J.1-1,SPE ENFI Fr. - dbnl.org · Die mag jou graag, dat weet ik al 'n tijd, Als ze maar durfde had...

130
J.1-1,SPE ENFI LIEDJES IRD! 11 W EN PRENTJES MET PIANO- BEGEL: f'Z' DAM W+L &J. BRUSH. Fr. EERSTE B UNDEL

Transcript of J.1-1,SPE ENFI Fr. - dbnl.org · Die mag jou graag, dat weet ik al 'n tijd, Als ze maar durfde had...

J.1-1,SPE ENFILIEDJES

IRD! 11WENPRENTJESMETPIANO-BEGEL:f'Z' DAMW+L &J. BRUSH.

Fr.

EERSTE B UNDEL

BEHALVE DE GOEDKOOPE UITGAAF VAN LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES MET PIANO-

BEGELE1DING VERSCHEEN ER VAN

J. H. SPEENHOFFDICHTER - ZANGER - TEEKENAAR

KINDERLIEDJES met pianobegeleiding van Wil- 7e BUNDEL met pianobegeleiding van Willemlem Landre en illustraties van Nelly Volker van Landre, Prijs f 1.65, gebonden if 2.10Waverveen:

8e BUNDEL met` pianobegeleiding van WillemSLAPEN GAAN ... . Prijs f 0.50

Landre. Prijs f 1.65, gebonden 2.10KORSTJES ETEN .. . Prijs 0.50'T REGENT Prijs f 0.50 AVONTUURTJES. Humoristische schetsen. 2e druk

SOLDATENLIEDJES. 18: liedjes met pianobege-0.65Prijs If 0.40, gebonden f 0.

leiding van Willem Landre. Prijs f 0.75, geb. f 1.25 PHILIPHINA'S WONDERLIEFDE. Een humoris-

LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES.]tisch verhaal met 30 teekeningen van den schrijver.Prijs f 0.40, gebonden f 0.65Tweede reeks in quarto uitgaaf:

6e BUNDEL met pianobegeleiding van Louis IN DE FORTEN. Humoristische schetsen metSchnitzler. Prijs f 1.65, gebonden f 2.10 foto's uit de forten. - Prijs f 0.30

J.H.SPEENHOFFBIJ ZIJN EERSTEOPTREDEN IN1903 EN BIJ DEV E RSCHIJNINGVAN DEN NIEU-WEN DRUK VANZIJN VIJF EER-STE BUNDELS

IN 1916

EERSTE BUNDELLIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES

VIJFDE DRUK DER GOEDKOOPE VOLKSUITGAVE EERSTE REEKS

EERSTE BUNDELLIEDJES, WUZEN EN PRENTJES

DOOR

J. H. SPEENHOFFDICHTER ZANGER TEEKENAAR

MET PIANOBEGELEIDING

ROTTERDAM MCMXXI W. L. & J. BRUSSE'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ

INHOUD VAN DEN EERSTEN BUNDEL

TROOSTLIEDJES Bladz.

Bladz. Kunegonde . . 69Voorwoord. . 7 Liefdesgeschiedenis . . 72Moeder's brief . 9 SPOTLIEDJESKleine kleuters . • 13 De vegetariErs . . 76De arme mead . 15 Voor de Rotterdammers 80Het geld . . 18 Rotterdam's Brandalarm 82Afscheid van 'n marinier . 22 Zondagsrust . . 85De schooier . . 27 De Rotterdamsche Beurs . 87De goedgezinde mead . 31 Ode aan Nederland . 91De mensch alleen . 34 't Dichterlijke meisje . 94De twee geliefden . 37 De Rotterdamsche paardetram . • 97Verbeelding . 40

SCHIMPLIEDJESMINNELIEDJES De Idealisten . . . 102

Melsjes van de H. B. S. . . 106Minneklacht . . 4247.vrijervrijDe De lawaai-student . . . 109.

Een verklaring . . 51 PUNTLIEDJESHerdersliedje . 54 Ode aan de blauwe zee . . 113Serenade . 57 Een goede les . . . . 115De liefde . • 61 Paradoksen (gelijkenissen) . . 117Vreugde . . 62Afscheid . 64 VERTELLING

Ballade . 66 De suikertante . .. . 119

HET AUTEURSRECHT OP DEN INHOUD VAN DEZEN BUNDEL IS VERZEKERD DOOR DEWET VAN 23 SEPTEMBER 1912

- 7 ---VOORWOORD.

-3--- -----1--17 1 -4-- 1 1 1 1---1 -_, 1-- -----i

-It---0 NI i, j ;ir— L , ..-- • • i I - - i

= • ---- a i , -„,-; ---=-,-17---. __:_i-#_.-A--=-- — — -—4=1—-

Ik zit te brow - men en te wrin - gen, Ik kan mijn stem haast niet be - dwin - gen, Mijn sna - ren zou - den

----1 1-- -I ,=

• =1. .7110-

1 :8- : -g-: -g- 1 =8: 1 :.:: 1 -:: -. i -4-71 ]i

._ ..... ...— _cg.A__ 1____ 1 --I —1— 1 - —1

-=,-• -=,-• -c.,-•4.:_i_ .j.

-.J-• J • -=,-• -=,-• -=,-•

f :---r---J1_kun - nen sprin - gen, Dan kan ik heusch niet ver - der zin - gen, lk voel me niets op mijn ge - mak,

t 111_, • • "C=1" •

TgEr:_-•—.=-1,--=--=:3—__-_ 4,=_--—.0—ap_:...0.— _....+.4 p ----4:__=__,__ e=F=,—±zij ad .F-F—j--A

Want ik ben in mijn bes - te pak; 1k voel me niets op mijn ge - mak, Want ik ben in. mijn bes - te pak!is-

, - 7= 1

(

---17.___s T-1 i 1

i 1 ' I

1 1 t 1 -1 -

1-

I..,

-do--

—.....—.............—......=

. ......eg--...,_._ T

Ik heb mijn schoenen opgewreven,Mijn overhemd is stijf gestevene't Is of mijn haren alle leven,Mijn ooren jeuken, mijn vingers beven:Ik voel me niets op mijn gemak, j

bis.Want ik ben in mijn beste pak!

Wanneer ik in de war mocht raken,Dan moet u geen kabaal gaan maken.Ik zou dan met beschaamde kaken,Mijn schoone zangen moeten staken.1k voel me niets op mijn gemak, r.Want ik ben in mijn beste pak!

BRIEFVAN EEN OUWE MOEDER AAN HAAR JONGEN DIE IN DE NOR ZIT.

1

Mijn lie ye zoon, je moe-der laat je we - ten, Ala dat ze jou ge -heel niet kan ver - ge - ten ; 't Is ne - gen.

r

MI r ---ipr---..

---

.S

..- .-...-1...

• 11•111110

AM

.11.1

►r

uur, je Va-der is naar bed En in mijn han-den heb ik jouw por - tret. 't Is stil in huis maar voor dat ik ga leg - gen, 0 jon-gen-

niii0==

MirliNnift In MOW

NNW . 0 S

419

ir

-.......rumw 3.'-'

=.-................

— 10 —

lief, rnot ik ie nog wat zeg - gen: Dat ik van na • rig - held geen raad meer weet, Dat lk geen rus - tig stuk • kie brood meer eet

Ik lig soms heel den nacht vat) jou to droomen,Totdat de tranen in mijn oogen komen;Ik ben al oud, 't maakt me zoo kapot,'t Is toch zoo hard dat ik jou missen mot.En vader wil jouw naam in huffs niet hooren,Dat heeft ie mij daar net nog zoo bezworen,Wanneer ik soms maar even van jou praat,Vloekt hij mij stijf, je weet wel hoe dat gaat.

En op je meisje mot je ook niet hopen,Die zag 'k 'n Zondag met een ander loopen,Ze had die hoed die jij haar gaf nog op,Die met die veer, die droeg ze op haar 'Cop.

— 11 —

Van al jouw centen speelt ze nou de dame,Die kakmadam, ze moest zich liever schame',Nou jij voor haar de nor ben ingegaan,Nou loopt ze als een sloerie op de baan.

Maar hou' je stil, dat zal haar wel berouwen,Laat ze gerust met heel de buurt gaan sjouwen,'t Was niks voor jou, jij mot 'n ander wijf,Jij mot er een met voortgang in haar lijf,Zooals Marie, je weet wel, met die tanden,Daar zul je heel wat beter mee belanden,Die mag jou graag, dat weet ik al 'n tijd,Als ze maar durfde had ze 't jou gezeid.

Ze zorgt toch o zoo goed voor 't werk en 't eten,Ze breit je kousen als ze zijn versleten,Door haar zal jij geen smerigheid meer doenEn ook geen messen trekken zoo als toen ;Wanneer ik daaraan denk dan moet 'k grienen,Jij kan met verven toch je brood verdienenEn als je heel je straf hebt afgedaan,Mot jij weer naar je ouwe baas toe gaan.

— 12 —

Al scheldt de buurt, daar moet je niet om malen,We komen samen om je of te halen,Marie en ik we wachten bij de poort,Met 'n schoon half hempie en een staande boord,Dan koop ik voor een dubbeltje sigaren,Je houten pijpie zal ik trouw bewaren,En als je thuis komt is je potje gaar,Dan staat er spek met kroten voor jou klaar.

Ik voel de slaap al in mijn oogen komen,Je moeder gaat nou zeker van je droomen,Want als ik jou niet overdag mag zien,Zie ik je in mijn droom van nacht misschienDan zie ik jou in 't hoekie zitten rookenEn sta ik bij 't fornuis de pot te kooken.Vergeet je moeder niet, o jongenlief,De lamp gaat uit, ik eindig nu mijn brief.

Klei • ne kleu • ters blond en blij - men met de maand van Mei. Zoe is snoet • jes ,

-or

Drib • bel • voet • jell; Klei • ne kleu • ters blond en blij Sla • pen in een J J. .j 11

van zij.

- 13 -

KLEINE KLEUTERS.

.NI .NIV if ' 1111XINE .111.11•MMII. MN. MINIMENI. AIM .

MM.X . . . 1111.1•1111. MIMIlb ,J i - 1111111111 -

MI=MINX.' CINNIIIIIIMIIIK.111=101111.11E- NMI MIIIIIIMINIIP MINIINIIIIIIP" MIX

7 _ _

or...cr. row woomonmommooorm rr:mr_,..sa.,gimilUir., ,

— ==.111111111111110=Mow .11111ML-n

— 14 —

Kleine kleuters arm en schraal,Oogjes kijken ziek en vaal,

Stille hikjes,Traantjes, snikjes;

Kleine kleuters arm en schraalSlapen in een hospitaal.

