Ja! plus najaar 2014

14
JA!-Plus Bij JA!32, najaar 2014 pag. 1/14 JA!-Plus Bij JA!32, najaar 2014 Inhoud Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm? 1 Lancering www.bikkelseducatief.nl 3 De Kanteling een kijkje in de keuken van de gemeente 4 Goed voorleesboek voor kinderen over taal- en spraakproblemen 7 Krachtig Zat 8 Ouders in hun kracht met stevig ouderschap 10 =========================== Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm? In JA!31 interviewde Els Jonker de jeugdarts Inge Steinbuch. Centraal stond Inges oproep aan de jeugdgezondheidszorg om de risicobenadering van kinderen en ouders los te laten. Dat zou onder andere betekenen dat de JGZ de regie gelijkwaardig deelt met ouders en jeugdigen, iets wat nu volgens Inge amper het geval is. Nelleke Wensink schreef hierop een ingezonden brief. Inge Steinbuch reageert vervolgens op Nelleke. De ingezonden brief van Nelleke Wensink Déjà Vu Ik las in de JA! nummer 31, zomer 2014 het artikel Van focus op risico naar normaliseren, van de hand van Els Jonker. Els interviewt daarin Inge Steinbuch. Al lezende waande ik mij terug in mijn begintijd, ongeveer 1987. Ouders kwamen op het consultatiebureau, lieten hun kinderen wegen en meten, kregen voedingsadvies, kregen verzorgingsadviezen, de kinderen werden gecontroleerd op groei, ontwikkeling en algemene welstand, en gingen dan weer naar huis. De arts en de wijkverpleegkun- dige bepaalden wel of het goed ging met het kind. De gevoelens en overwegingen van de ouders kwamen er niet zo erg aan te pas. Ongeveer zoals beschreven staat in dit artikel. Maar inderdaad een déjà vu. Ik herken mij absoluut niet in de dokter die een forse koerswijzigingmoet maken. Ik zit al vele jaren in dit vak. Ik werk ook al vele jaren niet zo, en volgens mij werken de meeste

description

Lancering www.bikkelseducatief.nl Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm? De kanteling- kijkje in de keuken van de gemeente Goed voorleesboek voor kinderen over taal- en spraakproblemen Krachtig Zat Ouders in hun kracht met stevig ouderschap

Transcript of Ja! plus najaar 2014

Page 1: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 1/14

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014

Inhoud

Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm? 1

Lancering www.bikkelseducatief.nl 3

De Kanteling – een kijkje in de keuken van de gemeente 4

Goed voorleesboek voor kinderen over taal- en spraakproblemen 7

Krachtig Zat 8

Ouders in hun kracht met stevig ouderschap 10

===========================

Hoe geef je cocreatie daadwerkelijk vorm?

In JA!31 interviewde Els Jonker de jeugdarts Inge Steinbuch. Centraal stond Inges oproep aan

de jeugdgezondheidszorg om de risicobenadering van kinderen en ouders los te laten. Dat zou

onder andere betekenen dat de JGZ de regie gelijkwaardig deelt met ouders en jeugdigen, iets

wat nu volgens Inge amper het geval is. Nelleke Wensink schreef hierop een ingezonden brief.

Inge Steinbuch reageert vervolgens op Nelleke.

De ingezonden brief van Nelleke Wensink

Déjà Vu

Ik las in de JA! nummer 31, zomer 2014 het

artikel Van focus op risico naar normaliseren,

van de hand van Els Jonker. Els interviewt

daarin Inge Steinbuch.

Al lezende waande ik mij terug in mijn

begintijd, ongeveer 1987. Ouders kwamen op

het consultatiebureau, lieten hun kinderen

wegen en meten, kregen voedingsadvies,

kregen verzorgingsadviezen, de kinderen

werden gecontroleerd op groei, ontwikkeling

en algemene welstand, en gingen dan weer

naar huis. De arts en de wijkverpleegkun-

dige bepaalden wel of het goed ging met het

kind. De gevoelens en overwegingen van de

ouders kwamen er niet zo erg aan te pas.

Ongeveer zoals beschreven staat in dit artikel.

Maar inderdaad een déjà vu. Ik herken mij

absoluut niet in de dokter die een ‘forse

koerswijziging’ moet maken.

Ik zit al vele jaren in dit vak. Ik werk ook al vele

jaren niet zo, en volgens mij werken de meeste

Page 2: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 2/14

collega’s allang niet meer zo. Ouders worden

door mij altijd als eerstverantwoordelijken voor

hun eigen kind gezien. ‘Mother knows best’

heb ik hoog in het vaandel. Contactmomenten

worden altijd in overleg met de ouder bepaald,

soms wat eerder, soms wat - of veel - later dan

volgens het oproepschema gepland is.

Adviezen worden als adviezen gegeven;

ouders kunnen daarmee doen zoals het hun

uitkomt. Het vermanende vingertje is er bij mij

nooit bij geweest. Een uitspraak als: ‘Je moet

loslaten en vertrouwen hebben in ouders …..’

is natuurlijk precies zoals ik en volgens mij

heel veel van mijn ollega’s, altijd al werken.

Het overnemen van de regie van ouders

gebeurt alleen in uiterste noodzaak, als het

belang van het kind dit erg duidelijk vraagt.

Dat geldt voor mij, dat geldt voor mijn team,

dat geldt denk ik ook voor heel veel van mijn

collega’s. Normaliseren, demedicaliseren, en

zo mogelijk ‘uit het circuit’ houden van kinde-

ren en hun ouders is heel belangrijk, en ouders

(te leren) laten genieten van hun kinderen is

een groot doel.

Kortom, ik maak er toch bezwaar tegen dat de

jeugdgezondheidszorg weggezet wordt als

betweterig, ouders overrulend en ‘consternatie’

veroorzakend. Dit is niet volgens de huidige

werkelijkheid.

Nelleke (Wensink -) van Dijk, jeugdarts

Centrum voor Jeugd en Gezin Waddinxveen,

[email protected]

Reactie op Nelleke door Inge Steinbuch

Fijn Nelleke dat jullie al zo werken, dat doet

me deugt. Het zou fijn zijn als je wilt beschrij-

ven hoe jullie geregeld hebben dat de

professionals binnen jullie organisatie die

ruimte hebben gekregen/genomen. Dan

kunnen anderen die nog niet zover zijn hun

voordeel daarmee doen.

