Isidoor Teirlinck - Flora Magica

222
*FLORA MAGICA* DE PLANT IN DE TOOVERWERELD DOOR IS.~ TEIRLINCK MCMXXX `DE SIKKEL', KRUISHOFSTRAAT 223, ANTWERPEN *EEN WOORD VOORAF* Deze _Flora magica_ hangt innig samen met mijn vorig plant- loristisch werk _Flora diabolica,_ in 1924 (te Antwerpen bij `De Sikkel') verschenen. Tooveraars en Tooveressen en Waarzeggers behooren immers tot een zelfde domein en staan onder de heer- schappij van den Duivel. _Flora magica_ vormt het _4"e" deel_ van mijn plantloristische Studi<e">n: het _1"e" deel_^^ is, zooals men weet: _De Plant -- een levend, bezield, handelend Wezen;_ het _2"e" deel: Planten- kultus;_ het _3"e" deel: Flora diabolica._ Ik schik het hier gebezigde materiaal als volgt: A. _MAGISCHE PLANTEN:_ I. _Heksenwoonsten; Heksenvergaderingen._ II. _Heksenvoedsel; Heksenhuisraad en -gerief._ III. _Echte Heksenplanten._ IV. _Planten met bekende Heksen of Toovenaars in verband._ V. _Speciale schadelijke Heksenwerken in verband met de Plantlore._ VI. _Andere meestal onschadelijke Heksenwerken in verband met de Plantlore._ VII. _Heksenschepsels._ VIII. _Botanomancie._ B. _ANTIMAGISCHE PLANTEN._ Deze _Flora magica_ vormt een _afzonderlijk geheel_ evenals de drie vorige deelen. Moge zij bij bevoegden en geleerden een gunstig onthaal genieten! IS.~ TEIRLINCK. Brussel, 1926. | | ^(1)^ In dit 1"e" deel geef ik mijn _Classificatie van de Plantlore._ | *A. MAGISCHE PLANTEN I. Heksenwoonsten; Heksenvergaderingen.* a. *Heksenwoonsten.* Heksen wonen of vergaderen zich (natuurlijk 's nachts) in, op, onder of bij sommige Planten. In 't volksgeloof wordt er vaak gesproken van Heksenwouden waarin zij met voorliefde vertoeven. Grimm (K.~ u.~ H.~, n"r" 15) gewaagt van een Heksenwoud; daar woonde een Heks, die kinderen opat. In de Kaiserkronik (12"e" eeuw, cf.~ Hermann, D.M.~ 66) wordt een vrouw uitgescholden en haar toegeroepen: `Du soltest pillecher d<a^> ze holze varn, ^_(1)_^ Dann die megede hie bewarn; Du bist ain unholde.' Sommigen hebben het woord Heks(e) gebracht tot `hac "=" Wald, Hain', mnl.~ haghe, ahd.~ hagzissa, hagazussa, hagsus; ags.~ hagtesse, mnl.~ haghetisse `En- de sijn duvele, haghetissen (var.~ haghetessen) ende varende vrouwen' leest men in Natuerkunde van 't Heelal, 716, mnl.~ hexe, dat volgens Herrmann is `Hage Dise "=" Waldweib, oder bei dem zweiten Teile... altengl.~ tesu, Schade, Frevel, tesvian verderben "=" Waldfrevlerin, Feldschade'. Doch die etymologie is onzeker, evenals al de andere die werden voorgesteld. Vgl.~ Herrmann, l.~ c.~; Franck-van Wijk i.v.~ heks; Vercoullie; Mnl.~ Wdb.~ i.v.~ haghetisse, hexe; Simrock (Edda): `Hage-Idisse'; Kleinpaul, Fremdw.~, p.~ 99: `Hexe, eins mit dem Namen der alten Hexenmeisterin Hekate'. De Noorsche Volva is een Woudheks: zij verschijnt aan Hedin en rijdt op een Wolf, dien zij met slangen als toomen bedwingt (Soens-Jacobs, Handb.~ Germ.~ Godenleer, 186). Zij wonen bij voorkeur in oude Boomen en Tronken. Als deze, door storm bewogen, kraken, dan zijn het Heksen die wee- converted by Web2PDFConvert.com

description

folklore of magic plants

Transcript of Isidoor Teirlinck - Flora Magica

*FLORA MAGICA* DE PLANT IN DE TOOVERWERELD DOOR IS.~ TEIRLINCK

MCMXXX `DE SIKKEL', KRUISHOFSTRAAT 223, ANTWERPEN

*EEN WOORD VOORAF*

Deze _Flora magica_ hangt innig samen met mijn vorig plant-loristisch werk _Flora diabolica,_ in 1924 (te Antwerpen bij `DeSikkel') verschenen. Tooveraars en Tooveressen en Waarzeggersbehooren immers tot een zelfde domein en staan onder de heer-schappij van den Duivel. _Flora magica_ vormt het _4"e" deel_ van mijnplantloristische Studi<e">n: het _1"e" deel_^^ is, zooals men weet: _De Plant-- een levend, bezield, handelend Wezen;_ het _2"e" deel: Planten-kultus;_ het _3"e" deel: Flora diabolica._

Ik schik het hier gebezigde materiaal als volgt:

A. _MAGISCHE PLANTEN:_

I. _Heksenwoonsten; Heksenvergaderingen._ II. _Heksenvoedsel; Heksenhuisraad en -gerief._ III. _Echte Heksenplanten._ IV. _Planten met bekende Heksen of Toovenaars in verband._ V. _Speciale schadelijke Heksenwerken in verband met dePlantlore._ VI. _Andere meestal onschadelijke Heksenwerken in verbandmet de Plantlore._ VII. _Heksenschepsels._ VIII. _Botanomancie._

B. _ANTIMAGISCHE PLANTEN._

Deze _Flora magica_ vormt een _afzonderlijk geheel_ evenals dedrie vorige deelen. Moge zij bij bevoegden en geleerden een gunstig onthaalgenieten! IS.~ TEIRLINCK. Brussel, 1926.| | ^(1)^ In dit 1"e" deel geef ik mijn _Classificatie van de Plantlore._|

*A. MAGISCHEPLANTEN

I. Heksenwoonsten; Heksenvergaderingen.*

a. *Heksenwoonsten.*

Heksen wonen of vergaderen zich (natuurlijk 's nachts) in,op, onder of bij sommige Planten. In 't volksgeloof wordt er vaak gesproken van Heksenwoudenwaarin zij met voorliefde vertoeven.

Grimm (K.~ u.~ H.~, n"r" 15) gewaagt van een Heksenwoud; daar woonde eenHeks, die kinderen opat. In de Kaiserkronik (12"e" eeuw, cf.~ Hermann, D.M.~ 66) wordt een vrouwuitgescholden en haar toegeroepen: `Du soltest pillecher d<a^> ze holze varn, ^_(1)_^ Dann die megede hie bewarn; Du bist ain unholde.' Sommigen hebben het woord Heks(e) gebracht tot `hac "=" Wald, Hain',mnl.~ haghe, ahd.~ hagzissa, hagazussa, hagsus; ags.~ hagtesse, mnl.~ haghetisse `En-de sijn duvele, haghetissen (var.~ haghetessen) ende varende vrouwen' leest menin Natuerkunde van 't Heelal, 716, mnl.~ hexe, dat volgens Herrmann is `HageDise "=" Waldweib, oder bei dem zweiten Teile... altengl.~ tesu, Schade, Frevel,tesvian verderben "=" Waldfrevlerin, Feldschade'. Doch die etymologie is onzeker,evenals al de andere die werden voorgesteld. Vgl.~ Herrmann, l.~ c.~; Franck-vanWijk i.v.~ heks; Vercoullie; Mnl.~ Wdb.~ i.v.~ haghetisse, hexe; Simrock (Edda):`Hage-Idisse'; Kleinpaul, Fremdw.~, p.~ 99: `Hexe, eins mit dem Namen deralten Hexenmeisterin Hekate'. De Noorsche Volva is een Woudheks: zij verschijnt aan Hedin en rijdt opeen Wolf, dien zij met slangen als toomen bedwingt (Soens-Jacobs, Handb.~Germ.~ Godenleer, 186).

Zij wonen bij voorkeur in oude Boomen en Tronken. Alsdeze, door storm bewogen, kraken, dan zijn het Heksen die wee-

converted by Web2PDFConvert.com

nen, zegt men in Lombardi<e"> (Gub.~ I, 111). In zulke oude Boomenverschuilen zij zich tusschen Hout en Schors (Perger, 5). Ook bepaalde Boomen worden door Tooveressen bewoond engezocht.

Wilg. ^(2)^ Men kent het mooie Vlaamsche sprookje van de Tooveres, diein een Wilgetronk langs den weg woont en er altijd zingt: `Zondag-Maandag,| | ^(1)^ D.i.~ gij zoudt beter ten woude varen, dan hier de maagden te bewaren,| gij zijt een `unholde' (nl.~ een heks: z.~ dit w.~ b.v.~ bij Weigand).| | | ^(2)^ Salix-soorten, vooral de hoogstammige S.~ alba L.~, die men dikwijls langs| beken en weiden tot Knotwilgen verminkt.| Zondag-Maandag!'. Een bultenaar die voorbijgaat, zingt het na, doch verlengthet deuntje: `Zondag-Maandag-Dijsendag, Zondag-Maandag-Dijsendag!' DeTooveres vindt haar liedje aldus schooner en, tot belooning, neemt ze de bultvan den voorbijganger weg en legt ze naast haar in den Wilg. In 't naar-huis- keeren komt de nu flinkgeworden bultenaar een anderen tegen en verhaalt hem't wondere geval. De tweede gaat ook naar den Wilgetronk, waar de Tooveresnu zonder ophouden zingt: `Zondag-maandag-dijsendag!' De bultenaar ver-lengt het deuntje: `Zondag-maandag-dijsendag-goensdag!' Doch de Tooveresvindt dat haar liedje te lang en leelijker geworden is en, tot straf, hecht ze debult van den eerste v<o'o'>r de borst van den tweede, die nu twee bulten moetdragen! (Aldus te Zegelsem, Oost-Vl.~; cf.~ Is.~ Teirlinck, Folkl.~ flam.~ I, 115-116).-- Ook in Duitschland beweert het volk dat in oude Wilgen Heksen wonen. (Rel.~ u.~ Bohnh 360). -- In Bohemen (Bidschouwerkreise) was een huisgezin,waarvan de moeder -- ongetwijfeld eene Heks -- iederen nacht haar lichaamverliet en in eenen Wilg naast de beek ging spoken. Toen de man dat heksenspelgewaar werd, velde hij den Wilg en zijne vrouw stierf op dat zelfde oogenblikals ware zij door eene zicht doorgesneden. (Mannh.~ Bk.~ 69). Linde. ^_(1)_^ "*" Te Vosselare-bij-Nevele (Oost-Vl.~) stond een overoude Linde;uit den dikken stam ontschoot een jongere Linde onder dewelke 's nachts eenoude vrouw -- een Heks! -- spon en door alle soorten van zonderling gediertewas omringd. (Wolff, D.~ S.~ n"r" 61; Perger 289). Olm. ^_(2)_^ De Bergolm heet hier en daar in Duitschland Heksenolm(`Hexen-Ulme'; Salomon-Voss). Den. ^_(3)_^ Op een grooten Denneboom bij Gm<u">nd (Duitschl.~) zat de HeksDull en wou bagel over de streek schudden; doch klokkengelui verhinderde datHeksenwerk (Panzer, I, 20; Perger, 341). Vlier. ^_(4)_^ Twee Heksen zochten een Vlier op; zij begroeven er muizenen vliegen -- voortgeteeld door hun vleezige gemeenschap met den duivel. (Bekker, IV, 222). Marentak. ^_(5)_^ Heksen brengen deze half-schuimplant voort en bewonenze: in de omstreek van Belfort (Fr.~) noemt men baar daarom Heksennest. (`Ni d'jenatche'; Roll.~ VI, 233). In Oostenrijk heet men Heksennest de door Zwammen voortgebrachteveeltwijgige, bezemvormige uitwassen op Berk^_(6)_^ en Den^_(7)_^: een Heks woontin zulke nesten en zij broedt er stormen. (Knortz, 8).

b. *Heksen worden Planten.*

Niet alleen zoeken Heksen zekere Planten tot hun woonst of| | ^(1)^ Tilia-soorten.| | | ^(2)^ Ulmus montana With.| | | ^(3)^ Abies pectinata D C.| | | ^(4)^ Sambucus nigra L.| | | ^(5)^ Viscum album L.| | | ^(6)^ De Zwam heet Exoascus betulae Fuckel.| | | ^(7)^ De Zwam heet Aecidium elatinum Alb.~ et Schw.| werkplaats; maar zij (evenals sommige Toovenaars) vervormenzich wel eens in Gewassen en vereenzelvigen er zich mee.

Een Toovenaar, terzelfdertijd wildstrooper, uit Aargau, is op strooptochten ziet den boschwachter afkomen; hij verandert zich in een nederliggendenBoomstam; de boschwachter zet zich op dezen Boom, reinigt zijn tabakspijpmet zijn mes (of pijpenpriem) en steekt daarna dit in den stam, waar hij het,als uit vergetelheid, laat steken; daarna neemt de wilddief zijn gedaante terugen lijdt groote smart, veroorzaakt door het mes (of den priem) dat hem diepin den kop blijft steken. (Rocholz, Aargaus.~ II, 147; Mannh.~ Bk.~, 67).

converted by Web2PDFConvert.com

Toovenaars worden Vlierboomen. ^_(1)_^ (Teirl.~ Plantl.~ 87). -- Te Labrugui<e`>re(d<e'>p.~ Tarn, Fr.~) beschouwt men de lage Vlier^_(2)_^, als een Toovenaar: wanneerde boeren een beest hebben dat door de wormziekte wordt aangetast, gaan zijbij een Hadikstruik, wringen een handvol Bladeren van de Plant tusschen hunnehanden, maken een groote buiging en zeggen: `adouisi<e'>s, monsu l'aoussi<e'>, si n<e'>tras<e'>s pas tous bers de moun b<e`>rb<e'>nier, vous coupi la gambo, may lou p<e`>y',d.~ i.~: `goeden dag, mijnheer de Hadik, indien gij niet neemt al de wormenuit mijn wormenier, snijd ik uw been en uwen voet af'. (Roll.~ IV, 290) Evenals de Vlier denkt men de Jeneverboom een bezield, menschgelijkendwezen te zijn: v<o'>or een `Kranabetboom' (naam van Jeneverboom) moet menden hoed afnemen, doch voor een `Hollerboschen' (Vlierstruik) moet menknielen, zegt men in Zwitserland en in Stiermarken. (Marzell, 19). De Alpische Grasanjelier^_(3)_^ heet in de Dolomieten Heks van den Schlern,`Schlernhexe', omdat men ze veel vindt op dezen prachtigen, veelbezochtenuitzichtsberg. (Pritzel u.~ Jess.~). De Veld- Kruisdistel^_(4)_^ heeft, bij Salomon-Voss, den naam van `Steppen-hexe': naar Russisch `Burian' "=" Steppenheks, omdat de stekelige Plant uithet steppenzand wordt losgerukt door den wind en met hem heksachtig rondwalst. (Leunis, p.~ 247). In Indi<e"> heet een Mostaardsoort (Sinapis racemosa) asuri (of <a^>suri)Heks of Duivelin. (Gub.~ I, 108).

c. *Heksen-lichaamsdeelen uit Hout.*

In Tirol is er een verbreide sage die beweert dat de Heksen-ribben van Elzen- ^(5)^ of Hazelhout^(6)^ zijn.

Een jongen zit op eenen Boom, ontwaart een hoop Heksen die eene vanbaar welke in 't midden staat, aan stukken rijten en, spelend, de brokken inde hoogte werpen; de jongen gelukt er in eene rib te vangen en houdt ze bij| | ^(1)^ Sambucus nigra L.| | | ^(2)^ Sambucus ebulus L.| | | ^(3)^ Armerla alpina Willd.| | | ^(4)^ Eryngium campestre L.| | | ^(5)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(6)^ Corylus avellana L.| zich. V<o'>or de Heksen vertrekken, zoeken zij de stukken op en steken ermee hetstukgereten lichaam opnieuw samen: doch zij vinden de door den jongen opge-vangen rib niet, kiezen er eene van Elzenhout en maken daarna de doode weerlevendig. (Zs.~ f.~ d.~ Myth.~ II, 178, 20; Zingerle, Sagen 337, 586; Mannh.~ Bk.~116) Mannhardt vergelijkt met den ivoren schouder van den Griekschen Pelops. Een variante, ook uit Tirol, is bekend: Een knecht bespiedt een in 't zelfdehuis dienende meid gedurende den 1"e" Meinacht; ziet dat zij met zekere zalf eenkachelgaffel (Ofengabel) besmeert; hoort dat zij zegt: `Overal boven en nergensaan!' en langs den schoorsteen wegvliegt. Na haar vertrek wil de knechthaar nadoen: hij bestrijkt met de rest van de zalf een aan zulke gaffel gelijkendvoorwerp, spreekt evenwel de woorden verkeerd uit: `Overal aan en nergensboven!', zoodat hij onderweg tegen alles stoot en botst. Met gaten in den kopkomt hij eindelijk op het Heksendans-plein aan, ziet dat de meid er door Too-veressen geslacht wordt, gebraden en gegeten. Men werpt hem eene rib toe, dochhij eet ze niet op, steekt ze in zijnen zak. De Heksen maken zich tot het vertrekgereed; de nog overige beenderen worden vergaderd en weder levendig; dochmen ondervindt dat <e'>ene rib ontbreekt en men vervaardigt er eene uit Hazelhout. Eenigen tijd later vertelt de knecht aan de meid het gebeurde: zij valt doodop den grond. (I.~ A.~ Heyl, Volkssagen, Gebr<a">uche und Meinungen aus Tyrol. Brixen, 1897). "*" Vlaamsche varianten dezer sage zijn ook bekend; doch zonder de toevoe-ging van het maken eener rib uit Hout.

d. *Heksenvergaderingen.*

1. Planten waarin, waaronder, waarbij of waarop de Heksenzich vergaderen.

Heksen komen samen in of bij niet bepaalde Boomen.

"*" De Sint-Annaboom van de ru<i">ne van Samson. Andr<e'> Van Hasselt(Emancipation, 1836, n"r" 263) zegt dat bij de ru<i">ne van Samson, op het toppuntvan de rots tegenover Nam<e`>che en naast de Maas (prov.~ Namen), een oudeBoom stond, nl.~ de Sint-Annaboom. Op St.~ Jansnacht, op Goeden-Vrijdagnachten in de Heilige Nachten kwamen er de Heksen te zamen en zongen en danstenerrond. (Wolff, N.~ S n"r" 419). "*" Heksen vergaderen in een Woud bij Hesdin en bedriegen er een voorbij-

converted by Web2PDFConvert.com

komenden vioolspeler (Berthoud, Chr.~ et Tr.~ de la Fl.~, 159; Wolff, N.~ S.~n"r" 189) ; naar een Zuid-Oostvlaandersche sage gebeurt het in een Woud tusschenOpbrakel en Nederbrakel (Wolff, n"r" 383); te Wezemaal (Brab.~) gebeurde 't in't Larenbosch (DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ I, 15).

Heksen verzamelen zich op Grasweiden en dansen er.

Z.~ beneden g.~ Heksenringen.

Er zijn ook wel bepaalde Boomen, in wier kruin zij hun nach-telijk Heksenspel spelen. Ik noem: den Eik, de Linde, den Beuk,den Populier, den Els, den Pereboom, den Notelaar, den Doorn,den Hazelaar, de Vlier en den uitlandschen Judasboom.

Eik. ^_(1)_^ In Bovenfranken (Duitschl.~) wiegelden en schommelden, gedurendeden Walpurgisnacht, de Heksen op eenen Eik. Op zekere plaats wou men eenszulken Hekseneik vellen; doch zijn hout bleek zoo hard te zijn dat al de gebruiktewerktuigen stomp werden; eindelijk gelukte het aan eenen smid het ijzer vaneene bijl zoo hard te temperen dat de Eik ermee kon gehouwen worden; dochde Boom scheen steeds te willen vallen naar den kant waar de eigenaar die 'tvellen bevolen had, stond; bij het avondluiden boorde men een zoo schrikkelijkonderaardsch gedruisch dat de bezitter van den Eik, vol angst en schrik, wegliepen daarop erg ziek werd; eerst na verloop van zeven dagen wierp een hevigestorm den Eik ten gronde. (Rel.~ u.~ Bohnh.~ 8-9; Perger, 295). "*" Een parallelische bijna identische sage vertelde men mij toen ik kind was,in het Zuiden van Oost-Vl.~ (te Zegelsem). Z.~ Teirl.~ Plantl 12-13: de Toove-resseneik van den Roschbosch. Ook in Engeland zegt men dat de Heksen zich onder eenen Eik vergaderen. (This.~, 57). `Jarnwidr' is een Eikenwoud, beweert Perger (264), en de `Jarnwidiur'of Noorsche Toovervrouwen, waarvan Gylfaginning, 12, spreekt bewonen datEikenwoud. Naar Simrock, Edda, 284, is d<a`>t verkeerd: `Yarnwidr' is eigenlijkeen IJzerwoud. Linde. ^_(2)_^ "*" De Lindeboom van Hanurit: de Tooveres Clara Goessen,geboortig van Straatsburg heeft met den duivel Roelandt geboeleerd onder eeneLinde te Hanurit (Cannaert, 243-4; De Cock en Teirl.~, Br.~ S.~ I.~ 11); doch waareigenlijk die plaats Hanurit te zoeken is, weet ik niet: misschien is 't een inge-beelde naam. "*" De Dikke Linde te Bussegem (gehucht van Vllerzele, Oost-Vl.~): TeBussegem staat een oude vermaarde Linde, de Dikke Linde genaamd; Heksen enSpoken houden hier hunne nachtelijke vergaderingen; gaat men er zeven keerenrond, al zeggende: `hedde mij niet, pakt mij!' dan verschijnt er een veulen. Een werkman ging op eenen Zomernacht in de nabijheid van de Dikke Lindezijn Koren pikken; eensklaps rolde er v<o'>or hem een veulen. (Pennoen, 1880, 79;Volksk.~ IV, 15). "*" De Heksenlinde te Loveren (gehucht van Westerhoven, Nd-Brab.~): Inhet midden van Loveren stond, nog in 't begin der 19"e" eeuw, een oude, grooteen breedgekruinde Linde; iederen avond en nacht kwamen er een menigte katten:'t waren zonder twijfel Heksen, die er raasden en speelden en dansten. (Panken,N.~ Br.~ S.~; VL, V, 17).| | ^(1)^ Quercus robur L.| | | ^(2)^ Tilia grandfolia Ehrh.~ en T.~ parvifolia Ehrh.| "*" De Linde van Auwegem (bij Dendermonde): er kwamen 's nachtskatten (Heksen) die er muziek maakten. (Perger, 289). Ook in Engeland (This.~ 57) vereenigen zich de Heksen onder Lindeboomen. Beuk. ^_(1)_^ "*" De Tieltjesjacht in 't Beukenwoud bij Diest (Brab.~). In ditwoud, zoo vertelde men, stond een kasteel met drie torens; de torentoppen zagmen boven de Beuken uitsteken, doch niemand was bij dit kasteel geraakt enhad het van dichtbij gezien. Iederen nacht, na klokslag twaalf, hoorde men bovenhet Bosch als 't gedruisch van een sterken vloed; dat duurde 3-4 minuten;daarna verward geroep; dan, boven het kasteel, getier en gezang, eindelijkallerschoonste muziek. Dat spel duurde tot <e'>en uur. Op een nacht beslotentwintig sterke mannen naar dat tooverkasteel te trekken. Ze bleven verscheidendagen weg. Na zes dagen gegaan te hebben, kwamen ze op den koer van 'tkasteel: overal lagen er doodsbeenderen van menschen en peerden. Toen 'tmiddernacht werd, steeg boven hunne hoofden een helsch lawijt; 't verdweenin een van de zalen van het kasteel. De mannen slopen binnen: honderdenschoone meisjes en vrouwen, allerkostelijkst gekleed, zongen er en dansten hentegen. Een van de mannen werd bang en sprak: `Heere Jezus, sta ons bij!' En nauw was dat gezegd, of ze stonden in een smallen gang, omringd vanleelijke oude wijven, alle met een bessemstok: ze vervloekten de mannen envlogen weg. De Heksen bleven verjaagd uit het Beukenwoud, want eens datzij in hunnen dans verhinderd worden, mogen ze geen vergaderingen gedurendezeven maal zeven jaar bijwonen. De menschen van Diest en omstreken, heetendie Heksenvergaderingen: de Tieltjesjacht of ook soms den Heksendans. (Hage-lander, I, 102, II, 11, DC en Teirl.~ Br.~ S.~ I.~ 17-18). Populier. ^_(2)_^ "*" De Kanadaboom te Denderleeuw: 't Is lang geleden, v<o'>orde deur van 't huis van Koster De Proost stond een hooge Kanadaboom; iederennacht hoorde men erin wonderbaar schoone muziek. Op den duur verveelde datden Koster, op eenen nacht opende hij zijn kamervenster en schoot, met zijngeweer In de takken van den Tooverpopulier; maar de muziek duurde voort,

converted by Web2PDFConvert.com

luider dan eerst. 's Anderendaags gaf de pastoor hem den raad het geweer metgewijd zout te laden; de koster deed het en schoot opnieuw in de takken denvolgenden nacht; schielijk hield de muziek op en een gouden keten viel op dengrond. De koster raapte ze op en ging er mee den dag daarna naar Aalst bijeenen goudsmid. `Vriend, zegde de Aalstenaar verschrikt en zeer bleek, zegmij toch waar gij die keten gehaald hebt?' De koster zei hem alles. De ketenwas die van de vrouw van den goudsmid: 't schot had haar in den hals getroffenen ze lag halfdood in haar bed! Aldus in de Dendervallei. (Volksk.~ I.~ 154;DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ 11-12). "*" De Populier te St Job (Ukkel, Brab.~). Te St.~ Job, langs den Beekkant,hoorde men, alle nachten op klokslag twaalf, schoone muziek in eenen grootenPopulier: 't waren Tooveressen die op den Boom zongen, speelden en dansten. Een man had de stoutheid zijn venster open te doen en nieuwsgierig naar den| | ^(1)^ Fagus silvatica L.| | | ^(2)^ Populus canadensis Michaux.| Populler te kijken; in eens kreeg hij een felle kaaksmeet en de venster sloeg toe. (DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ I, 12-13). Z.~ Panken N.~ Br.~ S.~ n"r" 70. Els. ^_(1)_^ Men geloofde in Duitschland dat de Heksen zich bij dezespookachtigea Boom ophielden. (Prahn, 133). Pereboom. ^_(2)_^ Bij Pereboomen kwamen de Heksen bijeen. (This 57). Notelaar. ^_(3)_^ De Napolitaansche Tooveressen hielden hunne vergaderingenonder den grooten Notelaar van Benevent. (Grimm, D.~ M.~, This.~ 58); Bodin,De Magorum d"ae"monomania, Strasb.~ 1591, 104 vvgg.~, Pipernus, P.~, De Nuce MagaBeneventana, in: De magicia affectibus, Neapel 1634; Bolte, J.~, Der Nuszbaumvon Bennent in: Zeitschr.~ Ver.~ f.~ Volksk.~ 19 (1909), 312-314; Leland, EtruscanRoman Remains, 1892, 152; Gubern.~ Myth.~ des Pl.~ II (1889), 290 v.~, Pitr<e`>, Usie Costumi, III, 1889, 290 v.~; enz. -- Te Bologna (Ital.~) beschouwt men denNotelaaar als een Heks(enboom): de Heksen komen er, op St.~ Jansnacht, en doener hun boos en dierlijk Heksenwerk. (This.~ 58, Gubern.~ II, 248; Rehl.~ u.~Bohnh.~ 221). Doorn. ^_(4)_^ "*" De Doornstruik in De Vondelen (wijk van Denderhoutem(Brab.~): De Heksen verzamelen zich in Doornstruiken na deze eerst in eenschoone herberg of in een prachtig kasteel veranderd te hebben. Een man,Brewie geheeten, keert, op eenen nacht, van Aalst terug naar Denderhouthem. In de wijk De Vondelen ziet hij een schoone dreef en op het einde een schooneherberg. Dreef noch herberg waren daar vroeger te zien. Brewie is niet vervro-zen, trekt de herberg binnen, vraagt nen borrel en zet zich op eenen stoel. Nu hoorthij wondere muziek en in eene zaal bemerkt hij heeren en juffrouwen die aardigdansen. Na eenigen tijd toegezien te hebben, roept Brewie verwonderd uit:`Jezus-Maria, w<a^> kunde gijlie schoon spelen en dansen!' In eens wordt allesdoodstil: en geene herberg, geene dansers en spelers, geene dreef, niets meer! Brewie zit in eenen Doornstruik en zijn jeneverglaasje is een Braamblad! (DC.~ enTeirl.~, Br.~ S.~ I, 18-19). "*" De wondere Doornstruik van 't Liedekerkebosch. Jefken de Speelman,een vioolkrabber van Ternath, keert laat in den nacht huiswaarts van Gooik-ker-mis. In 't Liedekerkebosch gekomen, ziet hij de dreef van een prachtig verlicht kas-teel; hij gaat er binnen en bemerkt er veel heeren en juffrouwen. Ze zetten eenenstoel op een tafel en Jefken er op; hij begint te spelen; heeren en juffrouwendansen en, na iederen dans, krijgt Jefken een zeker getal goudstukken, zoodatwelhaast al zijn zakken vol zijn. In de verte slaat het middernacht en op den-zelfden moment is heel de Santenboetiek -- kasteel en dreef, heeren en juffrou-wen -- weg naar den duivel. En Jefken zit alleen op eenen Doornstruik met zijnzakken vol droge Elzenblaren. Aldus te Wambeek (Brab.~), Volksk.~ I, 75-76;DC.~ en Teirl.~, Br.~ S.~ I, 24.| | ^(1)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(2)^ Pirus communis L.| | | ^(3)^ Juglans regia L.| | | ^(4)^ Crataegus oxyacantha L.~ en C.~ monogyna Jacq.| Hazelaar. ^_(5)_^ Met de twee vorige Heksensagen hangt de volgende samen: "*" De Man op den Hazelstruik. Eene halve mijl van Verrebroek ligtVrasene (Land v.~ Waas). Op eenen avond komt een man uit Vrasene en wilnaar huis gaan; hij verdwaalt, loopt zeer lang om en om; daar ontwaart hijeensklaps een herberg en trekt binnen. Een groot gezelschap maakt er plezierbij spel en wijn. Men biedt den omdolende een beker sampanje; hij neemt dezenaan en dankt: `God zegene u!' Daar is plots alles verdwenen en de man zitalleen, met den beker in zijne hand, te midden van eenen Hazelstruik. Deze bekerheeft men lange jaren te Verrebroek bewaard en veel menschen herinnerdenzich hem nog gezien te hebben. (Wolff.~ N.~ S.~ n"r" 382). Vlier. ^_(2)_^ Te Vorst (bij Brussel) was een Tooveres, bijgenaamd MoeierNoulde (eig.~ Moeder Naalde). Den nacht dat ze stierf, kwamen al de katten(de Heksen nl.~) van de omstreek op den Vlierboom die v<o'>or haar huizekenstond, en ze mauwden dat het schrikkelijk was om hooren. (DC.~ en Teirl.~,Br.~ S.~ I.~ 29).

converted by Web2PDFConvert.com

Heksen loeren vaak uit de twijgen van den Vlier; men mag bij zulkenBoom niet komen na zonsondergang. (This.~ 58; Thorpe, Northern Myth.~ III, 267). Judasboom. ^_(3)_^ Judas verhing er zich aan en sedertdien vergaderen erzich Heksen in. (This.~ 57). Netel. ^_(4)_^ De Heksen komen bijeen op kruiswegen, waar Netels groeien,vooral op St.~ Michielsdag (29 Sept.~). Aldus te Neud<o">rfel In Saksen. (John,Sitten u.~ Brauch im S<a">chsischen Erzgebirge, 133).

2. Planten die Heksen ten Sabbat voeren.

De Heksen zetten zich schrijlings op eenen Bessemstok enhollen dan door de lucht naar den Sabbat (of vergaderplaats).

Deze Bessem is van Berkenrijs ^_(5)_^, van Vlasdotter ^_(6)_^ of van gewoneBrem. ^_(7)_^

Soms is het een kachelvork (hgd.~ `Ofengabel') die er henheenvoert.

Perger, 5.

Soms ook is het een gewone Stok met een speciale zalf over-streken.

"*" Uit de Vierschaarboeken van de Stad Antwerpen (Vrijdag 22 Aug.~ 1603),| | ^(1)^ Corylus avellana L.| | | ^(2)^ Sambucus nigra L.| | | ^(3)^ Cercis siliquastrum L.| | | ^(4)^ Urtica dioica L.| | | ^(5)^ Betula alba L.| | | ^(6)^ Camelina sativa L.| | | ^(7)^ Sarothammus scoparius L.| proces tegen de Heks Clara Goessen, geboortig van Straatsburg: `Item dat syin diverssche nachtvergaderingen van den boosen vyandt, haer heeft latenvervueren, by middel van eenen Stock, die met salve was bestreken, die zekerevrouw genaempt Berbel tusschen haer ende der gevangene beenen hadde gesto-ken, ende eerst tot Hanurit ontrent eenen Lindeboom, gestaen ontrent een ureverre van der plaetse daer sy gevangene met chrysvolk ^_(1)_^ lach. Ende datsy in de vergaderinghe den vyandt die in eenen stoel sat aen een tafel, ondereenen Lindeboom heeft ge<e">ert, aldaer gedanst, ende metten voers.~ Roelandt ^_(2)_^oyck gebouleert. Dat sy oyck met de voors.~ Berbel, by middel van den voors.~Stock haer heeft laten vervueren tot by het gerechte gestaen ontrent Halle,wesende twee uren gaens van daer sy was liggende, hebbende sy aldaer denboosen vyandt, die in eenen stoel aen eene tafel was sittende, ge<e">ert, met hemghe<e">ten ende gedanst, ende metten voors.~ Roelandt gebouleert. Heeft oock degevangene, by middel van den voors.~ Stock, haer laeten vervueren in der nacht-vergaderinge van den voors.~ boosen vyandt tot Lembeke, wesende dry urenvan daer sy lach, by middel als boven, alwaer sy hem oyck heeft ge<e">ert, ge-danst, ende eenen bock die daer was, gecust ontrent synen steert, gelyck oyckdeden alle d'andere die daer waren, welcken bock daer naer wert verbrant,ende een iegelyck van degene die daer waren, namp van de asschen, maer sygevangene nyet om dat se daer ane nyet en conste geraken'. Zie het heele stuk,dat ijzen doet, bij Cannaert, 242-246.

Soms rijden de Heksen op een gebroken Stok (z.~ b.v.~ Jacobs,Celtic Fairy Tales, 12) ofwel is het een Stroobussel die Toovenaarsnaar de vergaderplaats vervoert.

"*" Peter van Wetteren (Oost-Vl.~) ging met den duivel om en had hemzijn ziel verkocht; hij ging er zoo gemeenzaam mee om dat hij op de geheimevergadering der hellegasten -- ergens in Egypte -- werd toegelaten, op <e'>enevoorwaarde: hij moest den mond toehouden zoolang de vergadering duurde. Deverre reis deed hij zoo snel, dat, indien hij kwart v<o'>or twaalven 's nachts uitWetteren (tusschen Gent en Dendermonde) vertrok, hij juist ten twaalven inEgypte aankwam. Op eenen avond zat hij met een Wetterschen vriend in eenherberg, en het was laat geworden zonder dat beiden het bemerkten. In 't middenvan een gesprek trok Peter zijn horloge en zag dat het reeds 10 minuten v<o'>orden twaalven was. `Neem het mij niet kwalijk, vriend, sprak hij, maar ik moetabsoluut weg, 't is tijd!' `Bij uw wijf?' vroeg de vriend. `Neen, die zietmij niet voor 't dag is'. `Waar gaat gij dan naartoe?' `Ik ga naar Egypte'. `Wat, naar Egypte?' `Ja, ja, en ik heb geen tijd te verliezen, vaarwel!'

converted by Web2PDFConvert.com

`Zoo niet, vriend, zei de andere, ik verlaat u niet, ik ga mee met u!' `Welnu,kom', antwoordde Peter. En ze gingen naar den naasten kruisweg. Daar lag| | ^(1)^ 't Gebeurde ten tijde van 't bekende beleg van Nieuwpoort (`Nyenpoorte| in Vlaenderen'). Clara was dus een soldatenmeid.| | | ^(2)^ Naam van den duivel.| een Stroobussel, en zij zetten er zich alle twee op, nadat Peter zijnen kameraadstreng had opgelegd niet te spreken. `Over bosch, over berg en over dal!'riep Peter; en ze vlogen door de lucht en op den tijd van min dan een kwartierwaren ze in Egypte. De verzameling was reeds aan den gang; en als allebespreking gedaan was, kwam een kostelijke maaltijd, en Peter en zijn vriendhielden een fijne zielmis voor hun le<e^>ge magen. Als nagerecht kwam op tafeleen schotel die duivelsch slecht rook. De vriend proefde 'nen keer, spuwde hetsnel op den grond en riep met afschuw: `Peter, dat is zeker menschenvleesch!' In <e'>enen keer verdwenen zaal en gasten, en Peter lag thuis in zijn bed; maarzijn vriend bleef in Egypte. Den heelen dag liep Peter vol angst en schrik rond,want hij wist dat zijn gezel, in den komenden nacht, als overtreder der wet, zougedood worden. 't En was nog maar half twaalf of hij liep naar den kruiswegen zette zich op den Stroobussel. En toen hij nog eenige uren van Egypte was,bemerkte hij reeds hoe alles voor de onthoofding gereed was en hoe een duivelhet zwaard hief om het hoofd van zijnen vriend af te slaan. `Ju, ju!' riep hijzijnen Bussel toe en, met <e'>en vlucht, schoot deze met de Aren op den hals vanden veroordeelde: het vallende zwaard had hierdoor zijne kracht verloren. Degeredde sprong bij Peter op zijnen Stroobussel en zij vlogen naar Wetterenterug. De vriend trachtte nu Peter op eenen beteren weg te brengen; 't geluktehem en de bond met den duivel werd voor altoos verbroken. (Wodana, I.~ 29;Wolff, N.~ S.~ n"r" 550). Toovenaars gebruiken ook Stroobosjes als voertuig. Daarom visschen desluismeesters zulke vlottende Stroobosjes op en werpen ze op den wal. 't Schijntdat het dorp Stroobos (in Friesland) hiervan zijnen naam heeft gekregen. (Dijkstra, II, 234).

Hooi wordt insgelijks door Heksen als vervoermiddel gebruiktop hun nachtelijke luchttochten.

De Heks van Oostbroek. Te Oostbroek niet ver van Utrecht (Holland),leefde eene weduwe; deze had eenen knecht die den huis- en veldarbeid ver-richtte. De knecht had dikwijls bemerkt dat zijne meesteres -- toen alles sliep --in den stal op zekere plaats uit de kribbe Hooi met hare handen nam. Datverwonderde zeer den nieuwsgierigen knecht, en hij vroeg zich al waarom zijnemeesteres dat wel doen mocht. En op eenen nacht zou hij het nadoen om tezien wat daaruit gebeuren zou. Toen hij nogmaals in den stal was geweest,ging hij er ook, bekeek alles met aandacht en nam ook van het Hooi. Dochnauwelijks had hij het in de handen, of hij vloog door de lucht, verre-verre weg,tot in het stadje Wijk; hij kwam er toe in eenen kelder waar veel mannenen vrouwen verzameld waren. Toen de meesteres en de anderen hem ontwaar-den, verschrikten zij in den beginne, en zij vroegen hem dan hoe hij hier gekomenwas. De knecht vertelde hun de heele zaak. De weduwe schoot daarop inhevige gramschap en begon met de andere te beraadslagen. Allen waren echtervan meening dat het best was hem vriendelijk te ontvangen en hem enkel teverzoeken dat hij toch hierover niets vertellen zou. Intusschen kwam voor allenhet uur der scheiding. Daar de knecht beloofde niets te veropenbaren, namzijn meesteres hem op hare schouders en beiden vlogen door de lucht voort. Toen zij echter over een groot water moesten, dacht de vrouw dat het beterzou zijn haran knecht toch maar in 't water te verdrinken, en met <e'>en schokwierp zij den armen man in 't water. Maar de lieve God en wou niet dat deknecht alzoo sterven zou; en deze kwam terecht in het Riet, en daar zuchtteen jammerde hij erbarmelijk. Dat hoorden eenige voorbijgangers; zij trokkenhem uit het water en vroegen hem hoe hij daarin gekomen was. Hij verteldealles. Toen legden de lieden hem op eenen wagen en voerden hem naar Utrechtbij den burgemeester Culemburg, aan wien hij opnieuw alles verhaalde. Deweduwe werd vastgegrepen; zij bekende alles, en heeft, als Heks, hiervoor deverdiende straf ontvangen. (Ronssens, Epist, med.~ 50; Delrio, Disq.~ mag.~ II,quaestio 16, p.~ 180; Wolff, N.~ S.~ n"r" 244). Thorpe (North.~ Myth.~ III, 208-9) zegt insgelijks dat de Heksen Hooigebruiken om zich door de lucht te vervoeren. (This.~ 61).

't Vervoermiddel is een Esschenstok ^(1)^.

Oomen, Pl.~ 358.

Ofwel 't zijn de zoogenaamde Heksenbessems, die zich op deZilverspar ^(2)^, den Pijn ^(3)^, den Haagbeuk ^(4)^, den Berk ^(5)^, denKerseboom ^(6)^, den Pruimelaar ^(7)^ of den Dwergkersenboom ^(8)^ontwikkelen.

Naar het volksgeloof zijn het Heksenbessems door de rustende Tooveressenop den Boom nagelaten of er geschapen. De Heksenbessems zijn echter opeengehoopte bessemvormige twijgjes,teweeggebracht door zwamsoorten die in het Hout leven: door Aecidiumelatinum Alb.~ en Schw.~, op Zilverspar, door Cladosporium penicillo<i">desPreuss.~, op Pijn; -- door Exoascus carpini Rostr.~, op Haagbeuk; -- door

converted by Web2PDFConvert.com

Exoascus deformans Fuckel, op de andere hierboven genoemde Boomen. "*" Te Ukkel (St.~-Job) heb ik in 1890, in een parkje op eenen Berk eenvijftal schoone Heksenbessems gezien. Het is bewezen hoe Exoascus de Heksenbessems op den Berk vormt:eerst doet Exoascus een jong takje sterven; aan den voet van 't gestorvenrijsje ontstaan zijknoppen en worden op hun beurt jonge twijgjes die ook wordengedood door de Zwam. Doch telkens ontstaan weer zijknoppen en jonge takjes,| | ^(1)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(2)^ Abies pectinata L.| | | ^(3)^ Pinus silvestris L.| | | ^(4)^ Carpinus betulus L.| | | ^(5)^ Betula alba L.| | | ^(6)^ Prunus cerasus L.| | | ^(7)^ Prunus domestica L.| | | ^(8)^ Prunus chamaecerasus Ebrh.| zoodat eindelijk het geheele een echt warbosje is, dat men, om den zonderlingenvorm, Heksenbessem heeft geheeten.

Riet ^(1)^ voert de Heksen ten Sabbat.

Grimm, D.~ M.~ III, 1084; This.~ 60.

Ook de Mattenbies ^(2)^.

This.~ 60. -- Cf.~ het Iersche sprookje van de Biezen en de Korenhalmen,die paarden worden op het oogenblik dat men ze berijdt. (Grimm, D.~ M.~ III,1084). -- Ook Perger, 96, zegt dat Heksen op Mattenbiezenstengels rijden.

En de St.~ Jakobsstaf^(3)^.

In Ierland heet men deze samengesteldbloemige Fee<e">npaard (`Fairies'~horse'). This.~ 60. Z.~ ook Hunt, Popular Romances of the West of England(1871), p.~ 330.

En de stengel van de giftige Scheerling ^(4)^.

Zij rijden op `Bohalawn', zegt Jacobs, Celtic, 12. Aldus in Wales(?).

Naar den befaamden Blocksberg (Duitschl.~) varen de Heksenop Boksdoorn ^(5)^.

Cf.~ S<o">hns, 111; Prahn, 130.

Deze plant bedoelen waarschijnlijk De Beer-Laurillard, Wds,als zij schrijven i.v.~ Heksenbessem:

`Op den Brocken noemt men een laag, menigvuldig daar voorkomendstekelig struikgewas, ook Heksenbezem, buiten alle verband met eenigen Boom;dit verklaart zich uit de legende der Heksenfeesten op den Blocksberg'.

De Marentakken ^(6)^ zijn hun rijpaard.

Aldus in Zwitserland, waar men dezen Tooverheester Heksenbessem(`Hexenbesen') heet. (Pritzel u.~ Jessen bij Viscum album L.~). -- Ook inFrankrijk (bij Valenciennes) noemt men de Plant `Ramon d'sorci<e'>le' ("=" `Balaide sorci<e`>re' of Heksenbesssem); -- te Longueville (d<e'>p. Nord) zegt men `Bu-chon d'Sorci<e`>re' ("=" Heksenstok). E.~ Roll. Fl.~ Pop. -- Voor Prahn (137) isde `Hexenbesen' of Marentak antimagisch: met zulken bessem kan men Heksenwegvegen of verjagen.| | ^(1)^ Phragmites communis Trin.| | | ^(2)^ Scirpus lacustris L.| | | ^(3)^ Seneclo jacobaea L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(4)^ Conium maculatum L.| | | ^(5)^ Lycium barbarum L.| | | ^(6)^ Viscum album L.|

e. *Heksenzalf.*

De Stok of Steel, waarop de Heksen ten Sabbat reden, werd,v<o'>or 't vertrek, ingesmeerd met Heksenzalf; soms ook streken zijdeze Tooverzalf over eenig lichaamsdeel (b.v.~ onder de oksels)en zelfs over hun heele lijf.

Ziehier eenige formulen die werden benuttigd bij het samenstellen dezerberoemde Heksenzalf. De negenkruidige Heksenzalf bevatte: Koningsvaren ^_(1)_^, IJzerkruid ^_(2)_^,Bingelkruid ^_(3)_^, Donderbaard ^_(4)_^, Vrouwenhaar ^_(5)_^, Zonnewende ^_(6)_^, Bilsen-kruid ^_(7)_^, Doodkruid ^_(8)_^ en Monnikskap ^_(9)_^: de drie laatste Kruiden zijngiftig en brengen de hersenen op hol. (Z.~ Schindler, Aberglaube, p.~ 160; Perger,6). Leunis (Syn.~ 233) voegt er nog bij dat de bladeren van Donderbaard opeen Donderdag moesten geplukt worden: woordgelijkenis! -- Over 't voorkomenvan 't krachtig getal 9 in de Hekserij, z.~ Herrmann, D.~ M.~ 64. De formule van Hieronymus Cardanus: Heksenzalf bestaat uit de sappenvan Selder ^_(1O)_^, Wolfsmelk ^_(11)_^, Nachtschade ^_(12)_^ en Tormentil ^_(13)_^, vermengdmet roet: dit zwart smeersel wordt nog krachtiger gemaakt door toevoegingvan Look ^_(14)_^, Dolik ^_(15)_^ en Boonenbrij. (Perger, 5). Porta, de befaamde Italiaansche astroloog, kende een paar formulen:1"o" Heksenzalf bestond uit zeker vet (waarschijnlijk kindervet), gekookt met Kal-moes ^_(16)_^, Populierblaren ^_(17)_^, Selder ^_(18)_^ of Helioselinum ^_(19)_^, Monniks-kap ^_(20)_^, Nachtschade ^_(21)_^ en Vleermuisbloed (Perger, 5; L<e'>vy, Haute Magie,II, 215); -- 2"o" Neem, zegt Porta, Kalmoes _(16)_, kruipende Ganzerik of Pen-| | ^(1)^ Osmunda regalis L.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L.| | | ^(3)^ Mercurialis annua L.| | | ^(4)^ Sempervivum tectorum L.| | | ^(5)^ Adianthum capillus veneris L.| | | ^(6)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(7)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(8)^ Atropa belladonna L.| | | ^(9)^ Aconitum napellus L.| | | ^(10)^ Apium graveolens L.| | | ^(11)^ Euphorbia-soorten.| | | ^(12)^ Solanum nigrum L.| | | ^(13)^ Potentilla tormentilla L.| | | ^(14)^ Allium sativum L.| | | ^(15)^ Lolium temulentum L.| | | ^(16)^ Acorus calamus L.| | | ^(17)^ Populus-soorten.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(18)^ Apium graveolens L.| | | ^(19)^ Aldus bij Plinius.| | | ^(20)^ Aconitum napellus L.| | | ^(21)^ Solanum nigrum L.| taphyllon ^_(1)_^, slaapverwekkende Nachtschade ^_(2)_^, Vleermuisbloed en Olie, allesdooreen gekookt en vermengd tot zalf. (L<e'>vy, Haute M.~, II, 216). Naar Knortz wordt de Heksenzalf als volgt gereedgemaakt: de Tooveressennemen heimelijk een gewijde Hostie, geven ze aan eene Pad tot voedsel enverbranden daarna het beest. Deze asch wordt vermengd met het bloed van eenongedoopt kind, met zekere Kruiden -- de schrijver duidt ze niet aan -- en metBeendermeel van eenen opgehangene. De Boomen, waaruit de Luxemburgsche Heksen hunne zalf bereidden,groeiden op Porbretschen bij Vianden (Bassing, 49). De formule van Lancelin (H.~ Myth.~ de Shatan, 163-4) luidt: In een welge-sloten vat doet men 100 gram van een Geitebokje (d.i.~ in de Heksentaal eenkindje), 5 gr.~ beste Haschisch ^_(3)_^, Hennip- en Kollebloemen ^_(4)_^; van elk gelijkehoeveelheid en genoeg om het vat te vullen, een vingergreep van gestampt Zaadvan Zonnewende ^_(5)_^ en een vingergreep van poeder van Nieskruidwortel ^_(6)_^;alles wordt op een zacht vuur gezet gedurende twee uren. 's Avonds, vooraleernaar bed te gaan, moet men zich met die Zalf strijken achter de ooren, over denhals langs de halsaders, dan onder de oksels, in de streek van de groote sym-pathetische zenuw naar den linkerkant toe, over de knieoksels, de voetzolen en delaatplaatsen van arm en pols. -- Op blz.~ 164 geeft hij nog een ander electuariumof zalf, die echter niet zonder gevaar mocht gebruikt worden, want zij bevatde volgende schier alle giftige dingen: sap van saffraankleurig Torkruid ^_(7)_^,extrakt van Smyrnisch Opium ^_(8)_^, van Betelnoot ^_(9)_^, van kruipende Ganzerik ^_(1O)_^,van Doodkruid ^_(11)_^, van Bilsenkruid ^_(12)_^, van Scheerling ^_(13)_^, van Indische| | ^(1)^ Potentilla reptans L.~, ook, naar Pentaphyllon, Ndl.~ Vijfvingerblad ge-| heeten.| | | ^(2)^ In de middeleeuwsche nomenclatuur Solanum somniferum naar Dioscorides'~| Struknos upnotikos; de moderne wetenschappelijke benaming is Physalis somnifera| Willd. Bij Lobelius, Cruydtb.~, heet Atropa belladonna L.~ Solanum somniferum| et lethale, en Physalis somnifera heet er `Solanum somniferum Clusii Hyoscyami| luteifoliis' en ook `Somniferum verticillatum Matthioli'.| | | ^(3)^ Het Arabisch woord Haschisch, Hacsisch of Hatschitscht beteekent Hennip,| zegt Leunis, blz.~ 545. Men noemt de Plant nog Molak. Het hoofdbestanddeel van| Haschisch is gevormd door de gedroogde spitsstengels van Indische Hennip| (Cannabis indica Lam.~), een vari<e">teit van de gewone Hennip (Cannabis| sativa L.).| | | ^(4)^ Papaver rhaeas L.| | | ^(5)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(6)^ Helleborus niger L.| | | ^(7)^ Oenanthe crocata Jacq.| | | ^(8)^ Sap van Papaver somniferum L.| | | ^(9)^ Vrucht van een Palm, Areca cathecu L.| | | ^(10)^ Potentilla reptans L.| | | ^(11)^ Atropa belladonna L.| | | ^(12)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(13)^ Conium maculatum L.| Hennip ^_(1)_^, van Spaansche Vliegen of Canthariden, eindelijk Dragantgom ^_(2)_^en Suiker.

converted by Web2PDFConvert.com

Een schrijver van den tegenwoordig en tijd die zich met occulte weten-schappen bezighoudt (aldus Knipscheer, III, 22, die evenwel dien schrijver nietnoemt) heeft de kracht van een soort van Heksenzalf op zijn eigen lichaambeproefd: `Ik wreef mij meermalen in, vooral bij de halsstreek, met eenZalf bereid uit Bilsenkruid ^_(3)_^, Doornappel ^_(4)_^ en andere Planten (welke?). Kort daarop was het alsof ik vloog door een wervelstorm. Behandelde ik boven-dien de okselholte, de schouders en andere lichaamsdeel en op deze wijze, d<a`>n vielik in e~en langen slaap en in de daarop volgende nachten droomde ik levendigvan bliksemsnelle spoortreinen en prachtige tropische landstreken. Het was mijmeermalen als stond ik op eenen hoogen berg en sprak ik van dat verhevenstandpunt tot de menschen in het dal, ofschoon ook de hoogste huizen voor mijwaren als dobbelsteenen.' -- Hiermede komt wel eenigszins overeen wat Helwig(Zauberartzt, 98) schrijft: dat die vrouwen welke hun lijf met zulke Zalveninwreven, door het sap van Nachtschade ^_(5)_^, van Dolik ^_(6)_^, van Bilsenkruid ^_(7)_^en van Monnikskap ^_(8)_^ werden bedwelmd en dat zij dan droomden dat zij bijnacht omwaarden, vioolspel hoorden, bij heerlijke tafels zaten, en andere lustigedingen meer. (Perger, 5-6). -- Vgl.~ nog Shakespeare, Macbeth, IV, 2, overHeksenzalf.

Uit het voorgaande vooral, en ook uit ander documenten,blijkt dat de volgende 32 Planten gebruikt werden tot het vervaar-digen der vermaarde Heksenzalf:. Onder de Sporenplanten: de giftige zwammen:

Zij komen voor in een soort van Tooverzalf, waarover meer bij L<e'>vy,H.~ M.~ II, 193.

Onder de Sporenkiemers (Embryophyta zoidiogama), drieVarens: het Vrouwenhaar ^(9)^, de Koningsvaren ^(1O)^, en de opeen Maandag geplukte Maanvaren ^(11)^.

Z.~ Perger, 5 en 215.| | ^(1)^ Cannabis indica Lam.| | | ^(2)^ Gom van drie Oostersche Vlinderbloemige Hokjespeulen (Astragalus verus| Oliv.~, A.~ creticus Lam.~, A.~ parnassii Boiss.~).| | | ^(3)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(4)^ Datura stramonium L.| | | ^(5)^ Solanum nigrum L.| | | ^(6)^ Lolium temulentum L.| | | ^(7)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(8)^ Aconitum napellus L.| | | ^(9)^ Adianthum capillus-veneris.| | | ^(10)^ Osmunda regalis L.| | | ^(11)^ Botrychium lunaria L. Woordgelijkenis!|

Onder de Zaadkiemers (Embryophyta siphonogama): Naaktzadigen (Gymnospermae); de giftige IJf ^(1)^.

Onder de dingen die door de Heksen in hun Heksenketel geworpen werdenen er samen gebrouwen, waren er IJftwijgen, die men afrukte tijdens der maneverduistering. (Shakespeare, Macbeth: Rel.~ u.~ Bohnh.~, 64).

De Bedektzadigen (Angiospermae) zijn talrijker: Onder de Hanevoetachtigen (Ranunculace"ae"): de giftigeMonnikskap ^(2)^ en het niet min giftige zwartwortelige Nies-kruid ^(3)^.

Monnikskap komt voor in de eerste Heksenzalf van Porta: cf.~ Perger, 5, 6;L<e'>vy, H.~ M.~ II, 193 en 215. -- Zwarte Nieswortel in die van Lancelin.

Onder de Vetplanten (Crassulace"ae"): de gewone Donder-baard ^(4)^, anders een Heilkruid.

converted by Web2PDFConvert.com

Perger, 5; Leunis, 233.

Onder de Roosachtigen (Rosace"ae"): de kruipende Ganzerikof het Vijfvingerkruid ^(5)^ en de gewone Tormentil of het Zeven-blad ^(6)^. Beide gemeene Planten zijn niet giftig.

Perger, 5; Lancelin, 164; L<e'>vy, H.~ M.~ II, 216.

Onder de Vlinderbloemigen (Papilionace"ae"): de Boon ^(7)^ alsbrij; en de Dragant ^(8)^ als gom.

Perger, 5: Lancelin, 164. Beide Planten houden geen gift in.

Onder de Katjesdragers (Amentace"ae"): de bladeren van denPopulier ^(9)^.

Perger, 5; L<e'>vy, H.~ M.~ II, 215.| | ^(1)^ Taxus baccata L.| | | ^(2)^ Aconitum napellus L.| | | ^(3)^ Helleborus niger L.| | | ^(4)^ Sempervivum tectorum L.| | | ^(5)^ Potentilla reptans L.| | | ^(6)^ Potentilla tormentilla L.| | | ^(7)^ Faba vulgaris Moench.| | | ^(8)^ Astragalus verus. A creticus en A.~ parnassii.| | | ^(9)^ Populus-soorten.|

Onder de Hennipachtigen (Cannabinace"ae"): de Indische.Hennip ^(1)^, vooral als bedwelmende Haschisch.

Lancelin, 163-4.

Onder de Ruitachtigen (Rutace"ae"): de heel krachtige Ruit ^(2)^.

This, 55.

Onder de Schermbloemigen (Umbellifer"ae"): de gelukaanbren-gende Selder ^(3)^ en de twee zeer giftige: het SaffraankleurigeTorkruid ^(4)^ en de Dolle Kervel of Scheerling ^(5)^.

Perger, 5; Lancelin, 164.

Onder de Wolfsmelkachtigen (Euphorbiace"ae"): de giftigeWolfsmelk ^(6)^ en het verwante eveneens giftige Bingelkruid ^(7)^.

Perger, 5.

Onder de giftige Nachtschaadachtigen (Solanace"ae") tellen wijer vijf: het Doornkruid ^(8)^, het Bilsenkruid ^(9)^, de Doornappel ^(10)^,ode slaapverwekkende Nachtschade ^(11)^ en de zwarte Nacht-schade ^(12)^.

Perger, 5; L<e'>vy, H.~ M.~ II, 193, 216; Lancelin, 164; Rel.~ u.~ Bohnh.~ 164,166: Knipscheer, III, 22; Leunis, 590.

Onder de Bernagieachtigen (Borraginace"ae"): de EuropeescheZonnewende ^(13)^, eertijds een heelmiddel.

Perger, 5; L<a`>ncelin, 163; Rel.~ u.~ Bohnh.~ 305.| | ^(1)^ Cannabis Indica Lam.| | | ^(2)^ Ruta graveolens L.| | | ^(3)^ Apium graveolens L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(4)^ Oenanthe crocata L.| | | ^(5)^ Conium maculatum L.| | | ^(6)^ Euphorbia-soorten.| | | ^(7)^ Mercurialis annua L.~ en ook M.~ perennis L.| | | ^(8)^ Atropa belladonna L. `Die Subpriorin der Premonstratenserinnen des| Klosters Unterzell (Unterfranken), Maria Renata Singer von Messau, die am| 21 Juni 1749 wegen Zauberel enthauptet wurde, bediente sieh nach den Inqui-| sitionsakten dieser Pflanze, die im Klostergarten wuchs'. Marzell, 165.| | | ^(9)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(10)^ Datura stramonium L.| | | ^(11)^ Physalis somnifera Willd.| | | ^(12)^ Solanum nigrum L.| | | ^(13)^ Heliotropium europaeum L.|

Onder de IJzerkruidachtigen (Verbenace"ae"): het heilige IJzer-kruid ^(1)^.

Perger, 5, 147; This.~ 55.

Onder de Maankopachtigen (Papaverace"ae"), twee soorten: deroode Kollebloem ^(2)^ en het opium van de slaapverwekkendeMaankop ^(3)^.

Lancelin, 163-4.

Onder de Lelieachtigen (Liliace"ae"): het Look ^(4)^.

Perger, 5.

Onder de Graminee<e">n: de giftige Dolik ^(5)^.

Perger, 5.

Onder de Aracee<e">n: het geurende Kalmoes ^(6)^.

Perger, 5; L<e'>vy, H.~ M.~ 216.

Onder de Palmen: de Betelnoot ^(7)^.

Lancelin, 164.

Een en ander volgt nog over zekere Tooverzalven, die doorToovenaars en Heksen tot hun tooverkunsten gebruikt werden enhen wellicht ook ten Sabbat voerden; ook over een magischSlangewater.

In de middeleeuwen (L<e'>vy, H.~ M.~ 193) maakten Toovenaars philters enzalven met het vet en het bloed van lijken, die zij uit de graven haalden; zijvermengden vet en bloed met Monnikskap ^_(8)_^, Doodkruid ^_(9)_^ en giftige Padde-stoelen; dat ijselijk mengsel werd gekookt en afgeschuimd op vuren die menstookte met doodsbeenderen en aan de kerken ontstolen kruisbeelden; zij dedener nog bij het poeder van verdroogde padden en de asch van gewijde hosti<e">n;| | ^(1)^ Verbena officinalis L.| | | ^(2)^ Papaver rhaeas L.| | | ^(3)^ P.~ somniferum L.| | | ^(4)^ Allium sativum L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(5)^ Lolium temulentum L.| | | ^(6)^ Acorus calamus L.| | | ^(7)^ Areca cathecu L.| | | ^(8)^ Aconitum napellus L.| | | ^(9)^ Atropa belladonna L.| daarna besmeerden zij, met die helsche zalf, hunne slapen, handen en borst,maakten het diabolisch pentakel, bezwoeren de dooden onder de galgen en inverlaten kerkhoven. Men hoorde van verre hun gehuil, en de late reizigersmeenden legioenen spoken te zien; het scheen hun dat de Boomen zelf zichvervormden in gedaanten die hun schrik aanjoegen; zij ontwaarden in de Struikenvurige oogen die akelig glinsterden; en de kikvorschen schenen met schorrestem de mysterieuze woorden van den Sabbat te herhalen. Het was magnetischebegoocheling en zlnnelooze besmetting. Knortz (bl.~ 38) zegt dat bij de Irokeezen -- want het is vooral bij de wildevolkeren dat thans nog Hekserij bestaat -- eens 't volgende gebeurde: een jongenving eens een schoone slang, stak ze in een met water half gevuld glas vanBerkeschors ^(1)^ en voederde ze met vogels. Alle levenlooze dingen die hij indit water bracht, werden levend. Zoodra hij zijne oogen met dit slangewaterwreef, kon hij alle verborgen dingen zien; indien hij ermee zijn wijsvingerbestreek en daarna met dezen naar een persoon wees, werd deze betooverd. Nulegde hij eenige Kruiden (welke 't waren, wordt niet gezegd), doch geen giftige,in het water van 't Berkeschorsvat: en als hij met dit water zijn tong nat maakte,werd het klaar om hem. Ook kon hij zich onzichtbaar maken en in een slangveranderen. En elke pijl die hij met dat water bestreek, trof zijn doel.

f. *Planten door Heksen (of Toovenaars) op denSabbat gebruikt.*

Op de vergadering (Sabbat) kan Toovenaar of Heks den duiveldwingen te verschijnen; hiertoe gebruikt men eene Hulstroede ^(2)^.

Eene Heks, geheeten Jeanne Bosdeau, van Sallagnac (in Limousin, Frankr.~)of uit de omstreek, bekende dat een Italiaan haar tot een kwaad leven hadverleid, toen ze nog zeer jong was. Eens, op St.~ Jansavond, bracht hij haarin een veld, waar hij, op den grond met een Hulstroede eenen grooten kringtrok en daarna eenige woorden mompelde die hij uit een groot boek las. Daaropverscheen een groote gehoornde Bok, heel zwart en vergezeld van twee vrouwen,en onmiddellijk daarna een man als priester gekleed. De Bok -- 't was natuurlijkde Duivel -- vroeg wie die vrouw was, en de Italiaan antwoordde dat hij zedaar had gebracht, opdat zij de zijne weze. De Bok gebood aan Jeanne Bosdeauhet kruisteeken te maken met de linkerhand. Daarna kwamen allen hem groetenen kusten hem den aars. Tusschen de twee hoornen van den Bok brandde eenezwarte kaars, waaraan de anderen hunne kaars, die zij in de hand hadden, kwa-men aansteken. Zij aanbaden den Bok en wierpen geld in een bekken. Deze JeanneBosdeau werd levend verbrand in 1594, bij arrest van het Parlement van Bor-deaux. (Thiers, Sup.~ II, 321-22).| | ^(1)^ Betuia alba L.| | | ^(2)^ Ilex aquifolium L.|

Ten Sabbat zijn soms Toovenaars verplicht barvoets op denbuitengewoon stekeligen Gaspeldoorn ^(1)^ te dansen.

Aldus in Vend<e'>e (Fr.~); d.~ Roll.~ IV, 88.

IJzerkruid ^(2)^, over zich gedragen, maakt onvermoeibaar. Daarom zegt men dat Duiveltjes, Toovenaars en Heksen, die naarden verren Sabbat gaan, kousebanden van IJzerkruid dragen.

Aldus in Charente Inf<e'>rieure (Fr.~). Roll.~ VIII, 41.

Op den Sabbat wordt de Zwarte Sabbatmis gelezen: gedu-rende die mis offeren de Heksen Tarwemeel ^(3)^ aan den Duivel.

Knipscheer, III, 27. Waar?

Gedurende diezelfde Sabbatmis, die alle Woensdagen en Vrij-dagen gedaan werd, verbeeldde eene ronde schijf van eeneRaap ^(4)^ de heilige Hostie.

Jeanne Bosdeau voornoemd, bekende nog (z.~ boven): Op eenen nachtbevond zij zich op eene der vergaderingen, die alle Woensdagen en Vrijdagen

converted by Web2PDFConvert.com

op den Puy-du-D<o^>me (berg in Auvergne, Fr.~) plaatsgrepen; er waren meerdan zestig personen, die allen een zwarte kaars droegen en deze aanstaken aandie welke tusschen de hoornen van den Bok brandde; de Bok had zijne kaarsdoen branden met ze onder zijnen staart te trekken. Daarna stelden de aanwezigenzich met den rug tegeneen, gereed ten dans. Op deze vergadering werd ook demis gedaan, maar iedereen keerde den rug naar den autaar. Hij die de mis deed,had een zwarten kazuifel zonder kruis aan, en hief onder de elevatie een sneevan eene Raap omhoog, terwijl allen riepen: `Meester, sta ons bij!' (Thiers,Sup.~ 11, 322-3).

Gebeurt het dat een oningewijde christelijke sterveling in eenHeksenvergadering verdoold geraakt, dan worden hem vaakschijnbaar kostelijke dingen geschonken, die later ofwel een Koei-hoorn (soort van vroegen langwerpigen Aardappel ^(5)^), ofwel eenBraamblad ^(6)^, of Eikeblaren ^(7)^, of Beukeblaren ^(8)^, of Elze-blaren ^(9)^ worden.| | ^(1)^ Ulex europaeus L.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L.| | | ^(3)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(4)^ Brassica rapa L.| | | ^(5)^ Solanum tuberosum L. Z.~ Koeihoorn bij Tuerlinckx Hag.~ Id.| | | ^(6)^ Rubus-soorten.| | | ^(7)^ Quercus robur L.| | | ^(8)^ Fagus silvatica L.| | | ^(9)^ Alnus glutinosa L.|

"*" De rondleurder Pikke Blink van Aarschot kreeg op eene Heksenverga-dering een zilveren beker; toen de vergadering gedaan was, hield hij een Koei-horen in de hand. (DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ I, blz 15; VT.~ II, 14). Het blijkt echterniet uit de lezing dat het hier geen echte koeihoorn geldt. "*" De vioolspeler van Opbrakel (Oost-Vl.~ speelt voor de jokkendeHeksen dansdeuntjes en krijgt tot belooning een aantal goudstukken, die, na devergadering, geelgeworden Beukeblaren blijken te zijn. (Wolff, N.~ S.~ n"r" 383). "*" De kermisspeler Zander van Zuurbeemden (Brab.~) speelt ook voor 'tvermaak van de Tooveressen en ontvangt een handvol goudstukken. Helaas! 't worden Eikeblaren! (VL.~, IX, 199; DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ I, 23). "*" Jefken de Speelman van Ternath speelt ook voor de vergaderde heerenen dames, en men betaalt hem insgelijks met goudstukken: droge Elzeblaren! (DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ I, 24-25). "*" Brewie van Denderhoutem drinkt een borrel in eene Tooverherberg,waar ze dansen: zijn jeneverglaasje blijkt een Braamblad te zijn. (Id.~ 18-19). In de folklore van andere volkeren vindt men dergelijke sagen. Vgl.~ b.v.~Roll.~ X, 157-158; Heksengeld wordt droge Eikebladeren.

g. *Heksenringen.*

Heksen en Toovenaars voeren op hunne Sabbatvergaderingenlustige rondedansen uit. Zooals boven reeds gezegd is, gebeurtdat wel in Weiden op het groene Gras: hun voetdrukken laten(alzoo 't volksgeloof!) kringvormige sporen na die men, in Ne-derland Heksenringen, Kolringen, Tooverkringen noemt; hier endaar Heksendansen (b.v.~ in Belg.~ Limb.~); in West-Vl.~ Tooveresse-ronden (aldus te Koolkerke, z.~ beneden); in Friesland `Tsjern-paed' ("=" Karnpad: Dijkstra, II, 195); in Walloni<e"> `Batis deMacrales' (Wallonia, 1906, 257); -- in Duitschland `Hexen-ringe, Zauberringe'; in Zweden `Elfdansar'; in Frankrijk`Cercles magiques, Cercles du Sabbat, Ronds du Sabbat, Rondsde Sorci<e`>res, Ronds de F<e'>es, Anneaux magiques'; in Engeland`Fairy-rings', bepaaldelijk in Sussex `Hag-tracks'.

Op mijn dorp (Zegelsem en in 't Zuiden van Oost-Vl.~) zijn die Heksen-ringen niet bekend; in Vlaamsch Brab.~ evenmin; in Limburg (omstr.~ van Aschb.v.~) spreekt men van Heksendans, doch men bedoelt er iets gansch andersmee, nl.~ een soort van Wolfsklauw ^_(1)_^. Dr.~ R.~ Westerhoff, die een merkwaardige verhandeling over zulke ringenheeft geschreven (Verh.~ over de Kol- of Heksenringen ook wel Tooverkringen|

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(1)^ Lycopodium complanatum var.~ chamaecyparissias A.~ Br.| genaamd, Groningen, 1859) onderscheidt zes soorten van Heksenringen: 1"o" Deeerste soort heeft eene kringvormige oppervlakte van ongeveer zes of zevenoude ellen doormeter, heeft aan den buitenrand een kalen ring van een voet, enhierbinnen groen Gras; hij is zeldzaam; 2"o" de tweede soort is de `Alberflock' van Panzer (bij Brockhaus`Almer'; z: Panzer, Beitr.~ z.~ D.~ M.~ Myth, II, 75); deze `Alberfleck' heeftgewoonlijk den vorm van een halven cirkel, is zelden volmaakt kringvormig;men vindt ze niet veel (enkel in Tyrol tusschen de bergen Mentin en Spitzl<a^>d); 3"o" de 3"e" soort heeft kringvormige vlakken die zich jaarlijks naar buitenvergrooten; deze vlakken hebben een doormeter van 2-3 duim tot 8-10 en meervoet (tot 16 meter, zegt Leunis, Syn.~); aan den buitenrand ziet men eenen ring(2-3 duim tot 1 voet en soms meer breed) van weelderig donkergroen Gras,die zelf omringd is door een ring van Paddestoelen (die de Heksenringen wellichtdoen ontstaan, aldus Leunis, Syn.~ Kryptog, p.~ 962) en, naar Schlossberger(Annal.~ d.~ Chemie u.~ Pharm.~ van F.~ W<o">hler u.~ J.~ Liebig, Band LVIII, 1846,Heft I, blz.~ 90-92) zijn: De gewone eetbare Zwam ^_(1)_^, de Parasolzwam ^_(2)_^,de Muiszwam ^_(3)_^, de Oreadenzwam ^_(4)_^ en de Bovist ^_(5)_^. Way (On the Fairy-rings of Pastures, in Trans.~ of the Brit Assoc.~ 1846) voegt er bij de Meizwam ^_(6)_^. Leunis l.c.~ noemt enkel: `Agaricus campestris' L.~, `A.~ oreades' (of `Maras-mius oreades') Fr.~, `A.~ giganteus', `A.~ multifidus'. Deze (en wellicht nogeenige andere soortgelijke Zwammen) sterven langzaam en voeden door de opge-zamelde stikstof den grond die dus aldaar malsch Gras voortbrengt; en daar hetzich in den grond bevindende Mycelium zich centrifugaal ontwikkelt, wordt dering voortdurend grooter. Deze 3"e" soort van Heksenring is de meest voorkomendeen gewone. Ziehier hoe J.~ Massart (Esquisse de G<e'>ogr.~ bot.~ de la Belg) hetontstaan van Heksenringen door `Marasmius oreades' verklaart: `Sur les pelouses s<e`>ches o<u`> l'herbe est courte et serr<e'>e et o<u`> paissentdes bestiaux, on voit fr<e'>quemment des cercles dont le pourtour est jalonn<e'> par deschapeaux de `Marasmius oreades' (eene stereoskopische phototypie, n"r" 521,verbeeldt zulken Heksenring). Ces ronds de sorci<e`>res peuvent atteindre undiam<e`>tre d'une dizaine de m<e`>tres. Chacun a d<e'>but<e'> par un point unique central. Il est probable que le Champignon laisse dans le sol une substance qui esttoxique pour lui-m<e^>me et qui l'emp<e^>che donc de se d<e'>velopper deux ann<e'>es desuite <a`> la m<e^>me place; d'o<u`> la croissance en cercles qui s'<e'>largissent de plus enplus. A l'automne, lorsque les chapeaux pourrissent en grand nombre <a`> la cir-conf<e'>rence, celle-ci re<c,>oit une abondante fumure en sels min<e'>raux, qui permet<a`> l'herbe d'y pousser avec plus de vigueur qu'ailleurs (de stereoskopische photo-typie, n"r" 286 van Massart's werk toont dit klaar aan); la p<e'>riph<e'>rie du cercle| | ^(1)^ Agaricus campestris L.| | | ^(2)^ Agaricus procerus Scop.| | | ^(3)^ A.~ terreus Schaeff.| | | ^(4)^ Marasmius oreades Fr.| | | ^(5)^ Lycoperdon bovista L.| | | ^(6)^ Agaricus graveolens Pers.| est ainsi marqu<e'>e en toute saison par la hauteur plus grande et la teinte fonc<e'>ede l'herbe. L'interd<e'>pendance des organismes est tr<e`>s nette dans cet exemple.`Marasmius oreades' ne se d<e'>veloppe que sur les pelouses o<u`> l'herbe est brout<e'>epar les grands Mammif<e`>res: il lui faut sans doute comme nourriture organique,non l'herbe o<u`> des d<e'>tritus v<e'>g<e'>taux, mais les d<e'>chets alimentaires des herbivoreso<u`> la mati<e`>re a d<e'>j<a`> subi une transformation. Le Champignon ne vit pas deuxann<e'>ea de suite <a`> la mime place: l'endroit o<u`> il a v<e'>cu ne peut pas le porterune seconde fois, et il doit donc voyager, suivant les rayons d'un cercle, <a`> larecherche de terrains encore vierges. Les substances min<e'>rales et organiques,absorb<e'>es et <e'>labor<e'>es par les filaments myc<e'>liens, s'accumulent dans les chapeaux,et, lonque ceux-ci se d<e'>composent apr<e`>s la diss<e'>mination des spores, les sels sontrendus au sol et favorisent la croissance des Phan<e'>rogames qui deviendront <a`> leurtour la proie des Herbivores'. Die `Ronds de Sorci<e`>res', wier ontstaan J.~ Massart zoo duidelijk verklaart,komen, in den nazomer, talrijk voor in de weiden langs de zeestreek (omstr.~ vanAdinkerke b.v.~): zij worden gevormd door `Marasmius oreades', en ook weldoor `Tricholoma columbetta' en `Psalliota' (Agaricus campestris). (Massart,o.~ c.~ 188). 4"o" De vierde soort van Heksenringen vindt men enkel op Grasweidenen Korenakkers: het zijn min of meer groote plekken, eenigszins cirkelvormig,waar Gras of Koren platligt, en neergedrukt en vertrapt schijnt; in 't volks-geloof zijn het dansplaatsen der Heksen, of ook nog zijn zij gemaakt door denstaart van in een beest veranderde Tooveressen, of door den bessem waaropzij 's nachts ten Sabbat rijden. (Calio de Plancy, Dict.~ inf.~ 92; J.~ van Heems-kerk, Bat.~ Arcadia, IV, blz.~ 66; van Leeuwen, Bat.~ illustrata, I, blz.~ 309;Scheltema, Heksenprocessen, p.~ 75). 5"o" De vijfde soort komt, naar Westerhoff, in Zweden voor; men noemt

converted by Web2PDFConvert.com

ze er `Elfdansar' en zij worden gevormd door de een ook in Belgi<e"> groeiendeGrassoort, de blauwe Sesleria ^_(1)_^, die zich centrifugaal verspreidt, eindelijk,naar 't middenpunt toe, verdwijnt en aldus ringen maakt die door hun blauw-donkere kleur de aandacht vestigen. (Linn.~, Reizen door eenige Landschappenvan Zweden, I, 104, 358). 6"o" Westerhoff's zesde soort van Kolring komt in Noord-Nederland en ookin Belgi<e"> voor en wordt gevormd door Wolfsklauwsoorten die zich min of meerconcentrisch verbreiden en voortplanten; zeer waarschijnlijk is deze Heksenring- voortbrengende Wolfsklauw Lycopodium complanatum var.~ chamaecyparissiasAl.~ Br.~ (aldus te Achel, Belg.~ Limb.~, z. P<a^>que, Vl.~ Volksn.~; en te Asch bijGenk, zooals ik zelf het heb vastgesteld: hier noemt men deze kruipende PlantHeksendans); naar De Gorter (Fl.~ VII Prov.~ Belgii Foeder.~ indig.~, 1781, p.~ 282,n"r" 861) heet L.~ alpinum L.~ in 't Zutphensche `Hexen-krans', doch wellichtverkeerd; want Daar Van Hall (Fl.~ Belg.~ Sept.~ II, Pars I, p.~ 29) zou 't welL.~ complanatum L.~ zijn, dus dezelfde als de bovengenoemde; Heukels| | ^(1)^ Sesleria coerulea L.| (Wdb.~) noemt `Heksendans' (in Noord.~-Brab.~, beoosten Tilburg) en `Heksen-krans' (in Friesl.~, Twenthe, Graafschap Zutphen, Noord-Brab.~, beoosten Tilburg)het geslacht Lycopodium, dus al de soorten, en heet toch bepaaldelijk `Heksen-krans' (echter zonder plaatsbepaling) Lycopodium clavatum L. Zie over die zes soorten van Heksenringen, vooral Westerhoff, op.~ c.~ 4-14. Het bijgeloof nopens die Heksenringen verdwijnt en is, op vele plaatsenen in vele landen, b.v.~ nagenoeg overal in Vlaanderen, verdwenen. Eertijdswaren over die Ringen, bij 't volk, een aantal zonderlinge dingen in omloop. Westerhoff (blz.~ 25-26) somt er eenige op: Binnen die Heksenringen liggen schatten begraven, welke men enkel methulp van den Duivel of Heks kan meester worden; -- 's nachts, bij maneschijn,kruipen er in Padden rond, die zich soms vervaarlijk groot maken en den latenvoorbijganger met uitpuilende, brandende oogen vervolgen; -- men mag dezegroene Grascirkels niet afmaaien (aldus in Friesland en Ierland); -- vee magdat Gras niet eten, anders geven ze slechte boter; -- wie op den grond waarHeksenringen zijn, een huis bouwt, zal voorspoedige zaken doen (aldus inEngeland); -- de kinderen mogen op zulke Heksenringen niet trappen (aldusin Gelderland); -- de landlieden naderen ze met vrees en beving (aldus inLorreinen); -- sommige personen kan men niet bewegen in deze Ringen te treden(aldus in Frankr.); -- al wie binnen deze Danscirkels geraakt, zien de BoozeWezens en komen in dezer macht (aldus in Zweden); -- anderen treden er inom beschermd te zijn tegen duivel en alle gevaar. (Frankr.~; Roll.~ XI, 179). Dit laatste meent men ook in Wallis. Zekere Rhys danst in 't middenvan eenen Heksenring; nauw is bij er uit, of hij sterft; en rond de noodlottigeplaats -- 't is een teeken des doods -- ziet men het Gras rood worden! (Gub.~I, 122.) This.~ (blz.~ 86) zegt ook: dat, in vroeger tijden als meisjes meidauwzamelden (tot verkrijgen eener mooie gelaatskleur), zij met zorg zulk Heksen-ringengras schuwden; dat, nu nog, de landlieden beweren dat het vee zulkGras niet wil afweiden; en dat, eenige mijlen van Alnwick (Engeland), meneen `Fairy-ring' zag, die den vermetele, die het waagde errond negenmaal teloopen, met eenige kwade ziekte bestrafte. Een en ander voeg ik bij de boven aangegeven wetenschappelijke verklaringvan Massart over het ontstaan dier Heksenringen: 1"o" Meening van Linnaeus (Reizen door eenige Landschappen van Zweden,I, 104): zij komen daar waar de paarden hun water hebben gelost. Deze meeningis onhoudbaar. 2"o" De Heksenringen ontstaan door de werking van uit den ondergrondoprijzende vruchtbare en voedende stoffen. (Linn.~ o.~ c.~; Westerhoff, 31). 3"o" De Heksenringen zijn het werk der mieren. (Encycl.~ brit.~, 1797, p.~ 91,1855, p.~ 471; C.~ de Plancy, D.~ inf.~, p.~ 92). 4"o" Hooioppers die lang, bij regenachtig weder, op de weide hebben gestaan,brengen zulke Ringen voort; dat is inderdaad zoo: het gebrek aan licht ontgroenten geelt het Gras. (Westerhoff, 32). 5"o" Zij ontstaaq door bliksem. (Jessop a.~ Walker, Phil.~ Trans.~; Sprengel,Land- u.~ Forstw.~ Zeitschr.~ f.~ Nord-Deutschl.~, Band II, Heft 2, p.~ 363; Voigt,Uebersicht d.~ Naturg.~ blz.~ 190). 6"o" Zij ontstaan door Paddestoelen. Het schijnt dat Wollaston (Phil.~Trans.~, 1807) het eerst deze thans algemeen aangenomen verklaring heeft voor-uitgezet. Zie over al deze verklaringen, Westerhoff, 30 en vvgg. Perger (blz.~ 89) spreekt nog: 1"o" van bedrieglijke koeiwachters, die moed-willig Graszaad kringvormig zaaien; 2"o" en van den wervelwind die, al draaiend,zulke Ringen in het Gras vormt. Reeds wijst de wonderbare Shakespeare (in zijn tooneelspel `De Storm',Act 5, Scene 1) op het ontstaan van Heksenringen:

`Gij, Elfenvolk van heuvel, beek en bosch, Gij die in 't land geen voetspoor achterlaat, Den ebbenden Neptuin naijlt, en vliedt Als hij terugkomt; kleine popjes, die In 't Gras, bij maanlicht, wrange rondjes maakt Door 't schaap gemeden; die tot tijdverdrijf 's Nachts Kampernoeljes vormt, en u verheugt Op 't plechtig avondluiden.'

Het laatste bij Shakespeare aldus:

converted by Web2PDFConvert.com

`-- you demi-puppets, that By moonshine do the green sour ringlets make. Whereof the erve not bites; and you, whose pastime Is to make midnight mushrooms.'

(Vgl.~ W.~ Shakespeare, Othello, Macbeth, de Storm, Romeo en Jul.~: vert.~van J.~ Moulin; nieuwe uitg.~ onder toezicht van J.~ Van Vloten; Haarl.~ 1858,blz.~ 88). "*" Hier een paar Vlaamsche Sagen. Bij Den Doel (prov.~ Oost-Vl.~) ligteene weide, waar sedert menschengeheugenis geen Gras groeit. Dat komt hiervandat de Heksen eertijds -- en heden nog soms -- zich aldaar verzamelden en hunduivelsche dansen uitvoerden. Daarom is deze weide vervloekt. (Wolff, N.~ S.~n"r" 388). -- "*" Te Koolkerke (West-Vl.~) vindt men hier en daar in de bilkenronde plekken, waar 't Gras veel groener staat dan elders; 't zijn Tooveresse-ronden: de Tooveressen hebben daar gedanst binst den nacht. Moest er iemanddeze schoone groene Ronden met drek bevuilen, zij zouden kleiner worden eninkrimpen totdat de bevuilde plaats buiten de Ronde ligt. (Biekorf, I, 68). Dijkstra (II, 195) zegt dat men den Heksenring in Friesland, een `Tsjern-paed' d.~ i.~ Karnpad noemt, wegens de groote overeenkomst met het cirkelvormigpad, waarop het paard rondloopt voor den karnmolen; deze draaiende karnmolenbrengt in beweging de `Karnpols', die in de Karn de boterafscheiding moetbewerken. Zulk een kring is soms geheel kaal en onbegroeid, alsof dat ronde padzooveel betreden wordt dat er geen Gras kan groeien. Het volksgeloof beweertdat er in, 's nachts, een wit paard (of veulen) rondloopt. Dit wit paard (ofveulen) is de Duivel (of eene Heks?). Een boer die zulk een `Tsjernpaed'bij zijn karnmolen heeft, dient altijd op zijne hoede te zijn, want hij verkeertaanhoudend in 't gevaar dat hij met de zuivelbereiding van streek kan geraken. Want daar is het toch het Booze Wezen met zijn nachtelijken cirkelgang omte doen. Behalve op meer andere plaatsen was er vroeger te Poppingawier enTerzool zulk een karnpad, waarvan men vertelde niet alleen dat er een witpaard of veulen in rondliep, maar ook dat er gekarnd werd.

*II. Heksenvoedsel; Heksenhuisraad- en gerief.*

a. *Heksenvoedsel.*

De Plantenwereld bood aan de Heksen het zonderlingstevoedsel.

1. Heksenbrood en -meel.

Al de Kampernoeljen -- nl.~ de groote en door 't volk gekendesoorten ^(1)^ -- heeten in Vlaanderen Tooveressenbrood, zeldenToovereersbrood, in Zuid-Westbrabant (b.v.~ te Vollezeele) Too-veresfoensen (foens "=" lat.~ fungus).

Tooveressenbrood, aldus algemeen in 't Zuiden van Oost-Vlaanderen (teZegelsem en overal in de Zwalm- en Maarkestreek). Voor Nederbrakel geeftPaque (Vl.~ Volksn.~) den naam Tooverheksenbrood, dat ik er evenwel nooitheb gehoord; men zegt er overigens Tooveresse en nooit Tooverhekse. (Z.~ Teirl.~zovl.~ Idio.~). P<a^>que somt de volgende plaatsen op, waar men Tooveres(sen)broodzegt: Gent en omstr.~, Laarne, Lokeren, Asper en omstr. Doch die lijst is zeeronvolledig; men zou ze gemakkelijk tienmaal (en meer nog) langer kunnenmaken. -- Kampernoeljen zijn over 't algemeen giftig en zelfs de goede wordendoor het volk als giftig beschouwd; en moeder zegt tot hare kinderen die zulkegroote Zwammen willen plukken: `Komt daar niet aan: 't es Tooveressenbrood!' In Wallis wast een Giftzwam, `Bwyd-Ellylon' geheeten: zoo 't schijnteen lekker beet voor Heksen en Elfen. (Perger, 210). De wetenschappelijke bena-mingen van die Zwamsoort is mij onbekend.

De Wolfsklauwsoorten geven een overvloedig Sporenmeel datin Duitschland Heksenmeel (`Hexenmehl') heet.

Dit Sporenmeel vat gemakkelijk vlam en vormt, al brandend, als een dui-velachtig blauwachtige bliksemslinger. Men kent het gebruik ervan op deschouwburgscenen. -- Vooral Lycopodium clavatum L.~ geeft dat Heksenmeel:in Bern en in Siebenb<u">rgen noemt men due gemeenste Wolfsklauw `Hexen-mehlkraut'. Pritz.~ u.~ Jess.~). Z.~ ook Rel.~ u.~ Bohnh.~, 115.

2. Heksenmelk.

De Wolfsmelksoorten bevatten een wit, melkachtig, bijtendsap; daarom worden de bekende soorten in Nederland Heksenmelk,in Duitschland `Hexenmilch' geheeten.| | ^(1)^ Grootendeels behoorende tot de Agaricacee<e">n en de Boletacee<e">n.|

Heukels (Wdb.~) geeft dien naam voor de volgende soorten: Euphorbiaesula L.~, de echte Heksenmelk (aldus in Drenthe beoosten Smildevaart, inTwenthe, in Salland, in de Graafschap Zutphen, in den Achterhoek beoostenGroenlo); -- E gerardiana L.~ of de Zand-Wolfsmelk (in Drenthe beoostenSmildevaart, Graafschap Zutphen, Achterhoek); -- E.~ hel<i">oscopia L.~ of het

converted by Web2PDFConvert.com

gemeene Kroontjeskruid (in Graafschap Zutphen); -- E.~ peplus L.~, de overalverspreide Tuin-Wolfsmelk (aldus in Drenthe beoosten Smildevaart, Twenthe,Salland, Graafschap Zutphen, Achterhoek). -- In Vlaanderen is de naam Heksen-melk voor de Wolfsmelk onbekend. Hgd.~ `Hexenmilch' is de naam van al de Wolfsmelksoorten. (Eifel bijDreis: Pritz u.~ Jess.~, Prahn). -- Salomon-Voss behoudt den naam bepaaldelijkvoor de Tuin-Wolfsmelk ^_(1)_^.

In den Elzas heet men `Hexenmilch' de gewone Gauwe ^(2)^met het gele en giftige sap.

Naar Hirschleber, Fl.~ d'Alsace (1852); Roll.~ Fl.~ pop.~ I, 196.

3. Heksenboter.

De Heksenboter -- in Friesland Traalboter (Dijkstra, II, 174;Westerhoff, 27), in Engeland `Fairy-butter' of Fee<e">nboter(Mannh.~ Germ.~ Mythen, 1858, blz.~ 54), in Zweden `Trullsm<e^>r'of `Trullskid' -- bestaat ook in 't volksgeloof. Wat zoo doorhet volk genoemd wordt, is een Slijmzwam of Myxomycete (bijde Botanisten: Fuligo septica Gm.~ "=" Aethalium septicum Fr.~Mucor septicus L.~): een slijmige, schuimige, botergele massa, van1/3 meter tot eenige centimeters in omtrek; men vindt de zonder-linge Plant op Mos, Gras, oude Boomstammen, oude Schorsen, enveel op run in de looierijen; zij komt snel voor den dag en schijntals uit de lucht gevallen te zijn.

Eene andere verwante soort, de witte Schuimzwam ^(3)^, die als schuim opGras, Bladeren en Stelen verschijnt, heet ook in Friesland Traalboter. (Dijkstra,II, 173). In een Zweedsch verhaal over Tooverij, dat de beroemde Balthasar Bekker(in zijn Betoverde Wereld, IV, 251 en vvgg.~) ontleedt en met gezond verstandbestrijdt, komt veel zonderlings voor over Hekserijen, gebeurd in 1670 of daaromtrent, te Mohra in Zweden, landschap Elfdalen. 70 Tooveressen werden ertot den stapel veroordeeld, met 15 kinderen; 56 vrouwen werden zachter gestraft| | ^(1)^ Euphorbia peplus L.| | | ^(2)^ Chelidonium majus L.| | | ^(3)^ Spumaria alba DC.| en 47 tot nader onderzo~ toegelaten. `Hoort, wat al grillen!' roept Bekkeruit: `Wanneer de Hexen op geiten na Blokula' -- naam van de verzamelplaats:vgl.~ met den vermaarden Blocksberg -- `reden, en vele kinders met sich hadden,zo stakense, ene spies achter in de geit, daer op sy alle plaats hadden om tesitten'. Op deze vergadering vraten de Heksen zich soms zoo vol, dat ze, in't naarhuiskeeren, het gevreten uitspuwden: `welk uitspuwsel in de Kooltuinengevonden wort, hebbende eene aura verwe' -- klaar wordt hier Fuligo septicaGm.~ bedoeld -- `en word daer ordinaris Hexboter genaamd!' En wat lekkershadden zij zooal te Blokula gegeten? `De spyse welke daer gegeten word isKoolsop ^_(1)_^ met spek, Haverpap ^_(2)_^, boter, melk en kaas.' `Merckt doch eenshoe heerlyk hen de duyvel daar onthaalt', voegt terecht de wijze Dekker erbij. Ook Westerhoff, (blz.~ 28) verklaart het ontstaan der Heksenboter op gelijkemanier: `In den regel werd, bij het verhooren der Heksen, door haar de ver-klaring afgelegd, dat ze twee Geesten hadden, Draken of Kaboutermannetjesgenaamd, die haar in de gedaante van een Raaf of van een Kat, boter, kaas,hammen, Koorn, melk en andere levensmiddelen, bij hare nachtelijke dans, enslempfeesten, aanbragten en dat zij daarvan soms zoo overvoed wierden, dat zij,op hare terugreis door de lucht, misselijk wordende, deze genotene spijzen wederuitbraakten en welk uitbraaksel de zoogenaamde Heksenboter zoude daarstellen.' Dijkstra (II, 173) legt het anders uit: de Heksen stalen de boter uit debetooverde Karn, en wierpen ze weg of verloren ze; het verwonderde overigensniemand dat zulke Heksenboter alle eigenschappen van boter miste: 't washet gevolg van de betoovering. In Vlaanderen is de Heksenboter bij 't volk niet bekend.

Hier en daar in Frankrijk (Roll.~ XI, 194) heet de gemeeneNostok ^(3)^ `Beurre magique' ("=" Heksenboter).

Het is eene soort van geleiachtige Aardwier, een olijfgroene, handgrootemassa, die bij droog weder onzichtbaar is, doch bij regen opzwelt, schielijk zicht-baar wordt en ais groenachtige boter uit de lucht schijnt gevallen te zijn. Ditplotseling verschijnen sloeg den eenvoudigen mensch met verbazing en gaf aan-leiding tot dien naam. `Beurre magique' behoort tot de orde van de Phycochro-maceae en tot de familie van de Nostochaceae.

4. Heksenkaas.

"*" In Zuidelijk Belgisch Limburg heeten allerlei soorten vanPaddestoelen `Heksekees'. Zulke Paddestoelen werden geborenop die plaatsen, waar Heksen 's nachts hebben gedanst, inzonder-|

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(1)^ Sop van Brassiea oleracea L.| | | ^(2)^ Pap van Avena sativa L.| | | ^(3)^ Nostoch commune Vaucher.| heid in de Weiden, waar die danseressen eenen Heksenkringhebben gemaakt. `Heksekees' dient de Heksen tot voedsel.

Cf.~ P<a^>que, i.v.

5. Heksenei.

"*" Dit is, hier en daar, de naam van de ijselijk stinkende Phal-lus impudicus L. Volgens de eenen is deze Kampernoelie een ei datde Heksen eten; volgens de anderen een ei dat zij leggen.

"*" Hadrianus Junius heeft in een Verhandeling van 1564 deze Zwamsoortuitvoerig beschreven (in 't latijn). Zie ook veel bijzonderheden over deze zon-derlinge Plant bij onzen Vlaamschen mykoloog Fr.~ van Sterbeeck (TheatrumFungorum oft het Tonneel der Campemoelien, blz.~ 276 en vvgg.~). Lobelius heeftze Fungus priapeus en Junius Phallus genaamd, `het welck al-te-samen bediet,Fungi gelijkende aen het mannelyck lidt' (aldus van Sterbeeck). In Hollandzegt deze nog, heet men ze: `Ongers eyeren, oft Oniers eyeren, dat is Duyvelseyeren oft Toveraers eyeren, in 't Latijn Manium ova oft D"ae"monum ova: allesuyt reden, om dat dese figure tot een offerande aen den Duyvel toege-eygentende gegheven wirdt'. Dodoens (Cruydt-b.~) beschrijft ze onder den naam vanZee Campemoelie en Ungers eyeren: in 't Latijn Fungus marinus, omdat zijin Holland in de duinen groeit naast den Helm ^_(1)_^. -- Bij Kiliaen (Etym.~) is hetwerkwoord `Ungheren' Hollandsch en beteekent tooveren; `Ungher-hoere'is `Malefica, incantatrix, mulier diabolica'; en `Unghers-eyeren', ook Hol-landsch `Volua, phalli, bufonum ova: fungus priapeius, phallus, q.~ d.~ maniumsive cacodoemonum ova. Adr.~ Iun.' Hij verwijst dus naar de hem bekende Ver-handeling van Junius. D.~ v.~ Hoogstraten (uitg.~ van Kiliaen's Wdb.~ i.~ v.~ `aluen')geeft nog de graphie `Eunjer' en zelfs het mv.~ `Junjers'. Vercouillie (Et.~Wdb.~ 2"e" uitg.~) heeft insgelijks `Eunjer' n.~ `Unjer'; hij schrijft om door`Spook' en brengt het tot hgd.~ `Ungar' "=" Hongaar. "*" J.~ van Ravelingen, de commentator van R.~ Dodoens, beweert dat deVliegen en Katten met genoegen deze Zwam uitzuigen en opeten; nu, Vliegenen Katten zijn Heksendieren, ja, vermomde Heksen. Ook in Duitschland heet Phallus impudicus L.~ `Hennei' en `Teu-felsei'. (Pritzel u.~ Jess.~; Perger, 210; Salomon-Voss). Zie meer over deze folklorische Plant in mijne `Flora Diabolica'.

6. Heksenbot.

De Heksen eten, op St.~ Jansnacht, de Bloembotten van denHaveresch ^(2)^.| | ^(1)^ Ammophila arenaria Lam.~, het gemeen Duingras.| | | ^(2)^ Sorbus aucuparia L.|

De Lijsterbesseboom verliest, zegt men, op dit tijdstip deze Botten. (Rel.~ u.~Bohn.~, 48). Hij is overigens een Tooverboom.

7. Heksenerwt.

Hare Erwt is de giftige bes van de Zwarte Nachtschade ^(1)^.

"*" In Luikerwaalsch: `Pe<u^> de macrale' "=" `Pois de Sorci<e`>re' of Hek-senerwt. (Roll.~ VIII, 102, naar Forir, Dict.~, 209).

8. Heksenzwam.

Het Heksenbrood -- algemeene naam van de groote Padde-stoelen (z.~ boven) -- heet ook eenvoudig Heksenzwam.

Hgd.~ `Hexenschwamm' (Leunis, 510; Pritzel u.~ Jess.~; Salomon-Voss). --Vooral de bleekgele Buiszwam ^_(2)_^, omdat het zachte en bleekgele vleesch vandeze overigens eetbare Zwam (eertijds beschouwde men haar als giftig) snel inde lucht blauw of groenachtig wordt, en dit kleurveranderen sloeg den eenvoudi-gen mensch met verwondering en schrik.

9. Heksenperen en Heksenzuurkool.

Eene boerin-Heks uit den Harz at met haar volk, alle Zon-dagen Peren en Zuurkool. Deze Braadperen waren omgetooverdeMuizen en de Zuurkool Wormen.

Toen zij op den brandstapel stond, bekende zij zulks. Dat gebeurde te

converted by Web2PDFConvert.com

Gittelde. (Pr<o">hle, Harzsagen, 45).

b. *Heksenhuisraad en -gerief.*

Hiertoe benuttigden de Heksen sommige Planten.

Heksenvingerhoed.

In Engeland (hier en daar) heet het rondbladig Klokje ^(3)^`Witches thimble', d.~ i.~ Heksenvingerhoed.

Naar de vingerhoedvormige en blauwe Bloem. (This.~ 58).

Ook het gewone Vingerhoedkruid ^(4)^ wordt er `Witchesthimble' genoemd.

Om dezelfde reden. (Roll.~ VIII, 139).| | ^(1)^ Solanum nigrum L.| | | ^(2)^ Boletus luridus Fr.| | | ^(3)^ Campanula rotundifolia L.| | | ^(4)^ Digitalis purpurea L.|

Heksentwijn.

De twijn der Heks is de gemeene Boschrank ^(1)^.

Aldus in Duitschland: `Hexenzwirn' "=" Ndl.~ Heksentwijn of Heksengaren,naar de dunne, lange twijgen. (Salomon-Voss).

Heksenkoord.

Zij gebruiken als koorden dezelfde Boschrank.

In Duitschland: `Hexenstrang' "=" Heksenkoord of -streng. (Pritzel u.~Jess.~; Salomon-Voss; Prahn, 21, 137).

En ook de slanke takjes van den Boksdoorn ^(2)^.

`Hexenstrang' in Duitschl.~ (Prahn, 4O).

Toovenaarsborstel.

Toovenaars en bezweerders gebruiken (gedurende hun incan-tati<e">n) eenen Sproeiborstel, die beschreven wordt door L<e'>vy (H.~M.~ II, 80): deze borstel bestaat uit twijgen van IJzerkruid ^(3)^,van Maagdepalm ^(4)^, van Salie ^(5)^, van Munte ^(6)^, van Vale-riane ^(7)^. van Esch ^(8)^, van Basilikon ^(9)^ -- alle weldoendePlanten, die saamgebonden zijn door eenen draad van 't spinrok-ken eener maagd; de steel van dezen Borstel is gemaakt vanhet hout van eenen Hazelaar ^(10)^, die nog geen noten heeft ge-dragen; op dezen steel moet men met de magische stift de teekensvan de Zeven Geesten graveeren.

Heksenkam.

De Heksen kammen hun haar met de stekelige Kaardebol-len ^(11)^.

"*" In Belg.~ Walenland `Peigne de Sorci<e`>re', zegt Grandgagnage. (Roll.~VII, 12).| | ^(1)^ Clematis vitalba L.| | | ^(2)^ Lycium barbarum L.| | | ^(3)^ Verbena officinalis L.| | | ^(4)^ Vinca minor L.| | | ^(5)^ Salvia officinalis L.| | | ^(6)^ Mentha-soorten.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(7)^ Valeriana officinalis L.| | | ^(8)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(9)^ Ocymum basilicum L.| | | ^(10)^ Corylus avellana L.| | | ^(11)^ Dipsacus-soorten.|

Heksenbad.

De Heksen baden zich, naakt, in Rogge^(1)^: want Rogge-dauw versterkt en verjongt.

Hgd.~ volksgeloof. (Perger, 111-112).

Heksen-waskaars.

De groote Toorts ^(2)^ heeft, in Engeland, den volksnaam`Hag-taper' "=" Heksen-waskaars.

Naar de. fakkelvormende Plant, die ook daarom in ndl.~ Toorts heet. (This.~ 64).

Toovertrommel.

Voor hunne Tooverijen en Wichelarijen bedienden zich de Laplanders van eene Toovertrommel. die meestal uit hout van denBerk ^(3)^ was vervaardigd. Op het gespannen vel van die trommelzag men Tooverteekens die er op met een verf (getrokken uitElzeschors) geschilderd waren.

Bekker (Bet.~ W.~ I, 28) naar Scheffer's Lat.~ Gesch.~ v.~ Lapland, 1673):`Hunne kunsten diese door middel hunner Goden en Geesten wanen te doen/ of om door Wichelarije iet te weten / of om door Toverije iet te doen. Heteerste word door een ding dat sy Kannus noemen / ende na enen Trommelgelijkt / in 't werk gesteld. Die moet van seker Hout / en wel meer van Birkengemaakt zijn. Het vel daar over gespannen / veelsins met karacters geschilderd/ met ene verwe uit de Schors van Elsenhout ^(4)^ gemaakt. Met enen hamer vanenen vinger lang daar op geklopt / letmen of een bosch blikken ringen daar opgeplaatst / na de reghter of slinker zyde verspringt: het eerste belooft geluk/ het ander dreigt ongeluk. Of de Tovertrommel / anders gebruikt / geeft denstaat en het doen des afwesenden te verstaan / al ware 't ook honderden vanmijlen verre. De Wichelaar valt / na 't roeren van de Trommel / in onmacht /ende light voor dood onroerelik ter aarde: kort of lang / na dat hy verre vandaar is / na wien gevraagd word, opstaande siet hy dan / 't gene men gelooftalso te sijn'.

Heksenrok.

De Europeesche Trolbloem ^(5)^ heet op sommige plaatsen.in Engeland, Heksenrok of -mantel. (Eng.~ `Witch gowan').| | ^(1)^ Secale cereale L.| | | ^(2)^ Verbascum thapsus L.| | | ^(3)^ Betuia alba L.| | | ^(4)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(5)^ Trollius europaeus L.|

Roll.~ I, 91 (naar Britten a.~ Holland, Dict.~), `Gowan' "=" hier `gown'd.~ i.~ mantel, gis ik. `Gowan' (Ten Bruggencate, Wdb.~) "=" Madelief ^_(1)_^;maar de Trolbloem (een Ranunculacee) heeft geen gelijkenis met de Madelief(een Composite).

Heksenhoed.

De giftige Vliegenzwam ^(2)^ heet in 't Waalsch `Tchap<e'>d'macrale' ("=" Heksenhoed).

converted by Web2PDFConvert.com

Aldus te Vottem-bij-Luik. (Roll.~ XI, 130).

Heksenkrans.

Een soort van Wolfsklauw, nl.~ de Alpische (Lycopodiumalpinum L.~) heet ndl.~ Heksenkrans.

Hier en daar in Nederland (Houttuyn, Nat.~ Hist.~ volgens het samenstdvan den H"r" Linnaeus (1773-83); De Gorter, Flora VII provinciarum Belgiif"oe"derati (1781).

Tooverboek.

Te Antwerpen gebruiken de Zwartkunstenaars Tooverboekenof zoogenaamde `Pintjesboeken'.

"*" De eigenaar van zulk Pintjesboek kon met zijn muts wondertoeren ver-richten. Onder meer: wierp hij zijne muts in eenen Boom, dan regende hetgeld uit de kruin; -- het regende ook gdd, indien hij den Boom maar eens schudde. Dit geld was echter Vliegend Geld: 't verdween uit de zakken, op 't oogenblikdat men er mee thuis kwam. 't Is een Antwerpsch volksgeloof. (VL, V, 82). Zie over Faust's Tooverboek, en dat van Klaas Kunst, en over het Toover-boekske van den Duitschen Schaper, beneden en Hoofdstuk IV.

"*" In Vlaamsche Volkssagen komt vaak voor een Heksen-meester, bekend onder den naam van Duitschen Schaper (herder):hij bezit een Tooverboek.

Hij beveelt de Duivels uitgesproeid Koolzaad^_(3)_^ op te rapen. Op eenhofstee te Beveren (op den IJzer) was een Duitsche Schaper. Hij bezat eenTooverboekske. Op eenen dag dat hij afwezig was, nam de Koeier het boekskeen las er in. Alles, stoelen, tafels, enz.~ begint te roeren en te draaien. Gelukkiglijk| | ^(1)^ Bellis perennis L.| | | ^(2)^ Amanita muscaria Pers.| | | ^(3)^ Brassica napus L.| komt de Schaper thuis. `Loop, roept hij tot den Koeier, en neem den zak metKoolzaad, en giet hem uit boven de Doornvimme ("=" Doornmijt)'. Nu vliegenduizend zwarte Kraaien boven de hofstee. `Duivels uit d'helle!' schreeuwtde Schaper, `raapt mij, Zaadje voor Zaadje, al dat Koolzaad van tusschen enonder dat Hout, doet het wederom in den zak en vertrekt dan van hier naar deplaats vanwaar gij gekomen zijt!' De Kraaien zitten op de vimme, die er zwartvan is en men ziet ze den zak vullen met de Koolzaadjes. Daarna vliegen ze delucht in, laten nen afgrijselijken schreeuw en zijn weg. (Leroy, Oud-Vl.~ Zeisels,p.~ 346 en vvgg.~). "*" In een zeer gelijkende sage uit Heist-op-den-Berg is de boer van deGoorschrans (te Boisschot) de Toovenaar en 't zijn de zoons die, gedurendezijn afwezigheid, in zijn Tooverboeken lezen: ipvl.~ Koolzaad giet de boer `eenmeuken speurrezaad'^_(1)_^ door de Houtmijt en de Zwarte Vogeis moeten al hetgestrooide zaad oprapen, terwijl de Boer averechts in zijn boeken leest en alzoode Vogels verjaagt. (Coeckelberghs, 95).

Over het Rijpaard der Heksen, z.~ boven Heksenbessem. (Hoofdstuk I. d. 2). En over hun Tooverstaf, z.~ beneden (Hoofdstuk VI, a, 1).| | ^(1)^ Spergula sativa B<o">nninghausen.|

*III. Echte Heksenplanten.*

In de twee vorige hoofdstukken is er sprake geweest van deHeksenplanten die door Heksen (of Toovenaars -- doch zeldener,want het schijnt dat de vrouwen liever dan de mannen zich metHeksenkunst bezighielden) voor hun eigen nut of genoegen ge-bruikt of gezocht worden. Thans wil ik gewagen van die Planten,welke door de Heksen (of Toovenaars) benuttigd worden omhun Hekserijen ten nadeele van andere wezens uit te voeren. Iknoem ze de echte Heksenplanten. Het zijn dus Gewassen die doorHeksen en Toovenaars worden aangewend om een bepaald doelte bereiken -- veelal noodlottig doel voor mensch, dier of Plant,doch soms weleens deze voordeelig. Ja. oningewijden, die de ge-heimen der Tooverkunst niet kenden en bij geval of avonture,of na initiatie, de kracht dier Kruiden ontdekten, konden, in som-mige omstandigheden, ermede wonderbare dingen uitrichten. De rol van zulke Heksenkruiden in het leven van 't gemeeneen, zelfs eertijds, in dat van 't geleerde volk was overgroot. Hetvolksgeloof hechtte en hecht nog aan zekere Planten een boven-

converted by Web2PDFConvert.com

natuurlijke kracht en men mag wel met Angelo de Gubernatis(I. 172) beweren dat de Tooverij wezenlijk steunt op de kennisvan de eigenschappen der Gewassen. Het kan dus niemand ver-wondering baren dat. zooals uit de volgende bladzijden zal blijken.zooveel Tooverplanten ons bekend zijn.

a. *Heksenplanten in het algemeen.*

In het Kapittel VII van het Boek van Enoch -- men schrijftook Henoch -- leert men ons dat de Engelen of Kinderen derHemelen bemerkten dat de dochters der eerste menschen schoonwaren; zij werden er op verliefd en elk van hen -- zij warenten getalle van twee honderd -- koos een dezer dochters enwoonde met haar. Zij leerden haar de Tooverkunsten en dewondere eigenschappen van de Wortelen en de Boomen. Het wasvooral de Engel Amazarak die haar die kunst en die krachtenonderwees.

Z.~ Lancelin (H.~ Myth. de Shatan, 16-18); en de vertaling van ditapokalyptische boek van Enoch door Dillmann (1851).

Men kent de echte Tooverkruiden aan 't volgende ken-teeken: nauw geplukt, beginnen zij, onder vrijen hemel, te ziedenen te verdampen.

Perger, 64.

In de middeleeuwen was het gebruik van Heksenkruiden zooverspreid dat de Roomsche Kerk hiertegen meermaals krachtdadigopkwam. Niet dat men het bestaan van Heksen en Toovenaarsontkende, maar men verbood enkel, ten strengste, op pene vanexcommunicatie, het gebruiken van Heksenkruiden.

Het provinciaal Concilie van Bourges (1528) beveelt aan de Pastoors ofRectors van de parochi<e">n te zeggen, aan hunnen Bisschop of aan dezesGroot-Vicaris, of zij, in hunne parochi<e">n Toovenaars kennen, die, ten behoevevan hunne Heksenwerken, bijzondere Kruiden plukken. (Thiers, I, 33). -- Inzijn Hervorming die De Monluc, Bisschop van Valence en Die (Frankr.~) in1557 tot stand bracht, verbood hij aan de Pastoors de Kommunie te gevenaan die personen, welke Kruiden en Wortelen verzamelen voor andere gebruikendan die voor dewelke de natuur ze gemaakt heeft. (Thiers, I, 57). -- LeGouverneur, Bisschop van St.~ Malo (Fr.~) zegt in de synodale statuten van1618: `De Toovenaars, werktuigen van den Duivel, bezigen, voor hun magischgedoen, middelen en teekenen, die, te oordeelen naar hun natuurlijke kracht,de uitwerkselen, die de Toovenaars beloven, niet kunnen veroorzaken nochvoortbrengen en, naar de Goddelijke regeling en schikking, niet toegelaten zijn;b.v.~ als die Tooveraars, over zekere geneesmiddelen, Tooverwoorden preutelen,die zij gebeden noemen, en water gieten op zeker Kruid; of zich bedienen vanzeker gespleten Wisse^_(1)_^; als zij beweren dat de Kruiden krachtiger zijn indienzij geplukt worden zonder spreken; als zij vernielen of beschadigen de Wijn-.gaarden, de Boomen, de Graanplanten, en wind, hagel en tempeest maken; enz.' (Thiers, I, 56). -- De Solminihac, bisschop van Cahors (Fr.~) schrijft in zijnsynodale statuten van 22 April 1638: dat in den ban zijn alle priesters en klerken,die, tijdens ziekten of ander gelegenheden, brevetten geven, of gordels, of briefjesmet Kruiden, woorden, teekenen of andere dingen, die door de Heilige Dekretenveroordeeld zijn. (Id.~ 61). -- Ook verwittigen aldus St.~ Franciscus de Salesen d'Aranton-d'Alex, bisschoppen van G<e'>n<e`>ve (Id.~ 65) en Le Camus, bisschopvan Grenoble (Id.~ 68). -- En Joly, bisschop van Agen (Fr.~) verbiedt het dragenof plukken van zeker Kruiden, op bepaalde dagen of uren; men zie zijne Sta-| | ^(1)^ De Teen-soorten. als Salix alba var.~ vitellina, S.~ purpurea L.~ en S.~ vimi-nalis L.| tuten en Reglementen van 1666, geconfirmeerd in 1673 (Id.~ 65) en vergelijkemet de Censuur van de Faculteit van Theologie aan de Universiteit van Parijs. (Anno 1398; Id.~ I, 81). Te Kampen (Holland) had een groentevrouw een jongen betoovetd methem zekeren Wortel te geven. Was het de gewone eetbare Wortel of Peen^_(1)_^,of een Wortel van een eigenlijk Heksenkruid? Bekker verklaart het niet nader;hij schrijft o.~ a.~ (IV, 82): `In de maand November, of 't begin van Decemberdes jaars 1685 heeft zeeker jongen out omtrent 13.~ jaaren, kleen van postuiren tanger, soon van zeker Leydekker of Pompmaker in de St.~ Jacobssteeg totCampen, beginnen. te klagen over pyn in verscheyde plaatsen van zyn lichaam,die hy zeide, dat van tyd tot tyd heviger wierde, en (zoo 't scheen) metgroote zenuwtrekkingen quam. Deze gemaakte pyn wierd op 't hevigste vertoont,als hy zyn water zoude maken in 't welk nu en dan enige spelden wierdenbevonden; 't welk 't gerugte veroorsaakte, en 't geloove onder ieder een, datdie voorsz.~ jongen `behekst was'. Hy wierd dan afgevraagt, van wie hybetoovert was? en antwoordde, dat zeeker groenwyf hem eenige tyd geledenop straate zekere Wortel hadde gegeven, die hy op gegeten hadde; en dathy zig t'zedert qualyk hadde beginnen te gevoelen: waar op aanstonts dieonnozele vrouw voor een tooveresse wierd uitgekreten, welk gerugte zig hoelangs hoe meer verspreidende, terwyle de jongen continueerde in 't gemaaktewateren van spelden en naalden, zoo groote als kleine, tot paknaalden zelve'. Men leze de heele droevige historie bij Bekker ter aangehaalde plaatse. Doch

converted by Web2PDFConvert.com

de jongen, in 't nauw gebracht, bekende op den duur dat alles bedrog was,`dat hem in 't minste niets en deerde; maar dat hy het gedaan had, om datyder met medelyden over hem ingenomen wierd, en hy veele lekkernyen ontfing,en van dagelyx na de winkel te gaan werken ontslagen wierd'. Veel Hekserijsteunt zekerlijk op bedrog; doch het feit, hier opnieuw verhaald, bewijst hoediep nog, op het einde der 18"e" eeuw, het geloof in betoovering verspreid was. "*" In 1598 werd, te Gent, de Tooveres, die den bijnaam droeg van `Baer-voetsche Nele' -- naam die genoegzaam bewijst dat de arme sloor door hareTooverkunst niet rijk was geworden -- veroordeeld; en in het vonnis is ersprake van onheilvoortbrengende Tooverkruiden. Haar echte naam was Corneliavan Beverwyck f"a" Reiniers, oud 75 jaar, weduwe van Antheunis De Muldere. Uit het vonnis knip ik: `Omme dieswille dat ghy... u vervoordert hebt van over18 jaeren ende beth, God van hemelrycke te verlatene, over sulcx noyt sedert tebiechte noch ten heyligen sacramente gheweest, maer hebt aenghehanghen denvyandt van der hellen, die ghy gheseyt hebt te wesen Satan, ende tot dieneffecte hebt voor pand ghegheven een spelle; d'welck ghedaen, hebt van denselven Sathan ontfaen een teecken up u slynck been, latende hem u bekennennaer syne maniere van doene, by claeren daeghe up Eckergem; t'selve ghedaenhebt voor hem gheknielt, en syn achterste naect gekust, in teecken van hemonderdanich te syne. Ende van dien tyd af, hebt dickwils eenige Cruyden be-waert ende onbehoerlick gheuseert. die ghy in latynsche woorden ghe<e">xpresseert| | ^(1)^ Daucus carota L.| hebt, daer mede ghy vele persoonen ende haerlieder bestialen hinderlyck zytgheweest, namentlyck de huusvrouwe van Antheunis de Langhe ende EynkenBrandt up de muyde, d'huusvr.~ van Jan Hebbelynck up den Callanderberch,Gheerardine van Oostackere, huusvrouwe van Bernaart, weert in de Cleppe,die daer naer ghestorven is; soo ooc is t'kint van Claerken Beurtman in de abeel-straete'. (Cannaert, 480).

Het was ook verboden Kruiden onder het zeggen van Too-verwoorden of Tooverformulen te plukken.

In de Canons p<e'>nitentiaux leest men: `Celui qui aura cueilli des Herbesm<e'>dicinales avec des paroles d'Enchantements, fera p<e'>nitence cinq ans'. (Thiers,Sup.~ I, 17). Cf.~ de Tooverformulen bij den ouden Cato. (Reinach, Rel.~ 3, 10).

b. *Bepaalde (genoemde) Heksenplanten.*

Ze zijn talrijk en ik zal ze hier systematisch (naar B<o">rner,Volksflora, 1912) schikken.

1. Kryptogamen.

De Kampernoeljen -- vooral de giftige -- zijn Heksenzwam-men (vgl.~ boven Heksenbrood); -- inzonderheid de bleekgeleBuiszwam^(1)^.

Bij Pritz.~ u.~ Jess.~: `Hexenpilz' "=" Heksenzwam. -- "*" Van Sterbeeck(II, 180-82) brengt deze Zwamsoort -- die echter eetbaar is, alhoewel velenen zelfs de kenner Van Sterbeeck haar als giftig beschouwen, omdat het vleesch,in de lucht doorgesneden of gebroken, blauwachtig of groenachtig wordt -- metde Pad -- zooals men weet, een Heksendier -- in verband; een lichte verschei-denheid heet hij in 't Lat.~ `Vitta bufonis' en in 't Vlaamsch de `Holle Pad-demuts'; een tweede: `Paddencap', Lat.~ `Caput bufonis', doch deze behoorde`Duyvelsch broot te heeten, want ghelijck het gemeyn spreeck-woort seght,dat den Duyvel met grooten stanck verdwijnt, soo doet dese Fungi van ghe-lijcken'; -- een derde `om haere inwendighe Doodelijcke natuer': `Padden-buyck', omdat `het inghewant der padden het meeste fenijn is'. -- Lat.~vitta "=" eig.~ haarband of -snoer. Apuleius vertelt dat Sokrates het hoofd van eenen mensch afsneed en doormiddel van zeker Kampernoelje weder op den romp zette. (Wollf, N.~ S.~ blz. 691).

Mos op verrotte Doodsbeenderen gewassen is een goed Too-vermiddel.

Perger, 209.| | ^(1)^ Boletus luridus L.|

De Adderstong^(1)^, een Varensoort, werd, door Heksen, inhun verderfelijke Tooverdingen gedaan.

Aldus in Engeland (This.~ 64; z.~ ald.~ het citaat uit Ben Johnson's Masqueof Queens). "*" In Vlaanderen heet deze zeldzame Varen, naar den vorm, Lanse Christi(of Lancie Christi) en men zoekt ze om ermee te kunnen tooveren. (VL, VII, 190).

De met de vorige Plant verwante en insgelijks zeldzameDruifvaren^(2)^ werd ook door de Heksen tot magische doeleindenaangewend.

In Engeland (This.~ 64). -- Het was een Lunaria of Maankruid, en al

converted by Web2PDFConvert.com

de Lunaria's waren Tooverkruiden; want, naar het gevoelen der Ouden, kondende Toovenaressen `de Mane bedwinghen / om haer schuym te worpen op deCruyden om te dienen tot de Tooverijen'. (L.~ Apuleius, Gulden Esel, blz.~ 2). "*" Druifvaren was overigens een Wonderkruid; en Dodoens (203) schrijft:`De Alchymisten willen met dit Cruyt wonder bedrijven / ende hunnen Mercuriuscongeleren ende fixeren; waer door te gelooven is dat het soo krachtigh is alseenigh ander Cruydt soude moghen wesen'.

Een ander Varen soort, de gemeene Mannetjesvaren^(3)^, heet,in Duitschland, `Hexenkraut' ("=" Heksenkruid) en `Hexenwur-zel' ("=" Heksenwortel).

Pritz.~ u.~ Jess.~; Nemnic; Salomon-Voss.

Overigens bezat alle Varenzaad de grootste Tooverkracht.

De Varen deed bij jagers en boeren (aldus Perger, 211) de grootsteverwondering ontstaan, omdat zij niet konden begrijpen, dat een zoo schoonen deftig Kruid noch Bloemen noch Vruchten schenkt en toch zich altijd frischen krachtig ontwikkelt. Zij dachten dat in de voortteling van Varens een bijzon-dere geheimnis verborgen lag. En dat is voldoende om te verklaren waaromVarenzaad zulke gewichtige rol in de volksverbeelding speelde, alhoewel niemanddie er over sprak en aan de Wonderkracht geloofde, zulk Varenzaad met eigenoogen gezien had. Zelfs groote Botanisten (als Linnaeus b.v.~) kenden de echtegeslachtsorganen van de Varens niet. "*" Dodoens (757) schrijft dat het Varenblad `van achter oft op den rugghemet vuyle^_(4)_^ stipkens als bijster dun stof bespreyt (is): weick stof t'onrecht van| | ^(1)^ Ophioglossum vulgatum L.| | | ^(2)^ Botryllii lunaria L.| | | ^(3)^ Polystichum filix-mas L. Met deze verspreide Varen verwart het volk:| Wijfjes-Varen (Asplenium filix-f"oe"mina L.~), de Adelaars-varen (Pteris aquilina| L.~), Aspidium aculeatum Sw.~ en een paar ander grootbladige Varensoorten.| | | ^(4)^ De bewering van Frazer (Balder the Beautiful, 2 (1913, 290; Vermits| de Varensporen -- 't zou soren, moeten zijn -- als goud glanzen, kan men met| hunne hulp goud ontdekken, durf ik niet tot de mijne maken.| sommighe voor het saedt van dit ghewas aenghesien ende ghehouden is ghe-weest'. Dit stof bestaat uit de googenaamde Sporen. En hoe bekwam men dat zoo gewenschte Varenzaad? Men moest het zoeken en halen op St.~ Jansnacht of op Kerstnacht. Dochwilde men het, met gemak en zekerheid verkrijgen, zoo moest men eerst zijn zielaan den Duivel verkoopen. En had men er eindelijk toe besloten zelf Varenzaadte halen, zoo mocht men gedurende den ganschen Advent niet bidden, geenwijwater aanraken, geene kerken bezoeken en maar gedurig wenschen dat deBooze Geest geld verschaffen zou. Toen eindelijk de bestemde nacht gekomenwas, ging men, tusschen elf en twaalf uur, naar eenen kruisweg, over denwelkenreeds lijken naar het kerkhof werden gedragen. Alsdan verschenen daar veelafgestorvenen, bekende en onbekende, die den vermetele aanmaanden toch vanzijn voornemen af te zien. Hij, die Varenzaad wilde bekomen, mocht zichechter niet verroeren, noch geen trek van zijn wezen laten vergaan, anders zoude Duivel hem verscheuren. Werd die ijselijke proef tot klokslag twaalf metgoed gevolg onderstaan, zoo kwam de Duistere Jager en hij gaf een horentjemet Varenzaad. Aldus in Zwaben. (Perger, 211; Meyer, I, 243). Varenzaad wordt niet, ais ander Plantenzaad, langzaam, wel plotseling rijp.En als het rijp is, valt het als fonkelend vurig goud met groote kracht ter aardeen verdwijnt er zoo snel dat het niet kan teruggevonden worden. Deze krachtin 't vallen is zoo geweldig dat het zelfs metalen mortieren, waarin men hetwou opvangen, stuksloeg. Alleen een Koolzwart boksvel kan het in den valtegenhouden. (Rel.~ u.~ Bohnh.~ 113). Paracelsus legde onder de Varen de breede bladeren van de Toorts ^_(1)_^en hierop viel het gezochte en verlangde Varenzaad. (Perger, 211). Een boer uit Alpach (Tyrol) deed het anders: op eenen avond ging hijnaar het Woud, lei zijn hemd onder een Varenstruik, stak zeven kruisvormigeVlierrijzers^_(2)_^ in eenen kring In den grond en trok daarna naar huis: 's anderen-daags vond hij het Varenzaad op zijn hemd. (Perger, 214). In Bohemen spreide men, op den ouden St.~ Jansnacht (nl.~ 8 Juli), eengewijd kerkkleed onder de Varen en verzamelde men aldus het wonder Varen-zaad, dat, v<o'>or zonsopgang, nederviel. (This.~, 205). Ad.~ Kuhn maakt ons een zonderlinge verzamelwijze bekend: op zomer-stilstanddag schiet men naar de zon, ais deze de middaghoogte bereikt; driebloeddroppen vallen neer; men neemt ze op, want dit is Varenzaad. (This.~ 205). Hier nog eene Badische sage over het zamelen van Varenzaad: Op eenehoeve te Eschelbach was een jonge knecht, een voerman die van den DuivelVarenzaad had gekregen. Een ander knecht van dezelfde hoeve wilde ook zulkTooverzaad in zijn bezit hebben en vroeg daartoe de hulp van zijnen kameraad.Beiden gingen, om elf uur, te Kerstnacht op eenen kruisweg. Hier trok devoerman eenen kring, gebood stil te zwijgen en las uit een klein boek de won-derlijkste dingen voor. Omstreeks half-twaalf hoorden zij 't geraas van het

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(1)^ Verbascum thapsus L.| | | ^(2)^ Sambucus nigra L.| Wilde Heir; daarna kwam een zware molensteen aan een dunnen draad overhen beide hangen. Vervolgens verscheen een vierspan, wiens geleider, om detwee wachtenden te doen spreken, den weg naar het naaste dorp vroeg. Dangleed een groote houten schotel naar beneden en die schotel vroeg of hij denvoorbijgereden wagen zou kunnen inhalen. En die schotel bleek zoo komisch tedoen dat de oningewijde knecht luide lachen moest; waarop de voerman hem eenklinkende oorveeg toedeelde, zeggende dat dit gelach de schuld was dat zij geenVarenzaad zouden bekomen. (Baader, Neue Volkssagen, n"r" 139; Perger, 218). "*" Zij die Varenzaad zoeken, `rekenen voor het Saedt van Varen-cruydtdie kleyne stipkens die achter aen de Bladeren wassen, ende eerst grauw zyn,maer metter tijdt swart worden ende afvallen. Dit Saedt vergaderen sij in deBraeckmaendt' -- dat is Juni -- `(ende slj snijden de Bladers neffens deWortelen af, ende hanghen die te drooghen, daer onder fijn lijnwaet oft papierspreydende: ende dan valt het Saedt daer op) In sonderheyt In den nacht voorSint Jans dagh; want dan ghelooven sij dat het vergadert moet worden, endedat met sommighe belesinghen, coniurati<e">n ende hooghe woorden die sij daerover spreken; met de welcke sij de boose gheesten verdrijven, die dit selve Saedtbewaeren: want die zijn soo nijdigh, dat sy den mensche soo veel goeds nieten gunnen, als sy met dit Saedt souden konnen uytrechten.' (Dod.~ 759). Aldusde commentator voor de uitg.~ van 1618, nl.~ Joost van Ravelingen, die er echterongeloovig bijvoegt dat zulke ijdele beuzelingen eerder te bespotten dat te ge-looven zijn! Jean-Fr.~ Bonhomme, bisschop van Vercelli (Itali<e">) en vriend van den H.~Karel Borrome<u">s, zegt in zijn Decreten (1579) o.~ a.~: `Hij zij streng gestraft,die Varen of Varenzaad zamelt, of eenig ander Kruid of Plant, op zekeren be-paalden dag of op zekeren bijzonderen nacht, met de gedachte dat het nuttelooszou zijn, hen op andere tijdstippen te plukken'. (Thiers, I, 43). Over het zamelen van Varenzaad In St.~ Jansnacht, zie nog Roll.~ XI, 159en vgg. En wat Heksenwerk kon men niet al doen met dit magisch Varenzaaden welke geheime bovennatuurlijke kracht bezat het niet! Wie het over zich droeg, werd onzichtbaar (z.~ beneden); -- hij konarbeiden zonder zich te vermoeien en zoolang en zooveel hij maar wilde, ja, welzooveel als twintig gewone werklieden. (Perger, 212). "*" Varenzaad heeft macht `om alle tooverljen ende quade belesinghenkrachteloos te maecken' -- het werd dus gebruikt om te tooveren en te ont-tooveren! -- `andere meynen daer noch meer andere wonderwercken mede tedoen, als sloten te openen, boyen te doen opspringhen'. (Dodoens, 759). Een jager die Varenzaad over zich draagt, mist nooit zijn doel. Om in worstelspelen te winnen nam men een weinig Varenzaad; om inde harten te lezen, wreef men er zich de oogen mee. Aldus in Nederbretanje. (Roll.~ XI, 100). De Duivel moet den Varenzaad-drager alles toestaan, wat deze verlangt,zelfs den fameuzen Wisseldaalder (hgd.~ `Wechselthaler'), dien men in Vlaan-deren Vliegenden Pauw of Heksepenning heet (DB), d.i.~ een Toovermuntstuk,dat, uitgegeven zijnde, immer in den zak van den eersten bezitter terugkeert. Geld, waarbij Varenzaad ligt, vermindert niet, wat men er ook afneme.(Leunis, Syn.~ I, Crypt.~ 20, Perger, 212-13). In de middeleeuwen heette dit kostbaar Tooverzaad, in Duitschland, `W<u">n-schelsame' ("=" zooveel als Wenschzaad), omdat al de wenschen van wie hetover zich droeg, vervuld werden. (Perger, 113-4). Wie zijn ziel den Duivel had verkocht en van hem Varenzaad had be-komen, vond in den Boozen Geest een helper in alle mogelijke en onmogelijkedingen. De boven vermelde voerman van Eschelbach (uit Baden) kon, met paarden wagen rijden, zooals hij maar wilde; zonder hinder reed hij met een vierspanal galoppeerende de steilste hellingen af. Eens kwam hij met den geladenoogstwagen naar de schuur van de hoeve en, daar hij geen helpers tot lossenvond, reed hij met den wagen langs de ladder het dak omhoog en stortte daarnade schooven af op den schelf. De boer der hoeve keek juist het spel na, dochhij zweeg heel stil, want hadde hij een enkel woord gesproken, paarden en wagenen voerman, alles ware naar beneden gedonderd. (Perger, 213, naar Baader). Te Rothenburg (Zwabenland) leefde, v<o'>or omtrent 200 jaar, een wever,die slechts 's zaterdags werkte en al de overige dagen speelde en zoop, en toch,op dien <e'>enen dag, meer had geweven dan de handigste en ijverigste wevergedurende de heele week. Dat kwam hierdoor dat hij Varenzaad over zich droeg. Eens dat deze wever een linnen van honderd ellen op een enkelen dag hadgeweven, wilde zijn meesteres het stuk denzelfden avond nog inleveren. Zijdeed het linnen in eenen korf en ging er mede heen. Haar weg voer langsde kerk van Ehingen; en toen zij hier even voorbijging, hoorde zij voor den`Heiligen Zegen' bellen, _zij_ zette den korf neder, knielde en ontving ookden Heiligen Zegen. Doch toen deze was uitgedeeld en de vrouw met haarlinnen verder wilde gaan, zag zij, met verbazing, dat het heele stuk opnieuwgaren was geworden! (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 112; naar E.~ Meier). In dezelfde landstreek Zwaben kan de drager van magisch Varenzaadzooveel werk verrichten als 20-30 man. (Meier, n"r" 267). De dager van Varenbloesem (de Sporen worden bedoeld) verstaat de taalder vogelen. Bij de Wenden van het Spreewald (Duitschland) heet de Varen`Paproschkraut'. Een jonge herder hoedde, op eenen nacht de ganzen vanzijnen meester. En daar viel hem de Bloesem van Paprosch in de schoenen:

converted by Web2PDFConvert.com

Paprosch bloeit maar 's nachts, om het twaalfde uur, zegt men. Toen hij, inden vroegen ochtend, huiswaarts keerde. pochte hij niet weinig bij de anderelieden: hij zegde hun dat hij nu wist wat de ganzen onderllng hadden verteld.Zulke zonderlinge mare liep snel het heele dorp rond, en ook de meester vanden herdersknaap hoorde het; door nieuwsgierigheid aangedreven liet hij denjongen bij zich ontbieden. De jonge wilde rein en ordentelijk v<o'>or zijnenmeester verschijnen: hij trok de vuile schoenen uit en deed zijn beste aan. Doch nu wist hij niets meer van de ganzentaal en de meester bespotte hem alseenen pochhans (Rel.~ u.~ Bohn.~, 114). -- Ook Handtmann (58) zegt ons datal wie onder Varen slaapt, de taal der vogelen verstaat. Vgl.~ de sage uit Istri<e">, waar verteld wordt van een knecht die de taalder koeien verstaat, omdat, buiten zijne weet, Varenzaad in zijn schoenen wasgevallen. (Krausz, S.~ u.~ M.~ der S<u">dslaven, 1883, I, n"r" 159). Wie op St.~ Jansnacht -- ondanks de nijdige waakzaamheid van KwadeGeesten -- Varenbloesem kan meester worden en zorgvuldig verbrandt, kan deasch als een wonderbaren Tooverspiegel gebruiken; hij kan er in zien welk hetlot van afwezige vrienden is; zoo deze het welstellen, verandert de asch ineen mooie Bloem, zijn zij gestorven of gaat het met hen slecht, dan blijft deasch koud en levensloos. Aldus op de Azoreneilanden. (Folklore, 1903, n"r" 14, 14s;Marzell, Unsere Heilpfl.~ 11). Met reden dunkt me, wordt er bijgevoegd datdit geloof aan Varenbloesemkracht waarschijnlijk van Europeenschen oorsprongis en naar de Azoren is ge<e">migreerd. Niet alleen dat zoogenaamd Zaad en Bloesem van Varen, deed wonderen:de heele Plant was een Tooverkruid. Schreed een wandelaar, zonder het teweten, over Varen, zoo verloor hij zijnen weg en hij kon dezen slechts terug-vinden met van schoenen te verwisselen. Was 't eene vrouw, zoo moest zij haarvoorschoot afdoen en hem verkeerd aanbinden. Daarom heet Varen. in Thurin-gen, `Irrkraut' ("=" Doolkruid). (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 114; Perger, 215). Eertijds dacht men dat, de middernacht van Walpurgisfeest (1 Mei), hetwater van alle bronnen en beken in wijn werd veranderd, doch alleen hij, dieVarenbloesem droeg, vermocht dien wijn te scheppen en te drinken. (Rel.~ u.~Bohn.~ 114). Om in alle spelen te winnen plukte men Varenkruid op St.~ Jansavond,'s middags, en men maakte er eenen armband mee die den vorm had van hetwoord Huty. (Thiers, I, 365). Eenigen sneden de Wortelstok van Varen in den vorm eener menschenhand,die men Johanneshand of Gelukshand noemde: wie zulke hand over zich had,slaagde in al zijn ondememingen en verkreeg geld en goed in overvloed. (Rel.~ u.~Bohnh.~ 114; naar Montanus). -- Vgl.~ Mandragora en Galgenaas.

