J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij...

20

Transcript of J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij...

Page 1: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)
Page 2: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

'ïÈ'n.{

DE COSMOPOLITISCHE BETEEKENISVAN HET BUDDHISME

REDEUITGESPROKEN TER HERDENKING VANDEN 356STEN DIES NATALIS DER LEIDSCHEUNIVERSITEIT OP 9 FEBRUARI 1931 DOORDEN RECTOR MAGNIFICUS D* J. Ps. VOGEL

N.V. BOEKIIANDEL EN DRUKKERIJvooRHEEN E. J. BRILL, LerooN

I93I

Page 3: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

0

Edelgrootachtóare Ífeeren Curatoren, -F{ooggeleerdeDames en Heeren Professoren, Zeerge/eerdeDames en Í{eeren Lectoren en Doctoren, M{fne/eeeren Leclen uan den Uniaersiteitsraad, Damesen I{eeren Studenten, gy allen ulorts, die dezeplechtig/zeid mel u.zue tegeruzuoordiglteid aereert.Zeer gezuaardeerde toehoorders.

Nog een drietal jaren en het zal een halve eeuw geledenzíjn, dat mijn groote voorganger HuNomr Knnm zijn werkGeschiedenis aan het Buddh.isme in frzdië het licht deedzien. Nog steeds geldt het als een standaardwerk, niet-tegenstaande de vele gewichtige ontdekkingen zoowel inVoor-Indië als in Centraal Azlë sedert gedaan, die inmenig opzicht onze opvattingen hebben gewijzigd en onsinzicht verhelderd en die er vooral toe hebben geleid onsvertrou'il/en in de overlevering te versterken.

Het zíj mij vergund U heden middag iets mede tedeelen omtrent die nieuwe gegevens voor de kennis vande geschiedenis van het Buddhisme. Dat daarbij de ar-'chaeologische, vooral de epigraphische, data op den voor-grond worden gebracht, men zal het aan een archaeoloogten goede houden. In een land als Indië trou\Mens, waarin de vóór-mohammedaansche periode, geschiedschrijvingnagenoeg geheel ontbroken heeft, zijn dergelijke gegevensvan dubbele waarde. Daar op een zoo uitgebreid gebiedvan onderzoek beperking noodzakelijk is, wil ik mijn op-merkingen uit een bepaald oogpunt samenvatten en kiesdus tot titel van mijn diësrede: de cosmopolitische beteekenisvan het Buddhisme.

Dat een orde van Indische bedelmonniken, ontstaan uiteen diep besef van de vergankelijkheid der aardsche dingen,

Page 4: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

5

,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge-noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana,Qaka, Pahlava) 1).

Een eigenaardige uitspraak vindt men in één der kleinerewetboeken: ,Htj bedrijft zonde met de voeten, wie zichnaar het land Kalifrga begeeft", waarna dan een bepaaldeboetedoening wordt voorgeschreven tot delging van zulkeen vergrtjp. ') Immers het gebied der Ariërs, Aryàvarta,was het land benoorden het Vindhya-gebergte. Kaliriga,de kuststreek aan de golf van Bengalen lag buiten àatgewijde gebied, was dus nheidensch" land.

Toch is het juist datzelfde Kaliriga ge\ryeest, vanrn/aarlater de Indo-arische cultuur, na eerst den geheelen Dek-kan te hebben veroverd, haar zegetocht is begonnen naarde landen over zee. Getuige het woord Keling of Kling,dat tegenwoordig nog in den Indischen Archipel den im-migrant uit Voor-Indiê aanduidt. Want al was in theoriealleen hij Arier, die geboren was uit Arische ouders, tochhebben tal van on-arische volksgroepen de Indo-arischebeschaving en met haar het Brahmanisme aanvaard, waarbijdan de leden der heerschende klassen zich althans in eigenkring als echte Ariërs wisten te doen erkennen en zichtooiden met Arische namen en titels.

I)e Indo-arische cultuur in haar ouden Brahmanistischenvorm heeft inderdaad groote gebieden in Achter-Indië enIndonesië veroverd, ondanks het feit dat het Brahmanismealthans in theorie alle propaganda buitensloot. Het wasniet louter een godsdienst, die op deze wijze haast tegenwil en dank werd verbreid: het was een sociaal systeem,daarmee onverbrekelijk verbonden, tezamen met een bouw-en beeldhouwkunst, een gewijde taal, het Sanskrit, en eengewijde overlevering. Getuige de plaats, die de helden-sagen uit Voor-Indië tegenwoordig nog in het gedachte-leven der Javanen innemen. Het was dus een hooge cultuur,die, naar het schijnt, gewillig aanvaard werd door volkenvan lager beschaving.

Een geheel ander beeld geeft ons de verbreiding vanhet Buddhisme. Weliswaar blijkt niet, dat onder de oudste

Page 5: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

7

tot het Buddhisme. Men krijgt daaruit den indruk, dat bijden aanvang van Agoka's regeering de leer van Buddházich reeds over nagenoeg geheel het vasteland had verbreid,zoowel over het Arische Noorden als het DrawidischeZuiden. Natuurlijk was daarnaast de oude Vedische gods-dienst der Brahmanen blijven bestaan.

