Jacob Bouten 1815-1827

9
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps De Dordtsche Grote Vaart in de 19e-eeuw Jacob Bouten 1815 - 1827

description

Over Jacob Bouten vanaf 1815 in Veendam, waarna Koningsbergen en Antwerpen

Transcript of Jacob Bouten 1815-1827

Page 1: Jacob Bouten 1815-1827

Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e-eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

Page 2: Jacob Bouten 1815-1827

Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Jacob Bouten 1815 - 1827

“Lieve Kinders

Daar gij mij meermalen gezegd hebt dat gij gaarne iets meer van mijn vroegere levensloop

wilden weten, zoo heb ik gedacht daar eens mee te beginnen op te tekenen voor zoo ver de

herinneringen mij zijn bijgebleven. Verwacht echter niet eene beschrijving met allerlei

aardigheden, ik schrijf zoo als mijn levensloop van den beginnen af is geweest.”

Zo begint het levensverhaal dat Jacob Bouten op oudere leeftijd voor zijn

kinderen schreef en dat begin 2005 werd uitgegeven (“Verslag aan mijn

kinderen. Mijn leven als Klipperkapitein” ISBN 90-81035-51-7).

Dit verhaal en zijn Brieven van aankomst werden ook gebruikt door Edward P.

De Groot die in 1981 vier artikelen schreef in het tijdschrift “Spiegel der

Zeilvaart” [1]. De Groot begint het eerste artikel over “Het leven van Kapitein

Jacob Bouten” met:

‘Jacob Bouten werd op 30 augustus 1815 in

Veendam geboren en stamde uit een geslacht

dat al generaties lang naar zee ging met eigen

schepen of als kapitein of stuurman op schepen

van andere eigenaars.

Jacob Bouten – of voor de mensen uit zijn

directe omgeving en zijn vrienden Jaap Bouten –

was een van de grote stimulators die met zijn

doorzettingsvermogen en grote kennis van

zeilschepen en nautische zaken Nederland het

tijdperk van de snelle klippers binnenleidde. Jaap

Bouten was de man die de “Kosmopolieten” hielp

bouwen en daarmee de Nederlandse reders

overtuigde dat snelle wel degelijk ook hier in

Nederland gebouwd konden worden. Al spoedig

volgden de eerste “Noach’s” en de viermast-

klipper “Argo”.

Maar Jaap Bouten was ook een uitstekend

kapitein en zakenman. In de periode van de

Californische Gold Rush in 1849, wist hij als enige

kapitein zijn bemanning te behouden en met

lading en al uit San Francisco weg te komen. Hij

wist zowel het belang van zijn reder als die van

zijn bemanning te dienen.

De reden waarom wij nu van die zaken verslag

kunnen doen is te danken aan een andere niet te

onderschatten kwaliteit van Jaap Bouten. Hij

heeft als een van de zeer weinige zeelui uit die

tijd bijna al zijn belevenissen opgeschreven.

Bovendien maakt hij zorgvuldig afschriften van

zijn brieven naar de reder thuis en ook die zijn

bewaard gebleven. Op latere leeftijd, toen hij als

zakenman en raadsheer zeer in aanzien stond,

begon hij aan zijn biografie die in de nadagen

van de Russische veldtocht van Napoleon

Bonaparte begon en, helaas vrij abrubt in begin

1857, lang voor Boutens dood, eindigde. Maar

de vele brieven van na die tijd vormen nog een

goed beeld van zijn verdere carrière.

De biografie en de correspondentie van Jaap

Bouten geven een bijna uniek beeld van de

Nederlandse scheepvaart in de jaren na de

Franse Revolutie en de driftige heropbouw van

Nederland als scheepvaartnatie inclusief de

moeilijkheden ontstaan door en tijdens de

Belgische afsplitsing.

