IRO 40 jaar

53
02 IRO 40 jaar on top Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie Jubileumuitgave 40 jaar IRO Uitgegeven door:

description

Jubileumuitgave 40 jaar bestaan IRO

Transcript of IRO 40 jaar

Page 1: IRO 40 jaar

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Uitgegeven door:

02

2011

no

ve

mb

er

Ju

bile

um

uitg

ave

40

jaa

r IRO

IRO 40 jaar on top

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Jubileumuitgave 40 jaar IROBranchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Uitgegeven door:

IRO40 - omslag.indd 1 15-11-11 10:19

Page 2: IRO 40 jaar

Ernst & Young congratulates IRO on its 40th anniversary

Ernst & Young has collaborated closely with IRO over

many years. This successful and pleasant partnership

has helped us both to achieve many goals over the

years. We congratulate our business partner IRO on its

40th anniversary, and we look forward to many more

successful projects together in the oil and gas sector.

2011085-Adv_EY.indd 1 10/24/11 4:36 PM

Solutions for tomorrow’s worldVan Oord Offshore is an Offshore and EPC Contractor that offers high

precision subsea rock installation, trenching & backfilling, landfall installation,

shallow water pipe lay, pipe pulling and SPM & GBS installation works.

With an extensive global track record in the offshore construction industry,

Van Oord Offshore has proven its expertise to provide clients with a safe and

solid solution for their offshore structures. www.vanoord.com

Offshore and EPC Contractors

SPM and GBS installation Subsea rock installation Shallow water pipe lay Landfall construction Trenching and backfi lling

Van Oord Offshore

congratulates

IRO on their 40th

anniversary!

IRO40 - omslag.indd 2 15-11-11 10:19

Page 3: IRO 40 jaar

Deze eenmalige uitgave is op verzoek van IRO samengesteld ter ere van haar 40-jarig jubileum.

De productie is gezamenlijk gerealiseerd door:

Redactie | Han Heilig en Paul Schaap

Productie | Practica Productions, IJmuiden [email protected]

Advertentie-exploitatie |

Navingo BV – Jeroen Tresfon [email protected]

Retra PubliciteitsService [email protected]

Fotografie | Flying Focus, Bob Fleumer, Han Heilig, NDC,

Nationaal Foto Persbureau, Henk Honing, Hydraudyne,

Voets & Van Leeuwen, Ton Harland Fotografie en anderen

Met dank aan Marloes Kraaijeveld, IRO.

INHOUD40 JAAR IRO | NOVEMBER 2011

4 Scheidend IRO-voorzitter Gert-Jan Kramer Ruim twintig jaar stond hij aan het roer van de Branchevereniging IRO. “I did it my way,” zegt hij in zijn afscheidsinterview en wenst opvolger Pieter van Oord alle succes toe.

12 Nieuwe IRO-voorzitter Pieter van Oord Grootse plannen om IRO een bepaalde richting op te sturen, heeft hij nog niet. “Ik ga eerst maar eens luisteren wat de grootste IRO-leden ervan vinden,” stelt de nieuwe IRO-voorzitter Pieter van Oord.

18 Komende en gaande directeur Directeur Hans de Boer, die na de jaarwisseling van zijn pensioen gaat genieten en opvolger Sander Vergroesen zetten vol vuur uiteen hoe het straks verder gaat met ‘hun’ branchevereniging IRO. Een dubbelinterview.

34 IRO-historie deel 1 (1971 – 1991)

58 Jeff Sluijter van Ernst & Young doet oproep: “Alle IRO-leden, individueel en collectief, moeten met trots uitstralen waarin ze zo goed zijn.”

64 Secretaris-generaal van NOGEPA, Bram van Mannekes: “Bekendheid offshore-industrie is te beperkt. Samen moeten we werken aan een breder imago.”

70 IRO-historie deel 2 (1992 – 2011)

3

Postbus 72612701 AG ZoetermeerEngelandlaan 3302711 DZ ZoetermeerNederland

T: +31 79 3411981E: [email protected]: www.iro.nl

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Page 4: IRO 40 jaar

5

De meeste tijd als voorzitter heeft Kramer

besteed aan zaken die direct en indirect

te maken hadden met netwerken en het

bevorderen van de export. Maar alvorens

aan deze zwaartepunten de hoogste

prioriteit kon worden gegeven, moest

aanvang jaren negentig eerst binnen

IRO en op de thuismarkt het nodige

worden geregeld. Dat leidde tot

enerverende en soms ook spannende

momenten. In Kramer heeft IRO een

voorzitter gehad die zich altijd sterk heeft

gemaakt voor internationale erkenning

van Nederlandse contractors aan de

internationale olie- en gasindustrie. Niet

alleen als toeleverancier van diensten en

producten, maar vooral als een

onmisbare, innovatieve schakel in het

efficiënt winnen van olie of gas. Hij

verenigde een grote belangstelling voor

technische noviteiten met bestuurlijk

inzicht en een groot maatschappelijk en

industrieel netwerk. Samen met de

andere bestuursleden stond hij de

IRO-directie met raad en daad bij. Hij was

een ware ambassadeur.

Autoriteit

Voorzitter zijn van een belangen-

vereniging als IRO zag Kramer beslist

niet als een erebaantje. “Het is een echte

functie,” benadrukt hij. “Uiteindelijk moet

je als bestuur wel besturen. Traditioneel

verwachten de leden ook dat zij elk jaar

een verslag krijgen over hoe de olie- en

gasmarkt in elkaar zit. Een belangrijk

onderdeel van het voorzitterschap.”

Heel veel bedrijven reageerden positief

op die jaarlijkse verhalen van Kramer.

Hij is in de ogen van velen nog immer

een autoriteit op het gebied van olie

en gas, hoewel hij, naar eigen zeggen,

dit nooit zo heeft ervaren. Begrijpen

doet hij zijn deskundig gezag wel.

“Zal ongetwijfeld voortkomen uit het

gegeven dat ik als CEO van Fugro

middenin de offshore stond. Ik had

daardoor heel veel contacten met

grotere oliemaatschappijen over de

gehele wereld. Fugro opereert in meer

dan zestig landen. Ik was daarom in staat

om een redelijk gefundeerd overzicht te

geven van de toekomstverwachting

en de activiteiten voor de komende jaren

in de olie- en gasindustrie hier op de

Noordzee en elders in de wereld.

Bovendien had ik toegang tot een

aantal statistieken dat door banken

werd bijgehouden. Deze waren over

het algemeen qua omzet en

investeringsniveaus van oliemaat-

schappijen heel belangrijk. Daarnaast

zit ik als commissaris bij andere olie en

gas gerelateerde ondernemingen zoals

de afgelopen zeven jaar bij Energie

Beheer Nederland.”

Belangenvereniging

Gert-Jan Kramer werd in 1989 bestuurslid

bij IRO, dat toen nog een stichting was

met oliemaatschappijen en de staat als

partner. In 1991 werd IRO een vereniging

met Kramer als eerste voorzitter.

De vereniging heeft uitsluitend

toeleveranciers in de upstream olie- en

gassector op zowel land als water als lid.

Geen staat, geen oliemaatschappij.

Overigens is er met beide partijen altijd

wel een nauwe samenwerking gebleven.

Gert-Jan Kramer neemt op 31 december 2011 officieel afscheid als

voorzitter van IRO. Ruim twintig jaar stond hij aan het roer van de

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en

Gasindustrie. “I did it my way,” zegt hij als wij hem spreken voor dit

afscheidsinterview in zijn kantoor te Amsterdam. Er is veel gebeurd

de afgelopen twee decennia waarin de nu 69-jarige Kramer voorzitter

is geweest. IRO is uitgegroeid tot een daadkrachtige en solide

belangenvereniging, die zowel in binnen- als buitenland heel serieus

genomen wordt. Met veel inzet en plezier heeft de voormalige CEO van

Fugro mede vorm mogen geven aan IRO. “Ik ben blij en ook tevreden

- de term trots zult u mij nooit horen gebruiken - dat ik mij daar de

afgelopen twintig jaar voor heb mogen inzetten. Mijn taak zit er nu op:

mission accomplished. Het is aan mijn opvolger Pieter van Oord om de

erkenning die IRO nu alom krijgt, te bestendigen en daar waar nodig

extra te stimuleren om die doelen te bereiken die noodzakelijk zijn voor

de ontwikkeling van kennis en competenties bij onze leden.”

4

40 jaar IRO |

IRO neemt afscheid van

betrokken en inspirerende

voorzitter.

‘Voornaamste rol IRO is en blijft

netwerken en exportbevordering’

Gert-Jan Kramer.

Page 5: IRO 40 jaar

7

minder kosten te kunnen produceren.

De scheidend voorzitter zegt hierover:

“Tijdens al mijn buitenlandse zakenreizen

als Fugro CEO werd door klanten telkens

weer de innovatieve opstelling van de

Nederlandse toeleveringsindustrie

geroemd. Creativiteit in de breedste zin

van het woord. Daar ligt de kracht van de

Nederlandse toeleveranciers aan de

internationale olie- en gasindustrie.

Daarbij komt dat wij als Nederlanders

niet bang zijn om internationaal op te

treden. Wij zijn klein, maar slagvaardig.

Zit in ons bloed. In onze genen. Juist die

combinatie maakt ons sterk. Unieke

vindingen die innovatief heel sterk zijn

en commercieel heel goed bruikbaar.

Dat is de kern van het verhaal. Vandaar

dat wij in 2006 de IRO Award of Excellence

in het leven hebben geroepen. Puur om

even de bedenker van een dergelijke

noviteit op een voetstuk te plaatsen.”

Wereldeconomie

Pieken en dalen. Het zijn vaste

kenmerken binnen de olie- en gas-

industrie. Kramer heeft ze veelvuldig

ervaren. Maar het is voor hem nooit

aanleiding geweest om de IRO-

koers bij te stellen. “Olie en gas is

wereldeconomie. Stagneert deze, dan

voelt onze industrie dat direct. Ik ben

altijd heel open en eerlijk geweest in

mijn beschouwingen naar de leden toe.

Was het allemaal rozengeur en maneschijn

dan meldde ik dat, maar als er onweer

op komst was, communiceerde ik dat

ook. Zeker rond 2008 heb ik onze leden

verschillende malen op het hart gedrukt

ervoor zorg te dragen dat er genoeg eigen

vermogen moest worden gecreëerd. Het

is nu eenmaal een Wet van Meden en

Perzen dat wanneer het slecht gaat met

de olieprijzen er automatisch een periode

volgt waarin oliemaatschappijen veel

minder opdrachten vergeven. Die periode

moet je als bedrijf wel kunnen overleven.

Dus moet je zorgen voor een redelijke

solvabiliteit. Dan heb je automatisch

minder problemen.”

Sceptisch

Op de vraag of de Nederlandse overheid

wel voldoende doordrongen is van de

kracht van de Nederlandse

toeleveringsbedrijven aan de olie- en

gasindustrie reageert Kramer enigszins

getergd. Het doet hem pijn dat politici in

Den Haag nauwelijks oog hebben voor

‘zijn’ industrie. Twintig jaar geleden niet

en nu nog niet. Ondanks een grote inzet

van IRO moet hij constateren dat het niet

zo wil lukken met het offshore-minded

maken van politici. Toch volgt er een

diplomatisch antwoord. Zo roemt hij het

succesvolle Kleine Velden Beleid dat de

overheid in 1974 heeft geïntroduceerd

Een speerpunt van G-J Kramer

is ook altijd geweest het

doorgeven van marktinformatie

aan de leden.

6

40 jaar IRO |

Kramer: “Er waren op dat moment

gewoon teveel conflicten tussen

oliemaatschappijen, staat en contractors.

Op zich was daar niets mis mee, maar als

overkoepelende stichting konden we

daardoor niet slagvaardig optreden.

Dus hebben toenmalig voorzitter Koos

Groeneveld en ik ze gewoon uit elkaar

gehaald. Dat is allemaal heel vreedzaam

gegaan. Iedereen was het ook met ons

eens. Operators wilden links af,

contractors rechts af en de staat had weer

een heel ander idee. Zaken die destijds

aan de orde waren behelsden

werkgelegenheid, concessievoorwaarden,

etc. Ik denk dat die omvorming van

stichting naar vereniging heel goed

gewerkt heeft. De stichting zou anders

vanwege interne strubbelingen een

zachte dood zijn gestorven.” Nam het

voorzitterschap eigenlijk veel van uw

kostbare tijd in beslag? Tenslotte was u

tot 2006 ook nog CEO bij Fugro. “Valt wel

mee,” bekent Kramer. “Hing grotendeels

af van de kwaliteit van de directeur of

het veel of minder veel tijd opslokte.

In principe is het vergelijkbaar met een

normaal commissariaat. Kost natuurlijk

altijd tijd, maar het is gezien de beperkte

doelstellingen van IRO niet helemaal

vergelijkbaar met een normaal president

commissariaat. Dat kost veel meer tijd.”

Netwerken

De ultieme uitdaging om het

voorzitterschap in 1991 op zich te nemen,

was IRO als vereniging goed van de

grond te krijgen. Onder het bewind van

Kramer heeft IRO altijd twee hoofddoelen

nagestreefd. Prioriteit nummer één was

netwerkvorming tussen de leden alsmede

op internationaal niveau en het tweede

doel was het helpen van de leden met

export. Toenmalig bureaudirecteur Ellen

Lastdrager heeft aan dat proces op een

geweldige wijze haar steentje

bijgedragen. De grote kunst in de

aanvangsjaren was de vorming van het

ledennetwerk. Daartoe zijn destijds onder

meer de LOL bijeenkomsten opgezet.

