Ja! plus najaar 2014
description
Transcript of Ja! plus najaar 2014
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 1/14
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014
Inhoud
Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm? 1
Lancering www.bikkelseducatief.nl 3
De Kanteling – een kijkje in de keuken van de gemeente 4
Goed voorleesboek voor kinderen over taal- en spraakproblemen 7
Krachtig Zat 8
Ouders in hun kracht met stevig ouderschap 10
===========================
Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm?
In JA!31 interviewde Els Jonker de jeugdarts Inge Steinbuch. Centraal stond Inges oproep aan
de jeugdgezondheidszorg om de risicobenadering van kinderen en ouders los te laten. Dat zou
onder andere betekenen dat de JGZ de regie gelijkwaardig deelt met ouders en jeugdigen, iets
wat nu volgens Inge amper het geval is. Nelleke Wensink schreef hierop een ingezonden brief.
Inge Steinbuch reageert vervolgens op Nelleke.
De ingezonden brief van Nelleke Wensink
Déjà Vu
Ik las in de JA! nummer 31, zomer 2014 het
artikel Van focus op risico naar normaliseren,
van de hand van Els Jonker. Els interviewt
daarin Inge Steinbuch.
Al lezende waande ik mij terug in mijn
begintijd, ongeveer 1987. Ouders kwamen op
het consultatiebureau, lieten hun kinderen
wegen en meten, kregen voedingsadvies,
kregen verzorgingsadviezen, de kinderen
werden gecontroleerd op groei, ontwikkeling
en algemene welstand, en gingen dan weer
naar huis. De arts en de wijkverpleegkun-
dige bepaalden wel of het goed ging met het
kind. De gevoelens en overwegingen van de
ouders kwamen er niet zo erg aan te pas.
Ongeveer zoals beschreven staat in dit artikel.
Maar inderdaad een déjà vu. Ik herken mij
absoluut niet in de dokter die een ‘forse
koerswijziging’ moet maken.
Ik zit al vele jaren in dit vak. Ik werk ook al vele
jaren niet zo, en volgens mij werken de meeste
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 2/14
collega’s allang niet meer zo. Ouders worden
door mij altijd als eerstverantwoordelijken voor
hun eigen kind gezien. ‘Mother knows best’
heb ik hoog in het vaandel. Contactmomenten
worden altijd in overleg met de ouder bepaald,
soms wat eerder, soms wat - of veel - later dan
volgens het oproepschema gepland is.
Adviezen worden als adviezen gegeven;
ouders kunnen daarmee doen zoals het hun
uitkomt. Het vermanende vingertje is er bij mij
nooit bij geweest. Een uitspraak als: ‘Je moet
loslaten en vertrouwen hebben in ouders …..’
is natuurlijk precies zoals ik en volgens mij
heel veel van mijn ollega’s, altijd al werken.
Het overnemen van de regie van ouders
gebeurt alleen in uiterste noodzaak, als het
belang van het kind dit erg duidelijk vraagt.
Dat geldt voor mij, dat geldt voor mijn team,
dat geldt denk ik ook voor heel veel van mijn
collega’s. Normaliseren, demedicaliseren, en
zo mogelijk ‘uit het circuit’ houden van kinde-
ren en hun ouders is heel belangrijk, en ouders
(te leren) laten genieten van hun kinderen is
een groot doel.
Kortom, ik maak er toch bezwaar tegen dat de
jeugdgezondheidszorg weggezet wordt als
betweterig, ouders overrulend en ‘consternatie’
veroorzakend. Dit is niet volgens de huidige
werkelijkheid.
Nelleke (Wensink -) van Dijk, jeugdarts
Centrum voor Jeugd en Gezin Waddinxveen,
Reactie op Nelleke door Inge Steinbuch
Fijn Nelleke dat jullie al zo werken, dat doet
me deugt. Het zou fijn zijn als je wilt beschrij-
ven hoe jullie geregeld hebben dat de
professionals binnen jullie organisatie die
ruimte hebben gekregen/genomen. Dan
kunnen anderen die nog niet zover zijn hun
voordeel daarmee doen.
Ik heb veel collega's gesproken die graag zo
willen werken maar zich belemmerd voelen
door het systeem. Zij hebben niet de vrijheid
bijvoorbeeld in het plannen van de contact-
momenten om echt aan te sluiten bij de
behoefte van de ouder/jongere. Dat komt soms
door organisatieregels en soms door bezui-
nigingen of eisen van de gemeenten. Maar ook
door de opdracht het uniforme basistaken-
pakket uit te voeren ervaren de collega’s
spanning. Anderen voelen zich in een spagaat
door het moeten werken met richtlijnen en
protocollen en de bijbehorende registratie.
Dat laatste zie en hoor ik ook terug naar aan-
leiding van het Thematisch Toezicht vroeg-
signalering dat de IGZ pas heeft uitgevoerd.
De IGZ heeft een aantal richtlijnen getoetst in
dit TT. In gesprekken met directeuren/mana-
gers alsook met stafartsen hoor ik wat er al
wordt vastgelegd en uitgevoerd. Op basis
hiervan is te zien hoe moeilijk zich dat
verhoudt tot het echt naast de oudere/jongere
staan en het aansluiten bij de hun behoefte.
Het gaat ook om het perspectief dat je kiest.
Voor het recent ingevoerde adolescenten-
contactmoment bijvoorbeeld, gebruikt meer
dan de helft van de organisaties een vragen-
lijst, terwijl bekend is dat jongeren daar niet op
zitten te wachten. De behoefte van een
jongere is niet het invullen van een vragenlijst.
Dat is wat anders dan dat je vraagt of ze het
vervélend vonden om de vragenlijst in te
vullen; daarop geven ze een ander antwoord.
