubaDoe snorkel- en persluchtopleiding onderwijzen;

zwembadoefeningen ten behoeve van de ScubaDoe snorkel- en persluchtopleiding in

het zwembad onderwijzen en (waar nodig) toetsen.

Een NOB 2*-instructeur met de ScubaDoe-applicatie is gekwalificeerd (bevoegd) voor de

volgende taken:

theorie, zwembad- en buitenwateroefeningen onderwijzen en toetsen ten behoeve van

de ScubaDoe snorkel- en persluchtopleiding;

plannen, organiseren en uitvoeren van een complete ScubaDoe-opleiding;

Ingangsniveau

Om deel te nemen aan de ScubaDoe-applicatie moet men:

lid zijn van de NOB;

minimaal 18 jaar zijn;

minimaal 1*-instructeur zijn*;

beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport.

*Ook cursisten die 1*-instructeur in opleiding zijn, kunnen – aansluitend aan de plenaire dagdelen in het kader van de 1*I-cursus – deelnemen aan de ScubaDoe-applicatie.

Page 6: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 128 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

IV. Wetten en regels rond duiken met jeugd

Specifiek bij het duiken met jeugd zul je merken dat sommige regels weer net even

anders zijn dan bij de volwassenenafdeling. Hier zetten we drie items op een rijtje die

handig zijn om te weten.

1. Medische keuring en eigen verklaring voor jeugdige duikers

De snorkel- en persluchtlessen voor de jeugd vinden grotendeels plaats in het zwembad,

dus op geringe diepte en onder gecontroleerde omstandigheden. Desondanks is het van

belang dat het kind én de ouders vooraf een zogenaamde Zwembadverklaring invullen en

ondertekenen. Hierin worden acht vragen gesteld met betrekking tot de gezondheid van

het kind. Indien één of meer vragen met „ja‟ wordt beantwoord, is een formele medische

keuring verplicht. Het invullen van de Zwembadverklaring wordt geadviseerd voor het

volgen van de snorkellessen; het is verplicht voor de persluchtlessen.

Je vindt dit document op de I-handleiding op DVD bij het onderdeel ScubaDoe.

Als het kind ook deelneemt aan de (facultatieve) persluchtles in het buitenwater is een

„gewone‟ medische keuring verplicht. In het document Aanbevelingen Medische

Commissie op de I-handleiding op DVD bij het onderdeel ScubaDoe lees je alle details.

2. Gedragscode NOB en Tuchtreglement

De NOB kent een Gedragscode. Deze is deels van toepassing op alle leden en deels op

kader (instructeurs, begeleiders, scheidsrechters etc.). Deze code zegt eigenlijk “Zo gaan

wij binnen de NOB met elkaar om”. Vanzelfsprekend is de code ook van toepassing

tijdens het lesgeven aan kinderen.

Wanneer de grenzen van de Gedragscode worden overschreden, beschrijft het

Tuchtreglement daarvan de consequenties.

Beide documenten zijn te vinden via de NOB-website.

3. Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)

Een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) is een momentopname die verklaart dat de

aanvrager op dat moment geen strafrechtelijke veroordeling op zijn naam heeft staan.

Het is de opvolger van de vroegere Verklaring van Goed Gedrag.

In sommige gemeentes is een VOG verplicht voor (vrijwilligers)functies waarin met

kinderen wordt gewerkt; in andere gevallen heeft het bestuur van de duikvereniging

besloten aan de vrijwilligers die met kinderen werken een VOG te vragen. De NOB

adviseert zijn verenigingen om aan kader dat met jeugd werkt een VOG te vragen.

Meer informatie over (het aanvragen van) een VOG vind je via

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verklaring-omtrent-het-gedrag.

Page 7: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 129 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 1. Leeftijdskenmerken

1.1 Inleiding Elk kind is uniek, het komt uit een eigen milieu (gezin, school, vrije tijd), heeft een eigen

intelligentie, mogelijkheden en interesses. Ga er vanuit dat elk kind zijn best doet en

ergens goed in is, laat het kind zichzelf zijn, het kind staat CENTRAAL.

De basis van verwachtingen die kinderen koesteren is voor elke leeftijdsgroep hetzelfde,

maar wat zij eronder verstaan is voor elke leeftijdsgroep anders!

Enkele algemene belangrijke zaken bij het begeleiden van kinderen en jeugdigen;

De begeleiders geven altijd het goede voorbeeld. Hier bedoelen we niet alleen een

correcte uitvoering van techniek en vaardigheden mee, maar vooral de houding

van de begeleider in de omgang met de jeugd. Deze is altijd positief, constructief,

stimulerend en vormend gericht. Immers een goed voorbeeld doet goed volgen,

nietwaar?

Complimenten geven. Het werkt honderd keer beter dan mopperen of schelden.

Dus, jammer goed geprobeerd, volgende keer beter.

Praten, uitleggen. Misschien gebruik je wel niet de goede woorden!

Maak bij iedereen altijd onderscheid tussen het kind en het gedrag. Niet een kind

afwijzen, wel het (afwijkende) gedrag benoemen en ter discussie stellen.

1.2 Leeftijdskenmerken en begeleidingstips

1.2.1 Categorie 6 – 10 jaar

Leeftijdskenmerken: 6 tot 10

jaar

Begeleidingtips

Omgeving (vriendjes, teamgenoten,

trainer) leert gedrag aan.

Geef als instructeur een goed voorbeeld en

corrigeer ongewenst onderling gedrag.

Gericht op ontdekken/onderzoeken. Gebruik thema‟s, verhalen, fantasie.

Aanleren van vaardigheden.

Snel moe, snel herstel. De kracht en de duur van de prestaties zijn

gering. Laat oefeningen bestaan uit kort

durende inspanningen met korte

rustmomenten.

Weinig kracht. Pas de afstand van het zwemmen aan en

kies met zorg de waterdiepte. Zorg ervoor

dat kinderen bij het uitvoeren van de

oefeningen zich niet forceren. Het moet

allemaal haalbaar zijn en binnen hun

bereik liggen.

Moeite met concentratie/ snel afgeleid. Zorg ervoor dat er tussen de verschillende

groepen voldoende afstand is, zodat de

kinderen elkaar minder afleiden. Ga niet

midden in het zwembad, tussen de andere

groepjes trainen, maar zoek een „rustig‟

hoekje op.

Wordt wat zelfstandiger. Betrek de kinderen in de organisatie van

Page 8: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 130 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

de training en geef kinderen taken.

Visueel ingesteld (concreet

denkvermogen).

Het is belangrijk om oefeningen en

techniek duidelijk en correct voor te doen.

Vermijd verbale (spel)uitleg.

Veel bewegingsdrang. Zorg ervoor dat er weinig tijd zit tussen

twee oefeningen. Laat de kinderen veel en

op veel verschillende manieren bewegen.

Veel fantasie, spontaan. Wees creatief in gebruik van materiaal.

Noem een snorkel eens een

waterwandelstok, die je voorzichtig moet

overgooien, omdat hij anders kapot gaat.

Gebruik thema‟s en verhalen (rollenspel).

Nog niet taakbewust. Wees duidelijk, leg goed uit wat iemand

moet doen, hoe hij dit moet doen en wat

er moet gebeuren als dit gedaan (klaar) is.

Leergierig. Zorg er wel voor dat kinderen het juiste

(techniek) aanleren. Corrigeer eerst in

grote lijnen en verfijn dit steeds op

onderdelen. Veel herhalen van oefeningen.

Weinig watergevoel. Zorg ervoor dat kinderen veel met de

materialen omgaan. Zweefgevoel en

trimtechniek oefenen.

Binding met ouders is sterk, leeft in

een beperkte/beschermde omgeving.

Kinderen hebben behoefte aan lichamelijk

contact en knuffels (ter vervanging

ouders).

Wees bedacht op je rol en op de uitstraling

die het naar anderen heeft! Affectie tonen

mag, maar zonder intimiteit!

Vooral jonge kinderen zien weinig gevaar. Let extra op de veiligheid.

Doelstellingen Begeleidingtips

Begin van de technieken aanleren

Begin maken met samenwerken/

luisteren naar anderen. Leer kinderen

tegen hun verlies te kunnen.

Leer kinderen samenwerken en vertel hoe

dit moet. (buddysysteem)

Het leren van regels en leren je daaraan te

houden.

Stel duidelijke regels (onderlinge omgang,

omgaan met materiaal, helpen met

opruimen e.d.) en wees hierin consequent.

Hierdoor geef je het gevoel van

vertrouwen.

Aandachtspunten Begeleidingtips

Bied de oefeningen zoveel mogelijk in

spelvorm aan.

Wees zelf creatief of neem de voorbeelden

uit de handleiding.

Leer de hele beweging aan. Niet de beweging in stukjes hakken en in

stukjes aanleren.

Een goed voorbeeld is belangrijk. De

kinderen imiteren de bewegingen van de

instructeur.

Laat de kinderen veel bewegen en

geef ruimte voor eigen ontdekkingen;

Zorg voor een duidelijke structuur, waarop

je altijd kun terugvallen.

Page 9: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 131 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Categorie 6 – 10 jaar: tot slot

Wees flexibel als instructeur. Als de groep heel druk is, pas je training dan hierop aan en

ga niet stug door met wat je van plan was. Geef de kinderen vrijheid, maar laat de

kinderen niet bepalen wat er gaat gebeuren. Heb ook voor en na de training voldoende

aandacht voor de kinderen. Begeleid ze in veterstrikken, zelfstandig aankleden en op tijd

aanwezig zijn (taak ouders!). Oudere kinderen zien het verschil in niveau van

vaardigheden. Wissel voldoende in wie met wie moet trainen. Spelvreugde is bij

wedstrijdjes belangrijker dan winnen of verliezen.