Ik heb veel collega's gesproken die graag zo

willen werken maar zich belemmerd voelen

door het systeem. Zij hebben niet de vrijheid

bijvoorbeeld in het plannen van de contact-

momenten om echt aan te sluiten bij de

behoefte van de ouder/jongere. Dat komt soms

door organisatieregels en soms door bezui-

nigingen of eisen van de gemeenten. Maar ook

door de opdracht het uniforme basistaken-

pakket uit te voeren ervaren de collega’s

spanning. Anderen voelen zich in een spagaat

door het moeten werken met richtlijnen en

protocollen en de bijbehorende registratie.

Dat laatste zie en hoor ik ook terug naar aan-

leiding van het Thematisch Toezicht vroeg-

signalering dat de IGZ pas heeft uitgevoerd.

De IGZ heeft een aantal richtlijnen getoetst in

dit TT. In gesprekken met directeuren/mana-

gers alsook met stafartsen hoor ik wat er al

wordt vastgelegd en uitgevoerd. Op basis

hiervan is te zien hoe moeilijk zich dat

verhoudt tot het echt naast de oudere/jongere

staan en het aansluiten bij de hun behoefte.

Het gaat ook om het perspectief dat je kiest.

Voor het recent ingevoerde adolescenten-

contactmoment bijvoorbeeld, gebruikt meer

dan de helft van de organisaties een vragen-

lijst, terwijl bekend is dat jongeren daar niet op

zitten te wachten. De behoefte van een

jongere is niet het invullen van een vragenlijst.

Dat is wat anders dan dat je vraagt of ze het

vervélend vonden om de vragenlijst in te

vullen; daarop geven ze een ander antwoord.

Daarnaast is de beleving van een ouder/

jongere niet altijd dezelfde als die van de

professional. Onderzoeken over participatie en

inspraak laten steeds weer zien dat de profes-

sional de mogelijkheden van inspraak en

participatie van de cliënt hoger inschatten en

Page 3: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 3/14

waarderen dan die cliënt zelf. Ik denk niet dat

de JGZ daarin veel anders is dan vele andere

takken van zorg. De professional denkt het

beter te doen dan hoe de cliënt ervaart. Ook

dat heeft te maken met perspectief. Dit is dus

geen verwijt maar logisch, maar als je dat een-

maal weet moet je dat wel incalculeren. Dit

werd op het JGZ-congres waar Justine

Pardoen haar rapport Code oranje toelichtte

ook mooi gedemonstreerd door de reacties uit

de zaal. In het rapport Code oranje staan nogal

wat kritiekpunten op het functioneren van de

JGZ vanuit het perspectief van de ouders die

door ouders online waren geraadpleegd. De

circa vierhonderd JGZ-medewerkers in de zaal

reageerden afwijzend zelfs fluitend op haar

presentatie, in plaats van te luisteren en hun

voordeel er mee te doen.

Veel organisaties toetsen cliënttevredenheid

met vragenlijsten, maar dan toets je niet wat

de behoefte is van de ouders/jongeren, dan

toets je of datgene wat je nu biedt naar tevre-

denheid geboden en uitgevoerd wordt. Hoe

geef je cocreatie daadwerkelijk samen met de

ouder of jongeren vorm? Dat is waar ik op

doel.

Mijn cocreatie gaat verder dan de spreek-

kamer. De JGZ-professional gaat naar de

wethouder om te vertellen dat er in de wijk

zoveel armoede is dat het de ontwikkelings-

kansen van kinderen belemmert. Of dat er veel

eenoudergezinnen wonen, dat er meer lichte

hulp of thuisbegeleiding nodig is om kansen te

vergroten. Of dat er een voetbalveldje moet

komen om meer buiten te kunnen spelen, en

dat de ouders ook signalen afgeven dat ze dit

missen. Of dat op dit moment in deze wijk hele

andere zaken aandacht moeten krijgen en dat

je als professional daar nu eerst voor kiest en

dus een aantal taken van het basispakket nu

even niet uitvoert. De JGZ-professional is in

gesprek met ouder/jongere en sluit aan bij de

behoefte die er ligt. Coacht en ondersteunt

ouders om zelf zaken te realiseren in de wijk

(bijvoorbeeld een voetbalveldje) et cetera.

Mijn cocreatie is dat de JGZ-professional in

samenspraak met ouders en jongeren de stem

laat horen van het kind/de jongere.

Inge Steinbuch is jeugdarts

Lancering www.bikkelseducatief.nl

Op maandag 27 oktober werd de website

WWW.BIKKELSEDUCATIE.NL gelanceerd

tijdens de landelijke VOOR DE JEUGD DAG

van de Rijksoverheid en de VNG. Op basis van

scènes uit de bekroonde documentaireserie

Bikkels (VPRO/IDTV Docs) heeft o.a. drs. Els

Jonker (arts maatschappij en gezondheid) de

thematiek rondom jonge mantelzorgers

toegelicht.

De educatieve website BIKKELSEDUCA-

TIE.NL is gemaakt voor professionals en

andere betrokkenen rondom een gezin met

ziekte en zorg en ontwikkeld door IDTV Docs.

De documentaireserie Bikkels portretteert

kinderen die (mee)zorgen voor een langdurig

ziek of gehandicapt gezinslid en heeft onlangs

de non-fictie juryprijs gewonnen op CINEKID,

het internationale film-, televisie-, en nieuwe

mediafestival voor de jeugd tijdens de 28e

editie van dit festival. Bikkels viel al eerder in

de prijzen tijdens het BANFF festival in

Canada in juni 2014. Bikkels won toen de

Rockie Award in de categorie Children’s

Nonfiction.

Momenteel is de derde serie in productie die

vanaf 11 januari 2015 te zien is op Nederland

3 om 9.25 uur.

Kijk voor een uitgebreid artikel over Bikkels in de JA!32.

