Jaarverslag 2014 PDF

32
NAZL Jaarverslag 2014 Netwerk Acute Zorg Limburg Wat hebben we met z’n allen bereikt?

Transcript of Jaarverslag 2014 PDF

Page 1: Jaarverslag 2014 PDF

NAZL Jaarverslag

2014Netwerk Acute Zorg Limburg

Wat hebben we met z’n allen bereikt?

Page 2: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL2

Page 3: Jaarverslag 2014 PDF

2014 3

In het jaarverslag 2014 vindt u verha-len van professionals uit ons netwerk waarbij de focus ligt op de resultaten die we met elkaar behaald hebben of op producten die we samen met onze netwerkpartners ontwikkeld hebben. De titel van het jaarverslag focust dan ook op “wat hebben we met z’n allen bereikt?”.

Het thema van onze activiteiten in 2014 was Verbinden en Verbreden. Verbinding zoeken met alle keten-partners zodat we samen werken aan samenwerking. De vrijblijvendheid is voorbij, we zullen elkaar moeten blijven vinden, samenwerken en ver-bindingen maken met elkaar. Dat is nodig, zodat de patiënt de best moge-lijke zorg op het beste moment krijgt op de beste plek. Door op een goede manier met elkaar samen te werken wordt de acute zorgketen versterkt. Dit betekent op vérgaande manieren met elkaar samenwerken zowel in de

reguliere acute (keten)zorg als bij de opgeschaalde zorg, zoals in het geval van CBRN-besmettingen.

Verbreden in de zin van waar kunnen we slim aanhaken met ons netwerk in Limburg. Lees bijvoorbeeld het ver-haal van de focusgroep acute psychi-atrie waarbij in samenwerking met de Acute Zorgregio Oost (AZO) en de Ho-geschool Arnhem en Nijmegen (HAN) goed en waardevol onderzoek uitge-voerd wordt waardoor iedereen in de keten van acute psychiatrie een bre-dere kijk ontwikkelt en meer kennis vergaart. Of verbreden in de zin van de ontwikkeling van de kennisplatforms binnen het OTO-project. Dit is een ver-breding in de zin van elkaar ontmoeten en leren kennen, iets nieuws leren en actief leren doen. Of verbreden op inhoud, zie het symposium met als on-derwerp “Ontkleuren, cultureel sen-sitief vakmanschap”, hetgeen zinvolle resultaten voortbracht.

Essentieel blijft het realiseren van een samenwerkingscultuur en structuur voor zowel de ketenzorg op bestuurlijk niveau als het ketenzorgproces in de dagelijkse praktijk van de patiënten-zorg. Iedereen moet zich verantwoor-delijk gaan voelen voor de hele keten. Veel leesplezier namens het team van het Netwerk Acute Zorg Limburg!

Voorwoord

“ Wat hebben we met z’n allen bereikt?”

Page 4: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL4

Symposium Ontkleuren, cultureel sensitief vakmanschapVeel diversiteit in omgang met culturele verschillen

Het symposium ‘Ontkleuren’ scoorde in de evaluatie minder hoog dan voor-gaande symposia, maar niet eerder hebben we zo veel van een symposium geleerd en was de opbrengst zo hoog,” stelt Riky Wilbers, Adviseur Talent– Ontwikkeling Ambulancezorg Limburg- Noord vast. “Nooit tevoren lagen de beoordelingen zo ver uit elkaar, van een 2 tot een 10,” vult Maria Kerckhoffs, stafmedewerker NAZL, aan. “Ook dat geeft te denken.”

‘Ontkleuren, cultureel sensitief vakmanschap’, zo luidde de volledige titel van het symposium dat gehouden werd op 16 en 23 januari 2014 in de Oolderhof in Roermond. “In de gezondheidszorg hebben we voortdurend te maken met mensen uit een andere cultuur. Taalbarrières, afwijkende waarden en normen en ander gedrag hebben gevolgen voor de interactie tussen hulpverlener en patiënt, met name op het gebied van communicatie. Verwachtingen, vooroordelen en verschillende interpretaties kunnen leiden tot misverstan- den die een goede hulpverlening in de acute zorg in de weg staan,” aldus Maria. “We vonden het thema ‘ontkleuren’ om die reden belangrijk genoeg om er een symposium aan te wijden.”

Diversiteit in competenties en opvattingen Riky: “De doelgroep van het symposium - ambulancemede-werkers, meldkamer centralisten, verpleegkundigen en artsen van de Spoedeisende Hulp, medewerkers van GHOR en leden van ROAZ – is zeer divers qua ervaring, opleiding en ontwikkelde competenties. Even divers zijn de opvattingen over het omgaan met andere culturen. Goed omgaan met culturele verschillen is dus zeker geen vanzelfsprekendheid. We wisten dat dit een gevoelig en moeilijk onderwerp was, maar wel heel aanvullend in de acute zorgsituaties. Daarom hebben we na intensieve discussies in de werkgroep be-sloten de uitdaging aan te gaan. In de voorbereiding zijn we zorgvuldig te werk gegaan. We hebben gezocht naar beken-de sprekers op dit gebied en mensen die vanuit de praktijk en eigen ervaring het onderwerp praktisch en theoretisch vanuit verschillende invalshoeken kunnen benaderen. Met alle sprekers is voorafgaand aan het symposium uitvoerig gesproken over de inhoud van hun presentaties en moge-lijke reacties daarop vanuit de deelnemers.”

Maria Kerckhoffs

Riky Wilbers

Page 5: Jaarverslag 2014 PDF

2014 5

Gevarieerd programmaDit mondde uit in een programma dat met recht divers genoemd mag worden. Prof. Dr. David Pinto, internationale autoriteit op het gebied van cultureel sensitief vakman-schap, introduceerde de 3-stappen methode die bestaat uit jezelf (eigen waarden en normen) kennen, de ander leren kennen (wat is de achtergrond, wat verklaart dit ‘vreemde’ gedrag) en tenslotte het tijdig en helder grenzen stel-len. In vier workshops werd het thema vervolgens vanuit verschillende perspectieven uitgewerkt. In een rollenspel met allochtone acteurs werd ingegaan op het elkaar (soms letterlijk) niet kunnen of willen verstaan. In hoeverre pas je je aan en hou je rekening met elkaar, hoe bereik je als hulpverlener het beste je doel en wat is daarvoor nodig? In de workshop van Madelon Eelderink, cultureel antropologe met veel ervaring in Afrika, lag de nadruk op het ‘beseffen wat je niet beseft’. Zij drukte de deelnemers op het hart vooral goed naar zichzelf te kijken in de omgang met andere culturen. De hoogste waardering kreeg de workshop met de Turkse Laila Bouakka-Elghoul die uitlegde waarom zij een hoofddoek draagt, wat deze voor haar betekent, welke reac-ties zij hierop krijgt en hoe zij daarmee omgaat. “Door haar manier van presenteren en interactie met de zaal dwong zij groot respect af,” aldus Riky. Ook de presentatie van Sukro Genko, een Turkse kinderarts, kon op veel waardering rekenen.

Herkenning – erkenning – veranderingZoals de organisatoren al hadden verwacht, was de gemid-delde evaluatiescore minder hoog dan gebruikelijk. Maar dat niet alleen. “De waarderingen liepen uiteen van een 2 tot een 10 op een schaal van 1-10,” aldus Maria. “Voor ons betekent dat niet zonder meer dat het symposium slecht

was. Integendeel, wij hebben het gevoel dat de herkenning groot was en dat we met dit symposium de randvoorwaar-den hebben geschapen om verder te leren. Van herkennen kan dan de stap gezet worden naar erkennen en verande-ren.” Riky: “Gedurende de dag was merkbaar hoe verschil-lend mensen met culturele verschillen omgaan. Sommige deelnemers zijn bereid alles uit de kast te halen om de alloch - tone patiënt te helpen. Anderen tonen weerstand en vinden juist dat de allochtone patiënt zich maar moet aanpassen. De evaluatie was dus geen verrassing. Door dit symposium is wel naar voren gekomen dat de beperkingen bij het omgaan met culturele verschillen groter zijn dan we vooraf hadden ingeschat. Alle reden dus om hiermee verder te gaan.”

Follow-upDe ervaringen gedurende de dag en de uitkomsten van de evaluatie waren voor de werkgroep aanleiding om de besturen van alle deelnemende organisaties een brief te sturen. Hierin wordt geadviseerd om, in het kader van verdere professionalisering van de zorgprofessionals in de acute keten, gericht aandacht te besteden aan sociale en culturele vaardigheden. De Ambulancezorg Limburg-Noord erkende dat al vóór het symposium. Riky: “In onze regio is besloten om van deze symposiumdag in 2014 een regionale scholingsdag te maken die is opgenomen in het opleidings-programma. In de organisatie is momenteel veel aandacht voor houding en gedrag van professionals in de dagelijkse uitvoering van de zorg. Dat heeft betrekking op omgang met elkaar, met patiënten en dus ook met culturele verschillen. Gedrag en houding willen we inbedden in de leercultuur, waarbij de kracht vooral zit in het informele – van elkaar en met elkaar – leren.”

Symposium • 16 en 23 januari 2014

Locatie: De Oolderhof, Broekstraat 35, Roermond

U kunt zich aanmelden via onze website www.nazl.nl

Mede mogelijk gemaakt door:

Ontkleurencultureel sensitief vakmanschap

NAZL_poster_A3.indd 1

24-10-13 16:07

Laila Bouakka-Elghoul

Page 6: Jaarverslag 2014 PDF

Miranda legt uit: “In de acute zorgketen hebben we te ma-ken met vele partijen. Hoewel we elkaar de afgelopen jaren een stuk beter hebben leren kennen en een gezamenlijke infrastructuur is opgericht, is de bijdrage van eenieder nog te vrijblijvend. Met als gevolg dat er nog teveel langs elkaar heen wordt gewerkt. Om klaar te zijn voor de maatschappe-lijke opgave op het gebied van acute zorg, zal iedereen zijn verantwoordelijkheid moeten kennen en nemen. Alleen op die manier ontstaat er voldoende basis om in een crisissitu-atie de juiste zorg te leveren aan patiënten, ongeacht waar deze zich bevinden en in welke omstandigheden.”