De gemeene Wolfsklauw ^(1)^ was een Heksenkruid.

In den Harz; (Duitschl.~) : `Hexenkraut'; -- bij Salomon-Voss `Hexen-pulver'. Vgl.~ boven.

"*" Een Brabantsche sage wijst bepaaldelijk de Steenvaren ^(2)^aan: het is een meisje van Duisburg (drie uur van Brussel), metname Goedele, die op bevel van hare meesteres -- de oorkondezegt niet uitdrukkelijk dat deze eene Heks is -- Steenvarenzaadmoet gaan halen.

In het Register 12700 van de Rekenkamer van Brabant (Rekening loopendevan 24 Juni tot 25 Dec. 1409) vindt men: `Onder den meyerien van Vilvorden: Van Goedelen, Merten Snellaertsmaerte, om datse op Sint Jans avont des nachts te Duysborch opt kerchof aen| | ^(1)^ Lycopodium clavatum L.~ is geen Varen, maar behoort tot de familie der| | Lycopodiacee<e">n.| ^(2)^ Ceterach officinarum Willd.| de kercke een becken, met kleederen gedect, gheset hadde, om Saet van Steen-varen te hebben, daer si over bevonden was, ende daer om gevangen ende ghe-pynt. Ende want men niet aen haer en vant dat si yet wiste wat met mettenSade doen soude, anders dan datse haer meesterse daer ghesonden hadde endealsoe ghewyst te doene, ende om dat si daer af genaede coes, soe lietse d'am-man pointen om V cronen, valent XVJ s.~ VIIJ deniers'. Goedele kwam ergoedkoop van af! (VL, VI, 14; DC.~ en Teirl.~ Br.~ S.~ 56-7). "*" Ceterach was een Heksenkruid: `dat sommighe van gevoelen zijn /dat men met dit selve cruydt de vrouwen belett swangher te worden oft te ontfan-ghen / 't zy alleen / 't zy met de milte van eenen Muylesel aen 't lyf van devrouwen ghehanghen: ende dat dit cruydt om 't selve te doen / ghepluckt moetworden des nachts (als de Mane niet en schijnt)'. (Dod.~ 766). -- En op eenander plaats: `Sommighe Quacksalvers ende lantloopers van Medecijnen ver-sekeren dat het soo krachtigh is om de lever te verstereken / dat selfs een ghesodenlever van eenigh dier oft beest / met dit cruydt hersoden zijnde / wederomrauw sal schijnen te wesen / ende sijn oude ghedaente op een nieuw wederghe-ghen te hebben'. (Id.~). Ik denk evenwel dat de in 't hooger vermeld stuk genoemde Steenvareneen ander soort dan Ceterach is; namelijk de veel gemeener Steenruit^_(1)_^: menvindt ze bijna overal in Brabant en Vlaanderen tusschen de reten der kerkhof-muren. Hieronymus Bock heet deze Varensoort Miraculum natur"ae" d.i.~ Mirakelder Natuur; en Dodoens (768) Salvia vit"ae", Fr.~ `Sauve-vie', naar de Wonder-krachten. Het eigenlijke Ceterach is veeleer zeldzaam in de omstreek van Brussel.

converted by Web2PDFConvert.com

2. Naaldboomen (of Coniferen).

"*" Te Turnhout en omstr.~ staat de Zeepijn^(2)^ bekend onderden naam van Heksemast.

Aldus ook in Noord-Brabant (Holland) beoosten Tilburg. De reden dezerbenaming? P<a^>que (Vl.~ Volksn.~, 146) geeft de naar mijn inzien gewaagde ver-klaring: `De Bladeren (Naalden) en Vruchten (Toppen) van deze soort zijnbuitengewoon groot; veel grooter dan bij de gewone Pinus silvestris L. Hetvolk zal daar iets als bovennatuurlijks gezien hebben en er de Heksen vanverantwoordelijk gemaakt'. Vgl.~ liever boven met de Heksenbessems: een ge-meene inlandsche Pijn (Pinus silvestris) vertoont er soms.

Ook Ciprestwijgen^(3)^ en Lorkesap ^(4)^ werden door de Hek-sen soms benuttigd.

This.~ 64 (naar Ben Jonson, Witches Song; z.~ de tekst beneden bijHoornheul).| | ^(1)^ Asplenium ruta-muraria L.| | | ^(2)^ Pinus maritima Poir.| | | ^(3)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(4)^ Larix europaea L.| Magi<e">rs gebruikten, voor hun magisch Zaterdagwerk, Cipresguirlandes.(L<e'>vy H.~ Mag.~ II, 120).

3. Laurierachtigen (of Lauracee<e">n).

De Magi<e">r verricht, des Zondags, zijn magische werken vanlicht en rijkdom, en gebruikt hiertoe den Laurier^(1)^.

Den Zondag moet hij zijn werk doen van middernacht tot 8 uur 'smorgens, en van 3 uur 's namiddags tot 10 uur 's avonds. Hij draagt een pur-peren kleed, eene tiara en een gouden armband. Het reukaltaar en de driepikkelvan 't heilig vuur zijn omringd van kransen van Laurier, Zonnewende^_(2)_^ enZonnebloem^_(3)_^; de gebruikte Reukstoffen zijn Cinnamom^_(4)_^, Saffraan^_(5)_^ enroode Sandal^_(6)_^. Zijn ring is van goud met een chrysoliet of een robijn; detapijten zijn leeuwenvellen, de waaiers sperwerpluimen. (L<e'>vy, H.~ Mag.~ 117). Van de hier opgesomde Planten zijn Laurier en Cinnamom (of Kaneel)Lauracee<e">n. De reukstof Cinnamom is de binnenschors van den Cinnamomlaurier. Om een paard te doen hollen bindt men eenen mollepoot in een laurier-blad en steekt hem in een oor van het dier. Aldus Alb.~ Magnus, CIIIIJ, verso).

Voor zijn magisch Maandagwerk benuttigt de Magi<e">r Kamfer.

L<e'>vy, H.~ Mag.~ 118. De Kamfer ligt in de spleten van het hout van denKamferboom^_(7)_^.

4. Hanevoetachtigen (of Ranunculacee<e">n).

Onder de Ranunculacee<e">n telt men een vijftal Heksenkruiden. Vooreerst de welbekende gewone paarsroode Pioen^(8)^, die men,in ons land schier in alle boerentuinen kweekt. Het was een Too-verkruid, dat veeleer den mensch goed dan slecht deed. Inzonder-heid de Zaden werden in Heksenkunstjes aangewend: daaromheet men ze in Duitschland `Hexenk<o">rner' ("=" Heksenkorrels).

Pritz.~ u.~ Jessen. De Pioen heeft, na 't uitbloeien, kleine roode Vruchtjes, `die soo Apuleiusbetuyght... schijnen te lichten des nachts ghelyck een keersse'. (Dod.~ 299). --Daarom heet Aelianus de Pioen `Aglaophotis', in 't Grieksch, dat is `Lichtblinckende' in ons klaar Nederlandsch (Id.~); het is een Kruid, zoo schrijft onze| | ^(1)^ Laurus nobilis L.| | | ^(2)^ Heliotropiurn europaeum L.| | | ^(3)^ Helianthus annuus L.| | | ^(4)^ Kaneel of Cinnamomlaurier (Cinnamomum ceylanicum Nees. Laurus Cin-namomum L.~).| | | ^(5)^ Crocus sativus L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(6)^ Pterocarpus santalinus, een Vlinderbloemige.| | | ^(7)^ Carnphora officinalis Nees "=" Laurus carnphora L.| | | ^(8)^ Paeonia officinalis L.| geleerde Mechelaar, dat zich des daags onder de andere Kruiden verschuilt,maar des nachts glinstert gelijk een ster en bijgevolg alsdan lichtelijk wordtgezien door den wille van dezen `klaerschijnenden vierighen glans, die sij verreende wijdt verspreidt'. (Dodoens). Men mocht deze Plant alleen des nachts plukken; want de specht washaar bewaker en schoot met den grimmigen bek naar de oogen van den verme-tele die het waagde ze des daags uit te graven. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 293; naar Plinius). Volgens Dodoens is onze Pioen de vermaarde Baaras, waarover Josephus,de Joodsche historieschrijver, spreekt en die haar naam kreeg van de plaats,waar zij veel gevonden werd. Dat blijkt merkelijk genoeg, zegt deze VlaamscheBotanist, als men wat Aelianus over zijne Aglaophotis (die hij nog Cynopastusheet) schrijft, met hetgene dat Josephus over zijne Baaras verhaalt, te zamenbrengt en overwegen wil. Want Aelianus schrijft dat de Aglaophotis of Cyno-pastus niet zonder vaar en gevaar uit de aarde getrokken wordt en dat zekerpersoon, die het Kruid niet wel kende en het aanraken of uitrukken wou, daarvangestorven was. Dus, indien men het uit den. grond halen wil, moet men, desnachts, eenen stok of eenig ander merkteeken bij zijne Wortelen steken, daarna,met een sterke koord, eenen hond aan deze Wortelen binden en het dierweglokken door den reuk van gebraden vleesch; de hond, gretig naar hetvleesch, zal alsdan met geweld het kruid uit de aarde trekken. -- En nagenoeghetzelfde zegt Josephus van zijne Baaras: des avonds blinkt zij als eene sterof een genster; doch zij kan door die welke haar nader komen, niet lichtelijkuit de aarde gehaald worden; men moet er eerst vrouwepis of maandstonden-bloed over gieten, of er eenen hond aan binden, nadat men vooraf den Wortelwat heeft losgemaakt; zoo kan het dier de Plant uit den grond rukken, hetgeenanders zeer moeilijk en zeer gevaarlijk om doen zoude zijn. Eenigen denken evenwel dat de Baaras of Cynopastus de Mandragorais, die men op gelijke manier uit den grond moet halen. Vgl.~ Roll.~ I, 119; en ziebeneden: Mandragora. De Heksen gebruikten de Pioen om te genezen, niet om kwaad te doen. Ook wel de gewone mensch: Tegen de vallende ziekte hing (of hangt) menaan den hals der jonge kinderen den verschen Wortel eener Pioen. Aldus ge-dragen genas hij ook het podagra; het verdreef den boozen `Alp'; enz. Z.~beneden: B, Antimagische Flora.

Daarna het Kristoffelkruid ^(1)^, een Giftplant met kleine, wittevierbladige Bloempjes. dubbel-gevinde Bladeren en trosvormende,eironde, zwarte Bessen. Men vindt het hier en daar in onze Ar-dennen.

Toovenaars gebruikten het vroeger om te `Christoffeln' (aldus in Duitschl.~)d.i.~ om geldverbergende Geesten te bezweren. (Leunis II, 480). "*" Dodoens heet het `Sinte Christoffels-Cruydt' en brengt het dus tot den| | ^(1)^ Actaea spicata L.| H.~ Christophorus. In de middeleeuwen overigens heette het Kruid in 't Lat.!`Christophoriana'. De H.~ Kristoffel (aldus S<o">hns, 107) is heer en meesterover alle Geesten, bijgevolg ook over de Booze, die de onderaardsche schattenbewaken. In Zwitserland is de Plant tamelijk gemeen; en men noemt ze (in Aargau,Zurich, Glarus) `Hexenkraut' ("=" Heksenkruid); ook aldus bij Augsburg. --Nog in Zwitserland en in den Elzas `Berufkraut' (van het werkwoord `be-rufen' "=" beheksen). -- In Frankenland, o.a.~ te Henneberg, `Beschreikraut'-(`beschreien' "=" betooveren). Z.~ Pritz.~ u.~ Jess.~; C.~ J.~ Durheim, SchweizerischesPflanzen-Idiotikon, Bern (1856).

De Trolbloem^(1)^ was reeds bij de voorouders eene Toover-plant.

De naam bewijst het (Perger, 160). Over de verschillende beteekenissenvan `Trolle, Trulle', z.~ b.v.~ Weigand, D.W.

De Monnikskap^(2)^ is eene Medeaplant.

Z.~ beneden, Hoofdstuk IV, a. -- De Heksen gebruikten ze. (This, 64; naarBen Jonson, Masque of Queens, waar zij `Libbard's bane', d.i.~ Luipaardsboongenoemd wordt).

Ook de Keukenschelle^(3)^ staat met het Heksenvolk in ver-band.

In Oost-Pruisen heeft ze den naam van `Hackelkraut' en `Hackenkraut'(`Hacke' "=" Heks). Aldus S<o">hns, 19; Frischbier, Preuss.~ W<o">rterbuch, 1882.

converted by Web2PDFConvert.com

Magi<e">rs gebruikten voor hun magisch Maandagwerk. kransenvan gele Boterbloemen^(4)^ en voor hun magisch Zaterdagwerkkransen van Zwart Nieskruid^(5)^.

Des Maandags doet de Magi<e">r werken van waarzeggerijen en mysteri<e">n,terwijl hij de maan aanroept. Hij draagt een wit kleed met zilveren banden, eendriedubbel halssnoer van paarlen, kristallen en selenieten. De tiara is met gelezijde bedekt, die Hebreeuwsche letters draagt, vormende het monogramma vanGabri<e">l, dat men in de okkulte philosophie van Agrippa terugvindt. Het reuk-werk bestaat uit witte Sandel^_(6)_^, Kamfer^_(7)_^, Amber, Alo<e">s^_(8)_^ en Komkommer-zaad^_(9)_^. De kransen rond het reukaltaar en de heilige driepikkel zijn van| | ^(1)^ Trollius europaeus L.| | | ^(2)^ Aconitum napellus L.| | | ^(3)^ Anemone pulsatilla L.| | | ^(4)^ Ranunculus-soorten.| | | ^(5)^ Helleborus niger L.| | | ^(6)^ Santalum album.| | | ^(7)^ Laurus camphora L.| | | ^(8)^ Alo<e"> soccotrina L.| | | ^(9)^ Cucumis sativus L.| Averoone ^_(1)_^, Selenotroop en gele Boterbloemen. Hij vermijdt alle behangselskleeren of voorwerpen van zwarte kleur en draagt op zich geen ander metaaldan zilver. (L<e'>vy, H.~ M.~ II, 117-8). -- Het Selenotropion, d.~ i.~ Manewende(vgl.~ Zonnewende of Heliotropion), is mij onbekend.

5. Muskaatnootachtigen.

In zijn Woensdagarbeid benuttigt de Magi<e">r, voor zijn reuk-werk, den Muskaatmantel of Foelie.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118, 119; vgl.~ Lelieachtigen en Katjesdragenden. -- DeMuskaatmantel (Fr.~ Macis) Is de Zaadmaatel van de Muskaatnoot^_(2)_^, in 'tVlaamsch bekend onder den naam van Foelie.

6. Waterlelieachtigen (of Nymphaeacee<e">n).

Onze prachtige Waterlelies^(3)^ beschouwt men, in sommigelanden als Heksenkruiden.

De namen `Erbo d'infer' of Hellekruid (in 't Proven<c,>aalsch bij DichterMistral, z.~ Rolland, I, 148) , `Erba dou diable' (d.~ i.~ Duivelskruid, in Bas- Dauphin<e'>, Rolland, l.c.~), `Nixblume' ("=" Niksbloem) en `Wassermann'("=" Waterman) in Duitschland. (Pritz.~ u.~ Jessen) wijzen er op. Wie witte Meerrozen of Waterlelies in huis brengt, doet zijn vee sterven. Aldus in Oost-Pruisen. Roll.~ I, 158; Treichel, Poln.~ Westpr.~ Vulg<a">rnamen vonPflanzen, in: Schriften d.~ Naturforsch.~ Gesellsch.~ zu Danzig, V, Band).

7. Roosachtigen (of Rosacee<e">n).

Heksen betooveren -- 't zijn meestal Kinders die aldus. behekstworden -- door Appels^(4)^.

In Friesland bestaat dit Volksgeloof: Het is raadzaam, zegt Dijkstra(II, 152), van een onbekende vrouw geen Appel of eenig ander Fruit ten ge-schenke aan te nemen, of men moet er een stuk afsnijden en dat wegwerpen,eer men de rest opeet; want de geefster zou een Heks kunnen zijn en dan zoumen, zonder genoemde voorzorg, een levende Pad in de maag krijgen. Vgl.~ ookWuttke, n"r" 220. Ook aldus in Silezi<e">, Harz, Frankenland. De Heksen verderven dikwijlsde menschen met hun eenen betooverden Appel of eenig ander betooverd voe-dingsmiddel aan te bieden; vandaar dat wijdverbreede verbod aan de Kindersgeen eetwaren van vreemde menschen aan te nemen. "*" Insgelijks in Vlaanderen zeggen de moeders tot hun kinders dat zij geen| | ^(1)^ Artemisia ab rotanum L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(2)^ Myristica fragrans Houtt.| | | ^(3)^ De witte: Nymphaea alba L.; de gele: Nuphar luteum L.| | | ^(4)^ Malus communis Poir.| Appels of welkdanige Vrucht van onbekende menschen mogen aannemen;anders zouden zij betooverd zijn. -- Vergelijk hiermede wat Pierre de Lancre --een magistraat van Bordeaux, die door het Parlement van die stad een onderzoekover hekserijen in de naburige landstreek Labourd doen moest (in het begin der17"e" eeuw) -- in een zijner werken^_(1)_^ schreef: Kinderen kwamen getuigen dat Hek-sen hen naar den Sabbat hadden meegevoerd door hen de hand op het hoofd teleggen of hun een stuk Appel te geven. In 't Bergische (Duitschl.~) schenken de Heksen menigmaal Appels aande menschen: wie ze opeet, wordt krank en spuwt een Pad uit, indien, nietbij tijde, de Hekserij door geestelijke hulp gebroken is. (Knortz, 26). Een Frankforter Tooveraar -- hier wordt bedoeld Frankfort-aan-den-Oder-- en zijn leerjongen veranderden zich vaak in Appels en rolden dan, langseen venster eener slaapkamer die 's nachts was opengebleven, in het bed van deslapende lieden. Deze werden wakker, vonden de Appels en aten ze op, dochwierpen het klokhuis op den vloer: dit werd een dood lijk, dat een afgrijselijkenstank verspreidde. Hierdoor werden deze lieden krank en stierven weldra. Dezeleerjongen-tooveraar veranderde ook ongedoopte kinders in Appels en bracht zezijnen meester. (Meiche, n"r" 665). In veel landen -- ook in Vlaanderen -- bestaat het geloof dat schaapherderskunnen tooveren. In Normandi<e"> vertelt men, dat, indien zij dorst hebben, in deneersten Appelaar den besten hun mes steken, en uit het mes, als uit een kraan,vloeit overvloediglijk beste Cider. (Roll.~ V, 87; naar Lec"oe"ur, II, 68). Sneeuwwitje wordt gedood door een beheksten Giftappel. Grimm, KHM,I, 243, III, 95 en 96). Rauwe en onrijpe Appels, in groote hoeveelheid gegeten, maken vergetel-achtig (Dod.~ 1237). Vgl nog de roode Tooverappeltjes, die bij den eter horensop het hoofd doen ontstaan, en de blauwe die ze doen afvallen. Vermast, 7;doch dit werd, zonder vermelding genomen uit het Fortunatus-boekje).

Om te beheksen gebruiken de Tooveressen ook Peren^(2)^;ofwel de Kernen van Peren; zelfs Pereboomenschors.

"*" Op 28 November 1603 werd de Heks Catherine Tancr<e'> een arme bede-lende vrouw van 77 jaar(!) te Gent `metten viere' ge<e">xecuteerd; onder deafgedwongen bekentenissen heeft men deze: zij heeft betooverd het dochtertjevan Jan Tanghe, `cleermaecker op 't Clapbrugschken... deur 't geven vaneen Peere of twee', die haar 's daags te voren `by seker landsman om Godswillegegeven waeren'; in den avond, toen de Booze bij haar was gekomen, heeftzij een Peer laten vallen; de Booze heeft ze opgeraapt, ze haar wedergegeven enhaar belast `die yemant te geven omme daer mede qualic te varen'; zij, `denselven bevele obedi<e">rende', heeft die betooverde Peer aan de voornoemde dochter| | ^(1)^ Tableau de l'Inconstance des Mauvais Anges et des D<e'>mons, 1613. P.~ de| Lancre stierf in 1630, na 500 beschuldigden te hebben doen verbranden.| | | ^(2)^ Pirus communis L.| gegeven, die voor haar (Catherine Tancr<e'>) ten huize van hare dochter `eeneschoone craeghe gehaelt hadde', en daermede heeft zij het kind bedorven. (Cannaert, 238). De Heksen betooverden of maakten krank, die welke zij haatten of vrees-den, door Perekernen of Pereboomenschors. (Perger, 329). Een der eerste werken van vrouwen, die leerden om Heks te worden, washet veranderen van Peren in muizen. (Id.~).

Ook de Pruim^_(1)_^ staat met Heksen in verband.

Z.~ E.~ Meier, blz.~ 100; en n"r" 213.

Somtijds steken, ongemerkt en heimelijk, de Heksen Rozen^_(2)_^in de oorkussens van personen die zij betooveren willen.

Z.~ Oomen, Plantenleg.~ 47 (echter zonder plaatsbepaling).

Of zij benuttigen zoogenaamde Heksenknoopen.

Heksenknoopen bestaan uit Rozebladeren of Rozepetalen, die sommige insek-ten in den grond oprollen en verbergen; erin verpoppen zich hunne larven. ZulkeHeksenknoopen, hgd.~ `Hexenknoten' worden door Heksen als Toovermiddelenaangewend. -- Deze Heksenknoopen zijn soms eenvoudig toegeknoopte koordjesof linten, waarover Tooverformulen zijn uitgesproken en waarmede Tooveressenbeheksen of onttooveren. (Brockhaus, Lex.~ i.v.~ Hexenknoten).

Soms zijn Rozezaadjes -- veeleer Dopvruchtjes (Fr.~ ak<e`>nes)met hun botanisch en naam -- hun dienstig.

converted by Web2PDFConvert.com

Een Rozezaadje, vermengd met een Mosterzaad^_(3)_^, een Wezelpoot, eenweinig Olijfolie en Zwavel geeft een mengsel, dat, op de muren van een huisgewreven, het doet lichten en glimmen alsof het in brand stonde. (Magie natu-relle, 78). -- Een Boom waarin men het hangt, is vervloekt en geeft geenVruchten meer. (Id.!). Dat wonderbaar mengsel, in netten gelegd, lokt al de visschen tot zich. Werpt men het aan den voet van een dorre, doode Kool^_(4)_^, zoo zal deze, opmin dan een halven dag, opnieuw groenen. Doet met het in een brandende lamp,zoo zullen al de aanwezigen er uitzien als zwarte Duivels. (Idem).

Toovenaars genezen zieken door middel van den Egelan-tier^(5)^.

Zij snijden een Egelantiertak af van de lengte van den zieke en hangen hemin den schoorsteen; en als de tak verdord is, is ook de zieke genezen. De ziektewerd in den Egelantiertwijg overgezet; de zieke geneest, maar de twijg sterft.| | ^(1)^ Prunus domestica L.| | | ^(2)^ Rosa centifolia L.~ (naast ander gekweekte soorten).| | | ^(3)^ Brasslea nigra L.| | | ^(4)^ Brassica oleracea L.| | | ^(5)^ Rooa canina L.| Aldus in Normandi<e">. (Roll.~ V, 242; naar Lec"oe"ur). -- Ofwel, onder het uitspre-ken van magische woorden, bij het krieken van den dag, rukt hij een Egelantieruit en, achteruitgaande, verwijdert hij zich van den ontwortelden Struik. Aldusin d<e'>p.~ Gard.~ (Roll.~ l.c.; naar Baumefort, Monum.~ celt.~ du Gard, 1863, p.~ 14).

Een vliesvleugelig Insekt, de Rozencynips (Cynips rosae L.~),legt zijn eitjes in den wilden Rozelaar^(1)^; daar ontstaat een mos-vormige Gal. de Rozengal of zoogenaamde Bedeguar.

In Zwaben gebruikt men deze Rozengal om op een vooraf bepaald uurwakker te worden. (E.~ Meier, p.~ 249).

De Vogelkerseboom^(2)^ is een Heksenboom.

In Duitschland daarom `Hexenbaum' geheeten. (Pritz.~ u.~ Jess.~, naarGleditsch). -- Het was veeleer een antimagische Boom. (Z.~ beneden, B, Anti,magische Flora).

Onrijpe Peerlijsterbessen^(3)^ kunnen een mensch doen veran-deren van geslacht.

Zij zijn, onrijp, buitengemeen wrang. Wie zeven van die Bessen opeet,verandert ineens van geslacht. Aldus te Maillezais (Vend<e'>e) en Pamproux(Deux-S<e`>vres). Roll.~ V, 113. -- Als een man zegt: `'k Zou willen vrouw zijn',of, omgekeerd, een vrouw begeert man te zijn, dan wordt geantwoord: `omvan geslacht te veranderen, moet men, zonder <e'>en grimas te maken, zevenonrijpe Peerlijsterbessen eten!' Aldus in d<e'>p.~ Aude. (Idem.~).

Onder den naam van Vijfvingerkruid (Lat.~ Quinquefolium)begreep men verscheidene Potentilla-soorten, doch vooral de krui-pende Ganzerik^(4)^. 't Was een Tooverkruid.

Men begroef Vijfvingerkruid met kruipende Klaver^(5)^ en er uit kwamenroode en groene Slangen: indien men deze tot poeder stootte, en dit in eenbrandende lamp deed, zag men rond zich allerlei Slangen. Legde men het onderhet hoofd van iemand die in zijn, bed lag, zoo kon hij geen oog toedoen. (Mag.~nat.~, 78).

Dicht bij de Roosachtigen schikt men de Crassulacee<e">n ofVetkruidachtigen. En met het sap van de welbekende Donder-baard^(6)^ deden de Tooverkonstenaars het volgende Wonder-toertje:| | ^(1)^ Rooa canina L.| | | ^(2)^ Prunus padus L.| | | ^(3)^ Sorbus domestica L.| | | ^(4)^ Potentilla reptans L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(5)^ Trifolium re pens L.| | | ^(6)^ Sempervivum tectorum L.|

Neem rood Arsenicum en Aluin, en meng alles te zamen met `het sapvan Semper vive' en de gal van eenen stier; besmeer daarmede de handen vaneenen mensch: deze mag een gloeiend ijzer in zijn handen nemen en zal nietverbranden. (Alb.~ Magnus, Eij recto).

8. Vlinderbloemigen (of Papilionacee<e">n).

Een Vierklaver^(1)^, d.~ i.~ een Klaverblad met vier blaadjes(gewoonlijk zijn er maar drie), brengt geluk bij.

Wie er eene op St.~ Jansavond (nacht tusschen 23 en 24 Juni) vindt, kan ermede tooverkunsten doen. (Wuttke, n"r" 142; Zeitschr.~ P.~ D.~ Myth.~ 1, 126). De Vierklaver groeit op den boord van de hel; daarom is zij zoo zeldzaamen noemt men ze, in Calvados (Fr.~) `Herbe du Diable' "=" Duivelskruid. (Roll.~ IV, 148).

Het was zeer gevaarlijk op eene Vierklaver barvoets te tre-den: was 't een man hij kreeg de witte koortsen; was 't eenevrouw, zij werd door haren man bedrogen.

Aldus bij Roll.~ IV, 148 (naar Evangile des Quenouilles).

Om iemand te betooveren, legt de Tooveres een Vijfklaver-- nog zeldzamer dan een Vierklaver -- in het wijwatervat, waar-uit de persoon, dien zij beheksen wil, zijn wijwater neemt.

Aldus te Arrens (d<e'>p.~ Hautes-Pyr<e'>n<e'>es). Roll.~ IV, 148.

Zelfs de gemeene driebladige Klaver werd hier en daar alsTooverkruid beschouwd.

In een betooverd huis, hoorde men, 's nachts v<o'>or de O.~ L.~ Vrouwfeest-dagen, een onzichtbaar wezen dat Klaverzaad tot gruis stampte. Aldus te Argentr<e'>,d<e'>p.~ Mayenne. (Roll.~ IV, 148; Rev.~ des Trad.~pop.~, 1899, p.~ 641). Indien eene vrouw den honig uit de Klaverbloemen opzuigt (en zij bevattenveel honig!), zullen al haar koeien openbarsten. Omstr.~ van Valence, d<e'>p.~Dr<o^>me. (Roll.~ l.~ c.~).

Het geelbloemige Wonderkruid^(2)^, anders een Heilkruid,heet, in Silezi<e">, `Berufkraut' d.~ i.~ Betooverkruid.

Pritz.~ u.~ Jessen.

"*" Heksenhout is, te Diest en omstreek, de Gaspeldoorn^(3)^.| | ^(1)^ Trifolium pratense L.| | | ^(2)^ Anthyllis vulneraria L.| | | ^(3)^ Ulex europaeus L.|

P<a^>que, Volksn. Waarom? Om de sterke stekels? Planten met doornen ofstekels werden vaak door (of tegen) de Heksen gebezigd.

De beschaamde Zinplant^(1)^ was in Amerika, waar het in 'twilde groeit, een Heksenheestertje.

Het is een Kruid dat aan de Indiaansche Toovenaars en Waarzeggersmaar al te bekend is. (Dod.~ uitg.~ van 1644, blz.~ 1437).

De Magi<e">r gebruikt, voor zijn magisch Zondagwerk RoodeSandel als reukstof.

L<e'>vy, H.~ M.~ 117 (z.~ boven Laurierachtigen). Dat geurige Rood Sandelhoutkomt van den Sandel- Vleugelvruchtboom^_(2)_^, een Vlinderbloemige, OostindischeBoom.

Het tooverpotje van den Mayombschen Toovenaar of feti-cheur bevat water met zeker Kruiden en staat op drie Lubota- pinnen.

Dat tooverpotje heet `finzungu' (Bittremieux, i.~ v.~ Bikandu, blz.~ 56). `Lubota' is een Vlinderbloemige Boom met ijzerhard hout, behoorende tot hetgeslacht Milletia.

converted by Web2PDFConvert.com

9. Plataanachtigen (of Platanacee<e">n).

Den Woensdag gebruikte den Magi<e">r Storax als reukwerk.

L<e'>vy, H.~ M.~ 118; vgl.~ beneden Lelieachtigen. -- Storax werd eertijdageleverd door Styrax officinalis L.~; thans door de Plataanachtige Liquidambar- soorten (L.~ orientalis L.~, L.~ tricuspis Miq.~ en L.~ Altingianum Bl.~). Z.~ Leunis,542; en beneden Styraxachtigen.

Den Maandag gebruikte hij, voor zijn magische berookingen,Amber.

L<e'>vy, l.~ c. Vgl.~ boven Hanevoetachtigen. -- Amber, nl.~ de witte vloeibare,werd gegeven door Liquidambar styraciflua L.

10. Toovernootachtigen (of Hamamelidacee<e">n).

Een Amerikaansche Heester, die op onzen gewonen Haze-laar^(3)^ trekt doch tot een andere familie behoort, heeft den En-gelschen naam gekregen van `Witch Hazel' (Heksenhazelaar),omdat de Wichelaars en Tooveressen de twijgen tot hun Toover-kunstjes bezigden.| | ^(1)^ Mimosa pudica L.| | | ^(2)^ Pterocarpus santalinus L.~ fil.| | | ^(3)^ Corylus avellana L.|

De wetenschappelijke benaming is Hamamelis virginica L.~, Hgd.~ `Zauber-atrauch' en `Zaubernuss' en, hiernaar, in 't Ndl.~ Tooverstruik en Toover-noot. Met die twijgen ontdekte men ertsmijnen, zoutlagen en bronnen. (Leunis,241). In een voetnota legt Leunis den naam anders uit: in den herfst verschijnende Bloemen en in den volgenden Zomer de Vruchten en dat bleek, voor 't ge-meen volk, iets wonderbaars te zijn. -- Knortz, 6, schrijft liever `Wych hasel'en brengt het tot Angelsaksisch `Wice' "=" Olm. -- Vgl.~ beneden Tooverroede.

11. Katjesdragers (of Amentacee<e">n).

De Wilgen^(1)^ zijn Heksenboomen.

De koningin der Heksen draagt, als schepter, een Wilgeroede. (Rel.~ u.~Bohn.~ 360). De Heksen strepen met roode Wilgetwijgen^_(2)_^ den morgendauw van dePlanten af, en brengen aldus verderfelijke rijp en vorst teweeg. (Perger, 312). Zij wringen knoopen in de Wilgetakken en kunnen, door zulke handelwijze,iemand doen sterven, (Idem). Men mag in eenen stal, waar gevogelte broedt, geenen Wilgetwijg draaien;want hierdoor krijgen de uitgekipte jongskens kromme halzen. (Idem). Men verklaart die Heksenkrachten der Wilgen als volgt: hun loover isvaal; -- hun schors is grauw; de Wilgetronken zien er, in de schemeringen des nachts, spookachtig uit; -- zij groeien langs waterbeek en -poel, dievaak, op bedriegelijke wijze, ongelukkigen aanlokken en van 't leven berooven;-- Judas heeft .zich aan eenen Wilg opgehangen; -- Heksen wonen in holleKnotwilgen; -- en Christus werd met Wilgeroeden gegeeseld.

Men rekende den Griekschen Populier^(3)^ en den eetbarenEik^(4)^ onder de magische Boomen.

De Magi<e">rs hebben, voor hun magisch Donderdagwerk -- een werk vanhoogmoed en politieken aard, aan Jupiter toegewijd -- een scharlaken kleed aan,en over 't voorhoofd een linnen band met het teeken van Jupiter's geest en dendrie magische woorden: Giarar, Bethor en Samgabi<e">l. De reukstoffen zijn Wie-rook^_(5)_^, Ambergrijs^_(6)_^, Balsem^_(7)_^, Paradijszaad^_(8)_^, Foelie^_(9)_^ en Saffraan^_(1O)_^;| | ^(1)^ Geslacht Salix (vooral Salix alba L.~, S.~ fragilis L.~, S.~ cinerea L.~ en S.~| caprea L.~).| | | ^(2)^ Denkelijk van S.~ purpurea L.~ of Purper-teen.| | | ^(3)^ Populus graeca L..| | | ^(4)^ Quercus esculus L.| | | ^(5)^ Hars van Boswellia sacra Fl<u">ck.| | | ^(6)^ Gevormd door verharsingen in de darmen van den Cachalot

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(7)^ Peruviaansche of echte Balsem. Hars van Myroxylon sansonatense Klotsch.| | | ^(8)^ Waarschijnlijk Amomum maleguetta, Fr.~ `Maniguette'.| | | ^(9)^ Muskaatnoot-mantel.| | | ^(10)^ Crocus sativus L.| de kransen en kronen zijn gemaakt met Eik, Populier, Vijgeboom^_(1)_^ en Granaat-boom^_(2)_^; de vingerring heeft een smaragd of een Saffier. -- Z.~ beneden Heksen-planten.

12. Sandelhoutachtigen (of Santalacee<e">n).

In Beieren en Tirol heet het Alpisch Bergvlas^(3)^ `Vermain-kraut'.

Pritz.~ u.~ Jessen; Hgd.~ `Vermainkraut' bet.~ Heksenkruid (het ww.~ `ver-meinen' "=" vervloeken, beheksen).

De Magi<e">r gebruikt voor zijn magisch Maandagwerk, deWitte Sandel als reukstof.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118. Z.~ boven Hanevoetachtigen. -- Witte Sandel, dereukstof nl.~, is het Splinthout van den Oostindischen witten Sandelboom^_(4)_^.

Met de Sandelhoutachtigen is onze magische Marentak ver-want (voor velen een Loranthacee). Hij wordt genoeg in Zuid- Nederland gevonden -- in Noord-Nederland is hij zeldzamer. Hijwoekert vooral (in ons land) op Populieren^(5)^ en Appelboomen^(6)^(soms op Doornen^(7)^, Pereboomen^(8)^ en Eiken^(9)^. Hij heeft eengegaffelden Stengel, lederachtige, immergroene, langwerpige entegenoverstaande Bladeren; de Bloempjes zijn zeer klein en weinigin 't oog vallend, monoecisch en geelachtig groen; de vrouwelijkeworden witte, slijmachtige (van hier de Lat.~ naam Viscum en deNederlandsche Vogellijm), glanzende Bessen als zilveren parels. Moest het geen Heksenkruid zijn, dat zoo hoog, aan bossen gelij-kende, of eksternesten, op Boomen groeide en in den winter zoogroen stond als in den zomer?

In 't Vlaamsch heet deze Half-Schuimplant gewoonlijk Marentak (z.~ andernamen bij P<a^>que en Heukels). De Franschen heeten het gewoonlijk `Gui du Ch<e^>ne', alhoewel hetuiterst zelden op Eiken wordt gevonden. Doch Marentak, die men op Eik vindt,| | ^(1)^ Ficus carica L.| | | ^(2)^ Punica granatum L.| | | ^(3)^ Thesium alpinum L.| | | ^(4)^ Santalum album L.,| | | ^(5)^ Populus canadensis Mich.~ en eenige andere soorten.| | | ^(6)^ Malus communis Poir.| | | ^(7)^ Crataegus oxyacantha L.~ en C.~ monogyna Jacq.| | | ^(8)^ Pirus communis L.| | | ^(9)^ Quercus robur L.| is, juist om die zeldzaamheid, de krachtigste. Reeds Lobelius (Cruydtb.~ 775)schrijft: "*" `Marentacken die op d'Eycke-boomen wassen zijn d'alderbeste, maerworden soo selden ghevonden, dat nauwe aen den duysensten Eyckenboomghesien wordt. Jae dat meer is, in Enghellandt daer wy Eycken sonder ghetalghesien hebben, en was maer eenen boom oft twee, daer wy, maer seer luttel,tselve op saghen, d'welcke oock seer nauwe bewaert wordt'. Naar Leunis (Syn.~) heeft men Viscum album L.~, in Europa, op ongeveer50 Loof- en Naaldboomsoorten gevonden.

converted by Web2PDFConvert.com

Bij de Grieken en de Romeinen was de Marentak reeds in groot aanzien:het was de Toovertak of Magische Twijg van Proserpina, en hij alleen vermochthet de poorten der Hel te ontsluiten. Door middel van dien Tak komt Aeneasin de Onderaardsche Wereld. De Sibylle van Cuma raadt hem: `In de schaduwevan eenen Boom en zijn loof bloeit een gouden Tak met zijn taaie telgen. Hetgansch Woud bedekt dezen Tak, omringd van duistere en schaduwachtigedalen; en het is niet eer geoorloofd de onderaardsche gewesten te bezoeken,'t en zij men dien gouden Tak en zijne Vrucht plukke. Den eersten Tak afge-broken zijnde, zoo zal terstond een ander, die van 't zelfde metaal blikkert, in deplaats groeien. Hierom, sla gade, hef uwe oogen omhoog, en den Tak ziende,pluk hem naar behooren; want zijt gij hiertoe beroepen, zoo zal de Tak gewilligen van zelf volgen; anders kunt gij dien met geen geweld afrukken, noch metgeen stalen lemmer afhouwen'. (Aene<i">de, VI, vert.~ van Vondel). Aeneas gaatdus naar het Bosch, doch vindt den Wondertwijg niet. Hij smeekt nu zijneMoeder Venus hem niet te verlaten. De godin zendt hem een paar van hareduiven: zij vliegen al pikkende voort, zoodat men haar met het oog kan volgen. Zij komen eindelijk aan den hellemond, waaruit de bange lucht van Avernusdrijft, zweven haastig omhoog, aldoor de dunne lucht, en zetten zich tergewenschter plaatse op den Boom neder, waaruit die geschakeerde glans van hetgoud tusschen de Takken blinkt en blikkert; gelijk het Vogellijm, gesproten uitSnippemest^_(1)_^, dat aan de Schors kleeft, in het snerpen van den kouden winter,in de bosschen op een nieuw pleegt te bloeien, en zich om lange Stammen metzijn eigen oranjegewas krinkelt, zoo glinstert ook het goud dat aan den schaduw-rijken Eikeboom groeit; zoo kraakt dit Blad van den zachten wind. Aeneasschiet vurig toe, breekt het Kruid met kracht af, hoe noode het volge, en brengthet bij de Sibylle-waarzeggerin. Daarna komt hij met deze aan den Styx, toontden Magischen Twijg en geraakt aldus in de Hel. Door de hulp van ditzelfdeKruid, komt hij er weer uit, en hij steekt, v<o'>or het heengaan, den Tak recht v<o'>orde poort van de Onderwereld. De schoone Noorsche God Balder, was de lieveling der Azen; en Freyaen Odin deden alle elementen, alle dieren en Planten, alle vergift en ziekte| | ^(1)^ Men kent het Latijnsche spreekwoord: Turdus Ipse sibi malum cacat, dat,| verklaard, beteekent: de lijster eet de Marentakbessen, drijft het Zaad met haar| mest naar buiten op den Boom. waar het vastkleeft en schiet, en opnieuw| Bessen voortbrengt; uit deze Bessen neemt de Vogelaar de lijm, waarmede hij de| lijster vangt, zoodat deze de oorzaak van haar eigen verderf is.| zweren dat zij nooit den lieven Balder zouden schaden. Maar oostelijk vanWalhalla groeide, op eenen Boom, de Marentak en hij verschool zich heimelijkonder 't dichte loover: zoo werd de Heester vergeten en hij legde gemeldeneed niet af. De booze Loki wist dit. Op eenen dag verlustigden zich de godenmet naar den onwondbaren Balder pijlen en schichten en steenen te werpen,en zij kapten naar den lieveling met het snijdende zwaard. Loki sneed denTwijg van de Mistel -- zoo heet nog de Marentak -- en vervormde hem totscherpe speer; hij gaf deze den blinden H<o">dur, richtte dezes hand in 't werpenen Balder viel, door de Mistel getroffen, doodelijk gewond neder. Sedertdiengold de Marentak als een werktuig van den Booze en werd hij, door Toovenaarsen Heksen, in hun mysterieus en onheilvol werk benuttigd. Zie over deze Eddasage en derzelver verklaring, mijn Plantenkultus. Het schijnt ook, voor velen, dat de Tooverroede van Odin -- zijn`Wunsch', `van goud een roedelijn' -- de Marentak was. Door aanrakingmet die Marentakroede vielen Brunhilde en de heele natuur in doodslaap. Zie 'tNevelingenlied; Rel.~ u.~ Bohnh.~ 78. -- en mijne Plantensagen (die, hoop ik, eerlangzullen verschijnen). Albertus Magnus (Mag.~ nat.~ 75) beweert dat de Chaldee<e">rs dezen Heester`Luperax' en de Grieken hem `Elisena' heeten: dat hij in de Boomen groeit,die doorboord zijn; en dat men, als men het bij een ander Kruid, met name`Sylphium'^_(1)_^ voegt, het alle sloten kan openen. Hangt men den Marentak,met een zwaluwvleugel, aan eenen Boom, zoo zullen al de vogelen van tweeuren en half in den omtrek er zich vergaderen. "*" Lobelius (blz.~ 776) zegt nog dat `Heydensche Walsche priesters enPhilosophen' dikwijls met Eik en Eikenmarentak `propheteerden'. Hij voegter bij dat de Alchimisten den Geest der Plant zeer begeerden, doch dat deze`mysterien ende secreten den ghemeynen lieden niet en behooren gheopenbaertte worden'. In Valence (Fr.~) durft men de Appelen niet eten, die op eenen Appe-laar^_(2)_^, die Marentak draagt, gerijpt zijn. (Roll.~ VI, 236). Doch de Marentak was ook een heilaanbrengende Plant; want Heksen-planten waren vaak Heilkruiden.

Niet zeer verre van den Marentak staan de uitheemsche Bala-nophoracee<e">n en tot deze familie behoort een KongoleescheSchuimplant, die in 't Mayombsch `Dilandu' (of `Ma-dilandu')heet.

Deze `Dilandu' is een `Nkisi-plant', dat is, zij wordt ais fetisch entoovermiddel aangewend. (Bittremieux, 133).| | ^(1)^ Sylphium is, naar Sprengel, Ferula scorodosma Benth.~ et Hook.~, de Plant| die Duivelsdrek levert. ` Luperax' en `Elisena' kan ik niet identificeeren.| | | ^(2)^ Malus communis Poir.|

converted by Web2PDFConvert.com

13. Netelachtigen (of Urticacee<e">n).

De Bergolm^(1)^ heet. in Engeland. `Witch-Elm' d.i.~ Hek-senolm.

Withering, Brit.~ Bot. Waarom?

Ook gebruikten Toovenaars, voor hun Heksentoertjes, gewoneNetelen^(2)^.

Zij deden Netels bij Vijfvingerkruidsap^_(3)_^. bestreken er zich de handenmee, en wierpen de rest van 't mengsel in 't water en hielden hierin de handen;zoo vingen zij gemakkelijk al de visschen die er in waren; trokken zij echterde handen uit het water. dan gingen de visschen op hun vroeger plaats terug. (Mag.~ nat.~ 71). Wie Netels met Duizendblad^_(4)_^ in de hand houdt, kent geen schrik envreest geen Spook. (Idem). Om te weten of een zieke genezen zal of sterven, nemen de Tooverdoctorszijne pis en leggen er, gedurende 24 uur, Netelblaren in: verslensen deze niet,er is geen stervensgevaar; verslensen zij wel, dan beteekent dit dood of lang-durige. zware ziekte. (Idem, 226). "*" Hennen die voedsel met Netels te eten krijgen, leggen den heelen wintereieren. (Dod.~, 225).

Bij graven zochten Heksen den wilden Vijgeboom^(5)^.

This.~ 64; beneden den heelen tekst bij Hoornheul. De Magi<e">rs gebruikten, voor hun magisch Donderdagwerk, kransen enkronen van Vijgeboom. (L<e'>vy, H.~ M.~ 119; vgl.~ Katjesdragers).

Met Kempzaad^(6)^ kon men wondertoeren verrichten.

Als gij wilt dat al die in de kamer zijn, zonder hoofd schijnen, neem pulvervan `levende solpher / ende Kempsaet', meng het ondereen, doe het in eenlamp, ontsteek ze en doof alle ander licht uit.

14. Ganzevoetachtigen (of Chenopodiacee<e">n).

De Ganzevoeten^(7)^ zijn Heksenkruiden.

Perger, 176; Grimm, D.~ M.~ 1164). Zij staan in verband met Kabouters en Kobolden. (Z.~ald.~).| | ^(1)^ Ulmus montana Willd.| | | ^(2)^ Urtica dioica L.~ en ook wel U.~ urens L.| | | ^(3)^ Potentilla reptans L. De Leidensche uitg.~ zegt: `met het sap van Semper| viue': hier wordt bedoeld Donderbaard (Sempervivum tectorum L.~).| | | ^(4)^ Achillaea mlllefolium L.| | | ^(5)^ Ficus carica L.| | | ^(6)^ Cannabis sativa L.| | | ^(7)^ Vooral Chenopodium album L.|

15. Duizendknoopachtigen (of Polygonacee<e">n).

De Maankruidachtige Zuring^(1)^ (uit Savooie, zegt Lobelius;van de Kanarische Eilanden, zegt Persoon) moet, naar den naamte oordeelen, een magisch Kruid zijn.

`Lunaria Magorum Arabum, Maen-cruydt van de Wijse van Arabi<e">'. Aldus Lobelius, 984-5.

16. Anjelierachtigen (of Caryophyllacee<e">n).

Grasmuur of grasachtige Sterremuur^(2)^ is een, in Europawijd verspreid wit Bloempje. In Rusland heet het: `Ourotchnaiatrava' d.i.~ Tooverijplant.

Roll.~ Fl.~ pop.~ III, 46.

De witte Avond-Koekoeksbloem^(3)^ stond met de Walkuren,thans tot ia de lucht varende Heksen afgedaald, in verband. Loni-

converted by Web2PDFConvert.com

cerus heet ze `Walckerkraut'.

Zooveel als Walkurenkruid. (Pritz.~ u.~ Jess.~). -- Zie voor de mutatie vanWalkuren tot nachtelijke Heksen en Maren, Herrmann, D.~ M.~ 405. In 't Hertogdom Oldenburg noemt men ze`D<o">denblume' d.~ i.~ Dooden-bloem: wie Witte Koekoeksbloem plukt, zal weldra sterven of een bloedverwantverliezen. (Roll II, 245; Strackerjan). -- Een gelijkend volksgeloof bestaat inCumberland (Eng.~; Roll.~ l.~ c.~; Britten u.~ Holland).

17. Mirtachtigen (of Myrtacee<e">n).

De Magi<e">r benutte, voor zijn magisch Donderdagwerk, Gra-naatkransen en -kronen^^.

L<e'>vy, H.~ M.~ 119; vgl.~ boven Katjesdragers.

En, voor zijn magisch Vrijdagwerk. de Mirt^(5)^.

L<e'>vy, H.~ M.~ l.~ c.

18. Basterdwederikachtigen (of Oenotheracee<e">n).

De Ouden gebruikten de Wilgeroosjes^(6)^ als magischePlanten.| | ^(1)^ Rumex lunaria L.| | | ^(2)^ Stellaria graminea L.| | | ^(3)^ Melandrium album L.| | | ^(4)^ Punica granatum L.| | | ^(5)^ Myrtus communis L.,| | | ^(6)^ Epilobium-soorten.|

Zij heetten deze gemeene Kruiden Oenothera (naam die men later opOenothera biennis L.~, een verwante, in 1614 uit Virgini<e"> ingevoerde Bloem,overgebracht heeft), omdat hun sap, met wijn ingegeven, de wilde dieren tamen zachtmoedig maakte. (Prahn, 45; Kannegiesser; Blanc.~ Lex.~ i.v.~ Onagra).

Ook het in alle boschjes zoo gemeene Circea-kruid^^ was eenTooverplantje.

De naam Circaea bewijst het. (Z. beneden Circaeakruiden). In Fr.~ heetmen dat `Herbe aux Sorci<e`>res'. (Gillet et Magne, Fl.~). Bij DB is het eenDoolkruld, een kruid dat den persoon welke er op trapt, doet verdolen.

19. Vlasachtigen (of Linacee<e">n).

De Heksen spinnen wel eens het Vlas tot garen: indien eenmeisje onbezonnen genoeg is om, 's Zaterdagsavonds, Vlas^(2)^op haar spinrokken te laten, komen de Heksen en spinnen in hareplaats voort -- maar 't is Heksenlinnen.

Perger, 193.

Heksen betooveren soms het Vlasveld: het ziet er dan uit alsstroomend water, vooral als lichte wind er over waait.

Idem.

20. Maluwachtigen (of Malvacee<e">n).

Maluwe en Heemst behoorden tot de Tooverflora.

Om iets heet of gloeiend, zonder eenig letsel in de bloote hand te nemen,gebruikten de Toovenaars kalk in een weinig Boonenwater^_(3)_^ opgelost; zij dedener Maluwe^_(4)_^ bij en bestreken er mee den palm van de hand (Albertus Magnus,Boeck der Secreten E VIIJ verso, editie van Leyden); ofwel zij mengden WitteMaluwe of Heemst^_(5)_^ en overwreven er de hand mee; ofwel het sap vanHeemst (ook Bismalve genoemd) "+" wit van een ei "+" semen Psillij^_(6)_^ "+" gestoo-ten kalk "+" sap van Radijs^_(7)_^: aldus konden zij in het vuur gaan en gloeiendijzer vastnemen (id).| | ^(1)^ Circaea lutetiana L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(2)^ Linum usitatissimum L.| | | ^(3)^ Vicia faba L.| | | ^(4)^ Malva silvestris L.| | | ^(5)^ Althaea officinalis L.| | | ^(6)^ Plantago psyllium L.~, het Vlooienkruid; in Mag.~ Nat.~ staat `Graine de| Persil'.| | | ^(7)^ Raphanus sativus L.|

21. Ruitachtigen (of Rutacee<e">n).

De gemeene Hofruit^(1)^ is bekend als Heilkruid, doch tevensals Tooverkruid.

"*" Niettegenstaande al hare goede eigenschappen en deugden had de Ruitvooral een groote `hindernisse', zegt Dodoens (168): `soo is het te weten,dat sy ghehouden wort voor een groot beletsel van de generatie oft vleeschlijckeversamelinge'. En 't was misschien tot zulk noodlottig doel dat de Heksen hetin hunnen Tooverketel lieten zieden. De Dinsdag is een dag gewijd aan de werken van gramschap en kastijding. De Magi<e">r moet dan een vuur-, roest- of bloedkleurig kleed dragen met stalengordel en armbanden; de tiara moet met ijzer gebonden zijn; men mag dewichelroede niet gebruiken, enkel den tooverdolk en het zwaard; de kransenzijn van Alsem^_(2)_^ en Ruit, en aan den vinger heeft men een stalen ring meteen amethyst als edelsteen. (L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118).

22. Balsemboomachtigen (of Burseracee<e">n).

De Magi<e">r gebruikt, voor zijn magisch Zondag- en Donder-dagwerk, Mannelijke Wierook als rookwerk.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 117; z.~ boven Katjesdragers. Wierook is Hars van denWierookboom^_(3)_^. `Een soorte daer van heet in 't Arabisch of IndiaenschMelato; in 't Latijn Tus masculum, dat is Wieroock manneken; die eygentlijckende van self rondt is / ende de beste van allen / wit alsse ghebroken wordt /ende binnen wit / ende terstondt brandende alsmense op kolen leght'. (Dod.~ 1367).

23. Schermbloemigen (of Umbelliferen).

De Scheerling^(4)^, een onzer hevigste Giftplanten, werd doorde Tooveressen opgezocht en geplukt, en tot Hekserij gebruikt.

This.~ 64 (naar Ben Jonson's Masque of Queens); -- Shakespeare (Mac-beth, IV, 1). Twee wondertoertjes: Om personen met elkaar te doen vechten vermengde men de hersens vaneenen Arend met het sap van `Scherlinc' en liet het drinken. (Alb.~ Magnus,C IJ, recto). -- En om vogelen te vangen `metter hant' wierp men hun totvoedsel eenig Zaad geweekt in wijn en in Scheerlinksap. (Id.~ E IIIJ, verso).

De Kruisdistels^(5)^ hadden een wonderbare kracht: zij dedende geiten stom en verbaasd stilstaan.| | ^(1)^ Ruta graveolens L.| | | ^(2)^ Artemisia absinthium L.| | | ^(3)^ Boswellia sacra Fl<u">ck, en ook B.~ carteri.| | | ^(4)^ Conium maculatum L.| | | ^(5)^ Eryngium maritimum L.~ en E.~ campestre L.|

Plutarchus getuigt: zoo een geitje, bij toeval, een Blad van Eryngium inden muil neemt, zoo zal het eerst, en na haar de heele kudde die daar omtrentis, stil en verbaasd blijven staan; en dat zal, zoolang duren tot de herder er bijkomt en het Wonderblad het geitje uit den mond neemt. Z.~ nog Lobelius, II, 24:hij zegt dat de Grieksche Philosophen meenen dat Eryngium zooveel is als een`opruspinge', omdat de geit die een taksken ervan afgebeten en ingeslikt heeft,de heele kudde doet stilstaan, alsof zij verbaasd ware en zoo lang tot zij door

converted by Web2PDFConvert.com

`opriptsenen' het Eryngium weer uitgeworpen heeft. Blancardus (Lex.~), ondermeer andere, geeft ook deze etymologie die niettemin onzeker is. Z.~ Leunis enKannegiesser.

De Magi<e">r gebruikt, voor zijn magisch Zondagwerk, als reuk-stof, Duivelsdrek^(1)^ of Asa foetida.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 119. Vgl.~ beneden Windeachtigen.

24. Geitebladachtigen (of Caprifoliacee<e">n).

Vlierboom^(2)^ is een Heksenplant: daarom mag men, indienmen alle onheil wil voorkomen, zijn Hout niet verbranden.

Aldus in Thuringen. (Wuttke, 95). Zie nog een Vliersage bij Meier, n"r" 19, p.~ 27. Over Vrouw Ellhorn, z.~ beneden. Op het Eichsfeld (Duitschl.~) waarschuwt men de lieden tegen het ver-branden van Vlierhout, dewijl zulke daad al de hoenders van het huis zou doensterven. (Puger, 260).

Onder sommige Vlierboom en zit een onheilvoorspellende,spokerige Hen -- natuurlijk eene Heks.

Aldus te Ochtersum. (Seifert, II, 165; Perger, 260).

De zoogenaamde Vlierolie had wonderkrachten.

Vlierolie met kwikzilver en bloed in een zwarte lamp gebrand, vervormtden mensch in moor; -- gebruikt men een groene lamp met Vlierolieen een lemmet gemaakt van een stuk van een doodkleed dat besmeerd is meteenig gesmolten vet van een zwarten hond en drie staartharen van hetzelfdebeest, dan zullen de menschen schijnen te zijn Geesten `in een leelijck endevreeslijck maecsel'; neem het vet van een serpent met zout en een doodkleedin vier stukken gesneden, doe in elk stuk wat van dit vet en maak vier lemmetten,doe deze in vier nieuwe lampen met Vlierolie en ontsteek ze in de vier hoekenvan den huize, het geheel huis zal vol serpenten schijnen. (Alb.~ Magnus, E VJ,verso; E VIJ, recto; F J, verso).| | ^(1)^ Scorodosma asa-foetida Bunge.| | | ^(2)^ Sambucus nigra L.|

25. Valeriaanachtigen.

De Valeriane^(1)^. een echt Heilkruid nochtans, heet `Hexen-kraut' ("=" Heksenkruid.

Aldus in G<o">ttingen. (Pritz.~ u.~ Jess.~; Salomon-Voss).

De verwante Keltische Valeriane^(2)^ heeft den naam van`Hexenrauch' ("=" Heksenrook).

Pritz.~ u.~ Jessen.

26. Wolfsmelkachtigen (of Euphorbiacee<e">n).

De Tournesol-plant^(3)^ wordt. door den Magi<e">r. tot altaar-en driepikkelkrans in zijn magisch Zondagwerk aangewend.

L<e'>vy, H.~ M.~ 117. Tournesol is de Lakmoesplant uit Zuid-Europa. Picke-ring, 98, zegt dat Crozophora villosa een Magi<e">rplant is.

In zijn Woensdag arbeid benuttigt de Magi<e">r het gewoneBingelkruid^(4)^.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118.

27. Olijfachtigen (of Oleacee<e">n).

Voor zijn magisch Vrijdagwerk gebruikt de Magi<e">r Olijfguir-landes^(5)^ en voor Zaterdagwerk Eschkransen^(6)^.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 119.

28. Kaardebolachtigen (of Dipsacee<e">n).

De gewone Kaardebol^(7)^ wordt wel als een Heksenplant be-schouwd.

Zij moet hiertoe geplukt worden van den 23"e""n" tot den 29"e""n" dag van demaan en onder Tarwe^_(8)_^ of Gerst^_(9)_^ bewaard worden. (Legran, Sci.~ etMagie, 20).

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(1)^ Valeriana officinalis L.| | | ^(2)^ Valeriana celtica L.| | | ^(3)^ Crozophora tinctoria L.| | | ^(4)^ Mercurialis annua L.| | | ^(5)^ Olea europaea L.| | | ^(6)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(7)^ Dipsacus fullonum L.~; en ook wel D.~ silvestris L.| | | ^(8)^ Triticum vulgare L.| | | ^(9)^ Hordeum vulgare L.| Neem Kaarden en week ze in Mandragorasap^_(1)_^; geef ze aan een teef ofeenig ander vrouwelijk beest: zij zal daardoor zwanger worden en een jong vanhare soort voortbrengen. Neem nu een maaltand van dat jong en raak er medevleesch of wijn aan: zij die er van eten of drinken zullen, zullen kijven of vechten. Zij zullen opnieuw vreedzaam worden, indien men hun Verbenasap ingeeft.(Mag.~ nat.~ 71-2). Naar de Nederl.~ vertaling van 't zelfde boekje (1551?) geeftmen aan de vechtenden te drinken `tsap van Amantille, dat is Valeriane^_(2)_^'. In Silezi<e"> heet de Kaarde `Walckerdistel' "=" Walkurendistel en werd alzootot de heksachtige Walkuren gebracht. (Pritz.~ u.~ Jess.; naar Mattuschka, Fl.~ Sil.~).

29. Sleutelbloemachtigen (of Primulacee<e">n).

Op sommige plaatsen van Duitschland heet het mooie Alpen-klokje^(3)^ `Beschreikraut' d.~ i.~ Tooverkruid of Kruid waarmedemen `beschreit' ("=" betoovert).

Aldus te Lungau. (Pritz.~ u.~ Jess.~).

De Grieken dachten dat de gemeene Wederik^(4)^ een Hek-senkruid was.

`Van daer zijn sommighe die meynen / dat het soo ghenoemt is' -- nl.~ in't Grieksch `Lusimakion' -- `omdat de Ouders in Griekenlandt, door eenighevalsche ende ijdele meyninghe oft superstitie, gheloofden, dat dit cruydt, doorsijne verborghen ende heymelijcke eyghentschap, kracht hadde om den twistvan de dieren te slissen ende op te doen houden, besonder van het Vee; alsvan Ossen ende Schapen, ende oock van de Bien, maer alleenlijck tusschen denhoop gheworpen zijnde'. (Dod.~ 115). Vgl.~ den tekst uit Plinius bij Kannegiesser.

30. Gentiaanachtigen.

Het Duizendguldenkruid of de kleine Santorie^(5)^, een gemeenbittersmakend, roodbloemig Kruid, behoorde tot de Toovenaars-flora.

Toovenaars vermengen Duizendguldenkruid -- naam die door geleerdenvolksetymologisch gevormd is naar Lat.~ Centaurium (lat.~ centum, honderd,aurum, goud; dus eigenlijk Honderdguldenkruid) -- met het bloed eener wijfjes-hop en gieten dat, met olie, in een lamp. Indien zij deze doen branden, meenenal de aanwezigen dat zij Toovenaars geworden zijn, want zij zien elkander met| | ^(1)^ Atropa mandragora L.| | | ^(2)^ Valeriana officinalis L.~ of V.~ phu L. `Amantille' heb ik op geen ander| plaats gevonden.| | | ^(3)^ Soldanella alpina L.| | | ^(4)^ Lysimachia vulgaris L.| | | ^(5)^ Erythraea centaurium L.| de voeten omboog en het hoofd omlaag! Werpt men een deel van dat mengsel

converted by Web2PDFConvert.com

in een vuur, als de sterren blinken, dan meenen deze personen dat zij achterelkander loopen en tegeneen botsen. Raakt men met kleine Santorie den neusvan een persoon, zoo wordt deze zoo bang dat hij, uit alle macht, wegloopt! (Mag.~ nat.~ 75). Op hetzelfde volksetymologiscb geloof steunt het volgende gebruik: OpSt.~ Jansdag gaat men stilzijgend het Duizendguldenkruid zoeken, men plukt hetals de klok middag luidt, steekt het in de geldtasch: men vindt er 't ganschjaar geld. Aldus in de omstreek van Falkenau (Engeland). Marzell, 130. InOpperfranken (streek van Bayreuth) legt men de bloem in den spaarpot metdezelfde bedoeling.. `Mesue betuyght dat kleyne Santorie, geworpen in eenen siedenden hutspot,de stucken vleesch wederom vast maeckt' ^_(1)_^. (Dod.~ 543).

31. Maagdepalmachtigen (of Apocynacee<e">n).

De blauwe Vinkoorde of Maagdepalm^(2)^. die van onder hetlage gestruik in de vroege lente ons zoo vriendelijk tegenlacht,hangt met Hekserij samen. Want in Frankrijk noemt men ze`Herbe <a`> la Sorci<e`>re' ("=" Tooveressekruid) en `Violette desSorciers' ("=" Toovenaarsviooltje).

Z.~ Baillon, Dict.~; Roll.~ VIII, 31. De Magie Naturelle, 73, maakt ons metde volgende Heksentoertjes bekend: Werpt men Vinca met solfer in eenen vijver,zoo moeten er al de visschen sterven; -- geeft men Vinca aan eenen buffel, hijzal in 't midden openbarsten; -- werpt men Vinca in het vuur, zoo zal dit blauw-achtig glinsteren. Vinkoorde was echter veeleer Heilkruid; z.~ beneden. Daartoe was hetnoodig dat zij geplukt wierde van den 23"e""n" tot den 29"e""n" dag der maan en onderTarwe^_(3)_^ of Gerst^_(4)_^ bewaard bleve. (Legran, Sci.~ et Magie, 30). Doch zulkswas een algemeen voorschrift bij het plukken van magische en geneeskundigeKruiden. Men leest in de Ndl.~ vertaling 1551?) van Liber aggregationis (1"e" uitg.~1477) aan Albertus Magnus (z. beneden) toegeschreven: `Nochtans die voor-seyde Cruyden suldy vergaderen, van den drieentwintichsten dach der Manen,tot den dertichsten, van dye ure van Marcurius beghinnende, ende die gheheeleure der daghen wtgravende. Ende dan suldy oock mentie maken van die pijne(dat is te segghen) ghi sult de passie oft het stuck noemen waeromme dat ghijsewt graeft, oft dat ghijt vergadert, ende dan neemt dat cruyt, maer ghy sult hetlegghen op Terwe, oft op garste, ende dan gebruycket tselve daer na tot uwenwercke'.| | ^(1)^ Hetzelfde wordt gezegd van Donderbaard (Sempervivum tectorum L.~),| van Sanikel (Sanicula europaea L.~) en van Alpen-Berenwortel (Meum mutellina| Gaertn.~). Marzell, 128.| | | ^(2)^ Vinca minor L.| | | ^(3)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(4)^ Hordeum vulgare L.|

32. Styraxachtigen.

De Magi<e">r gebruikt bij zijn Woensdag arbeid. als reukwerk,Benzoin en Storax en bij zijn Donderdagarbeid. gewonen Balsem.

L<e'>vy, H.~ M.~ 118 en 119. Vgl.~ Lelieachtigen en Katjesdragers. Benzoin is dearomatische Hars van den tropischen Benzoinboom^_(1)_^; -- Storax is de Balsemvan den Oostersehen Storaxboom^_(2)_^, vroeger althans, want nu wordt de com-mercie<e">ele Storax door verscheidene Liquidambar-soorten geleverd (z.~ Plataan-achtigen, boven); -- Gewone Balsem, nog Mekka-Balsem en Balsem van Gileadgeheeten, vloeit uit de schors van den echten Balsemboom.

33. Bernagieachtigen (of Borraginacee<e">n).

Onder de magische Kruiden rekent men de Europeesche Zon-newende^(3)^.

Zonnewende moet geplukt worden van den 23"e""n" tot den 29"e""n" dag dermaan en onder Tarwe^_(4)_^ of Gerst^_(5)_^ bewaard worden. (Legran, Sci.~ et Mag.~ 30). Bij het magisch Zondagwerk wordt zij gebruikt om er de kransen van hetreukaltaar en den driepikkel van te maken. (L<e'>vy, H.~ M.~ II, 117). Z.~ bovenLaurierachtigen. `Die Nigromantisten' heeten den groensteen Heliotroop `Gemma Babi-lonicum'; en om de zon te doen schijnen gelijk bloed, zalven zij dezen steenmet het sap van het Kruid Heliotroop en doen hem in een pot vol water: ditbegint te zieden en de dikke rook maakt den zonneschijn bloedig. (Alb.~ Magn.~,B V, recto).

Op hetzelfde tijdstip moet de Hondstong^(6)^ geplukt en insge-lijks onder Tarwe of Gerst bewaard worden. Hondstong iseveneens een Heksenkruid.

converted by Web2PDFConvert.com

Legran, o.~ c.~ -- Z.~ boven Heksenzalf. Heksenmeesters legden, op om het even welke plaats, Hondstong met hethart en de baarmoeder van een kikvorsch: al de honden van den omtrek kwamenop die plaats samen. En om de honden te beletten te bassen droeg men datKruid onder den grooten teen; en hing men het aan den hals van den hond, zoomoest deze immer ronddraaien tot hij stierf. (Mag.~ Nat.~ 73-4).

34. Windeachtigen (of Convolvulacee<e">n).

De Zaterdag is een Saturnusdag en de dag van magische| | ^(1)^ Styrax officinalis L.| | | ^(2)^ Amyris giliadense Kunth.| | | ^(3)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(4)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(5)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(6)^ Cynoglossum officinale L.| rouwwerken. De Magi<e">rs gebruikten voor hun magischen arbeidvan dien dag, de Purgeerwinde^(1)^ en het Diagridium als reuk-stoffen.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 119. Diagridium is eigenlijk het melksap van deze Purgeer-winde, met verzachtende stoffen vermengd. Den Zaterdag draagt de Magi<e">r een zwart of bruin kleed met letters vangeborduurde oranjekleurige zijde; hij heeft, rond den hals, een looden medaljemet Saturnus'~ kenteeken en deze Tooverwoorden: Almalec, Aphi<e">l, Zarahi<e">l. De reukstoffen zijn, behalve Scammonea en Diagridium, Aluin, Solfer en Asafoetida^_(2)_^; de guirlandes zijn van Esch^_(3)_^, Cipres^_(4)_^ en Zwart Nieskruid^_(5)_^;de vingerring draagt een onyx en op deze onyx wordt gegrift een dobbel Janus-hoofd met den gewijden stift en op de uren van Saturnus. (Idem).

35. Nachtschaadachtigen (of Solanacee<e">n).

Deze Plantenfamilie bevat veel Giftplanten, waarvan menigeeen beduidende rol in de Tooverij hebben gespeeld. De beroemdste was de Alruin^(6)^ -- een uitheemsch Kruid dat,in de landen rond de Middellandsche Zee, vooral in Griekenland,in 't wilde groeit. Onze oude Botanisten spraken van twee soor-ten -- eigenlijk twee vari<e">teiten van dezelfde soort -- het Man-dragora-Manneken^(7)^, met kogelvormige, gele Bessen en groen-witte, daarna blauwachtige Bloemen op grondstandige Stengels;en het Mandragora-Wijfken^(8)^ met langere, peervormige Bessen. Alruin was (en is) een Heksenkruid, een Tooverwortel, eenCircaea-plant.

Hgd.~ `Hexenkraut' (Pritz.~ u.~ Jessen; Salomon-Voss; Rel.~ u.~ Bohnh.~;Prahn). Ndl.~ Tooverwortel (Delathouwer) en Hgd.~ `Zauberwurz' Pritz.~ u.~Jess.~), Gr.~ `Kirkaia', Lat.~ `Circaea' (Dod.~). Bertoloni (1775-1869) brengt, in zijn Flora italica, de Mandragora derOuden, (Atropa mandragora van Linnaeus) tot drie soorten: Mandragora offici-narum of het Wijfken, Mandragora vernalis of het Manneken en de kleinbessigeMandragora of M.~ microcarpa. De Wortel van Alruin heeft vaak een zeer ongewone gedaante: hij is| | ^(1)^ Convolvulus scammonea L.| | | ^(2)^ Scorodosma asa-foetida Bunge.| | | ^(3)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(4)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(5)^ Helleborus niger L.| | | ^(6)^ Atropa mandragora L.| | | ^(7)^ Mandragora vernalis Bert.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(8)^ Mandragora officinarum Bert.| groot, beetvormig, zwartachtig (echt Manneken) of witachtig (het Wijfken),en hij is, in 't midden der lengte, naar onderen toe, in twee<e">n verdeeld `schierghelijckende het onderste lijf met de twee beenen. Daer van segghen sommighedat het Man draghen ende niet Mandragora behoorde te heeten'. In Dodoensvindt men deze volksetymologische verklaring. En Blancardus (Lex.~) noemt hethiernaar Mandragers-kruid en schrijft: `Alii derivant <a`> Belgico sermone, quasi<a`> Man et Dragen ac si diceres virigeram, hominigeram: idque ob radicls for-mam, quam arte viri instar fingere norunt'. Want zegt hij nog: `radix ferehominem refert, inferne duo crura habet, et si superne leviter vulneretur abutroque latere, tum excrescunt quasi brachia, et tum superne faclle in caputformari potest, unde dicunt autores esse hominem subterraneum ob quamcausam vocarunt, quidam Anthropomorphon, Anthropos, homo, et morph<e`>, figura,quasi figura hominis'. De twee beenen werden door de natuur gevormd, dochde twee armen en het hoofd werden op kunstmatige wijze door deze gewaandeToovenaars teweeggebracht, zooals uit Blancardus'~ schrijven genoegzaam blijkt.-- Pythagoras heet de Plant reeds Anthropomorphas, zegt Dodoens (749) `alsden mensch wat gelijck wesende'. -- Columella heeft nog de benaming `Plantasemi-hominis' ("=" Halfmensch-plant). -- Blancardus zegt ook dat het den naamMandragers-kruid verdient te dragen, omdat het onvruchtbare vrouwen vrucht-baar maakt. Doch de echte aflelding van Mandragora schijnt te zijn: Gr.~ mandra, stal,veestal, en ageiro, ik verzamel, omdat Alruine, door hare Wonderkracht deveekudden samenhield. (Leunis, II, 587). -- Van Ravelingen (Dod.~ l.~ c.~) geeftreeds dezelfde aflelding, doch met ander verklaring: `Sy heeten Mandragoraint Grieks / om datse gheerne wassen op de plaetsen daer Peerden ende Ossenstallen / te weten in donckere holen ende schaduwachtighe gewesten'. Zie overde etymologie nog Lobelius en Blancardus. Kannegiesser geeft eerst Leunis'~ af-leiding, doch zegt daarna: `of van mandra in de bet.~ stal, hof, een kruid datrond de hoeve wast'. Kannegiesser heeft nog twee andere etymologies: het iseen persoonsnaam Mandragoras, die zelf van Mandras, den naam van een Klein-aziatischen Heilige zou komen Evenwel is voor hem het waarschijnlijkste dat.Mandragora het Perzisch Merdum-Giah ("=" Menschenplant) is. Dus: onzekeregissingen! Wat den naam Gr.~ Kirkaia, Lat.~ Circaea betreft, zie beneden Circaea-planten. Ndl.~ Alruin, Alrun, Alru (Dod.~), Mnl.~ Alr<u^>ne. hgd.~ Alraun, Gotisch (naarJordaens) Haliuruna, schijnt de oudste Germaansche benaming te zijn. -- Franck- van Wijk: `Waarschijnlijk uit het Duitsch: ohd.~ os.~ alr<u^>ne v.~ (nhd.~ alraun,v.~ m.~), eig.~ de naam van een voorspellenden geest, die volgens 't volksgeloofuit den wortel gesneden werd. Het tweede lid is germ.~ "*" r<u^>n<o"> v.~ got.~ r<u^>na, on.~r<u^>n, mnl.~ r<u^>ne (zeldzaam), ohd.~ os.~ r<u^>na, ags.~ r<u^>n v.~, geheim, geheim(zinnige),beraadslaging, vertrouwelijk gesprek, runenstaafje'. -- Vercoullie: `het eerstedeel der samenstelling is wellicht adel "=" edel; het tweede is wellicht r<u^>na "=" ge-heim; het geheel kan beteekenen: waarzegster, toovergeest, een naam dien deplant verdient om haar wondere krachten en den vorm van haren wortel'. --Weigand: `Mhd, die alr<u^>ne, ahd.~ die alr<u^>na, alr<u^>n, urspr<u">ngl. "=" weissagenderteuflischer Geist, ist Name der genannten Pflanze, weil nach dem Aberglaubenjenes kleine weissagende Wesen aus ihr geschnitten wird. Grimm.~ Myth.~ 376.Zusammeriges. mit ahd, die r<u^>na "=" Geheimnis, geheimnisvolles Zuflistern'. --Zw.~ alruna "=" waarzegster, zegt Kannegiesser, 111, en de Wortel van Mandra-gora heet Alraun, naar de hem toegeschreven magische kracht. -- Vgl.~ hiermeeLeunis, 588: `De Ouden verstonden onder den naam Alrunen een soort vanwaarzeggende Priesteressen Witte Vrouwen of Heksen die, barvoets, met han-gende haren en in hun linnen hemd rondliepen en uit het bloed der krijgsgevan-genen de toekomst voorspelden'. -- Tacitus (Germ.~ 8 en Hist.~ IV, 61, 65,V, 22, 24) gewaagt van de bij de Germanen vereerde Waarzegster Aurinia,`Handschriftlich Aliruna, Aljaruna "=" die anders, unverst<a">ndlich Redende' zegtPaul Herrmann (D.~ M.~, 480), doch hij beweert dat men daarvoor Albr<u^>na moetlezen, d.~ i.~ `das mit der Runenkraft der Elbe, das mit Zaubermacht undWeissagung begabte Weib'. Op een andere plaats (p.~ 126) verklaart dezelfdeMytholoog (naar Wackernagel): `Albr<u^>na ist die mit der Zauberkraft des Elbebegabte'. J.~ Grimm vereenzelvigt met hgd.~ Alraune, ndl.~ Alruine, d.i.~ zegt hij,de Alwetende. Na de opkomst van het Christendom werden de Alruinen daemo-nische Wezens en men vertelde van hen alle mogelijke Duivelarijen. Van toenaf bleef de Alruine geen bovenaardsche en welwillende vrouwelijke Geest, maarzij werd een booze Galgeplant, ontstaan uit het zaad van den opgehangene. (Vgl.~ S<o">hns, 93-4). "*" Deze manvormige Wortel gaf nog de Ndl.~ namen: Aard- of Eerdman-neken; -- Geld- en Geluksmanneken: de drager van Mandragora werd rijk enhad veel geluk; -- Galgenmanneken (in Vlaanderen eenvoudig Manneke ofMenneke, Poppeke en Galgenaas): omdat, naar 't gemeen volksgeloof, het Kruidgroeide op de Galgevelden; de Zigeuners en Tooverkonstenaars beweerden dathet Kruid ontstond uit de pis of het zaad der opgehangenen; vandaar nog devroegere naam Pisdiefje en (bij Holl) `Pissedieb' (Pritz.~ u.~ Jess.~). Z.~ benedenGalgepianten. "*" Mandragora heet ook Doolwortel, misschien een volksetymologischevervorming van Dolwortel, omdat men meende dat zij liefdevol maakt. Ziebeneden. Dodoens (z.~ boven Hanevoetachtigen) dacht dat de `Baaras' van Josephusonze Pioen^_(1)_^ is. Velen echter vereenzelvigen de `Baaras' met de Mandragora;o.a.~ Matthiolus (Comm.~, 602). Ziehier overigens de woorden zelve van Josephus

converted by Web2PDFConvert.com

(l.~ 7, c.~ 25 van zijn Joodsche Oorlogen): `In de vallel die noordwaarts de stadomringt, is er eene plaats genaamd Baaras, waar groeit een Wortel van denzelfdennaam, die eene kleur als vuur heeft en 's avonds glinstert als de stralen vande zon. Men komt er moeilijk bij en rukt hem even moeilijk uit; want hij vluchtverder en blijft enkel staan, indien men vrouwepis of maandstondenbloed er opgegoten heeft. Indien iemand hem aanraakt, moet hij zeker sterven, zoo hij hemniet, aan de hand hangende, draagt. Men neemt hem zonder gevaar als volgt:Men doet er rond de aarde weg, zoodat maar een klein deel der Plant nog in de| | ^(1)^ Paeonia officinalis L.| den grond blijft; men bindt aan den Wortel eenen hond die, zijnen meesterwillende volgen, den Wortel licht uittrekt; onmiddellijk sterft de hond in de plaatsvan zijnen meester die hem zou hebben uitgerukt. Van dit oogenblik kan menden Wortel zonder gevaar in de hand nemen. Men trotst al die gevaren teneinde dezen Wortel te bezitten, en dat wel om een enkele kracht die hij heeft:want deze Wortel op het lichaam gelegd, verjaagt de Booze Geesten, welkeook de Geesten der slechte personen zijn, die de levende lichamen bezitten endoen sterven, zoo men geen hulpe biedt'. Een Latijnsche schrijver der 9"e" eeuw(z.~ Anzeiger van Mone, III, 202) wijst insgelijks op de gevaren welke denuitrukker van Mandragora bedreigen: `Mandragoras ostendit similitudinemfeminae et dicitur, qui eam eradicat, non posse vivere'. (Roll.~ VIII, 123). --Te Weenen berust een handschrift van 't werk van den Griekschen BotanistDioskorides (5"e" eeuw); hierin vindt men eene afbeelding van de Godin derOntdekking, die aan Dioskorides den Wortel van Mandragora (van menschelijkegedaante) toereikt; er naast ligt te sterven de ongelukkige hond die zij gebruiktheeft om den Tooverwortel uit te rukken. (This.~ 317-18). Eene Armenische sage leert ons dat Mandragora een vervloekte leerlingis en zij verklaart tevens waarom hij die ze uitrukt, moet sterven: Een leerling-dienaar, met name Loshtak, was in dienst van een bisschop, die, jegens hem,al te ruw handelde. Om zich hierover te wreken stak Loshtak tijdens den slaapvan zijnen meester, dezes baard in brand. De bisschop vervloekte hem, zeggende:`Kruip in den grond!' En de leerling kroop in den grond. Doch de meesterberouwde zich over zijn daad en wenschte nu dat Loshtak een geneesmiddelvoor de menschen zou zijn. Maar Loshtak antwoordde uit onbeschoftheid:`Dan zullen ze mij uit den grond trekken!' Daarop vervloekte de bisschop hemvoor de tweede maal: `Hij die u uit den grond zal trekken, zal zelf in dengrond verdwijnen!' En om thans dit Kruid in zijn bezit te krijgen, moet menhet door eenen hond, aan een touw gebonden, laten uitrukken. Doch Loshtakslaakt alsdan zulken luiden schreeuw dat de hond er van openbarst. Keysler (Antiquit.~ select.~ septentrional.~ et celticis, anno 1720) geeft verschei-dene afbeeldingen van amuletten, die men uit Mandragorawortels vervaardigdeen voegt er de volgende bemerkingen bij: `De Alr<u">nken, Mandragora, zijnWortels van een zeker Kruid, dewelke door bedriegers, door middel van eenkunstgreep, de gedaante van het menschelijk lichaan bekomen, doordien zijHaver^_(1)_^ of Gerstekorrels^_(2)_^ steken, daar waar zij haren willen doen ontstaan. Het is vooral de Wortel van Mandragora, die tot zulk doel wordt aangewend. Anderen verkiezen de Bryonie^_(3)_^ (z.~ Komkommerachtigen). Pisdifje^_(4)_^ wordendeze beeldekens door het gemeene volk in Belgi<e"> genoemd; en dit gelooft,evenals het Duitsche, dat zij, onder de galgen uit de vergoten pis of het gestorte| | ^(1)^ Avena sativa L.| | | ^(2)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(3)^ Bryonia dioica Jacq.| | | ^(4)^ Thans niet meer bekend, meen ik. In Vlaanderen spreekt men nog van| het Galgenaas. het Menneke en het Poppeke; en van een gelukzak heet het:| `hij heeft een Galgenaas of een Menneke in z!jnen zak!'| zaad der opgehangen dieven spruiten. Men vertelt verder dat men deze Wortelenenkel met gevaar des levens kan uitgraven; een hond wordt aan het kruidgebonden om het uit de aarde te rukken, nadat de gravers zich zorgvuldig deooren hebben gestopt, ten einde het geschrei van den Wortel niet te hooren,waardoor zij insgelijks in gevaar zouden verkeeren hun leven te verliezen. Hedendaags dichten de Rabbijnen dat de Laren van Laban dusdanige Alrunengeweest zijn. Anderen beweren dat de Jonkvrouw van Orleans, door de hulpvan de Alr<u">nken, de daden die de wereld verbaasden, verricht heeft'. Z.~ overdat alles en meer nog J.~ Scheible, Die gute alte Zeit, I, 128, waar men ookbovenvermelde afbeeldsels van Alruinen vindt. -- `Dudaim' is de naam van deLaren van Laban in den Bijbel. Velen vertalen door Mandragora. Doch Linnaeusnoemt een Komkommerachtige Cucumis Dudaim en identiliceert dus niet Dudaimmet de Alruine; zoo is ook de meening van Harris (Bibl.~ nat.~ hist.~; vgl.~ Picke-ring). -- M<e'>rat en de Lens, Dict.~ passen den naam Dudaim toe op den Banaan-boom^_(1)_^. Anderen denken aan de Truffel^_(2)_^, den Citroen^_(3)_^, de Liefdesappel^_(4)_^,de Lelie^_(5)_^, de Viool^_(6)_^, de Vijg^_(7)_^, de Kokosnoot^_(8)_^, de Framboos^_(9)_^ en aanander Planten nog. (Vgl.~ over Dudaim: Ludovicus, Observat.~ Dudaim in:Misc.~ cur.~ nat.~, 1673; Lentibus, Observat.~ ad Ludovici Obs.~, en id.~ appendix;O.~ Rudbeck, Dudaim Rubenis, 1733). -- Jeanne d'Arc, waarover Keysler spreekt,zou dus zulke Alruine bezeten en er mee haar militarisch Tooverwerk verrichthebben: in haar verhoor is er sprake van Mandragora en, zooals men weet,

converted by Web2PDFConvert.com

werd de ongelukkige als Heks veroordeeld en verbrand! Thans wordt de Jonk-vrouw van Orl<e'>ans door Rome heilig verklaard. Om de Plant te verkrijgen doet men iets dergelijks in de Abruzzen bijChieti (Itali<e">): Men gelooft er vast dat, zoo een mensch de Mandragora uitrukt,hij sterven zal; de boeren binden dus hun hond, met den staart, aan het gevaar-lijk Kruid; vervolgens roept de meester het beest, dat ijlings naderspringt en zoode Plant ontwortelt, doch aldra sterft. (Gub., 11, 215). Wil men in het gebergte van Pistoia (Itali<e">) de Mandragora uit den grondtrekken, ,zoo gebruikt men tot dien gevaarlijken arbeid, een Eiken stok met eenekoord. (Guk.~, II, 215). Dat de Alruine kan kreunen als men ze uitgraaft, gelooft men ook inEngeland. Ben Jonson (Masque of Queens) laat een Heks die `Mandrake' voorhare Hekserij gegaard had, zeggen:| | ^(1)^ Musa paradisiaca L.| | | ^(2)^ Tuber-soorten, vooral T.~ melanosporum.| | | ^(3)^ Citrus limonium Lois.| | | ^(4)^ Lycopersicum esculentum Milll.| | | ^(5)^ Lilium candidum L.| | | ^(6)^ Viola odorata L.| | | ^(7)^ Ficus carica L.| | | ^(8)^ Cocos nucifera L.| | | ^(9)^ Rubus idaeus L.|

`Den laatsten nacht lag ik heel alleen Op den grond om de Mandrake te hooren kreunen; Ik plukte hem, ofschoon hij zeer diep groeide, En, toen ik gedaan had, kraaide de haan.'

Ook aldus in Saksen. Op het zoo genaamde Wortelveld (`Wurzelfeld')aan den `Valten' ("=" Faltenberg) vinden Gelukskinderen op St.~-Jansdag denwonderbaren `Alraunwurzel'. Hij draagt een hoop hoog glanzende Blaren,trekkende op die der Tulpen. Met kleine roestvlekken zijn zij dicht-bestrooid. Deze Wortels vormen twee vuistgroote vingerknollen. Men moet ze, in hetmiddernachtsuur van St.~-Jansdag uitgraven en naar huis dragen. Midderwijl zalde wortel luide schreien en zoo lang droevig kreunen, tot men er uit duimgrootepoppen heeft gesneden en deze met Wijn en Olie gezalfd heeft. Deze popkensheeten `Querxe' of `Alraunm<a">nnchen', `Heinzelm<a">nnchen', `Galgenm<a">nn-chen'. Zij kunnen veel nut bijbrengen, indien men ze prachtig kleedt, in eenzacht bedje op een veilige plaat te slapen legt, nu en dan met lekkernijen voedten elken Zondag in wijn en water baadt. Dan maken zij, als men hen naar devoorgeschreven wijze ondervraagt, de toekomst bekend, onthullen het verledeneen verraden de gedachten en de hartgeheimen van allen, wier van hen ontvangenbrood, zout en licht men aan die popkens offert. Deze Galgenmannekens bevor-deren allen arbeid, helpen de werken al spelend verrichten, heilen iedere, zelfsde gevaarlijkste ziekte, beschermen tegen alle gevaar en kunnen liefdedrankenbrouwen, die nooit hun kracht verliezen. (Meiche, n"r" 391). In Frankrijk heet de Mandragora, hier en daar, `Madagoire', `Man-degloire', `Main de gloire' en `Main de gaure' -- alle vervormingen vanMandragora (z.~ deze en andere Fransche benamingen, bij Roll.~ VIII, 122 envvgg). Zij maakte rijk en bracht heil bij. Ducange (s.v.~ Mandragora) schrijft:`Ils croyoient que tant comme ils avoient un Madagoire, mais qu'il fust biennettement en beaux drappeaux de soye ou de lin envelopp<e'>, que jamais jourde leurs vies ne seroient pauvres'. -- En hiermede klopt het volgende uitLes Evangiles des Quenouilles: `Qui porroit finer d'un vrai Mandegloire etle couchast en blancs draps et lui presentast <a`> mengier et <a`> boire deux fois lejour, combien qu'n ne mengue ne boive, cellui qui ce feroit deviendroit en peud'espace moult riche et ne sauroit comment'. Vgl.~ Roll.~ VIII, 126. "*" In het Zuiden van Oost-Vlaanderen (aldus te Zegelsem) bewaart menzorgvuldig het zoo genaamde Galgenaas -- dat met de amulet uit Mandragoragelijk staat -- in een klein doosje waar het rust op zuivere watte. Het volkmeent dat het Galgenaas een klein beestje is, dat iedere week versche wattemoet ontvangen, anders krijgt de drager er slagen van. Die zulk doosje in zijnzak heeft, kan alles wat hij verlangt, bekomen en alles, wat hij onderneemt,slaagt. (Is Teirlinck, Zovl.~ Idiot.~ i.v.~). Z.~ beneden. Te Riga (in Lijfland) was een boer die veel ongeluk had: zijne huisdierenstierven alle; zijn wijn en bier verzwonden uit zijn kelder; hij leefde in oneenig-heid met zijne vrouw. Zijn broeder uit Leipzig, zond hem een `Alruniken' of

converted by Web2PDFConvert.com

Eerdmanneken. dat hij gekocht had van eenen beul: deze ontving er voor64 thaler en zijn knecht eenig drinkgeld. Na het ontvangen van dezen `Erd-mann' moest de Lijflandsche boer hem drie dagen laten rusten; vervolgenshem baden met warm water, en met dit water zijn vee besproeien en ook dedorpels van den huize. Alle jaren moest de boer dat `Alruniken' viermaalbaden en het daarna in zijn kleeren winden: nl.~ in vier doekjes van hemelsblauwe,roode, gele en groene zijde. (Seifart, o.~ c.~ / Scheible, G.~ A.~ Z.~ I, 180-82). Naar Perger (blz.~ 11) moest `Alraun' iederen Vrijdag in rooden wijngebaad, in een kleed van roode en witte zijde gehuld en in een mantel vanzwart fluweel gewikkeld worden. Zulke heilaanbrengende Wortel werd over-ge<e">rfd, niet door den oudsten, maar door den jongsten zoon. In Berry (Frankr.~) heet de Mandragora `Herbe du pic' (d.i.~ Specht-kruid). `Het Spechtkruid geeft aan den specht de kracht de hardste Boomente doorboren. Men vindt het soms in het nest van zulken vogel. Men kan zichde Plant aanschaffen met den Specht af te loeren: ziet men dat hij zijn bekaan zekere Plant afwrijft, zoo is .dat de gezocht kostbare talisman. Doch wachtu wel ijzer te gebruiken om ze te plukken en uit te rukken, want door simpeleaanraking van dat metaal zou het alle kracht verliezen... Als de specht zijnspotgelach laat hooren, heeft hij zoekers van de magische Plant ontwaard... Hij die Spechtkruid over zich draagt, bezit Herkuleskracht. Volgens de eenenis dit Spechtkruid de Mandragora, volgens anderen een soort van Orchis...'. (Laisnel de la Salie, 216-220; Roll.~ VIII, l.~ c.~). Nagenoeg aldus in d<e'>p.~ Allier. Men zegt er dat het Kruid Matagon desnachts glinsterend is; doch des daags kan de specht alleen het doen ontdekken:hij vliegt op zeker bepaalde manier, als hij Matagon wil vastgrijpen; dat Kruidhardt zijnen bek. Gelukkig is de osseleider die het heeft gevonden: zijn sterkeen kloeke ossen zullen aan alle vermoeienis wederstaan. (Boudant, Hist.~ deChantelle, 195; Roll.~ l.~ c.~). Doch de echte Mandragora is en was, in de Noord-Europeesche tuinen,immer een zeldzaamheid. Daarom gaf men de hooger opgegeven namen aanandere inlandsche Planten, vooral aan de Bryonie^_(1)_^ met grooten vleezigenWortel. In Secrets merveilleux du Petit Albert (anno 1815) o.a.~ leest men:`Ik herinner mij gelogeerd te hebben bij eenen rijken boer, die nochtans eertijdsarm en ellendig was, zoodat hij bij anderen als daglooner moest werken; envermits ik hem in zijn vroegeren ellendigen toestand gekend had, nam ik degelegenheid waar om hem te vragen wat hij gedaan had, om, in zoo'n kortentijd, rijk te worden. Hij zei tot mij dat, op zekeren dag, hij iemand belet hadeene Zigeunerin te mishandelen en te slaan en zij toen hem het geheim hadgeleerd om Mandragora te maken; en dat hij sedertdien altijd was vooruitgegaan'. En ziehier hoe de Zigeunerin hem had geleerd die Mandragora te maken: menmoet nemen een Bryoniewortel, die eenigszins de menschelijke gestalte heeft;deze Wortel zal men uit de aarde halen, op een Maandag van de lente, alsde maan in een gunstig gesternte staat, hetzij in conjunctie met Jupiter, of metVenus; men snijdt de uiteinden van dezen Wortel af, evenals de hoveniers dieeen Gewas willen verplanten; vervolgens moet men hem begraven op eenkerkhof, in 't midden van een graf en hem besproeien, gedurende eene maand,| | ^(1)^ Bryonia dioica L.| v<o'>or Zonsopgang met koemelkwei, waarin men drie vleermuizen heeft verdron-ken; na dien tijd haalt men den Wortel uit den grond en men bemerkt dat hijreeds beter op een mensch trekt; men doet hem drogen in eenen oven met IJzer-kruid^_(1)_^ heetgemaakt, en men bewaart hem in een stuk linnen, waarin eenmenschenlijk is gewikkeld geweest. Zoolang men zulken mysterieuzen Wortelbezit, is men gelukkig, men vindt iets kostbaars op den weg, of men wint in hetspel, of men doet immer goede handelszaken; zoodat alle dagen het vermogenvemeerdert. (Roll.~ VIII, 124-5). Bij den Engelschen Kruidbeschrijver Gerarde leest men dat de luiaards, dieweinig of niets anders doen dan eten en drinken, een deel van hunnen tijd ge-bruiken om de Wortels van Bryonie te snijden in de gedaante van een man of eenevrouw, omdat het ongeleerde volkje ze aanziet als de echte Mandragora. (This, 316). Anderen steken op de plaatsen van den Bryoniewortel; waar zij harenwillen doen komen, Haver-^_(2)_^ of Gerstekorrels^_(3)_^. Toovenaars, Bedriegers en Marktkwakzalvers vervaardigen Mandragoren ofAlruinen met Rietwortels^_(4)_^. Zij snijden deze Wortels in de gedaante van eenmensch en planten ze daarna. En hierop ontstaan kleine Worteltjes als harenen baard, en zij krijgen in den grond de bruine Wortelkleur. (Blancardus, Lex.~i.~ v.~ Mandragora). Uit de Viktoriewortel of Allemansharnas^_(5)_^ worden ook Alruinen ge-maakt. (Perger, 83; Leunis, 789). Sommigen beweren dat de `Main de gloire' of `Main de gaure' eigenlijkeen Diefshand is. `Ik woonde driemaal de veroordeeling van vermaarde dievenbij, die op de pijnbank bekenden dat zij, in hunne rooverijen, zich badiendenvan een Diefshand' -- hunne `Main de gloire' of `Main de gaure', zooalsreeds gezegd is: volksetymologische vervorming van Mandragora. `En als hungevraagd werd wat dit werkelijk was, hoe zij deze bekomen en gebruikt hadden,antwoordden zij; Het nut dezer hand is dat zij al wie zij wordt vertoond, ver-dooft en hem onbewegelijk maakt, als ware hij dood. De hand was die vaneenen gehangene en werd als volgt toebereid: Men steelt de rechter- of linkerhandvan eenen langs de publieke straat opgehangene, hield ze in een stuk van eenlijklinnen, waarin men ze goed perste, om het weinige bloed dat er nog zou inzijn, uit te duwen. Daarna legt men ze in een aarden pot met Cinnamom^_(6)_^,Salpeter, Zout en Lange Peper^_(7)_^, alles ondereen fijn gestooten. Men laat zeveertien dagen in dezen pot, neemt ze er dan uit en droogt ze, in de zonnehitte

converted by Web2PDFConvert.com

van de Hondsdagen. Heeft de zon ze niet genoegzaam gedroogd, zoo voltooit| | ^(1)^ Verbena officinalis L.| | | ^(2)^ Avena sativa L.| | | ^(3)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(4)^ Phragmites communis L.| | | ^(5)^ Allium victorialis L.| | | ^(6)^ Cortex cinnamomi, de schors van Cinnamomum ceylanicum Nees, de| Kaneelaurier.| | | ^(7)^ Vruchtkolf of -aar van Piper longum L.| men het drogen in een oven die gebed wordt met Varenkruid^_(1)_^ en IJzerkruid^_(2)_^. Vervolgens bereidt men eene Kaars met het Vet van den gehangene, Maagdenwasen Laplandsch Sesamkruid (of Vlasdotter^_(3)_^, de Diefshand dient echter alskandelaar, want men steekt de gemaakte kaars tusschen twee vingers van diehand. Overal waar men met dit vreeselijk tuig komt, zullen de aanwezigenonbeweeglijk blijven. Op de vraag of er een middel tegen dit Tooverwerk bestond,antwoordden zij: de Diefshand is zonder kracht en de Dieven kunnen er zichniet van bedienen, indien men den dorpel der huisdeur of dien van de anderplaatsen, waar de Roovers zouden kunnen binnendringen, insmeert met zekereZalf, die bestaat uit de gal van eene zwarte Kat, het vet van een wit Hoenen het bloed van den Boomuil. Doch deze Zalf moet tijdens de Hondsdagenbereid worden'. (Scheible, l.~ c.~ 217-18; Roll.~ VIII, 124). Het Alruineken of Geldmanneken is, meenen eenigen, een Tooverwezendat woont onder eenen Hazelaar^_(4)_^, waarop een Marentak groeit. Zekere Lukas,de zoon `des Vogtli von Galten, in Frickthal' (Zwits.~) vond op de `Sinzen-matte' zulken Hazelaar met een Marentak^_(5)_^. Hij vertelde dat; en toen eenZwartkunstenaar hiervan hoorde, vroeg hij Lukas hem den Struik te toonen. Zij gingen en zouden te zamen `den Alraun' meester worden. Doch Lukaskreeg zulken schrik onder het uitgraven, dat hij heenliep. Nu bekwam de anderden `Alraun' voor zich alleen; hij deed ermede reizen en keerde, weinigen tijddaarna, schatrijk weder. Aan Lukas gaf hij een klein geschenk. (Perger, 247;naar Birrcher, 66). De Mandragora werd ook met Dieren vereenzelvigd. Het is een Serpent:het verbeeldt den Duivel. Men bracht het ter tafel en plaatste het daarna ineene doos. 's Avonds legde men nevens het Dier een muntstuk: 's anderendaagsmorgens vond men er twee. Al de lieden die snel rijk werden, bezaten zulke`Main de gaure', soms `Paulette' geheeten. Stierf de eigenaar van zulkSerpent, dan erfde het een zijner kinderen; en wilde niemand het Beest, zookroop het eerst op de kist van den doode en ging dan op zoek naar gunstigergezinde lieden. Indien men het door de velden zag kruipen, moest men eenservet of een ammelaken gaan halen en het v<o'>or de `Main de gaure' open-spreiden; het rolde er zich op ineen en zoo droeg men het met zich. Doch inhaastige oogenblikken was het voldoende een neusdoek v<o'>or het Dier te leggen. Men noemt heden nog in de streek (nl.~ in Poitou) eenige families, wier gelukaan zulke Mandragora te wijten was. Men toonde zelfs eene plek, waar hetSerpent was blijven liggen en waar men dagelijks deze woorden hoorde: `Wiede Main de gaure opneemt, zal in deze wereld gelukkig, en ongelukkig in denanderen zijn!' (Roll.~ VIII, 125-6).| | ^(1)^ De groote inlandsche Filicinee<e">n als Asplenium filix-foemina Bernh.~,| Polystichum filix-mas Roth.~ en Pteris aquilina L.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L.| | | ^(3)^ Came!ina sativa L.| | | ^(4)^ Corylus avellana L.| | | ^(5)^ Viscum album L.| Of het is een Mol: `Toen ik eens eenen boer vroeg hoe hij Mistel^_(1)_^plukte, vertelde hij mij, dat aan den voet van den Eik^_(2)_^, waarop Mistelgroeide, een Main de gloire was; dit Wezen leefde in den grond, waaruit deMistel sproot; 't was een soort van Mol. Wie dezen vond, moest hem voedenmet brood, vleesch en eenig andere spijs. Hij die hem eens gevoed had, moesthet blijven doen, en immer in dezelfde mate, anders zou Main de gloire denvergetenden zonder twijfel doen sterven. Twee zijner kennissen, die hij mijnoemde, hadden aldus hun leven verloren. Tot belooning evenwel schonk de

converted by Web2PDFConvert.com

Main de gloire 's morgens het dubbel van hetgene hij daags te voren had ont-vangen. En indien de bezitter geld uitgaf voor haar voedsel, zoo kreeg hij desanderendaags 't dubbel van 't gebruikte geld terug. En alzoo ging het met alleandere dingen. Een landsman, die hij noemde, was aldus rijk geworden, geloofdemen, omdat hij een Main de gloire gevonden had'. (This, 316-17; naar Saint- Palaye). Eindelijk was de Mandragora een Doolkruid: Indien men op de Mandragoratrapt, kan men zijnen weg niet meer vinden. Aldus in P<e'>rigord. (Roll.~ l.~ c.~). --in het d<e'>p.~ Allier is de `Matagot' (een ander vervorming van Mandragora)een ingebeeld wezen dat in ieder Weide een Plant zaait, welke het hoofd doetdraaien van al wie er op treedt, en hem belet de best bekende plaatsen teherkennen. (Idem).

Naast de Mandragora mag men de Datura plaatsen -- degiftige Dol-, Doorn- of Steekappel^(3)^, die, in ons land, niet zeldenop puinhoopen en mestbarmen groeit en genoegzaam gekenschetstis door haar groote, witte, trechtervormige Bloemen en de stekeligeVruchten. Datura was een Heksenkruid.

In 't Ndl.~ heet men het wel Duivelskruid of Duvelskruut (in Twenthe,Salland, de Graafschap Zutphen; zie Heuckels, Wdb.~); -- in Frankrijk; `Herbedes Magiciens' ("=" Toovenaarskruid), `Herbe des Sorciers' en `Herbe duDiable'; -- in Walloni<e">:`Yeppe di makr<e'>' ("=" Heksenkruid); -- in Duitsch-land: `Hexenkraut'. (Salomon-Voss). Het is ook een Zigeunerkruid. De Zigeuners waren echte meesters in deZwarte Kunst; op hun zwerftochten, voerden zij wellicht met zich veel Steek-appelzaden en zij schijnen aldus de Plant uit het Oosten (Middel-Azi<e">) naarhet Westen verspreid te hebben; want hunne Hekserijen en Wicheltoerensteunden hoofdzakelijk op de krachten van Datura. (Leunis; Rel.~ u.~ Bohnh.~;Perger, 183; Marzell, 173 en vooral Dr.~ H.~ v.~ Whislocki, Aus dem Innem Lebender Zigeuner, Berlin 1892, 44, 56, 97, 123, 157 vvgg.~). In de Heksenzalf (z.~ boven) was Daturazaad.| | ^(1)^ Viscum album L.| | | ^(2)^ Quercus robur L.| | | ^(3)^ Datura stramonium L.| Dieven gebruikten de narkotische Plant: zij strooiden het Zaad op gloeiendestoofplaten of in brandende haarden, ten einde aanwezigen door den bedwel-menden reuk te verdooven en ongestoord hun schandewerk te kunnen volvoeren.-- Ofwel Nux Methel^_(1)_^ (naam van den Steekappel bij de Arabische Meesters,naar Matthiolus) `wordt van sommighe quaet-doenders by de spijse oft dranckghedaen vande ghene die sy van eere oft goed berooven oft anders beschadighenwillen: want sy doet den mensche slaepen / oft sijn verstandt voor eenen tijdtlangh verliesen'. (Dod.~ 753). Ch.~ Pickering (p.~ 596 en 622) zegt (naar Graham)hetzelfde van Datura methel L.~ en Datura ferox L.~ (deze laatste, zoo De Candollebeweert, is misschien niet verschillend van D.~ stramonium L.~). Men gebruikte dit Heksenkruid om berookingen te doen -- rook van velePlanten bezat magische kracht -- en aldus Booze Geesten te bezweren of teverbannen: te dien einde werden de Steekappelzaden met voorzichtigheid opgloeiende kolen gestrooid. Indien iemand de verdoovende dampen inademde,overviel hem een eigenaardige roes; en in dien toestand van bedwelming geloofdehij werkelijk te zien en te hooren, wat de fantazie hem had voorgespiegeld. (Rel.~u.~ Bohnh.~, 165). Daarom heet L.~ Fuchsius deze Solanacee `Rauchapfelkraut'("=" Rookappelkruid). In Frankrijk (naar de Zwitsersche grens toe) meenen herders dat, zoomen een Kring rond een of meer personen met Datura maakt, de ingeslotenenenkel met toestemming van den kringtrekker, den kring verlaten kunnen. Beau-gnier, Faune et Fl.~ pop.~ d.~ l.~ Franche-Comt<e'>, 2, 1910, 201). Ook bij het Schatgraven benuttigde men Steekappelzaad. Datura was een lachverwekkend Kruid. Cardanus zegt dat de Steekappelsdie men ziedt of braadt en opeet, `een dullicheydt met een ghedurigh lachenveroorsaecken'. (Dod.~ 753). Het is overigens een gewas `de Mandragora nerghens in wijckende'(Idem). -- Om in extase en in onmiddellijk verkeer met de godheid te zijn,dronken de Zonnepriesters der Andes (Amerika) Steekappelsap. (Rel.~ u.~Bohnh.~ l.~ c.~).

Evenals in de twee vorige Solanacee<e">n was het Bilzen-kruid^(2)^, met de droefgele, akelige, zwartgeaderde Bloemen vanscherpen narkotischen onaangenamen reuk, een Heksenkruid.

In 't ndl.~ heet dit Giftkruid Bilzen- of Bilsenkruidt, bij Blancardus Bilsem-kruid, mnl.~ Belsemcruut en Bilse, vr.~ n.~ Bilzen, o.~ en vr.~ (mdl.~ Wdb.~), en Beelde,vr.~ n.~ Beeldensaet. De oorsprong van het woord is onbekend, doch gissingenontbreken niet. (Z.~ Vercoullie; Franck-Van Wijk; Kannegiesser; Perger, 101-2,180; S<o">hns, 66). Sommige hgd.~ benamingen toonen het verband aan met de Tooverwereld.| | ^(1)^ Doch Linnaeus geeft den naam van Datura methel aan een verwante| Oostersche Plant. Z.~ hierover: Slevogt (J.~ A.~): Diss.~ qu<a^> demonstrat nucem

converted by Web2PDFConvert.com

| methel Avicennae esse daturam modernarum, 1695.| | | ^(2)^ Hyoscyamus niger L.| `Hexenkraut', `Zigeunerkraut', `Zigeunerkorn' en `Prophetenkraut'.(Roll.~ VIII, 96). Het is een Heksenkruid, want de oude Wijven, zegt Lonicerus,gebruiken het tot hunne Tooverijen^_(1)_^ en zeggen dat al wie den Wortel bij zichdraagt, onverwondbaar is. (S<o">hns, 67). De Heksen dronken een afziedsel vanBilzenkruid en hadden alsdan die fantastische droomen en vizioenen, welke zijals werkelijkheid aannamen. (Perger, 181). -- Het is een Profeten- of Waar-zeggerskruid: in de omstreek van Valence (d<e'>p.~ Drome) plukken de vrouweneen Bilzenbloem: kunnen zij, met den eersten slag, de bloem op 't voorhoofddoen openklakken, dan is 't een bewijs dat haar man ze bedriegt. (Roll.~ VIII,97-8). Vgl.~ aangaande deze waarzggende kracht van Bilzenkruid, de oudenamen Pythonion (van Pithyos "=" Apollo de waarzegger) bij Dioskorides enApollinans bij de Latijnm. De beste Heksmzalf (z.~ boven) werd met Bilzenkruid bereid. Over de verstand-verwarrende krachten van deze Giftplant leest men nogdat, in zeker klooster, bij 't bereidm van Pastinaken^_(2)_^, eenige Wortelen vanBilzenkruid, door onachtzaamheid, in de spijs geraakten. De monniken, die ervanaten, werden in hunne hersenen gestoord: de letters van hun boek schenen, voorden eenen, rondloopende mieren te zijn; een andere meende dat wilde beestenhem vervolgden en hij sprong op den oven, dien hij voor een Woudboomnam; een derde dacht dat hij Noten kraakte en hij deed de gebaren van iemanddie de schalen wierp naar ingebeelde pauwen. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 166). Toovenaars gebruikten ook de Plant om geesten te bezweren. Het was ook een regen-voortbrengend kruid. Om het, gedurende een aan-houdende zomerdroogte, te doen regenen, nam men een Bilzenkruidstengel, doptehem in een bron en besproeide daarmede het door de zongegloeide zand.(Perger, 181; naar Montanus). -- In de 4"e" eeuw reeds deed men het nog anders;een ontkleed meisje trok, met den kleinen vinger van hare rechterhand, eenBilzenplant uit, dat men dan aan den kleinen teen van haren rechtervoet bond;eindelijk werd het kind door andere meisjes naar de naaste rivier geleid, waarmen het met water besproeide; op zulke manier kon men de droogte zekerlijkdoen opbouden en kwam de regm (Burchard van Worms; Mone, Nord.~ Heiden-thum, II, 417; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 166; Perger, 182). Of H<o">ller (VolksmedicinischeBotanik d.~ Germanen, 1908, 91) gelijk heeft in zijne verklaring (`Die toxischenGeh<o">rhalluzinationen... nach dem Genusz von Bilsenkraut' "=" `Ger<a">usch nie-derstr<o">menden Regens'), laat ik in bedenking. Waarom is 't niet voldoendete wijzen op het gebruik van Bilzenkruid in velerlei tooverarbeid? Bilzenkruid, ingenomen, maakte dol, razend, krakeelachtig; daarom noemtScribonius het Altercum (van Lat.~ altercari, kijven, twisten). -- Soms verheugthet den mensch evenals zijn verwante, de Steekappel (z. boven). Lobelius(328, 330) heeft em jong vrouwken gezien dat door Bilzenkruid van de tandpijngenezen werd en `bycants drije daghm lanck blyde was'.| | ^(1)^ Zie b.v bij Marzell, 168-169, twee heksenprocessen (het 1"e" in Pommerani<e">,| het 2"e" te Gos)ar) van de 18"e" eeuw. waarin ellendige Heksen, zekerlijk gedwongen,| zich beschuldigen Bilzenkruid tot heksenwerk gebruikt te hebben.| | | ^(2)^ Pastinaca satlva L.| Dezelfde Lobelius verhaalt ons hoe `de Muylstooters, stoute quacksalvers,landtloopers ende schalcke bedrieghers' het magische Bilzensap bereiden: `Sijnemen de gheheele plante met de Wortel in Julio mde Oogstmaend tusschende twee Onze Vrouwe daghen' -- Lobelius bedoelt O.~ L.~ Vr.~ Bezoeking(2 Juli) en O.~ L.~ Vr.~ Half-Oogst (l5 Aug.~) -- `niet sonder supersticie (wantd'moet bereydt worden alst cruydt is in sijn meeste cracht) ende ghestootenzijnde, legghen die in eenen aerden pot die onder veel gaetkens heeft, den welckesy stellen op eenen anderen pot, ende leggen dan daer op een decksel dat syvast met een lutement^_(1)_^ maecken, ende bestrijcken oock alle de locht-gatenmet lutement; ende graven die alsoo in mest, laten dat staen rotten, tot dat deolle oft vetticheydt in den ondersten pot drupt, welck sy verwaeren tot tghebruyckvande medicijne'. -- Doch naar Legran (Sci.~ et Mag.~ 30) moet Bilzenkruidgeplukt worden van den 23"e""n" tot den 29"e""n" dag der maan en onder Tarwe^_(2)_^of Gerst^_(3)_^ bewaard blijven. Dit Kruid was eene Planeetplant der Sterrewichelaars: zij stond onderdm Invloed van Jupiter; en onder al die sterrebeelden `die voeten hebben'werkte zij weldadig op die deelen van het mmschelijk lichaam, over dewelkezulke sterrebeelden `hunnen schijn wierpen'. (Perger, 182). Bilzensap is zoo krachtig dat zelfs een zilveren tas, waarin men het be-waart, aan stukken springt. (Mag.~ Nat.~ 81). Eindelijk nog een toovertoertje van wildstroopers: Indien zij Bilzensapvermengen met het bloed van een jongen haas, het mengsel in dezes huid doenen deze op zekere plaats leggen, zullen al de hazen van de streek aldaar verga-deren. (Mag.~ Nat.~, l.~ c.~; Roll.~ VIII, 97).

Het Doodkruid^(4)^ wordt tot de Walkuren (nu tot Heksenvervormd) gebracht.

In Zwaben heet de besdragende Plant `Walckenbaum' ("=" Walkyri<e">n-boom), zeggen Pritzel en Jessen, en in den Nederrijn `Walckerbaum'. Hetwas ook een Hekateplant (vgl.~ beneden).

converted by Web2PDFConvert.com

Thans gelooft men nog dat de ziel van iemand die door Belladonnagedood werd, niet kan verrijzen. Aldus te Naintr<e'> (d<e'>p.~ Vienne). Roll.~ VIII, 121. Een Hongaarsch volksgeloof beweert dat de kaartspeler, die op het naaktelijf de Plant draagt, niet verliezen kan. Zie Marzell, 164.

De aan Doodkruid gelijkende Scopolia^(5)^, die in Karinthi<e">groeit en vroeg in de lente bloeit, is ook een Walkureplant.

Men noemt ze aldaar `Walckenbaum' (Pritz.~ u.~ Jesen, naar Schkuhr)m ze vervangt er onze Belladonna. (Marzell, 163).| | ^(1)^ Kleefdeeg, waarmede men vast- of dichtmaakt, d.~ i.~ luteert.| | | ^(2)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(3)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(4)^ Atropa belladonna L.| | | ^(5)^ Scopolia camiolica Jacq.|

Ook de in onze akkers en tuinen zoo gemeene Zwarte Nacht-schade^(1)^ was een Heksenkruid.

De ndl.~ naam Nachtschade, mnl.~ Nachtscade en Nachtscadu(w)e, ohd.~Nahtscato, nbgd.~ Nachtschatten wijst hierop; eig.~ schaduw van den nacht. Het woord duidt speciaal de Solanum-soort met zwarte bessen aan, zegt Franck- van Wijk. `Nachtschatten, schwarzer Schaden', zwarte schade, dus Vijand. (Vgl.~ Kannegiesser; Prahn). `Nachtschaden' is de uitvarende Heks en den doorhaar veroorzaakten hagelslag. (Rel.~ u.~ Bohnh.~). Leunis (II, 581) wijst, ter ver-klaring, op den reuk die sommige Morella-soorten des nachts verspreiden. --Andere namen die met daemonologie en magie in verband staan, zijn: hgd.~`Stinkteufel' ("=" Stinkduivel); -- fr.~ `Herbe des Magiciens' ("=" Toove-naarskruid; Gill.~ et Magne, Fl.~ fran<c,>.~); `Verjus du Diable' ("=" Duivelswijnof -sap); -- `Erbo bouim<e'>nco' ("=" Bohemers- of Zigeunerskruid; aldus ind<e'>p.~ Var, Roll.~ VIII, 101 en vvgg.~).; -- Waalsch: `Pe<u^> d'Macrale' ("=" Hek-senerwt; Roll.!). Ook in Engeland beschouwt men de `Nightshade' als een Tooverkruid:een Heks somt eenige harer kruiden op en schikt er onder de Zwarte Nachtschade(aldus in Ben Jonson's Masque of Queens; This.~ 64). Of stond de Plant in verband met de Noorsche godin Skadhi, de dochtervan den winterreus Thiassi? Skadhi was, te oordeelen naar verschillende sagen,een nachtelijke Schaduwgodin. (Rehl.~ u.~ Bohnh.~; vgl.~ Herrmann, N.~ M.~ 436-8).

Met een berooking van Jodenkers^(2)^ konden Zwartkunste-naars een Toovertoertje doen.

Om al die in huis zijn te doen schijnen `inder manieren van Paerden oftOlephanten' moet men Alkekengi nemen, het kruid wrijven en vermengen methet vet van een Meerzwijn; men maakt er daarna Zaad af `gelijck rijs', datmen op vuur legt met drek van eene Koe die melk geeft; de rook, die gevormdwordt, mag enkel het huis uitgaan door een gat, dat in de aarde gemaakt is: aldie in huis zijn, schijnen te worden Olifanten en groote Paarden. (Alb.~ Magnus,Boeck der Secreten, E VJ, verso; uitg.~ van Leyden, c.~ 1551).

36. IJzerkruidachtigen (of Verbenacee<e">n).

Het gemeene IJzerkruid^(3)^ is eene Heilplant; en toch werdzij -- 't gebeurde wel meer met weldoende Kruiden -- ook doorHeksen gebruikt.

In d<e'>p.~ Ille-et-Vilaine (Frankr.~) heeft de Verbena den naam van `Herbeaux Sorders' ("=" Toovenaarskruid; Roll.~ VIII, 39). Zij kwam voor in de Heksenzalf (z.~ boven).| | ^(1)^ Solanum nigrum L.| | | ^(2)^ Physalis alkekengi L.| | | ^(3)^ Verbena officinalis L.| Het was een Wenschkruid. Wie er zich mee zalfde, zag al zijn wenschenvervuld. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 187). `Want sommighe wtsinnighe vryers ende rasende tooveressen segghen,dat (Verbena) een sonderlinghe cracht heeft om yemandt tot liefde te verweckenende om te beletten eenighe grouwelicke dinghen ende naeckende schaeden'. Aldus Lobelius (I, 634). Doch onze Vlaamsche Rijselaar beschouwt dit als`boosheden ende godloosheden' en hij heeft `daer mede ghespot'.

converted by Web2PDFConvert.com

Dodoens (223) heeft nog iets vreemders: `Als den Medicijn, het Iser-cruydtover hem draghende, den krancken gaet besoecken, ende hem vraeght hoe dathet met hem is, ende als den krancken antwoort dat het al wel is, oft redelijck,dan sal hij van die sieckte op staen: in dien hij seght dat het niet wel en is,of dat soude moghen beter wesen, dan sal hy van die sieckte sterven'. Doch`het is spottelijck', voegt hij er bij. Indien men, gedurende zeven weken, IJzerkruid in vette aarde legt, zullener uit wormen komen, die de menschen, welke zij aanraken, doen sterven. Legtmet het in een duivenkot, zoo zullen al de duiven van den omtrek er naartoekomen. Stoot men het tot poeder en legt men dit in de zon, zoo zal deze blauw-achtig schijnen. Werpt men dit poeder in een gezelschap of tusschen tweegeliefden, dan zal korten tijd daarna twist ontstaan. (Mag.~ Nat.~, 82). Doch wilde men al de krachten in dit Heksenkruid behouden, zoo moesthet op speciale wijze en op een bepaalden dag worden uitgegraven: men haaldehet uit den grond met een gouden of zilveren werktuig -- want beroering metijzer ontnam aan de Plant alle kracht; men las over haar een pater-noster eneen `credo-domini' en sprak: `Ik neem u, edele Verbena, in name des Vaders,des Zoons en des H.~ Geestes, en bij de twee-en-veertig namen van den Almach-tigen God, bij de vier Engelen Micha<e">l, Gabri<e">l, Rapha<e">l en Anthoni<e">l, en bijde vier Evangelisten!' Na die uitgraving en bezwering moest het Kruid blijvenliggen, tot de morgendauw er op viel; men mocht het evenwel niet alleen laten. En eerst voor zonsopgang mocht men het opnemen. Zulks moest geschiedenop O.~ L.~ Vr.~ Hemelvaart of op St.~ Jansavond. (Perger, 147); naar een hs.~uit de 14"e" eeuw, berustende in de Hofbibliotheek te Weenen, Cod.~ Manuscri.~2524). -- Plinius echter schrijft, dat de Magi<e">rs dit Wenschkruid zamelden bij denopgang der Hondsster en zonder dat zon of maan het bescheen. (Id.~ 147). -- NaarThurneysser moet IJzerkruid op Goeden-Vrijdag worden uitgegraven:

`Verbeen, Agrimonia^_(1)_^, Madelger^_(2)_^, Charfreyags graben, hilft dir sehr, dasz dir die frawen werden hold, doch brauch kein eisen, grabs mit goldt!'

d.~ i.~

`Verbeen, Agrimonia, Madelgeer op Goeden-Vrijdag graven, Helpt u zeer dat de vrouwen u genegen worden, Doch gebruik geen ijzer, graaf 't met goud'. (S<o">hns, 110).| | ^(1)^ Agrimonia eupatoria L.| | | ^(2)^ Gentiana cruciata L.|

Legran (Sci.~ et Mag.~ 30), ngt dat het moet geplukt worden van den23"e""n" tot den 29"e""n" dag der maan en bewaard blijven onder Tarwe^_(1)_^ of Gerst^_(2)_^.

37. Lipbloemigen (of Labiaten).

Ofschoon de Labiaten in het algemeen weldoende en geurigeKruiden zijn. toch vinden wij er eenige in de Magische Floravermeld. De rechtopstaande Andoorn^(3)^ heet in den Elzas `Beruf-kraut' (d.i.~ Betooverkruid) en in Henneberg in Schmalkalden`Beschreikraut' (dat hetzelfde beteekent).

Pritz.~ u.~ Jessen. Leunis echter verklaart dat het Kruid (dat ook in Belgi<e">wast) aldus wordt genoemd, omdat het tegen kinderbetoovering wordt aange-wend. Het zou dus veeleer een antimagisch Kruid zijn.

De eenjarige Andoorn^(4)^ heeft in Duitschland den naam`Hexenkraut' ("=" Heksenkruid).

Pritz.~ u.~ Jessen; naar Schkuhr, Bot.~ Handbuch.

De naverwante Sideritis^(5)^ heet ook `Beruf-' of ` Beschrei-kraut'.