Daarnaast is de beleving van een ouder/
jongere niet altijd dezelfde als die van de
professional. Onderzoeken over participatie en
inspraak laten steeds weer zien dat de profes-
sional de mogelijkheden van inspraak en
participatie van de cliënt hoger inschatten en
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 3/14
waarderen dan die cliënt zelf. Ik denk niet dat
de JGZ daarin veel anders is dan vele andere
takken van zorg. De professional denkt het
beter te doen dan hoe de cliënt ervaart. Ook
dat heeft te maken met perspectief. Dit is dus
geen verwijt maar logisch, maar als je dat een-
maal weet moet je dat wel incalculeren. Dit
werd op het JGZ-congres waar Justine
Pardoen haar rapport Code oranje toelichtte
ook mooi gedemonstreerd door de reacties uit
de zaal. In het rapport Code oranje staan nogal
wat kritiekpunten op het functioneren van de
JGZ vanuit het perspectief van de ouders die
door ouders online waren geraadpleegd. De
circa vierhonderd JGZ-medewerkers in de zaal
reageerden afwijzend zelfs fluitend op haar
presentatie, in plaats van te luisteren en hun
voordeel er mee te doen.
Veel organisaties toetsen cliënttevredenheid
met vragenlijsten, maar dan toets je niet wat
de behoefte is van de ouders/jongeren, dan
toets je of datgene wat je nu biedt naar tevre-
denheid geboden en uitgevoerd wordt. Hoe
geef je cocreatie daadwerkelijk samen met de
ouder of jongeren vorm? Dat is waar ik op
doel.
Mijn cocreatie gaat verder dan de spreek-
kamer. De JGZ-professional gaat naar de
wethouder om te vertellen dat er in de wijk
zoveel armoede is dat het de ontwikkelings-
kansen van kinderen belemmert. Of dat er veel
eenoudergezinnen wonen, dat er meer lichte
hulp of thuisbegeleiding nodig is om kansen te
vergroten. Of dat er een voetbalveldje moet
komen om meer buiten te kunnen spelen, en
dat de ouders ook signalen afgeven dat ze dit
missen. Of dat op dit moment in deze wijk hele
andere zaken aandacht moeten krijgen en dat
je als professional daar nu eerst voor kiest en
dus een aantal taken van het basispakket nu
even niet uitvoert. De JGZ-professional is in
gesprek met ouder/jongere en sluit aan bij de
behoefte die er ligt. Coacht en ondersteunt
ouders om zelf zaken te realiseren in de wijk
(bijvoorbeeld een voetbalveldje) et cetera.
Mijn cocreatie is dat de JGZ-professional in
samenspraak met ouders en jongeren de stem
laat horen van het kind/de jongere.
Inge Steinbuch is jeugdarts
Lancering www.bikkelseducatief.nl
Op maandag 27 oktober werd de website
WWW.BIKKELSEDUCATIE.NL gelanceerd
tijdens de landelijke VOOR DE JEUGD DAG
van de Rijksoverheid en de VNG. Op basis van
scènes uit de bekroonde documentaireserie
Bikkels (VPRO/IDTV Docs) heeft o.a. drs. Els
Jonker (arts maatschappij en gezondheid) de
thematiek rondom jonge mantelzorgers
toegelicht.
De educatieve website BIKKELSEDUCA-
TIE.NL is gemaakt voor professionals en
andere betrokkenen rondom een gezin met
ziekte en zorg en ontwikkeld door IDTV Docs.
De documentaireserie Bikkels portretteert
kinderen die (mee)zorgen voor een langdurig
ziek of gehandicapt gezinslid en heeft onlangs
de non-fictie juryprijs gewonnen op CINEKID,
het internationale film-, televisie-, en nieuwe
mediafestival voor de jeugd tijdens de 28e
editie van dit festival. Bikkels viel al eerder in
de prijzen tijdens het BANFF festival in
Canada in juni 2014. Bikkels won toen de
Rockie Award in de categorie Children’s
Nonfiction.
Momenteel is de derde serie in productie die
vanaf 11 januari 2015 te zien is op Nederland
3 om 9.25 uur.
Kijk voor een uitgebreid artikel over Bikkels in de JA!32.
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 4/14
De Kanteling - een kijkje in de keuken van de gemeente
JA! in gesprek met Linda Burgerhout-Van der Zwaan over de regie van de gemeente in het kader van de transities in het sociaal domein □ Wike Lijs
Op 1 januari 2015 is het zo ver. Dan moeten de gemeenten klaar zijn voor hun nieuwe taken-
pakket: de drie transities in het sociaal domein. Het gaat niet alleen over de overheveling van
de financiële en beleidsverantwoordelijkheid voor de jeugdzorg. De Wet werken naar vermogen
wordt vervangen door de Participatiewet en de AWBZ-functiebegeleiding wordt overgebracht
naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Linda Burgerhout- Van der Zwaan schreef
er een proefschrift over: De Kanteling, een onderzoek naar een omslag in benadering van
burgers in een middelgrote gemeente.1 Haar onderzoek was vooral gericht op de Wmo. Zij
heeft drie jaar lang meegewerkt in een pilotteam van professionals (gemeenteambtenaren en
welzijnswerkers). Hierdoor kreeg zij haar informatie uit de eerste hand. JA!-redacteur Wike Lijs
besprak met haar wat de transities voor de Jeugdgezondheidszorg gaan betekenen.