De streken, waarheen apostels werden gezonden, warende landen langs de westkust van het schiereiland (Pali:Mahisamal{ala, Vanavása, Aparantaka en Maharattha),de beide grenslanden in het uiterste noorden Gandharaen Kashmir, 'waarnaast ook Yonaloka, d.w.z. de Griekschewereld, wordt genoemd, en de streek van den Himavantof Himálaya. Maar bovendien vermelden de kroniekentwee landen buiten eigenlijk Indië, nl. Suvatfabhumi (Skt.Suvartabhumi, d. i. Goudland), waarschijnlijk BenedenBirma, en Lanka-dipa (Skt. Lanka-dvlpa, d.i. het eilandLafrká), ongetwijfeld Ceilon. Over deze laatste bekeeringzijn de Singhalèesche kronieken, zooals van zelf spreekqbijzonder uitvoerig. Ook al is het relaas van de invoeringvan het Buddhisme in Ceilon met wonderlegenden door-weven, toch behoeft niet te worden betwijfeld, dat dieblijde gebeurtenis plaats had onder de regeering en doortoedoen van Agoka.

Blijkbaar was Agoka's streven zooveel mogelijk menschengelukkig te maken met de Goede Leer, ïvaarvan hij zelfzulk een overtuigd aanhanger v/as. Daarvan getuigenzijn edicten.

Onder de monumenten van den Buddhistischen keizeris er één, dat in dit verband bijzondere aandacht verdient:het leeuwenkapiteel, in r 9o5 opgegraven te Sárneth bijBenares a). Eens bekroonde het een monolieth van gepolijstezandsteen; op de schacht, nog voor een deel in situ, staateen edict tegen de scheurmakers gegrift. Hier treedt dusAEoka op als hoogste scheidsrechter in zaken den Safrghabetreffend.

'Wanneer en door welke barbaren deze prachtige ge-denkzuil is neergehaald en vernield, is onbekend. Mendenkt onwillekeurig aan de Hunnen, de verwoesters bijnitnemendheid, die in de 5de eeuw Indië hebben geteisterd.Maar $/anneer in de Io. eeuw de Chineesche pelgrim

Page 6: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

9

Immers in het reeds vermelde r 3de rots-edict, waar hijspreekt van zijn veroveringen door den Dharma, noemthij de namen van Antiochus II van Syrië, van Ptole-maeus II Philadelphus van Egypte en van drie andereHellenistische koningen. Overigens zijn er geen aanwijzingendat zijn bekeeringsijver in deze richting met succes isbekroond.

Daarentegen blijkt duidelijk dat het Buddhisme wel in-gang heeft gevonden bij de uit Bactrië afkomstige Grieken,die in den tijd na Agoka het noord-rvesten van Voor-Indiëhebben overheerscht. Men denke aan koning Menander,die onder den naam van Milinda optreedt in dat aller-merkwaardigste Pali geschrift Milinda-pafi.laa nDe Vragenvan Milinda". Koning Menander, die in allen luister heerschtin de stad Ságala in het land der Yonakas, wordt onshier geschilderd als de geleerde vorst, vertrouwd met alletakken der wetenschap en onovertroffen in de dialectiek.Den zes vermaarden secte-hoofden weet hij het zwijgen opte leggen, totdat hij eindelijk zijn meester vindt in dengrooten Buddhistischen leeraar Negasena, die al zijn vragenin staat is te beantwoorden 7).

Het oudheidkundig onderzoek heeft nog steviger be-wijzen opgeleverd voor het bestaan van Grieksche gezag-hebbers van Buddhistisch geloof in de Indische grensstrekenomstreeks de eerste eeuw vóór Chr. Noemen wij eenreliek-urn afkomstig uit de Swát vallei, datzelfde gebied,waardoor Alexander de Groote zich een weg had gebaandnaar het Land der Vijf Rivieren. Een Kharogghi inscriptie,op die urn gegrift, noemt een meridarch Theodoros inverband met een reliek van den Buddha Qakyamuni.

s)

Een andere meridarch, wiens persoonsnaam verloren isgegaan, komt voor als stichter van een stapa, een Bud-dhistisch heiligdom, e) te Taxila, de groote stad in hetNoord-westen, die eveneens een rol heeft gespeeld in denveldtocht van Alexander. De inscriptie zegt dat de meri-darch den stapa stichtte ,samen met zijn vrouw". Eenniet ongewone toevoeging in dergelijke wij-inscripties.Maar in dit geval is er reden te betreuren, dat de vrouwniet met name genoemd wordt. Wellicht $7as zij eenIndische en wellicht hebben dergelijke gemengde huwe-

Page 7: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

II

Ook al golden zij voor uitgestootenen uit de Arischemaatschapprj, van huize uit rvaren het dan tochh;atriyas!

