jaargang 2011 nr 2

32
ISSN 1376 - 7801 SPOEDGEVALLEN Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw. www.vvvs.be Driemaandelijks Tijdschrift Jaargang 2011 - 30 Nr. 2 V.U. Lauwaert Door, Briel 115, 9340 Smetlede

Transcript of jaargang 2011 nr 2

Page 1: jaargang 2011 nr 2

ISSN 1376 - 7801

SPOEDGEVALLEN

Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen

Spoedgevallenzorg vzw.

www.vvvs.be Driemaandelijks Tijdschrift Jaargang 2011 - 30 Nr. 2 V.U. Lauwaert Door, Briel 115, 9340 Smetlede

Page 2: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

REDACTIE SPOEDGEVALLEN

Hoofdredacteur Door Lauwaert

Redactieleden Geert Berden

Marc Van Bouwelen Jurgen Dehaes

V.V.V.S. Bestuur

Voorzitter Door Lauwaert Erevoorzitter

Marc Weeghmans Ondervoorzitter Christian Gilot

Secretaris Geert Berden

Penningmeester Patrick Dagnelie Bestuursleden Rita De Cock

Marc Van Bouwelen Nicole Reynders

Geert Van Iseghem Patrick Dagnelie Philippe Fortain Anna Bueken

Koen De Ridder Ingrid Laes

Johan De Knock Jurgen dehaes

Secretariaat Geert Berden

J.S. Bachlaan 11 bus 01.03 B-3500 Hasselt

Tel/Fax : 011/59.70.75 @: [email protected]

Ledenadministratie

AZ Monica Spoedgevallen / Patrick Dagnelie Florent Pauwelslei 1

2100 Deurne Tel : 03/320 57 02

@: [email protected]

Lidmaatschap Student: € 20 Lid: € 30

Instelling: € 90 Student BaNaBa: gratis

Juiste bedrag over te maken op VVVS-rekening :

Fortis Bank 001-1165249-64 BIC GEBABEBB/IBAN

BE29 001 11652 4964

SPOEDGEVALLEN Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.

INHOUD Redactioneel 3 Verenigingsinfo 4 1ste aankondiging symposium VVVS 2012 5 Het oog op de vinger 6 Een literatuurstudie naar de bijdrage en de betrouwbaarheid van pulse-CO-oximetrie bij Spoedgevallenzorg Nele Van Damme In de kijker!! 17 Nieuwsbrief VVU 19 Een dagje op snuffelstage op de Spoed-Eisende Hulp (SEH) te 20 Veldhoven (NL) Berden Geert Wij waren er ook!! 22

2de nieuwsbrief EuSEN European Society of Emergency Nurses 24 of Emergency Nurses

Agenda 29

2

Page 3: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Geachte lezers, Vele onder jullie hebben ondertussen misschien toch reeds een deugddoende vakantie achter de rug. Wij hebben als redactie van dit tijdschrift echter niet stilgezeten en hebben voor jullie een lijvig exemplaar van “Spoedgevallen” klaargestoomd. Wij zijn tevens verheugd om een kersvers bestuurlid en redactielid te mogen voorstellen: Jurgen Dehaes, verpleegkundige Spoedgevallendienst te Diest. Hij zal mee helpen om dit tijdschrift een blijvend bindmiddel te zijn van alle verpleegkundigen werkzaam in de Spoedgevallenzorg. Veel leesgenot. Door Lauwaert

Redactioneel

Voorstel « Spoedgevallen nr 1», tijdschrift V.V.V.S. (1981) 1- Editoriaal

2- In – leiden

3- Uit de praktijk ( bespreking van een noodsituatie uit de aktualiteit )

4- Het laatste Woord ( brieven aan de redactie )

5- Voorgesteld ( voorstelling van een centrum )

6- Sport & Hobby ( sport- en hobbynieuws uit de vereniging )

7- Bij het vuur ( brandweerartikel )

8- Een techniek ( voorstelling van een EHBO-techniek )

9- Praktisch en gezien ( vindingen in eerste hulp en spoedgevallenzorg )

10- Spoed speciaal ( actiefoto’s )

11- Geneesmiddel X ( voorstelling en bespreking van een geneesmiddel in kader d.m.h. )

12- Agenda ( voordrachten en bijeenkomsten )

13- Plaatselijk nieuws ( nieuws en nieuwtjes uit de plaatselijke diensten )

14- Uit eerste hand

15- Internationaal nieuws

16- Boekennieuws

17- Vergissingen bij spoedgevallen

18- Vragen staat vrij

Fragment uit notulen samenstelling 1ste nummer

3

Page 4: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

TNCC Op 15 en 16 december 2011 zal te Hasselt een nieuwe cursus doorgaan. Wie nog wenst deel te nemen, in te schrijven ASAP via het secretariaat VVVS.

Symposium Zoals reeds vermeld gaat het symposium VVVS door te Blankenberge op 30 en 31 januari. Het centrale thema is “TRAUMA”. Op 30 januari 2012 zullen in de namiddag verschillende workshops doorgaan rond het centrale thema “Trauma”. Op 31 januari 2012 zullen de wetenschappelijke voordrachten gegeven worden. Het volledige programma verschijnt eerstdaags op de website en zal ook doorgestuurd worden. Vanaf september 2012 zullen de inschrijvingen mogelijk zijn.

Overleg AFIU/VVVS Jaarlijks heeft een delegatie van het bestuur VVVS een gestructureerd overleg met onze Franstalige zustervereniging AFIU. Onderwerpen die

- permanente opleidingen - toekomst - organisatie gezamenlijke studiedag

leidinggevenden Spoedgevallendiensten te Neder-Over-Heembeek op 4/10/2012

- een verder aangepast wettelijk bevoegdheidskader voor spoedgevallenverpleegkundigen

- De PIT-functie - Voorbereiding organisatie plenaire

vergadering EuSEN te Gent op 28 en 29/10/2011

- financiering spoedgevallendiensten Thesisprijs: De eerste laureaat van de scriptieprijs de “Marc Weeghmans-prijs”, de prijs genoemd naar onze eerste voorzitter en huidig erevoorzitter, is bekend. Het is Dieter Diependaele geworden, een collega werkzaam op de spoedgevallendienst van het St Elisabeth-ziekenhuis te Zottegem. Meer over deze scriptie en een verslag over de uitreiking in het volgende nummer. Nationale Raad: tekst ivm toekomstige organisatie van de gezondheidszorg in België Binnen de Nationale Raad Dringende Geneeskundige Hulpverlening werd een tekst opgesteld mbt de toekomst van de Dringende geneeskundige hulpverlening. Deze tekst zal als memorandum naar formateur en regeringsonderhandelaars gestuurd worden Sympomed Op 9-10 september 2011 werkt de VVVS actief mee aan het symposium “Sympomed” (zie agenda)

Verenigingsnieuws

4

Page 5: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

5

Page 6: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

INLEIDING In de spoedgevallenzorg kent het controleren van vitale parameters zoals ademhaling, bloeddruk, polsslag en hartritme een hoge prioriteit. De resultaten hiervan zijn immers een hulpmiddel bij het bepalen en het opvolgen van de gezondheidstoestand van de patiënt, het instellen van een (voorlopige) behandeling en het evalueren van het effect van die behandeling. Eén van de standaardmetingen die hierbij worden uitgevoerd, is pulse-oximetrie. Deze niet-invasieve methode laat toe om snel een idee te krijgen over de circulatie (via de polsslag of pulsus) en de ademhaling (via het geoxygeneerd hemoglobine). Hierdoor kunnen al acties worden ondernomen vooraleer de bloedanalyseresultaten bekend zijn (vb. zuurstof geven). Standaard pulse-oximeters zenden 2 golflengtes van licht uit, namelijk rood en infrarood licht. Een fotodetector detecteert het doorgelaten licht waarna de mate van lichtabsorptie wordt berekend. Op basis van verschillen in lichtabsorptie tussen geoxygeneerd en gereduceerd hemoglobine wordt uiteindelijk het percentage geoxygeneerd hemoglobine bepaald (=SpO

2).

Abnormale hoeveelheden carboxyhemo-globine (=COHb) en methemoglobine (=MetHb) vertekenen echter de resultaten aangezien ze het gebruikte licht op dezelfde wijze absorberen.14

Recent werd een pulse-oximeter op de markt gebracht die in staat is om naast het gehalte geoxideerd en gereduceerd hemoglobine ook het gehalte COHb en MetHb te benaderen. Dit meetsysteem wordt de pulse-CO-oximeter genoemd en maakt gebruik van 8 golflengtes van licht.14

Vermits de aankoop van nieuwe apparatuur een goede overweging vergt tussen kosten en baten, wil ik met deze literatuurstudie volgende onderzoeksvragen beantwoorden:

- In welke situaties (bij volwassen patiënten) in de spoedgevallenzorg kan het gebruik van de pulse-CO-oximeter een voordeel bieden op vlak van zorgverlening en patiëntenuitkomst?

- Hoe betrouwbaar zijn de meetresultaten bekomen via de pulse-CO-oximeter?

METHODE De geraadpleegde artikels werden geselecteerd via de databank Medline® en de referentielijsten van relevante artikels. Hierbij werden volgende zoektermen gebruikt en/of gecombineerd: “methemoglobinemia”, “carbon monoxide”, “carboxyhemoglobin”, “oximetry”, “pulse oximetry”, “noninvasive hemoglobin measurement”, “accuracy” en “emergency department”. De resultaten werden beperkt tot Engelstalige artikels van de voorbije 5 jaar waarbij gebruik werd gemaakt van de pulse-oximeter en/of de pulse-CO-oximeter en waarin de bruikbaarheid en/of nauwkeurigheid van deze laatste meters aan bod kwam. Om een grondige verwerking van de studies mogelijk te maken, werden, naast 2 verduidelijkende artikels, enkel artikels geselecteerd die handelden over carboxyhemoglobinemeting en/of methemoglobinemeting. Artikels die specifiek over pediatrische patiënten of bepaalde aandoeningen (vb. sepsis) handelden en enkelvoudige casestudies werden niet geanalyseerd.