Pritz.~ u.~ Jessen. Volgens deze twee Botanisten is 't de `Herba judaica' ofhet Jodenkrutd bij de Middeleeuwsche Schrijvers. Doch Dodoens (127) noemteen andere soort van dit geslacht, groeiende in de Landen van de MiddellandscheZee, nl.~ de ruigharige Sideritis^_(6)_^. `Glidt-cruydt. of Herba Judaica'. Hijbeschouwt het als de Sideritis van Dioskorides; doch zulke pogingen om deGrieksche en Latijnsche Plantnamen der Oude Schrijvers op Planten onzer West- en Noord-Europeesche Flora toe te passen loopen noodzakelijkerwijze dikwijlsverkeerd uit; ook de identificaties van den grooten Linnaeus laten dikwijls veelte wenschen over. Dodoens schrijft over deze ruigharige Sideritis: `Men noemtdese eerste soorte van Glidt-cruydt Sideritis, al ofmen Ferraria int Latijn / oftIJzercruydt in 't Nederduytsch seyde / nae het Griecks woordt Sideros, 't welckYser beteekent; om dat het de versche wonden die met Yser ghedaen zijn / ge-nesen ende toe heelen kan'. -- Heukels (Flora) heet Sideritis op zijn Ndl.~IJzerkruid, Verbena IJzerhard en Scutellaria Glidkruid.

Een ander `Berufkraut' is de gemeene Hennipnetel^(7)^

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(1)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(2)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(3)^ Stachys recta L.| | | ^(4)^ Stachys annua L.| | | ^(5)^ Sideritis scordioides L.| | | ^(6)^ Sideritis hirsuta L.| | | ^(7)^ Galeopsis tetrahit L.| (Sal.~-Voss); naar Pritz.~ u.~ Jess.~ is 't de Raai^(1)^, insgelijks in onsland niet zeldzaam, die in Henneberg (Centraal Duitschl.~) `Be-schreikraut' wordt genoemd. De overal verspreide witte Doovenetel^(2)^ is in Duitschlandonder die namen -- `Beruf-' of `Beschreikraut' -- hier endaar bekend.

Sal.~-Voss; Pritz.~ u.~ Jessen (in hun register): deze voegen er nog depurpere Doovenetel^(3)^ bij.

In Frankrijk heet men het Hertsgespan `Patte de Sorcier'("=" Toovenaarspoot).

Aldus te Quiberville (d<e'>p.~ Seine-inf<e'>rieure). Roll.~ IX, 3; ook bij Littr<e'>:naar de handvormige bladeren?

De volksnaam voor de Betonie is, in Gruy<e`>re (Zwitserland)`Herbe <a`> intz<e`>r<e`>yi' ("=" Fr.~ Herbe <a`> ensorceler, ndl.~ Betoover-kruid).

Roll.~ VIII, 207. -- Betonie was `Domina omnium herbarum', d.~ i.~ deMeesteres van alle Kruiden. (J.~ Camus, Op.~ Sal.~, 42; geciteerd door Roll.~ VIII,206). Toovenaars lokken de jonge meisjes tot zich door middel van een Betonie-blad, dat zij op haren schouder hechten. Aldus in d<e'>p.~ Laudes. (Roll.~ VIII, 208;naar La Garde: Les Laudes, 27). Het was een Doolkruid: wie op Betonie trapte, doolde van den weg af. (Idem).

Legran (Sci.~ et Mag.~, p.~ 30) wijst nog drie magische Lip-bloemigen aan: het Kattekruid^(4)^, de heelkrachtige Salie^(5)^ en`M<e'>lisse serpentine'.

Zij moeten echter geplukt worden van den 23"e""n" tot den 29"e""n" dag der maanen bewaard worden onder Tarwe^(6)^ of Gerst^(7)^. Het Kattekruid wordt door de Katten gezocht en Katten zijn, in 't volks-geloof, Heksendieren. `In onze tijden heeft dit ghewas den naem van Katte-cruydtgekregen; in 't Latijn Cattaria, ende Herba catti; ende dat by oorsaecke datde Katten groote genoeghte in dit cruydt nemen; want men siet dikwijls / dat| | ^(1)^ Galeopsis ladanum L.| | | ^(2)^ Lamium album L.| | | ^(3)^ L.~ purpureum L.| | | ^(4)^ Nepeta cataria L.| | | ^(5)^ Salvia officinalis L.| | | ^(6)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(7)^ Hordeum vulgare L.| sy door den lieflijcken reuck van Katte-cruydt bevangen zijnde / haer selvendaer aen komen wrijven / en haer daer in wentelen / iae met grooten lust desoppen ende bladeren daer van komen eten'. (Dod.~ 135-6). Vgl.~ Blancardus(Lex.~) die hetzelfde beweert: `Cataria... videtur vox ficta <a`> Belgico idiomate

converted by Web2PDFConvert.com

een Kat / Cattus: quia catti sive feles hac planta delectantur et vescuntur'. --De Chaldee<e">rs heeten dit Tooverkruid `Bicith'. Indien met het vermengt meteenen steen, dien men in 't nest van den Hopvogel vindt, en er mede den buikvan een dier wrijft, zal dit bezwangerd zijn en een pikzwart jong voortbrengen. Steekt men dit mengsel in den neus van een beest, zoo zal dit sterven dochweldra opnieuw levend worden. Bestrijkt men de bijkorven met `Bicith', dankunnen de bijen er niet meer uit; ja, indien deze dood zijn, hoeft men ze maarin bovengenoemd mengsel te leggen en zij zullen weder levend worden. HetzelfdeHeksenkunstje kan men op verdronken vliegen toepassen. (Mag.~ Nat.~, 73). -- InAargau (Zwits.~) beweert men dat Kattekruid toornig maakt; daarom moet eenal te weekhartige beul, v<o'>or ieder halsrechting, eenige bladeren van dit Toover-kruid opeten. (Perger, 193). De Salie (of Savie) is het nest der Padden, en Padden zijn Heksendieren:`Salvia bufonum nidus esse dicitur'. (Roll.~ VIII, 180; naar Ephemera nat.~ cur.~1697-8, Append.~, p.~ 87). De Italianen planten Ruit^_(1)_^ bij Savie om deze Paddente verjagen. (Roll.~ VIII, l.~ c.~; naar Garidel, 1716). Het is zeker, voor het bijge-loovig volkje, dat onder de Savie zich eenige Giftdieren vergaderen en de Plantmet hunnen adem giftig maken. (Idem). -- Een oude Hortus (1485) vertelt:Uit Savie, die men. gedurende vier weken, in mest legt, groeit een vogel die eenstaart als die eener slang heeft; en hij is wit en gelijkt op eenen vogel, in 't LatijnMerula, dat is een Merel (`Drostel' in hgd.~ "=" dus lijster). Dezen vogel zalmen verbranden tot asch en poeder. Wilt gij aardige dingen met dit poederdoen, zoo neem eene lamp en doe daarin olie en dit poeder, en steek daarin eenewiek van een slangenhuid en Boomolie (nl.~ Olijfolie^_(2)_^), en wanneer die wiekbrandt als een licht, dan meenen al die in huis zijn, dat het huis vol Slangen is,en dat hebben ons, van de `Salvay', de Magi geschreven. (S<o">hns, 128-7). --Het boekje (Mag.~ nat.~, 76) schrijft het eenigszins anders: `Cette herbe <e'>tantpourrie sous du fumier dans une fiole de verre, il s'en forme un certain Ver,ou un Oiseau, qui a la queue comme un Merle; si de son sang on en frotte l'esto-mac de quelqu'un, il perdra le sentiment pendant plus de quinze jours. Que sil'on fait br<u^>ler ces Vers, et qu'on en jette la cendre dans le feu, incontinent onentendra comme un horrible coup de tonnerre. Ou bien si on met cette poudredans une lampe, qu'on allume ensuite, il semblera que toute la chambre serapleine de Serpens'. De lichtgeloovige schrijver voegt er na<i">evelijk bij: `On en afait plusieurs fois l'exp<e'>rience'. -- Willen Toovenaars eene beek doen uitdrogen,zoo werpen zij er een Saliestengel in. (Perger, 144; naar Montanus, I, 147). Het derde Heksenkruid, waarvan Legran gewaagt, de `M<e'>lisse serpentine'| | ^(1)^ Ruta graveolens L.| | | ^(2)^ Olea europaea L.| duidt eigenlijk twee Planten aan: 1"o" De eigenlijke Melisse of Konfilie-de- Grein^_(1)_^, een Lipbloemige uit onze tuinen, waarvan Magie naturelle (blz.~ 77)verhaalt: dat indien men deze Melisse, met sap van een eenjarigen Cipres^_(2)_^,in de soep of brij werpt, deze vol wormen zullen schijnen te zijn; dat wie dePlant over zich draagt, voor ieder aangenaam en boven alle vijanden zal zijn;dat, indien men ze aan den hals van eenen os bindt, deze moet volgen den persoondie het Kruid aangebonden heeft; en dat, indien men Melissesap met een derdedeel zweet van een ros mensch vermengt en in dit mengsel eenen riem steekt,deze in eens en in 't midden zal openspringen; -- 2"o" Het magische Vijfvinger-kruid ^(3)^ (z.~ boven Roosachtigen).

De Magi<e">rs gebruikten Bloemen van Marjolein^(4)^ bij hunmagisch Woensdagwerk.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118; z.~ Lelieachtigen. -- Om een meisje in haar hemdte doen dansen, nam men, v<o'>or Zonsopgang, den dag v<o'>or St.~ Jan, een handvolMarjolein, een weinig IJzerkruid, Mirtebladeren, drie bladeren en drie wortelsvan Venkel; men liet alles in de schaduw drogen en stootte het tot poeder, datmen in de richting blies van de plaats waar het meisje zich bevond. Aldus inFrankrijk in de Middeleeuwen. (Roll.~ IX, 24).

38. Helmkruidachtigen (of Scrophulariacee<e">n).

Te vermelden zijn: Het Alpische Leeuwenmuiltje^(5)^, in 't hgd.~ `Goldenes Ver-schreikraut' (d.~ i.~ Gulden Tooverkruid).

Aldus in de streek van Werfen, in Pongau en Lungau (in de omstr.~ vanSalzburg). Pritz.~ u.~ Jessen.

Het kleine Vlaskruid^(6)^, bij Schwenckfurt `klein Berufkraut'(d.~ i.~ Klein Betooverkruid) genoemd.

Pritz u.~ Jessen.

Het giftige Vingerhoedskruid^(7)^.

Om een persoon te beheksen moet men hem een Doorn^_(8)_^ doen dragen, dieden vorm van een kruis heeft en waarop een Vingerhoedsbloem steekt. Aldus teMatignon (d<e'>p.~ C<o^>tes du Nord; Roll.~ VIII, 139).| | ^(1)^ Melissa officinalis L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(2)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(3)^ Potentilla reptans L.| | | ^(4)^ Origanum majorana L.| | | ^(5)^ Antirhinum alpinum L.| | | ^(6)^ Linaria minor L.| | | ^(7)^ Digitalis purpurea L.| | | ^(8)^ Crataegus-soorten.| Een enkele Vingerhoedsbloem in een huis is voldoende om er de melkzuur te maken (in Bretagne; Idem).

39. Bremraapachtigen (of Orobanchacee<e">n).

De Bremrapen^(1)^ hebben magische kracht en toonen, alssignatuur, den beetafdruk van den Duivel.

De Klaverdood of kleinste Bremraap heet in de omstreek van Lucern enhier en daar elders in Zwitserland `Kleeteufel' en `Kleet<u">fel' (d.~ i.~ Klaver-duivel). -- Holl noemt ze `Teufelsabbiss' en te Werfen (Salzburg) duidt menze aan met den naam `Teufelsablass'; beide namen staan gelijk met ndl.~Duivelsbeet: het raapvormige onderste deel van den vleezigen Stengel is alsafgebeten en de Plant doodt de Klaver.

De Franschen noemen soms den Schubwortel^(2)^ `Herbemagique' ("=" Magisch of betooverd Kruid).

Roll.~ VIII, 164 (naar Saint-Germain. 1784). De zonderlinge Plant leeftonder den grond en toont, enkel gedurende haar bloeitijd, den nauwkeurigen envorschenden voorbijganger haar paarse Bloemen.

40. Hertshooiachtigen (of Hypericacee<e">n).

Ik wees er reeds meermaals op: Heilkruiden zijn (of waren)vaak Heksenkruiden. Zoo komt het dat het doorboord Hertshooiof St.~ Janskruid^(3)^, dat, naar 't volksgeloof, zooveel goede eigen-schappen bezit, ook tot de Heksenflora behoort.

De Tooverboeken van de Heksenmeesters moesten gedoopt worden endeze gebruikten hiertoe een sproeikwastje (of `Aspergillum') van St.~ Janskruid. Dat blijkt uit het proces van de Toovenaars van Mantes (op de Seine, Frankr.~),die, bij arrest van het Parlement van Parijs, in de maand November 1586,verbrand werden: `De Toovenaars, die de Duivels willen bezweren en terhulpe roepen, om toekomstige dingen te weten, of om waar te zeggen, of omander Satantoeren uit te voeren, hebben de gewoonte hunne Boeken, waarinhunne bezweringen, phylakteri<e">n (of Tooverteekens), Tooverletters, enz.~ beslotenzijn, door eenigen priester, die een stool rond den hals draagt, te laten wijden. Deze priester besproeit de Boeken met wijwater door middel van een kwastvan St.~ Janskruid, en zegt intusschen deze woorden: `Ik doop U in den naamdes Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes'. En terwijl hij dat doet, moethij een gewijde kaars vasthouden. Daarna legt hij deze Boeken, onder hetaltaarlaken naast het Evangelie ais hij de mis doet, op drie Vrijdagen. Den| | ^(1)^ Geslacht Orobanche; de gemeenste is O.~ minor L.~ of Klaverdood.| | | ^(2)^ Lathraea clandestina L.~ en L.~ squamaria L.| | | ^(3)^ Hypericum perforatum L.| laatsten Vrijdag wendt hij rond ieder gedoopt Boek een kruisband en legt hetdaarna weg op een reine en geheime plaats'. Dat getuigden vermelde Toovenaarsvan Mantes. (Crespet, Haine de Satan, l.~ 1, disc.~ 12; Delrio, Disquis.~ mag.~l.~ 5, sect I5; Thiers, II, 71-2). Montanus noemt dat roodsappige Kruid `Alfblut' en `Elfenblut' (Alf-bloed, Elfenbloed); in Zwitserland (omstr.~ van Bern) draagt het den naam`Hexenkraut'. 't Was overigens een Doolkruid: indien men, na zonsondergang op St.~Jansavond, op Hertshooi trapt, rijst uit den grond een Fee<e">npaard (Toover-paard); het rijdt met den onvoorzichtige den heelen nacht rond en laat hemenkel met den dageraad vrij. Aldus op het eiland Man (Groot Bretanje). Roll.~

converted by Web2PDFConvert.com

III, 180; naar Moore, Folkl.~ of the Isle of Man, 1891, p.~ 152). 't Was nog een Waarzeggerskruid (z.~ beneden).

41. Maankopachtigen (of Papaveracee<e">n).

De gemeene giftige Gouwe^(1)^ met het gele bijtende sap ende vierbladige gele Bloemkronen moet eerst vermeld worden. Hetwas een Heksenkruid.

Het gele Sap is Heksenmelk (z. boven) of `Truddem<a">lch' (z.~ beneden). Wie Gouwe, met het hart van eenen mol, over zich draagt, zal bovenalle vijanden zijn en zich weten te redden uit alle slechte zaken en gedingen. (Mag.~ nat.~ 72). `Ende het verdrijft alle twist ende gheschil'. (Leidenscheuitg.~). Aangaande het plukken van Gouwe of van al ander Heksenkruid schrijftMag.~ nat.~ (l.~ c.~): `Il faut remarquer, et avertir tout ensemble, que ceux quivoudront se servir utilement de ces Herbes, ne les doivent cueillir que depuisle vingt-troisi<e`>me jour de la Lune jusques au trenti<e`>me' -- anderen zeggenjuister tot den 29"e""n" -- `en commen<c,>ant par Mercure; on peut les amasserpendant toutes les heures du jour, mais on doit scavoir, qu'en I'arrachant onnommera les vertus de l'Herbe, et rusage que ron en veut faire. Ensuite prenezcette Herbe, et la mettez sur du Froment^_(2)_^ ou de l'Orge^_(3)_^, jusques <a`> ceque vous en voudrez servir <a`> quelque chose'. Vgl.~ Legran, Sci.~ et M.~, 30.

Een ander Heksenkruid was de min gewone Hoornheul^(4)^, de`Ghehorende Heul' van Dodoens, een ook in ons land gevondenStrandkruid met groote, mooie gele Bloemen.| | ^(1)^ Chelidonium majus L.| | | ^(2)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(3)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(4)^ Glaucium flavum Crantz.|

Zie Ben Jonson (Witches Song):

`Yes, I have brought to help your vows, Horned Poppy, Cypress boughs, The Fig-tree wild that grows by tombs, And juice that from the Larch tree comes'.

d.~ i.~

`Ja, ik heb gebracht, om u in uw wenschen te helpen, Gehoornde Maankop, Ciprestwijgen^_(1)_^, Den Vijgenboom^_(2)_^ wild die groeit bij graven, En sap dat van den Lorkboom^_(3)_^ komt'.

This.~ (64) merkt aan dat men de Plant, in de Middeleeuwen, Ficus infer-nalis noemde. Doch verkeerd; want de Hellevijg is een ander plant: Closiusheelt deze voor 't eerst beschreven, en zijne beschrijving vindt men ook bij Do-doens (734, b.~): `Doornachtigen Heul' of Papaver spinosum; `sommighe noemen't Fico del inferno, dat is Hel-vijghe / oft Ficus infernalis in 't Latijn'. Bij Baillon(Dict.~) is Ficus infernalis de Purgeernoot^(4)^.

De Opiumplant^(5)^ schonk een Tooversap, het HomerischeNepenthes.

Naar velen is Nepenthes: Laudanum opiatum of Extractum Opii. (Zwin-gerus uitte het eerst deze meening). -- Anderen noemen nog: 1"o" de Alant^_(6)_^ enzij denken bij 't zien van den naam Helenium aan Helena, de vrouw van Menelausdie Nepenthes (uit Egypte) gebruikte en in den wijn van Telemachus deed, teneinde dezes treurnis te verdrijven (aldus bij Homeros, IV, 220 en vvgg.~);Nepenthes komt van gr.~ n<e^>, niet. en penthos, rouw: dus een treurnis of kommerverdrijvende Plant of Toovermiddel, een zorgenbreekster (Leunis, II, 205); --2"o" de Ossetong^_(7)_^ aldus Galenus; -- 3"o" de Bernagie^_(8)_^, aldus Plutarchos; --4"o" de Koffie^_(9)_^, aldus de reiziger Pietro della Valle (Gub.~ II, 238); -- 5"o" hetwit Bilzenkruid^_(1O)_^ of de verwante soort Hyoscyamus datura L. (Leunis, 205,en Adanson); -- 6"o" de Saffraan^_(11)_^, aldus Muat en De Lens (Dict.~ s.~ v.~ Ne-penthes d'Hom<e`>re); -- 7"o" Hennipblaren^_(12)_^. -- Het Linneaansche geslacht Ne-penthes heeft niets met de Homerische Plant te maken. Zie Wedel, Programma deNepenthe Homeri; en ander bibliographlsche aanwijzingen bij M<e'>rat en De Lens(Dict).| | ^(1)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(2)^ Ficus carica L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(3)^ Larix europaea L.| | | ^(4)^ Jatropha curcas L.| | | ^(5)^ Papaver somniferum L.| | | ^(6)^ Inula helenium L.| | | ^(7)^ Anchusa italica L.~, of misschien A.~ officinalis L.| | | ^(8)^ Borrago officinalis L.| | | ^(9)^ Coffea arabica L.| | | ^(10)^ Hyoscyamus alba L.| | | ^(11)^ Crocus sativus L.| | | ^(12)^ Cannabis sativa L.|

De verwante Duivenkervel^(1)^ (eigenlijk een Fumariacee)werd door den Magi<e">r voor zijn Woensdagwerk gebezigd.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118 (vgl.~ Lelieachtigen).

42. Kruisbloemigen (of Cruciferen).

Kruisbloemigen komen om zoo te zeggen in de Tooverfloraniet voor. Enkel het volgende mag hier vermeld worden omdatde Roode Kool^(2)^ er eene rol speelt.

In het jaar 1659 werd vrouw Aagt Germontsdr.~ van Abbekerk (bij Meden-blik, Holland) onthoofd. Haar schelmstuk? Zij had een kind gebaard met eenlichaam als een stokvisch, waarvan de staart was gespleten en als twee voetjesomgekromd; de armen waren twee met gort gevulde bloedbeulingen en hethoofd was een Roode Kool! (Knipscheer, V, 46; naar B.~ Bekker).

43. Reseda<a">chtigen.

De Wouw heet, in Silezi<e">, `Hexenkraut'.

Pritz.~ u.~ Jess.~; Salomon-Voss.

44. Vioolachtigen.

De Vrijdag is een Venusdag: en de Magi<e">r doet liefde- tooverwerk en gebruikt hiertoe Viooltjeskronen^(3)^.

Zijn kleed is azuurblauw, de behangsels groen en roos, de sieraden vangepolijst koper. De kronen zijn gemaakt van Viooltjes, de guirlandes vanRozen^_(4)_^, Mirt^_(5)_^ en Olijf^_(6)_^. Zijn ring is versierd met een turkoois, de tiaraen agraffen met lapis-lazuli en beril. Zwanepluimen vormen de waaiers. En opzijn bont draagt de Magi<e">r een koperen talisman met het kenteeken van Ana<e">len deze woorden: Aveeva Vadelilith. (L<e'>vy, H.~ M.~ II. 119).

45. Komkommerachtigen (of Cucurbitacee<e">n).

De Pompoen^(7)^ wordt gebruikt om menschen te betooveren:men deed hun Pompoenen eten.

Roll.~ VI, 26.| | ^(1)^ Fumaria officinalis.| | | ^(2)^ Brassiea oleracea capitata.| | | ^(3)^ Viola odorata L.| | | ^(4)^ Rosa centifolia L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(5)^ Myrtus communis L.| | | ^(6)^ Olco europaea L.,| | | ^(7)^ Cucurbita pepo L.|

De Heggerank of Bryonie^(1)^ vervangt dikwijls de Heksach-tige Mandragora^(2)^.

Z.~ boven Mandragora bij de Nachtschaadachtigen. Eenige Fransche bena-mingen doelen op Hekserij of Duivelarij: `Vigne au Diable', `Raisin du Dia-ble', `Navet du Diable', `Verjus au Diable'. (Roll.~ VI, 47 en vvgg.~). En raadpleeg een interessante verhandeling over de Heggerank als Man-dragora bij de Russen: Jaworski, Die Mandragora im s<u">drussischen Volksglaube(in: Zeitschr.~ f.~ <o">sterreich.~ Volkskunde 12 (1896), 353 vvgg; 3 (1897), 63 vvgg).

De Magi<e">r bezigt, voor zijn magisch Maandagwerk, het Zaadvan Komkommer^(3)^.

L<e'>vy, H.~ M.~ 118; z.~ Hanevoetachtigen.

46. Kloksjesachtigen (of Campanulacee<e">n).

Hier mag gewezen worden op het Grimmsche sprookje `Ra-punzel'.

Hgd.~ `Rapunzel', vervorming van mlat.~ Rapuncium, evenals de Ndl.~namen Raponsje en Rapunsel, en de Fr.~ Raiponce. Rapuncium, waarnaastRapunculus, komt van lat.~ Rapa "=" Ndl.~ Raap. (Z.~ Vercoullie). In het sprookjeis er kwestie van een Kruid (`Rapunzel') dat in eenen tuin van eene Heksgroeit en een zwanger vrouw aanlokt; deze eet er van, waardoor de Heksmacht over het te baren kind bekomt. Vgl.~ Herrmann, D.~ M.~ 248.

47. Samengesteldbloemigen (of Compositen).

Als Heksenkruid staat de scherpe Fijnstraal^(4)^ bekend.

Duitsche namen bewijzen het: `Berufkraut' ("=" Betooverkruid) in Silezi<e">,Zwaben, Elzas; `Rufkraut' bij Nemnich; `Beschreikraut' in Schmalkalden. (Pritz.~ u.~ Jess.). Deze Fijnstraal is ook antimagisch (z.~ beneden).

Insgelijks het Duitsch Viltkruid^(5)^, dat (bij Sal.~-Voss)`Berufskraut' heet.

De Filago-soorten (vooral F.~ germanica L.~ en F.~ minima L.~) schijnen tezijn Herba Impia van Plinius (l.~ 24, c.~ 19); Dodoens meent het althans en schrijft(blz.~ 89): `Herba Impia wordt ghenoemt dat grijsachtigh cruydt / 't welck deRoosmarijn in 't aensien ghelijckt als eenen thyrsus, tuylken oft tros bekleet endeverciert met uytstekende knopkens; daernae spruyten daer andere tackskens| | ^(1)^ Bryonia dioica L.| | | ^(2)^ Atropa mandragora L.| | | ^(3)^ Cucumis sativus L.| | | ^(4)^ Erigeron acre L.| | | ^(5)^ Filago germanica L.| uyt / die oock haere hoofdekens oft knopkens dragen: ende daerom noemtmendit ghewas Impia (als ofmen Eerloos oft Ongodtvruchtigh seyde) om dat deionghers boven de ouders uytsteken / want de ionge bloemen verdrucken in ditcruydt de oude / mits datsy langer steelen krijgen'.

Zoo ook het Kruiskenskruid^(1)^, dat in alle akkers groeit enbloeit.

`Berufkraut' (Pritz.~ u.~ Jess.).

De veeleer antimagische Wolverlei^(2)^ heet te G<e'>rardmer(Vogezen): `Fi<o^> d'hhn<o^>hh' (d.i.~ Heksenbloem).

Aldus bij Roll.~ VII, 18.

Hier en daar, in Duitschland, worden Donderkruid^(3)^ enVlookruid^(4)^ gebruikt om te betooveren.

converted by Web2PDFConvert.com

Hun naam is (naast andere) `Berufkraut'. (Pritz.~ u.~ Jess.~; Sal.~-Voss). Doch het waren veeleer antimagische Planten.

Aan de Averone^(5)^ kent men magische krachten toe.

Aldus in Frankr.~ en in Itali<e">. (Gub.~ II, 2).

Ook aan den Alsem^(6)^.

Indien men de handen van een kind, v<o'>or het einde van zijn twaalfdelevensweek, met Alsemsap overwrijft, zal het, gedurende zijn heele leven, doorwarmte noch koude gekweld worden. (Gub.~ II, 2; naar Johnston, Thaumatogra-phia naturalis). De Magi<e">r gebruikt, voor zijn magisch werk van den Maandag en denDinsdag, Alsem en de verwante Bijvoet als krans rond reukaltaar en driepikkel. (L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118; vgl.~ Hanevoetachtigen).

De Bijvoet^(7)^ werd door de Magi<e">rs (z.~ boven Alsem) ge-bruikt en bezat ook de kracht den mensch alles te doen vergeten.

Een Russische sage uit het distrikt Starodubsk: op den dag der Kruis-verheffing gaat een meisje in 't woud om Kampernoeljen^_(8)_^ Zij ziet er eengroot getal ineengekronkelde Slangen; zij wil ijlings naar huis terugkeeren, doch| | ^(1)^ Senecio vulgaris L.| | | ^(2)^ Amica montana L.| | | ^(3)^ Inula conyza L.| | | ^(4)^ Pulicaria dysenterica L.| | | ^(5)^ Artemisia abrotanum L.| | | ^(6)^ Artemisia absinthium L.| | | ^(7)^ Artemisia vulgaris L.| | | ^(8)^ Eetbare Agaricus- en Boletus-soorten. en wel andere nog.| komt terecht in een hol, dat de woonst der Slangen is. Dit hol is duister,maar in 't diepste ligt een blinkende steen; de Slangen hebben honger en hunKoningin leidt ze tot den steen, waaraan de Slangen likken en daardoorverzadigd zijn. Het meisje doet ook alzoo en blijft in het hol tot de volgendelente. Alsdan kronkelen de Slangen te zamen en vormen een trap, waarophet meisje klimt om uit het hol te geraken. Bij het afscheidnemen schenktde Slangenkoningin haar de gave de taal der Kruiden te verstaan en hunneheilkrachten te kennen op <e'>en voorwaarde: d.~ i.~ nooit de Bijvoet (op zijnRussisch `C'ornobil' "=" hij die zwart is) te noemen: want indien zij dennaam `C'ornobil' uitspreekt, zal zij alles wat zij in 't Slangenhol geleerdheeft, vergeten. En, waarlijk! het meisje verstaat nu alles wat de Kruiden totelkaar zeggen. Doch eens, op 't onverwacht, vraagt haar een man: `Hoeheet het Kruid dat in de velden langs de kleine wegeltjes groeit?' `C'ornobil',zegt ze:;en op denzelfden stond vergeet zij alles wat zij weet. En sedertdienheet het Kruid `Zabutko' d.~ i.~ het Kruid van het Vergeten. (Gub.~ II, 17;naar Rogovic'~).

In Silezi<e"> is het Nieskruid^(1)^ een `Berufkraut' ("=" Hek~senkruid).

Pritz.~ u.~ Jessen.

Tot magische doeleinden wordt de Voorjaarsbloem^(2)^gebezigd.

Gemsjagers en Koordedansers eten er van om zich tegen het vallen tebehoeden. (Prahn, 147). Vanhier de Ndl.~ naam Duizelkruid en de hgd.~ `Schwin-delkraut': veeleer naar de signatuurleer, zegt Kannegiesser, want de Plant wastop hooge bergen in Tirol en kent geene duizeligheid.

Wat ik boven gezegd heb van het Duizendguldenkruid^(3)^,is misschien ook toepasselijk op de eigenlijke Santorie^(4)^.

Want beide Planten heetten, bij de Ouden, Centaurium.

48. Vorschenbeetachtigen (of Hydrocharitacee<e">n).

Een `Hexenkrud' ("=" Heksenkruid) is de in 't water levende

converted by Web2PDFConvert.com

Krabbenklauw^(5)^.

Deze naam werd gebezigd in Unterweser bij Oberneuland, naar Pritz.~ u.~Jessen. De Wortelen van dit inlandsch kruid vlotten vrij in de poelen, moerenen vaarten: `De laughe draeykens / die dit cruydt in stede van wortelen strecken| | ^(1)^ Achillaea ptarmica L.| | | ^(2)^ Doronicum pardalianches L.| | | ^(3)^ Erythraea centaurium L.| | | ^(4)^ Centaurea centaurium L.| | | ^(5)^ Stratiotes alo<i">des L.| ende de ghedaente van wormen schijnen te hebben / worden van sommighestuyt-vossen ende landt-vaerders of quacksalvers in fiolen oft flesschen met watergedaen / ende op hunne tafelen ten toone ghestelt: ende dan maecken sy denslechten huysman wijs / dat het wormen zijn / die met haer Poederen / Suycke-ren / Salven oft andere dinghen / die sy te koope hebben / den mensche (zijn)afghegaen'. (Dod.~ 933). Een bedriegelijk gebruik dat steunt op de signatuurleer.

49. Lelieachtigen.

Zelfs met de witte. pure Lelie^(1)^ werd getooverd.

Zij moat geplukt worden van den 23"e""n" tot den 29"e""n" dag der maan en onderTarwe^_(2)_^ of Gerst^_(3)_^ bewaard worden. (Legran, Sci.~ et M.~ 30). Om iemand het slapen te beletten deed men het volgende Heksentoertje:men plukte Leli<e">n, terwijl de zon in het teeken van den Leeuw was en menvermengde deze Bloemen met Lauriersap^_(4)_^; 't mengsel werd gedurende eenigentijd onder mest gelegd; er kwamen wormen in, die men tot poeder stootte en rondden hals of in de kleeren van den te kwellen persoon deed: deze kon nietwpen, zoolang dit Tooverpoeder bij hem bleef. (Mag.~ nat.~, 74). Bestreek men iemand met die wormen, zoo kreeg hij aanstonds de koorts. (Id.~ 75). Om koeien te beheksen deed men Leli<e">n in een vat met melk en overdektedat met een witkleurige koehuid: al de koeien van den omtrek moesten hunnemelk verliezen. (Idem). "*" Wolf (Ned.~ S.~, n"r" 268) geeft een Tooverlelie-sage op. Te Leiden ver-telde men hem dat, in vroeger tijden, aldaar een Toovenaar was, die den men-schen het hoold alhieuw en het naderhand weer op den hals kon zetten. Toende Toovenaar nu eenmaal zijn kunst toonde, trad in de kamer waar het ge-beurde, een varende gezel en zag toe: Op de tafel v<o'>or den Toovenaar stondeen groot glas met gedistilleerd water gevuld, en iedermaal dat een kop werdafgesneden, groeide uit het glas een witte Lelie omhoog, welke door den Hek-senmeester de Levenslelie werd genoemd. Toen nu de Toovenaar, op een anderendag, opnieuw een hoofd had afgehouwen, trad snel de varende gezel met eenscherp mesje naar het glas toe en sneed, ongemerkt en buiten de wete van denToovenaar, den Stengel der Lelie door. De Toovenaar wilde daarna opnieuwden kop op het lijf zetten, doch het ging niet meer. Hij werd vastgegrepen.veroordeeld en verbrand. 't Zou in 't jaar 1528 gebeurd zijn. Doch dat iseenvoudig een vervormde Faustus-sage (z.~ beneden, waar ze uitvoeriger voor-komt). Voor zijn magische Woensdagarbeid -- de Woensdag was aan weten-schappelijke magie en aan Merkuur toegewijd -- deed de Magi<e">r een groenofwel veelkleurig kleed aan. Zijn halssnoer bestond uit met kwikzilver gevulde| | ^(1)^ Lilium candidum L.| | | ^(2)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(3)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(4)^ Laurus nobilis L.| holle paarlen. De gebruikte reukstoffen waren Benzoin^_(1)_^, Macis^_(2)_^ en Storax^_(3)_^;de Bloemen: Narcis^(4)^, Lelie en Bingelkruid^(5)^, Duivenkervel^(6)^ en Marjo-lein^_(7)_^; de edelsteen: agaat. (L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118).

Alo<e">s werd gebruikt door den Magi<e">r in de reukstoffen vanzijn magisch Maandagwerk.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118 (z.~ Hanevoetachtigen). De bittere stof Alo<e">s wordtgewonnen uit verschillende soorten van 't geslacht Alo<e">; vooral uit Alo<e"> socotrinaL.~ Z.~ Leunis, II, p.~ 796.

converted by Web2PDFConvert.com

50. Aspergieachtigen (of Asparaginacee<e">n).

"*" Pariskruid^(8)^ was een Doolkruid: wie er op trapte, verloorzijnen weg.

Daarom heette L.~ Fuchsius dat Woudplantje Doolwortel; in West-Vl.~:Doolkruid (DB). Vervorming van Dolkruid: de Bes is giftig.

51. Narcisachtigen (of Amaryllidacee<e">n).

De Magi<e">r benuttigde voor zijn magisch WoensdagwerkNarcisbloemen^(9)^.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 118. De bekendste Narcissus-soorten zijn, behalve N.~poeticus: N.~ pseudo-Narcissus L.~ en N.~ tazetta L.~ (de laatste, uit Zuid-Europa,was Pluto's Narcis).

52. Irisachtigen (of Iridacee<e">n).

Voor zijn magisch Zondagwerk wordt, door den Magi<e">r, totreukstof Saffraan^(10)^ gebezigd.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 117, 119 (z.~ boven Laurierachtigen en Katjesdragers). Saffraan is aromatisch en tevens bedwelmend.

53. Grasachtigen (of Graminee<e">n).

De Graminee<e">n zijn meestal nuttige Gewassen. Doch het vol-gende behoort tot de Hekserij:| | ^(1)^ Benzoin officinarum Hayne.| | | ^(2)^ Arilla of Zaadmantel van de Muskaatnoot (Myristica fragrans L.~).| | | ^(3)^ Styrax officinalis L.| | | ^(4)^ Narcissus-soorten, denkelijk N.~ poeticus L.| | | ^(5)^ Mercurialis annua L.| | | ^(6)^ Fumaria officinalis L.| | | ^(7)^ Origanum majorana L.| | | ^(8)^ Paris quadrifolia L.| | | ^(9)^ Narcissus poeticus L.~ denkelijk.| | | ^(10)^ Crocus sativus L.~, nl.~ de Stempels der Bloemen.| Er bestaat, in Nederlandsch Indi<e">, een magisch Bamboeriet^(1)^:het groeit op den top van de bergen en wordt niet hooger daneen span.

Het is herkennelijk aan de doode vogels, die er onder liggen. De persoondie zulk magisch Bamboeriet bezit, kan alles verkrijgen wat hij maar verlangt.(De Clercq, Wdb.~ n"r" 408).

Haverkorrels^(2)^ worden soldaten.

Pumphut en Generaal Sybilski waren twee Saksische Toovenaars. Opukeren dag kwam Pumphut bij Sybilski en pochte op zijn Toovermacht. Alsantwoord wierp Sybilski zwarte Haverkorrels in den kachelpot, die terstond insoldaten (voetvolk) veranderden, uit den pot klauterden, zich op den koer vanSybilski's slot verzamelden, en man"oe"uvreerden, en daarna zich opnieuw in hunkoperen kazerne -- den pot namelijk -- begaven en opnieuw daar als zwarteHaverkorrels lagen. Pumphut nam nu uit eenen bij het venster staanden bakeenige Erwten^_(3)_^, wierp ze ook in den pot en er uit stegen wel ge<e">kwipeerderuiters. Doch daar hij Sybilski's tooverwoorden niet kende, kon hij die ruitersniet weder in den kachel pot krijgen. Ja, zij sloegen, met hunne degens, opPumphut's rug en enkel Sybilski's machtwoorden konden ze weer in den pottooveren. (Meiche, n"r" 678). Een gelijkende sage wordt verteld van den Wendischen Toovenaar Krabat. Op zekeren dag stort hij Haverkorrels in eenen poel: en ieder korrel wordteen soldaat, als hij iets uit het 7"e" Boek Mozes leest. Daarna leest Krabat eenander vers uit hetzelfde Boek: de soldaten keeren terug naar den poel en

converted by Web2PDFConvert.com

worden zwemmende eenden. Doch Krabat's koetsier heeft het spel afgeloerd:bij neemt gedurende de afwezigheid van zijnen meester het Boek en leest, terwijlhij Haver in den poel schudt; soldaten verschijnen en vragen hem werk: dekoetsier beveelt hun de mest uit te voeren, daarna al de zandkorrels op <e'>enenhoop te dragen (de heuvel bij S<a">rchen is nog heden ten dage te zien!). Krabatwordt het gedoe van zijnen Koetsier gewaar en komt snel naar huis: de soldatenzijn bezig met den knecht, die niet meer weet welk werk hun op te leggen,ferm af te ranselen. Krabat verlost hem. (Meiche, p.~ 547).

Ook Stroo -- de dorre Halmen van Rogge^(4)^ en Tarwe^(5)^vooral -- werd in de Tooverij gebruikt.

In Hessen (Duitschl.~) steekt men een Stroohalm in de nageboorte van eenhuisdier, om aldus veulen of kalf te doen sterven. (Wuttke, 120; naar Wolf,Beitr.~ z.~ deutsch.~ Myth.~, 1852).| | ^(1)^ Bambusa magica Wray.| | | ^(2)^ Avena sativa L.~ en de verwante A.~ orientalis Schreb. Doch door zwarte| Haverkorrels wordt misschien Avena fatua L.~, een ergerlijk Onkruid bedoeld.| | | ^(3)^ Pisum sativum L.| | | ^(4)^ Secale cereale L.| | | ^(5)^ Triticwn vulgare Vill.| Er zijn Heksen die het hart van eenen mensch uitzuigen en een Stroowischin de plaats leggen. (Herrmann, D.~ M.~, 61). Het is gevaarlijk losgemaakte Stroobanden in den stal als strooisel te ge-bruiken: daardoor worden de Heksen meesteres over het vee. (Wuttke, 210).

54. Gemberachtigen (of Amomacee<e">n).

Als reukstof, noodig tot zijn magisch Donderdagwerk. benut-tigt de Magi<e">r Paradijszaad.

L<e'>vy, H.~ M.~ II, 119 (vgl.~ Katjesdragers). -- Paradijszaad of Granumparadisi is een aangenaam riekend driehoekig Zaad en wordt voortgebracht dooreen Guineesche Plant, Amomum granum-paradisi Afzel.

*IV. Planten met bekende Heksen of Toovenaarsin verband.*

Eenigszins uitvoerig wil ik hier gewag maken van Planten diein min of meer nauwe betrekking stonden met bij name bekendeof vermaarde Heksen en Toovenaars, of bij voorkeur door hen ge-bruikt voor hun kunstjes en goocheltoertjes.

a. *Hekateplanten.*

Hekate -- volgens eenigen de dochter van Perses en Asteria,volgens anderen de dochter van Zeus en Demeter, of van Zeusen Hera, of van Zeus en Pharnia, of van Zeus en Admete of vanZeus en den Nacht (Lat.~ Godin Nox, Gr.~ Nux) -- was bij deGrieken in den beginne eene geheimzinnige Nachtgodin. Als dus-danig werd zij een Godin van de Onderwereld, en eindelijk eeneGodin van alle nachtelijk Gespook en Gedrocht, de Meesteres derHeksen^(1)^, de Godin die nachtelijke tochten met hare huilendeHonden deed, over de graven rondwaarde en zich met het bloeden het vleesch van dooden voedde, Giftkruiden kende en vergaarde,en aan de Heksen alle Tooverkunsten leerde. Zij werd bij dekruiswegen vereerd. Door narkotische Kruiden kon zij de demo-nische Slangen in slaap krijgen. En bij de rivier Phasis -- thansRion, die van den Kaukasus naar de Zwarte Zee vloeit -- stondhaar tuin, waar zij hare Tooverkruiden kweekte en verzorgde.

Deze tuin was omringd door onoverklimbare muren, omtrent negen halve- roeden (nagenoeg 18 meter) hoog. Zeven bastions beschermden hem en driemetalen deuren sloten hem geheel. Aan een poterna stond Artemis -- Hekatewerd met Artemis (of Diana) ge<i">dentificeerd -- met den vreeslijken blik: geensterfelijk wezen kon dezen blik verdragen, tenzij het reinigingsofferanden hadgedaan. (Dierbach, 178-9; Sprengel, Gesch.~ d.~ Botanik, I, 45).| | ^(1)^ Ja, Hekse zou, naar Kleinpaul (Das Fremdwort im Deutschen, 3"e" uitg.~| 1910, bl.~ 99) niet anders zijn dan Hekate, waaruit het 1"e" woord `unmittelbar| durch lautverschiebung entstanden ist (Hekate : Hekte : Hechze : Hechse : Hecse :| Hexe). Das niederl<a">ndische Hekse, jetzt: Heks, ist aus dem Hochdeutsehen| entlebnt. Die althochdeutsehen Formen (Hagzissa, Hagazussa usw.~) sind Bildun-| gen wie Abatissa, Basilissa und beruhen auf Hekatissa; sie sind nachgerade

converted by Web2PDFConvert.com

| wieder fallen gelassen worden'. Doch vgl.~ boven I, a.| Joh.~ Hendr.~ Voss geeft de namen van deze Hekateplanten op in zijnvertaling van Hesiodus en van de (aan Orpheus toegeschreven) Argonautika,(1806, p.~ 315). In Hekate's tuin groeiden: 1"o" Hekate's Mandragoras. Naar Dierbach (178) zou 't wel de Mandragoravan Theophrast kunnen zijn; deze Plant werd, door Dodoens (748) vereen-zelvigd met het giftige Doodkruid^_(1)_^, zijn `Dulle-bezien' die de zinnen van denmensch beroert en hem `rasende ende dul' maakt. -- Te Toulon (Frankr.~)is de Atropa thans nog een Duivelskruid, `Erbo doou diabl<e'>'. (Roll.~ VIII, 121). In het kanton Bern (Zwitserl.~) noemt men de dood ende Bessen `Teufelsbee-ren' ("=" Duivelsbessen; Pritz u.~ Jess.~); Rolland (l.~ c.~) heeft ook den Duitschennaam `Teufelskirsche' ("=" Duivelskers). -- Aan den Nederrijn staat de Plantin verband met de in de lucht varende, heksachtige Walkuren (z.~ b.v.~ Herrmann,D.~ M.~, 405): de aldaar gebruikte namen `Walkerbeeren' ("=" Walkurenbessen)en `Walkerbaum' ("=" Walkurenboom) bewijzen het / wie zulke Bessen at,viel in de macht der Walkuren. (Perger, 182). 2"o" Hekate's Thryon. Dierbach (l.~ c.~) meent dat het misschien de ZwarteNachtschade^_(2)_^ is; -- Dodoens (774) zegt dat sommigen Solanum manicum ofSolanum furiosum (Gr.~ Struknon manikon), d.i.~ Razernij-makende of Dul-makendeNachtschade, Thryon (Gr.~ Truon) en ook Persion (naar Perses, Hekate'svader) noemen; doch voegt hij er bij, `de Dul-maeckende soorte van Nascayeen is hedendaeghs niet wel bekent'; -- zijn commentator Van Ravelingendenkt dat Lobelius ze houdt voor het Kristoffelkruid^_(3)_^, en Fabius Columnavoor den Steekappel^_(4)_^: eenigen, zegt hij verder, nemen er voor de Wolfsbes^_(5)_^,of den Liefdesappel^_(6)_^, of de Aethiopische Nachtschade^_(7)_^. Al de bovenge-noemde Planten -- behalve Liefdesappel -- die men met Thryon, heeft willenvereenzelvigen -- zijn vergiftig. -- Boisacq (Dict.~) vertaalt Thryon eenvoudigdoor `jonc'. 3"o" Hekate's Maankop of Heul. Het is zeer waarschijnlijk de GehoorndeHeul^_(8)_^ (zie boven Hoofdst.~ III). 4"o" Hekate's Akoniton. Voor Dierbach is het de Grootbloemige Monniks-kap^_(9)_^; -- anderen (Leunis b.~ v.~) nemen er voor de gewone Monnikskap^_(10)_^;Hekate zou deze Plant ontdekt hebben (Pickering, 160; naar Diodorus, IV, 45);het is wel Hekatois Herba (Hekate's Kruid) van Ovidius (Metamorph.~ VI, 139);en daarom heet Duchesne (De Stirpibus, 1544) ze terecht Hecateis Ovidiana. (Roll.~ I, 96); vgl.~ `Teufelswurz' ("=" Duivelswortel), Duitsche naam van degewone Monnikskap. (Pritz.~ u.~ Jess.~).| | ^(1)^ Atropa belladona L. Zie overigens Marzell, 162.| | | ^(2)^ Solanum nigrum L.| | | ^(3)^ Actaea spicata L.| | | ^(4)^ Datura strarnoniurn L. Vgl.~ Marzell, 170 vvgg.| | | ^(5)^ Paris quadrifolia L.| | | ^(6)^ Solanum lycopersicum L.| | | ^(7)^ Solanum aethiopicum L.| | | ^(8)^ Glaucium flavum L.| | | ^(9)^ Aconitum cammarum L.~, nog A.~ stoerkeanum Rchb.~ genoemd.| | | ^(10)^ A.~ napellus L.| 5"o" Hekate's Aegolethron. Naar Toumefort en Dierbach (die niet twijfelt)is het de Pontische Zandroos^_(1)_^. Doch Dodoens (708) beweert dat deEgelkoolen^_(2)_^ vermoedelijk het Aegolethron zouden zijn, maar hij kan het geens-zins waarachtig verzekeren. Gesnerus identificeert het met zijn Kwaden ofBoozen Hendrik (waarschijnlijk de Schubwortel^_(3)_^; doch naar Pritz.~ u.~ Jess.~de Bremraap-soorten^_(4)_^. Aegolethron van Plinius (l.~ 21, c.~ 13) was een Kruiddat de Geiten schadelijk was (Geiten weerstaan nochtans aan de gevaarlijksteGiftkruiden) -- en hiervan komt de naam Aegolethron ("=" Geitenpest) --en den honig giftig maakte. (M<e'>rat et De Lens, Dict.~; Gleditsch, M<e'>m.~ de l'Acad.~de Berlin, 1759). 6"o" Hekate's Kuklaminon. Naar velen zou het ons Europeesch Varkens-brood^_(5)_^ zijn. Dierbach helt over tot Cyclamen hederaefolium Alt.~; en Leunis(562) tot C.~ graecum L.~ en C.~ persieum Mill.~; Pickering (163) beschouwt dezelaatste Plant als de Kuklamis van de Argonauten, doch C.~ hederaefolium Ait.~is voor hem (p.~ 379) het Kuklaminon van Theocritus. -- Dioskorides zegt datKuklaminon (nl.~ C.~ europeaum L.~) voor de zwangere vrouwen zeer schadelijkis / `sommige gelooven / dat soo wanneer een vrouwe / die van kinde swaer

converted by Web2PDFConvert.com

is / over de wortel van Verckens-broot quame te schrijden oft te treden / datsy terstond misvallen soude'. (Dod.~ 544). -- Ook de Oostenrijksche naam`Teufelsauge' ("=" Duivelsoog) wijst op kwade eigenschappen. (Pritz.~ u.~ Jess.~). 7"o" Hekate's Kupeiros. Het is vooral het ronde Cypergras^_(6)_^ of Galigaanvan Dodoens, waarvan de Wortel, als diaphoretisch middel, ten tijde vanDioskorides gebruikt werd. Dierbach verwijst tevens naar C.~ officinalis N.~ v.~ Es.~,die geurige, kastaniebruine, eetbare Knollen heeft. Pickering (173, 209, 224)brengt met dit Hekatekruid in verband, behalve C.~ longus en C.~ rotundus, ookC.~ esculentus (met eetbare Knollen). Celsus (III, 21) duidt C.~ pertenuis vanHindoestan als Kupeiros van de Grieken aan. (Pickering, 472). Naar Dodoens(548) waren deze Waterplanten ook Rookkruiden: `Apollodorus schrijft datden Cyperus in oude tijden veel ghebruickt wierdt heel Asien door / soo datde Barbaren des morgens ninunermeer uyt en ginghen / sonder een beroockinghevan de selve ontfanghen te hebben'. 8"o" Hekate's Stoechas. Naar Dierbach en Dodoens is het het Stichas-kruid^_(7)_^, een Zuid-Europeesche Lipbloemige, `schoon / seer wel ende lieflijckrieckende cruydt', dat de zinnen, het verstand en de memorie versterkt. (Dod.~442. -- De Apothekers noemen ook Stoechas de gele Immortelle^_(8)_^. 9"o" Hekate's Poluknemon. Het is de Hertsmunt^_(9)_^ uit Zuid-Europa| | ^(1)^ Azalea pontica L.| | | ^(2)^ Ranunculus flammula L.| | | ^(3)^ Lathraea squamaria L.| | | ^(4)^ Orobanche L.| | | ^(5)^ Cyclamen europaeum L.| | | ^(6)^ Cyperus rotundus L.| | | ^(7)^ Lavandula stoechas L.| | | ^(8)^ Helichrysum stoechas L.| | | ^(9)^ Mentha cervina L.| (volgens Dierbach) en niet Polycnemum van Linnaeus (waarvan het Knar-kruid^_(1)_^ inlandsch is). Leunis (308) gist dat het Poluknemon der Ouden eensoort van Duizendknop^_(2)_^ moest zijn: de naam (gr.~ polus, veel, en kneme,scheenbeen, dus lid, knar) schijnt die gissing te staven. Pickering (342) enFraas verwijzen naar Ziziphora capitata Pluk.~, een Lipbloemige uit het Oostender Middellandsche Zeestreek. 10"o" Hekate's Polion. Naar Dierbach en Leunis zou het Polion een soortvan Gamander^_(3)_^ zijn. Linnaeus deelt die meening, Dodoens (455 en vvgg.~)beschrijft als Polium vier Gamanders, die, volgens Courtois, zijn: Teucriumachaemenis L.~ "=" Dodoens'~ `Ghemeyn oft Eerste Polium'; Teucrium supinumSpreng, of zijn`Tweede oft Smalle Polium, dat is Kleyn Polium'; T.~ gnapha-loides L'H<e'>r.~ of zijn `Derde oft Kruypende Polium'; en T.~ pumilum L.~ ofzijn `Vierde Polium oock Kruypende'. Naar Fabius Columna is het `OprechtPolium der Ouders' het Cipreskruid^_(4)_^; en Van Ravelingen zegt hier metreden bij: `Oft hij daer in ghelijck heeft / oft niet / staet noch te ondersoecken:immers de redenen die hy bij brenght zijn seer waerschijnlijck: ende voorwaerhet is te beklagen / dat de Ouders soo duyster oft onbescheijdelijck gheschrevenhebben / datter verscheyden cruyden dickwijls ghevonden worden die met eenighebeschrijvinghe van hun ghedaen seer wel over een komen / midts datsyhet rechte kenteeken der cruyden seer selden aenmerckt oft aengeteekent hebben'.(Dod.~ 458). -- Lobelius (574) voegt bij de boven aangegeven Polium-soorten nogzijn Polium-Wijfken, nl.~ Teucrium montanum L.~: `Want sij is de soorte vanPolium zeer ghelijck / ende oock een medesoorte van dien / hoe wel datse bycansgheenen reucke en heeft / ende slapper van smaecke is / waerom dat van sommighegheheeten wordt Polium wijfken'. Dit Teucrium montanum L.~ is dus eigenlijkgeen vrouwelijke Plant; het heeft als de andere Teucriumsoorten mannelijke envrouwelijke organen in dezelfde Bloem, maar het heeft min reuk en smaak. --Plinius (l.~ 21, c.~ 7) schrijft dat de Grieken Musaeus en Hesiodus Polium bezongenhebben en zeggen dat het Kruid goed is voor alles, inzonderheid om eer enwaardigheden te bekomen en dat het wonderbaar is, omdat, indien 't waar iswat zij zeggen, zijn Bladeren des morgens wit, des middags purper en des avondsblauw zijn; maar, weerlegt Mathiolus (494), Plinius `a bien lourdement failli,confundant le polium avec le tripolium'. 11"o" Hekate's Karpason. Dierbach aarzelt niet: het is een AfrikaanscheBoom, die de Ethiopische Peper levert, nl.~ de aromatische Habzelia^_(5)_^. Mat-thiolus schrijft dat Carpasum-sap `cause un sommeil profond, et soudainestrangle la personne', twijfelt zeer: `Quelle plante auiourd'huy puisse estrele Carpason, certes ie confese ne le sauoir, et croy qu'i1 n'y a personne en|

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(1)^ Polycnemum arvense L.| | | ^(2)^ Polygonum.| | | ^(3)^ Teucrium polium L.| | | ^(4)^ Santolina chamaecyparissus L.| | | ^(5)^ Habzelia aromatica DC.~, een Anonacee. Naar Leunis, 483, is H.~ aromatica| DC.~ de Guineesche Peper en H.~ aethiopica DC.~ de Ethiopische of Negerpeper.| Italie qui en puisse dire plus que moy' (Comm.~ 808). Boisacq (Dict.~) omschrijftdoor `plante v<e'>n<e'>neuse'. 12"o" Hekate's Chamaemelon. Het is onze gewone Kamille^_(1)_^: `DenLatijnschen ende Grieckschen naem Chamaemelum^_(2)_^ is ghekomen door diendat de bloemen van dit cruydt den reuck van eenen Appel (die in 't GrieckschMelon heet) hebben: welcke reuck in de ghemeyne soorte van Camille die overt al meest ghebruyckt wordt / soo merckelijck is / dat men daer uyt alleen seerlichtelijck sou de moghen raden ende oordeelen / dat dese onse Camille het oprechtende waerachtigh Chamaemelum van de ouders is'. (Dod.~ 410). Anderennemen er voor de Edele Kamille^_(3)_^. 13"o" Hekate's Kemos. Men kent verscheiden gissingen. Naar Sprengel isdeze magische Plant een Samengesteldbloemige, de kleine rechtopstaande Micro-pus^_(4)_^, die op onze Filago- en Gnaphalium-soorten trekt, en, evenals deze,met wolachtig dons bedekt is. Fraas houdt voor het Leontopodion -- een andernaam voor het Kruid Kemos -- de Dwerg-Filago^_(5)_^. Dodoens verwijst naarVeil^_(6)_^, naar ons Katterpootje^_(7)_^ en naar het mooie Edelweiss^_(8)_^, (ook aldusLinnaeus, te oordeelen naar den naam Gnaphalium leontopodium L.~); doch dezelaatste Plant groeit niet in Griekenland noch in Klein-Azi<e">. Met Kemos maaktemen liefdedranken. 14"o" Hekate's Adianton. Het is het Vrouwenhaar^_(9)_^, de zeer verspreideVarensoort (ze ontbreekt echter in ons land). Zij was den Hellegod Plutustoegewijd. (Dierbach, 182; Chartarius 125). Vrouwenhaar werd veeleer gebruiktom te onttooveren (z.~ beneden). Een oud wondertoertje: `Dit cruydt metander eten voor de Hanen / Kamp-hanen ende oock Quackels gheworpen / maeckthaer seer kloeck / ende seer stout om te vechten'. (Dod.~ 768). Bestonden,reeds in Dodoens'~ tijden, de wreede Hanegevechten? Over Kwakkelgevechtenheb ik echter nooit iets gehoord noch gelezen. 15"o" Hekate's Klumenon. Volgens Linnaeus en ook Dierbach zou dezePlant de Oostersche Platerwt^_(1O)_^ zijn. Doch er zijn ander gissingen: FabiusColumna identificeert met het gesleufde Schorpioenkruid^_(11)_^; -- Turnerusmet het Water-Helmkruid^_(12)_^; -- anderen met de Kamperfoelies^_(13)_^ (Picke-| | ^(1)^ Matricaria chamomilla L. Vgl.~ over de Kamille der Ouden: Marzell, Unsere| Heilpfl.~, 212.| | | ^(2)^ Chamaimelon: gr.~ chamal "=" laag, op den grond, gr.~ melon "=" appel.| | | ^(3)^ Anthemis nobilis L.| | | ^(4)^ Micropus erectus L.| | | ^(5)^ Filago pygmaea L.| | | ^(6)^ Hedera helix L.| | | ^(7)^ Antennaria dio<i">ca L.| | | ^(8)^ Leontopodium alpinum Cass.| | | ^(9)^ Adiantum capillus-veneris L.| | | ^(10)^ Lathyrus clymenum L.| | | ^(11)^ Scorpiurus sulcatus L.| | | ^(12)^ Scrophularia aquatica L.| | | ^(13)^ Lonicera periclymenum L.~ en L.~ caprifolium L.

converted by Web2PDFConvert.com

| ring, 160); of met het Mansbloed^_(1)_^; of met de breedbladige Platerwt^_(2)_^; ofmet de Akker-Goudsbloem^_(3)_^. (Leunis, 717). Zie hierover vooral Dodoens enLobelius. 16"o" Hekate's Kardamon. Het is de veelgekweekte Tuinkers^_(4)_^ (of Boter-hamkruid), een uitstekende Heilplant: `De kleynmoedighe ende bloode menschenpleeghmen in oude tijden te ghebieden Kersse te eten / om hun wat moets endehertigheydts te doen hebben : ende / als sommighe segghen / de Kersse is Carda-mum gheheeten / om datse het leven ende kracht des herten bewaert', Gr.~Kardia "=" hart. -- Eenigen aanzien de Waterkers^_(5)_^ voor het Kardamon. (Kannegiesser, l.~ v.~ Nasturtium). Kannegiesser beweert zelfs dat Kerse, hgd.~`Kresse' zou kunnen komen van Gr.~ Kardamon dat Perzisch is: loutere, nietwaarschijnlijke gissing (z.~ b.v.~ Franck-van Wijk). 17"o" Hekate's Alkea. De Alkea zou, naar Dierbach, de ZuideuropeescheMaluwe van Toumefort^_(6)_^ zijn. Bij Leunis (318) is 't een ander MaluwachtigeMalope malaco<i">des L.~, die insgelijks omtrent de Middellandsche Zee groeit. Dodoens, Linnaeus, Pickering en anderen beschouwen Alkea als zijnde hetSigmaarskruid^_(7)_^ dat ook in ons land voorkomt. -- In allen gevalle was 't eenHeilkruid: `Alces, fort<e`> ab alke, auxilio' (Lemery, 18); Gr.~ `alkeo, st<a">rken'. (Leunis, 19). 18"o" Hekate's Orminon. Naar Dierbach is het Orminon de OosterscheSesam^_(8)_^, doch dit beantwoordt veeleer aan Sesamon der Ouden. Dodoens,Mattbiolus, Blancardus, Linnaeus, Pickering en vele andere Botanisten, houdener voor een Zuideuropeesche Salie nl.~ Salvia horminum L.~; eenigen denken aande verwante Scharlei^_(9)_^, die men wel eens in onze hoven met de vorige aantreft;Boisacq vertaalt enkel door fr.~ Sauge. Orminon (Lat.~ Horminum) werd inliefdephilters gebruikt. `Horminum, ah orman, id est, impetu feri; om dat mengemeent heeft, dat dese plant de Venusdriften verwekte'. (Lemery, p.~ 341; vgl.~hiermee Dod.~ 473). 19"o" Hekate's Smilax. Iedereen houdt er voor de Stekende Winde^_(10)_^, die,in Zuid-Europa, zeer gemeen is en om hare genezende kracht welbekend was. Uit het bovenstaande blijkt dat Hekate, voor haar Tooverkunsten, giftigenaast heilzame Kruiden gebruikte, hetgene de Heksen, zoo 't schijnt, haar hebbennagedaan en nog nadoen. Een ander Hekateplant, die deze Grieksche Tooveres in haren tuin kweekte,was de Saffraan^_(11)_^ (Gr.~ Krokos) -- een Bloem wier Stempels de Saffraan| | ^(1)^ Androsaemum officinalis All.| | | ^(2)^ Lathyrus latifolius L.| | | ^(3)^ Caienduia arvensis L. Vgl.~ Marzell, 231.| | | ^(4)^ Lepidium sativum L. Zoo ook Boisacq (Dict.~): `<e'>tymologie obscure',| voegt hij er bij.| | | ^(5)^ Nasturtium officinalis R.~ Br.| | | ^(6)^ Malva tournefortiana L.| | | ^(7)^ Malva alcea L.| | | ^(8)^ Sesamum orientale L.| | | ^(9)^ Salvia sclarea L.| | | ^(10)^ Smilax aspera L. Doch vgl.~ Boisacq (Dict.~).| | | ^(11)^ Crocus sativus L.| van den handel opleveren en veel in de geneeskunst werd aangewend. Zelfswondere dingen vertelt men er van: `Drij vierendeel loots van den Saffraeninghenomen / soo men seydt / maeckt de menschen soo vol blijdschap, / datsehen selven te bersten lachen!' (Dod.~ 330). En terzelfderplaatse: `Saffraenmet wijn inghenomen maeckt uytermaten droncken / ende verheught de menschensoo seer / dat sij bijnae dul schijnen te wesen: 'twelck nochtans te verstaenis / alsmen daer een groote menighte van inneemt: want anders strijdt hy teghende dronckenschap'. -- Vrouwen en juffers mogen, in Oostenrijk, de Saffraan nietplukken; dat wordt alleen gedaan door mannen, knapen en kleine meisjes: andersverwelken de verzamelde Stempels en verliezen deze alle vervende kracht. (Perger, 85).

Ook de Grieksche Populier^(1)^ stond met Hekate in verband.

Om zich Hekate's magische kunst aan te eigenen, brandde Orpheus te

converted by Web2PDFConvert.com

harer eere een opgericbten stapel, bestaande ten deele uit Populierenhout. (Dier-bach, 31; naar Sprengel, Hist.~ d.~ la M<e'>d.~ I, 50).

Eveneens de Ajuin^(2)^ (gr.~ Kromuon).

Hekate ter eere legde men Ajuinen op de Driestraten, waar zij door armenen bedelaars werden gegeten. (Passow).

Het botanisch geslacht Hecatea van Dupetit-Thouars (Hist.~d.~ v<e'>g<e'>taux dans les <i^>les austr.~ d'Afr.~, 1806, p.~ 27 du t.~ 5) heeft,behalve den naam, niets met Hekate te maken.

De gever van dien naam bedoelde wellicht de giftigheid van dit Wolfs-melkachtig geslacht. Hecatea biglandulosa Dup.~-Th.~ is een 20 voet hooge Boomvan Madagaskar. Naar Engler en Prantl.~ is Hecatea synoniem met geslachtOmphales L.~ (eenigen schrijven Omphales). De Tha<i">s geeft de volgende ver-klaring: `Hecatea. Ses fleurs poctent des <e'>tamines <a`> trois scissures; leurpistil a trois stigmates; et comme la couleur en est sombre et la qualit<e'> suspecte,M.~ Aubert du Petit-Thouars en a fait une allusion <a`> la triple H<e'>cate, d<e'>essedes enfers'. De drievuldige Hekste had drie hoofden (of lichamen) en werd opdriesprongen afgebeeld.

b. *Kirkeplanten.*

Kirke (fr.~ Circ<e'>) was de dochter van Helios (Apollo) en deZeenimf Perse, en verwant met de vorige Hekate, want haarbroeder was Perses, Hekate's vader. Zij bewoonde het fabeleiland| | ^(1)^ Populus graeca Ait.| | | ^(2)^ Allium cepa L.| Aiai (of Aeae^(1)^, waar Ulysses, op zijn zwerfreis, met zijnetochtgenooten strandde. De Heks Kirke veranderde, door middelvan een zeker Tooverkruid, de gezellen van Ulysses in zwijnenen deze later weer in menschen. Ulysses, beschermd door de anti-magische Moly (z.~ beneden), bleef op Aiai een jaar, deed zichdoor Kirke beminnen en won bij haar den ongelukkigen Telegonus,die, later, zonder het te weten, zijnen vader met een pijl doodde.

Welke Plant was eigenlijk dat Tooverkruid van Kirke -- de Kirkaia vanDioskorides -- die door de Heks in eenen Tooverdrank aan de gezellen vanUlysses werd toegediend? De meeningen loopen zeer uiteen. 1"o" Kirkaia (lat.~ Circaea) is de Mandragora (z. boven Nachtschaadachtigen). Dodoens (749) verdedigde die meening: `Voorts soo was dit Cruydt' --Mandragora nl.~ -- `Circaea in oude tijden geheeten / omdat de voorseyde too-veresse Circe de wortel daer van by haer drancken pleegh te vermenghen / omde iongmans tot liefde te verwecken: waer in de selve hedendaeghs oock ghe-looft wordt eenighe krachten te hebben'. Vgl.~ ook Lobelius, 323; Leunis, 219;Dierbach, 186. 2"o" Het is de met vorige Plant verwante Zwarte Nachtschade^_(2)_^. AldusM<e'>rat en De Lens, Dict.~ i.~ v.~ Circaea. 3"o" Het is de Zwarte Zwaluwwortel^_(3)_^, uit Zuid-Europa. Evenals uitMandragora sneed men uit den Wortel dezer Plant amuletten tegen Tooverij. (Leunis, 219). Ook Pickering, 339, beschouwt Kirkaia als zijnde een Asclepiasnl.~ A.~ dioscoridis. 4"o" Het is de giftige Alfsrank^_(4)_^, een Nachtschaadachtige die rankt en inons land gemeen is. `Oock is 't Circaea ghenoemt gheweestom eenighe ghelijcke-nisse van crachten diet heeft / als wel behoort / met de Mandragora, want denaem van de Mandragora was Circaea, ende werden bij auentuere beyde ghe-bruyckt in Minnedranckskens...' (Lob.~, 323). 5"o" Het is de Braziliaansche Peper^_(5)_^, insgelijks een Nachtschaadachtigedie ons de Cayenne-Peper geeft. Dat beweert althans Caesalpinus. (De Plantis,l.~ 5, c.~ 22). 6"o" Het is de Fluweelbloem^_(6)_^, een bij ons veelgekweekte Tuinbloem(naar Hieron.~ Bock; Dod.~, 282). 7"o" Linnaeus heeft den naam Circaea gegeven aan een onschuldig Woud-plantje dat ook hier te lande zeer gemeen is, aan het Stevenskruid^_(7)_^. Hiernaarin 't Ndl.~ Heksenkruid en Toovenaarskruid (Heukels, Wdb.); in 't hgd.~ `Heksen-kraut'; in 't fr.~ `Herbe aux Sorciers', `Sorci<e`>re', `Herbe des Magiciennes',| | ^(1)^ Vanhier: Aeaeae artes "=" Tooverkunsten. en Aeaeae carmina "=" Toover-| formulen, Tooverzangen.| | | ^(2)^ Solanum nigrum L.| | | ^(3)^ Asclepias nigra L.| | | ^(4)^ Solanum dulcamara L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(5)^ Capsicum annuum L.| | | ^(6)^ Amaranthus caudatus L.~; en ook Celosia cristata L.~, de Hanekam.| | | ^(7)^ Circaea lutetiana L.| `Herbe aux Vaudois' ("=" `Sorciers' of Toovenaars, aldus in Fribourg, Zwits.~),`Herbe aux sorcil<e`>ges' (aldus te Dagny-Lambercy, d<e'>p.~ Aisne) , `Herbe en-chanteresse'; in 't eng.~ `Enchanter's Nightshade' ("=" Toovenaars Nachtschade). Doch het Stevenskruid kan niet de Kirkaia der Ouden zijn. Blancardus (Lex.~)die zeer juist ons inlandsch Plantje beschrijft, zegt o.~ a.~: `Vocatur Mandragora,quia hac herb<a^> quondam alios fascinare Circe magica inventrix solis filiaputatur, vel quia hujus plantae fructus se vestibus affigit, hocque modo, ad setrahit, sicut Dea Circe suis incantamentis facere credebatur'. Lemery (195) houdtaan de laatste verklaring: `Circaea, <a`> Circe, omdat de vrucht van deze plant,die met stekelen bezet is, zich aen de kleederen vasthecht, en de menschennaer zich trekt, gelyk als de Circe der Po<e">ten de menschen door hare betoove-ringen naer zich trok'. -- Prahn (137) wijst op het volgende hgd.~ volksgeloofaangaande dat gemeene Kruid: als iemand in het woud verdoolt en deze Plantaantreft, is het hem een teeken dat Heksen aan zijn ongeluk schuld hebben. Vgl.~ nog Ovid.~ (Hersch.~ l.~ 14, c.~ 1) waar Circ<e'>, door haar Giftkruiden,Scylla, de door Glaukus beminde, in een bassend zeemonster vervormt; en Ovid.~id.~ l.~ 14, c.~ 5, waar zij door haar Tooverroede Pikus in Specht verandert.

c. *Medeakruiden.*

Medeia (lat.~ Medea), de vermaarde Tooveres, was de dochtervan den Kolkischen koning Ae<e">tes (broeder van de vorige Kirke)en van de Nimf Idyia (anderen zeggen van Hekate zelf). Zijwerd beschouwd als zijnde de schutsvrouw van de Tooverplanten,die zij alle kende. Als speciale Medeakruiden staan min of meergoed beschreven:

1"o" Medea's Ephemeron. Naar de meeste commentators is het de giftigeHerfst-Tijloos^_(1)_^. Men heette dit Kruid: Ephemerum lethale aut strangulatorium("=" doodelijk of worgend Ephemerum; Dod. 313) en Ephemerum venenosum("=" giftig E.~; Blanc.~ Lex.~): men geloofde dat hij die van de Knollen at, nogdenzelfden dag moest sterven. Vanhier de naam Ephemerum (gr.~ ephemeros,slechts <e'>en dag durend): het op <e'e'>nen dag den dood aanbrengend Kruid. (Z. ~Leunis, II, 802: Blanc.~, Lex.~; Matth.~, Comm.~ 616). Nikander (Ther.~ 849 en Alex.~ 250) zegt dat Medea dit Ephemeron heeftontdekt. (Pickering, 164). Eene sage vertelt dat Medea een Tooverdrank brouwde om den oudenAeson, dcn vader van haren gemaal Jason, te verjongen. Daartoe verzamelde zij,in 't gebergte, gedurende negen nachten, al de krachtige en giftige Kruiden diehaar bekend waren. Doch eenige droppels van het brouwsel vielen, bij toeval,op den grond en daaruit ontsproot het giftige Ephemeron of Colchicum. (Rel.~u.~ Bohnh.~ 382; S<o">hns, 84). Zie de zeer aardige beschrijving bij Ovidius, Me-tamorph.| | ^(1)^ Colchicum autumnale L.| Over het niet doodelijke Ephemeron, Ephemerum non lethale der Ouden,loopen de meeningen zeer uiteen. Fuchsius zegt dat het het Lelieke-uit-den- Dale^_(1)_^ is. (Dod.~ 317; Lob.~ 212; doch 't is verkeerd, beweren onze beideBotanisten); Dodoens (312) verkiest er den Hondstand^_(2)_^ voor te houden;Fabius Columna wijst op het Vingerhoedskruid^_(3)_^; Matthiolus en, na hem,Linnaeus beschrijven als Ephemerum een soort van Wederik (Lysimachiaephemerum L.~) uit het Oosten, en de echte Diptam heeft insgelijks dien naamontvangen. (Dod.~ 451). Vgl.~ Dierb.~ 183. De `Eph<e'>m<e`>re' ^_(4)_^ der Franschen heeft niets met Ephemeron der Griekente maken: de naam ziet op den korten duur der Bloemen, en 't is alsof menEendagsbloem zegde. 2"o" Medea's Knekos (of Knikos, lat Cnicus). Knekos is, naar alle waar-schijnlijkheid, het Saffloer of de Basterdsaffraan^_(5)_^, een distelachtige Samen-gesteldbloemige uit het Oosten, als purgeerplant aangewend. Men noemt ze nogVerversdistel, omdat zij ons een roode kleurstof (het eigenlijke Saffloer) levert. Zij wordt soms in onze tuinen aangetroffen. Pickering (295) gist dat Knekos de Kretische Carthamus^_(6)_^ zou kunnen zijn. 3"o" Medea's Anchusa. Naar Dierbach is het de Ververs-Ossetong^_(7)_^ uitZuid-Europa. De Wortel houdt het Alkanna-rood (een purperroode verfstof) in. 4"o" Medea's Chrusanthemon of Chalkanthon (lat.~ Chrysanthemum of Chal-canthum). Velen (Dierbach, Leunis, enz.) houden er voor de GekroondeGanzebloem^_(8)_^, in onze hoven dikwijls gekweekt. Dodoens meent dat het deinlandsche Akker-Ganzebloem^_(9)_^ of Vokelaar zou kunnen zijn; doch 't isverkeerd. 5"o" Medea's Strouthion (lat.~ Struthium). Het Kruid is niet met zekerheidbekend. Eenigen (Linnaeus, M<e'>rat en De Lens, Dierbach) verwijzen naar denEgyptischen Zeepwortel^_(10)_^. -- Leunis en Pickering meenen dat het echteZeepkruid^_(11)_^ veeleer dien naam (het Strouthion van Euryphon nl.~) verdient.-- Anderen denken aan den Meesterwortel^_(12)_^, aldus om zijne groote heilkrachtengenoemd (Dod.~ 514); -- of aan de opgeblazen Silene^_(13)_^, ook in ons landgemeen, en met heelkrachtigen Wortel (naar Pickering, het Strouthion van

converted by Web2PDFConvert.com

Theophrast); -- of aan Silene spinescens (het Strouthion van Plinius, XIX, 18;| | ^(1)^ Convallaria maialis L.| | | ^(2)^ Erythronium dens-canis L.| | | ^(3)^ Digitalis purpurea L.| | | ^(4)^ Tradescantia virginica L.| | | ^(5)^ Carthamus tinctorius L.| | | ^(6)^ Carthamus creticus L.| | | ^(7)^ Anchusa tinctoria L.| | | ^(8)^ Chrysanthemum coronarium L.| | | ^(9)^ C.~ segetum L.| | | ^(10)^ Gypsophila struthium L.| | | ^(11)^ Saponaria officinalis L.| | | ^(12)^ Imperatoria ostruthium L.| | | ^(13)^ Silene inflata Sm. (Cucubalus behen L.~).| naar Pickering); -- of aan de Bloem van Konstantinopel^_(1)_^, in onze hovenwelbekend. (Dod.~ 269). -- Onze Mechelaar gist nog dat het de Madelgeer^_(2)_^zou zijn, een Tooverplant: `De Italianen houden veel van dit cruydt / insonderheydt in de ghenees-middelen die sy bereyden teghen de pest / vergiftende beten oft steken van allerhande quaedt fenijnigh of verwoet ghedierte /ende oock tegen de wonnen. Selfs sy seggen dat het niet Pettimborsa (alssommighe dat noemen) maer Mettimborsa behoorden te heeten / als weerdighwesende om als goudt oft ghelt in eeren ghehouden te worden / ende in de borsebewaert te wesen; oft ten minsten / om dat het de ghene die dat ghebruyckenveel doet winnen / ende de borse met goudt doen vullen kan'. (Dod.~ 556). --Aldrovandi spreekt van de Spoorvaleriane^_(3)_^ onzer tuinen (Dod.~ 569); FabiusColumna van een Santorie^_(4)_^ of een Scabieuse^_(5)_^; en M<e'>rat en De Lens(Dict.~) van de Wouw^_(6)_^. 6"o" Medea's Psullion (lat.~ Psyllium). Het is het Zuideuropeesche Vloo-kruid^_(7)_^, naar de gelijkenis van het Zaad met eene vloo (Dod.~ 159) of, omdathet, in de huizen gebracht zijnde, de vlooien verjaagt en belet te groeien (idem). Doch, naar de Signatuur-leer, moesten vloovormige Zaden zonder twijfel zulkekrachten hebben. Z.~ nog Psyllium in Blanc.~ (Lex.~). 7"o" Medea's Kedros (lat.~ Cedrus). Kedros is de Zuideuropeesche aromatischeJeneverboom^_(8)_^. Voor haar magischen arbeid brandde Medea houtstapels vanKedros, van Griekschen Populier^_(9)_^ en van Rhamnos^_(1O)_^. (Dierb.~ 185). 8"o" Z.~ nog Medea's gift, door haar bereid voor Theseus (Ovidius, Met.~L.~ VIII): deze giftdrank werd gemaakt met Monnikskap^_(11)_^. Het geslacht Medea Klotsch (in Wiegm.~ Arch.~ VII, 1811, p.~ 198) behoorttot het geslacht Croton L.~ (z.~ Engler en Prantl): deze Medea is een giftigeEuphorbiacee en werd daarom met de giftmengster Medea in verband gebracht.

d. *Canidiaplanten.*

Horatius (Epod.~ v) brengt ten tooneele de oude Heks Canidia,bijgestaan door andere Tooveressen, waronder Sagana, Veia enFolia: door Tooverkunst wil zij opnieuw winnen de liefde vanden insgelijks oud geworden Varus. Onder meer andere Toover-middelen gebruikte zij, voor haren magischen vuurstapel. Kruiden| | ^(1)^ Lychnis chalcedonica L.| | | ^(2)^ Gentiana cruciata L.| | | ^(3)^ Centranthus ruber L.| | | ^(4)^ Gesl.~ Centaurea L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(5)^ Gesl.~ Scabiosa L.| | | ^(6)^ Reseda luteola L.| | | ^(7)^ Plantago psyllium L.| | | ^(8)^ Juniperus oxycedrus L.| | | ^(9)^ Populus graeca Alt.| | | ^(10)^ Lycium europaeum L.| | | ^(11)^ Aconitum napellus L.| van Iolcos (waar Jason geboren werd) en van Iberia (een streekten Oosten van Colchis, thans Georgi<e">) en de twee volgendeTooverboomen:

1"o" Canidia's Caprificus. Het is de oude wilde Vijgeboom^_(1)_^, gewassenop graven, een onheilsboom: `Jubet sepulchris Caprificos erutas' (vs.~ 17). 2"o" Canidia's Cupressus. Het is de altijdlevende Cipres^_(2)_^ -- een Helleplanten Pluto toegewijd, tevens een Rouwboom, dien men v<o'>or de deur van denoverledene plaatste (indien deze een persoon van aanzien was), in de brand-stapels deed, waarop men 't lijk legde en waarmede men de graven versierde. In Epod V, VS.~ 18: `Jubet Cupressus funebres'. Ook op een plaats (Od.~ I.~ 2)spreekt Ovidius van den `gehaten' Cipresboom. In Aeneis VI, 125, heetde Boom: `Cupressus feralis' d.i.~ Cipres den dooden toegewijd; id.~ III, 69:`Cupressus atra' zwarte Cipres. 3"o" Ik voeg bij die twee Canidia-Boomen het Magisch Look^_(3)_^, dat doorSalisbury (Gen.~ Pl.~ Fragm.~ 1866, p, 92) Canidia magica wordt genoemd.

e. *Alphesibeaplanten.*

Het IJzerkruid^(4)^ werd door Alphesibea gebruikt in harebezweringen.

Om den man die haar afsloeg, tot minne te bewegen, deed zij, gedurendehare incantaties, berookingen met I]zerkruid. Z.~ hierover Virg.~, Herderszangen.

f. *Drie-Koningenplanten.*

De Drie-Koningen, die bij de geboorte Christi naar Bethle<e">mkwamen, waren Magi<e">rs (in het vervlaamschte Nieuwe Testa-ment heeten ze Wijzen). En de Magi<e">rs stonden bij de Irani<e">rs,Grieken en Latijnen bekend als Astrologen, Wichelaars, Waar-zeggers, Toovenaars. In de Christene legendenliteratuur werdende drie Magi<e">rs uit het Oosten Balthazar, Melkior en Gaspar(d)(Caspar) geheeten en tot Heiligen verheven. Men viert ze opDrie-Koningendag en men eert hunne relikwie<e">n te Keulen. Myrrheen Wierook staan met hen in verband.

Evangelist Mattheus (II c.~) schrijft dat de drie Wijzen uit het Oosten,door de Wonderster geleid, te Bethle<e">m kwamen en `gaande in het huis, hebben| | ^(1)^ Ficus carica L.| | | ^(2)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(3)^ Allium magicum L.| | | ^(4)^ Verbena officinalis L.| zij het Kind gevonden met Maria zijne moeder en, nederknielende, hebben zijdat aanbeden, en nadat zij hun schatten opengedaan hadden, hebben zij hemgaven geofferd: Goud, Wierook en Myrrhe'. Wierook (lat.~ Thus orientale) is de Hars van den echten Wierookboom^_(1)_^,een groote Boom uit Arabi<e"> van de Oostkust van Afrika. Myrrhe is de Gom(Gummi Myrrhae) van den echten Myrrhenboom^_(2)_^, uit Noordoost-Afrika(vooral uit het Somaliland). Een der Drie Koningen is wit, de ander zwart, en de derde bruin:de witte offert Goud, symbool van leven en licht; de zwarte Myrrhe, zinnebeeldvan dood en nacht; de bruine Wierook, emblema van het Goddelijk Dogma,dat de twee Princiepen vereenigt. (L<e'>vy, H.~ M.~, II, 98).

converted by Web2PDFConvert.com

In de volgende Driekoningen-legende werd gewag gemaaktvan het edele, welriekende Koningskruid^_(3)_^.

De Drie Wonderteekens of Vizioenen der Drie-Koningen. Gedurende denheiligen Kerstnacht zag ieder der Drie-Koningen een Wonderteeken. Kaspar,had gekweekt -- 't was zijn Vizioen en Wonderteeken -- eenen Struisvogel,en deze had, zooals hij 't gewoonlijk deed, twee eiers gelegd en ze bebroed:uit het eene ei kwam een Lam en uit het andere een Leeuw. Toen riepen demenschen dat zulks een groot Wonder was en nooit meer zou gezien worden. Het Lam beteekende de H.~ Godheid en Christus'~ deemoedig lijden onder demenschen. -- Balthazar kweektte -- 't was zijn Vizioen en Wonderteeken --in eenen tuin een Boompje, het droeg het edele Basilicum of Koningskruid, enook een Bloempje dat schooner dan de Roos^_(4)_^ was. En te midden van datBloempje stond een balgje. En gedurende den nacht dat Maria den Heilandbaarde, ging het balgje open en een Vogeltje, rood als robijn, vloog er uit ensprak met menschelijke stem: `Eene Vrouw heeft een Kind gebaard: het is deSchepper van hemel en aarde; het is waarlijk de God-en-Mensch en de wereldis hem onderdanig'. -- En aan Melkier -- het was het Derde Wonderteekenen Vizioen -- werd in den Kerstnacht een kind geschonken. Het stond, nauwgeboren, op zijne voeten; en het sprak en groette lieden en het strekte zijnehanden ten hemel en openbaarde: `Heden nacht is uit eene Maagd een Kindgeboren; zij heeft het ontvangen van den H.~ Geest. Het zal leven 33 jaar; enals dat zal gebeurd zijn, zal ik sterven na 33 dagen'. En Melkior's kind stierf,zooals het had voorzegd. Z.~ Gebhart, Kirchl.~ Jahr, 7-8; Is.~ Teirlinck, Planten-kultus, 269-70. Het Koningskruid komt uit het Oosten, en 't bovenstaande zal wel steunenop geleerde volksetymologie.| | ^(1)^ Boswellia sacra Fl<u">ck.| | | ^(2)^ Balsamodendron myrrha Nees.| | | ^(3)^ Ocymum basilicum L.| | | ^(4)^ Rosa centifolia L.~ vooral.|

g. *Ceridwensplanten.*

Ceridwen was, naar de sage, de vrouw van den edelen TegidVoel, wier land in 't midden van het meer Llyn Tegid (Wallis,in Eng.~) of Bala lag. Men heeft ze vereerd als Godin, later daaldeze af tot Tooveres. Zij kende de krachten der Tooverkruiden,voorspelde de toekomst en kon zich in allerhande dieren vervor-men. Zij bezat een wonderbaren Tooverketel, waarin zij de doorhaar verzamelde Kruiden en ander stoffen ondereen brouwde.

De sage vertelt: Ceridwen won bij Tegid Voel een zoon Morvrad apTegid, daarna de schoone dochter Creirwy, eindelijk een tweeden afzichtelijkenzoon, voor wien zij eenen Ketel bereidde, ten einde aan dit derde kind, datreeds door speciale geestesgaven uitmuntte, ook de gave van de toekomst tedoorblikken te geven. De jonge Gwyon, zoon van Gwreang van Llanveir, zouop de toebereiding van den Ketel letten; de blinde Morda stak het vuur aanen moest opletten dat het zieden van het bereide Ketelwater <e'>en jaar en <e'>endag voortging, en wel zoolang tot de drie gezegende droppen van de gave vanden Geest zouden bekomen worden. Ceridwen ging intusschen gedurig voortmet de sterren te wachten, den loop der planeten gade te slaan en zeldzameKruiden van alle soort te zamelen. Op het einde van het jaar toen zij nog bezigwas met Kruiden te zoeken, gebeurde het dat drie droppen van het KrachtigeWater uit den Ketel vlogen en op Gwyon's vinger nedervielen. Zij verbranddenden vinger, dien Gwyon ijlings in zijnen mond stak: onmiddellijk zag hij al degebeurtenissen der toekomst en ontwaarde hij dat hij zich voor Ceridwen had tehoeden. Hij snelde huiswaarts. De Ketel barstte in twee<e">n, want al het overigeWater (behalve de drie gezegende droppen) was giftig: het liep in een grachten vergiftigde de paarden van Gwyddno Garanhir, die uit de gracht dronken. Toen kwam Ceridwen thuis en zag dat haar gansch jareswerk verloren was. Zij nam eenen roerstok en sloeg den blinden Morda zoo hevig op den kop,dat een zijner oogen op zijne wang viel. Morda riep dat hij onschuldig was;en Ceridwen sprak: `Ja, Gwyon de Kleine heeft mij beroofd!' Zij achtervolgdeGwyon. Doch deze veranderde zich in eenen haas, doch Ceridwen werd jacht-hond en joeg hem naar een vloed. Hij liep er in en werd visch, doch zij werdotterwijfke. Hij nam de gedaante van eenen vogel aan en vloog in de lucht;zij werd valk. Hij ontwaarde een hoop Tarwe^_(1)_^ op een dorschvloer, spronger te midden in en werd Tarwekorrel. Zij werd een zwarte hen, schartte inden hoop en ontdekte den gezochten korrel, dien zij inzwolg. Daarvan werdCeridwen zwanger en negen maand daarna baarde zij een allerliefsten zoon. Zij legde hem in eene boot met een vel overdekt en liet het schuitje in het Meer,waar het gevonden werd door Elphin, den zoon van Gwyddno. Dat kind was| | ^(1)^ Triticum vulgare Vill.| de Bard Taliesin, die de orde van den Ketel van Ceridwen instelde. (Nork,

converted by Web2PDFConvert.com

Myth.~ 662 en vvgg.~ waar de sage uitvoerig voorkomt en verklaard wordt). Onder de zeldzame Kruiden, die de Dru<i">den in Ceridwen's Ketel brouwdenom het `Sap der Begeestering en van het Weten' te bekomen noemt Nork(759; naar Romeinsche schrijvers): De Sleutelbloemen^_(1)_^, Tarwe^_(2)_^, Kraak-bessen^_(3)_^, IJzerkruid^_(4)_^ en Selago^_(5)_^, die alle v<o'>or de Nieuwe Maan moestengeplukt worden; men deed er nog Klaver^_(6)_^, honig en Mede bij. Negen maagde-lijke Dru<i">dinnen of Ceridwen's Priesteressen verhitten dit Sap door hunnenadem tot het begon te zieden en aldus <e'>en jaar en <e'>en dag voortkookte, en totde drie droppen van den Waarzeggersgeest op den vinger van de novicen vielen;deze staken den verbranden vinger in den mond en sedertdien was de toekomsthun onthuld. (Vgl.~ Teirl.~ Plantenk.~, 114). -- Bij deze Ceridwen's Planten moetenongetwijfeld nog gevoegd worden de Plineaansche Samolus^_(7)_^, en de Selago,alle bei tot nu niet ge<i">dentificeerd. (Id.~ 114).

h. *Merlinsplanten.*

De Toovenaar Merlin (liever gallisch Merddhin) was de zoonvan een nachtgeest (Incubus) en van een koningsdochter die hemin een klooster, te Caermarthen (Wallis) ter wereld bracht. Hijwas Dru<i">de en Barde van Koning Emrys Wledig (die op heteinde der 5"e" eeuw) de invallende Saksers bestreed.

1"o" De gouden Appelen van Merlin. In de Keltische sagen staat Merddhinbekend als Toovenaar. Hij schonk Koning Arthur de Gouden Appelen, die aanhet koninklijk hof werden bewaard en er door eenen ridder gestolen werden. Owen, de zoon van Urian, had den last gekregen den roover op te zoeken. Aldus in de Peredursage (gallisch gedicht waarschijnlijk uit het begin der 12"e"eeuw, door Fransche dichters omgewerkt in Bretagne). Z.~ hierover Nork,Myth.~ VS.~, 771 en 788. Uit den volksmond van het landvolk van Bretagne (Fr.~) hoorde Villemarqu<e'>eene sage, waarin Merlin aan Koning Arthur drie gouden Appelen aanbiedtmet de woorden:

`Voici trois Pommes d'or brillant, Elles appartiendront aux trols plus belles. C'est moi Merlin qui le pr<e'>dis.'| | ^(1)^ Primula elatior Jacq.~ en veellicht ook P.~ officinalis Jacq.| | | ^(2)^ Triticum vulgare L.| | | ^(3)^ Vaccinium myrtillus L. `Bergbeeren' schrijft Nork, en. naar Holl (Pritz.~| u.~ Jess.~) zijn de `Bergbeeren' Ribes alpinum L.~, zie hierover Teirlinck, Plan-| tenk. 113.| | | ^(4)^ Verbena officinalis L.| | | ^(5)^ Z.~ Teirl.~ Pk.~, 113-114. Een ons onbekende Plant en wel zeker niet de| Linneaansche Selago die een Kaapsche Plant is. (Leunis, blz.~ 639).| | | ^(6)^ Trifolium pratense L.| | | ^(7)^ Linnaeus noemt een inlandsche Primulacee: Samolus valerandi.|

Vgl.~ met den gouden Appel, die door Paris aan Minerva werd toegekend(een Venussage) en met de door Herkuul geroofde Gouden Hesperidenappels(eene Heraklessage); ook met de Appelen van Iduna. 2"o" Merlin wordt in een toren onder een Hageboom gebannen. Merlin wordt door de schoonheid van Niniane (of Viviane) zoo getroffendat hij heur zich gansch overgaf. Om haar te vermaken leerde hij heur allesoorten van Toovertoeren, die zij hem nadeed. Op eenen dag merkte hij jnhaar heele wezen groote droefheid. Hij vroeg naar de oorzaak. Zij antwoorddedat zij verlangde te weten hoe men eenen man kon binden zonder keten, zondertoren en zonder muren, enkel door de macht der Tooverkunst. Toen Merlindat hoorde, zuchtte hij diep en liet zijn hoofd zinken. `Ik weet', zei hij, `datgij mij aldus behouden wilt, en ik bemin u zoo zeer, dat ik het u leeren zal'. `Ik wensch', zei Niniane, `dat wij voor ons een Tooverwoonst oprichten,waar wij ongestoord kunnen samenleven en vroolijk zijn met ons beiden'.`Dat zal gebeuren', antwoordde Merlin. `Neen, neen, zoete vriend, gij zultdat niet doen, gij zult mij leeren hoe het te doen is, opdat die woonst in mijngeweld blijve'. En Merlin, verliefd, leerde het heur. Op eenen dag gingen zijhand in hand naar het woud van Broceliande. En als zij vermoeid waren, zettenzij zich onder een grooten Hagedoorn ^_(1)_^, die zoet te geuren stond, in hethooge Gras neder en minnekoosden er. Merlin lei zijn hoofd in Niniane's schooten zij streelde zijne wangen tot hij insliep. Als zij zeker was dat hij sliep,stond zij zachtjes op, nam haren langen sluier, omringde er mee den Hagedoorn,onder denwelken Merlin sliep, en voleindde de betoovering, juist zooals hij zehaar geleerd had. Negenmaal ging zij rond den gesloten kring, negenmaal her-

converted by Web2PDFConvert.com

haalde zij de Tooverwoorden, tot hij niet meer zou kunnen vrijgemaakt worden. Toen trok zij weder in den kring, zette zich zachtjes op hare eerste plaats en leiMerlin's hoofd opnieuw in haren schoot. Als hij wakker werd en rond zichkeek, dacht het hem dat hij opgesloten was in een ontzettend hoogen toren endat hij lag op een heerlijk kostbaar bed. Toen riep hij: `O mijn zoetelief,gij hebt mij bedrogen en indien gij mij nu verlaat, kan geen ander mij uit dezentoren verlossen!' `Mijn zoete vriend,' antwoordde zij, `word rustig, ik zaldikwijls in uwe armen zijn'. Die belofte bleef zij getrouw, want weinige nachtenvergingen zonder dat zij bij hem was. Merlin kon de plaats niet verlaten, maarzij ging en kwam naar welgevallen. Nadien zou zij hem wel willen de vrijheidweergegeven hebben, want het deed haar leed hem in zulke gevangenis te zien;maar de Toover was te sterk, en het lag niet meer in hare macht zulks te doen. Daarom teerde zij in treurigheid weg. (Nork, Myth.~ d.~ Volkssagen, 721-2, ook706; naar Schlegel, R<o">m.~ Dicht.~ d.~ Mittelalt, 176 en vvgg.~). Een verspreid thema ook in de volksliteratuur: betooveren kan, bij gevaleen oningewijde, maar onttooveren niet (reeds bij Lucianus in zijn Philopseudes).| | ^(1)^ Crataegus oxyacantha L.~ en C.~ monogyna Jacq.|

i. *Albertus-Magnuskruiden.*

Albertus, Graaf van Bolst<a">dt (Duitschl.~), gewoonlijk AlbertusMagnus geheeten, zag het daglicht, in 1193. te Lauingen in Zwa-ben, en stierf te Keulen in 1280. Eerst was hij dominikaan. laterbisschop van Regensburg, eindelijk lector te Keulen en hier raad-gever van den aartsbisschop Konrad van Hochsteden. Thomasvan Aquino en Thomas Catimpratensis waren zijne leerlingen. Zijn kennissen -- niet alleen in de natuurkunde, maar op allewetenschappelijk gebied -- waren zoo uitgebreid^_(1)_^ en schenen,voor zijn tijd, zoo ongewoon dat eenigen hem als Toovenaar ver-dacht maakten. En niettegenstaande zulke verdachtmakingenwerd hij, in 1562, gelukzalig verklaard. Vele sagen zijn overAlbertus Magnus in omloop gekomen en Tooverplanten diendenhem tot zijn bovennatuurlijke kunsten. Deze Planten vindt menopgesomd in het boekje dat bekend is onder den naam Liberaggregationis en dat, te recht of te onrecht^_(2)_^, hem door sommigenwordt toegeschreven.

Hier volgen deze Tooverplanten naar gemeld `Liber aggregationis seuliber secretorum Alberti Magni de virtutibus herbarum, lapidum et animaliumquorundam' (1"o" uitg.~ Geneve, 1477). Dat zonderling boekje -- waarin^_(3)_^ mennl.~ zegt `dat die conste Magia niet quaet en is. Want door dye selve kennissemachmen schouwen het quaet, ende volgen het goet' -- werd algauw vertaaldin 't Nederlandsch met den titel^_(4)_^ van `dat Boeck der Secreten Alberti Magni';in Holland althans, te Leiden, verscheen er eene (de eenige ons bekende),waarschijnlijk in 1551^_(5)_^ (een exemplaar berust op de Univ.~-Bibl.~ te Gent;doch het titelblad ontbreekt). -- Ik citeer naar de Leidensche uitg.~, of ook welnaar een Fransche vertaling van `Liber aggregationis' (die ik in mijn bezit heben verschenen is in: `La Magie naturelle ou M<e'>lange divertissant', Amsterd.~Robert le Turcq, 1726, blzz.~ 69-112.| | ^(1)^ Bij den geleerden Trithemius heet hij: `magnis in magia naturali, major| in philosophia, maximus in theologia'.| | | ^(2)^ Eenigen beschouwen Hendrik van Saksen als schrijver van dit werkje.| Velen beschouwen Albertus Magnus van den titel als een schuilnaam. Zie| Marzell, 60.| | | ^(3)^ In de Leidensche nederl.~ vertaling.| | | ^(4)^ Ten minste aldus in de approbatie van de Leidensche uitg.| | | ^(5)^ Te oordeelen naar de reeds vermelde approbatie `door den Geestelijeken| Houe van Therrenburg' gegeven tot Brugge den 15"e""n" dag van Januari 1551.| Doch dit jaartal doelt misschien op eene ons onbekende Vlaamsche uitg.~ en| niet op de Leidensche, die later zou kunnen verschenen zijn. Z.~ nog over het| werkje Versl.~ en Meded.~ Kon.~ Vl.~ Acad.~, 1900, 535-552.| Er zijn vermeld in 't boekje 16 Tooverkruiden en 7 Planeetplanten (waarvan3 ook bij de eerste 16 voorkomen): alle bezitten buitengewone Wonderkrachten. De 16 Tooverkruiden zijn: 1"o" Heliotropium van Albertus Magnus. De 1"e" uitg.~ (van Geneve, 1477)heet de Plant Elitropia ("=" Gr.~ Eliotropion). Het is de Europeesche Zonne-wende^_(1)_^, reeds boven bij de Heksenplanten (z.~ Bernagieachtigen) vermeld. Hare Bladeren wenden zich naar de zonne; of 't zijn hare Bloemen^_(2)_^ die hetdoen; of zij opent de Bloemen, als de zonne schijnt (Kannegiesser); of nogomdat, zooals Oodoens schrijft (94), `het omtrent den eersten dagh van denSomer bloeyt / dat is wanneer de Sonne / verst van den Equinoctiael vertrockenoft ghescheyden zijnde / sijnen keer wederom nae den selven neemt'. Dit Kruidheeft, naar Liber aggregationis, verwonderlijke krachten: indien men het in de

converted by Web2PDFConvert.com

maand Augustus plukt, als de Zon is in het teeken van den Leeuw, en menhet, in een Laurierblad^_(3)_^, met een Wolfstand over zich draagt, kan niemandvan den drager kwaadspreken, noch hem door boosaardige woorden schaden,en iedereen zal hem goede dingen toezeggen; wie het 's nachts onder zijn hoofdlegt, zal zien en kennen den dief die hem wil bestelen; en indien men het ineene kerk legt, kunnen de vrouwen, die hunne echttrouw verbroken hebben,niet uit den tempel, zoolang het er in blijft. (Mag.~ nat.~, 70-71). En zonder deminste aarzeling wordt hier bijgevoegd: `Ende dat is lest beproeft ende warach-tich bevonden'. (Leidensche uitg.~). 2"o" Urtica van Albertus Magnus. Zie boven Netelachtigen waar de Too-verkrachten van de Netels^_(4)_^, naar Magie naturelle, reeds zijn vermeld. 3"o" Virga Pastoris, van Albertus Magnus. Het is de Kaardebol^_(5)_^. Z.~ bovenKaardebolachtigen, waar men de Tooverkrachten opgesomd vindt. 4"o" Chelidonium (Celidonia, ed.~ 1477) van Albertus Magnus. Het is degroote Gouwe^_(6)_^. Z.~ boven Maankopachtigen en voeg bij de aldaar vermeldekrachten: Indien men Chelidonium op het hoofd van eenen zieke legt, zal hijluide zingen zoo hij sterven moet, en weenen zoo hij genezen zal. (Mag.~ Nat.~, 72). 5"o" Pervinca (Proventalis vel Provinca, ed.~ 1477) van Albertus Magnus. Pervinca of Vinca, fr.~ `Pervenche' is de naam van de Maagdepalm^_(7)_^. Z.~ deTooverkrachtcn boven bij Maagdepalmachtigen. De Nederl.~ vertaling van 1551(?)zegt nog: Het vijfde Kruid `ghepuluerizeerd mct Eertwormen ombewonden'`maeckt goede minne tusschen man ende wijf, ist dat zijt gebruicken in spijse'.| | ^(1)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(2)^ De 1"e" uitg.~ van 1477 schrijft: `apud latinos Elitropia; cujus interpretatio| dicitur ab elijos quod est sol et tropos, quia conversa est ad solem'. De heele| Plant zou zich dus naar de zonne wenden. Ook Passow zegt dat Bladeren en| Bloemen zieh naar de zonne keeren.| | | ^(3)^ Laurus nobilis L.| | | ^(4)^ Urtica dioica L.~ en U.~ urens L.| | | ^(5)^ Dipsacus fullonum L.~ en ook wel D.~ silvestris L. Naar M<e'>rat en De Lens.~| Dict.~ is Virga Pastoris eigenlijk D.~ pilosus L.| | | ^(6)^ Chelidonium majus L.| | | ^(7)^ Vinca minor L.| 6"o" Nepeta (Nepta en Nepita, ed.~ 1477) van Albertus Magnus. Bedoeldwordt het geurige Kattenkruid^_(1)_^. Z.~ boven Lipbloemigen en de Wonderkrach-ten van die Plant. 7"o" Cynoglossum (Lingua Canis, ed.~ 1477) van Albertus Magnus. Het zalwel de gewone Hondstong^_(2)_^ zijn. Over de krachten wordt gesproken bovenbij Bernagieachtigen. (Z.~ ald.~). 8"o" Hyoscyamus (Jusquiamus, ed.~ 1477) van Albertus Magnus. Het is hetBilzenkruid^_(3)_^. Z.~ boven Nachtschaadachtigen en men voege erbij, naar de Fr.~vertaling: `Prenez cette Herbe, et m<e^>lez avec du Reagal^_(4)_^ et des Hermodactiles,ensuite faites-la manger parmi quelque chose <a`> un Chien enrag<e'>, il moura incon-tinent'. (Mag.~ nat.~ 74). Over de Hermodactylen der oudere Pharmacopeia zijnde Schrijvers het niet eens. Men bedoelt er mee zetmeelinhoudende Knollen,die eenigszins vinger- of handvormig zijn (vanhier de naam Hermodactylus "="vinger van den God Hermes). Velen brachten deze Knollen tot de giftigeHerfsttijloos^_(5)_^ (aldus b.v.~ Junius, Nomencl.~; Pritzel en Jessen): sommigendenken liever aan de Oostersche Tijloos^_(6)_^, of aan de Syrische^_(7)_^, of aan deAlexandrijnsche^_(8)_^; anderen wijzen op de Bergtijloos^_(9)_^ (b.v.~ F<e'>e, Cours d'hist.~nat.~ pharm.~ I, 316); het grootste aantal nemen er voor de KnolvormendeIris^_(1O)_^, en dat blijkt het waarschijnlijkste te zijn. Z.~ vooral M<e'>rat en De Lens,Dict.~ i.v.~ Hermodacte, Hermodatte. 9"o" Lilium van Albertus Magnus. Het is de welbekende Witte Lelie^_(11)_^. Z.~ boven Lelie<a">chtigcn. 10"o" Viscum (in ed.~ 1477: Viscus querci, Viscus quercinum) van AlbertusMagnus. Zonder twijfel de Magische Marentak^_(12)_^. Hij groeit, zegt ons boekje,op de Boomen die aldus doorboord worden. Met Sylphium^_(13)_^ vereenigd,opent de Marentak alle sloten. Hangt men hem met eenen Zwaluwvleugel aaneenen Boom, zoo zullen er al de vogels van twee uren en half in de rondebijeenkomen. (Mag.~ nat.~ 75).| | ^(1)^ Nepeta cataria L.| | | ^(2)^ Cynoglossum officinale L.| | | ^(3)^ Hyoscyamus niger L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(4)^ Men leze: realgar.| | | ^(5)^ Colchicum autumnale L.| | | ^(6)^ C.~ variegatum L.| | | ^(7)^ C.~ syriacum L.| | | ^(8)^ C.~ alexandrinum L.| | | ^(9)^ C.~ montanum L.| | | ^(10)^ Iris tuberosa L.| | | ^(11)^ Lillum candidum L.| | | ^(12)^ Viscum album L.| | | ^(13)^ Over het vermaard Silphium der Ouden. zie b.v.~ M<e'>rat en De Lens,| Dict. Het waren Schermbloemigen. die dit kostbare Hars opleverden. Naar| Sprengel kwam het Silphion medikon van de Asa-foetida (Ferula scorodosma| Benth.~ en Hook; naar Viviani werd het met goud gewogen Silphion kurenaikon| (het Cyrenisch Silphium) gegeven door Thapsia silphium Viv. In allen gevalle| heeft Silphion der Ouden niets met het Linneaansche geslacht Silphium te maken. | Vgl.~ Leunis, II, 263, 265 en 699.| 11"o" Centaurium (ed.~ 14771 Centaurea) van Albertus Magnus. Zeer waar-schijnlijk het Duizendguldenkruid^_(1)_^. Zie de wonderbare krachten dezer inland-sche Plant bij Gentiaanachtigen, boven. 12"o" Salvia van Albertus Magnus. Het is de heelkrachtige Salie^_(2)_^. Zieboven Lipbloemigen. 13"o" Verbena van Albertus Magnus: zonder twijfel het heilige IJzerkruid^_(3)_^. 14"o" Melissa (ed.~ 1477: Melisophilos): het is onze Konfilie-de-Grein^_(4)_^. 15"o" Rosa van Albertus Magnus. Over de Tooverkrachten der Roos^_(5)_^, zieboven Roosachtigen. 16"o" Quinquefolium (daarnaast in ed.~ 1477: Serpentina) van AlbertusMagnus. Het is 't overal verspreide Vijfvingerkruid^_(6)_^. Een laatste woord over deze zestien Wonderkruiden: Vooraleer hunne krachten te doen kennen. somt de Schrijver van Liberaggregationis deze Planten op. Zoo doet ook de Nederlandsche vertaler van hetboekje; doch naast de Latijnsche benamingen plaatst hij Nederlandsche, aldus:

`Elitrophia Kersouwen cruyt. Visculus quercinus Mosch van den eycken boom. Celidonia Gout wortel. Verbena Yser cruyt. Jusquiamus Bilsen cruyt. Lelium Lelien. Virga pastoris Caerden. Salvia Sauie. Lingua canis Honts tonghen. Urtica Netelen. Centaurea Sauetorie. Provinca Melissophylas Confilie de greyn. Rosa Roose. Nepta Catten cruyt. Serpentina Vijfuinger cruyt'.

Verkeerd zijn 1 `Kersouwen cruyt', want Kersouwe is de naam van deMadelief^_(7)_^, die evenwel (evenals menige andere Bloem) den loop der zonvolgt; ook `Mosch van den eycken boom', want de Marentak gelijkt wel hetminst op Mos; en `Sauetorie' is drukfout van `Sanctorie'. Die Nederlandschebenamingen vindt men overigens niet meer bij de bovenstaande Wonder-krachten.| | ^(1)^ Erythraea centaurium L.| | | ^(2)^ Salvia officinalis L.| | | ^(3)^ Verbena officinalis L.| | | ^(4)^ Melissa officinalis L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(5)^ Geslacht Rosa, vooral R.~ centifolia L.| | | ^(6)^ Potentilla repens L.| | | ^(7)^ Bellis perennis L.|

De Magi<e">rs en Toovenaars geloofden dat al wat leeft, deninvloed van de zoogenaamde zeven Planeten ondergaat. Liberaggregationis noemt bepaaldelijk zeven Planeetplanten, `ende dievirtuten oft crachten hebben si ghehadt nae dye influentien derPlaneten' (ndl.~ vertaling), `si l'on en croit l'empereur Alexandre'(fr.~ vertaling: Mag.~ nat.~, 78).

De zeven krachtige Planeet planten van Albertus Magnus zijn: 1"o" Asphodelus (Affodillus: ed.~ 1477) of Saturnusplant. `Affodisius' inde Leidensche uitg.~; `Offodilius' in Mag.~ nat.~ (79). Pickering (752) identificeertmet onze gemeene gele Narcis^_(1)_^: `Called in Britain lent-lily or daffodil ordaffadownlily, by al the older writen `affodilly', in medieval Latin `asphodelus''.-- Liber aggregationis roemt de krachten dezer Plant: haar sap is zeer goedom de pijnen der nieren en de kwalen der beenen te verzachten en te genezen. Men geeft ze nog aan die, welke aan de blaas gekweld zijn. Indien men denWortel een weinig kookt en hem daarna, in een wit linnen gewonden, te dragengeeft aan bezetenen en melankolieken, zoo zullen deze verlost zijn. DezelfdeWortel verjaagt de Booze Geesten uit den huize (Mag.~ nat.~ 79). `Ende tisgoet dat se tsnachts een man over hem draghet, want hi en sal niet vreesennoch ghequetst worden von ymanden' (aldus in de ndl.~ vertaling). -- Dodoens(318) geeft den naam gr.~ Asphodelos, lat.~ Asphodelus, nld.~ Affodille aan devertakte Asphodelus^_(2)_^; en Leunis (795), die ze als Saturnusplant vermeldt, isdeze meening toegedaan. 2"o" Polygonum (ed. 1477: Poligonia of Corriggola) of Zonneplant. IsVarkensgras of Vogel-Duizendknoop^_(3)_^, het overal groeiende Onkruid. Mennoemt ze eene Zonneplant, omdat zij zeer vruchtbaar is, zegt Mag.~ nat.~ (79);eenigen heet en ze zelfs het `Huis van de Zon'; de ndl.~ vertaling schrijft:`Dit cruyt heetent andere te wesen Alcone, dat is thuys van den sonnen'. Polygonum bezit vele Heilkrachten, die men in 't boekje opgesomd vindt;o.a.~: wie het sap van dit Kruid drinkt, kan `seer veel met vrouwen conver-seren' (lat.~ uitg.~: `multum coire'). 3"o" Chrynostates (ed.~ 1477: Chynostates) of Maneplant. Ik heb veelgezocht en nergens een gelijkenden naam gevonden. Deze Wonderplant wast envermindert met de Maan. Zij zuivert en geneest de nieren. is goed voor zielkeoogen en tegen Markoenszeer, helpt de spijsvertering. (Mag.~ nat.~, 80). 4"o" Arnoglossum (ed. 1477: Arnoglosa; ed. 1498, Antw.: Arnoglossa)of Marsplant. Is de gewone Wegbree^_(4)_^: een geneeskrachtig Kruid tegenhoofdpijn, verrotte zweren, bloedloop, speen, enz. (Mag.~ nat.~, 80). `De Wechbrewas bij de Ouders soo seer ghesocht ende ghepresen, dat Themison den oudeaMedicijn' (een Griek uit de 1"e" eeuw v<o'>or Christus) `daer een gantsch boeck| | ^(1)^ Narcissus pseudo-narcissus L.| | | ^(2)^ Asphodelus ramosus L.| | | ^(3)^ Polygonum aviculare L.| | | ^(4)^ Plantago major L.| af ghemaeckt heeft, als den eersten ervinder van de groote krachten van ditghewas, ghelijck Plinius in het achtste capitel van sijn 25. boeck betuyght'. (Dod.~ 149). Heden nog wordt de Wegbree in de volksgeneeskunde vaak aange-wend. -- Gr.~ Amoglossos bet.~ ndl.~ Lamstong. 5"o" Pentaphyllum of Merkuurplant. Ed.~ 1477: Penthaphilon ("=" Pentaphyllon,Vijfblad) en Pentadatilus ndl.~ vert.~: Pentadactilus ("=" Pentadaktulos, Vijfvinger-(blad); -- ed.~ 1477: Sededinam; ndl.~ vert.: Seepe declinam ("=" dikwijlsneergebogen?); -- ed.~ 1477: Calipentalo; ndl.~ vert.~: Calipendalo ("=" Calli-petalon, bij Dioskorides, "=" Schoonblad). Het is ons gemeen Kruipend Vijfvin-gerkruid^_(1)_^. Het helpt grootelijks wie het over zich draagt; wil men iets vankoning of prins bekomen, zoo heeft men het maar bij zich te nemen; het maaktden mensch geleerd en doet hem verkrijgen al wat hij wenscht. (Mag.~ nat.~, 81). Zie boven het 16"e" Kruid van Albertus Magnus. 6"o" Hyoscyamus (ed.~ 1477: Acharonia n.~ Jusquiamus) of Joviskruid. Datis het Zwarte Bilzenkruid^_(2)_^. Bilzenkruidwortel over zich gedragen belet hetontstaan van zweeragi<e">n; het maakt den drager vroolijk en aangenaam, en devrouwen zullen hem beminnen. (Mag.~ nat.~, 81). Vgl.~ boven het 8"e" Tooverkruidvan Albertus Magnus. 7"o" Peristereon^_(3)_^ of Venuskruid. Het is het heilige IJzerkruid^_(4)_^. Van detalrijke Wonderkrachten van die Planeet plant geef ik op: zij zet tot liefde aan;in een huis gelegd maakt het welstellend; in een akker of wijngaard gestoken doethun veel opbrengen; de Wortel is goed gebruikt bij het planten van Druivelaars

converted by Web2PDFConvert.com

of andere Boomen; kinderen die het over zich dragen, krijgen een goede opvoe-ding, beminnen de wetenschap, zijn wakker van geest en goed van inborst; zijverjaagt Booze Geesten en Duivels. (Mag.~ nat.~ 82; z.~ boven de 13"e" Albertus- Magnusplant). Peristereon (of Peristereos) lokt de Duiven aan (gr.~ peristera "=" duif):`Verbenaca... qu<a^> columbae unic<e`> delectantur' (Tetraglotton i.~ v.~).

Pickering (752) gewaagt nog van een ander Albertus-Ma-gnus-kruid. nl.~ Gariofilata of Sanamunda of Pes leporis vanAlbertus Magnus. Het is het Benedictenkruid^_(2)_^, zeer gemeenlangs onze hagen.

Dodoens (200) noemt de Plant Caryofyllate (naar den giroffelnagelreukvan den Wortel): `Sommighe draghen de wortelen ghedrooght zijnde over hun in| | ^(1)^ Potentilla repens L.| | | ^(2)^ Hyoscymus niger L.| | | ^(3)^ In ed.~ 1477: Piscereon voor Pistereon (als in Ndl.~ ultg.) en dit voor| Peristereon; -- en Hyeroboram (In ndl.~ uitg.~ Hieroboran) voor Hierobotan<e`> (gr.~| "=" Heilig Kruid, een der oude namen van Verbena); -- en Herba Columbaria.| `Dat is duyven cruyt ende Verbena', zegt de Ndl.~ vertaler. Duiven trokken de| kar van Venus.| | | ^(4)^ Verbena officinalis L.| | | ^(5)^ Geum urbanum L.| een sacksken / ende meynen dat sy met den reuck daer van hun ghemoetverquicken konnen / de gheesten vermaken / de herssenen verstercken / endehet herte van de peste ende quade locht bewaren'. De naam Sanamunda wijstook op deze Wonderkrachten: `quia sanat et mundat'. (Blanc.~ Lex.~).

Vermaarde Toovenaars vonden er genoegen in, groote heerenen dames, die zij ten feest hadden uitgenoodigd, door hun kunstte verbluffen. Zoo schiep Albertus Magnus, in 't midden van denwinter, een en Wondertuin met Bladeren, Bloemen en Vruchtenop de Boomen.

Op eenen dag noodde Albertus, te zijnent, Keizer Willem (geboren circa1227, gest.~ 1256) met zijn gevolg. De Keizer kwam en Albertus leidde allen inzijnen tuin, waar men, tusschen de ontlooverde Boomen, te midden van sneeuwen ijs, het maal opgediend vond. De hovelingen begonnen te morren, want datscheen hun een allerzonderlingste scherts vanwege den gastheer. Doch nauwhadden Keizer en gasten zich rond den disch nedergezet, of de zon begon teglanzen en te warmen evenals in den zomer; op een oogenblik smolten sneeuwen ijs, de aarde werd warm en de Boomen schoten botten en bedekten zich metBladeren en Bloemen; tusschen het loover blonken rijpe Vruchten en in de luchtweerklonken de lieve gezangen der vogelen, de warmte werd zoo drukkend datde gasten hun kleederen moesten uitdoen en, halfnaakt, de schaduw der Boomenopzochten. Toen het eten gedaan was, verdwenen, als nevel, de talrijke, sier-lijke dienaars, die het werk hadden verricht; de lucht werd duister, de Boomenverloren hun Bladeren, Bloemen en Vruchten, sneeuw en ijs lagen daar wederen 't was zoo bijtend koud dat de gasten bibberend in huis liepen en rond hetvuur samendrongen! (Graf, Gesch.~ d.~ Teufels, 258 en vgg.~). Vgl.~ benedenFaust's Wondertuin.

Men verhaalt nog dat Albertus Magnus,`over de maeltijtin het bysijn van de Fransen Koning, een Boom met Bladen,Bloemen en Vruchten heeft voortgebracht'.

Aldus Kircherus, Ond.~ Wer.~ II, 363.

j. *Doctor Faust.*

De welbekende en wijdvermaarde Dr.~ Johannes Faust waseen der grootste Heksenmeesters die ooit bestaan^(1)^ hebben, eneenige Faustsagen staan met Planten in verband. In de hier vol-gende sagen worden vermeld; als Vruchtboomen. de Wijngaard,| | ^(1)^ Dr.~ Joh.~ Faust zou. naar de thans meest aangenomen meening, werkelijk| bestaan hebben, hij leefde op het einde der 15"e" en het begin der 16"e" eeuw. | Z.~ b.v.~ Hauffe. Die Faustsage und der historische Faust. Luxemb.~ 1862.| de Kerseboom, de Perelaar, de Appelboom, de Oranje-, Limoen-en Citroenboomen, de Granaatboom; als Vruchten: Dadel, Vijgen Kastanje; als Sierboom de Palm; als Woudboom de Den; alsBloemen: Rozen, Leli<e">n, Tulpen, Narcissen, Hortensia; eindelijkook Stroo en Hooi.

converted by Web2PDFConvert.com

1"o" Faust's Wondertuin. Faust bewoonde, in een schoon en rijk huis, tweezalen. Hier hoorde men, zelfs te midden van den winter, het liefelijkste vogel-gezang. Er toe behoorde een Toovertuin, niet zeer groot, doch overheerlijk,waar nooit de winter woedde: het was er immer lustige zomertijd met allerleiGewassen, Loover en Gras en de bontste Bloemen. Men zag er schoone Wijn-stokken^_(1)_^ met veel en altijd rijpe Druiven behangen; veelkleurige Tulpen^_(2)_^,dubbele Jozefsstaven^_(3)_^ en ander Narcissen, gloeiende Rozen^_(4)_^ bloeiden envlamden daartusschen. Langsheen de tuinmuren stonden, in rechte rijen, Gra-naat-^_(5)_^, Oranje-^_(6)_^, Limoen-^_(7)_^ en Citroenboomen^_(8)_^; overal groeidenKerse-^_(9)_^, Pere-^_(10)_^ en Appelboomen^_(11)_^ het heele jaar door met malscheVruchten beladen. Ja, daar kon men echte Wonderplanten zien: Pereboomendie Dadels^_(12)_^ droegen, jonge Kerseboomen met Vijgen^_(13)_^. en dichtgelooverdeAppelaars met zwarte Kastanjen^_(14)_^. (Schwab, II, 287-8). 2"o" Faust's Lusthof. Faust verbleef eens een ganschen winter aan bethof van den Graaf van Anhalt. Toen de lente aanbrak en hij wilde afscheidnemen, bad hij: `Ik heb hier door uw grafelijke genade zoovee1 goeds genotendat ik den moed heb u nederig te verzoeken heden mijn gast in mijn kleinlusthuis te willen zijn'. De Graaf en de Gravin zagen Faust verwonderd aan,want zij hadden nooit hooren zeggen dat Faust in den omtrek een lusthuisbezat. Toch namen zij aan. Op Faust's verzoek zette zich het heele hof inbeweging; want de Toovenaar had verzekerd dat men enkel door de grafelijkentuin hoefde te gaan om dit lusthuis te bereiken. Nauw kwamen Graaf en Gravinin hunnen hof of zij ontwaarden op een hun welbekenden heuvel, den zooge-naamden Roomschen Heuvel, een prachtig luchtkasteel. Toen zij nader kwamen,zagen zij dat het door een diepe en breede watergracht was omringd. In hethelle water plasten goud- en zilvervischjes en er op zwommen sneeuwwitte| | ^(1)^ Vitis vinifera L.| | | ^(2)^ Tulipa gessneriana L.| | | ^(3)^ Narcissus pseudo-narcissus L.| | | ^(4)^ Vooral Rosa centifolia L.| | | ^(5)^ Punica granatum L.| | | ^(6)^ Citrus aurantium L.| | | ^(7)^ C.~ limonium Risso.| | | ^(8)^ C.~ medica L.| | | ^(9)^ Cerasus vulgaris L.| | | ^(10)^ Pirus communis L.| | | ^(11)^ Malus communis L.| | | ^(12)^ Phoenix dactylifera L.| | | ^(13)^ Ficus carica L.| | | ^(14)^ Castanea vesca L.| zwanen. De ophaalbrug was nedergelaten, de poort van 't slot open; guirlandesvan zeldzame. welriekende Bloemen hingen langs de brug en boven de slotpoort. De gansche weg was met frissche Rozen^_(1)_^ en Leli<e">n^_(2)_^ bestrooid, en toen hetgrafelijke paar over de brug trad, klonk hun schoone muziek uit het Kasteeltegen. Er waren vier hoektorens met wimpels en vlaggen. Aan den ingangstonden nog twee torens, door een galerie verbonden, en hier fladderden tweezijden vlaggen met de wapens van Anhalt versierd. Rond den tuin verhievenzich, in dubbelrij, bloeiende Oranje- en Granaatboomen, en in 't midden stondeen krans torenhooge Palmen^_(3)_^, en tusschen deze sproot eene bron, die eenkristallen bekken met goudhellen wijn vulde: Op de twijgen der Boomen zatende zeldzaamste vogels, die door hun hemelschen zang het hart verheugden ofdoor hun veerenpracht de oogen verrukten. Bonte vlinders en kolibri's fladderdenvan Bloem tot Bloem. Op de Palmboomen klefferden potsierlijke apen om- enrond. De Graaf en de Gravin gingen nu in het kasteel zelf en hier heerschtedezelfde pracht. Na een heerlijke maaltijd genoten te hebben, verlieten de uitge-noodigden het Tooverpaleis van Faust en toen zij terug aan 't grafelijke slotkwamen, hoorden ze drie kanonschoten; allen keken om: Faust's kasteel stond

converted by Web2PDFConvert.com

in laaie vlammen en er uit sprongen omhoog lichtwaaiers en lichtkogels. 't Waseen grootsch vuurwerk, dat eindelijk in een rozigen wasem verging. Doch Faustwas spoorloos verdwenen. (Hgd.~ Volksb.~, 46 en vvgg.~, uitg.~ Breitkopf en Hartel,Leipzig, z.~ j.~). 3"o" Faust schenkt de Gravin van Anhalt frisch Ooft in den winter. Opeenen winterdag zat Faust aan tafel met Graaf en Gravin van Anhalt. En deGravin, die in een gezegenden testand was, zei dat zij een onweerstaanbarenlust naar versch Ooft voelde, en dat verlangen liet haar dag en nacht zonderrust; en zij vroeg eindelijk raad aan Faust, den wereldberoemd en dokter, hoeze toch die goesting zou kunnen kwijtgeraken. `Er is geen ander middel, genadigeGravin,' antwoordde Faust, `dan van zulke Vruchten te eten zooveel het ulusten mag'. -- `Dat weet ik wel; doch ik vraag u raad, omdat in dit jaar-getij zulks onmogelijk is'. -- `Onmogelijk?' zei Faust, `toch niet! Wachteven een oogenblik en uwe wenschen zullen bevredigd zijn'. Faust stond recht,liet zich door een dienaar drie zilveren vruchtkorven brengen en plaatste ze v<o'>orhet venster. Daarna keerde hij tot 't gezelschap terug, at en dronk, en praatteop 't mooist met de aanwezigen, zonder een enkele maal aan het verlangen vande Gravin te herinneren. Toen echter het dessert ter tafel kwam, riep hij eendienaar en beval hem de drie vruchtkorven bij te brengen en ze aan de Gravinte overhandigen: in een der korven lagen prachtige Appelen, in den tweedenkostelijke Peren en in den derden de zoetste Wijndruiven. En de Gravin konharen lust bevredigen. (Volksb.~). -- Bij Meiche (n"r" 665) vindt men een gelijkendeToovenaarssage, doch Faust wordt er in niet genoemd.| | ^(1)^ Rosa centifolia L.| | | ^(2)^ Lilium candidum L.~ en ander tuinsoorten van het geslacht Lelie.| | | ^(3)^ Phoenix dactylifera L.~ en ander Palmsoorten.| 4"o" Faust's Hortensia^_(1)_^. Dr.~ Faustus woonde op het slot Waardenburgbij Bommel (Holland), waar hij dag en nacht over de boeken lag om den Steender Wijzen te zoeken. En in den slottuin bloeide altijd een groote Hortensiaen deze was, winter en zomer, versierd met de kostbaarste Bloemen. Te middenvan den winter had Faustus rijpe Druiven, en te midden van den zomer sneeuwen ijs. (Wolf, N.~ S.~, n"o" 266; naar Heldring, Oudheidk.~ Wandelingen, en naarKunst- en Letterblad, 1841, p.~ 95). 5"o" Keizer Maximiliaans slaapkamer wordt een Toovertuin. Keizer Maximi-liaan had met buitengewone vriendelijkheid Dr.~ Faust te Innsbruck ontvangen. Uit dankbaarheid deed Faust het volgende: Op eenen morgen, bij zijn ontwaken,kon Maximiliaan zich niet inbeelden waar hij lag: zijne slaapkamer was eenechte Wondertuin; aan beide zijden stonden schoone Boomen met groeneTwijgen; daarnaast zag hij er andere beladen. met rijpe Kersen en menig Ooft;rond zijn bed verhieven zich nog edeler Boomen, als Oranje- en Limoen-,Granaat- en Vijgeboomen met verlokkelijke Vruchten. De Keizer stond toen op,wikkelde zich in zijn nachtpels en zette zich genoeglijk in zijnen zetel neder;en hij hoorde alsdan nachtegalen en velerhande vogelen lieflijk zingen, en omhem trippelden sneeuwitte konijntjes en jonge hazen. Daar Maximiliaan, bij ditprachtgezicht, langer bleef dan naar gewoonte meenden de dienaars dat hijonpasselijk was geworden en kwamen kijken wat er hem scheelde; zij ookzagen den Wondertuin. En de Keizer liet de voornaamsten van het hof roepen,en zij ook bleken aangenaam verwonderd. Doch na een uur begonnen de Bladerenvan de Boomen te verwelken, daarna de Bloemen en Vruchten; en er kwameen wind die alles wegwoei, zoodat het allen scheen dat zij gedroomd hadden. (Schwab, 318-19). 6"o" De Keldermeester van den bisschop van Salzburg op den Denneboom. Faust was een lustige drinkebroer en tevens een onovertreffelijke kluchtmeester. Op eenen avond onthaalde hij eenige vroolijke snaken in zijn huis te Wittenberg. Ze bleven tot laat in den nacht aan tafel en maakten overdreven pleizier: Despijzen waren kostelijk en de wijn voortreffelijk. En, toch merkte een der gezellenaan: `Dokter, gij hebt een goeden kelder, maar die van den bisschop vanSalzburg is beter; want het is bekend dat deze eerwaardige heer den fijnstenwijn van het heele kerstdom bezit'. -- `Welnu,' zei Faust, `we gaan hemproeven; we moeten kennis maken met den wijn van den bisschop en onder-vinden of gij waarheid zegt'. -- `Hoe kan dat gebeuren?' vroeg een ander.-- `Komt maar allen mee, we zullen wel den weg naar den bisschoppelijkenkelder vinden'. En Faust stond op; de kameraden volgden hem. Hij leidde hennaar zijnen hof, en hij deed ze een voor een op eene ladder klimmen, die tegeneenen Boom stond. Daarna plaatste hij zichzelf op de onderste sport en riep:| | ^(1)^ Hydrangea hortensia L.~ (Hortensia speciosa Pers.~). Natuurlijk een betrek-| kelijk jong Fausttoertje: De Hortensia werd ontdekt in China door Ph.~ Commer-| son (geb.~ 1727 "+" 1773) en door hem aldus genoemd naar zijn geliefde Hortense| Lepaute, die hem overal op zijn verre reizen in jager verkleed vergezelde. J.~| Banks, ook botanist-zeereiziger zou de plant in 1790 naar Europa gebracht| hebben. Aldus Leunis, Syn.~ 241.| `Houdt u goed vast, de reis begint'. En de ladder steeg in de lucht en, nakorten tijd waren zij, te Salzburg, in den kelder van den bisschop, Faust zorgdevoor licht en de gezellen zetten zich genoegelijk rond de volle vaten, dronken enzongen uren lang; tot op eens de deur van den kelder openging en de dikkekeldermeester binnentrad: hij had het gejuich gehoord en wou zelf zijn dorst nogeenmaal lesschen. Bij het zien van het gezelschap sperde hij muil en oogen open

converted by Web2PDFConvert.com

en wou wellicht door geschreeuw zijne knechten ter hulp roepen, toen Fausthem bij de haren greep en er mee op de ladder voer, waarop al de overigenreeds plaats hadden genomen. In eenen oogwenk was de ladder met haar lasthoog in de lucht en de dikke keldermeester spartelde erbarmelijk tusschen hemelen aarde. Daar zweefden ze boven een zeer groot woud: Faust liet nu denkeldermeester los, die geloofde dat zijn laatste uur was geslagen, en een angst-kreet slaakte. Het geluk was hem evenwel gunstig, want hij bleef hangen tusschende takken van een geweldig hoogen Denneboom^_(1)_^. Hij kramde er zich vasten met ontzetting keek hij naar de diepte die onder hem gaapte. Goed klauterenkon hij niet, zoodat hij het niet waagde naar beneden te klefferen en dus heteenige deed wat hem nog redding brengen kon: hij schreeuwde zoo gedurig enluide dat hij na een half uur heel heesch was geworden. Daar kwam eindelijkde zon op en, na eene wijl, hoorde hij een koets op de landstraat naderkomen. De man verzamelde zijn laatste krachten en riep om hulp. De heer, die in dekoets zat, was niemand anders dan zijn meester de bisschop; deze hoorde hetangstgeschreeuw, stond stil en keek van waar het geroep kwam; hij herkendezijnen keldermeester. `Om aller heiligen wille, ' zei de bisschop, `keldermeester,wat komt u over dat gij des nachts op de Boomen stijgt om vogelnesten terooven? Is dat nu een passie, die met uw ambt en uwen buik overeenkomt?' Maar de klagende keldermeester kon niet zoo gemakkelijk van den Denneboomgebracht worden. Men moest de boeren van het naaste dorp halen, die mettouwen en ladders bijkwamen en den dikken man met een koord, als een emmerter bronne, ter aarde nederlieten. De bisschop gunde hem een plaatsje in zijnekoets en toen vertelde de man wat gebeurd was. En de bisschop hield gauwop met spotten en dacht met droefheid aan zijn beste leeggezopen wijnvaten. Intusschen lagen Faust en zijn kameraden in hun bed te Wittenherg en versliepenhunnen roes (idem, 30; vgl.~ Schwab, 325, waar men eene lichte variante vindt). 7"o" De Levenslelie. Dr.~ Faust bevond zich eens op de groote foor vanFrankfort en hij hoorde dat, in zeker huis, vier Toovenaars of Goochelaarseen wonderlijk kunststuk uitvoerden, dat veel volk tot hen lokte en hun veelgeld opbracht. Zij sloegen elkaar, beurtelings, met een zwaard het hoofd af,gaven dit aan een barbier over, die het waschte, schoor en reinigde; daarnazetten zij het hoofd op den romp, en romp en hoofd groeiden weder aaneen ende onthoofde stond frisch en gezond recht. Het vertoornde Faust dat die viermenschen de Tooverkunst zoo gemeen maakten en hij beneed ze tevens om hetvele geld dat zij op zulke wijze verkregen. Hij ging des, nadat hij zich onzicht-baar had gemaakt, in de plaats waar de vier Zwartkunstenaars hunne kunst| | ^(1)^ Abies pectinata DC.| lieten zien en hij zag goed toe hoe zij te werk gingen. Daar bemerkte hij op eenetafel een bloempot, waaruit zich vier Leli<e">nstengels verhieven. Zoodra nu eenkop werd afgeslagen, neeg een der Leli<e">n^_(1)_^ de bloemkroon, en als de kop wederop den romp werd gezet, rechtte zich de nikkende Leliestengel met zijne Bloemop, en juist op dit zelfde oogenblik keerde het leven in het lichaam van denonthoofde terug. Faust wachtte tot de beurt kwam van den Goochelaar dien dedrie anderen hun Meester noemden. En toen dezen het hoofd werd afgehouwenen dit den barbier overhandigd, ging Faust naar de neigende Lelie en sneed denStengel door. De Toovenaars plaatsten daarna den Kop op den romp; dochdaar de Leliestengel waarop de Levensbloem van den Heksenmeester stond, wasdoorgesneden, kwam het leven in het lijk niet terug en de Meester was en bleefdood. De toeschouwers waren erg getroffen, de drie Toovenaars nog meer. Hunne kunst was hun te schande gekomen, en zij moesten ijlings vluchten, wildenzij niet in de handen van 't gerecht vallen. (Idem, 55-6; Schwab, 305). -- Z.~boven een variante dezer sage bij Lelieachtigen; en over Planten wier levenmet dat van menschen vereenzelvigd is, zie b.v.~ Mannhardt, Bk.~ 32-33. 8"o" Hooi- en Stroobundel worden paarden. Dr.~ Faust bedroog eenen paar-denkoopman op de volgende manier: Hij verkocht hem een paard, doch toende koopman er mee bij den paardenvijver kwam, werd het gekochte dier eenStroobundel. Snel ging de koopman naar de herberg waar hij Faust verlatenhad: hij wou hem 't koopgeld terug vragen. Hij vond er den Doktor slapendeop eene bank. Door roepen wilde de koopman den slaper wakker maken; dochdaar Faust niet te hooren scheen, greep hij een der voeten van den slaper entrachtte dezen van de bank te trekken. Hoe verschrikte de koopman, toen hijFaust's been uitrukte en de Toovenaar een luid gehuil aanhief en om hulp riep! Toen liep de bedrogene haastig uit de herberg en liet zijn geld in den steek. EnFaust sprong schaterlachende recht op zijn twee beenen. (Idem, 32). In een gelijkend toertje werden Hooibussels paarden. Een ridder die 'tgewaagd had met Faust's kunst te spotten en aan wien de Toovenaar tweehertshoornen op 't voorhoofd getooverd had -- hoornen die Faust afnam nades ridders bevestiging dat Faust's kunsttoeren geen bloote goochelarijen waren --wilde zich over dien smaad wreken. En toen Faust des Keizers hof te Innsbruckverliet, achtervolgde hem de edelman met knechten te paard. Faust die enkelmet zijn dienaar vooraan reed, werd de troep gewaar, keerde zich om en draafdede achtervolgers te gemoet; maar de ridder zag, niet Faust en zijnen knecht,maar wel honderd gewapende ruiters; hij kreeg schrik en wendde zich rechtsom. Doch zie! ook van die zijde kwamen een even groot getal ruiters en na weinigeoogenblikken was de ridder met zijn volk ingesloten. Faust ontnam hun paardenen wapens. `Doch, zegde hij, ik wil edelmoedig zijn: hier zijn beter wapensen paarden'. En hij gaf den edelman glanzende wapens en heerlijke paarden. De ridder en zijn knechten reden nu weg. V<o'>or Innsbruck moesten zij door eendiep water; en toen zij hierin kwamen, werden de geschonken paarden Hooi-bussels, de lansen en zwaarden Stroohalmen en het blinkende harnas op der| | ^(1)^ Lilium candidum L.

converted by Web2PDFConvert.com

| ridders borst een afschuwelijke pad! Met moeite redden zij hun leven en kwamente voet en doornat te Innsbruck terug. (Idem, 53-4); vgl.~ Meiche, n"r" 678: deHeksenmeester Martin Pumphut (uit Saksen) verandert de paarden van eenkoopman in Stroowissen, omdat deze koopman den vermoeiden Pumphut nietop een zijner paarden laat zitten. 9"o" Voer Hooi wordt Stroohalm. Naar de sage heeft Dr.~ Faust te Erfort(Duitschl.~) gewoond. Hier is een straatje zoo smal dat twee personen, die ermalkaar tegenkomen, niet verder kunnen. Op zekeren dag ging Faust metstudenten een wedding aan: hij zou door het straatje met een vierspannig voerHooi passeeren. De wedding werd aangenomen en 's anderen daags ondergrooten toeloop van volk uitgevoerd. Vier ossen trokken een geweldig voerHooi voort en bleven v<o'>or het straatje staan. Plots verandert de wagen in eenenStroohalm, de vier ossen in vier mestkevers (naar anderen in witte muizen) en't wonderlijk gespan rijdt met 't grootste gemak door het straatje. Aan denuitgang wordt alles opnieuw een hooiwagen en vier ossen. Sedertdien heet datstraatje Doctor-Fauststraatje. (Henne-am Rhyn, D.~ Vs.~, n"r" 768; naar Pr<o">hle,D.~ S.~, p.~ 249). 10"o" Faust's knecht moet uitgestrooid Koorn en Meel weer bijeenrapen. Faust had een duivel-knecht, met name Joost. Hij vond er groot genoegen inJoost alle soort van moeilijk uit te voeren werk op te leggen. Joost moest arbeidenden heel en dag en als hij, doodvermoeid, 's avonds meende te gaan rusten,strooide Faust een schepel Koorn in de Doornhagen en Joost moest den heelennacht al de Graantjes oprapen en verzamelen. Of Faust wierp een grootehoeveelheid Meel in de slotgracht en Joost moest alles er, rein en onbedorven,opnieuw uithalen. (Wolf, N.~ S.~ n"o" 266). Vgl.~ mijne Fl.~ Diabolica, 284-85. Sagen waarin zeer moeilijk uit te voeren arbeid wordt bevolen, zijn talrijken zeer verspreid. Een der oudste is die van de arme Psyche, die, vervolgd doorde jaloersche Venus, gedwongen wordt ondereengemengde Tarwe^_(1)_^, Gerst^_(2)_^,Hirs^_(3)_^ (of Geers), Heulzaad^_(4)_^, Erwten^_(5)_^, Grut, Vitsen^_(6)_^ en Boonen^_(7)_^van elkander te scheiden. Een heel leger hulpvaardige mieren doen het voorhaar. (Apuleius, Guld.~ Ezel). Z.~ beneden Klaas Kunst en Duitsche Schaper. 11"o" Faust's Tooverboek. Naar de sage bezat Faust een Tooverboek,waarin, onder meer, de kunst werd geleerd om Geesten te doen verschijnenen den Duivel te bedwingen. Veel liefhebbers der Zwarte Kunst hebben tevergeefs dit Tooverboek -- dat Hellendwang (Hgd.~ `H<o">llenzwang') heet --gezocht, want zij konden den Doornstruik^_(8)_^ niet vinden, waaronder dit boekbegraven ligt en die staat achter het slot Chemnitz (Saksen) aan den weg naarbet K<u">chwald. (Meiche, n"o" 701).| | ^(1)^ Triticum vulgare Vill.| | | ^(2)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(3)^ Panicum miliaceum L.| | | ^(4)^ Papaver somniferum L.| | | ^(5)^ Pisum sativum L.| | | ^(6)^ Vicia sativa L.| | | ^(7)^ Vicia faba L.| | | ^(8)^ Crataegus oxyacantha L.~ of Cr.~ monogyna Jacq.|

k. *Klaas Kunst.*

In Friesland, in het gehucht Jeslumburen onder Achlum, leefdein de 1"e" helft der 18"e" eeuw een boer, Klaas Gerrits (naar P.~ C.~Scheltema: Klaas Gerrits Wiersma), bij het volk Klaas Kunstgeheeten, omdat men hem beschouwde als Toovenaar-kunstenaar.

