Ja! voorjaar 2015

36
2015 #33 VERENIGING Drie voorzitters OPINIE Moeder en jeugdarts WETENSCHAP Met ICF-CY anders kijken naar ziekte PRAKTIJK M@ZL: jeugdarts en ziekteverzuim Ziek. En dan?

description

Hèt tijdschrift van en voor de jeugdartsen. Thema Ziek. En dan?

Transcript of Ja! voorjaar 2015

Page 1: Ja! voorjaar 2015

2015 #33

V E R E N I G I N G

Drie voorzitters

O P I N I E

Moeder en jeugdarts

W E T E N S C H A P

Met ICF-CY anders kijken naar ziekte

P R A K T I J K

M@ZL: jeugdarts en ziekteverzuim

Ziek. En dan?

Page 2: Ja! voorjaar 2015

Voor de verzorgingvan de anus.

ForestHealthcare

Tijdens de zwangerschap en de bevalling kunnen

de aderen rond de anus extra aandacht gebruiken

omdat ze dan met meer druk te maken hebben

dan gebruikelijk. Curanol zalf in combinatie met

Curanol tabletten zorgen voor een optimaal

resultaat. Curanol zalf houdt de bloedvaten van

buitenaf elastisch. Curanol tabletten (bevatten

vitamine C) zijn van binnenuit gunstig voor

soepele en elastische aderen. www.curanol.nl

GebruikCuranol zalf incombinatie metCuranol tabletten

voor een optimaal resultaat!

Curanol is een product van de makers van Sudocrem

BESCHERMT, VERZACHT EN HELPT

Voor echtebofkontjes

www.sudocrem.nl

De huid van een kleintje is erg gevoelig, die wil je dus goed verzorgen. Door afsluiting van de huid

en/of door een natte luier kunnen baby's schrale, rode billetjes krijgen. Sudocrem verzacht en

helpt de rode en kwetsbare huid. Sudocrem is hypo-allergeen, ruikt lekker en kan meteen vanaf

de geboorte worden gebruikt. Daarom is Sudocrem het meest gebruikte middel bij luieruitslag.

ForestHealthcare

Curanol zalf houdt bloedvaten elastisch.

Curanol tabletten zijn gunstig voorsoepele en elastische aderen.

Vraag gratissamples aan!

NIEUW:

TUBE

Laat alle baby's gratis kennismaken met Sudocrem. Mail je naam (functie en organisatie) en adresgegevens naar [email protected].

Page 3: Ja! voorjaar 2015

INHO

UD

Inhoud

61025

1215

1626

9 172028

21

2429323233

ColofonJA! Jeugdarts Actueel!, magazine van de AJN (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland). Frequentie: 3x p.jaarISSN: 1873-8346 EDITIE: 2015 #33

FORMULE: De JA! is het magazine van de Artsen Jeugd- gezondheidszorg Nederland (AJN), de specialisten voor een gezonde jeugd. De JA! is van en voor de jeugdartsen in Nederland en publiceert over ontwikkelingen in het vak, de beroepspraktijk en de vereniging. De JA! infor-meert, opinieert en biedt jeugdartsen een forum om erva-ringen met elkaar te delen. Daarmee draagt de JA! bij aan de onderlinge communicatie en de ambitie van de AJN.

KERNREDACTIE: Michèle Haagmans (secretaris), Wike Lijs (voorzitter), Els Jonker (hoofdredacteur) REDACTIERAAD: Sigrid Hendriks, Trudy de Jong, Jorien Kuijk, Hilly Ligtvoet, Rianne Paalman, Ulco Schuurmans (Dr. Twitter), Elle Struijf. ONDERSTEUNING: John Luteijs, Den DungenSECRETARIAAT JA!: [email protected]

ART DIRECTION/SALES: E Media Connecting Business, Maria van der Veen E: [email protected], Postbus 18, 1720 AA Broek op Langedijk, T: 0226 331 600, I: www.elma.nlAdvertenties, advertorials en pagina’s ‘Marktvisie’ vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.COVERFOTO: Fotolia.com

ABONNEMENT: Alle AJN-leden ontvangen de JA! Niet-leden kunnen losse nummers bestellen of zich abon-neren. Meer informatie bij het secretariaat van de AJN.

SECRETARIAAT/CONTACT AJN: Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht, T: 0854 894 980, F: 0854 898 988, E: [email protected], I: www.artsengjz.nl

De ALV- en AJN-dagen van 2015 vinden plaats op 27 maart, 19 juni en 13 november.

De JA!34 heeft als thema Wat leest de jeugdarts. Deadline: 27 maart. Verschijnt juni 2015.De JA!35 heeft als thema Diversiteit.Deadline: 17 juli. Verschijnt oktober 2015

WETENSCHAP

Met ICF-CY anders kijken naar ziekteDD-JGZ bruikbaar voor epidemiologisch onderzoek?Hoe jeugdartsen met onderzoek bijdragen aan normaliseren

PRAKTIJK

Ziek gemeld, en dan...?Groeigids vermindert ziekte en sterfte in KameroenAls je moeder ziek is – presentatie over Jonge MantelZorg,AJN-dag 27 maart 2015Als je kindje ziek is…

OPINIE

De dokter wordt patiëntJeugd, gezondheid en vaak ziek: Participatie à la LalondeMoeder en dokter: vechtrelatie?!Heeft u nog vragen?

PLATFORM

Trudy Dehue’s Betere mensen: een beste wake up call

VERENIGING

Met herregistratie 3.0 in 2015 Bewust BekwaamDrie AJN-voorzittersNieuws van het BedrijfsbureauUitreiking dr. A.J. SwaakprijsVan het bestuur: roerige tijden

Voordat ik het over de inhoud van de JA! heb, eerst iets over onze nieuwe ‘look’. Nadat het logo en de website van de AJN in een nieuw jasje waren gestoken, valt nu de beurt aan de JA!. Het is als het aanmeten van nieuwe kleding: welke uit-straling streven we na, hoe kunnen het rood en blauw van de AJN toegepast worden, kiezen we voor eenvoud of glamour? Ik ben trots op de nieuwe JA! zoals mediavormgever Larissa Hoogland, in samenspraak met de redactie en met Ellen Dekker van onze uitgeverij Elma, die heeft ontworpen. Uit-gevoerd in de kleuren van de AJN, met heldere ordening en opmaak, prettige leesbaarheid en een professionele uitstra-ling hebben we een modern, aansprekend magazine van en voor de leden van de AJN in handen. Deze jas past!Dat de JA! van en voor jeugdartsen is, bewijst het thema-nummer dat voor u ligt. Het thema ‘Ziek. En dan?’ wordt werkelijk van alle kanten onder de loep genomen. Van een veelbelovend classificatiesysteem dat jeugdartsen helpt anders naar ‘ziek’ te kijken, tot ervaringen van een jeugdarts als moeder van een ziek kind. Van de successtory over de

jeugdarts bij ziekteverzuim tot het verhaal van de jeugdarts en moeder die zelf ziek werd.

Ook onze AJN komt aan bod. Zo leest u in een uitgebreid portret van drie opeenvolgende voorzitters Catelijne, Lucy en Mascha over hun motivatie, hun voorzitter worden en voorzitter zijn. En over hoe belangrijk (actieve) leden zijn om praktische voorbeelden en eerste signalen aan te reiken, en om thema’s namens de AJN op te pakken.Ook de JA! is blij met actieve leden. Daardoor ligt er niet alleen een goedgevulde JA! op de deurmat, maar kunt u nog veel meer lezen in de digitale JA!-Plus. En ook die heeft een nieuwe jas gekregen…

Els JonkerHoofdredacteur JA!

Ziek. En dan?

3

Page 4: Ja! voorjaar 2015

Nutramigen LGG 1 & 2 0-6 en vanaf 6 maanden

Geschikt voor alle zuigelingen met KMA

Hoge klinische werkzaamheid1

Snelle verlichting van de allergie signalen2,3

Optimale voedingssamenstelling

Bewezen snellere opbouw van tolerantie4,5#

Lage kosten voor de totale behandeling

van KMA

Nutramigen AA Vanaf de geboorte

100% vrije aminozuren

Ook bij meervoudige voedselallergieën6

100% bewezen effectief6

Lactose vrij

Bewezen ondersteuning van de normale groei6*

Goed geaccepteerd door zuigelingen6

DHA levels voor normale mentale en

visuele ontwikkeling7-9

Bevat 22% meer ijzer dan Neocate LCP

01-

2015

Referenties: #Vergeleken met een caseïnehydrolysaat zonder LGG, een soja voeding, een rijsthydrolysaat en een voeding op basis van aminozuren. *studie omvat gezonde zuigelingen 1. Dupont C et al. Dietary treatment of cows’ milk protein allergy in childhood: a commentary by the Committee on Nutrition of the French Society of Paediatrics. British Journal of Nutrition 2012;107:325–338 2. Lothe L et al. Pediatrics. 1989;83:262-266. 3. Baldassarre ME et al. J Pediatr. 2010;156:397-401. 4. Berni Canani R et al. J Pedriatr. 2013;3:771-771 5. Berni Canani R et al. J Allergy Clin Immunol. 2012;129:580-582. 6. Burks W, Jones SM, Berseth CL et al. Hypoallergenicity and effects on growth and tolerance of a new amino acid-based formula with docosahexaenoic acid and arachidonic acid. J Pediatr 2008;153:266-71. 7. Birch EE, Carlson SE, Hoffman DR et al. The DIAMOND (DHA Intake And Measurement Of Neural Development) Study: a double-masked, randomized controlled clinical trial of the maturation of infant visual acuity as a function of the dietary level of docosahexaenoic acid. Am J Clin Nutr 2010;91:848-59. 8. Drover J, Hoffman DR, Castaneda YS et al. Three randomized controlled trials of early long-chain polyunsaturated Fatty Acid supplementation on means-end problem solving in 9-month-olds. Child Dev 2009;80:1376-84. 9. Morale SE, Hoffman DR, Castaneda YS et al. Duration of long-chain polyunsaturated fatty acids availability in the diet and visual acuity. Early Hum Dev 2005;81:197-203. BELANGRIJKE MEDEDELING: De beste voeding voor baby’s is borstvoeding. Nutramigen is een dieetvoeding voor medisch gebruik en moet onder medisch toezicht worden gebruikt. *® Trademark of Mead Johnson & Company, LLC. © 2015 Mead Johnson & Company, LLC. All Rights Reserved. Trademark and copyright used under license. LGG® en het LGG®-logo zijn geregistreerde handelsmerken van Valio Ltd, Finland. Dit materiaal is uitsluitend bestemd voor gezondheidsprofessionals.Mead Johnson Nutrition WTC Toren H, 17e verdieping, Zuidplein 142, 1077 XV Amsterdam. Servicenummer: 0800 - 44 55 001 (tijdens kantooruren)

www.nutramigen.nl

Nutramigen is de juiste keuze bij milde, matige & ernstige KMA

follow us on

facebookwww.facebook.com/NutramigenNL

Page 5: Ja! voorjaar 2015

>> Wat is LTO3?Monique Apon-Lim: “LTO3 is een voe-dingssupplement met L-Theanine, Ome-ga 3 en 6 en Blauw Glidkruid (scutellaria lateriflora). Deze stoffen hebben een werking op onder meer concentratie-stoornissen en de stemming, en hebben ook een onderling synergetisch effect: ze versterken elkaars werking. Ze zorgen ervoor dat de disbalans in neurotransmit-ters wordt hersteld. De prikkelgeleiding in de hersenen wordt verbeterd.LTO3 wordt sinds 2004 in Canada gepro-duceerd door Herb-e-Concept volgens de hoogste internationale standaard en is 100% natuurlijk. Het is in 2011 door SmartVital B.V. in Nederland op de markt gebracht.”

>> Wat is het voordeel van dit sup-plement ten opzichte van reguliere medicatie?Monique Apon-Lim: “LTO3 is een natuurproduct en er zijn geen bijwerkin-gen bekend, dat is ook wetenschappelijk onderbouwd. Uit onderzoek in Engeland is vast komen te staan dat Omega 3 de concentratie en het leervermogen van kinderen verbetert. L-Theanine verhoogt aantoonbaar het dopamine- en sero-toninegehalte in de hersenen, wat een belangrijke rol speelt in de prikkelover-dracht en het welbevinden. Acht van de tien gebruikers heeft er voordeel bij of ervaart een goede ondersteuning. In mijn apotheek hoor ik vaak positieve verhalen over de LTO3.”

Scarlett Kooijmans: “LTO3 is een natuurlijk product. Bij reguliere medicatie is er een groep die bijwerkingen en een rebound effect heeft, daar loop ik bij dit natuurproduct niet tegenaan.”

>> Hoe gaat u in uw praktijk te werk met LTO3?Scarlett Kooimans: “Als we het idee hebben dat een kind baat kan hebben bij LTO3, overleggen we uitgebreid met de ouders, geven voorlichting en onze verwachtingen. We geven soms ook een sample mee, zodat ze zelf de werking kunnen ervaren en zien wat het doet.

Onze ervaring is dat het ook goed werkt bij slaapproblemen. Eigenlijk proberen we LTO3 bijna altijd of zoeken eventu-eel naar een combinatie met reguliere medicijnen.”

>> Welke effecten ziet u in uw prak-tijk van LTO3?“Kinderen zijn beter beschermd tegen prikkels van buitenaf en zijn beter te corrigeren in hun gedrag. Ze kunnen in de klas beter aan het werk blijven. Ze zijn minder prikkelbaar. En een verbeterde nachtrust werkt daar natuurlijk ook aan mee. Kinderen met concentratiestoornis-sen hebben vaak een langdurig slaapte-kort.”

>> Is LTO3 alleen geschikt voor kin-deren?“Nee. Ook jongeren en volwassenen hebben er baat bij. Zij ervaren vaak min-der stress, meer focus, meer innerlijke rust en kunnen zaken beter loslaten. Er zijn ook voorbeelden bekend van men-sen die een positieve werking ervaren bij depressie en angststoornissen. Veel men-sen voelen zich er goed bij en het is al geschikt voor kinderen vanaf drie jaar.”

LTO3: natuurlijke hulp bij concentratiestoornissenConcentratiestoornissen en hyperactiviteit kunnen met LTO3 op

natuurlijke wijze aangepakt worden.

Meer informatie over LTO3: www.herb-e-concept.com www.smartvital.eu

Apotheker Monique Apon-Lim te Dordrecht

Psycholoog Scarlett Kooijmans, zorgmanager bij een instituut voor ADHD te Schiedam

De natuur kan een handje helpen

bij hyperactiviteit, concentra-

tiestoornissen, stemmingswis-

selingen en slaapproblemen.

Apotheker Monique Apon-Lim en

psycholoog Scarlett Kooijmans

lichten toe hoe dit werkt.

(Advertorial)

5

Page 6: Ja! voorjaar 2015

Met ICF-CY anders kijken naar ziekte

Gezondheidstoestandaandoening, ziekten

functies en anatomischeeigenschappen activiteiten participatie

persoonlijke factorenexterne factoren

WET

ENSC

HAP

Door: Ingeborg Van Trimpont, Karel Hoppenbrouwers, Fabienne De Boeck en Frans Pijpers

INLEIDINGOm te beantwoorden aan de zorgbehoeften van kinderen met een chronische aandoening moeten scholen zicht krijgen op de gevolgen van een aandoening voor het schoolse leer- en participa-tieproces door samen met ouders, leerling en het team jeugdge-zondheidszorg de zorgnoden van het individuele kind te bepalen. In Vlaanderen wordt de jeugdgezondheidszorg voor schoolgaande kinderen en jongeren verzorgd door de centra voor Leerlingen-begeleiding (kortweg CLB). Deze centra bestaan uit multidiscipli-naire teams van jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, psychologen en maatschappelijk werkers met als kerntaak de ontwikkeling van leerlingen te bewaken en bevorderen. Ze werken structureel samen met scholen.

De ontwikkeling van kinderen met een chronische aandoening kan anders verlopen dan bij hun gezonde leeftijdsgenoten. Bepaalde facetten van het ontwikkelingsproces kunnen vertraagd, bemoei-lijkt of verhinderd worden en beperkingen in het functioneren van deze kinderen tot gevolg hebben. De lichamelijke gevolgen van aandoeningen en behandelingen variëren voor elk individueel kind in soort, ernst en ontwikkeling.3

Naast lichamelijke beperkingen zien we ook invloeden op de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Kinderen met een chronische aandoening doorlopen een aanvaardingsproces, vinden moeilijker aansluiting bij hun leeftijdsgenoten en worden dikwijls anders behandeld dan broers, zussen en klasgenoten. Ze nemen minder deel aan buitenschoolse activiteiten, wat de sociale integratie bemoeilijkt.4

In dit artikel gaan wij eerst in op de behoeften die kinderen met een chronische aandoening ervaren gedurende hun schoolloop-baan. Vervolgens beschrijven wij hoe een plan van aanpak met behulp van de International Classification of Functioning for Children and Youth (ICF-CY) opgesteld kan worden.5

BEHOEFTEN VAN CHRONISCH ZIEKE KINDEREN IN HET ONDERWIJSKinderen met een chronische aandoening ontmoeten in hun schoolcarrière barrières4, 6, 7 zoals moeilijk toegankelijke infra-structuur, onaangepast materiaal, de wijze van organisatie van lessen, afwezigheid op school, moeilijke relaties met leerkrachten8 en medeleerlingen, medicatiegebruik op school en medische ur-genties. Regelmatig verzuim kan de oorzaak zijn van schooluitval en ongekwalificeerde uitstroom. Omdat naar school gaan heel be-langrijk is, willen de kinderen de gevolgen van gedwongen verzuim zoveel mogelijk beperken.4

Jongeren met een chronische aandoening voelen zich vaak uit-gesloten van deelname aan schoolactiviteiten. Zij waarderen het bijzonder als leerkrachten inspanningen doen om hen toch te laten deelnemen.4

De confrontatie met een kind met een chronische aandoening kan bij medeleerlingen veel vragen en emoties oproepen. Zij weten niet hoe ze moeten reageren of ze zijn bang dat hen hetzelfde kan overkomen. Dit kan de onderlinge relaties bemoeilijken.4

De school kan er met haar beleid voor zorgen dat hinderpalen uit de weg geruimd of beperkt worden. De school moet hierbij kun-nen rekenen op informatie en ondersteuning van professionals uit het interne en externe netwerk.9

HET BEPALEN VAN LEER- EN PARTICIPATIEBEHOEFTENKinderen met eenzelfde aandoening hebben niet noodzakelijk iden-tieke leer- en participatiebehoeften. Daarom moeten de zorgbe-hoeften voor elke leerling individueel in kaart worden gebracht en worden vertaald in een plan van aanpak. Dit vereist samenwerking tussen ouders, leerling, schoolteam en CLB-team. Correcte en con-crete informatie over de impact van de chronische aandoening op het functioneren van het kind is de basis voor een handelingsplan. Vertrekken vanuit eenzelfde referentiekader en gemeenschappelij-ke taal verhoogt de kans op een succesvolle aanpak. Het gestan-daardiseerde begrippenapparaat van de International Classification of Functioning, Youth Version (ICF- CY) laat toe alle aspecten van het dagelijks functioneren te identificeren, rekening houdend met de contexten waarin kinderen hun activiteiten ontplooien.