Het oog op de vinger Een literatuurstudie naar de bijdrage

en de betrouwbaarheid van pulse-CO-oximetrie bij Spoedgevallenzorg

Nele Van Damme Student Bachelor na Bachelor Intensieve

Zorgen en Spoedgevallenzorg, Katholieke Hogeschool

Zuid-West-Vlaanderen, Kortrijk

6

Page 7: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

LITERATUURSTUDIE Toepassingsgebieden Het grootste deel van de geselecteerde studies spitst zich toe op het gebruik van de pulse-CO-oximeter bij het vaststellen van CO-intoxicatie.1,3,4,9,10,11,13 In België werden in 2009 1397 mensen het slachtoffer van CO-intoxicatie (waarvan 35 overleden).12 Dit komt overeen met een incidentiecijfer van 13,1 op 100 000 inwoners. Het aantal gevallen lag hoger tijdens de koudere periode van het jaar, nl. vanaf oktober tot en met maart. Gezien voor het bekomen van alle informatie gerekend werd op de vrijwillige medewerking van o.a. zorgverleners, het parket en de brandweer is de kans reëel dat niet alle gevallen werden gemeld en de incidentie in werkelijkheid hoger lag.12

Koolstofmonoxide is een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat ontstaat bij onvolledige verbranding (vb. in motoren en verwarmingsketels). Een intoxicatie met CO wordt gekenmerkt door een aspecifiek klinisch beeld (o.a. hoofdpijn, vermoeidheid, misselijkheid en braken tot hartklachten, kortademigheid en bewustzijnsverlies). Bij milde symptomen wordt niet steeds medische hulp gezocht. Ook kan de differentiaaldiagnose met andere aandoeningen (vb. griep) niet altijd even gemakkelijk worden gesteld en kan het zijn dat de symptomen worden toegeschreven aan bestaande ziektes zoals diabetes.1,3,4,10,13 Een niet herkende CO-intoxicatie kan echter op lange termijn leiden tot ernstige neurologische (vb. coma) en cardiovasculaire complicaties (vb. hartstilstand)3,11. Standaard wordt CO-intoxicatie vastgesteld via bloedgasanalyse op veneus of arterieel bloed3. Bloedgasanalyse is echter niet mogelijk prehospitaal en vergt enige tijd inhospitaal. Ook screenen van grote groepen patiënten via bloedanalyse is niet winstgevend door de lage incidentie van CO-intoxicatie. De pulse-CO-oximeter kan wel op een snelle, niet-invasie wijze CO-intoxicatie vaststellen, ook prehospitaal en bij grote groepen.3,11 Zo wordt het mogelijk om een ernstige intoxicatie vroegtijdig vast te stellen, wat een aangepaste behandeling bevordert4,10.

De ernst van de CO-intoxicatie (=gehalte COHb) is niet gerelateerd aan de blootstellingsduur noch aan de ernst van de neurologische symptomen4,10. Coulange4 onderzocht 12 patiënten die blootgesteld waren geweest aan CO. Drie mensen uit deze groep hadden een COHb-gehalte van meer dan 20% en vertoonden geen tot geringe symptomen (o.a. hoofdpijn, duizeligheid,

misselijkheid, braken, zwakte). Twee patiënten met een COHb-gehalte rond 11% vertoonden wel ernstige symptomen (o.a. verwardheid, bewustzijnsverlies, hart-klachten, convulsies). Pulse-CO-oximetrie kan bijdragen aan een snelle beslissing tot al dan niet hyperbare zuurstoftherapie op basis van het gehalte SpCO®, ook prehospitaal.4

In één onderzoek3,11 werd de mogelijkheid van niet-invasieve CO-screening tijdens de triage op spoedgevallen onderzocht en dit bij 74 880 patiënten. Hieruit bleek dat de pulse-CO-oximeter zelfs kan worden gebruikt op een drukke spoedgevallendienst omdat het gebruik ervan weinig arbeidsintensief is en via dezelfde sensor gelijktijdig de SpO

2-

waarde kan worden bepaald.3,11 In hetzelfde onderzoek3,11 konden, door routinematig de SpCO®-waarde te bepalen, CO-intoxicaties worden vastgesteld die anders louter op basis van de (aspecifieke) klachten van de patiënt over het hoofd zouden worden gezien. Deze patiënten werden vervolgens aangespoord om de CO-bron op te (laten) sporen en aan te pakken. Op die manier wilden de zorgverleners herhalingen van de CO-blootstelling met mogelijk ernstigere gevolgen voor zowel de patiënt als zijn omgeving (vb. huisgenoten, collega’s, medeleerlingen) voorkomen. De onderzoekers vestigden de aandacht op het feit dat ook buiten het winterseizoen en bij patiënten met chronische aandoeningen (vb. diabetes) rekening moet worden gehouden met een mogelijke CO-intoxicatie als bron van de klachten.3,11 Een diepgaandere analyse11 van de gegevens uit voorgaand onderzoek leidde tot een genuanceerdere houding ten opzicht van een routinematige CO-screening op spoedgevallen. De prevalentie van verborgen CO-intoxicatie was bij de onderzochte populatie immers bijzonder laag, nl. 4/10 000 tijdens de wintermaanden en 1/10 000 tijdens de warmere maanden.11 Dit onderzoek werd echter niet in Vlaanderen, maar wel in de Verenigde Staten uitgevoerd. Bovendien werden patiënten die rechtstreeks naar een reanimatiebox werden gebracht, niet getest en werden er hogere grenzen gehanteerd om CO-intoxicatie te definiëren, nl. ≥9% (niet-rokers) en ≥13% (rokers) (standaardwaarden: respectievelijk >5% en >10%)11. Het aantal verborgen CO-intoxicaties lag bijgevolg zeker hoger, maar volgens de auteurs niet boven de 1%. Een ander aspect dat het gebruik van een pulse-CO-oximeter bij triage kan beïnvloeden, is het feit dat dit de checklist bij triage weer iets zal uitbreiden. Iedere uitbreiding houdt risico in op een verhoogde

7

Page 8: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

belasting van de zorgverleners en vertraging van de zorgverlening.11 Nilson e.a.9 onderzocht het gebruik van de pulse-CO-oximeter prehospitaal bij 1017 patiënten. Hierbij bleek bij 1,1% van de patiënten de SpCO®-waarde prehospitaal hoger te zijn dan 15%.9 Dit resultaat moet echter voorzichtig worden geïnterpreteerd gezien niet bekend is of deze subgroep een afspiegeling is van de ganse groep vervoerde patiënten (nl. 3009). Bloedanalyse bij de patiënten met SpCO® >15% bleek de meetresultaten niet te bevestigen9. Daarbij werd slechts bij 2 patiënten (met SpCO® = 21%) een nieuwe SpCO®-meting uitgevoerd op spoedgevallen. Ook deze resultaten bevestigden de eerste meting niet (nieuwe SpCO®: 8% en 2%). Uit deze vals-positieve resultaten besluiten de auteurs dat alle positieve resultaten bevestigd moeten worden via bloedanalyse. Daarnaast wijzen ze op enkele voordelen van prehospitaal pulse-CO-oximetrie, nl. het vroegtijdig kunnen starten met de juiste behandeling, het onmiddellijk kunnen waarschuwen van andere aanwezigen en het detecteren van verborgen CO-intoxicatie.9

Tot slot merken Coulange e.a.4 ook nog enkele bijkomende voordelen van pulse-CO-oximetrie op. Vooreerst kan deze techniek continu worden uitgevoerd waardoor het effect van de behandeling kan worden opgevolgd. Vervolgens kan deze vorm van oximetrie toegepast worden als alternatief voor metingen op de uitgeademde lucht, bijvoorbeeld wanneer de patiënt fysisch en/of psychisch niet in staat is tot medewerking of prehospitaal.4

Slechts enkele artikels bieden meer informatie aan rond methemoglobinemie.1,2

Methemoglobine ontstaat wanneer het ijzeratoom van hemoglobinewordt geoxideerd. Deze variant van hemoglobine is niet meer in staat om zuurstof te transporteren naar de lichaamsweefsels. Methemoglobine is normaal in lage concentraties (<1%) aanwezig in het lichaam, maar het gehalte kan door erfelijke (zeldzaam) of omgevingsfactoren zijn verhoogd. Enkele oorzaken van verworven methemoglobinemie zijn: nitraten en nitriet (vb. in drinkwater en voeding), lokale anesthetica (vb. lidocaïne, nitroglycerine), anilinekleurstoffen (vb. voor markeerstiften) en dapsone (vaak gebruikt als infectiepreventie bij AIDS-patiënten).2 De symptomen van methemoglobinemie zijn aspecifiek, maar nemen duidelijk in ernst toe bij stijgend gehalte aan MetHb. Acute hypoxie treedt op bij een MetHb-waarde rond 25 à

30%. Een symptomatische methemoglobinemie kan zich uiten als: cyanose, respiratoire distress, hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, syncope, aritimieën, epilepsie, coma en overlijden.1,2 Methemoglobinemie kan tot nu toe alleen worden vastgesteld via bloedanalyse. Dit gegeven in combinatie met de aspecifieke symptomen leidt vaak tot foute diagnoses. Nochtans kan methemoglobinemie levensbedreigend zijn door zuurstofgebrek in de weefsels. Het in gebruik nemen van de pulse-CO-oximeter kan aan dit probleem tegemoet komen.1

Methemoglobinemie kan leiden tot cyanose die niet betert met toediening van zuurstof. Typisch hierbij is een normale PaO

2. In dit

geval kan de correcte diagnose snel worden gesteld met behulp van pulse-CO-oximetrie en kan de passende behandeling sneller worden gestart.2 Nauwkeurigheid Een overzicht van de studies die in dit deel worden aangehaald, vindt u in tabel 1. Alle geraadpleegde studies werden uitgevoerd met behulp van pulse-CO-oximeters met Masimo Rainbow® SET-technologie (Masimo Corporation®, Californië, VSA). De afwijking (=bias) van de resultaten bekomen via pulse-CO-oximetrie ten opzichte van de bloedanalyseresultaten werd als volgt berekend: SpCO®-%COHb (voor carboxyhemoglobine) of SpMet®-%MetHb (voor methemoglobine). De meeste patiëntenstudies vonden plaats op spoedgevallen en één10 in een brandwondencentrum. Vijf studies1,4,10,11,13 onderzochten de afwijking van SpCO® ten opzichte van het COHb-gehalte. Hierbij is een duidelijke variatie vast te stellen wat betreft steekproef, testcondities en resultaten. Een eerste studie10 bij 20 patiënten met CO-blootstelling via een gasfornuis of brand, toonde een gemiddelde bias aan van 3,15% (standaarddeviatie: 2,36%). Het COHb-gehalte varieerde van 1,3% tot en met 41%. Zowel de SpCO®-meting als de bloedanalyse werden de eerste dag elk uur uitgevoerd. Opmerkelijk in deze studie was dat 3 verschillende bloedgasanalysers werden vergeleken en de gemiddelde bias tussen deze toestellen 2,4% bedroeg. Deze bias verschilt slechts 1% met de SpCO®-afwijking.10 De nauwkeurige verwerking van de gegevens van deze studie kan echter in twijfel worden getrokken, gezien de bias die in de tekst en het abstract