Visie
De visie achter de transitie van de jeugdzorg
luidt volgens de Transitiecommissie Stelsel-
herziening Jeugd uit 2013: ‘Een integrale
manier van werken onder gemeentelijke aan-
sturing om bij gezin en jeugdige uitgaande van
hun “eigen kracht” snel effectieve hulp te
kunnen bieden om problemen in de ontwikke-
ling van jeugdigen te voorkomen, op te lossen,
te compenseren of draaglijk te maken’ (p. 9).2
Linda van der Zwaan vertelt dat bij de Wmo
participatie, zelfredzaamheid en eigen verant-
woordelijkheid van de burgers centraal komen
te staan in de plaats van het recht op voor-
zieningen en hulpmiddelen. In probleemsitua-
ties zal door de gemeente voortaan eerst een
beroep gedaan worden op de eigen kracht,
vervolgens op het sociaal netwerk, daarna zijn
het de algemene voorzieningen en tenslotte,
als die onvoldoende soelaas bieden, de indivi-
duele voorzieningen. Deze veranderingen bij
de Wmo zijn herkenbaar voor de werkwijze
van de JGZ: nadruk op de preventie en uitgaan
van wat kinderen, hun gezin en sociale
omgeving zelf kunnen aanpakken. De relatie
tussen de Wmo met de JGZ werd dus snel
gelegd.
Transitie en Transformatie
De transities leveren momenteel veel open-
bare discussies op en er is nog veel onduide-
lijk, bijvoorbeeld over de financiering. Het
proces van de zorginkoop, zoals van de
jeugdzorg en de jeugd-GGZ, is niet eenvoudig.
Daar zijn de gemeenten volop mee bezig. Los
van deze praktische, organisatorische zaken
betekent het vooral ook een verandering in
benadering door de overheid van burgers met
een ondersteuningsvraag: de Transformatie.
Dit veranderingsproces ’naar een nieuw lokaal
samenspel, een nieuwe cultuur, nieuwe ver-
houdingen en nieuwe werkwijzen’ (Transitie-
bureau Wmo 2013) is dan ook een ware
cultuuromslag, de Kanteling van de Wmo. Voor
de Wmo-gespreksvoerders van de gemeente
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 5/14
betekent dit een andere houding, andere
verhoudingen en een ander gedrag.
Hoewel er in het proefschrift weinig staat over
de JGZ lijkt het mij toch belangrijk om van de
onderzoekster te horen hoe een gemeente
straks om moet gaan met de maatschappelijke
veranderingen. Welke betekenis heeft dat voor
de Jeugdgezondheidszorg? Heeft Linda met
haar ervaringen adviezen voor de JGZ?
Multidisciplinair te werk gaan: een concreet
voorbeeld
Linda schetst de problematiek rondom de
transformatie aan de hand van een concreet
voorbeeld, vanuit het perspectief van de
gemeente bekeken. Bij de gemeente kloppen
mensen vaak aan voor een oplossing van
onder meer slechte huisvesting, verlies aan
inkomen, verslaving of schulden. Zo ook
mevrouw Specht.
Mevrouw is 44 jaar, alleenstaand met twee
dochters van veertien en zeventien jaar, heeft
een mbo-opleiding gevolgd en is volledig
afgekeurd. Ze ontvangt een WAO-uitkering.
Haar eerste vraag aan het loket is een kopie
van een brief waarin een afwijzing stond van
een reiskostenvergoeding. Het origineel had ze
uit boosheid weggegooid. Haar financiële
situatie blijkt zowel
chaotisch als zorgwekkend te zijn. Daarnaast
spelen er ook opvoedingsproblemen. De pro-
fessional van de frontoffice (in dit geval een
gemeentemedewerker) heeft zich intensief met
mevrouw Specht bezig gehouden. Ondertus-
sen komen nieuwe problemen aan het licht: de
jongste dochter is niet ingeschreven op een
school, de andere dochter loopt al maanden
met een kapotte beugel in haar mond, omdat
de orthodontist niet betaald kan worden, en
een kennis die via haar PGB werd uitbetaald
maakte nooit schoon. Na een paar maanden
vertelt mevrouw dat ze vijf flessen wijn per dag
drinkt en dat ze zich heeft aangemeld bij de
Brijder Stichting, voor verslavingszorg.
In een aantal gesprekken worden de proble-
men ontrafeld om passende interventies in te
kunnen zetten, waaronder thuisbegeleiding
vanwege opvoedingsproblematiek, schuldhulp-
verlening, indicatie voor huishoudelijke hulp en
bemiddeling bij de leerplichtambtenaar. Voor
de gemeenteambtenaar, die meewerkte in het
pilotteam, stond niet haar eigen specialisme
centraal maar het geheel aan hulpvragen van
mevrouw Specht.
Omdat straks ook voor de gemeente het uit-
gangspunt is ‘één gezin, één plan, één regis-
seur’, werden alle partnerorganisaties, waar-
onder het CJG, bij elkaar geroepen. Voor het
oplossen van de materiële problemen binnen
de gemeente waren, naast de leerplichtambte-
naar, ook ambtenaren met deskundigheid op
het gebied van werk, inkomen, huisvesting,
schuldhulpverlening en bijzondere bijstand
betrokken. In het proefschrift is niet ingegaan
op de rol van de jeugdgezondheidszorg hierin.
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 6/14
Dit voorbeeld laat zien dat gezinsproblemen
niet alleen vanuit de zorg worden aangepakt,
bijvoorbeeld door een Zorg- en Adviesteam
(ZAT), maar ook vanuit de gemeente. Voor de
JGZ kan de volgende conclusie getrokken
worden: Zorg er voor dat alle disciplines die
nodig zijn om complexe problematiek aan te
pakken, betrokken worden, ook als ze geen
deel uit maken van een ZAT, wat goed past bij
de intentie van de transformatie.
Samenwerken
Samenhang tussen algemeen preventief
jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en
jeugdzorg, waar de gemeente verantwoordelijk
voor wordt, moet vanaf 2015 gestalte krijgen.
Het CJG kan hierin de verbindende organisatie
worden, met de JGZ in de rol van regisseur.
Voor de JGZ betekent de transitie het voort-
zetten van de uitvoering van het basispakket
jeugdgezondheidszorg, gezien het grote
belang dat gehecht wordt aan preventie, en als
basis voor de zorg voor jeugd.