Vooral de Qakas of Scythen zijn van groote beteekenisge$/eest voor de verbreiding van het Buddhisme. Hunsatrapen vinden wij gevestigd te Taxila in het Noorden,maar ook te Mathurà in de boven Ganges-vlakte. Tusschenbeide dynastieën moet een nauwe band hebben bestaan,licht verklaarbaar uit gemeenschap van ras en godsdienst.Want uit tal van inscripties, deels op steen en deels opkoperen, zilveren en gouden platen gegraveerd, blijkt datdeze barbaarsche heerschers, hoe krijgshaftig ook, ijverigeBuddhisten waren, die menig reliekmonument hebben doenbouwen ,ter eere van alle Buddhas". rr)

Het grensgewest Gandhara werd een tweede HeiligLand van het Buddhisme en legenden vormden zich, dieïveer het aenzijn schonken aan vrome stichtingen. DeBuddha zelf had dat land bezocht en tal van mirakelenhad hij er verricht. Den nijdigen draak, die huisde in debron van de Swát en jaarlijks den oogst vernielde, hadhij bedrvongen. Als onmiskenbaar bewijs van zijn tegen-woordigheid toonde men in diezelfde vallei den afdrukz.ijner voeten, die daar tot op den dag van heden te zienis. In een grot in de Kaboel vallei had hij zijn schaduwachtergelaten. Ook werden in verschillende plaatsen reliekenvan den Buddha vereerd. Reeds in zijn vroegere existentieshad hij vaak Gandhara verkozen tot het terrein van on-gehoorde daden van zelf-opofferende menschenliefde. Hijhad er beurtelings zijn oogen, zijn vleesch, zijn hoofd, zijnlichaam weggeschonken in erbarmende liefdadigheid. Opde plaatsen, geheiligd door zulke werken, waren stapasgesticht, rí/aarvan Fa-hien de Chineesche pelgrim zegtdat zij bekend waren als ,de vier groote Stlpas". r2)

Ook voor de verbreiding van het Buddhisme buiteneigenlijk Indiê wordt Gandhara nu een centrum van grootebeteekenis. Juist in de eerste en tweede eeuw na Chr.u'erd zrj bijzonder begunstigd door den politieken toestandin Noordelijk Indië. Een machtig rijk had zich daar ge-vormd onder de dynastie der Kusánas - een rijk, waarinalle elkaar bestrijdende vorstendommen van Grieksche, Scy-thische en Parthische dynasten zich hadden opgelost, een

Page 8: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

r3

beurt die identificatie door onderzoek ter plaatse te beves-tigen. Het was geen gemakkelijke taak; want gedurendeeeuwen was de reusachtige puinheuvel geëxploiteerd voorbouwmateriaal. Van het befaamde heiligdom werden danook slechts schamele resten teruggevonden; maar inhet hart van het bouwwerk vond men ongerept het kleinevoor\Merp dat er als het ware de ziel van had gevormd:het reliek, dat volgens de getuígenis der ouden hadbehoord tot het lichaam van den Tathagata. Van grooterbelang voor den archaeoloog was het kwistig bewerkte,bronzen reliquarium, waarop de vorstelijke stichter, koningKanigka, staat afgebeeld, en waarop men bovendien inKharosthl schrift den naam van den bouwmeester heeftkunnen lezen: een man van Griekschen naam, Agesilaos 16).

Het ligt voor de hand, dat het bestaan van een grootrljk onder het krachtig bewind van een ijverig Buddhist,een rijk, dat niet alleen geheel Aryávarta omvatte, maarzich uitstrekte tot ver in Centraal Azië, ín hooge mate denarbeid der Buddhistische zendelingen moet hebben bevor-derd. Want juist Centraal Azië was het terrein, dat heteerst in aanmerking kwam voor hunne propaganda. Degroote ontdekkingen sedert r 9oo in Chineesch Turkestangedaan door Sir Aunrr, Srnrx, A. vox LB Coq en andereonderzoekers, hebben heel veel aan het licht gebracht, datgetuigt van den vroegeren bloei van het Buddhisme indat thans zoo onherbergzame gebied.

Door Chineesch Turkestan liep benoorden en bezuidende woestijn de dubbele handelsweg, die van ouds Indiêverbond met het geheimzinnige land in het Verre Oosten.Dienzelfden $/eg, die door den zijdehandel werd gevolgd,volgden ook de Indische óhihgus, die dat Verre Oostengingen winnen voor de Goede Leer.

Ik bepaal mij tot enkele jaartallen. In 67 na Chr. ver-schijnen twee Buddhistische monniken aan het hof vankoning Ming-ti te Loyang (thans Hónan Fu). Maar pasin het begin der 4de eeuw krijgt het Buddhisme vastenvoet in China en van dien tijd af beginnen de bedevaartenvan Chineesche pelgrims naar Indië . In 37 z na Chr. valtde invoering van het Buddhisme in Korea. It 5 5 z volgtJapan. Pas in de 7de eeuw vindt het ingang in Tibet.

Page 9: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

r5

Ook ontbrak eenheid van kerktaal. Het is waar dat inIndië het Sanskrit in de eerste eeuwen onzer jaartellingook door de Buddhisten als godsdiensttaal $ras aange-nomen en de gewijde geschriften uit de verschillende volks-talen in het Sanskrit waren overgebracht. Maar bij dezuidelijke Buddhisten van Ceilon en Achter-Indië bleef hetPali de taal der geestelijkheid. In China werd de heiligeschrift uit het Sanskrit vertaald in het Chineesch, in Tibetin het Tibetaansch. De kennis van het Sanskrit bleefbeperkt tot een klein aantal geleerden.

Een centraal gezag, een geestelijk hoofd, door de geheeleBuddhistische wereld erkend, ontbrak evenzeer. Ook aande nationale ,kerken" (als ik dat woord mag gebruiken)heeft zulk een autoriteit ontbroken. Ten onrechte meentmen dat de Buddhistische kerk van Tibet zulk een centraalgezag bezit in den persoon van den Dalai Lama. Immersis deze kerkvorst feitelijk het hoofd van één secte: dedoor Tsongkapa gestichte Gelugpa, en dateert zijn wereld-lijk gezag pas van het midden der r 7d" eeuw te).