Praktische onderwerpen Miranda Dirx: “In 2014 kwamen Huup Marell en Frank Klaassen, respectievelijk DPG (Directeur Publieke Gezond-heid) van de GHOR’s Limburg-Noord en Zuid-Limburg, bij-een met Peter Brink, medisch hoofd van het Netwerk Acute Zorg Limburg. Doel van het overleg was het vormgeven van een intensievere samenwerking tussen de drie organisaties. Het overleg is zeer praktisch ingestoken aan de hand van een lijstje onderwerpen waar elk van de drie organisaties mee te maken heeft: risicobeheersing, beleidsvorming , planvorming, OTO en afspraken met ketenpartners. Dit gesprek heeft geresulteerd in een samenwerkingsagenda. Iedereen was het erover eens, dit is de manier waarop we nader tot elkaar komen. Niet te ingewikkeld doen, maar het praktisch insteken.”

NAZL en GHOR’s: de puzzelstukjes passen steeds beter in elkaar De twee Limburgse GHOR’s en het NAZL zijn al geruime tijd in gesprek over meer samenwerking. In 2014 zijn deze intenties verder gecon-cretiseerd en is tijdens een werkconferentie een eerste visie vastgesteld. Miranda Dirx, coördinator NAZL: “De intensievere samenwer-king is erop gericht een op-timaal werkend systeem van acute zorg te realiseren.”

Jaarverslag NAZL6

Miranda Dirx

Peter Bloemers

Page 7: Jaarverslag 2014 PDF

2014 7

Drie netwerkpartners Peter Bloemers, specialist ketenbevordering bij de GHOR Limburg-Noord onderschrijft dat: “GHOR Limburg-Noord, GHOR Zuid-Limburg en NAZL zijn alle drie netwerkorgani-saties die een belangrijke rol spelen in de regie en coör-dinatie van de acute zorg. De GGD Zuid-Limburg vanuit de meldkamer en met de ambulancedienst en, in opgeschaal-de situaties, ook met de GHOR. Datzelfde geldt voor het NAZL, dat niet alleen de regionale traumazorg coördineert en verbetert, maar daarnaast de acute zorgketens in psy-chiatrie, verloskunde, neurologie en cardiologie faciliteert. De Veiligheidsregio Noord, waaronder de GHOR valt, zorgt voor een goed werkende zorgketen in opgeschaalde situa-ties in het noorden van de provincie. Het is dan ook logisch dat we elkaar opzoeken om te onderzoeken hoe we de regie en coördinatie nog beter kunnen stroomlijnen.”

Gewoon beginnen “Intensievere samenwerking is niet alleen mogelijk, maar noodzakelijk,” vindt Theo Heuts, manager acute zorg en hoofd GHOR bij GGD Zuid-Limburg. “De afgelopen jaren is de samenwerkingsgedachte steeds meer gaan leven, toch blijft het nog te veel in termen van verkennen hangen. Het is nu echt tijd de focus te verplaatsen naar verbeteringen in die keten in plaats van verbetering van de eigen rol in de keten. Dat betekent dus gewoon beginnen. Een grote uitdaging zit natuurlijk in het verschil in opdracht en identiteit van de twee Limburgse GHOR’s. In Limburg-Zuid ligt de nadruk op de acute zorg, in Limburg-Noord op veiligheid en gezondheid. Het gevolg daarvan is dat beide regio’s totaal anders zijn georganiseerd. Maar het heeft weinig zin daarover te blijven discussiëren, dat is een feit waarmee we moeten werken.”

Organisatiestructuur is niet leidend “De structuur is eigenlijk niet eens zo relevant,” vindt Peter. “Het gaat om de opdracht die we hebben. Zodra we van de structuur een knelpunt maken, komen we niet meer verder. Samenwerking bewijst het project GGB (Grootschalige genees- kundige bijstand), dat voor heel Limburg geldt. In dit geval was het de ketenpartner (Rode Kruis) die feitelijk tot samen-werking dwingt. Zo zijn er meer thema’s die landelijk dan wel provinciaal spelen. Dan moet je elkaar wel weten te vinden.”

Samenwerking in planvormingOok op het gebied van planvorming ligt meer samenwerking voor de hand. Theo Heuts: “Denk bijvoorbeeld aan een thema als evenementenbeleid. Waarom doen we dit niet samen? De uitgangspunten zijn immers voor elke regio hetzelfde, de resultaten die je wilt bereiken ook. Waarom moet elke regio het wiel opnieuw uitvinden als we het ook samen kunnen doen, en dan misschien nog wel beter. We zouden bijvoorbeeld één regio kartrekker kunnen maken, zodat de andere regio ruimte heeft voor een ander project. Beide organisaties staan qua capaciteit onder druk, taken verdelen zou verlichting kunnen brengen. Ik verwacht dat er vele quick wins zijn te realiseren. Ook het feit dat er één meldkamer komt, dwingt eigenlijk al tot intensivering van de samenwerking. Zodat we in elk geval beter van elkaar weten wat we doen, en begrijpen waarom bepaalde beleids-keuzes zijn gemaakt. Peter en ik hebben om die reden onze jaarplannen met elkaar gedeeld.”

Verbinden en faciliteren Het NAZL speelt een cruciale rol in de intensivering van de samenwerking. “Want verbinden en faciliteren van de partners in de acute zorgketen is een van onze kerntaken,” bevestigt Miranda Dirx. “Een mooi voorbeeld in dit verband is het Ebola-overleg dat wij met de GGD Zuid-Limburg heb-ben geïnitieerd. Dit overleg heeft er onder meer toe geleid dat arts-microbiologen van de verschillende ziekenhuizen elkaar nu kennen, wat weer een mooie basis vormt voor samenwerking op andere terreinen in de toekomst. Ook OTO en de OTO-Kennisplatforms die op verschillende ter-reinen worden opgericht, werken als katalysator om meer over de eigen schutting heen te kijken.”

Gemeenschappelijke thema’s Miranda Dirx besluit: “Het is goed te constateren dat de wil tot samenwerking bij alle partners aanwezig is. Het is nu zaak door te pakken en dat doen we dan ook aan de hand van de samenwerkingsagenda waar gemeenschappelijke thema’s in zijn opgenomen. Naast samenwerking op uit-voeringsniveau, is uiteraard ook commitment op bestuurlijk niveau noodzakelijk.”

Theo Heuts

Page 8: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL8

Onderzoek bij oudere patiënten met een heupfractuur“Multidisciplinaire aanpak werkt het best”

Heupfractuur bij ouderen is een aanzienlijk gezondheidsprobleem in Nederland. In Limburg gaat het jaarlijks om circa 1.600 patiënten, en dat aantal groeit sterk als gevolg van vergrijzing en de toe-nemende activiteit van ouderen. De zes Limburgse ziekenhuizen laten verschillen in overlevingskansen zien. Om erachter te komen welke factoren daarbij een rol spelen, voerde Pishtiwan Kalmet, in opdracht van Prof. Dr. Peter Brink een onderzoek uit.

Pishtiw

an Kalm

et

Effectiviteit collum care protocol: een retrospectief multicenter onderzoek Kalmet PHS1, Koc B1, Hemmes B2, ten Broeke RHM1, Dekkers G3, Hustinx P4, Janzing HMJ5, Schotanus M6,

Tilman P6, Verkeyn JMA7, Brink PRG1,2 , Poeze M1

1 Maastricht UMC, Maastricht. 2 Netwerk Acute Zorg Limburg. 3 Laurentius ziekenhuis, Roermond. 4 Atrium MC, Heerlen. 5 VieCuri MC, Venlo. 6 Orbis MC, Sittard. 7 St Jansgasthuis, Weert

Introductie

• Heupfractuur bij ouderen aanzienlijk gezondheidsprobleem.

• In Nederland 20.000 patiënten/jaar heupfractuur • Verwachting is dat het aantal operaties voor

heupfracturen zal stijgen tot ruim 24.000 in 20201.

• Meer aandacht voor een multidisciplinaire aanpak bij ouderen met een heupfractuur.

• Retrospectief multi-center onderzoek naar de effectiviteit van een multidisciplinaire aanpak2 op de opnameduur, postoperatieve complicaties en mortaliteit binnen 30 dagen.

Conclusie

Een multidisciplinaire aanpak wordt geassocieerd met een kortere tijd tot OK, minder postoperatieve complicaties en een kortere opnameduur, zonder dat er significant verschil gezien wordt in mortaliteit binnen 30 dagen.

Methoden

• Alle patiënten >50 jaar die geopereerd zijn aan een heupfractuur in 2012

• 6 ziekenhuizen met 24-uurs SEH binnen Limburg • Multidisciplinaire aanpak; Collum care (CC) (n=3

ziekenhuizen) vs niet collum care (NCC) (n=3) • Retrospectief cohort

Resultaten CC

n= 665 NCC n= 528

Totaal n= 1193

P-waarde

Geslacht M/V Man Vrouw

198/467 30% 70%

153/375 29% 71%

29% 71%

0.41

Gemiddeld Leeftijd

80.5 80.7 80.6 0.71

ASA <3 ASA >3

265 (40%) 400 (60%)

223 (42%) 305 (58%)

488 (41%) 705 (59%)

0.22

Tijd tot operatie

Complicaties

Referenties 1. Saltzherr TP , Borghans HJ , Bakker RH , e.a. Proximale femurfracturen bij

ouderen in Nederland in de periode 1991 – 2004: incidentie, sterfte, opnameduur en schatting van de in de toekomst benodigde zorgcapaciteit. Ned Tijdschr Geneeskunde 2006.