Kleine kleuters lief en teerWoelen angstig been en weer

Niemand kent ze,Of verwent ze;

Kleine kleuters lief en teer,Gaan naar onzen lieven Heed

- me meid. Die wou gaan draai - en En pie - re - waai - en.

er%

Daar was eens 'n ar

-15-- -

DE ARME MEID.

----1

I --

, 4 -I -=---

1:J7--41ar me meld, D▪ ie wel 's▪ graag 'n hoed op heft!

1 - _t_ J A m.

t 1 4 A' 4.! _.,..

n.......n=••••••••••••.•..

Daar was eens

— 16 —

't Ouwe moertje lag in 't grafOnder de kluitenTranen met tuiten,

't Ouwe moertje lag in 't grafEn daar wist niemand meer wat van at.

En toen ging ze naar de stad,Onder de boomenLiep ze te droomen,

En toen ging ze naar de stad,'t Was voor die arme meid al heel wat.

Maar ze had geen daalder meerOm te verterenOch lieve Heere,

Maar ze had geen daalder meer,Meisje, wat doe je? vroeg toen 'n meneer.

Acb, meneer `k ben zoo alleen,Eenzaam, verlatenLoop ik door de straten,

Ach, meneer 'k ben zoo alleen,'k Zou wel wat loopen maar 'k weet niet waarheen.

— 17 —

Ga, dan met me mee in huisZei 't meneertjeVoor 'n keertje,

Ga dan met me mee in huis,Onder de boomen daar is 't niet pluis.

Z' is toen met 'm meegegaan,Ze kreeg er 'n ruikerEn klare met suiker,

Z' is toen met 'm meegegaan,D' arme meid was gauw naar de maan.

..........................M.

Eerste Bundel. 2

iv

--et! -c=1-

- 18 -

HET GELD.

' t t t Daar woon • de in een groo - te stad Een meid die veel te zeg - gen had, En wat ze zei was plat. Ze

1.•••n•••nn1

had geen geld, ze

had geen kat, Wat 'n ra - re ra - re meid was dat. 0 !

0!

; -----jj r"--

-7.=L

_____

4 _

4 4 -..z.

A r .._. 0.-------L- ---1J

I 41.

— 19 —

Ze had een lieve, groote mond,Die altijd lachend open stond,Zoo rood en zoo gezond.Ze woog wel honderd tachtig pond,Wanneer ze in haar nachtpon stond.

01

Haar boezem was zoo zacht en teer,Die ging maar altijd op en neer.Zeg meisje zei een heer :Sta toe, dat ik met jou verkeer,Ik ben een zeer vermogend heer.

0I

Ze zei geen ja, ze zei geen neeMaar ging al blozend met hem mee,Zoo'n meid is gauw tevree.De armoe maakt een mensch gedwee,De stakker wist niet wat ze dee.

0!

— 20 —

Toen trek hij uit zijn overjasEen dikke, bruine brieventascliDie vol contanten wasDie duiten kwamen goed van pas,Omdat die meid zoo hong'rig was.

0!

Toen is ze met 'm meegegaan,Toen kreeg ze mooie jurken aan,Toen heeft ze stom gedaan,Toen had die meid een zuur bestaan,Die kerel hielp haar naar de maan.

0!

Daar woonde in een groote stadEen meid die geen fatsoen meer had,Die veer haar zonden bad,Want teen ze in de schande zatVerfoeide haar de heele stad.

0

— 21 —

De liefde is sours als venijnVoor menigeen een groote pijn,Een bitter medicijn ,Toch is de liefde dikwijls reinWanneer er maar geen kind'ren zijn.

0! 0!

- 22

'T AFSCHEID VAN EEN MARINIER.

=E=1---1 t 7-01 Vaar wel Ma rie, ik moet je nu vet' - la - ten, Ik heb ge - tee - kend bij die zee - sol-

yr 1

1 -t 1 -t---1 1--___I

1 1

fr 4TI— 1

±; 0 ---0-- i • di– 1

L.-01– .....–__......

I g 4 4 41 V. NIP. AP. V.

=

S-4

-Or-IF

'="

w tt

da - ten, 1k moet gaan va • ren fangs de woes - te zee, — Vaar wel .Ma - rie, je kan niet met me

I.4 ,----

-10- 4 FS S S.' .

-I—Ce

_i__--:--_

1---- -CD----.--____ –1 °n — 4:1_—

"Cr

-I —0 -il • -it_

mee. — 's Nachts zul je in je bed - stee om me treu - ren, 't Is be - roerd. maar ach! 't moet ge.

" V-- • •i31 •

- 23 -

beu - ren, Ver -geet mij niet en blijf mij eeu - wig trouw, Vaar1 - wel, vaar

e, - wel Ma - rie, je wordt nog eens mmijn vrou4.

-• 4 er,

IT- 1- -t-44-i-t-----er. _ n:, _

V - -CP 0 1 0

Ik zal jou elke rrlaand wat centen sturen,Daar kan je dan een kamertje voor hur.en,En zoek dan hier of daar een nette wasch,Dan heb je brood en ik ben in mijn sas.Of ga je liever appelsienen venten,Kijk dan goed uit, of 't kost je gauw je centen,Enfin, je weet wel wat je moet gaan doen,Vaarwel Marie, hier geef ik in mijn brief een zoen.

Wanneer je 's avonds kousen zit to stoppen,Denk dan aan mij, dan zal je hartje kloppen,Doe dan je oogen met je handen dicht,En haal dan voor je mijn bedroefd gezicht,

--24—

Dan moet je stiekum in je eigen zeggen,Kon ik dou maar 's in zijn arrnen leggen,0, was hij nou toch voor een poosje hier,Denk daar !s om, Marie, dan doe je me pleziers

0 ja, Marie, dat wou ik je nog vragen;Je moet geen rooie baaien rok meer dragen,En doe die krullen van je voorhoofd weg,Die staan zoo raar, dat weet je ook wel, zeg,Want ga je 's avonds laat nog door de straten,Dan heeft een ieder jou zoo in de gaten,Dan haalt de heele buurt jou even an,En dat mag ik alleen maar doen, je lieve man.

Want als een ander met je wil gaan loopen,Moet je met hem geen flauwigheid verkoopen,Want kom 'k terug en boor ik daar wat van,1k kijk je met mijn zolen nog niet an.Dan sla ik jou en hem finaal in drieenGeen donder kan me dan meer schelen, Zie je,

Pas op, Marie, dan maak ik je een Iijk,Dan ben je naar de maan en ik heb groot gelijk.

— 26 —

Maar lieveling, dat zal je mij niet lappen,Laat je toch nooit met iemand anders snappen.Dat doe je mij niet an, waarom gewed,Daarvoor ben jij to goed, jij ben geen slet.En als ze jou soms achterna gaan loopenDan moet je ze een watjekou verkoopen.Sla d'r maar op en hou ze van je lijf,Knijp ze maar fijn, Marie, je ben een stevig wijf.

En nou vaarwel, ik heb genoeg geschreven,Maar voor ik eindig, luister nog 's evenWanneer ik in de Oost mijn hachie laat,Denk dan nog dikwips aan je trouwe kameraad,Noem dan mijn naam 's zachtjes in je eigen,Dan zal je tranen in je oogies krijgen,Zoen dan mijn brief, kijk mijn portret 's aan,En zeg dan, was hij maar niet van me weggegaan.

Maar potverdrie 'ik laat me zoo niet villen,Wanneer die blauwe kerels rouzen willen,Ik sta mijn man, dan geef ik ze hun vet,Of 'k rijg ze aan mijn sabelbajonet.

— 26 —

Maar lieve meid, ik zal voorzichtig wezen,En 's avonds mot je in 't Nieuwablad lezen,Dan zie je eens mijn naam er in gedrukt,1k breng 't Ridder voor je mee, wanneer 't lukt.

1

— 27 —

DE SCHOOIER.

t 141 Artilt.F. • 4. • .7 d;.—•

Hij is een lui - e, slui • ke vent, Een dier our - trent, En is ge • wend Zich to ver-

/

i

---1 • I Er— g:--41 4: f... _____t--,44 -TEE-- IL 4:---f---1-9

:# i---r---r--- __17_---:.—r—k---- L._ I ----. r—...-4--- A • r

-,---=g=T

Hijt----j1.—e — --_,.._„.„1---.1:

-.........-en — Ge • heel al- een

— ••=14A 0---r_ye • -

c:::, ---7-.. ..----. lea —

_ ..---• _

loopt sours da • gen act - ter---... ....

. leen; — 't Al - ge-

_,--A 14==t_____tidp.--- 1---- 1.: 4..".:=.aL____,,,......_n •••n •••n •-:

fre # •.._____,,,..._

4:-----

-ft-

.

11..---•t • .1 i - • ,-- _r_____ ,---

:-91# -r= • • r--- I-r --A

— 28 —

eV • —A 1, l'il--1, A____Ic --11---t 34-1

MP

41,,

.., L

n

eg, d ____--mcen kan hem niet

.

5‘-----

sche

--".

c::1 i •-......._.-

- - len. --

Er-

En als

-F:.

hij om zijn nood -lot treurt, Dan lacht er ie - mand en hij kleurt.

-1k-27\ -=ni----q---t--1 1— if--- •

• — _____70== g _

p-- --1

--i-----1

0 ' 1;___ --a .1: +4_,:,u___ — ,. -4,-----.:---o=

..... 1

---1 f"--- 1 0---....---:7--i- 1---1=1_,__OZ____-_--i 0

Wanneer hij familiaar wit zijnDan doet 't pijn,En als venijn

Snijden zijn woorden.Hij kijkt zoo langzaam om zich heen

En is gem een,Als iedereen

Hem maar niet hoorde.En als er wat met hem gebeurtDan lacht er iemand en hij kleurt.

— 29 —

Wanneer er iemand naar 'm keek,Dan werd ie bleek,Zijn stem bezweek,

Stond hij te beven.Nog nooit had hem een vrouw bemind,

Was hem gezind,Gal 'm een kind,

Om voor te leven.Want als een vrouw zijn lust bespeurt,Dan lacht ze angstig en ze kleurt.

Wanneer hij eens een moord begaat's Nachts op de straat,Dan zal zoo'n daad

Hem heerlijk streelen.Hij slaat dan iemand zoo maar dood,

In zielenoodGeeft hij den stoot .

Niet om te stelen.En als de rechter hem betreurtDan lacht hij even en hij kleurt.

— 30 —

Dan krijgt hij jaren tuchthuisstraf,Hij maakt zich ofEn is te laf,

Langer te leven.Men graaft zijn graf zooals 't mot,

Hij is kapot.En om zijn lot

Zal niemand geven.De maatschappij verlangt geen spijt,De menschen zijn een zondaar kwijt.