In een later stadium is ten behoeve van

de export ook de deelname aan

buitenlandse evenementen danig

opgevoerd. Hierin heeft met name

Hans de Boer heel veel effort gestoken.

Heden ten dage is IRO wereldwijd

aanwezig op de diverse belangrijke olie

en gas tentoonstellingen zoals de OTC in

Houston of, zoals onlangs, Offshore

Europe in Aberdeen en neemt IRO

regelmatig deel aan staatsbezoeken of

handelsdelegaties. Kramer blikt terug:

“Als je nu kijkt hoeveel van de huidige

400 leden de LOL bijeenkomsten

bezoeken dan is dat zeer bemoedigend.

Daar kunnen de leden elkaar tegen

komen, met elkaar praten en bespreken

of ze iets voor elkaar kunnen betekenen.

Meer kunnen wij als IRO niet doen. Wij

bieden hen die gelegenheid. Wij creëren

een netwerk. Maar wij sturen het netwerk

nauwelijks. Moeten de leden zelf doen.”

Kramer is ervan overtuigd dat binnen een

brede olie- en gasindustrie zoals in

Nederland zo’n netwerk zeker zijn waarde

heeft. In het bijzonder voor de kleine en

middelgrote bedrijven. Maar ook voor de

grote contractors, alhoewel hij zich

realiseert dat zij het ook zonder IRO wel

redden. Bedrijven als Heerema, Allseas,

Van Oord en Fugro doen toch mee vanuit

het gevoel dat zo’n netwerk ook voor hen

belangrijk kan zijn. De arrogantie van

voorheen heeft plaatsgemaakt voor

transparantie. En dan zit er natuurlijk een

sociaal aspect aan het geheel. Het doet

Gert-Jan Kramer dan ook deugd dat zijn

opvolger Pieter van Oord het in dit

opzicht volkomen met hem eens is.

Ook voor de nieuwe voorzitter is het

faciliteren, het in stand houden van het

ledennetwerk, het uitbreiden van het

internationale netwerk, het uitwisselen

van ervaringen en exportbevordering van

een doorslaggevende importantie.

Nogepa

Binnen het gedefinieerde kader van IRO

- land en water, olie en gas en dan alleen

upstream - is Kramer er eveneens van

overtuigd dat ook in de toekomst alles in

het werk moet worden gesteld om de

relatie met vooral oliemaatschappijen

zo goed mogelijk in stand te houden.

Voor het correct kunnen weergeven van

de situatie op de thuismarkt hecht hij

heel veel waarde aan een regelmatig en

uitgebreid contact met Nogepa, de

Nederlandse Olie en Gas Exploratie en

Productie Associatie. “Zeker in aanvang

heeft IRO veel tijd gespendeerd aan

onderhandelingen en overleg met

Nogepa. En ik moet erkennen dat

we daar heel goed zijn uitgekomen.

In principe is er tussen beide partijen

een heel goed business klimaat ontstaan

en daar was het ons uiteindelijk allemaal

om te doen.”

USP’s

Een speerpunt van Kramer is ook

altijd geweest het doorgeven van

marktinformatie aan de leden. Binnen

zijn filosofie moet IRO ervoor zorgdragen

dat leden voortdurend een gedegen

overzicht van het wel en wee van de

totale internationale olie- en gasindustrie

voorgeschoteld krijgen. Welke projecten

er worden opgestart. Wat de

verwachtingen zijn op zowel korte als

lange termijn. Zijn gedachten gaan hierbij

vooral uit naar de kleinere bedrijven

zonder eigen marketing afdeling.

Zij hebben die informatie mede nodig

om te kunnen innoveren. Om nieuwe

producten of diensten te ontwikkelen.

Met name bij de kleinere bedrijven

vinden veel ontwikkelingen plaats die

uiteindelijk de oliemaatschappijen enorm

helpen om effectiever, efficiënter en voor

Page 6: IRO 40 jaar

40 jaar IRO |

met daarin de mogelijkheid voor

gasproducenten om hun gewonnen gas

aan GasTerra te verkopen tegen redelijke

voorwaarden en marktconforme

vergoedingen. Kramer: “Het opzetten van

dit beleid is voor IRO uitermate essentieel

geweest. Ik durf zelfs te stellen dat het de

redding geweest is van de Nederlandse

toeleveringsindustrie aan de olie en gas.”

Ook de gasrotonde-strategie van de

Nederlandse overheid scoort bij IRO.

Het kan uit economisch oogpunt van

groot belang zijn voor vele leden.

Alleen ergert Kramer zich in dit opzicht

aan alle bezwaren die momenteel

worden geuit met betrekking tot de

gasopslag Bergermeer. “Schijnbaar

begrijpen mensen niet waarover ze het

hebben. Iedereen heeft kennelijk het idee

dat als je ergens gas uithaalt er een soort

grot achterblijft en als je gas ergens

inpompt dat er een soort atoomexplosie

volgt. Dit is puur een kwestie van gebrek

aan kennis en voorlichting en vanuit

de maatschappij tegen alles zijn wat de

overheid doet.”

Onbegrip

Kramer heeft niet de indruk dat politici

zich realiseren dat de overheid jaarlijks

12 miljard netto belasting ontvangt uit de

gasbaten. “Ik heb het dan over het

Continentaal Plat dat 58.000 vierkante

kilometer beslaat en Nederland onshore,”

geeft hij aan. “Dit mag best een stevige

inkomstenbron voor het ministerie van

Economische Zaken, Landbouw en

Innovatie worden genoemd.” EL&I

beheert de aandelen van Energie Beheer

Nederland (EBN), een besloten

vennootschap met de Nederlandse Staat

als enige aandeelhouder. Gert-Jan Kramer

is commissaris bij EBN. “Helaas zien

wij daar als industrie niets van terug in

de vorm van bijvoorbeeld subsidies voor

het ontwikkelen van noviteiten.

De windenergiemarkt daarentegen

ontvangt volop geld. Onbegrijpelijk als je

kijkt naar het uiterst geringe aandeel van

windenergie in de totale energie-

voorziening. Vergeet daarbij niet dat er in

Den Haag momenteel gesproken wordt

over een bezuiniging van maar liefst

18 miljard uitgesmeerd over een aantal

jaren. Dan is 12 miljard inkomsten per

jaar toch behoorlijk substantieel.

De overheid besteedt absoluut te weinig

aandacht aan de olie- en gasindustrie.

Maar tegelijkertijd stel ik ook dat we niet

te hard aan de boom moeten schudden.

Met EBN als BV is het allemaal goed

geregeld. Zijn de concessievoorwaarden

voor de oliemaatschappijen acceptabel?

Ja, kijk maar naar de investeringen die

gepleegd worden onshore en offshore.

Of kijk maar naar het aantal exploratie en

exploitatieboringen door de jaren heen.

Dat is vrij constant. IRO heeft een

belangrijke rol gespeeld bij het opstellen

van die voorwaarden samen met de

oliemaatschappijen en de overheid.

Die voorwaarden gaan nu over de hele

wereld naar oliemaatschappijen die

moeten beslissen of ze wel of niet willen

investeren op het Nederlandse Plat.

Op zichzelf denk ik niet dat er nog veel te

doen is met de overheid ter verbetering

van die voorwaarden. Je moet gewoon

kijken hoeveel wordt er geboord, hoeveel

gas halen we eruit en wat krijgen we aan

opbrengst. Dat zit naar mijn weten

gewoon heel goed. Pas als olie-

maatschappijen opeens ophouden met

boren dan is er iets grondig mis. Want

wat we hier absoluut niet over het hoofd

mogen zien is dat we hier wel spreken

over een wereldmarkt. Helaas beseft de

Nederlandse overheid dat niet, op

wellicht een paar ambtenaren na.

De rest denkt simpelweg dat wij hier

in Nederland zelf de dienst uitmaken.

Onbegrijpelijk, maar waar!”

Opdrachten

Gelukkig levert deze ‘muur van onbegrip’

binnen de Haagse politiek Kramer geen

slapeloze nachten op. Integendeel.

De geschiedenis heeft onomstotelijk

bewezen dat de olie- en gasindustrie heel

goed voor zichzelf kan zorgen. Zeker als

uitgegaan wordt van een normale markt

met 60 dollar per vat olie. Ondanks

de huidige wereldwijde recessie zijn

er de afgelopen maanden heel veel

uitnodigingen voor tenderinschrijving

uitgegaan. Dan mag de toeleverings-

industrie overeenkomstig ook een sterke

uitbreiding van opdrachten verwachten

de komende jaren.

“Afgaande op mijn doorgaans zeer

betrouwbare informatiebronnen ziet

zeker voor de komende jaren de

toekomst voor de Nederlandse

toeleveringsindustrie er rooskleurig uit,”

eindig Gert-Jan Kramer zijn laatste

interview als IRO-voorzitter.

9

Fugro N.V.Tel: 070 311 14 22Email: [email protected] www.fugro.com

Fugro voorziet de mensen, het materieel, de kennis

en de technologie die nodig zijn ter ondersteuning

van de exploratie, productie en transport van ’s

werelds natuurlijke grondstoffen. Fugro voorziet

haar opdrachtgevers ook van technische gegevens

en informatie die nodig zijn om bouwwerken en

infrastructuur op een veilige, betrouwbare en efficiënte

wijze te ontwerpen, te bouwen en te onderhouden.

Fugro levert al bijna 50 jaar wereldwijd survey en

geotechnische diensten op zee aan de olie- en gasindustrie

waarbij IRO zich op daadkrachtige wijze inzet voor de

offshore ontwikkelingen in Nederland en voor de promotie

van de industrie in het buitenland.

FUGRO FELICITEERT IRO...

...MET HAAR 40-JARIG BESTAAN!

IRO215x303.indd 1 10-10-11 15:29

Page 7: IRO 40 jaar

11

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Offshore Visie

www.offshorevisie.nl

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Offshore Holland

www.offshoreholland.com

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Marin

www.marin.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

www.flyingfocus.nl

Flying Focus

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

40 jaar IRO | Felicitatie

10

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Bakker Sliedrecht

www.bakkersliedrecht.com

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Onstream Project Services

www.onstreamgroup.com

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

International Associationof Drilling Contractors

www.iadc.org

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

www.drtc.nl

De Ruyter Training& Consultancy

Page 8: IRO 40 jaar

1313

Pieter van Oord, CEO Van Oord NV, volgt per 1 januari 2012 Gert Jan Kramer als IRO-voorzitter op (foto: Van Oord).

12

40 jaar IRO |

Eén ding is al snel duidelijk. Pieter van

Oord draagt de offshore-industrie en de

belangenvereniging IRO een heel warm

hart toe. Met beide heeft hij in het

verleden heel positieve ervaringen

opgedaan. “In het begin van het vorige

decennium heb ik met veel plezier leiding

gegeven aan de offshoredivisie van Van

Oord, waarvan het hoofdkantoor in

Gorinchem staat. Wij hielden ons toen

al intensief bezig met subsea rock

installation en offshore pipeline

installation. Het laatste omvat het

aanlanden van pijpleidingen, het

installeren van single buoy moorings

(SBM’s) en het baggeren van sleuven

voor de aanleg van pijpleidingen.

Daarnaast voert de offshoredivisie

ook exceptionele projecten uit.

Bijvoorbeeld het installeren op een

bed van stenen van betonnen gravity

base structures, zoals bij Molikpac en

Malampaya. En volgend jaar gaan

we dit weer doen bij Sachalin.”

De offshoredivisie van Van Oord heeft

net een derde valpijpschip voor het

heel nauwkeurig steenstorten in diep

water in gebruik genomen. “Dit is de

Stornes die onderdeel is van een

investeringsprogramma van 1 miljard

euro dat door ons bedrijf wordt

uitgevoerd.” Net als de Nordnes en

Tertnes wordt ook de gloednieuwe

Stornes wereldwijd ingezet.

Netwerkclub en exportbevorderaar

Over zijn ervaring met de branche-

organisatie IRO, zegt Pieter van Oord:

“In de periode 2001-2005 heb ik al deel

uitgemaakt van het IRO-bestuur en

zodoende de vereniging goed leren

kennen. Hierna heb ik een tijdje in het

Midden-Oosten gezeten, waar ik mij in

Dubai heb beziggehouden met de aanleg

van de Palm-eilanden. In 2008 ben ik weer

naar Nederland teruggekeerd om de leiding

over ons familiebedrijf over te nemen van

mijn neef Koos. Sinds vorig jaar maak ik als

vice-voorzitter weer deel uit van het

IRO-bestuur, met het voornemen per

1 januari 2012 het voorzitterschap van

Gert-Jan Kramer over te nemen.”

Nieuwe IRO-voorzitter Pieter van

Oord:

‘Ik ga eerst maar eens

luisteren’

Hij is vijftig, zeer gedreven en CEO van een groot familiebedrijf met een

jaaromzet van 1,7 miljard euro dat werk biedt aan 5.000 mensen, waaronder

2.000 met de Nederlandse nationaliteit. Pieter van Oord geeft sinds drie

jaar leiding aan Van Oord NV, één van de grootste baggermaatschappijen

ter wereld. Tevens is hij vice-voorzitter van het IRO-bestuur en per 1 januari

2012 de beoogde opvolger van de huidige IRO-voorzitter Gert-Jan Kramer.