2. Vanhaecht K., Sermeus W., De Witte K. The impact of clinical pathways on the organisation of care processes. PhD dissertation KU Leuven. 154pp 2007.

Opnameduur

Mortaliteit

Type complicatie

CC n= 665

NCC n= 528

P-waarde

Lokaal 17 (3%) 50 (10%) < 0.01

Algemeen 337 (51%) 291 (55%) 0.13

Page 9: Jaarverslag 2014 PDF

2014 9

Pishtiwan: “Door de procedures en werkwijzen van de zes ziekenhuizen in kaart te brengen, wilden we komen tot een ‘best medical practice’ die de ziekenhuizen vervolgens kun-nen adopteren.”

Kans aangrijpenPishtiwan Kalmet werd in 2012, na een sleutelbeenfractuur, geopereerd door Peter Brink. Pishtiwan, destijds in het derde jaar van zijn bachelor geneeskunde, nam de gelegenheid te baat zich aan Peter Brink voor te stellen om tegelijkertijd te informeren naar de mogelijkheden om onderzoek te doen. Daar had Peter Brink wel oren naar; Pishtiwan kon snel aan de slag. Pishtiwan: “Tijdens mijn keuze-coschap bij Peter Brink heb ik de factoren die een rol spelen in de mortaliteit na een heupfrac-tuur in kaart gebracht. Daarop volgde het onderzoek ‘Mortaliteit bij oudere patiënten met een heupfractuur’.”

Toegang tot data Het onderzoek was een behoorlijke klus,” blikt Pishtiwan terug. “Om alle patiëntgegevens boven water te krijgen, was het nood-zakelijk om letterlijk in de systemen van de zes ziekenhuizen te duiken. Het feit dat de ziekenhuizen verschillende regi- stratiesystemen hebben, was nog een uitdaging op zich. Omdat het zo’n omvangrijk project was en aansloot op de interesse van collega Baris Koc, is hij erbij betrokken en hebben we het werk verdeeld.” Baris: “Sommige ziekenhuizen waren meteen enthousiast en wilden meedoen, sommigen moesten eerst overtuigd worden. Uiteindelijk hebben we van alle zes zieken-huizen medewerking en toegang tot alle data gekregen. Belangrijk voor de ziekenhuizen was overigens dat de resultaten zijn geanonimiseerd.”

Vergelijking zes ziekenhuizen Retrospectief is de effectiviteit van een multidisciplinaire aanpak op de opnameduur, postoperatieve complicaties en 30-dagen mortaliteit onderzocht. Pishtiwan: “Het onderzoek richtte zich op patiënten, ouder dan 50 jaar, die in 2012 zijn geopereerd aan een heupfractuur, in totaal 1.193. Het was voor het eerst dat

alle zes ziekenhuizen met 24-uurs SEH hebben meegedaan en met elkaar zijn vergeleken met betrekking tot mortaliteit bij heupfractuur. In drie van de zes ziekenhuizen bleek er sprake te zijn van een collum-care protocol. Hierdoor is de doelstelling van het onderzoek gewijzigd naar effectiviteit van collum-care protocol.”

Collum-care in St. Jans GasthuisDe conclusies van het onderzoek laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Pishtiwan: “Collum-care resulteert in een kortere tijd tot OK, minder postoperatieve complicaties en een kortere opnameduur zonder negatieve effecten op de 30-dagen mortaliteit.” Baris: “We hebben de resultaten samengevat op een poster en deze inmiddels gepresenteerd tijdens de natio-nale Traumadagen 2014. Hier kon het onderzoek op grote bijval rekenen.” René Groetelaers, traumachirurg St. Jans Gasthuis in Weert: “In ons ziekenhuis waren we al begonnen met het beter stroomlijnen van het zorgpad rond een heupfractuur. Hiervoor is een multidisciplinaire werkgroep aan de slag gegaan met het doel het hele traject van opname tot ontslag en nazorg in één protocol te vangen. Aangezien alle specialisten al jaren-lang op dezelfde manier werken, was het maken van uniforme afspraken nog best lastig. Sinds 1 april 2015 werken we echter op de nieuwe manier, met één protocol. Het onderzoek van Pishtiwan en Baris is voor ons een mooie bevestiging dat dit de juiste weg is. Zelf verzamelen we nu prospectief de patiëntge-gevens om over een tijdje te kunnen meten of we hiermee inderdaad de gewenste resultaten bereiken en waar we nog verder kunnen verbeteren.”

Het onderzoek werd tevens gepresenteerd op het wetenschap-pelijk symposium Atrium-Orbis MC. Een artikel wordt binnen-kort gepubliceerd in het gerenommeerde vaktijdschrift Injury. Voor Pishtiwan en Baris heeft het onderzoek ook persoonlijk vruchten afgeworpen. Baris wordt door meerdere instellingen gecontacteerd om aan de slag te gaan als ANIOS bij orthopedie. Pishtiwan heeft een PhD-plek weten te bemachtigen bij prof. Dr. P. Brink en Dr. M. Poeze.

Rene Groetelaers

Baris Koc

Page 10: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL10

Web-applicatie voor betere verloskundige overdrachtProf. Dr. Marc Spaanderman, hoofd Verloskunde van het MUMC, maakt zich al jaren sterk voor een eenduidige, volledige en snelle overdracht tussen de zorgpartners in de 1e, 2e lijn en 3e lijn. “Uitgangspunt is dat de overdracht voor alle partijen eenvoudig te doen is, geen extra werk vergt of extra kosten met zich meebrengt en dat de gegevens ons uiteindelijk in staat stellen de kwaliteit van de (acute) verloskunde te verbeteren.”

“De intentie tot samen- werking is in deze regio gelukkig niet nieuw.”

Marc Spaanderman

Page 11: Jaarverslag 2014 PDF

2014

Verbetering van de overdracht staat al geruime tijd hoog op de agenda. “Directe aanleiding was de constatering van de Inspectie dat de acute zorgoverdracht beter gestroomlijnd diende te worden. In de praktijk komt het erop neer dat wanneer een zwangerschap volledig door de verloskundige wordt begeleid en de bevalling vervolgens toch in de tweede lijn plaatsvindt, er vaak geen gegevens beschikbaar zijn en dan het dossier dus nog moet worden opgebouwd. De con-statering van de Inspectie was dus geheel terecht.”

Ketensamenwerking “De intentie tot samenwerking is in deze regio gelukkig niet nieuw,” stelt Marc Spaanderman vast. “In 2012 zijn we gestart met een ketenprotocol waaraan alle betrokkenen meedoen. De overdacht is een onderdeel van dat protocol, waarvoor een papieren overdrachtsformulier is ontwik-keld dat tevens dienst deed als registratieformulier. Mede dankzij het NAZL werd deze papieren versie gelukkig al snel opgevolgd door een beveiligde web-applicatie (Linaz 2). We hebben – samen met de keten - heel goed nagedacht over wat er wel en juist niet in dit formulier opgenomen moet worden en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan. Vragen die bijvoorbeeld gesteld moeten worden als de vrouw thuis wil bevallen: kan de ambulance voor de deur stoppen, hoe ver is het dichtstbijzijnde ziekenhuis, hoe is de thuissituatie? Deze aandachtspunten zijn samen met de kraamzorg doorlopen en worden door de kraamzorg in een thuisbezoek met de patiënt doorgenomen. Op basis daarvan kan deze een bewuste keuze maken voor thuis of in het ziekenhuis bevallen. Maar ook andere aandachtspunten komen aan bod. Zoals de bloedgroep daar te bepalen waar de bevalling gaat plaatsvinden zodat er in een acute situatie geen tijd verloren gaat. Wat we met deze web-applicatie wilden bereiken is dat er een dossier komt waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen. Het gaat hierbij om gegevens van alle patiënten en bevallingen in de regio. Pas

als je een volledig beeld hebt, kun je immers bekijken waar knelpunten zitten en verbeteringen mogelijk zijn.”

Integraal zwangerschapsdossierChantal Kleijnen, klinisch verloskundige in het MUMC: “Het probleem met deze vorm van registreren was echter dat het voor de eerste lijn dubbel werk was. Gegevens moes- ten zowel in de eigen systemen als in de web-applicatie worden ingevoerd en om die reden zag men het eigenlijk niet zitten. Samen met de softwareleverancier is vervolgens een nieuw plan ontwikkeld dat dit probleem ondervangt. Dat heeft geresulteerd in een nieuwe versie van de web-applicatie (Linaz3) dat eigenlijk een volledig eerstelijnsdossier is met onder meer een module voor acute zorgoverdracht. Deze nieuwe versie koppelt de gegevens van alle partijen, waardoor één keer invoeren genoeg is. We zitten nu in de testfase waarin het systeem door verloskundigen wordt getest, dus dat is best spannend. In 2015 gaan we de rand-voorwaarden voor het systeem verder uitwerken Absolute voorwaarde voor succes is dat het systeem feilloos werkt, dat iedereen er zijn gegevens in kwijt kan, dat het juridisch afgedekt is en je dus autonoom praktijk kan voeren zon-der dat iemand van buiten in het systeem kan, dus dat het voldoet aan alle eisen op het gebied van veiligheid. Als dit straks goed werkt, beschikken we in deze regio over één integraal zwangerschapsdossier.”