Dijkstra, I, 78-83, vermeldt een aantal Klaas-Kunstsagen. De volgendebehooren tot de Plantlore: 1"o" Hij zicht Koren. Op zekeren morgen gaat Klaas Kunst naar deFraneker kermis. Hij moet voorbij een Koornveld, waar twee knechten aan hetzichten zijn. `Gij zoudt zeker liever naar de kermis gaan dan hier staan tezichten?' vraagt Klaas. -- `Natuurlijk. Maar we moeten eerst 't geheele veldafzichten, en d<a`>t zou v<o'>or vanavond niet gedaan zijn!' antwoorden zij. --`Komt maar jongens, ik zorg voor het zichten'. Nauw heeft Klaas d<a`>t gezegdof het Koren ligt in schooven op den grond. De knechten gaan naar huis omzich aan te kleeden en zeggen dat het Koren gezicht is; Klaas Kunst heeft ditgedaan! De boer gaat zien en vindt dat het waarheid is. Doch 's anderen daagsbemerken de knechten dat het Koren dat door de kunst van Klaas gezichtscheen, weer recht stond. (Dijkstra, I, 82). 2"o" Hij gebiedt aan roeken uitgestrooid Klaverzaad op te rapen. Klaas had

converted by Web2PDFConvert.com

een groot Tooverboek dat aan een ketting lag met een slot er op. Op eenenZondagmorgen had hij in zijn boek gelezen en vergeten het boek en de kamer,waar het lag, te sluiten. Klaas trok naar de kerk. Niemand mocht het wagen indat boek te lezen. Maar zijn knecht was al te nieuwsgierig. vond het boek, opendehet en begon te lezen. Daar hoorde hij buiten vervaarlijk vogelengekras en,door het venster ziende, bemerkte hij dat het heele erf vol zat met zwarte roeken. Nu wilde hij ophouden met lezen. maar hij kon niet, en hoe meer hij las, hoemeer roeken er kwamen. Het gelukte hem eindelijk het boek en het kamertje teontvluchten en hij trachtte de roeken te verjagen. Maar het ging niet. Klaas werdgelukkiglijk in de kerk gewaar dat er thuis iets haperde. In het midden van depreek liep hij naar huis, berispte den knecht en las van achteren op wat de knechtvan voren had gelezen. En nog waren de roeken niet vertrokken! Klaas namtwee zakken Klaverzaad^_(1)_^ uit de schuur en wierp het naar alle kanten uit,roepende: `Twee man een Korrel!' En de roeken vlogen bij paren weg entoen al het Zaad uitgestrooid en opgeraapt was, waren de roeken verdwenen. (Id.~I, 79). Vgl.~ boven de Faustsage, 10, en beneden Duitsche Schaper. 3"o" Varkens worden schooven Stroo. Klaas verkoopt varkens op de marktte Leeuwarden; doch als de twee koopers met de varkens aan een klein door-waadbaar water komen, worden de dieren schooven Stroo. De koopers loopennaar Leeuwarden terug, vinden er Klaas die op eene bank slaapt, willen hemwakker roepen en schudden, en een hunner trekt eindelijk aan een been vanKlaas: dat been blijft in zijne handen! Hij werpt het op den grond en sneltmet zijn makker heen. (Id.~ 81). Het is dezelfde sage als de Faustsage 8"o", boven.| | ^(1)^ Trifolium pratense L.|

*V. Speciale schadelijke Heksenwerken in verbandmet de Plantlore.*

In het 2"e" Hoofdstuk van dit werk werd gehandeld over echteHeksenkruiden in het algemeen, over het groot getal Planten diedoor Heksen en Toovenaars gebruikt worden om kwaad te stichten,of om kinderen en zelfs volwassenen te betooveren, of om bedrie-gelijke wondertoeren te verrichten. Hier wil ik spreken over eenigespeciale Gewassen, die de Zwartkunstenaars benuttigen tot hunnenden mensch, het dier of de Plant schadelijken Tooverarbeid.

Zulk volksgeloof -- nl.~ dat Heksen en Toovenaars door Tooverkruiden.aan de huisdieren van anderen b.v.~, kunnen kwaad doen -- is zeer oud. BijBurchard van Worms (C.~ 5 van Magnum Decretorum Volumen) luidt eenebiechtvraag: `Hebt gij u beziggehouden met afbindingen' -- lat.~ ligaturae:ligatura is ook ndl.~ nestelknoop, zie beneden -- `en Tooverliederen en veler-hande Hekserijen, zooals nietswaardige lieden, zwijnen- en koeienhoeders ensoms jagers doen, die Duivelsliederen zeggen over brood, over Kruiden en overzekere onnuttige banden, en deze dan in eenen Boom verbergen of op eenenkruisweg wegwerpen om beschermd te blijven tegen ziekte en verlies hunnerkudden, of om die van anderen kwaad te doen?' Burchard van Worms stierfin 1025. (Herrmann, DM.~, 55; Roskoff, Gesch.~ d.~ Teuf~., 307-9).

a. *Onweermaken.*

Heksen en Toovenaars kunnen onweer maken en aldusmensch en Plant veel schade berokkenen.

"*" Wolf (N.~ S.~ n"r" 289) geeft ons een Audenaardsche sage, waarin gesprokenwordt van Heksen die door een door haar gebrouwen donderweer de Akker-vruchten verwoesten en de sterkste Boomen vellen. Toen ik een kind was, verteldeeen boer, heeft mij mijn vader dikwijls wonderlijke geschiedenissen van Toove-ressen verteld, die hij zelf gekend en met wie hij persoonlijk gesproken heeft. Op eenen dag was hij op 't veld om het Koren in te doen, als in eens eengroot onweer opkwam. Hij kroop in eenen stuik -- schoovenhoop nl.~ -- enkeek door een opening om te weten wanneer het weer zou opklaren. Hij zater nog niet lang, toen een dondersteen in eenen Boom van 't nabij staande Boschviel en hem tot op den Wortel splinterde. Verschrikt las mijn vader het Sint- Jansevangelie. Hij had hiermee nauwelijks begonnen, of twee dondersteenenvielen neer en spleten twee schoone oude Eiken^_(1)_^; en dat spel ging voort totacht Boomen op den grond lagen. Toen eindelijk de laatste dondersteen in eenenBoom viel, hoorde mijn vader een luid gelach, als dat van vrouwen hoog in delucht, en, een oogenblik daarna, zag hij een wijf op eenen Sperreboom^_(2)_^ endaarna op den grond tuimelen. Dat scheen hem zoo aardig dat hij stil bleefzitten om het vervolg af te wachten. Daar vlogen drie vrouwen op den Sperre-boom en hieven eindelijk de eerste op, die bewusteloos op den grond lag; zijwaschten ze, totdat zij tot haarzelf kwam, en toen gingen zij weg, behalve eene,die rond de gevelde Boomen liep. 't Was een geburinne van mijnen vader. Hijkroop uit den stuik en sprak heur aan, en vroeg wat zij bij die Boomen deed. Zij verschrikte hard, want nu wist zij dat hij alles had afgeloerd. Doch zij kendehem als een stillen, zwijgenden man en zij verzocht hem toch niets van hetgebeurde te vertellen, en zij beloofde hem dat zij zorgen zou dat nooit aanzijne velden en Boomen schade zou gedaan worden. Mijn vader sprak geenwoord over de gebeurtenis zoolang zij leefde; maar na haren dood vertelde hijons dikwijls van haar in de winteravonden.

Om onweer te maken gebruikten de Heksen eene Roede of

converted by Web2PDFConvert.com

eenen Tak. waarmede zij in 't water sloegen. Het was veelal eenEsschentwijg^_(3)_^, waarmee zij het water kastijdden en het dwongenuit de lucht te vallen.

Dat is een sympathetisch middel, -- Die Onweersroede dragen zij gedurigin hunnen boezem. (Knortz, 5). Een meisje uit het Alpachdal (Tirol) vond, eens dat zij naar de Almging, zulk Essehenrijs en raapte het onbedachtzaam op. Zij kwam aan een grachtvol sneeuwwater, waarin Vorschbroeisel en Wegnarren ("=" Triton's of Sala-manders) zwommen en, om deze diertjes te verschrikken, sloeg zij met de Roedein het water. Daar kwam plots een onweer op en het hagelde schromelijk. DezeEsschenroede was aan de handen eener Heks ontvallen! (Alpenburg: Alpensagen,16; Perger, 307; Rel u.~ Bohnh.~ 42). Hierop doelt misschien ook Vintler (Blume der Tugend, 60) als hij schrijft:Velen zeggen dat de Heksen kunnen onweer maken, en den regen doen heenen weer keeren. Om regen voort te brengen bedient zich de Heks van eenenTwijg of Staf. Doch Vintler noemt de Plantsoort niet. (Herrmann, DM.~, 63).

Of zij sloegen het water met eenen Hazeltwijg^(4)^.

Knortz, 5. -- Om te doen regenen slaat de Tooveres het water van eenenpoel met Hazelroeden. (Wallonia, 1906, 253).| | ^(1)^ Quercus robur L.| | | ^(2)^ Picea vulgaris L.| | | ^(3)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(4)^ Corylus avellana L.|

Matthiolus zegt dat de Onweermakers den Zevenboom^(1)^gebruiken.

S<o">hns, 45.

Om te doen donderen bezigde men ook de Savie^(2)^.

Men doet Savie in een glazen flesch en laat de Plant onder mest rotten. Er in ontstaan wormen. Zoo men deze verbrandt en de asch in het vuur werpt,hoort men een donderslag. (Mag.~ nat.~, 76). Doch, naar Sprenger, moet deze rotgeworden Savie in een bron wordengeworpen; hij citeert Albertus Magnus: `Dicit enim Albertus, de proprietatibusrerum, quod Salvia putrefacta, variis modis, ut ibidem ponit, si, proiecta fueritin fontem, mirabiles concitabit in a<e">re tempestates'. (Sprenger: Malleus malef.~qu.~ II; Wolf, N.~ S.~, blz.~ 694).

In de volgende sage wordt er gewag gemaakt van een storm-verwekkende Heks, doch men zegt niet hoe zij den storm ver-oorzaakte.

Onweermakende Heks kromt den kerktoren, een schaper zet hem weder-recht. Eene Heks laat een geweldigen storm over het dorp Ahorn (bij Koburgin Duitschl.~) los; de storm is zoo hevig dat de toren der kerk van O.~ L.~ Vrouwkrom gebogen wordt. En om dien krommen toren worden nu de inwoners vanAhorn hevig bespot door die van de omstreek. Een schaper -- schapers zijnin de sagenliteratuur slimme kerels -- biedt zich aan om de zaak te verhelpen. Hij bevestigt aan den toren en aan eene Spar^_(3)_^ een lang Hennipen^_(4)_^ touwvan twee duim dik, en door middel van een en `Bindnagel' en onder 't murmelenvan magische woorden, trekt hij den toren weder recht. De sage werd opge-teekend in het Kerkeboek van Ahorn en het touw staat nog op den kerkvloerverbeeld. In het midden der 19"e" eeuw zag men nog op den bergrand die sterkeSpar. (Nork, Myth.~ VS.~ 894; naar Bechstein, Sagen des Grabfeldes, n"r" 72).

De Heksen konden ook onweer brouwen in hunnen Toover-ketel. Zij gebruikten hiertoe negenderlei Kruiden.

Die negen Kruiden zijn: de Alant^_(5)_^, het Lieve-Vrouwebedstroo^_(6)_^, deAverone^_(7)_^, de Bijvoet^_(8)_^, de Alsem^_(9)_^, de Valeriane^_(1O)_^, het Boelkens-| | ^(1)^ Juniperus sabina L.| | | ^(2)^ Salvia officinalis L,| | | ^(3)^ Abies excelsa DC.| | | ^(4)^ Cannabis sativa L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(5)^ Inula helenium L.| | | ^(6)^ Galium verum L.| | | ^(7)^ Artemisia abrotanum L.| | | ^(8)^ Artemisia vulgaris L,| | | ^(9)^ Artemisia absinthium L.| | | ^(10)^ Valeriana officinalis L.| kruid^_(1)_^, de Reinvaan^_(2)_^ en de Alfsrank^_(3)_^, waarvan alleen de laatste alsgiftig kan beschouwd worden. Aldus bij Perger, 71 (naar Schindler, Abergl.~ 160). Reling en Bohnhorst noemen drie Planten, waarmee de Heksen onweerbrouwden: de Europeesche Zonnewende^_(4)_^, het kwaadaardige Bilzenkruid^_(5)_^en het heilkrachtige IJzerkruid^_(6)_^. Schmeller insgelijks haalt een ouden tekst aan, waarin het regenvoortbren-gende Bilzenkruid voorkomt: `Zauberei um Regen zu bekommen cum herbajusquiamo, quae teutonice bilisa vocatur'. (Roll.~ VIII, 96). Ontstond een lang-durlge droogte, zoo doopte men een Bilzenstengel in een bron en besproeidedaarmee het zongloeiende zand. (Perger, 181; naar Montanus, 141, 6). Heksen gebruikten hiertoe nog de roode bessen van Hulst^_(7)_^; rood en roswas de kleur van Thor, den Dondergod. (Perger, 255).

De bezem -- vooral die van Brem^(8)^ (of Genst) -- is eengeliefd tuig van de Tooveressen; hij is het symbool van denwind en met hem vegen zij storm en hagel bijeen.

Vgl.~ This. 59; Kelly, Indo-European Folklore, 225-7.

Hierop steunt wellicht een gebruik van de Hamburgschezeelieden: Als zij lang moeten strijden met tegenstrijdig en winden zij een schip ontmoeten. dat in tegenovergestelde richting vaart,hangen zij v<o'>or hun vaartuig een ouden Genstbezem.

Zij hopen daardoor den wind van richting te doen veranderen. (This, 59;Grimm, D.~ M.~; Hardwick, Traditions, Superstitions, and Folk-lore; 117).

De Indianen van Peru verzamelden zweet van eenen grijsaard,vermengden het met ganzebloed en het sap van zekeren Wortelen wierpen alles in de lucht om regen te bekomen.

De Wortel werd niet genoemd. (Wolf, N.~ S.~, p.~ 693; naar C.~ Stiltillius:Epist.~ peruan.~, anno 1590, 1591). Eveneens een sympathetisch middeltje.

Om te doen regenen gieten de inwoners van de Molukka- eilanden het water dat zich zamelt in de ascidi<e">n van de Beker-plant^(9)^ op den grond uit.

Steunt op sympathie. Z.~ M<e'>rat en De Lens, Dict.~ art.~ Nepenthes.| | ^(1)^ Eupatorium cannabinum L.| | | ^(2)^ Tanacetum vulgare L.| | | ^(3)^ Solanum dulcamara L.| | | ^(4)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(5)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(6)^ Verbena officinalis L.| | | ^(7)^ Ilex aquifolium L.| | | ^(8)^ Sarothamnus scoparius Koch.| | | ^(9)^ Nepenthes destillatoria L.|

converted by Web2PDFConvert.com

Een ander sympathetisch middel om regen te bekomen isiemand met water te overgieten of te besproeien; want vallendwater lokt vallend water.

Overoud, zegt Herrmann (D.M.~ 56-57), is het gebruik een met Looverbekleeden man (of meisje) met water te begieten om hierdoor het hemelschewater naar beneden te tooveren. Burchard van Worms vermeldt dat de meisjes -- in Hessen en aan denRijn -- het kleinste onder haar ontkleedden, met Loover omhulden en er meegingen waar Bilzenkruid^_(1)_^ groeide. Hier rukte het omlooverde meisje een dezerPlanten met den pink van de rechterhand uit en men bond het uitgerukteBilzenkruid aan den kleinen teen van haren rechtervoet. Zoo werd het kleinekind naar de naaste beek gevoerd en er, onder het zingen van Tooverliederen,besprenkeld door middel van Bladerbossen die de andere meisjes in de handhielden. Daarna trokken allen ruggewaarts, naar huis en dra kwam de regen. (Mone, Nord.~ Heidenth.~ II, 417; Perger, 182; Herrmann, 57 en 422). Dat ge-beurde nog in de 10"e" eeuw.

Als 't stormt en dondert, blazen de Heksen in Stroohalmen.

Aldus in Kamten (Wuttke, 121-2).

Een zonderling volksgeloof. betreffende de Mandragora^(2)^,heerscht in d<e'>p.~ Corr<e`>ze (Frankr.~).

Het Erbo dey motoco -- dat is aldaar de naam dezer Tooverplant --groeit in zekere weide bij Tulle. Indien men onwillens de Plant met het Grasafmaait, begint het te regenen; verlangt men regen, zoo gaat men eenige Takjesvan dit Kruid afsnijden. (Roll.~ VIII, 127). Hierbij mag vergeleken worden, wat de Bretoenen beweren over deDru<i">dische Selago^_(3)_^: deze Plant -- ook in Belgi<e"> groeiende -- heet in 't En-gelsch Cloth of Gold (Kleed van Goud) en mag niet met eenig staal wordenafgesneden, anders wordt de lucht duister en eenig ongeluk is op handen. (This.~ 197).

b. *Melk stelen of bederven.*

De Heksen verstonden de kunst om de melk van de koeienvan eenen gebuur te stelen of te bederven. Vele sagen en gebrui-ken zijn dienaangaande in omloop en wat hier volgt behoortspeciaal tot het gebied der Plantlore. Een Tiroolsche Heks tooverde de melk der koeien in steenenen Boomen.| | ^(1)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(2)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(3)^ Naar This.~: Lycopodium selago L.~; doch vgl.~ boven.|

Door Hekserij kwam de melk van den koeienuier direkt in steenen ofBoomen. En als de Heks melk voor haar gebruik noodig had, molk zij eenvoudigde Twijgen dezer Boomen of drukte zij op eenen dezer steenen. De koeien, wiermelk zij aldus roofde, gaven intusschen den eigenaar niets dan bloed. DezeHeks werd gevangen genomen en tot den brandstapel gedoemd; doch in devlammen vervroos zij in stee van te verbranden. Men wierp ten slotte gewijdeKruiden in 't vuur en aldus gelukten de vlammen er in haar te verslinden. (Knortz, 22).

Een Hessische Heks bekende dat zij des nabuurs koe met hetRoedje had geslagen, ten einde de melk van het dier meester teworden.

Dat gebeurde in 1596. Zij had de Koe met het Roedje op St.~ Walpur-gisnacht (1 Mei) geslagen, in des Duivels naam, en zoo kon zij, buiten de wetevan den gebuur, het gansche jaar de koe melken. (Mannh.~ BK.~, 272; naarZs.~ f.~ D.~ Myth.~ II, 72).

In Vend<e'>e (Frankr.~) stak men onder de staldeur van dengebuur 5 of 7 Hazelroedjes^(1)^.

Daarna sleepte men deze Roedjes naar huis. (Revue d.~ Tradit.~ pop.~1907, 32).

Eene Heks uit de Bovenpalts (Duitschl.~) bezigde tot zulkTooverwerk eenen Elzetak^(2)^.

Om melk van eens andermans koe te verkrijgen, gaf zij deze drie slagenmet zulken Twijg onder het uitspreken van zekere Tooverwoorden. (Mannh.~BK.~, 272; naar Sch<o">nwerth: Aus der Oberpfaltz, I, 335).

Tot het melkstelen gebruikte eene Schotsche Heks de Stengel-

converted by Web2PDFConvert.com

toppen van de Waterkers^(3)^.

Het is niet lang geleden, vertelt Gtmeron (Ga<e">lic Names of Plants, p.~ 109),dat, op eenen Meimorgen, een oud vrouwtje bij eene bron en met eene schaarde Toppen van de Waterkers afsneed; dit doende murmelde zij zonderlingewoorden en ook de namen van personen die koeien hadden; onder andere zeizjj: `De helft van 't uwe is 't mijne!' Zij herhaalde deze laatste woordentelkenmale zij een Topje afsneed: dat Topje verbeeldde den persoon wiensmelk en room zij wilde stelen. (Roll.~ I, 236).

Het volgende Toovermiddel benuttigt vier Stroohalmen vanTarwe^(4)^.| | ^(1)^ Corylus avellana L.| | | ^(2)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(3)^ Nasturtium officinale L.| | | ^(4)^ Triticum vulgare Vill.|

En daartoe hoeft men Heks noch Toovenaar te zijn! Men neemt vierTarwebalmen van 't jaar en men laat ze zegenen op Allerzielendag; daarnahoudt men zich schuil en neemt men de benedictie waar, die een priester omde een of ander reden geeft. Vervolgens gaat men, te middernacht, v<o'>or dekerkhofdeur, als de maan aan 't minderen is; en men evokeert de ziel vaniemand die zonder biecht is gestorven, en wen bezweert ze dat ze ter hulp komeen den melksteler vergezelle naar den stal waar de koeien staan. Op den stal-dorpel legt men ze, des anderen daags, op het uur van Saturnus of van Mars,in het voedsel der beesten, wier melk men stelen wil. Gedurende de acht volgendedagen zal men de begeerde melk in bezit krijgen. (Legran, Sc.~ et M.~, 105).

Het was een verboden Heksenwerk, in den schoorsteen, zekerKruid te hangen en te drogen, om aldus de melk in den uier derkoeien te doen verdrogen.

Thiers, I, 134. De schrijver noemt het Kruid niet. Een sympathetischHeksenwerk is 't. Zie nog bibliographische aanteekeningen bij Wolf, N.~ S.~ 694.

c. *Invultatie en soortgelijke Heksenwerken.*

Afwezigen konden gepijnigd en gedood worden door magi-sche middelen: dat noemde men invultatie (middellat.~ invultatio,z.~ Du Cange; fr.~ envo<u^>tement., z.~ Littr<e'>). Tot dit doel gebruikte men vooral de tooverkrachtige Hazel-roede^(1)^.

Wie eenen afwezige ferm wil afranselen, gaat op Goeden-Vrijdag v<o'>orzonsopgang naar buiten en snijdt (met het gelaat naar bet Oosten gericht enzonder te spreken of aangesproken te worden, in naam van den drieenigen God)met drie sneden den Hazelstok af. Dan neemt men een oud kleedingstuk, spreekter over uit den naam van den persoon dien men wil aframmelen, en slaatmet den Hazelstok er op los, zoolang men kan of wil. (Perger, 245). -- Eensstond een herder -- 't gebeurde in Zwabenland -- op zijnen Hazelstok geleund,toen een troep soldaten voorbijtrok. Een dezer, die een goed schutter was,schoot den staf van onder den herder weg, zoodat deze, daarbij nog erg bespot,op den grond viel. De schaper zei geen woord; doch toen de soldaten heenwaren, deed hij zijnen kiel uit en sloeg er ferm op met zijnen Hazelstok: zoowerd de scherpschutter erg afgepriegeld en men hoorde wel een kwartier verzijn geschreeuw en het hoongelach zijner kameraden. (Perger, 245; Rel.~ u.~Bohnh.~ 72; E.~ Meier: Deutsche Sagen, Sitten und Gebr<a">uche aus Schwaben,l, 245).| | ^(1)^ Corylus avellana L.| Naar Wuttke, 16, moet de Hazelroede op St.~ Jansnacht afgesnedenworden. -- Knortz, 6, beweert dat men zulks op Sinksendag moet doen: naar~'t volksgeloof gaat de Zon alsdan driemaal op. Wie nu v<o'>or den derden zons-opgang met <e'>en messnede drie kruisen in de schors van eene Hazelroede maakten deze daarna met drie sneden glad van den Stam afsnijdt, bezit een Toover-stok, waarmede hij ver-zijnde vijanden kan afpriegelen: hij neemt een kleedingstukvan het lichaamdeel, waarop hij den, vijand wil slaan, en de afwezige zalelken slag hierop gegeven op het bedoelde lichaamsdeel ontvangen. Erger nog: zoo men den afwezige zelfs wil kwetsen of hem eenig lichaams-deel ontnemen, snijdt men, op eenen Zondag v<o'>or zonsopgang, een jarigenHazeltwijg, buigt hem onder het snijden neder en spreekt tot hem: `Ik snijdu in naam van mijnen vijand, dien ik verminken wil'. Daarna gaat men naarhuis, legt den Hazeltwijg, in naam van de Drievuldigheid op een Eiken tafel,neemt een scherp mes en doorkerft den Tak, murmelend: `Bald-bleuein-droch- mirroch-betu-baroch-assa-maroth! De H.~ Drievuldigheid straffe hem, die mij dit

converted by Web2PDFConvert.com

kwaad heeft gedaan, en late hem niet toe het nogmaals te doen. Eson-elion- emasis-ales erge!' (Perger, 246; naar Montanus, 117, b.~).

In Frankrijk verbrandt men een Houtmutsaard met Wierooken Witten Aluin.

Na den mutsaard in brand gestoken te hebben, zegden de folteraars (ikgeef hier de Fransche tooverformule, naar Thiers, Sup.~ I, 137); `Fagot, je tebr<u^>le; c'est le c"oe"ur, le corps, l'<a^>me, le sang, rentendement, le mouvement,l'esprit de N... N...' (hier de naam van den persoon die moet gepijnigdworden) `qu'il ne puisse demeurer en repos jusqu'<a`> la moelle de ses os, parla terre, par le ciel, par l'arc-en-ciel, par les douze lignes, par Mars, Mercure,etc.; au nom de tous les diables, va, fagot, va proc<e'>der et br<u^>ler le corps l'<a^>me,le sang, le mouvement, l'esprit et rentendement de N... N..., qu'il ne puisserester en place, ni parler <a`> personne, ni reposer, ni monter <a`> cheval, ni rivi<e`>repasser, ni boire, ni manger, jusqu'<a`> ce qu'il soit venu accomplir mon d<e'>sir et mavolont<e'>, quanto, quio, garoco'. Terwijl het Hout brandt en v<o'>or de bandgesprongen is, gieten zij er driemaal wijn op met zout vermengd en zeggen:`Ourne tourne!' Zulke mutsaard moet verbrand worden op onpare uren vanden dag of van den nacht, en indien de afwezige niet genoeg gepijnigd enbedwongen wordt door het verbranden van <e'>enen Houtbundel, verbrandt mener negen, telkenmale drie op <e'>en dag. Eenigen koopen den mutsaard zonderechter een woord te spreken; ofwel 9, 11, 13 of 15 kaarsen en zeggen terwijlzij branden: `Ce n'est pas pour vous que je br<u^>le, c'est le sentiment, le mou-vement, les bras, les jambes, etc. de N... N..., etc.' (Thiers, Sup.~ I, 138).

Men kan ook `envo<u^>teeren' met gewijde Palmtakken (lieverBuksboomtakken^(1)^).| | ^(1)^ Buxus sempervirens L.~, althans in Frankr.~ en in ons land.|

Om een afwezende te pijnigen neemt men een stuk gekonsakreerd vet spekvan de grootte van een ei; men steekt er spelden in, een dertigtal zonder zeevenwel te tellen, terwijl men bij iederen steek de magische woorden uitspreekt:`Eenmaal vassis atatlos; tweemaal vassis atatlos; enz.' Als het steken gedaanis, legt men er op kruisgewijs twee gewijde Palmtakken en men begraaft allesin onbebouwden grond. (Legran, Sci.~ et Mag.~, 62).

Soms gebruikt men een Cipres twijg^(1)^.

Bij de eerste ontmoeting volgt men zijnen vijand, en men laat eenen steenvallen op het stuk grond dat door zijne schaduw bedekt is, juist op hetoogenblik dat hij naar het Zuiden toegaat. Dan wacht men tot de vijand zichheeft verwijderd en men zoekt een der nagelaten indrukken van zijnen linker-voet. In dezen voetindruk trekt men met eenen Ciprestak, dien men met eengekonsakreerd mes heeft gescherpt, eene streep in de lengte en eene streepin de breedte, en dat herhaalt men tot men er zes heeft. Men raapt het aldusgevormde mul op; men legt het in een blad van maagdenperkement, en menherbegint in eenen anderen indruk van den linkervoet tot driemaal toe. Metdit mul of stof gaat men naar huis; men ontsteekt er een vuur, op den dagen het uur van Mars en op eenen avond van de nieuwe maan, en men werpt erhet ingezamelde stof in: een ongeluk zal den vijand overvallen! En indienbij dit in 't vuur werpen, het mul sprankelt, zal hem een doodelijke ziekte ofeen doodelijke ramp overvallen. (Legran, Sci.~ et M.~, 132).

Peterseliewortel^(2)^ is ook een invultatieplant.

Indien men een Peterseliewortel uit den grond rukt en hem, in naam vanden persoon dien men haat, opnieuw plant, zoo werd deze ziek en sterft. Opzulke duivelsche wijs heeft menige man zijne vrouwen menige vrouw harenman onder de graszode gebracht. Aldus in Pommeren. (Perger, 203, Rel.~ u.~Bohnh.~, 329; naar Curtze). Zulk volksgeloof bestaat ook in Engeland. John Jonas, uit Glocester, verteltdat, in zijnen tuin, een werkman beslist weigerde Peterselie te verplanten. Opherhaald aandringen verklaarde de man, dat hij de Peterselie wel wilde uitrukkenen vernietigen, doch ze opnieuw planten kon en wou hij niet, en niemand uitde omstreek of uit de verte kende hij, die de gevolgen van zulke vermeteledaad op zich zou willen laden. Aldus C.~ Sterne (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 329-30).

In Saksen werden Dorant^(3)^ en Wederton^(4)^ tot dergelijkmisdadig doel gebezigd.

Heks Elisabeth Hanitzschin werd in 1640 te Dresden levend verbrand. | | ^(1)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(2)^ Petroselinum sativum Hoffm.| | | ^(3)^ Hgd.~ `Dorant' "=" Antirrhinum orontium L.~: eenigen nemen er voor| Gentiana campestris L.~ en G.~ pneumonanthe L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(4)^ Hgd.~ `Wiederthon' "=" Steenbreekvaren, Asplenium trichomanes L.| Zij had met de hulp van eenen duivel die Hoofdman Meden heette, een kwastjevan eenen handdoek en een stukje van den hoek eener tafel die zekere tafel- en stoelmaakster behoorden, bekomen en d<a`>t alles met een spaander van degalg, met voor drie penningen `Dorant' en voor drie penningen `Wiederthon',en met rundsbloed, in duivelsnaam, in eenen pot gedaan, dezen op 't vuurgezet en den inhoud omgeroerd, terwijl zij, altijd in duivelsnaam, zei: `Hoofd-man Meden moet die stoelmaakster bezoeken en medenemen!' Waardoor dezeen haar man gebrekkelijk zijn geworden. (Meiche, n"r" 633).

Zelfs Gras was een sympathetisch foltermiddel.

Wilde men eenen afwezige schade en ziekte toebrengen, zonder dat hijbevroeden kon vanwaar de oorzaak kwam, zoo stak men eene Graszode uit,waarop de benadeelde een tijdje lang had gestaan; en men hing ze in denschoorsteen of lei ze achter den haard. De afwezige bleef zoolang ziek als deGraszode er hangen of liggen bleef: het langzaam verdorren van het Gras werdparallelisch beantwoord door het langzaam vergaan van den vijand. Aldus inOost-Friesland en in den Bovenpaltz (Wuttke, 120; Perger, 89, naar Schindler,Abergl.~, 166; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 371; Herrmann, D.~ M.~, 56).

Het openbarsten ener Paardeboon^(1)^ bracht het barstenvan den afwezige teweeg.

Ziehier wat men in Frankrijk deed om eenen dief te ontdekken en hemte straffen: men wierp eene Boon in den eersten put dien men tegenkwam;barstte de Boon in 't water, zoo moest ook de dief barsten. Dikwijls was 't vol-doende den vermoedelijken roover met de gebarsten Boon te bedreigen. (Roll.~IV, 234; naar R<e'>gis de la Colombi<e`>re: Cris populaires de Marseille, 1868, p.~ 280). Ofwel men wierp de Boon in de olie van de lamp, die brandde v<o'>orhet autaar van St.~ Antonius van Padua -- zooals men weet de heilige voorverloren of ontstolen zaken --; de Boon die barstte, deed den dief kennen;eenigen zelfs geloofden dat zij den dief deed sterven. Dat werd zoo vaak gedaan,dat men zich genoodzaakt vond de lamp zeer hoog en buiten het bereik vanhet bijgeloovig volkje te hangen. (Idem).

In Marseille gebruikt men nog eenen Appel^(2)^ om eenenvijand te pijnigen.

Men neemt eenen Appel, steekt er rondom spelden in; zooveel spelde-prikken er zijn, zooveel steken krijgt den vijand in zijn hart, zoodat hij weldrabezwijkt. (Roll.~ V, 87; naar R<e'>gis de la Colombi<e`>re: Cris, p.~ 281).

De magische Mandragora^(3)^ en haar vervanger de WildeWijngaard^(4)^ werden insgelijks door de folteraars aangewend.| | ^(1)^ Vicia faba L.| | | ^(2)^ Malus communis Poir.| | | ^(3)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(4)^ Bryonia dioica Jacq.|

Men neemt den Wortel van Mandragora of dien van Bryonie, die 'tonkundig volk voor Mandragora aanschouwt, en maakt daarmee een leelijkbeeld dat men foltert en dat den persoon verbeeldt, dien men schade of pijnwil toebrengen. Aldus in Engeland. (This.~ 65; naar Coles: Art of Simpling).

Door middel van eenen Wilgetak^(1)^, waarin men eenen knoopmaakt, kan men iemand doodknoopen.

Aldus in Hessen (Wolf, Hess.~ sagen; Wuttke, 120; This.~ 278). -- Wiezulke Wilgeknoopen, of aan Boomen gebonden strikken of Stroozeelen losmaakt,wordt zelf geknoopt. Aldus in Silezi<e"> (Wuttke, 120).

De Esp^(2)^ of Sidderpopulier is een Invultatieboom.

In Oost-Pruisen gebruikt men hem om eenen onbekenden dief te straffen. Men legt een bij toeval bewaard deel van het gestolen goed van onder in denhaard en men brandt er, op een Donderdagavond, Espenhout in: aldus wordtde dief zelf gebrand. Of men steekt het bewaarde deel in een gat van eenenEspenboom en doet de opening met eene wig toe: de dief zal sidderen als eenEspebiad. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 45-6).

Een Fransch Toovenaar bediende zich van eenen Vliertak^(3)^om te invulteeren.

Hij leefde in de omstreek van Besan<c,>on. Wilde hij iemand (mensch ofdier) buikloop aantooveren, zoo verschafte hij zich de fecali<e">n van den mensch

converted by Web2PDFConvert.com

of van het dier, deed er een weinig van in een Vliertwijg, waaruit hij het merghad genomen, legde dezen Tak vast in een loopend water onder het uitsprekenvan zeker Toovergebed; zoolang het water door den Vliertwijg liep, zoolanghad de mensch of het beest den buikloop. (Roll.~ VI, 282).

Ook de Witte Hagedoorn^(4)^ kon hiertoe benuttigd worden.

Men kon met Hagedoom afwezigen schieten. Dergelijk folterend schotheette Heksenschot (hgd.~ `Hexenschuss') en men bedoelde er door wat degeneesheer `lumbago' noemt. Een Saksische Heks en haar twee dochters haddenvoor zulk Heksenschot het volgende gedaan: zij namen Witten Hagedoorn endrie gele spelden, wonden alles in een zwart stukje leder en wierpen dat v<o'>orde huisdeur van hunnen vijand zeggende: `Gij hebt mij geschoten: ik schietu ook in dezes of genes naam!' (Meiche, n"r" 631). Doch Heksen zelf konden worden geslagen door Hagedoom. Wil men,zegt Wuttke (n"r" 293) eene Heks die eene koe heeft betooverd, eens fermafranselen, zoo laat men de koe in eenen zak zeiken en men slaat dezen meteen Doornbussel.| | ^(1)^ Salix-soorten.| | | ^(2)^ Populus tremula L.| | | ^(3)^ Sambucus nigra L.| | | ^(4)^ Crataegus oxyacantha L.~ en C.~ monogyna Jacq.|

Gerst^(1)^ en Rijst^(2)^ komen voor in het volgende folterwerk.

Hiertoe moet de invultator zich als volgt voorbereiden: Hij maakt, gedurendeveertien dagen, een mengsel van warm water en gewijd Gerstemeel; de drieeerste dagen doet hij in 't water drie grepen Gerstemeel, de drie volgende twee,de zes laatste <e'>en; zoo heeft men een en twintig grepen, een fatidisch getal. Iederen dag, drinkt men, in <e'>ene teug, het mengsel uit. Den dertienden dagtracht men den vijand een schotel Rijst te doen eten en d<a`>t zoo vroeg mogelijk,en, na hem vermaledijd te hebben, zet men hem het eten v<o'>or in een schotel,waaruit een zeer hongerig mensch heeft ge<e">ten en waarin, zoo mogelijk, eenigoverschot van wat die mensch at, is gebleven. Na den maaltijd werpt men derest van de Rijst in eenen vijver waar veel visschen leven: indien deze naderkomen en om de Rijst strijden, zal het gelukken van het werk volmaakt zijn;en de vijand zal erge buikpijn krijgen en misschien sterven. (Legran, Sci.~et M.~, 133-4).

Een Saksische Toovenaar invulteerde een schaapherder doormiddel van de Negenderhande Kruiden.

Te Sebnitz woonde een boschwachter en een schaper. Beiden waren Too-venaars. De boschwachter weigerde zijn dochter ten huwelijk te geven aan denherder. Deze wreekte zich door zijne Tooverkracht: de boschwachter kon geenbeet meer eten en leed afgrijselijken honger; doch hij merkte algauw wie hem datleed had aangedaan, en hij zond zijne vrouw naar Pillnitz. Daar zou zij, opeen Elbe<e">iland, eenen pot vinden. Dezen moest zij nog v<o'>or zonsondergang naarhuis brengen en met den tuil van de Negenderhande Kruiden voor hem in denpot eene soep koken. 't Werd alzoo gedaan, en de man at met gretigheiden lust de soep uit. 's Anderen daags ging hij uit, en hij vond op den grond denschaper liggen, die huilde van dorst, want hij kon geen droppel vocht binnen-krijgen. Bij 't zien van den spottenden schaper wist nu de boschwachter dat hijde zwakste was; hij bad om vergiffenis, en de betoovering werd weggenomen. Beiden verzoenden zich. (Meiche, n"r" 722). Die krachtige negenderhande Kruiden waren, naar Perger, 45: 1"o" De Alant^_(3)_^, nog Odinskop geheeten; de Plant is het beeld der Zon,en zij moest in 't midden van den Negenkruidigen Tuil staan; 2"o" Het Boelkenskruid^_(4)_^, ook Hertskruid geheeten, want verwonde hertengenezen er zich mee; 3"o" De Keltische Valerlane^_(5)_^; 4"o" De Bijvoet^_(6)_^;| | ^(1)^ Hordeum vulgare L.~ en andere gekweekte soorten.| | | ^(2)^ Oryza sativa L.| | | ^(3)^ Inula helenium L.| | | ^(4)^ Eupatoria cannabina L.| | | ^(5)^ Valeriana celtica L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(6)^ Artemisia vulgaris L.| 5"o" De Averoone^_(1)_^; 6"o" De Alsem^_(2)_^; 7"o" Het echte Walstroo^_(3)_^; 8"o" De Alfranke^_(4)_^; 9"o" Eindelijk de Reinvaan^_(5)_^, die men soms Moeder-Godsstaf noemt. Z.~ be-neden Antimagische Flora.

Dat ook wilde volkeren invultatie kennen, zal wel niemandverwonderen.

Als de St.~ Regis-indianen (Amerika) iemand wilden krank maken, sloegenzij eenen Houtnagel in den aardbodem of in eenen Boomstam: hun slachtofferwerd ziek en leefde maar zoolang als de Nagel duurde. (Knortz, 39).

Met dit folteren, ziek maken of dooden op verren afstand,staat de zoogenaamde Nodatie of het Nestelknoopen (hgd. `Nes-telkn<u">pfen', fr.~ `nouer l'aiguillette') in verband: door eenenKnoop in een nestel of snoer te maken. maakte men het `ko<i">ren'of de vleeschelijke verzaming onmogelijk. De Plantlore leert onsdienaangaande: Eenigen werpen zekere Kruiden op den weg, dien de geknoop-te volgen moest of v<o'>or de deur van zijn huis.

J.~ Scheible: die gute alte Zeit, I, blz.~ 204, (Band VI des Klosters), naarHarsd<o">rfer: Schauplatz lust- und lehrreicher Geschichten, I, 211-214. Die Kruidenwerden evenwel niet met hunnen naam aangeduid.

Of men deed hem, buiten zijn wete, Zuring zaad^(6)^ over zichdragen.

Doch dat Zuringzaad moest gezameld worden door eenen knaap die noggeene vrouw had bekend. (Idem). Verscheidene tegenmiddelen zijn niettemin bekend. Z.~ beneden AntimagischeFlora.

d. *Tooverdranken.*

De Tooveressen en de Heksenmeesters brouwden Tooverdran-ken, die zij menschen of dieren ingaven, ten einde ze te schaden| | ^(1)^ A.~ abrotonum L.| | | ^(2)^ A.~ absinthium L.| | | ^(3)^ Galium verum L.| | | ^(4)^ Solanum dulcamara L.| | | ^(5)^ Tanacetum vulgare L.| | | ^(6)^ Rumex acetosa L.| (zelden om hun goed te doen). Soms gebruikten zij die Wonder-dranken voor henzelf. In zulke brouwsels vermengden zij allerleigiften, dus ook veelal Giftplanten (en soms Heilkruiden). Zij benuttigden hiertoe giftige Zwammen^(1)^.

Zij trokken er uit het bijtend en narkotisch sap. (L<e'>vy, H.~ M.~, I, 326).

En de drie giftige Solanacee<e">n: Bilzenkruid^(2)^, Steekappel^(3)^en Zwarte Nachtschade^(4)^.

Over het gebruikte Bilzenkruid z.~ Prahn, 130: v<o'>or hun vertrek naar denSabbat dronken de Heksen eenen Tooverdrank met Bilzenkruid bereid. De Zigeuners bereidden hun Tooverdranken met Steekappel (Prahn, 149);zoo deed ook Ben Jonson's Tooveres in Masque of Queens. (This 64, vgl.~L<e'>vy, H.~ M.~ I, 326). Deze zelfde Tooveres zegt dat zij voor haar Tooverdranken ZwarteNachtschade plukt. (This.~ 63 en 64).

Ook nog schadelijke Monnikskap^(5)^.

Dat verklaart bovengenoemde Engelsche Heks bij Jonson (l.~ c.~; This.~63, 64).

En de uiterst giftige Scheerling^(6)^.

converted by Web2PDFConvert.com

This.~ 64.

En de soorten van Wolfsmelk^(7)^.

Heksen kookten het witte Sap van deze Planten en verdronken er in ser-penten (adders en aspik's); L<e'>vy, H.~ M.~ I, 327.

In de Perzik-^(8)^ en Amandelkernen^(9)^ huist een subtielgift; daarom gebruiken Tooveressen deze Zaden in hunne Too-verdranken.

Dat gift is het Pruisisch-zuur (fr.~ `acide prussique'. L<e'>vy, H.~ M.~ I, 326.| | ^(1)^ Fungi.| | | ^(2)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(3)^ Datura stramonium L.| | | ^(4)^ Solanum nigrum L.| | | ^(5)^ Aconitum napellus L.| | | ^(6)^ Conium maculatum L.| | | ^(7)^ Euphorbia L.| | | ^(8)^ Amygdalus persica L.| | | ^(9)^ Amygdalus communis L.|

Ja, zij doen er in het gift van de twee uitheemsche Wolfs-melkachtigen: den Mancenillenboom^(1)^ en den Maniokwortel^(2)^.

L<e'>vy, l.~ c.

Doch werden ook eenige niet giftige Planten in Heksendran-ken aangewend. nl.~ Adderstong^(3)^ en Maanvaren^(4)^.

Ben Jonson's boven reeds vermelde Heks zegt dat zij voor hare drankendeze twee mystische en magische Varens plukt. (This.~ 64).

En overigens ook Donderbaard^(5)^ en rechtstandige An-doorn^(6)^.

Z.~ hierover Perger, 145 en 168. Donderbaard moest op eenen Donderdag(den dag van Thor) geplukt worden.

Porta geeft het volgende recept voor het samenstellen vaneen giftigen Tooverdrank.

Het was Alexander Borgia's gift, zegt hij. Neem een groote pad en sluitze met adders en aspik's in eene bokaal, geef deze giftdieren, als voedsel, engedurende eenige dagen, alleen Giftzwammen^_(7)_^, Vingerhoedskruid^_(8)_^ en Scheer-link^_(9)_^, folter deze dieren met ze te slaan, te branden, enz.~ totdat zij van hongeren woede sterven; bepoeier ze dan met gestooten kristalschuim^_(10)_^ en Wolfs-melk^_(11)_^; doe alles in een welgesloten retorte-kolf; en slorp langzaam, doorvuur, er alle vocht uit; laat eindelijk verkoelen. Zoo bekomt gij twee toover-dranken: een vloeibare en een droge poeiervormige. De eerste drank is zooverschrikkelijk als de Aqua Toffana^_(12)_^; de tweede doet, op eenige dagen, allelevend wezen uitdrogen of oud-worden; het sterft in de ijselijkste pijnen. (Porta:Mag.~ nat.~; L<e'>vy, H.~ M.~ I, 328-9).

In de V<o">lsungasage wordt gemeld dat Gunnar aan Goedroeneen Tooverdrank ingeeft die haar alle onderstane beleedigingendoet vergeten.| | ^(1)^ Hippomane mancenilla L.| | | ^(2)^ Iatropha manihot L.| | | ^(3)^ Ophioglossum vulgatum L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(4)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(5)^ Sempervivum tectorum L.| | | ^(6)^ Stachys recta L.| | | ^(7)^ Fungi.| | | ^(8)^ Digitalis purpurea L.| | | ^(9)^ Conium maculatum L.| | | ^(10)^ Nl~. schuim hetwelk boven kristal of glas, dat gesmolten is, komt zwemmen,| nog anatron geheeten. M<e'>rat en De Lens, Dict.~ (s.~ v.~ <e'>cume of sel de verre). | Dat schuim werd vroeger in de geneeskunde gebruikt.| | | ^(11)^ Euphorbia-soorten.| | | ^(12)^ Gift dat in de 16"e" en 17"e" eeuwen in Itali<e"> vermaard was en arsenik bevatte.|

Deze drank was vermengd met vreeselijk krachtige stoffen, met meewateren met het bloed van Goedroen's zoon, en in den drinkbeker waren allerleiRunen gesneden en met bloed geroodverfd, gelijk hier gezegd wordt:

Waren in den horen Allerlei Runen Gesneden en geroodverfd; Niet kon ik ze raden: De lange lindworm Van 't land der Haddingen, Ongesneden Aren, Ingang der dieren^_(1)_^.

Er was in den biere Veel boosheid te zamen: Sap aller Boomen En verbrande Eikels^_(2)_^, Dauw der aarde^_(3)_^, Offers-gedarmte; Gezodene Zwijnslever, Zoo de smart verdoofde.

(V<o">lsunga-saga, vert.~ Von der Hagen, 165-6).

e. *Planten door Tooverij ziek gemaakt of verdorven.*

Planten -- vooral de door den mensch gekweekte -- wordendoor Heksen en Toovenaars verdorven. Des nachts, en somwijlenook des daags, varen zij in of boven of rond de akkers, tuinen,fruitgaarden en maken er de Gewassen ziek of dooden ze. Boomen doet men vergaan, indien men er eenen doodkist-nagel in slaat.

Aldus in Karnten (Wuttke, n"r" 191).

Indien men eene Roos van eenen Rozelaar plukt en ze ineene doodkist legt, zal de Rozelaar verslensen en sterven.

Dat gelooft men in Hessen (Wuttke, n"r" 125). Evenals 't vorige gebruiksteunt dit op sympathie.| | ^(1)^ Dat zijn namen van drie Tooverrunen; zie nota op blz.~ 166 van F.~ H.~| von der Hagen's V<o">lsunga-saga.| | | ^(2)^ Quercus robur L.| | | ^(3)^ D.~ i.~ asch ofwel schouwroet.|

De Zwartkunstenaars maken zich schuldig aan 15 grooteschelmstukken; en het vierde is: de Vruchten der aarde te doensterven en een geheele landstreek aan hongersnood en onvrucht-baarheid bloot te stellen.

converted by Web2PDFConvert.com

Zie de opsomming dezer 15 schelmstukken bij Bodin; D<e'>monom.~, l.~ 4,c.~ 5; en bij Thiers: Sup.~ I, 128.

Zij kunnen, door Tooverspreuken, den wasdom der Plantenbeletten.

Zij doen 't vooral gedurende St.~ Walpurgisnacht (1"e""n" Mei), den nachtvan Donar. Aldus in Nedersaksen. (Wuttke, n"r" 23).

De beroemde bulle van Paus Innocentius VIII (5 Dec.~ l484)Summis desiderantes affectibus, die zooveel vrouwen, mannenen zelfs kinderen ten brandstapel voerde, spreekt over dit Hek-senwerk.

Personen van beiderlei geslacht, zegt de bulle, vernietigen, versmachten endoen vergaan de Vruchten der aarde, de Druiven der Wijngaarden, de Vruchtender Boomen, ook de Wijngaarden, de Boomgaarden, de Beemden en Weiden,de `Blada' (? vanhier fr.~ `bled, bl<e'>'), de Granen en andere Plukvruchten(lat.~ legumina) van de aarde. De heele bulle, die de gewichtigste booze dadender Heksen en Toovenaars opsomt, staat bij Roskoff, II, 222. -- `On ne peutpas douter', zegt Thiers, Sup.~ I, 133, `que ce ne soit un mal<e'>fice que de fairemourir les hommes, les b<e^>tes, et les Fruits de la terre, par le moyen de certainespoudres, de certaines eaux, et de certaines drogues magiques'.

"*" Te Vollezeele schreven wij eene sage op van eenen Boom-gaard die door eene Tooveres betooverd was.

Nabij de dorpsplaats stond eene hoeve. Op den Boomgaard groeidewelig Gras, maar de Fruitboomen brachten weinig of geen Vruchten op. Indat welig Gras joeg de boer zijn vier veulens: ze aten en aten er, doch werdenniettemin mager en magerder. Op zekeren dag ontwaarde de boer een brandendenlanteern (mannelijk in Brab.~) in de Haag; hij nam en trok er mee bij denpastoor. Deze hield den lanteern op de pastorij. Reeds denzelfden dag kwamde Tooveres en vroeg den lanteern. Hij gaf hem; doch de vrouw moest hembeloven het land te verlaten en naar Frankrijk te vertrekken. Sedertdien wasde Boomgaard onttooverd en de veulens groeiden flink op. (De Cock en Teir-linck, Br.~ S.~, I, 33-4).

Wanneer de lente-nachtvorst den bloesem der Druiveboo-men^(1)^ en Boomgaarden verzengt, dan zegt men dat eene Heksdat gedaan heeft.

Herrmann, D.~ M.~ 63.

Om de Wijngaarden van een benijden gebuur te verderven,zieden de Heksen Wijnstokranken.

Grimm, D.~ M.~ 1043; een sympathetisch middeltje.

Tot dergelijke schanddaden bezigden Toovenaars ook zekerpoeder.

De Fransche koning Karel IX beval dat men bij hem, na zijn diner, eenvermaarden Toovenaar, genaamd Trois-Eschelles, zou brengen. Hij had Trois- Eschelles genade geschonken op voorwaarde dat de Toovenaar zijn Toover-gezellen zou verraden. -- En onder anderen beleed Trois-Eschelles, in 't bij-wezen van den Koning en verscheidene groote heeren, dat de Toovenaars zekerepoeders gebruikten om menschen, beesten en Vruchten te dooden. En daariedereen zich over deze bekentenis verwonderde, vertelde de aanwezige AdmiraalGaspar de Coligny, dat hij, weinige maanden vroeger, eenen jongen gevangenhad genomen, die beschuldigd was twee edellieden te doen sterven hebben. De jongen bekende dat hij de knecht van die twee ridders was en gezien haddat zij zeker poeder op huizen en Koren wierpen, zeggende: `Vloek over dezeVruchten, over dat huis, over dat land!' Hij vond daarna dat Tooverpoederen wierp het in het bed dezer edellieden, die men, heel opgezwollen en zwart, inhun bed doodvond. De rechters spraken den jongen vrij. -- Een derde verteldenog dat eens twee Heksen in eene herberg kwamen en er zorgvuldig tweeflesschen op zij zetten. Doch vermits de waard hen had hooren spreken vanGranen en Wijnstokken te dooden, zoo nam hij de twee flesschen en gootden inhoud, een zeker water, in het bed, waar zij sliepen, en zij stierven ter-stond. -- Alsdan vertelde Trois-Eschelles veel. dergelijke geschiedenissen. (Thiers, I, 134; Bodin: D<e'>monom.~, l.~ 3, c.~ 5).

Graangewassen vooral hadden te lijden door Hekserij.

Reeds in de Romeinsche Wet der Twaalf Tafelen, zegt Bekker (I, 23) werdstraf gesteld op die welke het Koren betooverden. "*" In Vlaanderen is, naar 't volksgeloof, de Masscher^_(2)_^ (nl.~ de schadelijkeUstilaginee, die het Tarwegraan^_(3)_^ in een zwart stof verandert) het boozewerk eener Tooveres. Men beweert Heksen gezien te hebben die, soms welbij klaren dage, dat zwarte poeder in de Tarwevelden zaaien. Den Masscherbewaren zij en dragen zij naar de akkers in ledige eierdoppen: daarom moet| | ^(1)^ Vitis vinifera L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(2)^ Tilletia caries Tul.| | | ^(3)^ Triticum vulgare L.| men, na een rauw ei gezopen te hebben, den dop teenemaal breken. Tegendie Hekserij wordt het Zaaigraan met Wijpalm^_(1)_^ en Wijwater gezegend enspreekt men er het gebed van den H.~ Bruno over; en op Palmenzondag wordtWijpalm in de akkers gestoken. Aldus in het Zuiden van Oost-Vl.~ (Zegelsem,enz.~). "*" Hetzelfde volksgeloof bestaat betreffende den Korenbrand^_(2)_^, die degansch Korenaar in zwart stof vervormt, en Tarwe^_(3)_^, Gerst^_(4)_^, Haver^_(5)_^ enandere Grassoorten opvreet. Ustilago carbo wordt echter min gevreesd danTilletia Caries omdat deze laatste Poederzwam met het Graan wordt ingeoogst,in het meel blijft en het brood bederft, terwijl Ustilago carbo, v<o'>or het pikken,door den wind wordt weggewaaid. In den Harz meent men dat de Tarwe tegen zulke betoovering beschermdblijft, indien de zaaier het Zaaigraan stilzwijgend op den kop neemt en terzelf-dertijd lichtjes murmelt: `Weizen, ich setze dich auf den Band, Gott beh<u">tedich vor Tresp en Brand!' (Pr<o">hle, in Zs.~ F.~ D.~ Myth.~ I, 2001 Wuttke, n"r" 232;Perger, 113). `Tresp' "=" Dolik^_(6)_^, een Giftgras. Wanneer er nogal wanorde in huis of in werk heerscht, zegt men inFriesland dat de Duivel in het Koren is. In eigenlijken zin werd de zegswijzevroeger gebezigd als in het te velde staande Graan Brandaren voorkwamen. (Dijkstra, II, 195). Dijkstra verwart echter Brand^_(7)_^ met een andere Zwamsoort,het Moederkoorn^_(8)_^, die het Graan in een zwart-purperen tand vervormt.

De Heksen beschadigen de Rogge^(9)^ daar zij zich, naakt,in die Graansoort baden: want Roggedauw maakt krachtig enverjongt.

Perger, 111-112. Het vroegere volksgeloof verbeeldde zich de Heksennaakt. (Herrmann, D.~ M.~ 63).

In het Koren ontwaart men vaak strepen, waar de Halmenneder liggen: de Heksen hebben er schuld aan, zegt het volk, enniet, zooals 't is, de hazen of ander wild.

Naar het Beiersche volksrecht werd die `Aranscharti' ("=" hgd.~ `Ernte-scharte', ndl.~ Oogstscharte) met 12 solidi gestraft. (Herrmann, D.~ M.~, 63). --Men heet ze nog `Hexenstiege' (id.~ 68; vgl.~ beneden Bilwitz).| | ^(1)^ Buxus sempervirens L.| | | ^(2)^ Ustilago carbo Tul.| | | ^(3)^ Triticum vulgare L.| | | ^(4)^ Secale cereale L.| | | ^(5)^ Avena sativa L.| | | ^(6)^ Lolium temulentum L.| | | ^(7)^ Tilletia caries Tul.~ en ook Ustilago carbo Tul.| | | ^(8)^ Secale cornutum der Apothekers, voortgebracht door Claviceps purpureaTul.| | | ^(9)^ Secale cereale L.|

Ook Gras en Hooi lijden door het bezoek of het werk vanHeksen.

Het Dauwstrijken. De Heksen strijken den morgendauw met roode Wilge-roeden^_(1)_^ af en verderven aldus, door ontstane nachtvorst, Gras en Bloesem. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 361). -- Als Dauwstrijkster (hgd.~ `Taustreicherin ') strijktde Heks den dauw van de Weide om aldus, voor de kudde, den eersten Weide-gang te verderven. (Herrmann, D.~ M.~, 63).

Het opgetaste Hooi, vooral als het, niet droog zijnde, op denschelf wordt gelegd, verhit zich en kan zelfs in brand komen. Voor 't volk is dit verhitten een Tooverwerk.

In Friesland heet men dezen broeibrand de Pok in het Hooi. Des winters

converted by Web2PDFConvert.com

(aldus Dijkstra, II, 198), wanneer van een blok Hooi alle dagen iets afneemttot voedering van het vee, ontdekt men soms dat, midden in zulk een blok,en van onder naar boven, een zwarte streep loopt, nu recht, dan slangvormig,en bestaande uit verkoold Hooi. Men denkt dat een booze Geest langs dezebaan door het Hooi is gekropen, met het doel den heelen boel in brand testeken; maar dat mislukte, omdat het vuur niet tot uitbarsting kon komen.

Stigandi, een Toovenaar en Habj<o">rn's broeder, had denBoozen Blik en belette er mee het Gras te groeien.

De Laxd<a">la-sage zegt (p.~ 38): Door list werd Stigandi eens gevangengenomen en men wierp hem, om zich tegen zijnen boozen blik te beschermen,eenen zak over den kop. Maar in dezen zak was een hol, zoodat de Toovenaarlangs daar nog eenmaal kon naar buiten kijken; en op den kant van den Berg,dien door zijn blik werd getroffen, groeide van dien tijd af geen Gras meer,en het scheen alsof een wervelstorm er over ware gevaren. (Herrmann, N.~ M.~,347-8).

Heksen en Toovenaars maken Klaver^(2)^ en Haver^(3)^ zieken betooveren er beesten mee.

"*" Jan Vindevogele filius Arents, gezeid De Coninck, geboren en woon-achtig te Ooike bij Audenaarde (Oost-Vl.~) was een Toovenaar, die verkozenhad den Duivel Salamas voor zijn `hulpe ende meester'. Op den ouderdomvan 55 jaar werd Vindevogele veroordeeld om `patibulair ge<e">xecuteerd teworden met den viere datter de Doot naer volght, behaudens te vooren gewoelt teworden aen den staecke daer dexecutie zal geschieden, ende (zyn) lichaemaldaer als op een radt te laeten liggen, verclaerende (zyn) goedt tzy leen, erf teofte catheyl, waer hetselve gestaen ofte gelegen is, verbeurt ende geconfisqueert| | ^(1)^ Salix purpurea L.| | | ^(2)^ Trifolium pratense L.| | | ^(3)^ Avena sativa L.| 's Heeren profytte'. 't Gebeurde in 1652. En waarin bestond des mans Toover-kunst? Onder andere heeft hij met een Duivelspoeder, twee koeien en een vaarsvan Arent van den Borre betooverd `met wat groene Claevers by (hem)getrocken uyt den Claeverbulck van Michiel Portois, alsdan staende niet verrevan de weede van den voorseyden Vanden Borre, welcke Claevers (hy heeft)bestreken met (zyn) duyvels poeder, ende deselve koeyen ende veerse tetengeworpen in de weede ende alsoo betoovert, dat de veerse geswolten ende dekoeyen gebetert sijn met geestelijcke remedi<e">'. Hij heeft ook betooverd `hetswart veulepeert van Willem van Merhaeghe, werpende duyvelspoeder in sijnHaever, smorgens aleer het te wercken trock, het welcke daervan is geswolten'. Zie het heele stuk in Volk en Taal, II, 162-6.

Het heilzame Kruid Kamille^(1)^ wordt ook door Heksen be-dorven.

Men moet deze Theebloemen v<o'>or St.~ Jansdag plukken, omdat na diendag de Tooveressen er op wateren. Aldus in Westpruisen. (Marzell, 213). --En spruit hieruit het volksgeloof in Zevenburgen dat de echte Kamille op St.~Jansdag een wilde Hondskamille^_(2)_^ wordt? (Id.~).

Soms dooden zij Planten omdat zij er in de Koorts -- eendemonische ziekte -- verbannen.

De betooverde Pereboom^_(3)_^. Zekere boer, zegt Dijkstra (II, 176-7) die aande derdendaagsche Koorts leed, raadpleegde een Duivelbannner en deze zei:`Ik kan je Koorts wel afnemen, maar dan moet ik haar op een ander over-brengen. Heb je misschien ook iemand, dien je wel eens wat kwaads gunt?' De boer antwoordde `Ja, dat kan wel zijn, maar dit gaat toch wel wat tever. De derdendaagsche Koorts is een groote plaag, die durf ik mijn ergstenvijand niet toe te wenschen'. `Welnu,' hernam de Wonderdokter, `wil ikhaar in je Pereboom brengen?' Als dit kon, gaf de boer hiervoor zijn toe-stemming. Toen de man thuis kwam, stond de Pereboom met slap nederhangendeBladeren te rillen en te beven, juist als iemand die een erge Koorts heeft. Deboer bleef vrij van de Koorts, maar de Pereboom bestierf het. Aldus in Friesland(Dijkstra). De betooverde Perzikboom. Te Marseille wacht een door de Koorts gefol-terde tot de ziekte zonder gevaar kan `afgesneden' worden; dan legt de ziekezich te slapen met den rug leunende tegen eenen Perzikboom^_(4)_^; twee of drieuren zijn voldoende. De zieke ontwaakt gansch genezen, maar de Perzikboombegint geel te worden, verliest zijne Bladeren en sterft aldra. (Roll.~ V, 290;naar R<e'>gies: Mat.~ m<e'>d.~, 51).| | ^(1)^ Matricaria chamomilla L.| | | ^(2)^ Anthemis arvensis L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(3)^ Pirus communis L.| | | ^(4)^ Amygdalus persica L.|

Op eersten Meidag breken de rondzwervende Toovenaars,met <e'>en gebaar. al de toppen van de Mispelaars^(1)^.

Aldus in Mayenne (Frankrol Roll.~ V, 141). In d<e'>p.~ Loiret (Frankr.~) is het de Duivel zelf, die de Mispelaars verderft. Daarom giet men aan hunnen voet op 1"e""n" Mei Wijwater om den Duivel tebeletten dat hij de Takken afsnijdt. Aldus te Ch<a`>tillon-sur-Loing (idem). TeMontargis wijdt men op Meiavond de Mispelaars; anders komt de Duivel dejonge loten slaan en verminken. (Idem, 140).

En zij schijnen den Lijsterbesseboom^(2)^ te haten; want zijsnijden de jonge scheuten af.

Aldus te Hermannsdorf in Saksisch `Erzgebirge' (E.~ John: Abergl.~,Sitte u.~ Brauch im S<a">chs.~ Erzgeb.~, 1909, p.~ 226).

Hier en daar in ons land kweekt men wel eens den Papier-boom^(3)^, uit het Oosten herkomstig; ons Vlaamsch volk noemthem Tooverboom. omdat hij betooverd is.

In West-Vlaanderen (P<a`>que, Bijv.~): men denkt dat de Boom betooverdis, omdat meestal de Bladeren een verschillenden vorm vertoonen; eenige zijngaafrandig, andere eenigszins gelobd of diep gekerteld met alle overgangen vanden gaven rand tot den diep-lappigen.

Des nachts waren de Heksen rond en betooveren zekerePlanten. waarin zij hun schadelijk gift bereiden.

Een dezer Planten is de Nachtwortel (Eng.~ `Nightwort'). Aldus in deNederlanden, schrijft Thiselton (58), die er bij voegt dat juist daarom de ervarenschaapherders hun kudde, na zonsondergang, niet meer laten grazen. WelkePlant door den naam Nachtwortel wordt bedoeld, is, evenals zulk volksgeloofin Nederland, mij teenemaalonbekend.

f. *Vruchten stelen.*

Niet alleen dooden en verderven de Heksen en Toovenaarsde Planten hunner vijanden of naburen, maar zij weten ook, doorToovermiddelen, den Oogst en de Vruchten van anderen te stelen. Het was, reeds bij de Romeinen. een oud volksgeloof, datmen door Tooverij, het Koren van eens andermans akker tot zichlokken kon.| | ^(1)^ Mespilus germanica L.| | | ^(2)^ Sorbus aucuparia L.| | | ^(3)^ Broussonetia papyrifera L.|

Zie Virg.~ Eclog.~ VIII, 99; Tibull.~ El.~ 8, 19; Roskoff, II, 208. En de Germanen geloofden dat Dwerggeesten het Graan van akker enzolder konden rooven. Het 6"e" Concilie van Parijs (a"o" 829) spreekt van Toovenaars die, doorhun duivelskonstenarijen, de Vruchten van den eenen stelen om ze eenen anderen(of hunzelf) te geven. (Thiers, I, 16).

Agobard (gest.~ 841). aartsbisschop van Lyon (Frankr.~), hethelderste hoofd zijner eeuw, zegt Soldan (p.~ 86), teekent met smartaan dat het volk van Frankrijk geloof hechtte aan het bestaanvan een Duivelsch genootschap dat het Koren in groote hoeveel-heid weg stal en het per luchtschip -- een voorlooper dus van onzea<e">ronef's en avion's -- naar een fabelachtig land, Magonia voerdeom het aldaar te verkoopen.

Zie Agobard's schrift bij Migne, Patrologie latine, CIV); en vgl.~ Roskoff,299; Knipscheer, II, 21. "*" Hiermee hangt samen het geloof onzer voorouders aan het bestaanvan een zoogenaamd Nevelschip: Toovenaars vervaardigden zulk schip uitnevels en hagelwolken, en daarmede voerden zij den Oogst van andere men-achen weg. (Coremans: t'Ann<e'>e de l'anc.~ Belg.~, 133). "*" In West-Vl.~ geeft men heden nog den naam van Appelschip aan eenhagelvlaag of aan een bui<i">ge wolk (DB). Roofden de Zwartkunstenaars, metzulk schip, de Appels van den Boomgaard? "*" Zulke wolk heet, in de Kempen, eenvoudig een Schip en als ze aange-dreven komt, zegt men: `daar komt weer een Schip!' Of: `ze zijn weer

converted by Web2PDFConvert.com

een Schip aan 't laden!' (Volksleven, VIII, 235).

Gelijkerwijze stalen `Unholde' -- nagenoeg zooveel alsHeksen en Toovenaars -- de Druiven^(1)^ en vreemde Wijngaar-den: zij gingen 's nachts en schudden de ranken, waaraan Bessenhingen; en zoo kwamen deze aan de ranken hunner eigen Wijn-gaarden hangen.

In Duitschland (Perger, 224; naar Grimm, Myth.~, 1043).

En in Lechrain (Duitschl.~) zegt men dat de Heksen storm-winden doen ontstaan, zich in de draaiende luchtlagen verbergenen aldus het Koren en Hooi der lieden stelen en naar hunne woonstvoeren.

Leoprechting: Lechrain, (p.~ 15, 101; Mannhardt: Aut.~ Wald- u.~ Feldk.~, 92). "*" En zoo iets ook gelooft men in het Zuiden van Oost-Vlaanderen.| | ^(1)^ Vitis vinifera L.|

"*" Ook in de Nederlandsche sagenliteratuur vindt men eenesage betreffende dat Vruchtenstelen. Er is sprake van eeneHeks die al het Graan. dat op een akker stond, langs een buisop haren zolder doet rollen.

Daar ging een Tooverwijf rond eenen akker, die vol rijp Koren stond,en zij sprak het vers uit: `Super aspidem', enz. Toen zij thuis kwam, liep zijop haren zolder, nam er eene buis in beide handen, sprak opnieuw hetzelfdevers uit, en daar rolde al het Graan van den akker door de buis v<o'o'>r haarneder op den zoldervioer, zoodat zelfs op het veld, geen enkel korreltje overbleef. (Wolf, N.~ S.~, n"r" 288; naar Beetzius: praecept, I, expos.~ ult.~; en Delrio: Disquis.~Mag.~, p.~ 400).

*VI. Andere meestal onschadelijke Heksenwerkenin verband met de Plantlore ^(1)^*

In het vorige hoofdstuk werden meestal schadelijke Hekse-rijen onderzocht. Doch er bestaan ook magische doenwijzen, dievoor Heks of Toovenaar zelf, of voor een gewonen menschnuttig en voordeelig zijn zonder in het minste aan eenig wezen.rechtstreeks of onrechtstreeks, v<o'>or, gedurende of na het gedaneTooverwerk, eigenlijke schade te berokkenen. Over zulke onscha-delijke Heksenwerken wordt hier in dit uitgebreid hoofdstukgehandeld, wel te verstaan indien zij met de Plant in verbandstaan. Zooals men het echter wel bemerken zal, kan men schade-lijkheid en onschadelijkheid niet altijd streng van elkaar scheiden. Al de Planten, waarover in dit hoofdstuk wordt gehandeld, zijndus veeleer Toover- dan echte Heksenkruiden.

a. *Het Schatgraven, het Bronnen- en Ertsenzoeken,en soortgelijke Wonderwerken.*

Die werken behooren tot tweederlei gebied: tot het gebied van deTooverij en tot dit van de Waarzeggerij.

1. Door de Tooverroede.

Toovenaars en Waarzeggers -- ook wel de gemeene man --gebruikten hiertoe eene roede, veelal Tooverroede geheeten.

Ook Wichelroede, Raadroede (Kircherus, O.~ W.~ II, 175-6); hgd.~`W<u">nschelrute, W<u">nschelgerte, Zeigrute'; in Zwitserland nog `Brunnen-schmeckerin' "=" roede verlekkerd op bronnen; Nork, M.~ d.~ VS.~, 76, naarTobier, 8a); -- fr.~ `Baguette divinatoire' en `Baguette magique'. (L<e'>vy,H.~ M.~, II, 128, maakt onderscheid tusschen deze beide roeden: de 1"e" is recht,de 2"e" gevorkt; z.~ beneden); -- eng.~ `Divining-rod, Wand, Divining-wand';-- lat.~ Virga of Virgula divinatoria. In eene ohgd.~ glosse (Glossae junianae, 383) heeft men reeds hetwoord `Wunschiligarta' (Weigand, Wtb.~); mhgd.~ `Wunschelruote' en`W<u">nschelgerte'.| | ^(1)^ Vgl.~ Hoofdstuk III.| Vgl.~ in het Nevelingenlied (1064) den naam `Wunsch':

`der wunsch der lac darunter, von golde ein ruetelein, der daz het erkunnet... der m<o">hte meister zin wol in al der werlte... <u">ber islichen man'.

Naar de hgd.~ vertaling van Simrock (Nib.~, p.~ 204) vertaal ik in ndl.~;

`de wunsch, die lag daaronder, een gouden roedelijn, wie dat bezit, die kan meester zijn

converted by Web2PDFConvert.com

op de wijde aarde wel over ieder man'.

Men onderscheidde. zegt Perger (251): `Feuerruthen, Brandruthen, Spring-ruthen, Schlagruthen und Beberuthen'. Voor de bibliographie, z.~ vooral: Graf Carl von Klinckowstr<o">m, Bibliogra-phie der W<u">nschelrute.

"P" Tooverroede in het algemeen (d.i.~ niet gemaakt van eenbepaalde Plantsoort).

Met zulke Tooverroede -- hier wel Tooverstaf of Tooverstok-- tooverden de Zwartkunstenaars (ook niet-Toovenaars. zelfsHeiligen) en voerden wonderbare werken uit.

Mozes~ en Aaronsroede.

Mozes en Aaron gebruikten eene Tooverroede; eveneensde Magi<e">rs of Wijzen en Pharao. Merkwaardig is de Toover-strijd tusschen de eersten en de laatsten.

De roede van Mozes en Aaron was Gods roede. (Exod.~ IV cap.~). Die Roede, door Aaron op den grond geworpen, werd eene Slang; deze.bij den staart genomen, werd opnieuw eene Roede (id.~ c.~ IV en VII; Koning.~I, 29-30, waar men zegt dat het een Draak was). -- De Magi<e">rs van Pharao-- er waren er twee en ze heetten Jannes en Mambres (Nork, Fest-Kal.~ 40) --wierpen hunne Roeden op den grond: het werden Draken; maar de Slangvan Aaron verslond de Draken van de Magi<e">rs. Aaron slaat het water van den vloed met zijne Tooverroede en het watervan den vloed en van heel het land van Egypte werd bloed. Maar de Magi<e">rsdeden hetzelfde wonder met hunne Roeden. Aaron slaat met zijne Roede het stof der aarde: en het stof wordtveranderd in Muggen. De Magi<e">rs konden het niet nadoen. (Cap.~ VIII). Mozes steekt zijne Roede ten hemel: donder, bliksem, hagel loopen overEgypte omme, en al wat buiten is -- menschen, beesten, Kruiden en Boomen --worden vernield. Mozes steekt zijne Roede uit over Egypte: een dorre wind waait <e'>endag-en-nacht en brengt, 's morgens, ontelbare Sprinkhanen. (Cap.~ X). Mozes scheidt met zijne opgeheven Roede de wateren der Roode Zee envereenigt ze daarna weder over Pharao en zijn leger. (Cap.~ XIIII). Mozes slaat met zijne Roede op de steenrots Horeb en er springt helderwater uit. (Cap.~ XVII). Ook in de woestijn Sin doet hij, met slagen van zijne Roede, water uiteenen steen vloeien. (Num.~ Cap.~ XX). Een Bijbeische sage betreffende Aarons Roede: Aarons Roede bloeit. Mozes zet de twaalf Roeden der twaalf Geslachten, met die van Aaron in hetTabernakel van de Getuigenis; en des anderen daags ziet hij dat AaronsRoede groen is geworden, dat uit de opgezwollen Botten Bloemen zijn gesproten,en dat deze zelfs tot Amandelen^_(1)_^ gespeend waren. (Num.~ cap.~ XVII). --Rabbi Simeon zegt. dat deze groeiende en bloeiende Roede van Aaron dezelfdewas als die waarmede hij en Mozes in Egypte Wonderen hadden verricht. --Naar den Rijmbijbel (5883) kwamen Noten op deze Roede: `Tsanderds daegs...vondsi ghelovert Aarons roede, ende Noten^_(2)_^ ooc ghewassen daer aen'. Deze Roede zou ook het Hout (of de Boom) zijn. dien God aan Mozesin de woestijn heeft aangewezen om het bitter water Marath zoet te maken.(Exod.~ c.~ XV). Zij werd afgesneden van den Boom des Levens. die doorEngelenhanden in het Paradijs geplant werd. En toen Adam zijnen zoon Sethnaar het Paradijs stuurde om, door een ootmoedig gebed, van God vergevingzijner zonden af te smeeken, was het deze Roede die de Engelen aan onzeneersten Vader zonden. Terzelfdertijd gaven zij aan Seth bevel om ze te plantenen voegden er bij dat zoodra deze geplante Roede Vruchten zou dragen, deGoddelijke ontferming zou nederdalen; en meteen op dienzelfden stond zoudende poorten des Hemels, die totdantoe gesloten waren gebleven, geopend worden. Seth plantte deze Roede in de woestijn; zij werd er een Boom en Mozes vonder hem. Hij sneed er een en Tak af, die sedertdien den naam van Gods Roedeheeft gedragen. Deze Roede is ook dezelfde Boom, waaraan Mozes het Serpentheeft opgehangen (Num.~ c.~ XXI), waardoor de Heer gewild heeft dat de heelewereld behouden zou worden en tevens besloten zijne barmhartigheid neerwaartsvan den Hemel op Adam te zenden, zoodra Koning Messias zou gekomen zijn. (Koning.~ I, 31). Het volk heeft den naam Aarons roede op verschillende Planten overge-bracht: 1"o" Arum maculatum L.: Vlaamsch Aronsstaf (Paque, VN.~); hgd.~ `Arons-stab'. Volksetymologisch spel: Aaron en Arum hebben nagenoeg denzelfdenklank en de stafvormige bloeikolf werd met den staf van Aaron gelijkgesteld. --Hier eene phytogenetische sage: Oorsprong van Arum maculatum. Josua en Kaleb,uitgezonden naar Chana<a">n, namen Aarons Roede mede en droegen er op denzwaren Druiventros^_(3)_^. Nadat zij dezen van de Roede hadden gedaan, stakenzij den Staf in den grond: het Arum schoot op en, tot heden, blijft deze Planteen zinnebeeld van gezegenden Vruchtenoogst. (Menzel, Symbol.~ I, 3; Perger.~185; Teirl.~ Plantl.~ 152; D<a">hnh.~, I, 319).| | ^(1)^ Amygdalus communis L.| | | ^(2)^ Juglans regia L. Of zijn hier Amandelnoten bedoeld?

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(3)^ Vitis vinifera L.| 2"o" De wolbladige Toorts^_(1)_^: Ndl.~ Aronsstaf, Aronsstok (Heukels, Wdb.~;eng.~ `Aarons rod' ("=" Aaronsroede; Roll.~ VIII, 149). Naar den stafvormigenbebloeiden Stengel. 3"o" De gele Affodille^_(2)_^: hgd.~ `Aronsstab', om gelijke reden. (Sal.~-Voss). 4"o" Het purperen Standelkruid^_(3)_^: hgd.~ `Aronsstab': de bebloeide Stengelis roedevormig. (Sal.~-Voss). 5"o" Het pyramidaalvormige Klokje^_(4)_^: hgd.~ `Aronsrute' (Sal.~-Voss);de hooge met talrijke blauwe Bloemen versierde Stam is een pyramiede gelijken werd met de in het Tabernakel bloeiende Aaronsroede vergeleken. 6"o" De Hemelsleutel^_(5)_^: eng.~ `Aarons rod' (aldus in Noord-Westamerika:Pickering, Chr.~ H.~ of Pl.~, 303); de eenigszins stijve, doch vleezige Stengel draagtrood-purperen Bloemen. Sommige Botanisten houden voor de Mozesroede eenen Twijg van denAleppischen Blazenstruik^_(6)_^. (Leunis, Syn.~ 114). In Basse-Normandie (Frankr.~) heet de magische Hazelroede `Verged'Aaron'. (Roll.~ X, 198).

Ook in Babyloni<e"> gebruikten de Magi<e">rs Tooverroeden.

Fr. Lenormand: Chald.~ Mag.~; This.~ 263.

Caduceum van Mercurius.

De Roede. waarmede Mercurius (gr.~ Hermes) twee vech-tende Slangen scheidde, was wel een echte Tooverroede, die zegenen rijkdom bijbracht.

Eerst was het Caduceum (ook Caduceus, m.~; gr.~ Kerukeion) een gaffel-vormige Roede; later eene Roede met twee haar omslingerende Slangen, wierkoppen tegenover elkander staan, en boven de spits twee vleugels. Later nogwerd de Hermesroede een Herautstaf. Virgilius (Aen.~ IV) somt de Wonderkrachten van het Caduceum op. Jupiter zendt Mercurius naar Carthago om Aeneas voor Dido en de Carthagi-neezen te waarschuwen. Mercurius gehoorzaamt en

`Tum virgam capit: h<a^>c animas ille evocat Orco Pallentes, alias sub Tartare tristia mittit; Dat somnos adimitque, et lumina morte resignat'.| | ^(1)^ Verbascum thapsus L.| | | ^(2)^ Asphodelus luteus L.| | | ^(3)^ Orchia purpurea L.| | | ^(4)^ Campanula pyramidalis L.| | | ^(5)^ Sedum telephium L.| | | ^(6)^ Colutea haleppica Lam.|

D.i.~ naar Voss:

`Toen vat hij den Staf, die bleeke zielen, van Orcus, Oproept, of ze naar beneen in den treurigen Tartarus zendt, Sluimer geeft en ontneemt, en van den dood ook de oogen ontzegelt'.

Mercurius'~ Tooverroede kon dus: 1"o" de Zielen van gestorvenen terug op dewereld doen komen; 2"o" de zielen naar den Tartarus zenden; 3"o" ze doen slapenof beletten te slapen; 4"o" de stervenden tot het leven terugroepen (z.~ over dezeAeneis-passage, b.v.~ Ch.~ Anthon: Aene<i">d of Virgil, 1879, p.~ 197). -- Metzijn `Slaapstaf' of `Slangestaf' (aldus Valentijn en Smids, de vertaler en decommentator van Ovidius: Herscheppingen) streelt Mercurius het aangezicht vande maagd Chione, waarop hij verliefd was, en Chione valt in slaap. (Ovid.~Met.~, l.~ XI, c.~ 5). -- Het was ook met dezen slaapverwekkenden Slangestaf datMercurius den honderdoogigen Argus de oogen streelde en in slaap bracht,waarna hij Argus tusschen hals en nek doodt en van de steile rots werpt (id.~,l.~ I, c.~ X). -- Vgl.~ beneden met Odin's slaapverwekkenden Staf. Bibliographie:Muller, Uwer den Hermesstab, Kopenh.~ 1864; Preller (in: Philologus, Band I).

Thyrsus van Bacchus.

Thyrsus (gr.~ Thursos) van Dionysos (of Bacchus) was eenombladerde en ombloemde staf of spies, die de God als wapenof teeken droeg, eveneens de Bacchanten.

converted by Web2PDFConvert.com

Daarom werd Bacchus `Thursophoros', d.i.~ Thursosdrager geheeten. Dodoens (270) beschrijft hem duidelijk genoeg; hij zegt dat Thyrsus ofThursos `beteekent by de Griecken een roede / spiesse, stock oft torse metbladeren oft met Veyl^_(1)_^ rondom bedeckt ende bewonden: wiens opperste metmeer bladeren oft bloemen bedeckt ende verciert is dan het onderste: ende sooeenen bol oft bal van bloemen oft bladeren schijnt te ghelijcken'. Naar de meening van velen was de Thyrsus de stijve Stengel van hetgewoon Roedekruid^_(2)_^, een Schermbloemige die soms vijf meter hoog wordt;deze Stengel was omwonden met Klimop- of gewoonlijk met Wijnstokranken^_(3)_^en boven op het uiteinde droeg. hij een Pijnappel^_(4)_^. Men noemt hem in 't ndl.~ Wijnrankstaf, Wijnrankpiek, Wijnranklans ofeenvoudig Rankpiek, -lans of -staf (z.~ b.v.~ Ovidius'~ vert.~ door Valentijn enSmids, blz.~ I, 66). De Bacchanten sloegen elkaar met den Thyrsus en geraakten alzoo aanhet hollen (id.~ blz.~ 67). Toen de Reuzen den Olympus wilden bestormen en de Goden ombrengen,| | ^(1)^ Hedera helix L.| | | ^(2)^ Ferula communis L.| | | ^(3)^ Vitis vinifera L.| | | ^(4)^ Vrucht van Pinus pinea L.| sloeg en doodde Bacchus den reus Eurytus met zijnen Thyrsus. (Schwab:Sch.~ S.~ 95). Met zijn Rankstaf doet Bacchus wijn uit de rots springen (Nork, M.~ d.~VS.~, 76), evenals Mozes water uit de steenrots (z.~ boven): Thyrsus wasdus wel een echte Tooverroede. Wij mogen als Thyrsusplanten beschouwen; 1"o" Klimop^_(1)_^, die den Staf of de Spies omwond; evenals 2"o" Wijnstok^_(2)_^, de Bacchusheester door Bacchus geplant en voortgebracht(z.~ Is.~ Teirl.~ Pk.~, 53 en vvgg.~; vooral D<a">hnh.~ I, 298-314). 3"o" De Zuideuropeesche eetbare Pijnappel^_(3)_^, die den Staf bekroonde. Envoorts, in 't algemeen, al de Kruiden, `die sulcke ronde bollen op hun t'sopdragen...'(Dod.~) als; 4"o" Het gemeene Roedekruid^_(4)_^, wiens Stengel den eigenlijken Staf vormde(z.~ boven; Teirl.~ Pk.~, 83; Dierb.~ 63-64). Doch zie beneden Narthex van Pro-metheus. 5"o" De kopvormende Tijm^_(5)_^, door Dodoens vereenzelvigd met hetThursion van Dioskorides, omdat dit kruid `op sijn steelkens een rondachtighbolleken draeght'. (Dod.~ 270). M<e'>rat en De Lens (Dict) beschouwen ons gemeen Lieve-Vrouwen-Bed-stroo^_(6)_^ als zijnde het Thursion der Grieken; doch 't zal wel verkeerd zijn,want hier moet sprake zijn van een Zuideuropeesche Tijm. 6"o" De kopvormende Keule^_(7)_^, die voor Matthiolus (Comm.~) het echteThursion zou zijn. 7"o" De Bremraap-soorten^_(8)_^, Thyrsine geheden, omdat zij eenen Stengelhebben die boven dikker en grover is dan onder (Dod). 8"o" De gekweekte Latuw of Sla^_(9)_^: `Insgelijcks vintmen / dat de steel vande Lattouwe somtijds Thyrsus geheeten wordt / die oock in een breede krans-ghewijse kroone eyndight / als de Ferula doet'. (Dod.~).

Vuurroede van Prometheus.

Prometheus ontrooft aan de Goden het heilige Vuur en brengthet op de aarde in een hollen Plantstengel: `Narthex'.

Daarom noemt Valentyn -- de ndl.~ vertaler van Ovidius -- hem denVuurdief (I, 184 der ndl.~ vert.). Deze klassische Prometheussage is genoeg| | ^(1)^ Hedera helix L.| | | ^(2)^ Vitis vinifera L.| | | ^(3)^ Pinus pinea L.| | | ^(4)^ Ferula communis L.| | | ^(5)^ Thymus cephalotus L.| | | ^(6)^ Thymus serpyllum L.| | | ^(7)^ Saturela capltata L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(8)^ Orobanche-soorten.| | | ^(9)^ Lactuca sativa L.| bekend (z.~ b.v.~ Hesiod.: Opera et dies, 52; Theogonia, 567). Narthex bet.~ doosin 't gr. De Plant, in wier hollen Stengel de vermetele Vuurdief het hemelsch Vuurnaar beneden bracht, is: 1"o" Naar 't gemeen gevoelen het gewone Roedekruid^_(1)_^, met wit stengelmergdat gemakkelijk brandt en thans nog in Sicielje als tondel wordt gebezigd. Hetwordt ook beschouwd als zijnde `Thursos' van Bacchus (z.~ boven), omdat deStengel, zegt Dod.~ (270), `opsijn t'sop een breede ende ronde kroone / eerstbol van bloemen ende daernae van saet / eenighsins de ghedaente van eenenThyrsus uytdruckende', heeft: `waer van oock het woort Narthex oft Ferulavan sommighe ghebruickt wort / om den Thyrsus te beteeckenen; ende om deselve oorsacke wort den Godt Bacchus / die by de Po<e">ten ende dichters Thyr-sophoros ghemeynlijck geheeten is / oock somtijts Narthecophoros Narthekophorosghenoemt / nae de Thyrsi oft stocken diemen in de feest van dien Af-Godt pleeghom te draghen ende te schudden nae de wijse van de oude Heydenen'. Dodoensschijnt dus geen onderscheid te maken tusschen `Thursos' en `Narthex'. --Over deze gemeene Ferula leest men bij Pickering, 127: `Ferula communis...in which we recognize the `nartheca' or `ferula' employed to preserve firestuck from the rock; an arth taught by Prometheus'. Deze zou dus iplv.~ vuurdiefde eerste vuurslager geweest zijn. 2"o" Naar Tournefort (Voyage dans le Levant, I, 377) het ZeegroeneRoedekruid^_(2)_^, in Griekenland gemeen. 3"o" Naar sommigen de Asa-foetida^_(3)_^, die ook een Ferula is. 4"o" Naar Berggren (in; Isis, 1828, j.~ 196) de Tandenkoter-Ammi^_(4)_^ (aldusgenoemd omdat, heden nog in Spanje b.v.~, de welriekende Schermsteeltjes alstandenkoter gebezigd worden), insgelijks een Schermbloemige uit Zuid-Europa:het Vuur zou bewaard geweest zijn in de kleine witte Schermen met samen-getrokken Bloemtuiltjes (als die der rijpwordende Peen bij ons). 5"o" Naar Hecker (Wdb.~), een eenvoudige Vliertwijg^_(5)_^, die zeer hol alwitmergig is. 6"o" De Botanist M<o">hring (gest.~ 1792), uit Dantzick, heeft den naam Narthe-cium -- diminutief van Narthex -- gegeven aan de Beenbreek^_(6)_^ of Arenlelie,nog gewoon in de moerassige Kempen: misschien heeft de eenigszins stijveStengel, die men ook in de scholen als slagstok bezigde, (z.~ Kannegiesser)evenals de Ferula, aan Narthex doen denken. Verkeerd is het echter deze lelie-achtige met Prometheus'~ Narthex te identificeeren. Over deze met fabelsomringde Plant, zie Simon Pauli (Quadripartitum, 532) en Gleditsch (in: M<e'>m.~de Berlin, 1781, 68). Over Narthex, raadplege men Andreas Pantecovius, De Herba Promethei,| | ^(1)^ Ferula communis L.| | | ^(2)^ Perula glauca L.| | | ^(3)^ Ferula narthex Boiss.~ ("=" Narthex asa-foedida Falconner).| | | ^(4)^ Ammi visnaga L.| | | ^(5)^ Sambucus nigra L.| | | ^(6)^ Narthecium ossifragum L.| Apollonii et Propertii (in: Act.~ Mar.~ Balth.~, anno 1708); -- Plin.~ VII, 57en XIII, 43; -- Aeschylus, Prom.~ 109; -- Euripides, Bacch.~ 695, -- Xenophon,Cyr.~ II, 3, 7.

De Tooverroede van Circe (Kirke).

Circe, als alle Tooveres, bezat een (gulden) Tooverroede,waarmede zij den koningszoon Pikus in Specht vervormde.

Pikus was, naar de sage, koning van Latium en overschoon van gestalte. Eens ging hij jagen in het land van Laurente en kwam in een bosch, waar CirceTooverkruiden plukte. Toen zij den jongeling in 't oog kreeg, sloop terstondde liefde in haar, maar Pikus, die Canens (de Zangster) minde, versmaaddeCirc<e'>'s minnevlam. De gehoonde Tooveres keert zich nu tweemaal naar 'tWesten, tweemaal naar 't Oosten, streelt den jongeling driemaal met haargulden Tooverstaf en spreekt driemaal een Tooververs uit: Pikus wordt Specht,die met zijnen bek in de Eiken en ander hooge Boomstakken prikt en boort;en wiens ve<e^>ren de roode verf van des jagers rijrok hebben, en de gouden gesp,waarmede deze rond den hals is vastgemaakt, wordt een gouden kleurring alshalsband voor den Vogel. De jachtgezellen, die Pikus zochten, kwamen bij;doch Circ<e'> besprengde ze met het giftig Sap harer Kruiden en veranderde ze,

converted by Web2PDFConvert.com

door het bestrijken van hun aangezicht met haar venijnige Roede, in wonderedieren. (Ovid.~ Met.~, l.~ XIV, c.~ V; Virg.~ Aeneis, VII, vs.~ 189 en vvgg.~). Men zegt niet van welke stof die schadelijke Tooverroede van Circe wasvervaardigd.

Tooverroede van Medea.

Het was een Vlierstengel^_(1)_^. Met Jason ging Medea naar het heiligeWoud waar het Gulden Vlies aan eenen Eikehoom^_(2)_^ hing en er door denslaaploozen draak bewaard werd. Met hare Vlierroede sprenkelde zij eenenTooverdrank in de oogen van het ondier, dat in slaap viel. Zoo roofde Jasonhet kostelijke Vlies. (Schwab, die Sch.~ Sag.~ 65). Naar Ovidius, (Met.~ VII, 1) is het Jason zelf die het gedrocht `metvergeet-sap' besproeit en tegelijkertijd `drie-werf sijn slaep-toover-vers' her-haalt. (Z.~ de vert.~ van Abr.~ Valentyn B, 188). Ovidius gebruikte: `sparsitLethaei gramine suci'.

Tooverroede der Magi<e">rs.

Met een Tooverroede trokken de Magi<e">rs hunnen Toover-kring.

Gubern.~ I, 57.| | ^(1)^ Sambucus nigra L.| | | ^(2)^ Quercus-soort, wellicht Q.~ aegilops L.|

Naar Avesta werkten de Perzische Priesters met Toover-roeden.

Het waren eigenlijk Roedenbundeltjes, `Baresm<a^>n' geheeten. Die Roedenmoesten op bepaalde tijden en naar bepaalde riten gesneden worden. (Reinach:Relig.~ <a`> vol.~ d'oiseau, II, 6).

De Tooverroede is ook in de Germaansche en Noorschemythologie bekend. In de Eddaliederen en in andere gedichtenwordt er melding van gemaakt.

De Tooverstaf was onmisbaar voor een Noorschen Toovenaar, zegt Herr-mann (NM.~, 55). Een driedubbele slag met den Tooverstaf op de linkerwangontnam alle geheugen, doch zulke slag op de rechter schonk het terug. Eensimpele beroering met den Staf deed den beroerde alles vergeten. De Tooverroedehad eenen ring: zoo men de Roede met de spits in loopend water stak en opden ring beet, dreef het tegengehouden water terug naar zijn oorsprong. AldusHerrmann ter aangehaalde plaatse. Odin's Tooverstaf. Odin was niet alleen een groot God, maar ook eenToovenaar. Een zijner namen is `Gondli' d.i.~ Drager van den Tooverstaf. (Herrmann. NM.~, 306). -- Die Tooverstaf werd hem geschonken door denreus Hlebard, en daarmede ontroofde Harbard ("=" Grauwbaard, een bijnaamvan Odin) Hlebard het verstand. (Harbardlied, 20; Perger, 249). Die Roedeheet in de Edda `Gambantein', woord dat L<u">ning (Edda) vertaalt door`Springwurzel^_(1)_^, W<u">nschelrute'. -- Vgl.~ boven Medea's Tooverroede. Odin's Slaapdoorn, waarmede hij Brunhilde in slaap dompelt (HelreidBrynhildar, 6 en vvgg.~; Sigrdrifum<a^>l, 4; Nevelingenlied) is, naar Hagen, een`Wunsch' of Tooverstaf, -- naar anderen de Hondsroos^_(2)_^; -- naar Perger(288) de Slaapappel^_(3)_^; -- naar enkelen de mystische Marentak^_(4)_^. Skirni's Tooverstaf. Skirni, dienaar en vriend van den Wanengod Frey, rijdt naar de schooneGerd en zegt: `Ik heb hier elf Appels, gansch van goud, die zal ik u, Gerd,geven, om uwe liefde te koopen en opdat gij bekennet dat geen liefster voor uleeft dan Frey is'. Gerd antwoordt: `Die elf Appels neem ik van u niet aan,en geen mans liefde: nooit kunnen ik en Frey, zoolang wij ademen, te zamenzijn'. Zij weigert nog, als Skirni haar den gouden ring Draupni aanbiedt, Odin'sring, die ieder negenden nacht acht zulke ringen neerdroppen laat. Zij blijftweigeren zelfs als Skirni bedreigt haar en haren vader met zijn Tooverzwaard,| | ^(1)^ Nu, de `Springwurzel' zou Euphorbia lathyrus L.~ zijn.| | | ^(2)^ Rosa canina L.| | | ^(3)^ Mosachtige uitwas. door de larven van een insect (Rhodites rosea L.~)| op de Hondsroos teweeg gebracht: onder het hoofdkussen gelegd deed het slapen.| | | ^(4)^ Viscum album L.| Frey's zwaard dat zich vanzelf rondzwaait, het hoofd af te houwen. Eindelijkgebruikt Skirni verwenschingen: Vermits Gerd zijne geschenken afwijst, zal zij,eenzaam, in tranen haar lot betreuren; leed zal op haar wegen; ongehuwd,onvruchtbaar en zonder voedsel, zal zij verderven als de Distel^_(1)_^, die dringt

converted by Web2PDFConvert.com

in des ovens opening. En hij voegt er bij: `Tot den heuvel is hij gegaan, in 'tdiepe woud om er een Tooverroede^_(2)_^ te vinden; en een Tooverroede(2) heefthij er gevonden. Hierin zal hij nu onheilvolle Runen snijden: een `Thurs' voorGerd en drie Runen (Onmacht, Waanzin en Ongeduld). Doch hij zal die onheil-volle Runen afschaven en den Toover lossen, als Gerd gewillig toestemt'. Ende schoone Gerd stemt nu toe: in het woud Barri zal zij, na negen nachten,Frey toebehooren. (Skirnis mal; Gylf.~, 37; Herrm.~ NM.~ 209-210 en 534;Simrock, 33 vvgg.~). Vgl.~ nog een Skaldenlied, waarin de Reuzin Grid -- een onweermaakster,die uit hare neusgaten storm, stortregen en hagel blaast -- aan God Thor harenKrachtgordel, hare ijzeren Handschoenen en haren Tooverstaf leent. (Herrm.~NM.~ 368-370).

Zelfs Heiligen bezaten zulke Wonderroeden of -staven, die,in den grond gestoken, groeiden en bloeiden, of bronnen dedenontspringen.

Dorre staven groeien. 1"o" Jozef's Staf bloeit. St.~ Jozef dingt met ander jongelingen om de handvan Maria. Zij komen bij den opperpriester en allen hebben een dorre Roedein hunne hand. De uitverkoren zal zijn die, wiens Staf bloeit, en indien eenwitte Duif zich op het uiteinde van den Staf nederzet. De bloeiende Staf wasdie van St. Jozef (z.~ het apokryphe evangelie: De Nativitate Mariae; Hennecke:Neutestamentliche Apokryphen, Leipz.~ 1904). Vele varianten van die apokryphi-sche legende zijn bekend. (Perger, 284; This.~ 249; Oomen, 66; Gub.~ I, 192,II, 257; Teirl.~ Plantl.~ I, 152, Pk.~ 216; vooral D<a">hnh.~, II, 265 en vvgg; O.~Schade: Liber de Infantia Mariae et Christi Salvatoris, K<o">nigsb.~ 1819, 19 vvgg.~en 114; Bolte in: Euphorion, 4, 323-333, en Zschr.~ f.~ VK.~ 15, 393; 18, 455:Basset: Le B<a^>ton qui reverdit). Welke Bloemen bloeiden op Jozef's Staf? a) De Oleander^_(3)_^: naar een Toskaansche legende (Gub.~ l.~ c.~; Folkard:Plantlore, 40; Pitr<e`> e Salomone-Marino: Archivio, 14, 720). Daarom heet deSierheester it.~ `Mazza di San Giuseppe' "=" St.~ Jozefsstaf. Bij Rolland, VIII, 30,`Fleur de St.~ Joseph, B<a^>ton de S.~ Joseph'. b) Het witte Klokje^_(4)_^: naar een legende uit Bologna (D<a">hn.~ II, 266, naarBerti: Appunti di Botanica Bolognese, 1875, p.~ 8). Hier heet de Plant `Bastunzein| | ^(1)^ Geslachten Carduus en Cirsium.| | | ^(2)^ In de Edda staat tweemaal `Gambantein'.| | | ^(3)^ Nerium oleander L.| | | ^(4)^ Campanula medium L.~, var.~ met witte Bloemen?| d'San Jus<e'>f' "=" it.~ `Bastoncino di S.~ Gueseppe' "=" St.~ Jozefstok(je). -- "*" Vgl.~hiermee de Waalsche naam: `Fleur du Saint Dj<o^>sef' "=" St.~ Jozefsbloem, naamvan het pyramidale Klokje^_(1)_^ te Oneux en Theux (Roll.~ VII, 226). c) De Stokroos^_(2)_^, naar een legende uit Malta. (D<a">hnh.~, 11, 265). "*" d) De Witte Lelie^_(3)_^, in West-Vl.~ St.~ Jozefslelie en in Waas nog St.~Jozefspalm, naar de algemeene ikonographische opvatting: men verbeeldt denheiligen gewoonlijk met eene Lelie in zijn hand. -- In St.~ Gall (Zwits.~) heet deroode Lelie^_(4)_^ `St.~ Josephs Ilga'. (Pritz.~ u.~ Jess.~). e) De gele Narcis^_(5)_^, te oordeelen naar den naam van de Plant in Lausitzen te Ulm: `St.~ Josephsstab' (Pritz.~ u.~ Jess.~), `Josephsst<a">bel' (Sal.~-Voss). f) De Pyramidale Steenbreek of het Navelkruid^_(6)_^, naar den naam teoordeelen, die deze roedvormige en bebloemde Stengelplant te La Hague (d<e'>p. Manche) draagt: `B<a^>ton S.~ Jos<e'>' (Roll.~ VI, 113). g) De Maagdepalm^_(7)_^, omdat, vertelt ons een Tiroolsche legende, Jozefop den dag van zijn huwelijk, zijn Wandelstok in den grond stak, ter plaatsedat lieflijk Bloempje ontstond en zich snel rond den Stok omhoogrankte; daarJozef dat zag, liet hij de Plant voortwoekeren en deze welkte nimmer, jaaruitjaarin, en groende voort als alle Boomen hun loof lieten nedervallen; daaromwordt heden nog dit Gewas `Immergr<u">n' geheeten. (D<a">hnh.~ II, 266; naar Heyl:Volkssagen aus Tirol, 44 vvgg.~). Vgl.~ hiermee den engelschen naam van het Blauwe Speerkruid^_(8)_^ `JosephsWalking-stick' "=" Jozefs Wandelstok. (Roll.~ VIII, 53). h) De welriekende Pijpenstruik^_(9)_^, een welbekende Sierstruik, hier endaar, in Duitschl.~ `Josephsstab' geheeten. (Sal.~-Voss). Vele schilders hebben deze mooie legende vereeuwigd. Om enkel oudeBelgische schilders te noemen: de schilderij aan den Meester van Fl<e'>malle toege-schreven (Prado te Madrid); die toegeschreven aan Rogier Van der Weyden(Kathedraal van Antwerpen); die toegeschreven aan een leerling van den Meestervan Fl<e'>malle (kerk te Hoogstraten); die van Hendrik met de Bles (verzam.~ vanSir Fr.~ Cook, Richmond); een drieluik (Gununaruskerk te Lier). Zie hieroverL.~ van Puyvelde, Onderzoek naar de Oorzaken der Wijzigingen in de Iconogra-phie der oude Nederlandsche Schilderkunst (in: Versl.~ en Med.~ Kon.~ Vl.~ Acad.~,p.~ 564 en vvgg.~). "*" 2"o" Sint-Jansappelen. St.~ Jan bijgenaamd het Lam, was een landbouwer| | ^(1)^ C.~ pyramidalis L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(2)^ Althaea rosea L.| | | ^(3)^ Lilium candidum L.| | | ^(4)^ L.~ bulbiferum L.| | | ^(5)^ Narcissus pseudo-narcissus L.~: naar eenigen N.~ poetieus L. (`Josefsstift'| bij Sal.~-Voss).| | | ^(6)^ Saxifraga cotyledon L.| | | ^(7)^ Vinea minor L.| | | ^(8)^ Polemonium c"ae"ruleum L.| | | ^(9)^ Philadelphus coronarius L.| uit Tihange en leefde in de 7"e" eeuw. Op eenen dag ging hij rond zijn erf enontmoette een pelgrim, die hem zei dat de bisschopsstoel van Tongeren open wasen God hem beval bisschop te zijn. Jan antwoordde dat hij ongeleerd was enhij niet gelooven kon dat zulks de wil van God zou zijn, zoo min als dat hijkon gelooven dat zijn droge Stok groeien en Vruchten zou dragen. Hij stakden Stok in de aarde en, zie! hij schoot Wortels, Bladeren en werd een Appel-boom^_(1)_^, en deze droeg Appels die men sedertdien St.~ Jans-Appelen heet. (Teirl.~Folkl.~ flam.~ p.~ 52; Plantl.~ 152; Pk.~, 209). H.~ Welters (Limb.~ Legenden, Sagen, Sprookjes en Volksverhalen, p.~ 74)zegt dat er kwestie was van den bisschopsstoel van Maastricht, die Jan in 631besteeg. Wolf, N.~ S.~ (n"r" 141) spreekt echter van den stoel van Tongeren, enhij zal wel gelijk hebben (naar: Chapeavillus ad Harigerum, I, 72; J.~ Molaninatales Sanctorum Belgii; De Reiffenberg: Nouv.~ Arch.~ hist.~ p.~ 155). "*" 3"o" De Eik van St.~ Guido te Anderlecht. Guido (Gwijde; in den volksmondSinter-Wijen) is de patroon van de voorstad Anderlecht (Brussel). Hij wasknecht bij een landbouwer. Op eenen dag was hij bezig met land te beploegenen stapte achter de werkdieren met zijnen Akkerstok; hij stak dezen in dengrond ten einde te kunnen knielen en bidden: De Stok kreeg Wortels, groeide,toonde Bladeren en werd een Eik^_(2)_^. De Eik van Sinter-Wijen bestond, naarde sage, omtrent zes honderd jaar. (Teirl.~ Plantl.~ 153; Pk.~ 308; De Cock enTeirl.~, Br.~ Sagenb.~, II, ). "*" 4"o" De groenende Stokken van Gommarus en Rumoldus. Gommarus vanLier (prov.~ Antw.) en Rumoldus (Rombaut) van Mechelen gingen elkaar bezoe-ken. Zij kwamen elkaar tegen, omtrent halverwege Lier en Mechelen, niet verrevan Duffel. Zij wierpen er hunnen Wandelstaf op den grond: de twee Stokkenbegonnen Wortels, Stam en Bladeren te schieten. (Teirl.~, Plantl.~; Pk.~, 305;Gen.~ Leg.~, II, 369). "*" 5"o" De Hagedoorn van St.~ Guibert. Guibert (Guibertus of Witbertus)is de patroon van het stadje Gembloers, (fr.~ Gembloux, pr.~ Namen, Belg.~). Opeenen dag plantte hij zijnen Staf -- Guibert was abt -- in den grond: de stafwerd een bloeiende Hagedoorn^_(3)_^, die de Walen heden nog, na 1400 jaar,`Buisson de St.~ Guibert' heeten. Op zijn feestdag 23 Mei gaat te Gembloers dezoogenaamde Nachtelijke Processie uit: iedereen draagt brandende fakkels enkaarsen en doet den bedevaartweg, die vier uren duurt. Deze weg loopt voorbijden Wonderbaren Doornstruik; hier blijft de Processie stilstaan, terwijl jongensop den Doorn kruipen en bloeiende Takken naar de omstanders werpen, die zemede naar huis dragen en ze er godvruchtig als gunstig amulet bewaren. Begrij-pelijk is 't dat de `Buisson de St.~ Guibert', dien men heden nog ziet, een plaats-vervanger van den oorspronkelijken is. "*" 6"o" De Eik van Bemardus te Robermont (Villers-la-Ville, Brabant).Robermont is de naam van de rotshoogte, die, noordwaarts, de kerk van de| | ^(1)^ Malus communis L.| | | ^(2)^ Quercus robur L.| | | ^(3)^ Crataegus oxyacantha L.~ of Cr.~ monogyna Jacq.| vermaarde puinen van de abdij van Villers-la-Ville beheerscht. Op dezen heuvelRobermont plantte St.~ Bernardus -- vooraleer deze abdij in 1147 te verlaten --zijnen Staf in den grond: de Staf schoot Wortels en werd een prachtige Eik^_(1)_^. Daar werd een kapel opgericht, waarvan men nog eenige overblijfselen kanontwaren. Naar een volksoverlevering werd deze Eik door den bliksem den28 Febr.~ 1697 vernield; op hetzelfde oogenblik stierf aan een geraaktheid denabt Moniot. (E.~ Van Bemmel: Guide de l'Excursionniste, 11"e" uitg.~ 1894, bewerktdoor Albert Dubois, p.~ 59). 7"o" De wonderbare Den^_(2)_^ van Maternus. Maternus, bisschop van Trier,bezat eenen Staf, die in zijn appelvormig uiteinde, eenen vinger met den ring

converted by Web2PDFConvert.com

van den H.~ Theobald droeg. Op eenen avond kwam de vermoeide Matemus bijeenen Den, in den Elzas, zette zijnen Staf tegen den Stam, klom op den Boomen sliep in. Doch zie! des anderen daags waren Bisschopsstaf en Dennestaminnig vergroeid! Ter herinnering aan dit wonder werd de bedevaartsplaatsvan Thann -- hgd.~ Tanne "=" Den -- gesticht. (Perger, 340; naar MenzelSymb.~. II, 433; Teirl.~ Pk.~ 337). 8"o" De Linde van Procopius. Deze heilige was abt van Sauwa in Bohemen. Hier, in het dorp Mukow ziet men een groote Linde^_(3)_^ en, naar het volk vertelt,heeft Procopius te dier plaatse zijnen Wandelstok in den grond gestoken, waaropde Stok dadelijk begon te groeien en te bloeien. (Reinsb.~, Fest-Kal.~ 340; Teirl.~Pk.~ 352). 9"o" De groeiende Staf van Fingal. Men vertelt dat de H.~ Fingal zijnenWandelstaf in den grond stiet en dat de dorre Stok Bladeren en Bloemen kreeg. (Perger, 284). 10"o" De Bloeiende Stok van Friard. De H.~ Friard ("+-" 590, ge<e">erd te Nantes,Frankr.~) wordt met eenen Boom verbeeld, omdat hij zijnen Staf nat maakte,in de aarde stak en deed groeien. (Reinsb.~-D<u">r.~ op Aug.~ 1; naar Surius;Perger, 284). 11"o" Ook de Staf van den martelaar Melorus (ge<e">erd te Chartres en Dreux,Frankr.~), in den grond gestoken, groeide en bloeide. (Teirl.~ Pk.~ 339). 12"o" Insgelijks die van Tresanus (te Reims ge<e">erd). Teirl.~ Pk.~ 373; Per-ger, 284). Zulk wonder gebeurde ook bij heilige vrouwen. "*" 1"o" De Hazelaar^_(4)_^ van de H.~ Alena. Alena woonde te Dilbeek (Brab.~)in de 7"e" eeuw. Te Vorst (bij Brussel) woonde toen een Christen persoon, die deNieuwe Leer verkondigde; en iederen nacht ging Alena door het woud datDilbeek van Vorst scheidde, om in deze laatste plaats de morgen vergadering bijte wonen. Hier stond eene Kapel en deze was niet overlommerd. Daarover wasAlena bedroefd. Eens stak zij haren Wandelstaf in de aarde, vooraleer in deKapel te gaan. Den dienst gedaan zijnde, kwam zij buiten en zij bevond dat| | ^(1)^ Quercus robur L.| | | ^(2)^ Abies pectinata DC.| | | ^(3)^ Tilia europaea L.~; nl.~ T.~ grandifolia Ehrh.~ of T.~ parvifolla Ehrh.| | | ^(4)^ Corylus avellana L.| haar Staf bloeide en Bladeren had gekregen: hij was een Hazelaar geworden. Het volk beweert dat deze Hazelaar, voor eenige jaren nog, naast de kerk te zienwas. (Teirl.~ Pk.~, 260; De Cock en Teirl.~, Br.~ Sag.~, II, ). 2"o" De Ermelienedoorn^_(1)_^. Ermelindis -- in den volksmond Enneliene --overleed te Meldert (Brab.~; fr.~ Maillard: A"o" 598). Op eenen dag werd zij doorden wulpschen heer van Bevekom (fr.~ Beauvechain) achtervolgd; zij verborgzich in een kudde schapen, na haren Wandelstok in den grond gestoken tehebben. Terstond werd de Stok groen en kreeg Bloemen en Bladeren. De achter-volger kwam, een weinig daarna, ter plaatse, en daar hij Ermelindis niet ont-waarde, vroeg hij den herder of daar geen jonge maagd was voorbijgegaan. `Ja zeker, was het antwoord, maar het is al lang geleden, want zie! zij heefthier dat lief Doornboompje geplant en het staat al in volle Bloem!' Als hetzoolang geleden was, werd alle vervolging nutteloos, dacht de jonge heer, en hijtrok terug naar Bevekom. (Leven van de H.~ Ermelindis, 22; Hagelander, VI, 118;Teirl.~ Pk.~, 295). 3"o" De Staf van Etheldrede wordt Boom. Ook Ediltrudis en Audrey gehee-ten. Deze Engelsche heilige wordt eens door haren gemaal, koning Egfred,achtervolgd, omdat zij belofte van zuiverheid heeft gedaan. Vermoeid rust zij opden kant van een gracht en slaapt in, na haren Staf in den grond gestoken tehebben. 't Is zomer en zeer heet. En bij haar ontwaken ziet zij dat zij onder eenlommerrijk welfsel van beschermend Loof ligt: op min dan <e'>en uur was haarStaf een dichtbebladerde Boom geworden! (Saints et F<e'>tes du Calendrier Angli-can, in: Rev.~ brit.~, 1852, op 17 Oct.~). Eenige Parallelen mogen hier aangehaald worden. 1"o" Drie samengewrongen Twijgen worden een Boom. Seth kwam in hetParadijs -- na de verdrijving zijner ouders Adam en Eva -- om de hem beloofdeOlie van Bermbertigheid te halen voor zijn zieken vader en de engel, die de Oliebewaarde, schonk hem drie Twijgen: den eersten van een Olijfboom^_(2)_^, dentweeden van een Ceder^_(3)_^ en den derden van een Cipres^_(4)_^. De engel zei:`Als deze Boomen zullen Olie geven, zal uw vader gezond opstaan'. MaarSeth, bij zijnen terugkeer, vond te Ebron zijnen vader dood. De drie meegebrachteTwijgen werden samengevlochten en op Adams graf geplaatst: zij werdener een enkele Boom. Deze werd eerst geplant op den berg Libanon, daarna bijJerusalem. En thans vindt men daar een klooster van Grieken, genoemd MaterCrucis. (Gub.~ I, 8; naar Marignolli, Cronicon Bohemorum, en Goffredo vanViterbo; Teirl.~ Pk.~, 237). Het is een greco-palestijnsche sage. 2"o" Drie Roedstukken worden drie Boomen. Eene Klein-Russische Kruisle-gende: Adam was oud en ging sterven; doch voor den Heer pochte hij dat hijsterk en onsterfelijk was. De Heer zou zijn hoogmoed straffen. Toen Adam zichvoelde oud worden en in onmacht komen, zond hij zijn zoon Seth naar het| | ^(1)^ Crataegus oxyacantha L.~ of C.~ monogyna Jacq.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(2)^ Olea europaea L.| | | ^(3)^ Pinus cedrus L.| | | ^(4)^ Cupressus sempervirens L.| aardsch Paradijs om er een gouden Appel^_(1)_^ te plukken. Doch Seth bracht,iplv.~ den gouden Appel, de Roede, waarmede Adam uit het Paradijs werd ver-jaagd. Adam sneed ze in drie stukken, maakte er drie ringen van en wond dezerond zijn hoofd dat groote zeer deed. De hoofdpijn verdween schielijk, doch sneldaarna stierf Adam. Na zijnen dood plantte men de drie Roedestukken in dengrond; en zij werden drie Boomen: een Cipres, een Ceder en een `driemaalgelukzalige Boom'. Van dezen laatsten -- waarschijnlijk een Olijfboom --werd het Kruis van Christus gemaakt. (Gub.~ I, 7-8; een Klein-Russische sagevan Dragomanoff, Malorusskiya, enz.~, 1876, p.~ 93; Teirl.~ Pk.~, 236-7). 3"o" Drie Brandstokken worden Boomen. Abraham ontmoette, langs denJordaan, eenen herder, die zich berouwde over eene zonde die hij bedrevenhad. Abraham raadde hem aan drie Brandstokken in den grond te steken enze met zorg te begieten. Na veertig dagen hadden de drie Stokken de gedaantevan eenen Cipres, eenen Ceder en eenen Pijnboom^_(2)_^, met afzonderlijke ver-schillende Takken en Wortels, doch met denzelfden eenigen onverdeelden Stam. De Wonderboom groeide tot den tijd van Salomo, die hem tot het opbouwenvan zijnen tempel liet omhouwen en wilde gebruiken; maar het lukte hem niet;eindelijk besloot Salomo den Boom tot zitbank voor de bezoekers van den tempelte laten dienen. Doch de Sibylle Erythraea (nl.~ de koningin van Saba), bij hetbezoek aan den tempel, weigerde op de bank te zitten en riep uit: `Driemaalgezegend is het Hout, waarop de Christus, God en Koning, zal gedood worden!' Toen liet Salomo dit Hout op een voetstal zetten en versierde het met dertigzilveren kronen of kringen. Deze dertig kronen verbeeldden de dertig zilver-penningen van den verrader Judas, en het Hout zou later voor het Kruis vanden Heiland dienen. (Grieksche legende: Gub.~ I, 14-15; Teirl.~ Pk.~ 224, naarMussafia, die te Weenen, bij Gerold, 1870, een verhandeling over de Legendevan het Heilig Hout liet verschijnen; de legende werd opgeteekend door Gretser). 4"o" "*" De Jakobsstaf. Naar de volksnamen te oordeelen is deze Staf geworden:het St.~ Jakobskruid^_(3)_^, naar den stafvormigen geel-bebloeiden Stengel; `Jakobs-stab' bij Augsburg (Pritz.~ u.~ Jess.); -- de wolbladige Toorts^_(4)_^, om dezelfdereden: eng.~ `Jacob's staff' (Roll.~ VIII, 149); -- de gele Affodille^_(5)_^, omdezelfde reden: fr.~ `B<a">ton de Jacob'; -- of het Perzikbladige Klokje^_(6)_^,de Stengel is stafvormig, doch de Bloemen zijn gewoonlijk blauw: fr.~ `Baton deJacob' en `Bastoun de Jacob' (Roll.~ VI, 227); -- of het gewone Klokje^_(7)_^:fr.~ `Baton de Jacob' of `Baton de St.~ Jacques' (Roll.~ VI, 229). Eene sagedienaangaande is mij evenwel onbekend.| | ^(1)^ Citrus decumana L.~, de Adamsappel (Teirl.~ Pk.~, 225); it.~ `Pomo d'Ada-| mo'. (Roll.~ III, 369).| | | ^(2)^ Misschien de Aleppo-Pijn. Pinus halepensis Mill.| | | ^(3)^ Senecio jacobaea L.| | | ^(4)^ Verbascum thapsus L.| | | ^(5)^ Asphodelus luteus L.| | | ^(6)^ Campanula persicifolia L.| | | ^(7)^ C.~ rapunculus L.| 5"o" Mozes'~ Staf wordt Plant. Eene Steppenplant uit Turkestan zou ontstaanzijn uit den Staf van Mozes, begraven in de omstr.~ van Buchara. De Plantheet `Asa-i-Musa'. (D<a">hnh.~, II, 266). De wetenschappelijke naam hiervanken ik niet. 6"o" Drie Staven worden Boomen. Eenen dag plantte Jezus de drie Stavenvan eenen herder en van dezes twee dochters: de Staven werden drie Boomenmet Bloemen en Vruchten bedekt. Die Boomen bestonden nog ten tijde van denEgyptischen Bisschop Cyriacus, die het wonder vertelt. (D<a">hnh.~, II, 266-7; naarR.~ Hofmann: Leben Jesu, p.~ 184). -- Vgl.~ boven 3"o" waar nagenoeg hetzelfdeop Abraham wordt teruggevoerd. 7"o" Dorre Staf van Christus wordt Olijfboom^_(1)_^. Op eenen dag (25 Mei)stak Christus een dorren Staf in de aarde: hij werd een Olijfboom, die nogheden groent in Buk, niet ver van Moharrak. (D<a">hnh.~, II, 267, naar Paulus:Samml.~ merkw.~ Reisen, 3, 79). 8"o" De Knots van Hercules wordt Olijfboom. Toen Herkuul aan Atlas dieden Hemel droeg, zijn last ontnam, ontsproten uit zijn Knots, nieuwe Wortelsen Botten. Naar Pausanias (II, 31, 10) was de Boom, dien hij zelf gezien had,de wilde Olijfboom. (D<a">hnh., II, 266). -- Clava herculis is voor velen de witte

converted by Web2PDFConvert.com

Waterlelie^_(2)_^ (Teirl.~ Pk.~, 86); -- anderen noemen de Knodsvormige Flesch-kauwoerde `Massue d'Hercule' (Roll.~, IV, 33) en `Herkuleskeule' (Sal.~-Voss). 9"o" De Lans van Minerva wordt Olijfboom^_(1)_^. Cecrops sticht een nieuwestad. Neptunus en Minerva betwisten elkander het beschermrecht er over:Neptunus sloeg met zijn drietand op den grond en er kwam een paard uitge-sprongen; Minerva stak hare lans in de aarde en het wapen werd in Olijfboomherschapen; daarom is de Olijfboom haar toegewijd en kreeg de nieuwe stadharen naam: Athene. (Teirl.~ Pk.~ 38; Oomen, 241). 10"o" De Lansen van Frankische Jonkvrouwen worden groen en bloeien. Vgl.~ hiermee wat het Rolandslied zingt. Na den dood van Roland en de wraakdie Karel de Groote hierover nam, staken Frankische Jonkvrouwen hunne lansenin den grond: zij groeiden en bloeiden. (Perger, 284; Teirl.~ Plantl.~, 153). 11"o" De groenende Staf van den Paus. Tannh<a">user gaat tot den Paus omvergiffenis zijner zonden te bekomen. Doch de Paus zegt dat die zonden nietkunnen vergeven worden: evenals zijn Staf, dien hij in den grond steekt, nietgroenen kan. En zie! de dorre Staf van den Paus groeit! Een teeken voorden Paus dat alle zonde kan vergeven worden en men nooit mag wanhopen. (Perger, 285; Teirl.~ Plantl.~, 153). Vgl.~ hiermee eene Armenische sage: een jonge graaf verkoopt zijne ziel aanden duivel en moet de dochter eener heks trouwen, hij komt tot inkeer, gaat bijeen heremijt: deze steekt zijnen Staf in den grond; de jonge graaf moet er v<o'>orbidden totdat de Staf groen wordt; na drie iaar gebeurt het! (Men leze het| | ^(1)^ Olea europaea L.| | | ^(2)^ Nymphaea alba L. Naar den dikken wortelstok.| | | ^(3)^ Cucurbita lagenaria L.~ var.~ clavata.| vervolg bij: Wlislocki: M<a">rchen u.~ Sagen der Bukowinaer u.~ Siebenb<u">rgerArmenier, p.~ 156 en vvgg.~). "*" 12"o" De Boog wordt Boom. De St.~ Amandsboom stond (in de 14"e" eeuwnog) v<o'>or de Kerk van Oedelem (West-Vl.~). Amandus predikte te Oedelem. Onze heidensche Voorvaderen wilden den Apostel dooden, en een hunner besteboogschutters zette zijnen boog met <e'>en uiteinde op den grond, met het doelzijn wapen sterker te spannen: de boog dringt in de aarde, schiet Wortelen enwordt een hooge Boom, de St.~ Amandsboom. (Teirl.~ Pk.~, 262; Wolf, N.~ S.~, 660,naar Gillis de Wevel: Leven van St.~ Amand, uitg.~ Blommaert, 1842). "*" 13"o" De drie Roedjes worden drie Linden^_(1)_^. Adilia was de overste vanhet klooster van Groot-Orp (fr.~ Orp-le-Grand, Brabant). Op zekeren dag kwambij haar een man met drie Roedjes van een Linde en zei: `Vrouwe, ontvangdie Rocdckens en plant ze, opdat, opdat zij namaals tot uw gedachtenis zoudenblijven'. Zij nam de Roedjea en beval drie putten te graven. Maar een derzusters kwam tot Adilia en waarschuwde: `Vrouwe, en wil deze Roedekens nietplanten, want daar komen zeer dikwijls, van deze Boomen, schadelijke wormen'. En Adilia antwoordde: `En wil niet beroerd zijn, want er zal niets kwaadsvan die Boomen komen'. En zij nam een Roedje en zei: `Ik plant u in dennaam des Vaders', en zij nam het tweede en zei: `en des Zoons', en zij namhet derde en zei: `en des H.~ Geestes'. De Roedjes werden groote Linden,ze leefden nog in 1711. (Ribadineira, Gen.~ Leg.~, uitg.~ van Rosweyde, 592;Teirl.~ Pk.~, 257). 14"o" Bij de Kongoleezen (in Mayombe) bestaat een soortgelijke sage. Deoudste der Mayombsche `Bakongo's', Koning Makaba kwam met zijn achtbroeders en zijn volk uit den zuidelijken `Simu Kongo' (Portugeeschen Kongo)en ??? Nzadi (Kongostroom) over, geholpen door zekeren `Nzondo'(een ??? mensch of mankepoot, zijn Fetisch-priester). Deze plantte in 't mid-den van een stroom eenen Stok met Toovermiddelen: de Stok groeide en werdeen gr??? `Nsanda' (Vijgeboom. Ficus dusenii). `Nzondo' spreidde dan eenToover???tje over het brecdc water en zette er mee Makaba en zijn volk over. (Bittremieux. 34B; vgl.~ ook blz.~ 556, waar het Nzondo's lijfkoordeken is datde groote Boom wordt).