Page 9: IRO 40 jaar

15

40 jaar IRO |

Pieter van Oord is van mening dat zowel

Gert-Jan Kramer als IRO-directeur Hans

de Boer een grote bijdrage hebben

geleverd aan het succes van de

branchevereniging die op dit moment

ruim 400 leden telt. “IRO is uitgegroeid

tot een heel succesvolle netwerk- en

exportbevorderingsorganisatie. Het is heel

bijzonder als je kijkt naar de omvang van

de toeleverende industrie in de olie- en

gassector in Nederland. Gelet op de

grootte van ons land, is deze industrie

veel groter dan hij eigenlijk zou moeten

zijn. Ons kleine landje staat in de top 5

van de wereldranglijst van toeleveranciers

in de olie- en gassector. Dat geeft ook al

een beetje het belang aan van IRO als

netwerkclub om al die met succes in de

sector opererende bedrijven een platform

te bieden waar zij elkaar kunnen

ontmoeten. Zelf vind ik dat IRO op dit

terrein uitstekend functioneert. Daarnaast

is de vereniging heel succesvol met

exportbevordering. Ook hierin voorziet

IRO in een grote behoefte.”

Toekomstplannen

Als hem wordt gevraagd hoe het in de

toekomst verder moet met IRO,

antwoordt Pieter van Oord: “Wat mij

betreft hoeven we qua ledenaantal niet

verder te groeien. We vertegenwoordigen

op dit moment wel iedereen in

Nederland die actief is in de olie- en

gassector. En volgens mij sluiten we

qua exportbevordering redelijk aan

bij de ontwikkelingen in de wereld.

We gaan ondertussen al naar opkomende

markten in Brazilië en Australië en

presenteren ons al vele jaren op de

vakbeurzen in Houston, Stavanger en

Aberdeen. Volgens mij dekken we de

markt gewoon goed af. Misschien dat we

ons in de toekomst nog iets meer op

Rusland moeten focussen.” Kansen liggen

er volgens hem nog op het gebied van de

offshore windenergiesector.

IRO heeft een windenergiegroep die

heel slagvaardig opereert. Ook Van

Oord is heel actief in deze sector.

“Als ik zie hoe deze werkgroep functioneert,

denk ik dat deze een belangrijke bijdrage

zou kunnen leveren aan het opbouwen

van een Nederlandse windenergiecluster.

Op dat terrein mogen we de boot niet

missen. In ons land zijn best wel bedrijven

die zeer slagvaardig in deze sector

opereren. Maar het bij elkaar brengen

van die bedrijven in de gedachtegang

van clustering kan leiden tot een heel

succesvolle Nederlandse windenergie-

sector. Zelf denk ik dat IRO hieraan een

heel belangrijke bijdrage kan leveren.”

Hollands Glorie

Pieter van Oord wil in zijn rol van

IRO-voorzitter ook aandacht schenken

aan het enthousiasmeren van jongeren

voor een baan in de olie- en gasindustrie.

“Als Van Oord doen wij daar al veel aan

door ons te profileren als een Hollands

Glorie bedrijf. Een onderneming waar

mensen trots op kunnen zijn. Onlangs

hebben we in Rotterdam op onze

schepen Stornes en Athena nog een

open dag gehouden voor studenten

van verschillende onderwijsinstituten.”

De nieuwe IRO-voorzitter wil verder

de olie- en gassector meer bekendheid

geven richting politiek en overheid.

“Ik deel de mening dat de toeleverings-

bedrijven in de olie- en gasindustrie in

Den Haag veel minder op het netvlies

gebrand staat dan de waterbouwers.

Voor generieke steun is het altijd goed

om een goede relatie met de overheid te

hebben. Op dit gebied zijn nog wel wat

zaken voor verbetering vatbaar.”

Tot besluit zegt Pieter van Oord geen

grootse plannen te hebben om de

branchevereniging IRO een bepaalde

richting op te sturen. “Eerst ga ik maar

eens luisteren wat de grootste IRO-leden

hiervan vinden. Zijn ze tevreden

of moeten we ons misschien toch ook

op andere zaken richten. Pas daarna

kunnen we plannen gaan maken.”

“Wat mij betreft hoeven we qua ledenaantal

niet verder te groeien”. Pieter van Oord

IRO 40Year 215x303.indd 1 21-10-11 10:49

Page 10: IRO 40 jaar

www.heinenhopman.com

Having been at the forefront of climate technology in the offshore sector since 1965, Heinen & Hopman understands the value of long-lasting relationships. We are delighted therefore to congratulate the Associa-tion of Dutch Suppliers in the Oil and Gas Industry on four decades of excellent service. Together we are strong…

Netherlands - Brasil - Germany - France - India - Italy - Peoples Republic of China - Romania - Singapore - Spain - Turkey - United States of America

Made to last

with their 40 year anniversary

looking towards the future

bayards congratulates IRO

[email protected] • www.bayards.nl

Bayards_adv_IRO.indd 1 07-11-11 09:54

Page 11: IRO 40 jaar

19

Op 1 augustus 2000 werd H.P. de Boer

- Hans voor insiders - aangesteld als

interim manager. Hij volgde toenmalig

directeur R.M. Rosen Jacobson op die

met stille trom was verdwenen.

Op 1 februari 2001 volgde zijn officiële

benoeming als directeur van IRO en

begon hij zijn strijd tegen de neerwaartse

gang van een industrie die eens te boek

stond als ‘booming business’. Een ware

uitdaging. Hans de Boer kijkt tevreden

terug op de ruim elf jaar dat hij IRO

mocht leiden. Als hem gevraagd wordt

hoe hij uit de strijd tevoorschijn is

gekomen, suggereert hij quasi

gekscherend: als grote overwinnaar.

“Maar,” voegt hij er eerlijkheidshalve aan

toe, “achteraf kun je stellen dat het niet

een al te moeilijke opgave is wanneer je

wordt aangesteld als directeur van een

vereniging die intern niet lekker in haar

vel zit, met morrende leden die zich

sceptisch uitlaten over het functioneren.

Een slechtere basis om te starten was

eigenlijk niet denkbaar, dus het kon

alleen maar beter.” Anno 2011 is IRO een

stabiele en financieel gezonde vereniging,

met 420 leden die actief zijn over de

gehele wereld. Niet onbelangrijk in deze

is uiteraard het gegeven dat ook de

mondiale olie- en gasindustrie weer

‘lekker’ draait. De Boer: “Hoewel het de

afgelopen jaren weer wat minder is

geweest, durf ik toch te stellen dat wij

binnen de olie- en gasindustrie niet echt

een grote crisis hebben meegemaakt.

Een dipje slechts, zeker nu we zien dat

het weer op allerlei fronten oppakt. Ook

IRO en haar leden zijn er de afgelopen

jaren vrij goed doorheen gekomen.

En dat doet mij heel veel deugd.”

Als u nu terugblikt naar die

aanvangsperiode, waar denkt

u dan onmiddellijk aan?

Hans de Boer: “Dat we best veel

meegemaakt hebben. De tweede helft van

de jaren negentig was heel dunnetjes met

als dieptepunt november 1998. De olieprijs

was gezakt naar 10 dollar per vat en hier

op kantoor was het nogal een rommeltje.

Mening komende

en gaande directeur

eensluidend:

IRO: constructieve samenbundeling van

krachtenDirecteur Hans de Boer, die op 31.12.2011 van zijn pensioen gaat genieten

en zijn opvolger de 53-jarige Alexander P.H. (Sander) Vergroesen zetten

gezamenlijk vol vuur uiteen hoe het straks verder moet en zal gaan met

‘hun’ branchevereniging IRO. De vertrekkende directeur blikt terug, er werd

met de komende man gefilosofeerd over de toekomst, gesproken over

de politiek die nog immer vies is van alles wat met olie en gas te maken

heeft, gediscussieerd over het wel of niet opnieuw positioneren van de

olie- en gasindustrie bij de beleidsmakers met inbegrip van de complexe

samenlevingsverbanden waarmee IRO moet omgaan en, last but not least,

werden de arbeidsmarkt en de scholingsprojecten onder de loep genomen.

Alles kwam aan bod. Een dubbelinterview.

18

40 jaar IRO |

Hans de Boer.

Page 12: IRO 40 jaar

21

op het lijf geschreven. Mijn antenne voor

opportunity’s staat altijd op scherp.

Wie heeft wie wat te bieden!? Kwestie

van informatie opzuigen en dan proberen

daar matches voor te vinden. Kansen

zien en die voor de leden faciliteren.

Het aantrekkelijke van mijn nieuwe baan

is dat je echt een spin in het web bent.

En vanuit die positie zal ik er alles aan

doen om zo constructief mogelijk in te

springen op toekomstige ontwikkelingen

binnen de sector. Ik vind de combinatie

van techniek en sociale aspecten erg

fascinerend.”

Heeft u eigenlijk bij uw aanstelling

een missie meegekregen?

Sander Vergroesen: “Niet zoals Hans

indertijd. Mijn drive is natuurlijk om er

meer uit halen dan tot nu toe het geval is

geweest. Lijkt me logisch. Als IRO moet je

daartoe heel flexibel meebewegen met

de markt en met de trends. Mijn

prioriteiten liggen duidelijk anders dan

die van Hans destijds. Hij moest

opbouwen. Ik moet uitbouwen. Mijn

ambitie is de IRO-horizon te verbreden

en een nog verdere groei van de

vereniging te realiseren.”

Wat was uw impressie van Offshore

Energy 2011 in de RAI te Amsterdam?

Ongetwijfeld heeft u veel ‘nieuwe’

mensen ontmoet. Hoe waren de

reacties op uw benoeming?

Sander Vergroesen: “Offshore Energy

2011 heeft op mij een plezierige indruk

gemaakt. Het geheel was goed verzorgd

en zag er overzichtelijk uit, de relatief

brede paden gaven ruimte voor

‘meetings’ en omdat Amsterdam ook

voor buitenlandse bezoekers makkelijker

is aan te doen heeft dit evenement de

potentie om nog verder uit te groeien.

Naast een flink aantal ‘nieuwe’ mensen

heb ik vooral ook veel bekende gezichten

gezien en veel enthousiaste reacties

gehoord op mijn nieuwe functie.”

Wat zijn de hoogte- en dieptepunten in

de ruim elf jaar dat u als IRO-directeur

actief bent geweest?

Er valt een stilte. Hans de Boer denkt

diep na. Dan stelt hij: “Een heus

dieptepunt heb ik niet ervaren. Wat ik

wel spannend heb gevonden was de

beëindiging van de samenwerking

met het Nederlands Centrum van

Handelsbevordering. Als IRO hadden we

besloten zelf een Nederlands paviljoen

op de OTC te Houston te organiseren.

Er brak toen wel even paniek uit toen

NCH aankondigde ook een Nederlands

paviljoen te gaan opzetten op diezelfde

beurs. Dit werd een rechtszaak, maar

uiteindelijk is alles toch op zijn pootjes

terecht gekomen. Op de keper

beschouwd is het werken voor IRO

een groot feest geweest, elf jaar lang.

Kijk, ik heb tot begin 2000 in het

bedrijfsleven gezeten. Daar draaide

het altijd om de knikkers. Bij IRO bedrijf

je geen commercie op de klassieke

manier, het gaat hier veel meer om

leden te winnen en te behouden.

Sander Vergroesen.

20

40 jaar IRO |

Ook IRO zat op een dieptepunt met

slechts 223 leden. Ik ben begonnen met

het doorvoeren van een algehele revisie

en ik prijs me gelukkig dat IRO nu over

een uitstekende en uiterst gemotiveerde

ploeg mensen beschikt. Gelukkig

krabbelde vanaf 2000 ook de olieprijs

weer wat op. Helaas had dit niet direct

zijn positieve weerslag op de

Nederlandse toeleveranciers in de olie-

en gasindustrie. Op zich niet vreemd,

want er dient altijd wel rekening

gehouden te worden met een vertraging

van ongeveer anderhalf tot twee jaar.

Maar ditmaal liet die up-turn veel langer

op zich wachten. Voor mij kwam het

keerpunt pas in de zomer van 2004. Toen

begon de industrie opeens wel op te

pakken. De olieprijs was intussen al

gestegen tot een dikke 30 dollar per vat.

Ook de reorganisatie op het IRO-kantoor

begon haar vruchten meer en meer af te

werpen. Dus als ik nu terugkijk naar mijn

beginperiode als IRO-directeur, dan is het

misschien wel mijn grote geluk geweest

dat de situatie destijds zo slecht was

dat het eigenlijk alleen maar beter kon.

Ik besef dat het flauw klinkt, maar het is

wel de realiteit.”

Bent u destijds aangesteld met een

bepaalde missie?

Hans de Boer: “Jazeker. Die missie was

tweeledig. Allereerst moest het intern bij

IRO weer allemaal goed op de rails

worden gezet. En vervolgens moesten

we het imago van de vereniging richting

de leden, arbeidsmarkt en de verschillende

overheden gaan verbeteren. IRO moest

weer een daadkrachtige vereniging worden.”

En, is de missie geslaagd?

Hans de Boer: “Ik denk het wel, maar

het is aan de leden om dat vast te

stellen.”

Toen Hans de Boer in 2000 bij IRO

binnenstapte was hij al dertig jaar

actief geweest in de zogeheten ‘natte’

industrie. Eerst als waterbouwer,

later in commerciële functies bij

offshore gerelateerde bedrijven. De

upstream olie- en gasindustrie had

voor hem weinig geheimen. Waren er

raakvlakken met de industrie toen u

solliciteerde? Waarom die sollicitatie?