1.2.2 Categorie 9 – 14 jaar

Leeftijdskenmerken: 9 tot 14 jaar

Begeleidingtips

Leergierig (ze willen veel leren/weten en

leren snel).

Ontdekkende houding: veel willen weten

en kunnen.

Zorg er wel voor dat kinderen het juiste

(techniek) aanleren. Corrigeer eerst in

grote lijnen en verfijn dit steeds op

onderdelen. Veel herhalen van oefeningen.

Motiveer waarom iets gedaan moet

worden.

Veel behoefte aan beweging en actie. Zorg voor weinig pauzes tussen

oefeningen. Laat ze veel herhalen. Wees

niet te competitief tijdens de training,

zodat niemand zich te kort gedaan voelt.

Heeft kritiek op het eigen functioneren en

dat van anderen. Vergelijkt niveau tussen

spelers. Ontwikkeling van

rechtvaardigheidsgevoel.

Laat iedereen met iedereen samen trainen

en leer rekening met elkaar te houden.

Motiveer de dingen die je van hen

verwacht of die je zelf doet.

„IK‟ staat centraal. Groeiende

zelfstandigheid. Opkijken naar

volwassenen. Beginnende zoektocht naar

eigen identiteit.

Leer ze rekening houden met elkaar. Geef

ze kansen om hun fantasie naar boven te

laten komen. Geef meer kansen tot

inspraak. Maak geen misbruik van de

belangstelling die jij krijgt als begeleider!

Erg gericht op groepjes/ vriendjes en

vriendinnen. Samen doen en erbij horen is

belangrijk.

Voorkom dat er kinderen buiten de groep

vallen. Je hoeft niet iedereen aardig te

vinden, maar als je bij duiken bent, ga je

met iedereen normaal om. Aandacht voor

groepsrollen. Er is duidelijk leiding nodig!

Doelstellingen Begeleidingtips

Geef kinderen meer

verantwoordelijkheid/ vrijheid.

Zorg uiteraard eerst voor duidelijke

kaders.

Overdracht van technische

duikvaardigheden.

Duiken is een teamsport, waarbij je

moet samenwerken.

Het buddysysteem als voorwaarde om te

kunnen duiken normaal vinden.

Page 10: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 132 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Aandachtspunten Begeleidingtips

Rebelsheid en kritische houding. Wees duidelijk en consequent in regels.

Ben je als instructeur de baas, een

vriendje of iets er tussenin?

Weet dat kinderen ook lichamelijk

Veranderen.

Geef kinderen hierin voldoende ruimte,

maar voorkom preutsheid.

Zorg ervoor dat de oefeningen uit een

les/training niet los staan van het

buitenwaterduiken.

Leg steeds uit waarom of wanneer je de

techniek nodig hebt. Geef dus betekenis

aan je inhoud.

Categorie 9 – 14 jaar: tot slot

Heb ook voor en na de training voldoende aandacht voor de jongeren. Onderschat niet

hetgeen (praten e.d.) wat voor, tijdens en na de les/training in het water en in de

kleedkamer gebeurt.

1.2.3 Categorie 13 – 18 jaar

Leeftijdskenmerken: 13 tot 18

jaar

Begeleidingtips

Soms meer passief dan actief. Heb aandacht voor meer rustige

momenten, als ze dat willen.

Volop bezig met persoonlijkheidsvorming.

Drang naar vrijheid en onafhankelijkheid.

Ze willen iets zijn.

Weet dat hun ontwikkeling nieuw is en laat

ze die beschermen als ze dat willen,

vermijd echter preutsheid. Geef ze

voldoende zelfvertrouwen. Geef ze binnen

een veilige structuur meer

verantwoordelijkheid en aandacht.

Je bekeken voelen. (Over)gevoelig,

onzeker. Oog voor de toekomst,

ontwikkeling van waarden en normen,

meer abstract denken.

Voorkom opmerkingen over het uiterlijk.

Onzeker in bewegen, slungelachtig.

Mondelinge instructie is mogelijk, ook

zonder voorbeelden.

Meer theoretische achtergrond en tactiek Overleg bij spel- en activiteitenkeuze.

Duidelijke verschillen jongens en meisjes. Als gelijke behandelen. Zelf meedoen.

Snelle lengtegroei, wat de motoriek

niet altijd ten goede komt (gevoeligheid

voor blessures).

Dit is slechts van tijdelijke aard. Blijf wel

corrigeren, maar verwacht niet het

onmogelijke. Zorg ervoor dat jonge pubers

zich niet overbelasten (puber zijn kost al

veel energie). Let op hun tiltechniek en

verdeling van het lood!

Overmaat en onnodige bewegingen

nemen af.

Zorg ervoor dat de jongeren wel „scherp‟

blijven en nastreven het „hoogste‟ niveau

van elke techniek/vaardigheid uit te

voeren.

Ontbrekende leergierigheid. Leg uit waarom iets gedaan moet worden.

Voorkom dat het te grote stappen worden,

waardoor het onoverzichtelijk wordt en de

weerstand toeneemt.

Zet zich af tegen gezag. Rebels/kritisch

ingesteld.

Ben duidelijk en consequent in regels. Let

op „vedetten‟

Page 11: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 133 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Vaste vrienden in eigen kleine groep.

Groepswaarden en -normen bepalen de

activiteiten.

Meer verantwoordelijkheid geven.

Herwaardering van de duiksport of een

onderdeel hiervan.

Niet de ouders, maar het kind zelf bepaalt

wat wel en niet leuk is. Zorg ervoor dat ze

het duiken leuk blijven vinden. De sfeer is

erg belangrijk.

Prestatie en winnen is belangrijk,

spelers willen zichzelf bewijzen.

Veel competitie-elementen in de

oefeningen inbouwen. Bijv. vinzwemmen

en/of ow-hockey.

Doelstellingen Begeleidingtips

Beheersing van techniek, vaardigheden;

evt. een stukje spelinzicht / tactiek.

Aandachtspunten Begeleidingtips

• laat deelnemers meedenken, meepraten

en als het kan meebeslissen;

Laat ze na een les/training/wedstrijdje

nadenken over wat goed en wat minder

goed ging.

Categorie 13 – 18 jaar: tot slot

Wees je ervan bewust dat dit een leeftijd is waarop veel jongeren stoppen met de

duiksport. De jongeren bepalen zelf wat ze wel en niet leuk vinden (en niet meer de

ouders).

Heb aandacht voor de onderlinge sfeer, organiseer teamactiviteiten en betrek hen bij

de vereniging. Daarnaast is het ook belangrijk om gevarieerde lessen/trainingen te

blijven geven, met voldoende afwisseling in oefeningen.

Page 12: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 134 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 2. Belonen is effectiever dan straffen

2.1 Regels en grenzen stellen: je ontkomt er niet aan... Het lijkt of alle kinderen het liefst rondrennen in een wereld zonder regels, maar

uiteindelijk worden ze daar juist heel onrustig van. Regels bieden een kind houvast en

duidelijkheid. Kinderen weten graag wat er van hen verwacht wordt en wat zij van de

begeleiders kunnen verwachten.

Grenzen stellen

Grenzen stellen is moeilijk, zeker als je met een grote groep bent. Het is belangrijk dat er

tussen de begeleiders onderling afspraken zijn over de regels en hoe er met overtreding

van de regels wordt omgegaan. Consequent zijn is daarin van vitaal belang, als de ene

begeleider iets niet toestaat, maar de andere wel, gaan de kinderen door met ongewenst

gedrag onder het excuus: “Ja maar hij zei dat het wél mocht.” Bovendien zullen ze dan

steeds meer grenzen opzoeken en uitproberen of een andere begeleider anders reageert.

Probeer altijd uit te leggen waarom je een bepaalde grens stelt, bijvoorbeeld omdat iets

gevaarlijk is of omdat anderen er last van hebben.

Positieve aandacht

Kinderen zoeken zeker bij spelletjes of activiteiten met wat minder leiding graag de

aandacht. Door ieder kind op zijn tijd positieve aandacht te geven zal hij of zij trots zijn

en zelfvertrouwen opbouwen. Als een bepaald kind heel weinig aandacht krijgt, kan hij of

zij expres dingen verkeerd doen, omdat hij of zij weet dat er dan aandacht is, ook al is

die aandacht negatief. Iedere begeleider heeft favoriete kinderen, maar probeer ervoor

te zorgen dat je je 'favorieten' niet veel meer aandacht geeft dan de andere kinderen. Zij

kunnen jaloers worden of proberen op een negatieve manier aandacht te vragen.

Even afkoelen

Als een kind zichzelf niet meer in de hand heeft, bijvoorbeeld in een driftbui, kan het

goed zijn hem of haar even apart te zetten. Want negeren is dan lastig en corrigeren lukt

al helemaal niet. Vijf minuten op een plek die ongezellig is en waar hij of zij niets te doen

heeft (en waar geen waardevolle spullen staan) zou voldoende moeten zijn. Als het kind

daarna is 'afgekoeld', probeer het kind dan weer positief te benaderen.

Als bovenstaande aanpak niet helpt, neem dan direct contact op met de ouders van het

kind. Een oplossing kan zijn om de ouders te vragen bij de les/training aanwezig te zijn.

Tip:

Als afwijkend gedrag voorkomt, meld dit dan altijd onmiddellijk aan de 2*-instructeur die

verantwoordelijk is voor de jeugdopleiding en aan de ouders/verzorgers van het

desbetreffende kind!