Voor de gemeente heeft de transitie vooral
betekenis voor de gemeentemedewerker, die
een cruciale rol heeft in de cultuuromslag: op
de juiste momenten kunnen stimuleren, regie-
voeren, loslaten en samenwerken( VNG &
Transitiebureau 2013).
Samenwerken, het sleutelwoord van Linda
Burgerhout-Van der Zwaan.
1 Linda Burgerhout-Van der Zwaan promoveerde aan de Universiteit voor Humanistiek op 14 mei
2014. Haar proefschrift kunt u downloaden: http://www.uvh.nl/uvh.nl/up/ZcupmubJkB_DE_KANTELING_Proefschrift_Linda_Burgerhout_-_Van_der_Zwaan.pdf 2 https://www.yumpu.com/nl/document/view/25385101/transitiecommissie-stelselherziening-jeugd-
landelijk-platform-ggz
Wat vindt u van de eerste JA!-Plus? Dit is de eerste JA!-Plus, de digitale bijlage bij de JA! De JA!-Plus biedt extra ruimte om artikelen te plaatsen die we niet in de JA! kwijt kunnen. Denk aan reacties van lezers, ingezonden artikelen, boekbesprekingen en aan kopij die bijvoorbeeld vanwege tijdsdruk niet meer in de JA! geplaatst kon worden. De JA!-Plus staat aan het begin van een ontwikkeling. Dit nummer is de eerste stap. We zijn daarom erg benieuwd wat u van de JA!-Plus vindt en of u ideeën hebt hoe we de JA!-Plus beter kunnen maken. Stuur uw reactie – en uw bijdragen! - aan [email protected] Alvast dank! Els Jonker, hoofredacteur
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 7/14
Goed voorleesboek voor kinderen over spraak- en taalproblemen
□ Nen Heerdink
Dit voorleesboek voor kinderen van vier jaar en
ouder gaat over verschillende spraak- en taal-
problemen. Op een prettige speelse wijze
horen kinderen dat niet iedereen even goed
kan praten en dat je geholpen kunt worden
wanneer je spreken of taal moeilijk vindt. Voor
de leerkracht worden de onderscheidende
punten van spraak- en taalproblemen, zoals de
ondertitel aangeeft, in een notendop beschre-
ven. Een luister-cd is bij het boek geleverd als
voorbeeld voor de leerkracht of als hulp
wanneer de voorlezer niet zo inspirerend kan
vertellen. Hoewel leerkrachten als voorlezende
doelgroep worden genoemd is dit boek ook te
gebruiken door ouders van een kind met een
spraak- of taalprobleem.
Het boek gaat over Logo Lorre die uitnodi-
gingen voor zijn verjaardag rondvliegt bij zijn
vrienden, die allemaal een of ander logope-
disch probleem hebben. Frisse duidelijke
platen illustreren het verhaal over onder meer
de slissende slang, de schildpad die niet goed
uit zijn woorden kan komen, de slechthorende
oma Muis en Nadja de Nijlgans uit een vreemd
land. Dit eenvoudige verhaal krijgt meer diepte
doordat aan de kinderen steeds na een pagina
vragen gesteld worden die hen stimuleren na
te denken en te praten over het gehoorde.
Voor de JGZ is het goed te weten dat dit soort
boeken bestaat. De uitgeverij Bontekoe legt
zich toe op voorleesboeken om luisteren en
meelezen te bevorderen bij kinderen voor wie
spreken en taal niet vanzelfsprekend is.
Tevens stimuleren zij het lezen van kinderen
met dyslexie door het toegankelijk maken van
verhalen en (ook klassieke) boeken.
Mirjam Helsper en Flos Vingerhoets. P-p-p-pa-
pegaai is jarig. Logopedie in een notendop. 32
pag. met luister-cd. Arnhem, Uitgeverij
Bontekoe. ISBN 978 90 5529 581 4. € 22,75
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 8/14
Krachtig ZAT □ Elwyze Frijns
Eigen Kracht in een ZAT. Elwyze Frijns laat zien hoe die eigen kracht door goede samen-
werking van professionals én met de ouders tot mooie resultaten kan leiden.
Dinsdagmorgen, kwart voor negen. De
schoolbel luidt: het is tijd om aan de slag te
gaan. Aan de slag met een nieuwe lesdag voor
de leerlingen van deze basisschool; aan de
slag voor ons als zorg- en adviesteam met het
bespreken van die kinderen, die een extra
handje hulp nodig (b)lijken te hebben in hun
(schoolse) ontwikkeling. De schoolkantine doet
vanmorgen dienst als vergaderruimte. Als
‘nieuw gezicht’ word ik vriendelijk ontvangen
door de directeur en intern begeleiders, en
schuif aan naast de school maatschappelijk
werker en de jeugdverpleegkundige. Als toe-
hoorder deze morgen: een mooie gelegenheid
tijdens mijn inwerkperiode om kennis te maken
met het functioneren van een zogeheten ‘ZAT’
(Zorg- en AdviesTeam) als dit, evenals met
deze school waar ik binnenkort aan het werk
zal gaan.
Een interessante ochtend, zo blijkt. Al gauw
wordt de meerwaarde van multidisciplinaire
samenwerking als deze duidelijk. Ieder beoogt
hetzelfde doel – optimalisering van de ontwik-
keling en het welzijn van de kinderen – maar
ieder vanuit een ander perspectief. Met als
resultaat: situaties worden van verschillende
kanten belicht, zodat een breed beeld ontstaat.
Bovendien doemen vanuit verschillende invals-
hoeken mogelijkheden en ideeën op om erop
in te spelen, waarna direct kan worden
afgestemd wie in het proces welke rol heeft.
Het resultaat is veelbelovend: een geheel dat
de som der delen overstijgt, om uiteindelijk het
gezamenlijk doel te bereiken.
Een korte voorbespreking volgt: een meisje
van acht jaar, belemmerd in haar ontwikkeling
door gedrag dat sterk doet denken aan ADHD.