Kinderen met een chronische aandoening hebben indivi-duele onderwijsleer- en participatiebehoeften. Om een volwaardige schoolloopbaan te waarborgen is het van groot belang om maximaal rekening te houden met deze zorgbehoeften. Hiervoor is een goede samenwerking tus-sen ouders, leerling, schoolteam en schoolondersteuners, zoals jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen, een belang-rijke voorwaarde.1, 2 De samenwerking moet resulteren in een stappenplan met concrete maatregelen. Zo wordt de kans op een succesvolle schoolloopbaan vergroot en daarmee de kans op optimale integratie in de maatschap-pij als volwassene.

FIGUUR 1Bekeken vanuit het perspectief van het ICF-kader is participatie aan onderwijs het resultaat van de interactie tussen de functies en anatomische eigenschappen van het kind, zijn vermogen om leeractiviteiten uit te voeren, zijn deelname aan het onderwijsproces, de belemmerende en beschermende externe factoren, en de persoonlijke facto-ren. Dat betekent dat we voor elk van deze componenten bewust moeten nadenken over hoe we eventuele belemme-ringen kunnen wegnemen of reduceren (Tabel 2). De taal die aangereikt wordt door ICF laat toe om over disciplines heen met elkaar in dialoog te gaan.

6

Page 7: Ja! voorjaar 2015

WET

ENSC

HAP

Het conceptueel raamwerk van de ICF-CY is ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie. Het biedt een taal om het mense-lijk functioneren te beschrijven vanuit drie perspectieven: 1. het menselijk organisme, 2. het menselijk handelen en 3. de mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven. Dit model van functi-oneren vertrekt vanuit de wisselwerking tussen de verschillende aspecten van het menselijk functioneren, de externe en persoon-lijke factoren.

In figuur 1 wordt het ICF-kader weergegeven.5

OPSTELLEN VAN EEN PLAN VAN AANPAK.Vertrekkend van de aanmelding van een leerling met een chroni-sche aandoening, wordt een plan van aanpak opgemaakt bestaan-de uit de onderstaande vier opeenvolgende stappen:

-sprek met de ouders en leerling de impact van de aandoening op het dagelijks functioneren op school aan de hand van de ICF-CY. Niet alleen de functioneringsaspecten die minder goed lopen komen aan bod, maar ook de beschermende en belemmerende omgevingsfactoren. Bijzondere aandacht gaat uit naar die aspec-ten van het functioneren die goed gaan omdat ze hefbomen kun-

verpleegkundige vertaalt deze informatie naar te verwachten be-hoeften van de leerling op school. Ouders en leerling formuleren tijdens dit gesprek wat zij wensen en verwachten van de school.

andere CLB-teamleden de informatie in handvatten voor het schoolteam. Daarop wordt met ouders en leerling besproken welke informatie het schoolteam nodig heeft om aan de leer- en participatiebehoeften te kunnen voldoen.

het intakegesprek voortvloeien, voorgelegd aan het schoolteam. Samen leggen zij de maatregelen vast die de school zal nemen om tegemoet te komen aan de individuele leerzorgvragen.

-regelen op vooraf afgesproken tijdstippen, samen met ouders en leerling.

CASUS ALIDe negenjarige Ali zit in de derde klas van het basisonderwijs. Ali gaat graag naar school. Hij is een goede en populaire leerling, maar heeft mucoviscidose en diabetes. Zijn gezondheidstoestand gaat achteruit. Hij heeft een longcapaciteit van twintig procent. Hierdoor is Ali bij grote verplaatsingen aangewezen op het gebruik van een rolstoel. Zijn medeleerlingen staan in de rij om hem te mo-gen helpen. Hij krijgt ondersteuning door een GON-(Geïntegreerd onderwijs)begeleider. Een GON-begeleider is een handicap specifieke expert die een kind met een handicap of chronische aandoening op individuele basis ondersteunt. Concreet zorgt de begeleider ervoor dat Ali tijdens schoolafwezigheden het contact met de klas niet verliest. Dit kan bijvoorbeeld door hem leerstof op maat aan te reiken. Bij de terugkeer in de klas zorgt hij ervoor dat Ali toch het tempo van de klas kan bijhouden door vooral in te zetten op die leerdoelen die noodzakelijk zijn. De GON-begeleider is ook de brugfiguur in de contacten met de ouders. Hij heeft oog voor de emotionele ondersteuning van Ali, de leerkracht en medeleerlingen.Midden in het schooljaar ontstaat er een probleem voor Ali. De GON-ondersteuning eindigt op het einde van het schooljaar. De school vraagt zich af hoe ze verder moeten met Ali zonder deze on-dersteuning. Bovendien blijkt dat Ali de laatste weken het minder goed doet op school. De verklaring hiervoor wordt gezocht in het achteruitgaan van zijn gezondheidstoestand. Voor de school is het duidelijk dat er geen onderbreking mag komen in de GON-onder-steuning. Het CLB-team bekijkt samen met het schoolteam en de GON-begeleider de vraagstelling vanuit het ICF-CY kader.

Functies en anatomi-sche eigenschappen

StoornissenVerstoring van anato-mische eigenschappen:

GroeiEmotionele ontwik-kelingCognitieve ontwik-kelingMotorische ontwik-keling…

Activiteiten

Leren door een afgestemd onderwijs-aanbod:

Verwerven van kennisAanleren van vaardig-hedenAanleren van attitudes

O.a.:Leren lezenLeren schrijvenLeren rekenen….

Participatie

Participatie door o.a.:

Deelname aan school-activiteiten

Deel uitmaken van de klas

Externe factoren (+/-)

InfrastructuurMaterieel

Visie van schoolOrganisatie van de lessenToegang tot het cur-riculumOmgaan met afwezig-heden

Correcte, concrete informatie

Attitudes van medeleer-lingenRelaties met medeleer-lingen

Attitudes van leraren Informatie van lerarenRelaties met leerkrach-ten

Aanspreekpunt op school, coördinatieDoorstroom van infor-matie

Interne en externe netwerk school

Medicatiegebruik op schoolMedische verzorgingMedische urgen-ties en crisissen Relaties met oudersAttitudes van ouders

Persoonlijke factoren(+/-)

LeeftijdGeslachtErvaringenPersoonlijkheidKarakter Lichamelijke conditie…..

Tabel 2

VacaturesDe JA! zoekt AJN-leden voor de functies van:(Aankomend) redacteurMeelezerCartoonistFotograaf

De JA! biedt: Scholing redactionele vaardigheden

Meer infoEls Jonker, hoofdredacteur, aanwezig tijdens AJN-dag 27 maart. [email protected]

7

Page 8: Ja! voorjaar 2015

WET

ENSC

HAP

Analyse van de gegevens leert dat we met betrekking tot Ali vooral informatie terugvinden over functies, anatomische eigenschap-pen, externe en persoonlijke factoren. Bij het doorvragen naar hulpvragen van Ali en zijn ouders blijkt dat zij geen hulpvraag naar de school hebben. De leerkracht en GON-begeleider geven aan dat Ali geen bijkomende ondersteuningsnoden heeft en het eigenlijk best goed doet op school. Zij maken zich echter zorgen over de thuissituatie waarbij Ali steeds meer de zorg voor zijn broertje op zich moet nemen waardoor hij extra vermoeid wordt. Het plaatsen van de informatie in het ICF-kader neemt de focus weg van de gezondheidstoestand en maakt helder dat de zorg voor het jongere broertje en verantwoordelijkheid voor de huishoude-lijke taken voor Ali de grootste belemmeringen vormen. Hiervoor biedt GON-ondersteuning geen oplossing. De partners besluiten dat de sociale dienst van het ziekenhuis moet worden aangespro-ken om voor het gezin ondersteuning aan huis te organiseren. Het CLB-team zal dit in samenspraak met de ouders van Ali doen.

CONCLUSIEEen chronische aandoening kan voor kinderen een grote impact hebben op hun functioneren op school, zowel op lichamelijk, sociaal-emotioneel als op de cognitief gebied. Kinderen met een chronische aandoening hebben individuele leer- en participatiebe-hoeften op school. Om deze behoeften adequaat te detecteren, is een goede samenwerking tussen ouders, leerling, schoolteam en begeleidingsdiensten een belangrijke voorwaarde. Het volgen van een stappenplan is een grote hulp voor de verschillende actoren.Hierbij moet rekening gehouden worden met de wensen en verwachtingen van het kind en zijn ouders en met de wensen en verwachtingen van het schoolteam ten aanzien van hun ondersteu-ningsopdracht.Wanneer we – met behulp van een heldere en respectvolle com-municatie – de verschillende actoren op één lijn krijgen, vergroten we de kans dat het kind zijn schoolloopbaan succesvol beëindigt en daarmee zijn kansen op optimale integratie in de maatschappij op volwassen leeftijd.

Functie en anatomische eigenschappen

Beperkte inspanningstolerantie (-)

Snel vermoeid (-)

Activiteiten

Geen hulpvraag van Ali of leerkracht.Ali doet het goed op school.Kleine bezorgdheid: prestaties recent minder goed. (+)

Participatie

Geen hulpvraag van Ali of leerkracht.Ali is goed geïntegreerd en graag gezien door medeleerlingen. (+)

Externe factoren (+/-)

Rolstoel (+)

GON-ondersteuning: (+)

-lingen en leerkracht

Ondersteunende leerkracht (+)

Ondersteunende medeleerlingen (+)

Gezinssituatie (-)

Sociale dienst ziekenhuis neemt rol niet op (-)

Persoonlijke factoren (+/-)

Gaat graag naar school (+)

Goede schoolresultaten (+)

Neemt zorg voor jonger broertje thuis op zich door afwezigheid ouders. (-)

Gezondheidstoestand: Mucoviscidose, Diabetes

BIBLIOGRAFIE1. Jackson M. The special educational needs of adolescents living with chronic illness: a literature review. International Journal of Inclusive Edu-cation. 2013 Jun 1;17(6):543-54. PubMed PMID: WOS:000320081200001.2. Mukherjee S, Lightfoot J, Sloper P. The inclusion of pupils with a chronic health condition in mainstream school: what does it mean for teachers? Educational Research. 2000 Spr;42(1):59-72. PubMed PMID: WOS:000085588200005.3. Boudewijnse HB, Luttmer L. Nederlands leerboek jeugdgezondheidszorg. Uitgeverij Van Gorcum; 2005. pp.391- 4904. Lightfoot J, Wright S, Sloper P. Supporting pupils in mainstream school with an illness or disability: young people’s views. Child Care Health and Development. 1999 Jul;25(4):267-83. PubMed PMID: WOS:000081263800002.5. Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability, and Health: Children & Youth Version: ICF-CY: GA Houtem: Bohn Stafleu van Loghum; 2008.6. Lightfoot J, Mukherjee S, Sloper P. Supporting pupils with special health needs in mainstream schools: policy and practice. Children & Society. 2001;15(2):57-69.7. Hemmingson H, Borell L. Environmental barriers in mainstream schools. Child Care Health and Development. 2002 Jan;28(1):57-63. PubMed PMID: WOS:000173793700008.

-on: a review of the literature. European Journal of Special Needs Education.

9. Mukherjee S, Lightfoot J, Sloper P. Communicating about pupils in main-stream school with special health needs: the NHS perspective. Child Care Health Dev.eng.

OVER DE AUTEURS: Ingeborg Van Trimpont, jeugdarts, Centrum Omgeving en Gezondheid - Jeugdgezondheidszorg, KU Leuven, Permanente Ondersteuningscel CLB GO!

Karel Hoppenbrouwers, jeugdarts, Centrum Omgeving en Gezondheid - Jeugdgezondheidszorg, KU Leuven

Fabienne De Boeck, jeugdarts, Vlaams Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg, België

Frans Pijpers, sociaalgeneeskundige, senioradviseur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid

8

Page 9: Ja! voorjaar 2015

OPIN

IE

De dokter wordt patiënt- Column - De Verwondering

Agaath Cornel-Muysken

‘Dokter’ en ‘ziek’, twee woorden die sinds onze kindertijd onlos-makelijk met elkaar zijn verbonden. Maar niet op de wijze waarop ik ze nu ervaar: als een zieke dokter. En niet een beetje ziek, maar langdurig en ernstig ziek met alle facetten: angst, pijn en lijden, die ik jaren in de tweede persoon had meegemaakt, maar nog nooit in deze mate aan den lijve heb ondervonden. Op zoek naar betekenis klamp ik mij met beide handen vast aan het positieve wat deze pe-riode mij en mijn gezin brengt. Een deel daarvan is de leerervaring, en die wil ik graag met jullie delen.

In het verleden tekende ik eens een jas met daarop geschreven alle rollen die ik in mijn leven had: kind, moeder, partner, dokter, et ce-tera. Aan al die rollen wordt, nu ik ziek ben, geknabbeld. Over het effect op twee van die rollen, die van dokter en die van moeder, wil ik het in deze column hebben. Het feit dat ik gedurende lange tijd vrijwel niet zou kunnen wer-ken, was voor mij een extra verlies om te verwerken. Ik ontdekte dat de doktersjas mij zo goed bevalt, dat het een gemis is om hem niet te dragen. En dat hij in de zeldzame situaties in mijn privé-leven waarin er toch een beroep op me werd gedaan als arts, erg prettig aanvoelde.

Ook bleek hoe belangrijk het voor me is om ‘nuttig’ bezig te zijn. Opmerkingen van collega’s dat ze het prima zonder mij redden en dat ik mijn aandacht nu maar aan mijn herstel moest besteden, vielen dan ook niet altijd in goede aarde.Als dokter ben je ook een bijzonder soort patiënt: hulp ontvangen in plaats van geven is niet makkelijk. Ook is de verhouding tot de collega’s die je behandelen niet vanzelfsprekend en vergt continu aandacht. En, helaas, ben je weinig onschuldig wat de medische wetenschap betreft en is het wellicht minder makkelijk dan voor niet-medici om je eigen ziekte in het juiste perspectief te zien.

En dan wordt er ook geknaagd aan mijn rol als moeder, voor mij ontegenzeglijk de belangrijkste in mijn leven. Ik vroeg mijn dochter Anneloes (17) te vertellen wat het betekent als je moeder ernstig ziek is: ‘Er wordt opeens veel meer van je gevraagd als kind. Je gaat van de beschermde, de verzorgde in het gezin naar de beschermer en de verzorger. Bij ons komt er veel hulp van buiten, mensen die een dag of twee komen helpen, maar als het bezoek weg is, is het weer aan het gezin om te zorgen. Omdat het je moeder is die ziek is, ben je maar al te graag bereid om te helpen, maar dit kan wel lastig zijn. Je kunt niet meer alleen aan jezelf denken, zoals dat zo makkelijk gaat bij tieners. Je hebt opeens een verantwoordelijkheid om niet alleen fysiek, maar ook emotioneel sterk te zijn, omdat mama dat minder is. Voor jezelf is ook minder

aandacht en tijd, omdat er veel aandacht en tijd in je moeder gaat zitten. Je bent wel gedwongen om zelfstandiger te worden, om jezelf te controleren als het om school gaat, en om vaker genoegen te nemen met je eigen complimenten als het om prestaties gaat.’

Als ik straks mijn professionele leven weer ga oppakken, zullen er twee dingen zijn die ik zeker zal meenemen: het effect van ziekte op de verschillende rollen die iemand in het leven vervult en de grote impact die ziekte van een ouder op de gezinsleden heeft, ongeacht de leeftijd van de kinderen.

‘Moeder, partner, dokter, et cetera; aan al die rollen wordt, nu ik ziek ben, geknabbeld.’

EUSEUHM in 2015 in TallinnTallinn, een prachtige Hanzestad aan de Golf van Riga, hoofdstad van Estland. Op 4 en 5 juni de stad van het 18e EUSUHM-congres. Dé kans om Europese collega’s te ontmoeten, kennis te maken met jeugdgezondheidszorg in andere landen en te genieten van een kort (of wat langer) verblijf in deze Baltische stad. Lees meer in de JA!-Plus over het EUSUHM in het artikel van Henrique Sachse!

TallinnFreeImages

@AgaathC

OVER DE AUTEUR: Agaath Cornel-Muysken is jeugdarts en huisarts.

9

Page 10: Ja! voorjaar 2015

DD-JGZ bruikbaar voorepidemiologisch onderzoek?1

WET

ENSC

HAP

Door: Huub Hoofs, Maria Jansen, Danielle C. Mohren, Rianne Reijs, Nicole Jansen, IJmert Kant

In een artikel (2013) van jeugdarts en epidemioloog Liesbeth Meuwissen wordt echter duidelijk dat de meeste JGZ-organisaties momenteel nog niet in staat zijn om epidemiologische gegevens aan te leveren.