Voor velen is Jacob Bouten al een bekend figuur

uit onze maritieme historie, dat hij echter zoveel

op papier voor ons heeft nagelaten is maar bij

zeer weinig mensen bekend. In de eerstvolgende

nummers van “Spiegel der Zeilvaart” verschijn

dan nu, bijna honderd jaar na Boutens dood,

voor het eerst zijn zelf geschreven biografie in

druk. Bewerking en inkorting ervan was

noodzakelijk om de leesbaarheid voor iedereen

en de verschijning in druk mogelijk te maken

Page 3: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

3 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

De betovergrootvader van Jacob Bouten woonde in 1710 reeds in Veendam1. Het oudste gegeven van

de Boitens in Veendam dateert van 1710, toen op 17 januari Hindrik Lucas Boiten trouwde met

Jannetje Jans. Zoon Hindrik Hindriks Boiten trouwde op 5 juni 1742 te Veendam met Almt Jacobs van

Wildervank.

Van in de 18e-eeuw zijn er vele Boitens in Veendam en omgeving die met de scheepvaart hun brood

verdienen. Enkelen op de binnenvaart, de meesten op de buitenvaart.

Jacob Klaassens Boiten, geboren in 1759 te Veendam (vader Klaas Hindriks, zoon van Hindrik Lucas

Boiten en Jannetje Jans) en getrouwd met Catharina Luitjes Pinksterboer, voer eind 18e-eeuw met zijn

schip naar Engeland en Frankrijk en op de Oostzee. Jacob (roepnaam Jaap) en Catharina (roepnaam

Nienke) waren de grootouders van Jacob Bouten. Hij schrijft hierover:

“Aangaande mijnen grootouders is mij niets meer bekend dan hetgeen ik van mijnen moeder

van hun gehoord heb. Zij woonden in het dorp Veendam (Prov. Groningen) en hadden twee

kinder; zoon Lunte en dochter Geertje die later met Duit huwde. Daar in die tijd in die

streken bij de bevolking slechts voornamen en zoo werden de grootouders genoemd Jaap

Plat & Nienke, en mijn vader werd genoemd Lunte van Jaapplat en Nienke. Grootvader was

zeevarender en had zijn eigen schip waarmede hij op de Oostzee, Engeland en Frankrijk

voer, mijn vader voer mee als stuurman.”

Over de tijd van zijn grootvader gaat hij vervolgens verder met:

“Ten tijde dat Napoleon in Pruisen was en daar zijn leger verzamelde om naar Rusland te

vertrekken, werden alle weerbare mannen geprest en in het leger gelijft, en zoo ook al het

volk van de schepen die daar lagen. Zo ook het geval bij mijn grootvader die met zijn schip in

Koningsbergen lag, doch daar mijn vader juist bij de presgang ziek bij eenen familie in den

stad ziek lag, bleef hij achter.

Daar leerde hij mijne moeder kennen en het gevolg was dat hij daar trouwde, waarna hij

met grootvader naar Holland terugkeerde om te Veendam te gaan wonen.

Grootvader bleef daarna thuis en mijn vader ging als kapitein met het schip varen. Tusschen

beide voer moeder met de zomerreisjes mee en zoo werd het eerste kind, een meisje, in

Engeland geboren.”

1 De plaats Veendam is ontstaan in 1655 en heeft zich in de 19

e-eeuw ontwikkeld tot het centrum van de

Groninger Veenkoloniën. Uit de oorspronkelijke turfvaart in de provincie met praamschepen op de binnen-vaart in de 17

e-eeuw, ontstond in de loop der jaren een belangrijke kustvaart met buitenvaarders op grotere tjalkschepen.

Aan de suksesvolle turfvaart kwam aan het eind van de 18e-eeuw plotseling een eind. De Bataafse Republiek en de

daarop volgende Franse overheersing bracht de schippers niet veel goeds. Door het stilvallen van de bedrijvigheid in Holland nam het vrachtaanbod sterk af en de komst van meer laadruimte deed de vrachtprijs dalen. Vanaf de komst van koning Willem I begin 19

e-eeuw, kregen fabrieken weer mogelijkheden om hun producten te verkopen

en het vrachtaanbod nam weer toe. De schippers op de binnenvaart voeren meestal met pramen en tjalken van gemiddeld een 25 ton, de schippers buiten de provincie bezaten meestal tjalken van rond de 60 ton. Een aparte categorie vormde de zogenaamde Belgiëvaarders met schepen van rond de 80-90 ton. Deze schippers hadden zich gespecialiseerd in het vervoer van granen. [2]