8

Page 9: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

wordt weergegeven (3,15%) niet overeenkomt met die op de grafiek en in de bijhorende tekst (nl. 2,5%). Een tweede studie4 onderzocht de nauwkeurigheid bij 12 niet-rokende patiënten die aan CO werden blootgesteld. Het COHb-bereik verliep van 1,2% tot 31,6%. De gemiddelde bias was 1,5% met een standaarddeviatie van 2,5%.4

Een derde studie13 onderwierp 120 opeenvolgende patiënten, blootgesteld aan CO, aan pulse-CO-oximetrie. Binnen het bereik 0-38% COHb was de gemiddelde bias -1,4%. De sensitiviteit ( hier % COHb > 15% correct geïdentificeerd) was 48%. De specificiteit (hier % COHb < 15% correct geïdentificeerd) was 99%. Gezien slechts 23 patiënten, waarvan 21 met een donkere huidskleur, een COHb > 15% hadden, zegt de sensitiviteit weinig. Wat nog te vermelden valt, is het feit dat bij slechts 33,3% van de patiënten de afwijking van SpCO® ten opzichte van COHb groter was dan 5%.13 De grotere steekproef, herhaalbaarheidstesten en de uitgebreidere beschrijving van de onderzoeksmethode zijn een pluspunt van deze studie. De resultaten zijn echter moeilijker te veralgemenen gezien de onderzoekspopulatie slechts voor 21% uit blanken bestond13.

In een vierde studie1 lieten de onderzoekers 10 vrijwilligers een gasmengsel met 500 ppm CO inademen tot een COHb-gehalte van 15%. De SpCO®-waarde lag gemiddeld 1,22% lager dan de COHb-waarde en dit binnen de grenzen van 0-15% COHb (standaarddeviatie 2,19%).1 Een vijfde studie11 bestond uit het screenen van 10856 opeenvolgende patiënten op CO-intoxicatie. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen rokers en niet-rokers waarbij de cutoff-waarde voor CO-intoxicatie bij niet rokers werd vastgelegd op SpCO® ≥9% en bij rokers op SpCO® ≥13%. De COHb-waarden varieerden tussen 0 en 33%. Statistische analyse werd uitgevoerd bij 64 patiënten met zowel SpCO® als COHb-resultaten. De gemiddelde bias bij CO-intoxicatie was -1,1 % (standaarddeviatie 3,6%). De gemiddelde bias bij afwezigheid van CO-intoxicatie was -4,2 (standaarddeviatie 1,4). In diezelfde groep werd voor de SpCO®-meting een sensitiviteit van 94% en een specificiteit van 54% vastgesteld. Een belangrijke bemerking bij deze resultaten is het feit dat SpCO® op een vroeger tijdstip (gemiddeld 67 min.) werd gemeten dan het afnemen van een bloedstaal waardoor CO reeds tijd had gekregen om uit het bloed te verdwijnen.11 Hierdoor kan worden verwacht dat de SpCO®-waarde in het geval van CO-intoxicatie hoger ligt dan het COHb-gehalte. Dit is het logische gevolg van

screening in de triage en bloedafname in de urgentiebox. Deze redenering klopt voor wat betreft de gevallen van verborgen CO-intoxicatie, maar niet wat betreft de gemiddelde bias (die negatief is). De meetresultaten van de pulse-CO-oximeter worden beïnvloed door verschillende factoren. Coulange e.a.4 benadrukt het belang van een correct uitgevoerde meting bij het beperken van de bias van SpCO®. Mogelijk storende factoren die worden vernoemd, zijn: incorrecte plaatsing op de vinger, bevuilde vingertoppen, omgevingslicht, onaangepaste maat van sensor, valse vingernagels, donker huidskleur, sikkelcelanemie, hemolytische anemie en methemoglobine.4 Storende factoren zouden de enkele uitschieters kunnen verklaren die op de grafieken van elke studie1,4,10,11,13 voorkomen. De sterkste uitschieters wat de bias betreft, zijn -35% en 20%13 en de zwakste -5% en 3%4. De mogelijke invloed van de huidskleur op de meetresultaten werd enkel aangehaald door Touger e.a.13 Andere verwerkte studies1,4,10,11 meldden hierover geen gegevens. Een studie gepubliceerd eind 20076, onderzocht de invloed van de huidskleur op de SpO

2-meting bij 36 gezonde personen met

behulp van verschillende (standaard) pulse-oximeters. Hieruit kwam naar voor dat de SpO

2-waarde meer afwijkt naar boven toe bij

mensen met een intermediaire huidskleur en nog meer bij mensen met een donkere huidskleur (tot meer dan 5%). Deze afwijking neemt toe met dalende SaO

2, vooral onder de

80% SaO2. Bovendien nemen de

standaardvariaties duidelijk toe met donkerder wordende huidskleur. Als verklaring wordt gegeven dat melanine ook het uitgezonden rood licht meer absorbeert.6 Er werden geen studies gevonden die het effect van de huidskleur op de SpCO®-waarde onderzochten. Twee studies1,5 onderzochten hoe nauwkeurig MetHb kan worden bepaald met behulp van de pulse-CO-oximeter. Beiden werkten met gezonde vrijwilligers. In de eerste studie1 werd bij 10 vrijwilligers 300 mg natriumnitriet intraveneus getitreerd. De SpMet®-waarde week gemiddeld 0% af van de MetHb-waarde binnen de grenzen van 0-12% MetHb (standaarddeviatie: 0,45%).1 Een tweede studie5 onderzocht de invloed van hypoxie op de nauwkeurigheid van de SpMet®-meting. Dit gebeurde na aanpassing (in 2010) van het toestel door de fabrikant naar aanleiding van vals hoge SpMet®-meetresultaten in combinatie met hypoxie.

9

Page 10: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Volgens de onderzoekers zou de eerste pulse-CO-oximeter deoxyhemoglobine gedetecteerd hebben als methemoglobine. In de nieuwe studie kregen 12 gezonde vrijwilligers 300 mg natriumnitriet intraveneus toegediend. Als gevolg hiervan steeg het MetHb-gehalte van minimaal 0,4 tot maximaal 14,4%. De SpMet® en MetHb-waarden werden bepaald en met elkaar vergeleken bij verschillende niveaus van SaO

2 (variërend van 74,2% tot 100%). De

gemiddelde afwijking van SpMet® ten opzichte van MetHb bedroeg 0,16% (standaarddeviatie: 0,83%) over het volledige bereik van SaO

2.

Hypoxie had hierop een kleine, maar toch significante invloed. De SpMet®-afwijking werd namelijk groter bij saturaties onder de 95% (tot 0,36% ten opzichte van 0,05%) wat nog versterkt werd bij een hoger MetHb-gehalte (grootste afwijking: 3,1% bij %MetHb van 9,7% en SaO

2< 90%). Toch melden de onderzoekers

een sterke verbetering ten opzichte van de vorige versie van het toestel.5 Deze studie bevestigt verder dat een verhoogd MetHb-gehalte, net als bij de standaard pulse-oximeters, een invloed heeft op de bekomen SpO

2-waarde. De afwijking van SpO

2 ten

opzichte van SaO2 was duidelijk groter (-

1,93%) bij een verhoogd MetHb-gehalte (4-15%) en kleiner (0,34%) bij een normaal MetHb-gehalte (< 2%).5

In beide studies werd besloten dat het met behulp van de pulse-CO-oximeter mogelijk is om op een zéér nauwkeurige manier het percentage MetHb in het bloed te benaderen1,5. De fabrikant (Masimo Corporation®, Californië, VSA) van de in al bovenstaande studies geteste pulse-CO-oximeters vermeldt op zijn website ook resultaten van nauwkeurigheidsonderzoeken.7,8 De SpCO®-waarde kan een onnauwkeurigheid vertonen van ±3% binnen het bereik van 0 tot 40% COHb.7 De SpMet®-waarde kan een onnauwkeurigheid vertonen van ±1% binnen het bereik van 0-15% MetHb.8 De werkwijze om aan deze resultaten te komen werd niet gepubliceerd waardoor de resultaten niet als absolute waarheid mogen worden beschouwd.

Wat de SpO2-resultaten betreft: deze blijven

onderworpen aan fouten als gevolg van de aanwezigheid van MetHb en COHb gezien SpO

2 wordt bepaald met behulp van dezelfde

golflengtes als bij de standaard pulse-oximeter.1 Barker e.a.1 vestigt de aandacht op het feit dat ook bij de meeste huidige pulse-oximeters een onnauwkeurigheid is vastgesteld van 2% voor SpO

2-waarden gelegen tussen 70 en

100%. De graad van onnauwkeurigheid van de pulse-CO-oximeter zou hieraan moeten worden getoetst.1

DISCUSSIE

Met deze literatuurstudie werd nagegaan welke voordelen het gebruik van de pulse-CO-oximeter kan bieden bij de spoedgevallenzorg aan volwassen patiënten. Daarnaast werd onderzocht hoe betrouwbaar de bekomen meetresultaten voor SpCO® en SpMet® zijn. De pulse-CO-oximeter is in staat om carboxyhemoglobine en methemoglobine in het arterieel bloed te detecteren door gebruik te maken van 8 golflengtes van licht.10 Zowel CO-intoxicatie als methemoglobinemie worden gekenmerkt door aspecifieke symptomen 2,3,4,9,10,11,13 en door het feit dat toedienen van 100% O

2 niet altijd een

oplossing kan bieden2,4,9,10,13. Via de pulse-CO-oximeter zou de juiste diagnose sneller kunnen worden gesteld en zou een aangepaste behandeling sneller kunnen worden gestart. Hoe langer de diagnose immers op zich laat wachten, hoe ernstiger de gevolgen van het zuurstoftekort voor de vitale organen kunnen zijn. Bovendien kunnen er sneller maatregelen worden genomen, zoals evacueren en onderzoeken van andere personen3. Een keerzijde aan de medaille is dat de meting niet 100% betrouwbaar is. Wanneer de grafieken van alle studies worden bekeken (scatter plots en/of Bland-Altman plots), komen in het geval van carboxyhemoglobine overal meerdere sterk afwijkende resultaten voor. Deze zijn vals-positief of vals-negatief. De sensitiviteit en specificiteit komen slechts in 2 studies ter sprake en de resultaten daarvan zijn niet te veralgemenen (vb. overwegend donkerdere huidtypes13, kleine steekproef11). Vooral vals-negatieve resultaten zijn nadelig met het oog op een correcte therapie (vb. hyperbare O

2-therapie). Ook kan

er bij hoge SpCO®-waarden niet zomaar beslist worden tot hyperbare zuurstoftherapie omdat dit een verspilling van personeel, tijd en middelen zou zijn in het geval van vals-positieve resultaten. Bij rokers blijkt het moeilijker te zijn om CO-intoxicatie vast te stellen. Het is niet geweten hoe hoog de SpCO®-waarde kan zijn de eerste minuten na het roken, noch hoe lang een verhoging van SpCO® aangetoond wordt wij chronische rokers3. Suner e.a.11 stellen zelfs hogere grenzen voor, zowel voor rokers als niet-rokers (respectievelijk ≥ 13% en ≥ 9%).