Ze is al vaker besproken; verwijzing voor
nadere diagnostiek is eerder overwogen. Met
toen als resultaat: uitgesproken weerstand bij
moeder. Dat gaf op dat moment de doorslag
tot een tussenstap te besluiten: eerst proberen
met aanpassingen in de klas, wellicht dat het
meisje daar voldoende steun aan heeft om
haar tekort aan gerichte aandacht en controle
van impulsen te compenseren.
Helaas blijkt dat niet het geval. Alvorens de
bespreking vervolgt, wordt – tot mijn genoegen
– het team eerst uitgebreid met een belangrijke
betrokkene in het geheel: de moeder. De
ervaring heeft immers geleerd, hoe belangrijk
de rol van ouders is in het proces – het gaat
immers om hún kind. Het bleek een verrijking
om ouders direct bij besprekingen te betrek-
ken, in plaats van overdracht van uitkomsten
na afloop ervan. Enerzijds levert het ouderlijk
perspectief belangrijke informatie op over de
situatie, goed voor een nog completer beeld
om het beleid op te baseren. Anderzijds biedt
hun aanwezigheid de gelegenheid om aan te
sluiten bij de ouderlijke belevingswereld, resul-
terend in versterking van vertrouwen. Een
essentieel aspect: een ouder die zich betrok-
ken voelt en vertrouwen heeft, zal dat uitstra-
len en op het kind overbrengen. Dat resulteert
in bekrachtigende steun die het kind goed kan
gebruiken om zich gesterkt te voelen en door
te zetten – juist als het allemaal even niet
gemakkelijk is.
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 9/14
Moeder schuift aan. De drukte aan tafel werkt
in eerste instantie imponerend. De frons op
haar gezicht zakt echter snel weg als ze merkt
dat ze op deze manier juist betrokken kan
raken. Dat is precies dat waar ze als bezorgde
moeder zo behoefte aan heeft. Voor het team
is het duidelijk wat de volgende stap zal zijn,
gezien het uitblijven van verbetering van de
situatie. Moeder vraagt zich echter hardop af:
zal de weg naar de GGZ wel leiden tot stimula-
tie van zelfstandigheid van haar dochter? Ze
moet zich toch straks vooral goed kunnen
redden, zélf…Loopt ze geen risico door deze
stap juist als kwetsbaar gezien te worden?
Moeders punt is duidelijk: haar dochter moet
zo normaal mogelijk kunnen opgroeien: niet
ont-zien vanwege moeilijkheden, maar juist ge-
zien in wat ze wel kan. Dat is wat voor moeder
telt.
Daarmee raakt ze een belangrijk punt.
Namelijk precies de beoogde meerwaarde van
het advies: versterken van de eigen kracht,
door licht te schijnen op de grenzen en
mogelijkheden van het meisje en haar
omgeving en daarop in te spelen. Met het
uitspreken van moeders overdenkingen, is er
ruimte om haar weerstand op te lossen. Deze
blijkt voort te komen uit gevoel van onbegrip,
van niet gehoord worden in haar zorgen.
Dankzij haar aanwezigheid bij de bespreking
nu realiseert ze zich: er wordt met haar mee
gedacht, men gaat niet langs haar heen.
Sterker nog: de beoogde doelen komen
precies overeen. Hier kan ze wat mee!
Een bijzonder moment van omslag volgt. De
vuist die zojuist neigde op tafel te slaan ter
ondersteuning van haar woorden, ontspant, de
stemverheffing verdwijnt. In haar ogen ontstaat
een twinkeling, haar mond krult tot een
glimlach. Met ogen vol dank kijkt ze de kantine
rond. Ze zegt niets meer, maar haar blik zegt
genoeg: bedankt dat ik hierbij betrokken ben;
bedankt voor de hoop die me gegeven is. Dat
geeft vertrouwen, en daarmee kracht – kracht
die er eerder nog niet was, maar ontstaan
dankzij haar betrokkenheid. Een mooie ontwik-
keling om te zien gebeuren, die het betreffende
meisje bovendien ongetwijfeld ten goede zal
komen!
Elwyze Frijns is jeugdarts bij Hart voor Brabant
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 10/14
Ouders in hun kracht met Stevig Ouderschap
(Met toestemming overgenomen uit Tijdschrift Ouderschapskennis - 2-2014)
door Merian Bouwmeester
Een kind krijgen is één van de meest bijzondere gebeurtenissen in je leven. Een nieuw mens
komt op de wereld en maakt jou tot moeder of vader. Het leven zoals je dat tot dan toe kende
zal nooit meer hetzelfde zijn. Je ontdekt dat je tot dingen in staat bent die je vooraf nooit voor
mogelijk had gehouden, gevoelens en ervaringen zijn intenser dan ooit en voortdurend ben je
je bewust van het feit dat je verantwoordelijk bent voor het welzijn van een ander mens, voor
het mens-worden van dat mens. Je eigen achtergrond speelt onvermijdelijk een rol in je
ouderschap, ten positieve of ten negatieve. Je kunt door de komst van je kind in je ouderschap
groeien, maar door de bagage die je meedraagt kan die groei ook stagneren.
Bagage
Uit de Nederlandse replicatie van de ACE-
Studie (Adverse Childhood Experience) weten
we dat die bagage in de vorm van een moei-
lijke jeugd voor veel ouders een realiteit is: één
op de vijf volwassenen is als kind emotioneel
mishandeld of verwaarloosd en één op de zes
volwassenen is fysiek mishandeld1. Lang niet
alle ouders zullen deze jeugdervaringen door-
geven aan hun kinderen al is de kans hierop
statistisch gezien wel groter, tot 38 keer groter
zelfs, afhankelijk van de studie die hierop
wordt nageslagen2. Ook sociale isolatie of een
gebrek aan sociale steun (twee verschillende
zaken zoals Baartman stelt3) vormt een tot 17
keer groter risico4. Daarnaast zijn er nog veel
andere factoren die het ouderschap mogelijk
kunnen bemoeilijken.