Page 4: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 4/14

De Kanteling - een kijkje in de keuken van de gemeente

JA! in gesprek met Linda Burgerhout-Van der Zwaan over de regie van de gemeente in het kader van de transities in het sociaal domein □ Wike Lijs

Op 1 januari 2015 is het zo ver. Dan moeten de gemeenten klaar zijn voor hun nieuwe taken-

pakket: de drie transities in het sociaal domein. Het gaat niet alleen over de overheveling van

de financiële en beleidsverantwoordelijkheid voor de jeugdzorg. De Wet werken naar vermogen

wordt vervangen door de Participatiewet en de AWBZ-functiebegeleiding wordt overgebracht

naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Linda Burgerhout- Van der Zwaan schreef

er een proefschrift over: De Kanteling, een onderzoek naar een omslag in benadering van

burgers in een middelgrote gemeente.1 Haar onderzoek was vooral gericht op de Wmo. Zij

heeft drie jaar lang meegewerkt in een pilotteam van professionals (gemeenteambtenaren en

welzijnswerkers). Hierdoor kreeg zij haar informatie uit de eerste hand. JA!-redacteur Wike Lijs

besprak met haar wat de transities voor de Jeugdgezondheidszorg gaan betekenen.

Visie

De visie achter de transitie van de jeugdzorg

luidt volgens de Transitiecommissie Stelsel-

herziening Jeugd uit 2013: ‘Een integrale

manier van werken onder gemeentelijke aan-

sturing om bij gezin en jeugdige uitgaande van

hun “eigen kracht” snel effectieve hulp te

kunnen bieden om problemen in de ontwikke-

ling van jeugdigen te voorkomen, op te lossen,

te compenseren of draaglijk te maken’ (p. 9).2

Linda van der Zwaan vertelt dat bij de Wmo

participatie, zelfredzaamheid en eigen verant-

woordelijkheid van de burgers centraal komen

te staan in de plaats van het recht op voor-

zieningen en hulpmiddelen. In probleemsitua-

ties zal door de gemeente voortaan eerst een

beroep gedaan worden op de eigen kracht,

vervolgens op het sociaal netwerk, daarna zijn

het de algemene voorzieningen en tenslotte,

als die onvoldoende soelaas bieden, de indivi-

duele voorzieningen. Deze veranderingen bij

de Wmo zijn herkenbaar voor de werkwijze

van de JGZ: nadruk op de preventie en uitgaan

van wat kinderen, hun gezin en sociale

omgeving zelf kunnen aanpakken. De relatie

tussen de Wmo met de JGZ werd dus snel

gelegd.

Transitie en Transformatie

De transities leveren momenteel veel open-

bare discussies op en er is nog veel onduide-

lijk, bijvoorbeeld over de financiering. Het

proces van de zorginkoop, zoals van de

jeugdzorg en de jeugd-GGZ, is niet eenvoudig.

Daar zijn de gemeenten volop mee bezig. Los

van deze praktische, organisatorische zaken

betekent het vooral ook een verandering in

benadering door de overheid van burgers met

een ondersteuningsvraag: de Transformatie.

Dit veranderingsproces ’naar een nieuw lokaal

samenspel, een nieuwe cultuur, nieuwe ver-

houdingen en nieuwe werkwijzen’ (Transitie-

bureau Wmo 2013) is dan ook een ware

cultuuromslag, de Kanteling van de Wmo. Voor

de Wmo-gespreksvoerders van de gemeente

Page 5: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 5/14

betekent dit een andere houding, andere

verhoudingen en een ander gedrag.

Hoewel er in het proefschrift weinig staat over

de JGZ lijkt het mij toch belangrijk om van de

onderzoekster te horen hoe een gemeente

straks om moet gaan met de maatschappelijke

veranderingen. Welke betekenis heeft dat voor

de Jeugdgezondheidszorg? Heeft Linda met

haar ervaringen adviezen voor de JGZ?

Multidisciplinair te werk gaan: een concreet

voorbeeld

Linda schetst de problematiek rondom de

transformatie aan de hand van een concreet

voorbeeld, vanuit het perspectief van de

gemeente bekeken. Bij de gemeente kloppen

mensen vaak aan voor een oplossing van

onder meer slechte huisvesting, verlies aan

inkomen, verslaving of schulden. Zo ook

mevrouw Specht.

Mevrouw is 44 jaar, alleenstaand met twee

dochters van veertien en zeventien jaar, heeft

een mbo-opleiding gevolgd en is volledig

afgekeurd. Ze ontvangt een WAO-uitkering.

Haar eerste vraag aan het loket is een kopie

van een brief waarin een afwijzing stond van

een reiskostenvergoeding. Het origineel had ze

uit boosheid weggegooid. Haar financiële

situatie blijkt zowel

chaotisch als zorgwekkend te zijn. Daarnaast

spelen er ook opvoedingsproblemen. De pro-

fessional van de frontoffice (in dit geval een

gemeentemedewerker) heeft zich intensief met

mevrouw Specht bezig gehouden. Ondertus-

sen komen nieuwe problemen aan het licht: de

jongste dochter is niet ingeschreven op een

school, de andere dochter loopt al maanden

met een kapotte beugel in haar mond, omdat

de orthodontist niet betaald kan worden, en

een kennis die via haar PGB werd uitbetaald

maakte nooit schoon. Na een paar maanden

vertelt mevrouw dat ze vijf flessen wijn per dag

drinkt en dat ze zich heeft aangemeld bij de

Brijder Stichting, voor verslavingszorg.

In een aantal gesprekken worden de proble-

men ontrafeld om passende interventies in te

kunnen zetten, waaronder thuisbegeleiding

vanwege opvoedingsproblematiek, schuldhulp-

verlening, indicatie voor huishoudelijke hulp en

bemiddeling bij de leerplichtambtenaar. Voor

de gemeenteambtenaar, die meewerkte in het

pilotteam, stond niet haar eigen specialisme

centraal maar het geheel aan hulpvragen van

mevrouw Specht.

Omdat straks ook voor de gemeente het uit-

gangspunt is ‘één gezin, één plan, één regis-

seur’, werden alle partnerorganisaties, waar-

onder het CJG, bij elkaar geroepen. Voor het

oplossen van de materiële problemen binnen

de gemeente waren, naast de leerplichtambte-

naar, ook ambtenaren met deskundigheid op

het gebied van werk, inkomen, huisvesting,

schuldhulpverlening en bijzondere bijstand

betrokken. In het proefschrift is niet ingegaan

op de rol van de jeugdgezondheidszorg hierin.