NAZLHet NAZL heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstand-koming van de web-applicatie, zegt Marc Spaanderman. “Het NAZL begrijpt het werkveld en denkt actief mee over de juiste oplossing. Uiteindelijke winst voor ons en voor het NAZL is dat er straks veel meer informatie – en breder dan acute zorg – beschikbaar komt die wij kunnen gebruiken als stuurinformatie om de kwaliteit van de zorg naar een hoger plan te brengen. “

11

Chantal Kleijnen

Page 12: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL12

Onderzoeken psychiatrie: aanknopingspunten tot doorontwikkeling Door de samenwerking van het NAZL met Acute Zorgregio Oost kreeg het NAZL in 2014 de gelegenheid mee te doen met door hun geïnitieerd onderzoek.Studenten van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) deden twee onderzoeken op het gebied van de psychiatrie. Het eerste (Lectoraat Acute Intensieve Zorg) betrof onderzoek naar suïcide- preventie. Het tweede (Lectoraat Sociale en Medische Aspecten van Psychiatrische Zorg) richtte zich op best practices bij een psychiatrische crisis en het belang van samenwerking en continuïteit van de acute keten.

Chloe Bollen, psychiater bij Stichting Vincent van Gogh, instelling voor geestelijke gezondheidszorg in Noord- Limburg geeft aan het belangrijk te vinden dat dergelijke onderzoeken, ook door het NAZL, worden opgepakt. “De uitkomsten geven ons de mogelijkheid te leren en bieden aanknopingspunten om door te ontwikkelen. Wat betreft deze twee studies, was het onderzoek met betrekking tot samenwerking in de acute keten een mooie vergelijking in werkwijzen tussen crisisdiensten in de samenwerking met ketenpartners. Het was voor ons vooral leerzaam om te weten hoe het op andere plekken is geregeld.”

IHT In dit onderzoek kwam ook de IHT (Intensive Home Treat-ment) aan bod als model voor best practice. “Sinds vorig jaar zijn wij bij Vincent van Gogh overgestapt op IHT. Open opname-afdelingen zijn gesloten. IHT heeft gevolgen voor hoe je samenwerkt, niet alleen in de keten maar ook met familie en andere naastbetrokkenen die nadrukkelijker worden meegenomen in de behandeling. Klinische opname is nu een incident in een ambulante behandeling. Dat bete-kent dat ook de samenwerking met de kliniek als schakel in het geheel veel intensiever is geworden.”

Vervolgstudie naar risicotaxatie-instrument “Het onderzoek krijgt nog een vervolg,” vertelt Chloe. “Wij hebben met de begeleider afgesproken dat er een verdieping komt op het gebied van risicotaxatie. Hoe kun je een geformaliseerd risicotaxatie-instrument opstellen dat bruikbaar is voor alle crisisdiensten in heel Nederland en eventueel direct betrokken disciplines. Dit betekent dan een doorontwikkeling van het door onszelf ontwikkelde instrument dat op dit moment niet is gevalideerd.”

Page 13: Jaarverslag 2014 PDF

2014 13

Wiens angst behandelen we nu? De studie over suïcide-preventie had de leuke titel ‘Wiens angst behandelen we nu?’ lacht Chloe. “Daarmee slaan de onderzoekers de spijker op de kop. Want vaak zien we inderdaad dat de hulpverleners bang zijn voor de suïcida-liteit van hun patiënt. Met als gevolg dat ze te veel op het veiligheidsaspect gaan zitten. De resultaten van dit onder-zoek waren voor ons zeer nuttig en we hebben deze dan ook meegenomen in onze scholing en instructie. We hebben hier intern bij het Vincent van Gogh een train-de-trainer aanpak waarbij de hele organisatie opgeleid wordt om suïcidaliteit goed te diagnosticeren en behande-len. We willen nog duidelijker naar voren brengen dat een open gesprek over de suïcidaliteit veel belangrijker is dan dat je je heel risico-taxerend opstelt.”

NAZL en focusgroep “Maria Kerckhoffs van het NAZL heeft ons voor deze twee studies benaderd. Positief vind ik dat we zo een bredere kijk ontwikkelen, en meer kennis krijgen over andere instel-lingen. Dat houdt je scherp, je denkt actiever na over waar je zelf mee bezig bent en helpt zo uiteindelijk de kwaliteit te verbeteren. Ook in de focusgroep Psychiatrie proberen we om die brede blik te krijgen, Het is om die reden heel positief dat het NAZL een voortrekkersrol vervult in het om tafel krijgen van andere disciplines in de keten. Nu hebben we structureel de huisartsen, ambulancedienst en politie aan tafel. Eerder was het meer een ‘onderonsje van inhouds-mensen in eenzelfde discipline’. Samen kunnen we echter veel meer bereiken.”

‘Wiens angst behandelen we nu?’

Chloe Bollen

Page 14: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL14

Maria Kerckhoffs, stafmedewerker van het NAZL, nam het initiatief tot de benchmark. Zij geeft een korte terugblik op aanpak en verloop. Eind 2012 is besloten tot een benchmark van de preklinische setting. Dit was overigens niet de eerste benchmark in de psychiatrie. Enkele jaren geleden hebben we er ook een gehad, waarbij casussen medisch inhoudelijk zijn vergeleken. De nieuwe benchmark diende een ander doel: de toegankelijkheid van het GGZ loket in kaart brengen. Hiertoe zijn verschillende verwijs-trajecten tot en met interventie van de crisisdienst gevolgd.”

Onvoldoende registratie “Het probleem waar we direct tegen aan liepen was de slechte registratie van incidenten. Met name huisartsen, en in mindere mate de Huisartsenposten (HAP) en Spoed-eisende Hulp (SEH) registreren onvoldoende gedetailleerde informatie, met name tijdsregistraties. Om die reden hebben we besloten om in plaats van een retrospectief onderzoek de incidenten prospectief gedurende een jaar (januari 2013 – januari 2014) te onderzoeken. De relatief lange periode van een jaar was nodig omdat het aantal incidenten beperkt is en we voldoende cliënten in de verschillende stromen in de benchmark wilden meenemen. Tevens is besloten om uitslui-tend die incidenten in het onderzoek mee te nemen, waarbij sprake is van face-to-face contact met de crisisdienst.”

Benchmark psychiatrie preklinische setting of: hoe toegankelijk is het GGZ-loket?Een veelgehoorde klacht in de acute zorgketen is dat de crisisdienst (te) lang op zich laat wachten. Maar is dat echt zo? En zo ja, waar ligt dat dan aan? Hoe loopt het proces van begin tot einde in de keten? Een bench-mark van de preklinische setting levert de antwoorden.

Maria Kerckhoffs

Page 15: Jaarverslag 2014 PDF

2014 15

Melding

112/MKA

AmbulancezorgZelfverwijzer

Oproepen crisisdienst Oproepen crisisdienstVervoerOproepen crisisdienst

Interventie crisisdienst Interventie crisisdienst Interventie crisisdienst/ GGZ instelling Interventie crisisdienst

Huisarts/SEHGGZ instelling voor

patiënten die in behandeling zijn

Politie/Forensisch artsHuisarts/HAP

Huisarts/HAP visite

MKA interventie

Medische achterwacht in noodsituaties

(intensive site VieCuri)

ja nee

Eerst prospectief, daarna retrospectief Om de registratie in goede banen te leiden, werden de gegevens van de crisisdienst prospectief verzameld via een daartoe ontwikkeld formulier. Vervolgens zijn deze data retrospectief gekoppeld aan de andere ketenpartners die bij deze patiënten betrokken waren. Deze gegevens zijn verza-meld vanaf 1 januari 2014 – januari 2015. Het gaat hierbij om data van SEH, ambulancediensten en HAP. De huisartsen zijn in het onderzoek niet meegenomen. Meer dan 1500 casussen zijn vanuit de crisisdienst geregistreerd. Verwerking en analyse van de data heeft het NAZL op zich genomen.”

Moeizaam procesTerugkijkend op het onderzoek, waarvan de resultaten in september 2015 worden gepresenteerd, zegt Maria: “Sommige organisaties zoals MET/GGZ, Vincent van Gogh, crisisdienst in Weert en Orbis GGZ in Sittard-Geleen hebben de registratie rond psychiatrische acute patiënten ingebed in hun geauto-matiseerde registratiesystemen. Al met al was het een behoorlijk moeizaam proces om alle data boven tafel te krijgen. De registratie op zaken als doorlooptijd en factoren die niet direct met de patiënt te maken hebben, is echt onvoldoende. Dat is jammer, want verbeteren is uiteindelijk alleen maar mogelijk op basis van concrete data. Meer automatisering zou dan ook wenselijk zijn. Overigens is betere registratie niet alleen een wens van ons, ook VWS stelt steeds hogere eisen op dit gebied. Het belang van goede registratie neemt nog toe, gezien het toenemend aantal ver-warde personen waarmee SEH, GGZ en ambulancediensten te maken krijgen. We moeten ook om die reden laten zien dat we als acute zorgketen op de goede weg zitten.”

Overzicht van verwijstrajecten acute GGZ

Page 16: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL16

Mr CLEAN trial Nieuwe behandelmethode vraagt om nieuwe werkwijze

Het MUMC+ in Maastricht heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan de landelijke ‘Mr Clean trial’, een onderzoek naar de arteriële behandeling bij acute herseninfarcten. Het Atrium MC is later aangehaakt. Julie Staals, neurologe in het MUMC+: “In deze studie is de effectiviteit van een nieuwe behandelmethode onderzocht bij patiënten waarbij sprake is van een afsluiting van een van de grotere bloedvaten in de hersenen. Inmiddels is bewezen dat de nieuwe intra-arteriële behandelmethode werkt.”