10

Page 11: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

De draagbaarheid en snellere werking maken de pulse-CO-oximeter geschikt voor gebruik prehospitaal en bij triage.3,11 Door systematisch alle patiënten te screenen, wordt het mogelijk om verborgen CO-intoxicatie op te sporen3,11. In het geval van methemoglobinemie kan zo duidelijk worden waarom de patiënt niet betert met de toediening van O

2.2 Gezien de vals-positieve

en vals-negatieve resultaten bij elke studie, is het niet aan te raden een behandeling enkel en alleen op deze meting te baseren. Anamnese gericht naar de mogelijke oorzaak en een bloedanalyse kunnen best de diagnose bevestigen. Er werd slechts één studie9 gevonden waarbij het gebruik van de pulse-CO-oximeter prehospitaal werd onderzocht en dit voor het opsporen van CO-intoxicatie. Hierbij waren echter alle meetresultaten met SpCO® >15% vals-positief en werd de representativiteit van de steekproef, noch de aanwezigheid van vals-negatieven meegedeeld. De prevalentie van CO-intoxicaties in België is laag (13 op 100 000)12. Door sensibilisatiecampagnes (o.a. “Halloween” (met medewerking van het Antigifcentrum)12) mag worden verwacht dat dit aantal niet zal stijgen. Dit kan tot gevolg hebben dat de waakzaamheid van de hulpverlener voor deze intoxicatie daalt. Het opnemen van SpCO® op triageformulieren kan de aandacht levend houden. Aan de andere kant kan ook de vraag worden gesteld of de aanschaf van een pulse-CO-oximeter dan wel een waardevolle investering is. Prehospitaal kunnen CO-detectoren (vb. op de monitor bevestigd) ook al de aanwezigheid van CO bevestigen. Het in gebruik nemen van de pulse-CO-oximeter vereist specifieke vaardigheden en kennis van de verpleegkundige. Verschillende onderzoekers wijzen op het belang van correct aangelegde pulse-CO-oximeters en het rekening houden met storende factoren (vb. valse nagels, vuile vingers).4,10,11,14 Ook zouden verpleegkundigen gerichte vragen moeten kunnen stellen met het oog op het opsporen van de intoxicatiebron en tips moeten kunnen geven in verband met het aanpakken van de CO-bron.11

De pulse-CO-oximeter kan gebruikt worden om sneller dan een bloedanalyse CO-intoxicatie of methemoglobinemie vast te stellen en dit prehospitaal9, inhospitaal1,4,5,10,13

en bij triage3,11. Enerzijds dient er rekening mee te worden gehouden dat, zeker wat betreft CO-intoxicatie, niet alle gevallen op deze manier zullen worden ontdekt. Anderzijds kan er ook CO-intoxicatie worden vastgesteld die op basis van de symptomen niet zou zijn ontdekt3,11.

De nauwkeurigheid van de meetresultaten van de pulse-CO-oximeter lijkt groter te zijn voor SpMet® dan voor SpCO®. Tot een methemoglobinegehalte van 14,4% benadert de SpMet®-waarde heel dicht de MetHb-waarde. Zowel in de studie van Feiner e.a.5 als in de studie van Barker e.a.1 is de bias kleiner dan 1%, zelfs met de standaarddeviatie erbij geteld. Een belangrijke opmerking voor beide onderzoeken is dat er gewerkt werd in gecontroleerde omstandigheden en met gezonde vrijwilligers. Dit is niet te vergelijken met de situatie op spoedgevallen. Daarbij is het ethisch niet aanvaardbaar om een ernstigere methemoglobinemie uit te lokken bij gezonde mensen. Toch werd door Feiner e.a.5 reeds vastgesteld dat de bias toeneemt bij stijgende concentratie methemoglobine (>4%). Hieruit kan worden afgeleid dat de bias ook anders (kleiner of groter) kan zijn bij concentraties die gepaard gaan met ernstige symptomen. Een andere beperking aan beide onderzoeken is dat de steekproef zéér beperkt is, nl. 12 personen bij Feiner e.a.5 en 10 personen bij Barker e.a.1 Tot slot moet rekening worden gehouden met het feit dat beide onderzoeken werden gesponsord door de fabrikant van de pulse-CO-oximeter. Dit zou een invloed kunnen hebben gehad op de uitvoering van het onderzoek (vb. nauwkeuriger) en de presentatie van de resultaten. Wat de nauwkeurigheid van de meetresultaten voor SpCO® betreft, geven de verschillende onderzoeken verschillende resultaten weer. Deze onderzoeken zijn ook wel moeilijk met elkaar te vergelijken door hun variatie in steekproefgrootte (van 124 tot 12013 personen), samenstelling van de steekproef (vb. al dan niet rokers, overwegende huidskleur, patiënten of vrijwilligers) en de uitvoering van het onderzoek (vb. meerdere metingen per patiënt, tijd tussen meting SpCO® en bloedname). Toch is de gemiddelde bias steeds groter dan uit de onderzoeken rond SpMet® naar voor kwam, nl. van -1,1%11 en 1,5%4 tot -4,4%11 en 3,15%10. Vermits het hier om gemiddeldes gaat, zijn er zeker waarden die nog sterker afwijken. De uiterste waarden kunnen zelfs vrij hoog liggen (tot -35% en 20% bij mensen met voornamelijk donkerdere huid13). De mogelijke invloed van storende factoren werd hierbij meestal wel aangehaald en er werden initiatieven genomen om deze te beperken (vb. door vorming te geven aan het personeel9,11,13). Eén van de tekortkomingen bij de gebruikte studies is het feit dat het aantal patiënten met een COHb hoger dan 15% in de minderheid is

11

Page 12: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

(1/3 tot minder dan 1/5 bij de grotere studies van respectievelijk Suner11 en Touger13). Hierdoor wordt het generaliseren van de resultaten moeilijker. Deze geringere vertegenwoordiging kan worden verklaard door de lage incidentie van CO-intoxicatie. Een andere tekortkoming is de beperkte steekproefgrootte. Bij het onderzoek van Touger e.a.13 is de onderzoekspopulatie groter, nl. 120 patiënten, maar overweegt een donkerdere huidskleur waardoor de toepassing op een blanke populatie moeilijker is. Op basis van de resultaten uit de geraadpleegde studies kan worden besloten dat pulse-CO-oximetrie voor de benadering van het carboxyhemoglobinegehalte de plaats van een bloedanalyse niet kan innemen. Wat de benadering van het methemoglobinegehalte betreft, zijn de resultaten veelbelovend, maar deze zullen nog moeten worden bevestigd in grotere studies, met patiënten en hogere MetHb-gehaltes. De resultaten uit deze literatuurstudie worden best met voorzichtigheid gehanteerd, vermits er toch enkele beperkingen te melden zijn. Vooreerst werden een beperkt aantal onderzoeken gebruikt, vooral wat methemoglobinemie betreft. Dit was onder andere het gevolg van de selectiecriteria en het feit dat een aantal studies niet gratis beschikbaar waren (=selectiebias). Ten tweede waren de artikels rond carboxyhemoglobine moeilijk met elkaar te vergelijken als gevolg van variatie in steekproefgrootte, steekproefsamenstelling en onderzoeksopzet (=heterogeniteit). Hierdoor konden slechts algemene conclusies worden getrokken. Tot slot werden de selectie en de verwerking van de onderzoeken door één en dezelfde persoon uitgevoerd waardoor de onderzoeksvragen minder ruim werden bekeken en er gemakkelijk zaken over het hoofd konden worden gezien. Bijkomend onderzoek met betrekking tot de opmerkingen die in deze studie werden gemaakt, zou waardevol zijn gezien de interessante mogelijkheden van de pulse-CO-oximeter. Multicenterstudies (prehospitaal en op de dienst spoedgevallen) zouden de betrouwbaarheid van de pulse-CO-oximeter bij een grotere steekproef kunnen testen. Specifiek onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden en de nauwkeurigheid van de SpMet®-bepaling op

spoedgevallen kan doelgerichtere inzichten opleveren. Analyse van SpCO®-waarden van grote groepen rokers met en zonder CO-intoxicatie zou kunnen leiden tot het bevestigen of aanpassen van de grenswaarden voor CO-intoxicatie bij rokers. Het bestuderen van de gevolgen van beïnvloedende factoren (vb. huidskleur) op het meetresultaat zou een grote hulp zijn om rekening te houden met deze factoren of om oplossingen hieromtrent uit te werken. Gezien de pulse-CO-oximeter in staat is om verschillende varianten van hemoglobine te detecteren en een abnormale waarde van de ene variant een invloed kan hebben op het meetresultaat van een andere5, zou het interessant zijn om deze invloeden te verduidelijken. Ten slotte kan in volgende studies ook expliciet aandacht worden besteed aan sensitiviteit en specificiteit van de meetresultaten. Deze kunnen uitsluitsel geven over de mogelijkheid of bepaalde behandelbeslissingen kunnen worden genomen vooraleer laboresultaten beschikbaar zijn (vb. hyperbare O

2therapie).

De bevindingen uit deze verdere onderzoeken zullen een bijdrage leveren een het optimaliseren van (het gebruik van) de pulse-CO-oximeter waardoor deze een positieve invloed kan uitoefenen op de patiëntenbehandeling en de patiëntenuitkomst. CONCLUSIE De pulse-CO-oximeter kan, door gebruik te maken van 8 golflengtes van licht, naast oxyhemoglobine en deoxyhemoglobine ook carboxyhemoglobine en methemoglobine detecteren. De gebruiksvriendelijkheid laat toe om grote groepen patiënten te screenen, zowel pre- als inhospitaal. Mits verder onderzoek en optimalisatie op vlak van nauwkeurigheid, kan dit toestel een meerwaarde bieden naar patiëntenbehandeling en –uitkomst toe. Met dank aan mevrouw L. Velghe, opleidingscoördinator BanaBa Intensieve Zorgen en Spoedgevallenzorg (KATHO, Kortrijk), voor het grondig nalezen van dit werk.