Page 13: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 135 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 3. Veiligheidsaspecten

3.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven we een aantal adviezen die het veilig en verantwoord oefenen en

beoefenen van het snorkelduiken in het zwembad bevorderen. Bij al deze adviezen gaan

we ervan uit dat jij je als instructeur bewust bent van jouw voorbeeldrol en al het nodige

doet om onveilige situaties te voorkomen.

3.2 Veiligheidsaspecten bij het lesgeven

3.2.1 Voorbereiding

Het letten op veiligheid start al bij de voorbereiding van de les. Om verantwoord bezig te

zijn, moet je zicht hebben op de onderwijsleersituatie. Je moet kennis hebben van de

doelen, de leerstof en de bijbehorende didactiek en methodiek. Dit in relatie tot de

mogelijkheden en onmogelijkheden die de beschikbare ruimte, tijd en leerlingen toelaten.

In deze voorbereiding neem jij even de tijd om de les in gedachten door te nemen.

Daarbij is het belangrijk dat je je les op papier hebt staan. Structuur, logische ordening

van activiteiten en gepaste discipline geven je zelfvertrouwen en tijd om niet alleen met

je lesplan, maar vooral met je leerlingen bezig te zijn.

En natuurlijk staat er een zuurstofkoffer paraat!

3.2.2 Uitvoering

Bij een instructeur die op een prettige wijze de leiding neemt, helder vertelt wat er

gedaan gaat worden en zegt wat hij van zijn leerlingen verwacht, voelen de leerlingen

zich veilig en geborgen. Door deze houding groeit hun zelfvertrouwen en vormt het mede

de basis van hun spelplezier. Een van de belangrijkste veiligheidsaspecten is dan ook de

organisatie van de les. Het gaat hier vooral om het geven van duidelijkheid, het maken

van afspraken en het stellen van regels.

In het begin lijkt dit misschien erg formeel, maar als jij je regels consequent hanteert,

wordt het algauw een normale routine. Voorbeelden hiervan zijn het bij binnenkomst

altijd even gaan zitten op de bank of het klaarleggen van de materialen op een vaste

plaats.

Belangrijke momenten in een les zijn het te water gaan, de route van het zwemmen en

het verlaten van het water. Zodra jij je uitleg hebt gegeven, moet duidelijk zijn op welke

manier de leerlingen te water mogen gaan. Gaan zij via het trapje of met een sprong?

Het kan op teken van de instructeur, maar ook op een afgesproken moment,

bijvoorbeeld: “Als de eerste bij deze markering is, mag de volgende vertrekken”.

De instructeur moet ervoor zorgen dat de leerlingen elkaar niet kunnen aanraken bij het

springen of starten van de oefening. Ook tijdens het zwemmen moet voldoende afstand

gehouden worden: een trap met een voet of vin is niet fijn. De instructeur kan door het

kiezen van een goede organisatievorm hierin sturen.

Een opdracht is pas compleet als je ook verteld hebt, wat er na die opdracht moet

gebeuren, bijvoorbeeld “In het water wachten en ruimte voor elkaar maken” of juist “Uit

het water komen en bij het startblok gaan staan”. Vaak gebeurt dit laatste door gewoon

op de kant te klimmen. Hierbij kunnen tal van onveilige situaties ontstaan: door het

opzwaaien van een been trappen de leerlingen elkaar of ze glijden weg en vallen soms

Page 14: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 136 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

terug in het water. Ook bij trapjes moet het duidelijk zijn dat tijdens het klimmen de

volgende niet onder aan de trap, maar naast de trap op zijn beurt wacht.

3.2.3 Afronding

Aan het eind van de les is het goed om de leerlingen ook te wijzen op de onveilige

situaties en ze een compliment te geven als ze daar rekening mee gehouden hebben

tijdens de les.

3.2.4 Ruimte

De tegelvloeren in zwembaden vormen altijd een veiligheidsrisico. Een beetje water

maakt ze al gauw spiegelglad. Benadruk daarom dat je leerlingen gewoon rustig lopen.

Ook de overgang van perron naar het water is van belang. Het is in vele opzichten niet

handig om je leerlingen dicht bij de rand te laten staan. Dit doe je alleen als het om het

volgen van een voorbeeld gaat.

Materialen die je tijdens het snorkelen nodig hebt, kunnen langs de rand neergelegd

worden, zodat ze vanuit het water te pakken zijn. Let op! Deze materialen mogen geen

obstakel vormen voor het lopen op het perron. In het bijzonder vragen we hier de

aandacht voor de loodgordel. Loodgordels leg je uit veiligheidsoverweging nooit op of aan

de rand van het water!

3.3 Materiaal en veilig gebruik Voor het snorkelen gebruiken we de basisuitrusting. Deze bestaat uit een duikbril, een

snorkel, vinnen en een loodgordel. Dat het materiaal goed en doelmatig moet zijn,

spreekt voor zich. Niet alleen het materiaal zelf is belangrijk, maar ook het gebruik

ervan. Hier volgen een paar belangrijke tips die het gebruik van de basisuitrusting

veiliger maken.

3.3.1 De duikbril

De duikbril van je leerlingen moet veiligheidsglas hebben. Hierdoor hou je bij eventuele

„ruitbreuk‟ het risico van verwonding door het glas zo klein mogelijk.

Het gebruik van zogenaamde zwembrilletjes is gevaarlijk. Bij het onderduiken werken ze

als een zuignap en loopt je leerling de kans zijn ogen te beschadigen. Verder moet er in

de duikbril een voorziening zijn om de neus even dicht te kunnen knijpen.

Leer de kinderen aan de duikbril om de hals te dragen, zodra ze de duikbril even niet

gebruiken. Vaak zie je dat ze hun bril even op het voorhoofd plaatsen, maar vanwege het

gevaar dat ze van het hoofd op de tegels vallen, wijzen we dit gebruik af.

Het is belangrijk dat je vrijwel meteen het uitademen door de neus in de duikbril

aanleert. Hiermee voorkom je immers de zuignapwerking van de duikbril.

3.3.2 De snorkel

Snorkels zijn in diverse vormen en uitvoeringen te koop. De snorkel bestaat uit twee

onderdelen, namelijk het mondstuk en de adembuis. Controleer of het mondstuk goed

past, vastzit en niet te scherp is. De bijtnokken zijn ervoor om de snorkel goed in de

mond vast te kunnen houden. De aansluiting op de adembuis moet stevig zijn en mag

niet door de lippen dichtgeknepen kunnen worden. De adembuis zelf moet recht en niet

afsluitbaar zijn. Qua materiaal is (kunst)rubber het meest geschikt. Hard plastic raden we

af vanwege de kans op scherpe randen of stukken bij breuk.

Page 15: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 137 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

De vaak roodgemaakte bovenkant van de snorkel (glow top) heeft een signaalfunctie.

Het betekent: “Blijf van me af!” Let er dus op dat geen van de leerlingen deze bovenkant

bij een ander aanraakt, ook niet bij wijze van grapje. De ademweg moet altijd „vrij‟ zijn!

3.3.3 De vinnen

De controle van de pasvorm is het belangrijkste bij de vinnen. De voeten moeten prettig

in de schoen van de vin zitten. Knellende vinnen of vinnen met te grote vinbladen raden

we vanwege krampgevaar en spierpijn af.

De vinnen worden pas in het water aangedaan. Moedig je leerlingen aan elkaar te helpen

bij het aandoen van de vinnen. Soms komt het voor dat men op de kant de vinnen al

aantrekt. Hierover moet je goede afspraken met je leerlingen maken. Stel heel duidelijk

de regel dat je leerlingen niet lopen op hun vinnen: het gevaar van vallen is veel te

groot. Achterwaarts even een „schuifelpas‟ en dan op een teken, eventueel met hulp, het

water in. Je leerlingen trekken hun vinnen ook weer in het water uit, voordat ze weer op

de kant komen.

3.3.4 De loodgordel

De loodgordel gebruiken we om een aantal oefeningen eenvoudiger te maken of juist te

verzwaren. Hij moet voorzien zijn van een veiligheidssluiting, waarmee de loodgordel op

de tast meteen afgedaan kan worden. De sluiting mag bij het omdoen geen huid mee

inklemmen. Ook het gewicht van het lood mag niet meer dan 5% van het

lichaamsgewicht (± 1 à 2 kg) van de leerling zijn. Het lood zelf moet verpakt zijn, om

mogelijke vergiftiging door loodafgifte via de vingers te voorkomen. Om te voorkomen

dat de loodblokken over de sluiting heen kunnen schuiven, zetten we ze vast met een

clip of door de band die door het blok loopt een kwartslag te draaien. Bij het afdoen moet

de loodgordel meteen op een veilige plaats neergelegd worden. Je leerlingen doen hun

loodgordel tijdens het zwemmen niet af: dat is niet veilig!

3.3.5 De flessen

Bij het vervoeren van duikflessen naar en van de waterkant maak je geen gebruik van

hulpvaardige kinderhanden. Dit is een taak voor de oudere jeugd en voor de

volwassenen! Als je tijdens de les het kind zijn fles laat dragen, hou je natuurlijk

rekening met het draagvermogen en de rugbelasting van de kinderen. Dat niet gebruikte

duikflessen altijd op de grond buiten een looproute liggen, is vanzelfsprekend.

3.3.6 Het trimjack

Voor het dragen van een trimjack geldt dat een juiste maatvoering van belang is.

Controleer verder of alle onderdelen „vast‟ zitten en goed zijn aangesloten.

3.3.7 De ademautomaat

Het kernbegrip „KORAAL‟ is van toepassing. Bevestig – indien mogelijk – kindvriendelijke

mondstukken aan de automaat en de octopus. Zorg dat er altijd toezicht (hulp) is als je

leerlingen bezig zijn met de op- en afbouw van de apparatuur.