Page 6: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 6/14

Dit voorbeeld laat zien dat gezinsproblemen

niet alleen vanuit de zorg worden aangepakt,

bijvoorbeeld door een Zorg- en Adviesteam

(ZAT), maar ook vanuit de gemeente. Voor de

JGZ kan de volgende conclusie getrokken

worden: Zorg er voor dat alle disciplines die

nodig zijn om complexe problematiek aan te

pakken, betrokken worden, ook als ze geen

deel uit maken van een ZAT, wat goed past bij

de intentie van de transformatie.

Samenwerken

Samenhang tussen algemeen preventief

jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en

jeugdzorg, waar de gemeente verantwoordelijk

voor wordt, moet vanaf 2015 gestalte krijgen.

Het CJG kan hierin de verbindende organisatie

worden, met de JGZ in de rol van regisseur.

Voor de JGZ betekent de transitie het voort-

zetten van de uitvoering van het basispakket

jeugdgezondheidszorg, gezien het grote

belang dat gehecht wordt aan preventie, en als

basis voor de zorg voor jeugd.

Voor de gemeente heeft de transitie vooral

betekenis voor de gemeentemedewerker, die

een cruciale rol heeft in de cultuuromslag: op

de juiste momenten kunnen stimuleren, regie-

voeren, loslaten en samenwerken( VNG &

Transitiebureau 2013).

Samenwerken, het sleutelwoord van Linda

Burgerhout-Van der Zwaan.

1 Linda Burgerhout-Van der Zwaan promoveerde aan de Universiteit voor Humanistiek op 14 mei

2014. Haar proefschrift kunt u downloaden: http://www.uvh.nl/uvh.nl/up/ZcupmubJkB_DE_KANTELING_Proefschrift_Linda_Burgerhout_-_Van_der_Zwaan.pdf 2 https://www.yumpu.com/nl/document/view/25385101/transitiecommissie-stelselherziening-jeugd-

landelijk-platform-ggz

Wat vindt u van de eerste JA!-Plus? Dit is de eerste JA!-Plus, de digitale bijlage bij de JA! De JA!-Plus biedt extra ruimte om artikelen te plaatsen die we niet in de JA! kwijt kunnen. Denk aan reacties van lezers, ingezonden artikelen, boekbesprekingen en aan kopij die bijvoorbeeld vanwege tijdsdruk niet meer in de JA! geplaatst kon worden. De JA!-Plus staat aan het begin van een ontwikkeling. Dit nummer is de eerste stap. We zijn daarom erg benieuwd wat u van de JA!-Plus vindt en of u ideeën hebt hoe we de JA!-Plus beter kunnen maken. Stuur uw reactie – en uw bijdragen! - aan [email protected] Alvast dank! Els Jonker, hoofredacteur

Page 7: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 7/14

Goed voorleesboek voor kinderen over spraak- en taalproblemen

□ Nen Heerdink

Dit voorleesboek voor kinderen van vier jaar en

ouder gaat over verschillende spraak- en taal-

problemen. Op een prettige speelse wijze

horen kinderen dat niet iedereen even goed

kan praten en dat je geholpen kunt worden

wanneer je spreken of taal moeilijk vindt. Voor

de leerkracht worden de onderscheidende

punten van spraak- en taalproblemen, zoals de

ondertitel aangeeft, in een notendop beschre-

ven. Een luister-cd is bij het boek geleverd als

voorbeeld voor de leerkracht of als hulp

wanneer de voorlezer niet zo inspirerend kan

vertellen. Hoewel leerkrachten als voorlezende

doelgroep worden genoemd is dit boek ook te

gebruiken door ouders van een kind met een

spraak- of taalprobleem.

Het boek gaat over Logo Lorre die uitnodi-

gingen voor zijn verjaardag rondvliegt bij zijn

vrienden, die allemaal een of ander logope-

disch probleem hebben. Frisse duidelijke

platen illustreren het verhaal over onder meer

de slissende slang, de schildpad die niet goed

uit zijn woorden kan komen, de slechthorende

oma Muis en Nadja de Nijlgans uit een vreemd

land. Dit eenvoudige verhaal krijgt meer diepte

doordat aan de kinderen steeds na een pagina

vragen gesteld worden die hen stimuleren na

te denken en te praten over het gehoorde.

Voor de JGZ is het goed te weten dat dit soort

boeken bestaat. De uitgeverij Bontekoe legt

zich toe op voorleesboeken om luisteren en

meelezen te bevorderen bij kinderen voor wie

spreken en taal niet vanzelfsprekend is.

Tevens stimuleren zij het lezen van kinderen

met dyslexie door het toegankelijk maken van

verhalen en (ook klassieke) boeken.

Mirjam Helsper en Flos Vingerhoets. P-p-p-pa-

pegaai is jarig. Logopedie in een notendop. 32

pag. met luister-cd. Arnhem, Uitgeverij

Bontekoe. ISBN 978 90 5529 581 4. € 22,75

Page 8: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 8/14

Krachtig ZAT □ Elwyze Frijns

Eigen Kracht in een ZAT. Elwyze Frijns laat zien hoe die eigen kracht door goede samen-

werking van professionals én met de ouders tot mooie resultaten kan leiden.

Dinsdagmorgen, kwart voor negen. De

schoolbel luidt: het is tijd om aan de slag te

gaan. Aan de slag met een nieuwe lesdag voor

de leerlingen van deze basisschool; aan de

slag voor ons als zorg- en adviesteam met het

bespreken van die kinderen, die een extra

handje hulp nodig (b)lijken te hebben in hun

(schoolse) ontwikkeling. De schoolkantine doet

vanmorgen dienst als vergaderruimte. Als

‘nieuw gezicht’ word ik vriendelijk ontvangen

door de directeur en intern begeleiders, en

schuif aan naast de school maatschappelijk

werker en de jeugdverpleegkundige. Als toe-

hoorder deze morgen: een mooie gelegenheid

tijdens mijn inwerkperiode om kennis te maken

met het functioneren van een zogeheten ‘ZAT’

(Zorg- en AdviesTeam) als dit, evenals met

deze school waar ik binnenkort aan het werk

zal gaan.