Om meer inzicht te krijgen in de exacte bruikbaarheid van het DD-JGZ voor epidemiologisch onderzoek en de kwaliteit van het dos-sier in het algemeen is een dossieranalyse uitgevoerd bij vierhon-derd geanonimiseerde dossiers (gemiddelde leeftijd = 13,94 jaar; 53% meisjes) binnen de JGZ van GGD Zuid-Limburg. De dossiers waren door 22 verschillende jeugdverpleegkundigen ingevuld. Alle dossiers betroffen het reguliere periodiek gezondheidsonderzoek in de tweede klas van het voorgezet onderwijs (PGO 2-VO).

Er is op verschillende manieren gekeken naar de bruikbaarheid van de dossiers:

in de dossiers; -

pleegkundigen die het dossier invullen; -

heidsvraagstukken kan worden afgeleiden uit indicaties hier-over in de dossiers.

Het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD-JGZ) is in eerste instantie ontworpen om de individuele zorg van het kind te verbeteren. Daarnaast biedt digitalisering moge-lijkheden voor epidemiologisch onderzoek, bijvoorbeeld ten behoeve van beleidsadviezen aan lokale, regionale en landelijke overheden en uitvoeringspartijen.

OVER DE AUTEURS: Huub Hoofs, PhD-student, Vakgroep Epidemiologie, CAPHRI, Universiteit Maastricht & Academische Werkplaats, GGD Zuid Limburg.

Maria Jansen, Programmaleider Academische Werkplaats Publieke Gezond-heid, GGD Zuid Limburg & Hoogleraar, Vakgroep Health Services Research, CAPHRI, Universiteit Maastricht.

Danielle C. Mohren, Post-doc, Academische Werkplaats Publieke Gezond-heid, GGD Zuid Limburg.

Rianne Reijs, Jeugdarts, Afdeling Jeugdgezondheidszorg, GGD Zuid Limburg.

Nicole Jansen, Universitair Docent, Vakgroep Epidemiologie, CAPHRI, Universiteit Maastricht.

IJmert Kant, Hoogleraar, Vakgroep Epidemiologie, CAPHRI, Universiteit Maastricht.

Als men in de toekomst de potentie van het DD-JGZ voor epide-miologisch onderzoek wil benutten, om bijvoorbeeld jeugdgezond-heidsbeleid te onderbouwen of bij te stellen, zijn verbeteringen noodzakelijk. Kijkend naar de huidige resultaten sluiten wij ons aan bij de verbeterpunten uit het artikel van Meuwissen (2013), met als belangrijkste aanvulling het verhogen van de uniformiteit van de registraties in de dossiers.

Al is registratie vaak niet het primaire doel van de jeugdarts of jeugdverpleegkundige, uniformiteit zal naast de mogelijkheid voor epidemiologisch onderzoek ook leiden tot verbeterde individuele zorg. Informatie wordt immers beter vindbaar voor collega’s, helpt bij het overdragen van dossiers, en creëert ook voor de profes-sional zelf een overzichtelijke manier van werken. Een verbeterd, uniform ingevuld DD-JGZ vergemakkelijkt daarom niet alleen epidemiologisch onderzoek, maar dient ook de individuele zorg.

Dit artikel is een samenvatting van een uitgebreid artikel dat u kunt vinden in de digitale JA-Plus van het voorjaar 2015. In het uitgebreide artikel vindt u ook de literatuurlijst en verwijzingen.

De website van het DD-JGZ: www.ddjgz.nl

Spreiding tussen jeugdverpleegkundigen in de compleetheid voor 15 variabelen

10

Page 11: Ja! voorjaar 2015
Page 12: Ja! voorjaar 2015

De titel van dit artikel past goed bij de doelgroep die ik op mijn spreekuur zie. Eigenlijk nog beter: ‘Vaak of lang ziek gemeld…, en dan?’ Hoe gaan we om met leerlingen die worden ziek gemeld? Wanneer gaan we in gesprek met de leerling en ouders? En hoe doen we dat dan?

‘Ziek gemeld, en dan…?’

PRAK

TIJK

Door: Yvonne Vanneste

ZIEK ZIJN‘Ziek-zijn’ is een rekbaar begrip. En dit geldt al helemaal voor ‘te ziek zijn om te werken of naar school te gaan’. We weten dat ziekteverzuim bij werknemers veelal veroorzaakt wordt door stressgerelateerde klachten en (h)erkennen dat thuisblijven bij ziekte vaak ook te maken heeft met draagkracht en -last. Er zijn binnen de arbeidsgeneeskunde vele theorieën ontwikkeld over het ziekmeldproces. Over ziekteverzuim en het ziekmeldproces van scholieren is nauwelijks iets bekend. Het is (meestal) moeder die haar zoon of dochter ziek meldt. Te ziek om naar school te gaan.

WAT IS M@ZL?M@ZL (spreek uit: mazzel) staat voor Medische Advisering van de Ziek gemelde Leerling en is een methodiek voor een integrale aanpak van ziekteverzuim bij scholieren in het voortgezet onderwijs (VO). Schoolmedewerkers, jeugdart-sen en leerplichtambtenaren hebben samen aandacht en zorg voor leerlingen met ziekteverzuim. M@ZL is ingebed in de lokale zorgstructuur. De werkwijze is effectief, doel-gericht en systematisch. Er wordt proactief gereageerd op ziekteverzuimsignalen, waardoor problematiek vroegtijdig in beeld komt.

-ders in gesprek gaat bij ziekteverzuim, en hoe het verzuim-gesprek op school en het verzuimconsult bij de jeugdarts inhoud en vorm gegeven wordt.

Ik stel u graag voor aan een leerling met ziekteverzuim en aan een school waar - gelukkig voor deze leerling - mentoren en zorgcoör-dinatoren al jaren volgens de methode M@ZL (spreek uit: mazzel) werken:

JOHANJohan is twaalf jaar en zit in de eerste klas van het vmbo. Ik zie hem inmiddels voor een tweede vervolggesprek. Toen ik hem een paar weken geleden voor het eerst zag was hij al langere tijd regelmatig ziek thuis vanwege moeheid en lichamelijke klachten. Op een vrijdagmiddag werd hij op school ineens heftig benauwd en kreeg daarbij pijn op de borst. Sindsdien kreeg Johan meerdere ‘aanvallen’.

M@ZL M@ZL staat voor Medische Advisering van de Ziek gemelde Leer-ling en is een integrale aanpak om leerlingen met ziekteverzuim vroegtijdig te signaleren en te begeleiden (zie voor nadere uitleg het kader ‘wat is M@ZL?’). Bij de eerste ziekmelding neemt de mentor contact op met thuis. Dit is een gebruikelijke gang van zaken die ook bij leerlingen en ouders bekend is. De mentor van Johan vraagt de ouders wat er aan de hand is en of ze iets kan betekenen voor Johan. Ze vraagt hen om haar op de hoogte te hou-den van het welbevinden van Johan en houdt op die manier goed contact met hen. Naar aanleiding van de vierde ziekmelding nodigt ze Johan en zijn ouders uit voor een gesprek op school. Tijdens dit gesprek bespreekt ze dat ze Johan wil verwijzen naar de jeugdarts vanwege het vele verzuim en zijn aanhoudende klachten. Ze legt uit dat ze het advies van de jeugdarts nodig heeft om Johan de juiste zorg en begeleiding te geven. Ze vult samen met ouders het aanmeldformulier in. Een week later komen ze op mijn spreekuur.

JOHAN PDD-NOSIn het aanmeldformulier staat dat twee jaren geleden bij Johan PDD-NOS is gediagnosticeerd, waarvoor hij destijds door de GGZ begeleid werd. Johan heeft de mentor verteld het erg naar zijn zin te hebben op school. De mentor ziet dat Johan tijdens de lessen goed mee doet en plezier maakt. De ouders vertellen tijdens het eerste consult dat de onderzoeken bij de huisarts en op de EHBO-

Yvonne Vanneste

12

Page 13: Ja! voorjaar 2015

PRAK

TIJK

is met PDD-NOS. We spraken af dat ik zelf hierover de kinderarts zou informeren. De kinderarts deed onderzoek. Er werden geen aanwijzingen voor een somatische oorzaak gevonden. Zij wist de ouders gerust te stellen, schreef Johan ontspanningstherapie voor en verwees hen terug naar mij.

JOHAN RELATIE KLACHTEN - SPANNINGENOp het moment dat ik Johan en zijn ouders weer zie blijkt dat ze goed gerust gesteld zijn door de kinderarts. Ze vertellen dat het Johan aardig is gelukt zich aan het schema te houden. Soms wilde hij toch, vanwege moeheid, naar huis. Dit was meestal in de pauze. Ik bespreek weer de mogelijke relatie tussen zijn klachten en de spanningen, die vooral in de vrije situatie tijdens de pauzes lijken op te spelen. Inderdaad, de mentor had dit ook al met hen bespro-ken. Ik stel voor de begeleiding door de GGZ weer op te starten. Ze zijn het daarmee eens en zeggen toe een afspraak te maken. Ik zeg hen toe hun aanmelding alvast ‘aan te kondigen’ bij de GGZ.

LICHAMELIJKE KLACHTENVaak heeft het tijd nodig om te erkennen dat lichamelijke klachten geen somatische oorzaak hebben. Het is van belang dat lichame-lijke klachten altijd serieus genomen worden. Stel, je hebt zelf veel buikklachten en je besluit daarmee naar de huisarts te gaan. Een huisarts die een goede anamnese afneemt en lichamelijk onder-zoek doet zal je eerder geruststellen dan een huisarts die meteen op de ‘psychologische toer’ gaat. Je weet heus wel dat je veel stress ervaart de laatste tijd, maar je bent ergens toch altijd ook bang voor een ernstige lichamelijke oorzaak. Is die er niet, dan kun je vaak weer verder en ben je meer gemotiveerd iets aan die stress te gaan doen. Dit geldt net zo voor leerlingen en hun ouders. Dus ja, bij ziekteverzuim is de inzet van een arts onontbeerlijk.

JOHAN RE-INTEGRATIE DOOR GGZIk zie ze vandaag dus voor de derde keer. De ontspanningstherapie lijkt nog niet helemaal te werken, maar de fysiotherapeute is wel erg aardig. De intake bij de GGZ is geweest, de begeleiding begint over twee dagen. Johan stelt zelf voor weer langer naar school te gaan en we maken een aantal concrete afspraken daartoe. In de pauzes gaat het ook beter, hij staat nu bij een groepje klasgenoten. Ik stel voor dat de GGZ de verdere opbouw van de re-integratie be-geleidt en zal dit aan hen voorleggen. Ik spreek af dat ik over drie maanden nog eens bel om te vragen hoe het gaat. Als ze eerder contact willen, weten ze me te vinden. We hebben contactgege-vens uitgewisseld.

ROL JEUGDARTSDe mentor heeft ervoor kunnen zorgen dat de pauzes minder span-nend zijn voor Johan. Hierin kan de school dus een belangrijke rol spelen. Daarnaast is ook het monitoren van het verzuim een taak van de school. Ik spreek met de GGZ af dat ze me informeren als

is een taak van de jeugdarts. Ik koppel het ‘plan van aanpak’ ook terug naar de huisarts en kinderarts. Toen de kinderarts me eerder belde over Johan, naar aanleiding van haar consult, vertelde ze hoe moeilijk het voor een kinderarts is om deze kinderen en jonge-ren goed te begeleiden. Ze was blij met mijn suggestie in dergelijke situaties terug te verwijzen naar de jeugdarts. Het is belangrijk dat jeugdartsen goed bereikbaar zijn voor huisartsen en specialisten om te overleggen en te verwijzen.

JGZ DOET AAN ZIEKTEVERZIUM: M@ZL Per 1 januari 2015 is de taak ‘hulp erbij halen, ingrijpen of verwij-zen bij schoolverzuim, ziekteverzuim en schooluitval’ opgenomen in het nieuwe basispakket jeugdgezondheidszorg (BP JGZ). Iets wat de JGZ wel al deed maar wat er nog niet in zat, volgens de schrijvers van het Basispakket. Inderdaad, de Jeugdgezondheids-zorg ‘doet al jaren aan ziekteverzuim’. De GGD West-Brabant heeft

post tot nu toe geen lichamelijke oorzaak van Johans klachten hebben opgeleverd. Johan is inmiddels verwezen naar de kinder-arts. Johan vertelt ook aan mij het naar zijn zin te hebben op school en een goed contact te hebben met zijn mentor. Zijn resultaten zijn (nog) goed. Thuis maakt hij zijn huiswerk, waarbij vader hem helpt. Johan doet niet meer mee met de gymnastiek en de sportklas, wat hij erg jammer vindt. Hij had hier niet voor niets voor gekozen! Ook fietst hij niet meer naar school, moeder brengt hem met de auto. Vooral moeder is bang dat er iets ernstigs aan de hand is. Vader is veel nuchterder en vindt vooral dat Johan naar school moet.

Johan maakt tijdens het consult goed oogcontact en kan het alle-maal goed vertellen. Tijdens het lichamelijk onderzoek geeft Johan niet alleen drukgevoel op zijn borst aan, maar ook op zijn rug en in zijn buik. Hij heeft er duidelijk veel moeite mee aangeraakt te worden.

AFSPRAKENIk opperde tijdens dat consult dat zijn klachten iets te maken kunnen hebben met zijn ‘gevoeligheid’ voor veranderingen. De overstap van basisonderwijs naar middelbare school is tenslotte groot! Ik vroeg hun hierover nogmaals in gesprek te gaan met de mentor. Vanuit onze gemeenschappelijke zorg voor Johan maakte ik samen met Johan en zijn ouders de volgende afspraken: Ik zou de mentor bellen en overleggen met de huisarts en de kinderarts (ik liet Johan en zijn ouders daartoe een toestemmingsformulier tekenen). Ik maakte meteen een vervolgafspraak voor over twee weken. Tegelijkertijd maakten we samen een schema waarbij Johan alle dagen weer de gang naar school zou maken, met een belasting van vijftig procent. Johan had zelf aangegeven dat aan te kunnen. We spraken af dat naar huis gaan onder schooltijd als Jo-han zich niet zo lekker voelde geen optie meer zou zijn. We zouden de mentor vragen een mogelijkheid te creëren zich even te kunnen terugtrekken. Moeder zou zelf contact opnemen met de mentor om ons gesprek en de afspraken kort te sluiten.

EIGEN ROL PAKKENDe jeugdarts verbindt niet alleen psychische gesteldheid met lichamelijke klachten, maar ook het sociale domein met de zorg (wat betekenen klachten voor het functioneren op school?) en de school met ouders en leerling (hoe houden we contact met elkaar en wanneer en waarover informeren we elkaar?). Samenwerken krijgt inhoud en vorm op de werkvloer door het contact (houden) met elkaar, elkaar informeren, elkaar vertrouwen en elkaar aan-vullen met betrekking tot elkaars expertise. Re-integratie begint vandaag en nu, en loopt parallel aan een diagnose-behandeltraject. Sterker nog, re-integratie maakt deel uit van de behandeling. De jeugdarts activeert leerling en ouders door de afspraken zo veel mogelijk door henzelf te laten formuleren en hen te stimuleren hun eigen rol te pakken in het contact met de school en met be-trekking tot het organiseren van de benodigde zorg. Het advies aan de school wordt samen met leerling en ouders geformuleerd en, in kopie aan hen, teruggekoppeld naar school. En nee, dit is geen ‘geneeskundige verklaring’!

JOHAN PIJN OP DE BORSTBij navraag tijdens het telefonische overleg met de mentor hoor ik dat het in de klas heel goed gaat met Johan, maar dat hij in de pauzes eigenlijk altijd alleen staat en soms wordt nageroepen. De mentor was hierover kort geleden benaderd door zijn klas-genoten, die er duidelijk moeite mee hadden. De eerste aanval van benauwdheid en pijn op de borst was tijdens de grote pauze. Toen ik de huisarts belde vertelde ze dat zij in de verwijsbrief naar de kinderarts was vergeten te vermelden dat Johan bekend

13

Page 14: Ja! voorjaar 2015

PRAK

TIJK

de laatste jaren uitgebreid onderzoek gedaan naar ziekteverzuim bij scholieren, ondersteund door de universiteiten van Maastricht en Tilburg (Tranzo). En eindelijk is er ‘evidence’: het ziektever-zuim neemt af na structureel signaleren en verwijzen naar de jeugdarts. We noemen deze interventie M@ZL. Om de effectiviteit van M@ZL te borgen, is het van groot belang dat de interventie wordt uitgevoerd zoals beschreven en bedoeld. Bij M@ZL krijgt zowel de samenwerking tussen alle betrokken partijen, als het ver-zuimgesprek op school en het verzuimconsult door de jeugdarts inhoud en vorm. Het handboek is klaar, evenals de scholing voor jeugdartsen en de workshops ‘ziekteverzuim bespreekbaar maken’ voor mentoren. Deze workshops zijn nodig om hen voor te breiden op hun taak, die ze eigenlijk ook al lang hadden, namelijk: met leerling en ouders in gesprek gaan bij zorgen, dus ook bij ziekte-verzuim. Dit is heel hard nodig om leerlingen passend onderwijs en passende zorg te kunnen bieden, om zo met elkaar te voorko-men dat ze vroegtijdig uitvallen. En de leerplichtambtenaar? Na jarenlange ervaring in West-Brabant met werken volgens M@ZL blijkt dat de rol van de leerplichtambtenaar bij ziekteverzuim mi-nimaal is. Scholen en jeugdartsen kunnen ziekteverzuim heel goed samen aanpakken. Laten we dan nu gaan doen wat werkt!

OVER DE AUTEUR: Yvonne Vanneste is arts M&G en jeugdarts KNMG en werkzaam bij GGD West-Brabant. Op 13 januari 2015 werd zij uitgeroepen tot meest invloedrijke persoon in de publieke gezondheid van 2014. Zij won de verkiezing, die werd georganiseerd door NPHF Federatie voor Gezondheid en GGD GHOR Neder-land, vanwege haar schoolverzuimproject M@ZL.

Trouwens, Johan gaat inmiddels weer volledig naar school en de begeleiding door de GGZ is afgebouwd.