3.3.8 De dieptemeter/manometer

De ademautomatenset is pas compleet als er een manometer met een dieptemeter in

console op aangesloten is. Controleer of laat de kinderen steeds controleren of de wijzers

ook terugkeren in de nulstand.

3.3.9 Spel- en oefenmaterialen, lesattributen

Om de lessen aantrekkelijker en uitdagender te maken, kun je extra spel- en

oefenmaterialen gebruiken. Wees kieskeurig bij het inzetten en plaatsen ervan. Let op

Page 16: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 138 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

doelmatigheid en veilig gebruik, bijvoorbeeld dat je leerlingen zich er niet aan kunnen

verwonden. Om contact met je leerlingen te hebben en toezicht onder water te kunnen

houden, is het gebruik van een seinstok en/of een kijkbuis tijdens de les erg geschikt.

3.4 Veiligheidsaspecten bij het snorkelen en duiken

3.4.1 Overzicht

Een goede instructeur houdt altijd overzicht over de situatie en zijn leerlingen. Dat

betekent dat hij zijn positie steeds zo kiest, dat hij niet alleen zijn leerlingen kan zien,

maar ook wat er voor hem in het zwemwater gebeurt.

3.4.2 Zwemtechniek

Een goede zwemtechniek en –vaardigheid geeft voldoende zelfvertrouwen om op een

veilige manier te kunnen snorkelen. Vul aandacht voor de zwemtechniek aan met het

begrip dat je leerlingen in een ruimte met anderen zwemmen; leer ze om rekening te

houden met elkaar.

Het hoofd is het kwetsbaarste lichaamsdeel en moet daarom bij diverse oefeningen

beschermd worden. Dit kan door bijvoorbeeld tijdens het snorkelen, maar ook bij het

zwemmen op de rug een hand vooruit gestrekt te houden. Moeilijker, maar zeker zo

belangrijk, is het als je leerling snorkelend naar de oppervlakte komt. Ook dan moet hij

zijn hoofd door een uitgestrekte arm beschermen.

3.4.3 Buddysysteem

Veiligheid krijg je ook door een oplettende houding naar en zorg voor elkaar. Leer je

leerlingen om elkaar te helpen met bijvoorbeeld het aantrekken van de vinnen of het

naar de kant duwen bij kramp. Als instructeur heb jij in dit proces een belangrijke taak.

Door het toepassen van het buddysysteem maakt je van jouw zorg voor de veiligheid een

gedeelde verantwoordelijkheid.

3.4.4 Overige gevaren

Als instructeur heb jij de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat er tijdens jouw les

geen onveilige situaties ontstaan. Je moet deze eerst onderkennen, zodat je ze door

preventief optreden kunt voorkomen. Naast de al eerder genoemde risico‟s moet je ook

rekening houden met:

1. Klaren. Pas op met een te groot accent op het klaren van de oren. Dit kan een

zgn. waanbeeld oproepen. Het wordt dan klaren om het klaren. Dit heeft

natuurlijk alles met uitleg te maken. Soms proberen leerlingen boven water al te

klaren. Goed klaren (slikken) doe je natuurlijk automatisch, wanneer de druk iets

toeneemt. Dit gebeurt ook al als je leerlingen wat lucht in hun bril blazen om de

omgevingsdruk te compenseren. Wijs ze hier op een speelse manier op.

2. Kramp. Let op de pasvorm en de grootte van de vinbladen. Voorkom een te hoge

inspanningsbelasting.

3. Ongemakken door een drukverschil (squeezeverschijnselen). Let erop dat

je leerlingen hun oren bij het afdalen steeds klaren. Het voorkomt pijn in de oren.

Elke 50 centimeter even slikken, is vaak al voldoende. Ook het regelmatig even

lucht in de duikbril blazen, voorkomt de zuignapwerking. Minder opvallend, maar

zeker zo belangrijk is het onder water met een dichtgeknepen neus lucht persen

in de overige lichaamsholten. Dat voorkomt narigheid ten gevolge van de

onderdruk. Maak je leerlingen ervan bewust dat bij verkoudheid het klaren niet of

moeizaam verloopt. Ook kan het klaren van de oren moeizaam verlopen bij

leerlingen die een badmuts dragen. Let op of de gehoorgangen van de oren „vrij‟

zijn. (Dus ook geen oordopjes!)

Page 17: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 139 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

4. Hyperventilatie. Het gevaar zit in de opdracht om een baantje onder water te

zwemmen. Voorkom dat je leerlingen uitgebreid hyperventileren, voordat ze aan

de opdracht beginnen.

5. Zwembad black-out. Dit kan het gevolg zijn van het toch hyperventileren

voorafgaand aan de oefening onder water zwemmen. Wees erop bedacht, zeker

als je er een wedstrijdje van maakt! Blijf dus alert als iemand lang onder water

blijft en daarbij nauwelijks beweegt!

6. Obstakels w.o. lijnen/matten. In combinatie met vermoeidheid wordt het

inschattingsvermogen van je leerlingen kleiner. Verwarring in of met zwemlijnen

en dergelijke zijn vaak de oorzaken van paniek.

7. Afkoeling. In het te lang minder actieve opdrachten uitvoeren of juist wachten in

een koude, natte omgeving schuilt het gevaar van afkoeling. Zorg voor

afwisseling in je programma.

8. Verbranding. Verbranding van de huid komt vooral in de openluchtbaden voor.

Zo kan je ongemerkt door de stralen van de zon verbranden. Hiertegen kun je je

leerlingen beschermen door ze met een T-shirt aan te laten zwemmen.

9. Zwembadtrapje. Leer het iedereen aan: bij bestijging is niemand onder aan de

trap! Iedereen wacht zijn/haar beurt af opzij van de trap. Boven aan de trap helpt

een begeleider.

3.5 Hoe te handelen bij een calamiteit? Als je te maken krijgt met een calamiteit tijdens je les, weet dan hoe je moet handelen.

Laat je groep nooit zonder toezicht achter, maar delegeer deze taak. Ontferm je over het

slachtoffer en begeleid deze indien nodig naar deskundige hulp.

Page 18: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 140 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 4. Jeugdbegeleiding bij de ScubaDoe-

lessen

4.1 Inleiding Centraal in dit hoofdstuk staat hoe je leert omgaan met groepen kinderen, hoe je

kinderen op hun gemak stelt en ze interesseert en enthousiast te maakt voor de

ScubaDoe-activiteiten, hoe je kinderen op verschillende manieren iets kunt aanleren.

4.2 Hoe leer ik kinderen leren?

4.2.1 Daadje – plaatje – praatje

Kinderen zelf dingen laten doen en ontdekken (daadje) is vaak de beste manier om ze

iets te leren. Kinderen zijn van nature geneigd om op een speelse manier nieuwe dingen

te ontdekken. Met doe-opdrachten kun je daarop inspelen.

Kinderen zijn sterk visueel ingesteld. Het voordoen of het laten zien van een tekening,

foto of filmpje (plaatje) is voor een goed alternatief voor het zelf ontdekken. Om hier op

in te spelen kan het knieboek gebruikt worden.

Soms moet je natuurlijk ook dingen vertellen, maar houd je praatje kort en luchtig en

ondersteun ze waar mogelijk door „plaatjes en daadjes‟.

De beste manier om kinderen positief te stimuleren is ze te belonen, bijvoorbeeld door

het geven van complimentjes. De kinderen verwachten een leuke cursus, dus straffen

doen we niet.

Door in te spelen op de vaardigheid en kennis die bij kinderen aanwezig is, betrek je ze

beter bij de les. Kinderen hebben plezier in het oplossen van vragen en opdrachten.

Natuurlijk zorg je ervoor dat de vragen niet onduidelijk en zeker niet te moeilijk zijn.

Geef ze de kans een succeservaring op te doen.

4.2.2 Enkele tips

Richt een vraag eerst tot de hele groep. Wacht vervolgens even om iedereen gelegenheid

te geven om na te denken en geef daarna pas de beurt aan een kind.

Speel een antwoord of vraag van een kind eerst terug naar de hele groep. Geef pas een

eigen reactie als niemand er raad mee weet.

Verdeel de vragen over alle kinderen, ook de stillen, onzekere of jonge kinderen.

Stimuleer op positieve manier bij een fout antwoord (“Goed bedacht, maar ….”)

Probeer bijdragen van kinderen te onthouden om ze later weer bij het goede antwoord te

betrekken. Het kind ziet dan dat ook zijn antwoord de moeite waard was.

4.2.3 Contact met kinderen

Zorg dat je altijd contact met je hele groep maakt en houdt. Daarom is het belangrijk dat

je als begeleider een goede plaats kiest ten opzichte van je groep. Je moet alle kinderen

kunnen zien en zij moeten allemaal jou kunnen zien. Door te gaan zitten breng je rust in

de groep en door op gelijke ooghoogte met kinderen te communiceren (praten/kijken)

maakt u contact.

Kies bewust de plaats van uitleg. Door zelf bij een muur te gaan staan houd je zelf het

overzicht over het zwemwater en worden de kinderen niet afgeleid worden door andere

Page 19: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 141 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

activiteiten die in het bad plaatsvinden. Laat bij zonneschijn de kinderen niet tegen de

zon in kijken en denk buiten ook aan de windrichting: wind in de rug.

De kinderen moeten je stem uiteraard altijd goed kunnen horen. Door een afwisselend

stemvolume en vlot stemgebruik zullen de kinderen zich snel „inleven‟ in het onderwerp

of spel. Wanneer de stem niet toereikend is, kan een klap in de handen of tiksignaal

(metaal) uitkomst bieden.