Een interessante ochtend, zo blijkt. Al gauw

wordt de meerwaarde van multidisciplinaire

samenwerking als deze duidelijk. Ieder beoogt

hetzelfde doel – optimalisering van de ontwik-

keling en het welzijn van de kinderen – maar

ieder vanuit een ander perspectief. Met als

resultaat: situaties worden van verschillende

kanten belicht, zodat een breed beeld ontstaat.

Bovendien doemen vanuit verschillende invals-

hoeken mogelijkheden en ideeën op om erop

in te spelen, waarna direct kan worden

afgestemd wie in het proces welke rol heeft.

Het resultaat is veelbelovend: een geheel dat

de som der delen overstijgt, om uiteindelijk het

gezamenlijk doel te bereiken.

Een korte voorbespreking volgt: een meisje

van acht jaar, belemmerd in haar ontwikkeling

door gedrag dat sterk doet denken aan ADHD.

Ze is al vaker besproken; verwijzing voor

nadere diagnostiek is eerder overwogen. Met

toen als resultaat: uitgesproken weerstand bij

moeder. Dat gaf op dat moment de doorslag

tot een tussenstap te besluiten: eerst proberen

met aanpassingen in de klas, wellicht dat het

meisje daar voldoende steun aan heeft om

haar tekort aan gerichte aandacht en controle

van impulsen te compenseren.

Helaas blijkt dat niet het geval. Alvorens de

bespreking vervolgt, wordt – tot mijn genoegen

– het team eerst uitgebreid met een belangrijke

betrokkene in het geheel: de moeder. De

ervaring heeft immers geleerd, hoe belangrijk

de rol van ouders is in het proces – het gaat

immers om hún kind. Het bleek een verrijking

om ouders direct bij besprekingen te betrek-

ken, in plaats van overdracht van uitkomsten

na afloop ervan. Enerzijds levert het ouderlijk

perspectief belangrijke informatie op over de

situatie, goed voor een nog completer beeld

om het beleid op te baseren. Anderzijds biedt

hun aanwezigheid de gelegenheid om aan te

sluiten bij de ouderlijke belevingswereld, resul-

terend in versterking van vertrouwen. Een

essentieel aspect: een ouder die zich betrok-

ken voelt en vertrouwen heeft, zal dat uitstra-

len en op het kind overbrengen. Dat resulteert

in bekrachtigende steun die het kind goed kan

gebruiken om zich gesterkt te voelen en door

te zetten – juist als het allemaal even niet

gemakkelijk is.

Page 9: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 9/14

Moeder schuift aan. De drukte aan tafel werkt

in eerste instantie imponerend. De frons op

haar gezicht zakt echter snel weg als ze merkt

dat ze op deze manier juist betrokken kan

raken. Dat is precies dat waar ze als bezorgde

moeder zo behoefte aan heeft. Voor het team

is het duidelijk wat de volgende stap zal zijn,

gezien het uitblijven van verbetering van de

situatie. Moeder vraagt zich echter hardop af:

zal de weg naar de GGZ wel leiden tot stimula-

tie van zelfstandigheid van haar dochter? Ze

moet zich toch straks vooral goed kunnen

redden, zélf…Loopt ze geen risico door deze

stap juist als kwetsbaar gezien te worden?

Moeders punt is duidelijk: haar dochter moet

zo normaal mogelijk kunnen opgroeien: niet

ont-zien vanwege moeilijkheden, maar juist ge-

zien in wat ze wel kan. Dat is wat voor moeder

telt.

Daarmee raakt ze een belangrijk punt.

Namelijk precies de beoogde meerwaarde van

het advies: versterken van de eigen kracht,

door licht te schijnen op de grenzen en

mogelijkheden van het meisje en haar

omgeving en daarop in te spelen. Met het

uitspreken van moeders overdenkingen, is er

ruimte om haar weerstand op te lossen. Deze

blijkt voort te komen uit gevoel van onbegrip,

van niet gehoord worden in haar zorgen.

Dankzij haar aanwezigheid bij de bespreking

nu realiseert ze zich: er wordt met haar mee

gedacht, men gaat niet langs haar heen.

Sterker nog: de beoogde doelen komen

precies overeen. Hier kan ze wat mee!

Een bijzonder moment van omslag volgt. De

vuist die zojuist neigde op tafel te slaan ter

ondersteuning van haar woorden, ontspant, de

stemverheffing verdwijnt. In haar ogen ontstaat

een twinkeling, haar mond krult tot een

glimlach. Met ogen vol dank kijkt ze de kantine

rond. Ze zegt niets meer, maar haar blik zegt

genoeg: bedankt dat ik hierbij betrokken ben;

bedankt voor de hoop die me gegeven is. Dat

geeft vertrouwen, en daarmee kracht – kracht

die er eerder nog niet was, maar ontstaan

dankzij haar betrokkenheid. Een mooie ontwik-

keling om te zien gebeuren, die het betreffende

meisje bovendien ongetwijfeld ten goede zal

komen!

Elwyze Frijns is jeugdarts bij Hart voor Brabant

Page 10: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 10/14

Ouders in hun kracht met Stevig Ouderschap

(Met toestemming overgenomen uit Tijdschrift Ouderschapskennis - 2-2014)

door Merian Bouwmeester

Een kind krijgen is één van de meest bijzondere gebeurtenissen in je leven. Een nieuw mens

komt op de wereld en maakt jou tot moeder of vader. Het leven zoals je dat tot dan toe kende

zal nooit meer hetzelfde zijn. Je ontdekt dat je tot dingen in staat bent die je vooraf nooit voor

mogelijk had gehouden, gevoelens en ervaringen zijn intenser dan ooit en voortdurend ben je

je bewust van het feit dat je verantwoordelijk bent voor het welzijn van een ander mens, voor

het mens-worden van dat mens. Je eigen achtergrond speelt onvermijdelijk een rol in je

ouderschap, ten positieve of ten negatieve. Je kunt door de komst van je kind in je ouderschap

groeien, maar door de bagage die je meedraagt kan die groei ook stagneren.