I

— 31 —

DE GOEDGEZINDE MEID.

een man van nie - men - dal, Orn eer en plicht gaf hij geen

...._

-Di 4 - I 4 - 4

w

-1-424-----I..

-,=-• -c:::k.-

___P P 1 P___

-0---I =,-, 33

bal , Hij was zijn tra - nen en zijn dui - ten kwijt, Maar hij had een goed - ge - zin - de meid.

-fit—t 1

:— —

elt —I --- --4 ---i---

I •S

I

S 1

1 1----='-•

1 —44:-a.

- .

--] = • ,

—cm-± =t • 1 _. -t—=,,-,- ________ ____,___

- -.

Hij was een kniezerige sul,Van vlijen had hij geen benul,Hij had een hekel aan menschlievendheid,Maar hij had een goedgezinde meid.

il.

— 32 —

Hij had geen huis, hij had geen Licht,Hij had geen lach op zijn gezicht,Hij had een leven als 'n hond geleid,Maar hij had een goedgezinde meid.

Hij had geen hemd, hij had geen hoed,Hij had geen wilskracht en geen moed,Hij had nog nooit 'n eerlijk mensch benijd,Maar hij had een goedgezinde meid.

Hij had geen k'ai, hij had geen kind,Hij had geen trouwe bittervrind,Hij zong nooit liedjes in de eenzaamheid,Maar hij had een goedgezinde meid.

Hij at geen oesters en geen pat6e,Hij nam geen baden in de blauwe zee,Hij voelde nooit de sociale nijd,Want hij had een goedgezinde meid.

Hij dronk geen kofhe met 'n pousse,Had nooit een whisky soda roes,Hij at geen havermout bij zijn ontbijt,Maar hij had een goedgezinde meid

— 33 —

Ze was zoo groot, ze was zoo rond,Ze was zoo sterk en zoo gezond,Hij Werd soms vierkant in 't bed geleid,Door die goedgezinde meid.

Hij is tevreden met zijn lot,Hij zal wel doodgaan als ie mot,Dan zoekt hij eenzaam door de eeuwigheid,Naar zijn goedgezinde meid.

Eerste Bundel. 3

ers

Als 'n tnensch geen raad nicer weet, Da - gen lang maar krop - sla eet; Gaat - ie, orn zijn maag te stop - pen,or.

- 34 -

DE MENSCH ALLEEN.

Hier en daar ow dui - ten klop - pen 01 0! 0, wat 'n pech, Heb je geen geld dan ben je weg.

MI111/ , .111 /au NM1111,1Y

— .......11......

— ..... —

1111111—

.........

Ilra, : r---*----

=-P —

— 35 —

leder mensch heeft een papa,Gaat hij bij zich zelve na,Daarin kan men zich vergissen,Want papa kan zelf niets missen.0 ! 0! 0 ! wat een pech,Ben je dan ben je weg.

leder mensch heeft ook een vrind,Die hem als 't lukt bemint,Maar die vriend is vaak afwezig,Of juist met zijn dienstmeid bezig.0! 0! 0! wat een pech,Ben je alleen, dan ben je weg.

leder mensch heeft wel een tiep,Dat de klap soms bij 'm liep,Vraagt de mensch zoo'n tiep om duiten,Pan begint ie gauw to fluiten.

(Refrein to fluiten.)

leder mensch heeft een vriendin,Maar daar steekt geen voordeel in,

— 36 —

Als de duiten zijn gevlogen,Wordt de mensch terstond bedrogen.0! 0 ! God ! wat 'n pech,Ben je alleen, dan ben je weg.

leder mensch heeft wel 'n hond,Dien hij pier of daar 's vond,Heeft de mensch geen geld voor brood,Hond en baas gaan samen dood.0 ! 0 ! 0 ! wat 'n pech,Ben je alleen, dan ben je weg.

- 37 -

DE TWEE GELIEVEN.

:_it -- •

-csi-•

I a, •IP. 8

:

reem-- de Naar lief • de en naar troost Waft lief - de en naar troost-

.r..a4.0111h iVIKINNOW; _ 1

-----.-U-I ---""-----..---, •

.

=

4.

— 88 —

Zes- zochten in den vreemdeNaar liefde en verstand,Omdat ze die niet vondenIn 't ouwe vaderland.

't Schip ging !wigs de baren,Van boven naar benee,Hun harten klopten sneller,Hun magen deden mee.

Geliefde, zei de vrijer,Ik ben zoo in mijn schik,Ik zal je eeuwig minnen,Tot in mijn laatsten snik.

't Schip ging op de golven,Ze waren in hun sas,De vrijer liep te zuchten,Omdat ie zeeziek was.

Ze had weinig koffers,Maar des te meer plezier,Ze droegen op hun hartenEen klaverblad van vier.

— 39 —

Daar waren twee gelieven,Die voeren over zee,Ze namen als bagageEen ruiker bloemen mee.

Ze dachten aan de toekomst,Aan al hun goed en geld,Ze hadden hunne duitenAl dikwijls opgeteld.

Toen kwamen aware stormen,Met donderend gedruisch,Het schip liep op de rotsen,En zonk met man en muis.

Ze spoelden met de golven,Ver langs de hooge zee,Ze kusten hunne lippenEn zonken naar benee.

Daar waren twee gelieven,Die zaten eens in nood,Ze vonden in den vreemdeDe liefde en den dood.

— 40 —

VER13EELOING.

Die voor geen grondbefasting beeft,Die weinig losse centen heeft,Die nooit wat aan de armen geeftOmdat hij zeif van afval leeft,Die kan zich net verbeelden.

Die overal wordt afgesnauwd,Die altijd harde boonen kauwt,Die heel den dag met steenen sjouwt,En om zijn broek wordt uitgejouwd,Die kan zich veel verbeelden.

Die van de kou de straat op gaat,Die uren voor een winkel staat,Die van den honger dubbelslaat,En altijd met zijn eigen praat,Die kan zich veel verbeelden.

-41--

Die heel zijn mooisten kindertijdMet kijken naar een ham verslijt,Die maar wat droge korsten heit,En denkt dat hij in bloedworst bijt,Die kan zich veel verbeelden.

in de ver • te zie, Dan denk ik ra • re din . • gen.ik haar

— 42 —

MINNEKLACHT.I •

t --- -1--

!lc ben ver

Tij-j-

Ro

--ILI___4._ A

ik te zin • • --

• liefd van • za • lie, Daar • on) zit gen ;-

Ms

; . I(i: 1-----1 i t I t I ---

=7.1-1-47_.----j-____i- -

g ;

o- ... ea

tM5 , MINI...,......,

%NW

i t i i i .--.... FLL-L-1-i ;-- jt 4,1=d j = -1- _1_ I------'-------".

i

W-- ----EV- 0-...,=1---.---.

-,---..

Dan denk denk ik aau jiaar toleeken gals,Dan zie ik haar gebaren,Dan denk ik -aan 'hurt mond zoo malscbEn aan haar dolle htren..

— 43

Dan denk ik aan haar lieve kin,Aan hare blanke tanden,En als ik dan opnieuw begin,Dan denk ik aan haar handen.

Dan word ik korzelig van nijd,Dan moet ik uren loopen,Want 'k zou nog uit weemoedigheid,Een sabel kunnen koopen.

Ik steek die midden in mijn hart,Als in een mand citroenen,Dan ben ik vrij van pijn en smartEn kan haar niet meer zoenen.

Maar o, 't leven is zoo zoet,De dood zoo miserabel,Daarom spaar ik mijn hartebloedEn koop vooreerst geen sabel.

Ik zing omdat ik anders ween,Ze is ook zoo kieskeurig,Ze laat me met mijn smart alleen,Dat maakt een minnaar treurig.

— 44 —

Ik stuur haar soms een grooten traan,Want tranen heb ik vele,Ze schijnt zoo'n traan niet te verstaan,Geen traan kan haar wat schelen.

0, Rozalie, o zoete schat,Die mij zoo deerlijk griefde,1k ween mijn beide schoenen nat,Waar laat ik al mijn liefde.

Waar breng ik al mijn zoete min,Wie wil mijn liefde dragen,Wie heeft er in een jonkman zinDie altijd loopt te klagen.

Wat moet ik doen, o Rozalie,Moet ik voor held gaan spelen,Moet ik als Ridder die of dieEen gouden vlies gaan stelen.

Of zal ik reizen naar de Maan,Het zonlicht voor u blusschen,Of moet ik naar den duivel gaanOm zijn Mama te kussen.

— 45 —

Of moet ik varen op de zeeEn d'oceanen drillen,Of moet ik met een kopje theeHet hellevuur gaan stiffen.

Of zal ik met een ezelskaakDe leeuwen gaan bestrijden,Of moet ik vechten met een draak,Of volk'ren gaan bevrijden.

Spreek op, geliefde, spreek 't uit;Ge kunt me alles vragen,1k wil om u, o zoete bruid,Mijn spaarbankboekje wagen.

Ik heb reeds veel te lang geleefdEn veel te lang geleden,Wanneer ge me geen antwoord geeftDan ga ik naar Van Eeden.

Dan neem ik zeis en spa ter hand,Dan ga ik knollen pooten,Dan spit en ploeg ik op 't landEn leef van peen en kroten.

— 46 —

Dan keer ik nimmer, nimmer weer,Nooit zult ge me aanschouwen,Neem dan gerust een ander beer,En laat u met hem trouwen.

Vaarwel! vaarwel gij booze meld,Ik ga kolonizeeren,Op „Walden" is gelegenheidVoor veel verliefde heeren.

– 47 –

DE VRIJER.

_t 1 t= A —A j-1--Ismss•

Daar was 'n meis • je ' van fat soen, Tra la la la la torn; Die

' ft."-(a - 1-140 ----- J— —1-1 1 — i - 4

c=i

had 'n jon • ge man van doen, Tra la la la la tom. Maar nooit werd zij ter

---r =I#V—i t t_ 4c--t r fla

I 1 1 —1 _5*---f =0=

trouw ge • vraagd, Dus bleef zij veel to tang, 'n maagd, Tra la la la la loth.

. ......-......--ii.-...,....v...... n ....................:n.......0:1---f

/

Elf iI

-.-..--

. °---

r- N

r t--- r t- _c.a.._ . O

— 48 —

Ze droomde bijna elken nacht,Tra la la la la lom,

Dat haar een vrijer had bedacht,Tra la la la la lom,

Maar wat ze in haar droomen zag,Dat zag ze nimmer over dag,

Tra la la la la lom.