4.2.4 Houding

Een goede begeleider:

- is eerlijk, duidelijk en enthousiast

- geeft leiding, maar is niet te streng

- maakt en houdt contact met kinderen

- is geduldig en belangstellend

- betrekt alle kinderen bij de les

- is deskundig v.w.b. het gehele ScubaDoe-programma

- is flexibel in werkwijze en stijl van leidinggeven

- is vooral zichzelf

- geeft het goede voorbeeld (dus geen alcohol of sigaretten!)

- vertelt zoveel mogelijk waarom iets gedaan moet worden

- dwingt een kind niet tot iets wat het op dat moment niet kan of durft

- legt accent op wat goed gaat en niet op wat verkeerd gaat

- toont ook wanneer hij zich minder goed voelt een opgewekt karakter

4.3 Organisatorische tips

4.3.1 Zorg voor voldoende begeleiders

Spreek met één stem; het is verstandig om voor de les met de andere begeleiders door

te spreken hoe de instructie moet verlopen. Alle begeleiders die bij de cursus betrokken

zijn, zullen op die manier de kinderen hetzelfde vertellen en leren.

Al het materiaal dat nodig is voor de les moet vooraf gebruiksklaar zijn en zo voor het

grijpen liggen. Dit betekent dat de begeleiders ruim voor de tijd dat de kinderen komen

aanwezig moeten zijn om alles in orde te maken.

Spel kan een prima middel zijn waarbij kinderen ervarend leren. Al spelend doen ze

wetenswaardigheden en vaardigheden op, die langer blijven hangen.

4.3.2 Tips bij spel

- De organisatie moet klaar zijn voordat de uitleg begint.

- Zorg dat alle materialen aanwezig en op hun plaats zijn.

- Er moet duidelijkheid zijn over de plaats van de kinderen en de begeleider.

- Maak altijd goed contact.

- Maak zoveel mogelijk deel uit van de groep.

- Deel de groepen voorafgaand aan de speluitleg in.

- Stel de groepen willekeurig en speels samen.

- Hou de uitleg kort.

- Laat zoveel mogelijk het „plaatje‟ zien. Geef een voorbeeld!

- Begeleid ook tijdens het spel. Een duidelijk hoorbare begeleiding moet zo positief

mogelijk worden gedaan. (“Goed zo”, “Probeer het eens iets sneller!”)

- Help kinderen die „er niet uit komen‟.

- Let op de veiligheid: omgeving, materialen, gedrag.

- Rond tijdig en duidelijk af. Geef een aankondiging: “Nog één minuut en dan

stoppen we”.

- Het is leuk en belangrijk om daarna nog even kort terug te komen op de activiteit

(evaluatie).

Page 20: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 142 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

- Ruim het materiaal zoveel mogelijk samen met de kinderen op.

Denk vooruit, want „niet ingevulde tijd is kliertijd!‟

Page 21: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 143 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 5. Omgaan met ouders

5.1 Inleiding Alles staat klaar. Je hebt je goed voorbereid op een nieuwe les of training. En daar

komen je leerlingen aan. Sommigen komen alleen of met vriendjes, anderen worden

gebracht door hun ouders. Die ouders krijg je er gratis bij en dat is maar goed ook! Het

is mooi meegenomen als je een goed contact met hen heb hebt.

5.2 Contacten met ouders Voor de ouders is het fijn om te weten wat hun kinderen uitspoken bij de duikclub. Voor

de begeleiders is het goed om te weten uit wat voor „nest‟ de kinderen komen, wat hun

specifieke achtergrond is. Misschien zijn er problemen in het gezin (bijvoorbeeld ziekte,

echtscheiding, een sterfgeval) of zitten er spannende dingen aan te komen (geboorte van

een broertje of zusje, een huwelijk) die een verklaring geven voor de manier waarop een

kind zich gedraagt.

5.2.1 Ouders verantwoordelijk

Ouders zijn en blijven de eerste verantwoordelijke voor hun eigen kind, maar jij neemt

de verantwoordelijkheid soms even over. Voor de ouders is het handig om te weten

welke regels er binnen de club gelden en hoe je ze hanteert. Denk daarbij aan het tijdstip

van beginnen en afsluiten, de opzet van de duiklessen en de regels die je hanteert over

de omgang van kinderen met elkaar en met de leiding. Als ouders hiervan op de hoogte

zijn, heb je een basis om dingen met elkaar te bespreken als er onverhoopt problemen

optreden.

5.2.2 Uitnodigen

Ouders merken aan hun kinderen hoe ze het vinden bij de duikclub. De kinderen komen

vrolijk thuis en staan een week later te springen om te weer gaan. Of ze komen mokkend

thuis en vragen of ze nooit meer aan dat stomme gedoe mee hoeven te doen. Nodig

daarom ouders eens uit om een keertje te komen kijken of schakel ze in bij activiteiten

waarbij je wel wat extra handen kunt gebruiken. Dan kunnen ze ook de reacties van hun

kind(eren) beter plaatsen. En wie weet, heb je er een vaste helpende hand bij.

5.2.3 Folder en website

Om ouders op de hoogte te brengen van wat je doet, kun je aan het begin van het

seizoen een folder meegeven, waarin allerlei wetenswaardigheden over je club staan.

Denk daarbij aan: de namen en telefoonnummers van de begeleiders (tip: gebruik het

ScubaDoe-logboek), het programma voor het komende seizoen, de uitgangspunten van

je duikclub en jullie visie op het kind. Ook informatie over een eventuele bijdrage in de

kosten en waar je dat geld aan besteedt. Verder kun je in de folder verwoorden wat je

van de ouders verwacht. Je kunt ook overwegen om regelmatig een clubblad of

infobulletin aan de kinderen mee te geven. Verwijs in de folder ook naar de website! En

denk eens over een digitale nieuwsbrief.

5.2.4 Informatie avond voor ouders

Om veel zaken voor te zijn is het erg handig om een informatie avond voor ouders te

houden. Het liefst natuurlijk nog voordat de lessen begonnen zijn. Maar je kunt ook

denken aan een informatieavond per cursus of een informatie avond die jaarlijks

gehouden wordt. Herhaling is op dit gebied juist een pre.

Page 22: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 144 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Qua opzet kun je denken aan: welkom, voorstelronde, uitleg organisatie van de

vereniging, uitleg organisatie van de snorkel/duikopleiding, medische aspecten

(veiligheid, invullen medische verklaring, keuren), materialen (lenen/huren/kopen).

Vertel hoe de lessen in elkaar zitten en wat er van de ouders wordt verwacht en wat niet!

Denk hierbij aan ophalen en brengen van eigen kind of dat van anderen, het aanwezig

kunnen zijn tijdens omkleden (toezicht kleedzaal)en de lessen, de bereikbaarheid (zie

logboekfunctie). Bespreek ook de manier van omgaan met kinderen in de groep en hoe

er gelet wordt op het voorkomen van ongewenste intimiteiten. Enfin, een geweldige kans

om met elkaar in contact te komen.

5.2.5 Aanval en verdediging

Vertoont een kind uit je groep gedragsproblemen dan probeer je dat uiteraard eerst zelf

op te lossen met het kind, maar soms blijkt dat onmogelijk en kom je er niet omheen om

met de ouders te gaan praten. Daar moet je wel voorzichtig mee zijn. Je maakt zo snel

iets aan de vertrouwensband tussen jou en het kind stuk. Het uitgangspunt voor zo‟n

gesprek moet positief en oplossingsgericht zijn. Bedenk bij zo‟n gesprek altijd dat het

voor ouders moeilijk is. Niemand hoort graag dat zijn of haar kind zich vervelend

gedraagt, zelfs niet als je dat eigenlijk al wel weet. Ga je als begeleider in de aanval, dan

zal de ouder meteen het kind gaan verdedigen.

5.2.6 Intensief

Het kan ook zijn dat een ouder jou, de begeleider, om een gesprek vraagt. Als het

gesprek betrekking heeft op het eigen kind, dan zal het gesprek moeten gaan over dat

betreffende kind, over zijn of haar functioneren en/of sociale rol. Natuurlijk zullen ook

andere kinderen daarbij een rol kunnen hebben (bijvoorbeeld als het kind gepest wordt),

maar daar zal zo nodig met de ouders van die betreffende kinderen over gesproken

kunnen (en wellicht moeten) worden. Persoonlijke gesprekken met ouders zijn vaak

intensieve gesprekken. Zoek daarom een sparringpartner onder je ScubaDoe-team. Een

maatje, met wie je kunt overleggen, reflecteren en die je om professionele feedback kunt

vragen. Ieder persoonlijk gesprek is anders. Ieder persoonlijk gesprek is een

leergesprek, waardoor je steeds deskundiger wordt. In ieder geval ben je telkens een

ervaring rijker.

5.2.7 Positieve insteek

Ouders en kinderen kiezen altijd onvoorwaardelijk voor elkaar, juist in moeilijke situaties.

Een ouder zal dan ook altijd het kind verdedigen, als er het gevoel ontstaat dat een

ander zijn of haar kind aanvalt. Het is daarom beter om een gesprek te beginnen met de

positieve punten van het kind. Een kind is nooit alleen maar vervelend, er zijn altijd wel

goede punten te noemen. Daarna kun je het probleemgedrag aan de orde stellen en

samen naar mogelijke oplossingen gaan zoeken. Probeer je niet op te stellen als de

deskundige die het beter weet. De ouder voelt zich dan op de vingers getikt en voelt zich

als opvoeder tekort geschoten.