Sander Vergroesen: “Ik ben in 2009 in

dienst getreden bij een van de leden van

IRO, iPS uit Capele aan de IJssel. De

eerste twee jaar heb ik namens de twee

eigenaren in Dubai gewerkt en heb daar

naast het onderhouden van bestaande

contacten ook bijvoorbeeld contact

gelegd met NPCC en Qatar Petroleum

waarvan wij preferred supplier zijn

geworden. Na Dubai ben ik vanuit het

kantoor in Capelle aan de IJssel Business

Development Manager Oil & Gas

geworden en heb vooral vanuit die

functie IRO beter leren kennen. Verder is

mijn achtergrond heel divers. Mijn liefde

voor de zee zit in mijn genen.”

“Mijn grootvader was gezagvoerder op de

koopvaardij en mijn vader was marine

officier. Zelf ben ik reserve officier van het

Korps Mariniers waar ik twee jaar heb

mogen dienen. Na het voortgezet

onderwijs heb ik de Hogere Hotelschool

in Den Haag met succes doorlopen. Niet

omdat ik zoveel affiniteit had met de

hotellerie en horeca, maar de brede

opleiding op het gebied van service en de

omgang met mensen sprak mij zeer aan.

Zorgen voor mensen. Klinkt simpel, maar

wat ik destijds allemaal heb geleerd,

breng ik nu nog in praktijk. Ook hier bij

IRO, waar het prioriteit nummer een is

om de leden zo optimaal mogelijk te

bedienen. Na afronding van de

hotelschool heb ik een kaderopleiding

van het warenhuis V&D gevolgd. Ook hier

gold maar een ding: zorgdragen voor de

klanten. Dat spel trok mij enorm aan.“

“Vervolgens heb ik achttien jaar in de

directie van het Bijenkorf Warenhuis

gezeten, waarvan de laatste zes jaar als

directeur van de vestiging in Den Haag.

In die periode was ik ook voorzitter van

de Raad Nederlandse Detailhandel (RND)

van Den Haag. Ik heb me toen, met name

op politiek niveau, heel sterk ingezet om

het verblijfsklimaat in de binnenstad te

verbeteren. Heb ik met heel veel plezier

gedaan. En juist daar zat voor mij de link

toen ik het profiel onder ogen kreeg voor

een nieuwe directeur IRO. Als voorzitter

van de RND knokte ik voor alle winkeliers

in Den Haag, zelfs al waren ze mijn

concurrenten; ook IRO opereert in een

markt waar de leden elkaar onderling

nodig hebben en gezamenlijk proberen

er het beste uit te halen. Ik besef me

volledig dat ik nog maar vrij recent in

deze business zit, maar ik voel dat de

chemie die noodzakelijk is om de functie

van IRO-directeur optimaal te kunnen

uitvoeren, wel degelijk aanwezig is.

Netwerken is binnen IRO altijd het

sleutelwoord geweest. En juist dat

aspect heeft in mijn vorige functies

altijd centraal gestaan. Daar ligt dus mijn

kracht. Natuurlijk zal ik straks in mijn

nieuwe baan moeten groeien, maar

de dynamiek van de industrie, het

internationale aspect, het netwerken,

het aan elkaar koppelen van mensen, die

samenbundeling van krachten; het is mij

”Ik vind de combinatie van techniek en

sociale aspecten erg fascinerend.” Sander Vergroesen

Page 13: IRO 40 jaar

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

Page 14: IRO 40 jaar

25

aangesloten bij Decom North Sea. Het is

heel belangrijk dat regelgeving op dit

gebied internationaal wordt aangepakt

op een gelijkwaardige wijze. Ik zie het

daarom als een kerntaak van IRO om in

deze markt heel sterk de vinger aan de

pols te krijgen en te houden.”

Wat is uw advies aan uw opvolger?

Hans de Boer: “Blijf heel duidelijk

meegaan met de trends. Let erop welke

landen extra aandacht verdienen. Zoals

zojuist aangegeven vindt er momenteel

geografisch een duidelijke verschuiving

plaats. Rusland is minder in trek dan

voorheen. Kazachstan idem dito. Zijn we

destijds heel enthousiast aan begonnen.

Centraal Azië is minder. We zien dat

belangstelling voor deze gebieden bij

onze leden sterk afneemt. Ook Mexico is

er nooit goed uitgekomen. Ondanks

deelname aan beurzen en twee

handelsmissies. Daarentegen is West

Australië nu een hit. En doet ook Brazilië

het goed. Als IRO mag het niet uitmaken

waar we heen moeten. Als we de trend

maar waarnemen. Wij gaan daarheen

waar de leden willen dat we heengaan.

Zo simpel ligt het. Wat mij in deze een

tikkeltje bevreemd is dat onze leden

momenteel zeer terughoudend

zijn als het gaat om West Afrika.

Wij zijn er nauwelijks actief en dat vind ik

jammer. Overigens is een enkel lid

wel individueel actief.”

“Een andere zeer interessante trend is

alles wat er op dit moment in de

aardgaswereld gebeurt. Hieronder valt

ook het Gasrotondeproject waarvan IRO

een groot voorstander is. Is een heel

nuttige zaak. Wij zijn geen primaire

stakeholder maar de gasrotonde-strategie

van de Nederlandse overheid is uit

economisch oogpunt van groot belang

voor onze leden gezien de investeringen

en handelsactiviteiten die er mee worden

gestimuleerd. Deze trend moet zeer

nauwlettend worden gevolgd.”

Liggen er projecten op de plank

waarvan uw opvolger een speerpunt

zou kunnen maken?

Hans de Boer: “Zeker. Ik licht er één toe.

Vier jaar geleden is IRO begonnen meer

en meer aandacht te besteden aan

loopbaanmogelijkheden en

opleidingsmogelijkheden binnen de

olie- en gassector. En in het verlengde

daarvan is ook gefilosofeerd over het

gegeven of IRO niet zelf opleidingen

moet gaan verzorgen. We hebben onze

eigen cursus ‘Olie en gas vanaf de bron’,

wat een enorm succes is, maar verder

doen we op dit vlak nog maar weinig.”

“Omdat ook Nogepa grote waarde hecht

aan opleidingen, is reeds eerder besloten

de krachten te bundelen. Zo hebben we

gezamenlijk een gespecialiseerde

medewerkster voor de coördinatie van

alle activiteiten die met loopbaan en

opleidingen in de sector te maken

hebben. Zij houdt zich bezig met het

uitbreiden en verbeteren van de

opleidingsmogelijkheden, vergroting

van de belangstelling onder jongeren

om binnen deze bedrijfstak te willen

werken en met de omscholing van

ervaren werknemers uit andere

bedrijfstakken voor de olie- en

gasindustrie. Een en ander staat echter

nog in de kinderschoenen en dient nog

compleet te worden uitgewerkt. Een

mooie klus voor Sander. IRO kan hier

initiëren, begeleiden en orkestreren.”

Sander Vergroesen luistert aandachtig

naar het relaas van zijn voorganger. Het

gebrek aan aanwas van kwalitatief goede

mensen en vooral jongeren die offshore

willen gaan werken, houdt hem nu al

behoorlijk bezig. “Vraagstuk hier is of de

industrie niet te veel naar binnen gekeerd

is geweest in de afgelopen jaren.

Misschien moeten we veel frequenter

communiceren dat het allemaal wel

hartstikke leuk en dynamisch is om in de

olie- en gasindustrie te werken. Technisch

geschoold personeel daar zit de grote

pijn. Daar zullen we heel hard aan

moeten trekken.”

Als we nu zouden gaan filosoferen

over de toekomst van de olie- en

gasindustrie. Welk perspectief

schildert u dan?

Hans de Boer: “Booming. Voor heel veel

van onze leden. Zonder meer. Kijk het is

heel simpel. De vraag naar olie en gas

blijft gewoon doorgaan. Tot zeker aan het

eind van deze eeuw. Crisis of geen crisis,

zonnepaneeltjes of geen zonnepaneeltjes.

Iedereen heeft olie of gas nodig. Dat blijft

nog decennia lang doorgaan. Met alle

respect voor alle belangstelling voor

duurzame energie. Het is en blijft

marginaal. Het aandeel duurzame

energie in Nederland in onze totale

energievoorziening is in 2010 gedaald

van 4,2% naar 3,8%. Waar praten we

over. Er is plenty olie en zeker gas in de

wereld. En ook over de technologische

ontwikkeling maak ik me absoluut geen

zorgen. Ik zeg altijd maar wat we nu niet

kunnen, kunnen we over 10 jaar wel. De

grote uitdaging zit hem in het feit dat veel

olie- en gasvoorraden in gebieden zitten

met ‘moeilijke’ overheden. Zeker voor de

industrie in het algemeen.

”Blijf heel duidelijk meegaan met de trends. Let erop

welke landen extra aandacht verdienen.” Hans de Boer

24

40 jaar IRO |

Ik heb me om geld nooit zorgen hoeven

te maken. Als de inkomsten en uitgaven

maar in balans zijn, is het goed. Dankzij

de constante ledengroei en dus ook de

groei in inkomsten, konden reguliere

kostenstijgingen gemakkelijk worden

opgevangen. Sinds 2002 is de contributie

niet meer verhoogd. En nog steeds zijn

we financieel gezond.”

Waar haalde u uw job satisfaction

vandaan?

Hans de Boer: “Mijn job satisfaction

komt voort uit de tevredenheid onder de

leden. Dit manifesteert zich heel duidelijk

in de groei van het ledental maar zeker

ook in het contact dat je direct of indirect

met leden hebt. Een ander belangrijk

aspect is de goede en efficiënte

samenwerking die wij in de loop der

jaren hebben opgebouwd met een aantal

overheidsinstanties en partijen zoals

Nogepa, de Nederlandse Olie en Gas

Exploratie en Productie Associatie.”

IRO is nu een vrij stabiele club met

420 leden. Als het gaat om interne IRO

aangelegenheden stapt uw opvolger

als het ware in een gespreid bedje.

Welke uitdagingen liggen er voor hem

in het verschiet?

Hans de Boer: “Daar heeft u wel een

punt, maar juist daarom denk ik dat zijn

vertrekpunt lastiger is. Zoals eerder

aangegeven kon ik weinig fout doen bij

mijn start in 2000. Zijn eerste uitdaging

wordt om minimaal het huidige niveau te

handhaven en verder uit te breiden. Naar

mijn mening is het goed voor IRO dat er

vers bloed in de tent komt. Met een

nieuwe voorzitter en met een nieuwe

directeur. Mensen met nieuwe visies en

ideeën. Ik pretendeer echt niet dat IRO

de afgelopen 11 jaar alles gedaan heeft

wat zij had moeten doen. We zijn

doorlopend met vernieuwing bezig

geweest, maar wij zijn geen betweters.

De olie en gas is een vrij stabiele en

conservatieve industrie. Zie je ook terug

bij IRO. Echte spectaculaire

vernieuwingen zijn er niet geweest. Je

moet natuurlijk wel met de markt mee

blijven gaan. Zo zien we nu bijvoorbeeld

heel duidelijk een geografische

verschuiving. Ook bespeuren we heel

sterk een verschuiving van olie naar

aardgas. In al die trends moet IRO

meegaan. Maar we moeten tegelijkertijd

oppassen dat we niet meegaan in allerlei

andere trends zoals de verschuiving van

fossiele energie naar duurzame energie.

Daar zijn we als IRO bewust niet ingestapt.

Een uitzondering is het installatiewerk

voor offshore windenergie vanwege het

gegeven dat er sterke raakvlakken zijn

met de olie en gas offshore.”

“Een andere uitdaging voor de toekomst

is het decommissioning verhaal. Een

markt van honderden miljarden dollars,

alleen al op de Noordzee. Een terechte

vraag is echter, wanneer barst die markt

los? Ik weet het niet, maar om ervoor te

zorgen dat we daar als IRO een centrale

rol in kunnen spelen, zijn we al wel

De komende (links) en gaande (rechts) IRO-directeur.

Page 15: IRO 40 jaar

2727

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

www.offshoreshipdesigners.com

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

IHC Merwede

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

www.sirimarine.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Van Dam

Offshore Ship Designers

www.ihcmerwede.com

Siri Marine

www.van-dam.nl

26

40 jaar IRO |

Tegelijkertijd praten we wel over

overheden die langzamerhand

economisch helemaal van die olie- en

gasinkomsten afhankelijk zijn. Dus als ze

teveel dwars blijven liggen, gaan ze in

hun eigen vlees snijden. Dat is een

gigantisch pokerspel dat nu al een aantal

jaren wordt gespeeld onder de naam

‘geopolitiek’. En waarschijnlijk alleen nog

maar erger zal worden in de toekomst.”

Ik wil even stilstaan bij het politieke

spoor. Voor de politiek is olie en gas

al decennia lang een vies begrip.

Dit is een uitspraak geweest van u

tijdens een interview voor het vakblad

Offshore Visie medio 2001. Staat u

nog altijd achter die mening?

Hans de Boer: “Ja eigenlijk wel, want in

de tussentijd hebben ze heel weinig

bijgeleerd. Je kunt politiek niet scoren

met olie en gas. Je kunt politiek wel

scoren met zonnepaneeltjes en

windmolentjes. Dat is de publieke

perceptie van het hele gebeuren.”

Onze staat ontvangt jaarlijks 12

miljard netto belasting uit de

aardgasbaten. Toch zijn onze

parlementariërs bijna allemaal

volkomen energieloos om het zomaar

te noemen. Hoe zou dat komen

denk je? Onze toeleveranciers staan

wereldwijd bekend om een superieure

technologie. Waarom dan toch die

desinteresse?

Hans de Boer: “Ja het is zo hypocriet als

het maar kan. Daar schoppen wij als IRO

ook steeds tegenaan. Den Haag denkt

heel laatdunkend over onze industrie.