12

Page 13: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Tabel 1: overzicht nauwkeurigheidsstudies

Auteurs Steekproef Range Mean bias Standaarddeviatie

bias

Bijkomende

opmerkingen

Studies rond detectie CO-intoxicatie

Piatkowsky

e.a.10

20 patiënten

blootgesteld aan CO

1,3% - 41% 3,15% 2,63% Uitschieters bias:

-25% tot 12%

Coulange e.a.4 12 niet-rokers

blootgesteld aan CO

1,2% - 31,6% 1,5% 2,5% Uitschieters bias:

-5% tot 3%

Touger e.a.13 120 patiënten

blootgesteld aan CO

0% - 38% -1,4% Slechts 21% blanken

Uitschieters bias:

-35% tot 20%

Barker e.a.1 10 gezonde

vrijwilligers

0% - 15% -1,22% 2,19% Uitschieters bias:

-6% tot 8%

Suner e.a.11 64 diverse patiënten 0% - 33% -1,1% (bij CO)

-4,2%

3,6% (bij CO)

1,4%

Onderscheid

rokers/niet-rokers

Tijdstip SpCO ≠ COHb

Uitschieters bias:

-14% tot 13%

Studies rond detectie methemoglobinemie

Barker e.a.1 10 gezonde

vrijwilligers

0% - 12% 0% 0,45% Uitschieters bias:

-1,8% tot 1,8%

Feiner e.a.5 12 gezonde

vrijwilligers

0,4% - 14,4% 0,16% 0,83% Verschillende

huidskleuren

SaO2: 74,2% - 100%

Uitschieters bias:

-1,8% tot 3,1%

13

Page 14: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

LITERATUUR 1. Barker, S.J., Curry, J., Redford, D., & Morgan, S. (2006). Measurement of carboxyhemoglobin and methemoglobin by pulse oximetry. Anesthesiology, 105, 892-897 . 2. Camp, N.E. (2007). Methemoglobinemia. Journal of Emergency Nursing, 33, 172- 174. 3. Chee, K.J., Nilson, D., Partridge, R., Hughes, A., Suner, S., Sucov, A., e.a. (2008). Finding needles in a haystack: a case series of carbon monoxide poisoning detected using new technology in the emergency department. Clinical Toxicology, 46, 461-469. 4. Coulange, M., Barthelemy, A., Hug, F., Thierry, A.L., & De Haro, L. (2008). Reliability of new pulse CO-oximeter in victims of carbon monoxide poisoning. Undersea & Hyperbaric Medicine, 35, 107-111. 5. Feiner, J.R., & Bickler, P.E. (2010). Improved accuracy of methemoglobin detection by pulse CO-oximetry during hypoxia. Anesthesia & Analgesia, 111, 1160-1167. 6. Feiner, J.R., Severinghaus, J.W., & Bickler, P.E. (2007). Dark skin decreases the accuracy of pulse oximeters at low oxygen saturation: the effects of oximeter probe type and gender. Anesthesia & Analgesia, 105, S18-S23. 7. Masimo Corporation®. (S.a.). Carboxyhemoglobin: clinical accuracy. Geraadpleegd op 4 april 2011, http://www.masimo.com/spco/accuracy.htm

8. Masimo Corporation®. (S.a.). Methemoglobin: clinical accuracy. Geraadpleegd op 4 april 2011, http://www.masimo.com/spmet/accuracy.htm 9. Nilson, D., Partridge, R., Suner, S., & Jay, G. (2010). Non-invasive carboxyhemoglobin monitoring: screening emergency medical services patients for carbon monoxide exposure. Prehospital and Disaster Medicine, 25, 253-256. 10. Piatkowsky, A., Ulrich, D., Grieb, G., & Pallua, N. (2009). A new tool for the early diagnosis of carbon monoxide intoxication. Inhalation Toxicology, 21, 1144-1147. 11. Suner, S., Partridge, R., Sucov, A., Valente, J., Chee, K., Hughes, A., e.a. (2008). Non-invasive pulse CO-oximetry screening in the emergency department identifies occult carbon monoxide toxicity. The Journal of Emergency Medicine, 134, 441- 450. 12. Tissot, B. (2009). Federaal Register der CO-intoxicaties: rapport 1 januari - 31 december 2009. S.l.: Antigifcentrum. 13. Touger, M., Birnbaum, A., Wang, J., Chou, K., Pearson, D., & Bijur, P. (2010). Performance of the RAD-57 pulse CO-oximeter compared with standard laboratory carboxyhemoglobin measurement. Annals of Emergency Medicine, 56, 382-388. 14. Valdez-Lowe, C., Ghareeb, S.A., & Artinian, N.T. (2009). Pulse oximetry in adults: guidelines for monitoring arterial oxygen saturation aren’t always followed. When is pulse oximetry indicated? American Journal of Nursing, 109 (6), 52-59.

14

Page 15: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

15

Page 16: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

ResusciResusci Anne Skills StationAnne Skills StationBen Ben jijjij klaarklaar voorvoor je je volgendevolgende reanimatiereanimatie??

Het Resusci Anne Skills Station is een totaal nieuw Laerdal-concept. Het zorgt voor BLS-heropfrissing, met gesproken voicefeedback tijdens het oefenen en automatische certifiëring na het slagen van de reanimatietesten.

Voor meer informatie over het Resusci Anne Skills Station kun je contact opnemen met onze Customer Service. Zij verwijzen je graag door naar de juiste account manager.

02 2533696 – [email protected]

16

Page 17: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

In elke editie gaan we trachten een spoedgevallenverpleegkundige die zich belangeloos inzette voor een ander “in de kijker” te zetten. Weet je iets? Ken je iemand? Heb je een geplande activiteit? Laat het zeker weten… Deze editie: Dehaes Jurgen Verpleegkundige spoedgevallen AZ Diest Trainer KVC Westerlo Project tvv: To Walk Again Foundation Jurgen, kun je wat meer vertellen over je voorbije activiteit? Zeker. Ik organiseerde een veiling van gesigneerde items van enkele topatleten & voetbalclubs uit eerste klasse tvv “To Walk Again Foundation” van Marc Herremans. Zo werden er gesigneerde shirts van Sven Nys, Telenet Fidea, Kim Gevaert, gesigneerde voetballen van oa Club Brugge, Anderlecht, RC Genk, Standard,.. geveild via Ebay.

Heb je al die items alleen verzameld? Grotendeels wel ja. Door mijn activiteiten voor KVC Westerlo kon ik via die weg direct rekenen op een super medewerking. Westerlo is een kleine volkse club dat zeker open staat om zo’n activiteiten mee te ondersteunen. Een

kleine club met een groot hart, zeg maar. Ook O2 Events vzw hielp een handje bij het flyeren… het was een drukke periode maar andere helpen zit gewoon in ons bloed zeker. “To Walk Again”; wat is dat eigenlijk? TWA is een organisatie dat werd opgericht door Marc Herremans, een bekende triatleet die zelf in 2002 tijdens een val met fiets verlamd geraakte . Samen met SPORTA zorgen zij er voor dat mensen met een fysieke beperking onder deskundige begeleiding kunnen genieten van sportbeoefening, en hun gezondheid kunnen bevorderen. Waarom deze keuze? Enkele jaren geleden deed ik medische begeleiding van een sportkamp voor jonge rolstoelgebruikers. Daar werd ik geconfronteerd met uiteraard de beperkingen van hen, maar vooral met hetgeen ze allemaal kunnen. Ongelooflijk veel, misschien wel meer dan ons? Ik hoorde het levensverhaal van enkele kids tussen 8 en 15 jaar, en hoorde wat het voor hen betekend om te kunnen sporten. Daarnaast zag ik dan de enthousiaste groep van SPORTA mensen die hen dagelijks, elke moment van de dag met een glimlach ondersteunde. “Klakske af” voor elke rolstoelgebruiker, en voor de mensen rondom!

In de kijker !!

17

Page 18: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Allemaal mooi… en wat was de opbrengst? Totaal haalde ik net geen € 1000 euro bij elkaar. En spijtig genoeg zijn er enkele objecten die finaal niet zijn afgehaald… waarvan nog een gesigneerde voetbal van KV Mechelen & STVV. Dus ik hoop toch nog de komende weken een cheque te kunnen overhandigen aan TWA van € 1000. De cheque zal uiteindelijk overhandigd worden aan TWA tijdens een thuiswedstrijd van KVC Westerlo, en zo kunnen we die avond nog eens

TWA in de spotlight zetten naar het publiek toe. Proficiat alvast met je resultaat! Langs deze weg wil ik dan toch even KVC Westerlo, en enkele collega’s bedankt voor hun medewerking. Meer info over “To Walk Again vzw”: www.sporta.be

18

Page 19: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Nieuwsbrief juli 2011