De groote verscheidenheid van secten, wier opkomst reedsaanvangt in de eersten tijden na het Nirvaqa van denBuddha, is eveneens in dit verband te noemen.

Indien wij ons afvragen, \ /aaraan het dan is toe teschrijven dai ondanks de groote verscheidenheid van land-aard, taal en secte toch ongetwijfeld een besef van eenheidbij de Buddhisten bestond, dan is ons antwoord: de bedevaart.

- Van ouds waren bedevaartstochten onder de Hindoes

in zwang. Daarvan getuigt o.a. het Tirthalatrdfaruan,dat deel-uitrnaakt van het groote epos Mah'aóharata (III,8o-r 56). Men kan er lezen, welk profijt het BrahmaanscheIndië verwachtte van het bezoeken der tzrth.as of heiligeplaatsen, die hier in menigte worden opgesomd. Het zijnÍortuin, nakroost, vervulling van alle wenschen, delging vanzonden, opname in een of andere godenwereld of de hoogstezaligheid. Vaak wordt de te vertn/erven vrucht uitgedruktin dè waarde van eenig offer of religieuze gift (aguamedlta,agni5loma, agnig{ ornatiratra, raj asny a, dagagu amedha, g osa-

hasra, óa/zuswuarnaka, enz.). Nog in den tegenwoordigentijd zijn bedevaarïen een der eigenaardigste uitingen vanhet godsdienstig leven in Voor-Indië.

Page 10: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

r7

bas-reliëfs voorkomend op de oostelijke poort van hetbekende heiligdom van Sanchi in Centraal Indiê. Hetmidden van de compositie wordt gevormd door den Bodhi-boom, waarvan het spitsvormig gebladerte te voorschijnkomt uit een tempelachtig gebouw. Rechts daarvan zietmen een vorstelijk persoon afstappen van zijn elefant,terwijl verder het iangwerpige prnà geheel gevuld is meteen drom van 's konings volgelingen, die den heiligenboom komen besproeien met $rater en vereeren met muziekvan schalmeien en trommels. 22)

Bovendien bezitten wij nog in een Sanskrit tekst, Diryta-aadanazs) genaamd, een romantisch relaas van Agoka'sbedevaart naar de heilige plaatsen onder leiding van densthaaira Upagupta. De plaats, die zij het allereerst be.zoeken, is de hof Lumbini. Upagupta, de rechter handuitstrekkend, zegt tot den koning: oOp deze plek, o Ma-haraja, is de Heer geboren". En de koning werpt zichter aarde en, de gevouwen handen opheffende, zegt hij:,Gelukkig zijn zij en gezegend, door wie de groote Wijzeis gezien en door wie zijn lieflijke woorden zijn gehoord".

Waarschijnlijk heeft de onbekende schrijver van hetDialaoadana verschillende vrome tochten van Agokasamengevat in het pakkend verhaal van één groote bede-vaart. Wij \r/eten in elk geval, dat Agoka twintig jarenna zijn zalving inderdaad den hof Lumbini heeft bezocht.'Want dit wordt vermeld op de gedenkzuil, die hij bij diegelegenheid heeft doen oprichten op de plaats, waar deBuddha Qakyamuni geboren was. Nog in de 74" eeuwis dat merkwaardige monument gezien en beschreven doorden Chineeschen pelgrim Hiuan-tsang. De zuil, die bekroondwas met het beeld van een paard, \Mas toen reeds door-midden gebroken en omgestort. Volgens den pelgrim wasdit te wijten aan een boozen draak (alias Naga). 2a

Wat nu betreft Bodh-Gayá, het oord van Buddha'sgeestelijke geboorte of Bodhi, de inscripties die daar terplaatse aan het licht zijn gebracht, bewijzen, hoe in denloop der eeu\l/en pelgrims uit verschillende deelen derBuddhistische wereld daarheen zijn getogen om den hei-ligen boom te zien en te vereeren.

Page 11: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

r9

monnikskleed hadden opgehangen, om den troon van denBuddha van Mahebodhi er mede te bedekken.

Dan volgen twee korte ex-votos, de één van de daarevengenoemde pelgrims I-tsing en I-lin en de ander van eenzekeren Chao-p'in, die waarschijnlijk hun reismakker was.Beide deze inscripties, gedateerd tozz L. D., maken medemelding van den met goud geweven leagaya en het op-richten van een stapa van steen.

In de vijfde en laatste inscriptie verhaalt een Chineeschemonnik, Hoai-wen genaamd, de oprichting van een stil'ibabij den Troon van Diamant (Vajrásana, d. w. z. de Buddhain den Grooten Tempel van de Mahabodhi) op last vanden keizer van China en van de keizerin-weduwe voorhet zieleheil van den overleden keizer T'ai-tsong, die

976-997 had geregeerd. De ,regeerende" keizerwasJen-tsongin roro geboren, ztln moeder de concubine Li Chen,die elf jaren voor hem het rijk bestuurde en in Io33 stierf.