Page 4: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

4 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Figuur 1 Geboorte-akte van Jacob, zoon van Catharina Loksen en Luitje Jacobs Boiten

Page 5: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

5 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Terwijl zijn vader op de buitenvaart was werd Jacob Luitjes Bouten geboren op 30 augustus 1815 te

Veendam, als tweede kind van Luitje Jacobs Bouten (schipper, geboren als Luitje Jacobs Boiten op 23

augustus 1789 te Veendam) en Anna Catharina Elisabeth Luxen. Anna werd geboren in 1784 te

Koningsbergen (tegenwoordig Kaliningrad in Rusland) in het toenmalige Pruisen. Rond 1812 trouwden

zij te Koningsbergen en daar werden zij geregistreerd als Bouten in plaats van Boiten. Alhoewel ze na

hun huwelijk in Veendam gingen wonen en vader Luitjes bij de geboorte van zoon Jacob vermeld staat

als Boiten, zijn ze verder als Bouten door het leven gegaan. Nakomelingen behoren echter tot het

geslacht Boiten uit Veendam en zijn geen familie van andere Boutens in Nederland (vooral in Limburg)

noch in België waar ook veel Bouten’s zijn!

Zijn grootvader Jacob Klaasssens Boiten was zeekapitein, geboren op 17 september 1759 te Veendam,

en had een eigen schip. Hij trouwde in januari 1784 te Veendam met Catharina Luitjes Pinksterboer (ook

wel Pinxterboer), geboren op 22 juli 1764 te Veendam als dochter van Luitje Alberts Pinksterboer en

Lammechien Steffens. Catharina Luitjes Pinksterboer overleed op 26 februari 1815 te Veendam, Jacob

Klaassens rond dezelfde tijd.

Zijn overgrootvader was Klaas Hinriks Boiten, geboren 6 augustus 1728 en op 25 januari 1756 te

Veendam getrouwd met Hindrikje Hindriks, ged. 16 maart 1732 te Veendam.

Zijn betovergrootvader schipper Hindrik Lucas Boiten, gedoopt 22-12-1686 te Vendam, trouwde op 12

januari 1710 te Veendam met Jannetje Jans.

Kinderen van (Jacob’s grootouders) Jacob Klaassens Boiten en Catharina Luitjes Pinksterboer.

Geboren te Veendam:

1. 1789-08-23 Luitje Jacobs Boiten (†11-11-1835 te Rotterdam). Trouwde ~1812 te Koningsbergen-

Pruisen met Anna Catharina Elisabeth Luxen, geboren in 1784~ te Koningsbergen (†15-02-1861 te

Rotterdam).

Kinderen van (Jacob’s ouders) Luitje Jacobs en Anna Catharina Elisabeth:

Elisabeth, geb. 1813~ te Woolbridge Engeland, †winter 1828/29 te Antwerpen

Jacob Luitjes, geb 1815-08-30 te Veendam (†1894-02-14 Hees). Getrouwd 1845-09-11 te Amsterdam met Adriana Pos, geboren 1822-07-18 te Loosdrecht (†1847-08-25 Dordrecht, 25jr). Getrouwd 1852-05-21 te Amsterdam met Marretje Pos, geboren 1832-04-16 te Loosdrecht (†1899-05-12 Hees). Kapitein der koopvaardij met vlag D18 en R215

Andreas George, geb 1817-11-09 te Koningbergen (†1888-03-26 Rotterdam). Getrouwd 1850-02-06 met Anna Catharina van Otterloo, geb 1813-10-10, dochter van Martinus van Otterloo en Maria Wagenaar. Kapitein der koopvaardij met vlag D2 en R347

Laura Hendrika, geb 1819 te Koningsbergen

Jeltina Margaretha, geb 1821 te Koningsbergen (†1868 Dordrecht), ongehuwd.

Adolphus Eduardus, geb 1823-12-13 te Antwerpen (†1905-12-16 Rotterdam). Getrouwd met Anna van Rijgersma, geboren ~1833 te Hauwert.. Kapitein der koopvaardij met vlag R29.

2. 1792-02-05 Hindrikje Jacobs Boiten2 (†1858-02-10 Oude Pekela), getrouwd 1812-11-30 Veendam met

Harm Derks Duit, schipper uit Veendam.