Julie Staals

Page 17: Jaarverslag 2014 PDF

2014 17

Mr Clean staat voor Multicenter Randomized Clinical trial of Endovascular treatment for Acute Ischemic stroke in the Netherlands. Aan het landelijke onderzoek, opgezet door MUMC, AMC en Erasmus MC, hebben 19 ziekenhuizen deel-genomen, waarvan dus twee in Limburg. Julie Staals licht toe: “Aan het onderzoek deden 500 patiënten mee. Zij hadden een herseninfarct, waarbij een groot bloedvat in de herse-nen afgesloten was. Voorwaarde voor deelname was dat de klachten niet langer dan 6 uur geleden begonnen waren. Een deel van de deelnemers kreeg de reguliere behandelmethode bij een herseninfarct, het andere deel kreeg de reguliere behandeling aangevuld met de nieuwe behandeling.”

Nieuwe behandelmethode werkt De standaardbehandeling bij een herseninfarct bestaat uit intraveneuze trombolyse waarbij de patiënt via een infuus een medicijn krijgt dat het stolsel oplost. De nieuwe intra-arteriële behandeling (trombectomie) bestaat eruit dat een katheter via de lies naar het afgesloten bloedvat in de hersenen wordt gebracht, waarna het stolsel ter plekke wordt verwijderd of opgelost. De Mr Clean studie bewijst onomstotelijk dat de nieuwe behandeling bij de meeste patiënten met een acuut herseninfarct werkt. Ze hebben minder hersenschade, minder neurologische klachten en functioneren beter in het dagelijks leven.

Verandering in stroke-zorg “De nieuwe behandeling heeft een verandering in de regionale stroke-zorg tot gevolg,” vertelt Julie. “De Mr Clean trial, maar ook het vervolg daarop, is uiteraard een terugkerend agendapunt in de focusgroep CVA. In Limburg zijn alleen Heerlen en Maastricht in staat de trombectomie uit te voeren. In de praktijk komt dat erop neer dat – als de klachten herkend worden – de patiënt zoals gebruikelijk naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis wordt gebracht. Daar vindt dan de standaardbehandeling plaats. Daarnaast – en dat is nieuw - wordt een CT angiogram gemaakt. Op basis

hiervan kan worden vastgesteld of de nieuwe behandeling zinvol is. Is dat het geval, dan wordt de patiënt naar Heerlen of Maastricht gebracht.”

Grote impact Harry Lövenich, neuroloog in het St. Jans Gasthuis in Weert: “Deze nieuwe behandelmethode heeft een grote impact ge-had. Specifieke uitdaging is de organisatie voor het maken van een CT Angiogram. We hebben dat in ons ziekenhuis ge-lukkig heel snel kunnen organiseren. Alle röntgenlaboran-ten moesten daarvoor ingewerkt worden in het maken van een CT angiogram. Omdat we niet standaard een radioloog in huis hebben, waren bovendien verdere afspraken nodig over de supervisie bij de contrastmiddeltoediening. De neu-rologen en SEH-artsen zijn bijgeschoold in het behandelen van een mogelijke contrastmiddelreactie. Ook vond overleg plaats met betrokken specialisten over het voorkomen van een nierbeschadiging door het contrastmiddel. Het doel is om naast het zo snel mogelijke starten van de intraveneuze trombolyse, tevens snel te bepalen welke patiënten voor een aanvullende trombectomie behandeling in aanmerking komen. Ondanks dat wij een klein ziekenhuis zijn kunnen wij onze patiënten door deze regionale afspraken de beste zorg aanbieden.”

Logistiek goed geregeldJulie Staals: “Uiteindelijk komt een op de drie CVA-patiën-ten in aanmerking voor de nieuwe behandelmethode. Naast het medische aspect, is in dit traject ook de logistiek van belang. Goede samenwerking met de ambulancediensten, en tussen het verwijzend centrum en het centrum dat trom-bectomie uitvoert, is essentieel. Doordat we tijdens de trial in onze regio al in de logistiek geïnvesteerd hebben, lopen we, nu het een reguliere behandeling is geworden, vooruit. Maar uiteraard blijven we werken aan verbetering van het proces, waarbij snelheid heel belangrijk is.”

Harry Lövenich

Page 18: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL18

PHANTASI trialAmbulancedienst onmisbare schakel in onderzoek naar sepsisbehandeling

In juni 2014 ging in Nederland de PHANTASI trial van start. “PHANTASI is het acroniem voor Prehospital Antibiotics Against Sepsis,” vertelt Patricia Stassen, internist acute interne geneeskunde. “Het is voor het eerst dat zo’n grote studie op het gebied van acute interne geneeskunde plaatsvindt. Dat heeft alles te maken met het feit dat acute interne genees-kunde nog een jonge speciali-satie is.”

PHANTASI betreft een omvangrijke tweejarige studie waar-aan zo’n 2200 patiënten in Nederland zullen deelnemen. “De teller staat inmiddels al op 700,” aldus Patricia, “het gaat dus goed! Het is een bijzondere studie,” licht zij toe. “We onderzoeken wat het effect is van het snel toedienen van antibiotica in geval van een sepsis. Het idee is eigenlijk heel simpel, maar het is nog nooit onderzocht, Voor de start van dit onderzoek kreeg geen enkele patiënt antibiotica in de ambulance.”

Tijd is factor van belang Patricia: “Bij een sepsis, een ontsteking die gepaard gaat met onder meer koorts, snelle ademhaling en slechte bloedcirculatie, is tijd een factor van belang. Bij elk uur vertraging van de behandeling met antibiotica stijgt de sterftekans met 7%. Als sepsis al in de ambulance wordt herkend en met de behandeling wordt gestart, betekent dat dus een enorme tijdwinst. Met deze studie willen we dus nagaan of het zinvol is om nog eerder dan op de SEH te starten met antibiotica. Ambulanceverpleegkundigen zijn voor deze studie speciaal getraind in het tijdig herkennen van de symptomen van sepsis.” Jochen Jansen, manager ambulancezorg GGD Zuid-Limburg: “In de ambulance wordt bij het prikken van de infuusnaald bloed afgenomen. Als de patiënt kenmerken van sepsis vertoont, wordt hij of zij geïnformeerd over het onderzoek en wordt toestemming gevraagd deel te nemen. Als de patiënt wil meedoen, trekt de ambulanceverpleegkundige willekeurig een envelop. Hieruit blijkt of de patiënt in de controlegroep dan wel in de interventiegroep valt. De controlegroep krijgt de regu-liere zorg, de interventiegroep krijgt antibiotica toegediend. Eenmaal in het ziekenhuis kunnen de bloedmonsters direct naar het lab en kan de behandeling van de patiënt direct worden voortgezet.”

Jochen Jansen

Page 19: Jaarverslag 2014 PDF

2014

Verbreding naar heel Zuid-LimburgZo’n 15 ziekenhuizen in Nederland doen aan de sepsis trial mee. In Limburg vooralsnog alleen het MUMC+. Atrium/Orbis in Heerlen/Sittard-Geleen start binnenkort. Patricia is enthousiast. “Natuurlijk op de eerste plaats vanwege de kennis die dit gaat opleveren. Maar er is nog een voordeel aan verbonden. We hebben dankzij dit onderzoek inmid-dels zeer goede contacten met de ambulancediensten opgebouwd. We kijken nu over de muren van het zieken-huis heen en dat bevordert de samenwerking in het acute zorgproces. Ik heb zelf de ambulanceverpleegkundigen instructie gegeven over de studie en over het diagnostice-ren van sepsis. Voor het ambulancepersoneel is dit best spannend, maar het gaat heel goed. De GGD verdient hier alle lof, want dit betekent veel werk voor hen. Alle ambu-lances zijn uitgerust met antibiotica en studiemateriaal. Het succes van de studie ligt in hun handen.” Jochen: “Naast de winst voor de patiënt, zie ik ook winst voor de ambulance. Dit onderzoek maakt duidelijk dat de ambulancezorg een belangrijke schakel is in de acute zorgketen. Ik ben blij dat de andere twee Zuid-Limburgse ziekenhuizen aanhaken en het ambulancepersoneel in Heerlen en Sittard-Geleen nu ook wordt getraind. Zo is straks de hele regio Zuid-Limburg betrokken, kunnen we meer patiënten includeren en dat is goed nieuws voor het onderzoek.”

Springplank Het NAZL heeft deze studie in Limburg mede mogelijk gemaakt, aldus Patricia. “Het scholen van de ambulance-verpleegkundigen kost tijd en dus geld, en het NAZL heeft gezorgd voor de nodige financiering. Deze studie is boven-dien een springplank naar de nog in te richten focusgroep interne acute geneeskunde. Hiermee kunnen we onze ken-nis verspreiden in de regio, maar andersom natuurlijk ook van andere ziekenhuizen leren.”

19

Patricia Stassen

Page 20: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL20

Van handmatige naar geautomatiseerde databewerkingDaarnaast werd een belangrijke verbetering geboekt op het gebied van bewerking en codering van de gegevens, plus het berekenen van de ISS-score (Injury Severity Score). Hiervoor werd AMICE ingeschakeld, het databureau van het Diagnostisch Centrum van het MUMC. Philip Neijenhuys, stafadviseur datamanagement: “Elke maand levert de SEH van het MUMC de traumaregistratie aan bij het NAZL. De datamanager van het NAZL, Rachelle Hendriks, corrigeert deze vervolgens. Daarna wordt de complexe ISS-berekening gemaakt, die bepaalt of een patiënt een trauma of multi-trauma heeft. De handmatige bewerking en berekening kost veel tijd en is foutgevoelig. Samen met mijn collega’s Ron Winkens (manager) en Ellen Setton (data-manager), hebben we een systeem ontwikkeld waarmee veel sneller, efficiënter en betrouwbaar gegevens worden bewerkt en geanalyseerd. Bij het testen zijn al direct twee patiënten met een multitrauma geïdentificeerd die in eerdere berekeningen niet naar voren waren gekomen.”