Stevig Ouderschap
Stevig Ouderschap is ontwikkeld om juist deze
ouders een steuntje in de rug te geven gedu-
rende de eerste 18 maanden na de geboorte
van een kind, een periode waarin de ontwik-
keling van het kind zo razendsnel gaat dat je
als ouder af en toe naar adem staat te happen.
De methodiek Stevig Ouderschap, uitgevoerd
door de Jeugdgezondheidszorg, bestaat uit
twee componenten: een vragenlijst die helpt de
ouders in beeld te brengen die volgens onder-
zoek het meeste baat hebben bij extra onder-
steuning, en een serie van gemiddeld zes en
maximaal tien huisbezoeken, afgelegd door
een speciaal hiertoe opgeleide JGZ-verpleeg-
kundige. Sinds 2006 wordt door steeds meer
JGZ-organisaties met Stevig Ouderschap
gewerkt: in 2013 kregen de ouders van 39%
van alle nieuwgeboren kinderen in Nederland
de mogelijkheid voorgelegd om deel te nemen
aan Stevig Ouderschap. Gemiddeld komt 7%
van alle benaderde gezinnen in aanmerking
voor huisbezoeken op grond van hun antwoor-
den op de vragenlijst. Het percentage ouders
dat ingaat op de uitnodiging om deel te nemen
aan de huisbezoeken varieert van 37 tot 97 en
is landelijk gemiddeld 57%.
Huisbezoeken
Tijdens de huisbezoeken is er aandacht voor
enkele belangrijke thema’s. Om te beginnen
wordt gesproken over de beleving van het
ouderschap. Daarbij draait het uiteraard om
hechting, sensitiviteit en interactie tussen
ouders en kind, maar ook het balanceren van
het ouder-zijn ten opzichte van alle andere
rollen die een volwassene te vervullen heeft,
zoals de partner-rol, de werknemers-rol en de
rol van vriend(in), familielid en kind van de
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 11/14
eigen ouders, komt aan de orde. In het ver-
lengde hiervan is als tweede de eigen ontwik-
kelingsgeschiedenis van belang. Voor elke
ouder geldt dat de komst van een kind leidt tot
een terugblik op het eigen opgroeien: welke
goede dingen neem ik mee, welke minder
goede dingen ga ik anders doen? Wanneer er
een moeilijke jeugd is om op terug te blikken
wordt deze vraag prangender om te beant-
woorden. Mogelijk leidt het antwoord op deze
vraag tot ingrijpende keuzes, bijvoorbeeld
inzake de omgang met de eigen ouders die nu
grootouders zijn geworden. Een derde belang-
rijk gespreksonderwerp betreft de ontwikkeling
van het kind en de verwachtingen die ouders
daarbij hebben. Juist ouders met veel bagage
blijken eerder hun kind te overschatten of te
onderwaarderen5, hetgeen op de langere
termijn fnuikend kan zijn voor de ontwikkeling
van het kind. Daarom is het belangrijk om stil
te staan bij de wijze waarop ouders de ontwik-
keling van hun kind zien en hierover des-
gewenst informatie te verstrekken. Een vierde
en laatste thema dat tijdens de huisbezoeken
wordt besproken betreft het sociale netwerk
rondom het gezin. Het gaat daarbij om zowel
de kwaliteit als de kwantiteit van bestaande
vriendschappen. Indien gewenst worden
mogelijkheden verkend om het netwerk uit te
breiden of wordt meegedacht over manieren
om bestaande relaties te verbeteren zodat
deze weer bronnen van steun in plaats van
stress worden. Tenslotte wordt in dit kader ook
het professionele sociale netwerk geïnventari-
seerd en worden waar nodig verwijzingen
geboden. Deze onderwerpen vormen de
inhoud van de gesprekken tijdens de huis-
bezoeken. Waar de zwaartepunten liggen
wordt bepaald door de individuele behoeften
van de ouders die worden bezocht. Op deze
manier is Stevig Ouderschap bij uitstek
maatwerk, geen twee bezoeken zijn hetzelfde.
Professionele attitude
De JGZ-verpleegkundige die is opgeleid om de
huisbezoeken te brengen handelt volgens een
aantal basis-waarden. Zo zal zij niet onge-
vraagd advies geven maar altijd eerst bij
ouders checken of ze ergens iets over mag
zeggen. Wanneer er aanvullende onder-
steuning wenselijk is en andere zorgpartners
worden betrokken vindt overdracht altijd in
overleg met de ouders plaats. Verder streeft de
verpleegkundige ernaar om open, aandachtig
en onbevooroordeeld te luisteren naar wat de
ouders haar te vertellen hebben. Immers,
alleen al het feit dat iemand werkelijke aan-
dacht heeft voor wat er in je omgaat kan een
bijzonder heilzaam effect hebben. Een ander
belangrijk aspect van de houding van de
verpleegkundige is het bevestigen van wat er
goed gaat. Vaak zijn juist de ouders met meer
bagage degenen die moeite hebben om nog te
zien wat ze goed doen als opvoeder. Ze zijn
hun eigen grootste critici en lopen vast in dat-
gene wat ze fout zien gaan. Positieve bevesti-
ging versterkt hun gevoel van eigenwaarde en
helpt hen om ten aanzien van hun eigen
opvoedkundig handelen een meta-perspectief
in te nemen: van een meer objectieve afstand
hun interacties met hun kind te evalueren en
waar nodig bij te stellen. Hoewel sommige
ouders, ingegeven door angst voor het zorg-
circuit, verwachten dat Stevig Ouderschap
vooral controle en correctie behelst is deze
methode eerder een bonus dan een sanctie.
Ouders die deelnemen ontdekken dan ook al
snel hoe prettig het is dat iemand de tijd neemt
om in de veilige omgeving van hun eigen thuis
met ze mee te denken.