INFORMATIE OVER M@ZL U kunt het handboek - inclusief flowchart, factsheet, infor-matiefilm en logo - downloaden via

-

Op de website van de GGD West-Brabant is tevens infor-matie over de scholing in M@ZL voor jeugdartsen (trai-ning ‘Hoe werkt M@ZL en waarom werkt M@ZL zo?’ en verdiepingsmodules) en mentoren (training ‘Ziekteverzuim bespreekbaar maken’ en train-de-trainer-bijeenkomsten) te vinden.

Doorwrocht handboek en pageturner in éénHandboek medische professionaliteit een must

Door: Els Jonker

Er zijn niet zoveel vakboe-ken die u zou MOETEN lezen, dit handboek is er een! Het boek behandelt in

thema’s het fundament van onze medische professie. Met vele voorbeelden uit vooral de huisartsen- en klinische geneeskunde wordt de theorie geïllus-treerd en het belang van professionaliteit onder-streept. Alle voorbeelden zijn herkenbaar en zonder veel moeite te ‘vertalen’ naar de dagelijkse praktijk van de jeugdarts.Na een eerste uitleg over professionaliteit komen thema’s en begrippen als lichamelijkheid, dikke mensen, patiënt-gericht werken, collegialiteit, seksuele intimidatie en medicalisering aan bod. Steeds wordt een onderwerp ingeleid met een situatie uit de praktijk, waarna het thema aan de hand van de vragen die het oproept wordt uitge-werkt. De hoofdstukken worden afgesloten met ‘Vragen ter discussie’, suggesties voor romans, films en literatuur en de geraadpleegde literatuurlijst.Zo begint het hoofdstuk Medicalisering met de vraag op een recente cover van Medisch Contact: ‘Is kaalheid een nieuwe volksziekte?’, waarna het begrip gedegen wordt uitgediept en geïllustreerd met vele actuele voorbeelden. Pas nadat de drijvende krachten achter medicalisering zijn beschreven, wordt ingegaan op wenselijkheid en onwense-lijkheid van medicalisering.

Met dit boek kunnen artsen hun eigen professionaliteit verder ontwikkelen. Het is onmisbaar voor alle artsen die coassistenten begeleiden, aiossen opleiden of in opleiding zijn. Het is een aanrader voor iedere jeugdarts die over zijn

bruikbaar voor intercollegiale toetsing van professionali-teit en bron van inspiratie voor een goed gesprek aan de koffietafel.

Het boek is prettig geschreven. Het houdt je als profes-sional een spiegel voor, nodigt uit na te denken over eigen standpunten en ideeën, en het helpt je eigen ervaringen te begrijpen, zoals waarom een contactmoment van een kind van een collega-arts toch altijd iets bijzonders heeft. En ondanks dat het een doorwrocht handboek is, leest het als een pageturner!

D.G. van Tol, M.J. de Bree, H. Dekker, T. van der Molen (red.) Handboek Medische Professionaliteit. Houten, Uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum, 2014, 201 pagina’s. ISBN: 9789036803724. € 32,99

14

Page 15: Ja! voorjaar 2015

PRAK

TIJK

In Kameroen is er vanaf 2010 hard gewerkt aan de verbe-tering van de preventieve gezondheidszorg voor moeder en kind. In oktober 2014 zou de negende conferentie over het Maternal and Childhealth Handbook (MCH) in Yaoundé, de hoofdstad van Kameroen worden georgani-seerd.1 Door de Ebola-uitbraak kon dit niet doorgaan. Om vertraging van dit project te voorkomen reisde Anneke Kesler, jeugdarts en hoofdredacteur van de GroeiGids, samen met een medelid van de internationale commissie toch naar Kameroen. Het doel van dit bezoek was onder meer de uitbreiding van de pilot te bespreken en inhoudelijke adviezen te geven voor de inhoud van een uitgave van de GroeiGids voor Kameroen. Anneke vertelt over haar ervaringen.

GroeiGids vermindert ziekte en sterfte in Kameroen

en dus goed voor hen zorgden. Achterin het boekje staat te lezen: ‘When you open this Handbook, you will see what your parents and health workers have recorded about you.’ Als afsluiting is er ruimte in het boekje gecreëerd waarin de ouders iets kunnen schrijven: ‘A message from parents to the child’.

Het doel van ons bezoek aan Kameroen was drieledig: de orga-nisatie van de conferentie en afspraken maken over de termijn van uitstel; het bezoeken van verschillende bestuurders (tot en met de minister) en organisaties om te spreken over een uitbrei-ding van de pilot en bijbehorende budgetten en last but not least: het adviseren ten aanzien van het updaten van de inhoud van de GroeiGids. Naast deze zaken doken we ook in de praktijk: we bezochten on-der andere gezondheidscentra, waar zwangeren en kinderen hun controles en vaccinaties kregen en waar groepsgewijs voorlichting werd gegeven. Het onderwerp van de ochtend voor de zwangeren was: ‘Hoe herken ik het begin van de bevalling en wanneer moet je direct naar het gezondheidscentrum gaan?’ En voor de ouders van jonge kinderen: ‘Wat doe je wanneer je kind ziek is? En dan?’

Bij elke bijeenkomst waren ongeveer 35 vrouwen aanwezig die aan de hand van plaatjes en de GroeiGids voorlichting ontvingen. Mij werd gevraagd iets te vertellen over het gebruik in Nederland en op welke leeftijd je de GroeiGids aan je kinderen zou kunnen geven. Op mijn vraag of de vaders ook de informatie lazen gingen niet veel vingers omhoog. De aanwezige vrouwen bleken het boek-je wél te lezen. Het viel me op dat zij bij het weggaan het boekje zorgvuldig in een plastic zakje verpakten. ‘Zo kunnen we het veilig en droog bewaren voor onze kinderen,’ vertelden ze enthousiast. Goed om te zien. Via de mail en skype blijf ik in contact met de hoofdredacteur van de Kameroenese GroeiGids. Om, waar nodig, te adviseren en te informeren. Ik ben heel nieuwsgierig naar wat het effect zal zijn als dit project verder wordt uitgerold en steeds meer (aanstaande) ouders de GroeiGids gaan gebruiken. Op de volgende conferentie verwacht ik hoopgevende cijfers. Dan kan ook Kameroen voor-uitgang boeken bij het bereiken van de millenniumdoelen, minder moedersterfte en een lagere kindersterfte. Ik houd u op de hoogte.

Door: Anneke Kesler Er is in Kameroen in juni 2010 een pilot gestart betreffende het ge-ven van voorlichting en het verder versterken van de preventieve gezondheidszorg. Als basis hiervoor dient een voorlichtingsboekje in Engels en Frans (Kameroen is tweetalig, zeventig procent spreekt Frans), een GroeiGids voor Kameroen, waarin (aanstaan-de) moeders en gezondheidsmedewerkers gegevens en overdrach-ten kunnen noteren. Een belangrijk project. Uit het onderzoek dat loopt sinds de invoering van de GroeiGids blijkt dat er alleen al door deze basisvoorlichting meer gecontroleerde zwanger-schappen zijn. Daarnaast is de kindersterfte (jonger dan vijf jaar)

in 2012. Betere voorlichting over het gebruik van muskietennetten, die werden uitgereikt via het centrum, leidde tot een lagere inci-dentie van malaria. Ook het percentage ingeënte kinderen dat op de leeftijd van 24 maanden met een BCG-, mazelen- en DKTP-serie is gevaccineerd, is van 41% naar 53% gestegen.

UNIEK NASLAGWERKJE VOOR LATER Om deze start van de GroeiGids in Kameroen mogelijk te maken was een enorme logistieke operatie nodig. Zo zijn alle gezond-heidswerkers getraind in hoe zij de GroeiGids kunnen gebruiken. Ook leerden ze welke informatie ze moeten overdragen en wat ze in overdrachten moeten noteren. Daarnaast beseffen de gezond-heidswerkers nu dat een persoonlijke GroeiGids ook later veel voor de kinderen kan betekenen: De kinderen kunnen hierin hun eigen ontwikkelingsgeschiedenis nalezen, ze weten dat hun ouders voor controles naar een gezondheidscentrum zijn geweest en dat hun ouders ervoor zorgden dat zij werden gevaccineerd

NOOT:1 Zie over de 8e conferentie: JA! voorjaar 2013 pag. 40-42

OVER DE AUTEUR: Anneke Kesler is arts M&G en hoofdredacteur van de GroeiGids.

15

Page 16: Ja! voorjaar 2015

PRAK

TIJK

Door: Els Jonker

Mijn moeder was maar enkele weken ziek toen ze in oktober 1956 een van de vele slachtoffers van de laatste polio-epidemie in een ongevaccineerde bevolking was geworden. Ze overleefde door de toepassing van de ijzeren long en is tot haar overlijden in 1989 vrijwel volledig verlamd en beademd verpleegd geweest op de afdeling Reanimatie van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Zowel in de ‘oude’ definitie van ziekte van de WHO als in de ‘nieuwe’ definitie van positieve gezondheid was mijn moeder ziek, ook toen zij na afloop van de acute fase zeer zwaar gehandicapt en – volledig afhankelijk van medische en verpleegkundige zorg in het ziekenhuis – haar leven en haar ouderschap ‘op afstand’ probeerde vorm te geven. Volgens mijn vader en moeder echter was zij NIET ziek! Ver voordat termen als ‘eigen kracht’ en ‘eigen regie’ waren uitgevonden, heeft mijn moeder samen met mijn vader en een grote steunende sociale kring om hen heen met een onbestaan-bare eigen kracht en eigen regie dat eigen leven tot een waardevol leven gemaakt en het gezin met twee kleine kinderen overeind gehouden. Ook bleef ze actief als farmaceut met haar werk voor het Nationaal Vergiftigings Informatie Centrum, onderdeel van de afdeling waar ze werd verpleegd; ze publiceerde in 1969 zelfs een artikel in het Pharmaceutisch Weekblad. Ik had mijn moeder dus nog, en mocht daar blij om zijn, zoals mij soms fijntjes werd verteld. Ons gezin werd draaiende gehouden met huishoudsters en sociale steun in de buurt. Ik hoefde zeker niet meer dan leeftijdgenootjes bij te dragen aan het huishouden, dus een klassieke Jonge MantelZorger, als die term toen al had bestaan, was ik niet. Opgroeien en opvoeden met ziekte en (mantel)zorg, ik heb het aan den lijve meegemaakt. Ik heb de traumatische aspecten ervan verwerkt met intensieve psychotherapie, verdiep me in de

wetenschappelijke literatuur over het thema en beweeg me in het professionele veld van de Jonge Mantelzorg. Het is vanuit die ge-combineerde expertise dat ik als ambassadeur Jonge MantelZorg ook uw aandacht blijf vragen voor kinderen die nu opgroeien met ziekte en zorg: kinderen die zorgen voor, zich zorgen maken over en niet zelden zelf zorg tekort komen. In november 2007 presen-teerde ik op de AJN-dag Als ouders ziek zijn een verkenning van het thema waarbij de rol van mijn ervaringskennis onzichtbaar bleef. Nu, acht jaar later, zet ik die ervaringskennis meer en meer expliciet in. ‘Ziek, en dan?’ is een vraag die het hele gezin, en dus ook de jeugdarts aangaat. In mijn presentatie 27 maart aanstaande op de AJN-dag praat ik u op basis van gecombineerde deskundig-heid bij over Jonge MantelZorg!

Als je moeder ziek is – presentatie over Jonge MantelZorg , AJN-dag 27 maart 2015

Omgaan met ADHD: Zelf oplossingen bedenken - een trainershandleidingDoor: Trudy de Jong

Het boek biedt een handvat voor individuele trainings-sessies met adolescenten en aparte oudersessies in het leren omgaan met ADHD. Middels oplossingsgerichte therapie, gecombineerd met motiverende gespreks-voering, is de therapie effectief gebleken bij adolescenten met ADHD, vooral als daarnaast ook depressieve symptomen aan-wezig zijn. Een van de succesfactoren was dat het percentage uitval van de behandeling laag was (vijf procent). Omdat het een open protocol is, verwachten de schrijvers dat het bij veel soorten problemen anders dan ADHD ingezet kan worden.

De oplossingsgerichte therapie gaat ervan uit dat problemen die de jongere ervaart, eigenlijk vaardigheden zijn die nog ontwikkeld moeten worden. De motiverende gespreksvoering wordt gebruikt om de therapietrouw te vergroten.

Naast het gebruiken en herkennen van verandertaal, wordt ook het belang beschreven dat de jongere zelf zijn doelen stelt en deze ook haalbaar zijn. Er komen vragen aan bod die gesteld kunnen worden bij terugkijken naar vorige gesprek-ken en vragen om weer vooruit te kijken. Daarnaast wordt er ingegaan op oudersessies.

Hoewel het boek gericht is op therapeutische sessies, zal het de lezer mijns inziens ook helpen bij het motiveren van jonge-ren met ADHD tijdens enkele gesprekken om bijvoorbeeld de schoolgang te bevorderen, waardoor het ook van waarde is voor de jeugdarts.

Bianca E. Boyer, Marije Kuin, Riëtta Oberink, Saskia van der Oord: Zelf oplossingen bedenken. Trainershandleiding. Lannoo Campus. 2014. ISBN: 9789401418409. € 24,99

Vakantie in Katwijk, uit het fotoalbum van Els Jonker.

16

Page 17: Ja! voorjaar 2015

Vasanthi Iyer

‘Jeugdgezondheidszorg betekent invloed uitoefenen op het snijvlak van maatschappij en gezondheid met participatie als doel.’

Jeugd, gezondheid envaak ziek: Participatie à la Lalonde- Column - Lalonde

OPIN

IE

Jeugdgezondheid, wat betekent dat? Artsen werkzaam binnen de jeugdgezondheidszorg houden zich bezig met de gezondheid van de jeugd. Volgens het nieuwe gezondheidsconcept van Huber (2011)1 zegt ziekte alléén niet zoveel over gezondheid, het gaat er om hoe mensen omgaan met een ziekte of beperking. Als dit goed gaat is men in staat om te participeren in de maatschappij, een belangrijke pijler binnen het sociale domein. Dit klinkt goed, maar wat gebeurt er werkelijk in de praktijk? Er is, naar mijn mening, een grijs gebied tussen ziek zijn en vaak ziek zijn. Aan de hand van een aantal voorbeelden beschrijf ik wat mijn ervaringen zijn met mijn doelgroep, de jeugd en hun ouders.

Als nieuwe jeugdarts van een middelbare school kwam ik met (vaak) ziek zijn in aanraking door onder andere de besprekingen van het Zorg- en adviesteam (ZAT) bij te wonen. De leerplichtamb-tenaar en ik kwamen na een aantal bijeenkomsten tot de conclusie dat het verzuimbeleid aandacht behoefde. Daarom werden be-paalde jongeren op mijn spreekuren op school uitgenodigd (mooie vindplek, deze fysieke omgeving), omdat zij vaak afwezig waren vanwege ziekte. Het lastige was dat ze soms niet kwamen opdagen en de afspraak werd ook niet afgezegd. Ik heb menige minuut door de gangen van de school gelopen om op zoek te gaan naar de (niet zo gelukkige) leerlingen die de afspraak waren vergeten of geen zin hadden. De opkomst daarna verbeterde een beetje, misschien ook omdat niet iedereen zin had om uit de klas gehaald te worden. Met de ‘echte’ zieken was het moeilijker. Chronische buikpijn, psychiatrische problemen: bepaalde jongeren hadden het zwaar. Ze wilden wel naar school, maar het lukte gewoon niet. Met de kinderarts of GGZ op afstand en ouders die geen raad wisten, stelde ik een plan van aanpak op. Dankzij veel trekken en duwen verbeterde uiteindelijk de onderwijsparticipatie.

Bij mij bleef de vraag bestaan of het anders was gegaan als er geen JGZ bestond. Een minder goede gezondheid belemmert jongeren in hun onderwijsparticipatie, al is het verschil met gezonde kin-deren klein, zegt het RIVM. Gelukkig schelen alle kleine inspan-ningen. Met de bewuste jongeren op mijn school is het vaak goed gekomen; ze maakten namelijk het niveau af waarop ze waren be-gonnen. De sociale omgeving (alle betrokkenen inclusief school)

en ouders voelden zich geholpen. Het doel, onderwijsparticipatie, werd gehaald.

Bij de kleintjes in mijn wijk heb ik ook te maken gehad met ‘zieke’ kinderen op school. Voor kinderen tot vijf jaar geldt er geen

leerplicht, maar basisscholen stellen het erg op prijs als kinderen vanaf vier jaar iedere dag naar school komen; het liefst iedere ochtend op tijd. Het valt dan op als kinderen structureel te laat komen of vaak thuis blijven, omdat ze zich niet lekker voelen. Ook hier biedt het ZAT een mooie uitkomst, en de rol van de JGZ is heel belangrijk. Tijdens, wederom, mijn spreekuren op school vond ik het niet eenvoudig om met deze ouders goede afspraken te maken. De gesprekken verliepen goed, maar de afspraken kwamen ze niet altijd na. Regelmatig aangesproken worden door de leerkrachten hielp wel eens en wat mij opviel was dat er toch

Sommige problemen waren bekend vanuit de consultatiebureau-periode, andere problemen niet. Kleine kinderen worden groot en de problemen groeien soms met ze mee. Rekening houden met persoonsgebonden determinanten, zoals angst om naar school te gaan, in combinatie met de thuissituatie, vergt een stevige aanpak. Gelukkig kon ik rekenen op de sociale omgeving (ouders, school en andere partners) om het proces te beïnvloeden.

Participatie in de maatschappij begint bij de jeugd met onder-wijsparticipatie. Met de huidige ontwikkelingen zoals Passend Onderwijs neemt het belang van participatie toe. Ik ben ervan overtuigd dat de jeugdarts mooi kan (blijven) inspelen op beleid dat gericht is op het terugdringen van verzuim, dat wil zeggen op de sociale en fysieke leefomgeving evenals op het gedrag van het individu. Jeugdgezondheidszorg betekent invloed uitoefenen op het snijvlak van maatschappij en gezondheid met participatie als doel. Zo houden we de jeugd gezond. Toch?