Nu is een kerntaak als energie weer

samengevoegd met landbouw op EZ.

Kenmerkend hoe men over ons denkt.

Dat is de mentaliteit in Den Haag

waartegen wij al jarenlang vechten.”

Is het niet frustrerend om na ruim

11 jaar te moeten constateren dat

IRO er nauwelijks in geslaagd is om

de politiek van gedachten te doen

veranderen? Oliemaatschappijen

en toeleveranciers worden feitelijk

nog altijd over een kam geschoren,

hetgeen klinkklare onzin is.

Hans de Boer: “Enerzijds wel, anderzijds

hebben we langzamerhand wel de

houding aangenomen van laat ze maar

lekker in hun sop gaar koken daar in

Den Haag. Wij gaan gewoon onze gang

en doen gewoon ons ding, want de

trein blijft toch wel doorrijden. De

wereldeconomie kan niet zonder olie en

gas. Een gelukkige omstandigheid is dat

wij als industrie niet afhankelijk zijn van

de Haagse nukken. De olie- en gasprijs

bepaalt grotendeels ons reilen en zeilen.“

Uw inwerkperiode is nu ongeveer vijf

weken jong. Al aspecten gezien die

voor verbetering vatbaar zijn of een

strategische aanpassing verdienen?

Sander Vergroesen: “Laat ik beginnen

met te zeggen dat ik blij ben dat Hans

IRO op het niveau heeft gebracht

waarop zij nu staat. Dat stelt mij in staat

om al mijn aandacht te richten op het

consolideren en uitbouwen waar

mogelijk. En om wellicht andere kanalen

te vinden, zoals bij het scholingsproject,

waardoor de overheid wel weer heil gaat

zien in de olie- en gasindustrie. Het

creëren van banen scoort politiek wel.

Slaagt IRO erin politici op dat vlak de

hand toe te reiken, dan ontstaat er

wellicht een win/win situatie. Ik verheug

me erop om aan dat spel te mogen

meedoen. Tegelijkertijd besef ik mij

terdege dat voor krachtig lobbywerk in

Den Haag Nogepa de front runner is.

Zij zijn de eerste belanghebbende op de

lijst met IRO als goede tweede. Als zij

succes heeft in Den Haag, reflecteert

dat op onze leden.“

“Daarom is een goede samenwerking zo

verschrikkelijk belangrijk. We moeten

blijven vechten. Als er iets te halen valt,

moeten we het zeker niet nalaten.”

Sander Vergroesen: “Een goede samenwerking met Nogepa is noodzakelijk.”

Page 16: IRO 40 jaar

29

40 jaar IRO |

AllseasEdward P. Heerema - President

Sinds de oprichting van Allseas, begin 1985, is de specialist

op het gebied van offshore installatie van pijpleidingen voor

olie- en gastransport lid van IRO. Voor Allseas was het

destijds een vanzelfsprekendheid om lid te worden omdat

IRO een forum is van bij de offshore-industrie betrokken

bedrijven in Nederland. Edward Heerema is tevreden over de

wijze waarop IRO invulling geeft aan de speerpunten

Netwerken en Export. Andere speerpunten voorziet hij voor

IRO vooralsnog niet. “IRO moet meegaan met de

markttrends, dus ook voldoende aandacht schenken aan

realistische plannen voor duurzame energie. Bij Allseas zijn

wij van mening dat IRO, binnen de beperkte mogelijkheden

daarvoor, internationaal voldoende haar stem doet gelden.

Zij moet gewoon doorgaan op deze weg,” luidt zijn

welgemeend advies. Hij verwijst daarbij ook naar de goede

samenwerking tussen Nogepa en IRO. “IRO moet daar niet de

deur plat lopen, maar er moet wel regelmatig contact zijn.”

Puur uit tijdgebrek is het voor Edward Heerema maar zelden

mogelijk een Leden ontmoeten Leden bijeenkomst bij te wonen.

“Ik ben er wel eens bij geweest en heb het ervaren als een

prima gelegenheid collega’s uit onze industrie te ontmoeten.

Gelukkig komen wij elkaar ook tegen bij gelegenheden als

vakbeurzen, waar dankzij de inzet van IRO de Nederlandse

toeleveranciers voldoende zichtbaar en actief aanwezig zijn,

bij de jaarborrel, de jaarvergadering, de Gulf Publishing

Forecast, enzovoort.”

“Als één van de grotere spelers in de internationale offshore-

industrie timmert Allseas veelal zelfstandig en direct gericht

aan de weg. “Wij hebben onze eigen marketing- en PR-

specialisten in dienst. De voordelen voor Allseas die

voortvloeien uit IRO-activiteiten zijn veelal indirect.

Voor de kleine bedrijven daarentegen is IRO een

essentieel promotiemiddel.”

Ook Edward Heerema deelt de mening dat het belang van

IRO-leden helaas niet hoog op de politieke agenda staat.

IRO moet zeker haar contacten met de overheid in de

toekomst intensiveren en een lobby voeren om steeds de

overheid op het grote belang van de olie- en gasindustrie te

wijzen, en om het technisch onderwijs niet zo te

verwaarlozen of tegen te werken.

Allard-Europe nvJef Dijckmans – CEO/Managing Director

Netwerken in een doelmarkt die haar vizier gericht heeft op

de wereldmarkt. Dat was de reden dat Allard-Europe medio

2003 als Belgisch bedrijf besloot lid te worden van IRO. CEO

Jef Dijckmans kan zich volledig vinden in de IRO-

speerpunten netwerken en export, maar hoopt voor de

nabije toekomst op een vruchtbare coöperatie met de

Belgische vakvereniging CEC (Carbon Energy Club). “Gezien

de complementaire positionering van de Nederlandse

bedrijven vertegenwoordigd via IRO en het Belgische CEC

zou een nauwere samenwerking tussen beide

vakverenigingen wenselijk en aanvullend kunnen zijn. Die

eendracht zou voor beide clubs en hun leden naar buiten

toe versterkend kunnen werken, zeker bij buitenlandse

missies! Elke nationaliteit heeft z’n sterktes en reden van

bestaan! IRO pakt dat meer, effectiever en anders op dan

zijn Belgische collega. IRO is een gedegen verlengstuk van

de industrie en daarom ook voor ons niet te versmaden. Als

Belgisch bedrijf zijn wij meer op IRO gefocust dan op de CEC.”

Allard-Europe doet veelvuldig mee aan allerlei IRO-

activiteiten, waaronder beursdeelname. De IRO-presentatie

op bijvoorbeeld de OTC wordt als zeer sterk ervaren, maar geeft

Dijckmans eerlijkheidshalve aan: “Wij richten ons met onze

deelname hoofdzakelijk op de toelevering binnen het Hollandse

kamp zelf! En minder op de internationale bezoekers.”

Wat de toekomst aangaat is Jef Dijckmans heel duidelijk.

IRO moet de koers blijven varen die zij nu vaart. Aangevuld

met windenergie. Ook dat is een markt die voor Allard-

Europe interessant is. In de lijn van de politieke agenda is

windenergie bovendien een ideale opstap om de lobby

kracht bij te zetten om ook op de politieke agenda een

plaats te krijgen!

Page 17: IRO 40 jaar

31

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Menzing Mechanische

Industrie

www.menzing.nl

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

RuschOffshoreServices

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Det Norske Veritas

www.dnv.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Frames

www.rusch.towww.frames-group.com

30

40 jaar IRO |

INTRAMAR insurancesNico de Wit - directeur/eigenaar

IRO-lid sedert 1995 om reden dat het hem de mogelijkheid

biedt kennis te vergaren van marktontwikkelingen in de

olie- en gasindustrie. Met name de ledenbijeenkomsten en

de diverse conferenties zijn altijd uitermate goed

georganiseerd en zeer nuttig. Hij vindt het in dit verband een

goede zaak dat IRO zich ook intensiever met offshore wind

gaat bezighouden. “Dit wordt immers steeds meer het

werkterrein van veel van haar leden.” Zijn suggestie in deze is

wel om een aanpassing door te voeren in de omschrijving

‘branchevereniging voor toeleveranciers voor de olie- en

gasindustrie’!

De service-verlening van Intramar is niet gericht op export,

maar Nico de Wit gaat wel regelmatig mee als bezoeker naar

internationale vakbeurzen waar ook IRO aanwezig is met

een Nederlands paviljoen.

“IRO doet op beursgebied uitstekend werk, maar men zou

wel iets meer service kunnen bieden aan de bezoekende

leden,” oppert hij. Een Nederlandse toeleveringsindustrie

aan de internationale olie- en gassector zonder IRO kan Nico

de Wit zich nauwelijks voorstellen. Het zou naar zijn mening

een groot gemis zijn. Er is altijd behoefte aan een

gezamenlijke vertegenwoordiging, juist in roerige tijden.

Wat de politiek betreft stelt Nico de Wit zich op het

standpunt dat IRO niet genoeg kan benadrukken hoe

belangrijk de industrie voor iedereen is: geen enkel individu

kan zonder energie. Een goede samenwerking met Nogepa

in deze juicht hij zeker toe, zolang IRO maar voor de

belangen van haar eigen leden blijft opkomen.

“Ik wens IRO een gezond en krachtdadig voortbestaan toe.”

Bakker Sliedrecht Electro Industrie B.V. Arie Boer - Manager Business Development

Bakker Sliedrecht Electro Industrie is ruim vijf jaar IRO-lid.

Het bedrijf besloot hiertoe vanwege de faciliteiten die IRO

biedt en het netwerken. Het bedrijf is voor 80% tevreden

over de wijze waarop IRO invulling geeft aan haar activiteiten

en is in dit kader overtuigd van het bestaansrecht van een

branchevereniging als IRO. Arie Boer ziet de vereniging als

een bindmiddel voor de Nederlandse toeleveringsbranche in

de internationale olie- en gasindustrie en respecteert de

actieve houding van het huidige IRO-team.

Met name over het aanzetten van bedrijven tot presentaties

en het uitdragen van kennis wordt als zeer positief ervaren.

Het zou feitelijk nog meer moeten gebeuren, is de mening

van Arie Boer die IRO aanspoort sneller en beter in te spelen

op actuele situaties. Boer waardeert ook de LOL-

bijeenkomsten. In zijn beleving wordt niet alleen de band

tussen de leden versterkt, ook zorgen de bijeenkomsten voor

een veel sterkere beroepsgroep. Dit geldt zeker ook voor

deelname aan een Nederlands paviljoen dat tijdens

bepaalde internationale beurzen door IRO wordt

georganiseerd. Goed voor het leggen en bestendigen van

onderlinge contacten.

Bakker Sliedrecht Electro Industrie heeft een keer een

gezamenlijke presentatie gegeven samen met Huisman,

IHC Merwede en Combinatie Croon Bakker. Tijdens deze

presentatie werden de kwaliteiten en capaciteiten van

Nederlandse bedrijven belicht. Voor Arie Boer is het wel

een voorwaarde dat dit soort presentaties wordt gehouden

voor potentiële klanten. Niet preken voor eigen parochie.

De informatiemix die IRO haar leden aanbiedt, zou voor wat

Bakker Sliedrecht betreft wel wat gerichter mogen. De focus

ligt nu teveel op een breed publiek. Een rubriek met

uitgebreide marktinformatie over internationale

gebeurtenissen en actuele projecten zou welkom zijn.

Volgens Arie Boer is het absoluut noodzakelijk om met

krachtige personen te gaan lobbyen in politiek Den Haag.

Hij vindt het belangrijk dat IRO op het netvlies van politici

en ambtenaren geschreven staat. Om vele redenen.

Dit past voor een land als Nederland met zoveel

kennisintensieve activiteiten.

En is een voorwaarde voor een gezonde toekomst

van de vaderlandse toeleveranciers aan de olie-

en gassector, waarbij zeker ook gekeken moet worden

naar talentvolle jonge mensen.

Page 18: IRO 40 jaar

33

40 jaar IRO |

InterDam Merford B.V. Berend Groeneveld - Managing Director

“Het was in 2007 een vanzelfsprekendheid dat InterDam

Merford lid werd van IRO,” licht Berend Groeneveld

desgevraagd toe. “De speerpunten Netwerken en Export

spraken ons zeer aan. En ik zou het op prijs stellen als daar

in de toekomst aan wordt toegevoegd het opzetten en

onderhouden van een elektronische database van projecten

en projectbetrokkenen wereldwijd.”

Over de LOL-bijeenkomsten kan Berend Groeneveld heel

kort zijn. “Prima initiatief en het is altijd leuk.” Onomwonden

geeft hij vervolgens aan dat de Nederlandse

toeleveringsindustrie aan de internationale olie- en gassector

niet zonder IRO kan en dat de samenwerking met Nogepa

zo intens mogelijk dient te zijn.

“IRO is een prima club,” concludeert Groeneveld. “Mocht

Hans de Boer de ‘award of excellence’ krijgen, dan wil ik die

als aandrager graag mede uitreiken en hem kort toespreken.

De timing om nu te kiezen voor vernieuwing en verjonging

kon niet beter. De verdienste van Hans is geweest dat hij er

mede toe heeft bijgedragen dat IRO gezond en stabiel is,

maar nu is het tijd om gebruik te maken van de moderne

communicatiemiddelen om nog meer voor de leden te

betekenen, ze van relevante informatie te voorzien en

beurzen te blijven organiseren. En op die laatstgenoemde

activiteit hoeft wat mij betreft niet altijd winst gemaakt te

worden door IRO.”