Evaluatie van de huisbezoeken?
Om een beeld te geven van de wijze waarop
ouders de huisbezoeken van Stevig Ouder-
schap ervaren leverden zes JGZ-organisaties
(eenderde van het aantal organisaties dat met
Stevig Ouderschap werkt) data aan uit de
evaluaties die ouders na afloop van de huis-
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 12/14
bezoeken invulden over een totaal van 327
gezinnen6. Een meerderheid van deze gezin-
nen (57%) nam deel aan Stevig Ouderschap
na de geboorte van hun eerste kind, 11% van
had drie of meer kinderen. Gemiddeld werden
zes huisbezoeken afgelegd waarbij vader
(indien er sprake was van een twee-ouder-
gezin) in 65% van de gezinnen aanwezig was
bij tenminste één en gemiddeld drie huis-
bezoeken. Al sinds de onderzoeksfase van
deze methodiek blijft het gemiddelde aantal
afgelegde huisbezoeken rond de zes, ondanks
dat in de praktijk de verpleegkundigen nadruk-
kelijk worden geïnstrueerd het programma in te
richten volgens de wensen van elk gezin. Dit is
dus een opvallende uitkomst die duidelijk
maakt dat dit aantal contacten door zowel
ouders als professionals als prettig wordt
ervaren. Ook de betrokkenheid van vader bij
de bezoeken is een uitkomst die al sinds de
start van deze methode gevonden wordt. De
mate van betrokkenheid (het gemiddelde aan-
tal huisbezoeken waarbij vader aanwezig is)
lijkt toe te nemen.
Tevreden ouders
De tevredenheid over Stevig Ouderschap is
groot. Ten aanzien van het aantal huisbezoe-
ken is slechts 1% is van mening dat er teveel
huisbezoeken zijn afgelegd, 6% had graag
meer huisbezoeken ontvangen. Terugkijkend
is ruim 90% van de respondenten van mening
dat de huisbezoeken ‘zeker’ of ‘tamelijk’ zinvol
zijn geweest. Slechts 2% vond de huisbezoe-
ken niet zinvol. Voor iets minder dan de helft
van de gezinnen (47%) is naast Stevig Ouder-
schap aanvullende ondersteuning ingezet. Het
grootste deel van deze verwijzingen (33%)
betreft medische zorg in de vorm van een
specialist of fysiotherapeut en een ander be-
langrijk deel van de verwijzingen (32%) betreft
psychische zorg (psycholoog, RIAGG, GGZ).
De respondenten is gevraagd om een aantal
aspecten van de huisbezoeken een school-
cijfer toe te kennen. Het gemiddelde cijfer dat
Stevig Ouderschap hiermee krijgt over het
geheel genomen is een 8,2. Het hoogste cijfer
geven ouders aan de band die zij hebben
opgebouwd met de bezoekende verpleeg-
kundige: een 8,5. Slechts drie keer werd op dit
aspect een onvoldoende gegeven. Ook de
informatie en adviezen die tijdens de huis-
bezoeken worden gegeven waarderen ouders
hoog met een 8,4. De extra tijd en aandacht
worden gewaardeerd met een 8,3; de persoon-
lijke ondersteuning krijgt gemiddeld een 8,2 en
de aansluiting op datgene wat het individuele
gezin nodig had wordt gewaardeerd met een
7,9. Op dit laatste aspect werden twee onvol-
doendes uitgedeeld. Voor de overige aspecten
lag de waardering op het cijfer zes of hoger.
Deze cijfermatige waardering voor de huis-
bezoeken is door de jaren heen consistent
gebleven. In de onderzoekssetting werd een
over-all gemiddelde van 8,5 gevonden7.
Hoewel dit cijfer dus iets is gedaald blijft het
boven de acht, wat een mooie uitkomst
genoemd mag worden.
In de evaluatie wordt ook gevraagd aan ouders
om zelf aan te geven of ze het idee hebben dat
Stevig Ouderschap hen iets heeft opgeleverd
op gebieden die voor de methode relevant zijn.
Het gaat dan om aspecten ten aanzien van de
ouder zelf (zelfvertrouwen, zelf-inzicht,
omgang met stress en hulp durven vragen) en
aspecten ten aanzien van het kind (een groter
gevoel van zekerheid als ouder en meer begrip
voor het kind). Met uitzondering van het
omgaan met stress (dit is voor éénderde van
de respondenten verbeterd) geeft meer dan de
helft van de ouders aan dat deze aspecten
door Stevig Ouderschap verbeterd zijn. De
meeste ouders zeggen zich zekerder te voelen
als ouder (72%), meer zelfvertrouwen gekre-
gen te hebben (66%) en hun kind beter te
begrijpen (64%). Hoewel er op dit punt geen
voormeting is verricht en er dus geen
objectieve gegevens zijn die de verbetering
toeschrijven aan de huisbezoeken zien de
ouders dit zelf wel zo. Verwacht mag worden
dat de eigen beleving van juist deze aspecten
een positieve weerslag zal hebben op het
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 13/14
opvoedend handelen, ook na afsluiting van de
huisbezoeken.
Risico’s en buffers
Stevig Ouderschap richt zich op gezinnen met
een verhoogd risico op opvoedingsproblemen.
We weten echter maar al te goed dat gezinnen
door diverse buffers minder beïnvloed kunnen
worden door de aanwezige risicofactoren8.