Traumaregistratie gezamenlijk naar een hoger planHet verzamelen, registreren en analyseren van traumadata komt de kwaliteit van de trauma- zorg ten goede. “Voorwaarde is natuurlijk wel dat iedereen de data consequent invoert,” zegt Martijn Poeze, trauma-chirurg in het MUMC+. “In 2014 zijn diverse stappen gezet om de traumaregistratie verder te verbeteren.”

De landelijke traumaregistratie (LTR) geeft veel aankno-pingspunten voor preventie, verbetering van de kwaliteit van de zorg en de doelmatige inrichting ervan. Een landelijk on-derzoek toonde in 2014 aan dat verbetering van de registra-tiegraad in veel ziekenhuizen in Nederland nog moeilijk is. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn enkele ini-tiatieven genomen die de kwaliteit van de registratie verder moeten verbeteren. Martijn Poeze: “Als voorbeeld: ademha-lingsfrequentie en EMV-score werden niet altijd goed of op de juiste plek geregistreerd. Met alle consequenties van dien voor de analyse van de rest van de data. Ook in Limburg zien we dat niet alle data beschikbaar zijn. Alle SEH’s leveren weliswaar gegevens aan, maar niet altijd compleet of op de goede plek ingevuld. Een belangrijk doel in 2015 is dan ook verbetering van registratie en meer efficiëntie door meer ondersteuning aan de SEH’s op dit gebied.”

Twee verbeteringen in 2014 Om de analyse van traumadata naar een hoger plan te til-len, zijn in 2014 diverse initiatieven genomen. Martijn Poeze: “De traumaregistratie is op twee manieren veranderd. Op de eerste plaats door de beginfase van de opname uitge-breider te registreren volgens de Utstein variabelen. Deze uitbreiding geeft een duidelijkere indicatie over hoe het vervolgtraject van de traumapatiënt eruit zal zien, dus hier kunnen we echt wat mee doen. Bijvoorbeeld registreren we hoe snel de patiënt op de spoedeisende hulp een CT krijgt. Dit gegeven kunnen we vervolgens aan de uiteindelijke scores relateren. Daarnaast hebben we de AIS (Abbreviated Injury Scale) scoringslijst, die dateerde uit 1998, ge-update naar AIS 2005. Hierdoor vindt nu een verdere uitsplitsing van de letselregistratie plaats zodat het letsel beter en nauwkeuriger geduid wordt. Deze update is een belangrijke mijlpaal omdat we nu meer gegevens hebben, waardoor we nog beter inzicht krijgen in waar we staan.”

Page 21: Jaarverslag 2014 PDF

2014 21

Verdieping dankzij traumaregistratie Martijn Poeze juicht verbetering van de traumaregistratie toe. “We zien dat de registratie vruchten afwerpt. Op basis van de traumaregistratie zijn we in 2014 al de diepte in kunnen gaan en zijn er diverse wetenschappelijke projecten uitgevoerd, onder meer naar oudere patiënten met heup-fracturen (zie ook pagina 8: mortaliteit na heuptrauma) Met de aanbevelingen uit dit onderzoek is de zorg direct te verbeteren. Momenteel loopt een onderzoek naar bek-kenletsel en een studie naar thoraxletsel zit in de planning. Goede traumaregistratie maakt deze studies mogelijk.” Hiermee kunnen we uiteindelijk de zorg voor de patiënt met een traumatisch letsel verbeteren.

Efficiencyslag mogelijk Ook in de Landelijke Traumaregistratie heeft AMICE zijn toegevoegde waarde al laten zien. “Het is een geweldige klus voor de datamanager van het NAZL om alle gegevens tijdig, compleet en kloppend in één bestand te krijgen en aan te leveren bij het Landelijk Netwerk Acute Zorg. Wij hebben nu voor het MUMC kunnen laten zien, dat we feitelijk met een druk op de knop alles op de juiste manier kunnen aanleveren. De traumaregistratie kan bovendien verder verbeterd worden door de systemen te koppelen met o.a. IC- en beademingsdagen, CT’s, labuitslagen en data over verblijf, ontslag en overlijden. De MUMC-template ligt er nu, deze kunnen we uitrollen naar alle ziekenhuizen. Dit zou een enorme efficiencyslag kunnen betekenen en het niveau van de traumaregistratie absoluut naar een hoger plan tillen.”

v.l.n.r. Rachelle Hendriks, Martijn Poeze en Philip Neijenhuys

Page 22: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL22

Regionale samen-werking rondom Ebola Echt samenwerken kan alleen als je elkaar kent

In het voorjaar van 2014 brak in het West-Afrikaanse Guinee een Ebola-epidemie uit. Min-stens 20.000 mensen raakten besmet in Guinee, Liberia en Sierra Leone, waarvan er meer dan 8.500 overleden. Hoewel de kans op een Ebola-uitbraak in Nederland minimaal is, zijn voorzorgsmaatregelen nood-zakelijk. GGD Zuid-Limburg en het Netwerk Acute Zorg Limburg namen in Limburg het voortouw.

Maatregelen zijn nodig omdat reizigers vanuit de getroffen gebieden, waarvan vermoed wordt dat ze met Ebola besmet zijn, in Nederland behandeld moeten worden. Landelijk zijn hiervoor protocollen opgesteld. Alle patiënten met verden-king van Ebola moeten in strikte isolatie in een academisch ziekenhuis worden opgenomen voor eerste opvang en screening. De daadwerkelijke behandeling is gecentrali-seerd in de UMC’s van Leiden, Rotterdam, Utrecht en Gro-ningen. Een positief geteste Ebola-patiënt in Limburg wordt naar het Erasmus MC in Rotterdam gebracht.

Knelpunten en vragen inventariserenOm de zorg aan de patiënten met verdenking van Ebola vlekkeloos te laten verlopen, is het cruciaal dat alle part-ners in de acute zorgketen – GGD’s, ambulancediensten, ziekenhuizen, huisartsen en HAP’s – goed met elkaar samenwerken. Volker Hackert, Infectie-arts bij GGD ZL: “Ik heb daarom in het najaar van 2014 contact gelegd met Miranda Dirx, coördinator van het NAZL. Op de eerste plaats om zelf beter inzicht te krijgen in het regionale acute netwerk, maar voorts met het doel om de ketenpartners met elkaar in contact te brengen. Dat laatste heeft de GGD Zuid-Limburg samen met het NAZL opgepakt en dit heeft geresulteerd in een eerste overleg in november 2014. Tijdens deze zeer goed bezochte bijeenkomst hebben we ons vooral geconcentreerd op het elkaar leren kennen en het inventariseren van mogelijke knelpunten en specifieke vragen die leven bij de ketenpartners. Direct was al duide-lijk dat elke ketenpartner al bezig was om zaken rondom Ebola te regelen. Het schortte echter nog aan afstemming en aansluiting van protocollen op elkaar. Uit het overleg is in elk geval duidelijk geworden dat de GGD fungeert als spin in het web. De GGD wordt als eerste geïnformeerd, waarna de GGD de partners in de regio en aangrenzende (eu)regio’s op de hoogte brengt.”

Volker Hackert

Page 23: Jaarverslag 2014 PDF

2014 23

Kennis en begrip Na de eerste bijeenkomst bleek er bij de partners behoefte aan een vervolgsessie. Hierin zijn oplossingen van knelpun-ten besproken en diverse scenario’s doorgenomen. In dit vervolgoverleg zijn tevens de door ketenpartners onderno-men acties besproken, bijvoorbeeld op het gebied van OTO. Sandra Erkens, arts-microbioloog en hoofd ziekenhuishy-giëne en infectiepreventie, nam vanuit het MUMC deel aan de Ebola-bijeenkomst. Zij juicht het initiatief van de GGD en NAZL toe. “Echt samenwerken kan alleen als je elkaar kent, maar vooral als je elkaars werkprocessen en protocollen begrijpt. We denken vaak dat we samenwerken, maar dat valt dan in de praktijk nog best tegen. Het Ebola-overleg heeft in dit opzicht veel opgeleverd en dat gaat eigenlijk verder dan alleen Ebola, we kennen elkaar nu, daar kunnen we in de toekomst bij andere kwesties van profiteren.”

Belboom en SWAT-team Sandra: “Omdat communicatie ten tijde van een crisis erg belangrijk is, is voorgesteld een belboom te maken. Wie belt wie, wanneer en op welk nummer. Zo voorkom je dat iedereen met iedereen gaat bellen en er verwarring ont-staat. Daarnaast is vanuit het MUMC het aanbod gedaan om te werken met een zogenaamd ‘SWAT-team’ dat opereert vanuit het MUMC en dat de perifere ziekenhuizen in geval van een melding ondersteunt. Een overkoepelend protocol zal er niet komen, omdat het niets toevoegt. Belangrijkste winstpunt voor mij: ketenpartners die nu beseffen: ‘we doen dit niet alleen’. Ketenpartners zijn bereid elkaar te onder-steunen.” Volker stemt in en voegt toe: “Het is bovendien prettig dat onze rollen nu beter zijn afgebakend en de ver-antwoordelijkheden helder zijn.”

“We denken vaak dat we samenwerken, maar dat valt dan in de praktijk nog best tegen.”

Sandra Erkens

Page 24: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL24

PCI-centra in Heerlen en Maastricht Goede regionale zorg op hoog niveau

In 2011 kreeg het Atrium MC van de Minister van Volksgezondheid de vergunning te starten met de PCI-behandeling (dotteren) van de kransslagaders, in samenwerking met het MUMC. Vanaf dat moment had Zuid-Limburg niet één, maar twee PCI-centra. “In een gebied van circa 600.000 inwoners is dat best veel,” constateert cardioloog prof. dr. Jan Hoorntje. “Om die reden is het dan ook absoluut noodzakelijk dat het Atrium MC en MUMC op dit gebied intensief samenwerken.”