NOOT:

OVER DE AUTEUR:Vasanthi Iyer is arts M&G en werkzaam bij TNO.

17

Page 18: Ja! voorjaar 2015

Gevarieerde en gebalanceerde voeding is een belangrijk

onderdeel van een gezonde leefstijl. Kinderen hebben

er profijt van dit al op jonge leeftijd aan te leren. Maar

hoe ziet een gezond eetpatroon voor kinderen er uit?

De basisvoeding volgens de Schijf van Vijf van het

Voedingscentrum is hierbij een handig uitgangspunt.

Voor ouders kan het echter lastig zijn om de aanbevolen

hoeveelheden eten en drinken goed in te schatten.

Het FrieslandCampina Institute biedt u als gezondheids-

zorgprofessional daarom twee nieuwe praktische

tools aan. Hierin worden de voedingsaanbevelingen

voor kinderen in de leeftijd van 1 t/m 7 jaar visueel

weergegeven. Een brochure om aan ouders mee te

geven als geheugensteuntje voor thuis en een poster

voor in uw wacht- of gesprekskamer.

Bestel deze materialen kosteloos via:

www.frieslandcampinainstitute.nl

FrieslandCampina Institute

Het FrieslandCampina Institute biedt

gezondheidszorgprofessionals wereldwijd informatie over

zuivel, voeding en gezondheid volgens de laatste stand

van de wetenschap. Hierbij werken wij intensief samen

met onze FrieslandCampina R&D experts. Daarnaast

biedt het FrieslandCampina Institute praktische tools op

een breed scala van voeding en gezondheid gerelateerde

onderwerpen: van opgroeiende kinderen tot gezond oud

worden.

Wilt u meer informatie over zuivel, voeding en gezondheid?

Neem dan contact op met het FrieslandCampina Institute

Nederland.

0800-2345600

[email protected]

www.frieslandcampinainstitute.nl

Volg ons ook op social media

@FCInstitute_NL

/FrieslandCampinaInstitute

‘Jong geleerd is oud gedaan’informatiematerialen over goede voeding voor kinderen

Poster

Brochure

Page 19: Ja! voorjaar 2015
Page 20: Ja! voorjaar 2015

Moeder en dokter: vechtrelatie?!

OPIN

IE

Door: anoniem

Nooit zal ik vergeten dat ik nog de laatste loodjes legde aan mijn werk en de buikkrampen begonnen. Nog geen tien uur later zaten we aan de beschuit met muisjes en waren we, negen weken te vroeg, vader en moeder geworden. Na een kort emotioneel mo-ment, waarin onze zoon toch op mijn buik mocht liggen en gezond huilde, werd hij uiteraard opgesloten in de couveuse. Zo werden we ouders van een ziek kind, sprekende vanuit de definitie van Machteld Huber. Zijn ‘vermogen om zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van de sociale, mentale en fysieke uitdagingen van het leven’, was nog ver te zoeken. Dit alles voelde onwerkelijk. Direct die ochtend na zijn geboorte belde ik mijn werk met de mededeling dat ik de komende weken toch maar niet zou komen. Het kostte me geen enkele moeite om moeder te zijn, de dokter was nu echt met verlof.Na deze vliegende start ging het overigens eigenlijk heel goed met hem. Tot op die avond, dat hij plots weggepromoveerd werd vanuit de hoogste medium care die het ziekenhuis beschikbaar had, naar een minder hoge ‘care’-kamer, vanwege een spoed. En ondanks dat hij daar dicht bij de verpleging zou liggen, was ik aan deze stap dus echt niet toe. Hoe konden ze mijn zo zieke, kwetsba-re kind minder zorg gaan bieden? Ik was meer dan bezorgd dat het niet goed zou komen. Was op dat moment die dokter in mij maar om de hoek gekomen. Want natuurlijk zouden ze hem nooit elders plaatsen als hij er niet goed genoeg voor was. Natuurlijk was ook hier eigenlijk een feestje te vieren (ondanks dat het ongepland wat sneller was gegaan), hij was immers de beste van de slechtste! Het heeft me een goede nacht gekost, maar de volgende dag kon ik weer vrolijk, trots en gerustgesteld bij hem zijn. Hierna bleef het voorspoedig gaan en vijf weken later was hij thuis. Het eerste jaar was bewogen, met controles, blijdschap, maar ook met diverse kinderziektes. Het dieptepunt was wel tijdens de vakantie op een mooi eiland. Hij was negen maanden oud en hoestte. Hij was ook wel wat benauwd. Maar hij at goed, dronk goed en was overdag gezellig. Hij sliep wel wat meer, en hij spuugde ook wel wat, maar als dokter vond ik dat allemaal niet zorgelijk; bij elke gebeurtenis woog de dokter in mij dat af. Maar zolang er nog energie in ons mannetje zat, was er toch echt niets aan de hand? Tot ik die nacht in het duister weer een kijkje ging

nemen. Hij was toch wel erg benauwd. En wat zag hij er bleek uit. Had hij eigenlijk wel zo goed gegeten vandaag? Maar vrolijk was hij zeker, dikke pret in de auto en dus niets aan de hand? Dit overdenken ging een uur door. In dat gevecht riep de moeder in mij heel hard om aandacht: die moeder trok het niet langer. Ik zette mijn moederbril op en keek. Jemig, hoe kon ik zo stom zijn?! Natuurlijk gaan we nu midden in de nacht naar het ziekenhuis! Na twee telefoontjes en dertig minuten rijden zaten we bij de eerste hulp, waar meteen de alarmbellen rinkelden. Opnieuw hielpen de slangetjes en medicatie hem er bovenop. Maar nog nooit heb ik me zo’n beroerde dokter gevoeld als toen die avond. Was het maar als een jas geweest die ik uit had kunnen doen. En mijn vriend? Ja, hij was wel bezorgd geweest…maar ik was toch de dokter…?!

OVER DE AUTEUR: Moeder en jeugdarts KNMG. Naam bij de redactie bekend.

Foto: Freeimages.com

Praktijkkaart Huisarts- jeugdartsDe AJN en de LHV hebben een praktijkkaart Huisarts Jeugd-arts opgesteld die u bij deze JA! hebt aantroffen. De huisartsen ontvangen de kaart bij de maart-editie van hun blad de Dokter. Doel van de kaart is hernieuwde focus leggen op het belang en bevorderen van de onderlinge samenwerking. Meer info zie de website van de AJN!

Belang

Samenwerking huisarts - jeugdarts

In uw praktijk

Zorg dat u elkaar goed weet te vinden

W

handreiking Samenwerking huisarts en jeugdgezondheidszorg

W- NHG-Standaarden- JGZ richtlij nen

Praktij kkaart Huisarts & jeugdarts

Tijdens het spreekuur

Wanneer contact met of verwij zen naar de jeugdarts?

Wat kan de jeugdarts doen?

---- vr-

Randvoorwaarden

Waarop moet u letten?

LHV Praktij kkaart Privacy Wegwij zer beroepsgeheim in samenwerkingsverbanden

mer

Praktij kkaart Huisarts & jeugdarts

©2015 LHV, AJN

20

Page 21: Ja! voorjaar 2015

PLAT

FORM

Trudy Dehue’s Betere mensen: een beste wake up call

In Betere mensen – over gezondheid als keuze en koopwaar laat Trudy Dehue (hoogleraar wetenschapsfilosofie) op een confronterende wijze zien hoe wetenschap de werkelijkheid eerder creëert dan dat ze haar blootlegt. Ze roept de lezer op om een kritische houding aan te nemen en alert te zijn op vertekening en belangenverstrengeling. Dehue pleit voor (tolerantie van) variatie in mensen.

Door: Jorien Kuijk

FUNDAMENTEEL ONDERZOEKMet wetenschap zijn allerlei keuzen, aannames en afspraken gemoeid. Hierdoor is een rechtstreekse weerspiegeling van de werkelijkheid per definitie onmogelijk. Dehue vindt dat hierover veel meer openheid moet komen. Het publiek realiseert zich namelijk niet dat de vooruitgang die wetenschap boekt, geen vooruitgang is op een pad dat tevoren klaar lag, maar op een pad dat wetenschapsbeoefenaren verkiezen uit te hakken. Onderzoek is volgens Dehue dus nooit objectief, bovendien is de definitie van ‘kwalitatief goed onderzoek’ afhankelijk van allerlei factoren, zoals wetenschappelijke normen, technologische mogelijkheden et cetera die in bepaalde tijden en op bepaalde plaatsen telkens weer anders zijn.

Dehue beschrijft de samenwerking met farmaceutische en tech-nologische bedrijven binnen het hedendaagse wetenschappelijk onderzoek en het ongunstige effect daarvan op bijvoorbeeld de waardering van fundamenteel onderzoek en onderzoek naar de wetenschap zelf. Dit laatste is belangrijk om juist de wetenschap te relativeren en dwaalsporen ervan bloot te leggen. Om subsidies binnen te halen, worden (jonge) onderzoekers echter gedwongen om (vaak irreële) beloften te doen over de te verwachten resul-taten. De financiers van onderzoek sturen aan op ‘valorisatie’: de praktische toepasbaarheid van fundamenteel onderzoek.

CLASSIFICATIEDRANG-

catie’. Het verwijst naar het fenomeen dat ‘wat er ook maar een naam kreeg, een ding of een wezen op zichzelf moet zijn’. Zo leidt in de DSM een optelsom van bepaalde menselijke gedragskenmer-

stoornis beschouwd als een autonoom opererend ding, wat blijkt uit opmerkingen als ‘mijn ADHD maakt het me soms moeilijk, maar ik doe er alles aan om mijn motorische onrust in te dammen’.

Dit voorbeeld van ADHD en de DSM loopt als een rode draad door het boek van Trudy Dehue. Ze gebruikt het om veel zaken die volgens haar aandacht behoeven, voor het voetlicht te brengen. Zo vertelt ze over het ontstaan van de DSM-V, die gebaseerd is op afspraken, gemaakt door mensen aan een ‘ronde tafel’. Het beschrijft de hedendaagse ‘classificatiedrang’, en waarschuwt voor de consequenties van classificaties. Deze consequenties bevesti-gen de classificaties (net zoals de wetenschap dat overigens doet!) zodat een bekrachtigende cirkel ontstaat. Ze schuwt het daarbij

-gie en politiek te noemen (zoals onder andere Rutger-Jan van der Gaag en Dick Swaab).

Ter relativering van de diagnose ADHD komt Dehue met een krachtig voorbeeld: in de patiëntenbestanden van Groningse huisartsen werd de relatie onderzocht tussen de kans dat een kind ADHD-medicatie gebruikt en de leeftijd van het kind in de klas. Elke maand dat een kind jonger is, blijkt deze kans groter te zijn! ‘Van de vroege leerlingen geboren in de zomer gebruikte 5,5 pro-cent methylfenidaat en van degenen geboren in de winter minder dan de helft van dat percentage’ (150).

‘STOORNISSENLEER’Waar vroeger religie of ethiek een normatief kader boden, doet nu de ‘stoornissenleer’ dit. Door ongewenst gedrag te beschrijven en te bestempelen als ‘gestoord’, vormt de DSM tegelijkertijd een soort ‘etiquetteboek’ of handleiding voor ‘goed Burgerschap’. De huidige leefstijlpolitiek sluit daarop aan: de overheid verwacht ge-zond gedrag en gezonde keuzes van haar burgers. Er komen steeds meer mogelijkheden voor ‘zelfmonitoring’ op de markt. Dehue haalt hierbij de speech van Neelie Kroes aan waarin deze digitale monitoring aanprijst en zelf een dergelijke armband om heeft

health care in your front pocket).

HERORIËNTERENDehue’s betoog deed me beseffen dat ook ik als jeugdarts vatbaar ben voor beeldvorming door onder meer de farmaceutische indus-trie. Ook ik ben wetenschappelijk opgeleid en doordrongen van de mythe dat wetenschap de enige manier is om de realiteit weer te geven. Dit met de nodige weerslag op mijn dagelijks handelen, in de spreekkamer, in gesprek met collega’s, ketenpartners, enzo-voorts . Dehue dwingt mij – terecht! – me hierop te heroriënteren. Een beste wake-up call dus. Al met al een pittig boek waar je je hoofd goed bij moet houden, maar daarmee niet minder de moeite waard. Voor wie zonder het boek te lezen toch iets meer wil weten dan hierboven ge-

Podcast-De-strijd-van-Trudy-Dehue-tegen-de-standaardisering-

Trudy Dehue tegen de standaardisering van alles.

Trudy Dehue: Betere mensen - over gezondheid als keuze en koopwaar. Amsterdam. Atlas. 2014. 352 pag. ISBN: 9789045025575 € 22,90

21

Page 22: Ja! voorjaar 2015

MAR

KTVI

SIE

22

Kinderen en volkorendoor Nederlands Bakkerij Centrum

HOE KINDEREN ZELF KIEZEN VOOR VEZELRIJK VOLKORENBij het bestrijden van het groeiend aantal kinderen met overgewicht bestaat niet één pasklare oplos-sing. Wel is duidelijk dat zowel voeding als beweging de hoofdrol spelen. Vezelrijke basisvoedingsmid-delen, zoals volkorenbrood, dragen bij aan het tegengaan van overgewicht door een langer gevoel van verzadiging. Een recente wetenschappelijk publicatie bevestigt dat. Bovendien blijkt uit veldproeven dat de keuze van kinderen voor vezelrijke broodsoorten zeker positief te beïnvloeden is.

VAST VERSUS VLOEIBAAREen maag die zich snel leegt, creëert ook eerder een gevoel van trek hebben. Het medische tijdschrift Biopharmaceutics & Drug Disposition publiceerde vorige maand de resultaten van een onderzoek naar maaglediging. Dit onderzoek combineerde 49 eerdere studies onder 1.457 pasgeborenen, kin-deren en volwassenen. Daaruit blijkt dat niet de leeftijd, maar het type maaltijd bepaalt hoe lang de maag voedsel vasthoudt. Vast voedsel zoals brood blijft langer in de maag dan minder vast voedsel als pudding en pap, gevolgd door vloeibare producten als melk, siroop en sap. Het Voedingscentrum raadt op basis hiervan calorierijke dranken voor kinderen af en beveelt vezelrijke producten als vol-korenbrood en peulvruchten aan.

EEN DUWTJE IN DE RUGHet is bekend dat kinderen in het algemeen minder dol zijn op de grovere structuur, de smaak en soms de zaden en pitten van volkorenbrood. Ze eten in de regel liever witbrood. Daarom doet het Nederlands Bakkerij Centrum in samenwerking met Wageningen UR onderzoek naar manieren om kinderen te bewegen meer volkorenbrood te eten. Bijvoorbeeld door ze voor gezondere keuzes te mo-tiveren zonder de keuze te beperken: nudging. Letterlijk betekent nudging het geven van een duwtje -een nudge- in de goede richting. Dat was bij een veldproef tijdens Het Nationaal Schoolontbijt ook het uitgangspunt van Food & Biobased Research en de leerstoelgroep Marktkunde en Consumenten-gedrag van Wageningen UR.

DUBBEL ZO VEEL VOLKORENBij dat experiment boden de onderzoekers 1.113 kinderen op twaalf basisscholen zowel witbrood als volkorenbrood aan. In sommige klassen hadden beide broodsoorten de vorm van visjes, hartjes of handjes. In andere klassen had ofwel het witbrood, of wel het volkorenbrood een grappige vorm. Als controlegroep was er voor een aantal klassen alleen de keuze uit normale broodjes. Gemiddeld aten de kinderen bijna drie broodjes, waarvan zo’n driekwart witbrood. Maar als de volkorenbroodjes een grappige vorm hadden, aten kinderen er bijna dubbel zo veel van. Zeker als de witte broodjes in hetzelfde aanbod een normale vorm hadden.

VORM BEÏNVLOEDT SMAAKDe kinderen kregen bij het experiment duidelijk plezier in het kiezen van de leukste vorm en namen daar uitgebreid de tijd voor. Dat enthousiasme bleek ook uit de ingevulde vragenlijsten: kinderen beoordeelden de opvallende volkorenbroodjes als lekkerder dan die met een gewone vorm. Hun waar-dering voor het hele ontbijt was ook hoger als grappige broodjes deel uitmaakten van het aanbod. Het experiment bewijst dan ook dat het ontbijtgedrag van kinderen positief te sturen is. Door vezelrijke basisvoeding verleidelijk te maken kan het eten ervan al op jonge leeftijd een vertrouwde gewoonte worden. Dat helpt in de strijd tegen overgewicht.

Page 23: Ja! voorjaar 2015

Op eigen kracht, met ondersteuning!

Active4you is een WTZI erkende organisatie die begeleiding biedt aan mensen met niet

aangeboren hersenletsel, een verstandelijke en/of psychiatrische beperking

Maatwerk in zorg, kleinschalig, persoonlijk en professioneel

Op eigen kracht, met ondersteuning

...interesse?Zie www.nspoh.nl voor toelatingseisenen informatie of bel 030 – 8100500.

We teach...

De NSPOH wil een waardevolle bijdrage leveren aan de verbetering van de volksgezondheid, de arbeidsomstandigheden en participatie in Nederland. Dit doen wij door professionals kwalitatief goed en vraaggestuurd op te leiden voor de hedendaagse praktijk van public en occupational health. Wij ontwikkelen en organiseren opleidingen, bij- en nascholing, in-company programma’s en symposia op academisch en post-hbo niveau.

PROFIELOPLEIDINGJEUGDGEZONDHEIDSZORG0-19 JAAR1e fase medische vervolgopleidingmaatschappij & gezondheid

Opleiding voor artsen die werken in de jeugd-gezondheidszorg. Het cursorisch onderwijs wordt afgestemd op de duur van uw praktijkopleiding.

De opleiding start meerdere keren per jaar, in Utrecht en Zwolle. U ontmoet collega’s uit het hele land, uit het eigen en aanpalende profi elen, zoals infectieziektebestrijding.