Naast deze epigraphische gegevens bezitten wij nog merk-waardigere documenten van Chineesche pelgrims, die deverre reis hebben ondernomen naar het heilige land vanhet Buddhisme. Het zijn die uitvoerige reisverhalen, diezulk een schat van nauwkeurige gegevens bevatten en

van zoo groote waarde zijn voor de kennis van Indië,vooral voor de archaeologie. Wij hebben reeds de namender twee voornaamste pelgrims genoemd : Fa-hien enHiuan-tsang. Als derde is l-tsing te noemen, die wel geeneigenlíjk itinerarium heeft nagelaten, maar een hoogstbelangrijk werk over den tsuddhistischen godsdienst inIndie en den Indischen Archipel en een ander geschriftover de eminente geestelijken, die de Wet gingen zoekenin de landen van het Westen.

Uit den titel van het laatstgenoemde boek blijkt al,dat het den Chineeschen pelgrims niet uitsluitend te doenwas om het met eigen oogen zien van de plaatsen' waarBuddha eens had gewandeld. Zij wenschten zich tevensop de hoogte te stellen, op welke wijze de kloostertucht,waaraan men van ouds groote beteekenis had toegekend,in Indië was geregeld. Hun begeerte ging ook vooral uitnaar gewijde geschriften, in China nog onbekend, die zijna hun thuiskomst zich tot taak stelden te vertalen. I-tsing

Page 12: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

Tàmralipti, de havenplaats aan den mond van den Ganges,waar hij drie maanden vertoeft in het klooster Varáha.Hier ontmoet hij een anderen Buddhisrischen geestelijkeuit China, die eerst in Ceilon was geweest en nu al twaalfjaren in oostelijk Indië had vertoefd. Met dezen landge-noot sluit hij zich aan bij een karavaan, die uit eenigehonderden kooplieden bestond, op rreg naar Magadha.Toen hij nog tien dagmarschen van Mahabodhi verwijderd\ryas, bleef hij ziek achter, werd door roovers naakt uit-geschut, n'raar wist zijn reismakkers weer in te halen. Naeen bezoek aan de heilige plaatsen begaf hij zich naarhet klooster van Nalanda, waar hij tien jaren verblijf hield.Op zijn terugreis bracht hij eenige jaren te QrÍvijaya doormet v/etenschappelijken arbeid en eerst in 695 keerde hijvoor goed in China terug, waar hij in 7 13 stierf in denouderdom van 79 jaren.

In zíjn boek, dat ik reeds gelegenheid heb gehad tenoemen! geeft I-tsing korte biographieën van zestig Chi-neesche geestelijken, die in zijn dagen de bedevaart naarde heilige plaatsen hadden volbracht. Cnev.q,xmBs, die eenFransche vertaling van l-tsing's werk heeft bezorgd, merktin zijn voortreffelijke inleiding op, dat dit slechts een kleingedeelte is van de pelgrims, die in de 74" eeuw Indiêhebben bezocht. Hij schat hun aantal op eenige honderden.

Belangrijke gegevens verschaft ons dezelfde Franschegeleerde voor een latere periode, + 95o-ro5o, toen onderde Song dynastie het Buddhisme in China een tijdperkvan grooten bloei beleefde. In 964 vertrokken niet minderdan 3oo geesteiijken naaÍ Indië en twee jaren later wederomr57 personen op initiatief van den keizer. In dezen tijdwas het niet ongewoon, dat pelgrims in opdracht van denkeizer reisden en door dezen van geloofsbrieven werdenvoorzien. Zoo lezen wij van Fa-yu, die omstreeks 983 dereis over zee deed en van den keizer brieven medekreegvoor de vorsten van Sumatra.

Omgekeerd reisden tal van Indische óhihgus naar Chinaen namen daar vaak een belangrijk deel in de vertalingder heilige teksten niet alleen onder de T'ang dynastie,maar ook in de rod" en I Id" eeuw. Zoo benoemde keizerT'ai-tsong in 982 een commissie ter vertaling van teksten,

Page 13: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

hásapura. De vraag dringt zich op, of niet de omstandig-heid dat de Tuhkhariër een Indischen godsdiensr beleeá,de hooge waardigheid die hij bekleedde, aan het hof vanden Kashmirschen koning, voor een groot deel verklaartsz).

_ Bezaten wij voor andere streken van Indie geschieá-bronnen als de daareven genoemde kroniek

- inderdaadis de Rajataranginz,. helaas, eenig in haar soort

- wijzouden misschien nog andere voorbeelden kunnen aanhalen-.Nu zijn wU op epigraphische bronnen aange\4/ezen. Maardaaronder is één document, een vrij recente vondst, dat indit opzicht vermelding verdient. Een op een steenen bouw-deel gegrift lofdicht in sierlijke Sanskrit-verzen werd vijfjaren geleden ontdekt in de bouwvallen van het grooteklooster van Nálanda. Het stuk, dat nog niet is uitgegeven,vermeldt dat Malada, de zoon van Tikina, die minister wasvan koning Yagovarman, zekere giften schonk aan dentempel, dien een andere Indische koning, Baladitya, hadopgericht te Nàlánda ter eere van den zoon van Quddho-dana. Nu is de naam Tikina blijkbaar niet-Indisch. VolgensSIBN Koxow's zeer aannemelijke verklaring, moet men erhet Turksche woord tigin (tegin, trigin) in herkennen, het-welk een prins van den bloede aanduidt, in 't bijzonderden zoon of broeder van een Khan. Het woord T.ikinader inscriptie is dus geen persoonsnaam, maar een Turkschetitel. Is KoNo"v's veronderstelling juist, dan hebben \ilUhier dus wederom een voorbeeld van een vreemdeling,wien het Buddhisme een \Meg had gebaand tot een invloed-rijke positie aan een Indisch hof83).