5.2.8 Andere culturele achtergrond

Een andere culturele achtergrond, betekent andere omgangsvormen. Zie het als een

uitdaging om ook de allochtone ouders bij de activiteiten te betrekken. Realiseer je in

contacten met deze ouders dat de verhouding tussen man en vrouw anders is dan in

onze cultuur en dat de opvoeding vaak strenger is. Dit komt tot uiting in de manier van

met elkaar omgaan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat het (door een vrouw) dragen van te

blote kleding of het geven van een hand niet op prijs wordt gesteld.

5.2.9 Mishandeling of verwaarlozing

Communicatie met ouders is een heel ander verhaal als je problemen vermoedt die te

maken hebben met mishandeling of verwaarlozing in de thuissituatie. Zelden vraagt een

kind om hulp als het mishandeld wordt, maar in je contacten met het kind krijg je

Page 23: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 145 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

signalen dat er iets niet klopt. Het kind zendt indirect en onbewust deze signalen uit.

Vaak is het zijn gedrag dat iets verraadt. Het signaleren van kindermishandeling is zeker

niet gemakkelijk en het kan niet worden aangetoond door één aanwijzing. Het gaat om

een optelsom van waarnemingen die om een zorgvuldige interpretatie vragen. Wanneer

het kind bijvoorbeeld een merkwaardige blauwe plek heeft, vraag het kind dan op een

meelevende manier wat er gebeurd is. En vraag de ouders of zij weten hoe het komt. De

reacties van het kind of de ouder kan het vermoeden wegnemen of versterken. Hoe dan

ook, trek niet te snel conclusies!

Tip Als de mogelijkheden daar zijn, stimuleer dan altijd de ouders/verzorgers om

daadwerkelijk bij de les/training aanwezig te zijn!

Page 24: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 146 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 6. Druktemakers en ADHD-ers in je

groep!

6.1 Inleiding Kinderen krijgen al snel het etiket ADHD opgeplakt als ze overlopen van energie, maar

lang niet ieder druk kind heeft er last van. Als een kind enthousiast is over iets, als er

iets spannends staat te gebeuren, of als een kind even niet zo lekker in zijn vel zit, wordt

hij of zij onrustig of lawaaierig. Hoe druk iemand is, hangt natuurlijk ook van zijn of haar

karakter af. Feit is dat drukke kinderen de aandacht opeisen en dat kan ten koste gaan

van de andere kinderen in de groep (en van je eigen humeur).

6.2 Wat kun jij doen om de rust in je groep te bewaren?

6.2.1 Grip

Drukke kinderen moeten de mogelijkheid krijgen hun energie een beetje kwijt te kunnen

door zwemmen en spel. Wat dat betreft, zitten ze wel goed bij ScubaDoe. Daarnaast

hebben drukke kinderen veel baat bij structuur en regelmaat. Daar moet je dus voor

zorgen: werk met duidelijke afspraken over gedrag en de manier van samenspelen. Het

voorspelbaar houden van de leefwereld van het kind kan een druk kind helpen. Door het

kind steeds van te voren te vertellen wat er gaat gebeuren, houdt hij of zij meer grip op

de situatie. Je kunt het programma ook opschrijven en ophangen (waterkant

zwembadrand): voor iedereen duidelijk.

6.2.2 Voorbeeldfunctie

Tijdens de zwem/duikactiviteiten hebben de begeleiders een voorbeeldfunctie en het

helpt als zij rust uitstralen. Daarnaast is het voor een druk kind extra belangrijk dat de

begeleiders op één lijn zitten bij het stellen van grenzen en het naleven van regels (zie

ook het hoofdstuk over de leeftijdskenmerken). Voor drukke kinderen kunnen

begeleiders die er verschillende regels op nahouden verwarrend zijn. Ze weten dan niet

goed wat er van ze verwacht wordt en dit resulteert in nog drukker gedrag.

6.2.3 Complimentjes

Drukke kinderen krijgen vaak minder complimentjes dan hun rustigere leeftijdgenoten.

Toch is het voor drukke kinderen juist heel belangrijk dat ze veel steun en waardering

krijgen. De meeste aandacht gaat naar het lastige gedrag, waardoor dit gedrag veelal

versterkt wordt. Bovendien geeft het kinderen het gevoel dat ze niets kunnen, nooit iets

goed doen en door niemand worden gewaardeerd. Het is dus heel belangrijk om te letten

op wat het kind wel goed doet en daar iets aardigs over te zeggen. Negeer zoveel

mogelijk het negatieve gedrag, ook al kost dat extra moeite. Benoem wat ze al goed

kunnen of al gedaan hebben. Dat is goed voor het zelfvertrouwen van het kind.

6.2.4 ADHD

Het kan zijn dat je van ouders hoort dat een kind ADHD heeft. ADHD is de afkorting voor

Attention Deficit Hyperactivity Disorder ofwel aandacht-tekort-stoornis met

hyperactiviteit. Deze kinderen vinden het lastig om hun aandacht ergens bij te houden.

De spanningsboog is kort, ze zijn snel afgeleid en reageren impulsief en hyperactief. De

tijdbeleving is verstoord.

Kinderen met ADHD hebben veel aandacht nodig. Daarnaast geeft ook bij deze kinderen

structuur en het vriendelijk en consequent handhaven van die structuur rust in de tent.

ADHD-kinderen willen zich graag kunnen voorbereiden op nieuwe situaties. Vertel dus

bijtijds wat ze te wachten staat, wat het komende programma inhoudt en wat er van hen

verwacht wordt. Geef kinderen met ADHD voldoende gelegenheid om te bewegen, om

Page 25: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 147 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

zich af te reageren en te ontladen. Probeer te begrijpen dat het van hen veel inspanning

vergt om tien minuten geconcentreerd te zijn. Beloon het kind voor gewenst gedrag en

probeer ongewenst gedrag zoveel als het kan te negeren.

Hoofdstuk 7. Kinderen met een motorische

achterstand

7.1 De „slome hark‟ of „houten Klaas‟ wil wel, maar kan

niet Het lijkt of er alleen maar springende en soepel bewegende kinderen dollen over velden

en schoolpleinen, maar toch kampt 10 procent van de kinderen tussen de 4 en 12 jaar

met een motorische achterstand, die zich bijvoorbeeld uit in hoogtevrees.

Dit „probleem‟ wordt voor deze kinderen een bijna onoverkomelijk obstakel als het niet

wordt (h)erkend. Al gauw staan ze erbij en kijken ernaar, want wie af is, doet niet meer

mee. Wanneer dan ook nog eens de instructeur en/of begeleider van de duikclub zijn of

haar geduld verliest, stijgt het kinderleed naar grote hoogte.

Voetbal, judo, hockey, tennis, zwemmen, verstoppertje. De meeste kinderen in de

basisschoolleeftijd doen het met plezier. Wie mee doet, hoort erbij, wie er niet goed in is,

heeft er een zware dobber aan om over zichzelf een goed gevoel te hebben. Andere

kinderen vinden het nu eenmaal niet leuk om bij een competitiesport of een spel een

teamgenoot te hebben die niet vooruit te branden is of geen bal kan raken. Wie kent niet

het fenomeen van het laatste kind dat „gekozen‟ moet worden. “Als jullie de „slome‟

nemen mag „de hark‟ wel bij ons”, wordt er soms onderhandeld. Een

bewegingsachterstand kan op die manier gemakkelijk leiden tot andere problemen, zoals

gepest worden of achterblijvende leerprestaties. Het kind heeft zoveel energie nodig om

z‟n „handicap‟ te maskeren dat het geen rust en kracht overhoudt om te leren of

vriendschappen te onderhouden. Daar komt bij dat de motorische achterstand niet

vanzelf overgaat.

7.1.1 Negatief zelfbeeld

Heb je langzame, onhandige kinderen in je groep die zich het liefste uit de voeten maken

als er een balspel gedaan wordt? Dan zou het kunnen zijn dat het kind last heeft van

DCD. In tegenstelling tot de meeste basisschoolleerlingen genieten kinderen met het

Developmental Coordination Disorder, ofwel stoornissen in de motorische coördinatie,

niet van sporten of buitenspelen. Ze bewegen niet graag en vermijden het zoveel

mogelijk. Een kind met DCD of met een „gewone‟ motorische achterstand kiest soms voor

de oplossing er maar helemaal niet aan te beginnen en dus niet mee te doen met de

groep. Of ze gaan op een andere manier de aandacht trekken met bijvoorbeeld clownesk

gedrag. Zo oefenen ze de motorische vaardigheden helemaal niet meer en raken ze nog

meer achterop met prestaties op het motorische vlak. Als je dan ook nog eens problemen

hebt met schrijven, knippen en plakken (de fijne motoriek), kun je een behoorlijk

negatief zelfbeeld gaan ontwikkelen. Dat is wat er regelmatig gebeurt bij kinderen met

DCD of een bewegingsachterstand.

7.1.2 Moeilijk te herkennen

Sinds 1998 is DCD de internationaal gebruikte term voor kinderen met afwijkend

motorisch gedrag, zonder dat er sprake is van een fysieke oorzaak. De problemen

betreffen zowel de coördinatie van de fijne als de grove motoriek. Kinderen met DCD

hebben meer tijd nodig om een beweging in gang te zetten. Zodra er een fysieke reden

wordt gevonden, zoals een spierziekte of spasticiteit, is er geen sprake meer van DCD.

Page 26: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 148 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Veel ouders weten niet dat hun kind het heeft, het is geen uitgebreid besproken

aandoening zoals bijvoorbeeld ADHD. Soms herkennen ouders, leraren of trainers de

problemen niet als horende bij DCD. “Hij let niet genoeg op”, of “Hij staat te dromen” ,

wordt dan al snel gezegd.