Wonderroeden geven water.

Sagen betreffende Wonderroeden die bronnen doen ontsprin-gen, zijn in de volksliteratuur zeer talrijk. Zulke Roeden of Stavenbehoorden aan Goden, Heiligen, Toovenaars. Onder de Neder-landsche Heiligen die met zulk doel hun Staf gebruikten. kan ikvermelden:

Mannen. "*" 1"o" De Gommarusbron. Gommarus bevond zich, op zekeren dag, te| | ^(1)^ Tilia europaea L.| Emblehem bij Lier (prov.~ Antwerpen). Daar was geen drinkbaar water. Deheilige maakt, met zijn Wandelstaf, een put in den grond en daar sproot ter-stond een klare, overvloedige bron, die nog bestaat en veel zieken lokt en geneest. (Gen.~ Leg.~, II, 369). "*" 2"o" De Rombautsput. In de Dijkstraat te Steenokkerzeel (Brabant) zietmen een bron die St.~ Rombautsput heet. Op eenen stikheet en dag werkten oogstersop het veld en werden door den dorst gekweld; en daar er geen drinkbaarwater was, kwamen zij bij St.~ Rombaut, die alsdan op het kasteel te Steenokker-

converted by Web2PDFConvert.com

zeel verbleef en juist langs den graanakker voorbij ging, en smeekten hem hunnenbrandenden dorst te lesschen. Rumaldus sloeg, met zijnen Stok op den grond endaar ontsprong een klare bron, die thans nog te zien is en de menschen goedwater schenkt. (Brab.~ Folklore, N"r" 2). "*" 3"o" De Veronusbron. Te Lembeek-bij-Hal (Brabant) heeft men denVeronusput of de Veronusborre. Veronus woonde te Lembeek. Eens steekt hijzijnen Stok in den grond en het wonderwater ontspringt. (De Cock en Teirl.~:Br.~ Sagenb.~ II, 310). "*" 4"o" De Landelinusbron. Landelinus, 1"e" abt van Lobbes, is ook de stichtervan de abdij van Crespin. Door den dorst gefolterd stak hij zijn Wandelstaf inde aarde en het helder water borrelde zoo overvloedig omhoog dat het was`als eene gekrolde wolle: (want crespe in 't Fran<c,>ois, soa veel te segghen is,als gekrolt' (Gen.~ Leg.~ I, 632). Van dit Crespe heeft deze Fransche gemeenteCrespin (d<e'>p.~ Nord, op de Belgische grens) haren naam ontvangen! "*" 5"o" De Omaarsbron. De St.~ Omaarsput wordt gevonden op de gemeenteAlveringem (West-Vlaanderen). St.~ Omaar wil te dier plaatse een blind kinddoopen, doch ziet nergens water: hij graaft met zijn Staf een putje in den gronden het verlangde doopwater komt er in. Sedertdien wordt dit putje ieder jaar eenweinig grooter en thans is het een echte put. (Biekorf, 2-4). Vrouwen. "*" 1"o" De Reinildisbron. Te Laubecq-bij-Saintes (Brabant) werkt Reinildis(patrones van Saintes, bij het volk Sent Ernelle geheeten) met volk aan denhooioogst. Het is zeer heet en de arbeiders krijgen dorst. Nergens water! Reinildissteekt hare hark in den grond en eene heldere bron ontstaat, de St.~ Emelleborre. (De Cock en Teirl.~: Br.~ Sagenb.~, II, 284). Hier is geen Staf meer, wel eenhooirijf. "*" 2"o" De Verona's borre. H.~ Verona wordt te Berthem (Brabant) vereerd. Op zekeren dag kwamen aldaar twee pelgrims voorbij en zegden aan Verona,dat zij dorst hadden en geen water vonden. Verona stak haren stok in de aardeen de Verona's borre, die te Berthem nog bestaat, ontsproot. (De Cock en Teirl.~,Br.~ Sagenb.~, II, 313). "*" 3"o" De Godelievebron. Men ziet ze nog te Longfort (in het Land vanBoulogne, Frankr.~). Godelieve van Ghistel (West-Vl.~) stoot haar spinrokken inden grond en de mirakuleuze fontein borrelt omboog. (Volksleven, II, p.~ 197;naar Bertrand: Pr<e'>cis de l'Hist.~ de Boulogne, II, 182). Vgl.~ met bovenstaande sagen: 1"o" De Mirakelroede van Colombanus. Deze beroemde heilige, abt vanLuxeuil (Frankr.~), bezat een echte Tooverroede. `De riviere Bosius groeydeop eenen tijdt soo seer / dat den meulen van 't klooster in groot perijckel wasom van het water wegh ghevoert te worden: den H.~ Colombanus beval aenzijnen diaken Sinoaldus / dat hij sijnen stock nemen soude; ende het teecken desH.~ Cruys maeckende aen de rivlere van zijnen weghen bevelen soude / dat syeenen anderen wegh nemen soude. Sinoaldus beval 't; de riviere was ghehoor-saem'. (Gen.~ Leg.~ II, 506). -- Colambanus schonk zijnen Tooverstaf aan eenenarmen man, die den Stok, op aanhitsen zijner vrouw, evenwel verbrak. (Perger,250; naar Scotus: Vita S.~ Canisii, c.~ 24). 2"o" De Staf van Rhea. Naar Callimachus lokt Rhea, de Moeder der Goden,water uit de rots. (Nork, M.~ VS.~, 95). 3"o" De Bronroede van Juturna. Juturna, de Aquae Virgo, de RomeinscheBronnimf, droeg eenen Staf in de hand; daarmede ontdekte zij verborgene bron-nen. (Plinius, XXXI, 3, 27; Perger, 249, Nork, M.~ VS.~, 75). En zie wat boven over de Tooverroede van Mozes en den Thyrsus vanBacchus (die wijn uit de rots doet springen) gezegd wordt.

Ook in sprookjes wordt dikwijls gewag gemaakt van Too-verroeden, en het zou mij te verre leiden, moest ik trachten zelfsmaar een beknopte opsomming van die sprookjes hier te doen.

"P""P" Tooverroeden van bepaalde Plantsoorten vervaardigd.

De Tooverroede was gewoonlijk een Hazeltwijg^_(1)_^, waaromzij veelal Hazelroede wordt geheeten. Doch zij kan van velerhandeHout zijn, zelfs van geen Hout, een metalen Roede. De Hazel-roede mag niettemin als het type van de Tooverroede beschouwdworden.

Soort. -- Knortz (6) beweert, dat de hiertoe gekozen Hazelaarsoort eene`Weiszhaselstaude' moet zijn, d.i.~ een struik van den Witten Hazelaar. Hier-door wordt wellicht aangeduid de gewone wilde Hazelaar, waarvan het zaad derNoot in witte vliesjes besloten ligt: `de keernen van de Haselnoten zijn vanbinnen ghemeynlijck met een wit velleken bedeckt / te weten als sy in 't wildtgroeyen: dan als sy in de hoven ende boomgaerden onderhouden ende gheoef-fent worden, dan zijn die vellekens roodtachtigh / ende de keernen soeter endebeter van smaeck'. Men noemt deze laatste `in 't Nederduytsch Roode Hasel-noten'. (Dod.~ 1280). -- Fusi (in zijn Mastigophore, 1609, p.~ 89) zegt dat demaagdelijke Hazelaar die nog niet gedragen heeft, zich buigt naar de ertsaders. (Roll.~ X, 197). -- De Hazelaar moet boven een mijnader gegroeid zijn. (Kircher,II, 176). -- Heden bezigt men nog zulke Hazelroeden in Itali<e">. (Gub.~, II, 240;This.~, 266).| | ^(1)^ Corylus avellana L.| Vorm en lengte. -- De Hazelroede is een gegaffelde of eenvoudig een rechteTwijg (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73; Perger, 250-1). Sommigen zeggen dat zij moet gegaf-feld zijn. (Wuttke, N"r" 139; Ch<e'>ruel, Dict.~ hist.~ d.~ instit.~, m"oe"urs et cout.~ de la

converted by Web2PDFConvert.com

France, art.~ Baguette divinatoire). Het is een Hazelstok met drie aangewassenRoeden. (Von Schulenburg, Wend.~ VS.~ und Gebr.~ aus d.~ Spreewald, 1880,blz.~ 209). L<e'>vy (H.~ M.~, 128) spreekt van de `Baguette magique' of echteTooverroede, `qui doit <e^>tre d'un seul jet, parfaitement droit' en van `Fourchemagique' of Toovervork. die gegaffeld is (id.~, 226). Zij moet <e'e'>njarig zijn: omdat zulke Twijg weinig den invloed der weer-gesteldheid heeft ondergaan en juist daardoor gevoeliger is dan de meerjarige. (Perger, 251). Zij moet driemaal de lengte van den wijsvinger hebben. (Rel.~ u.~ Bohnh.~,73); -- of de lengte van den arm of voorarm. (L<e'>vy, H.~ M.~, 130). Manier van ze te snijden. -- De Hazelroede mag niet met een metalentuig. dus niet met een mes gesneden worden, wel met een scherpen vuursteen. (Perger, 251; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73). In Tirol snijdt men ze met een mes dat men nog niet gebezigd heeft. (Wuttke. N"r" 139; Zingerle). Ook aldus, vroeger, in Frankrijk. (Roll.~ X, 198). Men snijdt ze met de magische Sikkel of gouden Sikkel. (L<e'>vy, H.~ M.~, 128). Men moet ze zoo snel mogelijk snijden, in eenmaal, opdat men den Hazelaarden tijd niet gunne om de geheimnisvolle kracht die in den gesneden Twijg zit,tot zich terug te roepen. (Perger, 252; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73). In Rasse-Bretagne (Frankr.~) snijdt men ze in drie sneden. (Roll.~ X, 198). Men moet op de Hazelroede in de schors, met <e'>ene snede, drie Kruisenen daarna haar, met drie sneden, glad-af van den stam snijden. (Knortz. 6). Vooraleer te snijden moet men de Roede met de warme hand vastnemen,want de warme temperatuur bevordert de kracht der Roede (Perger. 525). De `Duytschen', zegt Digby (Th.~ symp.~, 218), nemen een tenger Takjevan den Hazelaar, snijden het in het midden door, maken in het eene deel eeneholte, aan het andere een spits en voegen aldus de twee stukken in elkaar. Ofwel, voegt hij erbij, eenigen zoeken en snijden een dun Takje `uyt welckerseynde twee andere zijn gesproten'. dus een Hazelvorkje. Men moet ruggelings naar den Hazelaar gaan, de gewenschte Roede tus-schen de twee beenen trekken en ze, naar voren toe, afsnijden. (Wuttke, N"r" 139). Tijd waarop ze gesneden moet worden. -- Op alle tijden mag men hetdoen, beweert Meiche (N"r" 756). Men moet de Hazelroede snijden, als de Heester gaat bloeien. (L<e'>vy.H.~ M.~, 129). Op St.~ Jansnacht (Perger, 251; Wuttke, N"r" 10; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73); --op St.~ Jansmiddernacht (Wuttke, N"r" 139); -- op St.~ Jansdag (S<o">hns, 106); --op den dag van den Zonstilstand (Kircher, II, 176). Op Kerstnacht (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73); -- op eenen Heiligen Nacht, vooralop Kerstnacht (Knortz, 6). Op Drie-Koningendag (Rel u.~ Bohnh.~, 73; S<o">hns, 106). Op Vastenavond (Perger, 252; S<o">hns, 106). Op Goeden-Vrijdag (in Tirol, Wuttke, N"r" 139); -- op Goeden-Vrijdag- nacht (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73). Op Paaschzondag (Kircher II, 176). Op Pinksterzondag (Knortz, 6). Op eenen Wodansdag ("=" `Godestag, Donnerstag', zegt Perger, 252;veeleer onze Woensdag). Men moet de Hazelroede snijden voor zonsopgang (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73;L<e'>vy, H.~ M.~, 128); -- onmiddellijk voor zonsopgang (Perger, 252); -- als dezon begint op te staan (S<o">hns, 106; Roll.~ X, 198): `want de wijzende krachtverbreidt zich door het aangename temperament van den nacht, tot in de uiterstespits van den Boom'. (Perger, 252; naar Lyncker, 103). De maan moet daarbij schijnen (S<o">hns, 106); -- eenigen snijden ze metmet volle maan (Digby, 218); -- anderen zoeken ze, als 't nieuwe maan is. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73). Tooverspreuken. -- Onder het snijden murmelen sommigen Tooverspreukenof Bezweringsformulen. In Lechrain zegt de snijder,

`Ich schneide dich, Uwe Ruthen, Dass du mir musst sagen, Was ich dich wil fragen, Und dich so lang nit r<u">hren, Bis du die Wahrheit thust sp<u">ren'. (Perger, 252; naar Leoprechting. 98).

ofwel (Perger, 252-3; naar: Buch der Welt, 1841 (Stuttgart, p.~ 241):

`Ich beschw<o">re dich, Sommerlatte, Aus des Waldes gr<u">ne Matte, Dass du mich weisest, so recht und wahr, Als Maria eine reine Jungfrau war, Wo Gold und Silber liegt blank und klar'.

Eene derde formuul begint,

`Gott gr<u">sse dicht edles Reis! Mit Gott dem Vater such'~ ich dich, Mit Gott dem Sohne find'~ ich dich, Mit des heiligen Geistes Macht brech'~ ich dich', enz. (Perger, 253).

Na het snijden: Soms wordt de afgesneden Roede min of meer vervormd in de gestaltevan een menschelijk lichaam: de twee Takken van de Gaffel verbeelden de

converted by Web2PDFConvert.com

beenen. Aldus in de Mark, Lausitz (Wuttke, N"r" 139). In sommige streken wordt de Hazelroede gedoopt: Men steekt ze in dewindsels van eenen doopeling en laat ze aldus met dezen doopen. (Mekkelenburg,Lausitz, Mark, Harz: Wuttke, N"r" 139). -- Dat moet gedaan worden op deneerstkomenden Paaschdag en zij bekomt den naam van het te doopen kind;daartoe windt men ze in lurven en legt ze op een witte telloor; zulk eene Roedewerd te Bettschau gedoopt en ontving den naam Christiana. (V.~ Schulenburg:VS.~ a.~ d.~ Spreewald, blz.~ 204-5). -- In Tirol doopt men ze zelfs op den naamder Drie-Koningen. (Wuttke, N"r" 139). Na de Roede gesneden te hebben, doorboort men ze in de lengte, zonderze te splijten noch te breken, en men steekt er eene evenlange magnetische naaldin; aan een der uiteinden hecht men een driehoekig prisma, aan het andereeveneens zulk prisma doch van zwarte Hars; het midden der Roede omvangt menmet twee ringen, eenen van rood koper en eenen van zink; men verguldt deRoede, van de ringen af tot de zwarte Hars; men verzilvert de overige helft;daarna omkleedt men ze met zijde; op den koperen ring en op den zinken staanHebreeuwsche letters. Eindelijk wordt deze Tooverroede gewijd, en die wijdingduurt zeven dagen, beginnende met de nieuwe maan; deze consecratie moetgedaan worden door eenen ge<i">niti<e">erde, bezitter van de `grands arcanes' envan een dergelijke gewijde Roede. Men moet zulke Tooverroede met zorg ver-bergen; want wordt zij door eenen profaan aangeraakt, zoo verliest zij allekracht. De Magi<e">rs gebruiken zulke Wichelroede. (L<e'>vy, H.~ M.~, 129). Gebruik. -- Iedereen kan de Hazelroede niet gebruiken. En 't gebeurt zelfsdat sommigen, die ze met goed gevolg sedert hunne kindsheid gebezigd hebben,haar niet meer kunnen in verroering brengen, omdat zij door ziekte zulke machtover haar verloren hebben. (Meiche, N"r" 756). "*" Om de Wichelroede te gebruiken -- Waalsch `jeter la baguette' --moet men met den helm (Waalsch `hamelette "=" helmet' met letterverspringing)geboren zijn. (Hoek, 50). -- Eenige beweren dat de drager van de Hazelroedeeen Kermis- of Zondagskind moet zijn. (VL, II, 110; Kircher, II, 176); of eenKerstdagkind (Roll.~ X, 197): of hij mag zijn ouders niet gekend hebben (id.~);of hij moet geboren zijn als de Hazelaar bloeit (id.~). De gegaffelde Hazelroede of Hazelvork moet gedragen worden derwijzedat elk der twee einden van de vork met eene hand gevat wordt en de verbin-dingsplaats der twee Takjes naar boven is, zoodat zij gemakkelijk naar benedenkan slaan en naar het gezochte nijgen. (Perger, 251; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73). --Men neemt in de eene hand het uiteinde van een der Twijgjes van de vork,zonder het te veel te drukken, in de andere hand het tweede uiteinde; de palmvan de handen moet naar boven gericht zijn en het ongegaffelde deel der Roedemet den horizont parallel loopen; en zoo gaat men langzaam naar de plaats,waar men het gezochte hoopt te vinden. (Gub.~ I, 51-52; naar Cheruel, Dict.~).-- De `Rutengeher' ("=" hij die met de Roede gaat en ze gebruikt) neemt elkder twee Takken van de Gaffelroede in eene hand, tusschen duim en de geslotenvingers; en als hij op eene plaats komt, waar aardspleten en -gangen zijn, ende drager ze opwaarts houdt, buigt zij zich met geweld nederwaarts; ja, indienzij al te stevig gehouden wordt, wringt zij zich in twee<e">n; is er niets in dengrond, zoo blijft zij onbewegelijk. (Meiche, N"r" 756). De rechte ongegaffelde Hazelroede moet op duim en wijsvinger in evenwichtgelegd worden; zij kan dus gemakkelijk balanceeren en door hare beweging hetgezochte aanwijzen. (Perger, 252; R.~ u.~ Bohnh.~, 73). De Toovenaar mag enkel zijne Wichelroede gebruiken als hij alleen is en,zonder noodzakelijkheid, mag hij ze niet aanraken. Vele oude Magi<e">rs maaktenze van de lengte van den voorarm en verborgen ze onder hun breede mouw;en toonden, aan het publiek, alleen de eenvoudige Raadroede (fr.~ `baguettedivinatoire', verschillend met de `baguette magique' of echte Tooverroede)ofwel een of anderen allegorischen Staf van ivoor of Ebbenhout^_(1)_^, volgensden aard van het uit te voeren magisch werk. De Tooverroede is het Verendum(wat moet gevreesd en geacht worden) van den Magi<e">r; hij mag er niet overspreken met klare en duidelijke woorden, hij mag niet op het bezit er vanpralen. (L<e'>vy, H.~ M.~, 130-131). Men moet weten hoe men de Hazelroede hoeft aan te spreken: thuisvraagt men haar waar men zou naartoe gaan: dan draait zij zich om en wendthet dikke einde naar het doel. Aldus in het Spreewald (Duitschl.~: V.~ Schulen-burg.~, 205). -- Doch onder het gebruik mag men niet spreken. Voorai onder hetSchatzoeken moet zij met de grootste stilzwijgendheid gebruikt worden; daaromtrachten de Geesten die den schat bewaren, den schatgraver door schrikaanjagenof zonderlinge toeren tot spreken, schreeuwen of lachen te dwingen. (Wuttke,N"r" 312). Wie de Hazelroede wil gebruiken, moet eerst zorgvuldig ult dezer nabijheidalle metaal verwijderen: hij mag geen metaal over zich dragen (Perger, 251). De monnik en alchimist Basilius Valentinus (van Strassburg) geeft zevengebruiksmanieren van de Hazelroede op: opdat zij ten volle de verschillendeinvloeden van de zeven metalen die in de zeven Planeten werkzaam zijn, onderga. (Perger, 250). Nut van de Hazelroede. Zij diende vooral om onderaardsche en verborgen zaken te ontdekken. 1"o" Ertsen. Goud vooral werd gezocht door de Ertsroede. -- Swift (in: Virtues of SidHamet the Magician's Rod) zegt:

`Men vertelt ons iets vreemds en raars Over zekere Magische Roede, Die, buigende neer haren top, raadt Telkens of de grond heeft Goudmijnen; waar er geene zijn, staat zij recht, --

converted by Web2PDFConvert.com

Versmadende te toonen den minsten eerbied. Maar gereed was de Roede van Sid Te buigen waar Goudmijnen waren geborgen. In Schotsche heuvels vond zij kostbaar Erts, Daar waar nooit te voren naar gezocht werd'. (This.~ 266).

De Goudzoekers `nemen een swack tacksken, het selve doorsnijdende,en makende in het een deel een holligheyt, en aen het ander een punt, deselve| | ^(1)^ Diospyros ebenum Retz.| dan in malkanderen gevoeght zijnde, en tusschen twee vingeren gehouden, salaenstonds trecken na de plaetsen, alwaer eenigh Goudt verborgen leght'. (Digby, 218). De Hazelroede wijst ook Zilvererts aan. (Perger, 251). En min kostbare Ertsen als IJzer, Koper, Lood, Tin. -- De Mendipmijn-werkers (in Cornwallis, Engeland, waar veel Koper en Tin is) gelooven aan deKracht der Hazelroede, en vinden er mee de ligging en richting der Koper- enTinertsen. De behendigsten onder hen merken zelfs op den grond de breedtevan de ader. Zij heeten de Hazelroede `Josing' (Bellingsley: AgriculturalSurvey of tbe County of Cornwall, 1797; This.~ 266). Met de Hazelroede ontdekt men Zoutlagen (Leunis, Syn.~ 241; vgl.~ bene-den). "*" En in Vlaanderen beweert men nog dat men er mee Steenkolen vindt(Land van Audenaarde). 2"o" Schatten. Verborgen Schatten en Gouden en Zilveren (ook min kostbare) Muntstuk-ken of Voorwerpen worden door de Hazelroede aangewezen. (Wuttke, N"r" 139). Digby (218) zegt ons dat de Gegaffelde Hazelroede zal `na het Goudtof Silver trecken, het zy dat hetselve in een tafel, of aen iemandts lijf is: waervan de ervarentheyt noch onlangs by verscheyde geloofwaerdige tot Haerlemgenoatenis'. Een der vermaardste Stokwichelaars was Jacob Aimar-Vernai, een boervan St.~ V<e'>rand (d<e'>p.~ Is<e`>re, Frankr.~), die in de tweede helft van de 17"e" eeuwwerkzaam was. Vallemont (Physique occulte ou Trait<e'> de la Baguette divina-tolre, Paris, 1693) verhaalt: In tegenwoordigheid van eenen rechter en vanandere geloofswaardige personen sneed Aimar een tweespaltig Rijsken uit eenbessem die het naast bij de hand was, hij nam de twee uiteinden met de beidehanden en deed drie Zilveren kronen of rijksdaalders onder zijnen rechtervoetleggen: terstond draaide het Rijsken. En legde men er meer stukken bij, zoodraaide het ook veel meer. Op eene tafel plaatste men eenige hoeden en ondersommige wat geld. Naar deze laatste hoeden draaide het Rijsken en naar deoverige niet. Doch om het te doen draaien moest Aimar zijn een been op detafel leggen, anders lukte het niet. Men deed nog meer proeven van dien aard,met alle nauwlettendheid om na te zien of er geen bedrog schuilde. Men wondzelfs wat geld in eenen doek om na te gaan of het Rijsken nog draaien zou,want Aimar had gezegd dat zijn Stoksken niet had willen draaien naar hethouwmes, waarmede een moord was gepleegd (vlg.~ beneden), omdat het aldusomwonden was, nochtans draaide het Rijsken hier als elders. (Bekker, IV, 211).-- De slimme Aimar werd echter ontmaskerd door den zoon van den grootenCond<e'> in 1693. Linnaeus was eens op reis en zijn secretaris prees grootelijks de krachtvan de Raadroede. Om te bewijzen dat zulke Roede onmachtig was, verborgLinnaeus onder een Hanevoet^_(1)_^, in eene weide, eene beurs met honderd dukaten,| | ^(1)^ Ranunculus acris L.| en hij vroeg zijnen secretaris of hij die beurs ontdekken kon. De Roede echterontdekte niets. Linnaeus wilde toen zelf het goud gaan halen, maar hij hadvergeten, waar hij het juist gelegd had, en was onbekwaam het te vinden. Deman met de Raadroede hielp hem in 't zoeken en zei dat men het niet vinden zouop den weg dien men genomen had, maar in een tegenovergestelde richting, wantde Roede toonde zulks aan; men zocht in deze nieuwe richting en men vond debeurs. (This.~, 268-9; naar Basing-Gould: Curious Myths of the Middle Ages). Een boer uit het Badische (Duitschl.~) sneed eene Hazelroede en wilde ermee een verloren geloopen zwijn zoeken. Toevallig raakt hij met zijne Roedeeenen rotswand, die zich plots opende en een gewelf toonde, waarin een in 'twit gekleed vrouwtje en vele kisten te zien waren. Het vrouwtje zei hem dat hijuit de kisten met goud mocht nemen zooveel hij wilde. De boer nam, doch bij't heengaan vergat hij het beste, nl.~ zijn Tooverroede. (Perger, 253; naarPanzer: Beitr<a">ge, II, 296). Dat vergeten van het beste komt veel voor inschatsagen. De Hazelroede kan den bezitter op een dwaalspoor leiden, soms meent mendat zij een ertsader aanwijst, als 't eenvoudig een eenmaal verloren penning is. (Perger, 251). De gegaffelde Hazelroe!fe toont wel eens metaalerts aan, zonder dat zijhoeft gedragen te worden. Snijd een Hazeltwijg, die aan een uiteinde als eene ygevorkt is. Pel de schors af en droog de Roede in gematigde warmte, steekze daarna in sap van Aronskelk^_(1)_^ of Nachtschade^_(2)_^ en scherp het onvertakteonderste einde. Indien gij onderstelt dat een rijke mijn of verborgen schat ergenste vinden is, hecht, door middel van een haar, aan de spits van een takje van degaffel, een stukje van het metaal dat gij denkt te ontdekken, en doe hetzelfdeaan de spits van het tweede takje. Steek nu het scherpe einde van de Gaffelroedelichtjes in den grond, bij het ondergaan der zon en bij wassende maan, en desmorgens, bij zonsopgang, als door natuurlijke sympathie, zult gij de aangehechte

converted by Web2PDFConvert.com

metaalstukjes gebogen zien naar de plaats waar het erts of de schat verholenligt. (This.~, 270; naar: Shepherd's Calendar). In de omstreek van Parijs doet bovenvermelde Stokwichelaar Aimar metzijne Roede wondertoeren. Hij ontdekt er verscheidene goudstukken, die menin den grond geborgen had; -- hij ontdekt er twee zilveren kandelaars, die sedertmeer dan drie jaar gestolen zijn, ook de tafel waarop zij stonden en den goud-smid die ze heeft gekocht, -- hij ontdekt een zilveren tafelbord dat langen tijdin eenen mesthoop heeft gelegen. (Bekker, IV, 212). 3"o" Bronnen. "*" De Hazelroede wijst onderaardsche bronnen aan. Een zeer verspreidevolksmeening, zelfs in Vlaanderen (vgl.~ Bekker, IV, 209). Dr.~ Hutton bezat een akker dicht bij het Woolwich-College (Eng.~), datden akker koopen wilde. Door middel van de Hazelroede ontdekt zekere juffrouwN.~ eene bron in dat veld, en 't gevolg van die ontdekking was, dat Dr.~ Hutton| | ^(1)^ Arum maculatum L.| | | ^(2)^ Solanum nigrum L.| zijn goed duurder kon verkoopen. (This.~, 2661 naar: Quarterly Review, XXII,275). Vgl de bron-aanwijzende Tooverroeden van Heiligen en anderen (boven). 4"o" Landpalen. Met de Hazelroede vindt men onderaardsche Landpalen of Grenssteenen. (Perger, 2511 Meiche, Nr 756). Toen de Tuin van Luxemburg (te Parijs) tusschen de famili<e">n Orl<e'>ansen Guise verdeeld werd, plantte men Scheidssteenen, die echter na eenige jarenmet aarde bedekt en met planten overgroeid waren. Men roept de hulp vanAimar in, die met zijne Roede de palen ontdekt. (Bekker, IV, 212). Le Camus, bisschop van Grenoble, beroofde van de Communie al de per-sonen, die beweerden door de Hazelroede de verborgen Landpalen te ontdekken. (Z.~ de Ordonnances Synodales van zijn diocees, gedrukt te Parijs in 1690, Tit.~ 1,art.~ 3, N"r" 1, 11, 12 en 14). -- Ook in de Ripuarische Wetten (69, 4) werdhet Waarzeggen of Tooveren met Roeden verboden. (Perger, 250). 5"o" Rotsen doen springen. Met eene Hazelroede slaat de Duivel op een Rots, die in twee<e">n springt,en haalt er uit, voor Paracelsus, twee fleschjes: het eene met de Tinktuurwaarmede men alles in goud kan veranderen, en het tweede met de alle ziektengenezende artsenij. (Tiroolsche Sage; Nork: M.~ VS.~, 419). Een bij ons zeer verspreide Plant met stijven Stengel en witgele Bloemenheet Salomonsstaf^_(3)_^ (Schuerm.~ Vl.~ ldiot.~; Teirl.~ Pk.~ 361), hgd.~ `Salomonsstab',omdat zij Salomon, bij 't opbouwen van den Tempel, van groot nut was: metdien Staf deed hij de Rotsen, die hem de steenen moesten leveren, vaneenspringen. En daarom heet de Plant ook Springwortel. (Prahn; S<o">hns, 105). 6"o" Verzonken goederen vinden. De Hazelroede toont nog verzonken goederen in de Zee aan. (Perger, 251). 7"o" Verdwaald vee opzoeken. Zie boven de Badische Sage van den boer, die zijn verloren zwijn met eenHazelroede zoeken wil. Indien een mensch verdoolt, kan hij met de Hazelroede zijn weg terug-vinden. (Perger, 251). 8"o" Moordenaars en Dieven ontdekken. Den 5"e" Juli 1692 werden, te Lyon, een wijnkoopman en zijn wijf ver-moord in hunnen kelder gevonden. Men bracht den `Rhabdomancien' JakobAimar bij den prokureur des Konings van die stad. Aimar nam aan de schuldigenop 't spoor te volgen en te vinden: daartoe moest hij beginnen van de plaats,waar de moord begaan was, ten einde aldaar een blijvenden indruk te krijgen. Die van het gerecht staan hem dit toe. Aimar gaat dus naar den kelder met eenRijsken in de hand, gelijk hij gewoon is daartoe te nemen: een Rijsken van gelijkwelk Hout of Boom, of op wat tijd van 't jaar gekapt. Ter plaatse gekomenwordt hij ontroerd: zijn pols verheft zich als in felle koorts, en het Rijsken| | ^(1)^ Polygonatum multiflorum L.| draait snel naar de belde kanten, waar men den man en de vrouw heeft vermoordgevonden. Door hetzelfde Rijsken geleld, ook door de inwendige roering die hijgevoelt, gaat hij vervolgens door de straten, langs waar deze moordenaars zijngegaan, ter stad uit langs de Rh<o">ne; hij is vergezeld van drie personen die 'tgerecht hem medegaf. Hij komt in eens tuinmans huis, toont er de tafel aandewelke de misdadigers gezeten hebben; twee kinderen, die alleen thuis waren,bevestigen zulks. Dan gaat Aimar voort langs de Rh<o">ne, wijst gemerkte voet-stappen in 't zand en zegt dat zij daar zijn te scheep gegaan. Hij volgt zenettekens te water, aanieggende overal waar zij aan land zijn getreden, daarnagedurig voortgaande tot de plaats waar zij gepeisterd hebben: hij teekent aande bedden waarop zij gelegen, de tafels waaraan zij gegeten en de voorwerpendie zij behandeld hebben. Aan de plaats geheeten `Camp de Sablon' bevindthij zich meer beroerd en gelooft daardoor de moordenaars te zien. Maar hijdurft de proef met zijn Rijsken niet voortzetten, uit vrees dat hij daardoor hetkrijgsvolk op den hals zou krijgen. Hij keert dus haastig naar Lyon terug, ont-vangt er `geloofsbrieven' en ijlt opnieuw naar bovengemeld `Camp', dochondervindt dat de misdadigers vertrokken zijn. Hij achtervolgt ze echter totBeaucaire toe -- wel vijftig uur van Lyon -- altijd met zijn Rijsken. Daar blijfthij staan voor de deur van een gevangenhuis en zegt dat aldaar zeker een dermoordenaars moet verblijven. En onder de twaalf of vijftien, die in de boeien

converted by Web2PDFConvert.com

zitten, ontdekt hij zekeren `Bossu' die er v<o'>or een uur, om een kleine dieverijis binnengebracht. Men zoekt ook de andere moordenaars, doch ondervindt datzij langs een voetpad naar Nimes zijn gegaan. `Bossu' ontkent in den eerste:hij is nooit te Lyon geweest! Hij wordt naar deze Stad gebracht, waar men hemweldra herkent. Nu loochent hij niet langer en wordt met den dood gestraft. Aimar wordt nog uitgezonden om de anderen -- zij waren twee, zegt hij, -- tevinden. Hij volgt hun spoor tot Toulon, waar zij op zee vertrokken zijn. Aimargaat nu te scheep en ondervindt dat zij op de Fransche kust van tijd tot tijdaan land zijn afgestapt; hij komt eindelijk aan de grenzen van Frankrijk, waarhij 't op moet geven. (Bekker, IV, 209-11). Aimar's Roede draaide dus zoowel op het water als op het land. Hij zegdeook dat als hij in 't vervolgen van het spoor eens moordenaars, dat van eentweeden kwam te treffen, hij echter geen ontroering gewaar werd. Hij konzelfs onderscheid in de manier van moorden ontwaren door de verscheiden be-wegingen die hij daardoor gevoelde. Het gebeurde wel meest, doch niet altijd,dat zijn Rijsken niet draaide, als de moordenaar tot bekentenis was gekomen. Hij beweerde insgelijks dat hij niet met zekerheid kon vinden hoelang demoord begaan was. Hij zei dat de eerste moord die aldus door hem werd aan't licht gebracht, meer dan twintig jaar te voren was geschied. En ook dat zijnRijsken niet draaide omtrent het lijk van iemand die begraven en zijn eigendood gestorven was, en dat hij 't getal der moordenaars weten kon, indien zijmaar niet allen waren gegaan in <e'>ene richting, hetgeen zelden gebeurde. (Id.~211-12). Op zekeren keer had een knecht zijnen heer omtrent 25 patakons ontstolen. Met zijn Wichelrijsken ontdekte Aimar het vertrek en het laadje waaruit hetgeld genomen was, ging door al de plaatsen langs waar de dief was gegaan,toonde het bed en de plaats op het bed waar hij gelegen had. Daarna deedmen al de dienaars van het huis komen: de Wichelaar zette zijnen voet opdien der knechten, beurtelings, en het Rijsken dat draaide toen hij op het spoorvan den dief was, bleef nu roerloos, omdat niemand der aanwezigen schuld aanden diefstal had. -- Daar men echter wilde weten of Aimar wel zekerlijk eendieverij kon ontdekken, zoo nam de vrouw van den heer (een rechter!) heimelijkde beurs van een aanwezige. Maar Aimar's Roedje verroerde zich niet. Endaar men hem zei dat er niettemin een dief in huis was, antwoordde Aimarkoeltjes dat de dieverij geen ernst kon wezen en enkel uit boerterij gebeurdwas. (Id.~ IV, 211). Zie nog wat Meiche (n"r" 756) over zulke dingen vertelt. 9"o" Andere Krachten van de Hazelroede. De Hazelroede toont aan: of het nieuws dat men vertelt, waar of valschIs; -- of een afwezige ziek of gezond, dood of levend is; -- of een zwangerevrouw eenen zoon of eene dochter baren zal. (Perger, l.~ c.~). Men kan er vijanden mede ontdekken; -- afwezigen afranselen indien menden persoon dien men wil slaan, bij name noemt (Wuttke, N"r" 18; In Noord- Duitschland): of indien men drie Tooverroeden, van drie verschillige Struikengesneden, gebruikt. (Id.~ N"r" 1391 In Tirol, naar Zingerle). Vgl.~ het bekendeVlaamsche Sprookje van Hoepentoep met zijnen Tooverstok (VK.~, II, 158) envan Klippelke-uit-den-zak (de afranselende Klippel). Met Tooverroeden of -stokjes kon men iemand onbewegelijk maken. --Olaus Magnus -- Zweedsche Kronijkschrijver -- vertelt In zijn 19"e" Hoofdstukdat in Oostergotland een groot meer is -- genaamd Veten --, waarin ligteen langwerpig eiland met twee kerken; onder eene dezer is een hol vanonmetelijke diepte; men komt er In langs een lange kromte en met brandendelanteernen en een kluwen garen (een Ariana-draad) om het pad, dat mengenomen heeft, terug te vinden. In dit hol is een Toovenaar Gilbert te zien,die, sedert oude tijden, aldaar verwonnen en gebonden is door zijnen leermeesterKatyllus, toen hij tegen dezen den baas begon te spelen. `Dit soude dus te werkgesteld zyn, dat een klein Stoxken met sekere Russische en Gottische letterenoft teikenen besneden, hem van den meester toegeworpen, en door den selvenGilbert opgenomen wierd: waarop hij aanstonds vast en onbeweeglyk bleef:in voegen dat hy 't Stoxken met de tanden niet los krygen konde, als ofse metde allertaaiste lym vast kleefden, noch enen voet versetten konde, so vast hydoor meesters loosheid daar gehouden wierd'. (Dekker, Bet.~ W.~ IV, 153-4). De Tooverroede opent sloten. (Z.~ beneden). Zij verjaagt alle kwaad, nl.~ den Duivel (Gub.~, I, 51); -- dus ook deduisternis (idem); -- en de Heksen en zij kan deze dwingen, te verschijnen(Rel.~ u.~ Bohnh.~, 73; Knortz, 6); -- en alle schadelijk gewormte en venijn(Gub.~, I, 51); -- vooral de Serpenten: de H.~ Patricius had eenen Tooverstaf,waarmede hij de Slangen en de Booze Geesten uit Ierland verdreef en in de zeejoeg. (Teirl.~ PK.~, 347; Perger, 248; Ed.~ Swift: the Life and the Acts ofS.~ Patrick, 226). Vincenzo Maria da Santa Caterina verhaalt dat de Wijzen (of Magi<e">rs)van Hindoestan eenen Stok dragen, waarmede zij alle verleiding, bekoring enkwaad kunnen verjagen. (Gub.~, I, 64).

Doch ander Planten dan de mythische Hazelaar schonkenden Stokwichelaars hunne Raadroede en den Tooverkunstenaarshunne Tooverroede. De Els^(1)^ groeit het liefst bij het water en in moerassen;daarom toont een Elzeroede bij voorkeur de verborgen bronnenen waterloopen aan.

`Een Tack van een Elsen-boom wijst de Waeterloopen aen onder deAerde, Indien hij van twee Taksjes gemaeckt is als een Zeyl-naelde' (Digby,186, en 434-5); vgl.~ Cheruel, i.~ v.~ Baguette divinatoire: `rameau fourchud'Aune' staat er.

converted by Web2PDFConvert.com

Naar Kircherus, Ond.~ W.~ II, 177) moet de Roede voor een deel van Elszijn en voor het ander deel van een Hout dat geen sympathie voor waterheeft. En hij wil verklaren: `So werd door middel van een Roedeken, gemaaktuit Planten die gemeenschap met water hebben, als daar is de Els-boom, deWater-munte^_(2)_^, de Plompen^_(3)_^, enz.~ en uit ander hout, dat daar mede geengemeenschap heeft, verborgen water ontdekt; want de waterige damp, trekkendeIn de plant daarse gemeenschap mede heeft, doet de selfde overwegen ennederwaarts hellen, gelijk de ondervinding mij geleerd heeft'.

De Esscheroede^(4)^ toont koperlagen aan.

Want de Esch heeft een bijzonder neiging tot koper. (Digby, 434). Vgl.~Kircherus, II, 176; Perger, 251.

Eenigen gebruiken eene Berkeroede^(5)^ iplv.~ van de Hazel-roede.

Cheruel; Gub.~, I, 51.

De Denneroede^(6)^ gevoelt sympathie voor lood.

Perger, 251. -- Digby (181) generallzeert en beweert dat alle `Tackvan een Boom, daer Peck ofte Peckachtigen Hars uyt-drupt, de Loodt-mijnen'aanwijst. Dat betreft dus alle Kegeldragende Plant.| | ^(1)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(2)^ Mentha aquatica L.| | | ^(3)^ Nymphaea alba L.~ en Nuphar luteum Sm.| | | ^(4)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(5)^ Betula alba L.| | | ^(6)^ Abies pectinata DC.|

In Frankrijk meent men dat de Vlier^(1)^ onderaardsche bron-nen aanwijst.

Aldus in d<e'>p.~ Mayenne. (Roll.~ VI, 281; naar Dottin).

Tot Raadroede benuttigt men ook de Wilgeroede^(2)^.

De `Weede-struik' (hgd.~ Weide "=" ndl.~ Wilg) ontdekt IJzer, zegt Kirch.~,II, 176. Zie nog Wuttke, n"r" 139 (In Silezi<e">, beweert hij); en Schulenburg(blz.~ 205), die bepaald de `gelbe Weide'^_(3)_^ noemt. Heksen hebben soms eene Koningin. Deze draagt als Tooverschepter eenWilgeroede. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 361).

Stokjes van Tamarisk^(4)^ werden door de Magi<e">rs van Chal-dea gebruikt om de toekomst te voorspellen.

Zij wierpen deze voorspellende Stokjes op den grond (Lenormant: Mag.~Chald.~; This.~, 265). Vgl.~ het Runenwerpen bij de oude Germanen.

De Raadstaf was een Kruisdoornroede^(5)^.

Aldus In Mekkelenburg (Wuttke, n"r" 139).

De meisjes van Silezi<e"> en uit den Harz (Duitschl.~) bezigden`W<u">nschelruten' van Zuren Kerseboom^(6)^ en van Seringen^(7)^.

Zij sneden deze Roeden op St.~ Andriesavond (29 Nov.~) en plaatsten zein water; op Kerstdag zagen zij de bottende Bloemen na en naar dezer getalen kleur, bepaalden zij den komenden huwelijksdag. (Wuttke, n"r" 53). Vgl.~Teirl.~ Pk.~, 265.

De Amandelroede^(8)^ wijst onderaardsche schatten aan.

Aldus in Toskanen (This.~, 270). Naar L<e'>vy (H.~ M.~, II, 128) kan de ongevorkte Amandelroede de ongevorkteHazelroede als Tooverstaf vervangen.

De Raadroede wordt nog door den Appelboom^(9)^ geschonken.

Gub.~, I, 51; Cheruel, l.~ c.~ -- 't Schijnt dat de Dru<i">den hun Tooverroedenvan den Appelaar sneden. (This.~, 266).|

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(1)^ Sambucus nigra L.| | | ^(2)^ De soorten van Salix, vooral die welke men Teen heet.| | | ^(3)^ Salix viminalis L.| | | ^(4)^ Waarschijnlijk Tamarix gallica var.~ mannifera Ehrenb.| | | ^(5)^ Rhamnus cathartica L.| | | ^(6)^ Onze Kriekeboomi Prunus cerasus L.~ hgd.~ `Sauerkirsche'.| | | ^(7)^ Syringa vulgaris L.~ hgd.~ `T<u">rkische Flieder'.| | | ^(8)^ Amygdalus communis L.| | | ^(9)^ Pirus malus L.|

Of het was een Mispelroede^(1)^ die de Toovenaars gebruikten.

Zulke Tooverroede moest op St.~ Jansnacht gesneden worden, bij zonsop-gang. (Roll.~ V, 141; naar Dottin). Aldus in d<e'>p.~ Mayenne (Frankr.~).

In China zijn 't Perzikroeden^(2)^.

This.~, 265.

En in Sicielje doet een Granaatboomroede^(3)^ zulken dienst.

Zulke Roede ontdekt verborgen schatten en doet verloren voorwerpenterugvinden. (This.~, 271).

Hier en daar in Keltisch Engeland is het een Hulsttwijg^(4)^.

Z.~ b.v.~ Jacobs, Celt.~ 136: een Toovenaar gebruikt er een Roede van`Holly' "=" Hulst.

In Zuidelijk Itali<e"> is 't een Twijg van den wilden Olijf-boom^(5)^.

Men zoekt en vindt er mee schatten en verdwaalde ossen. (Gub.~, I, 177).-- Naar Digby (181) toonen Olijftakken sympathetische aantrekking voorGoud en Zilver.

Goud en Zilver trekt ook de Palmroede^(6)^ naar zich.

Digby, 181.

In Amerika bezigde men Twijgen van den Tooverstruik^(7)^als Raadroeden om Erts- en Zoutlagen en Bronnen te ontdekken.

Aldus Leunis (Syn.~ 241). Doch Knortz, 6, meent dat men dezen Noord- amerikaanschen struik, niettegenstaande zijn hgd.~ naam `Zauberstrauch' of`Zaubernusz' nooit als Toovermiddel heeft aangewend.

Het zou verwonderlijk zijn moest de wonderbare Marentak^(8)^als Tooverroede niet gebruikt geweest zijn.

Met een Marentak kon men Schatten vinden. (S<o">hns, 102). Op den Triglawberg in Krain kwam een oud man bij herders die er eenschamele hut bewoonden, en vroeg spijs en herberg. De herders gaven hem te| | ^(1)^ Mespilus germanica L.| | | ^(2)^ Amygdalus persica L.| | | ^(3)^ Punica granatum L.| | | ^(4)^ Ilex aquifolium L.| | | ^(5)^ Olea europaea L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(6)^ Phoenix dactylifera L.| | | ^(7)^ Hamamelis virginica L.| | | ^(8)^ Viscum album L.| eten en een plaats aan den vuurhaard. Toen vertelde de man dat hij eertijdseen roofridder was geweest en, tot boet, drie honderd jaar in de wereld hadmoeten ronddolen. Nu was de tijd om en hij wou de ontvangen gastvrijheidbeloonen. Op eenen Eik^_(1)_^ groeide een Misteltwijg en er aan hing een Kristus-beeld; dien twijg moesten zij plukken, er mee gaan naar zijne burg, die opden top van den Triglaw stond, en aldaar in eenen kelder, met behulp vanden Marentak eenen schat vinden en hem nemen. Na lang zoeken vonden deherders den Eik en den Misteltak en ontdekten er mee, in den kelder, eenschatkist. Zij werden rijke lieden en lieten ter plaatse een kapel bouwen. (Rel.~u.~ Bohnh.~, 81). Met zulke Mistelroede kon men ook dieven bannen. (Id.~).

Niet alleen Boom- en Heestertwijgen sneed men tot zulkeToover- en Raadroeden; ook Kruiden. die min of meer roede-vormig zijn. werden hiertoe benuttigd.

Met een stijve Schermbloemige, die sedertdien Herkuleskruid^_(2)_^ heet,ontdekte Herkules den dief Kakus. (Gub.~, I, 177). Een Roedeken van Watermunt^_(3)_^ of van Plompen^_(4)_^ toont Water aan.(Kirch.~ II, 177). In Engeland ontdekt de Guldenroede^_(5)_^ onderaardsche Bronnen en Goud- en Zilverschatten. (This.~, 196 en 270).

*2. Zonder de Tooverroede.*

Doch niet altijd werden Roeden gebruikt om schatten. metalen.bronnen, enz.~ te ontdekken: gewone. niet roed-vormige of roed- vormende Planten werden daartoe ook aangewend. De Wonderbloem. Het was eene blauwe Bloem en door harehulp bemachtigde men schatten.

Naar het gemeene volksgevoelen was de Wonderbloem (hdg.~ `Wunder-blume') het mooie Vergeet-mij-niet^_(6)_^ en dat steunt op volksetymologie. (Per-ger, 72; z.~ beneden). Voor anderen was het een `Onbekend' of `Ongenoemd'Kruid. Vele Sagen betreffende deze Wonderbloem zijn, vooral in Duitschland,verspreid, en de hoofdinhoud is: Een knaap of een man, een boer of eenedelman vindt toevallig of ontvangt van een schoone hem onbekende jonkvrouwdeze Wonderbloem. Plots ontwaart hij in eene rots of in eenen berg eene deur. | | ^(1)^ Quercus robur L.| | | ^(2)^ Herba heraclea gr.~ Erakleion: is, naar velen, Heracleum panaces L. Zie| mijn PK.~, 85| | | ^(3)^ Mentha aquatica L.| | | ^(4)^ Onze Waterleli<e">n. Nymphaea alba L.~ en Nuphar luteum Sm.| | | ^(5)^ Solidago virga-aurea L.| | | ^(6)^ Myosotis palustris L.~ en verwante soorten.| Hij raakt deze aan met de ontvangen Bloem: de deur gaat open en hij zietv<o'>or hem schatten liggen. De jonkvrouw of een waarschuwende stem roepthem toe het beste toch niet te vergeten. Hij legt de Bloem neder, grijpt wat hemhet beste schijnt, nl.~ den schat, en gaat Daar buiten zonder de Bloem. Donderendvalt de deur toe en is voor hem niet meer zichtbaar: want hij heeft in de rots,of in den berg het beste, de Wonderbloem vergeten: den eenigen sleutel diehem den weg tot den schat openen kan! Aldus Perger, 71-2 (en hij verwijst naarBechstein: Sagen van Thuringen, 1, 3, 4, 16, 146, 210, 211; en naar Grimm: Myth.~,923). Z.~ nog Wolf: Hess.~ Sagen, n"r" 41; Meier: Schwab.~ n"r" 36 en 37.

Naar andere sagen heeft de Wonderbloem eene gele kleur.

De gele Wonderbloem bij Unterblauenthal (Saksen). Bij Unterblauenthalwas een rotsspleet, thans met gestruik overwassen en daar had men eens eenijzeren deur gezien. 't Gebeurde dat in de nabijheid een inwoner Gras maaideeq hij, op 't middaguur, onder een lommerigen Boom zat om zjjne zeis tescherpen. Daar stond eensklaps een Zwarte Ridder v<o'>or hem en uit den grond,v<o'>or zijne voeten, zag de maaier een gele Bloem ontspringen. De Ridder zeidat de maaier ze zou plukken: want zij was de sleutel voor de ijzeren deur;

converted by Web2PDFConvert.com

uit het hol dat deze sloot, mocht hij van den schat nemen zooveel het hembehaagde; `doch, voegde de Ridder hierbij, laat de Bloem niet liggen, anderszijt gij verloren'. De man deed aldus, kwam in het hol: de wanden waren metedelsteenen bezet en op den bodem stonden veel kisten vol goud en zilver. Plots werd het hol een groote zaal, waar de Ridder met zijn gevolg aan eenetafel met kostbare spijzen en dranken zat. Dwergen bedienden de eters. Ookde maaier at en dronk. Daarna, op verzoek van den Ridder, nam hij van hetgoud en de edelsteen en zooveel hij maar kon en ging buiten. Daar vloog dedeur met geknal toe. De man wilde zijne Bloem grijpen; doch hij had ze inhet hol laten liggen. Na weinige dagen stierf hij: zijn gezicht was naar dennek omgedraaid en goud en edelsteenen waren verdwenen. Thans nog heetde rots `Teufelsfels' ("=" Duivelsrots). (Meiche, n"r" 752; naar K<o">hler: Sagen-buch, n"r" 346). Vgl.~ ook Meiche, n"r" 754: `die Wunderblume des Teufelsteins bei Lauter'. Deze gele Bloem, die als sleutel dient, is denkelijk de Sleutelbloem^_(1)_^(zie verder).

Soms is de kleur purper met goud omlijst en geen botanistheeft ooit deze Wonderbloem gevonden en bepaald.

Een deel van den L<o">bauerberg (Saksen) heet Kruidengaard ("=" `Kr<a">u-tergarten') naar de talrijke Bloemen, die aldaar groeien. In den nacht v<o'>orSt.~ Jansonthoofding (29 Aug.~), op klokslag 11 uur, bloeit aldaar eene Wonder-bloem: hare kleur is purper met gouden omlijsting; hare Bladeren zijn groenmet zilverranden; haar Stengel is vioolblauw; haar Stempel glanzend hemelblauw. | | ^(1)^ Waarschijnlijk Primula officinalia L.~, die op bergen wast.| Zij heeft de gedaante van de Lelie, doch is prachtiger, en zij riekt liefelijk zoet. Geen sterfelijk oog heeft ooit haren Wortel gezien. Als het te L<o">bau twaalfslaat, verzwindt de Wonderbloem met een en knal. Alle honderd jaar bloeitzij eens. Wie rein van hert is, kan ze licht uit den grond trekken en bekomtdaardoor hooge eer en veel geld, want de Bloem en de groote Wortel zijn vanpuur goud, zilver en kostbaar gesteente. Wie niet rein is, beroere ze niet, andersverliest hij het leven. (Meiche, n"r" 824). Naar een tweede Sage heeft deze Wonderbloem van den L<o">bauer bergeenen Stengel van groene smaragd, Bladeren van robijn en een kelk die eengroote diamant is. Uit de Bloem die meer glinstert dan maan en sterren, stijgenliefelijke zangen. (Idem, n"r" 825).

In de volgende sage uit Marienberg (Saksen) is het eenebonte Bloem.

Op den Schladen- of Schlettenberg bloeit, op St.~ Jansdag, een schoonebonte Bloem. De berg gaat open v<o'>or hem die de Bloem vindt en plukt, enzij toont een groote zaal: hier staat een gouden brouwpan en hierin eengouden jongetje. Beide worden door eenen hond bewaakt. Maar men toont aanhet dier de bonte Bloem en dan kan men pan en kindje wegnemen. Nu moetmen wegijlen: is men niet over de plaats die Hammergraben heet, dan moetmen den hond, die den vluchtende achternaloopt, pan en kindje teruggeven. De hond snelt er mee in den berg, die zich daarna opnieuw sluit. (Idem, n"r" 765).

Soms is de kleur van de Wonderbloem niet aangewezen.

Keizer Otto, de Roodbaardige, is, naar de sage, in den Kyffhuizerberg(Duitschl.~) opgesloten, omdat hij met de geestelijkheid in strijd was geweest. De kudde van eenen schaper verdwaalde eens op een St.~ Jansavond. De manliep door het gebosch van den Kyffhuizerberg om ze te zoeken. Zonder het teweten streek hij met de voeten de Wonderbloem af, en deze bleef aan zijneschoengesp hangen. Wie deze Bloem, die enkel in den St.~ Jansnacht bloeit, overzich draagt, kan de rondwarende Geesten zien. Toen het in het dal elf urensloeg was de schaper dicht onder den top van den berg; en hij zag hoe dezeopenging en Keizer Otto met vele ridders er uit kwam. Zij begonnen met dekegels te spelen. En toen het twaalf uren sloeg, gingen zij terug in den berg,die zich onmiddellijk sloot. Als bewijsstuk voor het gebeurde nam de schaperden grootsten kegel, den koning, mee naar huis. Des morgens ondervond hij datdeze kegel van louter goud was. (Nork, Myth.~ VS.~, 217; naar Harrys: Nieder-s<a">chs.~ Sagen, n"r" 1). Te Neu-Johnsdorf bij Zittau (Saksen) bloeit op eenen rotssteen (den`Schalkstein'), tusschen Heidekruiden en nederige Boomen, in het midden vanhet woud, enkel op St.~ Jansnacht, een Wonderbloempje, dat bij zonsopgangverwelkt. Wie het bloeiende Bloempje plukt, wordt meester over een grootenschat, die aldaar begraven ligt; maar de plukker moet zonder schuld en rein vanherte zijn. (Meiche, n"r" 819; Daar Haupt: Sagenbuch der Lausitz, I, p.~ 246). Eene witte Jonkvrouw woont in de Burgbron op den `Harzeburg' engeeft op de St.~ Antoonsplaats een eenen kolenbrander eene Bloem die hem in denBerg leidt, waar de Jonkvrouw hem den zak vult; hij mag echter dezen nietopenen voor hij over zeker water was; hij vergeet de Bloem, opent te vroegden zak: 't was paardedrek! In de hoeken was echter wat blijven steken;thuis ziet hij dat het goud is! (Pr<o">hle, Harzsagen, p.~ 4). Vgl.~ nog: id.~, n"r" 9, p.~ 28. Bovengenoemde schat-ontdekkende Wonderbloem heeft niets te maken meteene in onze tuinen veel gekweekte Bloem, insgelijks Wonderbloem^_(1)_^ genoemd,omdat bare Bloemen 's avonds open- en 's morgens toegaan en, op den zelfdenStam, verscheidenvervig zijn.

converted by Web2PDFConvert.com

De Geluksbloem. De Geluksbloem bracht den bezitter gelden rijkdom. evenals de Wonderbloem.

Hgd.~ `Gl<u">cksblume', eene onbekende Bloem. `Luck- of Key-flower'der Germaansche folklore, zegt This.~ (51) en te oordeelen naar den laatstennaam schijnt hij te denken aan de Sleutelbloem^_(2)_^. En hij vertelt van eenenschaapherder, die zijne kudde over den Iselstein leidt, er rust op zijnen staf enden berg ziet opengaan, want op zijnen staf draagt hij deze `Luck-flower'. In den berg, waarin hij gaat ontwaart hij eene Jonkvrouw, die hem toelaatvan hare schatten te nemen wat hij verkiest. Hij vult zijne zakken en daar hijzich haast om die mysterieuze plaats te verlaten, waarschuwt zij: `Vergeettoch het beste niet!' Hij let niet op en ijlt naar buiten. Daar wordt hij doorden donder in twee<e">n geslagen: hij heeft . in den berg, het beste vergeten, nl.~de Geluksbloem! (This.~, 51-2). Vgl.~ Gub.~, I, 259; en zie beneden: Sleutelbloem.-- En de `Gl<u">cksblume' van den Burgberg bij Grimma (Saksen), nl.~ eenTulpenvormige Bloem van wondervolle kleurenpracht en lieflijken reuk,die door een knaap voor een oogenblik werd gezien en, naar het volksgeloof,den bezitter alle schatten en eeuwige jeugd en schoonheid schonk. (Meiche,n"r" 778). Ik wijs hier nog op een bloedrood, insgelijks onbekend Kruid, dat groeide.op de plaats waar eene moord werd gepleegd. (Perger, 73; naar Mullenhoff, 140).

Doch andere bekende en genoemde Kruiden en Boomen be-zaten die ontdekkingskracht.

1"o" Kryptogamen. Ik noem:

Inzonderheid Varenzaad -- van Mannetjes-^(3)^ of van Wijf-jesvaren^(4)^ en wel van ander gemeene soorten^(5)^.| | ^(1)^ Mirabilis jalappa L.~; Mirabilis "=" Wonderbare Bloem.| | | ^(2)^ Primula elatior Jacq.~ en P.~ officinalis Jacq.| | | ^(3)^ Aspidium Filix-mas L.| | | ^(4)^ Athyrium Filix-foemina L.| | | ^(5)^ Als Pteris aquilina L.~, Blechnum splcant L.~, Polypodium vulgare L.~,| Asplenium ruta-muraria L.|

Varenzaad (vgl.~ boven III, b.~ 1) wijst verborgen Schatten aan (Heymansen Thijsse: Door het Rietland, 226); -- het ontdekt Schatten en brengt op hetspoor van verdwaaalde Ossen (Gub.~, I, 177, 259) , -- het weet waar Goud ver-borgen ligt (This.~ 270); aldus in Tirol, waar men het `Wish-seed', d.i.~Wenschzaad heet. In Tirol `heft' men, in St.~ Jansnacht, zoogenaamde `bloeiende' Schattendoor middel van Varenzaad. Onder het Kruid legt men, den avond er v<o'>or,eenen kelkdoek; gedurende den nacht valt het Varenzaad er op, dat menevenwel v<o'>or zonsopgang moet inzamelen, anders verdwijnt het opnieuw, metzulk Zaad kan men den Schat vinden en nemen. (Wuttke, n"r" 311, Zeitschr.~f.~ D.~ M.~, 3, 339). In Rusland spreekt men van de `Varenbloem'. Varenbloem bloeit gedu-rende St.~ Jansnacht en verjaagt alle onzuivere Geesten. In dien nacht ziet menVaren Botten schieten, die ontroerd zich bewegen, opengaan en donkerroodeBloemen worden. Te middernacht komen deze gansch open en verlichten alleswat omringt. Maar juist op dit oogenblik verschijnt de Duivel en plukt de Bloemenvan den Stengel. Hij die dus de Varenbloem wil meester worden, moet tenwoude gaan v<o'>or middernacht, zich bij de Varen plaatsen en er rond eenenkring trekken. En als de Duivel komt en roept, de stem van eenen verwante,van de verloofde, enz.~ na<a">pende, mag de wachtende er niet naar luisteren nochhet hoofd omkeeren; want keert hij het om, zoo blijft het omgedraaid. Hij diezulke Varenbloem in zijn bezit heeft, hoeft niets meer te vreezen, door haarkan hij Schatten ontdekken, onzichtbaar worden, de heerschappij voeren overaarde en water, den Duivel trotseeren. Wil men eenen Schat vinden, zoo werptmen de Bloemen in de lucht, indien eene als eene ster ronddraait over den gronden eindelijk loodrecht op eene plaats nedervalt, zoo is het zeker dat aldaar eenSchat verborgen ligt. (Gub.~, II, 146; naar Markevic). Ook in Litauen gelooft men dat Varenbloesem gelukkig en alwetend maakt. Het brengt goud bij: Op Jansnacht ging een man door het woud, kwam inbloeiende Z<a^>lmedis ("=" Varenkruid?) en vond 's anderendaags in een zijnerholleblokken goud. (Marzell, Uns.~ Heilpfl.~ 10, naar Bezzenberger, Lit.~ Forschun-gen, 1882, 76).

Het Maanvaren^(1)^ wees Goud aan.

Hertog Karel, zegt een Oostenrijksch hs.~, zocht eens dit Kruid op, vondhet en zag hoe het met gulden dauw overdekt stond: daarom moet Goudgevonden worden daar waar het wast. (Perger, 216; naar een hs.~ der K.~ K.~

converted by Web2PDFConvert.com

Hofbiblioth.~, n"r" 7360, fol.~ 56, b.~).

Ook de gemeene Paardestaarten^(2)^ staan met Goud in ver-band.| | ^(1)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(2)^ Equisetum-soorten.|

"*" Zij hebben lange onderaardsche koordvormige Stengels, die zich diep enlangs alle zijden uitstrekken en waarvan het uiteinde om zoo te zeggen niette krijgen is. Indien men den diepsten Wortel -- naar de meening van het volkis het een Wortel en niet een Stengel -- kan uittrekken, zal men aan 't uiteindeeen gouden ring of een gouden penning vinden. Aldus te Oostmalle (prov.~Antwerpen: VL.~, III, 129).

2"o" Phanerogamen.

Onder de Phanerogamen of Zichtbaarbloeiende Planten moe-ten hier vermeld worden: 1"o" Een Hanevoetachtige: het Kristoffelskruid^(1)^, een zeldzamePlant in Belgi<e"> met geelwitte Bloemen en zwarte Bessen.

Naar een oud volksgeloof was de H.~ Christophorus de meester over alleGeesten, dus ook over de Dwergen die de onderaardsche Schatten bewaarden. Daarom had deze hem toegewijde Plant bijzondere ontdekkingskracht. Raaktemen met het Kristoffelskruid de plaats aan, waar Schatten verholen lagen, zoomoest de Geest die ze bewaakte, wijken en de toegang werd vrij. Terwijl menaldus deed, las men een bijzonder Kristoffelgebed en dat bezweren heette Kristof-felen (hgd.~ `Christophelen'). Rel.~ u.~ Bohnh.~; S<o">hns, 107; Moser: Unterrichtvom Reich der Geisten, III, 501).

2"o" De Indische Lotusbloem^(2)^, van de familie onzer Water-leli<e">n.

Zij toont verborgen Schatten aan. (Gub.~ I, 256).

3"o" Drie Roosachtigen:

De Lijsterbessenboom^_(3)_^, die het goud aantrekt en het aanwijst; De Hagedoorn^_(4)_^, die liefst wast waar een Schat ligt, die evenwel zeermoeilijk te nemen valt. (Perger, 319); En de wilde Rozelaar^_(5)_^: Eene Saksische sage spreekt van eene vrouwdie op een veld, bij den `Gemeindeberg' te Oelsnitz, op een steenhoop eenwilden Rozenstruik zag en er naast een grauw Mannetje met gele laarzen, diein de eene hand een zakje droeg en met de andere wenkte. De vrouw ging echterer niet naartoe, maar kwam 's anderendaags terug: de Rozenstruik was uitge-stoken en op de ontbloote plek lagen drie Twintig-Kruisers (hgd.~ `Zwanzig-kreuzer'), daaronder twee Vierpenningstukken en heel van onder een Driepen-ningstuk (hgd.~ `Dreier'). Zij nam het geld. Zij kwam elf dagen achtereen al| | ^(1)^ Actaea spicata L.| | | ^(2)^ Nelumbium speciosum L.| | | ^(3)^ Sorbus aucuparia L.| | | ^(4)^ Crataegus oxyacantha Jacq.~ en C.~ monogyna Jacq.| | | ^(5)^ Rosa canina L.| vond altijd dezelfde stukken in dezelfde orde. Toen vertelde zij het aan haren man. Maar den twaalfden dag was de plaats met gras gesloten en geen geld meerte zien. (Meiche, n"r" 847). -- Een herder hoedt zijne kudde op Staufenburg; eenezeug voert hem naar een hol, v<o'>or hetwelk eene Roos bloeit. Hij plukt zeen een Jonkvrouw verschijnt en neemt hem mee in het hol. Daar mag hij zooveelgeld nemen, als hij dragen kan. Hij gaat heen, en de Roos, die hij laat liggen,roept: `vergeet het beste niet!' Buiten ziet hij dat zijn geld drek is! (Pr<o">hle:Harzsagen, 42).

4"o" De Baulerlinde wijst door hare schaduw eenen Schat aan.

Bauler is een Pruisisch dorp, vier mijlen van Vianden. Daar staat eenovergroote Linde^_(1)_^, zichtbaar van wijd en zijd. Naar de sage luidt, ligt bij den`Bauler Kleschen' -- zoo heet het volk deze Linde -- negen voet diep in dengrond een Schat begraven en wel juist op die plaats, waar op den middagstondde schaduw van de Lindekruin valt. Men heeft opgravingen gedaan, doch denSchat niet gevonden, zoodat men denkt dat de sage doelt op een thans verdwenenBaulerlinde. Daar men echter niet weet waar die Linde heeft gestaan, heeft men

converted by Web2PDFConvert.com

ook alle verdere opzoeking moeten staken. (Th.~ Bassing, 1904, p.~ 48).

5"o" Onder eenen Ahorn^(2)^ vindt een arme man een ketel metoud geld.

De man droomt driemaal achtereen dat een oude herder hem zegt: `Opde Regensburgerbrug vindt gij het ware geluk'. Hij gaat naar de Regensburger-brug, doch vindt er niets. Hij bereidt zich om naar huis te keeren, en ontmoeter een man aan wien hij zijnen droom vertelt. Deze tweede man heeft ook eendroom gehad: hij moest naar Stelzen in Vogtland (Saksen) reizen en er gravenonder eenen grooten Ahorn, hij zou er veel Geld vinden. De eerste man kentdezen Boom, want hij staat v<o'>or de deur van zijn huis, hij ontvangt van denanderen een gulden als teerpenning op de terugreis. Thuisgekomen graaft de armeman onder den Ahorn en vindt er waarlijk een koperen ketel met schoon oudGeld. De Ahorn stond hier nog v<o'>or korten tijd en was zoo hoog en schoondat men hem vijf uren wijd ontwaren kon. (Meiche, n"r" 846).

6"o" De Vierklaver^(3)^ toont Schatten.

Aldus Leunis (Syn.~ 107). "*" Overigens zegt men in Vlaanderen dat wie een Vierklaver vindt en overzich draagt een geluksvogel is.

Ook de gewone Klaver^(4)^ en Mos wijzen Goud aan.

Z.~ de sage uit den Harz bij Pr<o">hle (Harzsagen, 33, naar Pr<a">torius, Alectro-mantia, uit het jaar 1680).| | ^(1)^ Tilia europaea L.| | | ^(2)^ Acer pseudo-platanus L. `Kiefer' schrijft Meiche en verklaart door| `Ahorn'; doch de gemeene `Kiefer' is de gemeene Pijn (pinus silvestris L.~).| | | ^(3)^ Trifolium pratense L.~ met vier Blaadjes.| | | ^(4)^ Trifolium pratense L.|

7"o" De reeds zoo vaak vermelde Hazelaar^(1)^ wijst Schatten aan.

Zie beneden Marentak.

8"o" Ook de mythische Marentak^(2)^.

Groeide een Marentak op eenen Hazelaar, -- een zeldzaam verschijnsel --zoo duidde hij aan dat onder den Struik een Schat verborgen lag. (Gub.~ I, 259;Perger, 229; S<o">hns, 102). Twee mannen bemerkten eens op eenen Hazelaar eenen Mistelstruik,die Bessen droeg, klaar en glanzend als Zilver en van de ongewone grootte eenerNoot. Daar moat een Schat verholen liggen! Op eenen Zondag, gedurendeden Kerkdienst, trokken zij er naartoe om den Schat uit te graven. Nadat zijden Hazelaar hadden uitgedolven en den bodem doorwoelden, liep eerst eendriebeenige, lamme haas naar hen toe; doch zonder een woord te lossengraafden zij voort. Toen verscheen plots de wachter van den Schat, een zwartehond met een na zich sleepende keten, en hij sprong naar de delvers. Eendezer liet eenen angstschreeuw, en op dit zelfde oogenblik waren de hond enook de schat, dien zij reeds met de spade hadden gevoeld, verdwenen. De tweemannen wierpen den Hazelaar terug in den put, en het volgende jaar stondhij weder groen en de Marentak droeg opnieuw zijn wonderbare Besssen. Ditmaalgelukte het den gravers den Schat meester te worden. Voorzichtigheidshalvehadden zij echter nooit verraden hoeveel Goud zij gevonden hadden en niemandheeft ooit de plaats gekend waar zij den Schat bewaarden; overigens zij warenarm en bleven arm, tot zij, het volgende jaar, beiden stierven juist op den tijddat zij den Schat genomen hadden. Aldus in Pruisisch Samland. (Rel.~ u.~Bohnb.~, 81). In Zwitserland is het de Marentak, die op eenen Eik groeit, die eenSchat aanwijst. (Roll.~ VI, 230; naar Blavignac: Empr<o^>, 239). -- Ten anderewie een Eikemistel vindt, is rijk genoeg, zegt men in het Land van Albret. (Id.~; naar Dardy, I, 310).

9"o" Indien lichten des nachts boven Netels^(3)^ zweven, ligt eronder een Schat bedolven.

Aldus Rel.~ u.~ Bohnh.~, 347. -- Te Reichholzlheim (Duitschl.~), aan de straatvan Bromberg, in het tweede huis, was op eenen nacht zulk geraas, dat debewoners dachten dat de schoorsteen naar beneden stortte. Terzelfdertijd ver-toonde zich in den hof, boven de Brandnetels, een helder licht; toen beraad-slaagde men of men den Schat zou uitgraven of niet; doch intusschen ver-minderde het licht en stieff het eindelijk geheel uit. (Perger, 156: in: Anz.~ f.~ K.~der Vorzeit, 1854, 122).| | ^(1)^ Corylus avellana L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(2)^ Viscum album L.| | | ^(3)^ Urtica dioica L.|

10"o" Door middel van Ruit^(1)^ kan men verholen Schattenbemeesteren.

Men moet hiertoe bezitter zijn van den kop van de witte Slang. Dan legtmen in een vat, iederen nacht tusschen elf en twaalf uren, dezen Slangekopmet Ruit en een ei. De bezitter van zulken kop kan alsdan alle slot openen,verborgen Schatten vinden, zich onzichtbaar maken en den Duivel eenen Wissel-thaler afdwingen. Aldus in Duitschl. (Perger, 204, naar Birrcher, 65). Vgl.~ hiermee de volgende fr.~ bezwering. Om geld te bekomen ziedt menwijwater en werpt er in een Ruitetwijg, zeggende: `0 Rue, belle Rue! toi sibelle fais que tout homme en passant apporte ici or et argent'. Daarna gietmen dat wijwater v<o'>or de deur uit als iemand voorbij gaat. Aldus in d<e'>p.~ Gironde(Frankr.~). S<e'>billot, 1906, 487.

11"o" Het Vergeet-mij-nietje^(2)^ is een SchattenontdekkendeBloem.

Volgens eenigen is het de blauwe Wonderbloem. (Z.~ boven). -- In devolkssagen vermag het Bloempje rotsen en bergen te openen, waarin onderaardscheSchatten verborgen liggen. De vinder steekt de Bloem op zijnen hoed; en indienhij in de rots- of bergholte, bedwelmd door de vele kostbaarheden die er verholenliggen, den hoed met de Bloem aflegt, om zich met meer gemak de zakken tevullen, en daarna ijlings de plaats verlaat, dan roept de achtergelaten Bloem:`Vergeet toch het beste niet!' Doch het is te laat: de opening slaat toe ende berg blijft gesloten! (Prahn, 149; vgl.~ Perger, 171).

12"o" Naar anderen is het blauwe Viooltje^(3)^ deze Wonder-bloem.

Eene sage uit het Vorstendom Waldeck: Een herdersknaap vindt eengroote Viool; zijn vader neemt ze hem af, omdat hij gedroomd heeft dat hij eeneBloem waaraan hij driemaal rieken moet, bekomen zal. De vader riekt driemaalaan de Viool en terzelfder tijd verschijnt hem een Mannetje dat beveelt hem tevolgen. De vader wordt in het hol van het Mannetje gevoerd; daar zaten twaalfeven kleine Kereltjes en aten. De Schaper keert naar huis, en hier vindt hijGeld, Schapen en Paarden, die hem de Dwergen, om zijn vertrouwen in hen,geschonken hebben. (Perger, 151; naar Curtze, 49; Volksueberlieferungen desFurstentums Waldeck, 1860).

13"o" Eenigen beschouwen als Wonderbloem de Sleutelbloem^(4)^die in Tooverbergen de Schatten die er in sluimeren, aanwijst.| | ^(1)^ Ruta graveolens L.| | | ^(2)^ Myosotis palustris L.~ en andere soorten. vooral M.~ alpestris Schmidt.| | | ^(3)^ Viola canina L.~ of V.~ silvestris Rchb.~ of V.~ riviniana Rchb.| | | ^(4)^ Primula officinalis Jacq.~ en P.~ elatior Jacq.|

Dat steunt op volksetymologie: de Sleutelbloem heeft sleutelvormigeBloemen, die een sleuteltros vormen en zulke onderaardsche Schatplaatsen openen(Prahn, 146; S<o">hns, 103; This.~, 270: `Key-flower'; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 93). De krachtigste Sleutelbloem was die, welke men bloeiende vond in den Kerstnacht(een onmogelijkheid!) of in den Vastenavondnacht. (Perger, 174). Over zulke Schatten heerscht de Sleuteljonkvrouw; zij draagt, evenalsGodin Freya, waarmede zij ge<i">dentificeerd wordt, een gouden Sleutel in harekroon. Later werd zij door de Kristenen met Maria in verband gebracht. Sleutelbloemsagen, tevens Schatsagen. 1. Bij de ruine Blankenhorn, in Zwaben, vond een koeherder, in denlaten herfst, een Sleutelbloem en stak ze op zijnen hoed, die hem weldrate zwaar werd. Hij deed den hoed af en ondervond dat de Sleutelbloem eenzilveren sleutel was geworden. En daar stond v<o'>or hem eene Jonkvrouw, diehem zei dat hij daarmee de tot nu toe gesloten deur in den Heuchelberg moestopendoen en, van 't gene binnen lag, mocht meenemen wat hij wou, doch in't heengaan het beste niet mocht vergeten. Hij ging, en, in den berg, vulde hijgulzig zakken en mouwen, doch liet echter het beste liggen, nl.~ de Sleutelbloem. (Perger, 175; naar Meier, I, 37). 2. Eene Jonkvrouw voerde eenen schaper van Kolbenkamm, in Baden, naareene plaats waar Sleutelbloemen bloeiden. Met eene dezer opende hij eenedeur en, binnen, vond hij drie kisten met schaapstanden. Bijna tegen zijnendank nam hij er eenige handvollen van en ging daarna buiten, zonder zich omde openende Sleutelbloem te bekommeren. Binst den volgenden nacht werden

converted by Web2PDFConvert.com

deze tanden louter Goud; doch hij had ook het beste vergeten en vond denweg niet meer. (Perger, 175; naar Baader: Neue Volkss.~, n"r" 111). Vgl.~ nog This.~, 82.

14"o" Hier een paar Schataanwijzende Solanacee<e">n. De Alruine^(1)^. Deze Heksenplant (z.~ boven) toont verbor-gen Schatten aan.

Gub.~, 259; This.~, 271; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 353. S<o">hns (95) gewaagt van zekere vrouw, die, tooverformulen mompelende,onder eene galg tijdens de Zonnewende en in het laatste Maankwartier, deAlruine uitgraaft. Zij neemt ze in hare armen en draagt ze naar huis, waar zijhet opgedolven Monstertje op een zacht bedje legt. De Alruine heeft borstels instee van haren; en de vrouw steekt, als oogen, een paar Jeneverbessen^_(2)_^ inharen kop: deze worden werkelijk en zeer snel een paar niet ovale, maarkringvormige oogen. Nu kweekte de vrouw haar Alruine liefderijk op; doch zijkan haar niet hooger dan een driejarig kind doen opgroeien. Verzuimt zij hethatelijk schepsel te baden in onvervalschten wijn, dan huilt het op ijselijke manier. Opgewassen toont zich de Alruine in al haar dulvelsche boosheid; zij springt| | ^(1)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(2)^ Juniperus communis L.| en kleffert over huis en dak en beangstigt haar opkweekster, die zij ten slottehoont en bespot. Toch toont de Alruine haar, in de aarde verborgen Schatten,en daarom noemt men dat Heksenkruid in Duitschland `Heck-' of `Geld-m<a">nnchen'. De vrouw graaft deze Schatten uit en wordt zeer rijk, maar overdezen rijkdom hangt de vloek der hel: De vrouw wordt ongelukkig, dat geldbrengt twist en moord in hare familie, haar vader sterft als hoogverrader, haarbruidegom en haar broeder vallen beiden in een kamp tegen elkaar, en deAlruine spot met hare tranen, en brengt haar opvoedster door hare duivelarijtot waanzin. Eindelijk blaast de vrouw onder dezelfde galg, waar zij het Monsteruitgraafde, hare ziel uit. (Naar Wagner: Vorzeit).

Ook de Steekappel^(1)^ werd in de Schatgraverij benuttigd.

Z.~ Rel.~ u.~ Bohnh.~, 164.

15"o" Het heilig IJzerkruid^(2)^ toont eveneens Schatten aan.

Gub.~, I, 259, -- men moet de Schatten met IJzerkruid zoeken in denSt.~ Jorisnacht. (Perger, 146).

16"o" In den Harz (Duitschland) wordt in eene sage gewezenop St.~ Janswortel of St.~ Jansbloem^(3)^ die er `Springwurzel' zouheeten.

Deze Bloem is geel en glinstert in den nacht. Zij blijft niet stil en roerloosstaan evenals de ander Bloemen, maar huppelt gedurig om en weer. Wie ze kanplukken, weet door haar kracht waar al de schatten der aarde verborgen liggenen wordt aldus zeer rijk. Zie die sage bij Pr<o">hle (Harzsagen, p.~ 100) en hetplukken dezer Wonderbloem kost er den vermetele het leven.

17"o" Onder de Samengestelbloemigen kan men hier noemen: De Bijvoet^(4)^.

Waar deze Plant groeit, ligt geld begraven. (Dijkstra, II, 241). Aldusin Friesland. Vgl.~ Gub.~, I, 259. Of, indien men op Goeden-Vrijdag achterwaarts en stilzwijgend naar deBijvoet gaat, den wortel uitgraaft, zoo vindt men hierin een zwart wormpje,dat men zorgvuldig in een fleschje bewaart. Gedurende negen dagen mag nude eigenaar niet bidden en zich niet wasschen en moet alle dagen, al middagmalendeen stukje brood onder de tafel werpen, anders wordt de worm boos en alleswordt te vergeefs gedaan. Gebeurt echter alles in orde, dan begint het beestjeden negenden dag te spreken en geeft den bezitter alles wat hij verlangt, doch| | ^(1)^ Datura stramonium L.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L.| | | ^(3)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(4)^ Artemisia vulgaris L.| het geld dat hij dagelijks krijgt, moet ook dagelijks verteerd worden. Marzell(Heilpfl.~, 228) vermoedt dat het bedoeld wormpje de kleine rups van eengalvoortbrengend vlindertje zou kunnen zijn (nl.~ van Conchylis hilarana).

De Melkdistel^(1)^.

converted by Web2PDFConvert.com

Eng.~ `Sow-thistle'. Als men de `Sow-thistle' aanroept, ontsluit hij ver-borgen Schatten. (This.~, 271).

18"o" De Salomonszegel^(2)^.

Deze Plant, de echte Springwortel, doet sloten en rotsen springen, enontdekt Schatten. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 87; S<o">hns, 105. Vgl.~ boven).

19"o" De Vlier^(3)^ groeit op Schatten.

Eene Pommersche sage spreekt van twee vrienden, die zich onder eenenVlierboom in 't Gras hadden gelegd. Een der twee sliep aldra in. Toen zag deandere, uit den wijdgeopenden mond van den slaper, een muisje sluipen, datrecht naar de Vlier huppelde en algauw in den Struik verdween. Na ruimentijd kwam het muisje uit den Boom te voorschijn, liep naar den slaper en ver-dween in zijnen mond. Daarop werd de man wakker en vertelde dat hij eenzonderlingen droom had gehad: een muis was uit zijnen mond gekropen en naarde Vlier getrippeld, en, weinige voeten onder den grond, had het dier eenengrooten aarden pot vol geld gevonden. De twee vrienden haalden eene spade,dolven, stootten op een hard voorwerp: nl.~ den pot gansch met Goud- enZilvergeld gevuld. (Herrmann, D.~ M.~, 21).

20"o" De Lelie^(4)^ is soms de schattenontdekkende Bloem.

Een schaper valt in slaap nevens zijne hut. Hij ontwaakt, ziet een Lelie,plukt ze en steekt ze op zijnen hoed. De zoogenaamde spokende Jonkvrouw- met-den-Sleuteltros verschijnt, neemt den schaper mee naar den Sachsenstein,waar hij hoopen Goud en Zilver vindt: hij mag er van meenemen zooveel hijkan. Eerst vult hij zijnen herdersransel, daarna zijnen hoed, doch buiten zijnweet valt de Bloem. `Vergeet het beste niet!', waarschuwt de Jonkvrouw. De geldgierige let hierop niet en vertrekt zonder de Wonderbloem. De bergdeurslaat Illet geweld hem op de hielen toe. (Pr<o">hle, Harzs.~, 211). Zeer verspreidebergsage.

21"o" De Palm^(5)^ toont eveneens schatten aan.

Gub.~, I, 256.| | ^(1)^ Sonchus-soorten, de gemeene nl.~: S.~ asper All.~, S.~ arvensis L.~ en S.~ olera-| ceus L.| | | ^(2)^ Polygonatum multiflorum L.| | | ^(3)^ Sambucus nigra L.| | | ^(4)^ Lilium candidum L.| | | ^(5)^ Phoenix dactylifera.|

22"o" De vermaarde Boom Paribon van Ctesias trekt tot zichGoud, Zilver, Koper, Steen, ja alles. uitgezonderd Electrum ofAmber.

Paribon (of beter Parebon) groeit in Indi<e">, alleen in de koninklijke hoven,en is zoo groot als een Olijfboom. Hij brengt noch Bloem noch Vrucht voort. Hij heeft vijftien Wortelen, zoo dik als een arm. Een stuk hiervan, eene spannelang, trekt bovengenoemde Metalen aan; een stuk van de lengte van eenencubitus (anderhalven voet) trekt tot zich heele lammeren. De Indianen vangener vogelen mee. Een stuk van dezelfde Wortelen in water geworpen maakt hetzoo dik dat men het als was met de hand kan bewerken; doch daags daarnawordt het weder dun. (Dod.~, 1489). Ctesias, de reiziger, leefde in de V"e" eeuwv<o'>or Christus. Naar Ad.~ Kuhn is de Paribon de Heilige Vijgeboom de A<c,>vattha^_(1)_^der Hindoestani. (Gub.~, I, 259, die er bijvoegt dat de Boom Goud aantrok enontdekte).

Bij het bovenstaande mogen de volgende algemeene kentee-kenen, waardoor de schuilende Metalen door Planten ontdektworden, gevoegd worden:

1"o" Daar zijn eenige Planten, `die haar verlusten in de buursaamheid dermetalen' en als een zeker sympathetisch teeken zijn van dezer aanwezigheid. Het zijn gewoonlijk zulke Planten die geene of een kleine Vrucht dragen: delage Jeneverheester^_(2)_^, de `Klem' (Klimop^_(3)_^, de wilde Pijnboom^_(4)_^ en velestekelige Planten. (Kirch.~, II, 176). 2"o" De Wijngaardbladeren^_(5)_^, `die van de goude wasemen geel geverwdwerden, gelijk in Hungarien dikwils gebeurd', wijzen goud aan. (Id.~ 175;Digby, 438). 3"o" Een ander teeken van schuilende Metaaladers is, wanneer de Bladerender Boomen in de lente paars of blauwachtig zijn; of de Takken, voornamelijkde bovenste, met een zwarte of andere niet natuurlijke kleur geverfd zijn; of

converted by Web2PDFConvert.com

wanneer de Bladeren der Boomen bleek zijn, haast afvallen en de Takjes teer enschraal zijn. (Id.~, 175-6). 4"o" Indien er nooit rijp op zekere Kruiden komt, dan staan deze, naar allenschijn, op Metaaladers, `daer van so heete wasem opgaat. dat 'er geen rijpop kan vriesen'. Of indien deze Kruiden zeer laag blijven en flauw gekleurdzijn, hetgene aan den heeten wasem der Metaaladers te wijten is. (Id.~, 175).| | ^(1)^ Ficus religiosa L.| | | ^(2)^ Juniperus communis L.| | | ^(3)^ Hedera helix L.| | | ^(4)^ Pin us silvestris L.| | | ^(5)^ Vitis vinifera L.|

b. *Planten die rijkdom en geluk aanbrengen.*

Deze rubriek hangt innig met de vorige samen. Hier mogengeschikt worden: De gewone Mannetjes-varen^(1)^.

Men moet de Plant uitgraven of plukken, of het magisch Varenzaad inza-melen op St.~ Jansdag; vanhier de hgd.~ benaming `Johanniswurzel' "=" St.~Janswortel (Wuttke, n"r" 138). Vgl.~ boven hoofdst.~ III, b, 1. Zoo men bij geld Varenzaad legt, vermindert het geld niet. (Perger. 213). Met het mystische Varenzaad ontneemt men den Duivel den Wisseldaalder(hgd.~ `Wechselthaler'). -- die, na hem uitgegeven te hebben, bij zijnen bezitterterugkomt. (Perger, 212). Vgl.~ DB, i.v.~ Hekepenning en Vliegende Pauw.

De diabolische Alruine^(2)^.

De Mandragora brengt rijkdom mee voor den bezitter of den drager. (Wuttke, n"r" 134; vgl.~ boven Hoofdst.~ III, b.~ 34). Zooals men weet, wordt dezeldzame Alruine vaak door Bryoniewortel^_(3)_^ vervangen.

Het gezegende IJzerkruid^(4)^.

Het was een `W<u">nschkraut' ("=" Wenschkruid). zeggen de Duitschers:men plukt het eer het door zon of maan beschenen was en v<o'>or den opgangder Hondsster (Sirius); en wie er zich mee inzalft, bekomt alles wat hij maarwenscht; en daar men gewoonlijk veel geld wenscht, werd zulke ingezalfde zeerrijk. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 187-8).

De Peenen^(5)^.

Om het gansche jaar geld te hebben, moet men op Nieuwjaarsdag Peenen(Wortelen) eten. (Perger, 202; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 337).

De Witte Kabuiskool^(6)^.

Men moet Zuurkruid (dat men met de Witte Kabuiskool bereldt) eten opKerstdag en men heeft het gansche jaar veel Zilvergeld. Aldus in Hessen. (Wutt-ke, n 14). Zuurkruid "=" hgd.~ `Sauerkraut', vervormd tot fr. `Choucro<u^>te'.

De gele Raap^(7)^.

Goud ontbreekt nooit, indien men, op den 1"e""n" dag van het jaar, Gele Rapen| | ^(1)^ Aspidium filix-mas L.| | | ^(2)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(3)^ Bryonia diolca L.| | | ^(4)^ Verbena officinalis L.| | | ^(5)^ Daucus carota L.| | | ^(6)^ Brassica oleracea var.~ capitata L.~ met witten Krop.| | | ^(7)^ Brassica rapa L.~ met gelen Knol.|

converted by Web2PDFConvert.com

eet (id.~). Dat Peenen, Witte Kabuiskooien en Gele Rapen zulke kracht hebben,steunt op de Signatuurleer: de kleur van de Plant (kool of Wortel of Bloem)komt overeen met de kleur van geld (Goud of Zilver).

De Linze^(1)^.

Men moet ze eten op Kerstavond (Perger, 205) of op Goeden-Vrijdag. (Liebmann: Christl.~ Symbolik, 110). Aldus in Thuringen en het `Erzgebirge').-- Doch in Zwaben beweert men dat men op Goeden-Vrijdag geene Linzen mageten, anders krijgt men zweren. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 329). -- Dat geld-krijgen doorhet eten van Linzen steunt op den muntvorm van Linzezaad (leer der Signaturen).

De heilaanbrengende Vierklaver^(2)^.

Indien men ze te middernacht plukt, verkondigt zij een rijke erfenis(Perger, 196) en al wie ze over zich draagt, wint in het spel. (Idem). Les Evangiles des Quenouilles (ed.~ Jannet, 1855) schrijft: `Celui ou cellequi trouve le treffle <a`> quatre feuilles, s'il le garde en r<e'>verence, sachiez qu'ilsera eureux et riche toute sa vie'. (Roll.~, IV, 146).

Het blauwe Viooltje^(3)^.

De booze God der Wenden, de duistere Czorneboh, bezat een prachtigeburcht, waar hij heerschte. Doch de kristen apostels vernielden zijne kracht:Czorneboh werd in eene rots veranderd en zijn schoone dochter in een Viooltje,dat slechts alle honderd jaar, op St.~ Walpurgisnacht vermocht te bloeien. Wieechter het geluk had dat bloeiend Viooltje te plukken, kreeg tot vrouw hetschoone meisje en al de Schatten van haren vader. (Meiche, n"r" 1267; naarGr<a">sze, II, n"r" 779). Vgl.~ Perger, 150-1; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 250.

De Vogelkerseboom^(4)^.

Iemand die rijk wil worden, moet een Twijg met drie Botten van dezenHeester op het bloote lijf dragen. Aldus te Elsenerz (Duitschl.~), Perger, 254.

De Salomonszegel^(5)^.

Op St.~ Jansdag gaan de Wenden naar den Valtenberg (Saksen) en gravener den St.~ Maria-wortel, onzen Salomonszegel. Zij snijden dezen Wortel totamulet dat welstand en geluk verleenen moet en `Gl<u">ckwurzel' heet. DezeGelukswortel, die men in 't geheim bewaart, heeft ongeveer den vorm van eenzeer klein Klimopblad zonder steel, en op de oppervlakte van zulk Blad zietmen een gelijke veel kleinere afbeelding. De Gelukswortel heeft dus drie scherpe| | ^(1)^ Ervum lens L.| | | ^(2)^ Trifolium pratense L.~ met vier blaadjes.| | | ^(3)^ Viola odorata L.~, V.~ canina L.~ en andere soorten met blauwe Bloemen.| | | ^(4)^ Prunus padus L.| | | ^(5)^ Polygonatum multiflorum L.| lobben, waarvan een zijdelingsche, als hand van den Goeden Geest opgevat werd:deze lob blijft immer frisch, terwijl de andere, die men Klauwen des `CZert'("=" Duivel) noemt, snel verdorren. De Wendische vrouwen, die naar de marktgaan, leggen op den bodem van haren korf dezen gelukaanbrengenden talisman. (Meiche, n"r" 814).

De Gerwe^(1)^, het veel verspreide Geneeskruid.

In 't Westen van Bohemen heet ze `Margaretenkraut', omdat men zeacht dagen v<o'>or St.~ Margriet (13 Juli) uitgraaft: men vindt in een soort vangaluitwas roode wormen (van een insect: Rhopalomyia millefolli). Om deze ishet te doen: wie deze wormen over zich draagt, heeft geluk in 't leven. (John,Sitte, enz.~ im deutschen Westb<o">hmen, 1905, 22).

De groote Madelief (Chrysanthemum leucanthemum L.~), hetKlokje (Campanula) en de Wolverlei (Arnica montana L.~) bren-gen den kinderen geld.

Op St.~ Jansdag maakten zij het Johansbed, een Kussentje, met de drie ge-naamde Bloemen en legden er heiligenbeeldjes op: 's anderendaags 's morgensvonden zij er geld onder. Aldus in Saksisch Zwitserland (te Daubitz). Zeitschr.~f.~ <o">sterr.~ VKSK.~ 6 (1900), 126.

c. *Heksen-Toovergeld.*

In vele Sagen wordt er melding gemaakt van Toovergeld,waarmede de Heksen betalen: het is vaak schijnbaar geld dat.

converted by Web2PDFConvert.com

na 't verdwijnen der Heksen, opnieuw voor den bezitter eennietig en waardeloos ding wordt. Doch het tegenovergesteldebestaat ook: die nietige en waardelooze dingen worden en blijvenGoud. Het zijn dorre Bladeren.

Op eenen Goeden-Vrijdag wandelt eene arme vrouw met haar tweejarigkind op den sagenrijken Valtenberg (Saksen). Zij bemerkt naast den weg eenopening in eene rots. Zij gaat in die `Goldgrotte' met haar knaapje binnen,vindt de koperen brouwpan met de goudstukken, zet haar kind op den grond,vult hare voorschoot met Goud, stort het uit v<o'>or de rots buiten en herhaaltdat nog tweemaal. De derde maal slaat de rots toe: geene opening meer enhaar jongetje ls binnen! Allerdroevigst weenend snelt zij naar huls met een deelvan het goud in hare schort, na het overige onder woudstroo, getwijg en steenengeborgen te hebben. Zij vertelt alles haren man. Beiden gaan met eene karnaar den Valtenberg, de man laadt den schat op: de vrouw zoekt naar de| | ^(1)^ Achillaea millefolium L.| opening, doch te vergeefs! Zij keeren huiswaarts. De kar wordt immer lichteren zij bemerken eindelijk dat alle Goud tot dorre Blaren is geworden; ook hetGoud dat thuis bewaard ligt. Doch, op den eerstkomenden Goeden-Vrijdag,vindt de moeder opnieuw de rots geopend, ze vindt haren knaap naast de metgoud gevulde brouwpan: zij snelt er mee buiten en denkt niet eens meer aanden Schat. (Meiche, n"r" 903; naar Pilk: Der Valtenberg und seine Sagen). "*" Heksengeld wordt droge Eikebiaren^_(1)_^, of dorre Elzeblaren^_(2)_^, ofverwelkte Beukeblaren^_(3)_^. (Z.~ boven, I, e). Vgl.~ Meier, n"r" 53, 55, 56; De Cock en Teirl.~ I, 23, 24; Henne-Am Rhijn(n"r" 728, waar het opgeraapte geelglanzend Loover echt goud wordt; aldus bijRapperswil, Zwitserland).

Of Stroo.

In de twee volgende Saksische Sagen is het de Schat van den Greifensteindie zich in de zonne `zomert'. Twee meispes gaan door hen woud, waarin de Greifenstein ligt. Zij hebbenStroo gezameld en dragen het in hunne korven naar huis. In eens zien zij, opeenen smallen dalenden weg, langs weerskanten, aan de Dennen^_(4)_^, Stroohalmenhangen. Daarover verwonderen zij zich, want geen met Stroo geladen wagenkan alhier voorbijrijden. Thuis gekomen schudden zij hun Stroo uit: er tusschenlagen gouden kettingen. Eenige der hangende Stroohalmen zijn in hunne korvengevallen; in den vorm van Halmen heeft zich de Schat van Greilenstein`gezomerd' op dezen zonnigen dag. (Meiche, n"r" 869). De Vorster T<o">lpel van Ehrenfriedersdorf rijdt op eenen dag langs denGreilenstein voorbij. Er hangen zooveel Stroohalmen van de Boomen langsden weg dat de Vorster met moeite er door kan rijden. Eenige Halmen blijvenaan zijnen hoed hangen. Als hij dezen thuis afneemt, hangt er aan een goudenketting. (Idem). Vgl.~ een zevental dergelijke Stroosagen bij Meier, blz.~ 62, 68, 69.

Of Kaf.

Meier: Schwab.~, n"r" 60.

Of Houtspaanders.

Godin Perchta (of Berchta), later tot Heks afgedaald, betaalt een Berg-werker, die van Bucha naar K<o">niz huiswaarts keert, met Houtspaanders, omdatde man bereidwillig in den Perchtennacht voor haren wagen een nieuwe wiguit Hout heeft gesneden. Thuis gekomen vindt hij in zijne zakken in stee vanSpaanders Goudstukken. Duitsche Sage. (Nork, M.~ d.~ VS.~, 471).| | ^(1)^ Quercus robur L.| | | ^(2)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(3)^ Fagus silvatica L.| | | ^(4)^ Abies excelsa Lm.| Eene vrouw uit Bermsgr<u">n (Saksen) gaat door een woud en ziet er welgeordende hoopjes van ronde Schorsstukken van Sparren^_(1)_^. Zij neemt er eenigevan mede in haren korf naar huis: hare kinderen zullen er mee spelen. Thuisziet zij dat al de Schorsstukjes geldstukken zijn geworden. Snel ijlt zij terug,doch vindt geene Spaanders meer. (Meiche, n"r" 863).

Ook wel een Tak.

Van Keizer Otto werd aan 't volk verteld dat hij schielijk gestorven was,en men deed zelfs de plechtige begrafenis; doch in de doodkist, die in dengrond werd gestoken, lag Otto niet: hij zat levend in eene gevangenis. En toenhij eindelijk na vele jaren stierf, vond zijn geest geen rust in het graf, maar

converted by Web2PDFConvert.com

dwaalde rond tot hij den Kyffhuizerberg tot woonplaats verkoos. Op eenen dagtrokken eenige reizende muzikanten door het dal bij den Kyffhuizerberg enspeelden v<o'>or de huizen; nergens ontvingen zij de geringste gift, zoodat zij zichden heelen dag vergeefsche moeite hadden gegeven. En tegen den avondzeiden zij: `Wij zullen den Keizer Otto een deuntje gunnen; misschien geefthij ons wel iets'. Zij speelden; en toen het muziekstuk ten einde was, kwamde Kastelein van den Keizer uit den berg en gaf aan ieder eenen Tak. Dochde muzikanten wierpen de Takken weg en lachten: `Of wij niet meer verdien-den! Zulke Keizerlijke genade konden wij ook op andere plaatsen vinden!' Een van hen stak den Tak op zijnen hoed en zei: `Zoo heb ik toch een gedenke-nis van Keizer Otto!' Toen zij s avonds in de herberg kwamen, was de Twijglouter Goud geworden. De anderen ijlden nu naar den berg om er hunne Takken tezoeken, doch deze waren verdwenen. Den volgenden dag speelden zij opnieuwv<o'>or den Kyffhuizer, ja wel drie dagen achtereen, maar de kastelein brachthun niets ten dank. (Nork, M.~ d.~ VS.~, 216-17; naar Harrys: Nieders<a">chs.~ Sagen,n"r" 1). -- Z.~ Over de Kyffhuizersagen, b.v.~ Pr<o">hle: Deutsche Sagen, 277 en vvgg.

Of nog Gerstekorrels^(2)^.

Op den `Breitenberge' (bij den Papenberg (Harz) was een Tooverbron,waaruit Gerstekorrels borrelden. Op zekeren dag nam eene vrouw die Korrelsmede naar huis voor haar hoenders en daar zag ze dat dit Gerstegraan Geld was. (Pr<o">hle, Harzsagen, blz.~ 5).

d. *Steen der Wijzen.*

Met den Steen der Wijzen beweerden de Alchimisten alleMetaal in Goud (ook Zilver) te kunnen veranderen. Men heethem nog Roode Leeuw, Groot Elixir, Magisterium; fr.~ `Pierrephilosophale'; hgd.~ `Stein der Weisen'. Eenigen spreken vanGoudtinktuur.| | ^(1)^ Picea vulgaris L.| | | ^(2)^ Geslacht Hordeum.| Het is een oud volksgeloof dat men met zekere Planten Gouduit onedele Metalen kan maken. Onder die goud-makende Ge-wassen worden geschikt: Het Maanvaren^(1)^.

Deze zeldzame Varensoort werd door de Alchimisten zeer geacht. Menbezigde ze tot Goud- en Zilverbereiding. (Perger, 215; This.~, 208; Wier, Praest.~daem, I, c.~ 18). -- `De Alchymisten willen met dit cruyt wonderen bedrijven /ende hunnen Mercurius congeleren ende fixeren; waer door te gelooven is dathet soo krachtig is als eenigh ander Cruydt soude moghen wesen'. (Dod.~) --Het was overigens een Maankruid, een Lunaria, en bijgevolg nuttig bij hetvervormen van Kwik in eigenlijk Zilver.

De gele Gouwe^(2)^.

De Alchimisten meenden in deze gemeene Plant een zeer krachtig Gewasontdekt te hebben: het goudgele Sap bevatte de vier elementen en daaromvermoedden zij er in den Steen der Wijzen te vinden; daarin ligt ook de redenwaarom zij den naam Chelidonium -- van Gr.~ Kelidon "=" Zwaluw (z.~ Kannegies-ser) -- in Lat.~ Coeli donum "=" Hemelsgave veranderden. De goudmakende krachtvan het gele sap berust op de Signatuurleer. (Kircher, II, 2S0; Rel.~ u.~ Bohnh.~253-4).

De rondbladige Zonnedauw^(3)^.

Dit Kempische Kruidje heeft op de Bladeren kliertjes, die op dauwdroppengelijken. Vanhier de namen der Plant in de verschillende talen. Die schijndauw,die bleef voortglinsteren zelfs in den Zonneschijn, deed de Goudzoekers denkendat Zonnedauw een `Miraculum Dei' nl.~ een Wonder Gods was (aldusKunrath: Medulla destillatoria, 274) en daarom gebruikten zij Zonnedauw tothun mysterieuzen arbeid. (Perger, 163; S<o">hns, 27).

De Lieve-Vrouwemantel^(4)^.

De dauw, die in het midden van het mantelvormige Blad wordt opge-vangen, diende in de Goudmakerskunst. (Prahn, 7). `De Alchymlsten versekeren dat sy met dit cruydt hunnen Mercuriuscongeleren konnen: immers sy doen alle daghe hun beste om dat te versoeckenende te proeven'. (Dod.~, 20S). Doch Van Ravelingen, de commentator vanDodoens, voegt hier bij: `maer oft het naer hun hope luckt / dat en willenwy een ieghelijck niet ontdecken'.| | ^(1)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(2)^ Chelidonium majus L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(3)^ Drosera rotundifolla L.~ vooral.| | | ^(4)^ Alchemilla vulgaris L.| De naam Alchemilla wijst op die transmutatiekracht; hij zou komenvan Arabisch `Alkemelych', en Leunis, 161, vertaalt Alchemllia door `KleineAlchimistin'. -- Alchemilla, `sic appellatur, quod Alchimistarum praeconils estcelebrata'. Aldus verklaart Blanc. (Lex.~). -- Pritz.~ u.~ Jess.~ hebben den naam`Alchemistenkraut' "=" ndl.~ Alchemistenkruid.

Het Zuid-europeesch Paardsijzer^(1)^.

Met deze Vlinderbloemige wilde men Kwik in Zilver veranderen. Zij bezatde kracht om aan de Alchimisten den gewenschten Steen der Wijzen te doenbekomen, en zij verhoopten daarmee wondere dingen op het Kwikzilver uit tewerken. (Dod.~, 872). En Matthiolus (Comm.~ 520) schrijft dat de Alchimisten`la hautlouent comme propre pour faire de l'argent'.

De Wolfsmelk^(2)^.

Insgelijks een zilvermakende Plant, omdat zij wit melksap inhoudt (Signa-tuurleer). Met dit sap wilden de Alchimisten hunnnen Mercurius stremmen. (Kircher, II, 250).

De Martagonslelie^(3)^.

Zij heeft een gelen onderaardschen Bol en, naar de Signatuurleer, kon zijonedele Metalen in edel Goud vervormen. Dat volksgeloof is ook de oorzaakvan de hgd.~ namen `Goldwurz, Goldapfel' "=" Goudwortel, Goudappel. (S<o">hns,65; Kircher, II, 249).

Kircherus (II, 250) spreekt nog van het goudmakend sapvan `Perse-kruid', `Padde-kruid'. `Slange-kruid ' en `Wilge-bladen'.

Het `Perse-Kruid' Is het Penikkruid^_(4)_^ en Killaan heeft insgelijks dezennaam (naar lat.~ Persicaria "=" Plant met Bladeren van Perzikboom). Ik weet niet wat Kircherus door `Padde-Kruid' wil aanwijzen. Is hethet gemeen Paddegras^_(5)_^? Of de rechtstandige Andoorn^_(6)_^, die in 't fr.~ soms`Crapaudine' wordt genoemd? `Slange-kruid' is de Drakenwortel^_(7)_^, in onze moerassen groeiende. De Wilgebladeren^_(8)_^ zijn iedereen bekend.| | ^(1)^ Hippocrepis unisiliquosa L.| | | ^(2)^ Euphorbia-soorten.| | | ^(3)^ Lilium martagon L.| | | ^(4)^ Polygonum persicaria L.| | | ^(5)^ Juncus bufonius L.| | | ^(6)^ Stachys recta L.| | | ^(7)^ Calla palustris L.| | | ^(8)^ Salix-soorten.|

In een goudmakend mengsel komt fijngestooten Eikeschors^(1)^en Rozewater^(2)^.

Neem een gewijden nieuwen aarden pot: doe er in een half pond kopermet een halve pint sterkwater en laat het een half uur zieden; doe er daarnadrie oncen kopergroen bij en laat alles een uur koken; daama twee oncen enhalf arsenik en laat het ook een uur zieden; doe er drie oncen fijngestootenEikeschors in en laat het een half uur koken; vervolgens een potje Rozewateren laat het twaalf minuten zieden; eindelijk drie oncen schouwroet en laatalles koken tot alles goed is. Om te weten of het mengsel goed is, steek ereenen nagel in: indien het mengsel er aan hangt, neem het van het vuur en't zal u een pond en half fijn Goud geven; hangt het niet aan den nagel,zoo is het niet voldoende gekookt. (Legran: Sci.~ et M.~, 46-7: hij noemt dietinktuur `Composition de mort ou Pierre philosophale').

De Goudzoekers vereenzelvigen den Steen der Wijzen ofhunne `Stof' waarmede zij edele Metalen maken met eenen alle-

converted by Web2PDFConvert.com

gorischen Boom die zeven Takken heeft.

Zie hierover Kircher, II, 250.

Eene Sleeswijksche Sage spreekt van twee ander `Steenen'-- die wijsheid en verstand den bezitter schonken, -- en ondereen kwijnenden Populier^(3)^ verborgen lagen.

Een Populier staat in den hof van den Koning. Hij wil niet groeien. Dat bedroeft den Koning. Een zijner dienaars zegt: `Koning, ik zal den Populiergenezen, indien gij mij alles wilt geven, wat ik onder den Boom zal vinden'. Toegestaan! De dienaar rukt den Boom uit: tusschen de Wortelen liggen tweegroote Edelsteenen en een gouden Boek; hij neemt Steenen en Boek en zetden Populier op zijn oude plaats terug; de Boom begint te groeien dat het eenlust is. De dienaar steekt de Steenen in zijnen zak, en nu is hij wijzer en ver-standiger dan alle mensch op aarde, en hij kan het geheime schrift in het Boeklezen. Hij geneest de blinde dochter van den Koning met de Populierbladeren,trouwt er mee en wordt ten slotte koning van het land. (Perger, 318; naarM<u">llenhof: Sagen aus Schlesw.~-Holst.~, 1854, 427).

Hier nog een woord over het Grieksch Kruid Chrysopolis.

Als men de Bladeren van dat onbekend Wonderkruid met louter Goudaanraakte, vervormden zij zich in gouden Bladeren. (Gub.~, I, 215). Zie over deze Chrysopolis: H.~ Stephanus, Thesaurus Graecae Linguae(1865, vol.~ 8).| | ^(1)^ Quercus robur L.| | | ^(2)^ Aqua rosarum (vooral van Rosa centifolla L.~)| | | ^(3)^ Populus-soort.|

e. *Planten die openen.*

Men zou ze Sesamplanten kunnen noemen. Zij zijn talrijk enstaan natuurlijk in verband met de andere rubrieken, omdat zijvaak den weg naar Schatten en Rijkdommen aantoonen. De eigenlijke Sesamplant^(1)^ moet hier eerst vermeld worden.

Deze kruidachtige, olie-inhoudende Bignoniacee, uit Oost-Indi<e">, opent deu-ren, spelonken, bergflanken, (This.~, 196). -- In het Sesamzaadje, dat niet grooterdan een Vlaszaadje is, schuilen, door Toovermacht, wonderlijke werelden en alde geheimen der Hekserij. (Gub.~, II, 247). -- In een der vertellingen van Duizend- en-<e'>en-Nacht, ontsluiten zich, voor Ali-Baba. alle deuren door de Tooverformuul:`Sesam, ga open!' Zoo opent de held de spelonk der roovers, waar hij schattenvindt en bemeestert.

Doch in de Middeleeuwen was de merkwaardigste dezeropenende Planten de Springwortel.

Ndl.~ Springwortel en Springkruid: -- hgd.~ `Springwurzel'; -- eng.~`Blastingroot' of `Spring-wort'. -- In Grooten Herbarius: Sprengwortele: Kil.~:Sprinckwortel, Sprinck-kruyd, Sprinck-koren (Koren "=" Korrels, zaden); Dod.~:Spring-cruydt, Springh-wortel. -- Pritz.~ und Jess.~ hebben nog: `Springkraut',`Springk<o">rner' en `Springsamen'. -- Al deze namen vinden hunnen oorspronghierin: `dat de saden / die in drijvoudige huyskens wassen / door de hitte derSonnen / als sij rijp zijn / uytspringhen'. (Dod.~, 610, b). Welke Plant is de Springwortel uit de Plantlore? Velen spreken er in 't algemeen over zonder een bepaalden Wortel tebedoelen. Meestallen identificeeren hem met een Wolfsmelksoort, de KruisbladigeWolfsmelk^_(2)_^, die men niet zelden in of naast tuinen aantrelt. -- Zoo ookDodoens, die nochtans ook het Kruidje-roer-mij-niet^_(3)_^ Spring-cruydt heet (deZaden springen uit de rijpe Vruchten naar alle zijden uit). -- Sommigen (S<o">hns.b.v.~, 105) denken aan den Salomonszegel^_(4)_^, dien Salomon gebruikte om derotsen te doen springen. A.~ de Gubematis. (M.~ Zool, I,280) die, systematisch, in alle volksgeloof eennatuurmythe meent te ontdekken, zegt dat dit openend Kruid `peut <e^>tre la luneelle-m<e^>me qui ouvre les cavernes de la nuit, ou la foudre qui ouvre les cavernesdu nuage'. Plinius (XXV, 5) spreekt reeds over zulk kruid: `Demokritus heeft hetgezegd en Theopbrastus geloofde er aan, dat er een Kruid is, dat, als het door| | ^(1)^ Sesamum orientale L.| | | ^(2)^ Euphorbia lathyris L.| | | ^(3)^ Impatiens noli-tangere L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(4)^ Polygonatum multiflorum L.| eenen Vogel bij eenen Boom werd gebracht, door bloote aanraking de wigge,welke de herders er in sloegen, uittrekt'. Die Vogel zou de Specht zijn. De Vader der Dietsche dichters, Jacob van Maerlant (Nat.~, Bl.~ I, blz.~ 282),rijmt over de Specht of Picus:

`In holen boemen maect hi sijn nest, Daer broet hi sijn jonghen best. Slouge ooc iemen ijser of hout In die gate met ghewout (geweld), Ende picus niet in ne mochte, Hi vloghe hein ende sochte Een cruut daer mede utvloghe dat, So hoe vaste et stac int gat. Oude boeke segghen dat Van desen crude tere stat Datmer mede mach ontsluten Alrehande slote van buten, Die de wort daer toe can segghen, Diere mede an legghen; Negeen mensche kennet echt Sonder bi naturen die Specht'.

K<o'>nrad van Megenberg (Puch der Natur, Augsburg, 1475) schrijft (ikvertaal in ndl.~): `Een vogel heet in 't Latijn Merops^_(1)_^ en in 't Duitsch `Baum-h<a">ckel' (Specht) en nestelt in de holle Boomen, en als zijne kinderen opgeslotenzijn door middel van eene wigge, zoo brengt hij een Kruid en houdt het v<o'>orde wigge en dan komt de wigge uit den Boom. Dat Kruid heet Herba meropis, d.i.~`Baumh<a">ckelkraut' ("="Spechtkruid), en het heet in het Tooverboek: Chora,en 't zou niet goed zijn dat alleman het kende, want daarmede gaan alle slotenopen'. Doch niet alle schrijvers denken dat de vogel die den Springwortel weette vinden en te gebruiken, de Specht is. Men noemt ook de Ekster_(2)_ (aldus inZweden), -- de Hop (in Zweden en Zwaben en Zwitserland; -- de Raaf(aldus Plinius: naar This.~, 197 in Zweden); -- de Zwaluw (in Zweden, Zwit-serland en Normandi<e">). Men zie hierover: Perger, 10: This.~, 57, 197; Schindler.187). -- In Oost-Indi<e"> kent men ook zulk Kruid en de Vogel is er de Valk(Gub.~, I, 260); naar een Rabbijnsche Sage is het de Auwerhaan. (TetraoUrogallus L.~; Perger, 9). Hoe kwam de mensch in het bezit van dezen Tooverwortel? Als de Specht met het Kruid weder tot zijn nest keert om er de wiggete doen uitspringen, maakt men groot gedruisch en getier: en de Vogel laatden Springworte1 vallen (Perger. 9); -- ofwel men houdt gereed eene pan volwater of vuur (This.~, 51); -- ofwel men spreidt onder den Boom een witten| | ^(1)^ Een der oude Spechtnamen, die Linneus gebruikt om Merops apiaster L.~,| een anderen vogel aan te duiden.| of rooden doek: de Vogel laat er op den Wortel vallen, als hij de wigge uit hetgat heeft doen springen (Perger, l.~ c.~; This.~, 197); ook aldus in Friesland,Dijkstra, II. 181); -- ofwel men vertoont zich plotseling, nadat de Vogel zijnnest heeft bevrijd: de verschrikte Specht laat het Kruid vallen. (S<o">hns, 105;Grimm, D.~ M.~, c.~ XXXII; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 87; This.~, 51). Alb.~ Magnus (Boeck d.~ Secreten) zegt: `Wildy sloten ende banden opendoen / gaet int bosch ende siet waer dye Aecxter met haer Jonghen haren nestheeft / ende wanneer ghy daer zijt / so climt op den boom / ende die Aecxtersal van haren nest vlieghen / ende bindt dan tgat vanden neste toe waer mededat ghy wilt ende als si dat siet / so vliecht si om sommige cruyt twelck si optdinck (leght) daer tgat vanden neste mede ghebonden is / ende terstont soobreket / ende dat cruyt sal vallen op dye aerde opt laken dat ghi onder denboom moet spreyden'. (E Vj, recto, uitg.~ van Leiden). Eene Rabbijnsche Sage vertelt: Salomo moest den Schamir hebben, om derotsen die hij tot het opbouwen van zijnen Tempel noodig had, te doen springen. Hij liet dus het nest van eenen Auwerhaan opzoeken en met kristal bedekken. Daar de Auwerhaan nu niet meer bij zijne jongen kon geraken, vloog hij heenen haalde den Schamir en wou hem op 't kristal leggen. Doch nu begonnenSalomo's knechten zoo luid te schreeuwen, dat de Vogel verschrikte en denSchamir liet vallen (Perger, 9; naar: Altdeutsche W<a">lder, 98). Deze rotsopenen-de Schamir zal wel paralleel zijn met onzen Springwortel. In Tirol omwindt men een Zwaluwnest met eenen sterken draad ensluit het alzoo. De Zwaluw haalt den Springwortel om den draad te doenopenspringen. En daarna kan men zich van het Wonderkruid meester maken. (Wuttke, n"r" 139; naar Zingerle). In Zwaben neemt men een of meer eieren uit een Ravennest, kookt zehard en legt ze daarna terug in 't nest. Om ze weer frisch en broeibaar temaken, haalt de oude Raaf den Springwortel en legt hem in zijn nest. Nu heeftmen enkel den Wortel te nemen. (Wuttke, n"r" 139; Meier: Schw.~ S.~ 220). --In Zweden vertelt men hetzelfde van de Raaf, en ook van de Ekster, de Hopen de Zwaluw. (Perger, 10; naar Schindler, 187). In den Kerstnacht kan men zonder behulp van den Vogel den Springwortelvinden en uitgraven. (Wuttke, n"r" 139; naar Zingerle). Wie zulken Tooverwortel bezit, kan het volgende uitvoeren: 1"o" Alle slot of deur openen.

converted by Web2PDFConvert.com

In Friesland beweren sommigen dat de dieven wel eens zuik Springworteltjein hun bezit hebben: daarmee komen zij in alle huizen en vluchten uit allegevangenissen. (Dijkstra, II, 181). 2"o" IJzer en steen doen springen (z.~ boven de Schamirsage; S<o">hns. 105). 3"o" Bergen openen. In een gedicht van Meester Altschwert (ed.~ Holland, 70) vindt de dichteraldus den toegang tot den Venusberg: nauw heeft hij het Kruid gebroken, ofeen Martinsvogeltje komt bijgevlogen; hij volgt het en ontmoet eenen dwerg diehem in den Venusberg brengt. (Gub.~, M.~ Zool.~, II, 281; Simrock, 415). 4"o" Verborgen onderaardsche Schatten vinden en meester worden. (Rel.~ u.~Bohnh.~, 87; This.~, 270; S<o">hns, 105). 5"o" Tanden uittrekken. Neem Tarwemeel^_(1)_^ en Rogge^_(2)_^, vermeng ze met Springwortel, maaker een deegje van en steek het in den hollen tand; na korten tijd valt hijvanzelf uit. (Perger, 10: naar Helwig: Zauberartzt, 81). 6"o" Wiggen uittrekken (zie boven). 7"o" Gezoden eieren weer frisch maken (z.~ boven). 8"o" Banden en boeien breken (z.~ boven). 9"o" Meisjesharten openen en zien wie er bemind wordt. (S<o">hns, 105). 10"o" Het Geluk dwingen. (Wuttke, n"r" 149). 11 "o" Het onweer scheiden en verdrijven. Bij Owen in Zwaben, op den Beurerberg, groeit zulke donderwerendeSpringwortel. (Perger, 10). Om der wille van haren hemelschen oorsprong zegt men, dat zulke begeerdePlant, op den top van eenen berg ligt begraven, den bliksem tot zich trekt enhet onweer scheidt. (This.~, 51). Een speciaal verhandeling over den Springwortel: R.~ Lentitius, De Radiceeffractoria vel apertoria, vulgo Sprengwurzel (in: Misc.~ eur.~ nat.~ Dec.~ 8,jaar VII en VIII, 1699 en 1700, p.~ 144).

Nagenoeg hetzelfde wordt verhaald van het Laurierblad^(3)^,indien het aan eenen ring met een Wondersteen gehecht is.

Deze Steen kan alleen door een Raaf worden ontdekt en wel op de wijzereeds bij den Springwortel aangegeven: men rooft des Vogels eieren en laat zekoken, daarna legt men ze weer in 't Ravennest, de Raaf vliegt heen naar eeneiland waar Alodricus begraven ligt en brengt van daar den gezochten Wonder-steen, waarmede hij de gekookte eieren aanraakt, die in vorigen verschen staatterugkeeren. Neemt men nu dezen Steen en vat men hem in eenen ring, waaraanmen een Laurierblad hecht, dan zullen de boeien, waarmede iemand geketendis, losspringen, indien men ze met ring en blad aanraakt, en een daarmede aange-raakte deur zal opengaan. (Mag.~ nat.~, 106).

De magische Hazelroede^(4)^ opende insgelijks door aanrakingsloten en deuren.

Gub.~, I, 259. Vgl.~ boven Tooverroede.

De Marentak^(5)^ bezat dezelfde kracht.| | ^(1)^ Triticum vulgare L.| | | ^(2)^ Secale cereale L.| | | ^(3)^ Laurus nobilis L.| | | ^(4)^ Corylus avellana L.| | | ^(5)^ Viscum album L.|

Virgilius (Aeneis, VI) vertelt in prachtige verzen hoe Aeneas met dengoudgroenen Marentak de deur van de Hel (Tartarus) opent. Geen levend menschkan in de Onderwereld zonder dezen magischen Twijg van Proserpina. (Teirl.~PK.~, 64-5). Vanhier het nog bestaande Volksgeloof dat deze Boomplant alle slotenkan opendoen. (Perger, 229). Albertus Magnus (Mag.~ nat.~ 75) zegt dat men er het Kruid Sylphiummoet bijdoen: `Elle croit dans les Arbres qui sont percez, et etant jointe avecune autre que l'on nomme Sylphium, ouvre toute sorte de serrure'. Dit Sylphium(of beter Silphium, gr.~ Silphion), eene wonderbare Heilplant, die ook de ver-maarde Cyrena<i">sche Laser (zooveel waard als Goud) schonk, is, naar veleneen Noordafrikaansche Schermbloemige^_(1)_^ (Leunis, 265: M<e'>rat et De Lens:Dict.~ i.v.~ Laser, Pickering, 226).

En de reeds meermaals vermelde Maanvaren^(2)^.

Die meening was in Engeland verspreid. (This.~, 64, 196, Culpepper:British Herbal). Vgl.~ boven, en Roll.~ XI, 87 (in Romaansch Zwitserland en inProvence). Geen Ijzerwerk noch slot kon aan de macht van het Maankruid weerstaan.

converted by Web2PDFConvert.com

Du Bartas (Divine Weekes, geciteerd bij This.~, 196) zegt (Ik vertaal uit hetEng.~):

`Paarden die, grazende op de grassige heuvels, Treden op Maanvaren met hun holige hoeven, Ofschoon pas beslagen, des Dachts, gaan barvoets huiswaarts, En hun meester peinst waar hun ijzers bleven. 0 Maankruid! zeg mij, waar gij bergt den smid, Den hamer en de nijptang, waarmee gij ze ontnageld hebt. Helaas: welk slot of ijzeren tuig is er Dat kan aan uw subtiele geheime kracht weerstaan? En de beste hoefsmid kan geen ijzer zetten Zoo sterk, of gij, snel, kunt het ontdoen'.

Deze hoefijzer-ontnagelende kracht werd echter door anderKruidliefhebbers toegekend aan de Hoefijzerklaver of Paardsijzer.