Staatstoezicht op de MijnenJan de Jong - Inspecteur-generaal

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is een

rijksinspectiedienst, gevestigd in Den Haag. De dienst

valt onder de verantwoordelijkheid van de minister

van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

SodM werkt ook voor de ministers van SZW (voor

arbeidsomstandigheden), VROM (voor milieuwetgeving),

VWS (voor de Warenwetgeving) en het Openbaar Ministerie

(voor strafrechtelijke onderzoeken). SodM houdt toezicht op

de naleving van wettelijke regelingen die van toepassing zijn

op het opsporen, winnen, opslaan en transporteren van

delfstoffen. In die hoedanigheid is SodM geen lid van IRO,

maar wel een partij waarmee veelvuldig contact is.

Ook inspecteur-generaal Jan de Jong is er volstrekt van

overtuigd dat de Nederlandse toeleveringsindustrie aan de

internationale olie- en gasindustrie niet zonder IRO kan.

“Het is een fantastische organisatie geworden die sterk aan

de weg timmert bij met name potentiële opdrachtgevers,

maar ook bij andere relevante stakeholders. Voorzitter

G-J Kramer en directeur Hans de Boer weten via het IRO-

netwerk snel en gemakkelijk de juiste beslissers binnen de

industrie te vinden en ik constateer dat zij met die personen

een goede relatie onderhouden.

Ik heb zelf één keer zo’n LOL-bijeenkomst bijgewoond en

het leek zeer zinvol dat partijen uit dezelfde sector elkaar

ontmoeten en er al pratend achter komen dat zij voor elkaar

iets kunnen betekenen.”

De Jong acht het van groot belang dat juist bij dit kabinet dat

het verdienvermogen van de B.V. Nederland wil vergroten,

sterker gelobbyd moet worden. Niet om subsidie aan te

vragen maar om anderszins in Nederland en het buitenland

ondersteund te worden door de Nederlandse overheid.

In dit kader onderstreept hij dat ook de huidige zeer goede

samenwerking met Nogepa van het allergrootste belang is.

Er moet gezamenlijk een vuist worden gemaakt richting

politiek.

Jan de Jong blikt desgevraagd ook nog even terug in het

verleden: “Ik denk dat het duo Kramer/De Boer een heel

belangrijke rol heeft gespeeld in de afgelopen jaren voor de

leden van IRO en de organisatie zelf. Hiervoor is een groot

compliment op zijn plaats. Ik zou met name Hans de Boer

hartelijk willen bedanken voor de fijne, open en eerlijke

manier van samenwerken die wij altijd hebben gehad en

ik wens hem een hele goede tijd toe.”

RELIABLE STRENGTH

Jumbo congratulates IRO with its 40th anniversary!

We want to thank Mr. Hans de Boer, Managing Director

for his great dedication and wish him good luck in his

future endeavors.

Jumbo looks forward to facing the world’s energy

challenges together in the years to come.

www.jumbo-offshore.nl

opmaak_IRO_40_jaar_adv.indd 1 17-10-11 10:47

Page 19: IRO 40 jaar

35

en met instellingen en organisaties

op oceanografisch gebied zoals de

Afdeling voor Onderwatertechniek van

het Koninklijk Instituut van Ingenieurs

(KIvI). Dit om het in Nederland

aanwezige potentieel zo efficiënt

mogelijk te benutten. De derde taak

was het stimuleren van plannen en het

aangeven van nieuwe mogelijkheden

op oceanologisch gebied die van

economisch belang konden zijn.

Het bestuur van de nieuwe Raad

werd gevormd door vijftien personen.

Voormalig commissaris der Koningin in

de provincie Groningen, mr. C.L.W. Fock,

werd benoemd tot voorzitter.

En als bureaudirecteur werd J.P.H.

(Koos) Huijskens, kapitein-luitenant

ter zee b.d., aangesteld. Om het geheel

te kunnen financieren was de betrokken

bedrijven gevraagd zich als begunstiger

aan te melden. Dit leidde ertoe dat de

Raad op 1 november 1972 al 43

begunstigers telde. TNO bood aan

de bureaukosten, alsmede het salaris

van de bureaudirecteur voor haar

rekening te nemen.

Eerste acties

Naast het opzetten van een centraal

bureau in Delft, werd al snel flink

aan de weg getimmerd. Zoals op

1 juni 1972 met de aanbieding aan de

regering van een Nota Oceanologie en

de hiermee samenhangende belangen

van het Nederlandse bedrijfsleven.

Doel van deze nota was de regering in

algemene termen te informeren over

de belangen van het bedrijfsleven bij

de oceanologie. De Raad uitte daarbij

de mening dat het bedrijfsleven pas

ten volle aan de oceanologie zou

kunnen deelnemen indien daarvoor

zowel bij de overheid als de industrie

zelf de juiste sfeer was gecreëerd.

De Raad vroeg de overheid daarom

het bedrijfsleven te steunen bij haar

pogingen zich in dit multidisciplinaire

en internationaal georiënteerde gebied

een passende positie te verwerven en

dit alles politiek te begeleiden. De nota

bevatte een reeks van aanbevelingen

plus een voorstel om een commissie

te benoemen voor het opstellen van

een nationaal oceanologisch lange

termijn programma. Tevens maakte

de Raad bekend deze nota te laten

doen volgen door aansluitende

nota’s, waarin deelgebieden van de

oceanologie zouden worden behandeld

en waarin aan de hand van analyses

en vergelijkingenmet ontwikkelingen

in het buitenland, aanbevelingen zouden

worden gedaan. Andere acties waren

besprekingen voorbereiden met

buitenlandse zusterverenigingen en

de oprichting van de IRO Congres- en

Tentoonstellingscommissie (IRO-CTC),

met bureaudirecteur Koos Huijskens

als voorzitter. Middels een enquête

peilde deze commissie de belangstelling

bij het bedrijfsleven voor het al dan

niet gezamenlijk deelnemen aan

tentoonstellingen en congressen.

Uitslag: voorkeur ging uit naar een

gemeenschappelijke Nederlandse

stand plus een afzonderlijke IRO-

stand die een Nederlandse offshore-

catalogus moest gaan promoten.

In 1972 werd in Brighton al samen

met het bedrijfsleven deelgenomen

aan de vakbeurs Oceanology. Tevens

werden voorbereidingen getroffen om

gezamenlijk te gaan deelnemen aan

de offshore-vakbeurs in Aberdeen.

Ook werd intensief gewerkt aan een

goede informatievoorziening richting

bedrijfsleven. Dit resulteerde in juli 1972

in het besluit om een periodiek in

bulletinvorm te gaan uitbrengen. Deze

werd IRO Journaal genoemd. Verder

verscheen dat jaar voor het eerst een

Engelstalige Directory, die diende als

promotiemiddel voor de Nederlandse

bedrijven actief in de offshore-industrie.

Daarnaast zag een Engelstalige brochure

getiteld ‘Oceanological activities in

the Netherlands’ het levenslicht.

Activiteiten offshore

IRO ging van start in een periode dat

op de Noordzee intensief naar olie en

gas werd gezocht. Oorzaak hiervan

was de ontdekking, in 1959, door de

Nederlandse Aardolie Maatschappij

(NAM) van het Slochteren veld in de

provincie Groningen, één van de grootste

aardgasvelden ter wereld. Hierbij

bestond het vermoeden dat niet alleen

onshore, maar ook in het nabijgelegen

relatief ondiepe deel van de Noordzee

soortgelijke gasreservoirs te vinden

waren. Dit bleek later, zij het minder

groot in omvang, ook inderdaad het

geval te zijn. Pioniers in de Nederlandse

sector waren NAM, Placid, Petroland

en Pennzoil. De eerste boringen in

de Nederlandse sector waren echter

nogal teleurstellend. In 1961 voerde

NAM op de Noordzee, voor de kust

bij Kijkduin, de allereerste boring uit.

En in 1969 boorde Placid met het

booreiland Penrod 58 op 65 kilometer

ten noorden van Den Helder in het L10

blok een groot gasveld aan. Hiervoor

kreeg Placid in januari 1971 als eerste

operator een gaswinningsvergunning

34

40

De eerste aanzet voor de

oprichting van IRO werd veertig

jaar geleden gegeven toen de

Nederlandsche Maatschappij

voor Nijverheid en Handel

in Den Haag een colloquium

organiseerde. Met als doel in

kringen van het bedrijfsleven

de belangstelling te peilen voor

de opzet van een oceanologisch

adviescollege. Dit zou als

gesprekspartner kunnen dienen

voor de bestaande overheids-

en wetenschappelijke

commissies en daarnaast de

inzet van het Nederlandse

oceanologisch potentieel van

het bedrijfsleven op de te

verwachten grote, internationale

markt kunnen bevorderen.

Het colloquium, gehouden op 28 januari

1971, werd bijgewoond door een

honderdtal vertegenwoordigers van

bedrijven, overheden en

wetenschappelijke instituten. Unaniem

vonden de deelnemers dat de opzet

van een oceanologisch adviescollege

wenselijk was. Dit had tot gevolg dat

de Nederlandsche Maatschappij voor

Nijverheid en Handel op 21 mei 1971 in

Haarlem de Stichting Industriële Raad

voor de Oceanologie, afgekort I.R.O.,

kon oprichten. Dit gebeurde onder

supervisie van maatschappijvoorzitter

dr.ir. Th.P. Tromp, die ook het IRO-

bestuur installeerde. In Haarlem werd

tevens het IRO-secretariaat gevestigd.

De nieuwe Raad kreeg als hoofdtaak

de belangen te behartigen van het

Nederlandse bedrijfsleven op het

gebied van oceanologie. Daarnaast

werd nog een aantal andere taken

geformuleerd. De eerste was de

opzet van een centraal bureau voor

informatieverzorging, coördinatie en

overleg voor de belanghebbende

Nederlandse industrie. Dit bureau werd

ondergebracht bij de TNO-vestiging in

Delft. De tweede taak was het

samenwerken met overheidsinstanties als

de Interdepartementale Commissie voor

Oceanografie, met wetenschappelijke

commissies als de Nederlandse

Commissie voor Zeeonderzoek,

Van een Raad met

begunstigers … Initiatief vanuit handelskringen

jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

IRO

Page 20: IRO 40 jaar

37

Dit zou dan meteen in aantal van

vijftien naar achttien leden gaan.

Hierdoor kwamen coryfeeën als P.E.E.

Kleyn van Willigen, directeur van Smit

Internationale, ing. J. Kraaijeveld van

Hemert, directeur van Boskalis

Westminster, en ir. A. Stikker,

voorzitter raad van bestuur van RSV

Machinefabrieken en Scheepswerven

in het bestuur te zitten. Tevens trad op

1 april ir. Paul van Erven Dorens als

stafmedewerker in dienst van IRO.

De Raad verzocht dat jaar het Centraal

Bureau van Statistiek (CBS) om concrete

cijfers inzake het belang van de

offshore-industrie voor de Nederlandse

economie. Het CBS zegde toe dit te

gaan onderzoeken. Verder werd aan de

Economische Voorlichtingsdienst (EVD)

gevraagd hoe het bedrijfsleven nog beter

op buitenlandse vakbeurzen zou kunnen

worden gepromoot. Ook vond regelmatig

overleg plaats met de zusterorganisaties

in Engeland, Duitsland en Frankrijk en

werd een Bedrijfstakcommissie

Platformbouw opgericht. Deze moest

een overzicht opstellen van de huidige

en toekomstige activiteiten op het

gebied van platformbouw voor de

Nederlandse industrie. Verder haalde

de Raad de touwtjes aan met het

European Diving Technology Committee

en met het Nederlands Centrum voor

Handelsbevordering (NCH).

Dit laatste om gezamenlijke deelnames

aan beurzen in het buitenland voor te

bereiden. Werd in het begin aan twee

buitenlandse beurzen deelgenomen, in

1975 was dit aantal verhoogd naar acht.

Eerste olie en gas

Niet alleen voor IRO, maar ook voor de

olie- en gassector zelf was 1975 een

memorabel jaar. Op 18 juni werd de

eerste olie aangevoerd uit het Britse

Argyll veld. Hetzelfde gebeurde op 21

oktober uit het Noorse Ekofisk veld en

op 4 november uit het Britse Forties veld.

In Nederland ging de gaskraan open in

het L10 blok van operator Placid en kon

het eerste gas via de 178 kilometer lange

Noordgas Transport (NGT) leiding in het

Groningse Uithuizen worden aangeland.

Het aantal olie- en gasvondsten op de

Noordzee bleef toenemen. Op de

Gusto werf in Schiedam liepen de

eerste boorschepen, booreilanden en

pijpenleggers van stapel. Neddrill kwam

met twee boorschepen op de markt.

Voor- en tegenspoed

Het jaar 1976 stond eveneens in het

teken van een verhoogde activiteit op de

Noordzee, waar met name in de Britse

sector in rap tempo een hele reeks olie-

en gasvelden in productie werd gebracht.

In de Nederlandse sector was de NAM

op dit gebied heel actief in de blokken

K13 en K14. Vanuit deze blokken

werd dat jaar een gasleiding aangelegd.

Eerst naar Callantsoog en vandaar

naar het nieuwe gasbehandelingsstation

in de Balgzandpolder bij Den Helder.

De Nederlandse toeleveranciers

ondervonden meer en meer hinder van

het Britse Oil Supply Office (OSO), dat er

alles aan deed om de eigen industrie te

bevoordelen ten opzichte van die uit het

buitenland. In de jaren daarop zou die

beschermende rol steeds nadrukkelijker

worden en in Noorwegen ontstond door

de dominante rol van Statoil eenzelfde

beeld. Een door de Raad gehouden

enquête leverde een reeks van reacties op

van bedrijven die ernstige schade

ondervonden van deze protectionistische

houding. Reden voor de Raad om dit bij

het ministerie van EZ aan te kaarten. Tevens

besloot de Raad zelf ook een onderzoek in

te stellen. Dit laatste zou een jaar later

samen met een Brits bureau worden

opgepakt. De resultaten hiervan werden

aan het EZ-ministerie gepresenteerd.