2 Ten gevolge van dat Jacob Bouten schrijft over Geertje, als zuster van zijn vader en die later met Duit trouwde, is

er denk ik in enige kringen verwarring ontstaan tussen Duit en Stuit, beiden afkomstig uit Veendam. Ik neem aan dat Geertje de roepnaam was van zuster Hindrikje en waarom niet indien Jacob’s grootvader Jacob Klaassens (of Klaaszoon) Boiten, Jacob Plat genoemd werd, zijn grootmoeder Catharina Luitjes Pinksterboer,

Page 6: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

6 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Kinderen van Hindrikje Jacobs en Harm Derks:

Derk Harms Duit, geb 1813-08-16 te Veendam (†7jr)

Jacob Harms Duit, geb 1815-11-23 te Veendam (†1873-01-05 Oude Pekela, 57jr). Getrouwd 1842-08-24 te Oude Pekela met Gesina Winanda Klatter. Zeeman.

Catharina Harms Duit, geb 1819-06-27 te Veendam (†25jr). Getrouwd te Hoogezand met Harmen Lammerts de Groot.

Derk Harms Duit, geb 1821-08-10 te Veendam (†1877-04-09 Oude Pekela, 56jr). Getrouwd 1851-021-04 te Oude Pekela met Frouwina Prange. Schipper.

Nadat Jacob’s vader najaar 1816 zijn schip bij Koningsbergen in een storm verloor verhuisde het jonge

gezinnetje van Veendam naar Koningsbergen.

“In het najaar van 1816 verloor vader bij een hevige storm zijn schip in de Oostzee bij

Koningsbergen en liet hij mijn moeder over komen. Daar de grootouders dood waren en

vader eene goede betrekking aan de wal aangeboden werd, meenden zij zich met de woning

te Koningsbergen te verheugen.”

Figuur 2 Koningsbergen ca 1850

Koningsbergen was een Duitse stad in Oost-Pruisen (tot 1946 Königsberg (Preußen), tegenwoordig

Kaliningrad in Rusland). Tot 1945 was het de hoofdstad van het oosten van Pruisen en het was de

meest oostelijk en noordelijk gelegen grootstad van het Duitse Rijk.

Rond 1800 was Koningsbergen met 60.000 inwoners één van de grootste Duitse steden na Berlijn met

170.000 ( Keulen en Frankfurt am Main beiden 50.000 en München 30.000).

Tijdens de Napoleontische oorlogen was Koningsbergen een belangrijke stad. De stad en de omgeving

werden de tijdelijke regeringszetel nadat Berlijn door de Fransen was bezet, en een vluchtplaats voor

het Pruisische leger dat verslagen werd in de slag bij Jena. In Koningsbergen begon de

Nienke en zijn vader Luitje Jacobs Boiten, Lunte. Zijn eigen roepnaam was Jaap, waarvan ik moet toegeven dat dat ten opzichte van Jacob wel logischer is dan Geertje tov Hindrikje

Page 7: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

7 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

herstructurering van de Pruisen. Na de nederlaag van de Grande Armée in de veldtocht van Napoleon

naar Rusland begon in Koningsbergen de georganiseerde bevrijdingsbeweging tegen Napoleon.

In 1848 beschikten de reders van de stad over 38 handelsschepen. [Wikipedia]

Over het leven van zijn ouders in Koningsbergen verhaalt Jacob:

Mijn vader kreeg eene betrekking bij de Heeren Muller op een Cargo kantoor, waar ook

enige schepen voor voeren en daar mijn moeder ook iets bij de hand wilde nemen, werd een

groot huis gehuurd met stalling en ingericht voor koffijhuis, waarvan het eene gedeelte voor

kapitein en stuurlieden en het andere voor matrozen. Daar te Koningsbergen op de schepen

noch vuur noch licht mocht zijn, zoo werd het eten door de koks aan de wal gekookt en dan

naar het schip gebracht om te gebruiken.

Mijne moeder had een halfzuster, tante Dora, tot asjistentie bij haar en de zaak nam zoo op

dat de verdienste van mijn vader voor het huishouden niet nodig was, en die gelden bij de

Heeren Muller op rente werden gezet.