Bagage

Uit de Nederlandse replicatie van de ACE-

Studie (Adverse Childhood Experience) weten

we dat die bagage in de vorm van een moei-

lijke jeugd voor veel ouders een realiteit is: één

op de vijf volwassenen is als kind emotioneel

mishandeld of verwaarloosd en één op de zes

volwassenen is fysiek mishandeld1. Lang niet

alle ouders zullen deze jeugdervaringen door-

geven aan hun kinderen al is de kans hierop

statistisch gezien wel groter, tot 38 keer groter

zelfs, afhankelijk van de studie die hierop

wordt nageslagen2. Ook sociale isolatie of een

gebrek aan sociale steun (twee verschillende

zaken zoals Baartman stelt3) vormt een tot 17

keer groter risico4. Daarnaast zijn er nog veel

andere factoren die het ouderschap mogelijk

kunnen bemoeilijken.

Stevig Ouderschap

Stevig Ouderschap is ontwikkeld om juist deze

ouders een steuntje in de rug te geven gedu-

rende de eerste 18 maanden na de geboorte

van een kind, een periode waarin de ontwik-

keling van het kind zo razendsnel gaat dat je

als ouder af en toe naar adem staat te happen.

De methodiek Stevig Ouderschap, uitgevoerd

door de Jeugdgezondheidszorg, bestaat uit

twee componenten: een vragenlijst die helpt de

ouders in beeld te brengen die volgens onder-

zoek het meeste baat hebben bij extra onder-

steuning, en een serie van gemiddeld zes en

maximaal tien huisbezoeken, afgelegd door

een speciaal hiertoe opgeleide JGZ-verpleeg-

kundige. Sinds 2006 wordt door steeds meer

JGZ-organisaties met Stevig Ouderschap

gewerkt: in 2013 kregen de ouders van 39%

van alle nieuwgeboren kinderen in Nederland

de mogelijkheid voorgelegd om deel te nemen

aan Stevig Ouderschap. Gemiddeld komt 7%

van alle benaderde gezinnen in aanmerking

voor huisbezoeken op grond van hun antwoor-

den op de vragenlijst. Het percentage ouders

dat ingaat op de uitnodiging om deel te nemen

aan de huisbezoeken varieert van 37 tot 97 en

is landelijk gemiddeld 57%.

Huisbezoeken

Tijdens de huisbezoeken is er aandacht voor

enkele belangrijke thema’s. Om te beginnen

wordt gesproken over de beleving van het

ouderschap. Daarbij draait het uiteraard om

hechting, sensitiviteit en interactie tussen

ouders en kind, maar ook het balanceren van

het ouder-zijn ten opzichte van alle andere

rollen die een volwassene te vervullen heeft,

zoals de partner-rol, de werknemers-rol en de

rol van vriend(in), familielid en kind van de

Page 11: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 11/14

eigen ouders, komt aan de orde. In het ver-

lengde hiervan is als tweede de eigen ontwik-

kelingsgeschiedenis van belang. Voor elke

ouder geldt dat de komst van een kind leidt tot

een terugblik op het eigen opgroeien: welke

goede dingen neem ik mee, welke minder

goede dingen ga ik anders doen? Wanneer er

een moeilijke jeugd is om op terug te blikken

wordt deze vraag prangender om te beant-

woorden. Mogelijk leidt het antwoord op deze

vraag tot ingrijpende keuzes, bijvoorbeeld

inzake de omgang met de eigen ouders die nu

grootouders zijn geworden. Een derde belang-

rijk gespreksonderwerp betreft de ontwikkeling

van het kind en de verwachtingen die ouders

daarbij hebben. Juist ouders met veel bagage

blijken eerder hun kind te overschatten of te

onderwaarderen5, hetgeen op de langere

termijn fnuikend kan zijn voor de ontwikkeling

van het kind. Daarom is het belangrijk om stil

te staan bij de wijze waarop ouders de ontwik-

keling van hun kind zien en hierover des-

gewenst informatie te verstrekken. Een vierde

en laatste thema dat tijdens de huisbezoeken

wordt besproken betreft het sociale netwerk

rondom het gezin. Het gaat daarbij om zowel

de kwaliteit als de kwantiteit van bestaande

vriendschappen. Indien gewenst worden

mogelijkheden verkend om het netwerk uit te

breiden of wordt meegedacht over manieren

om bestaande relaties te verbeteren zodat

deze weer bronnen van steun in plaats van

stress worden. Tenslotte wordt in dit kader ook

het professionele sociale netwerk geïnventari-

seerd en worden waar nodig verwijzingen

geboden. Deze onderwerpen vormen de

inhoud van de gesprekken tijdens de huis-

bezoeken. Waar de zwaartepunten liggen

wordt bepaald door de individuele behoeften

van de ouders die worden bezocht. Op deze

manier is Stevig Ouderschap bij uitstek

maatwerk, geen twee bezoeken zijn hetzelfde.

Professionele attitude

De JGZ-verpleegkundige die is opgeleid om de

huisbezoeken te brengen handelt volgens een

aantal basis-waarden. Zo zal zij niet onge-

vraagd advies geven maar altijd eerst bij

ouders checken of ze ergens iets over mag

zeggen. Wanneer er aanvullende onder-

steuning wenselijk is en andere zorgpartners

worden betrokken vindt overdracht altijd in

overleg met de ouders plaats. Verder streeft de

verpleegkundige ernaar om open, aandachtig

en onbevooroordeeld te luisteren naar wat de

ouders haar te vertellen hebben. Immers,

alleen al het feit dat iemand werkelijke aan-

dacht heeft voor wat er in je omgaat kan een

bijzonder heilzaam effect hebben. Een ander

belangrijk aspect van de houding van de

verpleegkundige is het bevestigen van wat er

goed gaat. Vaak zijn juist de ouders met meer

bagage degenen die moeite hebben om nog te

zien wat ze goed doen als opvoeder. Ze zijn

hun eigen grootste critici en lopen vast in dat-

gene wat ze fout zien gaan. Positieve bevesti-

ging versterkt hun gevoel van eigenwaarde en

helpt hen om ten aanzien van hun eigen

opvoedkundig handelen een meta-perspectief

in te nemen: van een meer objectieve afstand

hun interacties met hun kind te evalueren en

waar nodig bij te stellen. Hoewel sommige

ouders, ingegeven door angst voor het zorg-

circuit, verwachten dat Stevig Ouderschap

vooral controle en correctie behelst is deze

methode eerder een bonus dan een sanctie.