Handtekenactie: stand van zaken Meer dan 1000 leidinggevenden plaatsten reeds hun handtekening! De Vlaamse Verpleegunie startte op 26 mei een handtekenactie om haar eis voor een opwaardering an de hoofdverpleegkundigen kracht bij te zetten. Op minder dan 1 maand tijd ondertekenden meer dan 1.000 leidinggevende het formulier op de website van de Vlaamse verpleegunie. We laten deze actie lopen tot 1 september. Ook de Belgian Midwives Association ondersteunt deze actie en spoort haar hoofdvroedvrouwen aan om ook hun handtekening te plaatsen op hun website. De Vlaamse Verpleegunie werkt mee aan het QI Project Ludo Meyers, voorzitter van de Vlaamse Verpleegunie ondertekende mee het Protocol Kwaliteitsindicatoren. Het QI Project of het project kwaliteitsindicatoren wil de kwaliteit van zorg in Vlaanderen verbeteren door het gebruik van proces- en resultaatsindicatoren te stimuleren en te faciliteren. Deze indicatoren kunnen de meetbare aspecten van de kwaliteit van zorg zichtbaar maken. Zij moeten evidence based onderbouwd zijn en relevant voor de zorgpraktijk zodat zij ook verbeteracties mogelijk maken. Het bijhorende protocol wil alle aspecten van dit project regelen, zowel de beleidsmatige, organisationele, operationele als logistieke aspecten en afspraken vastleggen over de

aanvoer, verwerking, beheer en toegankelijkheid van de gegevens. Dit protocol werd op woensdag 1 juni ondertekend door de initiatiefnemers en de medewerkende partijen van dit project. Ludo Meyers vertegenwoordigde de Vlaamse Verpleegunie. Kwaliteit van zorg is immers één van de actiepunten van de Vlaamse Verpleegunie. Op de verdere planning van dit project staan in een eerste fase de uitwerking van een basisset van proces- en resultaatsindicatoren. Vanaf oktober 2011 wordt deze basisset aangeboden aan de ziekenhuizen om mee aan de slag te gaan. Vanaf 2012 volgt een rapportage van de proces- en outcome indicatoren. Ziekenhuizen werken mee op vrijwillige basis. Er werd basisset uitgewerkt met vijf domeinen waarbinnen indicatoren zullen worden geselecteerd. Deze domeinen zijn: - Algemene (proces)ziekenhuisindicatoren - Cardiologie - Orthopedie - Oncologie - Moeder en Kind Selectiecriteria voor het bepalen van deze domeinen waren onder meer: voldoende grote volumes aan patiënten, een duidelijk verband tussen proces en outcome, grote variabiliteit in de zorg, de mogelijkheid om op het zorgproces in te spelen. Voor elk van deze domeinen werd een werkgroep opgestart. De initiatiefnemers van dit project zijn de ziekenhuiskoepels, de Vlaamse Vereniging van Hoofdartsen en de Vlaamse overheid. Volgende partijen werken mee: de Vlaamse Verpleegunie, de Rijksuniversiteit Gent, het Vlaams Ziekenhuisnetwerk KU Leuven, de Mutualiteiten, het Vlaams Patiëntenforum, de Federale overheidsdienst Volksgezondheid. Meer informatie: www.vlaamseverpleegunie.be > Documenten > Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.

Nieuwsbrief VVU

19

Page 20: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Eigenlijk doen we zulks te weinig naar mijn gevoel en het is eigenlijk een duidelijke aanrader… Probeer ’t zelf minstens twee dagen op een werkjaar. Een dagje werkstage op soortachtige spoedgevallendiensten, vergelijkbare en ook minder vergelijkbare. Het brengt je toch wel ongetwijfeld heel wat bij, het in vraag stellen, ideeën opdoen, reflecteren, je onwennig en vreemd voelen en nog meer (vooral goede) dingen. Meest was ik onder de indruk van de AOA, de Acute Opname–Afdeling, van het ziekenhuis. Patiënten die voor langere tijd dienen te verblijven in het ziekenhuis, langer dan de streeftijd van twee uren op de spoedgevallendienst, worden na deze target-tijd gewoon doorgeschoven naar de AOA. Een opnameafdeling waar patiënten vervolgens tot 72u maximaal verblijven om intussen of dan terug naar huis te gaan of naar het reguliere beddenhuis. Het is een afdeling met een opnamecapaciteit zoals andere ziekenhuisafdelingen. Dus patiënten worden nooit rechtstreeks van spoed naar een gewone afdeling gebracht… De managementstructuur voor deze afdeling is dezelfde als deze voor de SEH maar de staffing en de directe leiding is duidelijk separaat. De enigste uitzondering voor langere verblijfspatiënten die niet naar de AOA gaan zijn deze met bestemming IZ, Stroke of CCU. Patiënten die direct vanop SEH naar het OK gaan, worden nadien in principe terug naar de AOA gebracht. Verblijfstijden voor de AOA: 2u tot 72u. Voor de spoedgevallendienst zelden langer dan 2u…

Wat ik ook frappant positief vond was de controleafspraak op SEH waar dat alle medicatie die injecteus diende verstrekt steeds

werd gedubbelcheckt door een tweede verpleegkundige! Kwestie van veiligheid en fona… Dus niet enkel hoog risico–medicatie maar alles wat bij de patiënt hoort ingespoten! Op SEH werken 35 verpleegkundigen. De laagste staffingsgraad wordt ’s nachts bereikt, drie verpleegkundigen enkel voor spoed. Overdag gaat dit ’s morgens en ’s avonds naar vijf verpleegkundigen en in de piek van de dag naar zeven. Steeds zijn de functie triage en coördinatie verzekert. Zowel verhoudingsgewijze overwegend de aantallen patiënten en bezettingsgraad personeel als de getuigde praktijk lijkt de werkdruk op deze diensten heel wat haalbaarder en verstandiger dan op de meeste Belgische Spoedgevallen-diensten. Ook naar werkinhoud zijn er minder uitgebreide verwachtingen. Deze SEH verwerkt dagelijks zowat gemiddeld 90 patiënten, waarbij ook hier een verhouding van 1/3 opnamepatiënten, en 1% die naar high care gaat doorstromen. In principe kunnen Nederlandse spoedgevallendiensten zich beperken tot daadwerkelijk via huisarts doorverwezen of ziekenwagen aangevoerde patiënten. Maar afhankelijk van de beleidsvisie van het ziekenhuis kan dit ruimer. In Veldhoven is dit ruimer, zoals bij ons, elke zorgvraag wordt opgevangen (maar niet noodzakelijk ter plaatse en direct helemaal beantwoord). Zoals de meeste Nederlandse spoedgevallen-diensten worden er geen externe uitrukfuncties (ziekenwagen of MMT = MUG-functies gedaan, in gans Nederland zijn er actueel zowat 8 MUG’s…). De enige uitrukfunctie die de mensen van de spoedgevallendienst hebben is tussenkomst bij daadwerkelijke reanimaties in het ziekenhuis. Er komen dan zo maar eventjes vijf hulpverleners tussen van externe afdelingen… Twee artsen en drie verpleegkundigen (één IZ, één CCU en één spoed). Jeetje… Op de interne MUG-kar hing een handige metronoom (KORG MA 30) voor

Een dagje op snuffelstage op de Spoed-Eisende Hulp (SEH)

te Veldhoven (Nederland)

Berden Geert Hoofdvpk Spoedgevallendienst

St Trudo Ziekenhuis, Sint Truiden

20

Page 21: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

de frequenties van de uitwendige hartmassage aan te geven én een apart gesofisticeerde chronometer (Salter Clock). Ook de ruime behandelkamers (geen boxen) met sobere uitrusting waren een verademing en ervaarde ik als erg positief! Bovendien waren er in elke behandelkamer van de spoedgevallendienst gewoon standaard leesmagazines voorzien. Opvallend ook de rustige ontspanningsruimte voor het personeel, voorzien van zetels. Verpleegkundigen werkten voor courante verstrekkingen met hun traditioneel bloedkarretje. Op de gang stond eenvoudigweg een karretje voor de bezoekers met daarop koffie, thee en drank (daar had deze simpele Belgische ziel nog niet aan gedacht voor op de spoed). Er was een aparte radiologiezaal op de Spoedgevallendienst (bestaffing door verpleegkundigen Medische Beeldvorming) en de rea-zaal was tevens uitgerust met RX-apparatuur. er was een aparte behandelkamer voor patiënten NKO en oftalmo. Het pijnbeleid was opvallend voorzichtig waarbij bvb veel per oraal werd getracht te behandelen, gereserveerde verstrekking van Morfine en geen Diclofenac IV. Wat me ook erg opviel is het daadwerkelijk en frequent raadplegen door vele verpleegkundigen van het eenvoudige medicatieverstrekking en info –programma op de ziekenhuiswebsite en ook het vaak consulteren door hen van het internet voor wat betreft ziekte-info op de site Wikipedia, voor alle verpleegkundigen open gesteld. Waarom stellen wij niet via een link Wikipedia hiervoor ter beschikking aan onze verpleegkundigen, of een andere infolijn? Ook het groot aantal beschikbare pc’s sprong me in het oog. Triage, coördinatie en dossier gebeurde geheel geautomatiseerd. Voor het eerst in mijn carrière patiënten getransfereerd naar de afdeling (AOA) zonder ook maar één velletje papier bij me. Bloedbonnen werden door de verpleegkundigen rechtstreeks uit de pc getoverd door een eenvoudige druk op de knop uit een keuzemenu van een 10-tal opties. Architectonisch is het een ruime spoedgevallendienst die bestaat uit een ambulante en een opname–straat. Er is een triage-lokaal voor patiënten die met eigen middelen naar het ziekenhuis komen.

Patiënten aangevoerd via de ziekenwagen worden in de behandelboxen getrieerd door de verantwoordelijke verpleegkundige voor die patiënt. Dit laatste is ook de werkwijze bij kritieke patiënten die zich aanmelden. Kritieke patiënten worden sowieso door minstens twee verpleegkundigen opgevangen. Alvast hadden ze d’ er ook erg aangename verpleeguniformen. Katoen en donker blauw met algemene beschikbaarheid (niet op naam). Zeker ook, doorheen het ganse ziekenhuis, viel me de warme aankleding en de ruime oppervlakte van de wachtzalen op! En nergens in België ooit al een ziekenhuis tegen gaan komen waar nog zoveel verpleegkundigen op oudere leeftijd actief waren.

0p de spoedgevallendienst waren ook de voor hen bruikbare patienten-info-brochures van andere diensten en onderzoeken dan deze enkel en/of rechtstreeks spoedgerelateerde. Op de spoeddienst was het tevens een richtlijn om delicate stalen niet per buizenpost te versturen naar de bestemmeling maar dezer persoonlijk te brengen! Chapeau ook alvast voor de verpleegkundigen aan wie ik werd toegewezen. Zo uitgebreid patiënten informeren, bij hen aanwezig blijven, zelfs als de drukte het toeliet tijdens technische onderzoeken buiten spoed bij de patiënt aanwezig blijven. Ook het snelle opstartbeleid van antibiotica en ruime screening voor deze en sepsis, puik! Hetgeen blijkbaar wordt aangestuurd vanuit overheidsinitiatief in deze. Polsbandjesidentificatie gebeurde bij de patiënten vanaf moment van overbrenging van de patiënt naar de opnameafdeling. Op spoed kregen patiënten enkel broodmaaltijden aangeboden. Het was een ongetwijfelde professioneel aangename en leerrijke ervaring! Met dank aan alle betrokkenen die dit mogelijk maakten!

21

Page 22: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen Heilig Hart ziekenhuis / 10 miles Antwerp Weken van samen trainen, samen werken, kortom gezelligheid koppelen aan doelgericht trainen. Kortom een leuke boel daar op de spoedgevallen van het Heilig Hart ziekenhuis te Lier.