Dit ging enige jaren zeer goed en was er gedurende de zomer zeer veel drukte in huis. De

wintermaanden was het omgekeerd, daar de schepen dan stil lagen of naar de Zuidelijke

plaatsen voeren.

In Koningsbergen worden Andreas George (1817), Laura Hendrika (1819) en Jeltina Margaretha (1821)

geboren.

In het najaar van 1822 valt zijn vader in voor een zieke kapitein op een der schepen van de reders

Muller. Jacob, 7 jaar oud, gaat deze reis mee evenals zijn moeder (zijn oudste zuster en George,

Hendrika en Jeltina bleven bij een tante in Koningsbergen). De reis is naar Edingburgh-Schotland om een

lading voor de rederij op te halen.

Van het begin van deze reis weet ik mij niets meer te herinneren. Wel van Helseneur daar ik

met vader en moeder naar de wal ging en daar onder het toezicht van een der matrozen

gesteld werd, die met mij in een herberg ging, waar ik door een vreemde mevrouw op schoot

genomen werd en iets lekkers kreeg dat ik niet aannemen wilde, en het huis uitliep en

waarop ik het op een schreeuwen zette toen de matroos mij terug wilde halen. Meer herinner

ik mij er niet van, slechts flauw ons zijn in Edingburgh waar mijn vader eene lading zoude

kopen voor de reederij. Deze was echter zoo duur en boven de limieten die mijn vader mocht

besteden, dat hij daar van af moest zien, en nam daarop vracht aan met Steenkolen naar

Bordeau te gaan.

Figuur 3 Het schip EMMA, kapt. L.J.Bouten van Koningsbergen naar Bordeaux [OHC 2-04-1822]

Na hun vertrek uit Edingburgh lopen ze bij stormweer tussen de Yarmouth banken aan de grond en

worden ze gered door vissers. Het schip moet in Harwich op de helling voor reparatie wat lang ging

duren. Jacob wordt bij een Engelse familie in de kost gedaan en gaat naar een Engelse school.

Na ons vertrek van Edingburgh kregen wij stormweer en dreven tusschen de Yarmouth

banken aan de grond, waardoor het schip lek werd en de pompen door de fijne steenkolen

verstopt, zoodat het water al hooger en hooger het schip kwam. Er werden noodschoten en

Page 8: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

8 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

noodseinen gedaan waarop er visserlieden bij ons kwamen en het schip in Harwich binnen

brachten. Hier werd het schip onderzocht en bevolen de lading te lossen en het schip op de

helling te halen.

Daar deze herstelling nogal enige tijd zou duren en ik niet genoeg onder toezicht kon zijn,

werd ik daar op een Engelse school gedaan waar ’s morgens naar toe gebracht en ’s avonds

gehaald. Ik herinner mij de meester nog zeer goed in zijn korte broek en met lange

staartrokpruik met staart en driepuntigen steek. Hij was nooit zonder breed lineaal in de

hand, waar de orde mee gehandhaafd moest worden. In de eerste tijd bleef ik bij de

schoolmeester mijn boterham op eten en kreeg daarbij een glas bier, later werd ik altijd

gevraagd bij een adelijke oude dame Miss Emmer die daar dichtbij een groot buiten

bewoonde, en een jongen van mijn leeftijd inwoonde.

Toen de reparatie van het schip bijna geeindigd was kwam er bericht van Koningsbergen,

dat de firma Muller gefailleerd waren en er een groot tekort was. Dat was een

verschrikkelijk bericht voor mijne ouders daar zij al hun bespaarden gelden bij hun rente

gezet hadden, en nu waarschijnlijk alle verloren zal zijn. De leveranciers te Harwich legden

onmiddelijk beslag op het schip en werd aangeslagen te verkopen. De verkoop bracht

minder op dan de kosten waren en de ouden lui konden vertrekken zonder geld.

Zij vertrokken daarop naar Holland en mijn vader naar Koningsbergen om de zaken te

regelen, en ik werd in Harwich bij Miss

Emmer achtergelaten.. Later kwam mijn

vader mij halen en gingen wij over Londen

met een palingschuit naar Borkum van waar

wij naar Amst. Reisden. Hier vond ik de

gehele familie, ook tante Dora die mede met de

ander kinder van Koningsbergen was

gekomen.