Ouders die deelnemen ontdekken dan ook al

snel hoe prettig het is dat iemand de tijd neemt

om in de veilige omgeving van hun eigen thuis

met ze mee te denken.

Evaluatie van de huisbezoeken?

Om een beeld te geven van de wijze waarop

ouders de huisbezoeken van Stevig Ouder-

schap ervaren leverden zes JGZ-organisaties

(eenderde van het aantal organisaties dat met

Stevig Ouderschap werkt) data aan uit de

evaluaties die ouders na afloop van de huis-

Page 12: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 12/14

bezoeken invulden over een totaal van 327

gezinnen6. Een meerderheid van deze gezin-

nen (57%) nam deel aan Stevig Ouderschap

na de geboorte van hun eerste kind, 11% van

had drie of meer kinderen. Gemiddeld werden

zes huisbezoeken afgelegd waarbij vader

(indien er sprake was van een twee-ouder-

gezin) in 65% van de gezinnen aanwezig was

bij tenminste één en gemiddeld drie huis-

bezoeken. Al sinds de onderzoeksfase van

deze methodiek blijft het gemiddelde aantal

afgelegde huisbezoeken rond de zes, ondanks

dat in de praktijk de verpleegkundigen nadruk-

kelijk worden geïnstrueerd het programma in te

richten volgens de wensen van elk gezin. Dit is

dus een opvallende uitkomst die duidelijk

maakt dat dit aantal contacten door zowel

ouders als professionals als prettig wordt

ervaren. Ook de betrokkenheid van vader bij

de bezoeken is een uitkomst die al sinds de

start van deze methode gevonden wordt. De

mate van betrokkenheid (het gemiddelde aan-

tal huisbezoeken waarbij vader aanwezig is)

lijkt toe te nemen.

Tevreden ouders

De tevredenheid over Stevig Ouderschap is

groot. Ten aanzien van het aantal huisbezoe-

ken is slechts 1% is van mening dat er teveel

huisbezoeken zijn afgelegd, 6% had graag

meer huisbezoeken ontvangen. Terugkijkend

is ruim 90% van de respondenten van mening

dat de huisbezoeken ‘zeker’ of ‘tamelijk’ zinvol

zijn geweest. Slechts 2% vond de huisbezoe-

ken niet zinvol. Voor iets minder dan de helft

van de gezinnen (47%) is naast Stevig Ouder-

schap aanvullende ondersteuning ingezet. Het

grootste deel van deze verwijzingen (33%)

betreft medische zorg in de vorm van een

specialist of fysiotherapeut en een ander be-

langrijk deel van de verwijzingen (32%) betreft

psychische zorg (psycholoog, RIAGG, GGZ).

De respondenten is gevraagd om een aantal

aspecten van de huisbezoeken een school-

cijfer toe te kennen. Het gemiddelde cijfer dat

Stevig Ouderschap hiermee krijgt over het

geheel genomen is een 8,2. Het hoogste cijfer

geven ouders aan de band die zij hebben

opgebouwd met de bezoekende verpleeg-

kundige: een 8,5. Slechts drie keer werd op dit

aspect een onvoldoende gegeven. Ook de

informatie en adviezen die tijdens de huis-

bezoeken worden gegeven waarderen ouders

hoog met een 8,4. De extra tijd en aandacht

worden gewaardeerd met een 8,3; de persoon-

lijke ondersteuning krijgt gemiddeld een 8,2 en

de aansluiting op datgene wat het individuele

gezin nodig had wordt gewaardeerd met een

7,9. Op dit laatste aspect werden twee onvol-

doendes uitgedeeld. Voor de overige aspecten

lag de waardering op het cijfer zes of hoger.

Deze cijfermatige waardering voor de huis-

bezoeken is door de jaren heen consistent

gebleven. In de onderzoekssetting werd een

over-all gemiddelde van 8,5 gevonden7.

Hoewel dit cijfer dus iets is gedaald blijft het

boven de acht, wat een mooie uitkomst

genoemd mag worden.

In de evaluatie wordt ook gevraagd aan ouders

om zelf aan te geven of ze het idee hebben dat

Stevig Ouderschap hen iets heeft opgeleverd

op gebieden die voor de methode relevant zijn.

Het gaat dan om aspecten ten aanzien van de

ouder zelf (zelfvertrouwen, zelf-inzicht,

omgang met stress en hulp durven vragen) en

aspecten ten aanzien van het kind (een groter

gevoel van zekerheid als ouder en meer begrip

voor het kind). Met uitzondering van het

omgaan met stress (dit is voor éénderde van

de respondenten verbeterd) geeft meer dan de

helft van de ouders aan dat deze aspecten

door Stevig Ouderschap verbeterd zijn. De

meeste ouders zeggen zich zekerder te voelen

als ouder (72%), meer zelfvertrouwen gekre-

gen te hebben (66%) en hun kind beter te

begrijpen (64%). Hoewel er op dit punt geen

voormeting is verricht en er dus geen

objectieve gegevens zijn die de verbetering

toeschrijven aan de huisbezoeken zien de

ouders dit zelf wel zo. Verwacht mag worden

dat de eigen beleving van juist deze aspecten

een positieve weerslag zal hebben op het

Page 13: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 13/14

opvoedend handelen, ook na afsluiting van de

huisbezoeken.

Risico’s en buffers

Stevig Ouderschap richt zich op gezinnen met

een verhoogd risico op opvoedingsproblemen.

We weten echter maar al te goed dat gezinnen

door diverse buffers minder beïnvloed kunnen

worden door de aanwezige risicofactoren8.