Jan Hoorntje werd aangetrokken om de samenwerking vorm te geven. Zijn opdracht: optimalisering en uitbreiding van het dotterprogramma in Heerlen en Maastricht. Hij vertelt over zijn ervaringen en de resultaten die tot nu toe zijn geboekt. “De schaalgrootte vraagt om samenwerking. Niet veranderen was dus geen optie; Maastricht zou te klein zijn en om van Heerlen puur een productielocatie te maken, zou zonde zijn. Met andere woorden: we hebben ingezet op partnerschap in plaats van concurrentie. Dus weg met het kokerdenken en navelstaren, dat levert geen energie op.”

Cultuurverschillen “De intentie vanaf het begin was om te komen tot goede regionale zorg op hoog niveau voor alle patiënten in Zuid-Limburg. Dat klinkt misschien gemakkelijk, maar daar-voor moet heel wat werk verzet worden. Zo verschillen de culturen van beide ziekenhuizen nogal. Aan de andere kant heb ik gemerkt dat hier mensen werken die stuk voor stuk beseffen dat samenwerking en synergie noodzakelijk zijn om in beide centra de hoogkwalitatieve zorg te bieden. De afgelopen periode is hard gewerkt aan het afstemmen van procedures en protocollen, trainingen en optimalisaties van de katheterisatiekamer.”

Goede voorbeeld “Tot aan de toestemming een PCI-centrum te starten, deed het team in Heerlen wel de diagnostiek en hartkatheteri-satie, maar niet de dotterbehandeling. Er moest dus veel worden bijgeleerd. Dat wil overigens niet zeggen dat in Maastricht niets hoefde te veranderen. Zo heeft Maastricht bijvoorbeeld een andere organisatie van de katheterisatie-kamer (in Maastricht vaatkamer genoemd) dan de rest van Nederland. Iedereen heeft zijn specialisatie, wat een belas-ting is voor dienstroosters en flexibiliteit belemmert. Beide centra moesten naar elkaar toegroeien. Dat kan alleen als er bereidheid is en de noodzaak ervan wordt ingezien. Het goede voorbeeld, en daarvoor heb ik groot respect en waardering, is gegeven door Leo Veenstra en Mustafa Ilan.

“De nieuwe situatie vergt

goede afstemming met de ambulance.”

Page 25: Jaarverslag 2014 PDF

2014 25

Deze cardiologen van het MUMC zijn al enkele jaren betrok-ken bij dotterbehandelingen in het Atrium MC. Zij doen daar PCI’s en werken op de poli. De cardiologen van het Atrium en MUMC werken nu om en om in Heerlen of Maastricht. Uitgangspunt is dat de cardioloog de patiënt volgt. Een volgende stap zou kunnen zijn dat medewerkers van het kathlab een bepaalde periode vanuit Heerlen in Maastricht en vice versa gaan werken. Zo leren ze elkaars werkwijze door en door kennen en kunnen ze de patiënt waar dan ook altijd dezelfde hoogkwalitatieve zorg bieden.”

Gelijkwaardig hoog niveau “Het dotterniveau is nu op beide locaties even hoog. We zijn inmiddels zo georganiseerd dat beide centra in staat zijn direct te handelen in geval van levensbedreigende situaties. Complexe ingrepen aan chronisch afgesloten bloedvaten, catheterkleppen of ritmebehandelingen worden gecon- centreerd in het MUMC.” Dotteren gebeurt dus in beide instellingen, ritmebehandeling met ablaties en ICD’s alleen in het MUMC.”

Zorginnovaties Jan Hoorntje constateert dat de nieuwe aanpak nog een voordeel heeft. “Academische cardiologische zorg en kennis wordt beter toegankelijk en nieuwe technieken en inzichten sneller beschikbaar voor meer patiënten in Zuid-Limburg. Er komt een steviger koppeling tussen wetenschap en zorg. Innovaties komen onder handbereik en ik denk dat het werk daardoor, niet alleen voor artsen, maar ook voor verpleeg-kundigen en laboranten alleen maar interessanter wordt.”

Ketenzorg “De nieuwe situatie vergt goede afstemming met de ambu-lance. Overdag worden in beide PCI-centra behandelingen uitgevoerd, buiten kantooruren worden patiënten naar een van beide centra gebracht. De dienstverlening, dus welk PCI-centrum en welke interventiecardioloog dienst hebben, is bekend bij de Meldkamer Ambulancedienst. Bij een melding van acute cardiale klachten, wordt automa-tisch de juiste locatie gekozen door de meldkamer. Vanuit de ambulance wordt het dienstdoende centrum gebeld, dat is efficiënter en sneller dan ECG’s versturen. Het zou mooi zijn als er straks één telefoonnummer is, dat komt de snel-heid nog meer ten goede.”

NAZLHet NAZL biedt een uitstekend platform waarop je allerlei zaken kunt regelen. De afgelopen periode heeft het samen-gaan van Heerlen en Maastricht vanzelfsprekend prominent op de agenda van de focusgroep gestaan. De focusgroep zorgt ervoor dat je regelmatig bij elkaar zit en dat bood ons de mogelijkheid om knelpunten te bespreken, werkafspra-ken te maken en protocollen af te stemmen. Ook hick-ups in de ketenzorg komen aan bod. We hebben nu een focusgroep AMI Zuid-Limburg, ik zou er graag nog een focusgroep aan toevoegen, namelijk voor acute ritmestoornissen.”

Jan Hoorntje

Page 26: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL26

Indienen OTO-jaarplan voortaan fluitje van een centHet in 2014 in Limburg ontwikkelde digitale format voor het indienen van een OTO-jaarplan mag met recht een ‘best practice’ genoemd worden. Het format is zeer gebruiksvriendelijk, transparant en levert in één moeite de financiële verantwoording naar NZA, het Ministerie van VWS, de regio én de boekhouding van de eigen organisatie.

Clarien Schoeren

Page 27: Jaarverslag 2014 PDF

2014

Er waren twee redenen voor het nieuwe format. Concrete aanleiding was dat OTO-gelden sinds 1 januari 2014 voort-aan als subsidie bij de Nederlandse Zorgautoriteit aange-vraagd moeten worden. Reden is dat het Ministerie van VWS meer inzicht wil in waar de gelden naar toe gaan en wat er mee gedaan wordt. Bovendien werd het oude format door velen als onhandig ervaren. Clarien Schoeren, OTO-coör-dinator Limburg, stond aan de wieg van het nieuwe format. “Het moest vooral eenvoudig zijn,” geeft zij aan. “Snel en vlot, met zo min mogelijk werk voor de indieners en ‘accountant proof’.”

Professionaliseringsslag Het nieuwe format werkt uitstekend in de praktijk. In het najaar van 2014 is het voor het eerst ingezet. Alle ge-bruikers hebben van Clarien een e-mail ontvangen met inloggegevens. Het invullen is nu een fluitje van een cent. Clarien: “Het is een kwestie van aanvinken: gaat het om een bestuurlijk, tactisch of operationeel project? Wordt het aan-gewend voor opleiding, training, oefenen of planvorming? Hoeveel geld wordt aangevraagd c.q. toegekend en hoeveel is al gebruikt? Gezien de reacties uit het werkveld denk ik dat we in onze opzet geslaagd zijn en een mooie professio-naliseringsslag hebben weten te realiseren.”

Verademing Danny ten Berge, regionaal opleidingscoördinator GGD ZL, bevestigt dit. Zij is blij met het nieuwe format. “Ik werk nog niet zo lang bij de GGD ZL en heb de aanvraag om die reden maar één keer op de oude manier hoeven doen. Dat heb ik als zeer omslachtig ervaren. Je moest een waslijst aan ge-gevens en plannen verzamelen en opsturen per e-mail. De nieuwe manier van werken is dan ook een verademing. Alle gegevens zijn eenvoudig in te voeren en controleren. Met een druk op de knop zijn ze opgestuurd. Het is bovendien ideaal dat je heel gemakkelijk dingen kunt nazoeken. Een projectnummer nodig? Je logt even in de portal in, en alle gegevens zijn voorhanden. Ik heb nu altijd het overzicht over

wat is aangevraagd en wat al is gebruikt. Het systeem biedt bovendien allerlei mogelijkheden om te selecteren, bijvoor-beeld op projecten of coördinatoren. Wij gebruiken tot nu toe alleen maar het tabblad projecten, maar ik kan me best voorstellen dat we dit in de toekomst zullen uitbreiden als dat voor ons nuttig blijkt.”

Landelijke presentatie Het digitale format is gepresenteerd tijdens een landelijke platformbijeenkomst en daar was men onder de indruk. Clarien: “Van uren handmatig invullen, is het nu een kwes-tie van elke organisatie die digitaal de gegevens aanlevert. Makkelijker kan het bijna niet. Naast gebruikersgemak voor de indieners, kan het Ministerie van VWS nu het gewenste inzicht in waar de gelden naar toe gaan en wat ermee is gebeurd krijgen. De Nederlandse Zorgautoriteit zal kunnen toetsen op de criteria in het convenant en als regio zien we welke projecten lopen, wat de (financiële) stand van zaken is en wat de resultaten zijn. Er zijn al een aantal regio’s die het format hebben overgenomen en andere regio’s zijn aan het proefdraaien met een testversie. Ook zal er door een landelijke werkgroep bekeken worden of dit format zal worden gekoppeld aan de landelijke OTO-projector. Dit is het landelijke verantwoordingsinstrument waar alle OTO-coördinatoren handmatig alle projecten uit alle jaarplannen uit alle regio’s moeten invoeren. Dit is dan niet meer nodig. Het Limburgse format is dusdanig gebouwd dat het zo kan worden gekoppeld aan het landelijke.