Deze Vlinderbloemige heeft Peulen, die den vorm van een hoefijzer hebbenen dus, naar de Signatuurleer, met dit voorwerp werden in verband gebracht. Van Ravelingen (Dod.~, 872) kent zulke kracht toe aan dit `Peerdta-ijser'^_(3)_^: `De hauwe van dit ghewas heeft doen verwonderen de gevers vannaemen / (seydt Lobel) die dat ghehuten hebben Sferro cavallo (oft beterSferra cavallo) dat is te segghen Wederuyttreckende een Hoefijzer / oft liever| | ^(1)^ Thapsia silphium Viv.| | | ^(2)^ Botrychis lunaria L.| | | ^(3)^ Hippocrepis unisiliquosa L.| / Cruydt dat de Peerden vernagelt / oft Vernaghel-cruydt, oft oock Ontnaghel- cruydt. Want men seydt dat de Peerden / die daer op treden / hun hoefijzerslaten vallen'. Doch Lobelius (II, 95) voegt er skeptisch bij: `want wij diegreetich zijn gheweest om te versoecken / so wy groote menichte van dien ontrentMarseille ghevonden hadden / hebben dickwils te vergheeefs tselve versocht'. Vgl.~ nog Matthiolus, 521. Pickering, 850, This.~, 208 en M<e'>rat et De Lens (Dict.~ i.v.~ Sferro cavallo)brengen de Plant tot de in Midden-Europa welbekende Hippocrepis comosa L.~:`called in Britain Horseshoe Vetch' (ndl.~ Hoefijzer-vitse) `of Unshoe-the- Horse' ("=" ndl.~ Ontschoent-het-Paard). Rolland (IV, 248) wijst enkel op het geslacht Hippocrepis en niet opeen bepaalde soort en zegt (naar A.~ Chabert) dat de Plant de eigenschap bezitmuilezels te ontnagelen, waarschijnlijk omdat de Peul gebogen is als een hoefijzeren zij groeit op steenachtige en bergachtige plaatsen, waar de muilezel kans heeftzijn hoefijzers te verliezen. Op blz.~ 1489 (Dod.~) wijst Van Ravelingen, ter plaatse waar hij spreektvan dat `Vernaghel-Cruydt, in 't Latijn Ferrum equinum', op een ander, nietduidelijk aangeduide Plant: `in Italien toonen sommighe een cruydt daer voor;op wiens bladeren een plack staet als een hoefijser / anders als Netel-cruydt'. De oorzaak van den naam is dus hier te zoeken in den vorm, niet van depeulvrucht, wel van eene bladvlek.

Alle Varen -- vooral Mannetjes-^(1)^ en Wijfjes-Varen^(2)^ --brak sloten en boeien.

Dod.~ 759 b; Gub.~, 259.

Al wie wilde Suikerei^(3)^ over zich draagt, is vrij van allebanden.

Indien men iemand, buiten zijn weten en bedurende zijnen slaap met boeienbindt, zoo vallen deze van zelf los, indien de slapende Suikerei over zich draagt. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 171; Perger, 126).

De dieven gebruikten Savie^(4)^ om wat gesloten is, te openen.

Perger, l44; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 384. Doch dat is Plinius nagezegd: dezebeweert dat het Kruid Aethiopis^_(5)_^ alles wat gesloten is, door simpele aanraking,opent. (Plin.~, XXIV, 102, en XXVI, 9). Vgl.~ Kircher, O.W.~, waar verkeerdAethiolis staat. -- De Aethiopis (een Aethiopisch Geneeskruid) van Dioscorides,is, volgens Linnaeus, eene Savie; volgens anderen zou het de wolbladigeToorts^_(6)_^ zijn.| | ^(1)^ Polystichum filix-mas L.| | | ^(2)^ Aspidium filix-femina L.| | | ^(3)^ Cichorium intybus L.| | | ^(4)^ Salvia officinalis L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(5)^ Een Zuid-Europeesche Saviesoort. Salvia aethiopis L.| | | ^(6)^ Verbascum thapsus L.|

Zulke openende eigenschap kende men insgelijks toe aan degele Sleutelbloem^(1)^ en aan het blauwe Vergeet-mij-niet^(2)^.

Zie boven. Naam en vorm der Sleutelbloem gaven waarschijnlijk hiertoeaanleiding. Het Vergeet-mij-niet was een Geluksbloem. Zie boven a en b.

Ik noem hier nog volgende welbekende Planten: De Bijvoet^(3)^ (Gub.~, I, 259); -- de Salomonszegel^(4)^ (Rel.~u.~ Bohnh.~, 87); -- de Mandragora^(5)^ (Gub.~, I, 259); -- hetIJzerkruid^(6)^ (idem); -- de Ruit^(7)^ (Perger, 204); -- het Paris-kruid^(8)^ (aldus in IJsland, naar This.~, 197, doch aan het voorko-men dezer Plant op dit eiland mag getwijfeld worden). En onder de uitheemsche openende Planten mag men aan-halen:

De Russische Rasriv-trava. Het zeldiaam Kruid groeit in vochtige beemden. Het is zeer buigzaam, doch hedt geen speciale onderscheidende kenteekenen. Hoe bekomt men het? Daar waar men onderstelt dat Rasriv-trava groeit, snijdtmen het Gras; en men werpt den afgesneden hoop in een rivier of beek; indienook Rasriv-trava is afgesneden, zoo vlot het boven en, wat wonder is, zwemttegen den stroom op. -- Doch enkel de drager van het Kruid Plakun (eenSalicaria-soort, beweert Gubematis) en van Paporotnik (alle Varen) kan zevinden. -- De dieven gebruiken de Plant: zij raken er mee de sloten aan en dezegaan onmiddellijk open. -- De Rasriv-trava heeft nog de kracht alle metaalin kleine stukjes te breken; en de sloten van de poorten der Hel kunnen enkeldoor zulke Plant worden geopend. -- Z.~ Gub.~ I, 258 en vvgg.~; This.~, 197. In Indoestan, naar een gissing van Gub.~ (l.~ c.~), bezit de A<c,>vattha ofheilige Vijgeboom^_(9)_^ zulk openende kracht. De Ved<a^>s vermelden een Kruid Pata (d.~ i.~ die opent, die breekt): deValk vindt het, de Ever ontwortelt het en het beschermt de etenskast tegenroovende Dieren. (Gub.~, I, 259). De reiziger Vincenzo Maria de Santa Catarina spreekt van een IndischenWonderwortel, dien hij Nervilliri heet en waarmede de vogel Paperone (soortvan groote Gans) de trali<e">n van de Kooi breekt, waarin zijne jongen gevangenzitten. (Idem).| | ^(1)^ Primula elatior L.~ of P.~ officinalis L.| | | ^(2)^ Myosotis palustris L.~, of een andere soort van dit geslacht.| | | ^(3)^ Artemisia vulgaris L.| | | ^(4)^ Polygonatum multiflorum L.| | | ^(5)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(6)^ Verbena officinalis L.| | | ^(7)^ Ruta graveolens L.| | | ^(8)^ Paris quadrifolia L.| | | ^(9)^ Ficus religiosa L.| En naar een Grieksche Sage vindt en opent Herakies de spelonk van denroover Kakus door middel van een Kruid, het Herakleion (Herakleon, Heraklion).lat.~ Heraclea of Heracleum, Herba heraclea. -- Verschillende Kruiden werdenmet Herakleion vereenzelvigd: 1"o" Onze inlandsche Berenklauw^_(1)_^; -- 2"o" Herac-leum panaces L.~, Oosteuropeesche Berenklauw (naar Dodoens; Panaces Heracliumvan Dioskorides; ook Dierbach, Fl.~ m.~, 173); -- 3"o" Sideritis syriaca L.~ ofwollige Sideritis, uit Griekenland (Pickering); -- 4"o" Het gemeene Robrechts-kruid^_(2)_^ (Dod.~; Pickering, `Heracleon Sidereon'; -- 5"o" Het glanzend Helm-kruid^_(3)_^: -- 6"o" De Europeesche Sanikel^_(4)_^, een Schermbloemige uit Zuid- europa en het Oosten, die een gomachtig Hars oplevert (naar Pickering, 158, "="`Panakes Erakleion'); -- 8"o" De Hazenkummel^_(5)_^ uit Griekenland (Pickering,l.~ c.~); -- 9"o" De Kretische Origan^_(6)_^, uit Zuid-Europa en zeer gemeen op Kreta(Pickering: "=" `Erakleion' en ook `Panaces Heracleon' van Plinius; vgl.~Dod.~, 458); -- 10"o" Het overal verspreide Varkensgras^_(7)_^ (bij Apulleius Heracleageheeten: Dod.~, 156); -- 11"o" De rechtstandige Andoorn^_(8)_^; en, naar Tragus,

converted by Web2PDFConvert.com

is Heraclea de stinkende Bosch-Andoorn^_(9)_^ (Dod.~, 225); -- 12"o" Het Glas-kruid^_(1O)_^, ook inlandsch (Dierb.~, 174); -- 13"o" Het wit Bilzenkruid^_(11)_^ (Dod.~,738; daarom wordt Herakles met een kroon van deze Plant verbeeld (Gub.~ II,177). Zie over Herkulesplanten Teirl.~ PK.~, 85-87. Sommige der hierboven ge-noemde Kruiden werden met Herakles in verband gebracht, omdat hij hunneheilkrachten heeft ontdekt. In de Roos van Bakavala vindt de jonge held een ongenoemden Boomdie de sterkste sloten opent en de hardste voorwerpen breekt. (Gub.~, I, 247). Over openende Wonder- en Geluksbloemen, z.~ boven a, 2.

f. *Planten die onzichtbaar maken.*

Toovenaars en Heksen trachten zich onzichtbaar te maken;en de gewone mensch wilde het hun nadoen. In de Planten kentmen menig vlijtig gezocht en vurig gewenscht Gewas dat onzicht,baar maakt.| | ^(1)^ Heracleum sphondylium L.| | | ^(2)^ Geranium Robertianum L.| | | ^(3)^ Scrophularia lucida L.| | | ^(4)^ Sanicula europaea L.| | | ^(5)^ Lagaecia cumino<i">des L.| | | ^(6)^ Origanum creticum Hayne; naar Linn.~ O.~ heracleoticum L.~ (M<e'>rat).| | | ^(7)^ Polygonum aviculare L.| | | ^(8)^ Stachys recta L.| | | ^(9)^ Stachys silvatica L.| | | ^(10)^ Parietaria officinalis L.| | | ^(11)^ Hyoscyamus albus L.| Hazelnoten^(1)^ maakten den drager onzichtbaar.

Aldus in Zweden. (This.~, 61 en 207).

Wie een kruis van Vogelkerseboom^(2)^ bezit, is onzichtbaar.

Perger, 254; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 230.

Wie reeds de kunst verstaat om zich onzichtbaar te maken,verandert zich soms in eenen Jeneverboom^(3)^.

Niemand mag of kan alsdan dien Boom aanraken. De honden alleen zijndoor die metamorphose niet verschalkt: zij kunnen echter in den Struik nietbijten, maar door hun reuk geleid omsnuffelen zij al grollende den onzichtbaargeworden. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 66). -- Dit volksgeloof vindt wellicht zijn oorsprongin een bekende Mariasage: Maria vluchtte met het Kindeke Jezus en Jozefnaar Egypte. Herodes'~ soldaten volgden hen op de hielen. Genst^_(4)_^ en Cicer^_(5)_^kraakten als ze voorbijgingen; het Vlas^_(6)_^ bleef rechtop staan; maar de mede-lijdende Jeneverboom opende zijne Twijgen en maakte aldus de vluchtelingenonzichtbaar. Daarom blijven Genst en Cicer kraken; het Vlas, om zijn tengerheid,kreeg vergiffenis; doch de Jeneverboom werd gezegend. (Gub.~, II, 153).

Ook de mythische Marentak^(7)^ maakt onzichtbaar.

Aldus in Tirol. (This.~, 62).

En van den Laurier^(8)^ vertelt men:

Doe in een Laurierblad den steen Obtalmus; wie dit over zich draagt, wordt`onsienlijck'. Daarom wordt deze steen geheeten `een bereydinghe der moor-denaren'. (Alb.~ Magnus, B ij). Mag.~ nat.~, 84, heeft den naam Ophtalme. Z.~Ophtalmius bij Larousse, Dict.

In de Roos van Bakavala maakt een `ongenoemde' Boomden held onzichtbaar.

converted by Web2PDFConvert.com

Het is voldoende dat deze eenen hoed draagt, die uit de Schors van denBoom gemaakt is. (Gub.~, I, 247).

Het getal Kruiden, die onzichtbaar maken, is grooter danhet getal Boomen.| | ^(1)^ Corylus avellana L.| | | ^(2)^ Prunus padus L.| | | ^(3)^ Juniperus communis L.| | | ^(4)^ Sarothamnus scoparius L.| | | ^(5)^ Cicer arietinum L.| | | ^(6)^ Linum usitatissimum L.| | | ^(7)^ Viscum album L.| | | ^(8)^ Laurus nobilis L.| Vooreerst dient genoemd het wonderbare Varenzaad^(1)^.

Varen behoort tot de Signatuurflora: haar zoogenoemde Zaad (eig.~ deSporen) is een bijna onzichtbaar poeier en daarom kan het hare onzichtbaarheidden drager overmaken. Vgl.~ de min aannemelijke verklaring van Kelly (Indo- european Tradition and Folk-lore, p.~ 197): Varen ontstond door den bliksem,het hemelsche licht dat uit de wolk komt, en hare onzichtbaar-makende krachtkomt van die onzichtbaar-makende wolk! -- Shakespeare, een folklorist -- watwas die geniale man niet? -- wist het reeds: Gadshill (in: Henry IV, II, 1) zegt:`Wij hebben het recept Varenzaad, wij wandelen onzichtbaar'. -- En BenJonson (New Inn, I, 1) laat iemand zeggen: `Ik heb geen medicijn hier datonzichtbaar maakt, noch Varenzaad in mijn tesch'. In Steiermark beweert men dat zulk onzichtbaar Varenzaad, op Kerstnacht,door den Duivel zelf wordt gegeven: het is noodig dat men in eenen Toover-kring staat en het gewenschte Zaad in negen kelkdoeken ontvangt. (Wuttke,n"r" 331, naar: Zeitschr.~ f.~ D.~ M.~, 2, 30). Varenzaad, dat in de schoenen valt, maakt den wandelaar onzichtbaar:Een Westfaalsche boer zocht, op Midzomerdag, naar een veulen dat verdwaaldwas; hij ging door eene weide, juist als het Varenzaad rijpte, en dat viel inzijne schoenen. Enkel des morgens kwam hij thuis, ging in de familiezaalnederzitten; doch 't scheen hem wonder dat noch zijn wijf noch iemand vande huisgenooten op hem acht sloeg. Hij Zei: `Ik heb het veulen niet gevonden'. Daarop sprong iedereen in de zaal recht en keek verschrikt rond; want zijhoorden de stem van den boer, doch zagen hem niet. Zijne vrouw riep hem toe,denkende dat hij zich verborgen had; maar hij antwoordde: `Waarom roeptgij mij? Ik sta hier juist voor u!' Op 't laatste werd hij gewaar dat hij onzicht-baar was, en 't viel hem in dat hij, den vorigen dag, over de weide was gestapten dat hij wellicht Varenzaad in zijne schoenen droeg. Hij deed ze uit, hetVarenzaad viel op den vloer, en hij bleef niet langer onzichtbaar. (Grimm,D.~ M.~, 1160; Perger, 212). Zeer gelijkend is een Saksische Sage; doch er wordt melding gemaaktvan een bijzondere Varensoort, dat, in tegenstelling met de andere, zichtbaarbloeit en in <e'>en en denz;elfden nacht, nl.~ op St.~ Jansnacht, uit den grond spruit,Bloemen en Vruchten en Zaad draagt: 't is dus een wonderbare Varen. Zijgroeit op den Valtenberg. Eens ging een Inwoner van Neukirch over den Valten-berg, binst den St.~ Jansnacht, en beroerde de Plant, wier Zaad in zijne schoenenviel. Hij kwam eenen vriend tegen en zei goeden-avond; de vriend, die hemniet zag, maar wel hoorde, vlood verschrikt weg; nader bij het dorp ontmoethij een zijner nichten en vraagt of zij nog niet slapen is; de nicht ook vluchtheen. Thuis hetzelfde: vrouw en dochter, die nog op waren, hooren hem enzien hem niet, en zij denken dat hij een Geest is. Hij trekt zijne schoenen uiten eerst alsdan herkennen zij den vader. (Meiche, n"r" 815).| | ^(1)^ Al de soorten van Landvarens (vooral de ondergroep Filicales).| Vgl.~ nog Rel.~ u.~ Bohnh.~, 113; Kelly: Indo-Eur.~ Trad.~ and Folkl.~, 1863,blz.~ 193-198; This.~, 205-6; Ralston: Russian Folk-Songs, 1872, blz.~ 98; Heimansen Thijsse: Door het Rietland, 226; Marzell, Uns.~ Heilpfl.~, 9-11.

Ook de Maanvaren^(1)^ werd gebruikt om zich onzichtbaarte maken.

Uit dit lunarisch Kruid bereidden de Alchimisten eenen onzichtbaar ma-kenden Steen. (Perger, 215; naar Wier: Praest.~ daem.~, I, c.~, 18). Vgl.~ Roll.~,XI, 87: Maanvaren moet geplukt worden op St.~ Jansavond als de nacht valt enruggelings gaande naar de plaats waar zij groeit; men herkent de Tooverplant

converted by Web2PDFConvert.com

door den phosphoorglans dien zij van zich straalt.

Evenals de Mandragora^(2)^.

Aldus Leunis (Syn.~ 587).

Eenige Vlinderbloemigen bezaten zulke mysterieuze kracht.

De Vierklaver^_(3)_^. Indien een wandelaar, vermoeid, zich bij zekere bronnentot slapen nederlegt, zoo gebeurt het wel eens dat witte duiven bijgevlogenkomen met Vierklaver in hunnen bek en deze op het hart van den slaper latennedervallen. Ontwaakt deze voor de Vierklaver verslenst is, zoo kan hij, indienhij ze in den mond neemt, zich onzichtbaar maken en de geheimzinnige grottender zoogenaamde Zalige Jonkvrouwen, aan wie deze duiven toebehooren, metzekerheid vinden. Aldus in 't Passeierdal, Voorarlberg. (Perger, 196; naar BedaWeber: Passeier, I, 235). Ook in de Vogezen beweert men dat de drager van eene Vierklaver nietkan gezien worden. (Roll.~, IV, 146; naar Mont<e'>mont: Voyage dans les Vosges). De Erwt^_(4)_^. Het waren Erwten die op Goeden-Vrijdag geplant waren:men moest hiertoe echter een doodskop vinden, die met aarde was gevuld enhierin de Erwten steken, daarna den doodskop onder den oziedrop der kerkvergraven. Wie in den mond eene uit den schedel gegroeide Erwt nam, kondoor niemand gezien worden. (Perger, 27-28; vgl.~ Meier: Schwab.~ n"r" 269). De Boon^_(5)_^. Het is een akelig iets: De bewoners van de Moezelstreeknamen de nog niet verrotte tong uit eenen menschenschedel, kookten ze en legdenze daarna weder in den schedel. In de lente begroeven zij kop en tong, planten erboven drie Boonen en gaven aan elke Boon een der namen van de Drievuidig-heidspersonen. Zij plukten dan de rijpe en dorre Peulen en bewaarden de Boonen. Hij die zulke Boon op zijn tong lei, was onzichtbaar. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 327;Perger, 207; naar Wolf, in: Zschr.~ f.~ D.~ M.~, I, 241).| | ^(1)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(2)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(3)^ Trifolium pratense L.~ met 4 Blaadjes.| | | ^(4)^ Pisum sativum L.| | | ^(5)^ Vicia faba L. (Faba vulgaris M<o">nch).|

Onzichtbaar-makende Samengesteldbloemigen zijn:

De Reinvaan^_(1)_^. Oeze Ruikplant bloeit enkel in St.~ Jansnacht tusschenelf en twaalf uur. Een boer uit de streek van Brodewin (Mark, Duitschl.~) rijdt,met zijne vrouw 's nachts naar de stad om bier te halen. De paarden kunnenmet moeite voort, want er is veel zand op den weg. De boer stapt af en gaatnevens den wagen. In eens bemerkt de vrouw dat haar man verdwenen is; zijziet toch dat de teugel evenals vroeger gehouden wordt. Zij roept den man enhij antwoordt, doch zij ziet hem niet. Zij komen in de stad; de waard en zijngezin hooren den boer, doch zien hem niet. De waard was een slimme kerel. Hij doet den boer zijn schoenen uittrekken en oogenblikkelijk is hij zichtbaar. In de schoenen zljn Reinvaanbloemen gevallen, terwijl hij naast den wagen stapte. De waard neemt de Bloemen en bewaart ze voor zljn eigen nut. (A.~ Kuhn:M.~ S.~ u.~ M<a">rchen, n"r" 191). Het Rozenkransje^_(2)_^. Men moet het stilzwijgend uitgraven, op eenen Dob~belen Zondag (d.~i.~ een Zondag die met een feestdag samenvalt). Perger, 130. De wilde Suikerei^_(3)_^. Doch het moet de zeldzame witbloemige vari<e">teitzijn. Wie ze zwijgend op St.~ Jacobsdag (25 Juli) met een goudstuk uitgraafde,kon er mee zich onzichtbaar maken, (Perger, 127; S<o">hns, 77; vgl.~ Meier, 238-239). De witte Chamaeleon^_(4)_^. Er bestaat een dier Chamaeleon en ook eendistelachtige Plant van dien naam. Plinius zegt van het dier: `Men vertelt / datden slincken voet van dit dier in den oven gheroost wordt / met het cruydt vanden selven naem / ende met eenigh vet oft smeer tot koeckskens ghekneedtwordt / ende in een houten busken bewaert: ende die buskens hebben sulckenkracht / dat de ghene diese over hun draghen invisibel zljn / dat is onsienlijck /ende van een ander niet ghesien en kunnen worden'. (Dod.~ 1192). Doch VanRavelingen voegt hiertoe: `'t welck soo lachelijck is / als qualijck om te gheloo-ven'. Zie nog Dod.~ 1489.

De Duivekervel, de Amarant, de Ruit, de Zonnewende en deHerderstasch moeten nog worden vermeld.

Toovenaars en Heksen werpen Duivekervel^_(5)_^ in hun offervuur en makenzich aldus onzichtbaar. (Perger, 162; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 182). In Zwitserland zegde men dat O.~ H.~ Hemelvaartstuilen van Amarant^_(6)_^beletten den drager te zien. (This.~, 62). Ruit^_(7)_^ met een ei tusschen elf uur en middernacht in het vat gelegd waarin| | ^(1)^ Tanacetum vulgare L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(2)^ Gnaphalium dioicum L.| | | ^(3)^ Cichorium intybus L.| | | ^(4)^ Atractylis gummifera L.~ (naar M<e'>rat en de Lens: Dict.~); Carlina acaulis| L.~ (naar Matthiolus en Lobelius).| | | ^(5)^ Fumaria officinalis L.| | | ^(6)^ Amarantus caudatus L.| | | ^(7)^ Ruta graveolens L.| de Kop van de Witte Slang bewaard is, maakt de bultter onzichtbaar. (Perger,204; naar Birrcher, 65). Men neemt den steen Heliotroop en het Kruid Heliotroop^_(1)_^; men bevoch-tigt met het sap van het laatste den eersten, en men bindt hem over hetvoorhoofd: men wordt onzlchtbaar. (Perger, 171). Om de schapen voor den wolf onzichtbaar te maken hing men Herders-tasch^_(2)_^ aan hunnen nek. Aldus in Ierland. (Roll.~, II, 110; naar Wh.~ Stokes:Medical Ms.~).

Onbepaalde of ongenoemde onzichtbaarmakende Planten zijn: De Geluksbloem.

Eng.~ `Luck-flower'; hgd.~ `Gl<u">cksblume'. Vgl.~ boven. Deze Bloem moet bij toeval of geluk gevonden worden; want al wie ze metvoorbedachtheid zoekt, vindt ze nooit. Aldus in Noord-Duitschland. (This.~, 207).

Het Kruidje van Sidrach.

Het boek van Sidrach spreekt van een klein Kruid, zoo hoog als demiddelvinger lang is, met zwarte Bladeren: wie het in zijnen mond steekt, kanniet gezien worden. (Gub.~, I, 211).

De Wortel van Wieland.

Held Wieland zoekt zijne geliefde. Bij een eenzamen woudberg ontwaarthij drie duiven, die zich in eene bron willen baden; nauw beroeren zij den grondof 't worden Jonkvrouwen; eene dezer is de verdwenen geliefde. Zij ontkleedenzich en springen in het water. Wieland, onzichtbaar geworden door zekerenTooverwortel, neemt de kleederen (van vederen). De Meisjes schreien luide. Wieland, opnieuw zichtbaar geworden, treedt vooruit en verklaart dat hij dekleederen zal teruggeven, indien eene van de drie hem tot man verkiest. DeMeisjes stemmen toe en Wieland kust zijn verdwenen geliefde, die nu in hemharen Frederik van Zwaben terugvindt. (Herrmann, D.~ M.~, 143; naar het14"d" eeuwsch mhgd.~ gedicht: Friedrich von Schwaben; vgl.~ Jiriczek: DeutscheHeldensage, 30-31).

g. *Planten die onwondbaar maken.*

De krijgers en wapenlieden trachtten zich, door allerhandemiddelen, onkwetsbaar te maken. Zij wendden zich hiertoe veelaltot Tooverij; en Planten, die onwondbaar maakten, zijn talrijkgenoeg.| | ^(1)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(2)^ Capsella bursa-parstoris L.|

Onwondbare menschen waren `vast' of `hard' (Bekker, IV, 154),`schotvrij, steekvrij' (Knipscheer, II, 27). `schoot- en steeckvrye' (Jonctys). De kunst zich vast te maken (hgd.~ `festmachen') heette Passauerkunst,`Passawsche konste' (Bekker, IV, 158): omdat het leger, dat in 1611 inBohemen is gevallen, om Passaw (Neder-Beieren) vergaderd was en de soldatendeze kunst hebben gebruikt om Praag in te nemen (z.~ hierover Sennertus). Ikbepaal me hier bij de Plantlore en zal dus enkel over vastmakende Gewassenspreken.

Zulk onwondbaar-makend Kruid kende Gea, de aloude Aard-godin.

Toen de kinderen van Gea, de Giganten nl.~, tegen Jupiter en de andereOlympusgoden streden, was Gea er op bedacht haar kroost onkwetsbaar temaken door zeker Tooverkruid -- een ongenoemd -- en zij zocht het op. DochJupiter verbood aan het Morgenrood, aan Maan en aan Zon te schijnen, zoodat

converted by Web2PDFConvert.com

Gea in de duisternis moest rondzoeken. Middelerwijl sneed Jupiter zelf hetTooverkruid af, en de Giganten werden verslagen. (G.~ Schwab: Sch<o">nsteSag.~, 94).

De Tooveres Medea maakte Jason onwondbaar door zekereTooverzalf, gemaakt met het zwarte sap van eenen Tooverwortel.

Die Tooverzalf was de Prometheusolie. Uit Prometheus'~ lever, dagelijksdoor Jupiters Arend opgevreten en ook dagelijks opnieuw gegroeid en hernieuwd,dropte, op de Kaukazusheiden, het bloed van den gefolterde. En uit dit bloedkiemde een Wortel met zwart sap. Medea had dit sap in eene mossel opgevangen,en er uit de Prometheusolie bereid en bewaard. Zij gaf die Tooverzalf aanJason, die er mede zijn lichaam inzalfde, waardoor hij, den dag der inzalving,door geen zwaard gekwetst en door geen vuur kon verbrand worden: den heelendag ook bleef hij sterker dan zijne tegenvechters. En door dit Tooverkruidoverwon hij. (G.~ Schwab: Sch.~ Sag.~, 58).

Een Wildeman had zich onkwetsbaar gemaakt door zekerTooverkruid.

Held Dietrich bevrijdt een jammerlijk schrdenden Dwerg -- met name Bal-dung, Alberlch's zoon -- dien een Wildeman wil ontvoeren: deze Wildemanis onwondbaar door de kracht van een ongenoemd Tooverkruid. Aldus in hetjongere Sigenotlied. (Herrmann, D.~ M.~, 143, 174).

De held uit `De Roos van Bakavali' vindt een Wonderboom,die roode en groene Vruchten voortbrengt; wie de groene Vruch-ten op zijn hoofd plaats, is onwondbaar.

Deze Wonderboom wordt bewaakt door een Serpent dat zelf onwondbaaris. Met de roode Vruchten krijgt de held, die door Tooverkunst in raaf vervormdis, zijn vroeger gedaante terug. En de groene, onder zijnen gordel gestoken,geven hem vleugels, waarmee hij vliegen kan. (Gub.~, I, 246-7).

De Javaansche Boom Ma di rado maakt onkwetsbaar.

Niccolo di Conti (in zijne reis in Indi<e">) zegt dat men, in 't midden vanden Boom, een ijzeren roedje vindt, zeer fijn en zoolang als de Stam; wie ereen stukje van over zich draagt op zulke wijze dat het het vleesch van dendrager raakt, kan niet door ander ijzer gekwetst worden; ook steken het velenonder de huid. (Gub.~, I, 247). Deze Boom is misschien de echte IJzerboom^_(1)_^, een Mirtachtige -- reedsdoor Julius Scaliger Metrosideros (van Gr.~ metra "=" houtmerg, en sideros "=" ijzer,dus IJzermerg, naar de ijzerhardheid van het Hout) -- `van standt kleyn^_(2)_^ /maer so harden mergh in sijn houdt hebbende / van onder tot boven toe / datmen't voor ijser houden ende ghebruycken soude moghen. De inwoonders van 't selveeylandt' -- Java nl.~ -- `ghelooven dat de ghene die een stuck van dit IJserhoutover hun draghen / met geen ijser gequetst en konnen worden'. Dod.~, 1413). Dat geloof vindt zijn verklaring in de Signatuurleer.

Het boek van Sidrach vermeldt ook een ongenoemd onkwets-baar-makend Kruid.

Het is zes palmen of min hoog: het heeft fijne Bladeren als de Roze-marijn^_(3)_^, groene Bloemen, zwarte Zaden, vermiljoenroode lange en borendeWortels. Wie dat Kruid over zich draagt en komt in een ander land bij devijanden, kan door geen enkel dezer kwaad worden aangedaan. (Gub.~, I, 247).

In Tirol maakt men zich schotvrij door een weinig van zijnbloed in een versch geboord hol van eenen welkdanigen Boom telaten vergroeien.

Wuttke, n"r" 229 (naar Zingerle).

De Bosjimans gebruiken tot dit doel een heelkrachtig Zuid- afrikaansch Kruid, met name Sh<o'>l<o^a">.

Voor zij ten strijde trekken wrijven zij hunne handen met Sh<o'>l<o^a">. -- Zijwrijven er mede ook den krijgsman, die doodelijk gekwetst is, ten einde hem inleven te behouden. -- Wie Sh<o'>l<o^a"> uittrekt, moet aanstonds een Stuk van denWortel in den grond steken, opdat de Plant opnieuw schiete. Een man die,zonder die voorzorg te nemen, dat Kruid had uitgerukt, vond men stom en roer-loos, omringd van Slangen; men verdreef deze met een stuk van den Wortelin de aarde te planten. (Gub.~, II, 348). Ik weet niet welke de wetenschappelijke benaming van Sh<o'>l<o^a"> is.| | ^(1)^ Metrosideros vera Rumph.| | | ^(2)^ M.~ vera is echter een hooge Boom, zegt Leunis, 210.| | | ^(3)^ Rosmarinus officinalis L.|

converted by Web2PDFConvert.com

Onder de bekende Planten die tegen houw, steek of schotbeschermden, bekleedt het Allemansharnas^_(1)_^ eene eereplaats.

Bij Blancardus: `Victori-wortel, Das-look, Veld-Look'; -- bij Dod.~:`Bergh-Loock': -- bij Lobelius: `Serpent-Loock'; -- hgd.~: `Allermanshar-nisch, Siegwurz, Alpenlauch, Bergalraun' en ander namen. (Z.~ Pritz.~ u.~ Jessen). Het is een uitheemsch Berg- en Alpenlook. De Plant behoort tot de Signatuurflora: de Bol of Ajuin is omringd dooreen soort van netvlies, dat men met een pantser heeft vergeleken; om die redenmaakte zulke Ajuin onwondbaar. Dat amulet, aan den hals gedragen, beschermdetegen steek en schot, en gaf de zege: daarom heette men dat Gewas Lat.~Victorialis, hgd.~ `Siegwurz', `Allemansharnisch', `Neunkraft' ("=" Negen-kracht, Prahn, 128). Ndl.~ Victorie-wortel en Allemansharnas. Tijdens den franco-duitschen oorlog van 1870 kwam ijlings een vrouwin den Berlijnschen kruidtuin geloopen en vroeg den Wortel die onwondbaarmaakt. Hier wist men niet juist welken Wortel zij bedoelde, toen een jonge knechtop de gedachte viel dat het Allemansharnas moest zijn; hij haalde den Bol. De vrouw, zeer verheugd. snelde er mee heen naar het Anhalter-station, dochkwam te laat, haar zoon was vertrokken. En hij sneuvelde waarlijk te Grave-lotte! En de moeder heeft altijd geloofd dat haar kind nog zou geleefd hebben,indien hij den Tooverworte1 over zich had gedragen. (S<o">hns, 82; mededeelingvan Dr.~ Beyer). De naam is echter Allium victorialis en niet A.~ victoriale, zegt Leunis (787)en werd gegeven naar den Mons Victorialis (fr.~ Mont St.~ Victoire) in Provence,waar de Plant, zegt men, groeit. M<e'>rat en De Lens (Dict.~) hebben nochtansAllium victoriale L. Vgl.~ S<o">hns, 81-82; Perger, 83; Heros, 66; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 173.

Andere Planten werden voor de Victorialis of het Allemans-harnas gehouden.

De Moeras-Zwaardlelie^_(2)_^ en ook wel de gewone Zwaardlelie^_(3)_^, delaatste alleen in Zuid-Europa groeiende, hebben den Bol insgelijks met eennetvormig weefsel (als een pantser) omwonden; vanhier de namen hgd.~ `Aller-mansharnisch' en `Siegwurz' ("=" Zegewortel) naar de Signatuurleer (vgl.~Leunis, 778; S<o">hns, 81). Gladiolus communis L.~ wordt door Dodoens (323) Victorialis feminageheeten (naar Valerius Cordus) en Victorialls rotunda (met ronden Bol),terwijl onze Mechelaar Allium victorialls L.~ of het echte Allemansharnas Victo-rialis longa en Victoriae radix heet. Victorialis mas (of mascula), dus de Look- soort, heeft zeer breede Bladeren, Victorialis femina (de Zwaardleliesoort)| | ^(1)^ Allium victorialis L.| | | ^(2)^ Gladiolus palustris Gand.| | | ^(3)^ Gl.~ communis L.| smalle: de oude Botanisten, die de geslachtsorganen der Planten niet kenden,noemden Mannetje of Mas de soort die grooter, sterker, langer, dikker of breederwas, Wijfje of Femina de zwakkere of smallere. Kannegiesser (76) meent dat deze Zwaardlelie `Siegwurz' en `Aller-mansharnisch' wordt genoemd. eveneens naar de Signatuurleer, evenals lat.~Gladiolus ("=" klein zwaard) en ndl.~ Zwaardenkruid (Blanc.~) en Sweerdekens- cruydt (Van Ravelingen): nl.~ naar de zwaardvormige Bladeren die dus deoorzaak waren dat men de Plant tegen verwonding door zwaard of ander houwtuigaanwendde. Ook de Maanvaren^_(1)_^ wordt door Prahn (14) `Allermansharnisch' ge-noemd; -- en in sommige streken van Oostenrijk (Karnten) heet men deSalomonszegel^_(2)_^ aldus. (Pritz u.~ Jess.~). In een heksenproces (te Ulm, Zwaben) van het jaar 1663 verklaart een zekerePhilip Berger, dat hij, dronken zijnde, Varenzaad `gesch<o">pt' (gezameld) heeftom zich vast te maken. De Varensoort is hier niet aangewezen. Daarna heefthij dat nog zesmaal gedaan: de eerste maal te Kerstnacht, de andere malen opeenen Goeden Vrijdag, telkens op eenen kruisweg bij een Jeneverstruik^_(3)_^. De duivel was er bij en heeft het Zaad door negen doeken geslagen; op deneersten lagen zoo iets als tien zwarte korrels, die hij in Duivels name moestinslikken, waardoor hij een jaar vast is geweest. (Marzell, 8-9, naar Birlinger,Volkst.~ aus Schwaben, 1861, 340).

St.~ Janskruid^^ beschermt den strijder en maakt hem onwond-baar. (S<o">hns, 108; Rel.~ u.~ Bohnh.~ 173). En de Wortel van Bilzenkruid^(5)^.

Zoo beweert de oude Lonicerus ("+" 1586).

En het onsterfelijke Rozenkransje^(6)^.

Doch het moest stilzwijgend geplukt worden op een Dobbelen Zondag. (Perger, 130; S<o">hns, 120; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 198). De Plant sterft niet, het is eenImmortelle; wie ze over zich draagt, sterft dus ook niet.

Ook de Wilde Suikerei^(7)^.

converted by Web2PDFConvert.com

Men moest ze, zonder te spreken, op St.~ Jakobsdag (25 Juli) met eengoudstuk uitgraven. (Perger, 127; P.~ V.~ Maiwald: een lnnsbr<u">cker Herbar vomJahre 1748, Braunau, 1898).| | ^(1)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(2)^ Polygonatum multiflorum L.| | | ^(3)^ Juniperus communis L.| | | ^(4)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(5)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(6)^ Gnaphalium dio<i">cum L.| | | ^(7)^ Cichorium intybus L.|

Ook de Gemswortel^(1)^, indien men hem op den rechten tijduittrekt. (Perger, 132). Om schotvrij te zijn gedurende twee dagen eten Gemsen eensoort van Berg-Aster^(2)^.

Zij doen het v<o'>or zonsopgang. (Perger, 134).

De Hoogduitschers beschouwen een soort van Strandkruid, deLamsoor^(3)^, als bevrijdende tegen stoot en steek: daarom heetenzij het `Widerstoss' ("=" Wederstoot).

Prahn, 15O. Het schijnt een volksetymologisch spel te zijn: Statice vanGr.~ statikos, staande makend, tegenhoudend nl.~ bloedvloed. (Leunis, 564), ofnaar hare adstringeerende en obstipeerende werking (Kannegiesser, 171); ofvan lat.~ stare, staan, omdat zij de vochten van het lichaam doet stilstaan. (Lemery, 681). `Widerstoss' zou dus de vertaling van Statice zijn? En laterheeft het volk dezen laatsten naam in verband gebracht met het stootvrij-maken.-- De etymologie van Kannegiesser houdt geen steek: `Wiederstosz, sie st<o">sztaus ihrer Wurzel eine Menge zarter Bl<a">tter hervor' (met vraagteeken). Heeten nog hgd.~ `Widerstoss' (met of zonder e, naar Pritz.~ u.~ Jessen): 1"o" De Dag-Koekoeksbloem^_(4)_^, bij Bock en bij Tabernaemontanus `RotherWiderstoss'. 2"o" De Avond-Koekoeksbloem^_(5)_^, bij Tabernaemontanus `Weisser Wi-derstoss'. 3"o" De opgeblazen Silene^_(6)_^, In den Elzas bij Weissenburg `Widerstoss'(ook bij Bock) en in de Mark Brandenburg en in Thurlngen `Wiederstoss'. 4"o" De gebogen Silene^_(7)_^, in Silezi<e"> `Wilder Wiederstoss'. 5"o" De melige Toorts^_(8)_^, bij Toxites `Widerstoss'. 6"o" De Steenbreekvaren^_(9)_^, naar Nemnich.

Men kan zich vast of hard maken door middel van een gewijdeHazelnoot^(10)^.

Men holt de Noot uit; op een zeer fijn papiertje schrijft men het St.~ Jans-Evangelie, steekt het in de Noot en legt deze onder het Altaardoek; men laat er,| | ^(1)^ Doronicum pardalianches L.| | | ^(2)^ Waarschijnlijk Aster alpinus L.| | | ^(3)^ Statice limonium L.| | | ^(4)^ Melandryum rubrum Garcke.| | | ^(5)^ M.~ album Garcke.| | | ^(6)^ Silene Inflata L.| | | ^(7)^ S.~ nutans L.| | | ^(8)^ Verbascum lychnitis L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(9)^ Asplenium trichomanes L.| | | ^(10)^ Corylus avellana L.| buiten de weet van den priester, drie missen over lezen en men hangt ze daarnaals amulet aan den hals. (Perger, 246; naar Hartmann: Teufelsk<u">nste, 13).

Met zulk doel eet men van den Levensboom^(1)^, een veelgekweekten Heester.

Het is een onsterfelijke Levensboom en wie er van eet, wordt onwondbaar. (Rel u.~ Bohnh.~, 222).

Eveneens worden de Kongoleezen (Belgisch Kongo, Mayom-be) door den Feticheur-Toovenaar (nl.~ den Nganga van denOorlogsgod Simbu) onkwetsbaar gemaakt.

De Planten door den Nganga daartoe gebruikt zijn: `Malemba-lemba'^_(2)_^;`Bisemo' (een niet bepaalde Plant); `Ditondo'^_(3)_^; `Mimfukisi' (niet be-paald); `Biala-mioko' (soort van groote Banaan); `Masisa-sisa' (een nietbepaalde Geneesplant); `Nsaku-nsaku' (niet bepaald); `Tsanga-mukama'(soort van veel opbrengende Banaan); `Tsanga tiba' (soort van slechte Banaan);`Mayuka' (soort van Maniok?); eindelijk `Lubota'^_(4)_^. Zie den heelen toe-gang van het onkwetsbaar-maken bij Bittremieux. (Mayomb.~ ldiot.~, 603-7).

De Bloem der Overwinning is de Bloem van de Koesoema^(5)^.

De Koesoema is een Javaneesche Boom van de familie der Nyctaginee<e">n(waartoe de Schoone-bij-Nachte^_(6)_^ behoort). Wie ze draagt, overwint en isonkwetsbaar. Z.~ hierover De Clercq: Wdb.~, n"r" 2750.

Eenige Kruiden heeten in ndl.~ Wederdood, in hgd.~ Wiedertod,dat is Kruid-tegen-den-Dood; zij maakten schot en steekvrij.

Wie het Kruidje `Wiedertod' In den loop van zijn geweer steekt, kanschieten, maar verwondt niet (dier of man): maar wie hij treft, blijft als vast-gegroeid onbeweeglijk staan! En wie dat Kruidje bij zich draagt, kan nietgeschoten worden; wie naar hem schiet, moet blijven stilstaan tot de dragerhem verlost en laat voortgaan. (A.~ Silbersteln: Deutsche Hochlands-Geschichten,1877, I; VK.~, II, 79). Welke Plant is deze Wederdood? 1"o" De Steenbreekvaren^_(7)_^, een gemeene, kleine Varensoort. (Dod.~ 769:`het wordt in onse tael ghemeynlijck Wederdoot gheheeten'; Blanc.~ Lex.~ i.~ v.~Trichomanes; Heukels, Schoolflora; Pritz.~ u.~ Jess.~).| | ^(1)^ Thuya occidentalis L.~ en T.~ orientalis L.| | | ^(2)^ Brillantesia alata.| | | ^(3)^ Canna indica L.| | | ^(4)^ Milletia, soort van ijzerhard hout.| | | ^(5)^ Pisonia silvestris T.~ et B.| | | ^(6)^ Mirabilis jalappa L.| | | ^(7)^ Asplenium trichomanes L.| 2"o" De Mossen van het geslacht Polytrichum, vooral de Gulden of GemeeneWederdood^_(1)_^ (Dod.~ `Gulden Wederdoot', p.~ 775; in Oost-Pruisen `Wider-tod', Pritz u.~ Jess.~; ook aldus bij Brunfels en L.~ Fuchs; bij Bock `Widdertodt'. 3"o" De Zonnedauw^_(2)_^ (Pritz.~ u.~ Jess.~; bij Bock `Widdertod'. 4"o" De Knol-Spiraea^_(3)_^, ook in onze tuinen gekweekt. (Pritz.~ u.~ Jess.~;bij Toxites `Widertod'). Doch die vier Planten worden in hgd.~ ook `Wider-' of `Wiederthon'genoemd. Daarnaast nog (naar Pritz.~ u.~ Jessen): Vijf Varensoorten: het Vrouwenhaar^_(4)_^; de gewone Muurruit^_(5)_^; deNoordsche Streepvaren^_(6)_^; de Maanvaren^_(7)_^; de Addertong^_(8)_^; -- en de kleineWolfsklauw^_(9)_^. Het gemeene Penningkruid^_(10)_^; -- de Druiven-Steenbreek^_(11)_^; -- de gelePoelruit^_(12)_^; -- de Akeleibladige Poelruit^_(13)_^; -- de Kraaiheide^_(14)_^; -- deKroezelmunt^_(15)_^; -- de Kuifdragende Graslelie^_(16)_^; -- en de witte Bryonie^_(17)_^. De oudste vorm (naar eene glosse uit de 13"e" eeuw, uitg.~ door Hoffmannvon Fallersleben) zou zijn `W<e">dertam', naam van het Vrouwenhaar (Capillusveneris). Daarna `Wiedert<a^>n' en `Wiedert<a^>t', omdat `-tam' voor het volkonverklaarbaar was geworden. De oorsprong blijft donker: `Wiedert<a^>n' is

converted by Web2PDFConvert.com

participium voo `Wiedertuon, Wiedert<u^>n' "=" ongedaan maken, weder goedmaken en wordt als subst.~ gebruikt; de `Wiedertan' zou dus een Kruid zijndat iets wat behekst of betooverd is, weder goed kan maken, vooral de doorbetoovering ontnomen mannelijkheid (`abthun der Mannheit') kan wedergeven. Van `Wiedert<a^>n' kwam `Wiedert<a^>t', het Kruid da. weder goedmaakt: envan `Wiedert<a^>t' reeds in de 16"e" eeuw `Widdertod, Wiedertod', dat door hetvolk werd opgevat als: Kruid tegen den dood. (Z.~ over dit alles Weigand, Wtb.~i.v.~ Widerthon). -- Doch S<o">hns, 29, kan de afleiding `von thun "=" anthun,behexen (also wider das Behexen)' niet aannemen. Hij leidt `Widert<o^>t'("=" ndl.~ Wederdood) af van ahd.~ `towjan-', mhgd.~ `touwen', oudsaks.~ `d<o^>an'nd.~ `t<o^>n' "=" sterven, waarvan het participium `t<o^>t' is. Z.~ nog Kannegiesser,62, i.~ v.~ Drosera; en beneden Antimagische Flora b, 1, Kryptogamen. En deWdb.~ van Vercoullie en Franck-van Wijk i.~ v.~ dood.| | ^(1)^ Polytrichum commune L.| | | ^(2)^ Vooral Drosera rotundifolia L.| | | ^(3)^ Spiraea filipendula L.| | | ^(4)^ Adiantum capillus-veneris L.| | | ^(5)^ Asplenium ruta-muraria L.| | | ^(6)^ Asplenium septentrionale L.| | | ^(7)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(8)^ Ophioglossum vulgatum L.| | | ^(9)^ Lycopodium complanatum L.| | | ^(10)^ Lysimachia nummularia L.| | | ^(11)^ Saxifraga aizoon L.| | | ^(12)^ Thalictrum flavum L.| | | ^(13)^ T.~ aquilegifolium L.| | | ^(14)^ Empetrum nigrum L.| | | ^(15)^ Mentha crispa L.| | | ^(16)^ Anthericum comosum L.| | | ^(17)^ Bryonia alba L.|

Sennertus gebruikt in de twee volgende recepten deeg vanTarwe en zeker Mos.

Op middernacht van 's Heeren Geboorte schrijft men op maagdenperkamentde vier letters I.~ N.~ R.~ I.~ (Jesus Nazarenus Rex Judaeorum). Men omsluit ditblad met ballekens gemaakt uit eenen klomp Tarwedeeg en versteekt alles heime-lijk onder het Altaardoek; men laat er over, op verschillende tijden, drie missendoen. Een dezer ballekens, 's morgens ingeslikt, maakt gedurende dien dagonkwetsbaar. (Bekker, IV, 157-8). Des morgens, v<o'>or zonsopgang, rooft men het bekkeneel van eenen opge-hangene of van eenen geradbraakte, waarop Mos is gegroeid; men schrapt erhet Mos af, terwijl men zekere gebedekens prevelt; en dat Mos steekt men inzijne kleeren of draagt het onder den linkerarm: het maakt den drager onwond-baar. (Idem, 158; vgl.~ De Vries: Satan in zijn Weesen, 1, 492; Wolf, N.S.~p.~ 692).

"*"

Een woord over het zoogenaamde Noodhemd of St.~ Jorishemddat den drager steek- of kogelhard of -vrij maakte.

converted by Web2PDFConvert.com

Het Noodhemd (hgd.~ `Nothemd, Georgenhemd, H<o">llen-camisol') komt inVlas-^_(1)_^ of Linnensagen. Zulk hemd moet, stilzwijgend en onder het uitsprekenvan geheime bezweringen, gesponnen, geweven en genaaid worden. Eene reinemaagd wordt hiertoe gekozen; doch ter wille van dezen grooten Tooverarbeidvalt zij de Duistere Machten ten prooi. (Perger, 195; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 148). Naar eene ander sage moet het Noodhemd-Vlas op eenen enkelen daartoebepaalden nacht gesponnen worden, door zooveel reine maagden als voor datwerk noodig zijn. Zij moeten spinnen, weven en naaien in Duivels name. Zulkhemd moet reiken van den hals tot het halve lichaam; op de borst, rechts, moeteen behelmd, baardig hoofd, links een schrikkelijke gekroonde Duivelskop ver-beeld staan. (Perger, 195; Hartmann: Neue Teufelsk<u">nste, 25). In de Ragnar-Lodbrokssaga geeft Aslang haren man Ragnar zulk Noodhemd,doch het is van zijde en niet van Vlas, en zonder naad:

`Neem dees hemd van zijde, Nergens is 't genaaid, Liefdevol is 't geweven Uit fijne grauwe draden. Zwaarden zullen u niet snijden, En wonden rood niet bezoedelen Dit heilige gewaad, Want den Goden was 't gewijd'.

(Ragnar-Lodbroks-saga und Norna-Gests-saga,vert.~ van Fr.~ H.~ von der Hagen, p.~ 77).| | ^(1)^ Linum usitatissimum L.|

Toen Ragnar in Engeland tegen Koning Elli vocht, kon niemand van devijanden hem door kappen of steken eenige schade doen en hij ontving niet deminste wonde. (Id.~ 80). Men wierp hem in de Slangengroeve; doch geene Slang naderde noch stakhem. Toen beval Elli dat men hem het Overkleed zou uitrukken; het geschiedde,en gauw vielen de Slangen Ragnar van alle zijden aan en doodden hem. (Id.~ 81-2). Vgl.~ Herrmann, N.~ M.~ 546; Wolf, D.~ S.~ 254. Zulke Noodhemden werden bewaard in de Kunstkamer van Keizer Rudolf II,te Praag en in andere Rariteitskamers te Weenen. (Vulpius: Curios.~ III, 458).

Vgl.~ nog het Zevenjaarsgaren (hgd.~ `Siebenjahrsgaren')dat onwondbaar maakte.

Een meisje van min dan zeven jaar -- vanhier de naam -- heeft hetgesponnen; het lijnwaad, dat men er mee geweven heeft, legt men onder betAltaardoek en men laat er drie missen over lezen. Wie een hemdkraag vanzulk lijnwaad draagt, is schot- en steekvast; en een geweer met Zevenjaarsgarengeladen, mist nooit zijn doel. (Perger.~, 194).

"*"

Eenige wonderbare Tooverdegens en Wapenen staan met dePlantlore in verband.

Een strijder is onwondbaar, indien de spits van zijnen degen in het vuuris gegloeid en met Ruit^_(1)_^ overstreken. (Wolf, N.~ S.~ p.~ 692; naar Jonctys:Verhand.). Ridder Hincke van Wurben had eenen Tooverdegen, dien hij van eenenmonnik had gekregen. Deze degen was gekocht geweest in het uur dat deplaneet die den Krijgsgod Mars is toegewijd, regeert. Het kruis er van wasop eenen Dinsdag gesmeed en gereedgemaakt. In het hecht was een stukje Houtgesloten, waarop de Bliksem was gevallen (vgl.~ Thiers, I, 262); ofwel een stukjeHout van het rad waarop een misdadige werd gebroken. Dat alles moest gedaanworden in het uur van Mars. Deze Tooverdegen deed alle zwaard van dentegenkamper in stukken springen. (Wolf, N.~ S.~ n"r" 279; De Vries: de Satanal zijn Weesen, I, 491).

Andere Planten dienden om Wapens te `feien', d.i.~ dwingenonfeilbaar hun doel te treffen.

Daartoe gebruikte men Klaverzuring^_(2)_^ (Rel.~ u.~ Bohnh.~ 378); -- of degewone Zuring^_(3)_^ (S<o">hns, 77) -- of de gewone Klaver^_(4)_^ (Perger, 196).| | ^(1)^ Ruta graveolens L.| | | ^(2)^ Oxalis acetosella L.| | | ^(3)^ Rumex acetosa L.| | | ^(4)^ Trifolium pratense L.| St.~ Janskruid^_(1)_^ vertoont, op St.~ Jansdag, bloeddroppen, die men vindt

converted by Web2PDFConvert.com

als men het alsdan behoedzaam uitgraaft. Met dit bloed (naar het volk meent,het Bloed van St.~ Jan den Dooper) bestrijkt men den loop van het geweer, datdaarna met zekerheid bij ieder schot treft. Aldus in de Mark (A.~ Kuhn: M<a">rk,S.~ u.~ M.~, p.~ 387). Heel het Kruid bevat een bloedrood sap. (Signatuurleer). Nagenoeg dezelfde kracht wordt toegekend aan de Zonnedauw^_(2)_^. Dejager die een tuiltje Zonnedauw over zich draagt, heeft een onfeilbaar treffendschot; doch hij moet zich wel wachten het geheim aan anderen bekend te maken,want door die bekendmaking verliest het Plantje alle Tooverkracht. (Perger, 99,163, S<o">hns, 27). Jagers doen het volgende: ze vangen tene Slang, steken hare oogen uiten leggen in de twee oogholten eene Erwt^_(3)_^, eene derde Erwt in den muil vanhet dier dat nu op een vochtige plaats wordt gelegd; de Erwten groeien en bren-gen Erwten voort; een op die wijze geteelde Erwt wordt in het metaalmengselgelegd waaruit zij hunne kogels gieten; zij laden zulk een kogel op hun geweer,zien aldus het wild eerder dan anderen en schieten nooit mis. (Sloet: Dieren,333; Birlinger: Volksth<u">mliches aus Schwaben, I, 107; naar L.~ H.~ Lutzen:Ophiographia Physico- Chymico- Medica, 1670).

h. *Planten die onvermoeibaar maken.*

De Plantlore leert ons Kruiden kennen die onvermoeibaarmaken in het gaan of in het werken.

1. In het gaan.

Het vermaardste Kruid was de Bijvoet^(4)^.

"*" Dat volksgeloof steunt op volksetymologie: 1"o" De Grieksehe, ook Latijn-sche naam Artemisia wordt door sommigen gebracht tot gr.~ artemes "=" frisch,gezond, want de voetganger die het draagt of aan de voeten bindt, blijft, naarPlinius, frisch en onvermoeid (of blijft frisch en gezond, wegens de Heilkrachtder Plant, naar Leunis, 705, Kannegiesser, 19); -- doch Dod.~ 40 (en ook Plinius)brengt het Kruid in verband met Artemisia, vrouw van Koning Mausolus vanKari<e">; -- anderen (b.v.~ Van Ravelingen, in Dod.~ 42) wijzen op Artemis, Griek-schen naam van Diana, omdat het Kruid goed is tegen de gebreken der vrouwen,van dewelke Diana Ilithya de `overste' vroedvrouw was. (Z.~ Kannegiesser, 19).-- 2"o" En Bijvoet, naar de volksetymologisten, is de Plant die in of aan denschoen, dus bij den voet wordt gedragen en den wandelaar belet vermoeid te| | ^(1)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(2)^ Drosera rotundifolia L.| | | ^(3)^ Pisum sativum L.| | | ^(4)^ Artemisia vulgaris L. Of de Pliniaansche Artemisia wel deze soort is,| moet nog bewezen worden. Vgl.~ Dierbach, Fraas, Marzell en andere botanisten| hierover.| zijn; Kil.~ schrijft: `dicitur bij-voet, ut interpretatur Becanus, quod pedibus euntiumadsit et opituletur'; z.~ over de onzekere etym.~ Franck-Van Wijk en Vercoullie:het waarschijnlijkste is dat het tweede deel moet gebracht worden tot goth.~ bautan(eng.~ to beat) "=" stooten, slaan: vgl.~ ndl.~ boeten en dial.~ booten (vlas booten,vlas slaande breken). Bijvoet zou dus een Geneeskruid zijn dat men bij iets andersstoot of stampt. Een reizende, die Bijvoet aan zijnen voet of aan zijn lijf heeft gebonden,zal geene vermoeidheid gevoelen. (Plin.~ door al de latere botanisten afgeschreven;Dod.~, 41; Apuleius: De Virt.~ Herb.~). Om bovengenoemde volksetymologische reden heet de Plant St.~ Jansgordel(hgd.~ `Johannis g<u">rtel') en men verziert dat St.~ Jan de Dooper Bijvoet aanzijnen gordel heeft gedragen en zieh nooit vermoeide in 't gaan. (S<o">hns, 58). Anderen zeggen dat de lieden Bijvoetgordels, onder het murmelen van Toover-spreuken, gedurende het Zonnewenden in het St.~ Jansvuur werpen en dat zulkegordels alle onheil en ziekte voorkwamen. (Kannegiesser, 20; S<o">hns, 58). Doch opdat Bijvoet die onvermoeibaar-makende kracht hebbe, moet hetKruid acht dagen v<o'>or St.~ Bartholomeusdag (24 Aug.~), als de Zon in het teekender Jonkvrouw staat, geplukt worden. (S<o">hns, 58; Perger, 123). "*" In Waasland neemt de reiziger met zich de Sinksen-Bijvoet (die opSinksen geplukt wordt?) om niet moe te worden. (Vlaamsche Zanten, II, 68). Of dit gebruik wel in Waas bestaan heeft, of nog bestaat?

Aan de met Bijvoet verwante Alsem^(1)^ werd dezelfde krachttoegeschreven.

In de middeleeuwen maakte men kousebanden van Alsem die tusschen tweeriemen van Hazevel genaaid waren (de Haas is een onvermoeibare, snellooper!);en met zulke kousebanden kon de drager honderd uren lang gaan zonder moete worden; en het sterkste paard kon het tegen hem niet uithouden. (Roll.~ VII, 69;naar A.~ de Chesnel: Dict.~ du Superst.~).

Bijna even krachtig was het IJzerkruid^(2)^.

converted by Web2PDFConvert.com

Men lei het in de schoenen of maakte er kousebanden van. Het moet opdenzelfden tijd geplukt worden als de bovenvermelde Bijvoet. Aldus in Tirol. (S<o">hns, 110). Zeer verspreid volksgeloof in Frankrijk. `Pour n'estre point-las en allant,prena Verveine cueilli la veille de la Saint-Jehan et la porte sur toy'. (Roll.~VIII, 41; naar: Bastiment des receptes, 1544). Als ze moeten naar de Sabbat gaan, dragen de Duiveltjes kousebandenvan IJzerkruid om zonder vermoeienis te kunnen gaan. Aldus in d<e'>p.~ Charente- inf<e'>rieure. (Idem). In Zwitserland spreekt men ook van die vermoeienis-tegenwerkende kracht. | | ^(1)^ Artemisia absinthium L.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L.| Om gemakkelijk bergen te bestijgen `les armaillis et surtout les gar<c,>ons de chaletmettent <a`> leur jarreti<e`>re un rameau de Verveine qu'ils appellent Verv<e'>na <a`> corre:Verveine <a`> courir'. Aldus in Gruy<e`>re. (Idem; naar Chenaux: le Diable et sesCornes, 53). `Wil men tien mijlen per uur afleggen, zoo moet men op de milt een plaasterleggen bestaande uit verschillende ingredi<e">nten, waaronder zeven Bladeren vanIJzerkruid'. Aldus in Bernerland. (Idem). Zeven is een Toovergetal. Wilt gij dat uw paard niet moe wordt, hang er aan een grooten Wolvetanden, rond den hals, Wortels van IJzerkruid en Bijvoet. Aldus in Fribourg. (Idem).

Wie St.~ Janskruid^(1)^ v<o'>or zonsopgang plukt en in de schoe-nen legt, is onvermoeibaar.

Aldus in Tirol. (Wuttke, n"r" 3291 naar Zingerle).

De gewone Wolfsklauw^(2)^ diende ook tot het vervaardigenvan krachtgordels.

Te Ulm (Duitschl.~) heet dit Kruid `St.~ Johannesg<u">rtel' ("=" St.~ Jansgordel),en men droeg er deze kruipende Plant als gordel tegen vermoeienis. (S<o">hns, 119).

Reizigers legden Wegbree^(3)^ in hun schoenen om niet moete worden.

Aldus in Duitschland (Grimm, Myth.~, 3, 462). Dat volksgeloof steunde opden naam van de Plant: `Wegerich' ("=" Wegbeheerscher). Doch Marzell(p.~ 184) denkt dat de groote malsche Wegbreeblaren tegen voetverwonding be-schermden.

Ook een Tak van den Kuischboom^(4)^ werd hiertoe gebruikt.

`Men seydt oock van Agnus castus / dat de reysende lieden / die daeraf een tacksken over hun dragen / niet moede en worden / noch geen versmert-heydt oft vervellingbe tusschen bun beenen oft elders en sullen ghevoelen; ghelijckDioscorides daer van gheschreven heeft'. (Dod.~ 1214). -- En Matthiolus (141)voegt hierbij: `On dit que qui en portera <a`> la main une verge par les cheminsn ne s'escorchera en aucune partie de son corps'.

Een Jenevertakje^(5)^ op den hoed gedragen heeft hetzelfdeuitwerksel.| | ^(1)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(2)^ Lycopodium clavatum L.| | | ^(3)^ Plantago major L.~ vooral.| | | ^(4)^ Vitex agnus-castus L.| | | ^(5)^ Juniperus communis L.|

Aldus in Tirol (S<o">hns, 46). -- Ofwel indien men door het reizen doodver-moeid is, legt men zich, voor korten tijd, onder eenen Jeneverboom te slapen,en men zal zich gauw opnieuw sterk en onvermoeid gevoelen (id.~, 48). Vgl.~hiermee een citaat uit Konrad von Megenberg (Buch der Natur, 15"e" eeuw) bijKannegiesser, 96. Want Jeneverstruik is immergroen en verliest dus zijne kracht niet: hijdeelt deze den vermoeide mede.

De drager van Everwortel^(1)^ wordt onvermoeibaar.

Ja, dat Kruid ontneemt de gaankracht aan de medereizigers van den drageren brengt ze dezen over. -- De vermaarde Paracelsus ("+" midden van de 16"o"eeuw) leert het ons; hij noemde de Plant Carduus angelicus: een engel toonde,

converted by Web2PDFConvert.com

gedurende een pest, de krachten van Everwortel. -- Om gelijke reden hing menEverwortel aan den hals van renpaarden. (Perger, 122; vgl.~ Mattuscka, FloraSilesiaca, 2, 1777, p.~ 228).

Zoo ook Knoflook^(2)^.

Het vergemakkelijkt het bergbeklimmen. Men vertelt dat de Spanjaarden,die over de Pyrenee<e">n willen komen, eenige stukken geroosterd en met Knoflookoverwreven brood meenemen en langzaam, bij beten, opeten. (Rel.~ u.~ Bohnh.~,335). -- Om vechtende hanen sterk en onvermoeibaar te maken gaven de Griekenhun Knoflook. (Id.~). -- Morgensoep met Knoflook belet den arbeider moe teworden. Aldus in Duitsch Bohemen. (Id.~).

"*" Wie konserve van Genoffelbloemen^(3)^, met suiker bereid.inneemt, wordt nooit moede door het gaan.

Aldus schrijft Dod.~ 265.

De heilbrengende Savie (Salvia officinalis L.~ of een verwantesoort, als S.~ triloba, gr.~ elelisphakon) belet vermoeienis.

Men bindt ze aan de voeten van den reiziger met Bijvoet (zie ald.~). Aldusreeds bij Plinius (Nat.~ hist.~ 26, 150).

2. In het werk.

Wie Varenzaad^(4)^ bezit. kan zoo veel arbeid verrichten alstwintig man en worot nooit moe.

Perger, 212.| | ^(1)^ Carlina acaulis L.~ en ook C. vulgaris L.| | | ^(2)^ Allium sativum L.| | | ^(3)^ Olanthus caryophylleus L.| | | ^(4)^ Sporen van alle Filicinee<e">n.|

De gemeene Groote Gouwe^(1)^ maakt ongelooflijk sterk.

S<o">hns, 62.

De zeldzame Varen, die Adderstong^(2)^ heet, maakt een wer-kend paard onvermoeibaar.

De paardenmenner bindt die Varen aan het eindsnoer van zijn zweep enslaat er, 's morgens, eenmaal het paard mee: het zal den heden dag vlijtigtrekken. (Panzer,: Beitr.~ II, 206; Perger, 217).

Men maakt een paard sterk, zoodat het kan drie dagen ach-tereen zonder eten en zonder vermoeienis loopen, door de krachtvan Meesterwortel^(3)^, van Berenwortel^(4)^, van Hertenwortel^(5)^en van de reeds boven genoemde Everwortel^(6)^.

De drie eerste Planten zijn Berg-Umbelliferen met aromatischen Wortel. Aldus in Duitschland. (Gub.~ I, 270; naar J<a">hns: Ross und Reiter, Leipzig).

Indien de ossenleider `l'Herbe de Matagon' ("=" Mandrago-ra^(7)^ gevonden heeft. zijn zijne ossen onvermoeibaar.

Dit Kruid blinkt gedurende den nacht; gedurende den dag kan de Spechtalleen het Kruid Matagon ontdekken: de vogel fladdert op speciale manier voor-aleer het te grijpen; hij hardt er zijnen bek mee. (Roll.~ VIII, 126; naar Boudant:Hist.~ de Chantelle, 1862, p.~ 195).

i. *Planten die den mensch verjongen.*

De Tooveres Medea kon een Tooverdrank maken, waarmedezij den ouden Aeson, Jason's vader, verjongde.

Zij deed het op het verzoek van haren beminde, Jason, na den terugkeerder Argonauten in Jolkos, het rijk van Aeson. Men leze de omstandige beschrij-ving van die verjonging bij Ovidius. (Met.~ VII, 2). Voor mijn doel is hetvoldoende te zeggen dat Medea, negen dagen en negen nachten, Tooverkruidenplukte in Haemonia ("=" Thessalia) op de bergen Ossa, Pelion, Othrys, Pindusen Olympus: eenige Kruiden (`Herbas') trok zij uit om den Wortel, andere sneedzij het Loof met een koperen zeis af; -- dat zij nog Kruiden (`Gramina') las| | ^(1)^ Chelidonium majus L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(2)^ Ophioglossum vulgatum L.| | | ^(3)^ Imperatoria ostruthium L.| | | ^(4)^ Meum athamanticum L.| | | ^(5)^ Peucedanum cervaria L.| | | ^(6)^ Carlina vulgaris L.~ en C.~ acaulis L.| | | ^(7)^ Mandragora officinalis L.| aan den oever van de rivieren Apidanus, Amphrysus, Enipeus, Peneus, Sperchiusen Boebes (een meer met Biesovers); -- dat zij plukt te Antedon het Altijdgroenend Kruid (`Vivax Gramen')^_(1)_^, dat daarna Glaukus'~ lichaam tot zeegodvervormde en hem onsterfelijkheid schonk (z.~ beneden); -- dat de reuk der Krui-den de draken van haar gespan een nieuwe huid schonk; -- dat zij twee autaarsvan Graszoden oprichtte en ze omstak met IJzerkruiden (`Verbenis')^_(2)_^ en groeneMeien; -- dat ze daarna door Tooverzang Aeson in slaap zong en hem opgestroolde Kruiden uitstrekte; -- dat in een koperen ketel haar krachtige hutsepot(`validum medicamen') begon te koken en te schuimen; daarin waren deWortelen, het Zaad, de Bloemen en de bittere Sappen van de Tooverkruiden; --dat zij het brouwsel met eenen Olijftak^_(3)_^ omroerde, die lang dor was geweest,doch in 't heet Sap begon te groenen, en Bladeren en Olijven te dragen; -- dathet schuim van den ketel op de aarde viel en deze groende en Bloemen en zachteAardplanten opwierp; -- dat zij eindelijk, bij het zien van de kracht van haarbrouwsel, den ouden man de keel afstak, hem het oude bloed aftapte en hemmet haar Tooversap opvulde: Aeson's haar en baard werden zwart, zijn lichaamkreeg een gezonde kleur, de holle en leege <a^>ren zwollen door nieuw bloed en zijnleden werden opnieuw jeugdig! Vgl.~ boven IV, Medea-kruiden; naar eenigenwerden de op den grond gespatte droppels van dit Levenssap het Kruid Epheme-ron of Herfst-Tijloos^_(4)_^.

De vermaarde Cagliostro verjongde zich alle vijftig jaar. Inzijn verjongingskuur gebruikte hij Ruit^(5)^, Salie^(6)^, Valeriane^(7)^,IJzerkruid^(8)^ en Melisse^(9)^ -- alle Heilkruiden.

Ziehier overigens het geheim van Cagliostro's regeneratie-methode: Allevijftig jaar moest men eene `retraite' van veertig dagen doen -- een soortvan jubilaeum -- met een getrouwen persoon en in 't volle veld en in den tijdvan de volle Meimaan; -- gedurende die veertig dagen vastte men, en men dronkniets anders dan Meidauw, dien men op het groene Koren met een zuiver en witlinnen verzamelde, en men at niets anders dan tengere en versch opgeschotenKruiden; -- elke maaltijd moest men beginnen met een groot glas dauw en| | ^(1)^ Gr.~ A<i">zoon. Naar Dierbach: Sempervivum heptapetalum Poir.~; naar Leunis| is A<i">zoon van Theoprast Sedum amplexicaule DC.~ en het groot A<i">zoon van| Dioskorides Sempervivum arboreum L. Vgl.~ Teirl.~ PK.~ 81. -- Het geslacht A<i">zoon| van Linnaeus en de soorten Sedum a<i">zoon L.~ en Saxifraga a<i">zoon Jacq.~ hebben| niets met het A<i">zoon der Ouden te maken.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L. Doch eenigen meenen dat Verbenae gewijde Takken| (of van Laurier, Laurus nobilis L.~, of van Mirt, Myrtus communis L.~, of van| Olijf, Olea europaea L.~) waren. Z.~ Teirl.~ PK.~ 112.| | | ^(3)^ Olea europaea L.| | | ^(4)^ Colchicum autumnale L.| | | ^(5)^ Ruta graveolens L.| | | ^(6)^ Salvia officinalis L.| | | ^(7)^ Valeriana officinalis L.| | | ^(8)^ Verbena officinalis L.| | | ^(9)^ Melissa officinalis L.| eindigen met een beschuit of een korste brood; -- den 17"e""n" dag lichte bloedlating;-- en 's morgens nam men zes druppels Balsem van Azoth^_(1)_^ en 's avonds ook

converted by Web2PDFConvert.com

zes; en alle dagen, tot den 32"e""n", verhoogde men de dosis met twee druppels; --men liet nogmaals lichtjes bloed bij morgenschemering, en vervolgens sliep menen bleef men te bed tot het einde van de veertig dagen; -- na deze bloedlatingnam men, bij 't eerste ontwaken, `un premier grain de m<e'>decine universelle^_(2)_^'-- daarna viel men in bezwijming die drie uren duren moest; men kreeg stuipenen zweette hard; men evacueerde veel; daarna veranderde men van lijnwaaden van bed; -- nu nam men een `consomm<e'>' van ossevleesch, toebereid metRuit, Salie, Valeriane, Verbena en Melisse; -- daarna een tweede `grain dem<e'>decine universelle'; -- daarna een lauw bad; -- den 36"e""n" dag dronk men eenglas Egyptischen wijn en den 37"e""n" een derde en laatste `grain de m<e'>decineuniverselle'; -- vervolgens viel men in een diepen slaap; en de haren, de tandenen de nagels vernieuwden zich, ook de huid; -- den 38"e""n" dag nam men eenbad gereedgemaakt met de bovengenoemde aromatische Kruiden; -- den 39"e""n" dagdronk men twee lepels rooden wijn en tien druppels van het Elixir van Acharat(nl.~ van Cagliostro, want hij noemt zichzelf Acharat); -- den 40"e""n" dag was 'tverjongingswerk voleind en de oude mensch jongeling geworden. (L<e'>vy: Hist.~ d.~ l.~Magie, 433; z.~ ook L<e'>vy H.~ M.~ I, 287). Cagliostro beweerde, door deze methode,verscheiden eeuwen geleefd te hebben. De waarheid is dat Joseph Balsamo -- d<a`>twas zijn echte naam -- maar ruim 50 jaar (1743 tot 1795) geleefd heeft.

Osseo maakt zich opnieuw jong met door een hollen Eik^(3)^te kruipen.

Osseo is een der personages van Longfellow's Hiawadha. Z.~ b.v.~ de verta-ling van G.~ Gezelle, blz. 103.

Nieswortel^(4)^ verjongt.

Zoo leert ons Dod.~ (632): `Inghegheven zijnde op bequaemen tijdt endebequaeme persoonen / maeckt een beter complexie / ende daerom oock veel beterzeden ende manieren / ende 't lichaem ghesont / ende al oft het iongh waere'.

Ook het afkooksel van het Leeuwenmuiltje^(5)^.

En met Leliesap^_(6)_^ vermengd bewaart het de jeugd. (Perger, 172).| | ^(1)^ Bij Paracelsus beteekent Azoth een Mercurius metallicus die uit het vol-| maakte Metaal verwerkt wordt. -- of de Mercurius philosophorum duplicatus.| die uit Zwavel, Goud en gemeenen Mercurius bestaat; of ook bij sommigen het| Grootste Geneesmiddel uit Mercurius Aurum (Goud) en Argentum (Zilver) be-| staande; -- of den Mercurius fixus of Grootste Geneesmiddel van Paracelsus| (Woyt, 96).| | | ^(2)^ D.i.~ van Mercurius astralis vermengd met Zwavelgoud.| | | ^(3)^ Quercus, en wel een Amerikaansche soort als Q.~ rubra L.~ en andere.| | | ^(4)^ Helleborus niger L.| | | ^(5)^ Artirrhinum majus L.| | | ^(6)^ Lilium candidum L.|

En honig van Squilla-azijn maakt gezond en jeugdig.

Squilla is de naam van den Zeeajuin^_(1)_^. Zeeajuin-Honig (Oxymel scilliti-cum), een reeds bij de Ouden gebruikt Heilmiddel, `bewaert de ghesontheydtende houdt den mensche langh ieuchdigh ende iongh / maer maeckt hem maegher'. (Dod.~).

Niet alleen Meidauw van het groene Koren (z.~ boven), even-eens het heldere water dat zich verzamelt tusschen de vergroeideBladeren van de Kaardebollen^(2)^, verjongt.

`L'eau qui s<e'>journe dans les feuilles du B<e'>nitier' -- Fransche volksnaam --`a les m<e^>mes propri<e'>t<e'>s que l'eau b<e^>nite de P<a^>ques, et elle fait devenir beauxles jeunes et rajeunit les vieux qui s'en servent pour se laver la figure'. Alduste Bournois (d<e'>p.~ Doubs): Roll.~ VII, 14; Daar Roussey, p.~ 381.

Om een jong aangezicht te hebben wascht men het met Anijs-water^(3)^.

Aldus Perger, 202.

De drager van het wonderbare Varenzaad^(4)^ blijft eeuwigjong. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 112). Senneblaren^(5)^ maken een jeugdig lichaam. (Dod.~). Insgelijks gekonfijte Myrobolanen^(6)^.

converted by Web2PDFConvert.com

De nog groen zijnde Myrobolanen, in suiker gekonfijt, `verachteren... denouderdom / maecken den mensche ieuchdigh / doen hem een goede verwe endeoock goeden reuck over sijn lichaam krijghen ende behouden'. (Dod.~ 1397).

In China spreekt men van twee vermaarde Planten, die ver-jongden en aan oude menschen nieuwe kracht schonken, nl.~ Gin-seng en Pusu.

Ginseng (of Genseng) is de naam der eerste Plant. Het is een soort vanveeljarige Araliacee^_(7)_^ met peenvormigen Wortel, soms tweespletig en gelijkendeop de twee beenen van den mensch. Deze Wortel was het Plantdeel dat men| | ^(1)^ Scilla maritima L.| | | ^(2)^ Dipsacus fullonum L.| | | ^(3)^ Pimpinella anisum L.| | | ^(4)^ Alle gemeene groote Varensoorten.| | | ^(5)^ Cassia sena L.~, de bekende purgeerplant.| | | ^(6)^ De gele Myrobolanen zijn de Vruchten van. den gelen Myrobolanenboom| (Tenninalia chebula Roxb.~), een Oostindische Combretacee, ofwel die van den| zwarten Myrobolanenboom (Emblica officinalis L.~), eene Euphorbiacee.| | | ^(7)^ Panax ginseng C.~ A.~ Meyer.| benuttigde; de namen Sineesche Krachtwortel (hgd.~ `Kraftwurzel') en Leven-verlengende Wortel (hgd.~ `Lebensverl<a">ngerungswurzel', aldus bij Leunis), deFransche `Recette d'Immortalit<e'>', `Merveille de l'Univers', `Esprit de laTerre' en `Premi<e`>re des Plantes' wijzen op de wonderbare krachten van denGinsengwortel: hij verlengde het leven, verjongde, maakte onsterfelijk, sterk, (inden mond gehouden) bestreed alle vermoeienis, ja, hij was een echt Panacea(een Alheelkruid: gr.~ pan "=" al, akos "=" heelmiddel) d.i.~ een universeele remedietegen alle ziekten. -- De 17"e"-eeuwsche missionaris Martini (naar Kircher, Chinaillustrata) beweert: `Nomen sinicum illi' (nl.~ Ginseng) `a figura, divaricatisquippe cruribus hominis formam refert (gin porro hominem significat)'. Gen-seng wil zeggen `semblable <a`> l'homme' naar de gevorkte gedaante der Wortelen(M<e'>rat en De Lens, Dict.~ i.v.~ Panax). Vgl.~ Gub.~ I, 222. Eenigen identificeeren Ginseng met de Sino-Japaansche SchermbloemigeNinsing (of Ninzi)^_(1)_^, wiens Wortel insgelijks wonderbare heilkrachten bezat. Over het Kruid Pusu weet men niets meer dan hetgene Kircher (naarMartini) er over vertelt: Pusu, in water geweekt en gedronken, verandert grijshaar in zwart en maakt den mensch, door ouderdom gebroken, weder jong. (Gub.~I, 221).

j. *Planten die onsterfelijk maken; Verrijzenisplanten.*

Bij de verjongende Gewassen sluiten zich natuurlijkerwijze aande Planten die beletten te sterven, of die aan de gestorvenen hetleven terugschenken.

1. Onsterfelijk-makende Planten.

De Goden -- evenals alle levende wezens -- moesten etenen drinken, ten einde onsterfelijk en eeuwig jong te zijn en teblijven. De Grieksche Goden aten Ambrosia en dronken Nektar,de Indische Amrita of Soma (Haoma).

Over Ambrosia, het aangenaam riekende en smakende Godenvoedsel, enNektar, den Godendrank, raadplege men de speciale werken over Greco-LatijnscheMythologie. Bij Virgilius is Ambrosia een Plant met welriekende sappen waarvanmet te vergeefs de identificatie zou zoeken. De Ambrosia van Dioskorides enPlinius was misschien een soort van Bijvoet, voor eenige de Zee-Bijvoet^_(2)_^ (aldusb.v.~ Dodoens); -- voor anderen de Zee-Ambrosia^_(3)_^ (aldus Leunia, 699). --Linnaeus gebruikt den naam Ambrosia voor een geslacht van welriekende Samen-gesteldbloemigen. Vgl.~ Teirl.~: Plantl.~ 138.| | ^(1)^ Sium ninzi L.~ ("=" S.~ ninsing Thunb.~).| | | ^(2)^ Artemisia maritima L.| | | ^(3)^ Ambrosia maritima L.| Over Amrita (-ta) of Soma zie Teirl.~ PK.~ 114 en vvgg.~ -- De Soma, diemen thans nog in Indi<e"> gebruikt, is een Asclepiadacee: naar Roth.~ (Gub.~ II,

converted by Web2PDFConvert.com

350) Sarcostemma acida (S.~ brevistigma); -- Daar Hille Ria Lambers (Wijzenvan het Oosten), Sarcostemma viminalis. Anderen brengen de Onsterfelijk-ma-kende Plant tot den Indischen Kuischboom^_(1)_^. (Gub.~ l.~ c.~), -- of tot denKokkelsstruik^_(2)_^ (M<e'>rat en De Lens, Dict.~); -- of tot den Bonduc^_(3)_^, eenCapparidacee<a">chtige Boom, -- of tot de Hazelbladige Psoralea^_(4)_^, een Vlinder-bloemige. Met de Amrita worden nog de volgende Planten in verband gebracht(z.~ Gub.~ I, 33-34): de drielobbige Suikerboon^_(5)_^; -- de Amlaboom^_(6)_^ die dezwarte of grauwe, eetbare Myrobalanen geeft; -- de citroengele Myrobalanen-boom^_(7)_^; -- de hartbladige Kokkelsboom^_(8)_^; -- de lange Peper^_(9)_^; -- hetheilig Basilicom^_(10)_^; -- de Kolokwint^_(11)_^; -- de Wondererwt^_(12)_^; -- deGevingerde Hondstand^_(13)_^; -- de Wijnstok^_(14)_^. A.~ Kub (Die Herabkunft des Feuers u.~ d.~ G<o">ttertranks, 1886) heeft deSoma met de Amrita ge<i">dentificeerd (z.~ nog Gub.~ II, 349 vgg.~).

In de Noorsche mythologie bewaart Godin Idun, Bragi's ge-malin in hare lade de wonderbare Appelen^(15)^, waarvan de Godenaten ten einde opnieuw jong te worden als ze begonnen te ver-ouderen, en die hen dus onsterfelijk maakten.

Op een schild dat den Skald Thjodolf von Hwin (c.~ 900) geschonkenwerd en dat hij beschrijft, stond de Roof dezer Onsterfelijkheidsappelen doorden Reus Thjazi afgebeeld. De sage luidt; De Goden Odin, Loki en H<o">ni zijn op wandel en zieden eenen Os, maarhet vleesch kan niet gaar komen. Want Thjazi, die als Arend boven hen opeenen Boom zit, verhindert dat, tot zij eindelijk hem een stuk van den Osbeloven. De Arend grijpt onbescheiden toe: tot eersten beet neemt hij eene lendeen de twee voorschouders van den Os! Vol toorn stoot Loki Thjazi eene stangin het lijf. De vogel vliegt op, en, daar de stang in hem vast steekt en Lokize overigens ook vasthoudt, moet deze mee. De Arend vliegt zoo dichtbij den| | ^(1)^ Vitex negundo L.| | | ^(2)^ Cocculus suberosus DC.| | | ^(3)^ Guilandina bonduc L.| | | ^(4)^ Psoralea corylifolia L.| | | ^(5)^ Phaseolus trilobus Willd.| | | ^(6)^ Emblica officinalis Gaertn.| | | ^(7)^ Terminalia citrina Roxb.| | | ^(8)^ Cocculus cordifolius DC.| | | ^(9)^ Piper longum L.| | | ^(10)^ Ocimum sanctum L.| | | ^(11)^ Cucumis colocynthis L.| | | ^(12)^ Cardiospermum halicacabum L.| | | ^(13)^ Panicum dactylon L. (Cynodon dactylon Pers.~).| | | ^(14)^ Vitis vinifera L.| | | ^(15)^ Malus communis L.| bodem dat Loki met zijne voeten Steenen en Hout strijkt en dat zijne armen uitzijne oksels dreigen gerukt te worden. Loki smeekt den Arend om vrede; dochThjazi wil hem niet loslaten, eer Loki zweert dat hij hem Idun met hare Appelenzal overleveren. Loki zweert het, komt los en keert terug bij zijne reisgenooten. Als de met den Arend afgesproken tijd daar is, lokt Loki Idun naar een Woud;hij heeft daar wonderschoone Appelen gevonden en hij bidt Idun hare Appelenter vergelijking mee te nemen. Thjazi, in Arendsvorm, komt nu in het Wouden vliegt met haar voort. De Goden missen hunne Onsterfelijkheidsspijs enworden snel grauwharig en oud; zij vorschen naar den schuldige en ontdekkenLoki, die, op doodsstraf, Idun met hare Appelen moet wedergeven. De verschrikteLoki belooft het, doch Freyja moet hem haar Valkenkleed (dat haar in Valk

converted by Web2PDFConvert.com

herschept) leenen. Als Valk vliegt Loki naar Thjazi. Deze is op zee gevaren,Idun alleen thuis. Loki verandert ze in eene Noot^_(1)_^, die hij in zijnen klauwhoudt en vliegt naar de Goden heen. Bij zijn terugkeer vindt Thjazi Idun niet,hij doet zijn Arendskleed aan en achtervolgt Loki. Als de Goden den Arendzien naderen, verzamelen zij, op <e'>en hoop, Houtspaanders, en nauw heeftde Arend zich binnen de Burgmuren nedergelaten, of zij werpen vuur in deSpaanders; Thjazi kan niet snel genoeg opvliegen, het vuur brandt hem devederen, de Goden snellen bij en dooden hem; Thor is 't die hem versloeg enten aandenken zette hij Thjazi's oogen als sterren aan den hemel. (Naar Herr-mann, N.M.~ 442). De verjongende en onsterfelijkmakende Appelen van Idun zijn veeleersymbolische Appelen, want de `Nordleute kannten am Ende der heidnischen Zeitnur die wilden Aepfel, uod es ist kaum glaublich, dasz deren bitterer scharferGeschmack die Vorstelluog von der wuodert<a">tigen Kraft der Aepfel hervor gerufenhaben'. (Herrm.~ l.~ c.~). Ook verwijst Herrmann, ter verklaring van dit eerste mo-tief der sage, naar den Bijbelschen Boom des Levens met de verboden Vruchten(dikwijls als Appelen opgevat). -- De Godin Idun werd met hare Appelengeroofd en dat tweede motief der sage verwijst naar de welbekende Hesperiden-sage.

In het Aardsch Paradijs stond de Boom des Levens, wierVruchten den mensch de Onsterfelijkheid schonken.

Zie over dezen Wonderbaren Boom, Teirl.~ PK.~ 233-236. Adam en Evamochten er van eten, v<o'>or den zondenval; daarna niet meer. Als Levensboomwerden aangegeven de volgende Plantsoorten; 1"o" De Indiaansche Wonderboom(Koning; Lex.~ hier.~ 175) of Mangleboom^_(2)_^; -- 2"o" De Palmboom^_(3)_^ (id.~), --3"o" De Thuyaboom^_(4)_^, bij Dodoens Boom des Levens, Arbor vitae; -- 4"o" De| | ^(1)^ Juglans regia L.| | | ^(2)^ Rhizophora mangle L.| | | ^(3)^ Phoenia dactylifera L.| | | ^(4)^ Thuya (Biota) orientalis L.| Zevenboom^_(1)_^; -- 5"o" De Pijn bij de Perzen; -- 6"o" De Cipres^_(2)_^, ook in Perzi<e">;-- 7"o" De Sykomoor^_(3)_^ (Woenig, 285, 287). De Babyloni<e">rs en de Assyri<e">rs kenden insgelijks eene Plant des Levens. (Reinach, I, 17, 20).

Door de kracht van een Strandkruid met groene, daarnablauwwordende Bladeren wordt de visscher Glaucus in een on-sterfelijken Zeegod herschapen.

Dat Tooverkruid zou zijn het Vetblad met zeven Kroonblaadjes^_(4)_^, enhet droeg den naam van A<i">zoon d.i.~ Eeuwiglevend Kruid (vgl.~ ook boven, i.~). --De Sage luidt (naar Ovid.~ Met.~ XXIII, 5): Glaucus vischte bij Anthedon (inBeoti<e">), en wierp zijn gevangen visschen in 't gras; `de vis op 't gras gesmaktbegost te spartelen, sig om te wippen, en op 't land gelijk in 't water te swemmen'(vert.~ van Valentijn); daarna springen al de visschen opnieuw in 't water; dekracht van zeker aldaar groeiend Kruid had d<a`>t uitgewerkt; Glaucus plukte het,kauwde het: hij kreeg een vreemden trek van 't land naar 't water; hij duikeldein de zee, sprak negenwerf een `besweer-vers' uit om zijn zondig vleesch tereinigen en werd honderdwerf met versche rivieren overstolpt; hij viel in be-zwijming en, na deze, had hij een groenen baard, haarlokken die hij over zeenasleepte, hooge schouders, blauwe armen, ineengekrolde dijen en beenen, eneen gevinden visschestaart: hij was door de kracht van het Wonderkruid inZeegod herschapen. Z.~ ook Teirl.~ PK.~ 87; Dod.~ 1110; Dierb.~ 195.

Het Kruidje Wederdood bewaarde voor den dood, belettedus te sterven.

Zie boven blz.~ 229.

Ook met Zonnedauw^(5)^ maakten de Alchimisten een en on-sterfelijksdrank.

Aldus S<o">hns, 27.

Wie alle dagen een Jeneverbes^(6)^ eet, zal eeuwig leven.

Zoo zeggen de Italianen. (S<o">hns, 46; naar Leoprechting: Am Lechrain,1855).

En Ginseng (Panax ginseng Meyer) bezat onsterfelijk-ma-kende kracht.| | ^(1)^ Juniperus sabina L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(2)^ Cupressus sempervirens L.| | | ^(3)^ Ficus sycomorus L.| | | ^(4)^ Sedum heptapetalum Poir.| | | ^(5)^ Drosera rotundifolium L.| | | ^(6)^ Juniperus communis L.|

2. Planten die den doode het leven terugschenken.

Men zou ze kunnen Verrijzenis-planten heeten. Het zijn `on-genoemde' Wonderplanten. Hier mogen gerangschikt worden: De Tooverwortel van den Dwergenkoning Engel.

De Reus Kuperan bewaakt, op den berg, eene maagd, die door eenenDraak werd geroofd. De jonge held Hoornen Seyfried verlost ze: hij overwinteerst den Reus, daarna den Draak; doch is door den hevigen strijd zoodanigvermoeid dat hij naast de verloste jonkvrouw als dood nedervalt. Engel haalteenen Heelwortel die hem weder levend maakt. (Mannh.~: Ant.~ W.~ u.~ Feldk.~, 55).

In Grimm's mooi Sprookje `de Twee Broeders' komt eenTooverwortel voor, waarmede een onthoofde opnieuw levendwordt.

Dit Sprookje gelijkt zoowat op de Sage van den Hoornen Seyfried: Een jonge jager verlost eene Koningsdochter, die door eenen Draak zouverslind worden. 't Gebeurt op eenen berg. De jager doodt den Draak en valtdoor vermoeienis in slaap, evenals de Koningsdochter. Hij heeft vijf getrouwedieren: een Leeuw, een Beer, een Wolf, een Vos en een Haas. Zij moeten overde slapende waken: eerst de Leeuw, die ook vaak krijgt en den Beer gebiedtte waken; deze brengt hetzelfde gebod over aan den Wolf en valt ook in slaap;en zoo slapen de vier eerste dieren en de Haas alleen waakt. Doch deze valt opden duur zelf in slaap, en de nijdige hofmaarschalk, die mede gekomen is,houwt den jager den kop af en vlucht naar het paleis met de Jonkvrouw. Hierzal bij zeggen dat hij de Koningsdochter verlost heeft. De dieren worden wakkeren zien hunnen heer onthoofd liggen, de maagd is weg. De vier sterkstewillen nu den Haas dooden, die smeekt: `Dood mij niet, ik zal onzen Meesteropnieuw levend maken: ik ken eenen berg, daar groeit een Wortel; wie hemin den mond heeft, wordt van alle krankheid en wonden genezen'. En deHaas haalt den Tooverwortel, steekt hem in den mond van zijnen meester; hethoofd wordt op den romp gezet en de meester wordt levend. Doch de Leeuwheeft, te haastig, het hoofd verkeerd geplaatst; hij rijt het van het lijf, zet hetgoed op en door den Tooverwortel is de jager als eerst geworden. (Grimm,K.H.M.~, n"r" 60). Gemelde Tooverwortel doet een derde maal een gelijk wonder.-- Men leze in Grimm's deel III, de interessante aanmerkingen op dit Sprookje.

Het Tooverkruid van Oriande schenkt aan Malegijs het leventerug.

Toen Oriande haar lief zag liggen dood `tegen die aarde', `is gegaentot Malegijs daer hi lach, ende heeft hem den helm ontsloten ende den montopen gebroken, ende heeft hem een sonderlinge Cruyt gegeven, so dat hi begonstete blasen ende azem te geven'. (Ed.~ Kuiper, 66).

De Tooverkruiden van Is<o^>t (!solde) en hare moeder brengenhetzelfde uitwerksel teweeg op Tristan.

Hier is opnieuw sprake van eenen Draak die in Ierland land en liedenleed toebrengt. De Koning zweert dat de dooder van den Draak zijne dochtertot vrouw zal krijgen. Tristan doet het, snijdt den draak de tong uit en steektdeze in zijnen boezem. In de woestenij, in een verborgen plaatsje, legt hij zichter ruste, want hij is zoo afgemat dat hij nauw nog leeft. De zeever die uit deDraketong vloeit, beneemt hem om zoo te zeggen het leven. De drossaard vanden Koning komt, zoekt te vergeefs naar Tristan, doch vindt den dooden Draaken zegt ten paleize dat hij de dooder is. Doch Is<o^>t en hare moeder geloovenhem niet; zij gaan naar de strijdplaats en vinden Tristan, die als ontzield doodligt. Zij verwijderen de Drakentong en door middel van een Theriak, dat uitWonderplanten en Honig bestaat, roepen zij den held tot het leven terug. (Mannh.~ A.~: W.~ u.~ FK.~, 55; naar Gottfrit's Gedicht).

Door de krachten van een zoogenaamd Slangenkruid wordtde doode Petru Firitschell opnieuw levend gemaakt.

Petru Firitschell grijpt een duimgrooten Dwerg bij zijnen baard en volgthem, met zijne broeders, in een diep hol, waar de broeders hem in den steeklaten. Hier doodt hij menigen Draak. Eindelijk overwint hij een twaalfkoppigenDraak, wien een Keizersdochter ten offer is gebracht. Hij snijdt de twaalf tongen

converted by Web2PDFConvert.com

uit de twaalf koppen en valt op den schoot der Jonkvrouw in slaap. Een Zigeunerdoodt hem; maar een heelkrachtig Slangenkruid roept hem tot het leven terug(Mannh.~ l.~ c.~). Eveneens een variante van hetzelfde thema.

Met den Wondertwijg van Gilgam<e^>sh zouden E<a^>bani verrijzenen de inwoners van Oeroek onsterfelijk worden.

De Assyrische stad Oeroek bevond zich onder de macht van de Elamieten. Om de stad te redden schiepen de Goden den held Gilgam<e^>sh. Deze verlostOeroek, geholpen door E<a^>bani, een monster-halfmensch, die hij hiertoe verleidenkon. Doch bij 't terugkeeren verstiet Gilgem<e^>sh de liefde van de Godin Ishtar,die uit wraak hem met melaatschheid sloeg. Orakels zegden kem dat, verre inhet Oosten, in een eiland een wonderbron opborrelde, die hem genezen enonsterfelijk zou maken. Maar de weg was vol gevaar en E<a^>bani werd gedoodal zijnen vriend te verdedigen. Gilgam<e^>sh kwam toch eindelijk in het eiland enXisoathros, een der Koningen van de Schepping, leidde hem naar de bron. Gilgam<e^>sh werd genezen, vertrok en nam met zich mede eenen mirakuleuzenTwijg, waardoor E<a^>bani zou verrijzen en de inwoners van Oeroek onsterfelijkworden. Maar dat maakte de Goden zeer ongerust: zij zonden tegen Gilgam<e^>sheen Serpent dat hem de Tooverplant ontroofde. E<a^>hani kon niet tot het leventeruggeroepen worden; maar zijne ziei mocht, in het paradijs der Goden, dievan de helden vervoegen die op de slagvelden gesneuveld waren. (Larousse,i.v.~ Gilgam<e^>sh; naar P.~ Haupt: das Babylonische Nimrod-Epos, 1884-1892).

Naar Albertus Magnus'~ Sekreten is het Kattenkruid^(1)^ eenVerrijzenisplant.

Het kan doode Vliegen en Bijen weder doen leven. Z.~ boven III, b, 35)| | ^(1)^ Nepeta cataria L.|

*VII. Heksenschepsels.*

Heksen en Toovenaars scheppen wezens: zij willen, ver-waand, evenals de Duivel. den almachtigen God nadoen. Zijscheppen Planten uit reeds bestaande wezens; -- vervormenPlanten tot andere wezens (menschen, dieren); -- vervormenbestaande wezens (niet-Planten) door de wonderkracht van zekerePlanten. Dat alles behoort tot het gebied der Plantlore.

1. Zij scheppen Planten (Phytogenesis).

Een Duitsch sprookje vertelt dat de Peterselie^(1)^ door eenenToovenaar werd geschapen uit eenen jongen die Peter en eenmeisje dat Selie (of Silie) heette.

Peter en Silie leefden niet vriendelijk met elkander. Nauwelijks warenzij bijeen of zij twistten en vochten. 't Was een hatelijk gedoe en hierom werdenzij vaak bekeven. Nu die kinderen hadden eene kennis, eenen Toovenaar. Hetergerde dezen dat zij zoo vijandig tegen elkaar waren, en hij zel op eenen dag:`Wacht maar, gij leelijke kinders! ik zal u doen aaneengroeien, en zoo zultgij wel moeten samen vriendelijk leven en nooit meer strijden!' Eens Warenbelden in den tuin en keken elkaar onvriendelijk aan, en plots brak de twistopnieuw los; Silie sloeg Peter en Peter sloeg Silie. Daar vaarde de Toovenaaruit de lucht bij en raakte ze aan met zijnen Tooverstaf: Peter groeide dengrond in als een Wortel, en Silie wies boven hem als groen gesnippeld Kruidmet gele Bloempjes; zij waren aaneengegroeid tot <e'>ene Plant en de Toovenaarheette deze -- Petersilie? (Rel.~ en Bohnh.~, 330; naar Thekla von Gumpert). Dat schijnt me geleerde volksetymologie van eenen of anderen paedagoog!

De reiziger J.~ B.~ Tavernier (1605, "+" 1689, te Parijs geboren,maar zijn vader was de Antwerpenaar Gabri<e">l Tavernier) ver-haalt hoe Toovenaars een Mangoboom^(2)^ met rijpe Vruchtenschiepen.

't Gebeurde te Baroche (Barotch) in Oost-indi<e">. De Toovenaars nameneen klein stukje Hout, plantten het in den grond en vroegen aan een van 't| | ^(1)^ Petroselinum sativum Hoffm.| | | ^(2)^ Mangifera indica L.| gezelschap, welke Vruchten hij begeerde Men. antwoordde dat men Mango'swenschte. Toen bedekte zich een der Toovenaars met een linnen, en hurkte 5-6maal ten gronde neder. Door nieuwsgierigheid gedreven klom Tavernier in eenebooger gelegen kamer en zoo kon hij langs een opening van het gebruikte linnenzien wat de man deed: hij bemerkte dat de Toovenaar, met een scheermes,zijn vleesch onder de oksels doorsneed en met zijn bloed het stukje Hout over-wreef. Iedermaal hij zich ophief, groeide het Hout hooger en. de derde maal,schoot het Twijgen met Botten. De vierde maal stond de Boom met Bladerenbedekt en, de vijfde maal, kreeg hij Bloemen. De Vruchten kwamen niet; wanteen Engelsche bedienaar van den godsdienst, die bij het Tooverwerk aanwezig

converted by Web2PDFConvert.com

was, laakte openlijk de Christenen, die zulke schouwspelen bijwoonden; enhij ging naar den Boom toe. die reeds 4 <a`> 5 voet hoog was en Bladeren en Bloemendroeg, en brak hem aan stukken. (L<e'>vy, Hist.~ Mag.~, 355-6; naar Clever deMaldigny) . Vgl.~ ook Faust's en Alb.~ Magnus'~ Tooverwerken, boven IV.

Menschen worden ook door Heksen of Toovenaars in Plantenherschapen. De Pruisische Generaal Joachim von Ziethen (1699."+" 1786) -- tevens een Heksenmeester -- veranderde op zekerendag zijne soldaten in Boomen.

Oostenrijkers en Russen, in overmacht, achtervolgen zijn leger. Hij zegt:halt!, slaat een kruis en murmelt eenige Tooverwoorden: zijn leger is Boschgeworden! Hijzelf klautert op eenen Eik. De vijanden komen, loopen door hetBosch, kappen toornig hier en daar eenen Tak af en snellen verder. Als ze wegzijn, verandert Ziethen opnieuw de Boomen in zijn soldaten. Nu blijkt het dateenige zijner mannen een kap gekregen of zelfs het hoofd verloren hebben. DePruisen vallen den vijand ruggewaarts aan en verslaan hem. Aldus in de Altmark. (Teirlinck, Plantl.~, 86-87; Perger, 268; naar Temme: Die Volkssagen d.~ Alt-mark, 68). -- In Bohemen beet men de Kamillen (Matricaria chamomilla) `Her-m<a">nnchen' en men verklaart dat het verwenschte soldaten zijn. (Grohmann,Abergl.~ aus B<o">hmen, enz.~ 1864, 100).

Toovenaressen vervormden menschen in Boomen door middelvan betooverde Vruchten.

Een held of eene heldin waren noodig om het tooverwerk te breken. (Gub.~I, 157).

Een Zwabische Sage zegt dat de wilde Suikerei^(1)^, die menlangs de wegen bloeiende vindt -- vanhier de naam Wegewarte --een betooverde Jonkvrouw is.| | ^(1)^ Cichorium intybus L.|

Zie de sage bij Meier, nr 264 (3). Naar het volksgeloof zijn al dezeWegewarten (Weghoedsters) betooverde of verwenschte menschen: de gemeensteblauwe zijn booze lieden, de zeldzame witte integendeel goede. (Perger, 127).

Toovenaars en Heksen konden des noods, door eigen macht,Planten worden.

Zie boven I.

Uit hun speeksel ontstaat de Hertszwam^(1)^, tamelijk gemeenin onze bosschen.

Bij Salomon-Voss heet zij daarom `Hexenspizet' ("=" Heksenspeeksel). --Naar Theophrastus, Matthiolus en anderen komt zij voort uit het op den grondvallende zaad der Herten, als deze spelen of genereerende zijn. (Van Sterbeeck:Tonn.~, 317).

En uit hun uitbraaksel spruit de Zwam, die Heksenboter^(2)^heet.

Zie over Heksenboter meer boven II, 24.

En uit den navel eener Heksendochter ontspruit een goudenScheerling^(3)^.

Door die Scheerling herkent de moeder-Heks hare dochter. Aldus een Finschsprookje. (Emmy Schreck; Finn.~ M<a">rchen, blz.~ 70).

Waar zij dansen. ontstaan de Heksenringen.

Zie I. Vgl.~ aldaar ook de Lycopodium-soorten, die hier en daar in Neder-land Heksendans worden genoemd.

Waar zij op Boomen nederzitten en rusten of rijden, groeienHeksenbessems.

Of worden er nagelaten door de rustende Tooveressen. Z.~ boven I, d.

2. Zij herscheppen Planten in andere wezens.

Eene Saksische Sage (uit de Lausitz) gewaagt van twee Too-venaars die zwarte Haverkorrels^(5)^ en Erwten^(6)^ in soldatenherschiepen.| | ^(1)^ Elaphomyces granulatus Fries.| | | ^(2)^ Fuligo septica Gm.~; -- of ook Spumalia alba DC.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(3)^ Conium maculatum L.| | | ^(4)^ Avena fatua L.~ met rosbruine haren.| | | ^(5)^ Pisum sativum L.|

Een tegenhanger van het bovenaangehaalde Goocheltoertje van Generaalvon Ziethen. De Toovenaars waren de Poolsch-Saksische Generaal Jan-PaulSybilski (geb.~ 1677, "+" 1763) en zekere Martin Pumphut. Deze kwam op eenendag bij Sybilski en pochte op zijn Tooverkunst. Daarop greep Sybilski <e'e'>nhandvol zwartbruine Haverkorrels en wierp ze in den kachelpot: zij werden ervoetvolk, klauterden er uit, verzamelden zich op het kasteelplein en exerceerdener; daarna kropen zij terug in den pot en werden er opnieuw zwartbruine Haver-korrels. En Pumphut nam uit een vat dat v<o'>or het venster stond, een greepErwten, smeet ze in den pot, waaruit zij als flink uitgeruste ruiters stegen. Dochvermits hij Sybilski's Tooverwoorden niet kende, kon hij ze niet terug in den pottooveren; zij sloegen met hunne klingen op zijnen rug en zij luisterden eindelijknaar Sybilski's machtwoorden. (Meiche, n"r" 678).

Bloemen worden Ratten.

De Stavenhagensche Tooveres -- te Galnow in Pommeren in 1678levend verbrand -- bekende dat zij van Anna Bartholtz het Tooveren had afge-leerd, en dat Anna haar twee Bloemen had gegeven, waaruit twee Ratten ontstaanzijn. (Bekker, IV, 255).

Heksen herschiepen Appels^(1)^ in Padden. (Teenstra, 31). Of Pruimen^(2)^ in Padden en Eikels^(3)^.

In een Friesch sprookje gebeurt die herschepping, (Dijkstra, II, 76-7). Vgl.~hiermede de Wonderplant Suikerei^_(4)_^, wier Wortel alle zeven jaar een Vogelwordt; aldus Paracelsus. (Perger, 125).

Zij veranderden Kaf, Stroo, Erwtenstroo, droge Bladeren,bepaaldelijk Elze-^(5)^, Beuke-^(6)^ of Eikebladeren^(7)^ in goud;of een Aardappel^(8)^ wordt zilveren beker, of een Braamblad^(9)^een geneverglaasje.

Doch dat Heksengoud wordt vaak opnieuw Kaf, Stroo of dor Blad. ZieI, e; VI, c.

Of Schooven en Hooibundels worden, door hun Toovermacht,Paarden of Varkens en daarna opnieuw Stroo en Hooi.

Zie boven, IV, j, 8"o"; IV, k, 3"o".| | ^(1)^ Pirus malus L.| | | ^(2)^ Prunus domestica L.| | | ^(3)^ Quercus robur L.| | | ^(4)^ Cichorium intybus L.| | | ^(5)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(6)^ Fagus silvatica L.| | | ^(7)^ Quercus robur L.| | | ^(8)^ Solanum tuberosum L.| | | ^(9)^ Rubus-soorten.|

3. Zij vervormen menschen in andere wezens door middel vanTooverplanten.

Dat gebeurt vaak in Sprookjes. Een enkel voorbeeld: in het Sprookje vanGoudhaantje (hgd.~ `Goldh<a">hnchen'), een Thuringisch vertelsel, geeft eene Hekseen Tooverkruid aan de Koningin, waardoor de Koning -- een voormalig Ezel-drijver -- Ezel wordt. Door het toedienen van een tweede, insgelijks ongenoemdTooverkruid wordt hij opnieuw mensch. (Bechstein, 260-1). Vgl.~ Apuleus'~

converted by Web2PDFConvert.com

Gulden Ezel, p.~ 94.

*VIII. Botanomancie of Waarzeggerij door Planten.*

Waarzeggers voorspellen de toekomst of maken geheimedingen bekend. Zij kunnen terzelfdertijd Toovenaars zijn -- enwaren het werkelijk dikwijls. Ook gewone menschen voorspellenwel eens wat gebeuren moet. De Waarzeggers Widolf en Iamos hebben een naam die metde Plant in verband staat.

Widolf was een Noorsche Reus, een `Wolf des Wouds' (wid "=" woud;olf "=" wolf). Hij bezat de gaven van het waarzeggen en was de vader van alleWaarzegsters (Herrmann, N.~ M.~, 168; naar: Hyndlalj<o'>p). -- De gekwetste HeldHalfdan vlucht naar het Woud, waar Vitolfus ("=" Widolf) leeft en heerscht:hij verbergt er zich en verpleegt zijne wonden met den Bast der Woudboomen,met heilzame Kruiden en Wortelen van den Woudgrond. Vitolfus doet de ver-volgers van Halfdan door nevelen verdwalen, zoodat zij alle spoor van denHeld verliezen. (Idem; naar Saxo Grammaticus: Gesta Danorum). Iamos was de zoon van Apollo en Evadn<e'>: hij werd geboren in een Woud,en werd er door zijne moeder verlaten op een bed van Viooltjes; vanhier zijnnaam (gr.~ ion "=" Viooltje). Twee Serpenten voedden hem met honig en daarnawerd hij door den Arkadi<e">r Epytos opgebracht. Apollo schonk hem de Waar-zeggersgave en Iamos ging naar Olympia, waar hij, op het altaar van Zeus,de toekomst voorspelde. (Larousse, i.~ v.~).

Botanomancie is de algemeene benaming voor het Waarzeg-gen door middel van Planten. Xylomancie is Waarzeggerij doorHoutstukjes, en een onderafdeeling wordt Rhabdomancie of Waar-zeggerij door Roedjes geheeten. De Divinatorische Planten kunnen in twee kategorie<e">n ge-schikt worden.

a. *Divinatorische Planten in het algemeen.*

1. Ongenoemde Waarzeggende Planten.

Bij de Germanen bestond de lotgissing met Twijgjes. Tacitusbeschrijft ze als volgt:

Eenen telg van eenen Vruchtdragenden Boom gesneden, korten zij totlootjes; aan elk dezer geven zij een bijzonder merk en werpen ze dan allerompslomp door malkaar op een wit laken: Waarop de Priester, indien 't staats-zaken zijn, of de familievader, zoo 't hem en zijn huis raakt, met opgeslagenoogen de Goden bidt, ieder lootje driemaal opneemt en, naar elk teeken dat erop gesneden is, verklaart. Is 't dat deze teekens het voorgestelde werk afslaan,zoo valt er op dien dag over de zaak niet meer te beraden. Doch zoo zij 'ttoestaan, moet men nog het verder bescheid der Wichelaars zoeken. (Vgl.~ Bekker,I, 17; Herrmann, D.~ M.~, 484 en vgg.~). De Vruchtdragende Boom is, naar veier meening, de Beuk^_(1)_^ voornamelijk,of de Els^_(2)_^, de Hazelaar^_(3)_^, de Vlier^_(4)_^, de Jeneverboom^_(5)_^. (Herrmann l.~ c.~). De teekens der Staafjes kregen den naam runen, eindelijk ook de Lootjeszelf. (Herrmann, D.~ M.~, 484; Vercoullie, Et.~ Wdb.~ i.~ v.~ rune). Elk Staafje werdnog got.~ tains, on.~ teinn, ofr.~ t<e^>n, ags t<a^>n, hgd.~ en mhgd.~ zein, mnl.~ en ndl.~ teen(twijg) genoemd.

2. Genoemde Waarzeggende Planten.

=Boomen en Heesters.=

De Eiken^(6)^ van Dodona waren Orakelboomen.

De Priesters luisterden naar het ruischen dezer Eiketwijgen, om aldus deorakels der Goden te kennen. (Z.~ hierover meer in Teirlinck, PK.~ 17 en vvgg.~).

In het schip der Argonauten bevond zich een waarzeggendHout.

Naar eenigen was het de mast, naar anderen het midden van de kiel. DatHout kwam van een Eik uit het heilige Dodonabosch. Het waarschuwde devarenden tegen alle nakend gevaar. (Teirl.~, PK.~, 18; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 7; G.~Schwab: Die sch<o">nsten Sagen, 68), enz.~).

Virgilius zegt dat de Eiken, door den bliksem getroffen, voor-spellende Boomen zijn.

`De caelo tactas memini praedicere quercus'; hetgene Bekker, I, 16 vrijvertaalt:

`Een Eike kon vooraf van 't ongeluk gewagen, Door zwaren donderkloot geplet of neergeslagen'.| | ^(1)^ Fagus silvatica L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(2)^ Alnus glutinosa L.| | | ^(3)^ Corylus avellana L.| | | ^(4)^ Sambucus nigra L.| | | ^(5)^ Juniperus communis L.| | | ^(6)^ Quercus esculus L.~ ofwel Q.~ aegilops L.|

De bekende Orakelspreuken van Praeneste stonden gegriftop den Eikeboom.

Zie de Sage van den droomenden Suffius bij Peucer (De Praecipuis Gene-ribus Divinationum, Wittenberg, 1580) en Gub.~ II, 65.

Wie onder eenen Hazelaar^(1)^ slaapt, heeft waarzeggendedroomen.

Zie Perger, 245.

De Priester van Zeus raakte de Klimop^(2)^ aan, die hemdoor dit aanraken de prophetische gave meedeelde.

Rel.~ u.~ Bohnh.~, 66.

De drank van Jeneverbessen^(3)^ liet in de toekomst zien.

Gub.~ II, 195 (naar Plutarchus).

De Daphnomancie was Waarzeggerij met den Laurier^(4)^.

Nadat de Moeder Aarde haar dochter, door Apollo vervolgd, in eenenLaurier had veranderd, heeft deze God den Heester, naar zijn geliefde, Daphnegeheeten^_(5)_^; en hij heeft geplukt een Takje dat hij ineen heeft gevlochten alseen Kroon, heeft deze op zijn hoofd geplaatst en `van dien tijdt af soo is denLaurus-boom altijdt een teeeken geweest van waersegginghen' (Dod.~ 1328 a);en de `waersegghers gheloofden dat sy daer door diepsinnigher wierden' (id.~1729 a); want Apollo was de God der voorspellingen. In de offeranden voor de Goden verbrandde men Laurier: als 't rustigen stil verbrandde, gold het als een slecht voorteeken en het duidde slechtetijden aan; 't waren goede, als het kraakte en knisterde. (Leunis, Syn.~, 487). `De Heydensche waerseggers wierpen de Laurusbladeren in 't vier eer sy ietvoorsegghen wouden / om dat sy kraecken als Sout ter wijlen sy branden'. (Dod.~, 1329 a). En de Priesters van Apollo droegen Laurierkransen, om prophetische droo-men te hebben; of zij legden Laurierbladeren onder hun hoofdkussen om waredingen te droomen. (Dierb.~, 55).| | ^(1)^ Corylus avellana L.| | | ^(2)^ Hedera helix L.| | | ^(3)^ Juniperus communis L.| | | ^(4)^ Laurus nobilis L.| | | ^(5)^ Dat is vast een sage of verdichtsel. Leunis en Kannegiesser brengen den| griekschen naam van den Laurier (nl.~ Daphne) tot phainomai "=" glanzen, met| de versterkende voorlettergreep `da': naar de glanzende Bladeren. De Botanisten| hebben den naam Daphne op een ander Plantengeslacht (ook met glanzende| Bladeren) overgebracht (Mizerieboom en dergelijke Soorten).| De Gods-waarzeggers, die zich met Theomancie bezighielden, bereiddenzich tot hun arbeid met Laurierbladeren te kauwen (Dierb.~, 55), want zulksgaf hun Waarzeggingsgeest. En toen Pythia naar den met Laurierbladeren om-wonden driepikkel schreed, kauwde zij het loof van dezen Heester; daaromnoemde men haar Daphnephagos ("=" Lauriereetster). (Leunis, 487).

De Kongoleesche Toovenaars die willen weten of zij eendoor hen ziek gemaakt mensch mogen dooden en opeten, doen dePalmkernproef.

Zij nemen hun Toovermandje (`pidi kiengele') en werpen met, eenPalmkern (`nkandi') driemaal naar dit mandje; komt de Palmkem driemaal op

converted by Web2PDFConvert.com

hun voorhoofd teruggekaatst, dan moeten zij den mensch laten leven; dochblijven drie toegeworpen Palmkemen in het Toovermandje liggen, dan kunnenzij, straffeloos, den mensch dooden en opeten. (Bittremieux, 466). Welke Palm-soort hier bedoeld is, wordt niet verklaard.

De Niams-Niams (Wilden uit Midden-Afrika) prophetizeerenmet een bankje dat zij maken met het Hout van een Rubiacee(nl.~ Sarcocephalus ruseggeri).

Den Boom heeten zij `D<a^>mma'. Over zulk gepolijst bankje wrijven zij(als met een schaaf) met een blokje van hetzelfde Hout, dat aan een uiteindeinsgelijks gepolijst is. V<o'>or het wrijven laten zij op het bankje een of tweedruppels water vallen. Schuift het Houtblokje gemakkelijk voort, zoo zal dezaak in kwestie slagen; is er eenig hinder in 't glijden, dan is de zaak twijfel-achtig; kleven bank en blokje aaneen, dan is er geen twijfel: de zaak zal slechtuitvallen. (Gub.~ I, 267; naar Schweinfurth).

=Kruiden.=

Onder de Cerealien moeten vermeld worden: Het Koren (nl.~ Tarwe^(1)^ en Rogge^(2)^.

Men kent de Korenhalmgissing: Op den dag van 't uur van de Zon neemtmen, in eenen graanakker, een handvol Korenhalmen, en men zegt, onder hetplukken: paar of onpaar. Daarna telt men de halmen en heeft men juist geraden,dan zal gebeuren wat men gewenscht heeft, wel te verstaan indien men dentalisman van geluk over zich draagt. (Legran: Sci.~ et Mag.~, 108). -- Over deUten van dag en nacht, naar de meening der Astrologen-Waarzeggers, zie b.v.~Mag.~ Nat.~, 114 en vgg.| | ^(1)^ Triticum vulgare L.| | | ^(2)^ Secale cereale L.|

De Gerst^(1)^, die tot de Hanenwaarzeggerij of Alectryomanciediende.

Bij de Grieken en de Romeinen trok men, op den grond, eenen kring enverdeelde hem in 24 vakken; ieder vak vertegenwoordigde eene letter en menlegde er een Gerstekorrel in. In 't midden van dezen cirkel plaatste men eenenHaan, die de Korrels oppikte; men nam aandachtig de orde der opgepikteGranen op en trachtte aldus een waarzeggend woord samen te stellen. (Rel.~ u.~Bohnh.~, 136; enz.~).

De Rijst^(2)^.

In een gewijd vat legt men gewijde Rijst. Men laat deze koken, en ter-zelfder tijd zegt men het magisch gebed van den dag. Als dat gedaan is, sluitmen de oogen, keert ze naar de zon en raadt: `Zij is gekookt' of `ze is nietgekookt!' Men opent de oogen en ziet de Rijst na: heeft men juist geraden,dan zal 't gebeuren wat men gedacht of verlangd heeft. (Legran, 107).

De Maagdepalm^(3)^ werd ook aangewend.

Op Driekoningendag werpt men Maagdepalmbladeren in het vuur: naarhun min of meer hevig gekraak kunnen sommigen de toekomstige dingen kennen,den gezondheidstoestand van afwezigen, enz. Dat noemt men: faire p<e'>t<a`> lasprinquas ("=" faire peter les pervenches). Aldus in 't kanton Murat (d<e'>p.~ Cantal). Roll.~ VIII, 33 (naar Labouderie).

En het witte Nieskruid^(4)^, met de witachtige Bloemen.

De Waarzeggers gebruikten de Plant voor hun doeleinden. (Prahn, 62). De gestooten Wortel doet niezen en het niezen wordt, thans ook nog in Vlaan-deren, opgevat als een bevestiging van 't uitgesprokene, een waarmaking. `'t Isbeniesd!' zegt ons volk, `dus is 't waar'. (Vgl.~ Leunis, 802, nota 6). Geleerdeetymologiseerende Botanisten brengen Veratrum tot ml.~ verare, waarheid spreken;ml.~ Verator "=" Waarzegger. De Tha<i">s (Gloss.~) brengt het woord tot vere atrum(heelegansch zwart): de verwante soort, nl.~ het Zwart Nieskruid^(5)^ heeftzwartachtige Bloemen.

Kinderen gebruiken, om te raden of hun wensch zal vervuldworden, het Cypreskruid^(6)^.

Een jongen neemt zes tot tien halmen van dat Moeraskruid en reikt zeeen meisje over. Deze neemt de halmen aan de spits vast en biedt ze den| | ^(1)^ Hordeum vulgare L.| | | ^(2)^ Oryza sativa L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(3)^ Vinca minor L.| | | ^(4)^ Veratrum album L.| | | ^(5)^ Veratrum nigrum L.| | | ^(6)^ Cyperus flavescens L.~ en C.~ fuscus L.| jongen met de onderste uiteinden. Terwijl de jongen aldus de Stengels vasthoudt,knoopt het meisje ze twee aan twee samen. Vormen de geknoopte Halmen, nahet opvouwen, eenen krans, dan zal het gewenschte waarheid zijn. Aldus inDuitschland. (Perger, 97).

Wie het Kruid Theangelis inneemt, voorspelt toekomendedingen.

't Groeit op den berg Libanon (Kircher: Ond.~ Wer.~ II, 362). Ik weet nietwelk Kruid hier wordt bedoeld.

In Peru vindt men Waarzegsters, die den drank Chica methet Kruid Vilca vermengd, tot hun voorspellingen gebruiken.

Zij sluiten zich in hun woon op, zuipen zich smoordronken en, ontnuchterdzijnde, geven antwoord op de haar gestelde vragen. (Bekker, I, 47; naar Monta-nus). Chica (beter Chicha) is het Peruviaansch Ma<i">sbier; Vilca is waarschijnlijkUlluco of Melluco (Leunis, 278), een Knollenplant (Ullucus tuberosus Lozano),een Porseleinachtige of, volgens eenigen, een Ganzevoetachtige.

3. Profetenplanten.

Profeten waren Waarzeggers door ingeving van God. Profe-ten kruiden zijn dus in zekeren zin divinatorische Planten.

Toxites heet Profetenkruid (`Prophetenkraut') het zwart Bilzenkruid^(1)^. (Pritz.~ u.~ Jess.~). De Profetenbloem (`Prophetenblume') is het geslacht Macrotomia ofArnebia (Sal.~-Voss), van de familie der Boraginacee<e">n; een soort groeit inKlein-Azi<e">. In Algeri<e"> heet de Jerichoroos^_(2)_^ Kom<e^>cht en nebi "=" Tong van denProfeet. (Roll.~, II, 88). De Profetenkomkommer (hgd.~ `Propheten-gurke', Leunis) is Cucumisprophetarum L.~ met nootgroote stekelige Vruchten: niet omdat de Plant totprofetizeeren werd gebezigd, maar omdat Elisaeus deze bittere Komkommersoortmet toevoeging van meel eetbaar heeft gemaakt (4"e" Boek der Koningen, 4"e" kap.~):zij zou dus Pekaim van den Bijbel zijn. -- M<e'>rat en De Lens (Dict) identificeerenPekaim met een ander bittere Komkommerachtige, nl.~ de Springkomkommer^_(3)_^. Andere vertalen Pekaim door Aardzwam. (Leunis, 664). L.~ Cl.~ Fillion (Ste Bible)acht het waarschijnlijk dat deze Plant de Kolokwint^_(4)_^ is.| | ^(1)^ Hyoscyamus niger L.| | | ^(2)^ Anastatica hierochuntica L.| | | ^(3)^ Momordica elaterium L.| | | ^(4)^ Citrullus colocynthis L.|

b. *Divinatorische Planten tot een bijzonder doel aangewend.*

Sommige Planten werden als Waarzegsters en Orakels totspeciale doeleinden gebezigd.

1. Volwassen mensch en Botanomancie. Planten voorspellen dood of genezing.

Een bepaalde Plant (of Deel eener Plant) die (of dat) verdort,kondigen den dood aan: Het sterven van Laurierboomen^(1)^ was een slecht voorteeken.

Het jaar van den dood van Nero stierven al de Laurierboomen tot denWortel toe, en nochtans was de winter buitengewoon mild. (Ingram: FloraSymb.~, 326).

Nikolaas Walde, pastoor te Schwarzenberg (Saksen), hadin zijnen hof een en Pereboom^(2)^, die verdorrende zijnen doodaanwees.

De pastoor stierf 5 Jan.~ 1630. Zijn Pereboom stierf het jaar daarvoren en,

converted by Web2PDFConvert.com

toen Walde dat zag, zei hij: `Ik heb lang genoeg van sterven gepredikt, nuwordt mijn Pereboom mijn Preekheer: mijn Boom verdort en ik moet aldrasterven!' Op Nieuwjaarsdag bestijgt hij den kansel; hem overvalt een geraakt-heid en men draagt hem op zijn doodsbed. (Meiche, n"r" 10).

Een pastoor van Wiesental (Saksen) had in zijnen hof eenMizerieboompje^(3)^ dat zijnen dood voorspelde.

De priester heette Hendrik Ryhel. Zijn Mizerieboompje stond frisch groenen droeg reeds, als naar gewoonte, zijne Bloemen in April. Doch Ryhel werdziek en het Boompje begon alsdan zichtbaar te verslensen. (Id.~).

In het algemeen dacht men in sommige streken, dat alle (minof meer zonderling) verwelkende Boom, Tak of Blad den doodvoorspelde.

Eenige voorbeelden. Indien een Boom plotseling verdort, zal de eigenaarsterven; ook indien hij neerzinkt of omvalt. (Perger, 272, Mannh.~ BK.~, 50; aldusin Voigtland en in Beieren). Een plots verwelkende Tak had dezelfde bediedenis. (Mannh.~ l.~ c.~). Zijn er verwelkte Bladeren in een huis, waar een kindje gekerstend is, zoozal dat gauw sterven. (This.~, 272).| | ^(1)^ Laurus nobilis L.| | | ^(2)^ Pirus communis L.| | | ^(3)^ Daphne mezereon L.| Eene zeenimf komt bij een ouden visscher en zegt: `Neem deze drieZaden en doe ze eten, dezen nacht, door uwe vrouw; zie hier nog drie anderevoor uwen hond en drie voor uwe merrie. Als de tijd zal gekomen zijn, zal uwevrouw drie zonen baren, uwe teef drie hondjes, uwe merrie drie veulens, en drieBoomen zullen v<o'>or uw huis groeien. Als een van uwe zonen zal sterven, zaleen der Boomen verdorren'. (Gub.~ I, 285; naar L.~ Brueyre). Aldus in Groot- Bretagne. Vgl.~ met een paar Sprookjes beneden.

Bepaaldelijk de Savie (Salvia officinalis L.~) en de Rozemarijn(Rosmarinus officinalis L.~), twee welriekende Planten.

Het verdorren van Savie in den tuin duidt het sterven van een der bewonersvan 't huis aan. Aldus in Franche-Comt<e'> (Beauquier, Faune et Flore pop.~,2 (1910), 316). Het is een Zwitsersch volksgeloof, dat Rozemarijn van den tuin met denhuisvader sterft. (Marzell, 139).

Het lot van hen die op reis of om eenige andere reden vanhuis zijn. kan ook door Planten worden aangewezen: Door het Heidebloempje^(1)^.

"*" Naar een Limburgsch Sprookje. Een jonge ridder vertrekt naar het HeiligLand. V<o'>or zijn vertrek plukken hij en zijn verloofde elk een tuiltje Heide-bloempjes. Zij zetten het op het hoofd van een Mariabeeld en de maagd bidt:`Dat zij door uwe voorspraak, Maria, bloeien zoolang hij gezond is; kwijnenen verdorren, wanneer hij sterft'. Gedurende den Winter, de Lente en denZomer blijven de Bloempjes bloeien; de Herfst komt: ze verslensen, want dejongeling is doodelijk gewond en sterft. (Joos, IV, 155 en vvgg.~).

Door Rozelaar, Mizerieboom, Appelsienboom en Palmboom.

In een zeer lang Sprookje, door Joos (IV) opgeschreven en dat er uitzietals een vertelsel van de Duizend-en-<e'>en-Nacht wordt gewag gemaakt van eenenRozelaar^_(2)_^, die zijne Blaren en Bloemen laat hangen als de reizende Prinsesin 't ongeluk komt; -- van een bloeienden Mizerieboom^_(3)_^, die zijn Bloemekenslaat vallen als de reizende Prins dood is of in 't ongeluk komt; -- van eenenAppelsienboom^_(4)_^, die verdroogt, omdat de tweede reizende Prinses in 't onheilligt; -- en van eenen Palmboom^_(5)_^, die treurt als de tweede reizende Prinseveneens ongelukkig is. Doch de vier Boomen worden opnieuw frisch en jeugdigals de Prinsen en Prinsessen verlost zijn en wederkeeren.| | ^(1)^ Calluna vulgaris L.| | | ^(2)^ Rosa centifolia L.| | | ^(3)^ Daphne mezereon L.| | | ^(4)^ Citrus aurantium L.| | | ^(5)^ Phoenix dactylifera L.

converted by Web2PDFConvert.com

|

In een Sprookje van Grimm zijn het twee Goudleli<e">n^(1)^, diemet het leven van twee broeders verbonden zijn.

Sprookje uit de Zwalmstreken (Hessen), n"r" 85: `die Goldkinder' van deGrimmsche verzameling. Een visscher vangt een sprekenden visch die hem zegt:`Snijd mij in zes stukken; geef er twee van aan uwe vrouw, twee aan uwmerriepaard, leg er twee in de aarde'. De vrouw schenkt het leven aan tweegoudkleurige kinderen, de merrie aan twee gouden veulens, en uit de aardespruiten twee gouden Leli<e">n. De twee broeders rijden op de gouden paardende wereld in; een komt terug, de tweede rijdt verder. De thuisgebleven ziet eender Leli<e">n omvallen: zijn broeder zal dood of in groot gevaar zijn. Hij rijdtnu opnieuw weg en dwingt de Heks die zijn broeder in steen heeft veranderd,hem tot het leven terug te roepen: de omgevallen Goudlelie is weder rechtgekomenen heeft voortgebloeid! "*" A.~ Vermast (Vertelsels uit Vlaand.~, 66 en vvgg.~) geeft eene variante:De visscher vangt het sprekende vischje, en, op dezes raad, braadt het; geefteen stuk aan zijn vrouw, een tweede stuk aan zijn paard en den kop aan zijnenhond; de graten worden in den grond gedolven. De vrouw krijgt drie zonen, hetpaard drie veulens, de hond drie jongen, en uit de graten schieten drie schooneBoomen op, die met het leven der drie zonen nauw verbonden zijn. Een derzonen trekt heen op zijn paard en, met zijn hond, overwint een draak (die dedochter van den koning wil hebben), doch wordt door een heks in een zoutblokveranderd: zijn Boom sterft! De tweede rijdt ook weg en hij ondergaat hetzelfdelot. De derde, een onnoozelaar, redt hen: de twee omgeworpen zoutblokkenworden zijne twee broeders en de heks gedood: de twee doode Boomen komenopnieuw in leven. -- Behalve eenige verschillende elementen zijn deze tweeSprookjes zeer gelijkend. In menig ander Sprookje worden dergelijke Planten vermeld.