Een paar malen reeds gaf ons onderwerp ons aanleidingtot het noemen van Nalanda, het groote Buddhistischeklooster, gelegen op den v/eg vàn Rajaglha, de oudehoofdstad van Magadha, naar Pátaliputra, de latere hoofd-stad en residentie van de Mauryas. Tegenwoordig is hetonder schrijvers van Indische nationaliteit gebruikelijk ge-worden om den lof te zíngen van de nUniversiteitn vanNalanda 3a). Deze benaming komt mij onjuist voor, wanteen universiteit in de gewone beteekenis was Nalandazeker niet. Wel was het eeu\t/en lang de voornaamste zetelder Buddhistische scholastiek en het centrum zoowel van

Page 14: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

25

Nalanda aangeduid, dat tot verblijf diende voor pelgrimsuit de Kaboel vallei. Wij weten dat er ook te Bodh-Gayádergelijke stichtingen bestonden bestemd voor geestelijkenvan een bepaalden landaard.

In dit verband verdient nog vermelding, dat het wel isvoorgekomen dat Chineezen werden benoemd tot aihara-sadmirz,hoewel het voor een vreemdeling moeilijk was diewaardigheid te verwerven. Dit was o. a. het geval meteen neef van den strijdbaren gezant Wang Hiuen-t'se,lvaaÍvan reeds sprake is geweest.

Koning Devapála, die in de inscriptie van Ghosráwáwordt genoemd, moet omstreeks 8oo hebben geregeerd.Hij behoorde tot de Pala dynastie, die over Magadha enBengalen heerschte en de leer van Buddha aanhing. Eenander epigraphisch document afkomstig van dienzelfdenkoning Devapála is van groot belang voor de oude ge-schiedenis van den Archípel. Het is een schenkingsoorkondeop een koperen plaat gegraveerd, die in Maart rgzr doorHirananda Sastri in de bouwvallen van één der kloostersvan Nalanda is ontdekt. In dat charter schenkt koningDevapála vijf dorpen aan een klooster te Nalanda, gestichtdoor een vorst van Suvarladvtpa, waarmede ongetwijfeldSumatra wordt bedoeld. Het zou mij te ver voeren naderop de beteekenis van dit veel besproken document in tegaan. In elk geval wijst het op betrekkingen tusschen debeide vorsten, die hun eigenlijken grond hadden in ge-meenschap van godsdienst 37).

Nog in een ander opzicht hebben de archaeologischevondsten der laatste vijftig jaren nieuw licht gebracht.Vroeger heerschte de meening dat 3oo na Chr., wanneerde opkomst van het Buddhisme in China begint, tevensde aanvang is van het verval van dien godsdienst ineigenlijk Indië. Waarschijnlijk is het inderdaad juist deperiode van 3oo vóór tot 3oo na Chr. te beschouwen alsden hoogsten bloeitijd, wat Indië betreft. Maar de daaropvolgende negen 'eeu\Men, die het Buddhisme nog in zijngeboorteland heeft mogen beleven, zijn zeker geen onaf-gebroken tijd van verval geweest. Men kan de eigenaardigeontwikkeling, die het Buddhisme in den loop der eeuwen

Page 15: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

27

wordt koning Govindacandra geprezen als de hemelschekampioen, door Qiva zelve aangesteld om Benares te ver-dedigen tegen de booze Turksche krijgers. Het heeft nietmogen baten. Een halve eeuw na de regeering vanGovindacandra vestigden zich de Moslimsche veroveraarsin Delhi en Kanauj, de hoofdsteden van Hindustàn. Hetis een nieuw tijdperk in de geschiedenis van Voor-Indië,dat omstreeks Í2oo aanvangt: het tijdperk der Moham-medaansche overheersching. Men weet, dat de zegevierendeIslam het Brahmanisme, den ouden godsdienst van Indië,niet heeft kunnen breken. Nog steeds vormen de aan-hangers van het Hindoeïsme een groote meerderheid vande bevolking. Volgens de jongste opgave, \Maarover ik kanbeschikken , zíjn er in Voor-Indië z r 6 millioen Hindoesen 70 millioen Mohammedanen at).

Dat de Mohammedaansche verovering de nekslag isgeweest voor het Buddhisme in Indie, mag wel als vast-staand worden aangenomen, hoewel het in sommige strekeneen kwijnend bestaan bleef leiden.

Ook elders heeft het Buddhisme geweldige verliezengeleden. De gebieden, thans bekend als Afghanistan enTurkestan, gingen verloren; later ook Sumatra en Java.In al deze landen getuigen de archaeologische vondstennog van den vroegeren bloei der Goede Leer.