7.1.3 Hoe ermee omgaan?

Bij het omgaan met een kind met een motorische achterstand of DCD is het in de eerste

plaats belangrijk dat hij of zij weer meer plezier krijgt in het bewegen. Leg aan de andere

kinderen in de groep uit dat het geen onwil is, maar echt een onvermogen. Soms zijn er

ook aanpassingen nodig in de omgeving van het kind (geef het kind niet de moeilijkste

positie: een voorbeeldrol), zodat het kind minder gefrustreerd raakt door de constante

confrontatie met de eigen onkunde. Deze constante frustratie kan namelijk tot faalangst

leiden, maar ook tot gedragsproblemen omdat het kind de frustratie gaat lopen

overschreeuwen.

Ga uit van de sterke kanten van het kind (ze hebben geen achterstand qua intelligentie)

en maak hier ook gebruik van bij het aanpakken van de minder sterke kanten. Juich en

moedig aan als het kind succes heeft in een oefening (de duikbril klaren, een hoekduik

maken) zodat hij of zij gemotiveerd blijft. Op het moment dat er iets lukt, groeit het

plezier. Als begeleider wakker je het vlammetje van de motivatie aan. En als het

vlammetje er eenmaal is, gaat het vanzelf beter.

Geef het kind vertrouwen in zijn eigen kunnen, door het verantwoordelijkheden te geven,

daarmee laat je zien dat jij er vertrouwen in hebt. Wanneer een situatie te moeilijk is

voor een kind (hij of zij durft bijvoorbeeld echt niet de snorkel onderwater uit de mond te

doen), haal het daar dan uit en laat het bijvoorbeeld even iets anders voor jou doen.

Maak de spelsituatie duidelijk en overzichtelijk, waardoor er minder „ongelukjes‟ kunnen

gebeuren. Biedt afwisseling in je activiteiten en zorg dat er voldoende activiteiten zijn,

waar ook een kind met een motorische achterstand goed in is. Negeer vervelend of

aandachtvragend gedrag dat voortkomt uit het verbloemen van het probleem.

Page 27: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 149 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

Hoofdstuk 8. Kinderen met autisme

8.1 De 10 dingen 1. Ik ben op de allereerste plaats een kind. Ik heb autisme, maar ik ben niet op de

eerste plaats „autistisch'.

2. De verwerking van waarnemingen van mijn zintuigen is in de war.

3. Maak onderscheid tussen „niet willen‟ en „niet kunnen‟.

4. Ik denk concreet.

5. Ik heb maar een beperkte woordenschat.

6. Ik ben sterk visueel georiënteerd.

7. Richt je op wat ik wel kan.

8. Help me met mensen omgaan.

9. Probeer de reden van mijn woedeaanvallen te achterhalen.

10. Hou onvoorwaardelijk van me.

8.2 Algemene kenmerken van een „autist‟ De autist bestaat niet, het is een soort verzamelnaam. Je komt in de literatuur veel

verschillende benamingen tegen voor autistische stoornissen. Iedereen heeft wel wat

kenmerken van autisme. Als je bepaalde gedragskenmerken die iemand specifiek heeft

koppelt, kan daar soms een naam ter herkenning en behandeling aan gegeven worden.

Het komt veel voor, daarom wordt de term autistische spectrum stoornis gebruikt. Voor

het gemak gebruiken we hier de term „autist‟.

- Vaak hebben autisten weinig of geen aansluiting bij leeftijdgenoten.

- Ze hebben een eenzijdige manier van contact maken en ze weten vaak niet wat

sociaal is.

- Ze kunnen niet delen en hebben moeite met het inleven in de gedachten en

gevoelens van andere personen, wanneer zij die zelf niet herkennen.

- Ze maken vaak gebruik van standaardzinnen of herhaling van zinnen. Het

taalgebruik is ook vaak afwijkend en eigenaardig.

- Zij nemen de taal letterlijk en zijn vaak gericht op één onderwerp.

- Zij kunnen erg slecht tegen veranderingen en hebben daardoor last van

angstreacties en/of woedeaanvallen.

- Vaak is dat in onze ogen maar overdreven want het gaat redelijk vaak over kleine

domme dingen. Mensen met autisme hebben vaak iets onbegrijpelijks en

ongrijpbaars.

8.3 Hoe moet je met iemand omgaan die autistisch is? Het is moeilijk om een goede methode te vinden, omdat het lang duurt voordat je een

autist begrijpt. Maar er zijn wel enkele methodes.

8.3.1 Ouders

Vraag ouders naar hun manier van aanpak en begeleiding. Sluit daar zoveel als mogelijk

bij aan.

Onderhoud ook regelmatig contact met hen over hun en jouw ervaringen.

Page 28: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 150 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

8.3.2 De Teachmethode Instructeurs kunnen op een white board (of ow-leitje) aangeven in welke volgorde de

training verloopt. Schrijf de opdrachten puntsgewijs op. Veeg opdrachten/oefeningen die

gedaan zijn uit of beter zet er een streep doorheen. Zo weten de kinderen precies wat ze

gaan doen en is alles voorspelbaar. Dat is voor sommige autisten de beste manier.

8.3.3 Geef tips

Reik de persoon tips aan, bijvoorbeeld bij problemen in de groep:

• Ik vertel het z.s.m aan de lesgever/instructeur die de training geeft.

• Ik ga dan niet de problemen alleen proberen op te lossen.

• Samen met de lesgever zoek ik een oplossing voor het probleem.

8.3.4 Handvatten bij de communicatie

Maak gebruik van tips als handvatten bij de communicatie. Zie ook verder in dit

document!

Het vergt van de omgeving nogal wat aanpassing om goed met een autistische persoon

om te gaan, zeker als iemand de stoornis in een wat ernstiger mate heeft. Structuur,

duidelijkheid, veiligheid en voorspelbaarheid zijn de belangrijkste elementen in de

omgang met mensen met een autistische stoornis.

8.4 Handvatten bij de communicatie

Mensen met autisme hebben grote behoefte aan structuur en veiligheid.

Veranderingen zijn bedreigend. Als de omgeving daar rekening mee houdt, loopt het

contact met een autist wat soepeler.

8.4.1

Anticipeer op veranderingen en maak die ruim van te voren bekend. Zorg ervoor dat

de omgeving zo veilig mogelijk blijft. Dat betekent bijvoorbeeld weinig nieuwe gezichten

in een groep (voorkom wisselingen), geen onverwachte activiteiten (doe wat vorige week

gezegd is!).

8.4.2

Geef in les- en spelsituaties duidelijke en korte instructies en controleer of ze

begrepen worden. Herhaling van handelingen is belangrijk om dingen te kunnen leren.

8.4.3

Pas op met humor. Autisten nemen woorden vaak letterlijk. Een grapje interpreteren

ze niet altijd zoals het bedoeld is. Maak je een grapje, zeg dat er dan bij.

8.4.4

Veel autisten hebben moeite met fysiek contact, soms ook met oogcontact en harde

geluiden. Vermijd plotseling vastpakken en dwing een autist niet tot aanrakingen of

langdurig oogcontact. Geef aan wanneer er sprake is van functioneel contact, zoals bij

het aanleren van een redding of bij zelfhulp en buddyhulp bij krampbestrijding. Geef

geen „schouderklopje‟, maar benoem wat is goed gedaan!

8.4.5

Kinderen en jongeren met autisme moeten sociale omgangsvormen expliciet

aanleren. Ze kunnen niet vertrouwen op hun intuïtie en zullen het gedrag van

leeftijdsgenoten vaak niet adequaat interpreteren. De omgeving moet spelregels,

omgangsregels en ook impliciete regels over macht en autoriteit (herhaaldelijk) uitleggen

Page 29: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 151 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

en voordoen. Werk consequent in het buddysysteem. Koppel hen bewust en geef aan dat

het slechts voor deze week is. Wijs aan en laat ze vooral niet kiezen! Gebruik altijd vaste

procedures zoals „KILO‟ en „verkorte‟ buddycheck. (verkorte = veiligheidscheck in

zwembad)

8.4.6

Autistische kinderen ontwikkelen zich op bepaalde gebieden (taal, spel) vaak anders en

langzamer, waardoor ze niet altijd reageren zoals je op grond van hun leeftijd zou

verwachten. Het is dus zaak goed te kijken wat een kind wel en niet kan en begrijpt en

daarbij aan te sluiten. Het komt voor dat kinderen goed kunnen praten en een

behoorlijke woordenschat bezitten, maar dat ze maar matig de woorden van een ander

begrijpen, vooral de abstracte begrippen. Wees daar alert op en verbaas je niet over

'kinderachtige' dingen waar autistische jongeren in de puberleeftijd zelfs nog behoefte

aan kunnen hebben. Ze leren dan de benodigde vaardigheden vaak alsnog.

8.4.7

Autistische mensen doen vaak ongelofelijk en voortdurend hun best om sociale

interacties te laten lukken en erbij te horen – zonder daar goed in te slagen. De

omgeving is zich vrijwel nooit van hun inspanningen bewust, juist omdat autisten er

altijd in tekort lijken te schieten. Een bittere pil. De omgeving moet zich realiseren hoe

eenzaam dit is en hoeveel energie het kost.

8.4.8

Mensen met autisme hebben vaak een behoefte aan privacy en aan alleen zijn. Het is

belangrijk ze daarin te respecteren, omdat het gewone dagelijkse verkeer heel veel

inspanning kost. Ook uren tv kijken of computerspelletjes spelen kan een manier zijn om

te ontspannen en zich terug te trekken.