Ze sprak haar moeder wel 's an,Tra la la la la lom,

Zeg moeder wat is toch 'n man,Tra la la la la lom.

De moeder was een booze vrouw,Die sloeg dat meisje bont en blauw,

Tra la la la la lom.

Wou jij al vrijen, dolle meid ?Tra la la la la tom,

Jij hebt nog zeven jaar den tijd,Tra la la la la lom,

Wat wil je toch onnoozel ding,Dacht jij dat vrijen zoo maar ging,

Tra la la la la lom.

H

— 49 —

Toen vroeg zij aan haar vaartje raad,Tra la la la la lom,

Waarom is vrijen toch zoo kwaad,Tra la Ia la la lom,

De vader was een wijze manEn zag zijn dochter zwijgend an,

Tra la la la Ia lom.

Toen vroeg ze aan haar vaders knecht,Tra Ia Ia la la loin,

Waarom is vrijen toch zoo slecht,Tra la la la la lom,

De knecht dat was een leepe gaitEn legde haar i t vrijen uit,

Tra la la la Ia lom.

En Coen ze wist wat vrijen was,Tra la la la la lom,

Verloor ze traantjes in het Bras,Tra la la la la lom,

Ze weende hare koontjes nat,Omdat ze nu een vrijer had,

Tra la la la la lom.

Eerste Bundel.

-50—

Die arme, onbezonne meld,Tra la la la la lom,

Was weldra al haar tranen kwijt,Tra la la la la lom,

En daar ze toch wel vrijen wou,Toen nam die knecht haar tot zijn vrouw,

Tra la Ia la la lom.

De moeder voelt nu groote spijt,Tra la la la la lom,

Dat zij niet alles heeft gezeid,Tra Ia la la la lom,

Zoo'n les is duizend gulden waardVoor al de moeders hier op aard,

Tra la la la la lom.

1k hou' van al - le vrou-wen, Mijn hart is veel to groot, Daar ben ik mee ge - bo-ren,

p 7

2.-"1 M-71 r de

•---' 7

'•• "*. - •

Daar ga ik ook mee dood.

-17

4:--N

-4 I.

— 51 —

EEN VERKLARING.

Ik kan geen vrouwen paten,Dat is een groot gevaar,Als d'een mij heeft verlaten,Dan staat een ander klaar.

Ik hou' van alle vrouwen,Dat is een groot verdriet,Met een kan ik maar trouwen,En daarom trouw ik niet.

----- 52 --

lk hou' van alle haren,Al zijn ze nog zoo raar,ja als er groene waren,Vond ik dat geen bezwaar.

Ik hou' van alle zoenen,Al doen ze nog zoo'n zeer,En krijg ik er millioenen,Dan wil ik er nog meer.

1k hou' van alle wangen,lk knijp ze gaarne rood,Verlies ik dat verlangen,Dan ga ik eerlang dood.

1k hou van alle harten,AI zijn ze van venijn,Er is geen grooter smarte,Dan zonder hart to zijn.

Ik hou' van alle oogen,Ik kijk er gaarne in,Hoe meer ik word bedrogen,Hoe meer 1k ze bemin.

— 53 —

Ik hou' van alle vrouwen,Dat heb ik nooit betreurd,En om geen kwaad te brouwen,Min ik ze om de beurt.

Ik hou' van heel 't leven,Het leven om een vrouw,Om ieder wat te geven,Ben ik ze alien trouw.

Moraal :

Ik hou' van alle vrouwen,En toch ben ik niet blij,Geen een wil van me hou'en,Geen een heeft lin in tnij.

- 54 -

HERDERSLIEDJE.

-1— far=11—i=11

Daar kwam een her .ders-meis je, Ge too - pen tangs de hei, Ge - too - pen tangs de hei. Die zong een sim pet

--=--12t-iii--P--g--.4--.E4-J J P j1--------1.-tIcii• Jig_•____

wijs - je van do Mei, Een wijs - je van de Mei. Toen, toen, toen kwam de fie - tel en de fluit, Diewijs • je, Een

t i , 5,,...... _.. ........

rit:

Ian___.

CD--

.,". N. I_ I e'111111111,11r.

11111

.........r. _. IR.

— 66 -

fluiten me/ den mend.

-1- ___.----- maak • te die maak • te, die maak • te 't lied . je uit.

4....-01.

Toen kwam een herdersknaapje,Van verre langs de hei,Die zei mijn aardig schaapje,'k Zing net zoo mooi als jij.

Toen zongen ze te samen,Al in 't gras zoo malsch,Ze snoepten zoete bramen,En zongen daardoor valsch.

— 56 —

Ze hidden van elkander.Al in 't malsche gras,Ze namen nook een ander.Omdat er geen ander was.

- 57 -

SERENADE.

%awe

Ge • lief • de Mi • na, ben is daat, Ik sta hier weer met mijn gui a taar; Ik ben je trouw too • als je

ziet, Ik zing mijn al • ter • mooi • ste lied, Maar Mi - na • lief, je !Ws • tert niet.

/...,1 r

.

......."

.Iii..

...... ......._a j_......-;_..-

1..4

— 68 —

Geliefde Mina, hoor mij aan,Je moet nog niet naar bed toe gaan,Je weet toch dat ik van je hou',Ik zing mijn lied alleen voor jou,Flier buiten in de felle kou.

Geliefde Mina, ben je thuis,Of hoor je me niet per abuis,Ik zing hier toch voor jouw plezier,Ik sta hier al een uur of vier,Maar ach, daarorn geef jij geen zier.

Geliefde Mina, teg toch wat,Mijn overjas is al zoo nat,1k zie er als een vuilpoets uit,Of als een kikker op een kluit,'t Regent en ik heb geen spuit.

Geliefde Mina, kom er uit,De tranen druipen tangs mijn snuit,0, lieveling, verhoor mijn bee,Korn toch 's even naar beneeEn breng 'n hartversterking* mee.

--59—

Geliefde Mina, booze meid,Je hoort dat ik mijn stem verslijt,1k voel me niets op mijn gemak,Ik word verkouden als een slak,En 'k heb geen zakdoek in mijn zak.

Geliefde Mini, lieveling,Zeg, wil je dat ik nog meer zing,Of lach je me daar boven uit,Verveelt je rnijn verliefd geluid,Tik dan maar even op de ruit.

Geliefde Mina, apekop,Ben je naar bed of ben je op,Of weet je niet dat ik hier sta.Wat Bonder zeg toch nee of ja,Dan loop ik je niet langer na.

Geliefde Mina, ik ga weg,Maar luister goed wat ik je zeg,je bent een hartelooze juf,Een trotsche, preutsche, nare juf,Saluut, ik heb in jou geen puf.

— 60 —

VOLGEN DE AVOND.

Geliefde Mina, hoor mij aan,1k kan niet zonder jou bestaan,Daarom sta ik hier weer op wacht,Dat doe ik voortaan iedere nacht,De liefde schenkt mij versche kracht.

Geliefde Mina, ik ben taai,Al klinkt mijn stem ook nog zoo saai,loch kom ik ieder oogenblik,1k zing hier tot mijn laatsten snik,Want niemaqd mint je zoo als ik.

Geliefde Mina, wees gerust.Al heb ik nooit je wang gekust,Al liep ik nimmer aan je zij,Al ken ik je niet van nabij,Toch, hoor je heelemaal aan mij.

— 61 —

DE LIEFDE

De liefde is de grootste straf,Die God ons heeft gegeven,Maar die niet weet wat liefde is,Heeft nooit iets aan zijn leven.

De liefde maakt ons alien dol,We vechten om elkander,En als we moe van 't vechten zijn,Dan nemen we een ander.

De liefde geeft ons moed en kracht.En lust in onze oogen,Juist als we vol vertrouwen zijn,Dan worden we bedrogen.

De liefde is een ongeluk,En zit soms in een hoekje,De liefde kost aan menigeen,Zijn gansche spaarbankboekje.

— 62 —

VREUGDE.

Zij1k weet niet of ik waar- heid spreek, is --- zoo heel bij zon • der, Wat eerst in

i1 rMat

_ le- .--=FE---7--1- --c C111711

11 /A-haar — een you - dig leek,

. Is nu — voor mij 'n won - der.

----— —1=-1 — ./.. _-, e 4..T.4 4 .

1,;Haar oogen zijn zoo wonderrijk,En vol geheime wenken,Wanneer ik in Naar oogen kijk,,Dan kan ik niet meer denken.

— 63 —

Ik weet niet wat dat wezen mag,Ik Ian 't niemand zeggen,Want wat ik in haar oogen lag,Is toch niet uit to leggen.

Haar oogen zijn zoo somber zwart,Als donkere violent,En in haar oogen ligt het hart,Gansch liefelijk verscholen.

Haar stem klinkt liefgezind en zacht,En fluistert zoete dingen,Al wat haar hartje heeft bedacht,Dat wil haar mondje zingen.

Haar handjes zijn naief en klein,Zoo stil en zoo voorzichtig,Maar als ze boos of droevig zijn,Dan doen ze soms gewichtig.

Ik weet niet of ik waarheid spreek,Zij is zoo heel bijzonder,Wat eerst in haar eenvoudig leek,Is nu voor mij een wonder.

— 64 —

'T AFSCHEID.

De eerste kus die jij me gaf,Veranderde mijn leven,Die eerste kus, mijn lieve lief,Zal ik je nooit vergeven.

..-..Die eerste kus was zoet als wijn,En pijnigde mijn zinnen,En zoo 't ook de laatste is,Vat moet ik dan beginnen.

Die eerste kus was als een vuur,Van al to lang begeeren,lk wilde dat die heete gloed,Mij eeuwig deed verteren.

Die eerste kus was als- een bloem,Met Idle roode blares,1k zal die bloem mijn leven langAanbidden en bewares.

--65—

Jouw kussen zijn zoo goed gezind,En zonder mededoogen,0 kus me met je lieve mond,Weer leven in mijn oogen.

0 kus me, kus me telkens weer,Laat me je kussen hooren,Want bij de laatste die ik krijg,Gaat mijn geluk verloren.

En zoo we scheiden, zoetelief,Wat eenmaal zal gebeuren,Dan wil ik om jouw eerste kus,Mijn leven lang nog treuren,

"..-.....

Eerste Bundel. 5

1

- 66 -

BALLADE.

In 't duia - t're van de ka - me- ros, Speelt Bi • an • ca op de pi • a - nos, Zij weent veel hee . to tra•

---11D...---0.

_._. ........_

40. •.......

ir_........,_..

1-------•..

.. /• .---l..---ii.- .