Op de derde algemene vergadering,

die in 1976 in Noordwijk aan Zee werd

gehouden, was Z.K.H. Prins Bernhard

eregast. Het thema van de bijeenkomst

was ‘Ontwikkelingen in de offshore en

de rol die het Nederlandse bedrijfsleven

daarbij zou kunnen vervullen’. Over

dit onderwerp hield NAM-directeur

ir. J.M.H. van Engelshoven een interessante

voordracht. Ook werden er cijfers

gepresenteerd over het belang van de

offshore-industrie voor de Nederlandse

economie. In de periode 1971-1975 was

deze sector goed voor een omzet van

in totaal 6 miljard gulden. Hiervan ging

4 miljard op aan kapitaalgoederen en

2 miljard aan dienstverlening. Tevens

was de algemene verwachting dat de

komende tien jaar wereldwijd voor meer

dan 170 miljard gulden in de offshore-

sector zou worden geïnvesteerd.

De Raad was ook nauw betrokken bij

het overleg met de rijksoverheid over het

idee om op de Noordzee een industrieel

eiland aan te leggen en over het plan

van Gasunie om op dit eiland of op de

Maasvlakte een overslagstation voor

vloeibaar gas (LNG terminal) te realiseren.

Een ander, heel bijzonder project dat

in die periode op de Maasvlakte werd

uitgevoerd, was de bouw van een

enorme betonnen kolos, een zogeheten

gravity base structure (GBS) met een

gewicht van 300.000 ton. Bouwer was

ANDOC, Anglo Dutch Offshore Concrete.

Opdrachtgever voor de bouw van deze

voor het Britse Dunlin platform bestemde

fundatie was Shell UK Exploration and

Production. Zes sleepboten sleepten de

kolos in juli 1976 voor verdere afbouw

naar Stavanger. Na voltooiing aldaar werd

het betonnen gevaarte in de Britse sector

in 152 meter diep water geplaatst.

36

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

van het ministerie van Economische

Zaken. In de tussentijd waren ook in

de Britse (Forties) en Noorse (Ekofisk)

sector gas- en olievondsten gedaan.

Voor de winning hiervan was offshore

van alles nodig. Productieplatformen

rezen als paddenstoelen uit de grond

en de toeleverende bedrijven maakten

gouden tijden door. Nederlandse werven

kregen het druk met het ontwerpen

en bouwen van platformen, bevoorraders,

zeeslepers, booreilanden, boorschepen

en kraanvaartuigen. Nederlandse

offshore-aannemers als Heerema en de

in 1972 opgerichte Netherlands Offshore

Company (NOC) voerden met hun toen

nog monohull kraanvaartuigen offshore

grensverleggend installatiewerk uit. Met

de Nederlandse Zeeboormaatschappij

(SedNeth) had IRO een boorcontractor

in haar geledingen, terwijl Smit-Lloyd

in hoog tempo uitgroeide tot een

toonaangevende rederij in het verslepen

en bevoorraden van booreilanden.

Ook KLM Noordzee Helikopters kon over

het Continentale Plat haar vleugels verder

uitspreiden. Kortom, de oprichters van

IRO acteerden in een snel expanderende

markt, waarbij de Noordzee als

kraamkamer diende voor allerlei

innovatieve producten en diensten

die wereldwijd hun weg vonden.

Gestage groei

Na de opstartfase in 1971/1972 maakte

de Raad in de daaropvolgende jaren

een gestage groei door. Het aantal

begunstigers steeg van 43 naar 122

eind 1975. In dat jaar nam hun aantal

zelfs met 50 procent toe. Bureau IRO

kreeg het steeds drukker. En de leden

van de Raad namen vaker zitting in

commissies en werkgroepen, waaronder

ook deelname aan het regulier overleg

met het ministerie van Economische

Zaken. Dit ministerie kreeg steeds

meer belangstelling voor de offshore-

industrie en de rol die IRO hierin speelde.

Bureaudirecteur Koos Huijskens nam ook

het secretariaat van de Afdeling

voor Onderwatertechniek van het

KIvI voor zijn rekening.

De eerste oliecrisis van 1973, waarbij de

Verenigde Staten en Nederland vanwege

hun steun aan Israël met een olieboycot

te maken kregen, sorteerde weinig effect

op de activiteiten en de groei van IRO.

In dat jaar kwam er nog geen officiële

reactie van de kant van de rijksoverheid

op de Nota Oceanologie en de hiermee

samenhangende belangen voor het

Nederlandse bedrijfsleven. Wel richtte

de overheid de Werkgroep Overleg op

die de wenselijkheid moest gaan

bestuderen voor het samenstellen

van een nationaal oceanologisch lange

termijn programma. De Raad kreeg

hierin twee afgevaardigden. Op 1 juli

1974 bood de Raad de ministeries

van Economische Zaken en van

Wetenschapsbeleid het rapport

‘Windkrachtcentrales op de Noordzee’

aan. Hierin waren de technische

mogelijkheden en economische aspecten

van windkrachtcentrales op de Noordzee

opgenomen. Voornaamste conclusie was

dat hiervoor meer onderzoek nodig was.

Tevens vroeg de Raad de overheid iets te

doen aan de dubbele belastingheffing

met betrekking tot het werken op zee in

het buitenland. Om het regulier overleg

met het ministerie van Economische

Zaken verder vorm te geven, werd in

1974 de IRO-Contactcommissie

opgericht. Overleg in deze commissie

leidde ertoe dat de minister van

Economische Zaken de Raad voor de

komende drie jaar een subsidie toekende

van 200.000 gulden per jaar. Met dit geld

kon de financiële nood van de Raad in

één klap worden geledigd.

In hetzelfde jaar verwierf de Raad ook

een belangrijke positie als rechtspersoon

voor een door het ministerie van

Economische Zaken met 1,5 miljoen

gulden gesubsidieerde studie naar de

problemen die zich voordeden bij het

bouwen van vaste platformen op zee.

De door het KIvI ingestelde Commissie

Problematiek van Offshore Constructies

voerde deze studie uit.

Memorabel jaar

Zoals eerder gemeld waren 1974 en 1975

voor de Raad memorabele jaren.

Naast de forse toename van het aantal

begunstigers en het feit dat het ministerie

van Economische Zaken financiën

beschikbaar stelde, deed ook een nieuw

boegbeeld zijn intrede. Bestuurder van

het eerste uur C.L.W. Fock gaf namelijk

op 28 februari 1975 de voorzittershamer

door aan P.J.S. (Piet) de Jong.

Oud minister-president, voormalig

onderzeebootcommandant en KVP’er in

hart en nieren. Eerder was al het besluit

genomen dat het gehele bestuur zou

aftreden om de begunstigers in de

gelegenheid te stellen een nieuw

bestuur te benoemen.

Page 21: IRO 40 jaar

39

Congratulations on your

anniversary IRO!

40th

38

40 jaar IRO | Felicitatie

on its 4o yeaR anniveRsaRy

congRatulates iRo

DaMen sHiPRePaiR RotteRDaM

DAMEN SHIPREPAIR ROTTERDAM

Admiraal de Ruyterstraat 243115 HB Schiedam

Port 550

P.O. Box 223100 AA Schiedam

The Netherlands

phone +31 10 204 12 22 fax +31 10 473 25 77

[email protected] www.damenshiprepair.com

Damen shiprepair Rotterdam is a Maintenance, Repair and conversion yard, located

strategically in the centre of main port Rotterdam, easily accessible through the deep

draft waterways without any locks, bridges or other obstacles.

Key words in our organisation:

■ seRvice ■ flexibility ■ quality & safety ■ ManageMent contRol

Member of the DAMEN SHIPYARDS GROUP

E-mail: [email protected] www.vanbeest.com Member of Van Beest International

Registered trade marks ‘Green Pin’ and ‘Excel’Registered trade marks ‘Green Pin’ and ‘Excel’

Van Beest B.V. Manufacturer and supplier of wire rope- and chain accessories with offices in The Netherlands, Germany, France and the USA. Registered trade name Green Pin®, a genuine made in Holland product.

Van Beest B.V. feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

BEES_11308_ADV_GP_183x125_v1.indd 1 29-09-11 11:42

Page 22: IRO 40 jaar

41

Dit sloeg onder andere op het ontwerp

en de bouw van boorschepen, pijpen-

leggers, offshorekranen en de SPAR boei

voor het Brent project. In 1978 ging IRO

als coördinator een belangrijk rol vervullen

voor het Marien Technologisch Speurwerk

(MaTS), dat in eerste instantie dertig

onderzoeksprojecten omvatte. Het

ministerie van EZ had hiervoor eind 1977

een subsidiebedrag van bijna 6 miljoen

gulden beschikbaar gesteld.

Om nog beter met de begunstigers

te kunnen communiceren, ging de

verschijningsfrequentie van het IRO

Journaal naar één keer per week.

Het aantal begunstigers nam dat jaar

met vijf bedrijven toe tot 175.

Stijgende olieprijzen

Het jaar 1979, ook wel het jaar van de

tweede oliecrisis genoemd, kenmerkte

zich door een onvoorspelbare en grote

stijging van de olieprijzen, de bepalende

factor voor de investeringen in de

kapitaalintensieve offshore-industrie.

Per vat ging de prijs op de spotmarkt

van 13 naar 40 dollar en meer. Geen

wonder dat de winsten van de

oliemaatschappijen verdubbelden.

Een positief effect was dat hierdoor de

rendabele ontwikkeling van kleine of

marginale olie- en gasvelden in beeld

kwam. In die periode bestempelde men

een olieveld van 10 miljoen vaten en

een gasveld van 2 miljard kubieke meter

aan winbare reserves als marginaal.

Voor de Raad reden om de rijksoverheid

aan te sporen de ontwikkeling van

deze velden te bevorderen.

Veel aandacht trok in 1979 het ontwerp

van drie boorschepen en een zelfheffende

booreiland door Gusto Engineering uit

Schiedam alsmede de verkoop van

NOC aan de Amerikaanse maatschappij

J. Ray McDermott Oceanic Contractors.

NAM kreeg een vergunning om onder

bepaalde voorwaarden boorwerk uit

te voeren in de Ameland concessie en

Union Oil vond op haar beurt olie in

het Q1 blok. Petroland bereidde de

start voor van de gasproductie uit het

L7 blok. Het aantal begunstigers daalde

in 1979 na vele jaren van toename naar

171. Het accent van de activiteiten van

de Raad kwam steeds meer te liggen

op de olie- en gasindustrie offshore en

niet meer, zoals het oorspronkelijke

plan, op een breed scala aan

oceanologische zaken.

Politieke onrust

In 1980 bleven de olieprijzen stijgen.

Vooral de politieke onrust in het Midden-

Oosten was hiervoor verantwoordelijk.

Dit bood wel een steeds beter perspectief

voor een rendabele ontwikkeling van

marginale velden. De Raad besloot zich

breder te gaan oriënteren, zich meer te

richten op nieuwe ontwikkelingen en

meer te doen aan exportbevordering

en voorlichting. Ook zou meer aandacht

geschonken worden aan kleine

servicebedrijven en toeleveranciers en

werd besloten de touwtjes met de USSR

(voormalige Sovjetunie) aan te halen.

Tevens vond een statutenwijziging plaats

om de begunstigers meer bij de

activiteiten van IRO te kunnen betrekken.

Het aantal begunstigers liep dat jaar

verder terug naar 165. In 1980 vond

eveneens een wisseling van de wacht

plaats. Na vijf jaar voorzitterschap volgde

oud-directeur van Smit Internationale,

P.E.E. Kleyn van Willigen, Piet de Jong op.

Op 27 maart van dat jaar brak op de

Noordzee in een zware storm één van

de poten van de Alexander L. Kielland af,

waardoor dit halfafzinkbare

accommodatieplatform kapseisde en

zonk. Hierbij kwamen 123 mensen om

het leven. Deze ramp bracht een flinke

schok in de offshoresector teweeg.

Tien jaar onderweg

Na een paar magere jaren volgde

ondanks de heersende recessie in

1981 weer een jaar vol bedrijvigheid.

IRO bestond tien jaar. Nieuwe velden

werden in productie genomen en

nieuwe ontwikkelingen voorbereid.

Vanuit het Q1 blok, met de velden Helm

en Helder, werd een olieleiding naar

IJmuiden aangelegd. En Nederlandse

toeleveranciers slaagden erin hun

inbreng in de Britse en Noorse sector

te vergroten. De wereld keek ademloos

toe toen in Noorwegen het enorme

Statfjord-B platform naar buiten gesleept

en geïnstalleerd werd. Hierbij speelden

onder meer Heerema en Wijsmuller een

belangrijke rol. Verder leverde RDM het

booreiland Maersk Endeavour op. Dit

eiland was gebouwd naar een ontwerp

van het Nederlandse ingenieursbureau

Gusto Engineering. De werf leverde

verder ook de 3.270 ton wegende SALM

voor het Britse Fulmar veld van

operator Shell op. Bij de installatie van

deze afmeerfaciliteit zette Heerema de

Hermod in en vestigde hiermee een

nieuw hefrecord. Revolutionair was de

bouw van het Underwater Manifold

Centre (UMC) voor Shell en Esso

door de HCG werf in Schiedam.