17 april 2011 , was het dan zover: de 26ste editie van de Antwerp 10 miles. Een dag die rood stond omcirkeld op de agenda van de spoed van Lier. 7u De dag werd gestart met een gezond en evenwichtig ontbijt, de perfecte start voor deze zware dag. Rond de klok van tien uur vertrok deze delegatie op zijn “Olympisch” richting het station, daar werd de trein richting Antwerpen Centraal genomen. Na de treinrit ging het te voet verder door Antwerpen naar de Flandria om rond 12 uur de overzet naar Linkeroever te maken.

13u00, aankomst op het terrein waar je onmiddellijk werd opgeslorpt in een gezellige drukte van kraampjes met eten, drinken en deelnemers. Het ziekenhuis had ter plaatse een gezellig tentje gehuurd waar de

voorbereiding kon starten. Omkleden in onze Lierse outfit, mentaal elkaar wat opkrikken… kortom we waren klaar voor onze “knal” prestatie.

Uiteraard eerst onze batterij wat opladen met een beperkt middagmaal. Inhoud: pasta, koude groentjes en een rijke banaan. We konden en mochten in onze opdracht niet mislukken. De sfeer was alvast super, en bij sommige collega’s was er toch een beetje nervositeit te bespeuren... Eerst ging de Short Run van start. Die bedroeg 5 km en werd door al onze deelnemers zonder problemen uitgelopen. Rond 15:30 u was het dan de beurt aan de lopers van de 10 miles. Met een gezonde portie zenuwen trokken we naar de startplaats. Eigenlijk voelde het goed, een goeie voorbereiding achter de rug, goed getraind.. en nu stonden we daar in een grote meute sportievelingen. Gezamenlijke opwarming.. en dan.. Het startschot.

Wij waren er ook!!

22

Page 23: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Met de steun van een grote horde supporters was het dan eindelijk zover. Gedreven op adrenaline liepen we richting Kennedytunnel. Het gevoel wanneer je die door loopt is echt wel speciaal. Het toeteren van de auto’s die in de file staan omdat je voor één keer eens te voet door die drukke tunnel kan lopen geven je een extra shot zelfvertrouwen. Via de Kennedytunnel ging het langs de kaaien en door de binnenstad naar de Waaslandtunnel waar nog een sprintje bergop werd getrokken. nog één bocht van 180 graden en dan was de finish in zicht waar iedereen uitgeput een

medaille kreeg en een drankje als beloning voor de geleverde prestatie. Moe maar voldaan nog een laatste drankje aan de tent om te bekomen en om vervolgens met metro en trein terug huiswaarts te keren en nog lang na te genieten van deze sportieve dag! Next year we will be back! Proficiat aan alle collega’s vd spoedgevallen van Lier. Misschien zien we volgend nog wel enkele andere spoedgevallendiensten op de 10 miles.

23

Page 24: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

EuSEN wordt groter. Sinds de laatste nieuwsbrief einde 2010, waarop een aantal vertegenwoordigers afwezig waren tijdens de bijeenkomst in Italië hebben zich verschillende landenverenigingen voor spoedgevallenverpleegkundigen en collega’s aangemeld om deel te nemen aan het Eusen.

- Claus Skriver: Voorzitter van de Deense vereniging voor spoedgevallenverpleegkundigen.

- Adriana Diaconescu uit Roemenië. ° Meral Dolek: Voorzitter van de Turkse vereniging voor spoedgevallenverpleegkundigen.

- Gulbin Yilmaz: van de spoedgevallendienst in Izmir, Turkije.

- Mark Allenbach van Colmar in Frankrijk.

- Arja Sara-Aho uit Finland. - Irena Peznochova uit Czechië.

Op dit ogenblik zijn 22 landen vertegenwoordigd in het EuSEN. Naar schatting 35.000 spoedgevallenverpleeg-kundigen. Wij zoeken nog contactpersonen in volgende landen, mogelijk een vakantiebestemming voor U, graag uw initiatief voor het doorgeven van ons initiatief:

- Estland - Bulgarije - Slovakije - Oostenrijk - Hongarije - IJsland - Portugal - Litouwen - Letland.

Inhoud van deze nieuwsbrief:

- verslag 2de EuSEN bijeenkost in Londen - Fractuur van de femurhals - Spoedgevallenverpleegkundigen in

Afrika - Een internationaal tijdschrift voor

spoedverpleegkundigen - Komende symposia en bijeenkomsten - Een bericht van Gary Jones CBE - De spoedverpleegkundigen in

Noorwegen (voorstelling)

- Klinisch artikel: Wat met patiënten die vroegtijdig de spoedgevallendienst verlaten… 9

Verslag van de 2de EuSEN bijeenkomst te Londen. Na de eerste bijeenkomst in Pordenone, Noord Italië, in september 2010 vergaderde het uitvoerend comité van het EuSEN op 15 april 2011 te Londen. De Royal collega of Nursing was gastheer.

Het statige gebouw te Londen waar zich de zetel bevindt van The Royal college of Nursing

- Nieuwe vertegenwoordigers werden verwelkomd : Sandra Willemsen en Frans de Voeght uit Nederland.

- Evnathia Georgiou uit Cyprus. - Ole-Petter Vinjevoll uit Noorwegen.

Agenda van de bijeenkomst: *Afspraken voor de financiering van het Eusen met als doel het organiseren van activiteiten en bijeenkomsten en het ontwikkelen van een EuSEN-website. Er werd beslist dat iedere deelnemende landorganisatie van spoedverpleegkundigen een bepaald bedrag storten aan het EuSEN in verhouding tot het aantal leden van deze vereniging. Landen met < 100 leden storten 50 Euro. Landen met 101 – 300 leden storten 100 Euro. Landen met 301- 500 leden storten 200 Euro.

2de nieuwsbrief EuSEN

European Society of Emergency Nurses

24

Page 25: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Landen met 501 – 1000 leden storten 300 Euro. Landen met > 1000 leden storten 400 Euro. Bijdragen betaald voor de oktober 2011 bijeenkomst te Brussel geven stemrecht aan die landenorganisatie. De volgende bijeenkomst gaat door in België te Gent op 28 & 29 oktober 2011. Fractuur van de femurhals, vraag voor informatie. Paul Calleja, vertegenwoordiger van de Malteser vereniging voor spoedverpleeg-kundigen (MENA) bij het EuSEN is op zoek naar richtlijnen / actieplan voor het behandelen van patiënten met een femurhals fractuur. Zijn belangstelling gaat voornamelijk uit naar “Fast-track” procedures waardoor deze patiënten met een zeer kort verblijf op de spoedgevallendienst kunnen geholpen worden en de chirurgische ingreep binnen de 48 u kan plaatshebben. U kan Paul contacteren via de website van het MENA http://www.maltaena.org/MENA/Home.html of via zijn mailadres ; [email protected] Afrikaans federatie van Urgentie geneeskunde (AFEM). Ondersteuning van de spoedgevallenzorg in Afrika. AFEM is een relatief nieuwe organisatie en de eerste in Afrika continent die spoedgevallenartsen en verpleegkundigen in de spoedgevallenzorg samenbrengt. In november 2011 organiseert deze vereniging in Kaapstad een conferentie. Meer info over deze organisatie vind je op hun website; http://www.afem.info Literatuurstudies’s, originele artikels en andere als bijdrage voor dit tijdschrift zijn steeds welkom.

Petra Brysiewicz,

Verpleegkundige (Zuid Afrika) en lid van het AFEM.

Internationaal tijdschrift voor spoedgevallen verpleegkundigen Dit tijdschrift met lezers in meer dan 70 landen richt zich tot verpleegkundigen in de spoedgevallenzorg en andere professionelen in de dringende hulpverlening. Het platform voor elkeen betrokken bij de dringende hulpverlening. Communicatie over de contineten en landen naar iedereen in de spoedgevallenzorg. Internationale originele en evidence –base artikels, richtlijnen en procedures. Voor meer info: www.elsevier.com/locate/ienj of http://www.sciencedirect.com/science/journal/1755599X Prijsreductie voor leden van het EuSEN: - Individuele leden van het EuSEN krijgen een introductie prijsvoordeel van 35% voor 2011 – 65€ voor volume 19, 4 tijdschriften 2011. Daarna 25% discount. Voor info, contacteer Sarah Davies: [email protected] Bijeenkomsten en symposia.

KOS, Griekenland 6de Mediterraan congres Urgentie Geneeskunde. Organisatie van de Europese Vereniging Urgentie Geneeskunde (EuSEM). Kos Internationaal Congres Centrum, Kos, Griekenland, van 10 tot 14 september 2011. Info: http://www.emcongress.org/2011

Gent, België 2de algemene vergadering van het EuSEN. Alle landenvertegenwoordigers van verenigingen voor spoedverpleegkundigen zijn welkom. Gent, 28 en 29 oktober 2011 Bevestiging van uw aanwezigheid door een mailtje naar de voorzitter van het EuSEN : [email protected]

Birmingham, England Symposium van de Royal Collige of Nursing Emergency Care. Birmingham, 11 en 12 november 2011. Info: http://www.rcn.org.uk/newsevents/event_details/rcn_eventsms/eca2011 Contact: [email protected]

Kaapstad, Zuid Afrika

25

Page 26: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

3de halfjaarlijkse conferentie Urgentiegeneeskunde. Kaapstad Internationaal Conventie Centrum. 15 tot 17 november 2011 Info: http://www.2011.emsse.org.za/

Bilbao, Spanje 24ste Conferentie Spoedgevallen Verpleegkundigen. Georganiseerd door de Spaanse Vereniging voor Spoedgevallenverpleegkundigen (SEEUE). Bilbao Congres Centrum, Spanje 19 en 20 april 2012 Info: http://seeue.blogspot.com/

Qawra, Malta 3de Internationale conferentie Verpleegkundigen Orthopedie georganiseerd door de Malteser Vereniging voor Verpleegkundige Orthopedie (AMON). Dolmen Hotel Resort, Qawra, Malta op 11 en 12 oktober 2012. Info: http://www.insightnursing.com/conference.htlm Voorstelling van het Eusen EuSEN is een vereniging die Europese landenverenigingen voor spoedgevallenverpleegkundigen samenbrengt. Op dit ogenblik zijn 15 landen vertegenwoordigd met in totaal 28.000 spoedverpleegkundigen. Wij verwachten nog de aansluiting van een aantal Europese landen zodat wij de grootste Europese vereniging van spoedverpleegkundigen kunnen worden. Een bericht van Gary Jones CBE Allereerst mijn felicitaties met dit initiatief tot organisatie van een Europese Vereniging. Al in 1985 tijdens de eerste internationale conferentie voor spoedgevallen verpleegkundigen in Londen kwam de oprichting van een Europese vereniging voor spoedgevallen verpleegkundigen ter sprake. Omwille van een aantal moeilijkheden werd dit verlaten. Wat wel tot stand kwam was de oprichting van een Trauma Nursing Core Cursus (TNCC) die uitgroeide tot een Europese cursus met inbreng van de landen waarin de cursus wordt gegeven. Tijdens de tweede internationale conferentie in Edinburg 2000 werd een internationale verklaring tot samenwerking en vriendschap ondertekend door de aanwezige verpleegkundigen en de vertegenwoordigers van de verschillende landen.