REIM EntAN aAN

ni • a, En dat doet ze al drie da - gen lang. - a. Zoo gaat 't in Span -jos incest • al - los, AN AN AN AN

: : n—

. _

. • • . . —

.... '

_4=111=

AN oh oh

, . -, -

.._ firzTi ; ........ ..eilimm.: lim a P P IP MO NM

ow _sm., ....•

— 67 —

Sig-no • ri- tas ca- ba • le • ros, Zoo gaat 't in Span-jos meest -al • los, --- Sig -no • ri • tas ca • ba - le • ros.

. .,..71.11! 11.743-1 41- -13-43.7-Z:743 741 c : : 1 .......=,

--'—g-.i.3-

Ms"" — — - -------11: g--g g— arri°--Urn.— -1-13t—r-ri—.7

. ; . a • . .. . • ..•nnn .... 1 11=. . . n

. . nn . • •n• . . .. .. ...... --1

%I? •

Tegen de ruiten vliegt een steentjos,Bianca die denkt dat is hijos,Ze opent haar balconramia,En roept; „Henriquez sind sie da?"

Henriquez roept jaos,Zijn stem klinkt ongeduldigos,Hij springt met een aanlopia,In d' kamera van zijne Bianca.

Ze geven elkaar veel zoentjos,Ze hebben het over de . liefdos,Maar de kamerdeur vliegt opia,En ze worden gesnapt door de pipa.

-- 6 8 --

Don Paos is uit zijn gemakos,Hij vloekt er stevig op losos,Hij laadt zijn ruiterpistolia,En vermoordt ze zonder genada.

Refrein :

Zoo gaat 't in Spanjos meestallos,Signorita caballeros,Zoo gaat 't in Spanjos meestallos,Signorita caballeros.

- 69 -

KUNEGONDE.

_ _ _ . . _ . _ . . _.=—- —— —4 1 =1.—.-----4N-1—Thl — -- —• i t :----- ;I— P-1= J • J—. P -1=la r _ 1I j ---PP :=1 —4+-1-4----- -— — Itt:-----7._ Id- — V. _________ _ _ .• • I 1 — - • '

Hij min-d'een aar - dig kind, Haar naam was Ku - ne -'gon - de, Hij werd door Naar be-mind, Want lief - de is geen zon-de.•

Zij woonde in een slot,Met hooge ridderzalen,Zij vroeg den goeden God,Belasting te betalen.

Haar paatje was baron,Die had liefhebberijen,Op de wal stond een kanon,Om 's avonds achter te vrijen.

— 70 —

Hij lokte haar buiten de poort,En toonde zijn bruine merrie,Ze reden ijlings voort,Toen maakte haar vader Kerrie

Ze gingen door een bosch,Met zevenduizend beren,Die liepen zoo maar los,Elkander kunstjes te leeren.

Hij sloeg ze alien dood,Zonder ba of boe te zeggen,Toen waren ze uit den nood,De beren lieten ze leggen.

Toen kwamen zij in, 'n huis,Met negenhonderd schurken,En al dat woest gespuis,Lag't „Wien Neerlands blued" te snurken.

— 71 —

Toen trok hij zijn rapier,En riep de donder haal-ie",Hij stak voor zijn plezier,De schurken door hun falie.

Toen hij heeft fluks getrouwd,Die schoone Kunegonde,Dat heeft 'm leelijk berouwd,Want ze heeft een minnaar gevonden.

- 72 -

LIEFDESGESCHIEDENIS.

Am_

Voor Don • na Kla ra's dicht - ge - slo • ten ven • ster Stond Don A • Ion • so reeds de vier - de

7-1- • J----f:

e,.....

P".• -.—-is

nacht, — — — Met klop- pend hart en tee • de • re ge • ba • ren Heeft hij Naar nu zijn se - re- naad' ge-

- • -:..,_. , . ........

---- C-- :J-------N. pizzio :_,

!--_-_-__ :_,A--„:.t-S–r- • r-r-l-r ii-

of

.-_.=_0.-f--l'......,

— 73 —

brach% Maar ach! to wreed, het yen • ster bleef ge • slo • • ten, En Don A • Ion • so heeft ver-geefsch ge • smacht. -

•-r-i--i5.=-=p_-._._-_x=ii---T:i--:- =4,- • _,__.-. ,:. .7. 7=4;---, ____________ __, t--4-

____g_............0.- -.

.. 'V.-.11-1..... .... ...— .—." 1 J37-7C474, 7---4-:., .....a ...I

-CD

Maar Don Alonso wil nog altijd hopen,

Hij geeft een wenk aan Pedro zijnen knecht,En Pedro zet zijn ezelsooren open,Want Pedro is een heele slimme knecht;Ze fluisteren zacht bij al het stargeflonker,En Pedro die sluipt weg in 't nachtelijk donker.

Weldra zien wij dien Pedro wederkeeren,Hij torst een lange ladder op zijn nek,Hij kan zijn heer niet langer zien marcheeren,Want die is van de liefde bijna gek ;Hij zet de ladder stevig in den grondEn zegt ziezoo, patroon, nou is de zaak gezond.

Maar Don Alonso ontdoet zich van zijn stevels,Want bij het klimmen zijn die hem maar tot last,

— 74

Hij draait een punt aan zijne roode knevelsEn zegt dan : „Broekie houdt de -leer goed vast."Hij klimt omhoog en waant zich reeds bemindEn denkt vol hoop aan Klara, 't lieve kind.

Donna Klara opent nu haar ramenEn kijkt vol angst Alonso in 't gezicht,Zij roept van schrik om haar gezelschapsdameEn gooit 't venster voor zijn moelwerk dicht;Zij had Alonso duidelijk herkend,Zij bloosde diep, want zij stond in haar hemd.

Don Alonso die staat vrij verwezen,Hij slaat vol wanhoop zijn handen voor 't gelaat,Maar deze slag zal hem noodlottig wezen,Hij laat de ladder los en breekt zijn ruggegraat.Hij breekt zijn arm, zijn nek en zijn guitaar,En ook zijn knecht zakt kermend in elkaar.

Des morgens vroeg toen kwam de melkboer kloppen,Hij vond ze beiden liggen in 't gras,Hij ging van schrik zijn pijpje staan to stoppen,Hij vond die dooie ridders wel wat kras;Hij zei : 0 Kaatje, .kijk er is even hie—ie—ier,Er liggen er twee zoo dood als bordpapier.

— 75 —

Hij zei tot Kaatje: ik wed om een maand gage.Dat dat geen dronke', dronke' lappen zijn,Het is een edelman die met zijn page,Op een liefde'savonture-luurtje zijn;'t Zijn bepaald twee heele rijke heeren,Dat zie je aan hun fijne bovenkleeren.

Maar Kaatje zei : toch zijn 't dronkelappen,Die liggen daar al een geruimen tijd,De dienders zullen ze spoedig komen snappen,Dan zijn we 't zootje voor de deur gauw kwijt ;Ze hebben van nacht ons leelijk doen verschrikken,Ze zijn aan de ruiten van de jonge juffrouw wezen tikken.

Wat kunt gij leeren, welgemaakte knapen,Uit 't verhaal dat ik u heb gedaan,Dat men om tot zijn lief je to geraken,Men nooit moet klimmen tot haar vensterraam ;Die weg is steil, gevaarlijk en sie-e.echt,Dat zaagt g' aan Alonso en zijn trouwe knecht

Snap je dat ?

- 76 -

DE VEGETARItRS!

Die de men-schen an - ders

i•r.

ja‘wen-schen,

FP—P=P--P—P_--I—p

Daar - om e - ten

T.—

Ve - ge - ta - ri - era zijn men-schen,_

zij slechts plan - ten,

0 —V”

.

2x: j--_____ .4 1

rA•11111111111111111i

.1, P17-o -

-/..111•11110 ....-

koei - en,......—

Want die kun - nen

...................pd

Net als groo - te Ii - fan - ten;

Zij zijn bang voor dooi • e Diet meer loei • en.

•„.. ..__.,

1__ .1 A =-1--L-------- "J

— 77 —REFREIN.

44, -; , . p • . it-.Bees - ten doo-den om te e • ten, Noe-men ze van God ver - ge • ten 't is zoo def - tig en zoo fijn Ve ge ta • ri - Er te zijn!

ler

In hun reine restauratie,Is voor arm en rijk een plaasie,Overal, tot in de keukenHangen christelijke spreuken,Die de ziel zoo zeer versterken,En zoo spijsverteerend werken,Die voor overdaad behoeden,Ons met idealen voeden.'t Is zoo deftig en zoo fijn,Vegetarier te zijn.

Zondags boonen, Maandags boonen,Dinsdags boonen, Woensdags boonen,

— 78 —

Donderdags gepofte boonen,Vrijdags boonen, altijd boonen,Zaterdags gestoofde boonen,God bewaar ons voor die boonen,Boonen eten is 't beste,Tot we boonen zijn ten leste,'t Is zoo deftig en zoo fijn,Vegetarier te zijn.

Voor een heel klein beetje duiten,Ga je je aan pap te buiten,Voor een paar onnooz'le centenEet je appelen met krenten,Soep van blaren, pas gevallen,Met mahoniehouten ballen,Meisjes met verboden koonen,Brengen je je portie boonen,Vriend'lijk kijken is er noodig,Fooien geven overbodig.'t Is zoo deftig en zoo fijn,Vegetarier te zijn.

Sociaalders, anarchisten,Lieve, zoete idealisten,

— 79

Niemand zit zich aan te stellen,leder heeft wat te vertellen,Brave armen, milde rijken,Allen zijn ze huns gelijken,Zwaargespierde, vrije vrouwen,Die niet van 't mansvolk hou'en,Kooplui, kunstenaars, poeten,Heel de groep zit daar te eten.'t Is zoo deftig en zoo fijn,Vegetarier te zijn.

Vegetariers zijn lieden,Die een ander wat verbieden,Vegetariers zijn poppen,Die zich vol principes proppen.Zij zijn bang voor bitterneuzen,Soberheid is hunne leuze,'t Zal nog zoover met ze komen,Dat ze nest'len in de boomen,Dat ze doode blaren eten,Voor de rust van hun geweten.'t Is zoo deftig en zoo fijn,Vegetarier te zijn.

— 80 —

VOOR DE ROTTERDAMMERS. *)

Wat 'n herrie, wat 'n LevenKunnen toch die boonen, geven,Want bij al dat boonen etenMoet men een ding niet vergeten,Dat de boonen ons sums hind'ren,Boonen deugen niet voor kind'ren,Boonen doen de kind'ren schade,Als ze zijn van chocolade,Want ze zijn misschien vergiftig,Heel de stad is dol en driftig,Iedereen wordt nagezeten,Niemand mag meer boonen eten;Al de dienders en klabakken,Hebben de boonenkoorts to pakken,Boonen eten is zoo fijn.Als ze niet vergiftigd zijn.