Daarom kiest u voor de NSPOH • Flexibel voor parttime artsen • Opleiding op maat • Afgestemd op actuele thema’s in de JGZ • Opleiding tot medisch -inhoudelijk expert in de

spreekkamer en in multidisciplinaire netwerken • Coaching vanuit de NSPOH • Didactische training voor uw opleider • Doorstroming naar 2e fase van de medische

vervolgopleiding Maatschappij & Gezondheid • Geaccrediteerde actuele bij- en nascholing JGZ

als keuzeonderwijs te volgen

Page 24: Ja! voorjaar 2015

VERE

NIGI

NG

Met herregistratie 3.0 in 2015 Bewust Bekwaam

De jeugdarts van de toekomst dient over vele competen-ties te beschikken. De huidige herregistratiemethodiek biedt geen garantie voor een optimale keuze van bij- en nascholingen. Herregistratie 3.0 helpt jeugdartsen te investeren in LevenLangLeren.

Door: Corien Scheenstra

VEEL TAKENMet alléén medisch inhoudelijke kennis red je het als jeugdarts niet meer in 2015. Als we uitgaan van het rapport Een stevig fundament van Micha de Winter1 dan ambiëren we een ’Superman’-functie, zo lijkt het. Immers, naast het vervullen van onze rol in de spreek-kamer willen we ook een sociaal-medische vraagbaak zijn voor kinderartsen, huisartsen, paramedici, gemeenten en scholen. We voeren eenvoudig wetenschappelijk onderzoek uit en publiceren daarover. We formuleren beleidsadviezen en vervullen een sleutel-rol bij verzuimbeleid. Voor deze nieuwe rollen zijn we nog lang niet altijd toegerust, want de huidige methodiek van herregistratie biedt geen garantie voor optimale competentie-ontwikkeling. We kunnen onbedoeld en soms onbewust onbekwaam zijn, terwijl we wel voldoende geaccrediteerde bij- en nascholing gevolgd hebben. Soms lijkt het vooral de ‘schuld’ van de omgeving dat we ons werk even niet de baas zijn, dat het even niet zo lekker gaat: de zo-veelste richtlijn, mondige cliënten, overvolle spreekuren, nieuwe organisatiestructuren, een lastige manager, bezuinigingen.

In dit artikel pleit ik voor een herregistratie 3.0, waarbij een kwa-litatief bij- en nascholingsprogramma op basis van verbeterpunten vanuit een Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP) gevolgd wordt.

HUIDIGE HERREGISTRATIE Tweehonderd uur scholing in vijf jaar moet je volgen om als arts M&G of jeugdarts geregistreerd te blijven. Die tweehonderd uren bestaan uit onderwijsdagen, symposia, congressen en overige deskundigheidsbevordering (herregistratie-eisen KNMG).2 In de huidige bij- en nascholingsmethodiek ontbreken drie kansen om je optimaal te kunnen ontwikkelen op alle competentiegebieden:1. Het registratiesysteem van de KNMG maakt in het persoonlijk dossier (GAIA)3 weliswaar inzichtelijk op welke competenties scholing is gevolgd, maar geeft geen sturing aan keuzes, kwaliteit of intensiteit. In het slechtste geval kan iemand wegkomen met een ‘pretpakket’.

2. Een juist uitgevoerde intercollegiale toetsing (ICT KNMG)4 is een belangrijke kans om het medisch handelen (en daarbij de zes andere competenties) aan te scherpen. In mijn werk als instituuts-opleider beluister ik steeds vaker dat ICT-kringen vooral worden gebruikt voor organisatorische vraagstukken en werkoverleg. Begrijpelijk in tijden van zoveel veranderingen tegelijkertijd, maar onwenselijk als je streeft naar competentieontwikkeling.3. We kennen geen duidelijke aanspreekcultuur binnen onze or-ganisaties (zie rapport Inspectie 2013).5 Als arts M&G of jeugdarts werk je meestal solistisch, waardoor het nog moeilijker wordt ons bewust te zijn van eigen blinde vlekken op het gebied van actuele kennis, medisch handelen, communicatie, samenwerking met collega’s, huisartsen of managers, timemanagement et cetera.

of hun kinderen helpen, wat niet bevorderlijk is voor het imago van de JGZ (Code Oranje, ouders online).6 Dat ontbreken van een aanspreekcultuur maakt het elkaar aanspreken, als het echt zou moeten, als er sprake is van disfunctioneren, extra moeilijk. Dan is het ook maar afwachten of er zorgvuldig mee wordt omgegaan. En daarmee missen we de mogelijkheid dat ons al in een vroeg stadium een spiegel wordt voorgehouden, dat we ons bewust gemaakt worden van onbekwaamheid.

HERREGISTRATIE 3.0Binnen de modernisering van de medische vervolgopleidingen (Project MMV KNMG)7,8 heeft iedere arts een Persoonlijk Ont-wikkelingsPlan (POP), zodat hij bij herregistratie zijn bij- en nascholing hierop kan afstemmen en verantwoorden. In een POP beschrijft de arts zijn verbeterpunten en persoonlijke leerdoelen, gebaseerd op onderstaande items:1. Medisch inhoudelijke kennis als eerste vereiste om als arts

te kunnen werken. Door in het POP bij te houden over welke onderwerpen je tijdens spreekuren onvoldoende (actuele) kennis paraat hebt, kun je je scholing daarop richten. Ook de e-learningmodules van de JGZ-academie (NCJ) kunnen helpen om persoonlijke aandachtsgebieden te formuleren.

2. Het Competentieprofiel JGZ wat inzichtelijk maakt op welke terreinen je je nog moet ontwikkelen. Door competenties te scoren van nog niet behaald, in de startblokken, halverwege tot behaald, kun je verbeterpunten formuleren met de daarbij behorende acties. Ook op competenties als organisatie, profes-sionaliteit, maatschappelijk handelen en communicatie kunnen dan gerichte bij- en nascholingen gevolgd worden; denk aan trainingen timemanagement, conflicthantering, omgaan met

motiverende gespreksvoering en projectmanagement.

Corien Scheenstra

24

Page 25: Ja! voorjaar 2015

WET

ENSC

HAP

DE AUTEUR: Esther Kramer (38, twee dochters) is sinds 2004 werkzaam in de JGZ, op het consultatiebureau, vanaf 1 januari dit jaar bij GGD Gelderland-Zuid. Lid van de LOOZ-onderzoeksgroep, die zijn tweede artikel heeft gepubliceerd. Vanaf november 2014 lid landelijk bestuur van de AJN.

LITERATUUR1. Rapport Micha de Winter: Een stevig fundament. Commissie evaluatie

-tatie.htm

5. Communicatie en contact, sleutel voor aanpak dysfunctioneren 2013 www.igz.nl

OVER DE AUTEUR:Corien Scheenstra is Instituutsopleider JGZ NSPOH.

Hoe jeugdartsen met onderzoek bijdragen aan normaliseren

Tweede artikel van LOOZ-onderzoeksgroep gepubliceerd!

Door: Esther Kramer

In december 2014 is in Archives of Disease in Childhood het tweede artikel van de LOOZ-onderzoeksgroep gepubliceerd: Defe-cation patterns in infants: a prospective cohort study.In dit artikel worden de Rome III-criteria voor ‘infant dyschezia’ bevestigd (huilen en persen bij gezonde baby’s beneden zes maan-den, gedurende minstens tien minuten waarna zachte ontlasting volgt) en wordt gesteld dat het een zelflimiterende aandoening is. In de eerste levensmaanden is er een duidelijke afname van klachten te zien. Het beleid is geruststelling van ouders met uitleg van onderliggende mechanismen en vooral niet behandelen met laxantia of externe stimuli. De auteurs stellen verruiming van de criteria voor, zodat meer baby’s in deze diagnose vallen en onno-dige interventies voorkomen worden.

Het eerste artikel ging over het normale ontlastingspatroon van zuigelingen. Conclusie was dat in de eerste drie levensmaanden borstgevoede zuigelingen frequentere, zachtere en vaker geel gekleurde ontlasting hadden dan zuigelingen die standaardkunst-voeding kregen. Groene ontlasting bij zuigelingen die standaard-kunstvoeding kregen, is normaal.

De LOOZ-onderzoeksgroep is ontstaan op de Oranjewoudconfe-rentie. Een groep enthousiaste jeugdartsen, allen werkzaam op het consultatiebureau, besloot toen onderzoek op te zetten naar de ontlastingspatronen van de Nederlandse zuigelingen in de eerste levensmaanden. Ze worden bijgestaan door een begeleidingscom-missie die bestaat uit Anneke Bulk, Marc Benninga (kindergastro-enteroloog) en Frank Kneepkens (kindergastro-enteroloog).

Kijk verder op: archdischild-2014-307448.short?g

De samenvatting van het eerste artikel staat in de JA!-Plus

3. Beschrijving van eigen sterke en zwakke kanten met gebruik-making van zelftesten (www.123test.nl) in een persoonsprofiel, geeft ook inzicht in welke scholing of training wenselijk is.

4. Verbeterpunten uit functioneringsgesprekken en 360°-feedback (team, collegae en cliënten) als onmisbare instrumenten om lacunes in functioneren inzichtelijk te krijgen.

5. Inzichten vanuit lege artis uitgevoerde Intercollegiale toetsing en intervisie (reflectie op eigen handelen).

6. Aandachtspunten vanuit visitatie door een collega of stafarts.

Zeker voor artsen die niet recent de opleiding hebben gevolgd, is het samenstellen van een dergelijk POP met verbeterpunten niet gemakkelijk. De jeugdartsen die op dit moment in opleiding zijn maken al intensief gebruik van een dergelijk POP 3.0, hun opleiders kunnen de workshop POP volgen binnen hun NSPOH-terugkomdagen. Misschien dat die aiossen, recente jeugdartsen en opleiders hun collega’s in de organisatie kunnen inwijden in herregistratie 3.0? Als dat niet mogelijk blijkt, is het goed om te weten dat de workshop ‘POP voor opleiders’ ook open staat voor niet-opleiders.

TOT SLOTHerregistratie 3.0 kan overkomen als de zoveelste papieren tijger. Ik hoop echter dat u het gaat omarmen als iets wat stimuleert en

nieuwe kansen creëert. Immers het ’leven lang leren’ van ons, art-sen,9 kent wel een begin- (artsexamen) maar geen einddatum. Een op deze manier lerende specialist 3.0 investeert niet in tweehon-

25

Page 26: Ja! voorjaar 2015

PRAK

TIJK

Als je kindje ziek is…

Door: Elke de Quay

REGIE BIJ HELE GEZIN IN ONTWIKKELINGOnze middelste was vorige week grieperig. Ze mocht lekker thuis blijven. Ik kon thuis werken en haar even lekker vertroetelen. De jongste besloot op vrijdag dat ze ook ziek was en niet naar school wilde. Natuurlijk mocht zij ook lekker thuis op de bank onder een dekentje kruipen. Heerlijk knus, samen onder een deken voor de tv en lekker verwend worden. Daar knapt een kind snel van op!De week ervoor was Floor, onze oudste, ziek. Alle hens aan dek. Want haar ziekte is anders. Als gevolg van haar mitochondriale encephalomyopathie heeft zij onder andere epilepsie. In een vorm die van ons ouders veel medische en verpleegtechnische kennis

en vaardigheden vraagt. Anders zou zij niet eens thuis in ons gezin kunnen blijven. Floor mocht uiteraard ook thuis blijven, tot wij dit niet meer verantwoord vonden en haar naar het ziekenhuis brachten. Na overleg met onze eigen kinderarts meldden we ons bij de SEH. De kinderarts die ons daar opving zei: ‘Zegt u maar wat ik moet doen. Ik ken Floor alleen uit de casuïstiek en u bent net zo goed haar dokter.’ In nauw overleg tussen de kinderartsen, de neuroloog van het epilepsiecentrum en mij zelf stelden we het behandelplan op. Het bleek effectief en na twee dagen namen we Floor weer mee naar huis. Konden we haar thuis weer lekker vertroetelen, onder een dekentje op de bank.

VOLWAARDIGE THUISBEHANDELAARSFloor is nu dertien jaar. De eerste jaren waren we veel in het ziekenhuis en het epilepsiecentrum te vinden. In het begin waren we nog niet in staat om haar epilepsie thuis adequaat op te vangen. Gaandeweg ontwikkelden wij ons tot volwaardig thuisbehandelaar en gesprekspartner van alle betrokken specialisten. Een zoektocht

naar informatie, aangevuld met praktijkervaring en een positieve instelling, bracht ons tot het punt waarop een arts op de SEH aan mij vraagt wat er moet gebeuren.

DIALOOGGESTUURDE ZORGAls je kind ziek blijkt te zijn, en dan niet op de manier zoals onze twee jongsten, en ook weer niet per se zoals onze oudste, maar ziek als in ‘langdurig niet functioneren zoals het gemiddelde kind’ dan gebeurt er met de ouders veel. Die worden in een achtbaan gezet zonder dat zij dit wilden. Ze zitten in een orkaan die de hele gezinssituatie overhoop haalt. Ze komen terecht in een tsunami

aan emoties en vragen. Wat hebben zij dan no-dig? Vraaggerichte zorg is in deze fase een holle frase. Deze ouders weten immers niet wat ze moeten vragen, of aan wie. Ze hebben dialoog-gestuurde zorg nodig, waarbij de zorgprofes-sional telkens samen met hen bespreekt wat

er speelt, welke behoefte ze hebben en welke mogelijkheden de ouders en de zorgprofessional zien, gegeven alle (gezins)omstan-digheden.

SLECHTNIEUWSGESPREKKENDialooggestuurde zorg begint met iemand die de ouders helder vertelt wat er aan de hand is en wat er gaat gebeuren. Een effec-tief slechtnieuwsgesprek verloopt volgens een aantal fases. Het slechte nieuws moet na een korte inleiding zonder verdere omhaal verteld worden, recht voor z’n raap en to-the-point. Wij kregen ooit het slechte nieuws als volgt: ‘Jullie hebben een dochter die nooit haar strikdiploma zal behalen.’ Daar konden we niet zo veel mee, behalve antwoorden dat we dan klittenbandschoenen voor haar zouden kopen. Slecht nieuws brengen is ook lastig. Als zorgprofes-sional wil je graag iets doen. Dus wil je liefst snel vertellen ‘het komt goed’ en uitleggen wat alles betekent en wat er gedaan gaat worden; handelen, de machine in werking zetten. Ouders die net te horen hebben gekregen dat er iets met hun kind is, zitten echter

Wat gebeurt er als je als ouders een kind krijgt dat langdurig niet kan functioneren zoals een gemiddeld kind? Wat betekent dat voor de relatie tussen ouder en professionele hulpverlener(s)? Elke de Quay is ouder van een kind dat veel zorg behoeft. Ze is gespecialiseerd in dialooggestuurde zorg. Voor de JA! beschrijft ze haar ervaringen en overwegingen.

Elke de Quay

de beste hulp.’

26

Page 27: Ja! voorjaar 2015

PRAK

TIJK

in die achtbaan, orkaan, tsunami en horen niet wat jij zegt. De in-formatieverwerking wordt geblokkeerd door emoties, alles waait langs hen heen, ook al lijken ze instemmend te knikken of vragen te stellen. Thuis zullen ze nog maar weinig kunnen navertellen. De

informatie was te veel, te snel, te moeilijk. Hier past het leermo-ment van een van de deelnemers van een van mijn trainingen: ‘Ik wil er voortaan op letten wie aan het woord is; als ik te veel aan het woord ben is er geen ruimte voor de ouders’.

DIENENDE LEIDINGIn deze eerste fase is het dus belangrijk om stil te staan en ruimte te geven aan alle emoties die ouders (en hun kind) voelen. Help de ouders te benoemen wat ze voelen, wat hun grootste zorg is. De geruststelling die ouders op dit moment willen horen is dat ze er niet alleen voor staan, dat jij er als zorgprofessional voor hen bent om deze weg samen te bewandelen. De relatie, de vertrouwens-band die je hierdoor creëert, is immers van lange duur. Dit is de eerste stap in de lange weg die ouders af moeten leggen voordat ‘alles goed komt’. In deze fase neemt de zorgprofessional de regie, om deze later weer aan de ouders terug te geven. Ouders zijn en blijven immers verantwoordelijk voor hun eigen (gezins)leven. Ze kunnen dit alleen tijdelijk niet aan, en dan is het goed als een professional voor het moment de (dienende) leiding neemt.

SAMEN VERVOLGSTAPPEN ZETTENPas nadat die eerste storm is gaan liggen is er ruimte voor informa-tie. Kennisoverdracht is noodzakelijk om uiteindelijk te komen tot gedeelde besluitvorming, dialooggestuurde zorg. Pas als een ouder weet wat er speelt kan deze bedenken hoe dat in het gezinsleven ingepast kan worden, welke mogelijkheden het gezin heeft dan wel kan creëren en welke wensen en verwachtingen er zijn ten aanzien van de ziekte en het leven daarmee. Om vervolgens samen met de zorgprofessional te bespreken wat de mogelijkheden zijn, ook vanuit professionele kant bekeken. Samen kun je beoordelen wat de logische vervolgstappen op deze weg zijn, hoe deze te waarderen qua prioriteit en hoe deze te evalueren. Dit zijn immers de volgende stappen in het proces van gedeelde besluitvorming.

REGISSEURSROL TERUGGEVENUit de vervolgstappen blijkt hoe, wanneer en in welk tempo de regisseursrol, die in eerste instantie de zorgprofessional nam, teruggegeven wordt aan de ouders. In onze situatie resulteert dit

dat de kinderarts op de SEH zich verlaat op onze kennis en kunde. Als ouders doorloop je, als het goed is, een ontwikkeling van volledige afhankelijkheid naar terug in de eigen verantwoorde-lijkheid, in de eigen kracht. Jij als professional hebt daarin de

krachtige coachende rol. Jij begeleidt de ouders en hun gezin op het pad van kwetsbaarheid naar weerbaarheid en naar balans in het (gezins)leven.