Dit resulteerde in een artikel op de website van het ICN en een bijeenkomst van spoedgevallenverpleegkundigen tijdens de ICN conferentie in Kopenhagen. Het verslag van deze bijeenkomst is nog steeds terug te vinden op de ICN website: http://www.icn.ch/networks/emergency-care-network/emergency-care-network.html Een aanvulling en een link naar het EuSEN op deze site is zeker welkom. In 2005 tijdens de 3de internationale conferentie in Engeland, twintig jaar na de eerste bijeenkomst werden de toen gemaakte afspraken opnieuw bekrachtigd. De verdere uitwerking voor de oprichting van een Europese vereniging voor spoedverpleegkun-digen kwam echter niet tot stand. Met de initiatieven die nu genomen worden en het werk dat reeds werd verricht werd een grote stap gezet naar de realisatie van een Europese vereniging voor spoedgevallenverpleegkundigen ik wens de organisatie alle succes toe, proficiat. Gary J Jones CBE RN FRCN FFNF Voorstelling van de Noorse Vereniging voor Spoedgevallenverpleegkundigen (NLAS) Ole-Petter Vinjevoll, Voorzitter

- Wie zijn wij en wat doen wij in Noorwegen, het land van de Vikings? Onze vereniging bestaat nu 12 jaar en ontstond uit nood aan een gespreksgroep van collega’s in de spoedgevallenzorg. - Wie kan lid worden? Elke verpleegkundige die werkt met spoedgevallenpatiënten in Noorwegen. Onze leden vind je dus terug in spoedgevallendiensten, dispatchcentra, ziekenwagendiensten, enz.. Jaarlijks lidgeld 30 €, tevens dienen deze collega’s lid te zijn van de Vereniging voor Verpleegkundigen van Noorwegen (NSF) het lidgeld voor deze vereniging 450 €. Dank zij onze campagne voor lidmaatschap groeide onze vereniging van 470 leden in 2009 naar 540 op dit ogenblik.

26

Page 27: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

- Wat doen wij voor onze leden? Een jaarlijks driedaags symposium. Waarvan op dag één een aantal parallel sessies, dag twee en drie, voordrachten voor al de aanwezigen. Allerhande onderwerpen komen aan bod, schedeltrauma, de agressieve patiënt, spoedgevallenwerk in Afghanistan in Gaza, pre-hospitaal onderwerpen enz. Een 200 tal deelnemers mogen wij jaarlijks begroeten op deze drie daagse. Jaarlijks is er een bestuursvergadering met verkiezing van de spoedverpleegkundige van dat jaar. Een deel van onze inkomsten gaan terug naar onze leden, o.a. op vraag van een lid wordt zijn of haar inkom betaald voor een symposium. Ook namen in 2011, 13 leden gratis deel aan de Spoedgevallendagen (3-daags symposium) en volgden 3 leden gratis de TNCC cursus. Voor alle verpleegkundige spoedgevallenvragen doet de Nationale Vereniging voor Verpleegkundige van Noorwegen beroep op onze expertise. De oprichting van een gespecialiseerde spoed opleiding voor verpleegkundigen is hiervan een voorbeeld. Graag participeren wij in het EuSEN en verheugen ons te kunnen samenwerken met allen aan en in het EuSEN. Vriendelijke groeten, Ole-Petter Vinjevoll Voorzitter van het –NLAS- Verpleegkundige Vereniging van Noorwegen (NSF) voor Spoedgevallen Verpleegkundigen Klinisch artikel, ingezonden door Christien van der Linden, Nederland. Nabehandeling van patiënten die op eigen initiatief vroegtijdig en zonder behandeling de spoedgevallendienst verlaten Projectleiders: Christien van der Linden & Deanne van der Vlist. Christien van der Linden, RN CEN ENP MSCE, Verpleegkundig practitioner in de spoedgevallenzorg & klinisch epidemioloog urgentiedienst Medisch Centrum Haaglanden, P.O. bus 432 2501 CK Den Haag, Nederland Tel. +31 (0)70-3302380, fax. +31 (0)70-3302855 [email protected] [email protected]

Dit project kreeg de prijs “Anna Reynvaan” tijdens de Anna Reynvaan Award presentatie op 19 mei in het Centurie Amsterdam theater. Elk jaar wordt deze voordracht gegeven door een auteur die op een wetenschappelijke wijze en toepasbaar heden ten dagen het ideeëngoed van Anna Reynvaan verpleegkundig voortzetten en uitdragen. Prof. Irena Papadopoulos van het onderzoekscentrum voor transculturele gezondheidszorg van de Middlesex Universiteit in Londen was de speciale gast. Een prijs werd toegekend aan een Nederlandse of Belgische verpleegkundige voor een project rond de verpleegkundige praktijk. Een tweede prijs voor een wetenschappelijk artikel door een Nederlandse of Belgische verpleegkundige gepubliceerd in een peer review tijdschrift. - Waarom dit onderzoek naar wegloopgedrag op de spoedgevallendienst. Patiënten die vroegtijdig en zonder behandeling op eigen initiatief de spoedafdeling verlaten zijn de zo genoemde “weglopers”, in het Engels ‘Left without being seen’ (LWBS). Dat dit gedrag risico’s inhoud niet alleen voor de patiënt maar ook juridisch voor de hulpverlener en het ziekenhuis (Bindman et.al. 1991, Arent et.al.,2003). Weglopers zijn blijkbaar ontevreden over de kwaliteit aan zorg en de dienstverlening. Vandaar dat aangenomen wordt dat het aantal weglopers een indicatie is voor de dienstverlening en de zorg aan de patiënten op de spoedgevallendienst (SPD) (Polevoi et al 2005). In ons ziekenhuis werden acties ondernomen om dit wegloopgedrag tegen te gaan, triage door een ervaren verpleegkundige met behandeling van pijnklachten tijdens de triage. In 2007 werd voor de patiënten met niet ernstige wonden en aandoeningen een bijkomende behandelingsstraat met een

27

Page 28: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

verpleegkundige practitioner ingericht (Linden et al., 2010). Hoe dan ook verlengde wachttijden voor patiëntbehandeling bij een overaanbod van spoedgevallen blijft een aandachtspunt voor het management van de afdeling. Meermaals worden deze patiënten door de hulpverleners bestempeld als “ er is niets aan de hand met de gezondheid van deze weglopers anders zouden ze wel blijven”. Nochtans, hebben een aantal onder hen wel degelijk ernstige gezondheidsproblemen en krijgen alzo niet de gepaste zorg (Baker et.al.1991, Bindman et.al., 1991). Ernstige complicaties na “weglopen” zijn waarschijnlijk zeldzaam, maar ook niet voldoend gedocumenteerd door follow up onderzoek (Kennedy et. Al., 2008). Het aantal “weglopers “ uit onderzoek varieert sterk van 0.84% (Arendt et. Al. , 2003) en 14,9% (Weiss et al., 2005) in de USA, 1.4% (Goldman et al., 2005) en 306% (Monzon et al., 2005) in Canada. 303% (Khanna et al., 1999) en 702% (Goodacre&Webster, 2005) in Engeland tot 0.36% (Lee et al., 1998) in Hong Kong. Uit onderzoek in ons ziekenhuis 01/08/2008 tot 31/07/2009 verlieten 996 patiënten onze spoedgevallendienst wat 2% uitmaakt van ons jaarlijks aantal spoedpatiënten ( 49.397). 245 Van deze patiënten (0.5%) verliet de SPD vóór de triage, de andere 751 patiënten (1.5%) werd getrieerd maar verliet daarna de dienst spontaan of tegen medisch advies in. Van de getrieerde weglopers kreeg de meerderheid categorie 5 en 4, dus laag urgent. Een aantal kregen categorie 3, urgent (222 patiënten ) en 59 patiënten categorie 2, hoog urgent. Deze laatste 2 patiëntengroepen hadden potentieel ernstige klachten zoals thoracale pijn of gelokaliseerde abdominale pijn. Na deze meting deden wij een controlestudie over 4 maanden (november 2010 en februari 2011) waarin wij de redenen voor “weglopen” en maatregelen tot preventie van dit weglopen

onderzochten. Deze resultaten worden nog gepubliceerd. - Het project In de 4 tot 8 dagen na het “weglopen” werden de patiënten gecontacteerd dit om dringende interventies alsnog te kunnen doen. De opgebelde patiënten stelden deze actie en het bijkomende advies van de verpleegkundige zeer op prijs. Gezondheidsstatus en medische uitkom werden nog niet geëvalueerd bij onze patiënten. De weggelopen patiënten werden opgebeld door een van de projectleiders (gespecialiseerde spoedverpleegkundige en een maatschappelijk werker). De belangrijkste wegloopreden was de wachttijd met als reden “te ziek om te wachten” en geen ziekteverzekering. Indien de patiënt alsnog een arts wenst te zien werd een regeling uitgewerkt om dit mogelijk te maken. 20% Van de opgeroepen patiënten wisten niet van het bestaan van een huisarts met wachtdienst. Ook gaven de opgeroepen patiënten tips tot verbetering van de zorgverlening. Vooral communicatie naar te verwachten wachttijd tot behandeling motiveerde om de SPGD niet te verlaten. Enkelen wensten een arts te zien tijdens de triage een andere stelde dat toelating van de ouders moet gegeven indien een minderjarige gezien wordt op de SPGD. Een patiënt vond de spoedgevallendienst te klein voor het aantal patiënten een andere had veel meer hulpverleners verwacht in verhouding tot het aantal spoedpatiënten op dat ogenblik. Alhoewel sommige tips niet uitvoerbaar zijn dienen wij wel meer aandacht te hebben voor de communicatie en de patiënten uitvoerig te informeren tijdens registratie en triage. Sinds 2011 volgen wij alle “weglopers” telefonisch op als onderdeel van het kwaliteitsproject tot verbetering van de zorg en hulpverlening in onze spoedgevallendienst.

28

Page 29: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Agenda

29

Page 30: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

30

Page 31: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2

Page 32: jaargang 2011 nr 2

Spoedgevallen jaargang 2011 nr 2