Zit je rustig in ten bakkie,Loop je met een duos of pakkie,Met een taschje of een mandjeeDadelijk heb je een standje,

') Gedurende 't boonenoproer.

—81--

In de straten, op de stoepen,Hoor je giftverkooper roepen,Kindermoorder, boonenzaaier,Smeerlap, schooier, pierewaaier.Moeders staan met huilgezichten,Dienders angstig in te lichten,Alle magen zijn bedorven,Duizend kind'ren zijn gestorven,Duizend zullen, 'r nog bezwijken,Overal ontmoet men lijken,Die met mond en . 00gen open,Om 't hardst naar Crooswijk 1 loopen.Zie ze pollen, zie ze draven,Om zich zelve te begraven,'t Is een onheil, 't is een wonder,Rotterdam gaat naar den donder,Boonen eten is zoo fijn,Als ze niet vergiftigd zijn.

•) Kerkhol.

Eerste Bundel. 6

=0-De brand-weer is in Rot ter • dam Nog fel • ler dan de fel • ste vlam, Ja, dan de fel • ste vlarn. Vlug

- 82 -

ROTTERDAM'S BRANDALARM.

r 2 I

Tneemt 'n groo • to troep kla • bak • ken, De brand . sig • naal • trom-pet to pak -ken. 0 !

0!

_.7._.......7 r......_r_.........1 ___....._....

I....g............,............._ =IL- -.-..-. ....6.....= 4:071-- .

a:

--=- .............n-gr.""."=-11==' --\d iia--1=--A----. ,-.............. ...-....

— 83 —

Zoo was er eens een vierde klas,Die nog niet lang klabakkie was,Niet lang klabakkie was.Hij liep maar door en bled maar fluite,En kwam ten leste fluitend buiten.

0!,

Hij fiep langs Dordt en 't Hollandsdiep,En toen hij kalm de brug op liep.Ja kalm de brug opliep.Bleef hij steeds toeteren en schreeuwen,Voor golven, visschen en voor meeuwen,

0!

Zoo kwam dat dienderachtik niensch,Weldra nabij de Vlaamsche grens,Nabij de Vlaamsche grens.Maar zonder daarop goed to letters,Eleef hij maar moedig door trompetten.

0!

CI ....1.

a

— 84 —

Dus liep hij vele rnaanden lang,Met zijn weemoedig brandgezang,Weemoedig brandgezang.Langs bergen, velden en gehuchten,Weerklonken zijne brandweerzucbten.

En op 't einde van zijn refs,Vond hij zich dwalen door Parijs,Ja dwalen door Parijs.Hij blies zijn laatsten adem uit,Door zijn beminde brandweerspuit.

0! 0!

— 85 —

ZONDAGSRUST.*)Zondag is de dag des Heeren,Iedereen rust Zondags uit,Laat ons dus den Zondag eeren,Nergens klinke wangeluid,Geen lawaai meer langs de straiten,Bus- en tremgebel is uit,'t Is verboden luid te praten,Zelfs een brand wordt niet gebluscbt,

Alles voor de Zondagsrust.

Honden mogen niet meer janken,Op de Maas wordt niet gewerkt,Arm en rijk zwelgt sterke dranken,En daarna wordt druk gekerkt,Koffiehuizen zijn gesloten,Ook de gasfabriek staat stil,Zondagsrust wordt ruim genoten;Iedereen doet wat hij wil,'t Is een uitkomst, 't is 'n lust,

Rotterdarnsche Zondagsrust.

4) Gemaakt naar aanlelding van een verbod der Policiaom 's Zondags maziek te makes.

— 86 —

Niemand mag muziek meet maken,Op concert of matines,Zelfs de vogels op de daken,Houden zich des Zondags heesch,Maar. ... in den Dierentuin daar spelen,Muzikantjes ongestoord,Zondagsrust kan hun niet schelen,Zoo dat heel de stad hun hoort,Niemand voelt daar groote lust,Voor de zoete Zondagsrust.

lDaarom mis ik mijn gietareDaarom sta ik voor Piet Snot,Zonder hulp van zoete snaren,Zeg ik wat ik zingen mot,Als ik toch muziek ging maken,Kreeg ik een proces-verbaal,Daar moet ik secuur voor waken,'1( Vrees de dienders en schandaal,Burgerij wees dus gerust,'k Waak voor uwe ' Zondagsrust,

s g$ s s s s

wi

40-•

— 87 —

DE ROTTERDAMSCHE BEURS.

Op de Betrrs daar loo-pen Hee-ren Met en zon-der hoo-gen hoed ; Die daar van el-Iran-der lee-ren Hoe men geld ver-die-nen moot.

Op de beurs daar doet men zaken,In effecters en in graan,Door de herrie die ze maken,Kan men niemendal verstaan.

Op de beurs mag men niet rooken,Rooken is daar onbekend,Wordt er toch eens opgestoken,Dan verschijnt de president.

WID ft. 41.

— 88 —

De president maakt je een standjeEn de man heeft groot gelijk,Daarna geeft ie je een handje,Of hij lacht 's vriendelijk.

Op de beurs mag men niet zingen,Niemand tapt een vuile mop,Of vertelt gemeene dingen,Op de beurs gaat dat niet op.

Nergens hoort men ruzie zoeken,Alles gaat er vredig toe,Staat er iemand hard to vloeken,Dan houdt men zijn ooren toe.

Op de beurs daar loopen schippersEn die spoegen op de grond,Pruimtabak en vieze snippers,Vliegen overal in 't rond.

Bij de beurs daar vliegen musschen,En die tjilpen van plezier,Maar ze smijten ondertusschen,Op je jas een souvenir.

— 89 —

Bij de beurs daar loopen vrouwtjes,'s Middags tusschen twee en drie,En die dames krijgen douwtjesEnkel uit galanterie.

Al de ouwe beursmeneeren,Roepen hm, en roepen och,Doen alsof ze zich geneeren,Maar die snoepers ze kijken toch.

Bij de beurs daar koopt men kranten,Van een brave, zwarte meid,Vele heeren zijn haar kranten,leder zegt een geestigheid,

Als dat meisje ging noteeren,Al die moppen groot en klein,Zou men zien dat beursmeneeren,Lang niet alien heeren zijn.

Na de beurs drinkt men 'n sherry,Of 'n glaasje port met spuit,Die verdient heeft die maakt herrie,Die verloor die houdt zijn snuit.

— 90 —

Op de beurs zijn soms schandalen,Menigeen wordt er besmet,Die er streken uit wil halen,Wordt er van de beurs genet.

Rond de beurs daar is 't leven,Rand de beurs daar groeit 't goud,Rond de beurs wil ieder streven,Jood en Christen, jong en oud.

• • • • • •.1

• • •

ben uw trouw ste noon. 0 Ne - der • land, 0 Ne der - landl Hoe komt gij Loch zoo schoon?

• • • •••• •

n•n•••••

- 91 -

ODE AAN NEDERLAND.

0 Ne - der -land, mijn Ne der-land, Waar ik zoo gaar • ne woon; Gij zijt mijn def - tig va - der-land, Ik.

.

Wf/..ii • t li /gula g •..",..-or

_.

NM

_

=.............._

.

trg i j t ,.1111111MMIIIII MIII=1111==• r11111111111111•111 PM _

MOIIIP,11.4 .UMW f• l. i •

II. romml==4•1111MI

— 92 —

Stil, Nederland, ik watertand,Wanneer ik u bekijk.

Dan wuif ik met mijn rechterhandEn zeg : „Hoe wonderlijk."

Stil, Nederland ! .this.)Geweld uit wier en slijk.

Zeg, Nederland, de zieleband.Die broederliefde hiet,

Is sterker dan de olifantEn echter dan graniet.

Zeg, Neaerland! (bis.)Ben ik uw noon of niet?

Ach, Nederland, wat zijt gij groot,Vooral uw waterkant.

Nooit zag ik rooder avondroodDan aan uw blinkend strand.

Ach, Nederland! Ws.)

Druk mij de broederhand.

— 93 —

Kom, Nederland, kom plekje grond,Waar steeds mijn broodje groeit,

Waar ook mijn geurig wiegje stondEn thans het slachtvee loeit,

Kom, Nederland, (bis.)Gij zijt met vee besproeid.

Zie, Nederland, waar ik ook staar,'t Is alles poezij.

De duinen hier, de weiden daarEn verderop de hei.

Zie, Nederland! (bis.)Mijn hunnebed zijt gij.

Dus, Nederland, vertrouw op mij,Herinner u dit lied.

Verlangt uw hart naar poezij,Vraag dan aan mij een lied.

Dus, Nederland! (bis.)Geneer u dan maar niet.

I

-----7211- 8— — g g-g- ----$---s-g-

-94--

HET DICHTERLIJKE MEISJE.

c„--,14-114--1 I 1-1 F 4 -1 g-; i:P=1 T -

1=i 0 ar-T

Daar was een meis je van fat-soen, Een meis-je vrij en blij. Dat ging pe-dan-te din - gen doen, Al

21-=r-FiT41in de po-e zij.

I I LSE----_-111:

Zij trok een mannelijk gezichtEn fietsbewustzijn aan,Toen sloot zij fluks haar kamer dichtEn liet het strijkgoed staan.

Het meisje was compleet voorzien,Van heuschelijke smart,Zij telde twintig jaar misschienEn had een edel hart.

— 96 —

Zij was de wereldzorg bewust,Die dezen tijd vervult,Waarin men liever biefstuk lust,Dan spek of zure zult.

Zij vond een zoen een enge zaak,De liefde leek haar vies,Zij noemde elken man een draak,„Ik baas !" was haar devies.

Dus greep naar een scherpe penZij stak die in de pot,„Nu zal ik toonen wat ik ben,"En schreef de punten bot ,

De verzen dropen voor haar neer,Als taaie appelstroop,Van strijkgoed was geen sprake weer,Haar ziel ging aan den loop.

Zij dichtte, dichtte zonder end,Haar postpapier stond vol,Zij was volkomen leeg gepend,Haar hersenkas was hol.

— 96 —

Maar toen men hare verzen lasKeek iedereen haar an,Men vond dat nog 't beste was,Haar loulied op cle4 man.

— 97

DE ROTTERDAMSCHE PAARDETRAM.

..........................n..•••n•...............................•••••n•••,.......

't Gek - ste ding van Rot - ter - dam, Is die goei - e paar • de - tram.

7_ t 17:7737... I1_ I 1 1_1_ I

.7;

•nnn• n•• nnn• n • .......n

Als je niet meer lachen kan,_Kijk de paardetram 's an.