Bovendien zijn deze buffers ook aspecten
waarvan, voor zover mogelijk, gepoogd wordt
ze te versterken tijdens de huisbezoeken. In de
evaluatievragenlijst is dan ook een serie
vragen opgenomen die de vier buffers van van
der Pas representeren. De antwoorden van
ouders geven weer hoe sterk deze buffers zijn
na afloop van de huisbezoeken. Het zal niet
verrassen dat bijna de helft van de ouders
(48%) goed scoort op het gebied van goede
ouderschapservaringen, nog eens 38% taxeert
deze zelf als redelijk. Het innemen van een
meta-perspectief ten aanzien van het eigen
opvoedend handelen gaat 24% goed en 60%
redelijk goed af. Wanneer we het sociale
netwerk in ogenschouw nemen dan is 23%
hier zeer tevreden over en nog eens 45% is
redelijk tevreden over de beschikbaarheid van
hun netwerk. Voor 18% is de beschikbaarheid
van het sociale netwerk zorgwekkend laag.
Hieruit kan een advies aan de JGZ voort-
vloeien om op grond van de uitkomsten van de
evaluatie de betreffende gezinnen op dit vlak
langer te ondersteunen. De mate waarin
ouders steun uit de samenleving ervaren
scoort het laagst: slechts 15% is onverdeeld
positief over de steun die vanuit de ruimere
samenleving betrokken kan worden en 17% is
hierover zeer negatief. Mogelijk houdt dit
verband met te hooggespannen verwachtingen
van hetgeen de samenleving te bieden heeft,
maar waarschijnlijk ook met het onvermogen of
de onwil van sommige ouders om daad-
werkelijk gebruik te maken van sociale
netwerken. Zoals een ouder het uitdrukte: ‘de
relatie met mijn familie is niet goed tot slecht; ik
heb weinig tot geen vrienden en wil de buren
niet te vaak vragen of tot last zijn. Ik vind dat ik
het zelf moet doen’. Deze aspecten verdienen
nader onderzoek.
Persoonlijke mening
Naast het invullen van de vragen op de
evaluatie geven veel ouders ook een persoon-
lijke mening over de huisbezoeken. Hierbij
komen vaak verrassende opmerkingen naar
voren die een mooi beeld geven van wat deze
methode voor ouders betekent. Hoe waardevol
de band met de bezoekende verpleegkundige
is blijkt bijvoorbeeld uit deze uitspraak:
“Ik vind het heel fijn om serieus genomen te
worden en een vertrouwensband te krijgen. Ik
voelde me zeer veilig bij deze gesprekken.”
Ook wordt een belangrijk basisprincipe uit de
methode helder in de opmerkingen van
ouders: door de huisbezoeken te accepteren
stellen ouders zich open om hun eigen situatie
te verbeteren. Ze nemen een actieve
beslissing om veranderingen te ondergaan en
spelen daar zelf de belangrijkste rol in:
“Door Stevig Ouderschap heb ik mijzelf regel-
matig onder de loep genomen. Door de
zelfreflectie-vragen van de verpleegkundige
heb ik meer inzicht in mijn eigen handelen en
denken gekregen.”
Ook geven de huisbezoeken ouders concrete
handvatten om het opvoeden op een andere
manier aan te pakken:
“Ik was heel blij met de bezoeken. Dank u wel.
Vroeger schreeuwde ik veel en gaf soms een
tik, nu schreeuw ik bijna niet en geef vaak iets
lekkers en zeg ‘goed zo’ tegen mijn kind en we
moeten vaak lachen.”
Stevig Ouderschap is bedoeld om ouders op
weg te helpen en in hun kracht te zetten. Het
volgende citaat verwoordt dat bijzonder
treffend: “Stevig ouderschap gaat heel erg uit
van jouw eigen kracht als moeder. Het grootste
JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 14/14
probleem bij mij was mijn eigen onzekerheid.
Door de gesprekken kwam ik erachter dat ik
eigenlijk heel goed wist wat wel of niet goed
was. Daarnaast heb ik geleerd vooral te doen
waar wij ons prettig bij voelen in plaats van wat
ik denk dat iedereen verwacht. Ik had even
een duwtje in de goede richting nodig”
Stevig Ouderschap neemt de soms heftige en
verwarrende gevoelens van ouders serieus,
biedt een veilige context waarin ruimte is voor
zelfreflectie en zet ouders in hun kracht door
hun kwaliteiten en successen te belichten. Dit
geeft ouders zelfvertrouwen, de vruchtbare
bodem waarop ook kwetsbaar ouderschap kan
groeien.
1 Kuiper, R.M.; Dusseldorp, E.; Vogels, A.G.C. (2010) A first hypothetical estimate of the Dutch burden
of disease in relation to negative experiences during childhood. TNO Rapport.
2 Ertem, I. O., Leventhal, J. M., & Dobbs, S. (2000). Intergenerational continuity of child physical
abuse: how good is the evidence? Lancet, 356, 814-819.
3 Baartman, H. E. M. (1997). Risicogezinnen en predictie en preventie van kindermishandeling.
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 36, 243-255.
4 Hall, L. A., Sachs, B., & Rayens, M. K. (1998). Mothers' potential for child abuse: the roles of
childhood abuse and social resources. Nurs.Res., 47, 87-95.
5 Baartman, H. E. M. (1996). Opvoeden kan zeer doen, over oorzaken van kindermishandeling.
Utrecht: SWP.
6 Dank aan GGD Groningen, GGD Hart voor Brabant, GGD Hollands Midden, Jong Florence, Stichting
Thuiszorg Midden Gelderland en Zorggroep Almere voor het aanleveren van gegevens.
7 Bouwmeester-Landweer, M.B.R. (2006). Early Home Visitation in Families at Risk for Child
Maltreatment. Rotterdam: Optima.
8 Pas, A. J. M. v. d. (2003). A Serious Case of Neglect: the Parental Experience of Child Rearing;
Outline for a Psychological Theory of Parenting. Delft: Eburon.
Colofon
JA!-Plus is de digitale uitgave van de JA!, het ledenblad van Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN - www.artsenjgz.nl). JA!-Plus verschijnt gelijktijdig met de JA!
Redactieadres: AJN, Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht. t: 08 54 89 49 80 e-mail: [email protected]
© AJN, Utrecht