HÉLE GEZINDe relatie tussen zorgprofessional en gezin is er een van lange duur. Continuïteit in de zorg voor een kwetsbaar gezin is van groot belang. Niet alleen het kind is ziek, de rest van het gezin gaat daar in mee. De ouders ontwikkelen zich daarin, net zoals de ‘brusjes’. Naar aanleiding van de laatste ziekenhuisopname van Floor vragen wij ons af of wij de beide zusjes voldoende ruimte geven voor hun gevoelens en gedachtes. Dit terwijl wij er bewust alles aan doen hen een ‘gewoon’ leven te geven. Wij kie-zen bewust voor de positieve insteek, maar ontnemen onze twee jongste dochters daarmee misschien de ruimte voor de mindere kanten van het hebben van een zusje dat ziek is. Bedenk: ook hier zit een rol voor de jeugdzorgprofessional: het zien van het héle gezin op de lange weg van balans brengen in het leven met een kind dat ziek is.

OVER DE AUTEUR:Elke de Quay is naast moeder en ervaringsdeskundige, ook politiek psy-choloog en trainer in dialoog gestuurd communiceren. Zij traint en coacht bij diverse opleidings- en zorginstellingen en verzorgt maatwerk- en eigen trainingen op het gebied van dialooggestuurde zorg vanuit haar bureau Beter in Gesprek.

In Uitgesproken Floor (te downloaden via www.BeterinGesprek.nl) laat zij in korte stukken uit het leven van Floor zien wat zij als moeder van hulpver-leners vraagt en hoe belangrijk woorden, zinnen en communicatie in die samenwerking zijn. Aanrader voor iedere jeugdarts!

foto pag. 26: Marjon Zijlstra Fotografie

‘Zorgprofessional neemt de regie,om deze later aan de ouders terugte geven.’

Elke met dochter Floor

27

Page 28: Ja! voorjaar 2015

Anja.

OPIN

IE

‘De aanspreekvorm zie ik als een manier om afstand tot elkaar te bepalen.’

Heeft u nog vragen?- Column -

Hoeveel jeugdartsen zouden deze vraag stellen aan het begin of einde van een consult? Misschien wel minder dan we denken. Niet dat ik twijfel aan de klantvriendelijkheid van onze beroepsgroep. Gesprekstechnisch zijn we volgens mij verder dan de gemiddelde klinisch specialist. Een consult afsluiten zonder ouders uitgebreid de kans te geven om vragen te stellen, zie ik binnen de JGZ niet snel gebeuren. Wel vraag ik mij af hoeveel van mijn collega’s hun klanten nog vousvoyeren en hoeveel al zijn overgegaan op het tutoyeren. Zeker in de zorg op het consultatiebureau zie je ouders regelmatig. Sommige ouders komen al met kind nummer drie of vier bij dezelfde arts. Zelf betrap ik mij erop dat ik gemakkelijk overga in de ‘je’- en ‘jij’- stand.Wat zegt het over ons? Ouders die met hun kind bij de kinderarts komen weten vaak hooguit de achternaam van deze arts. Ook als ze daar al best veel geweest zijn en er behoorlijk veel zorgen zijn gedeeld. Het digitaal dossier gaat zelfs zover dat bij het genereren van een verwijsbrief al automatisch mijn naam met voornaam ver-meld staat. Wijzigingen moet ik handmatig doorvoeren. Ook mijn organisatie wil graag dat ik mij bekend maak met alles erop en er-aan. Alleen na protest mocht dit gewijzigd worden. Alles lijkt erop gericht dat ouders mij moeten kennen bij mijn achter- én voor-naam. Ben ik ouderwets? Is het iets des JGZ? Maakt het verschil?De aanspreekvorm zie ik als een manier om afstand tot elkaar te bepalen. Als we ouders formeler benaderen door hen met ’u’ aan te spreken, scheppen we een bepaalde afstand. Misschien een afstand die aangeeft dat we gestudeerd hebben, kennis hebben en dat we niet het vriendje of vriendinnetje zijn van onze klanten.

Met ’je’ en ’jij’ brengen we daarentegen het contact wat dichterbij. We stralen vertrouwelijkheid uit, nabijheid. Wat willen ouders eigenlijk? Zelf ervaar ik dat ik het bij een lastig gesprek, omdat er bijvoor-beeld een vermoeden is van kindermishandeling, prettiger vind om de ouder met ’u’ aan te spreken. En als er een ouder tegenover me zit met tranen en zorgen, heb ik de neiging om de nabijheid te zoeken met ’je’. Helaas kunnen we niet van tevoren zien wat voor soort gesprekken we in de toekomst zullen gaan voeren. Het ene moment in de ’je’-vorm zitten om in een ander gesprek weer over te stappen naar ’u’ is ook wel tweeslachtig.Volgens het Handboek Medische Professionaliteit (zie recensie pag. 14) gaat het bij patiëntgerichte bejegening om respect, vrien-delijkheid, hoffelijkheid, belangstelling, begrip en dienstbaarheid. Dat kan toch ook met vousvoyeren? Misschien vergemakkelijkt dat het lastige gesprek over kindermishandeling en ongezond gedrag.Zelf ben ik er nog niet uit en modder een beetje door. Zijn er sug-gesties? Misschien geven onderstaande sites nog wat inspiratie!

artsen-bijna-nooit-voornaam-genoemd

In de JA!-Plus In de JA!-Plus van voorjaar 2015, de elektronische bijlage van

leest u artikelen, recensies, congresverslagen en nagekomen mededelingen die de redactie niet (meer) kon plaatsen in de papieren JA!:

Verwijzing in JA!33:

Kramer

Thema ‘Ziek en dan..’Samen op weg naar gezonde zorg voor zieke

kinderen – een beschouwing door Michèle Haagmans en Meggi Schuiling

Kompas kinder- en jeugdpsychiatrie gerecenseerd door Mascha KamphuisWearables – Dr. Twitter Pas op, kijk uit! – Voorkom de meest voorkomende kinder-ongevallen, gerecenseerd door Michèle Haagmans

En verder

eetgedrag en voedingspatronen door Michèle Haagmans

Wike Lijs

AJN-commissies

28

Page 29: Ja! voorjaar 2015

VERE

NIGI

NG

Drie AJN-voorzitters

Door: Els Jonker

VOORZITTER WORDENCatelijne werd in 2010 voor het eerst door het toenmalige bestuur gepolst of zij misschien de volgende voorzitter wilde worden. Ze was net afgetreden als bestuurslid van AJN-afdeling Noord- Hol-

land. Haar eerste reactie was: ‘Dat kan ik helemaal niet en al he-lemaal niet zo goed als (toen aftredend voorzitter) Elise Buiting’. Toen het een tijdje later opnieuw werd gevraagd, antwoordde ze gekscherend dat ze erover wilde nadenken als de AJN er een betaalde baan van maakte…. Helemaal vreemd was het overigens niet dat ze benaderd werd, ze liet van zich horen op vrijwel iedere Algemene LedenVergadering (ALV) door vragen in te dienen of te reageren op wat gezegd werd. Ze vond het van jongs af aan al leuk om aan het roer te staan, om mensen ‘mee te nemen’ en vervulde eerder bestuurlijke functies als voorzitter.

Drie keer was ook in dit geval scheepsrecht toen haar werkgever bereid bleek acht uur per week vrij te roosteren voor deze functie. De ALV benoemde Catelijne in het bestuur en het bestuur koos haar uit hun midden als voorzitter.

Lucy was al geruime tijd bestuurslid toen bleek dat Catelijne door omstandigheden onvoldoende beschikbaar kon zijn voor haar functie als voorzitter. ‘In het jaarlijkse bestuursweekend stelden we met elkaar en een externe begeleider vast dat de voorzitter zichtbaar moet zijn en formuleerden we wat voor type voorzit-ter de vereniging nodig had. Toen mij op dat moment gevraagd werd of ik de ambitie had om voorzitter te worden, zei ik ”ja”. Die ambitie was er altijd al geweest, maar door mijn doelgerichtheid en duidelijke opstelling maak ik niet altijd vrienden. De vraag was dus meer of ik wel de juiste persoon was. Nu vond iedereen in het bestuur dat we op dat moment juist die kwaliteiten voor de AJN nodig hadden. En ik wist dat er anderen in het bestuur met andere kwaliteiten mij konden aanvullen die konden zeggen: ”Wat Lucy zegt klopt. Maar zoals ze het zegt, kan het wel eens hard overko-men, dat weet je toch?”’

Mascha voelde zich twee jaar geleden klaar om in het bestuur te gaan en naast voorzit-ter Lucy vicevoorzitter te zijn. Die stap paste toen in haar groeiproces in het dage-lijks werk bij TNO en de Stichting Jeugdge-zondheidszorg Zuid-Holland West waar ze ook haar leiderschapsrol ontwikkelde en al veel samenwerkte met ketenpartners en het hele JGZ-netwerk, zoals ZonMw, IGZ en VWS. ‘Ik kwam als vicevoorzitter terecht

in het bad waarin ik al zwom. Dat maakte het voor mij relatief gemakkelijk, anders dan destijds voor bijvoorbeeld Catelijne. Daar moet ik vaak aan denken, hoe heftig dat geweest zal zijn.’

VOORZITTER ZIJNCatelijne: ‘In het begin lag ik er wakker van, ik moest van mezelf

kan natuurlijk helemaal niet en dat ís ook niet zo, maar dat moest ik nog leren. Je doet het als bestuur met elkaar, het is veel te groot om alles te weten en te kunnen. We verdeelden het bestuurswerk steeds beter, waarbij je van je eigen portefeuille wel alles moet weten, zowel inhoudelijk en strategisch. Voor die portefeuillever-deling maakten we gebruik van instrumenten als het Vrijwilligers-kwadrant.1

Bestuurslid, voorzitter zijn, is goed weten waar het over gaat, je een mening vormen en die over het voetlicht brengen. De juiste dingen op de juiste momenten bij de juiste personen zeggen. Het is ook diplomatie, soms kiezen voor de eigen positie, soms voor de samenwerking. Waar ik helemaal warm van word, is als ik aan een ronde tafel op VWS over demedicalisering 25 ketenpartners ieder hun eigen belang zie positioneren en ik iedereen enthousiast kan krijgen door te zeggen: “We zitten hier voor een gezamenlijk belang, laten we uit onze hokjes stappen en voor dat gezamenlijke belang van het kind en preventie gaan.” Daarmee laat ik ondertus-sen ook de kracht van de jeugdarts zien. En door die verbindende rol wordt het onderliggende doel toch bereikt!In de afgelopen tien jaar zijn we enorm gegroeid: niet alleen zijn er veel meer jeugdartsen opgeleid, veel meer jeugdartsen hebben nu ook een bredere blik. We zijn ons ervan bewust dat de rol en de positie van de jeugdarts niet meer vanzelfsprekend zijn, wat maakt dat we volwassener zijn geworden. We kunnen onze toegevoegde waarde beter voor het voetlicht brengen’.

Tweeduizendveertien, het jaar van drie voorzitters: Catelijne van der Hoeven (2010-2012) en Lucy Smit (2012-2014) namen afscheid van het bestuur, Mascha Kamphuis pakte de voorzittershamer op. Hoe zijn ze te werk gegaan? Wat is er door hen veranderd? Wat hebben ze ervan geleerd? Wat wil de nieuwe voorzitter berei-ken? De JA! sprak met ieder van hen afzonderlijk.

‘We hebben een enormeverbeterslag gemaakt in onzeinterne communicatie.’ (Lucy)

29

Page 30: Ja! voorjaar 2015

JA!: Als bestuur, als voorzitter loop je soms ver voor de troepen uit, hoe heb je de verbinding gehouden?

Catelijne: ‘Soms moet je ver vooruit lopen om in Den Haag een positie of stem te krijgen. We hebben steeds aan de leden duidelijk gemaakt: dit zijn de ontwikkelingen, dit is ons standpunt. En gevraagd, hoe zou jij als lid mee kunnen doen? Als bestuur loop je altijd het risico ver voor de troepen uit te lopen. Alleen al doordat

je beter op de hoogte bent. De kunst is vooral het meekrijgen van mensen. Dat kan door te informeren, te enthousiasmeren en te overtuigen van de noodzaak en door leden erbij te betrekken, bij-

VERE

NIGI

NG

voorbeeld door ze de vraag te stellen hoe zij mee zouden kunnen doen. Lucy heeft als bestuurslid het gebruik van Facebookgroepen en Google Drives geïntroduceerd. Daarmee kunnen leden nu zelfs meeschrijven in beleidsstukken.’

Lucy: ‘Via de sterk verbeterde interne communicatie en de beslo-ten Facebook(FB)groepen, bleef ik als voorzitter als vanzelf op de hoogte. Ik hoefde niet alles zelf te doen en, anders dan Catelijne, hoefde ik ook niet alles te weten. Bestuursleden zijn verantwoor-delijk voor hun eigen stuk en kunnen bij mij aankloppen als dat nodig is. Ik ben als voorzitter gevraagd vanwege mijn kwaliteiten die de vereniging op dat moment nodig had.’

Lucy vervolgt: ‘Om in RealDrives-termen te spreken: JGZ is vaak vooral groen (gericht op menselijke maat en onderlinge harmo-nie), maar als we alles samen willen doen, samen met verpleeg-kundigen, doktersassistenten, huisartsen en kinderartsen, dan zijn we zelf niet zichtbaar. Dat groene samen doen kan niet altijd. Vooral niet in deze tijd van verandering. Ik ben als voorzitter gevraagd vanwege mijn oranje-rode profiel: doelgericht, tempo, lef en durf. “Rood” opereren kan overigens alleen als je je gesteund weet. In het bestuur vullen we elkaar enorm aan en op de FB-groep van actieve leden (FB-ABC-raad AJN) is er altijd iemand te vinden die kan inspringen als we als bestuur hulp of input nodig hebben. Dat is fantastisch en gebeurt nu veel vaker dan voorheen. Doordat we zo samenwerken, is ons netwerk veel groter en ster-ker. Met die steun in de rug kun je je met gevoel van kwetsbaar-heid zeker voelen als voorzitter.’

Mascha: ‘Twee jaar geleden was het bestuur als geheel erg “groen”. Lucy kreeg door haar benoeming als voorzitter de ruimte om met haar oranjerode profiel juist ergens tegenin te gaan, lef te tonen en het soms over een heel andere boeg te gooien. Zo snel en doelgericht als Lucy ben ik niet. In deze tijd van transitie is een combinatie van rood en groen gewenst. We moeten er ook voor zorgen dat we een goede aansluiting houden met de AJN-leden en met de partijen waarmee we samenwerken. Ik heb een beetje van alles. En in de afgelopen twee jaar heb ik zowel bij TNO als in het bestuur verschillende rollen en stijlen kunnen oefenen en toepas-sen. Als voorzitter wil ik bij veel zaken betrokken zijn, maar door wat er op mijn bordje ligt, kan ik het niet allemaal zelf doen. Hierin heb ik ook veel geleerd van Lucy, dat je niet meteen “ja” moet zeggen op elk verzoek dat je krijgt. “Nee zeggen” is ook een optie. De afgelopen twee jaar als vicevoorzitter heb ik ervaring kunnen op-doen. Als voorzitter is het de kunst alle potenties in en buiten het bestuur te benutten, aan te jagen en te faciliteren. Er zijn gelukkig heel veel mensen die iets willen doen, ik hoef het alleen maar te vragen. Daarmee kunnen leden zelf ook groeien en zichzelf verder ontwikkelen.’

‘Als voorzitter heb ik de leden nodig, veel actieve leden. Voor ac-tiviteiten en vooral voor voorbeelden van hoe zaken in de praktijk gaan, van hoe beleid uitpakt en hoe jeugdartsen werken, dit is zo divers in het land. Daar hoef je overigens echt geen voorloper voor

te zijn. Als iemand komt met de opmerking: “Daar moeten jullie iets aan doen!” zal ik zeker, net als Lucy, zeggen: “Jullie? Wij zijn de AJN, jij dus ook, dus ga er namens de AJN mee aan de slag.” Zoals Willemien Boland aan de

slag is gegaan met Vuurwerk en nu rondom Roken. Zoals ook de AJN-dag rondom Veiligheid, voorbereid door de VergaderVoorbe-reidingsCommissie (VVC) en aangevuld door de Communicatie-

DE KLEUREN VAN REALDRIVES

De drijfveer die streeft naar vertrouwdheid, veiligheid en geborgen-heid. Sleutelwoorden: beslotenheid, eenheid, stabiliteit, geborgenheid

De drijfveer die streeft naar een eigen domein en geeft snelheid en felheid. Sleutelwoorden: snel, alert, onverschrokken, confronterend

De drijfveer die streeft naar orde en zekerheid. Sleutelwoorden: duidelijkheid, discipline, loyaliteit, betrouwbaar-heid

De drijfveer die streeft naar resultaten en vooruitgang. Sleutelwoorden: ambitie, doelgerichtheid, flexibiliteit, efficiëntie

De drijfveer die de menselijke maat nastreeft en onderlinge harmo-nie voorop stelt. Sleutelwoorden: gelijkheid, openheid, delen, verbinden

De drijfveer die streeft naar het verwerven van kennis en inzicht.

Sleutelwoorden: begrip, consistentie, visie, toekomst

‘Je doet het bestuur met elkaar,het is veel te groot om alles te wetenen te kunnen.’ (Catelijne)

KERNKWALITEITENOp verschillende momenten in de groei van de vereniging zijn verschillende kernkwaliteiten in het bestuur en de voorzitter nodig. Soms moet een bestuur verbindend en be-stendigend zijn, soms moet het zich breed maken, duidelijk zijn en voor zichzelf opkomen, soms moet het willen veran-deren, ervoor gaan. Daar zijn in een bestuur verschillende mensen voor nodig. Door gebruik te maken van tools als het Vrijwilligerskwadrant en RealDrives (www.realdrives.com), weet een bestuur wat het mist en waar het naar op zoek moet gaan. Als de AJN nieuwe bestuursleden zoekt wordt dat ook in de vacaturetekst verwoord. Benaderde het AJN-bestuur vroeger mensen waarvan het dacht dat zij het wel zouden willen en kunnen, nu gaat het bestuur uit van wat de vereniging en het bestuur nodig hebben. Het kennen van elkaars drijfveren, allergieën, de omgeving en gedragsvoorkeur versterkt de samenwerking in het bestuur. Zo heeft de een regeltjes en tijd nodig om zaken te overdenken, terwijl de ander ervan gruwt. Als je dat van elkaar weet, kan je er mee werken en zelfs grapjes over maken.