Nog voordat het schip geheel hersteld was gingen

de reders Muller failliet en waren de Boutens al

hun spaargeld kwijt. Het gezin keert terug naar

Holland en nadat zijn vader de zaken in

Koningsbergen geregeld had, gaat het gezin Bouten in 1823 in Antwerpen wonen. Eerst op de Keistraat

14, waarna ze in februari 1824 naar een betere woning op de Schipperskapelstraat 11 verhuizen.

Figuur 4 Uit het stadsarchief Antwerpen

Bouten, Luitje Jacobsz, 35, Veendam-

Groningen

Luxen, Katharina Elisabeth, 39,

Allenburg-Pruisland

Bouten,Elisabeth, 10, Woolbridge-Engl.

Bouten, Jacob Luitje, 8, Veendam-

Groningen

Bouten, Andrei Jurge, 6, Veendam-

Groningen

Bouten, Laura Hendrika, 4, Veendam-

Groningen

Bouten, Jeltina Margaretha, 2,

Veendam-Groningen

Bouten, Adolphus Eduard, ½,

Page 9: Jacob Bouten 1815-1827

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1815 - 1827

9 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Op 13 december 1823 wordt Adolphus Eduardus in Antwerpen geboren.

Samen met zijn neef Jacob Duit, die bij hun inwoont om de schoollessen te volgen, speelt Jacob Bouten

in de haven. Zij klimmen in masten, spelen en halen een nat pak. Hun beider grote wens was varen en

kapitein worden. Vader Luitje gaf toestemming voor het varen, maar dan moest kleine Jacob het wel

onder vreemden leren en niet bij zijn vader aan boord.

Figuur 5 Plattegrond Antwerpen in 1831

In Antwerpen werd ik op de Rijksschool geplaatst en mijn vader kreeg daar spoedig een

schip dat hij als kapt voerde. Een neef van mij, de zoon van mijn vaders zuster Jacob Duits

woonde bij ons in om de schoollessen bij te wonen en wij waren trouwe speelmakkers. De

overige uren brachten wij altijd aan de docken door om in bootjes te varen of in masten te

klimmen en kwamen ook wel eens met een nat pak te huis. Ons beider lust was het varen en

spraken hierover ook dikwijls met vader en moeder hierover. Vader had er niets tegen, doch

zeide, wanneer zeevaren wil dan moet je ook meteen onder de vreemde, ik ben niet van plan

je bij mij aan boord te nemen. Mijne moeder was er sterk tegen, en wilde liever dat ik eene

betrekking aan land zoude kiezen, doch daar dacht ik volstrekt niet aan.

Mijn neef werd door zijn vader, die ook een schip voerde naar huis gevraagd om de zomer

reizen mede te maken, en toen deze weg was drong ik er steeds bij de oudelui op aan van ook

te gaan varen. Hiervoor kwam gelegenheid bij Kapt Stroboer die een schip voerde van de

Heeren Klerk & Voogd te Dordrecht. Kap Stroboer was een neef van mijn vader en daar hij

geen kinder had wilde hij mij wel aan boord nemen. Ik was al in de wolken en hunkerde

naar het ogenblik dat een brief zoude komen om naar Dordt te komen.

In oktober 1827 vertrekt hij uit Antwerpen - Jacob is dan 12 jaar - met de stoomboot “Amacitia” naar

Dordrecht, om te gaan varen aan boord bij zijn oom Jacob Strobuur3 (1788 Veendam, kapiteinsvlag van

het zeemanscollege Dordrecht D 8), een neef van zijn vader.

3 Jacob Strobuur ( zoon van Jacob Strobuur - overleden op zee - en Heltje Legger) was de eerste kapitein op de kof

“Vrouw Neeltje”, 124 ton, het eerste schip van de reders Christiaan de Klerk en Jacobus de Voogd (anno 1807 Dordrecht), dat zij in 1824 lieten bouwen op de werf van H.W. Molenaar te Lemmer. De “Harmonie” was het eerste schip dat zij in Dordrecht lieten bouwen, op de werf van Jan Schouten.