Ms je dat mirakel ziet,Lach je of je wil of niet.

Iemand met een haastig lijf,Vloekt de tram geregeld stijf.

't Is een groote ergernis't Lijkt wel een begrafenis.

Eerste Bundel. 7

— 98 —Mot je ergens gauw naar toe,Klim dan liever op een koe.

Rotterdam wordt wereldstad,Na een duizend jaar of wat.

Naar den Haag rijdt men dan fijn,In een electrischen trein.

't Wordt een wonderlijke pracht,Als je lang genoeg maar wacht.

Voor die nieuwerwetsche baan,Ging Boneski naar de maan.

Maar dat heeft niet lang geduurd,Want de zaak is weer gehuurd.

En nu drink je 'r met plezier,Weer je lekker potje bier.

Paarden zijn dan uit den tijd,Alles electriciteit.

99

Maar de stoomtram naar Schiedam,Wordt een hazewindentram.

Als 't regent dat 't giet,Is de tram er lekker niet.

Roep je dan „daar heb je hem!"'t nog een open trem.

Als je voor de hitte zwicht,Is de tram gewoonlijk dicht.

Conducteurs zijn zeer beleefd,Als je maar een fooitje geeft.

De koetsiers zijn desperaat,Als de tram de rails uitgaat.

Al de paarden van de tram,Zijn als schutters net zoo tam.

's Morgens wordt zoo'n tramwaypeerd

Opgewonden en gesmeerd.

— 100 —Als 't niet Meer sjouwen hpeft,Wordt, 't uit elkaar geschroefd.

Zijn ze afgebeuld en moe,Gaan 2.e naar den vilder toe.

Ms je uit den vreemde komt,Sta je van de tram verstomd.

Iedereen vraagt dan gewis,Of 't een kinderwagen is.

't Lolligste van Rotterdam,Is die goeie paardetram.

Kom je 's nachts aan 't Maasstation,Keer dan maar gerust weerom.

Wat je zoekt en waar je spiedt,Maar die tram die vindt je niet.

't Is een zootje, 't is een kruis,Want je moet to voet naar huis.

— 101 —

d'Aandeelhouders zijn tevreéWant ze doen er zaakies mee.

leder zit er voor zijn lol,Want de tram gaat nooit op ho(.

loo - pen te koop met bun dier ba - re zon .• den, Ze spre • ken van zie - len die blij vets be - staan.

- 102 -

DE IDEALISTEN.

_

Ze gaan langs de straat als ge - ran - set • de hon, den, Ze kij ken de men-schen zoo ne • de - rig aan Ze

antra': e

r2a, —

--1-1 g S fr—d—

-•• --4,

.__, •

-4

-

- -1-----ti,IR.., i • g=g 3 S1- -

....,

.---i-"it"....... .....• • • • • •

— 103 —

Ze 'plagen ons alien met geldidealen,Modelmaatschappij waarin elk produceert,Ze wijzen ons overal wonden en kwalen,Ze zijn zoo menschlievend, naief en geleerd.

Ze spelen den Christus in krotten en kroegen,Ze eeren den werkman, 't yolk is hun God,Ze laten 't yolk en den werkman maar zwoegen,Omdat 't op aarde nu eenmaal zoo mot.

Ze maken zich druk over stemmen en kiezen,Ze stellen zich overal graag candidaat,Ze hebben gewoonlijk geen steek to verliezen,Ze krijgen den kost van 't yolk en den staat.

— 104 —

En als ze dan eenmaal als gamerlid zitten,Dan doers ze brutaal, onbeschoft, familiaar,Ze zitten op alles en ieder te vitten,Alles wat geld heeft is smerig en naar.

En wat er op aarde zooal wordt geleden,Daar kijken ze nuchter en kalm overheen,Ze willen geen betere menschen en zeden,Ze willen regeeren en dat maar alleen.

Ze willen partijen, de menschen verdeelen,Ze kweeken slechts vijandschap, afgunst en haat,Totdat 't de menschen te zeer gaat vervelen,Dan zetten ze d' idealisten op straat.

We kunnen ze missen die idealisten,We haten hun zoet en menschlievend gezeur,We krijgen genoeg van hun snoeven en twisten,En van hun onmanlijk en futloos getreur.

— 105 —_....

We willen weer Leven voor lachen en springen,Voor liefde, voor vrouwen, voor hartstocht en wijn,We willen luidruchtig weer juichen en zinger),We willen de Goden, op aarde weer zijn.

...

.V1P1 e II :111°111.14/11

van de H. B. S., Gaan als scha-pen naar de les,•

111-4-7-J].ftd1::::

Den-ken o - ver sommen na, In de ma -the-ma - ti - ca.rij ; Mois - jes

— 106 —

MEISJES VAN DE H. B. S.

Ion ge- meis -- jes, kor- te rok-ken, Los-se, Ian -ge, blon -de lok- ken, Groo-te stap- pen zij aan zij, Loo-pen lachend op een

— — ---4-----41 (-11= = 4 — -ir -;-- 1-g--0e---- ----r-r- -----•--____--LEE -1----1-- 1

Wonderoogen als violen,Achter wimpers weggescholen,Kijken , naar de lucht misschien,Om er iets geheims te zien.

— 107 —

Meisjes van de H. B. S.,Gaan als schapen naar de les,Denken over sommen na,In de metaphysica.

Lippen rood als rozeblaadjes,Fluisteren geheime praatjes,Babbelen om niemendal,Van wat nooit gebeuren zal,Meisjes van de H. B. S.,Gaan als schapen naar de les,Denken over sommen na,In de hooge algebra.

Rose nagels, teere handen,Roode ooren, blanke tanden,Bloesemwangen zacht als zij,Blozen om een vleierij.Meisjes van de H. B. S.,Gaan als schapen naar de les,Leeren x en leeren 7r,Doen aan goniornetrie.

— 108 —

Jonge meisjes, lievelingen,Hooren gaarne zoete dingen,Stoeien liever door 't gras,Dan studeeren in de klas.Meisjes van de H. B. S.,Worden nufjes op de les,Loopen liever vlinders na,Zonder mathematica.

— 109 -

DE LAWAAI-STUDENT.

1.u. •• --3--17.1±4= k

Wan-neer Pa - pa fa - brie-ken heeft, Zijn za-ken goed ren-dee • ren ; En def- tig van zijn dui-ten leeft, Dan moet de zoon stu-dee-ren.

Dan loopt ie veertien dagen groen,Dan gaat ie aan 't sjouwen,Dan wil ie stomme dingen doen,Die naderhand berouwen.

Maar is ie dan een beetje man,Dan gaat ie ook studeeren,Dan toont ie dat hij meer nog kan,Dan fuiven en verteren.

— 110 —

Maar is ie iemand zonder kop,Dan wordt ie gauw 'n zwijntje,Dan slempt en brast ie alles op,Om geld geeft ie 'n schijntje.

Dan wordt de zoon een nette vent,Die houdt van Kerrie schoppen,Een kerel die niets beters kent,Dan patsen met zijn moppen.

Dan noemt ie zich je Jan-Stredent,Dan draagt ie smalle broekenEn dat ie goed het Leven kent,Dat merle je aan zijn vloeken.

Dan zit ie nachten op de kroegZijn dronkenschap to smoren,En uit zoo'n type wordt gauw genoeg,d' Lawaai-student geboren.

— 111 —

Die vrouwen lastig valt op straat,Bevuilbekt en beleedigt,Vooral wanneer een kameraad,Zoo'n vrouwtje niet verdedigt.

Dan maakt ie drukte als een gek,Dan wil ie kranig wezen,Dan zegt ie op een dag „verrek I"„Ik ga maar liever sjezen."

Want van zoo'n bleeke, leege man,Valt toch nooit iets te hopen,'t Beste wat hij dan nog kan,Is altijd groen te loopen.

Men haat zoo'n I-1 ollandsch stukje fat,Dat nooit iets zal praesteeren,Want als de vent geen duiten had.Dan moest ie schoenen smeren.

1 ._..A

— 112 —

Goddank dat in ons vaderland,Nog jonge kerels loopen,Die met hun fielder frisch verstand,Geen flauwigheid verkoopen.

— 113 —

ODE AAN DE BLAUWE ZEE.

Blau we zee van ver ge ko - men, Gol - yen die zoo loo - me droo - men, Droo-men van een eeu - wig le - ven,

, D i

41

#I

IN

4 —VI:

1 1— I

* I t ft ----4. 1.........

a-

4 ir4 ; 4 ;

--1

4" '.:----

1:

_:JEE::"1- t 1 ---1 1-1 - :::7=-1 ' __I.-. 1--• •

t I

Droo - men van een eeu - wig zijn. Zacht zingt de zee Zan -gen van wee-moed, Zacht zingt de zee, Zan -gen van wee,

t A 1 t—i---,41.•

.1

APi ...- ---1--4M- .

---.......--

4AP.

I

.. cD---- 411.--

74Y

-ce-•-Eerste Bundel. 8

a ---- a41- t -

• • •

Zingt de ha - ring mee. De ha - ring is een visch Die zoo ver ids schend is, Als men kat - te • rig is.

1 ff--•• • --tt`S:

r 1 16. 4-1/4k 4411-4.: gk

`IF •

- 114 -

kiet'len, kiet'len, kiet'len in de

Eerste Bundel. 8*

— 115 —

E E N GOEDE LES.

Zoon gij zult de meld niet kus-sen, de meld niet kus-sen, de meld niet kus-sen, Haar niet kiet'-len in de zij, Haar niet

il____

P i i 1

s_—_.:=4 0 i I. 1 I * Til- rii 4

(14---1 1 i II II( I I

r174TFT-1:

I 1 1 (i r 1 I

41-e. lit 1* ( ... it z _.------it _______

=4 lip 1

—44—. — al ft- a Jf _14 — 1 444 1° . (1.—'4 1-'4' -

---j , -• v-st Z 4

13=5 r5zij. Haar gekreuk-te mut-se - lus-sen, mut-se - lus-sen, mut-se - lus-sen,

1 dl=411_4= 1:.-ot=1. 1, 4 .41174 • 1

Fr* =I—4 P41— I 1114

14h4-111 _<

14 444.1441

Zijn bewijs genoeg voor

- 116 -

mil. Dat gij deeds ge-lijk ik zei. Sinds Bien tijd, sinds lien tijd, Kust de va-der, kust de va-der, Kust de vader zelf de meid.

P19:4— LI:—

-J 1

d d 1 s_ -dP.

I 11_ 1 1

4 1-1 —.114 4-4 • 1 —

,

4 V:,

't Le - yen is zoet en de we - reld is krom, de lief - de is blind, maar dat doet ze der - om.