30

Page 31: Ja! voorjaar 2015

VERE

NIGI

NG

groep door tweets klaar te zetten, pers te informeren, een artikel te schrijven. Proactief dus. Dat is wat er veranderd is de afgelopen jaren: wij staan aan het roer in plaats van dat het ons overkomt; van ons van alles laten overkomen naar proactief zijn. Voorbij Calimero, actief en zelf timen.’

DE TOEKOMSTJA!: We mogen ons gelukkig prijzen dat er steeds weer bestuursle-den, en uit hun midden de voorzitter, bereid zijn de kar van de AJN te trekken. Maar hoe zorgen we ervoor dat het volgende bestuur en de volgende voorzitter straks klaar staan, dat we als vereniging klaar zijn voor de toekomst?

Mascha: ’Na het professionaliseren van het bestuur en van het bedrijfsbureau, is de volgende stap het professionaliseren van alle leden, de vereniging dus. Als idee van Lucy zijn we begonnen met de scholingen over het gebruik van sociale media. Een volgende stap is een scholing in schrijven en redigeren, waar de JA!-redactie mee bezig is. Ook onderwerpen als Leiderschap en Presenteren zullen mogelijk in carrouselvorm worden aangeboden; in eerste in-stantie aan actieve leden en daarna via de afdelingen aan alle leden. Dit zijn we nu aan het onderzoeken. Daarmee wordt “actief zijn en besturen” iets wat te leren is in plaats van iets wat je moet kunnen.’ ‘Het kleurenmodel van RealDrives kan ook de individuele jeugd-arts inzicht bieden in eigen kracht en richting geven aan in welke

richting verder te ontwikkelen. Er gebeurt op dit moment heel veel. Ook de status van de jeugdarts verandert, denk alleen al aan het succes dat we hebben behaald met Rechtstreeks Verwijzen. Ik hoop dat we over enkele jaren met alle professionals in het sociale domein, inclusief de huisartsen, op dezelfde lijn zitten. Dat

iedereen weet wat een jeugdarts doet en kan. Het begint er mee dat we onszelf altijd en overal consequent “jeugdarts” noemen. En dat we ons als jeugd-artsen nog meer profileren

met onderwerpen. Zoals op dit moment de kinderartsen over rokende ouders.2 Dat is helemaal niet nieuw, maar door de manier waarop zij er aandacht voor vragen, lijkt dat wel zo.Staan voor wat we doen zonder in de verdediging te gaan; zicht-baar maken waar we mee bezig zijn. En ons breder maken door Jeugdgezondheidszorg meer wetenschappelijk te maken: als jeugdarts meer onderzoek doen, meer wetenschappelijke interes-ses hebben, meer wetenschappelijk lezen en meer wetenschap vertalen naar de werkvloer van de Jeugdgezondheidszorg. Ik hoop daar de komende jaren als voorzitter aan bij te dragen en houd me aanbevolen voor heel veel input van de leden.’

NOTEN:

kinderen-rookvrij-opgroeien.htm

Van links naar rechts: Lucy Smit, Mascha Kamphuis, Catelijne van der Hoeven

‘Wij staan het roer in plaats van dathet ons overkomt.’ (Mascha)

31

Page 32: Ja! voorjaar 2015

VERE

NIGI

NG

Door: Yvonne de Vette, hoofd Bedrijfsbureau

GROEI AANTAL LEDENHet aantal jeugdartsen dat lid is geworden van onze vereniging is in 2014 behoorlijk gestegen. Vorig jaar mochten we 110 nieuwe leden verwelkomen. Na 43 opzeggingen zijn we uiteindelijk met 67 leden gegroeid. Zelfs de eerste weken van het nieuwe jaar moch-ten we alweer 10 nieuwe leden verwelkomen.

UITBREIDING VAN DE DIENSTVERLENINGZoals al eerder aangekondigd maken meerdere KAMG-vereni-gingen gebruik van de diensten van de AJN. Inmiddels wordt het bedrijfsbureau van de AJN ingehuurd door de KAMG, NVAG en de VAGZ. Recent heeft de AJN ook een voorstel gepresenteerd aan de KAMG en alle verenigingen om de Ledenadministratie en factura-tie van deze verenigingen te verzorgen.

Mijn AJNPRESENTATIES AJN WETENSCHAPPELIJKE DAGVoor de leden van de AJN zijn de presentaties beschikbaar die zijn gegeven op de Wetenschappelijke dagen, ook voor hen die niet aanwezig konden zijn. De presentaties kunt u vinden op Mijn AJN

onder de knop bestanden in het hoofdmenu. Als u Mijn AJN niet in uw favorieten heeft staan dan kunt deze ook bereiken via de website van de AJN: www.artsenjgz.nl.

BEWIJS VAN LIDMAATSCHAPVoor het aanvragen van de AGB-code wordt in veel gevallen gevraagd naar een bewijs van lidmaatschap van de beroepsvereni-ging. Net als vorig jaar is het mogelijk om na betaling van uw con-tributie dit bewijs van lidmaatschap zelf via Mijn AJN op te halen.

‘SMOELENBOEK’In het najaar hebben we het nieuwe Smoelenboek gepresenteerd. Heeft u uw foto al ge-upload? Een oproep aan iedereen om deze te plaatsen zodat de andere leden weten welk gezicht bij welke naam hoort.Onder Ledeninfo op Mijn AJN, kunt u zelf aangeven welke ge-gevens voor de andere leden zichtbaar zijn, de instelling kunt u wijzigen onder de betreffende knop.

ACTUALISEREN GEGEVENSZijn uw gegevens bij de AJN correct? Of deze correct zijn kunt u zelf controleren en zo nodig wijzigen via Mijn AJN. Onder de kop-jes Mijn Gegevens en Mijn Groepen kunt u deze zelf aanvullen of wijzigen. Wij krijgen deze wijzigingen dan door en na goedkeuring worden deze verwerkt.

Indien uw vragen heeft aan het Bedrijfsbureau of wanneer iets niet duidelijk is, neem dan contact met ons op. Wij zijn alle werkda-gen bereikbaar van 9.00 tot 17.00 uur. Zijn wij niet in staat om uw telefoon te beantwoorden, stuurt u dan een mail naar [email protected].

Door: Frans Feron

De dr. A.J. Swaakprijs wordt eenmaal per twee jaar uitgereikt en heeft als belangrijkste doel het verbeteren van de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg. Op 14 november jl. werd de prijs uitgereikt aan dr. Meinou Theunissen. Zij promoveerde op 17 juni 2013 bij prof. dr. S.A. Reijneveld in Groningen op het proefschrift The early detection of psychosocial problems in children aged 0-6 years by Dutch Preventive Child Healthcare:professionals and their tools. In dit proefschrift beschrijft Meinou Theunissen de resultaten van verschillende onderzoeken die allen tot doel hadden de vroege op-sporing van psychosociale problemen door de jeugdgezondheids-zorg te verbeteren. In haar onderzoek vergeleek Meinou Theunis-sen verschillende vragenlijsten met elkaar. Ze gebruikte gegevens van een groot aantal JGZ-organisaties in Nederland. Daarmee stelde ze vast welke vragenlijsten psychosociale problemen goed kunnen meten en ze onderzocht in hoeverre het gebruik van deze vragenlijsten de opsporing bij jonge kinderen door de JGZ kan ver-beteren. De verschillende onderzoeken hebben een hoog weten-schappelijk niveau en zijn gepubliceerd in diverse internationale toptijdschriften. Daarnaast zijn de onderzoeken maatschappelijk relevant en hebben de resultaten een bewezen toepasbaarheid voor de praktijk van de JGZ. Het proefschrift van Meinou Theunissen is verspreid onder alle JGZ-instellingen in Nederland en is digitaal beschikbaar via

Een eervolle vermelding werd toegekend aan de onderzoeksgroep ‘Pinkeltje’ van het UMC Groningen voor het in kaart brengen van de groei en ontwikkeling van matig te vroeg geboren kinderen, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van dr. Jorien Kerstjens en dr. Inger Bocca Tjeertes.

Nieuws van hetBedrijfsbureau

Uitreiking dr. A.J. Swaakprijs

OVER DE AUTEUR:Frans Feron is hoogleraar Sociale Geneeskunde, in het bijzonder Jeugdge-zondheidszorg, en voorzitter van de jury dr. A.J. Swaakprijs 2014.

Frans Feron overhandigt Meinou Theunissen de dr. A.J. Swaakprijs

32

Page 33: Ja! voorjaar 2015

VERE

NIGI

NG

Door: Marleen Johannes, landelijk bestuurslid AJN

‘Innoveren op het snijvlak van gezondheid en maatschappij; Voort-durend in beweging; Samen klaar voor de toekomst.’ Dit zijn een aantal inspirerende titels van congressen van de Koepel Artsen Maatschappij en Gezondheid (KAMG), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en het project Modernisering Medische Vervolg-opleidingen, die in de laatste maanden van 2014 plaatsvonden. Ciska Koning, scheidend voorzitter van de KAMG, zei het kernach-tig in haar speech: ‘… de grote innovatie speelt zich af op het vlak van de zorg. De arts M&G is een doener. Het komende jaar is het jaar van de innovatie van de publieke gezondheidszorg’.

We zien als jeugdarts op allerlei vlakken de verandering om ons heen. De transitie is een feit. De jeugdarts werkt in of met wijk- of kindteams. De eerder gewenste competenties verschuiven. Er wordt vaker gevraagd om professioneel leiderschap. We moeten als jeugdarts de verantwoordelijkheid nemen in het behandel-proces. De regie pakken bij gecompliceerde problematiek, ontwik-kelingen signaleren op collectief niveau en dit meenemen in het proces van beleidsbeïnvloeding. Er wordt aan ons duidelijk om een nieuwe rol gevraagd.

Veranderende taken vragen om andere competenties en dat vraagt weer om een opleiding die de jeugdarts van de toekomst neerzet. Het sociaal-geneeskundig kaderbesluit en de herregistratie-eisen worden vernieuwd om te aan te sluiten bij de algemene vernieu-wing van medische vervolgopleidingen en de nieuw vastgestelde competenties voor sociaal-geneeskundigen. Onderdeel van de ver-nieuwing is om elkaar te stimuleren om feedback te geven op het persoonlijk functioneren en op het functioneren binnen de groep. Leren van elkaar en blijven leren, een leven lang, is het motto voor jong en oud.

Steeds meer krijgen we als beroepsgroep de regie over het bevor-deren en behouden van de kwaliteit van ons vak. Een kans die we moeten pakken en koesteren. Daar werken we hard aan als beroepsvereniging. Dit is terug te lezen in We varen uit - Beleids-plan 2015-2020. We slaan een nieuwe koers in met onder andere het thema ‘De jeugdarts als behandelaar’. Waarmee we betere laag-drempelige zorg aan onze cliënten willen geven. Laagdrempelig en dichtbij, passend bij de Jeugdwet. In de komende jaren willen we onderzoeken op welke vlakken we die rol als behandelaar gaan invullen. Waar kunnen we de behandeling van kinderen ondersteu-nen? De verbinding leggen tussen het tweede milieu van het kind en de behandeling van aandoeningen die we als jeugdarts vaak tegenkomen. Belangrijk hier is om de samenwerking met huisart-sen en andere behandelaars te borgen, te weten waar onze grenzen liggen en de weg te kennen in verzekeringen en financiering. We moeten bij de ontwikkeling van nieuwe taken voor de jeugd-arts steeds meer samenwerken met de beroepsverenigingen binnen de KAMG. Zo kunnen de Nederlandse Vereniging Artsen Beleid Management en Onderzoek (NVAG) en Vereniging van Ad-viserend Geneeskundigen bij Zorgverzekeraars (VAGZ) ondersteu-nend zijn bij het beleid in een breder kader en de financiering, als we als jeugdarts een grotere rol willen spelen in de behandeling van kinderen. Met de Vereniging VertrouwensArtsen Kindermis-handeling kunnen we nog meer optrekken als het om kindermis-handeling en huiselijk geweld gaat.

Het KAMG-congres van 28 november 2014 ‘Innoveren op het grens-vlak van maatschappij en gezondheid’ bracht de verenigingen met elkaar in contact. Het inspireerde de aanwezigen om de vernieu-wing op te zoeken en aan te gaan. De uitspraak ‘Denk groot, doe klein, en kleur buiten de lijntjes’ van de directeur van de Federatie voor gezondheid NPHF, Thomas Plochg, vond ik herkenbaar voor het AJN-bestuur. Met het beleid van de afgelopen jaren en dat van de komende jaren hebben we een visie vastgesteld en daarop de koers bepaald. Zal het een rustige vaart worden? De jeugdarts die recepten uitschrijft of labonderzoek aanvraagt zal deining geven. De jeugdarts die de specialist in de wijk is als het om kinderen gaat: hoe wordt dat ontvangen? We gaan mee met de ontwikkelin-gen om ons heen en zetten ontwikkelingen in gang. Een actieve be-roepsvereniging met een actieve houding wordt gezien en erkend.

Van het bestuur: roerige tijden

Oproep JA! 34

Denkt u wel eens ‘dit zou iedere jeugdarts moeten lezen’? Is ‘lezen’ onmisbaar voor uw dagelijks werk? Schrijf erover in de zomer-JA! ‘Wat leest de jeugdarts’! Deadline 27 maart. Beetje meer tijd nodig?

Neem contact op via [email protected] of tijdens de AJN-dag van 27 maart.

Oproep JA! 35

Culturele, seksuele, religieuze, etnische diversiteit, arm-rijk, man-vrouw: hoe kom je het tegen in je werk, wat doe je ermee als jeugdarts, wat doen we ermee in de jeugdgezondheidszorg? En wat betekent het als je eigen achtergrond, voorkeur of wereldbeeld anders is dan die van je collega’s of je doelgroep? Voor de najaar-JA! 2015 met als thema ‘Diversiteit’ is de redactie op zoek naar projecten, onderzoek, ervaringsverhalen, verzuchtingen en toekomstvisies waarmee we het thema van alle kanten kunnen belichten.

Deadline 17 juli a.s. Info via [email protected]

33

Page 34: Ja! voorjaar 2015

Jeugd-ggz Mondriaan Kinderen en Jeugdigen“Bevlogen samenwerken aan een andere toekomst”

Mondriaan Kinderen en Jeugdigen is een van de drie zorgbedrijven van Mondriaan, instelling voor geeste-lijke gezondheid in Limburg.

Wij behandelen kinderen en jeugdigen met complexe psychiatrische problematiek.

Onze multidisciplinaire diagnostiek en behandeling richten zich op alle levensgebieden die ingrijpen op de ontwikkeling en de geestelijke gezondheid van het kind. Door middel van preventie en medisch specialistische diagnostiek en behandeling, werken wij aan een gezonder toekomstperspectief voor het kind. Wij behandelen zo vroeg als nodig en zo kort als mogelijk (matched care), bij voorkeur in of dicht bij de leefomgeving van het kind. Dit doen we onder andere door middel van intensieve thuis- en gezins-

begeleiding, Jeugd F-ACT, een uitgebreid ambulant behandelaanbod en in toenemende mate maken wij gebruik van online behandelingen. Waar nodig behandelen wij in een klinische setting of bieden wij crisisinterventie.

We werken intensief samen met ketenpartners en bieden waar nodig en gewenst consultatie en (co-)behandeling op locatie. Daarbij streven we naar een optimaal effectief en (kosten)efficiënt pakket aan complementaire interventies vanuit ieders eigen deskundigheid en maatschappelijke verantwoorde-lijkheid.

Voor meer informatie: www.mondriaankindenjeugd.nl of 045-5736150

TIJD RUIK

DE

ZOOVE

R:

BESTE

MUSE

UM

VAN N

EDER

LAND

34

Page 35: Ja! voorjaar 2015

www.infacol.nl

lucht op!Darmkrampjes?

Infacol: bij vastzittende lucht,buik- en darmkrampjes.

Baby’s krijgen tijdens hun voeding lucht binnen, die vast kan gaan zitten en zo buik- en darmkrampjes veroorzaakt. Gelukkig is dat tijdelijk en bovendien

eenvoudig te verhelpen. Infacol is een gecertificeerd medischhulpmiddel waarvan de veiligheid en doeltreffendheid bepaald zijn

onder richtlijn 93/42/EEC betreffende Medische Hulpmiddelen.Infacol kan vanaf de geboorte én voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

Het voedingspatroon van de baby hoeft niet te worden aangepast en ook speciale dieetvoeding is niet nodig.Infacol wordt gegeven vóór elke voeding.

Het is ook geschikt om bij borstvoeding te gebruiken. Infacol heeft alleen effect op het bevrijden van vastzittende lucht, zonder het natuurlijke

ontwikkelingsproces van de darmen te beïnvloeden.

Geschiktom vanaf degeboorte tegebruiken!

Infacol is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.KOAG 2977-1212-2283.

Infacol is een product van de makers van Sudocrem

ForestHealthcare

Diarree?Tasectan met dubbele werkingeffectief tegen diarree* én pakt de oorzaak aan

www.tasectan.nl

Tasectan laat je niet zitten!®

ForestHealthcare

Tasectan is een product van de makers van Sudocrem.Tasectan is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.

*binnen 12 uur ** bij gebruik volgens de gebruiksaanwijzing

vermindert buikkrampen en overmatige ontlasting

geen bijwerkingen en contra-indicaties**

zeer veilig; geschikt voor kinderen vanaf 0 jaar

geen onnodige hulpstoffen, alleen werkzame stof

geen effect op de darmen

herstelt de vochtbalans door oorzaak uit de darmen af te voeren

Page 36: Ja! voorjaar 2015