Bovendien zijn deze buffers ook aspecten

waarvan, voor zover mogelijk, gepoogd wordt

ze te versterken tijdens de huisbezoeken. In de

evaluatievragenlijst is dan ook een serie

vragen opgenomen die de vier buffers van van

der Pas representeren. De antwoorden van

ouders geven weer hoe sterk deze buffers zijn

na afloop van de huisbezoeken. Het zal niet

verrassen dat bijna de helft van de ouders

(48%) goed scoort op het gebied van goede

ouderschapservaringen, nog eens 38% taxeert

deze zelf als redelijk. Het innemen van een

meta-perspectief ten aanzien van het eigen

opvoedend handelen gaat 24% goed en 60%

redelijk goed af. Wanneer we het sociale

netwerk in ogenschouw nemen dan is 23%

hier zeer tevreden over en nog eens 45% is

redelijk tevreden over de beschikbaarheid van

hun netwerk. Voor 18% is de beschikbaarheid

van het sociale netwerk zorgwekkend laag.

Hieruit kan een advies aan de JGZ voort-

vloeien om op grond van de uitkomsten van de

evaluatie de betreffende gezinnen op dit vlak

langer te ondersteunen. De mate waarin

ouders steun uit de samenleving ervaren

scoort het laagst: slechts 15% is onverdeeld

positief over de steun die vanuit de ruimere

samenleving betrokken kan worden en 17% is

hierover zeer negatief. Mogelijk houdt dit

verband met te hooggespannen verwachtingen

van hetgeen de samenleving te bieden heeft,

maar waarschijnlijk ook met het onvermogen of

de onwil van sommige ouders om daad-

werkelijk gebruik te maken van sociale

netwerken. Zoals een ouder het uitdrukte: ‘de

relatie met mijn familie is niet goed tot slecht; ik

heb weinig tot geen vrienden en wil de buren

niet te vaak vragen of tot last zijn. Ik vind dat ik

het zelf moet doen’. Deze aspecten verdienen

nader onderzoek.

Persoonlijke mening

Naast het invullen van de vragen op de

evaluatie geven veel ouders ook een persoon-

lijke mening over de huisbezoeken. Hierbij

komen vaak verrassende opmerkingen naar

voren die een mooi beeld geven van wat deze

methode voor ouders betekent. Hoe waardevol

de band met de bezoekende verpleegkundige

is blijkt bijvoorbeeld uit deze uitspraak:

“Ik vind het heel fijn om serieus genomen te

worden en een vertrouwensband te krijgen. Ik

voelde me zeer veilig bij deze gesprekken.”

Ook wordt een belangrijk basisprincipe uit de

methode helder in de opmerkingen van

ouders: door de huisbezoeken te accepteren

stellen ouders zich open om hun eigen situatie

te verbeteren. Ze nemen een actieve

beslissing om veranderingen te ondergaan en

spelen daar zelf de belangrijkste rol in:

“Door Stevig Ouderschap heb ik mijzelf regel-

matig onder de loep genomen. Door de

zelfreflectie-vragen van de verpleegkundige

heb ik meer inzicht in mijn eigen handelen en

denken gekregen.”

Ook geven de huisbezoeken ouders concrete

handvatten om het opvoeden op een andere

manier aan te pakken:

“Ik was heel blij met de bezoeken. Dank u wel.

Vroeger schreeuwde ik veel en gaf soms een

tik, nu schreeuw ik bijna niet en geef vaak iets

lekkers en zeg ‘goed zo’ tegen mijn kind en we

moeten vaak lachen.”

Stevig Ouderschap is bedoeld om ouders op

weg te helpen en in hun kracht te zetten. Het

volgende citaat verwoordt dat bijzonder

treffend: “Stevig ouderschap gaat heel erg uit

van jouw eigen kracht als moeder. Het grootste

Page 14: Ja! plus najaar 2014

JA!-Plus – Bij JA!32, najaar 2014 pag. 14/14

probleem bij mij was mijn eigen onzekerheid.

Door de gesprekken kwam ik erachter dat ik

eigenlijk heel goed wist wat wel of niet goed

was. Daarnaast heb ik geleerd vooral te doen

waar wij ons prettig bij voelen in plaats van wat

ik denk dat iedereen verwacht. Ik had even

een duwtje in de goede richting nodig”

Stevig Ouderschap neemt de soms heftige en

verwarrende gevoelens van ouders serieus,

biedt een veilige context waarin ruimte is voor

zelfreflectie en zet ouders in hun kracht door

hun kwaliteiten en successen te belichten. Dit

geeft ouders zelfvertrouwen, de vruchtbare

bodem waarop ook kwetsbaar ouderschap kan

groeien.

1 Kuiper, R.M.; Dusseldorp, E.; Vogels, A.G.C. (2010) A first hypothetical estimate of the Dutch burden

of disease in relation to negative experiences during childhood. TNO Rapport.

2 Ertem, I. O., Leventhal, J. M., & Dobbs, S. (2000). Intergenerational continuity of child physical

abuse: how good is the evidence? Lancet, 356, 814-819.

3 Baartman, H. E. M. (1997). Risicogezinnen en predictie en preventie van kindermishandeling.

Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 36, 243-255.

4 Hall, L. A., Sachs, B., & Rayens, M. K. (1998). Mothers' potential for child abuse: the roles of

childhood abuse and social resources. Nurs.Res., 47, 87-95.

5 Baartman, H. E. M. (1996). Opvoeden kan zeer doen, over oorzaken van kindermishandeling.

Utrecht: SWP.

6 Dank aan GGD Groningen, GGD Hart voor Brabant, GGD Hollands Midden, Jong Florence, Stichting

Thuiszorg Midden Gelderland en Zorggroep Almere voor het aanleveren van gegevens.

7 Bouwmeester-Landweer, M.B.R. (2006). Early Home Visitation in Families at Risk for Child

Maltreatment. Rotterdam: Optima.

8 Pas, A. J. M. v. d. (2003). A Serious Case of Neglect: the Parental Experience of Child Rearing;

Outline for a Psychological Theory of Parenting. Delft: Eburon.

Colofon

JA!-Plus is de digitale uitgave van de JA!, het ledenblad van Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN - www.artsenjgz.nl). JA!-Plus verschijnt gelijktijdig met de JA!

Redactieadres: AJN, Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht. t: 08 54 89 49 80 e-mail: [email protected]

© AJN, Utrecht