8.4.9

Sommige autisten voeren herhalende handelingen of rituelen uit. Die zijn vaak niet

goed te begrijpen voor de buitenwereld, maar voor de autist zijn ze nodig om angst te

bezweren. Probeer daarom rituelen niet zomaar te onderbreken. Probeer liever de bron

van de spanning weg te nemen.

8.4.10

Mensen met autisme reageren vaak allergisch op het woord 'moeten'. Moeten betekent

voor hen een verandering in hun eigen vastomlijnde programma en impliceert meestal

dat iets ook snel of meteen moet. Autisten hebben tijd nodig om een boodschap te

verwerken en raken van streek door het onmiddellijke moeten. Het verzet tegen het

woord 'moeten' is voor de omgeving vaak lastig te hanteren.

8.5 Aandachtspunten tijdens de duikinstructie Er zijn veel kinderen en jongeren met autisme die zich – zij het met moeite – kunnen

redden in het regulier onderwijs. Ze hebben daar wel begeleiding bij nodig. Een

belangrijke valkuil is dat hun gedrag als lastig wordt ervaren, en dat autisten vaak niet

naar verwachting reageren.

8.5.1

Lesgevers moeten er rekening mee houden dat autistische kinderen zich niet op alle

terreinen leeftijdsadequaat gedragen. Hun mentale leeftijd is lager dan hun

kalenderleeftijd. Ze ontwikkelen zich op bepaalde gebieden later en langzamer.

Page 30: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 152 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

8.5.2

Kinderen zijn genadeloos naar kinderen die anders zijn en doen. Dat betekent dat

autisten vaak gepest worden, wat hun gevoel van onveiligheid versterkt en de

ontwikkeling van sociale vaardigheden in de weg staat. Lesgevers doen er goed aan open

te zijn over het feit dat een autistische leerling anders is en juist hulp nodig heeft van

andere kinderen. Het lastige is dat autistische kinderen pestgedrag soms lijken uit te

lokken of zelf veroorzaken. Maar verwachten dat een autistisch kind zich 'gewoon' zoals

alle andere kinderen gedraagt, is het onmogelijke eisen van dit kind.

8.5.3

Autistische kinderen leren vaak moeizaam de codes die gelden in sport en spel. Het

verschil tussen stoeien en 'echt vechten' voelen ze soms niet aan, en ze reageren ook

niet altijd adequaat op pijn bij anderen. Lesgevers moeten expliciet zijn in de regels en

het doel van sport- en spelactiviteiten duidelijk maken.

8.5.4

Het aanleren van sociale vaardigheden moet meer behelzen dan het aanleren van

trucjes, omdat anders het gevaar bestaat dat de trucjes op verkeerde momenten worden

toegepast. Sociale vaardigheden moeten worden aangeleerd op basis van sociaal inzicht,

ook al is dat door autisten alleen met moeite en inspanning (en herhaling) te verwerven.

Vertel steeds hoe je de omgang in de groep wilt hebben, ook al is er geen direct

aanleiding toe.

8.5.5

Straf is geen goede weg om gedrag te verbeteren of te veranderen, integendeel.

8.5.6

Wees je er als lesgever van bewust dat problematisch gedrag toeneemt onder invloed

van angst of stress. In plaats van op het gedrag in te gaan, is het beter om te proberen

de stress te doen verminderen (door de leerling een tijdje tot rust te laten komen en

hem tot zichzelf te laten komen door rituelen of rustgevende handelingen). Dus lekker

laten uitzwemmen met basisuitrusting.

8.5.7

Zorg ook bij uitzonderlijke lesdagen (sport/speldagen, Sinterklaastrainingen e.d) voor

structuur. Geef de autistische leerling van te voren een schema met daarop het te

verwachten programma, de regels, wat de leerling mee moet nemen etc.

8.5.8

Geef heldere instructies. Uitzonderingen op de regel moeten ook expliciet worden

gemaakt.

8.5.9

Maak altijd het doel van een oefening duidelijk en geef aan welke punten extra

aandacht moeten hebben. Consequent volgen van procedures zijn daarbij erg belangrijk.

8.5.10

Bereid een leerling met autisme tijdig voor op veranderingen die er komen gaan. Wees

je ervan bewust dat de weerstand tegen verandering niet betekent dat de verandering

niet mogelijk is, maar dat het langer duurt om eraan te wennen. Realiseer je dat

verandering (veel) angst oproept, en dat de weerstand geen teken van onwil is. Laat

iemand langzaam wennen aan een nieuwe situatie. Laat een nieuwe instructeur eerst een

paar keer mee de groep leiden, voordat deze de leiding helemaal alleen overneemt.

Page 31: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 153 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

8.5.11

Mensen met autisme hebben vaak moeite met plannen en organiseren van hun

afspraken, terwijl ze tegelijk grote behoefte hebben aan orde en structuur. Lesgevers

kunnen helpen door het op te schrijven of al op papier aan te reiken. Denk daarbij aan

spullen die ze volgende week mee naar de training moeten brengen.

8.5.12

Autisten hebben moeite om de prikkels en vragen vanuit de omgeving meteen te

verwerken. Gun ze de tijd.

Met andere woorden

Goed functionerende autisten zijn doorgaans perfectionistisch, hebben een groot oog

voor detail en zijn soms opmerkelijk origineel in hun denken.

Het hangt natuurlijk erg af van de ontwikkelde vaardigheden van iedere individuele autist

in hoeverre hij of zij kan slagen in een duikopleiding.

8.6 Achtergrondinformatie Doordat het kind op een ander manier denkt en zijn fragmentarische manier van

waarnemen gevolgen heeft voor zijn hele ontwikkeling, moet de omgeving zich hierbij

aansluiten. Zijn hersenen verwerken de waarnemingen als puzzelstukjes en het kind

heeft de grootste moeite om de samenhang tussen die deeltjes te zien. Vertaald naar het

leven van alledag betekent dit dat het kind de indrukken die het opdoet niet zo goed aan

elkaar kan koppelen. Het is een beperking voor hem als hij bijvoorbeeld oorzaak en

gevolg niet ziet en relaties tussen mensen hem ontgaan.

Als instructeur kun je voor het kind samenhang aanbrengen. Het kind denkt in

puzzelstukjes en door in puzzelstukjes te antwoorden sluit je aan bij zijn denkwijze. Heb

je een probleem met een autistisch kind, zie dit dan als een puzzel die jij moet oplossen.

Je maakt daarbij gebruik van de „Puzzel van 5‟. De vier hoekstukken van het „WAT‟ hij

moet doen zijn: HOE, WAAR, WANNEER, en WIE bieden houvast bij het uitvoeren van het

WAT. Ze moeten in elkaar passende informatie voor het kind bevatten en de samenhang

verduidelijken.

De instructeur helpt het kind met hulp van:

WAT: Alles wat een kind moet uitvoeren (de taak/opdracht/oefening)

HOE: De wijze waarop hij dat moet doen

WANNEER: Wanneer start de taak en wanneer is deze klaar?

WAAR: Op welke plaats moet hij deze taak uitvoeren?

WIE: Doet hij het zelf? Wat doet de ander?

Dit zijn de feitelijke gegevens die een kind nodig heeft om aan de slag te kunnen gaan.

Page 32: Jeugd bij de NOB - KoolTiel · lid zijn van de NOB; minimaal 18 jaar zijn; minimaal 1*-instructeur zijn*; beschikken over een geldige medische goedkeuring voor de duiksport. *Ook

G02 1ster instructeur Lesmap - 154 - versie jan 2011

Nederlandse Onderwatersport Bond

8.6.1 Tips voor communicatie (bron: “Geef me de 5”, blz 90*)

- Wees duidelijk en voorspelbaar in je communicatie

- Volg eerst zijn verhaal, pas dan kan hij jou volgen

- Bekijk en volg je kind door de „auti-bril‟* (*zie vanuit je achtergrondkennis over

autisme)

- Hij heeft liever een opdracht dan een vraag

- Wees vriendelijk, maar beslist in optreden en communicatie

- Benoem nadrukkelijk, stellend, concreet en gedetailleerd –op „de 5‟- wat je wilt.

- Laat in je manier van praten en doen geen twijfel bestaan

- „Ondertitel‟ jouw en zijn gedrag, gevoel, zintuiglijke ervaring, gedachten en de te

verwachten situatie

- Pesten is testen ofwel zoeken naar duidelijkheid. Wees dus duidelijker!

- Pas je grapjes aan of vermijd ze. Gebruik geen sarcasme

- Help hem om de draad van het verhaal vast te houden

- Vermijd waaromvragen

- Ga niet in discussie!

- Houd je eigen emoties in bedwang

- Leg het waarom van iets uit aan de hand van feiten, regels en afspraken, maar

niet aan de hand van inzicht en gevoel

- Wees eenduidig in lichaamstaal en taalgebruik

- Houd in je contact rekening met zijn zintuiggevoeligheid (slechts functioneel

aanraken!)

- Wees vriendelijk in houding , gezichtsuitdrukking en intonatie

- Vertaal je eigen onmacht niet in boosheid naar het kind, maar in een taak (het

Wat)

- Zijn er zaken „in overweging‟, deel die dan niet met het kind

- Kun je hem nu geen duidelijkheid bieden, geef dan aan wanneer wel

- Voel je niet persoonlijk aangesproken bij beledigende opmerkingen

- Geef denktijd om informatie te verwerken

- Sluit zijn denkmap af, als hij in iets blijft hangen

- Ondersteun visueel als hij niet doet wat je zegt

- Zoek naar de „vraag achter de vraag‟

- Kom afspraken en beloftes nauwgezet na. Houd je aan de afgesproken tijd.

*) Informatie overgenomen uit boek: “Geef me de 5” geschreven door: Colette de Bruin

ISBN 9075129645