In een Indisch Volkslied is de voorspellende plant een Spika-nard of Kewra^(2)^.

Een echtgenoot moet, kort na zijn huwelijk, zijn schoone jonge vrouw,verlaten. V<o'>or zijn vertrek plant hij in zijnen tuin een Kewra: zijne vrouw moet,gedurende zijne afwezigheid, op de Plant achtslaan: blijft deze groen en bloeitze, zoo gaat het met hem wel; verwelkt ze of sterft ze, zoo is hem ongelukgebeurd. (Grimm, III, 156; naar Broughton: Selections from the popular Poetryof tbe Hindoos, Lond.~ 1814, p.~ 107). -- Spikanard heeft een aangenaam riekendenWortel, die het kostbare heelmiddel nl.~ Spica nardi of Nardus indica oplevert. (Leunis, p.~ 752). -- 't Schijnt me verkeerd deze Valeriaanachtige met Lavendulaspica L.~ of Lavendelstruik te verwarren (gelijk Mannh.~ BK.~ 48, doet).| | ^(1)^ Hier worden natuurlijk twee goudkleurige Leli<e">n bedoeld. Doch welke| soort van Lilium?| | | ^(2)^ Valeriana spica Vahl.|

Zekere voorwaarden moesten soms worden in acht genomenbij het raadplegen van zulke Divinatorische Planten. Dit was het geval met de Vetplant, die men Hemelsleutel^(1)^heet en in ons land niet zeldzaam is.

In Neder-Bretagne trekt men eenen of twee Stengels van den Hemelsleutelaf en gaat er mee naar het St.~ Jansvuur en daarna naar huis. Thuis gekomenhangt men de Plant aan den balk boven de eettafel: men steekt ze tusschen denbalk en de zolderplanken. Leeft de Hemelsleutel voort, dan mag men blijdezijn; verdort hij, zoo zal eerlang een familielid sterven. (Roll.~ VI, 103). Te Baygorry (in de Fransche Pyrenee<e">n) steekt men, op St.~ Jansdag, eenbloeienden Twijg van de Plant in het wijwatervat; bloeit hij nog op O.~ L.~ V.~Hemelvaart, dan is 't een teeken van voorspoed; verslenst hij v<o'>or dien dag --hetgene zelden gebeurt, want de afgesneden Hemelsleutel blijft gewoonlijk voort-leven ('t is een soort van Immortelle) -- zoo zal een familielid binst het jaaroverlijden. (Id.~, 102). Ook in Friesland, waar het Kruid Hemelloof en St.~ Janskruid wordt ge-noemd, bestaat een dergelijk volksgeloof. (Dijkstra, II, 235). In de omstreek van den Valtenberg (Saksen) is de naam dier PlantWolfskruid (hgd.~ `Wolfskraut'). Op St.~ Jansdag tusschen twaalf en <e'>en uurkomt wel eens een oude vrouw op den berg en snijdt Stengel na Stengel af; bijieder snede fluistert zij eenen naam: de namen van hare geliefde familieleden. Voor ieder dezer brengt zij een Stengel naar huis en alle hangt zij, met despits naar onder, met een dunnen draad aan de zoldering; het familielid wiensStengel nog lang groeit, is een lang leven beschoren; wiens Wolfskruid snelvergaat, is zijn einde nabij. (Meiche, blz.~ 657). Naar S<o">hns (p.~ 115) heet men de Plant in Thuringerland `Donarkraut'(het Kruid van God Donar). Daar snijdt men -- niet altijd op St.~ Jansdag --zooveel Stengels van Hemelsleutel af, als er huisbewoners zijn en men steektiederen Twijg in een glas water; de Hemelsleutel die het eerst verwelkt, duidtden persoon aan die het eerst moet sterven; die het langst groen blijft, zegt datde persoon die er mee verbonden is, het langst zal leven. Dezelfde Waarzeggerijwerd er met Donderbaard^_(2)_^ uitgevoerd.

converted by Web2PDFConvert.com

En wat deed (of doet?) men in Krain (Oostenrijk)?

V<o'>or zonsopgang moet de uitterende iederen morgen eene Alsemplantafbijten: verdort de Plant, dan is de zieke genezen; blijft ze leven, dan is hijverloren en verkwijnt langzaam. (Hovorka u.~ Kronfeld, Vergleichende Volks-medizin II, (1909), 46). 't Gebruik steunt op overzetting van ziekte in Plant.

De wolbladige Toorts^(3)^ bezit insgelijks voorspellende kracht,indien men ze boven het bed hangt.| | ^(1)^ Sedum telephium L.| | | ^(2)^ Sempervivum tectorum L.| | | ^(3)^ Verbascum thapsus L.|

Dienstmeiden trekken Toortsstengels uit en hangen ze boven hunne bedden;wier Plant eerst verdord is, zal eerst sterven. Aldus in Oost-Pruisen. (Perger, 152).

En het mystische Hertshooi^(1)^ wordt met dit doel op St.~Jansdag geplukt.

Voor ieder der huisgasten trekt men eene Plant met den Wortel uit. Men legt alle op den kacheloven; naar het blijven groeien of 't verdorren voorspeltmen 't lange of 't korte leven van ieder lid. Aldus in Pruisen. (Roll.~ III, 181;naar Treichel). -- "*" Biekorf (IV, 210) zegt dat men, op St.~ Jansdag, St.~ Jans-kruidtwijgen in een glas water zet; elk takje wordt met een persoon in verbandgebracht en wiens Twijgje het eerst `verslenst', voorspelt een aanstaandendood.

"*" Netelbladeren^(2)^ legt men 24 uren in de pis van den zieke.

Blijven zij groen, dan is er geen gevaar van sterven; doch worden zijslap en verslensen zij, 't beteekent den dood of ten minste een zeer kwadeziekte. (Dod.~ 226; vgl.~ Perger, 159). Vgl.~ dergelijke nog bestaande gebruikenin Frankrijk. (Roll.~ XI, 15-16).

Een door den bliksem getroffen Denneboom^(3)^ voorspelt dendood van den bezitter (man of vrouw), indien hij verwelkt ofverbrandt.

Hetgene zelden gebeurt, want de donder valt bijna nooit op de Harsboomen. Aldus in Engeland. (This.~, 273; naar Lupton; Notable Things).

Eenige Planten zijn dood-voorspellend, als zij buitengewoneof zonderlinge kenteekens vertoonen: Een Kerseboom^(4)^ die Bloemen en terzelfder tijd rijpe Vruch-ten draagt, voorzegt den dood van een kind des huizes.

Aldus in de Mark. (Wuttke, n"r" 45).

Donderbaard^(5)^ heeft schier altijd purperroode Bloemen enis gelukvoorspellend.

Zijn de Bloemen echter wit -- ik heb er nooit witte gezien! -- dan verkon-| | ^(1)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(2)^ Urtica dio<i">ca L.| | | ^(3)^ Pinus abies L.| | | ^(4)^ Prunus avium L.~, de zoete Kerssoorten nl.| | | ^(5)^ Sempervivum tectorum L.| digen zij een nabijzijnde sterfgeval. Verwelkt de beele Plant, zoo zal ook de heelefamilie in korten tijd evenals de stervende Plant vergaan. En hebben de Bloemeneen langen Steel, zoo is een gewichtige gebeurtenis op gang. (S<o">hns, 118). Men mag de Donderbaard op bet dak niet laten bloeien, anders sterftiemand in huis. (Perger, 167; naar Zeitschr.~ f.~ D.~ Myth.~, IV, 174). Wee hethuis, zegt Roll.~ (VI, 98) waarop, voor de eerste maal, de Donderbaard bloeit!

Het gebeurt dat Planten, die gewoonlijk groen zijn, witte ofgele Bladeren vertoonen: er zal iemand van den huize sterven!

Aldus voorspellen de Boon^_(1)_^ en de Gouden-Regen^_(2)_^, in Mekkelenburg,Holstein, Harz en Franken. (Wuttke, n"r" 45).

converted by Web2PDFConvert.com

En de Rutabaga^_(3)_^ en de Beet^_(4)_^, in de Mark (id.~).

Noten^^ worden opengedaan en eene die van binnen zwart is,voorspelt den dood in 't volgend jaar.

Dat doen de meisjes op Sylvesteravond (31 Dec.~), en wie zulke zwarteNoot kraakt of openduwt, zal sterven. Aldus in Silezi<e">. (Wuttke, n"r" 73).

Speciale praktijken staan met de Botanomancie en den menschin verband. Het mes in den Boom.

Twee broeders zijn door het noodlot gedwongen te scbeiden en, v<o'>or hetscbeiden, stooten zij hun eenig mes in eenen Boom. Daarna gaat de eene naarhet Oosten, de andere naar het Westen. Dit mes in den Boom is een Divinato-risch tuig, waaraan de eene broeder zal zien, hoe het met den anderen vergaanis: want de lemmerkant die gericht is naar Oost of West, zal beroesten, indieneen der broeders gestorven is, en blank blijven zoolang bij leeft. (Grimm, I,281, 296; vgl.~ Herrmann, D.M.~, 29).

Het zonderlinge Kruid van Monardes.

De Spaanscbe Kruidkundige Nic.~ Monardes (1493, "+" 1578), die overWestindische Planten schreef, spreekt van een ongenoemd Kruid (Herba mortemeut vitam praedicens, bij Dod.~ 14891 `Cruydt de doodt of 't leven bediedende'),`'t welck den krancken in de handt ghegheven hem blijde maeckt / indien hyghenesen / ende van die sieckte opstaen sal; maer droeve / soo hy daer vansterven sal'. (Dod.~ l.~ c.~).| | ^(1)^ Phaseolus vulgaris L.| | | ^(2)^ Cytisus labumum L. Hgd.~ `Kleestaude'.| | | ^(3)^ Brassica napus esculenta; hgd.~ `Kohlr<u">be'.| | | ^(4)^ Beta vulgaris L.| | | ^(5)^ Juglans regia L.|

Met de gemeene Gouwe^(1)^ deed men nagenoeg aldus, dochblijdschap voorspelt dood en droefheid genezing.

Indien men Gouwe op het hoofd van eenen zieke legt, zal bij luide zingenzoo hij sterven moet, en tranen storten zoo hij genezen zal. (Mag.~ Nat.~, 72).

Het reeds zoo vaak in dit werk vermelde IJzerkruid^(2)^ bezateveneens voorspellende kracht.

`Als den Medicijn het IJser-cruydt over hem dragbende, den krancken gaetbesoecken, ende hem vraeght, hoe dat het met hem is, ende als den kranckenantwoort dat het al wel is, oft redelijck, dan sal hy van die sieckte op staen:in dien hy seght dat het niet wel, oft dat het soude moghen beter wesen, danzal hy van die sieckte sterven'. (Dod.~ 223: naar een Cod.~ Manuscr.~ 2524 uit de14"e" eeuw, in de Hofbibl.~ te Weenen; vgl.~ Perger, 147). Verbena was een heiligKruid bij de Dru<i">den en dat verklaart genoegzaam bovenaan gegeven sympathe-tisch Heilmiddeltje. Doch onze wijze Dodoens voegt er bij dat het `spottelijck' is. Komt een zieke om genezing bij een Toovenaar, zoo plukt deze bij afgaandemaan drie Takjes van IJzerkruid en laat ze gedurende drie dagen en drie nachtenin azijn liggen. Hij onderzoekt ze vervolgens bij opgaande maan en weet, doorde wijze waarop de Bladeren in elkaar gevlochten zijn, welke ziekte de krankeheeft. Aldus in Frankrijk. (Roll.~ VIII, 41).

In Tyrol doet men op Sylvesteravond een zonderling proefjemet Nootschalen^(3)^.

Men neemt zooveel Nootschalen (of ook wel korken) als er aanwezigenzijn; men plaatst een lichtje met een naam in die Nootschalen en laat deze opwater in een schotel zwemmen: wiens licht het eerst uitgaat, zal eerst sterven. (Wuttke, n"r" 73; naar Zingerle).

"*"

Een dood-voorspellende Lelie^(4)^ of Roos^(5)^ vond men, 'smorgens, op den zetel van kloosterlingen.

In het klooster van Korvel (Duitschl.~) hing eene Lelie aan het altaar:werd een kloosterling aangewezen om te sterven, zoo nam, drie dagen v<o'>or zijnendood, een onzichtbare hand de witte Lelie en lei ze op den zetel van den kloos-terling. Eens vond een jonge broeder de Bloem op zijnen stoel; hij greep ze enlei ze op den stoel van een ouden kloosterling, die van schrik ziek werd; doch

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(1)^ Chelidonium majus L.| | | ^(2)^ Verbena officinalis L.| | | ^(3)^ Juglans regia L.| | | ^(4)^ Lilium candidum L.| | | ^(5)^ Rosa centifolia L.| hij genas den derden dag en de jonge kloosterling lag dood in zijn bed. Sedertdienheeft men de Lelie te Korvei niet meer gezien. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 286, waar menover die gebeurtenis, een gedicht van L.~ Wiese vindt; Nork: Myth.~, 808). Eene witte Roos verving deze Lelie te Hildesheim, als een der Domheerensterven moest. Zoo ook in den Dom te Lubeck en in de Kathedraal van Breslau. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 285; Nork, l.~ c.~).

Vgl.~ hiermede het volksgeloof uit Zevenbergen (`S<a">chsischRegen') dat de Dood zelf -- namelijk een ingebeeld Wezen --den dood van een kind aankondigt.

De Dood breekt in den tuin van het huis van het kind eene Bloem vanharen Stengel en op dien stond sterft het kind. (Mannh.~ BK.~, 50; naar Schuller,Volkst<u">mliche Glaube und Brauch bei Tod und Begr<a">bnisz im SiebenbergerSachsenlande, 1863, p.~ 10).

Volledigheidshalve volgt hier nog een en ander. Wil men weten of een sleepende ziekte al dan niet den ziekezal doen sterven, zoo wordt het voorspellende Negenderhande Houtgebezigd.

Eene vrouw die eenen tweeling heeft gehad, moet dat Negenderhande Hout,v<o'>or Zonsopgang en stilzwijgend, in het woud snijden. Men werpt de negenstukken in vlietend water, die negen stukken verbeelden de negen ziekten dieden mensch kan hebben! Zinken slechts weinige Houtstukken, zoo zal de ziekegezond worden; gaat nagenoeg de helft onder, dan is de redding mogelijk dochmoeilijk; zinken alle of het meeste deel, zoo moet de kranke sterven. Aldus inMekkelenburg. (Wuttke, n"r" 71). -- Dit Negenderhande Hout wordt gesnedenvan de Boomen die in de oudduitsche Mythologie een gewichtige rol speelden,ais Vlier^_(1)_^, Kruisdoorn^_(2)_^, Spaanschhout^_(3)_^. In Pommeren zijn het Boomendie geen Steenvruchten dragen. (Id.~, n"r" 143).

Om te weten wie in een huis het eerst zal sterven, gebruiktmen Bladeren van gewijde Palm^(4)^.

Men plukt zooveel Bladeren als er personen in huis zijn en geeft aan iederBlad een hunner voornamen; daarna werpt men alle tegelijk in het vuur. Het Bladdat eerst verbrand is, duidt den persoon aan die eerst moet sterven. (Perger, 30). Aldus in Duitschland. Vgl.~ over de voorspellende Buksboombladeren in Frankrijk,Rolland, IX, 248.| | ^(1)^ Sambucus nigra L.| | | ^(2)^ Rhamnus cathartica L.| | | ^(3)^ Taxus baccata L.| | | ^(4)^ Buxus sempervirens L.|

De witte Koekoeksbloem^(1)^ is een Taboeplant.

Men mag ze niet plukken, wie ze plukt, zal sterven, of een zijner verwantenzal door den dood weggerukt worden. Aldus in Oldenburg, waar de Plant omzulke reden `Todtenblume' (Doodenbloem) heet. (Roll.~ II, 245; naar L.~Strackerjahn, Abergl.~ u.~ Sage aus Oldenburg). -- En de kinderen uit Cumberlandgelooven dat eene ramp hunne ouders zaf overvallen, indien zij zulke Bloemdurven afrukken. (Idem; naar Britten a.~ Holl: Brit.~ Plant-names).

Met de Doodvoorspellende hangen innig de Ongelukvoorspel-lende Planten samen. Men mag de Germaansche Lotgissing door Runen (z.~ boven)vergelijken met het Latijnsche Sortilegium (of `Geluklesse',zooals Bekker eigenaardig zegt).

De te lezen letters waren uit Eik^_(2)_^ gesneden. `Sortilegium Geluklessewas eene schikkinge van letteren / by geval / door 't eene of 't ander kind dus

converted by Web2PDFConvert.com

of so getrokken / en door malkanderen gemengd, gelijk men sulk gebruik vanoude letters maakte / gesneden op eenen Eikenboom; welke dan op verscheidenewijzen geschikt / na 't viel / of desen of genen sin te samen brachten / waaruit geluk of ongeluk te lesen was'. (Bekker, I, 16-17).

Verwonderlijk mag het heeten dat de val van eenen Boomeen gelukvoorspellend teeken kan zijn.

Het geldt hier een Wilg^_(3)_^ die nederviel te Philippi en door het volk alsheilvoorspellende gebeurtenis werd beschouwd. (Plin.~ XVI, 32).

"*" In het Land van Waas hangt men de Sinksenbloem aande zoldering om te weten of het jaar den mensch geluk of ongelukzal aanbrengen.

De Sinksenbloem is de Bloem die men op Sinksen plukt, wijdt en draagt. De eigenlijke Sinksenbloem is de Pioen^_(4)_^ of ook wel de Meiroos of Sneeuw-bal^_(5)_^. In Waas wordt wellicht bedoeld de Hemelsleutel^_(6)_^: men hangt de Plantmet eenen draad aan den huisbalk; blijft zij groeien, dan zal 't jaar gelukkigzijn; sterft zij, zoo voorspelt dit ongeluk. (Vlaamsche Zanten, II, 68).| | ^(1)^ Melandryum album Miller.| | | ^(2)^ Quercus robur L.| | | ^(3)^ Geslacht Salix.| | | ^(4)^ Paeonia officinalis L.| | | ^(5)^ Viburnum opulus L.~ met bolvormende geslachtlooze Bloemen.| | | ^(6)^ Sedum telephium L.|

Bloeiende Mirt^(1)^ op de vensterrichel voorzegt geluk.

Aldus in Somersetshire (Engeland): This.~, 271.

De Peterselie (Petroselinum sativum Hoffm.~) is een ongeluks-plant.

In Frankrijk: Wie haar in zijnen hof verplant, sterft niet lang daarna. (S<e'>-billot, 463). Ook aldus in Engeland (Devonshire) en in Frankenland (Duitschl.~):Marzell, 100-101.

Men kent ook Divinatorische Planten die aantoonen of eengestorvene zalig is. Aldus bij wintertijd bloeiende Bloemen.

"*" Een meisje verdwaalt op den levensweg en keert boetvaardig tot harerampzalige moeder terug. Zij leeft voortaan als kluizenares in het bosch (geheetende Averechten, rest van het groote Waverwald). Op zekeren morgen gaat haremoeder haar bezoeken; het is wintertijd en nochtans staan lieve Bloemen v<o'>orde kluis. De moeder treedt binnen en vindt haar kind dood: de bloeiendeBloemen zeggen heur dat hare dochter in den hemel is. (Coeckelbergs: Sprookjes,Leg.~, enz.~, blz.~ 45). Aldus in de omstreek van Heist-op-den-Berg. (prov.~ Ant-werpen).

Op het graf van een afgestorvene plant men een kruis vanVlier^(2)^; begint het opnieuw te groenen, zoo is de doode zalig.

Dat kruis wordt v<o'>or de doodkist gedragen en heet Levelang (`Lebelang'). Aldus in Middel-Vintsgau (Tirol); Wuttke, n"r" 382; S<o">hns, 41; naar Zingerleen Alpenburg.

Groeit eene Toorts^(3)^ op een graf, dan is de ziel van dendoode in het vagevuur.

Aldus in Karnthen (Wuttke, n"r" 45; naar Zeitschr.~ f.~ D.~ M.~, 3, 29). "*" In het Land van Waas plantte men op het graf zulke Toorts die men erO.~ L.~ Vrouw-Hemelbrand noemt: verdort ze, de zaligheid van de ziel is twijfel-achtig; treurt ze, de ziel boet in 't vagevuur; schiet ze weelderig op, de zielis in den hemel. (Vl.~ Zanten, III, 137).

Sommige Voorspellende of Waarzeggende Planten zijn spe-ciaal met het leven van de vrouw verbonden. Wil men weten of de beminde vrouw getrouwd is?| | ^(1)^ Myrtus communis L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(2)^ Sambucus nigra L.| | | ^(3)^ Verbascum thapsus L.|

In Oost-Indi<e"> gebruikte mm de Lotusbloem^_(1)_^ om te weten of een vrouwgetrouw bleef. (Nork, Myth.~, 900; naar Katha Sarit Sagara, 1839, uitg.~ vanLeipzig, p.~ 56 en vvgg.~). In den Perzischen Tutinameh geeft de vrouw den wegreizenden man emenBloementuil mee: blijft deze frisch. zoo is 't een bewijs dat zij hem trouw is;doch verslenst hij, zoo is zij hem ontrouw. (Grimm: K.~ u.~ Hausm.~, III, 156). Waarlijk een gevaarlijke proef voor de echtgenoote! Ook de sterkriekende Ruite^_(2)_^ kan hiertoe gebruikt worden; want zij sterften vergaat als zij door eene plichtvergetende vrouw wordt aangeraakt. (Dod.~,169). Over ontrouw-aanwijzende kracht van de Zonnewende^_(3)_^, zie HoofdstukIV. Albertus-Magnusplanten, 1"o".

Wil een bevruchte vrouw weten of zij goed of slecht bevallenzal?

Zij neemt eene Jerichoroos^_(4)_^ en plaatst ze in water: de bevalling zal goeduitvallen als de Roos hare Twijgjes opent, hetgene bijna altoos het geval is;zooniet zal het een slecht kraambed zijn. Aldus in Provence. (Thiers, I, 185).

Het volgende nog, betreffende voorspellende Planten en denvolwassen mensch. Als een dorre Boom weder levend en groenwordt, beschouwt men dit als een goed voorteeken.

Blijft hij dor, zoo bediedt zulks aanstaande veldslagen. (Perger, 272).

Onder het consulaat van Publius Aelius en C.~ Cornelius wordtAnnibal door de Romeinen te Zama verslagen (anno 202 v.~ Chris-tus); die nederlaag werd voorspeld door Tarwe die op de Boomengroeide.

Plinius, XVIII, 18.

Om den uitslag van een oorlog te kennen. gebruiken de Niams- Niams een soort van olie, die zij trekken uit een rood Hout dat zij`Benghy<e`>' heeten.

Zij geven die olie aan eene hen: sterft deze, de oorlog zal noodlottig zijn;blijft zij leven, de zegepraal is zeker. (Gub.~, I, 268; naar Schweinfurth).| | ^(1)^ Nelumbium speciosum Willd.| | | ^(2)^ Ruta graveolens L.| | | ^(3)^ Heliotropium europaeum L.| | | ^(4)^ Anastatica hierochuntica L.|

2. Kind en Botanomancie.

Er zijn voorspellende Planten die innig met het leven van hetKind verbonden zijn. Geboorteboomen. In eenige streken bestond (of bestaat nog)de gewoonte een Boompje te planten bij de geboorte van een kind. Zulke Geboorteboom was een Voorspellende Boom; zijn levenverbeeldde het leven van het Kind.

In Aargau (Zwitserland) werd zulke planting nog heden gedaan. Indienhet Kind een jongen is, plant men een Appelboom^_(1)_^; is het een meisje, eenPereboom^_(2)_^. (Mannh.~ BK.~, 50, naar Rochholz: Alemann. Kinderlied). Men vertelt er dat een zoon zich slecht gedroeg en dat de toornige vaderden geplanten Geboorteboom afkapte. (Idem).

In Polynezi<e"> plantte men een Kokosboom^(3)^.

En men geloofde dat de Stengel zooveel knoopen kreeg als het Kindjaren. (Idem, naar A.~ Bastian: der Mensch in der Geschichte, III, 193).

Het lot van drie Zweedsche familien -- die van d<e">n grootenLinnaeus, van Lindelius en van Tiliander -- was verbonden metdat van een groote Linde met drie Stammen.

Die Linde^_(4)_^ groeide te Jonsboda Lindeg<a`>rd in Hvitarydssocken (LandschapFinveden). Toen de familie Lindelius uitstierf, verdorde een der Stammen; naden dood van de dochter van Linnaeus schoot de tweede Stam geen Bladeren

converted by Web2PDFConvert.com

meer, toen de laatste telg van de familie Tillander stierf, stierf ook de heeleLinde. De gestorven Stam staat er nog en wordt in eere gehouden. (Mannh.~,BK.~, 51, naar Hylt<e'>n-Cavallius. V<a">rend, I, 144).

Twee Boomen voorspelden dat twee meisjes non en een jongenmonnik worden zouden.

Een schoenmaker van Basel (Zwitserland), Molber genaamd, ging in eennieuw huis wonen en koos er, in den tuin, voor ieder zijner drie kinderen eenenBoom. De Boomen der twee meisjes (Katharina en Adelheid) kregen, in de lente,witte Bloemen en voorspelden aldus dat zij nonnen zouden worden. De Boomvan den broeder (Johannes) droeg een roode Roos en voorzegde dat hij monnik| | ^(1)^ Pirus malus L.~| | | ^(2)^ Pirus communis L.~| | | ^(3)^ Cocos nucifera L.| | | ^(4)^ Tilia europaea L.| zou zijn: hij werd Preekheer te Praag en de Hussiten deden er hem den martel-dood ondergaan. (Mannh.~ BK.~, 49-50; naar S.~ A.~ St<o">ber: Zur Gesch.~ d.~ Abergl.~in Anf.~ d.~ 16.~ Jahrh.~, Basel (1856), p.~ 7).

Graan is het symbool van rijkdom en voorzegt rijkdom.

Mieren brachten Graankorrels in de wieg van Midas en 't was een bewijsdat hij later zeer rijk zou zijn. (Nork: Myth.~, 500).

Wil men weten of een gebrekkelijk Kind gezond zal worden? Raadpleeg als volgt de hierna genoemde Planten.

Is een Kind met een gebrek of ziekte ter wereld gekomen, zoo snijdt menop den eerstkomenden Goeden-Vrijdag een dunnen Wilgestam^_(1)_^ open en mentrekt het Kind door de spleet. Daarna bindt men deze toe en indien de tweestukken aaneenwassen, zal het kind gezond worden. Aldus in de Bovenpfaltz(Duitschl.~: Mannh.~ BK.~, 32). Of zij doen, v<o'>or zonsopgang, het lamme, of aan navelbreuk lijdende, ofniet opgroeiende Kind door een gespleten Fruitboom (of liefst door een jongengespleten Eik^_(2)_^) zwijgend en naakt kruipen. Daarna wordt de spleet toegebonden;en indien zij vergroeit, zal het Kind genezen. (Idem). Zie gelijke sympathetische middeltjes bij Mannh.~ BK.~, l.~ c.~; Grimm, Myth.~,1118, 1119; Schiller: Tier- und Kr<a">uterbuch des Mecklenburges Volkes, III, 30;De Cock, Volksg.~; enz.

Jongens en meisjes -- wel eens, doch zelden, volwassenen --raadplegen zelfs Orakelplanten om te weten:

1"o" Wat zij later worden zullen?

Varen^_(3)_^. In Auvergne ontbladeren de kinderen een Varenplant, murmelendebij ieder afrukking: `Priester -- getrouwd -- jonggezel?': het laatste Blad(of Blaadje van een Blad?) duidt aan wat het nieuwsgierige Kind weten wil. DC.~ en Teirl.~: Kindersp.~, IV, 130; naar: Rev.~ d.~ Trad.~ pop.~ XII, 552). Madelief^_(4)_^. Is met hare zuster, de St.~ Jansbloem, de meest gebruikte Orakel-plant. In Zwitserland rukt men de Lintbloempjes een voor een af en zegt: `Ledigsin. Hochsig han, ins Chl<o">sterli ga?' (Ledig, d.~ i.~ ongehuwd zijn, trouwen,in 't kloostertje gaan). (Perger, 63; Daaf Rochholz; Wuttke). Of men zegt bij het plukken der Lintbloempjes (ook in Zwits.~): `Edelsfrau,Bettelfrau, B<u^>refrau'; -- of indien 't een jongen geldt: `Edelmann, Bettelmann,B<u^>'r, Soldat. Student'; en ook: `Kaiser, K<u">nig, H<e^>r, Tauner'. (Id.~ 131).| | ^(1)^ Salix-soorten.| | | ^(2)^ Quercus robur L.| | | ^(3)^ Een der groote gemeene Varensoorten.| | | ^(4)^ Bellis perennis L.| "*" In Belgische-Fransche pensionaten gebruikt men, naast de kleine Madelief,ook de grootere St.~ Jansbloem^_(1)_^, en het heet er: `Mariage, religieuse, c<e'>li-bataire?' (Id.~ 131). "*" Te Ethe bij Virton -- het in 1914 ongelukkige, afgebrande dorp --vraagt het jonge meisje aan de Groote Madelief: `Fille, femme, ch<e`>re s"oe"ur?' (Id.~; naar Wallonia, IV, 55). "*" Robinia of Wilde Acacia^_(2)_^. In de omstreek van Brussel (Ukkel, enz.~)trekt het meisje een Robiniablad af en plukt met dit doel ieder Blaadje: bij

converted by Web2PDFConvert.com

iedere afrukking wordt een levensstaat genoemd. Ook rondom Nijvel (vgl.~ be-neden) een gelijkende gewoonte. "*" Hulstblad^_(3)_^. Ik heb ook gezien dat (omstr.~ van Brussel) de meisjes eenHulstblad namen en de stekels van het Blad telden; onder het tellen murmeldenzij den naam van den toekomstigen staat. "*" De Luiksche meisjes verzamelden zich op 1"e""n" Mei, bij zonsopgang, omde Bies^_(4)_^ te binden (`lier le Jonc'): zij gingen naar een groote wei, liefst daarwaar een Egelantierstruik^_(5)_^ het malsche Gras beschutte; zij kozen er drieGrashalmen (`trois foelies d'erbe', zooals Chanson des Loherains zegt); zijsneden ze juist op dezelfde lengte en deden er aan drie draden van verschillendekleur: de zwarte draad verbeeldde het ongehuwd-blijven, de roode een onbekendlief, de groene den in 't geheim beminde. Daarna wachtten ze 10 dagen: hetorakel werd gegeven door het Halmpje dat het langste was geworden. (DC en T.~:Kinderspel l.~ c.~, 135-6, naar een art.~ van Stecher in: Revue d.~ Belg.~ 15 Maart1875).

2"o" Of zij bemind worden, hoe en door wie(n)?

Madelief^_(6)_^. Het Bloempje vertelt wie de echtgenoot zal worden van hetmeisje dat de Lintbloemen afplukt. (DC.~ en T.~, o.~ c.~ 132; naar Boekenoogen:Rijmen, 51). St.~ Jansbloem^_(7)_^. Het laatst geplukte Lintbloempje geeft de eerste lettervan den naam van den toekomstigen bruidegom: bij het afrukken worden, nl.~achtereenvolgens de letters van het alphabet genoemd. Aldus te Aalst (id.~, 132). "*" In Walloni<e"> en in onze Fransche kostscholen (en middelbare scholen)zegt men onder het plukken der witte Tongbloempjes: `Il m'aime, un peu,beaucoup, tendrement, passion<e'>ment, pas du tout!' Het laatste Bloempje zegthoe men bemind wordt. (Id.~, 135). -- Ofwel: `Amiti<e'>, amour, passion!' (Id.~). Ofwel in 't oud hertogdom Berg (Duitschl.~): `Sie (Er) liebt mich von| | ^(1)^ Chrysanthemum leucanthemum L.| | | ^(2)^ Robinia pseudacacia L.| | | ^(3)^ Ilex aquifolium L.| | | ^(4)^ De grootste Juncus-soorten.| | | ^(5)^ Rosa canina L.| | | ^(6)^ Bellis perennis L. Vgl.~ Perger, 63.| | | ^(7)^ Chrysanthemum leucanthemum L.| Herzen, mit Schmerzen, <u">ber alle Maassen, kano von mir nicht lassen, ein wenig,gar nicht!' (Id.~; naar Zeitschr.~ X, 41). Gretchen, in Goethe's Faust, ondervraagt ook de groote Madelief. -- Vgl.~nog Perger, 63 en de werken aangeduid bij DC.~ en Teirl.~, 135. Appel^_(1)_^. Men knijpt een Appelpitje tusschen twee vingers en terwijl hetwegspringt, zegt men (jongen of meisje): `Pitje spring oost, pitje spring west, Pitje spring in mijn zoeteliefs nest!' (Id.~, 133, naar Boekenoogen: Rijmen). "*" Ook aldus in Walloni<e">, te Houtain-St.~ Sim<e'>on en omstreek. (Id.~, 133;naar Wallonia, IV, 50-51). "*" Robinia^_(2)_^. In de omstr.~ van Nijvel rukken de meisjes de Blaadjesvan een Robiniablad af en ondervragen als volgt: `Un droit, un cron (eenKromme, ook wel een bultenaar), un borgne, un ch<a^>l<e'> (een manke)'. Idem, 133(naar Wallonia, IV, 54; Bull.~ de Folkl.~ II, 214). "*" Ofwel zij trekken de Aartjes af van een Graspluim (id.~). "*" Paarde- of Pissebloem^_(3)_^. Wil een meisje weten hoelang ze nog zalmoeten wachten vooraleer te trouwen, zoo blaast zij de rijpe Vruchtjes van dePaardebloem weg. De jaren die ze nog moet wachten, worden door het getalkeeren dat ze blaast, aangewezen. (Id.~, 134). Aldus te Iddergem bij Ninove. Te Gent blaast zij driemaal en telt daarna de Kuifjes die nog op denVruchtbodem blijven staan. (Id.~). Ajuin^_(4)_^. Op St.~ Valentijnsdag (14 Febr.~) kiezen de jonge meisjes ieder4, 5 of meer Ajuinen, geven ze den naam van bekende of begeerde jonkmans, leg-gen ze bij den haard in orde: de Ajuin die het eerst uitschiet, wijst den naam vanden toekomstigen bruidegom aan. Aldus reeds bij den Latijnsehen dichter Nao- georgius. (Nork: Festkal.~; naar Hospinianus, Orig.~ Fest.~ Christ.~ vol.~ 152). Worden nog als Liefdeorakels door meisjes (of jongens) geraadpleegd: De Gemswortel^_(5)_^, de Lischplanten^_(6)_^ en de Beemdgrassoorten^_(7)_^: vande 1"e", een Samengesteldbloemige, gebruikt men de gele Lintboemen; van detwee laatste de Aartjes (of soms Vruchtjes) die de Aar of Pluim vormen. Aldusin Duitschland (Perger, 64). -- Men mag hiertoe de Goudbloem^_(8)_^ niet bezigen:het is een Doodenbloem (hgd.~ `Todtenblume') en scheidt de geliefden in plaatsvan ze te vereenigen. (Id.~).

converted by Web2PDFConvert.com

3"o" Hoeveel jaar zij nog zullen leven?

"*" Paarde- of Pissebloem^_(9)_^. Bijna overal in Vlaanderen (Zegelsem, Den-| | ^(1)^ Pirus malus L.| | | ^(2)^ Robinia pseudacacia L.| | | ^(3)^ Taraxacum officinale M<o">nch.| | | ^(4)^ Allium cepa L. De lotgissing door middel van Ajuinen heeft den specialen| naam van `Crommyomancie' ontvangen.| | | ^(5)^ Doronicum pardalianches L.| | | ^(6)^ Gesl.~ Carex.| | | ^(7)^ Gesl.~ Poa.| | | ^(8)^ Calendula officinalis L.| | | ^(9)^ Taraxacum officinale M<o">nch.| derleeuw, Lebbeke, Rupelmonde, enz.~) gebruiken zij hiertoe het orakel der Paarde-bloem. Het getal keeren^_(1)_^ dat zij blazen, duidt het getal jaren aan. (Id.~, 140). In Oldenburg blaast men eenmaal en men telt de overgebleven Vruchtjes(id.~; naar Wuttke). -- "*" Te Gent telt men de Kuifjes die nog op den Vrucht-bodem staan. na driemaal hevig geblazen te hebben (id.~). Ook de groote Madelief^_(2)_^ werd tot zulk doeleinde geraadpleegd: men neemtde binnenste gele Buisbloempjes, werpt ze in de lucht en laat ze vallen op deomgekeerde hand: ieder Bloempje dat er op blijft liggen, telt voor tien jaar. Aldus in Duitschiand (Perger, 131).

4"o" Of zij zalig zullen zijn of niet.

"*" Nogmaals raadplegen de kinderen de Pissebloemvruchtjes. Kunnen zijin drie keeren al de Vruchtjes wegblazen, dan gaan zij naar den hemel; kunnenzij dat niet, zoo moeten zij naar de hel. Aldus te Lebbeke (bij Dendermonde;De Cock en Teirlinck: Kinderspel, IV, 136). In de omstreek van Veneti<e"> gebruiken zij een knoopigen Grashalm, nemenachtereenvolgens elken knoop vast en beginnen van 't bovenste uiteinde ennoemen die drie plaatsen in de volgende orde: Hemel, Vagevuur, Hel. De laatstvastgenomen knoop wijst het lot van het Kind aan. (Gub.~, I, 203). Vgl.~ boven.

5"o" Of een Kind betooverd is?

Een kunstmatig Klaverblad wordt hiertoe gebruikt. Men rijgt aan eenroodzijden draad drie ge<e">rfde bloedkoralen en men bindt ze samen, met drieknoopen er op, derwijze dat zij als een Klaverblad naast elkander zitten. Dezendraad bindt men aan den hals van het kind: is, na verloop van 24 uren, eender koralen buiten de knoopen gesnapt, dan is het kind betooverd. Aldus inFriesland. (Dijkstra, II, 171). Zie nog Bekker, IV, 289.

3. Oogst en Botanomancie.

Wij kennen Planten die voorspellen of de oogst goed of slechtzal zijn. In de Middeleeuwen (en ook wel later) toonde een Graan-korrel zulks aan.

Vooraleer slapen te gaan reinigde de bijgeloovige zijnen haard: indien hij's anderen daags erin een Korengraan, een Gerstekorrel, enz.~ vond, zou deKoornoogst, de Gerstenoogst goed zijn; vond hij er niets in, dan zou het jaarmaar mager uitvallen. (Thiers, I, 183).| | ^(1)^ "*" Te Hundelgem (Oost.-Vl.~) zegt dat hoe laat het is (id.~).| | | ^(2)^ Chrysanthemum leucanthemum L.| Of men trok -- onlangs nog in Noordduitschland -- een weinig Stroo uitbet dak van een ge<e">rfd huis en dorschte het: vond men eenige Graankorrels,dan zou 't naaste jaar een goed en gelukkig jaar zijn. (Wuttke, n"r" 74; naarKuhn en Schwartz: Nordd.~ Sagen, 404). Ofwel, indien men den Graanprijs in iedere maand van 't jaar weten wilde,nam men twaalf Graankorrels en elk kreeg den naam eener maand; daarna leimen beurtelings, beginnende met Januari, elk Graantje op eene eenigszins heete

converted by Web2PDFConvert.com

vuurschop; sprong het Graantje in de hoogte, dan zou het Koren gedurendedie maand duur zijn; bleef het stil liggen, zoo zou het goedkoop verkocht worden. (Thiers, I. 259). Men kon ook weten of de prijs van het Graan stijgen of dalen zou. Men dorschte de ecnte schoof Koren uit, vulde met de Korrels een vat, streekhet te vele af en goot daarna het Graan op eenen hoek van eene tafel; datdeed men ook met het Koren van de tweede, de derde en de vierde schoof. Danvulde men het vat opnieuw met den eersten Graanhoop: was het opnieuwstrijkensvol -- dat hing af van de ligging der Korrels -- zoo zou in het 1"e" vierdevan 't jaar het Koren goedkoop zijn; was het eenigszins ingezonken en het vatniet gansch vol, zoo moest het Graan duurder worden. Dezelfde proef werdmet de drie andere hoopjes gedaan en zoo kende men den Graanprijs gedurendehet heele toekomende jaar. (Perger, 107).

Insgelijks schonken Aren voorspellende inlichting.

Te Wassermungenau (Mittelfranken) had men voor het Wintergraan driezaaitijden: 5 tot 10 September, 25 Sept.~ tot 10 Okt.~, en einde Oktober. Enwilde men weten welke het meest Graan zou voortbrengen, zoo groef men drierijpe Aren in den grond: de 1"e" v<o'>or zonsopgang en naar het Oosten gericht;de tweede des middags naar het Zuiden; en de derde na zonsopgang naar hetWesten: de Aar die het grootste getal Halmen schoot, duidde de rijkste zaaitijdaan. (Perger, 108).

De Lombaardsche boeren raadplegen de Aar van de Lirga.

Gub.~ I, 266, schrijft: `Les paysans lombards consultent l'<e'>pi de la lirga;au premier <e'>pi, ils disent lirga, au second bonlirga, au troisi<e`>me bondanza, auquatri<e`>me calastria, et ainsi de suite, lusqu'<a`> ce qu'ils arrivent au dernier Epiqui doit dire si l'ann<e'>e sera st<e'>rile ou f<e'>conde' (naar een art.~ van Ch<e'>rubiniin de Rivista Europa, Milano, 1847). Doch dat is onklaar. Wat is de Lirga? Eene Graminacee? En moet men niet iplv.~ `<e'>pi' `<e'>pillet' lezen?

Zal eene maand nat of droog zijn? Daartoe kan men alsvolgt den Ajuin^(1)^ ondervragen.| | ^(1)^ Allium cepa L.|

Men snijdt op Kerstnacht een Ajuin in twaalf stukken, bestrooit deze metzout en legt de schijfjes in een rij, aan ieder schijfje den naam eener maandgevend. Ieder stuk dat bijzonder vochtig wordt, duidt eeen natte maand aan. Aldus in Oberlausitz (Wuttke, n"r" 74). Een soort van Crommyomancie.

Duurte en hongersnood worden voorspeld door de zoogenaam-de Hongerrozen.

Bij de stad Meissen (Saksen) heeft men dikwijls, op Wilgeboomen^_(1)_^,een soort van Bloemen gevonden, op een langen steel, houtkleurig en zoo hardals een Houtspaan. Iedermaa1 dat zij voorkwamen, volgde een zwaar en duurjaar, en daarom heeft men ze `Hungerrosen' (Hongerrozen) geheeten. (Meiche,n"r" 793; naar L.~ Faust: Gesch.~ und Zeitb<u">chlein d.~ Stadt Meiszen, 1588, p.~ 86).-- Die Hongerrozen, ook Wilgeroosjes genaamd, zijn eigenlijk min of meerrozevormige Gallen, voortgebra~ht (naar Leunis: Syn.~ p.~ 503) door de larvenvan Dipteren en wel inzonderheid door de volgende: Cecidomyia salicina Deg.~,C.~ strobilina Brem.~, C.~ rosaria Lw.~, C.~ tibialis Winn.~, C.~ saliceti Winn.~, C.~terminalis Lw.~, C.~ iteophila Lw.~, C.~ albipennis Winn.~ en C. limbata Winn. Heukels (Ned.~ Fl.~) verwijst enkel naar C.~ rosaria. Vgl.~ nog Meiche, n"r" 802; in Mei 1759 vond mev op een Wilg verscheidenschoone Rozen en ook een buitengewone groote Bloem, die de ervarenstehoveniers nooit gezien hadden; zulke Wilgebloemen werden als een Symbolumpacis (een vredeteeken) gehouden; vanhier het spreekwoord: `'t Zal vredezijn, als de Wilgen zullen Rozen dragen'.

Ook het Hongerbloempje^(2)^ zou hongersnood voorspellen.

Aldus Prahn: Pflanzenn.~ 137. Dat is eenvoudig volksetymologisch spel. De kleine Vroegeling heeft den naam Hongerbloempje (hgd.~ `Hungerbl<u">mchen')gekregen, omdat het zelfs op de dorste en magerste gronden zeer gemeen is.| | ^(1)^ Saliz-soorten.| | | ^(2)^ Draba verna L.|

*B. ANTIMAGISCHEPLANTEN

B. Antimagische Planten.*

De vorige bladzijden bewijzen dat de Toover-, Heksen- of

converted by Web2PDFConvert.com

Waarzeggersplanten zeer talrijk waren (en zijn). Niet min talrijk,ja talrijker misschien zijn de Gewassen die tegen Tooverij werden(of worden) aangewend, of Betoovering onmogelijk of onscha-delijk maakten, of Heksen (en Toovenaars) deden kennen enontmaskerden. Het spreekt vanzelf dat Antidiabolische^(1)^ Plantenvaak ook antimagische kracht bezaten.

a. *Antimagische Planten in het algemeen.*

De Roomsche Kerk. die het bestaan van Toovenaars enWaarzeggers niet ontkent, laat toe dat men zeker Kruiden,Vruchten en Bloemen, die volgens voorgeschreven kerkceremo-ni<e">n gewijd zijn, tegen Hekserij gebruikt.

Zie hierover b.~v.~ Thiers, I, 148.

1. Tuilen van Velerhande Kruiden.

De Negenderhande Kruiden zijn antimagisch; zij worden,in den vorm van Tuilen. in de kerk op O.~ L.~ Vrouw-Hemelvaart(15 Aug.~) gewijd.

Want op Maria-Hemelvaart zijn alle Kruiden blijde en bloeien het schoonst;zij bezitten alsdan de grootste heilkracht. (Perger, 45). De meestal sterkriekende Negenderhande Kruiden zijn: de Alant^_(2)_^, inhet midden van den Ruiker; het gemeene Boeltjeskruid^_(3)_^; de Keltische Valeria-ne^_(4)_^, een zeldzame Alpenplant (Nardus gallica van Plinius); de overal ver-spreidde Bijvoet^_(5)_^; de Averoone^_(6)_^, uit Zuideuropa, eertijds zelfs bij ons in de| | ^(1)^ Zie hierover mijn Flora Diabolica.| | | ^(2)^ Inula helenium L.| | | ^(3)^ Eupatorium cannabinum L.| | | ^(4)^ Valeriana celtica L.| | | ^(5)^ Artemisia vulgaria L.| | | ^(6)^ Artemisia abrocanum L.| tuinen gekweekt; de Alsem^_(1)_^, welbekend en behoorende tot heuelfde geslachtals de twee vorige; het geelbloemige O.~ L.~ Vrouwen-Bedstroo^_(2)_^; de Alfs-rank^_(3)_^, die men driemaal rond den Tuil wond; en de riekende Reinvaan^_(4)_^. (Perger, 45). Soms voegde men er Duizendblad^_(5)_^ en Wijnruit^_(6)_^ bij; en tot sieraadook wel andere Hofbloemen. (Idem). In het Frickdal (Zwitserland) bond men in den Tuil van de NegenderhandeKruiden den giftigen Steekappel. (Idem, 46). Al deze Planten -- men koos hiertoe de mooiste Bloemen uit -- moesten opDonderdag v<o'>or O.~ L.~ Vrouw-Hemelvaart, zonder messnede en v<o'>or zonsopganggeplukt worden. In Pruisen moet men ze zamelen zonder te spreken. Men gebruikt ze omslechte oogen te genezen; men naait ze in een stuk van een niet ingekrompengrauw doek; daartoe bezigt men eenen draad garen door een Kind van zevenjaar gesponnen; doch in den draad mag men geen knoop maken en hij magniet `vernaaid' worden. Alles wordt daarna in een ruw linnen gewikkeld, negendagen lang op 't lijf gedragen en eindelijk begraven op eene plaats waar nochzon noch maan schijnt. (Wuttke, n"r" 274). Men legde de Negenderhande Kruiden, tegen beheksing, in de slaapsteden;ook in de bronnen, waaruit paard en rund dronken; of men wierp ze met Jene-verbessen^_(7)_^ en Wierook in de gloeipan -- 't werd in de vier Rooknachtengedaan -- en men doorrookte daarmede het heele huis; doch vooraleer dat tedoen, moesten de paarden gevoederd en de koeien gemolken zijn; want na hetrooken mocht niemand in de stallen gaan. (Perger, 54; naar Leoprechting). In het Lesachdal (Karnten) laat men insgelijks, op 15 Oogst, eenen Tuilvan Bloemen en Alpenkruiden door den priester wijden. Naar men meent,ontstond dit gebruik als volgt: de Duivel geraakte verliefd op eene herderin, dochwerd verjaagd door Kruiden, die, naar zijn bekentenis zelf, hem het alleronaan-genaamst waren -- nl.~ door Averoone^_(8)_^, Haarmos (hgd.~ Widerthon^_(9)_^ ensmalbladige Lavendel (hgd.~ `Speik')^_(10)_^. (Perger, 47; naar Zs.~ f.~ d.~ M.~ III, 36). Op Hemelvaartsdag hing men kransen van witte en roode Bloemen inhuis of stal (boven het vee) en men verving ze eerst het volgende jaar doornieuwe. (Nork, Myth.~, 292; naar Gr<a">ter: Bragur, VI, 1, 126).| | ^(1)^ Artemisia absinthium L.| | | ^(2)^ Galium verum L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(3)^ Solanum dulcamara L.| | | ^(4)^ Tanacetum vulgare L.| | | ^(5)^ Achillea millefolium L.| | | ^(6)^ Ruta graveolens L.| | | ^(7)^ Juniperus communis L.| | | ^(8)^ Artemisia abrotanum L.| | | ^(9)^ Polytrichum-soorten.| | | ^(10)^ Lavendula spica L.~; doch de Alpenbewoners heeten `Speik' alle mooie| bloem: `Blauwe Speik' is Primula farinosa L.~, `Rothe Speik' is Valeriana| celtica, `Gelbe Speik' Is Geum reptans; zie (Leunis, Syn.~ blz.~ 560, nota 15).| Te Mildenau (Saksisch Ertsgebergte) hangt men, tegen omzwevendeHeksen, de Negen Kruiden om den hals. (John, 196). Op St.~ Jansnacht geeft men de koeien meel met de Negen Kruiden: dit isgoed tegen Betoovering. (Wuttke, n"r" 233). Aldus in Silezi<e"> en West-Pruisen. In een Angelsaksischen antimagischen Zegen spreekt men van Wodan, envan deze heilzame Negen Kruiden, en van de booze magische Slang: `Eene Slang kwam gekropen, verscheurde den mensch, Toen nam Wodan de Negen Krachtkruiden, Sloeg er mee de adder, dat in negen stukken ze vloog'. (Herrmann, DM.~, 324). Pr<a">torius (Rockenphilosophie, 503) zegt dat, te Leipzig, omtrent 1658,eene Brocksbergsche Heks werd verbrand, die bekende dat zij allen had kunnenschaden, uitgenomen twee boeren, die de Negenderhande Kruiden in hun huisbewaarden: zij hadden de Planten op eenen zondag gezameld en het waren devolgende, waarvan de eerste letters der namen dien van den H.~ Iohannes vormden: Iarum^_(1)_^, Origanum^_(2)_^, Herba benedicta^_(3)_^, Allium^_(4)_^, Nigella^_(5)_^ , Navel-kruid^_(6)_^, Excrementa diaboli^_(7)_^, Succisa^_(8)_^. Dit soort van acrostychon bewijstdat men deze Kruiden ook op St.~ Jansdag (of -nacht) plukte; doch het spreektslechts van Acht Kruiden. (Perger, 48). Wie, op Kerstnacht, onder den Kerstdienst, Negenderhande Kruid overzich draagt, erkent al de Heksen die in de kerk zijn. Aldus in Tirol. (Wuttke,n"r" 183; naar Zingerle).

Ook het Negenderhande Hout beschutte voor Betooveringof liet toe Heksen te erkennen.

Ik vind nergens aangestipt welke deze Negen Houtsoorten waren. Het wasongetwijfeld Hout van welbekende Boomen of Heesters in de oud-duitscheMythologie, waaronder te noemen zijn Vlier^_(9)_^, Kruisdoom^_(1O)_^ en IJf^_(11)_^. InFommeren neemt met er voor Boomen die geen Steenooft dragen: b.v.~ om slee-pende ziekten -- dikwijls aan Beheksing toegeschreven -- te breken, breekt eenkundig man, van Negen verschillende Boomen die geen Steenvruchten geven,en onder het noemen der drie Heilige Namen (van de Drievuldigheid) Negenkleine stukjes, die men, onder het zeggen van zekere gebedenformuul, in een| | ^(1)^ Arum maculatum L.| | | ^(2)^ Origanum vulgare L.| | | ^(3)^ Geum urbanum L.| | | ^(4)^ Allium sativum L.| | | ^(5)^ Nigella damascena L.| | | ^(6)^ Naam van Potentilla tormentilla L.~, in Silezi<e">.| | | ^(7)^ Ferula scorodosma Benth.~ et Hook.| | | ^(8)^ Scabiosa succisa L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(9)^ Sambucus nigra L.| | | ^(10)^ Rhamnus cathartica L.| | | ^(11)^ Taxus baccata L.| vat met water werpt: door dit `Suchtenbrechen' (Zucht- of Ziektebreken)wordt de ziekte gebroken en vele mijlenver geworpen. (Wuttke, n"r" 276). Als in Thuringen koeien geene melk meer geven -- omdat ze betooverdzijn -- doet men Negenderhande Hout en een trossel haren, die van den koestaartzijn afgesneden, in een vat dat men verbrandt: aldus wordt de Betoovering naarbuiten gerookt. (Wuttke, n"r" 10). Wil men Heksen erkennen, zoo zet men zich, te Kerstnacht, op een bankjevan Negenderhande Hout: men onderscheidt alle Heks die in of uit de kerkgaat. Aldus in Tirol. (Wuttke, n"r" 183; naar Zingerle en Alpenburg). Ofwel gebruikt men een stukje Hout met een gaatje er in; en onder demis tuurt men door het holletje en men ziet al de aanwezige Heksen; dat Houtmoet op St.~ Jansavond, onder het klokluiden, uit eenen Boom gehouwen zijn. Ook in Tirol. (Wuttke, n"r" 183; naar Zingerle).

Op sommige plaatsen van Duitschland zamelde men de Vijf-tien Kruiden als antimagischen gewijden Hemelvaartstuil.

De Vijftien Kruiden waren: Hemelbrand^_(1)_^, die zich als eene toortsin 't midden van den Tuil verhief; Lischdodde^_(2)_^; Bevernelle^_(3)_^; Hertshooi^_(4)_^;Akkerklokje^_(5)_^; Duiveisbeet^_(6)_^; Karwij^_(7)_^; Wilde Munt^_(8)_^; Reinvaan^_(9)_^;Ruit^_(10)_^; Mattebies^_(11)_^; Everwortel^_(12)_^; Lavas^_(13)_^; Alfsrank^_(14)_^; en Vijf-vingerkruid^_(15)_^. Aldus in Lechrain. (Perger, 46; naar Leoprechting: Aus demLechrain, p.~ 190; vgl.~ Montanus: Die deutschen Volksfeste, I, 40).

Dat getal Vijftien scheen hier en daar nog onvoldoende, enmen maakte antidiabolische en antimagische O.~ L.~ Vrouw-Hemel-vaartruikers met Zeven-en-Zeventig Planten.

In het midden prijkte nog de Hemelbrand of Toorts^_(16)_^; er rond zagmen, behalve de boven reeds genoemde Bloemen: Vrouwenmantel^_(17)_^;| | ^(1)^ Verbascum thapsus L.| | | ^(2)^ Typha latifolia L.~ of T.~ angustifolia L.| | | ^(3)^ Pimpinella magna L.~ of P.~ saxifraga L.| | | ^(4)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(5)^ Campanula rapunculoides L.| | | ^(6)^ Scabiosa succisa L.| | | ^(7)^ Carum carvi L.| | | ^(8)^ Mentha silvestris L.| | | ^(9)^ Tanacetum vulgare L.| | | ^(10)^ Ruta graveolens L.| | | ^(11)^ Scirpus lacustris L.| | | ^(12)^ Carlina acaulis L.| | | ^(13)^ Levistichum officinale L.| | | ^(14)^ Solanum dulcamara L..| | | ^(15)^ Potentilla reptans L.| | | ^(16)^ Verbascum thapsus L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(17)^ Alchemilla vulgaris L.| Juffertje-in 't Groen^_(1)_^; Maankop^_(2)_^; Wegewachter of Wegsuikerei^_(3)_^; Vrou-wenschoentje^_(4)_^; de gemeene Rolklaver^_(5)_^ (die de zeldzame vorige vaak ver-ving); Brandende Liefde of Konstantinopelbloem^_(6)_^; Schildkruid^_(7)_^; Ossen-tong^_(8)_^ en andere meer. (Perger, 46).

In het Achendal (Tirol) vormt men zulke Tuilen met nietmeer dan Vijf Kruiden.

Het zijn: Eerenprijs^_(9)_^; Agrimonie^_(1O)_^; Haarmos^_(11)_^; Aardveil^_(12)_^ enRuit^_(13)_^. Deze gewijde Tuil wordt gebruikt om eene Heks te doen verschijnen. (Perger, 47; naar: Zs.~ f.~ d.~ Myth.~, III, 36; vgl.~ This.~, 79).

"*" Eveneens in Limburg (Belgi<e">) wijdt men Hemelvaarttuilen. Men noemt ze aldaar Kruidwesschen of -wisschen, Kroedwesschenof -wisschen (wesch of wisch "=" bundeltje, tuil).

Zij worden insgelijks in de kerk gewijd en het volk kent hun antimagischekracht toe. Zij verdrijven, veelal door hun rook, den Booze, de Heksen en hetOnweder (naar 't volksgeloof door Heksen voortgebracht). Voor die Ruikers gebruikt men veel de sterkriekende Reinvaan^_(14)_^,waarom deze Plant eenvoudig Kruidwesch wordt genoemd. In Zuidelijk Limburg voegt men er aan toe de mystische Bijvoet^_(15)_^. Volgens Celis (Volksk.~ Kal.~, 248) zamelt men op O.~ L.~ Vr.~-Hemelvaarts-dag `Vossenstaart^_(16)_^, Varen^_(17)_^ en Notentakjes^_(18)_^'. Dergelijk gebruik bestaat in sommige streken van Walloni<e">, waar men opdien dag, Reinvaantuilen zegent. (Wallonia, 1899, 194). Ook in de Rijnprovinci<e">n: men heet er den Ruiker `Krautwisch'.| | ^(1)^ Nigella damascena L.| | | ^(2)^ Papaver somniferum L.| | | ^(3)^ Cichorium intybus L.| | | ^(4)^ Cypripedium calceolus L.| | | ^(5)^ Lotus corniculatus L.~ of L.~ uliginosus L.| | | ^(6)^ Lychnis chalcedonica L.| | | ^(7)^ Clypeola jonthlaspi L.~; aldus identificeert Perger, verkeerd: `Schildkraut'| is denkelijk een Alyssum-soort (Alyssum saxatile L.~ of A.~ calycinum L.~).| | | ^(8)^ Anchusa officinalis L.| | | ^(9)^ Veronica-soorten (vooral V.~ officinalis L.~ en V.~ chamaedrys L.~).| | | ^(10)^ Agrimonia eupatoria L.| | | ^(11)^ Polytrichum-soorten. in hgd.~ Widerthon.| | | ^(12)^ Glechoma hederacea L.| | | ^(13)^ Ruta graveolens L.| | | ^(14)^ Tanacetum vulgare L.| | | ^(15)^ Artemisia vulgaris L.| | | ^(16)^ Amaranthus caudatus L.| | | ^(17)^ De gemeene Soorten als Asplenium filix-foemina L.~ en Polystichum| filix-mas L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(18)^ Juglans regia L.|

In Tirol bewaart men in de huizen de Sacramentsdagkransen(`Frohnleichnamkr<a">nze') en gebruikt ze er tegen Beheksing.

Knapen en meisjes dragen die kransen gedurende de groote processie vanSacramentsdag. Eene sage: een knecht uit de Ster (herberg te Meran) werd door eeneHeks in eenen muilezel veranderd (vgl.~ de Vergulde Ezel van Apuleius), hijbekwam zijne menschengedaante terug, toen het hem gelukte een Sacramentskransvast te grijpen. (Perger, 44; naar Zingerle, 309).

2. Rookplanten.

Rook verdrijft Duivels en Kwade Geesten, Heksen en Too-venaars: inzonderheid de Rook van verbrande antimagische Plan-ten, of Rook van zaken, waarin of waarmede zulke Planten ver-brand worden.

't Werd met goed gevolg gedaan gedurende de Vier Rooknachten: dennacht v<o'>or St.~ Thomas (21 Dec.~), Kerstnacht, Nieuwjaaravond en Driekonin-gennacht. Die nachten behooren tot de kortste nachten van het jaar, tot de ZesDonkere Weken (drie weken v<o'>or en drie weken na Kerstnacht), tot het tijdstipdat Duivel, Spook en Heks hun grootste macht bezitten en hun ergste gewelduitoefenen. Dit Rooken of Berooken bestond reeds bij de Romeinen. Lucanus (Phar-salia, 915-21) noemt de volgende antimagische Rookplanten: Galbanum^_(1)_^;Glaskruid^_(2)_^; Tamarisk^_(3)_^; Kostwortel^_(4)_^; Groote Santorie^_(5)_^; Lork^_(6)_^;Andoorn^_(7)_^ en Averoone^_(8)_^. Bij elken Rooknacht nam de geestelijke bedienaar, na het avondiuiden,de rook- of gloeipan in de linkerhand en met Wierook doorrookte hij hetgansche huis; in de rechterhand had hij een stuk gewijd krijt en schreef ermee op al de deuren C.~ M.~ B.~ (Caspar, Melchior, Balthazar, de drie OosterscheMagi<e">rs of Wijzen). Zie Perger, 54 (naar Steub, 58). In eene Sage uit Bolsward (Friesland) wordt verteld hoe men een kindonttooverde door het uitrooken van de wieg. Daartoe gebruikte men een zakjemet zekere (ongenoemde) Kruiden door een wonderdokter gegeven. Die Kruidenwerden, in den laten avond, verbrand in een komfoor dat onder de omgekeerde| | ^(1)^ Hars van twee Perzische Schermbloemigen: Ferula galbaniflua en F.~ ru-| bricaulus Boiss.| | | ^(2)^ Parietaria officinalis L.| | | ^(3)^ Myricaria germanica Desv.~; of Tamarix gallica L.| | | ^(4)^ Costus arabicus L.| | | ^(5)^ Centaurea centaureum L.| | | ^(6)^ Larix europaea L.| | | ^(7)^ Stachys sllvatica L.| | | ^(8)^ Artemisia abrotanum L.| ledige wieg werd geplaatst, nadat men alle deuren en vensters, zelfs de sleutelgatenhad dichtgestopt, De kamer was spoedig gevuld met een bijna verstikkenden rooken tegelijk met een ondraaglijken stank. Zoo dik werd de rook dat de lampdreigde uit te dooven. Middelerwijl jammerde het kind onophoudelijk. En terwijldat alles op 't hevigst toeging, werd er buiten aan de voordeur gedraald; dochdeze was goed gesloten en er werd natuurlijk niet geopend. Achter het huis hoordemen toen hartverscheurend kattengeraas. Nadat al de Kruiden verbrand waren,klaarde de rook een weinig op, de katten buiten zwegen, en 't kind werd rustig. (Dijkstra, II, is de kat een Heksendier. Te Dijken (insgelijks in Friesland) waren twee kinderen en al de koeienbetooverd, zij werden onttooverd door het verbranden van een zakje metKruiden, op bepaalden dag en uur; gedurende het verbranden en het berookenkwam de gefolterde Heks jammeren en schreeuwen. (Id.~, 169). In de middeleeuwen deed men nog het volgende rookwerkje: op <e'>enendag verzamelde men al de schapen en lammeren eener gemeente en men berookteze met Kruiden -- ongenoemde -- die 't vorige jaar, op denzelfden jaardag,voor zonsopgang waren geplukt: die berooking belette alle Betoovering. (Thiers, I, 260). Ofwel men ontstak vuren van zekere Houtsoorten en men deed de paarden,koeien, schapen, enz.~ er door gaan en daama een aantal keeren er rondloopen,ten einde ze, voor het heele jaar, tegen Betoovering te beschermen. (Id.~, 150).

converted by Web2PDFConvert.com

Ook bij wilde volkeren is het berooken met Planten bekend: op Borneobeweert men dat de Kwade Geesten bevreesd zijn voor den rook van Noenang^_(1)_^,een Boom van de familie der Boraginacee<e">n. (De Clercq, Wdb.~). "*" In Tirol -- ook in Limburg -- verbrandt men gedurende een onweer, omden bliksem (dien men veelal aan Heksen toeschrijft) te verdrijven, de gewijdebovenvermelde Hemelvaartkruiden. (Wuttke, n"r" 226, naar Zingerle).

3. Een en ander in 't algemeen.

In vroegeren tijde ging men zekere Kruiden plukken omBetoovering onmogelijk te maken of om iemand die behekst was,te verlossen. Dit plukken geschiedde naar een speciaal volksritu<e">el.

Hij zondigt, zegt Thiers (I, 149) die, om zich tegen Betoovering te be-schermen, 's morgens vroeg, nuchter, zonder zich de handen te hebben gewasschen,zonder God gebeden te hebben, zonder een mensch aan te spreken of te groeten,zekere Plant gaat plukken en deze daarna legt op den persoon die betooverd is.

Groene Takken beschutten tegen Beheksing.

In de Lausitz steekt men, meestal op Walpurgisnacht, groene Rijzers opstaldeuren en mesthoopen. (Meiche, n"r" 637).| | ^(1)^ Cordia subdentata Miq.| Groene Meitakken hing of legde men in alle hoeken van het huis om deHeksen en Booze Geesten te verjagen. Aldus in Duitschland. (Perger, 37).

Wilde volkeren gebruikten eveneens antimagische Kruiden.

De Bongo's uit Afrika zoeken zekere Wortels om aan den invloed vanBooze Geesten te ontsnappen; hunne Toovenaars drijven er handel in. (Gub.~, I,74; naar Schweinf<u">rth: Voyage au c"oe"ur de l'Afr.~). Wie zich in Rio Grande (Amerika) tegen Heksen beschutten wil, moeteenen wonderdadigen heilige (nl.~ eenen `Milago') een zilverstuk offeren datden vorm van eenen Boomtwijg had. (Knortz, 41). -- C.~ G.~ Leland beweertdat zulk gebruik nog in Itali<e"> bekend is. (Id.~).

Heksen gebruiken Bessems (van Berk^(1)^, Genst^(2)^ of Vlas-dotter)^(3)^ voor hun magisch werk; en antithetisch gebruikt hetvolk zulke Bessems als antimagisch middel.

In Engeland en Duitschland gelooft men dat de Heksen niet kunnen stappenover eenen Bessem die dwars over den dorpel ligt. (This.~, 60. Aldus b.v.~ inOostpruisen en de Lausitz: Wuttke, n"r" 11). Op ander plaatsen (Duitschland) legde men op den dorpel twee Bessemskruisgewijze: Heksen en Booze Wezens kunnen er niet over, dus niet binnen. Zulke twee gekruiste Bessems laten toe Tooveressen te erkennen: zij stooten,v<o'>or het binnentreden, de Bessems weg; goede lieden atappen er eenvoudig over. Aldus in Mekkelenburg. (Wuttke, n"r" 146). Om vee te ontheksen zwaait men met eenen Bessem naar alle zijden, alsveegde men er het Kwaad mede weg (in Thuringen; Wuttke, n"r" 146). Wil men vee van den stal naar de markt of van de markt naar den stalbrengen en het voor alle Hekserij bevrijden, zoo doet men het over eenenBessem schrijden, die voor de staldeur ligt. In Hessen en Silezi<e">. (Wuttke, n"r" 233). Als de koe bloedige melk geeft, moet men ze door eenen Bessem melken. In Silezi<e">. (Wuttke, n"r" 292). Tegen Beheksing van het vee bindt men witte Bessems met witte stelentusschen de koehoornen. Aldus in Westfalen. (This.~, 60). Tandpijn kan men als volgt kwijtgeraken: men legt eenen Bessem in dekerk: wie er het eerst over stapt, krijgt de pijn. (Rijnpruisen: Wuttke, n"r" 146). Om Heksen te beletten schade te doen, als zij voorbijvliegen, doet men,in Lausitz, Bessems branden: dat wordt `Hexenbrennen' (Heksenbranden)geheeten. (Meiche, n"r" 631). In Bohemen zoeken de jonge knapen, reeds weken voor Midzomer, al deversleten Bessems op: als de Midzomervuren (St.~ Jansvuren) branden, steken| | ^(1)^ Betula alba L.| | | ^(2)^ Sarothammus scoparius L.| | | ^(3)^ Camelina sativa L.| zij deze Bessems in teer, loopen er mee rond van 't eene vreugdevuur naar hetandere, doen ze branden en, na 't uitbranden, worden zij tegen Meeldauw^_(1)_^in de akkers gestoken. (This.~, 60).

Het geconsacreerde Pentagram (de vijfstralige Star)beschermde het huis.

Men maakte het antimagisch teeken op den deurdrempel: waren er tweestralen naar buiten gericht, zoo werden de Kwade Geesten en Heksen naarbuiten gehouden; twee stralen naar binnen gericht hielden ze in het huis gevan-

converted by Web2PDFConvert.com

gen; een straal naar binnen gericht, belette de Goede Geesten het huis te verlaten. Dit Pentagram wordt door de Vier Elementen ingezegend of geconsacreerd;men blaast vijfmaal op de magische figuur; men besproeit ze met wijwater;men verdampt dit door den rook der Vijf Reukstoffen (nl.~ Wierook^_(2)_^,Myrrhe^_(3)_^, Alo<e">s^_(4)_^, Solfer en Kamfer^_(5)_^; men mag er een weinig Wit Hars^_(6)_^en Ambergrijs bijvoegen; men blaast eindelijk nog vijfmaal op het Pentagram,terwijl men de namen der vijf G<e'>nie<e">n (Gabri<e">l, Rapha<e">l, Ana<e">l, Sama<e">l enOriphi<e">l) uitspreekt. (l<e'>vy, H"t""e" Mag.~, II, 95, 97).

Soms werden antimagische Kruiden in de kleeren genaaid.

Zekere Heks, genaamd Meins, van Purmerend (Holland), had aldus eenigeKruiden in hare kleeren genaaid; zij had ze van eenen Wondermeester ontvangen. Een Jonggezel -- de Duivel nl.~ -- rukte, op zekeren morgen, die Kruiden uithare kleeren. Die arme Meins werd, in 1555, te Amsterdam levend verbrand. (Wolf, N.~ S.~, n"r" 397; naar Philip van Zesen: Beschr.~ v.~ Amst.~, 1664, p.~ 173-9).

Of men gaf betooverde menschen eenen drank van zekereKruiden in.

Een betooverd kind, uit Friesland, nam tweederlei drank in: de eenewas half water en half brandewijn waarin tweederhande gedroogde Wortelengedaan werden; daarvan gebruikte het 's morgens, 's middags en 's avonds eenvollen lepel; -- de tweede was bier met groene Kruiden, die versch geplukten half gekookt waren: daarvan werd ook een volle lepel ingenomen, <e'>en uurna den vorigen drank. (Bekker, IV, 291). De namen dier antimagische Wortelenen Kruiden zijn niet aangegeven. John (Abergl.~ S.~ u.~ Br.~ Erzgebirge, blz.~ 196) spreekt van `BochauerKr<a">uterpulver', een Kruidenpoder, dat men, op Walpurgisnacht, in het voeder| | ^(1)^ Erysiphe graminis L.~ die op Bladeren van de Graangewassen woekert.| | | ^(2)^ Gomhars van Boswellia sacra Fl<u">ck, een Burseracee.| | | ^(3)^ Hars van Balsamodendron myrrha Nees, van dezelfde familie.| | | ^(4)^ Sap van Alo<e"> vulgaris Lam.~, A.~ socotrina Lam.~ en andere soorten: Lelie-| achtige Planten.| | | ^(5)^ Gewonnen uit Camphora officinalis Nees, een Laurierachtigen Boom.| | | ^(6)^ Reukstof uitgezweet door Pinus silvestris L.| van de staldieren doet, om ze tegen rondwarende Heksen te beschermen. Dekoeien krijgen dit poeier insgelijks op paaschzondag, v<o'>or zonsopgang (blz.~ 195). John beschrijft echter dit antimagisch poeier niet.

Vooral het Vee wordt behekst. Als de karn of de melk be-tooverd is en de boter bij 't karnen zich niet afscheidt, gaat menbij den Duivelbanner om een zakje (met zekere Kruiden) dat menin de karn hangt.

Aldus in Friesland (Dijkstra, II, 172).

Men voorkomt Veebetoovering en doet de koeien veel melkgeven, door het toedienen van zoogenaamde Bezworen Kruiden.

Deze niet genoemde Planten moeten, op St.~-Walpurgisnacht door naaktewijven geplukt worden; daarna brengen deze de Kruiden naar huis, zetten eenstoeltje bij den haard, bestijgen het (immer naakt) en bezweren ieder Kruid. (Herrmann, D.~ M.~, 482).

In veel streken van Oost- en West-Pruisen. en bijzonderlijkin Lettauen, laat men het Vee Gewijde Kruiden eten.

Deze Kruiden worden gezegend niet door een Lettauschen protestantschenbedienaar van den godsdienst, maar door een Roomsch Katholieken priester,dien men -- het kost soms veel -- daartoe gaat halen. (Wuttke, n"r" 199).

Soms werd het betooverd Vee door een eenvoudige Roedeaangeraakt.

Het schijnt een indogermaansch geloof te zijn dat zulke aanraking, tijdenszekere feestelijkheden, de ziekten van het vee verdrijft en vijandelijke Geestenverjaagt uit huis, veld en weide. (Hemnann, D.~ M.~ 45). Zie beneden Vogelkers(Prunus padus L.~).

Om akkers te onttooveren gebruikten de Angelsaksen eenenOfferzegen.

converted by Web2PDFConvert.com

's Morgens, v<o'>or zonsopgang, sneed men, uit de vier hoeken van denbeheksten akker, vier Graszoden; dan, op ieder dezer, legde men een weinigheef, melk van ieder melkgevend huisdier, iets van al de op den akker wassendeBoomen (behalve van Eiken^_(1)_^ en Beuken^_(2)_^, die Hardboomen zijn en geenzegen noodig hebben), iets van alle bijzondere Kruiden (uitgenomen van Klis^_(3)_^,| | ^(1)^ Quercus robur?| | | ^(2)^ Fagus silvatica L.| | | ^(3)^ Lappa-soorten.| dat een Onkruid is); men besproeide de Zoden met wijwater en sprak daartoe:`Groeit, vermenigvuldigt U en vervult de aarde'. Daarna werd de heele offe-rande (die iets van de nuttige dieren, Planten en Vruchten van den akkermanbevatte) naar de kerk gedragen, waar men het Groene van de offerande naarden autaar richtte; vier missen werden er over gelezen en nog v<o'>or zonsondergangwerden de Graszoden naar den akker teruggebracht; men sneed vier staafjesuit een Levensboom^_(1)_^, grifte daarin de namen van de Vier Evangelisten enhet teeken des H.~ Kruises, en onder ieder Zode legde men een staafje. Eindelijktoen de zon juist onderging, keerde men zich naar het Oosten en men sprak denvolgenden Zegen uit:

`Oostwaarts sta ik, Hulpe smeek ik, Ik bidde tot den hoogen Heere, Ik bidde tot den grooten Heere, Ik bidde tot de heilige wacht des Hemelrijks; Tot de aarde bidde ik en ook ten Hemel, En tot de waarachtige heilige Maria, En tot des Hemels macht en zijnen Hoogbouw, Dat ik vermoge door des Heeren Genade Met de tanden open te rijten deze betoovering Door moedige Gedachten, Te wekken den Wasdom tot Nut van de Menschheid.'

Een monnik uit de 8"e" of 9"e" eeuw heeft dezen Tooverzegen opgeteekend. (Herrmann, D.~ M.~, 361-2).

Gele Bloemen zijn antimagisch. want Heksen haten ze.

Perger, 320.

't Gebeurde wel dat eene Heks die op den brandstapel stond,niet verbrandde, omdat door Helsche macht haar lichaam ver-vroos.

In den brandstapel wierp men dan zekere gewijde antimagische Kruiden --men noemt ze niet -- en daardoor verloor de Heks die macht en verbrandde. (Knortz, 22).

b. *Antimagische Kruiden in het bijzonder.*

Ik schik ze hier naar systematische orde (die van B<o">rner:Volksflora).| | ^(1)^ Thuya-soorten.|

1. Kryptogamen.

De Loofmossen^(1)^, de Varens^(2)^ en de Wolfsklauwen^(3)^schenken ons antimagische Planten.

Loofmossen.

Het gewone Haarmos^(4)^ bezat antimagische kracht.

Men noemde dat gemeene Mos in 't hgd.~ `Widerthon' en `G<u">lden Wi-derthon' (Pritzel en Jessen), `Goldener Widerthon' (Leunis), naar de gewoon-lijk aangenomen etymologie (zie A, VI, g, ndl.~ Wederdood). Doch ander Planten werden `Widerthon' (var.~`Widert<a">n') geheeten. Zie de opsomming boven A, VI, g. Al de Kruiden die `Widerthon' heetten, beschermden tegen Betooveringof namen Betoovering weg. Doch vooral de gulden `Wiederthon' (Haarmos) bezat zulke kracht,welke het grootst was als het Plantje geplukt werd in de Dertig Dagen (hgd.~`Dreisgenzeit', `Unser Vrouwen Drizigest': van 15 Aug.~ tot 15 Sept.~) enmen onder het plukken den volgende Tooverzegen uitsprak: `Ik groete U, edeleWiderthon! Weet gij niet wat O.~ L.~ Vrouw tot u sprak, toen zij u afbrak tegenwat den mensch zoo schaadt? Door datzelfde Woord en door het GoddelijkWoord breek ik u al in den naam des Vaders, in den naam des Zoons en in dennaam des Heiligen Geestes, opdat gij het vee en de menschen heilzaam zijt, tegen

converted by Web2PDFConvert.com

alle ondaad en tegen alles wat vee en menschen schaadt. Amen.' Daarna leestmen nog vijf Onze-Vaders, vijf Wees-gegroeten en <e'>en Credo; eindelijk moetmen alles nog tweemaal herhalen. (S<o">hns, 30; Alpenburg; M.~ und S.~ aus Tirol1857). De landlieden, inzonderheid die uit Thuringen, heeten het nog `Berufkraut'("=" Heksenkruid: `beruofen' "=" bespreken, krankheden bespreken of bezweren). Tot heden nog gebruikt men het als Universeel Heilmiddel, te zamen met`Zuruf' (Herba sideritidis "=" Sideritis scordioides L.~ ofwel Stachys recta L.~),`Widerruf' (Herba hederae terrestris "=" Glechoma hederacea L.~) en `Nachruf'(Herba origani "=" Origanum montanum L.~). S<o">hns, 30. Haarmos maakte deel uit van de Vijf Kruiden (zie boven).

Varens.

Al de Varens zijn antimagisch.

This.~, 70; Gub.~, I, 223. Dodoens (blz.~ 759) schrijft; `Sommighe segghen /| | ^(1)^ Musci.| | | ^(2)^ Filicinae.| | | ^(3)^ Lycopodiinae.| | | ^(4)^ Polytrichum commune L.| dat het saedt van Varen^_(1)_^ macht beeft om alle tooverijen ende quade belesinghenkrachteloos te maecken'. Varens zijn overigens antidiabolisch en antiophidisch. (Zie mijne Floradiabolica). Zij werden echter door Toovenaars en Heksen tot hun tooverwerk gebe-dgd. (Z.~ boven).

Speciaal beschermt de Adderstong^(2)^ tegen betoovering.

`Adders-tonghe is seer begheert van de Alchymisten / ende vrouwkens /die dat over haerlieden draghen teghen tooverijen / soo Lobel betuyght'. (Dod.~,202b; Lobel, 984). De hgd.~ naam `Widerthon mit Z<u">nglein' zou hierop wijzen(zie boven).

Insgelijks het Maanvaren^(3)^, even zeldzaam als de vorigeAdderstong.

Men legt het in de groote zaankommen: het beschermt de melk tegenBetoovering en vermeerdert den room. (Perger, 216). Die Heksentegenwerkendekracht verklaren, naar sommigen, de hgd.~ namen `Rechter Wiederthon' en`Weisser Wiederthon' (z.~ boven).

In het noorden van Engeland zegt men dat de Heksen deAdelaarsvaren^(4)^ schuwen.

Omdat haar wortel, horizontaal doorgesneden, de letter C vertoont. (This.~,69; naar: Folklore of the Northern Countries, 1819). De `initial C' zegtThis.~: 1"e" letter van Christus? Het wortelmerk gelijkt beter op den DobbelenAdelaar; vanhier de naam `Aquilina', Adelaars-Varen, fr.~ `Aigle-Imp<e'>riale'.

De volgende Varens werken insgelijks alle tooverij tegen.

De Muurruit^_(5)_^ en de bruine Streepvaren^_(6)_^, in hgd.~ `Widerthon' ge-heeten ("=" naar eenigen `Tegendoen', nl.~ tegen Hekserij; z.~ boven); -- deNoordsche Streepvaren^_(7)_^, hgd.~ `Kleiner Wiederthon'; -- het Vrouwenhaar,hgd.~ `G<u">lden Wiederthon'. Doch over de etym.~ van `Wiederthon', zie boven A, VI, g, Wederdood.| | ^(1)^ Dod.~ bedoelt vooral Aspidium filix-mas L.~, het Mannetjes-Varen. Ook| ander gemeene Varens. als Eikenvaren (Polypodium vulgare L.~). Wijfjesvaren| (Athyrium filix-foemina L.~), Adelaarsvaren (Pteris aquilina L.~) kunnen in aan-| merking komen.| | | ^(2)^ Ophioglossum vulgatum L.| | | ^(3)^ Botrychium lunaria L.| | | ^(4)^ Pteris aquilina L.| | | ^(5)^ Asplenium ruta-muraria L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(6)^ Asplenium trichomanes L.| | | ^(7)^ Asplenium septentrionale L.| Beschut tegen bliksem en hagel is het huis, waar men Varen bewaart, zegt deH.~ Hildegarde (Marzell, Unsere Heilpfl, p.~ 5; het staat in hare Physica: z.~Migne, Patrol.~, CXCVII). En de mensch die Varen over zich draagt, kan niet behekst worden. (Id.~). Doch het is vooral het Varenzaad dat antimagisch (en ook antidaemonisch)werkt (z.~ mijn Flora diabolica); en men zegt dat dit machtige Zaad (dat eigenlijkgeen zaad is, het zijn de soren van de plant) op St.~ Jansnacht moet verzameldworden. En waarom? Naar eene sage (bij Marzell, Uns.~ Heilpfl.~, 8) ontstondVaren, in den kerker, uit het bloed van den onthoofden Joannes den Dooperen sedertdien bloeit zij enkel op St.~ Jansnacht en strooit alsdan haar mysterieuszaad rond.

Wolfsklauwen.

De gewone Wolfsklauw^(1)^ was Heksenwerend.

Zij werd op de staldeuren genageld. Men maakte er eenen krans van enhing dezen aan eenen dunnen draad in de slaapkamer; zulke hangende en gestadigbeweeglijke krans heette hgd.~ `Unruhe' (Onrust). Aldus in den Harz, zegtPr<o">hle (Harzbilder, 1855, 85); doch `Onrust' hangt roerloos, als een Heks inde plaats treedt. (S<o">hns, 119). Na den tijd der Zomer-Zonnewende krijgen de Heksen grooter macht, omdathet licht dagelijks vermindert. Om zich voor Betooveriug te beschutten, zocht mende ranken van de Wolfsklauw op en omgordde zich er mee. Vanhier de naamGordelkruid (hgd.~ `G<u">rtelkraut'). Met hetzelfde doel wierp men deze rankenin de St.~ Jansvuren (vanhier de naam St.~ Janskruid). Rel.~ u.~ Bohnh.~, 115. De schaapherders dragen tegen beheksing Wolfsklauwtwijgen op hunnenhoed. Aldus in Moravisch Valachijen: Zdtschr.~ f.~ Osterr.~ Volksk.~ 13 (jaarg.~1908), 24).

De afgeplatte Wolfsklauw^(2)^ had eveneens antimagischewerking.

Men noemde de Plant in hgd.~ `Kleiner Widerthon'. Zie boven. InB<o">hmerwald en Vogtland hoort men den naam `Drudenfuss' (Drude "=" Heks);in Egerland `Drudenkraut'. Zie Marzell, p.~ 17.

2. Naaldboomen of Kegeldragers^(3)^.

Tegen Beheksing diende de Zilverspar^(4)^.

Om Hekserij te voorkomen zette men een Denneboompje achter de staldeur. Aldus in Silezi<e"> (VK.~ VII, 9).| | ^(1)^ Lycopodium clavatum L.| | | ^(2)^ Lycopodium complanatum L.| | | ^(3)^ Coniferae.| | | ^(4)^ Abies pectinata DC.| In het Saksisch `Erzgebirge' hangt men, op 1"e""n" Paaschdag, Dennetwijgenin den stal: zij maken de koeien melkrijk, behouden ze in gezondhdd en be-schutten ze tegen Heksen. (John, 195, 197). De eerste Oogstschoof geldt er als heilig. Vooraleer men het eerste oogstvoeraflost, versiert men dezen Schoof met Dennerijzers; men beschouwt zulke doen-wijze als behoedmiddel tegen Booze Geesten en Heksen (id.~, 221).

Ook de gemeene Spar^(1)^.

In Silezi<e"> nagelt men den Zomer (`Summer': Sparretakken, die menmet bont papier en klatergoud versiert en op Laetare-zondag, nl.~ Halfvasten, alzingende ronddraagt) op de deuren der staldeuren, ten einde voor ongeluk enBetooveriug te bewaren. (Wuttke, n"r" 139). -- Zie nog Roll.~ XI, 208: antimagischgebruik in Savooie.

Insgelijks de overal gekweekte Pijnboom^(2)^.

Op Walpurgisnacht brandt men in Tirol de Heksen uit (`Ausbrennen derHexen'), onder geraas en geluid van bellen, klokjes, pannen en gebas vanaangehitste honden steekt men, op hooge staken, Twijgenbussels van Pijnboom,Sleeboom^_(3)_^, Scheerling^_(4)_^, Rozemarijn^_(5)_^ en doet ze branden, men loopt metdie brandende bussels zevenmaal rond huis en dorp, aldus jaagt men de Heksen,die gedurende dien nacht rondvaren, weg. (Wuttke, n"r" 188; naar Alpenburg:Mythen, 260).

converted by Web2PDFConvert.com

Lork^(6)^ was een antimagisch Rookkruid (z.~ boven). De Jeneverboom^(7)^ vooral bezat antimagische kracht: hijdraagt, als Signatuur, boven op zijn bes (eigenlijk een vleeziggeworden kegel), een soort van kruisje (met zeer veel goedenwil ontwaart men het): doch het volk ziet zoo nauw niet!

Om van een aangetooverde ziekte los te worden, gebruikte men Jeneverboom. (Perger, 71). Men berookt er het huis mede (Id.~, 346). "*" Meester Arnoldus Bierses,kanunnik van O.~ L.~ Vrouw te Tongeren (Limburg) raadt aan Wierook en`Wakelbesen' ("=" Jeneverbesen) met een snoekshert in de slaapkamer op kolente branden, eer men slapen gaat, `want het verdriefft alle tentacie ende aen-vechtinghe des duvels ende wichelije van toverije en diergelijken'. (Aldus in| | ^(1)^ Picea vulgaris LK.| | | ^(2)^ Pinus silvestris L.| | | ^(3)^ Prunus spinosa L.| | | ^(4)^ Conium maculatum L.| | | ^(5)^ Rosmarinus officinalis L.| | | ^(6)^ Larix europaea L.| | | ^(7)^ Juniperus communis L.| zijn 16"e"-eeuwach Florilegium, z.~ J.~ Gessler, Tongersche Recepten en Tractatenuit de XVI"e" eeuw, in: Volkskunde, 1825). Op de Feestdagen strooit men Jenevertwijgen in huizen en stallen: daardoordjn deze gewijd (Perger, 350). Jeneverboom beschut het vee tegen Tooverij. (VK.~ VII, 8, 9). Men berookt de stallen met Jeneverboom en Jeneverbessen. (BennoMartiny, 28). Met de Bessen maakte men, in de Middeleeuwen, eenen drank die versterkteen allen invloed van Booze Machten tegenwerkte. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 66). Tegen Betoovering der boterkarn gebruikte men eenen karnstaf van Jenever-hout. (Perger, 348; Leoprechting, 1855, 96). De paardeknecht maakte zijnen zweepsteel uit Jeneverhout: geene Heksof Toovenaar kon zijne paarden `festbannen' (d.i.~ ze doen versteld staan ofze beletten voort te gaan). Id.~, in Lechrain, en ook in den Vooreifel. Om Betoovering door den drank tegen te werken, dronk men uit eenenbeker van Jeneverhout. (Id.~). Wie zich gedurende de Kerstmis op een schameltje van Jeneverboomhoutzet, erkent al de Heksen die binnenkomen. Aldus in Nederoostenrijk. (Marzell,22; naar Leeb, Sagen Nieder<o">st. 1892, 65). Vgl.~ nog This.~, 65; Gub.~, I, 223; Marzell, 21-22.

De naverwante Zevenboom^(1)^ stinkt en is daardoor Hek-senwerend.

Met eenen enkelen Zevenboomtwijg kan men de Heksen verjagen. (Perger,346). Vgl.~ Meier, Schwab.~ blz.~ 178 (`Neunfingerkraut und Sevenbl<a">tter').

Heksenverdrijvend is ook het Spaanschhout^(2)^.

Misschien omdat men het eertijds veel plantte op kerkhoven. (This.~, 69). Men beschermt zich tegen alle Tooverij door middel van een stukje houtvan dezen Boom, dat men als amulet op het bloote lijf draagt. In de Spessart(Duitschl.~) luidt een rijmpje, `Vor den Eiben (naam van Taxus) Kann kein b<o">ser Zauber bleiben'. Rel.~ en Bohnh.~ 64. Spaanschhout maakte ook deel uit van het Negenderhande hout. (Zie boven).

3. Laurierachtigen of Lauracee<e">n.

De edele Laurier^(3)^ beschermde menschen en dieren, huizenen stallen, akkers en gaarden tegen alle Hekserij en Kwaad,| | ^(1)^ Juniperus sabina L.| | | ^(2)^ Taxus baccata L.| | | ^(3)^ Laurua nobilia L,|

converted by Web2PDFConvert.com

"*" `De Heydenisse seyden / dat den Laurus-boom de quade geesten weder-staet / ende alle tooverijen: ende sy gheloofden dat de Lauwer-bladers aensolders / deuren oft vensters van de huysen hanghende / den donder ende blixemdaer van keeren, ende Julius Cesar droegh altijdt eenen Lauwer krans op sijnhooft / om hem selven teghen den donder ende blixem te bewaeren. Andereplanten desen boom rondom de hoven / om de selve teghen t'onweer te bevrijen. Dan de takskens van de Lauwer-boomen in de Koren-velden ghesteken / bevrijenhet Koren van den Roest^_(1)_^ ende Brandt^_(2)_^'. (Dod.~, 1329a).

Kamfer^(3)^ wordt gebruikt om de Invultatie van 't doorstokenhart (z.~ boven) te verijdelen.

Men moet den ziekgemaakten persoon een lamshart (gereedgemaakt metSavie^_(4)_^ en IJzerkruid^_(5)_^ laten eten; men doet hem tevens dragen een talismanvan de planeet Venus of van de Maan, gesloten in een zakje vol Kamfer enZout. (L<e'>vy, H.~ M.~ II, 248). Om Beheksing onschadelijk te maken en den Kwaaddoener dwingen teverschijnen neemt men een nieuwen geconsacreerden aarden pot met deksel,Kamfer, een pakje naalden en een kalfshart (desnoods kan alle hart van eendierenwijfje dienen). Dat alles heeft men, zonder afdingen, aangekocht. Daarnasluit men goed de deur en men gaat niet buiten, noch laat iemand buitengaan,zoolang de Bezwering duurt. Men legt het hart op een reine teljoor en steekt erde eene naald na de andere in; voor elke naald zegt men, `Tegen zulken ofzulke (hier de naam van den vermoeden Toovenaar of Heks) eenmaal vassisatatlos vesul et cremus, verbo sans hergo, biboli<a^> herbonos; tweemaal vassisatatlos, enz.~; driemaal vassis atatlos, enz.~ tot al de naalden in het hart steken. Dat gedaan zijnde legt men hart en Kamfer in den pot, zet dezen op het vuurte 11 1/2 ure juist en laat alles zieden ten minste tot <e'>en uur na middernacht. 's Anderen daags begraaft men den pot in een niet bebouwden grond. Gedurendehet zieden en van 't begin tot het einde zegt men alle vijf minuten bovenstaandeTooverwoorden, terwijl men in den magischen Spiegel ziet, nu al den eenenkant dan al den anderen, het is bijna zeker dat men Behekser of Heks meer daneenmaal in den Spiegel zal zien voorbijgaan'. (Legran: Sci.~ et Mag.~, 48-49). Vgl.~ mijne Flora diabolica.

4. Hanevoetachtigen of Ranunculacee<e">n.

Eerst moet de mystische Pioen^(6)^ genoemd worden.| | ^(1)^ Puccinia graminis Pers.~, een Zwam van de groep der Uredinee<e">n.| | | ^(2)^ Ustilago carbo Tul. Zwam van de groep der Ustilaginee<e">n; misschien| ook Tilletia caries Tul.| | | ^(3)^ Afgescheiden door Camphora officinalis N.~ v.~ Es.| | | ^(4)^ Salvia officinalis L.| | | ^(5)^ Verbena officinalis L.| | | ^(6)^ Paeonia officinalis L.|

Het is een Tooverkruid door en ook tegen Heksen gebruikt. Vgl.~ boven. "*" Tegen Kinderbetoovering benuttigde men de Zaden en den Wortel als amulet;vooral tegen de vallende ziekte, die, naar men dacht, het kind aangetooverd was. Galenus -- die nochtans de eerste de beste niet was -- schrijft: `Ik heb eenjong kind gezien dat somtijds gedurende acht volle maanden vrij was van deVallende Ziekte, indien men dezen Wortel aan zijnen hals hing; doch toen deWortel namaals door ongeluk was afgevallen, zoo kreeg het kind van stondenaan opnieuw dezelfde ziekte; maar toen de Wortel (en het Zaad) weerom aanzijnen hals gehangen werd, dan werd het daarmede niet meer gekweld. Niettemin,om nog meer verzekerd te zijn van deze kracht, docht het mij goed Wortel enZaad nog eens van den hals te nemen: het kind is opnieuw nedergevallen alste voren. Ik heb het bijgevolg niet meer zonder dezen Wortel willen laten, enhet is alzoo volkomen genezen geweest'. (Dod.~, 301). "*" Evenwel is de werking van den Pioenwortel veel krachtiger, `alsmendaer wat Marentack^_(1)_^ bij doet; in sonderheydt als sy in 't afgaen van deMaene ghepluckt wordt, oft in de Hondtsdaghen voor den opgangh van deSonne'. (Dod.~ l.~ c.~; Rel.~ en Bohnh.~, 293; De Cock, Volksgen.~, 95, 97). Vgl.~mijne Flora diabolica.

De gemeene Boterbloemen^(2)^ en Hekserij zijn antagonisch.

Aldus in Duitschland (Wuttke, blz.~ 90).

De grootbloemige Dotterbloem^(3)^ belet de Heksen de boterte stelen.

converted by Web2PDFConvert.com

Roll.~, I, 96.

Als antimagisch amulet diende de gemeene Windroos^(4)^.

Roll.~, I, 23.

De Leverbloem^(5)^ of Paddekaatje werd als Rookplant tegenBeheksing gebezigd.

Onder den naam `Haselmannich' (Perger, 160).

Antimagisch was ook de gele Poelruit^(6)^.

Het was een soort van `Widerthon'. (Z.~ boven). "*" `Men seydt dat dit cruydt / gheheel / dat is met bloemen / bladeren endewortelen / in de slaepkameren ghehanghen / oft aen de wiegen ghesteken / de| | ^(1)^ Viscum album L.| | | ^(2)^ Geslacht Ranunculus.| | | ^(3)^ Caltha palustris L.| | | ^(4)^ Anemone nemorosa L.| | | ^(5)^ Hepatica triloba Gil.| | | ^(6)^ Thalictrum flavum L.| ionghe kinders van alle quaedt ende ongheval oft tooverijen bewaeren endebevrijen kan; ende dat den reuck nut is in de vallende sieckte'. (Dod.~, 77ab;vgl.~ Roll.~, I, 33).

Eveneens de akeleibladige Poelruit^(1)^, die ik dikwijls in deVlaamsche hoven aantrof.

Het Vlaamsche volk heet ze Akeleipluimen (Zegelsem b.v.~); hgd.~ `GrosserWiderthon' (z.~ boven).

Het Juffertje-in 't Groen^(2)^ is het ook.

Het maakte deel uit van de Negenderhande Kruiden en van de Zeven-en- zeventig Kruiden (z.~ boven).

Het Narduszaad^(3)^ belette de Heksen alle schuld halsstarrigte loochenen.

In 1660 werd te Leipzig een zoogenaamde Heks, Anne Eve, gefolterd; endaar zij niet bekennen wilde, gaf men haar een antimagischen drank in: dezebevatte Eereprijs^_(4)_^, `braunen Taust'^_(5)_^ ("=" bruine Duist), `weiszemOrand'^_(6)_^ ("=" Nieskruid), de lever en de gal van verschen snoek, `Schwarz-k<u">mmel'^_(7)_^ ("=" Narduszaad), `zweitragenden Knoblauch'^_(8)_^ ("=" Knoflook)en St.~ Janskruid^_(9)_^. Doch de Heks, in dees geval, bekende niet en stierf in defoltering. (Meiche, n"r" 628).

Door de Kerstroos^(10)^ werden Booze Geesten gebannen.

Het was een heilige Plant, die omtrent den heiligen dag, Kerstdag, bloeide. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 235).

De Oosterse he Nieswortel^(11)^ onttoovert behekste huizen.

De Wortel werd hiertoe gebruikt. Als amulet deed men ook den gekooktenWortel in een stuk maagden-perkament, en men droeg het om de zwarte ge-dachten en alle obsessie te verjagen. (Legran: Sci.~ et Mag.~, 28).| | ^(1)^ Thalictrum aquilegifolium L.| | | ^(2)^ Nigella damascena L.| | | ^(3)^ Nigella sativa L.| | | ^(4)^ Veronica, wellicht V.~ officinalis L.| | | ^(5)^ Origanum vulgare L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(6)^ Achillea ptarmica L.| | | ^(7)^ Nigella sativa L.| | | ^(8)^ Allium sativum L.| | | ^(9)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(10)^ Helleborus niger L.| | | ^(11)^ Helleborus orientalis L.|

5. Vetplanten of Crassulacee<e">n.

De Donderbaard^(1)^ bezat groote Heksenwerende kracht.

In den schoorsteen hangt men Donderbaard; de Heksen, die gewoonlijk dienweg volgen, kunnen niet in huis komen, want over zulk Kruid kunnen zij nietverder. (S<o">hns, 118). Hekserij slaagt niet in het huis, waar Donderbaard op het dak groeit. (Roll.~, VI, 97). Tegen den Nestelknoop eet men Donderbaard. (Thiers, I, 149; Roll.~,VI, 98). "*" Zij verwijdert den Bliksem van de woonst, waarop zij gekweekt wordt(overal).

Eveneens is de Hemelsleutel^(2)^ alle Hekserij vijandig.

Om Tooverij te bestrijden hangt men, in huis, den Stengel aan eenen draad;of men legt hem op twee nagels; in beide gevallen blijft de Plant leven, groeienen bloeien. Aldus te Maillezais (Vend<e'>e): Roll.~ VI, 102. Te Baygorry (d<e'>p.~ Pyr<e'>n<e'>es) plukt men Hemelsleutel op St.~ Jansdag enmen steekt hem bij het wijwatervat: het immergroene Kruid verjaagt alle Heksenen beschermt het huis tegen alle ongeval. (Roll.~ id.~). Tegen Tooverij en Kwaden Invloed hangt men, in Engeland, St.~ Jans-kruid^(3)^ met groenen Berk^(4)^, Hemelsleutel, Venkel^(5)^ en Witte Leli<e">n^(6)^boven de deuren. (This.~, 62).

6. Waterlelie<a">chtigen of Nymphaeacee<e">n.

Waterleli<e">n^(7)^ en Heksen bestrijden elkaar.

In de Rijnprovincies plukt men ze tegen Tooverij, onder het uitsprekenvan eene bezweringsformule (This.~, 69: de schrijver geeft echter de formuleniet op).

7. Roosachtigen of Rosacee<e">n.

De antimagische Roosachtigen zijn talrijk. "*" Heksen betooveren dikwijls door het schenken van eenen| | ^(1)^ Sempervivum tectorum L.| | | ^(2)^ Sedum telephium L.| | | ^(3)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(4)^ Betula alba L.| | | ^(5)^ Foeniculum vulgare Miller; of Anethum graveolens L.~: beide Planten| worden als Venkel gebruikt.| | | ^(6)^ Lilium candidum L.| | | ^(7)^ Nymphaea alba L.~ en ook Nuphar luteum Smith.| Appel^(1)^, eene Peer^(2)^, eene Pruim^(3)^ of een ander gelijkendeVrucht.

"*" Aldus in Belgi<e"> en elders. -- Om het Betooveren onmogelijk te maken,moet men het eerst afgebeten stuk wegwerpen. Aldus in Oost-Friesland. (Wuttke,nr 220; vgl.~ n"r" 188).

converted by Web2PDFConvert.com

Ofwel moet men de gekregen Vrucht bakken: pruist ze open, zoo wil Heksof Duivel er uit komen en de Vrucht is zonder twijfel betooverd; gebeurt zulksniet, dan mag men ze gerust opeten, (Roll.~ V, 87: in d<e'>p.~ Deux-S<e`>vres).

Om de Heks-Onweerbrouwster goedjonstig te maken en zealdus aan te zetten geen ongeweerte over het land te jagen, laatmen, voor haar, den laatsten Appel en de laatste Peer op denBoom staan.

Aldus te Pommerfelden (Duitschl.~). Mannh.~ BK.~, 78, nota 3.

De Pruimeboom^(4)^ en de Sleepruim^(5)^ werden ook als anti-magische middelen gebruikt.

Hier en daar op 't Europeesch Vasteland (This.~, 69). Waar en hoe dat zegtThis.~ niet. -- Doch over den heksenwerenden Sleedoorn kan men meer lezen bijMarzell, Unsere Heilpfl.~, 71-72. Om zijne overvloedige Doornen is hij antimagischin Bohemen, Silezi<e">, Opperpaltz, Slavoni<e">, Bosni<e"> en Herzegovina.

Doch vooral de Vogelkerseboom^(6)^.

"*" `De landlieden planten de Vogelkersen meest, om datse ghelooft wordengroote kracht teghen de Tooveraers ende quaedtdoenders te hebben'. (Dod.~,1219). Dat gelooft men ook in Duitschland. (Perger, 71, 254; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 230;Leunis, 154; Knortz, 11). De volgende namen uit Pritz.~ en Jessen wijzen op anti-magische en antidiahollsche kracht: `Alpkirschbaum' (in Silezi<e"> en Thuringen);`Drachenbaum' (bij Heppe, M<u">nchausen, Gleditsch en Burgsdorf); `Drutenbl<u">h'(te Nurenberg); `Hexenbaum' (bij Gleditsch); `Trudenbaum' (bij M<u">nchau-sen); `Trudenbl<u">ebaum' (in Beieren); `Trudenbl<u">the' (bij H<o">fer); `Trug-denbaum' (mbgd.~). Perger, 254, heeft nog: `Alpstrauch, Unholdenbaum,Drachenbl<u">hbaum'; en Rel.~ u.~ Bohnh.~, 230: `Elfenbaum' (alhoewel `Elsen-baum' de gewone benaming is: Elsen "=" Hexen, Perger, 254). -- Leunis, 154:| | ^(1)^ Pirus malus L.| | | ^(2)^ Pirus communis L.| | | ^(3)^ Prunus domestica L.| | | ^(4)^ Prunus domestica L.| | | ^(5)^ Prunus spinosa L.| | | ^(6)^ Prunus padus L.| `Elsebeerbaum, so heiszt auch Sorbus aucuparia, entweder verderbt aus Erlen-baum, oder von (gr.~) alezein abwehren, weil er Hexen abwehrt'. -- Bij Leunistreft men nog den naam `Elfenbusch' aan, omdat men met de Twijgen Elfenof Heksen verdrijven kon, zooals men in de middeleeuwen geloofde. -- Menmeende dus, in Duitschland, dat de Vogelkerseboom de Heksen verjaagt, deElfen verre van ons houdt, en geen `Truden' noch `Unholde' in zijnenabijheid duldde. (Perger, 254). En deze plantlorist verklaart dat zulk geloofvermoedelijk ontstond omdat Hout en Schors een walgenden reuk bezitten --vanhier de naam `Paulbaum' (Vuilboom) -- en alle spokerige Wezens voorslechten reuk plachten te vluchten. Wie een aangetooverde ziekte wil kwijtgeraken, moet een zeker getalKruiden met Vogelkersschors samenbinden en, al over den rug, wegwerpen opeen plaats, waar men nooit meer terugkomt. (Perger, 71). -- Onder die Kruidennoemt men: Walstroo^_(1)_^, Bitterzoet^_(2)_^, Allemansharnas^_(3)_^, Vlier^_(4)_^, Jenever-boom^_(5)_^, Kruisdistel^_(6)_^, Zonnedauw^_(7)_^. Om Heksen te herkennen snijdt men, op Goeden-Vrijdag te drie uur's morgens -- het echte martelieuur van den Heiland -- een Vogelkersroede engaat er mee naar de kerk. (Id.~, 245). De Heksen boren gaten in huisbalken of in den dorpel, om er in hunneToovermlddelen te verbergen: zulke gaten stopt men best met Vogelkershout. (Idem). Enkel een kruis van zulk Hout kan den Duivel verjagen, die in denlaatsten `Probenacht (Barchtannacht)' den mensch komt aanvechten. (Id.!). Om de vaarzen veel melk te doen geven en de stallen voor alle onheilen Hekserij te bevrijden, deed men, op Walpurgisnacht (1 Mei) in Westfalenen den Nederrijn, het volgende `K<a">lberquicken' (of Kalverdoopsel). Gedurendeden schemer van den 1"e""n" Meimorgen ging de dorpsherder naar eenen berg ofheuvel in de nabijheid en wachtte hier het opstaan der zon af. De Twijg vaneenen Vogelkerseboom dien het eerst door de zonnestralen gekust werd, moestnu met eene enkele scherpe sne<e^> afgesneden worden. Met dien Twijg ging deherder naar de hoeve, waar een jarig kalf stond, en sloeg dit, te midden van hethof, en in bijwezen van al de huisgenooten, driemaal op kruis en heupen, terzelf-der tijd in kunstlooze rijmen den wensch uitdrukkend dat, gelijk het sap in deBoomen stijgt, bij de koe de melk in den uier stijgen zou; daarna raakte de

converted by Web2PDFConvert.com

herder den uier met den Vogelkerstwijg en gaf aan het dier zijnen naam. Deboerin schonk alsdan eieren aan den herder. Des anderen daags werden de doppen| | ^(1)^ Gallum verum L.| | | ^(2)^ Solanum dulcamara L.| | | ^(3)^ Allium victorialis L.| | | ^(4)^ Sambucus nigra L.| | | ^(5)^ Juniperus communis L.| | | ^(6)^ Eryngium maritimum L.~ en E.~ campestre L.| | | ^(7)^ Drosera rotundifolia L.| deur eieren met Boterbloemen^_(1)_^ en bonte linten aan den Twijg bevestigd endeze aan de staldeur opgehangen. In eenige deelen van het Graafschap Markkomt dat gebruik nog voor. (Knortz, 11). -- Alsook te Iserlohn in Westfalen,zegt Mannhardt (BK.~, 270-1). De Twijg heet er `Quekria'. En W<o">ste (Volks-<u">berlieferungen in der Grafschaft Mark, 1848, p.~ 25) geelt de rijmformule op,die men bij 't doopsel gebruikt:

`Quik, quik, quik^_(2)_^, Brenk mi<a">lke in den strik ("=" niertepel), De s<a">p is in den bl<a">rken ("=" berken^_(3)_^). En namen kritt de sti<a">rken, Quik, quik, quik, Brenk mi<a">lke in den strik!'

In Hemer luidt het (Mannh.~ BK.~, 271):

`Salt in die Elche^_(4)_^, Honig in die Buche!^_(5)_^ Den Namen sollst du geneuszen, Kohlhenne (b.v.~) sollst du heiszen!'

Te Sch<u">rfeld krijgt de herder eenen eierkoek, waarin de boerin zoovee1eiers slaat, als de Vogelkerstwijg Bladeren, na het `quicken', heeft behouden. Zie nog dergelijke gebruiken bij Mannh.~ BK.~ l.~ c.

Van den Kerseboom^(6)^ zegt men dat van hem de krachtuitgaat om gebannen kwade en boosdoende Wezens te verlossen.

Doch de volgende voorwaarden zijn onmisbaar: Een vogel moet een Kerseten en den steen op den grond laten vallen; uit dezen steen groeit een Kerse-boom; van dezes Hout wordt eene wieg gemaakt; hierin wiegt men het kinddat, grootgeworden de verlossing van de gebannen Wezens verwezentlijkt. (Rel.~u.~ Bohnh.~, 214).

Doch geen Boom bezit grooter antimagische kracht dan deLijsterbesseboom of Averesch^(7)^.

Misschien, zegt This.~ (blz.~ 66) `from its sacred associations with theworship of the Druids'. -- Ofwel omdat het een heilige Thorsboom was. (Z.~ mijnPlantenkultus, 25; Herrmann, NM.~, 368). -- Naar de Finsche mythologie woonde| | ^(1)^ Ranunculus-soorten.| | | ^(2)^ Naam van den Boom. Naar Rel.~ u.~ Bohnh.~, 48, en Leunis, 195, wordt hier| Sorbus aucuparia L.~ bedoeld. Z.~ beneden.| | | ^(3)^ Betula alba L.| | | ^(4)^ Quercus robur L.| | | ^(5)^ Fagus silvatica L.| | | ^(6)^ Prunus cerasus L.| | | ^(7)^ Sorbus aucuparia L.|

converted by Web2PDFConvert.com

in den Heester (die `Pihlaja' heette) een beschermende Godheid, nl.~ Pihlajatar. (Mannh.~: BK.~, 30). De Engelsche naam van den Boom is `Rowan-tree', dat sommigen inverband brengen met oudnoorsch Runa ("=" `Zauber', zegt Kannegiesser, 141):`Rowan-tree' was dus de Boom dien men tegen Betoovering aankweekte engebruikte; van den `Rowan' sneed men de kleine Rune- of Lotstaafjes. (Z.~boven Alruine en Botanomancie). In Schotland roept men nog:

`Rowan-tree and red thread Put the witches to their speed'.

d.i.~ ongeveer:

`Rowan en roode draad Zetten de Heksen op de vlucht'.

In een oude Northumberlandsche ballade `Laidley Worm' ("=" LeelijkeWorm) zingt men:

`The spells are vain, the hag returned To the queen in sorrowful mood, Crying that witches have no power, Where there is row'n-tree wood'. (This.~, 67; Ingram: Fl.~ symb.~, 283).

d.i.~

`De betoovering was vruchteloos, de Heks ging terug Naar de Koningin, droef te moede, Roepende dat Heksen geen macht hadden Waar is Rowan-hout'.

Bij Jacob (English Fairy-tales, 185-87) luidt het `Laidly-Worm'-sprookje:een Jonkvrouw is door eene Heks in een leelijken Worm veranderd en haarbroeder verlost ze: zijn schip is tegen Tooverij beschermd, omdat de kiel van`Rowan' is gemaakt; en met een `Rowanroede', door simpele aanraking,vervormt hij de Koningin der Heksen in een afschuwelijke Pad. Tegen Hekserij behoedde een roede van `R<o">nn' (naam van den Boomin Zweden). Z.~ Rel.~ u.~ Bohnh.~, 68 (naar Grimm); Nork, Myth.~, 950. Of men droeg, in zijne tesch, een stukje Avereschhout (Rel.~ u.~ Bohnh.~ l.~ c.~) Aangaande dit volksgebruik vertelt men in Yorkshire: `Eene vrouw waslaatstelijk in mijnen winkel en toen zij hare beurs uit haren zak trok, trok zijer ook uit een Houtstukje van eenige duimen lang. Ik vroeg haar waarom zij datin hare tesch had'. -- `O! zei ze, dat mag ik niet verliezen, anders ben ik zelfverloren'. -- `Hoe zoo?' -- `Wel, antwoordde zij, ik draag dat om de Heksenvan mij te houden; als ik dat over mij heb, kunnen zij mij geen kwaad doen'. En daar ik tegenwierp dat den dag van vandaag er geene Heksen meer bestonden,sprak zij onmiddellijk: `Toch wel! Thans zijn er dertien in de stad, maar zoolangik mijn `Rowan' in mijnen zak heb, kunnen zij mij geen kwaad doen'. (This.~,68; uit Henderson: Folk-lore of Northern Counties, 1879, p.~ 225). Om dieantimagische kracht noemde men in Engeland den Boom nog `Witchwood'("=" Heksenhout): Kanngiesser, 142. Bij de huizen plant men dikwijls den Heksen-werenden Lijsterbesseboom. Aldus in Engeland. (This.~, 68). Of men legt Takken boven dak of in huls tegen Bliksem, Draken en BoozeGeesten. (Perger, 319). Tegen Veebeheksing hing men Lijsterbessetwijgen boven de staldeuren opWalpurgisnacht (Meiavond). Aldus in Noorwegen, Denemarken, Germanje. 's An-deren daags streek men er het vee mede. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 68). In stee van den Vogelkerseboom^(1)^ (z.~ boven) gebruikte men ook Avereschvoor het zoogenaamde Kalverdoopsel. Daarom heetten beide Heesters `Quick'(van kwik "=" levendig, naar de zeer bewegelijke Bladeren, of omdat Avereschop den armsten bodem blijft leven). In Kornwallis (Eng.~) wond een boer, die dacht dat zijne koe betooverdwas, een Lijsterbessetwijg rond hare hoornen. (This.~, 66). Is de melk behekst en kan men de boter niet afscheiden, zoo beroert menden room met zulken Twijg. Om zulke betoovering te voorkomen is 't nog hetbeste eenen Karnstok van Averesschenhout te gebruiken. (Id.~, 68). Altijd met antimagische bedoeling maakte men de zweepstelen en osse-prikkeis van datzelfde Hout. `When your whipsticks made of Row'n, You may ride your nag ("=" paard) through any town'. Dat zegt men in Yorkshire (This.~, 67). Engelsche herders bezigden eenen Avereschtwijg om hun schapen voort tedrijven. (Id.~, 68). En in Engeland en Finland plantte de herder zijn Avereschroedein het midden van het land en prevelde gebeden voor het heil der aldaar grazendekudde. (Gub.~ II, 352). Eene schatsage wijst hierop: V<o'>or vele jaren werden, in eenen kelder van hetkasteel van Penyard (Herefordshire) twee okshoofden vol geld geborgen. Zij wer-den er bewaard door bovennatuurlijke macht. Een boer besloot nochtans den schatmeester te worden en gebruikte twintig stieren om de ijzeren deur van den kelderin te stooten. Toen de deur lichtjes open was, zag hij, op een der twee vaten,eene Kerkkraai zitten; doch terzelfder tijd sloeg de deur met een paf toe en eenstem riep: `Ware het niet geweest om uwen prikkel van Averesch en dezes pin

converted by Web2PDFConvert.com

van Taxushout^(2)^, gij en uw vee. gij waart allen hier binnen getrokken!' (This.~, 67). Boven sprak ik van een schip met beschermende kiel van Lijsterbessenbout. Aldus in Engeland. Zoo ook in Duitschland: zulk schip had de macht denGolventoover te breken en de stormen, door de Zeeheksen `(Meerfeien') te-weeggebracht, te stillen. (Perger, 319).| | ^(1)^ Prunus padus L.| | | ^(2)^ Taxus baccata L.|

De Mispelboom^(1)^ bevrijdde voor Hekserij.

Een Mispelaren stok doet de Heksen vluchten. Aldus te Aizenay in Vend<e'>e(Fr.~) en te Segr<e'>, d<e'>p.~ Maine-et-Loire. (Roll.~ V, 141). In de wieg van het kleine kind leggen de voedstervrouwen een kruis vanMispelhout, ten einde alle Boozen Invloed te niet te doen. (Id.~; naaf Hipp.~Visleau: Maison du Cap, Bretoensche roman, p.~ 28). Boven de beesten hing men in de stallen, eenen Mispeltwijg om alle Tooverijonschadelijk te maken. (Id.~; aldus in d<e'>p.~ Ain).

Rozen^(2)^ geven den Vergulden Ezel de menschelijke gedaanteterug.

In eene stad van Thessali<e"> wordt Lucius in eenen Ezel veranderd; wantFotis, de meid eener Heks, die op Lucius eene Tooverdroge wil beproeven, vergistzich, neemt den eenen Tooverataf voor den anderen, zoodat Luciua een VerguldeEzel wordt. Om Lucius te troosten zegt Fotis dat, om weder mensch te worden,het voldoende is dat hij Rozen eet. Maar het duurt zeer, zeer lang eer deEzel de verlangde Rozen te eten krijgt. Hij komt van den eenen meester bijden anderen en is wel ongelukkig. Door zulk groot onheil geroerd verschijntde Godin Isis hem in eenen droom en beveelt hem den volgenden dag inden stoet te gaan, dien men ter eere der Godin zal inrichten, den hoogepriesterte naderen en van de Rozen te eten, die de hoogepriester in de hand houdt. Deze raad wordt gevolgd en de Ezel wordt, door de macht van de Rozen,opnieuw de mensch Lucius. (Z.~ hierover meer bij Apulcius, l.~ 11, c.~ 4; vgl.~ desynthesis bij L<e'>vy: Hist.~ Mag.~, 214).

De Egelantier^(3)^ speelt ook een rol in de Antimagische Flora.

Te Bricquebec en hier en daar in Normandi<e"> hangt boven den vloer ofde deur eenen Egelantiertwijg; deze verjaagt Hekserij en Koortsen (Roll.~ V, 242). En de Egelantierwortel, uitgerukt op eenen dag van de volle maan, wordtgebruikt niet alleen om over iemand het Kwade Lot te werpen, maar ook omhet weg te nemen. Aldus te Forcalquier. (Id.~). "*" Met de roode Vruchten maakt men eenen halskraag, dien men de kinderenomhangt, ten einde alle kwaad te verdrijven. Aldus in Henegouw (Borinage): Id. Indien een stal betooverd is door heimelijk ingraven van zekere Toover-middelen, zoo snijdt men, tijdens de volle maan, een driedeelige Egelantiersroedemet drie sneden af: de eerste snede geschiedt, naar omlaag, in Duivelsnaam,de tweede, naar omhoog, in naam der H.~ Drievuldigheid, de derde, weer naaromlaag, onder het uitspreken der slotwoorden: `snijde ik u af!' Daarnagrift men in de schors dezer roede de letters J.~ H.~ S.~ ("=" Jesus Hominum Salvator)| | ^(1)^ Mespilus germanica L.| | | ^(2)^ Rosa centifolia L.~ of een ander siersoort.| | | ^(3)^ Rosa canina L.| en legt men kruisgewijze twee Egelantiersdoornen in den rechterschoen en mengaat vervolgens met de gesneden Roede in den stal. Waar zich de bedolvenToovermiddelen bevinden, kan men niet meer voort; men graaft aldaar en menontdekt er haar, beenderen, ineengewarde dingen, alles vaak zeer ordelijk gelegd. (Perger, 237-8; naar Leoprechting, 29). Heksen durven de witte Hageroos^(1)^ niet afbreken, anden worden zijontmaskerd en weet men dat het Heksen zijn. (Perger, 234). "*" Is een zieke koe betooverd, dan snijdt men, op Goeden-Vrijdag, eenenzeer stekeligen Egelantierstok en slaat men er de koe mee op kop en borst. Die slagen worden ook door de schuldige Heks gevoeld; deze verschijnt daaropspoedig in den stal en vraagt iets te leen. Gaat men echter voort met slaan, danis ze wel genoodzaakt den Tooverban op te heffen. (VK.~, VII, 10). Waar? Menzegt het niet. Ook de mosachtige Gal -- veroorzaakt door den steek van de Rozengal-wesp^_(2)_^ en de ontwikkeling van haar ei en larve; in fr.~ `B<e'>d<e'>guar' en `Eponged'Eglantier', in hgd.~ `Schlafapfel' of `Schlafkunze', bij Dod.~ in 't lat.~ Spon-giola Rosae en in ndl.~ `Spongieken van de Roose' geheeten -- bewaart dekinderen voor Betoovering. (Perger, 238).

De Hagedoorn^(3)^ en Heks zijn antagonistisch.

converted by Web2PDFConvert.com

Men meende dat de Betoovering, door den Zwarten Doorn^(4)^ teweegge-bracht, door den Witten Doorn of Hagedoorn kon opgeheven worden. (Rel.~ u.~Bohnh.~, 68). Na het zaaien plant men een Hagedoornkruis in den akker om dezen tegenHeksen te beschermen; doch als het gezaaide Koren uit den grond is gekomen,moet men het kruis wegnemen. Aldus in Neder-Bretagne. (Roll.~ V, 161). Den 1"e""n" Mei, voor zonsopgang, plant men eenen Hagedoorntak op denmest en hangt men er aan de staldeuren: zulke doenwijze belet alle Betooveringen vooral den kwaden invloed van de `Cocadrille' ("=" zeker serpent voort-komende van een hanenei). Aldus te Ch<a^>tillon-sur-Loing, d<e'>p.~ Loiret (id.~). Een invultatiemiddel: Neem het hart van eenen dooden aap zonder hette verwonden; leg het op eene nette teljoor; snijd negen Doornen van denHagestruik -- indien gij geene Doornen kunt vinden, vervang ze door nieuwenagels -- en steek er eenen in het hart, zeggende in Tooverlatijn: `Adibaga,Sabaoth, Adonay, contra ratout prisons pererunt fini unixis parade gossum'. Neem er twee en ze in het hart stekende, zeg: `Qui fussum mediatur agrasgaviol valex'. Neem er twee andere en steek ze er ook in, zeggende `Landa azazar valoi sator xio parade gossum'. Neem de twee volgende en al stekendezegt s `Avir sunt paradetur stator verbonum offisum filando'. Daarna de twee| | ^(1)^ Vooral Rosa arvensis Huds.| | | ^(2)^ Cynips (Rhodites) rosae L.| | | ^(3)^ Crataegus oxyacantha L.~ en C.~ monogyna Jacq.| | | ^(4)^ Prunus spinosa L.| laatste met de woorden: `Ik roep die, welke den Missel Abel hebben doenmaken, overal om ons te komen vinden, al het water en al het land, overal,~onder uitstel en zonder herroeping'. Bij het uitspreken der laatste woorden,doorsteek het hart met een gewijden nagel. Daarna doet men het aldus doorstokenhart in een zakje van maagdenperkament en men hangt het in de schouw, hooggenoeg om niet gezien te worden. 's Anderen daags moet men het hart uit hetzakje nemen en het op eene teljoor leggen. Men trekt den eersten Hagedoorn uiten steekt hem, onder het uitspreken der boven aangegeven woorden, in eenander deel van het hart; daarna doet men hetzelfde met de 1"e" twee, de 2"e" twee,de 3"e" twee, de 4"e" twee Doornen en met den gewijden nagel, altijd onder hetzeggen der gepaste woorden en wel toeziende de Doornen niet in dezelfde reedsgevormde gaten te steken. Men herhaalt dat werk gedurende negen dagen. Eindelijk legt men het hart op den rooster en braadt het over gloeiende kolen. De Toovenaar (of Heks) is gedwongen te verschijnen en genade af te smeeken. En zoo 't gebeurt, dat hij gedurende het hart-braden onmogelijk kan komen,zoo zal hij sterven. Men lette wel op dat de kwaaddoener niet bij het hartgerake. (Legran: Sci en Mag.~, 49-50). En een ander nog: als melk betooverd is, zamelt men de pis der behekstekoe in eenen zak en priegelt dezen ferm met een Doornen bussel. Aldus in deHarz. (Wuttke, n"r" 293; naar Pr<o">hle: in Z.~ f.~ D.~ Myth.~ I, 200). "*" In het Antwerpsch Sprookje Vetmoleken (VK.~ I, 200) wordt eeneTooveres door Doornen bedrogen.

De volgende Roosachtigen behooren nog tot de AntimagischeFlora: De Braam^(1)^.

Op den 1"e""n" Meidag zoekt men eenen Braamstengel, die aan ieder uiteindeeenen Wortel heeft (de Botanisten weten dat vele Bramen hunnen Stengeltop naarden grond buigen en adventieve Wortels in den grond schieten). Men neemten hangt hem, in de gedaante van een halven kring, boven de staldeur om deToovenaars, die de boter stelen, te verdrijven. Aldus in de omstreek van Lorient,d<e'>p.~ Morbihan. (Roll.~, V, 187). -- Vgl.~ hiermee een Engelsch gebruik: Ombetooverd vee te ontheksen, doet men het onder dergelijken gebogen Braamtakkruipen (Marzell, 62). Aldus moet de ziekte in de Braam komen.

Het Benediktenkruid^(2)^.

Het maakte de Heksen krachteloos (This.~, 69). Doch men moest het gezegend Kruid op zekere manier en onder het zeggeneener formuie uitgraven en wijden. (Perger, 204; z.~ beneden Ruit). Men bond het in den Tuil van de Negenderhande Kruiden. (Z.~ boven).| | ^(1)^ Geslacht Rubus.| | | ^(2)^ Geum urbanum L.|

Het Vijfvingerkruid^(1)^ en de Tormentil^(2)^.

"*" De eerste Plant beschut tegen Tooverij (Wolf, N.~ S.~, p.~ 695) en zij komtbij de Vijftien Kruiden. (Z.~ boven). De tweede komt bij de Negenderhande Kruiden. (Z.~ boven).

converted by Web2PDFConvert.com

De Agrimonie^(3)^.

Zij behoorde tot de Vijf Kruiden. (Z.~ boven).

En de Vrouwenmantel^(4)^.

Men trof hem aan in den Ruiker van de Zeven-en-Twintig Kruiden. (Z.~boven).

8. Vlinderbloemigen of Papilionacee<e">n.

De Klaver^(5)^ ontneemt de kracht aan de Heksen.

Wellicht omdat zij 't symbool der Drievuldigheid is. (This.~, 69). Om het vee tegen Hekserij te beschutten en het gedurende het heele jaarte doen gedijen, neem, 's avonds van Walpurgisnacht (1 Mei), van eens ander-mans veld, en juist van de vier hoeken, stilzwijgend, een handvol Klaver engeef ze aan het vee. (Wuttke, n"r" 24: aldus te Altenburg).

Vooral de Vierklaver of Klavervier was en is antimagisch.