Het tijdperk van een solidaire Buddhistische wereld isdaarmede feitelijk afgesloten. De bedevaarten, die zulkeen sterken band vormden, moesten wel worden gestaakt,nu de gevaren waren verdubbeld en men niet meer eengastvrije ontvangst vond in tal van kloosters langs dengeheelen langen weg. Zoowel de landweg als de zeeroutewas nu voor een groot deel in handen der Mohammedanen. a2)

De plotselinge val van het Buddhisme wordt weerspie-geld in de inscripties. Eén van de laatste documenten teBodh-Gayá gevonden vermeldt een koningsnaam, die ophaast ironische wijze herinnert aan den doorluchten naamvan den grooten Buddhistischen keizer uit de oudheid.Het is een zekere AEokaballa-deva,, die zich aankondigtals oheer van de l(haga-vorsten der Sapadalakga (lett.rz5.ooo) bergen". Inderdaad verschuilt zich onder dien

Page 16: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

29

kan men weer lezen wat Agoka meer dan twee millenniageleden daarin heeft laten beitelen : Hida óh.agaua jatoSahiyatnunzti ,Hier is de Heer Qakyamuni geboren". Deplek van het Nirvála kon pas worden vastgesteld na eengeduldig onderzoek van verscheidene jaren. Zoo ook deligging van het Jetavana en van de naburige stad Qrávastï.In beide gevallen v/as het een schenkingsoorkonde oplioperen plaat gegraveerd, die de gewenschte beslissingbracht.

Het is niet zonder voldoening, dat ik het van dezeplaats mag zeggen : het is de westersche wetenschap ge-weest, die aan de Buddhistische wereld haar heiligdommenheeft teruggeschonken. Deze gift is met vreugde aanvaarden nieuw religieus leven is gewekt op de lang vergetenbedevaartplaatsen. Men ziet weer groepen Birmeesche enSinghaleesche pelgrims, geleid door monniken in oranje-l<ieurig gewaad, de uit het stof herrezen heiligdommenomwandelen en hun bloemenoffers neerleggen aan de voetenvan datzelfde beeld van den stervenden Buddha, dat Hiuan-tsang twaalf eeuwen geleden heeft aanschouwd en be-schreven. De behoefte aan een dhartnasald. tot herbergingvan die pelgrirns wordt niet zoo Ías gevoeld, of een ver-mogend apasaka uit Achter-Indië staat gereed om haarte bevredigen. Dat ook de wensch om de eerwaardeheiligdommen in hun ouden luister te herstellen zich ken-baar maakt, is begrijpelijk.

Zou díe vernieuwing der bedevaarten naar de vier heiligeplaatsen er toe kunnen leiden, dat Voor-Indië weder werdhersteld tot centrum der Buddhistische wereld ? Het isuiterst hachelíjk de toekomst te voorspellen; maar wat wijthans waarnemen duidt niet in die richting. Want al blijftIndië het Heilige Land cler Buddhisten van de geheelewereld en al kunnen de pelgrimsoorden weder ongestoordworden bezocht. Indie heeft het Buddhisme den rug toege-keerd. Het orthodoxe Hindoeïsme gunt Buddha, den dwaal-leeraar, een bescheiden plaats in zrjn reusachtig Pantheonen eert hem als den negenden aaatar van Visgu. Hetjonge Indië schenkt hem een warmer vereering als éénder grootste zonen van het oude Aryavarta.

Page 17: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

AANTEEKENINGEN.

r) Ma2y, !, +l-++; Sacred Boohs of tlze East, vol. XXV,P. 4tza Cf.. Vi;qzapyrdyza, IY, 3, r5 sqq.

^z) B:udhayana-d/tar;masil,rra"'@í. Hïitzsch, rgg4), I, t, 2, tl;S. B.8., vol. XIV, p. r48.

il Cf. J. Przyluski, La lêgende de l,emlereur Agoha Fg4),pp. 9 sqq., 73 sq,.

4) Annual +r!_o_f! Archaeological Suruey of fndia, Í904_,5,pp. 68-7o, pl. XX._ | Buddkist Records of the I4/estern World (transl. by Samueltseal),_ 1884, vol. II, p. 45.. 6) .ook op-ceilon-komt het woord càtuddisa voor in votieveinscripties. Cf. fnd. Ant., 1872, pp. r39 sqq. _ Op een persoontoegepast, beteekent catuddisa rcbsmófuoliiiich, humanitair". cf.Suttanipata 42 (4r).

^7) Milindapartlaa (ed. V. Trenckner), London ftgo. _ TheQ":tti!!_t_2Í_I{ing M_ilinda, (transt. T. W. Rhys Davids). S. B.8.,vols. XXXV-xxxvI- - Les euestions de Mitinda, traàuit pa,Louis Finot (Les Classiques {e lór19nt, vol. VIII), i;rí;-;;*. _De stad_ Sagala is door

-Dr. J. F. Freet geïdentiáceerd mét sial-kog in den Panjab.

8) _Sten KgnoJv, KharosltghÍ, fnscriptions (Corpus Inscr. Ind.,vol.. II,.part I), Calcutta ry2,9, pp. t iqq.

g) Ióidem, pp. 4 sq.to) Ánnual Bibliograply ol Inlian 4rchaeotogy for the year

t9zB,_pubri-shed by_the Kern-Institute. lgyden t"j3,í, pp. o .qq.,pl. IV and v. - Het Ethnographisch Museu* í.'rËià.n heeftonlangs .enkele goede stukká -Graeco-buddhistische

r"utptuu,aangekocht

-_ l r) Ook de zoogenaam.dg..p_estelijke Satrapen, zooals Nahapana

Ksaharáta, waren vermoedelijk BuddÍristen. In ae zd" eeuw háerscrrtte ujjayini de satraap caglana, die door ptolemaeus genoemd ,"ordtonder den naam Ttaoravtlq (Geogr. VII, r, 63). Ëen te Sarnathgevonden Bodhisattva--beeld dra_agt een inscríptie, gedateerd inhet derde regeeringsjaar van Ka-nigka, waarin'..á i-ót-r"ir""p