27

Danny ten B

erge

Page 28: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL28

OTO-Kennisplatforms Stip op de horizon komt dichterbij

Mensen die elkaar ontmoeten en elkaar leren kennen op hun vakgebied door middel van een gericht OTO-programma in de eigen regio. “Als de mensen elkaar als mens én als vakgenoot kennen, weten ze elkaar te vinden en kunnen ze beter samen-werken in geval van een crisis. Iedereen werkt en handelt dan immers volgens de afgesproken regels waarin ze gezamenlijk zijn opgeleid, getraind en hebben geoefend. Naar deze ‘stip op de horizon’ werkt OTO-Limburg langzaam maar zeker toe,” aldus Clarien Schoeren, OTO-coördinator Limburg.

“Sinds 2008 stelt het Ministerie van VWS de OTO-stimule-ringsgelden ter beschikking. Met dit geld kunnen organisa-ties in de zorgketen zich voorbereiden op een crisis of ramp. De afgelopen 7 jaar heeft een grote professionaliserings-slag plaatsgevonden, stelt Clarien Schoeren, vast. “Er is een stevige bewustwording op gang gebracht, er zijn kwali-teitsprofielen opgesteld. Via zelf-evaluatie instrumenten en intercollegiale visitaties wordt de stand van zaken gemeten. Er is dus al veel bereikt, maar het is nu wel tijd voor de volgende stap.

Over de grenzen heen kijken “Wat we zien is dat zorgorganisaties actief met OTO bezig zijn, maar dat ze dat vooral in de eigen organisatie doen. Terwijl we nu juist willen dat ze over de grenzen van de organisatie heen kijken, dat moet in het geval van crisis

immers óók. Dan komt het aan op de kracht van de keten. Om de keten te versterken, zijn gezamenlijke OTO-trajecten nodig. Vanaf 2013 hebben we diverse opleidingen naar Limburg gehaald waaraan deelnemers uit verschillende organisaties kunnen deelnemen. Zo ontstaat uniformiteit in de opleiding van de deelnemers, waardoor ook uniformiteit in handelwijzen ten tijde van een calamiteit zal ontstaan. Bijkomend voordeel is dat de gegevens van alle sleutelfunc-tionarissen bekend zijn en professionals van verschillende organisaties elkaar ten tijde van een crisis kunnen onder-steunen, mocht dat nodig zijn.”

Regionaal evacuatieplan Petra Surmeli, teamleider verzorging van zorginstelling Zusters onder de Bogen (ZOB) in Maastricht volgde via OTO de HBO+ opleiding Crisiscoördinator en Crisismanager zor-ginstellingen en neemt deel aan het OTO-Kennisplatform Zorg- en Verpleeghuizen Zuid-Limburg. Ze noemt beide bijzonder waardevol. “Die waarde gaat veel verder dan de kennis die ik tijdens de opleiding heb opgedaan. Onze orga-nisatie is klein, mocht er iets ernstigs gebeuren, dan is het goed te weten dat er collega’s zijn bij andere instellingen waarop wij kunnen terugvallen. Het kennisplatform komt regelmatig bij elkaar. Er is meestal een spreker of een bezoek aan een van de zorginstellingen. Zo’n kijkje in de keuken bij een ander is erg leerzaam, kennis wordt actief en open gedeeld. Daarnaast pakken we concrete zaken bij de kop. Zo werken we nu bijvoorbeeld aan een regionaal evacuatieplan. Een belangrijk project dat erop is gericht dat, in geval van een grote ontruiming van een zorginstelling in de regio, de bewoners op een verantwoorde wijze kunnen worden opgevangen en verzorgd.”

Echte oefencrisis Monique Peters is assistente P&O bij ZOB. Zij volgde in 2014 de basiscursus Loggers & Plotters. “Nuttig en informatief,” vindt Monique. “De cursus zat goed in elkaar, met interes-sante cases. Heel toevallig hadden we vlak daarna een

Monique P

eters en Petra Surm

eli

Page 29: Jaarverslag 2014 PDF

2014 29

ning en coördinatie in stand te houden, wordt het LMDCC (Limburgs Medical Disaster Competence Center) dooront-wikkeld tot een kenniscentrum waar kennis en ervaringen bijeen verzameld en verspreid wordt en waar administra-tieve en organisatorische ondersteuning aan de platforms wordt verleend.”

liteitsslag te kunnen maken. Het is belangrijk de verbinding te leggen tussen de kolommen. Door samen te oefenen, ook euregionaal, kunnen we dat voor elkaar krijgen. Het OTO-Kennisplatform ondersteunt daarin.”

Eyeopener Joeri Gilissen, SEH-verpleegkundige in het Orbis MC in Sittard-Geleen neemt deel aan het OTO-Kennisplatform CBRN. “In 2014 is de regionale leidraad ‘Opvang chemisch besmette patiënten op de SEH’ gepresenteerd en dat heeft er toe geleid dat alle SEH’s met elkaar aan tafel kwamen om hierover te praten en van elkaar te leren. We komen sindsdien vier keer per jaar bij elkaar. Elke bijeenkomst biedt een combinatie van theorie en praktijk. Laatst hadden we een praktijkoefening van decontaminatie van een be-smette patiënt. Dat was voor mij echt een eyeopener, waar ik veel praktische tips heb opgestoken. Het belangrijkste wat ik hier heb geleerd is hoe belangrijk communicatie met de patiënt is. In zo’n oefening merk je ook pas echt wat het met jezelf doet. Bovendien werd de rol van de coördinator decontaminatie veel duidelijker. Het OTO-Kennisplatform heeft bovendien geleid tot de conclusie dat de materialen op de SEH in geval van een CRBN-incident ontoereikend waren. Dat is nu opgelost. Resultaat van het kennisplatform bij ons is bovendien dat wij de instructie van collega’s naar voren hebben gehaald, zodat we eerder en beter zijn voor-bereid op een eventueel CBRN-incident. De GAGS (Gezond-heidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen) is toegevoegd aan de daglijst zodat deze in geval van een incident direct gecontacteerd kan worden. Tot slot wordt meer gebruik gemaakt van de maandelijkse SEH-nieuwsbrief om CBRN beter op de agenda te plaatsen.”

Kenniscentrum “De OTO-Kennisplatforms zijn de toekomst,” meent Clarien Schoeren. “Zo ontstaat een dynamiek die ons in staat stelt om ook na de OTO-gelden door te gaan met de voorberei-ding op rampen en crisis. Om een regionale ondersteu-

kleine crisis in ons verzorgingshuis met 28 zusters die ziek werden. Hier kon ik het geleerde direct in de praktijk bren-gen. Achteraf een heel nuttige exercitie, waar we ontzettend veel van hebben geleerd. Petra en ik waren de enige twee die precies wisten wat nodig was. Petra: “Dit heeft vooral ook het bewustzijn in de organisatie gebracht hoe belangrijk het is om een goed functionerend crisisteam te hebben, een plan, goede communicatie en een continuïteitsplan. Een trainingsdag voor onze leidinggevenden heeft dit bewustzijn nog verder versterkt. Bij ZOB zijn we nu bezig het crisis/continuiteitsplan aan te scherpen.”

Als collectief sta je sterker Martin Deeder, crisiscoördinator binnen het Atrium MC volgde de HBO+ opleiding Crisiscoördinator. “Groot voordeel is dat ik mijn collega’s in de andere Limburgse ziekenhuizen nu ken. Als collectief sta je sterker, bovendien hoeft nu niet iedereen het wiel zelf uit te vinden en kunnen we naast kennis ook de werkdruk delen.” Martin noemt als voorbeeld een OTO-oefening die in een Limburgs ziekenhuis werd gehouden, maar die door andere ziekenhuizen wordt overgenomen. “Hetzelfde geldt voor beleidsmatige stukken zoals een integraal crisisplan. De basis is bij iedereen hetzelfde, de ‘couleur locale’ kan iedereen er zelf aan toe-voegen. In het OTO-Kennisplatform komt dit uitgebreid aan bod.” Martin is senior ETS-instructor en is van mening dat het OTO-Kennisplatform zorgt voor meer professionaliteit. “ETS staat voor Emergo Train System en is een interactief simulatiesysteem. Het wordt gebruikt voor educatie, trai-ning en simulatie van incidenten en rampen. Het laat real-time zien wat er gebeurt en wat bepaalde beslissingen voor gevolgen hebben. Het wordt al enige tijd gebruikt, maar het was als het ware een ‘hobby’, omdat er geen kwaliteitseisen aan verbonden waren. Landelijk is er een OTO-Kennisplat-form dat nu kwaliteitseisen aan ETS verbindt waardoor het niveau omhoog gaat. Ook in de regio komen we bij elkaar met als doel de professionaliteit te verbeteren, andere profilering en betere positionering, om zodoende een kwa-

Martin D

eeder

Joeri Gilissen

Page 30: Jaarverslag 2014 PDF

Jaarverslag NAZL30

Page 31: Jaarverslag 2014 PDF

2014

Het teamLinks van boven naar onder

Baukje Hemmesonderzoeker

Clarien SchoerenOTO-coördinator Limburg

Maria Kerckhoffsstafadviseur NAZL

Ruth Jongenmanagement assistente NAZL

Rechts van boven naar onder

Rachelle Hendriksjr. datamanager traumaregistratie

Peter Brinkmedisch hoofd NAZL

Karin Habetssr. datamanager traumaregistratie

Miranda Dirxcoördinator NAZL

31

Page 32: Jaarverslag 2014 PDF

www.nazl.nl

ColofonRedactie NAZL Tekst Mach3 CommunicatieOntwerp Ontwerpbureau B2BDruk Schrijen Lippertz