Omdat zij, met haar vier Blaadjes, den vorm van een kruis heeft. (Roll.~,IV, 146). Zij laat toe alle Goochelspel en Tooverwerk te ontdekken: Te Rottweil(Zwaben) goochelde een Koordedanser die een dikken Boom op zijnen neusdeed waggelen. Een meisje dat met een mande Klaver en in de <e'>ene hand eenVierklaver voorbijging, bemerkte dat de Toovenaar niet eenen Boom, maareen langen Stroohalm op zijnen neus droeg. Zij maakte zulks aan de toeschouwersbekend. Dat beviel den Koordedanser niet en hij deed, na het meisje de Vierklaverontfutseld te hebben, haar, door een ander Tooverwerk, gelooven dat zij dooreen diepe beek moest waden: en zij hief haren rok immer hoog en hooger,zoodat de aanwezige lieden het uitschaterden van lachen. (Perger, 196; naarMeier: Schw.~, I, 252). "*" In het midden van de markt te Itegem (prov.~ Antwerpen) staat een dikkeLinde. 't Is jaarmarkt, en onder den Boom doet een `Schamoteur' wondertoeren. Onder andere kruipt hij gedurig door de Linde. 't Volk staat verwonderd toe tekijken. De pastoor komt en glimlacht: de goochelaar ziet het en houdt op tot de| | ^(1)^ Potentilla reptans L.| | | ^(2)^ P.~ tormentilla L.| | | ^(3)^ Agrimonia eupatoria L.| | | ^(4)^ Alchemilla vulgaris L.| | | ^(5)^ Trifolium pratense L.| pastoor weg is; dan berbegint hij. Een oud vrouwken komt bij: ze draagt eenbussel Klaver op haar hoofd en een Klaveren-Vier zit er in geborgen, maar zeweet het niet. `Wel, zotte menschen! roept ze; de man kruipt niet door deLinde, maar gaat er rondom'. De Toovereer hoort het, slaat den bussel van haarhoofd en begint opnieuw. `Wel, hemelsche deugd! schreeuwt het vrouwken,hij kruipt er allegelijk door!' (Coeckelbergs: Spr.~ S.~ Lied.~, 79). Een gelijkende sage is in Lorreinen (te Grosblidersdorf) bekend: Daaris 't een haan die eenen balk van versheidene meters lengte schijnt voort tetrekken: 't was werkelijk een Stroohalm! (Roll.~, IV, 147). -- "*" Ook te Boisschot(prov.~ Antwerpen) bekend. Een Toovereer doet toeren op de jaarmarkt. Hij heefteenen haan aan wiens <e'>enen poot een Dennestaak vastgemaakt is: het dier sleurter mee de markt rond! Een man onder 't volk heeft een Klaveren-Vier in zijnenzak en ziet dat de Dennestaak eenvoudig een Stroopijl is. (Fr.~ Coeckelbergs:Spr.~ S.~ Lied.~, 81). -- "*" Nog te Bolsschot: een andermaal laat een goochelaarzich met koorden binden; een toeschouwer heeft een Vierklaver in zijn kerkboeken ziet dat de koorden Stroopijlen zijn. (Id.~). -- In Ierland is 't ook een haan,die op een dak een balk voorttrekt, een meisje houdt in de hand een Graszodemet (buiten haar weten) een Vierklaver en ziet hoe de zaak eigenlijk toegaat. Zij vraagt aan de toeschouwers wat wonder zij vinden in eenen haan met eenStroo in zijnen bek? De Toovenaar vraagt haar de Graszode: voor zijn paard,zegt hij. Zij gaf ze, en terstond gilt zij dat de balk gaat vallen en iemanddooden. (Yeats: Ir.~ Folkt.~, 149). Denkelijk ook in Friesland bestaan dergelijke Sagen: want Dijkstra (II, 241)zegt dat Klavervier alle Tooverij laat zien. Vgl.~ hiermede de volgende sage uit d<e'>p.~ Cher (Frankr.~): eene Heks bliesdoor eene buis van zwart Hout, en goudstukken van honderd frank rolden eruit. Een der aanwezigen droeg over zich eene Vierklaver, die hij eerst in 'twijwater had gedompeld, en hij zag klaar dat het enkel den adem van de Hekswas, die door de buis voer. (Roll.~, IV, 148). Met een Vierklaver kan men ook de Heksen zien: Als men, zonder het teweten eene Vierklaver in het haar draagt, ziet men in de kerk, op Kerstnacht,al de Heksen, want zij hebben den rug naar den autaar gekeerd. (Wuttke,

converted by Web2PDFConvert.com

n"r" 181; aldus in Tirol naar Zingerle). -- Als men, op een Zondag, v<o'>or zons-opgang, eene Vierklaver in den schoen steekt, erkent men in de kerk al deHeksen, die den rug naar den autaar keeren. (Perger, 197). -- In het land vanAlbret (Frankr.~) legt men in 't wijwater, gedurende de mis, eene Vierklaver;dan zijn de Tooveressen gedwongen het laatst de kerk te verlaten, en de priester-- doch hij all<e'>en -- ziet een licht boven hun hoofd. (Roll.~, IV, 148). Om eene Tooverheks te ontdekken en te gelijker tijd te pijnigen kooktemen olie met spelden en naalden er in. Iemand die een `Bezempje stuiver' (eenvroegere ndl.~ geldmunt) en een Klavervier bezat, kon alsdan de Tooveres tezien krijgen, zij droeg -- alleen voor zijn oog -- een omgekeerd braadpannetjeop het hoofd. Het gebeurde ook dat, gedurende deze invultatie, de Heks vanden zolder, enz.~ viel, en zich daarbij een arm of been brak: zij bleef voor haarleven, geteekend. Aldus in Friesland. (Dijkstra, II, 170).

De gewone Boon^(1)^ is antidivinatorisch.

Als de profeet Amphiaraus voorzeggingen wilde doen, at hij nooit Boonen;tot die voorzeggingen had hij ongestoorde droomen van noode, en het genot vanBoonen stoorde den slaap. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 325; vgl.~ Nork: Festk.~, 60 en vvgg.~). De Grieksche Waarzegger Amphiaraus leefde ten tijde van de Argonauten.

Als antimagische Vlinderbloemige Planten staan nog bekend: De gewone Rolklaver^(2)^.

Zij behoorde tot de Zeven-en-Zeventig Kruiden (z.~ boven).

Het Zevengetijdenkruid^(3)^.

"*" `Sommighe versekeren / dat dit cruydt in de kamers aen de balckenghehangen alle quade geesten verdrijft / oft ten minsten de verghiftighe dierenverjaeght'. (Dod.~, 908).

En de Brem^(4)^.

In Vern (d<e'>p.~ Ille-et-Villaine) maakt men den Karnstaf uit Brem om deToovenaan te beletten de boter te betooveren. (Roll.~, IV, 101). Brem verjaagt de Heksen; en Bremtwijgen in den groentenhof gestoken,verdrijven alle aangetooverd ongedierte als Slakken, Rupsen en Aardvlooien. (Perger, 135).

9. Katjesdragers of Amentacee<e">n.

Op de eerste plaats staat de reeds zoo vaak genoemde mys-tische Hazelaar^(5)^.

De Hazelaar maakt de Heksen schadeloos. (This.~, 79). Tegen Tooverij geeft J.~ Staricius (Heldenschatz, p.~ 479) het volgendemiddeltje: Men neemt een der grootste Hazelnoten, waarin een worm^_(6)_^ zit, het-gene men aan een gaatje zien kan. Met een groote naald kotert men den heeleninhoud van de Noot uit; maa steekt door het gat den spiegel (de oogvormigevlek) van een pauweve<e^>r; men giet _er_ kwikzilver in, tot de Noot vol is; daarnastopt men het gat met maagdenwas, windt de Noot in een rood-karmozijne tafen hangt ze als amulet om den hals. (Wolf, N.~ S.~ p.~ 695). Vgl.~ Wolf: Hess.~Sagen, n"r" 99.| | ^(1)^ Vicia faba L.| | | ^(2)^ Lotus corniculatus L.| | | ^(3)^ Trlgonella c"oe"rulea Ser.| | | ^(4)^ Sarothamnus scoparlus L.| | | ^(5)^ Corylus avellana L.| | | ^(6)^ Eigenlijk de made van een klein Kevertje. Balaninus nucum L.| Van Hazeltwijgen maakt men Tooverroeden, waarmede men Heksen ban-nen of doen verschijnen kan; die Roeden moeten op een Heiligen Nacht (bijvoorkeur op Kerstnacht) gesneden zijn. (Knortz, 6). Ofwel men maakt eenen Bessem van Hazelrijzers en veegt er mee hetstof uit al de hoeken van het huis; dat stof doet men in eenen zak, waaropmen met den Bessem duchtig slaat; zoo worden de Heksen afgerammeld en over-meesterd. (Perger, 244-5). Indien eene Heks de melk eener koe of de boter steelt, dan breekt men,voor zonsopgang, drie Hazelscheuten, waarmede men de melk (die men bij denvuurhaard zet) geeselt: aldus wordt de Heks gefolterd en is zij gedwongen deBetoovering op te heffen. (Id.~, 244). Of anders nog: men neemt twee Hazelroeden; op de eene snijdt men denamen Jesus, Maria, Johannes; op de andere de Tooverwoorden: Tetragramma-

converted by Web2PDFConvert.com

ton, Adonai, Otheos. Men verbindt de twee Roeden kruisgewijs; op het kruislegt men een witten doek en de krachtige Averoone^(1)^, en door dien doek zijgtmen de betooverde melk, die gansch onschadelijk wordt gemaakt. (Id.~; naarZs.~ f.~ d.~ Myth.~ IV, 119). Of ook: men zet op het vuur de betooverde melk in eene pan en men slaatze met eene Hazelroede; zoo wordt insgelijks de Heks gegeeseld en verschroeid;zij verschijnt aldra en vraagt om een brood te ontleenen; weigert men dit, danmoet zij sterven. (Benno Martiny, 27). Eveneens is paardenbeheksing onmogelijk, indien men hunne Haver^_(2)_^ meteenen Hazelaren stok omroert; deze stok moet, in naam van de H.~ Drievuldigheidgedurende het klokluiden gesneden worden. (Perger, 245). De Hazelworm is antimagisch. Hij woont onder eenen Hazelaar, waaropeen Marentak^_(3)_^ groeit en die, naar 't volksgeloof, 35 jaar oud moet zijn. Hetis een soort van witte Slang van <e'e'>n of meer meters lengte, en zij draagteene kroon op de feestdagen. Die Slang eet de Bladeren van den Hazelheesteren, in ieder Blad bijt zij een rond gat. Zij bezit zulke kracht dat zij door dendiksten Eik^_(4)_^ kan varen. Wie zulken Hazelworm in zijne macht krijgt, achtzich overgelukkig, want alle Booze Geesten blijven ver van hem; hij kan zichonzichtbaar maken en is onwondbaar; niemand kan hem gevangen houden, wantmet de hulp van zijnen Hazelworm komt hij door alle gesloten deuren; hijkent de krachten van ieder Kruid. Graaft men een stuk van de huid en drieribben van den Hazelworm in de akkers, zoo kan geen hagel de Vruchten ver-nielen, noch geen wild kan ze afvreten. Om zulken Hazelworm meester te worden,gaat men naar den Marentak-voedenden Hazelaar en zegt: `Ik groet u, edeleVrucht Hazelstruik'; en men graaft den heelen Heester uit en bezweert denWorm die er onder woont; deze blijft, in den beginne, rustig liggen, men bestrooit| | ^(1)^ Artemisia abrotanum L.| | | ^(2)^ Avena sativa L.| | | ^(3)^ Viscum album L.| | | ^(4)^ Quercus robur L.| hem met Bijvoet^_(1)_^ en alsdan kan hij niet meer ontvluchten. (Perger, 245-9;naar Thassander: Schauplatz, II, 871). De Hazelaar komt ook in de Waterbezwering voor. Z.~ IJzerkruid, beneden. Vgl.~ Rolland, X, 195 (men slaat den betooverden os kruisgewijze meteenen Hazeltwijg).

Antimagische Katjesboomen zijn nog: De Eik^(2)^.

Als de koe bloedige melk geeft, moet men ze melken door een zoogenaam-den Eikendop (hgd.~ `Eichendopp'), d.i.~ een stuk van den Elkestam, dat eenTwijggat (rond gat door eenen verdorden Twijg voortgebracht) heeft. Aldusin de Mark. (Wuttke. n"r" 292; naar Kuhn: M<a">rk.~ Sag.~ u.~ M<a">hrchen, 1843). Wolf (N.~ S.~ n"r" 404) vertelt het volgende: Twee kinderen waren betooverd;eene geburin gaf den raad naar een kruisbrug te gaan en daar uit de beek waterte scheppen; daarna Eikespaanders in dat water te zieden; daardoor zou deHeks zich moeten bekend maken en de kinders onttooveren. De ouders geloofdenzulks niet; maar toch deden zij het, met gesloten deuren en buiten ieders weet. Bij het eerste opkoken van het water kwam eene geburin op den achterkoergdoopen en riep: `Gij, Duivelsbanners! gij, Duivelsbanners!' En schreiendebleef zij om- en weerloopen zoolang het vat op het vuur stond; en daaruitbleek klaar, wie de kinders had ziek gemaakt. (Naar Ph.~ van Zesen: Beschr.~St.~ Amsterd.~, p. 182). "*" Te Lonz<e'>e (in Walloni<e">) doet men het volgende om eene Tooveres tedwingen te verschijnen: de behekste watert in eene flesch, waarin men Eikebla-deren heeft gelegd; die flesch verbergt men onder het bed van den betooverde:de heks verschijnt aldra en vraagt vergiffenis. (Walloni<e">, 1893, 107).

De Beuk^(3)^, wiens Blad eene T draagt.

Deze T is het antimagisch Runenteeken van den God Thor: wie zulkBeukeblad bezit, weerstaat aan alle schade en Hekserij. (Perger, 315; Rel.~ u.~Bohnh.~, 15).

De Wilg^(4)^, die weliswaar een Ongeluksboom is en tochantimagische kracht heeft.

Zweedsche vrouwen gingen, op 1"e""n" Mei, v<o'>or zonsopgang, de Bladerenvan Wilgen (ook wel van andere Boomen) plukken; zij maakten er kransenvan, die zij aan den ingang hunner stallen hingen. (Thiers, I, 258-9; Malleusmalef.~, 2, p.~ q.~ 2, c.~ 7).| | ^(1)^ Artemisia vulgaris L.| | | ^(2)^ Quercus robur L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(3)^ Fagus silvatica L.| | | ^(4)^ Salix-soorten.| Op denzelfden Meiavond (Walpurgisnacht) blaast men op hoonrnen, dievan Wilgeschors gemaakt zijn, want daardoor worden de Heksen verjaagd. Alduste Teplitz en omstr. (Knortz, 8). In Stiermarken wijdt men op Palmenzondag Wngetakken die Katjes dragen:de rook van deu gewijde Twijgen verdrijft den Boozen Vijand, alle Heks enSpook. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 363). Het eerste bad van een pasgeboren kind moet met Wilgenschors gereedge-maakt worden: zoo blijft het behoed voor Hekserij. (Id.~). "*" Tegen veebeheksing gebruikte men den Wilgeboom. Hoe? Dat wordtniet gezegd. (VK.~, VII, 8). De Waterwilg^_(1)_^ liet toe Hekscn te erkennen: op Goeden-Vrijdag sneedmen, juist te drie uur (het lijdensuur van dcn Zaligmaker), eene Roede vandezen Boom, bond ze om het bloote lijf en ging ter kerke: al de vrouwen, dieHeksen waren. zag men met den rug naar den autaar gekeerd en zij warenmet dikke Stroovlechten omhangen. (Perger, 28). Dezelfde Wilg werd als Wijpalm op Palmendag gebezigd. DezenWijpalm stak mcn boven de vensters en zoo kon geene Heks langs daar in huis. (Perger, 29). In Silezi<e"> stak men den gewijde Wilgetakken rond de akkersom Betoovering onmogelijk te maken. (Wuttke, n"r" 231).

De Esp^(2)^.

In Rusland legt men eenen Espetwijg op het graf eener vermoedelijke Heks:daardoor wordt den belet uit het graf te komen en rond te waren. (This.~, 70).

De Berk^(3)^.

Groene Berk werd, met St.~ Janskruid^_(4)_^, Venkel^_(5)_^, Hemelsleutel^_(6)_^ enWitte Lelie^_(7)_^, tegen Beheksing boven de deuren gehangen. Aldus in Engeland. (This.~, 62). Tegen het Kwade Oog hangen de Russische meisjes rood lint rond eenenBerk (id.~, 70). De ranke Takken van den Berk krulsen elkander, beweert men, en zijndaarom den Heksen vijandig. Men hangt (op Walpurgisnacht) groene Berke-twijgen boven de staldeuren: de Heks:n, die will:n binnendring:n, moeten eerstde Bladeren tellen en worden, v<o'>or 't gedaan is, door het middernachtsuurverrast. (Sch<o">nwerth, Aus d.~ Oberpfalz, 1 (1857), 314); Benno Martiny, 7, 24). In Opper-Oostenrijk drijft men het vee op 1"e""n" Mei uit en men slaat het,om Beheksing te beletten, met gewijde Berkeroeden, die met Bloemen versierdzijn. (Knortz, 12).| | ^(1)^ Salix capraea L.| | | ^(2)^ Populus tremula L.| | | ^(3)^ Betula alba L.| | | ^(4)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(5)^ Foeniculum officinale All.| | | ^(6)^ Sedum telephium L.| | | ^(7)^ Lilium candidum L.| Ecn boer uit Ober-Uzwil zei eens dat iedermaal hij zijne melk ziedde, zijstremde. Men ried hem, onder het zieden, de melk met een Berkerijs om te roeren. De man deed het; en daar kwam de Heks binnen en bad het roeren te staken. De boer roerde echter immer voort, tot de melk genoeg gezoden was; en hetwijf stierf terstond. (Henne-am Rhijn, n"r" 114). -- Zie meer nog over den anti-magischen Berk bij Marzell, 43-48.

De Noteboom^(1)^. Met eene Noot kan men insgelijks Heksen erkennen.

Doch 't moet eene Noot met drie pitten zijn. Wie ze heeft, hoeft ze maarte leggen onder den stoel, waarop de Heks zit: deze kan niet meer opstaan,zoolang de Noot er liggen blijft. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 221).

10. Lijmkruidachtigen of Loranthacee<e">n.

De Marentak (of het Lijmkruid^(2)^) werd (en wordt) vaaktegen Heksenwerk aangewend.

converted by Web2PDFConvert.com

Heks en Marentak zijn antagonistisch. (This.~, 65). In Tirol beschut de Marentak tegen `Trud' en Heks, vooral indien hijgegroeid Is op eenen Eik^_(3)_^, waaraan een Christusbeeld hangt. (S<o">hns, 102). Met Marentak bereidde men eenen drank, een soort van panacea tegen alleKwade Ziekte, Gift en Hekserij. (Id.~, 101). Ook als amulet diende deze wonderlijke Hester: de Wendische kwakzalver-- aldus in Oostenrijk -- neemt een driemaal gewijd Mistelblad en hangt dataan den hals van het kind: het Is een weermiddel tegen het `Booze Wezen'en verjaagt alle aangetooverde ziekten. Het Blad moet evenwel zesmaal achtereen,bij ieder Nieuwe Maan, onder het prevelen van zekere geheime Spreuken ver-nieuwd worden. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 81). -- In Duitschland droeg men stukjesMarentak als amulet: men hing ze het kind om den hals tegen magischen invloed;of men zette ze in een zilveren lijstje en droeg ze over zich als talisman. (Dierb.~,138-9). -- Of 't was een Lijmkruidbes die men in zilver vatte en, tegen Betoo-vering, om den hals droeg. (Perget, 229). Men zette ook Mistelbolletjes in zilver en maakte er ringen van, die mentegen Tooverij rond den vinger stak. (S<o">hns, 102). -- "*" Zoo ook Dod. (1295):`Andere maecken ringhen van dit hout / die sy tot dien selven eynde / endeoock teghen de vallende sieckte aen hun vinghers draghen'. Vallende Ziektewerd aan Betoovering toegeschreven. En tegen Stalheksen hing men Marentak in de stallen. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 82).| | ^(1)^ Juglans regia L.| | | ^(2)^ Viscum album L.| | | ^(3)^ Quercus robur L.| -- "*" Of men hechtte hem aan de staldeuren. (Coremans: Ann.~ de l'anc.~ Belg.~,1844, p.~ 140). Zalf met Hazelmistel bereid genas betooverden. (Pr<o">hle: Harzsagen, 274). Z.~ boven Hazelaar.

11. Netelachtigen of Urticacee<e">n.

"*" Netel^_(1)_^ is een Onttooveringsplant (VK.~, VII, 10). "*" Reeds Dod.~ (225) leert het ons: `De ghene die de Netelen over hemdraeght / met wat bladeren van Vijfvingher-cruydt^_(2)_^ / die sal vrij zijn van allegheesten ende voorschijnselen die den mensche pleghen te vervaeren: want sijbenemen den mensche alle vreese / als sommighe versekeren'. Bestaat zulkgebruik nog in Belgi<e">: bij mijn weten niet. Zij verdrijft aangetooverde ziekten, waaronder de zoogenaamde `Hexen-sperre' ("=" aangetooverde steekten in de zijden). Perger, 158. "*" Tegen Veebeheksing gebruikte men Netels als behoedmiddel (VK.~, VII, 8). Om de melk, die tot de kaasbereiding moet dienen, tegen Betoovering tebeschermen, legde men er Brandnetelwortel in. (Rel.~ u.~ Bobnh.~, 347). Een dergelijk gebruik heeft men nog in Hongari<e"> (in de Szegeder streek:om de Heksen te beletten de koeien te betooveren snijdt men Netelstengels inden Pinksternacht en men slaat er het vee mede. Zeitschr.~ Ver.~ f.~ rhein u.~ Westf.~Volkskunde, 8 (1911), 71. Netels stak men ook in den Ruiker van de Negenderhande Kruiden. (Id.~).

Het Glaskruid^(3)^ is een Rookkruid.

Zie boven.

In den Aharvav<e'>da (II, 7, 2) wordt vermeld een antimagischeKlimplant, die Gub.~ met den Indischen Vijgeboom^(4)^ wil vereen-zelvigen.

Hare Wortelen komen van den Hemel; zij werkt Tooverachtige Vervloe-kingen tegen. (Gub.~, I, 223).

12. Duizendknoopachtigen of Polygonacee<e">n.

Een paar inlandsche Planten dezer Familie staan als anti-magisch vermeld: de gemeene, doch bij 't volk weinig bekendeWaterpatik^(5)^.| | ^(1)^ Urtica dioka L.~, ook U.~ urens L.| | | ^(2)^ Potentilla repens L.| | | ^(3)^ Parietaria officinalis L.| | | ^(4)^ Ficus indica L.| | | ^(5)^ Rumex hydrolapathum L.

converted by Web2PDFConvert.com

|

"*" De Wortelen, die men Over zich draagt, beletten alle Guichelarij. (Dod.~, 1016).

"*" De Koorts valt op iemands lijf, zegt ons Vlaamsche volk, enzij wordt beschouwd als een aangetooverde ziekte; de gemeenekosmopolitische Vogelduizendknoop^(1)^ heeft antimagische kracht:daarom rukt men haar met de linkerhand uit den grond en hangtze als amulet tegen driedaagsche koorts om den hals.

Aldus schrijft reeds Plinius (Nat.~ hist.~ 27, 117). Plukt men ze niet met delinkerhand, zoo verliest zij snel hare kracht. (Z.~ Marzell, 51).

De uitlandsche Peperachtigen (of Piperacee<e">n) zijn met vorigefamilie verwant, een hooge Kongoleesche Pepersoort, nl.~ de`Lunungu' met handvormige Zaadbollen schenkt aan de Toove-naars een ziekteverdrijvend Toovermiddel.

De F<e'>ticheur knabbelt eenige van die Peperbesjes en blaast het geknabbeldeop den zieke. In Mayombe (Bittremieux, 190).

13. Anjelierachtigen of Caryophyllacee<e">n.

De overal verspreide Witte Koekoeksbloem^(2)^ verhindertalle Heksenwerk.

Op St.~ Jansavond, steekt men Tuiltjes van deze Veldbloemen boven deurenen vensters, ook aan de grendels der stallen, opdat niemand aldaar Heksenwerkverrichte. (Roll.~, II, 245; aldus in Pruisen, naar Treichei: Volksth<u">mliches ausder Pflanzenwelt, in: Schr.~ d.~ Naturf.~ Gesellsch.~ in Danzig, N.~ H.~, VI, Heft 2).

Het Malthezer-Kruis of Brandende Liefde^(3)^ behoort tot de50 en tot de 77 Kruiden.

Zie boven.

14. Steenbreekachtigen of Saxifragacee<e">n.

Onze knobbelwortelige Steenbreek^(4)^, niet ongewoon in deweiden, laat den drager Heksen zien.

Gedurende Walpurgisnaclit (1"e""n" Meinacht). Aldus in Duitschland (This.~,63).| | ^(1)^ Polygonum aviculare L.| | | ^(2)^ Melandrium album Mill.| | | ^(3)^ Lychnis chalcedonica L.| | | ^(4)^ Saxifraga granulata L.|

De Druiven-Steenbreek^(1)^, een uitlandsche Bergplant, waseen `Wiederthon'.

Z.~ boven, A, VI, g.

15. Nachtkaarsachtigen of Oenotheracee<e^>n.

Het Heksenkruid^(2)^ is ook een Heksenwerend Kruid.

In Silezi<e">, Hessen, Hunsr<u">ck. (Wuttke, n"r" 133 en 222). In de stallen hangt men Heksenkruid om Tooverij af te wenden (id.~, n"r" 292). Vgl.~ Leunis: Syn.~ 205, waar men echter de `Kirkaia' der Ouden met deMandragora^_(3)_^ of met de Zwarte Asclepias^_(4)_^ Identificeert. Op Hemelvaartsdag komen Wendische vrouwen en mannen, van ver envan bij, naar den Valtenberg (Saksen) om er de scheuten van het `Hexenkraut'te plukken: daarmee behoeden zij mensch- en vee tegen Betoovering. (Meiche,n"r" 814). Ik weet niet of Meiche hier wel Circaea bedoelt.

16. Pijpbloemachtigen of Aristolochiacee<e^>n.

"*" De Oosterlucie^(5)^ verdrijft alle Kwade Geesten.

De Wortel nl.~ (Dod.~, 524). En onze Mechelaar voegt er bij: `Is 't dat eeniongh kindt bedroeft is / men sal 't beroocken met Oosterlucey; ende 't salblijde worden ende ghenesen / den quaeden gheest verdreven zijnde'.

17. Vlasachtigen of Linacee<e">n.

converted by Web2PDFConvert.com

Hier moet het Vlas^(6)^ genoemd worden.

Men draagt Vlas als een talisman tegen Tooverij. (This.~, 66). Garen, gesponnen door een meisje dat nog geen zeven jaar oud is, heeftgroote krachten. Men maakt er antimagisch Lijnwaad van, legt dit onder eenaltaardoek en laat er drie missen over lezen. Zulk Garen heet men `Siebenjahr-garn': (Zevenjaargaren). Wie een hemdkraag van zulk Lijnwaad draagt, istegen alle Hekserij beschut. (Perger, 194). Vgl.~ boven Noodhemd, A, VI, g.

18. Springzaadachtigen of Balsaminacee<e^>n.

Het lieve Kruidje-roer-mij-niet^(7)^ beschermt tegen Beheksing.

Men draagt het om den hals. (Perger, 164).| | ^(1)^ Saxifraga aizoon L.| | | ^(2)^ Circaea lutetiana L.| | | ^(3)^ Mandragora officinalis L.| | | ^(4)^ Asclepias nigra L.~, eene Plant uit Zuid-Europa.| | | ^(5)^ Aristolochia longa L.~ en A.~ rotunda L.~, beide uit Zuid-Europa; de| Wortel was bij onze apothekers vroeger in gebruik.| | | ^(6)^ Linum usitatissimum L.~, de Plant en de gebruikte Vezels.| | | ^(7)^ Impatiens noli-tangere L.|

19. Linde<a">chtigen of Tiliacee<e">n.

De Linde^(1)^ is een heilige, antimagische Boom.

Om zich voor Tooverij te behoeden bindt men Lindebast rond de bont. (Perger, 291). Om, in St.~ Jansnacht, de rondzwervende Heksen te beletten in de stallente komen bindt men de dieren vast met Lindebast, of men windt een band vanLindebast rond de hoornen. Aldus in de streek van Rogasen (Posen): volgensKnoop, Sagen, 90. Plant Linden om uw huis en de Heksen kunnen er niet aan- noch inkomen. Aldus in Saksisch Zevenburgen (Roll.~, III, 129; naar Haltrich: Deutsche Volksm.~aus dem Sachsenl.~ in Siebenb<u">rgen, 296); hang Lindetwijgen aan de staldeurenen Heksen zijn gedwongen buiten te blijven: naar Knoop, l.~ c. Invultatie, met Linderoeden slaat men het Betooverd vee, en men slaattevens ook de Heks. (Perger, 291). Om Kruiden, die aangetooverde krankheid genezen, uit te graven gebruiktmen Lindenhout; en om aangetooverd gewormte te verdrijven, strooit men opde akkers Lindeasch (id.~).

20. Maluwachtigen of Malvacee<e">n.

Een paar Planten mogen hier vermeld worden: De Heemst^(2)^.

Om allen schadelijken magischen invloed tegen te werken gebruikte men,in Duitschland, eene zalf gemaakt met Heemstbladeren. (This.~, 69).

En de Kroezelmaluwe^(3)^.

Als `R<o">mischer Widerthon' bekend. Z.~ boven.

Geknabbelde Kolanoten^(4)^ geven een rood sap dat de Kon-goleesche Toovenaars gebruiken om eenen betooverden zieke tegenezen.

Zij overspuwen er mee het heele lijf van den zieke, doch onder dit spuwenhouden zij achtervolgens twee vingeren op voorhoofd, slapen, borst, polsen,bovenarmen, voeten en knie<e">n, zoodat op elk van die lichaamsdeelen twee plekjesonbespuwd en zwart blijven. (Bittremieux, 126).| | ^(1)^ Tilia europaea L.~ (zoowel T.~ platyphylla Scop.~, als T.~ microphylla Vent.~).| | | ^(2)^ Althaea officinalis A.| | | ^(3)^ Malva crispa L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(4)^ Vruchten van Cola (Sterculia) acuminata, die in Mayombe `Makazu'| worden geheeten.|

21. Ahornachtigen of Aceracee<e">n.

De Plaanboom^(1)^ en de Veld-Ahorn^(2)^, onze twee gemeensteAhornen, behoeden voor Tooverij.

Op St.~ Jansavond, v<o'>or middernacht, snijdt men Ahorntwijgen en steektze, tegen Veebeheksing, voor de deuren der stallen. (Roll.~, III, 154; naar Teichel:Volksth<u">mliches, enz.~). Aldus in Pruisen. Tegen Melkbetoovering boort men gaatjes in de boterkarn en men stoptze, daarna, met Ahornstaafjes. (Benno Martiny, 34).

22. Ruitachtigen of Rutacee<e">n.

De heilige Ruit^(3)^, om haren aromatischen sterken reuk enhaar blijvende groene kleur in den winter, bezat groote Heksen-werende kracht.

This.~, 65; Gub.~, I, 223; Perger, 204. Dod.~, 169 schrijft, naar Aristoteles,`dat de Ruyte seer goet is teghen alle belesinghen ende tooverijen / daeromghebruycken sommighe dit cruydt om de gheesten te veriaghen'. Ruit is meer dan goud waard en werkzaam tegen alle Hekserij. Aldus inNoord-Duitschland en Tirol. (Wuttke, n"r" 134). "*" Zij werd ais amulet gebezigd tegen alle aangetooverde ziekte (vooraltegen epilepsie) in Zuid- en Noord-Nederland; te Luik legt men ze onder hethoofdkussen; in Holland bindt men ze rond den pols. (De Cock: Volksg.~, 95, 97). Vooral in Itali<e"> speelt de Ruit een groote rol in de Antimagia. In deAbruzzen nl.~ naait men Ruitstukjes met ander kleine dingetjes in een beursjedat men ais talisman tegen Hekserij op de borst draagt; speciaal worden hiertoeRuiteblaren gebezigd, waarop vlinders hun eieren hebben gelegd. (Gub.~, II, 327).-- Hier nog wendt men Ruit aan tegen het Kwade Oog (This.~, 70); en werdeertijds deze Geneesplant met Benediktenkruid^_(4)_^ uitgegraven terwijl men devolgende Tooververzen uitsprak:

`Ik breek u, Edele Kruiden schoon, Door 's Hemels Vaders kroon, En door den Heiligen Geest, Dat gij behoudet Kracht en Deugd met vlijt, Dat gij mij wezet Zekerheid Tegen den Duivel en alle Tooverlui. In naam des Vaders, des Zoons, enz.'| | ^(1)^ Acer pseudo-platanus L.| | | ^(2)^ Acer campestre L.| | | ^(3)^ Ruta graveolens L.| | | ^(4)^ Geum urbanum L.|

Daarna nam men beide uitgegraven Kruiden, waskaarsan an zout; en menbond alles te zamen en liet het driemaal wijden. Ten einde voor Duivel enHeks beschut te zijn, maakte men daarmee drie gedeelten, begroef deze onderden dorpel en vernagelde alles met eenen eggetand. (Mone, Anzelger f.~ Kde D.~Vorzeit, 6 (1837), 460; Perger, 204; Zo andere Ruitbezweringen bij Marzell, 78). Ruit kwam bij de Vijf, de Negen en de Vijftien Kruiden (z.~ boven).

De Arabische Harmala^(1)^ of Steppenruite bezat dezelfdekracht.

Zij groeit in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Middel-Azi<e">, en de heele Plant,bovenal de zwartachtige Zaadjes, rieken sterk en onaangenaam. Dodoens, 171, gewaagt van deze antimagische kracht ais volgt: `DeEgyptische Harmala / tuygt Bellonius / wordt bij de Arabers / Egyptenaers endeTurcken seer ghebruyckt; ende sy pleghen hun met den roock van dit Cruydtalle daghe des 'smorghens te beroocken; andere knauwen oft eten dat: wantsy laeten hun duncken / dat sy daer mede de boose gheesten afkeeren endeverdrijven; 't welck van de leeringhe van Aristoteles ghekomen magh wesen /die schrijft / dat de Ghemeyne Ruyte alle tooveryen kan haer krachten benemen. Daerom is dit cruydt in die landen soo seer bekent ende gheacht gheweest / datdaer gheen so slechte Winkelen oft Kraemen en zijn die dat niet en hebben /ais een seer kostelijcke ende nutte droghe'.

23. Schermbloemigen of Umbelliferen.

De Schermbloemigen hebben vaak een scherpen. sterken, soms

converted by Web2PDFConvert.com

narkotischen reuk; en reuk, evenals rook, is antimagisch.

Die reuk is te wijten aan zekere etherische olie of balsem.

Hier schik ik: De Pimpernel^(2)^.

Zij werd beschouwd als zljnde antimagisch in Engeland (This.~, 66, vooralde kleine gemeenste soort, P.~ saxifraga L.~) en in Duitschland (Perger, 137). Zij geneest aangetooverde krankheid. (S<o">hns, 89). Aldus in Tirol, waarmen vertelt dat er eens dergelijke veeziekte woedde en wondere vogels kwamen,die aanraadden:

`Ihr Leut, ihr Leut, brockt's Bibernell: Der Schelm (naam der ziekte), der Kunter (Booze Geest) f<a">hrtgar schnell! Die Wurzen gebt's dem Vieh nur ein, Mit 'm Schelmen wird's dann fertig sein'.| | ^(1)^ Peganum harmala L.| | | ^(2)^ Pimpinella magna L.~ en P.~ saxifraga L.|

Over dien `Vieh-Schelm' (Veeschelm), zie Alpeburg: Mythen undSagen Tirols. Pimpernel bood men in den Tuil van de Vijftien Kruiden (z.~ boven).

Het Anijszaad^(1)^.

"*" Vooral tegen de aangetooverde Vallende Ziekte. (De Cock: Volksg.~, 95).

Engelwortel^(2)^ en Aartsengelwortel^(3)^.

Twee antimagische Heilkruiden, zooals de namen reeds aantoonen. Delaatste is krachtiger dan de eerste. (This.~, 66; Perger, 139). Over beide Plantenschrijft Dodoens, 513: `Sommighe willen oock versekeren dat deze Wortelenoock goet ende krachdgh zijn om alle tooverijen / belesinghen ende vervloeckingenvan quade menschen te beletten / alsmen die over ons draeght / ghelijck Fuchsiusverhaelt'. Als amulet bezigt men nog Engelwortel in Saintonge (Frankr.~): menhangt er het Kruid aan den hals der kinderen tegen Beheksing. (Roll.~, VI, 132).

De Meesterwortel^(4)^, een bitter aromatische Alpenplant.

Men graaft hem, in St.~ Jansnacht -- zoo vaak met mystische Planten inverband gebracht -- en legt hem op den bovensten dwarsbalk van de staldeur:kwaadwillende Heksen kunnen alsdan niet meer in den stal geraken. Aldus inZwitserland (Graubunderland): Marzell, 116.

De gekweekte Dille^(5)^.

Gewoonlijk, in Vlaanderen, Venkel^(6)^ geheeten, en sterk aromatisch vanreuk en smaak. Tegen Tooverij dragen Bruiden Dille over haar. In de Altmark steekt deBruid Dille en zout in haar tesch of in de schoenen. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 330;Perger, 202; Wuttke, n"r" 363). In Engeland wordt Dille als talisman tegen magischen invloed gedragen. (This.~, 66). Ook tegen Veebeheksing is Dille goed: Als al de mest uit den stal isgetrokken, strooit men driemaal en ruggelings Dillepoeder inden stal. (Per-ger, 202). Nieuwgeboren kalvers bestrooit men met Dille en zout: dan kunnen Heksenhun geen kwaad doen. Aldus in Silezi<e"> en in de Mark. (Wuttke, n"r" 90 en 235;Perger, 202).| | ^(1)^ Pimpinella anisum L.| | | ^(2)^ Angelica silvestris L.| | | ^(3)^ Archangelica officinalis Hoffm.| | | ^(4)^ Peucedanum ostruthium Koch.| | | ^(5)^ Anethum graveolens L.| | | ^(6)^ Venkel is eigenlijk Foeniculum officinale All.| Eene Tooveres kwam in eenen tuin te Hildesheim, om er booze dingen te

converted by Web2PDFConvert.com

verrichten. Daar zag zij, in eens, Dost en Dille staan en ze riep verschrikt:

`Dillen und Dust, Dat hew eck nich ervusst',

en zij vlood heen. (Perger, 141; naar Seifart: Hildesh.~, I, 49). Een meisje uit Ahlum (Bruinswijk, Duitschl.~) droeg altijd een kussentjemet Dille op de borst. `Ja, zei zij, als ik zulk kussentje over mij draag zullenze (nl.~ de Heksen) me wel met vrede laten'. -- Een dienstmeid uit Wettin(Merseburg) zegde haren dienst op. Hare meesteres wou ze graag behouden:zij ging bij hare gebuurvrouw die een Heks was en vroeg haar een middel omhet meisje te dwingen bij haar te blijven. De Heks sprak: `Ik zal haar denboozen voet aantooveren, zoo kan ze niet weg; zend ze mij'. Het meisje werdnaar de buurvrouw gestuurd, en daar ze door den tuin moest gaan, plukte zijer ein weinig Dille. `Ga terug, riep haar de Heks toe, het vleesch is `gedild''. Zij wou hierdoor zeggen: Wie Dille draagt kan niet behekst worden. En zijkreeg zelf den `boozen voet', dien zij het dienstmeisje aantooveren wou. (Mar-zell, 117-118). -- De 1"e" sage naar Voges (Sagen aus dem Lande Braunschweig,1895, 82; de tweede naar Sommer, Sagen aus Sachs.~ u.~ Thur.~, 1846. 61).

De echte Venkel^(1)^, die zoo zeer door vorm, grootte. kleuren geur aan de Dille gelijkt dat het volk de twee gewassen ver-wart en ze alle bei Venkel heet.

Op St.~ Jansdag laat men Venkel zegenen en hangt hem als heksenwerendmiddel in de woningen (aldus in d<e'>p.~ Pyr<e'>n<e'>es, Frankr.~), en Waarzeggers gene-zen er betooverde personen mee. (S<e'>billot, 1906, 483). Boven de deuren (in Engeland) hing men dit Heksenwerend Kruid metBerk^_(2)_^, St.~ Janskruid^_(3)_^, Hemelsleutel^_(4)_^ en Witte Lelies^_(5)_^. (This.~, 62; naarStowe: Survey of London; Mason; Folk-lore of British Plants in: DublinUniversity Magazine, Sept. 1873, p.~ 326-8). Op St.~ Jansavond steekt men Venkel in de sleutelgaten, zeggende: `Indiendoor dit gat vandaag een Toovenaar wil binnenkomen, riek goed, Venkel, en hijzal schrik hebben en niet durven intreden'. Aldus in B<e'>arn (Frankr.~): Roll.~,VI, 156. En in de Landes (Frankr.~) benuttigt men tegen Hekserij Venkel die mennegenmaal door het St.~ Jansvuur heeft gezwaaid. (Id.~). Tegen Melkbetoovering wreef men uier en hoornen der koe met Venkel. (Benno Martiny, 28).| | ^(1)^ Foeniculum officinale All.| | | ^(2)^ Betula alba L.| | | ^(3)^ Hypericum perforatum L.| | | ^(4)^ Sedum telephium L.| | | ^(5)^ Lilium candidum L.|

De Kervel^(1)^.

Evenals Venkel en op dezelfde manier tegen Melkbeheksing aangewend. (Idem).

De Komijn^(2)^, de bekende inlandsche aromaat.

Als men Komijn (hgd.~ `K<u">mmel') zaait, moet men duchtig schelden, wantalzoo verjaagt men de Kwade Wezens en 't Kruid zal goed gedijen. (Perger,201). Vgl.~ nog Wuttke, n"r" 134, en Rel.~ u.~ Bohnh.~, 152. Komijn werkt tooverij tegen (in Silezi<e">; Drechsler, II, 211) en maakte deeluit van den Ruiker van Vijftien Kruiden. (Z.~ boven). Deze inlandsche Komijn mag men niet verwarren met de Zuid-Europeesche(de echte of Roomsche Komijn^_(3)_^), waarvan men de Vruchten in den HollandschenKomijnekaas doet.

De Garganische Thapsia^(4)^ was een Rookplant.

Z.~ boven, a, 2"o".

De Lavas^(5)^.

Deze antimagische Schermbloemige behoort tot de Vijftien Kruiden. Z.~boven. Het is een euvelriekend Kruid dat de boeren voor de vensters van denmelkkelder plaatsen om de Heksen af te weren en de melk voor Betoovering tebehoeden. Aldus in Friesland. (Dijkstra, II, 173). Zie een antimagisch gebruik van deze Plant in Stiermarken, in Rauriser dal,in Silezi<e">, bij Marzell, 111.

converted by Web2PDFConvert.com

De Peterselie^(6)^.

Men kookt Peterselie in wijwater en geeft ze aan den persoon die betooverdis. Aldus in de Pyrenee<e">n. (Roll.~, VI, 183). -- In Moravi<e"> geeft men aan dekoeien Peterselie, tusschen St.~ Jansdag (24 Juni) en 26 Juni om de Heksen hetbetooveren te beletten. (Marzell, 102).

De Doorwas^(7)^.

Deze niet gewone Plant is, in Duitschland, antimaglsch. (Wuttke, n"r" 134).

De Kruisdistel^(8)^.

Men gebruikte hem tegen aangetooverde ziekte. (Perger, 71).| | ^(1)^ Anthriscus cerefolium L.| | | ^(2)^ Carum carvi L.| | | ^(3)^ Cuminum cyminum L.| | | ^(4)^ Thapsia garganica L.~ uit Zuid-Europa en Noord-Afrika.| | | ^(5)^ Ligusticum levisticum L.| | | ^(6)^ Apium petroselinum L.| | | ^(7)^ Vooral Bupleurum rotundifolium L.| | | ^(8)^ Eryngium maritimum L.~ en misschien ook E.~ campestre L.|

De stinkende Duivelsdrek^(1)^.

Men naaide het Hars Asa-foedida of Duivelsdrek in de kleeren tegen Be-heksing. Aldus in Oost-Pruisen (Wuttke, n"r" 144) en in Friesland (Dijkstra,II, 172). In deze laatste streek begroef men, onder iederen deurdorpel, een Heksen-werend zakje met Duivelsdrek. (Id.~). Of men berookte er de kamers mee. Aldus in Frankenland. (Wuttke n"r" 219). Om geen betooverde melk te hebben bedolf men, in Friesland, een zakjemet Duivelsdrek in den koestal. (Dijkstra, l.~ c.~). Asa-foetida behoorde bij de Negenderhande Kruiden (z.~ boven).

Onder de Rookstoffen bevond zich Moederhars of Galba-num^(2)^.

Z.~ boven. Galbanum, evenals Asa-foedida, komt voort van PerzischeUmbelliferen.

24. Klimopachtigen of Hederacee<e">n^(3)^.

Wie Klimop draagt, ziet en ontdekt de Heksen op Walpurgisnacht. Aldusin Duitschland. (This.~, 63).

25. Geitebladachtigen of Caprifoliacee<e">n.

Schotsche Tooveressen gebtuikten tegen aangetooverde ziek-ten de Wilde Kamperfoelie (of Geiteblad^(4)^.

Zij doen de zieken negenmaal door een gordel of krans van Kamperfoeliekruipen. (This.~, 64; naar Folkard: Plant-lore, p.~ 380).

De Vlier^(5)^ bezat groote antimagische kracht.

Vooral de Vlier, die op een Knotwilg is gegroeid (dat gebeurt wel eens),werd aangewend: in Bohemen hangt men een schijfje van eenen, Tak van zulkeVlier om den hals van den betooverden lijder. (De Cock: Volksg.~; naar Gids,1881, p.~ 446). Om een behekst meisje te genezen beval een Belezer het volgende: Opverzoek van de zieke moest eene maagd eenen Vliertwijg voor zonsopgang snijdenen er van een stukje onder ieder Vensterraam en ieder deur van het huis van debetooverde leggen. Aldus te Saint-L<o^> in Frankr. (Roll.~, VI, 282-3).| | ^(1)^ Ferula scorodosma Benth.~ et Hook.~, F.~ narthex Boiss.~ en wellicht nog| andere Ferula-soorten.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(2)^ Hars van Ferula galbaniflua en F.~ rubricaulis Boiss.| | | ^(3)^ B<o">rner (Volksfl.~) heet de familie Araliacee<e">n; zoo ook Leunis (Syn.~).| | | ^(4)^ Lonicera periclymenum L.| | | ^(5)^ Sambucus nigra L.| Tegen de Stalbetoovering plantte men v<o'>or de staldeur eenen Vlierboom. Aldus in Bohemen en Gelderland. (Perger, 257; VK.~ VII, 8). -- Of men hingVliertwijgen aan de staldeuren. (S<o">hns, 41). Om te beletten dat de melk in den kelder betooverd werd, plantte men(in Gelderland) eenen Vlier v<o'>or het keldervenster. (VK.~ l.~ c.~). Indien een gedoopt mensch zich de oogen met het groene sap van debinnenste Vlierbast wrijft, kan hij de Heksen in gelijk welke streek van dewereld zien. (This.~, 63). In de `Schw<a">bische Alb.~' doet men anders: in den nacht tusschen Witten- Donderdag op Goeden-Vrijdag, gaat men op een kerkhof, snijdt er op klokslagmiddernacht een Vliertwijg en haalt er het merg uit; door zulke buis kon men,op Goeden-Vrijdag, in voormiddagschen dienst al de Heksen ontwaren, die inde kerk zijn, want ze zitten er verkeerd (d.i.~ met den rug naar het altaar). Indiende waaghals niet v<o'>or het klokluiden uit de kerk is, draaien de Heksen hem denhals om. (Marzell, 192). Wil men Heksen en `Truden' dwingen iemand na te loopen, zoo snijdtmen eenen lepel uit Vlierhout, legt dezen op Paaschavond na zonsondergang ingoede melk, zoodat room er aan blijft kleven; deze room laat men aan den lepeldrogen. Op Zonnewendavond steekt men nogmaals den lepel in goede melk enlaat hem met de aanklevende room opnieuw drogen; dan bergt men hem onderde kleeren en den gordel op den rug, en men gaat alzoo 's anderen daags naarhet Zonnewendenvuur: daar moeten al de Heksen hem naloopen. (S<o">hns, 42;naar Alpenburg: Mythen u.~ Sag.~ aus Tirol, 1857). Als een onbekende Toovenaar iemand eenig boozes heeft `aangedaan',zoo neemt de Betooverde een zijner kleeren, hangt het aan eene kram en slaater duchtig op met een Vlierstok; al deze slagen valien op den rug van denToovenaar, die, in alle haast, zal komen aanloopen en het aangedane kwaad weg-nemen. (Roll.~, VI, 284; naar Migne: Dict.~ d.~ Sci.~ occ.~, col.~ 625). Dit invultatiemiddel werd eens in Gruy<e`>re (Zwits.~) toegepast: twee per-sonen gelukten er niet in, in eene kaashut van 't gebergte, hunnen kaas vaardigte krijgen. Zij dachten dat het Kwaad er mee gemoeid was. En een der tweehing zijn bovenkleed aan eene kram en begon er op te slaan met eenen Vlierstok. Maar de tweede die edelmoedig was, riep: `Houd op, ongelukkige, ge zuit denToovenaar doodslaan!' (Id.~, VI, l.~ c.~). Vgl.~ Cyrano de Bergerac, ed.~ Jacob, 50). De Vlier kwam in den Ruiker der Negenderhande Kruiden. (Z.~ boven).

26. Walstroo<a">chtigen of Rubiacee<e">n.

O.~ Lieve-Vrouwen-Bedstroo^(1)^ had den roep antimagisch tezijn.

Heksen vreesden het Bloempje en men bond het in den Tuil der Negender-hande Kruiden. (Perger, 45, 71; z.~ boven).| | ^(1)^ Galium verum L.| In Indiculus superstitionum luidt n"r" 19: `De petendo quod boni vocantSanctae Mariae'. Gansch onverstaanbaar, zegt Roskoff, I, 296, tenzij men metEckhard (ook Binterim vindt die meening^_(1)_^ niet ongegrond) aanneme dat `peten-do' ohgd.~ `Petenstro' "=" nhgd.~ `Bettstroh' is: `boni' ("=" eenvoudige lieden)heetten het Bedstroo van O.~ L.~ Vrouw (`Sanctae Mariae') en maakten er Bun-deltjes van tegen allen Boozen Invloed. Vgl.~ mijn Flora diabolica. -- Rel.~ u.~Bohnh.~, 183, zeggen dat zulk gebruik nog in de nabijheid van Nurenberg bestaat,waar men tegen Koortsen -- naar de meening van het volk een aangetooverdeziekte -- aan het hoofdeinde van het bed een Lieve-Vrouwen-Bedstroobundelhangt; alle avonden, bij het zich-nederleggen, prevelt de zieke: `Heil zij u, o heilig Kruid, Maak ons tot gezonden; Op den Olijfberg werdt gij Allereerst gevonden; Gij zijt goed voor menig wee En heelt menige wonde; Door der Jonkvrouw heiligen Tuil Maak ons tot gezonden!'

27. Valeriaanachtigen of Valerianacee<e">n.

De gemeene Valeriane^(2)^ is een kruid met sterken reuk enwerd daarom tegen Hekserij benuttigd.

Zij beschermt tegen alle aangetooverde ziekte. In G<o">ttingen (Duitschl.~)heet zij daarom `Hexenkraut'. (S<o">hns, 87; vooral Marzell, 193-195). Eene Heks die Valeriane bij toeval ziet, verliest al hare macht. (Id.~). Als de boter van de melk niet scheiden wil, verdrijft men de Betoovering

converted by Web2PDFConvert.com

met de melk door eenen krans van Valeriane te gieten. (Perger, 149; naar Schil-ler, zum Tier- und Kra<u">terbuch, I (1861), 16). Wie de Heksen naar den Brocken wil zien varen, zonder zelf schade telijden, omwindt zich met Dost^_(3)_^ en Valeriane en gaat, gedurende den Walpur-gisnacht op eenen kruisweg staan. (S<o">hns, 87). Valeriane wordt gebruikt in de Waterbezwering (z. beneden IJzerkruid)en in den Tuil van de Negenderhande Kruiden. (Z.~ boven).

28. Kaardebolachtigen of Dipsacee<e">n.

De blauwbloemige Duivelsbeet^(4)^ moet hier worden aange-haald.| | ^(1)^ D<a">hnhardt, Natursagen II acht die verklaring onzeker en verwijst naar| H.~ A.~ Saupe, Der Indiculus superstitionum, Progr.~ des Realgymn.~ zu Leipzig,| 1891, p.~ 25.| | | ^(2)^ Valeriana officinalis L.| | | ^(3)^ Origanum vulgare L.| | | ^(4)^ Scabiosa succisa L.|

Zij was een schutsmiddel tegen alle Tooverij. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 386;S<o">hns, 115). Tegen Beheksing hangt men ze in den stal, of men geeft ze, op St.~ Wal-purgisnacht (1"e""n" Mei, dag waarop de Heksen vooral rondwaren) aan het vee teeten. (VK.~, VII, 9). Men bond ze bij de Negen en de Vijftien Kruiden. (Z.~ boven). In Mekkelenburg schrijft een Heksenwerend recept voor: men neemt voortwee schellingen Duivelsbeetwortel, een halven schelling Duivelsdrek^_(1)_^, tweeschellingen Allemansharnas^_(2)_^, daarmede berookt men de behekste plaats; ofde betooverde persoon neemt driemaal er van met de punt van een mes en zwelgthet in. (S<o">hns, 29).

29. Buksboomachtigen of Buxacee<e">n.

De gewijde Palm^(3)^ heeft tegen alle Beheksing de grootstekracht.

Zooals men weet worden Buksboomtwijgjes op palmzondag gewijd. "*" Men hangt Wijpalm in huis, boven den schoorsteen, achter het wijwatervat,in de stallen of in de schuren; men steekt hem, op palmzondag, in de akkers. Aldus overal in Belgi<e"> (ook wel elders). Het is een oud gebruik (z.~ Thiers, I, 260). "*" Naar het volksgeloof zijn de ziekten der Graangewassen, als Masscher^_(4)_^,Roest^_(5)_^, Brand^_(6)_^, Wolventand^_(7)_^ (z.~ Joos: Idiot.~) aangetooverd. "*" In het Land van Waas zegt(?) men de volgende bezweringsformule alsmen zulke Palmtakken op den kant (gewoonlijk op de vier hoeken) van dengraanakker steekt:

Ik zegen mijn Koorn Tegen Bliksem en Hoorm^_(8)_^, Tegen meisens en knechten, Omdat zij mijn Koorn niet om zouden vechten, En tegen dat duvelsch Zwijneges^_(9)_^ Dat zoo kwaad om pikken is.

(Joos: Idiot.~, 233; vgl.~ Vl.~ Zanten,I, 149, II, 21, 192).| | ^(1)^ Ferula scorodosma Benth.~ et Hook.| | | ^(2)^ Allium victorialis L.| | | ^(3)^ Buxus sempervirens L.| | | ^(4)^ Tilletia caries Tul.| | | ^(5)^ Puccinia graminis Pers.| | | ^(6)^ Ustilago carbo Tul.| | | ^(7)^ Claviceps purpurea Tul.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(8)^ Korenbrand (z.~ Joos: Idiot l.~ v.~).| | | ^(9)^ Polygonum aviculare L.~; hier wellicht algemeene voor alle Akker-| onkruid.|

"*" In Limburg maakte men `cuakens' ("=" amuletten) van Palmkruid enhing ze om den hals tegen Beheksing, of dranken die men betooverden ingaf. (J.~ Gessler, Tongersche Rec.~ en Trad.~ in Volkskunde, 1925, aldus in de 16"e" eeuw).

De immergroene Hulst^(1)^ is met ons Buksboompje verwanten heeft insgelijks antimagischen invloed.

Wellicht om den wille van de stekelige Bladeren. In verscheiden landen van West-Europa plukt men, op Kerstavond, Hulst-takken en hangt ze in huizen en stallen tegen Hekserij (Gub.~, II, 172). Bepaaldelijkin Frankrijk, z.~ Rolland, IX, 110. `Holly' -- Engelsche naam van Hulst -- en Tooveressen zijn antago-nistisch. `In its name they see but another form of the word holy ("=" ndl.~ heilig)and its thorny foliage and blood-red berries are suggestive of the most Christianassociations'. (This.~, 66, naar Folkard: Plant-lore and Lyrics, 376).

Ook de Kraai- of Besheide^(2)^.

In Duitschland hierom `G<u">lden Widerthon' geheeten. (Z.~ boven).

30. Wolfsmelkachtigen of Euphorbiacee<e">n.

Het Springkruid^(3)^ bezat Heksenwerende kracht.

"*" Het volk meende dat Betoovering kon uitgebraakt worden. `Tien oftwaalf van dese saden met een ey inghenomen / dienen om sterckelijck te doenovergheven. Daerom worden sy ghebruyckt van deghene die betoovert oft dooreenighe quade belesinghen verhindert zijn'. (Dod.~, 610). Vgl.~ Meier: Schw.~ Sag.~, 2 en 3.

De Blindboom^(4)^ wordt, tegen Betoovering, in de Holland-sche Oost gebezigd.

Daarom schrijft men, hier en daar, op het Blad van dezen uitlandschenBoom, bezweringformules. (De Clercq, Wdb.~ n"r" 1414).

Ook Maniok^(5)^ wordt in Amerika aangewend.

Z.~ beneden Ma<i">s.

31. Wegedoornachtigen of Rhamnacee<e">n.

De gewone Wegedoorn^(6)^ (of Kruisdoorn) werkt Tooverijtegen.| | ^(1)^ Ilex aquifolium L .| | | ^(2)^ Empetrum nigrum L.| | | ^(3)^ Euphorbia lathyris L.| | | ^(4)^ Exc"oe"caria agallocha L.| | | ^(5)^ Jatropha manihot L.| | | ^(6)^ Rhamnus cathartica L.|

Om de okselstandige Doornen, die met de twijgen een kruis vormen. Reeds Matthiolus schrijft (p.~ 118): `On dit que les branches mises enportes et fenestres des maisons chassent hors tous venefices' Vgl.~ Kircher:Ond.~ Wer.~, II, 363. Dod.~ 1184 weidt uit: `De oude Heydenen gheloofden / dat den Rhamnusaen de deuren ende vensters ghehangen / alle tooverijen krachteloos maeckt / devervaertheydt van de kinderen ende andere menschen die des nachts over komt /als is de nachtmerrie oft mare / belet ende doet achterblijven / ende alle boosegheesten verdrijft'. -- Doch de Heesters die bij Dod.~ Rhamnus heeten, zijn nietRh.~ cathartica L.~: zijn eerste Rhamnus is de Boksdoorn^_(1)_^, zijn tweede de Duin-doorn^_(2)_^ en zijn derde, die hij `derden Rhamnus van Clusius' heet, de boks-doornachtige Wegedoorn^_(3)_^. Op Walburgisavond (avond v<o'>or 1"e""n" Mei) hing men drie twijgen vanKruisdoorn aan de vensters van huis en stal ten einde de Heksen die alsdanrondwaren, te beletten hun onheilvol werk te verrichten. (Sch<o">nwirth. Aus d.~

converted by Web2PDFConvert.com

Oberpfalz, 73, 148 (1857). Ook in ander streken van Duitschland is Kruisdoornantimagisch. In ons land is de heester zeldzaam en Kruisdoom-bijgeloof bestaathier dus niet. Vgl.~ Marzell, 83-84. Tegen Hekserij beschermt men zich met eenen stok van Kruisdoorn tedragen. (Knortz, 31). Op sommige plaatsen (Duitschland) snijdt men de melklepels en de voor-werpen, waarmede men de boter bewerkt, uit Kruisdoornhout, opdat de Heksende melk of de boter niet betooveren. (Perger, 320). -- Te Lauenburg maakt men,tegen melkbetoovering, den karnstaf uit zulk antimagisch Hout. (Wuttke, n"r" 221). Dat doen ook de Pommersche boeren, zegt Temme. (Knortz, 31). Men vertelt dat in de stad Grimmen (Duitschl.~) eens twee Tooveressenwerden verbrand. De eerste stierf aldra; doch de tweede die Maria Kr<u">gerheette en een zwarte muts droeg, werd door de vlammen niet verteerd, want dezebogen zicb van haar af. Tot eindelijk een der aanwezige mannen eenen Kruis-doornstok nam en er mee de muts afstiet: oogenblikkelijk werd de Heks door devlammen verteerd. (Perger, 320). Onder de Negenderhande Kruiden bevond zich de Kruisdoorn. (Z.~ boven).

32. Wijnstokachtigen of Vitacee<e">n.

Een invultatiemiddel:

Als een kind voortdurend vermagert, niettegenstaande het gebruik vanallerhande geneesmiddelen, zegt men dat het betooverd is. Om het te onttooverenlegt men over eenen Druivelaar^_(4)_^ eenige kleeren van het kind. Den eerstvol-| | ^(1)^ Lydum barbarum L.~, den `Ramnos' van Theophrast, een Solanacee. | Misschien ook L.~ europaeum L.~ en L.~ afrum L.~, twee andere Zuldeuropeesche| Planten. Naar Marzell, is Rhamnus der Ouden: Rhamnus oleoides L.~ of Paliurus| australis Gaertn.~ ("=" Rhamnus paliurus L.~).| | | ^(2)^ Hippopha<e"> rhamno<i">des L.~, gemeen op het Noordzeestrand.| | | ^(3)^ Rhamnus lyco<i">des L.| | | ^(4)^ Vitis vinifera L.| genden Zaterdag neemt men eene roede van eenen wilden Vijgeboom^_(1)_^ enmen slaat ferm op die kleeren; men is overtuigd dat de Heks zelf al die slagenontvangt en men ze aldus kan dwingen de Betoovering te verwijderen. Datnoemt men: `pic<a`> la souco'. Aldus in Languedoc. (Roll.~, III, 278).

33. Olijfboomachtigen of Oleacee<e">n.

De Esch^(2)^ belet alle Betoovering.

Wie zich voor Beheksing wil vrijwaren. naait een klein Esschetakje meteen stukje Olmeschors^_(3)_^ in de binnenzijde van zijn vest. Aldus in Normandi<e">. (Roll.~, VIII, 22). In de schapenkooien legt men gewijde Esschetwijgen om er de Toovenaarste verwijderen. Aldus te Ineuil, d<e'>p.~ Cher. (Id.~). Tegen den Nestelknoop eet men de tongvormige Esschevruchtjes, lichtjes inden kacheloven gewarmd. Aldus in Savooie. (Id.~). De Esch komt ook bij de Waterbezwering (z.~ beneden, IJzerkruid) voor.

In Itali<e"> beschouwt men den Olijfboom^(4)^ als antimagisch.

Want men hangt er, boven den dorpel, gewijde Takken van Olijf om deHeksen te verjagen. (This.~, 69).

Om te beletten dat een kind betooverd wordt. legt men Se-ring^(5)^ in zijne wieg.

Aldus in de Mark (Kuhn u.~ Schwartz: Norddeutsche Sagen; Wuttke,n"r" 342). `Blauen Dost' heet er de riekende Plant.

34. Tweevleugelnootachtigen of Dipterocarpacee<e">n.

Met de Sala^(6)^ kan men Heksen ontdekken.

Men neemt, in Oost-Indi<e">, zooveel Salatwijgen als er vrouwen boven de 12jaar in het dorp zijn; men schrijft er den naam van de vrouwen op en laat zedaama vier uren en half in het water; indien een der Twijgen verslenst, ishet zeker dat de vrouw, wier naam er op staat, eene Heks is. (Gub.~, II, 328). De Salaboom levert het echte Oostindische Dammarahars op. -- De Linneaanschenaam Vatica verwijst overigens naar lat.~ vates "=" Waarzegger. (Z.~ Thais; enLeunia: Syn.~ p.~ 401).| | ^(1)^ Ficus carica L.| | | ^(2)^ Fraxinus excelsior L.

converted by Web2PDFConvert.com

| | | ^(3)^ Ulmus campestris L.~, of een verwante Olmsoort.| | | ^(4)^ Olea europaea L.| | | ^(5)^ Syringa vulgaris L.| | | ^(6)^ Shorea (Vatica) robusta Roxb.|

35. Heideachtigen of Ericacee<e">n.

De welbekende Heide^(1)^ is antimagisch.

Op St.~ Walpurgisavond (Meiavond) geeft men aan de koeien een afkookselvan Heide te drinken om ze tegen de Heksen die alsdan rondvaren, te beschermen. (John, 196).

36. Sleutelbloemachtigen of Primulacee<e">n.

Ik vermeld hier de Guichelheil^(2)^ en het Alpenviooltje^(3)^.

Guichelheil, hgd. `Gauchheil' verdrijft `Gauch und Gespenst', zegtFuchsius. `Gauch' is een simpd en dom mensch; `Gespenst' is Spook, BoozeGeest. (Z.~ Weigand, Wtb.~; Perger, 174; Kanngiesser, 13). -- Ndl.~ Wdb.~brengt Guichelheil tot: Guichel "=" razernij, hondsdolheid, en heil. `Zooveel alssalus stultorum, d.i.~ geneesmiddel der gekken', zegt Vercoullie. Om den boozen invloed van Heksen tegen te werken gebruikt men, inEngeland, Cyclamen. (This.~, 66).

37. Gentiaanachtigen of Gentianacee<e">n.

Tegen Beheksing is het krachtige Duizendguldenkruid^(4)^behulpzaam.

In den Harz (Duitschl.~) draagt men, op Walpurgisnacht, eenen krans vanDuizendguldenkruid op het hoofd, ten einde, zonder gevaar. voor zichzelf, deHeksen naar den Brocken te zien varen. (S<o">hns, 55; vgl.~ Wuttke, n"r" 134). De herders van Moravisch Walachie<e"> plukken gedurende den St.~ Jansnachtte zamen met Wondklaver (Anthyllis vulneraria L.~) dit Duizendguldenkruid enhangen het, als heksenwerend In hunne stallen. (Marzell, 130).

De gemeene Wederik^(5)^ was een `Widerthon'.

Pritz.~ u.~ Jess.~; z.~ boven.

38. Maagdepalmachtigen of Apocynacee<e">n.

De blauwbloemige Maagdenpalm^(6)^ staat bekend als Hek-senwerend.

Op St.~ Jansavond, tusschen 1 en 2 uur 's morgens, gaat men waar| | ^(1)^ Calluna vulgaris L.| | | ^(2)^ Anagallis arvensis L.| | | ^(3)^ Cyclamen europaeum L.| | | ^(4)^ Erythraea centaurium L.| | | ^(5)^ Lyslmachia vulgaris L.| | | ^(6)^ Vinca minor L.| Maagdepalm groeit: in het wilde, of in den hof, of zelfs in potten (in dit laatstegeval moet de pot op eene plaats staan, die men slechts bereiken kan met uitden huize te gaan). Stilzwijgend plukt men de Plant en men brengt ze in huiszonder om te zien, zelfs al hoort men gerucht en stappen achter zich; zoo kanniets den drager schaden, want al de dieren vluchten voor hem. Men bewaartdeze geplukte Maagdepalm in eene doos. Wil men ze gebruiken, zoo neemt mende eerste Rank, die onder den blik komt, als men de doos opent; men nijpt erden kop af en legt dezen in een stuk maagdenperkament. Men moet negenBladeren hebben; heeft men er min, dan plukt men er van dezelfde Rank bij. Daarna legt men er bij een erwten-groot korreltje Kamfer^_(1)_^ en men vouwt hetperkament in twee<e">n, zoodat men niets van den inhoud zien kan. Nu gaat men

converted by Web2PDFConvert.com

voort met vouwen en men zegt, indien men het pakje als talisman wil latendienen: `Voor N... (hier noemt men den persoon), wonende te... (hier dewoonplaats) die(n) wij tegen alle Betooverlng willen beschermen, voor N...eenmaal: vassis atatlos, vesul et cremus, verbos san hergo diboli<a^> herbonos;tweemaal: vassis atatlos, enz.~; driemaal, vassis atatlos, enz.' Men herhaalt dus,onder het vouwen, die formuul driemaal. -- Doch indien men het pakje wilgebruiken om bestaande Betoovering te verjagen, zegt men, `Voor N..., wo-nende te... die wij van Betoovering willen. genezen indien hij (of zij) betooverdis, tegen die(n) of gene(n) (bier bedoelt men de Heks of den Toovenaar)eenmaal, vassis atatlos, enz.~; tweemaal: vassis atatlos, enz.~ driemaal: vassisatatlos, enz.~'. -- Terwijl men het pakje vouwt, drukt men altijd het perkamentop den kleinen kant van den Tooverspiegel; en als het pakje gemaakt is, brengtmen het in aanraking met den grooten kant. Daarna geeft men het aan denpersoon N... -- Indien het als beschermend talisman moet dienen, neemt N...het met de rechterhand, maakt het teeken des H.~ Kruis en draagt het, in eenlinnen doekje gewonden, als schapulier. Zulke talisman bewaart zijne krachtgedurende <e'>en jaar; dan werpt men hem in het vuur. -- Indien het zakje moetdienen om te onttooveren, neemt N... het nog met de rechterhand, maakt hetkruisteeken en hecht het aan zijn hemd derwijze dat het in aanraking zij metde huid ter plaatse waar de aangetooverde ziekte huist. Men laat het aldaar driedagen, of vijf zoo men het langer wil laten werken. Na dit tijdverloop neemt deZieke (ofwel Genezer) het zakje, maakt het kruisteeken en smijt het pakje inhet vuur, doet er kolen over en gaat onmiddellijk daarna buiten; en als menden voet buiten zet, zegt men: `Dat God ons beware!' -- Het pakje en deTooverwoorden dienen dus tot verschillende doeleinden. -- Men wete nog datde Bezweerder het pakje thuis mag maken, het in zijnen zak steken, het dragenof zenden mag (zelfs met de post!) naar den Betooverde. (Legrand: Sci.~ etMag.~, 52-55; vgl.~ Perger, 24). "*" In Limburg maakte men `-cuskens-' van `Ingruen' ("=" Maagdepalm),die men om den hals als amulet droeg tegen Hekserij, of men ziedde de Plant| | ^(1)^ Camphora officinalis N.~ v.~ E.| tot drank. dien men betooverden ingaf. (J.~ Gessler: Tongersche Rec.~ en Trad.~,in Volkskunde, 1925). Wil men weten of iemand Toovenaar of Heks is? In des Duivels name,plukt men eenige Maagdepalmbladeren, werpt ze beurtelings in eene pan, waarinheete olie is. Bij elk Blad dat men er in laat vallen, noemt men den naam vanden vermoedelijken Toovenaar (of Tooveres). Blijft het Blad in de pan, zoo isde verdachte onschuldig; springt het er uit, zoo is de genoemde persoon met denDuivel verbonden. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 311). De Tiroolsche Alpenbewoners gebruiken ook Maagdepalm om Heksente erkennen: de Heksen gaan meestal rond met omgekeerden kop, zegt menaldaar (vanhier de naam `Kehrhexe'), doch een gewoon mensch bemerkt datniet. Om zulks te ontwaren hangt men Maagdepalm. die in den `Dreisgenzeit'(15 Aug.~ -- 15 Sept.~) geplukt en gewijd is. boven de deur langswaar de Heksgaat, en men zal duidelijk zien dat zij den kop verkeerd draagt; deze Heksen-toonende Maagdepalm moet echter een tijdlang onder de missaal van den priestergelegen hebben. (S<o">hns, 28; naar Alpenburg). Vinkoorde of Maagdenpalm kwam voor bij de Waterbezwering. (Z.~ IJzer-kruid, beneden).

39. Ebbenhoutachtigen of Ebenacee<e">n.

Bij sommige volkeren werden de Ebbenhoutboomen^(1)^ alsanti magisch beschouwd.

Z.~ Dod. 1462: `De Indiaenen... maecken daer oock bekers, kroesen endeschalen van / gheloovende vastelijck dat dit hout alle tooverijen, vervloeckinghenende quade belesinghen gantsch krachteloos maeckt'.

40. Bernagie<a">chtigen of Borraginacee<e">n.

Tot die familie behooren de antimagische Ossetong^(2)^ enNoenang^(3)^.

De inlandsche Ossetong noemt men bij de Zeven-en-zeventig Kruiden ende Noenang, uit Nederlandsch Indi<e">, is er een Rookkruid. Vgl.~ boven.

41. Nachtschaadachtigen of Solanacee<e">n.

Vele Nachtschaadachtigen zijn magische Kruiden; eenige tochzijn ook antimagisch. De Alruine^(4)^.| | ^(1)^ Diospyros ebenum Retz.~, en verwante soorten. Vgl.~ Leunis, 567.| | | ^(2)^ Anchusa officinalis L.| | | ^(3)^ Cordia subdentata Miq.| | | ^(4)^ Mandragora officinalis L.

converted by Web2PDFConvert.com

|

De oude Grieken en Romeinen gebruikten Mandragora als amulet tegenTooverij. (S<o">hns, 94).

De Alfsranke^(1)^.

Tegen Kinderbeheksing legde men ze in de wieg. (Perger, 182). Men bond ze in den Tuil van de Negen en in dien van de Vijftien Kruiden. (Z.~ boven).

De Steekappel^(2)^.

Het was een Heksenwerende Rookplant. (Perger, 183). Men wond het Kruid bij de Negenderhande Planten. (Z.~ boven). InVintschgau noemt men de vruchten `Donnerkugeln': vroeger dacht men dat zijonweerverdrijvend werkten en daarom stak men ze in den gewijden `Kra<u">ter-buschel', op 15 Aug. Marzell, 172.

De Boksdoorn^(3)^.

Als een rund niet eten wil en zich woedend aanstelt, dan is het betooverd. Aan beide kanten van de deur teekent men den Druidenvoet (Marevoet of ma-gisch Pentaculum); men steekt in den haard het vuur aan en men slaat het be-tooverde dier met Boksdoorn: zoo kent en slaat men de Tooveres en zij zalsterven. (S<o">hns, 112).

42. IJzerkruidachtigen of Verbenacee<e">n.

Het mythische IJzerkruid^(4)^ en Tooverij zijn antagonistisch.

"*" IJzerkruid belet `eenighe grouwelijcke dinghen ende nakende scha-den'. (Dod.~, 222). Het verjaagt de Heksen. (Perger, 146; Wuttke, n"r" 134). Men mag aanmerken, zegt Thiselton Dyer (56, naar Friend: Flower-lore,529-30) dat Planten die door de Heksen gebruikt worden, ook tegen Hekserijdienden. Aldus de Verbena. Om eene invultatie onmogelijk of onschadelijk te maken bezigt men IJzer-kruid. (L<e'>vy: H"t""e" Mag.~ II, 248; zie hier Kamfer). Heden nog in Griekenland hangt men de Plant, tegen Betoovering en alsGelukskruid, aan de deuren van de veestallen en van de plaatsen, waar menzijderupsen kweekt. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 187). "*" Tegen aangetooverde ziekten (ala epilepsie b.~ v.~) wendde men IJzerkruidaan (veelal als amulet aan den hals gehangen). Dod.~ 223; De Cock: Volksg.~ 97.| | ^(1)^ Solanum dulcamara L.| | | ^(2)^ Datura stramonium L.| | | ^(3)^ Lycium barbarum L.| | | ^(4)^ Verbena officinalis L.| Om het water te bezweren benuttigde men eenen Sproeiborstel gemaaktmet Twijgen van IJzerkruid, van Maagdepalm^_(1)_^, van Savie^_(2)_^, van Munt^_(3)_^,van Valeriane^_(4)_^, van Esch^_(5)_^ en van Bazielkruid^_(6)_^, samengebonden met eenendraad komende van spinrokken eener maagd; hij had eenen steel van Hazelaar^_(7)_^die nog geen Vruchten had gedragen en waarop men, met magische graveerstift,de karakters der Zeven Geesten had gegrift. (L<e'>vy; H"t""e" Mag.~ II, 80). --Gub.~, I, 223, spreekt van dergelijken sproeiborstel (naar: La V<e'>ritable Magienoire, Rome, 1750); hij somt dezelfde Kruiden als bovep op, zegt nog dat mener geen Hysoop^_(8)_^ mag bijdoen, wel Rozemarijn^_(9)_^: `avec ceci tu op<e'>rerastoutes les fois que tu voudras et sache qu'en quelque lieu que tu aspergeras decette eau, tu feras disparaitre tous les fantomes, en sorte qu'ils ne pourront donneremp<e^>chement; de laquelle eau tu te serviras en toutes pr<e'>parations'.

Het Kruid dat Dodoens (1487) `IJser-cruydt van Peru' enVerbena indica heet, is allerkrachtigst.

`Sijn altijdt groene steelen ende bladeren worden van de Indianen veelgheacht tegen 't verghift, ende teghen alle tooverij'. (Dod. l.~ c.~).

In den Oost hangt men amuletten van Woeeng^(10)^ aan denhals van het zieke dier om het te onttooveren.

De Clercq, n"r" 2856.

43. Lipbloemigen of Labiaten.

Vele Lipbloemigen zijn sterkriekende Heksenverjagende Heil-kruiden. Ik noem: De Savie^(11)^.

converted by Web2PDFConvert.com

Zij kwam voor als bestanddeel van den magischen Sproeiborstel (z.~ boven,IJzerkruid) en men gebruikte ze tegen Invultatie (z.~ boven Kamfer).

De Munt^(12)^.

Munt werd aangewend in de Waterbezwering (z.~ boven IJzerkruid).| | ^(1)^ Vinca minor L.| | | ^(2)^ Salvia officinalis L.| | | ^(3)^ Mentha-soorten.| | | ^(4)^ Valeriana officinalis L.| | | ^(5)^ Fraxinus excelsior L.| | | ^(6)^ Ocymum basilicum L.| | | ^(7)^ Corylus avellana L.| | | ^(8)^ Hyssopus officinalis L.| | | ^(9)^ Rosmarinus officinalis L.| | | ^(10)^ Premna leucostoma Miq.| | | ^(11)^ Salvia officinalis L.| | | ^(12)^ Mentha-soorten.| Men bond ze in den Ruiker van de Vijftien Kruiden, en wel bepaaldelijkde Hertsmunt^_(1)_^ (z.~ boven IJzerkruid en St.~ Janskruid).

De Kwendel^(2)^.

Zij breekt alle Tooverij. Aldus in Tirol en Salzkammergut. (Rel.~ u.~ Bohnh.~180). Een Kwendeltuiltje neven of in de melk gelegd, belet alle Betoovering. (Id.~; Perger, 144). Op Trinitatis-zondag plukt men in Thuringen (te Wandersleben) de Kwen-del, 's middags en stilzwijgend. In het naar-huis-gaan vermijdt men over waterte gaan; anders verliest de Plant al hare kracht. Men hangt ze daarna, als be-hoedmiddel in stallen en woningen. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 181). In Thuringerwald plukte een handelaar eenen Kwendelstengel, draaide hemdriemaal met de rechterhand rond bet hoofd, zeggende: `Quendel, macht H<a">n-del!' Marzell, 157. Daardoor stroomden klanten bij en deze konden niet doorHekserij belet worden te komen.

De Dost of Duist^(3)^.

Als Heksen In de pijnkamer gefolterd werden, vielen ze in slaap of inonmacht en werden aldus gevoelloos. Ten einde zulke Heksenkracht tegen tewerken berookte de beul de slapende of bezwijmende met Dost. (Perger, 141;naar D<o">pler, Theatrum poenarum). `Rote Dost und Dorant Ist der Hexen ihr Untergang' zegt men in Hertogdom Gotha. (Marzell, 152). Om het Vee tegen Betoovering te beschermen strooide men Dost op denstalvloer. (Benno Martiny, 28). Zie nog boven Dille, Narduszaad aa de Negenderhande Kruiden.

De Diptam-Dost^(4)^.

Deze Kretische Diptam -- niet te verwarren met de echte Diptam^_(5)_^ vande Botanisten -- was een der krachtigste antimaglsche Heilkruiden en kon pijlenuit de wonden trekken. Dodoens (452) zegt er van: `Men prijst dit cruydt veelteghen verghift / ende oock teghen alle tooverijen / ende quade belesinghen;insonderheydt als de nieuwghehoude mans ghebonden oft erghens in beschadightzijn'. Vgl.~ boven Nestelknoop of Nodatie.| | ^(1)^ M. silvestris L.|

converted by Web2PDFConvert.com

| | ^(2)^ Thymus serpylium L.| | | ^(3)^ Origanum vulgare L.| | | ^(4)^ Orlganum dictamnus L.| | | ^(5)^ Dictamnus albus L.~, die geene Lipbloemige, maar wel eene Bukko<a">chtige| of Diosmacee Is. Diktamnos van Theophrast "=" Dictamnus van Plinius was| echter Origanum dictamnus L. Z.~ Leunis: Syn.~, 358.|

De Lavendel^(1)^.

In Itali<e"> gebruikt men deze welriekende Plant tegen het Kwade Oog. (Gub.~II. 194, This.~, 69). Vgl.~ boven Botanomancie.

De Rozemarijn^(2)^.

Bij de Grieken Wal bet ten Rookkruid. (Leunis). Die Reukheester werd door de Magi<e">rs gebruikt tot het vervaardigen vanden antimagischen Sproeiborstel. (Gub.~, I, 223, z.~ boven IJzerkruid). Heksen tooveren tering aan: in Portugal legt men hiertegen Rozemarijnop het hoofd. (Seligmann, B<o">ser Blick, 2 (1910), 84, Marzell, 136).

De gemeene Betonie^(3)^ onzer barmen.

De subtielste Hekserij wordt door Betonie ontdekt. (This.~, 66). Antonius Musa, geneesheer van den keizer Augustus, heeft eene verhande-ling over deze Plant geschreven. Daarin staat onder andere: `Elle contregardeles corps et les ames des homes, et defend ceux qui vont de nuit de tous charmeset dangiers. Ell'~ asseure les lieux sacr<e'>s, et les cimeti<e`>res de toutes visions estranges,et qui font p"ae"ur. Bref c'est un'~ herbe sainte en toutes choses'. (Matth.~, p.~ 539). "*" En bij Dod.~ 51: `Met korte woorden gheseydt / de Betonie is soo volvaa deughden en krachten / datmen daerom in Italien een spreeckwoord ghe-bruyckt / Ghij zijt volder van deughden dan de Betonie; Tu hai piu virtu che laBetonica'. Om het Kwade Oog en Betoovering te voorkomen of te genezen neemtmen negen vleklooze Betoniebladeren, waarvan de kant (nl.~ het nervennet) nietdoor insekten is aangerand en negen greintjes zout in een nieuw en ongewasschenlijnwaden doek; men naait toe met ongebleekt garen. Alles wordt aan den halsgehangen, na het kruisteeken over het pakje gemaakt en twee of meer penningenvoor den H.~ Geest geofferd te hebben: deze penningen steekt men in den offerblokof men geeft ze aan den priester. Aldus te Cathaix, d<e'>p.~ Finisterre. (Roll.~ VIII,206; naar Cambry: Voyage dans le Finisterre, 1868, p.~ 227).

De gewone Malrove^(4)^.

Zij verdreef alle Hekserij. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 350).

De overal verspreide Andoorn^(5)^.

Men wendde hem aan als Rookkruid. (Z.~ boven). Men legde hem onder den dorpel tegen Tooverij. (Perger, 145).| | ^(1)^ Lavendula spica L.| | | ^(2)^ Rosmarinus officinalis L.| | | ^(3)^ Betonica officinalis L.| | | ^(4)^ Marrubium vulgare L.| | | ^(5)^ Stachys silvatica L.|

Het Aardveil^(1)^.

Deze blauwbloemige Kruipplant belet alle beheksing. (Perger, 140). Alleen, of gebonden in den Tuil van de Vijftien Kruiden (z.~ boven) dwingthet de Heksen te verschijnen. Op Walpurgisdag zet men eenen Aardveilkransop het hoofd en gaat men ter kerke, waar men alsdan al de Heksen erkent. (Per-ger, l.~ c.~, Rel.~ u.~ Bohnh.~, 387). Om de koeien tegen Betoovering te beschermen moest men ze melken, v<o'>orden eersten lente-uitgang ter weide, door eenen ring van Aardveil. (Perger, l.~ c.~;naar: Rockenphilosophie, 962-3). Zie hierover meer bij Marzell, 141-142. `Gutheinrichwurzel' noemt men Aardveil in Saksisch Opperertsgebergte;en als men de Plant met antimagische bedoeling plukte, zegde men (ik vertaal):

converted by Web2PDFConvert.com

`Goede Hendrik, ge zijt mijn knecht, Met mijne koe is het niet recht; Ga het dorp op en neder, En breng me mijn Voordeei weder'. Goede-Hendrik was echter eertijds de naam van de bij huizen en stallengroeiende Algoede^_(2)_^.

Eindelijk het Zuideuropeesche Glidkruid^(3)^, dat alle Tooverijvoorkwam, en het welriekende Bazielkruid^(4)^, dat men ter ver-vaardiging van den Heksenwerenden Sproeiborstel benuttigde.

44. Acanthacee<e">n.

`Dilemba-lemba' is in Mayombe (Belgisch Kongo) een`Nkisi'-plant, een beschuttende Tooverplant.

`Nkisi' beeft een veelvoudige beteekenis (Geest, Fetisch, Toovermiddel,enz. Z.~ Bittremieux, 501). Om een kwaaddoende `Nkisi' te paaien besprenkeltmen het dorp met `Dilemba-lemba', dat is Brillantaisia alata, een Acanthacee. (Bittremieux, 124).

45. Helmkruidachtigen of Scrophulariacee<e">n.

De roodbloemige Orant^(5)^ beschut tegen Hekserij.

Men legt hem in de wieg om het kind tegen alle Kwaad te beschermen. (Wuttke, n"r" 342; aldus in de Mark, naar Kuhn u.~ Schwartz, vgl.~ Perger, 140,173; This.~, 66). Hij belet het Nestelknoopen. (Perger, 173).| | ^(1)^ Glechoma hederacea L.| | | ^(2)^ Chenopodlum bonus-henricus L.| | | ^(3)^ Sideritis montana L.| | | ^(4)^ Ocymum basilicum L.| | | ^(5)^ Antirrhinum orontium L.| En hij is een Tooveresverdrijvend Rookkruid. (Id.~). Als een hond betooverd is en niet meer bassen kan, geeft men hem Orantin en hij krijgt de stem weder. (Id.~).

Eveneens de Eereprijs^(1)^.

Men bond Eereprijs in den Heksen-erkennenden Ruiker van de Vijf Kruiden(Z.~ boven). Met andere Kruiden (z.~ boven Hanevoetachtigen, Narduszaad) dwong meneen gefolterde Saksische Heks tot bekentenis. (Meiche, n"r" 628).

En onze gemeene Ratels^(2)^.

Wie zich met een afkooksel van Ratels wascht, kan niet betooverd worden. Aldus te Naintr<e'>, d<e'>p.~ Vienne. (Roll.~ VIII, 159).

En het mooie Vrouwenvlas^(3)^.

Tegen Betoovering wascht men het kind met een afziedsel Van de Plant. Aldus in het Saksische Ertsgebergte. (John, 52).

En de met de Helmkruidachtigen verwante Toorts^(4)^.

Dat Heilkruid werd tegen Tooverij aangewend. (Wuttke, n"r" 134; De Cock:Volksg.~, 95). Apuleius schrijft dat Mercurius aan Ulysses Wollekruid of Toorts gaf,toen hij naar Circ<e'> ging, ten einde tegen de Tooverbezweringen dezer Heksbevrijd te zijn. (Dod.~, 210). -- Deze Lucius Apuleius --- Latijnsche naturalistuit de 1"e" helft der V"e" eeuw na Christus -- schreef De Medicaminibus HerbarumLiber (z.~ de uitg.~ van Nurenberg en Altorf, 1788). Op St.~ Jansdag maakt men een wur van Toortsstengeis en men gaat erdoor. Daarna neemt men mede naar huis eenige dezer half verbrande Stengels en menhangt ze, tegen Veebeheksing, boven de staldeuren. Aldus in Poitou. (Roll.~,VIII, 150). De Plant bevond zich in den Tuil van de Vijftien Kruiden (z.~ boven).

46. Hertshooiachtigen of Hypericacee<e">n.

Groote deugd en macht bezit het St.~ Janskruid of gewoneHertshooi^(5)^.

converted by Web2PDFConvert.com

Dod.~, 1489; Wuttke, n"r" 18, 134, 138; Roll.~, III. 179; Marzell, 90-92, Natur,| | ^(1)^ Veronica-soorten, vooral V.~ officinalis L.| | | ^(2)^ Rhinanthus major Ehrh.~ en R.~ minor Ehrh.| | | ^(3)^ Linaria vulgaris L.| | | ^(4)^ Verbascum thapsus L.| | | ^(5)^ Hypericum perforatum L.| Leipzig, 1918-19, 138-140. Doch het moest op St.~ Jansdag (24 Juni) gepluktworden. of op St.~ Jansnacht. Overigens zijn alle Planten op dien dag geplukt,St.~ Jansplanten en antimagisch. (Thiers, I, 268). Op St.~ Jansdag versiert men met Hertshooi deuren en vensters om derondzwervende Heksen buiten te houden. Aldus hier en daar in Westelijk Europa. Men voegt er, in Engeland, Berk^_(1)_^, Venkel^_(2)_^, Hemelsleutel^_(3)_^ en witteLeli<e">n^_(4)_^ bij. (This.~, 62). "*" Op denzelfden dag plukte men, in het Land van Waas, een trosje vanSt.~ Janskruid of van St.~ Jansbijvoet^_(5)_^ en hing het in de huizen op om voorBliksem. Brand. Tooverij en ander Kwaad verlost te zijn. (Vlaamsche Zanten,II, 85). Ook in den Eifel (Westduitschland), in Zuidduitschland en in Tirol isSt.~ Janskruid onweerwerend. (Marzell, 91-92). Op St.~ Jansavond varen de Heksen rond om euvel te verrichten en, inGermanje, draagt men alsdan het beschermende Hertshooi. (This.~, 62). In Languedoc trekt men, op St.~ Jansdag, Takjes met Zaad van dezePlant; en op denzelfden dag zwaait men ze driemaal door de vlammen van hetSt.~ Jansvuur, iedermaal uitroepende: `Sen Jan la grano!' Met deze Takjesmaakt men dan kruisen die men aan de deuren der huizen en stallen tegenBeheksing hangt. (Roll.~ III, 179). In Dordogne plukt men dergelijke Twijgjes; doch men maakt er antima-gische Ruikers van. die men zorgwldig bewaart en het volgende jaar in het St.~Jansvuur verbrandt. (Id.~). In d<e'>p.~ Gard bindt men, op St.~ Jansavond. eenen Ruiker van Munt^_(6)_^en St.~ Janskruid. Men hangt hem, zeer zichtbaar, in het huis om het tegen hetbooze werk der Toovenaars te behoeden. Deze zeggen alsdan (Roll.~ III, 179):

`M'avez attrapat Quand avez amassa Le vehio de la San-Jan De mento e de trescalan'.

Dat wil zeggen:

`Gij hebt me beetgenomen, Als gij gezameld hebt, Den nacht van St.~ Jan Munt en St.~ Janskruid'.

Vele oude wijven gebruiken, in Duitschland, St.~ Janskruid tegen Kind- enVeebetoovering. Daartoe doen zij de Plant in voetbaden of hangen ze aan kind| | ^(1)^ Betula alba L.| | | ^(2)^ Foeniculum officinale All.~ en misschien de zeer gelijkende Anethum gra-| veolens L.| | | ^(3)^ Sedum Telephium L.| | | ^(4)^ Lilium candidum L.| | | ^(5)^ Artemisia vulgaris L.~, op St.~ Jan geplukt.| | | ^(6)^ Mentha-soorten, vooral M.~ aquatica L.| of dier. (Das Johaniskraut, chemisch-medicinisch abgehandelt van Anthropo-Mago- Botanophilo, 1781, p.~ 28, 660). Ofwel men begraaft St.~ Janskruid onder de deurposten der stallen om hetvee tegen Euvel te bewaren. (Benno Martiny, 28). Of anders nog: men geeft paarden en koeien St.~ Janskruid te eten. (Roll.~III, 180). Als de melk van een vat betooverd is en kleverig wordt, doet men erHertshooi bij en men melkt opnieuw in het vat. Aldus in Schotland. (Roll.~ III,179; naar Lightfoot).

converted by Web2PDFConvert.com

Het Kruid heeft ook de macht Heksen aan te toonen. (This.~, 62). Om ze te dwingen haar verbond met den Duivel te belijden, doet men zeSt.~ Janskruidsap drinken. (Perger, 68). En om de macht van den Duivel, die gedurende de foltering of verbrandingde Heksen tegen de pijnen sterk maakt, te vernietigen, geeft men haar eenendrank van Hertshooi en Zaad van Distels^_(1)_^ in. (Perger, 68; naar Montanus). Hypericum kwam bij de Vijftien Kruiden. (Z.~ boven).

47. Maankopachtigen of Papaveracee<e">n.

Den Slaapbol^(2)^ bond men bij de Zeven-en-zeventig Kruiden.

Z.~ boven, a, 1"o".

Onze gemeene Gouwe^(3)^ was een antimagisch Kruid.

Men maakte er een soort van Tooverzalf mee, om behekste kinderen enbezetenen te onttooveren. De Letten noemden deze plant Heksenkruid en gebruikten het tegen Heksenin huis. Marzell, Uns.~ Heilpfl.~, 60-61.

48. Kruisbloemigen of Cruciferacee<e">n.

Tegen Stalbetoovering benuttigt men de gewone Kool^(4)^.

In sommige streken van Duitschland steelt men Kool uit den tuin van denderden gebuur en men geeft ze aan ieder dier van den stal. (Perger, 199).

Heks en wilde Radijs^(5)^ zijn antimagisch.

Zoo draagt men, in Duitschland, Herik (Wilde Radijs) als amulet tegenhet Kwade Oog. (This.~, 70; door eng.~ `Radish' bedoelt hij waarschijnlijk onzegekweekte Radijs^(6)^. Of men gebruikt Wilde Radijs om Heksen te ontdekken. (Id.~, 63).| | ^(1)^ Cirsium- en Carduus-soorten.| | | ^(2)^ Papaver somniferum L.| | | ^(3)^ Chelidonium majus L.| | | ^(4)^ Brassica oleracea L.| | | ^(5)^ Raphanus raphanistrum L.| | | ^(6)^ Raphanus sativus L.|

Om Heksen ver van het huis te houden benuttigt men Mos-taardzaad^(1)^.

Men legt het met dit doel onder den dorpel. Aldus in Itali<e">. (Knortz,41).

Een Oostindische Mostaardplant, die men Asuri of <a^>suriheet, laat toe te weten of eene vrouw eene Heks is.

Te dien einde ontsteekt men, 's nachts, lampen; men vult met water eenigebekers en laat er in, droppel voor droppel, olie van Asuri-zaad vallen, bij elkendroppel spreekt men den naam uit van eene vrouw uit het dorp; indien menonder het droppelvallen op het water de gedaante van eene vrouw ontwaart, isde genoemde zekerlijk eene Heks. (Gub.~, II, 343; naar: The Hindoos, London,1835, II, 24). Asuri of asuri is sanskriet en beteekent, naar Gub.~, de Duivelin, deTooveres.

De Schildzaad-soorten^(2)^ behoorden tot de Zeven-en-zeven-tig Kruiden.

Z.~ boven, a, 1"o".

Het `Alusson'. van Dioskorides^(3)^ of schilddragende Steen-zaad bezat Tooverij-verdrijvende kracht.

Dodoens schrijft (121) naar Dioskorides (III, c.~ 89): `In de huysenghehanghen wordt zeer goedt ende nut ghehouden / om de menschen ende alledieren des huysghesins te bewaren / ende van alle tooverijen ende quade bele-singhen te bevrijden'. Vgl.~ nog Matth.~, 478; Roll.~, II, 99. Eenigen beweren dat de naverwante Clypeola jonthlaspi L.~ in den Tuil vande Zeven-en-zeventig Kruiden werd gebonden. (Z.~ boven).

converted by Web2PDFConvert.com

49. Zonnedauwachtigen of Droseracee<e">n..

De Zonnedauw^(4)^ genas de aangetooverde krankheid. (Per-ger, 71).

Het was een `Widerthon' (Weigand), een `G<u">lden Widerthon' of`Edeler Widerthon'. Pritz.~ u.~ Jessen). Vgl.~ boven. Om den Nestelknoop die den gehuwde machteloos maakte, los te krijgen,gebruikte men Zonnedauw: `Pour d<e'>nouer l'aiguillette prenez de l'herbe deRossolis qui est toute rouge et se trouve dans les pr<e'>s et qui dans la plus| | ^(1)^ Mostaardzaad werd geleverd door Brassica nigra L.~ of Zwart Mostaard-| zaad, en door Sinapis alba L.~ of Wit Mostaardzaad.| | | ^(2)^ Alyssum.| | | ^(3)^ Farsetia clypeata L.~, een Kruid uit Griekenland. (Leunia. 438).| | | ^(4)^ Drosera-soorten. vooral D.~ rotundifolia L.| graude chaleur du soleil a toujours de l'eau sur la feuille, du Guy^_(1)_^ de Cheaneet de l'Armoise^_(2)_^. Nota: que le Rossolis se doit cueillir le 23 septembre, ausoleil couchant, et l'Armolse, le 24 juin <a`> la m<e^>me heure; il faut porter le toutau cou'. (D'Emery: Recueil de curiositez, 1685, p.~ 80; Roll.~ II, 201).

50. Tamariskachtigen of Tamaricacee<e">n.

Germaansche Tamarisk^(3)^ was een anti magisch Rookkruid.

Z.~ boven.

51. Komkommerachtigen of Cucurbitacee<e">n.

De reeds zoo dikwijls vermelde Wilde Wijngaard^(4)^ verdreefde Hekserij.

Men droeg den Wortel om den hals en geene Heks dierf het wagen, dendrager te betooveren. (Perger, 180). De Pseudo-Apuleius (uitg.~ van Ackermann(1788), De medicantibus herbarum, p.~ 231), schreef reeds in de 6"e" (?) eeuwover de Bryonie: `Si in capite vel in clnctu eam tecum portaveris, nulla malate contingent' d.~ i.~: indien gij haar om het hoofd of in den gordel met u draagt,kunnen u geen onheilen treffen. Of men sneed hem in het Veevoedsel: zoo werden de koeien niet beheksten gaven ze geen blauwe melk. (Bartsch, Sagen enz.~ aus Mecklenburg, 1, 1879,490). De zwartbessige Heggerank^_(5)_^ was een `Weisser Widerthon'. Z.~ boven.

"*" Pronkappelkernen werden te Liedekerke (Brabant) tegenaangezette Koorts aangewend.

En wel als volgt, Daar de remedie die door een schipper werd aaugegeven:Lees heden negen vaderonzen ter eere vau de H.~ Drievuldigheid, morgen acht,overmorgen zeven, enz. Daarbij haalt gij Kernen vau Pronkappels (Pompoenen^_(6)_^)en begraaft ze zoo diep dat ze niet meer ontkiemen kunnen. (De Cock: Volksg.~,230). Zoo doende bande men de Ziekte in de Kernen en begroef men ze, metdeze, diep in den grond.

52. Klokjesachtigen of Campanulacee<e">n.

Het Akkerklokje kwam voor in den Ruiker van Vijftien Krui-den.

Z.~ boven, a, 1"o".| | ^(1)^ Viscum album L.| | | ^(2)^ Artemisia vulgaris L.| | | ^(3)^ Myricaria gennanica Desv.| | | ^(4)^ Bryonia dioica L.| | | ^(5)^ Bryonia alba L.| | | ^(6)^ Cucurbita pepo L.|

converted by Web2PDFConvert.com

53. Samengesteldbloemigen of Compositacee<e">n.

Deze groote familie schenkt veel antimagische Planten. Vooreerst de aller krachtigste Artemisia-soorten. En wel in de eerste plaats de Bijvoet^(1)^.

Plinius zegt dat al wie Bijvoet bij zich heeft, door geen Tooverij kan ver-dorven worden. (Dod.~, 42; Gub.~, I, 223). Het Kruid beschermt kinders tegen Beheksing. (Perger, 123). "*" Men draagt het als amulet tegen aaugetooverde Ziekten. (De Cock:Volksg.~, 95). "*" In Limburg maakte men er `cuskens' van, die men tegen tooverij omden hals droeg. (J.~ Gessler, Tongersche Rec.~ en Tract.~ uit de XVI"e" eeuw, inVolkskunde, 1925); -- en ook te Tongeren gaf men betooverden een Bijvoet-drank in. (Id.~). Of als beschermende Gordelplant: vanhier de naam St.~ Jansgordel. "*" Men moet de Bijvoet plukken op St.~ Jansdag, beweert men in hetWaasland. (Vl.~ Zanten, II, 85). In de Mark moet men de Plant breken, niet snijden, op St.~ Jansdag (24Juni) of St.~ Martensdag (4 Juli, of 11 Nov.~?), het zekerste behoedmiddel tegenTooverij of het beste middel om te onttooveren, is driemaal kloppen of slaannet een Bijvoetbundeltje. (Handtm, 38). -- Men noemt ze hgd.~ `Gertwurz'("=" Gerdewortel), omdat men met de dunne gerdekens of roedekens den behek-sten persoon sloeg en aldus genas. (Prahn, 135). Op St.~ Jansdag groef men Bijvoet uit; men maakte er kransen van, omgord-de zich er mee en smeet ze daarna in het St.~ Jansvuur om alle aangezet Kwaadkwijt te geraken. (Perger, 123). Men gebruikte ook Bijvoet tegen het Nestelknoopen en men verjoeg ermeealle Kwade Geesten die de gehuwden schade wilden doen. (Id.~). Men hing de Plant aan huis of stal, tegen Beheksing. (Id.~; naar Tettauu.~ Temme: Volkssag.~ Ostpreussens u.~ Lithauens, p.~ 277). Waren de eiers of de melk betooverd, zoo nam men met een slag vanBijvoet het Euvel weg. (Id.~). Men bond het machtige Kruid bij de Negenderhande Kruiden en in denHeiligen Kruidwisch. (Z.~ boven).. Zie meer over de heksenwerende Bijvoet, Marzell, 222 vvvgg.

Daarna de sterker riekende Alsem^(2)^.

Alsem werd aangewend tegen Kinderbeheksing (Perger, 125) en tegen aange-zette ziekte (als Epilepsie; De Cock; Volksg.~, 95, 96). Als een haas rustig den jager ziet afkomen en zelfs met de pooten trommelt,| | ^(1)^ Artemisia vulgaris L.| | | ^(2)^ Artemisia absinthium L.| dan is het geen haas, maar eene Heks; legt de lager aan, zoo gaat het schotniet af, want zijn geweer is behekst en kan enkel door Alsem onttooverd worden. (Perger, 125; naar Montanus, I, 141, 168, II, 98). Alsem was een der Negenderhande Kruiden. (Zie boven, a, 1"o"). -- Zienog over de apotropee<i">sche kracht van Alsem, Marzell, 219 en vvgg.

En de Averoone^(1)^.

Het was insgelijks een der Negenderhande Kruiden en tevens een Rook-kruid. (Z.~ boven). Ook een Badkruid om Beheksten te genezen. (Pr<o">hle; Harzsagen, 274).

Ook de Distels^(2)^ weren Tooverij of verjagen ze.

De Zuid-Slaven beschermen zich tegen Heksen door middel van Distel-kruisen die zij boven de dorpels hangen. (Knortz, 31). In Silezi<e"> en Frankenland hecht men een Distel-bloemhoofdje aan eenenfijnen draad en aan de zoldering; dat noemt men een Onrust (hgd.~ `Unruhe'). Zoolang het Distelkopje draait, blijven de Tooveressen uit het huis; staat hetevenwel stil, zoo is 't zeker dat een Heks in de woning is. (Wuttke, n"r" 222).

De Klis^(3)^ dient tegen Veebeheksing.

In Oost-Pruisen en Lithauen hangt men ze boven de staldeur. (Nork:Fest-K.~, 430; naar Tettau-Temme, 277).

Men vermeldt ook den Everwortel^(4)^ als Heksverjagend.

Hij werd bij den huisdorpe1 tegen Tooverij gelegd (Roll.~, VII, 110) enmen plaatste hem in den Ruiker van de Vijftien Kruiden. (Z.~ boven, a, 1"o").

De Santorie^(5)^ was een Rookkruid.

Z.~ boven.

De scherpe Fijnstraal^(6)^ stond eveneens in hoogen roep.

converted by Web2PDFConvert.com

Omdat het Kruid antimagisch is, heet men het nog `Berufkraut' (inSilezi<e">, Zwaben, Elzas) en `Beschreikraut' (in Schmalkalden). Men legde het in de baden van betooverde kinderen (Prahn, 130: vgl.~Leunis, 695); ook in de wiegen (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 185).

Alsook de hevig riekende Reinvaan^(7)^.| | ^(1)^ Artemisia abrotanum L.| | | ^(2)^ Carduus- en Orsium-soorten.| | | ^(3)^ Lappa major L.| | | ^(4)^ Carlina acaulis L.| | | ^(5)^ Centaurea centaurium L.| | | ^(6)^ Erigeron acre L.| | | ^(7)^ Tanacetum vulgare L.|

Heksen werden door Reinvaan belet hun Tooverwerken uit te voeren. (Perger, 133). Men vond Reinvaan onder de Negen en de Vijftien Kruiden, en in denKruidwisch. (Z.~ boven).

En het verwante Balsemwormkruid^(1)^.

Deze aromatische en bittenmakende Zuideuropeesche veelgekweekte Plantdiende om Heksenwerende amuletten te maken. (Roll.~, VII, 79).

Tooverijverdrijvend was de Alant^(2)^.

Mercurius zou aan Ulysses Alant getoond hebben om de hekserij vanCirce te weren. Om kinderen tegen beheksing te beschermen naait men Alant in hun klee-deren. Aldus in Bosni<e">. (Marzell, 204). Men bond hem in den Kruidwisch en in den Ruiker van de NegenderhandeKruiden (z.~ boven; vgl.~ Perger, 130; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 390).

Aan de wilde Suikerij^(3)^ kende men ook zulke kracht toe.

Het was een antimagisch middel in Frankenland: men groef ze uit doormiddel van een geldstuk en zonder ze met de hand aan te roeren, en onder aan-roeping van de H.~ Drievuldigheid. (Wuttke, n"r" 143). Als amulet droeg men een Suikerijwortel; men moest hem geknield op St.~Jans-geboortedag (24 Juni), een weinig v<o'>or zonsopgang, met goud of zilveraanraken en daarna met ijzer (fr.~ `ferrement') uit den grond rukken; dat allesgebeurde met vele ceremoni<e">n en na ze bezworen te hebben met het zwaardvan Judas Machabeus. (Pr<a">torius, Epitome de Magia, c.~ 26 en 27; Thien, I, 150;vgl.~ Roll.~, VII, 213). Het behoorde tot de Zeven-en-zeventig Kruiden (z.~ boven).

Het gemeene Boeltjeskruid^(4)^ kwam in den Ruiker van deNegenderhande Kruiden.

Z.~ boven, a, 1"o".

Kruiskenskruid^(5)^ is Heksverjagend.

In het Hoogland van Schotland gebruikten de vrouwtjes dat gemeen On-kruid tegen Hekserij. (This.~, 60).| | ^(1)^ Tanacetum balsamita L.| | | ^(2)^ Inula helenium L.| | | ^(3)^ Cichorium intybus L.| | | ^(4)^ Eupatorium cannabinum L.| | | ^(5)^ Senecio vulgaris L.|

converted by Web2PDFConvert.com

In den Ruiker van de Negenderhande Kruiden is er Gerwe^(1)^(z.~ boven. a, 1).

Roll.~, 777.

De Purperbloem^(2)^ werd tegen Kinderbetoovering aange-wend.

Dodoens schrijft over deze Zuideuropeesche Immortelle; `De vrouwen vanOostenrijck bewaren dit droogh cruydt alle het iaer door: ende veele van haerghelooven / dat het water / daer dat in ghesoden is / de kinderen te drinckenghegheven / de selve in alle belesinghen / vervloeckinghen ende tooverijen bevrijt'.

Wit Nieskruid^(3)^ staat als antimagisch vermeld.

Vgl.~ Meiche, n"r" 628: Witte Orant, hgd.~ `Weisser Orant'. Z.~ boven Nar-duszaad. Men gebruikte `Taurant' ("=" Dorant of Nieskruid) 5 handvol + `Stab-wurzel' ("=" Averoone of Artemisia abrotanum L.~) 3 handvol als Badkruiden omeen betooverde en in de lenden verlamde te genezen. (Pr<o">hle; Harzsagen, 275). Na het bad bestreek men hem met Hazelmistelzalf.

Ook de Paddebloem^(4)^.

"*" Men plukt, op Purificadedag (Lichtmis, 2 Febr.~) een Kamillestruik enhangt hem boven de ingangsdeur van het huis; dit zal daardoor tegen Hekserijbeschermd blijven. Aldus te Fexhe-Slins, in Walloni<e">. (Walloni<e">, p.~ 45; Roll.~,VII, 35). Misschien wordt hierdoor `Camomille', de echte Kamille^_(5)_^ bedoeld.-- Vgl.~ hiermede wat men te Sollinge (woudgebied van Brunswijck en Hanover)doet: men hangt er aan den balk van de woonkamer een bundeltje Kamille; komteen Heks in huis, dan verroert zich het bundeltje. (Marzell, 213).

En het Havikskruid^(6)^.

De Havikskruiden beschutten voor Heksen. (Perger, 133).

En het Virgiliaansche Kruid Baccharis.

`Den Po<e">t Virgilius schrijft / dat Baccharis seer bequaem was om alletooverijen ende schadelijcke besweeringhen te beletten / ende alle quade tonghenmachteloos te maecken'. (Dod.~, 474). Virgilius'~ tekst is (7"e" Idylle); `Bacchare frontem Cingit, ne vad noceat mala lingua futura'.| | ^(1)^ Achillea millefolium L.| | | ^(2)^ Xeranthemum annuum L.| | | ^(3)^ Achillea ptarmica L.| | | ^(4)^ Anthemis cotula L.| | | ^(5)^ Matricaria chamomilla L.| | | ^(6)^ Hieracium-soorten.| Doch men is het niet eens over het Kruid -- een welriekend Kranskruid --dat door dien naam -- ook bij Dioskorides -- werd aangewezen. Dierbach(147-8) neemt er voor Gnaphalium sanguineum L.~, door Rauwolf in Syri<e"> enPalestina gevonden, -- F<e'>e en Tenore denken dat het Asarum europaeum L.~ is;-- anderen wijzen op Conyza nutans L.~, Valeriana celtica L.~, Digitalis purpureaL.~, Salvia sclarea L.~, Cyclamen europaeum L. (Z.~ b.v.~ Dod.~, l.~ c.~, Baillon: Dict.~;M<e'>rat et De Lens; Dict.~). Linnaeus heeft den naam Baccharis aan een geslacht van Samengesteld-bloemigen gegeven en eene soort heet hij B.~ Dioscoridis (zonder afdoendebewijzen).

54. Cipergrasaehtigen of Cyperacee<e">n.

De Mattenbies^(1)^ werd onder de Vijftien Kruiden genoemd.

Z.~ boven, a, 1.

55. Amoomaehtigen of Amomacee<e">n (Zingiberaeee<e">n).

De Kostwortel is een Geestenverjagend Rookkruid.

Z.~ boven b. -- Volgens eenigen is de Kostwortd (Radix Costi arabici) hetonderaardsche deel van Costus arabicus L.~ (C.~ specious Sm.~), naar Falconermoet de echte Kostwortel (Radix costi) tot eene Samengesteldbloemige uit

converted by Web2PDFConvert.com

Kashmir gebracht worden, nl.~ Aucklandia costus Falc. (Vgl.~ Leunis, 772).

Gemberknollen^(2)^ worden als amulet tegen Betoovering ge-dragen.

In Hollandsch Indi<e"> (De Clercq, Wdb.~). In Java kweekt men de grasachtige Gember^_(3)_^ als Heggeplant om Hekserijte voorkomen. (Oomen, 109).

56. Lelie<a">chtigen of Liliaeee<e">n.

De Looksoorten hebben groote faam om hunnen antimagi-sehen geur en smaak. Vooreerst het Knoflook^(4)^:

Als Knoflook geruimen tijd in de lucht hangt, wordt het zwart; naar hetvolksgeloof neemt of zuigt het rondwarend Kwaad op. (Perger, 82). Bij de Germanen zalfde men, gedurende den vastentijd, borst, oksels en| | ^(1)^ Scirpus lacustris L.| | | ^(2)^ Zingiber officinale Roxb.~ (Amomum zingiber L.~).| | | ^(3)^ Zingiber gramineum.| | | ^(4)^ Allium sativum L.| voetzolen met Knoflook in: men dacht vast daardoor tegen alle Betooveringbeschermd te zijn, want de sterke Knoflookreuk was voor de Heksen onverdraag-lijk. Die meening gaat wel op tot de Romeinen en nog veel verder (z.~ Marzell,31 en vvgg.~: tegen Daemonen en Lemuren gebruikten zij Knoflook. (Perger, 82). Doch ook in Griekenland, sedert Homerostijd, en thans nog, werd Knoflookals antimagisch beschouwd. (Benno Martiny, 28). -- Doch men onthoude dat degebruikte Looksoort Knoflook moet zijn, alhoewel in sommige speciale gevallenSjalot^_(1)_^, Bieslook^_(2)_^, Prij^_(3)_^ en Ajuin^_(4)_^ kunnen gebezigd worden. Bij de Indogermanen werd en wordt het Knoflook als apotropeeisch (d.~ i.~boos getoover afwendend) middel gebezigd. De Zuid-Slaven, de Serben, zelfs de Sineezen, verdreven de Tooveressenmet Knoflook. (Grimm, D.~ M.~; Knortz, 31; Rel.~ u.~ Bohnh.~, 336; This.~, 70). Om die groote kracht heet men, in Duitschland, de Plant `G<o">tterhilfe'("=" Godshulp). Rel.~ u.~ Bohnh.~, 335. Te Rome, op de groote Piazza San Giovanni verkoopt men, op St.~ Jans-avond, op honderden kraampjes, Knoflook en schellen van aardewerk; daarmedeverdrijft de kooper alle Heksen. (Knipscheer, III, 50). Men gebruikte het nog tegen den Nestelknoop. (Perger, 82). En tegen Kinderbetoovering: als de Duitsch-Hongaren voor de eerste maaleen nieuwgeboren kind in de wieg leggen, nemen zij drie Knoflookknollen, driePeperkoren^_(5)_^ en drie stukjes Wierook^_(6)_^, knoopen alles in een doekje en leggenhet onder het kind met een Gezangboek. Eenigen doen er nog een mes bij enplaatsen er over het braadspit en den bezem. Zelfs de baker moet Knoflook,Peper en Wierook onder haar hoofd of in het hoofddeksel dragen. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 335). Men bezigde ook Knoflook om gefolterde Heksen tot bekentenis te dwingen. (Meiche, n"r" 628; z.~ boven Narduszaad). En tegen Veebehekslng wreef men de hoornen van het dier met Knoflook. (Benno Martiny, 28). Het moet rood Knoflook zijn, zegt Carrichter (Go<e">tia velTheurgia, uitg. van 1631, p.~ 231), en men moet de Plant met Wierook en Myrrhe,op eenen donderdagnamiddag stooten. (Z.~ Pr<o">hle: Harzsagen, p.~ 267). Men bond het bij de Negenderhande Kruiden. (Z.~ boven). Al die gebruiken en dat Knoflookbijgeloof^_(7)_^ moet tot den bitteren envoor velen stinkenden reuk teruggevoerd worden.

Daarna het Allemansharnas^(8)^.| | ^(1)^ Allium ascalonicum L.| | | ^(2)^ A.~ schoenoprasum L.| | | ^(3)^ A.~ porrum L.| | | ^(4)^ A.~ cepa L.| | | ^(5)^ De Vruchtjes van Piper nigrum L.| | | ^(6)^ Gomhars van Boswellia sacra Fl<u">ck.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(7)^ Voor de de bibliographie van dit bijgeloof, zie vooral Marzell, 33, en| men leze zijn systematische groepeering van Knoflooksuperstitie in: Natur und| kultur 9 (1912), 609-614.| | | ^(8)^ Allium Victorialis L.|

Men draagt de Plant over zich tegen Tooverij. (Perger, 84; Wuttke, n"r" 134). Men begroef ze onder den dorpel om de Heksen te beletten binnen tekomen. (Id.~). Om kaas en melk voor Betoovering te behoeden legt men Allemansharnas inde Alpische melkhutten. (Id.~, 83). Zij beschermt ook koe en paard, indien men het die dieren te drinkengeeft. (Id.~, 84).

Eindelijk Ajuin^(1)^.

Als een koe gekalfd heeft, moet men, tegen Hekserij, in haren eerstendrank, drie Ajuinkoppen, eenen kam en een handvol zout doen. Aldus in Silezi<e">. (Wuttke, n"r" 234). Voor de Prei^_(2)_^, zie boven Anijs.

En ten laatste de Homerische Moly^(3)^.

De antimagische Moly werd door Mercurius aan Ulysses aangewezen omaan de Tooverijen van Circ<e'> te wederstaan. `Dese gheslachten van Moly /insonderheyt het tweede' -- nl.~ Dodoens'~ `Moly met breede bladeren' of Al-lium nigrum L. -- `pleghen in oude tijden seer veel gheacht te worden / alsgroote kracht hebbende om alle belesinghe / vergiftheyt / vervloeckinghe endetooverijen van de boose menschen te beletten / ende krachteloos te maecken / alsTheophrastus betuyght / ende Homerus langhe voor hem met sijn dichten betoontheeft'. (Dod.~, 1071). Over Moly zie o.a.~: Leunis, 789; Gub.~ I, 248; mijn Plantenkultus 81-82;Dierbach, 175; en de speciale verhandelingen: Wedel, De Moly Homeri, 1713,(Wedel meent dat de Moly een Nymphaea-soort is); V.~ G.~ Siber, De Moly, 1699;D.~ W.~ Triller, De Moly Homerico, 1716.

Twee Leli<e">n moeten hier genoemd worden: de witte Lelie^(4)^en de Martagonslelie^(5)^.

De eerste hangt men in Engeland boven de deuren om Heksen te weren. (This.~, 62). De Zwitser hangt de tweede in zijne kaashutten en boven de staldeuren. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 109).

De macht der Heksen werd tegengewerkt door den Meer- ajuin^(6)^.| | ^(1)^ Allium cepa L.| | | ^(2)^ Allium porrum L.| | | ^(3)^ Allium moly L., ofwel A.~ nigrum L., of ook A.~ magicum L.| | | ^(4)^ Lilium candidum L.| | | ^(5)^ L.~ martagon L.| | | ^(6)^ Scilla maritima L.|

`Pythagoras seyde / dat Zee-Aiuin aen den post oft oppersten dorpelvan de deuren ghehanghen alle tooverije ende guychelrije veriaeght / ende weder-staet / maeckende datse gantsch gheen kracht oft moghentheydt in dat huys ensal hebben / als Plinius verhaelt'. (Dod.~, 1080; vgl.~ Dierb.~, 165; Wuttke,n"r" 134).

En ook door de vertakte Affodille^(1)^.

Bij de Ouden was zij een behoedmiddel tegen Tooverij: wie ze over zichdroeg, was tegen allen boozen invloed beschermd; het was een der ZevenPlaneetkruiden en Saturnus toegewijd, die haar die antimagische deugd schonk. (Leunis, 795). Het was de Witte Widerthon, hgd `Welsser Widerthon'; z.~ boven.

De Muzulmannen gebruiken de Alo<e">^(2)^.

De Muzulman die naar Mecca ter bedevaart is geweest, brengt vandaar eenAlo<e">plant mede; hij hangt ze, met den Stengel naar Mecca gekeerd, boven zijne

converted by Web2PDFConvert.com

deur om allen Boozen Invloed te verdrijven. (Oomen, 307).

De Eenbes of het vierbladig Pariskruid^(3)^ verdrijft deHeksen.

Aldus in Engeland. (This.~, 66).

57. Zwaardlelie<a">chtigen of Iridacee<e">n.

De gemeene Zwaardlelie^(4)^ vervangt dikwijls het Heksen-verjagende Allemansharnas.

Daarom heet ze ook in Duitschland `Allemansharnisch'. (Kanngiesser;Perger, 84). Vgl.~ boven, Lelie<a">chtigen.

58. Grasachtigen of Graminacee<e">n.

Met Rogge^(5)^ kan men Tooveressen dwingen te verschijnenof ze doen openbarsten.

Men neemt drie kistjes van slootjes voorzien; de slootjes moeten kruis-sluiteltjes hebben en de kistjes van verschlllende grootte zijn, zoodat zij in elkanderkunnen geplaatst worden, in het grootste het middelste, in dit het kleinste. Indit laatste zet men een glaasje met pis van den betooverden persoon en met drieRoggegraantjes. Zoodra deze ontkiemen moet de Tooveres barsten, ofwel zij moet| | ^(1)^ Asphodelus ramosus L.| | | ^(2)^ Alo<e"> perfoliata Thumb.~, of een andere soort, als b.~ v.~ A.~ vulgaris L.| | | ^(3)^ Paris quadrifolia L.| | | ^(4)^ Gladiolus communis L.| | | ^(5)^ Secale cereale L.| zich vertoonen in de onmiddelijke nabij held van de woning van den betooverde. Nog in de laatste helft van de negentiende eeuw werd op die wijze, in Dantu-madeel (Friesland) een oude vrouw ontdekt, die sedertdien altijd als eeneTooveres werd aangezien. (Dijkstra, II, 170). Men beweert dat een geweer betooverd is, als de jager zijn wild niet ofslecht treft; om de Beheksing op te heffen, laadt men het roer met Roggekorrels. Aldus in Oost-Friesland. (Wuttke, n"r" 299).

Ma<i">smeel^(1)^ komt voor in de volgende Onttoovering.

Indien iemand, door Zwarte Kunst, u gedurende de nieuwe maan betooverdheeft, of u door een Kwaden Geest laat kwellen, wacht tot den 1"e""n" nacht vande volle maan en, bij klaren nacht, ga naar een loopend water dat, zooveelmogelijk, naar het Zuiden vloeit; doe zwarte kleeren aan; klim op een vlot, dooru zelf gemaakt, en ontsteek er een vuur met een handvol stroo genomen uit eenstroodak; bak op dit vuur eenen pannekoek, gepoeierd met Ma<i">smeel enManiok^_(2)_^ (Tapiokameel); verlaat het vlot, doe het uiteen en begraaf de stuk-ken; smijt in 't water uw zwarte kleeren en trek er nieuwe aan; doe schoenenaan, die gemaakt zijn uit het leer van een dier dat gedood is (niet gestorvenis aan natuurlijken dood of van ouderdom); en ga naar huis zonder om te zien. (Legran; Sci.~ et Mag.~, 126).

Rijst^(3)^ is antimagisch en doet Tooveressen kennen.

Aldus in Indoestan. Als den Brahmaan een zoon geboren is, doet de vader al de vrouwenweggaan, en legt roodgekleurde Rijst op het hoofd van het kind; zoo denkt menhet Kwade Oog verwijderd te hebben. (Gub.~, II, 312; This.~, 70). Men doet Rijst in doekjes, teekent deze met den naam van de vrouwenvan het dorp en plaatst alles in het nest van Termiten of Witte Mieren: etendeze de Rijst van een dezer pakjes, dan is de vrouw, wier naam er op staat,eene Heks. (Gub.~, II, 312; naar: The Hindoos, London, 1835, II, 24).

In den Oost benuttigt men het gulden Bamboesriet^(4)^.

In Zuid-Celebes hakt men fijn de jonge uitspruitsels en draagt ze, ala amulet,tegen Hekserij. (De Clercq, Wdb.~ n 411). Elders grift men Tooverspreuken op dit Riet en men hangt het om denhals tegen aangetooverde Ziekten. (Id.~).

In Indoestan werkt het Kruid Ku<c,>a^(5)^ Betoovering tegen.| | ^(1)^ Zea ma<i">s L.| |

converted by Web2PDFConvert.com

| ^(2)^ Jatropha manihot L.~, eene Euphorbiacee.| | | ^(3)^ Oryza sativa L.| | | ^(4)^ Bambusa vulgaris Schrad.~ var.~ aurea.| | | ^(5)^ Poa cynosuro<i">des.|

Tegen Kinderbetoovering doet men er het volgende: `Lorsque, dans latroisi<e`>me ann<e'>e, on coupait les cheveux <a`> l'enfant, le p<e`>re, plac<e'> au sud de lam<e`>re, tenait <a`> la main 21 tiges de Ku<c,>a; ces 21 tiges me semblent repr<e'>senterles 21 Maruts ou Vents; en effet bient<o^>t apr<e`>s suit une invocation au dieudu vent V<a^>yu. Le p<e`>re, et, en son absence, un brahmane, prend trois tiges <a`> lafois et les fourre dans les cheveux de l'enfant sept fois, la pointe tourn<e'>e vers lecorps de l'enfant, en murmurant: `Herbe, prot<e`>ge-le!'' (Gub.~, I, 223; II, 183). Naar Vedisch geloof moest men, tegen Huisbetoovering, de woning bouwenter plaatse waar Ku<c,>a en geurige Virina^_(1)_^ groeiden; men bestrooide de grond-vesten met Ku<c,>a en men verwijderde alle stekelige Planten (die onheil aanbrach-ten). Zie Gub.~, II, 183.

In Zuid-Celebes wordt het Amboinsche Beemdgras^(2)^ alsHeksverdrijvend Rookkruid gebezigd.

De Clercq, Wdb.~ n"r" 2788.

Ook het Stroo^(3)^ werd tot antimagische doeleinden benuttigd.

Tegen Beheksing strooide men Stroo op den huisvloer en op de akkers. (Perger, 110). "*" Misschien komt hiervan 't gebruik dat men, heden nog, desZaterdags namiddags, na den vloer geschuurd en opgedweild te hebben, Stroo erover strooit. In Vlaanderen (Zegelsem en omstr.~). Gedurende de Twaalf-nachten, inzonderheid op Nieuwjaarsavond werdende Boomen, onder het prevelen van gebeden en tooverformulen, met Stroobandenomwonden; of men knoopt deze rond de Takken. Aldus in Duitschland. (Wuttke,n"r" 13, 14, 231). D"r" Faustus vertelde op zekeren dag aan de inwoners van Leeuwarden(Friesland) dat de stad vol Heksen en Toovenaars was. Hij zou dus op debrug, die men de Langepijp noemt, gaan staan met eenen dikken bussel Strooonder den arm. Daar zouden alsdan al de Heksen en Toovenaars van Leeuwardenkomen en ieder een Stroohalm uit den bussel trekken. En als al de Halmen er uitzouden getrokken zijn, zouden er nog vele van zulk volkje rond Faustus loopenom op hunne beurt eenen Stroohalm te nemen. Hij mocht dit middeltje omHeksen en Toovenaars te herkennen echter niet toepassen, want algemeen werdbeweerd dat de vrouw van den burgemeester ook eene Heks was. (Dijkstra,II, 133).

Dauw van Gras bezat wonderbare kracht.

Des morgens van St.~ Walpurgisdag baadde men zich naakt in den Gras-dauw om voor alle Tooverij beschermd te blijven. Aldus in Nedersaksen (Wuttke,n"r" 23).| | ^(1)^ Ook een Graminacee, nl.~ Andropogon muricatum Retz.| | | ^(2)^ Poa amboinicia L.| | | ^(3)^ Droge halmen van de gekweekte Graangewassen (vooral van Triticum| vulgare Vill.~ en van Secale cereale L.~).|

59. Standelkruidachtigen of Orchidacee<e">n.

Het mooie Vrouweschoentje^(1)^ noemt men onder de Zeven- en-Zeventig Kruiden.

Zi.~ boven, a, 1"o".

De gemeene Standelkruiden^(2)^ werkten tegen Betoovering.

"*" Van Ravelingen (Dod.~, 380) leert ons dat men deze Orchis-soorten (enander gelijkende Orchidacee<e">n met twee onderaardsche Knollen) tegen den zoogevreesden Nestelknoop gebruikte: `Indien iemandt door tooverijen (seggende oude schrijvers) geen vrouwen en kan bekennen / so salmen nemen hetrechter kulleken / 't welek het grootste is / oft immers het stijfste / ende stootendat met seven-en-veertigh korenen wit pepers / soo datse t'samen met de voor-seyde wortel een half once wegen / ende vier oncen (andere segghen dry oncen)honigh, ende dat dan in seer goeden wijn ontdoen ende kloppen; ende drijdaghen langh daer af nemen 't ghewichte van dry vierendeel loots; ende het salhem helpen'. Dat gebruik steunt op de Signatuurleer.

converted by Web2PDFConvert.com

"*" Witte Koekoeken is de naam van een Standelkruid te Oostmalle (prov.~Antwerpen), nl.~ van de witbloemige vari<e">teit van het gevlekte Standelkruid^_(3)_^. Deze. plant is een behoedmiddel tegen de Kwade Hand. Op St.~ Jansnacht doetmen de Knollen uit en begraaft ze onder de deur: de Kwade Hand kan nietmeer over den dorpel. (Volksl.~ III, 129; vgl.~ Paque, i.~ v.~ Koekoeksbloemen). Dat berust ook op de Signatuurleer: de Knollen zijn handvormig en hebben dusmacht over de Kwade Hand.

Saturion Eruthronion van Dioskorides was antimagisch.

`De ghene die vreesen betoovert oft van de quade menschen belesen teworden / dese wortel over hun daghende / pleghen hun selven daer voor be-schermt te achten'. (Dod.~, 371). Velen beschouwen de Plant als zijnde eene Orchis-soort of ten minsteeen knoldragende Standelkruidachtige; anderen nemen er voor de gemeeneHondstand^_(4)_^, een gekweekte Lelie<a">chtige (Leunis, 785); Sibthorp vereenzelvigtmet de Pyreneesche Schaakbloem^_(5)_^, insgelijks een Liliacee; sommigen wijzenop de tweebladige Sterhyacinthe^_(6)_^ die tot dezelfde familie behoort. Vgl.~ Dod.~,Matth.~ en andere commentatoren.| | ^(1)^ Cypripedium calceolus L.| | | ^(2)^ Orchis maculata L.~ en O.~ latifolia L.| | | ^(3)^ Orchis maculata var.~ albida.| | | ^(4)^ Erythronium dens-canis L.| | | ^(5)^ Fritillaria pyrenaica.| | | ^(6)^ Scilla bifolia L.|

60. Palmachtigen.

Tegen Betoovering droegen sommigen een gepolijsten Dadel-kern^(1)^ als amulet.

Zie Bodin, D<e'>monom.~ l.~ 3. c.~ 5; Thiers, I, 151. Om het kind tegen Tooverij te beschutten, verbinden de Kongoleezen depalen van den toegang tot de moederlijke hut met een in 't midden doorgetrokkenPalmblad dat aldus als Fetischplant dienst doet en de hut afsluit. Aldus in Mayombe. Dat Palmblad heet `Lulembe'. Andere dergelijkeantimagische Fetischplanten die men `Kinda' heet, zijn: `Mik'iusakruid',`Masisa-sisa' (een Rietsoort), `Malembe-lembe' (Maniokblaren), en `Nkulu- Katende' (een hol halfhoutig Gewas, waaruit de kinderen hun klapbussen ma-ken). (Bittremieux. 229).

61. Lischdodachtigen of Typhacee<e">n.

De Lischdodde behoorde bij de Vijftien Kruiden.

Z.~ boven, a, 10.

62. Kalfsvoetachtigen of Aracee<e">n.

Heksenwerend was de Kalfsvoet^(2)^.

Om Kinderbetoovering te voorkomen legde men Kalfsvoet in de wieg, naarde Signatuurleer: de Bloeikolf van de Plant is omwonden en beschermd doorde scheede, evenals een kind door de luren. (Rel.~ u.~ Bohnh.~, 106). Ook tegen Huisbeheksing begroef men Kalfsvoet onder den dorpel. (Id.~).| | ^(1)^ Phoenix dactylifera L.| | | ^(2)^ Arum maculatum L.|

NOTA BENE. -- "*" duidt de gedeelten aan die speciaal tot de Vlaamsche (ofook soms tot de Waalsche) Plantlore behooren.

converted by Web2PDFConvert.com