Page 18: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

JJ

iets veel hoogers dan njuist inzicht". Het beduidt de hoogstekennis, die verworven is door Qakyamuni ; deze heet daaromSambuddha. Het is nauwelijks aan te nemen, dat AEoka zich zeLfdie hoogste kennis van den Buddha zou toekennen, en dat hijde verwerving van dit allerhoogste geestelijk bezit zoo terloopszou mededeelen. Maar de woorden Mahabodhi en Sambodhidienen ook ter aanduiding van de plaats, waar Buddha de hoogstewijsheid deelachtig is geworden. Men vindt die plek later ookaangeduid als Vajrdsana nde Zetel van Diamant".

zz. Sir John MarshaIl, A Gor.ide to Sanchï (Calcutta r9r8), p.6t, pl. VII.

2i Diayduaddna (ed. Coweil and Neil, Cambridge, 1886),pp. 389 sqq.

z4) Hiuan-tsang, o?. cit., vol. II, p. 25.zl) Sir A. Cunningham, Mahdóodlti, p. 16.- Th. Bloch, Anru.

Re!. A. S. -L, r9o8-r9o9, p. 156.z6) Omtrent de inscripties van Mahanama(n), zie: J. F. Fleet,

fnd. Ant,, vol. XV, p. 359 en Corpus fnscr. fnd., vol. III, pp.278 sqq. - Sylvain Lévi, L'inscription de Malzandruan à Bodh-GaTd (Indian Studies in honor of C. R. Lanman, tg2g, pp.35 sqq.).Cf. Journal asiatique, t9oo.

zZ) -Ih. Bloch, op. cit., pp. 156 sq.28) E. Chavannes, Les insn'iptions chinoises de Bodh-Gayd

(Reaue de l'laistoire des religionr, tome XXXIV, 1896, pp. I-58).-Cf. A. Cunningham, Makdbodlai, p. 16. Bij het weergeven derChineesche eigennamen heb ik de transcriptie van Chavannesgevolgd.

zg) In het koninkrijk Khotan waren de kloosters ingericht ophet verblijf van monniken nuit alle hemelstreken" (Fa-hien, transl.Legge, p.rZ). In de kloosters van Udyàna bewees men gedurendedrie dagen gastvrijheid aan vreemde óleih;us, waarna men hunverzocht hun reis voort te zetten (p. zg). Fa-hien vertoefde driejaren in een klooster te Pataliputra om Sanskrit te leeren (p. gq).Later verblijft hij nog twee jaren te Tamralipti, zijn sutras over-schrijvend en prenten van beeiden copieerend (p. Ioo).

3o) Reaae de l'histoire des religions, tome XXXIV (1896),pp. 32 sqq.

3I) Sylvain Lévi, Journal Asiatique) rgoo. Cf. E. Chavannes,o!. cit., pp. 27 sqq,.

3z) Rdjat., IY, zrr, z15-16, 246-64, 36r; VIII, 2415.-Kalhar.ra's Rdjat., transl. btj M. A. Stein, vol. I, p. 90. - Ann.Rep. Á. S. L, r9r 5-t6, p. Sg, pl. XXXV a,b.- Stein merkt opdat Cankur.ra een Turk moet zijn geweest, afkomstig uit tsadakh-shan. De naam, waarmede hij in de Rdjaí. wordt aangeduid, iseigenlijk geen persoonsnaam, maar de Chineesche titel tsiang-kiunnlegerhoofd, generaalD in gesanskritizeerden vorm.

3i Ep. fnd., vol. XX, Í929t pp. 3Z-46.- Cf. Ánn. Rep.A. S. L, 19z5-26, pp. I3I en I58. - Volgens Dr. Hirananda

Page 19: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)

4z) In het Hijra-jaar 9o (: A. D. 7o8-9) werd Balkh definitifonderworpen door Kutaiba._ $).!.-Cunningham, Mahdbodhi, pp. 28 sqq. - Bhagwanlalf1$raji, An inscriltioru at Gayd. datedin ttie yeir- r8r3of Bíddha,sNirvdrya uith tuo otlaers of the sanze leriod. (Ind. Ant., vol. X,188t, pp._34r sqq.). V. V. Vidyavinoda, Tzao inscriptions ifroru Bodh-G_aya. (Ep. fnd., uol. XIï, r9r3-r4, pp. zf siq..),-- De naa*S3.pad_qlghga is de Sanskrit vorm van de benaming Saztàtakh (vulgoSianlik), waarmede de heuvelrijen langs den voei van den ifimá-laya worden aangeduid.

44) Over de Birmeesche inscripties te Bodh-Gaya, vgl. Cun-ninglgg, Malzdbodlti, pp. Z5-72, Archl. Saraey Rep., vol.I, pl. VI;vol. IIï, p. ro5. - Taw Sein Ko, E!. Ind., vol.-Xl (rgti-tz),pp. Ir8 sqq.

Page 20: J. - Boeddhistisch Archief J... · 2018. 10. 27. · 5,gedegenereerde" Arische ridders vinden wij dan o.a. ge- noemd de Grieken, Scythen en Parthen (Sanskrit: Yavana, Qaka, Pahlava)