— 117 —

GELIJKENISS EN.

BLOT.

11F-11

Zoo min als een nachtpitEen pompzwengel is,Zoo min is een bloemkoolEen Engelsche miss.

Zoo min als een trekpotEen staartster kan zijn,Zoo min wordt een katerOoit scheepskapitein.

-- 118

Zoo min als een treurwilgZoo maar niet treurt op de gis,

Zoo min is een kosterEen vliegende visch.

Zoo zeker als PetrusIs hemelportier,Zoo zeker is doodgaanJe laatste plezier.

Zoo zeker als EvaIn appeltjes deed,Zoo zeker is AdamDe klant die ze eet.

Zoo zeker als HannibalOp het veld van eer is vergaan,Zoo zeker is met peerdrupsNooit een moord gedaan.

Zoo zeker als een weeskindZijn ouwers mankeert,Zoo zeker is chevalIn 't Hollandsch een peerd.

— 119 —

DE SUIKERTANTE

Rand om de tafel zat het heele gezinPapa en mama en tusschen hen inDe rijke suikertanteVerder aan beide kantenDe neven en de nichten,Die allemaal met dezeltde familie-gezichtenTegenover tante zatenEn van niets anders durfden te pratenDan wat tante moest doen en laten.Dat tante niet op de tocht moest staan,'s Avonds niet te laat naar bed moest gaan;Nook een warme kruik vergetenEn iedere morgen havermout eten,Want dat tante nog lang moest levenVoor al hare dankbare nichten en neven.Tante zei niets maar lachte tevreeEn zij dacht aan Naar portemonnaie.Die zij toevallig nooit bij zich hadWanneer zij bij hare familie at.

— 15)

Op eens zei pa met een manlijk geluid„Wat ziet die tante van ons er goed nit,Je zou tante geen vijftig geven,Tante kan nog wel vijftig jaar leven !"„Gut zou je denken ?" lachte tante gedweeEn ze dacht weer aan haar portemonnaie,„Zeker," zei moe opdringerig goed,Zooals een moeder dat meermalen doet,„Zeker tante u hebt nog net een gezicht,Waar niets dan sante en gezondheid opligt!"En zij pakte haar hand vastEn tante dacht weer aan haar brandkast,Toen kwam het meisje heel keurig en netjesEn zette voor tante de garnalen-croquetjes,En zij ging met een gloeiende kleurWeer terug naar de kamerdeur ;Want de oudste zoon had haar aangekekenEn zij kende dat teeken.En misschien, misschienHad tante het teeken ook gezien,Want met 'n wip was ze de kamerdeur uitToen trok de zoon weer zijn gewone snuit.De schaal met kreeften ging rond4 smulden en hielden hun mond,

— 121 —

„Smaakt 't u tante, houdt u van visch?"Zei pa en dacht aan de erfenis.„Zeker," zei tante. „Ik ben er wat op gesteld,"En de heele familie dacht aan haar geld.'t Jongste kind van een jaar of vijf zesAt nog zonder vork en mes,Zoodat de helft van zijn croquetjeSiepelde langs zijn gestreepte servetje.„Wimpie," zei moe, 't kind was 'n zoon,„Zit niet zoo to knoeien, je servet is pas schoon"Maar Wimpie zei niets en keek leuk en brutaalEn knoeide maar door en frummelde een garnaalIn zijn linker oor,Totdat Wimpie zich opeens verslikteEn iedereen dacht dat Wimpie stikte.De moeder sprong gillend opEn gaf Wimpie een mep om zijn kop,Ook de vader maakte zich dik,Tante zag bleek van den schrik,Ze keek angstig rondMet eene voile mond,Totdat Wimpie zijn adem weer kreegEn toen at tante haar mondMet garnalen verder leeg.

— 122

„Bent uwe geschrokken tante?" vroeg pa,Tante zei beverig „Ja!"„lk dacht dat mijn neefEr zoo waar in bleef,Gossiemijne, ik schrok me dood 1"„teen nood, geen nood,Een mensch gaat zoo gauw niet dood !"Grinnikte de heele familie tevreeEn ze dachten aan tantes portemonnaie.Toen kwam 't meisje met een runderrolladeEn peentjes en versche komkommersalade,Ze keek weer als gewoonNaar den oudsten zoon.Die wees op zijn koonEn trok ondertusschenZijn lippen tat kussen.Maar ook nu had de vader de teekenen verstaanWant hij keek zijn zoon seer onvoordeelig aan

En hij bromde in zijn baard van nijd,Omdat hij van tijd tot tijdOok wel eens zoentjes geeft aan de meid.En bovendien kwam het in 't geheel niet to pasDat die aap zoo familiaar met de keukenmeid was,Dat moest hij voortaan maar laten,

— 123 —

Ondertusschen had tante ook alles in de gaten,Ze aten peentjes, ze aten rolladeZe aten van de versche komkommersalade,Ze dronken van wijn en ze dronken van bierEn ze deden hun tante plezier op plezierDe vader stond op en hij vulde zijn glasEn zei dat toch maar zoo heerlijk wasDat tante hen tante was.En dat tante zoo gezellig kwam eten,En dat hare bloedverwanten haar nimmer zouden vergeten,En dat 't leven niet was om te sterven.Maar om te erven, dacht tante toen.En hij gaf haar een zoenOm zijn gevoel te uitenEn vanwege de duiten.Na afloop van 't dinerDronken alien een kopje thee,Papa op den leuningstoel en tante op de canapee,Daarna deden ze een dutjeEn droomden van tantes portemonnaie.En toen "t uur van scheiden kwamEn ieder hartelijk alsoheid nam,Kreeg tante van ieder bloedverwantEen stevige zoen en een vette hand.

— 124 —

Een jaar daarna zat dat zelfde gezinMaar nu zonder tante tusschen hun in,Weer lekker te eten.Tante waren ze reeds lang vergeten,Want toen er na tante's stervenGeen duit meer viel te erven,Zei elk van de bloedverwanten„Dat hadden we nooit gedacht van tante,"Want lekker eten en lekkere wijnZijn goed als er duiten te erven zijn.

Amen.

GOEDKOOPE VOLKSU1TGAAF VAN:

J. H. SPEENHOFF'S LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES.e, 2e, 3e, 4e EN 5e BUNDEL MET PIANOBEGELEIDING.

PRIJS PER BUNDEL f 0,60. IN LINNEN GEBONDEN f 0,95. DE VIJF BUNDELS IN EENLINNEN BAND SAMENGEBONDEN 1 3,50.INHOUD le BUNDEL: Voorwoord Moeders brief — Kleine kleuters — De acme meld — Het geld — Afscheid van 'n marinier — De schooier —De goedgezinde meid — De mensch alleen De twee geliefden Verbeelding Minneklacht — De vrter Een verklaring Herdersliedje —Serenade — De liefde Vreugde Afscheid — Ballade — Kunegonde Liefdesgeschiedenis — De Vegetariörs — Voor de Rotterdammers —Rotterdam's Brandalarm Zondagsrust — De Rotterdamsche Beurs — Ode aan Nederland — 't Dichterlijke meisje — De Rotterdamsche paarde•tram — De idealisten Meisjes van de H.B. S. — De lawaai-student — Ode aan de blauwe Zee — Een goede les Paradoksen (gelijkenissen) —De suikertante.

INHOUD 2e BUNDEL: 't Broekie van Jantje — De geschiedenis van twee aardige menschen De kostelijke schat — De klacht van een verlatenvrouw — De twee laedelaars — De nieuwe drankwet Gevolgen van de nieuwe drankwet Tante's testament — De Vegetariers II Papuss inRotterdam — De Reis-Minister — Sinterklaas in Amsterdam — Do klacht van een arrnen minnaar — De grenadiers en jagers Loflied op generaalVan Houtz Meneer Bourgeois (Piet Lut) — De schutterij — De vrije vrouwen Nuttige vrouwen — De Haarlemsche Naaktlooper — De briefvan een schoonmama De verliefde diender Ach! mijn Arie! — Zeemanslied — De oude vrijster De verloren schat — De lotgevallen vaneen Kamerlid Kloris en Roosje.

INHOUD 3e BUNDEL: De vijf equipages van eon schooier — Het kind van de zonde — De baatzuchtige minnaar — Afscheid van een leelftmeisje aan Naar vrijer — De verloopen student — De ouwe knutselaar 'n Standje Kuyper en de drankwet — De eerste klant Eerbied voorde wetten Eerbied voor de wetten II — De gevolgen der beschaving — Anna Marie — De geleerde hoer — De ontslagen tuchthuisboef — Deelevators — De Duitscho vriendschap I — Do automobielschandalen — De wonderdokter — De rijkejongedames (Amsterdamsche) spotlied opde mooie mannen — De ouwe snooper — Wat men zegt en wat men denkt — Lentelied — De val van Kuyper — Afloop van een werkstaking —Dordtsche praatjes — De klapsigaar, geschiedenis zonder woorden — Opoe.

INHOUD 4e BUNDEL: Opoe Gemeubileerde kamers Een meisje dat men nooit vergeet — De Rembrandtfeesten Michiel Adriaanszoon deRuijter Isadora Duncan — Duitsche vriendschap II — Ons Hollandsch ideaal Haagsche nieuwtjes — Rotterdamsche nieuwtjes Boscoop-eche nieuwtjes Leidsche nieuwtjes — De zeven plichten van 'n vrouw 't Kind van de zonde Daar kan eon mensch niet buiten — Dat doetmen in gezelschap niet — De vrije vrouw De vivisectie — Er wordt aan gewerkt Dat kan een vrouw alleen — Het diner van meneer Boon —Lente-idylle — De nieuwe meld — De vier studenten Weldadigheidsfeest Ridder Jan.

INHOUD 5e BUNDEL: De verloren zoon — De jaloersche vrouwen — De verliefde mannen — De brief van 'n jongen die in de nor zit aan z'nmoedor — De stills zwabber — De hoogo hoed — De begrafenis van een vriigezel — Ouwe Betje — One Hollandsch ideaal — De vijf plichten van'n man — Twee verlaten stakkers Een man met vijftien kinderen — De vredesconferentie Kiesrechtliedje Onderzoek naar 't vaderschap —De Rotterdamsche kermis Amsterdamsche praatjes I en II — Rotterdamsche praatjes — Haagsche praatjes— Geleerde praatjes — Het moeder-hart — Twee poppen — De liefde — De rozeboom — Twee menschen en een kind — Lotgevallen van Jaapie (Bertmde bittermoppen) Onzebadgasten.

4

4

4

4

4

CI

C ‘4

a)

PO

.1.1.1n•

4

4

4

III

44

44

44