Dit verzamelcentrum werd later in het

Britse Cormorant veld geïnstalleerd.

Al deze positieve ontwikkelingen hadden

ook een gunstige invloed op het aantal

begunstigers dat van 165 steeg naar 193.

In mei 1981 richtten diverse IRO-

begunstigers het Dutch Offshore

Consortium (DOC) op om projecten in

40

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

Eerste contactbijeenkomsten

Bureau IRO kreeg het steeds drukker.

Voor het afleggen van bedrijfsbezoeken

werd J. van Schermbeek aangetrokken,

die dat jaar bij zo’n 45 bedrijven langs

zou gaan. Hiermee werd voldaan aan

de wens van de begunstigers om vaker

contact te hebben met de Raad. Het

aantal begunstigers steeg in 1976 tot 150.

Deze trend zette zich ook in het volgende

jaar door toen er nog eens 20

begunstigers bijkwamen. Het jaarverslag

over 1977 meldt dat de begunstigers

qua bedrijfsomvang in verschillende

categorieën waren ingedeeld, elk

met een eigen tarief om de Raad te

ondersteunen. Tevens vroeg de Raad een

hogere bijdrage aan alle begunstigers.

Om de personeelsbezetting te versterken

werden nieuwe mensen aangenomen.

In april trad K.D. (Kai) Waterreus in

dienst voor de verzorging van het

informatiebeheer en in mei F.W. de Nie

voor het administratiebeheer en

archiefzaken. Voor het eerst organiseerde

de Raad dat jaar ook zogeheten informele

contactbijeenkomsten. De eerste bij

Boskalis in Papendrecht en de tweede

bij Koninklijke Fabrieken Penn & Bauduin

in Dordrecht. Naast veel werk voor het

European Diving Technology Committee

nam bureaudirecteur Koos Huijskens

ook deel aan de werkgroep van de

Commissie Voorbereiding Duikwetgeving.

Om de begunstigers sneller over allerlei

zaken te informeren, verscheen in januari

1977 het eerste nummer van het IRO

Journaal. In totaal zouden dat jaar 21

edities van deze periodiek worden

uitgebracht. Voor de toeleveranciers

viel in 1977 het aantal platformen dat

gebouwd werd tegen. In de Britse sector

werden de velden Brent en Claymore in

productie gebracht. De Nederlandse

overheid verleende dat jaar

winningsvergunningen aan de NAM,

Petroland, Placid en Pennzoil. Heerema

en NOC plaatsten op hun beurt in het

buitenland orders voor de bouw van

grote halfafzinkbare kraanvaartuigen.

Gelukkig waren bij deze opdrachten ook

veel Nederlandse toeleveranciers

betrokken. In Japan liepen voor Heerema

de Balder en de Hermod en voor NOC

de Narwhal van stapel.

Nog meer tegenslag

Het jaar 1978 was voor de Nederlandse

offshore-industrie geen gunstig jaar en de

vooruitzichten waren ook niet

hoopgevend. Daarbij ging het Britse

Offshore Supply Office (OSO) een nog

nadrukkelijkere rol spelen bij het

beschermen van de eigen industrie en

werden steeds meer concessies verleend

aan de Britse staatsoliemaatschappij

BNOC. Ook de toegang tot de Noorse

sector werd steeds moeilijker. Een en

ander leidde in het jaarverslag tot het

volgende statement van de Raad: ‘De

Nederlandse offshore-industrie kan

slechts stand houden door op

basis van overtreffend vakmanschap

en specialisme, ondersteund door een

grote mate van doelmatigheid en

organisatorische souplesse, te werken’.

Wel kwamen er langzaam maar zeker

nieuwe afzetgebieden in Brazilië,

Indonesië en Mexico. Landen die de

Raad bestempelde als nieuwe

aandachtsgebieden.

De tow-out van het door Penn & Bauduin

in Dordrecht gebouwde Brent-C dek trok

dat jaar veel belangstelling. Deze werf

zou kort daarop samengaan met Groot

International (Grootint) uit Zwijndrecht.

Ook de werven van Hollandia en Kloos

werden samengevoegd. En president

van de raad van bestuur van Grootint,

J. de Groot, en algemeen directeur van

Hollandia Kloos, R.M. Lubbers, werden

voorgedragen om per 1 januari 1979 in

het bestuur van de Raad zitting te nemen.

Op de tiende editie van de OTC beurs in

Houston (mei 1978), kreeg IHC Holland

de Distinguished Achievement Award

uitgereikt, als erkenning voor het

ontwerp en de daaropvolgende bouw

van succesvol inzetbaar materieel ten

behoeve van de offshore-industrie.

Page 23: IRO 40 jaar

43

Conoco kreeg op haar beurt een

winningsvergunning voor het Kotter

veld in het K18 blok. Hiervoor gunde de

oliemaatschappij de bouw van een groot

productieplatform in delen aan Heerema/

THC, HCG en Grootint.

Veel manifestaties

Het jaar 1984 stond niet alleen in

het teken van deelname aan veel

buitenlandse beurzen, maar ook van

het houden van een opmerkelijke reeks

manifestaties in eigen land. Op 25 en

26 januari organiseerde IRO in het

Promenadehotel in Den Haag een groot

internationaal congres, getiteld ‘Offshore

Pipeline Conference’. Op dezelfde locatie

vond op 15 maart de algemene

jaarbijeenkomst plaats. Deze had als

thema ‘Nederland in de wereld van de

offshore’, met voordrachten van mr. G.

Wagner en drs. G.H.B. Verberg, directeur-

generaal van Energie van het ministerie

van Economische Zaken. De laatste ging

in op de economische betekenis van de

opsporing en winning van gas en olie.

Op 24 mei nam IRO deel aan het

symposium ‘Den Helder expands for

Offshore’. Hier deed prof.dr. Peter Odell

het doemdenken over het snel leegraken

van olie- en gasvelden op de Noordzee

af als een sprookje. Verder besloot IRO

om samen met de Vereniging Amsterdam

Ymuiden Offshore Port (AYOP) later in

dat jaar de eerste Holland Offshore beurs

in de RAI te Amsterdam te organiseren.

Het evenement werd op 21 november

geopend door Z.K.H. Prins Claus der

Nederlanden.

In oktober organiseerde de Raad

opnieuw een conferentie, getiteld

‘Offshore Steel Structure Conference’.

Na eerst hierover onder de Nederlandse

duikbedrijven een enquête te hebben

gehouden, lanceerde de Raad een

voorstel voor de oprichting van een

stichting actief op het gebied van

onderwater- en duikwerkzaamheden.

Met als resultaat dat in augustus de

Stichting Nederlandse Associatie van

Duikondernemingen (NADO) werd

opgericht. Zij moest de belangen gaan

behartigen van de Nederlandse

duikondernemingen. De grote animator

was bureaudirecteur Koos Huijskens,

die ook tot voorzitter van de NADO werd

benoemd. IRO nam het secretariaat voor

haar rekening.

Grootint uit Zwijndrecht maakte dat jaar

naam met de record-loadout van de

grote dekmodule voor het Kotter platform

van Conoco. De module woog maar liefst

3.700 ton en werd op platformtrailers

met in totaal 1.100 wielen de

constructiehal uit gereden. Deze operatie

trok heel veel aandacht. Later dat jaar

zou met de Balder het dek in het K18

blok worden geïnstalleerd. Hiermee werd

wederom een nieuw hefrecord gevestigd.

Conoco maakte bekend het Logger veld

in blok L16 te willen gaan ontwikkelen.

Gusto Engineering kreeg de opdracht om

voor Micoperi een groot kraanvaartuig

met twee kranen met een gezamenlijk

hefvermogen van 14.000 ton te

ontwerpen. Heerema kondigde aan de

hefcapaciteit van haar kraanvaartuigen

Balder en de Hermod te gaan opvoeren

van 7.000 naar 9.000 ton. Dit gebeurde

kort nadat de offshoreaannemer een

installatiecontract had gesloten met Norsk

Hydro voor de Noorse Oseberg A en B

platformen. De NAM plaatste op haar

beurt een order bij HBG voor de bouw

van het Ameland Westgat 1 (AWG1)

platformcomplex en kondigde aan in

de Nederlandse sector voor het eerste

compressie te gaan toepassen. Hiervoor

werd een speciaal compressieplatform

gebouwd dat vanaf 1986 in de blokken

K7, K8, K11 en K14 gas zou gaan

comprimeren. Dit was nodig omdat de

gasdruk uit deze velden na een aantal

succesvolle productiejaren terugliep.

42

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

Mexico te kunnen uitvoeren.

Verder stond deelname op het

programma aan de varende expositie

Holland Expo 2, die geheel was gericht

op Zuidoost-Azië. In dat jaar stelde het

ministerie van Defensie een werkgroep

in die aanbevelingen moest gaan doen

om het Duikmedisch Centrum van de

Koninklijke Marine om te zetten in een

Stichting Nationaal Duikcentrum (NDC).

Namens IRO nam Koos Huijskens zitting

in deze werkgroep. Tot slot zagen in 1981

nog vier discussiegroepen het levenslicht.

Hier konden begunstigers brainstormen

over onderwerpen als nieuwe

ontwikkelingen, rol toeleveranciers,

exportbevordering, voorlichting en

speurwerk (onderzoek).

Opgaande lijn

Terwijl de OPEC een productieplafond

instelde om de daling van de olieprijzen

te beteugelen, bleef de offshore-sector op

de Noordzee zich in 1982 onverminderd

verder ontwikkelen. Op de algemene

begunstigersbijeenkomst, gehouden

op 20 januari in Den Haag, was het

thema ‘De kansen voor het Nederlandse

bedrijfsleven bij de ontwikkeling

en toepassing van alternatieve

energiebronnen in Nederland

en in de rest van de wereld’.

NAM meldde dat het aantal medewerkers

in 1981 met 200 was gestegen naar

2.400 en dat de maatschappij steeds

meer orders bij het Nederlandse

bedrijfsleven plaatste. Van de 450 miljoen

gulden, uitgegeven in 1981, was 75

procent in eigen land terechtgekomen.

Verder verwachtte NAM voor 1982 een

verdere stijging van de investeringen.

Meer hierover werd later in het jaar

bekend op de tweede voorlichtingsdag

voor de begunstigers. Zeven operators

gaven een voordracht over hun plannen

voor 1983 ten aanzien van hun

activiteiten op het NCP.

De Nederlandse platformbouwers hadden

wederom een goed jaar en zwarelading

rederijen als Wijsmuller Transport,

International Transport Contractors

(ITC), Mammoet, Jumbo en Goliath

maakten naam in de internationale

offshore-sector. Scheepswerf De

Hoop begon aan de bouw van de

eerste van een serie geavanceerde

duikondersteuningsvaartuigen.

Op 28 september produceerde het

Helm veld uit het Q1 blok de eerste

Nederlandse Noordzee-olie. Op 5

oktober volgde het in hetzelfde blok

gelegen Helder veld dit voorbeeld.

Langzaam werd de productie opgevoerd

tot 15.000 vaten per dag. De olie werd

via een pijpleiding naar een terminal

in Amsterdam verpompt. Op het NCP

vonden diverse olie- en gasvondsten

plaats en NAM ging van start met de

aanleg van een tweede gasleiding vanuit

het K15 blok via Callantsoog naar de

gasterminal bij Den Helder.

De Raad reageerde positief op het aan de

offshore-sector aangeboden beleidsplan

van EZ minister dr. J.C. Terlouw. Het plan

beoogde de contacten te bevorderen

tussen het offshorebedrijfsleven en

de overheid. Ook nam in 1982 het

aantal begunstigers weer flink toe.

Eind december stond de teller op 220.

Boom op Noordzee

In de daaropvolgende jaren hield de

drukte op de Noordzee aan. Nederlandse

toeleveranciers slaagden er steeds vaker

in orders uit Noorwegen en Engeland

binnen te halen. Vooral de platform-

bouwers en contractors als Heerema en

Boskalis waren hierin heel succesvol.

De jaarlijkse bijeenkomst van 1983 had

als thema ‘Het Nederlandse bedrijfsleven

en de offshore nu en in de toekomst’.

De bijeenkomst werd bijgewoond door

H.K.H. Prinses Margriet en mr. Pieter van

Vollenhove.

Naast de jaarlijkse publicatie van de

Engelstalige Directory, die inmiddels de

naam Netherlands Offshore Catalogue

had gekregen, ging Uitgeverij Spoor &

Partners uit Bloemendaal het vakblad

Focus on Holland uitgeven. Verder lukte

het nog altijd om iedere week een

IRO Journaal uit te brengen. De oplage

hiervan werd dat jaar verhoogd naar

1.000 exemplaren.

Samen met NOGEPA werd in december

1983 weer een voorlichtingsdag voor

de begunstigers georganiseerd.

Hier presenteerden acht in de

Nederlandse sector actieve operators

hun plannen voor 1984.

Het ministerie van Economische Zaken

maakte bekend voornemens te zijn om

Petroland een winningsvergunning te

verlenen voor de concessie Zuidwal,

waar halverwege Harlingen en Vlieland

in de Waddenzee een groot gasveld

was aangetoond. Petroland had deze

vergunning al twaalf jaar eerder, in

1971 om precies te zijn, aangevraagd.

De ontwikkeling van dit veld plus de

aanleg van een vijftien kilometer lange

gastransportleiding naar Harlingen en

de bouw van een gasbehandelingsstation

zou een investering van 1 miljard

gulden gaan vergen.

Page 24: IRO 40 jaar

45

biogasnitrogencirmac.com

P.O. Box 995 | 7301 BE Apeldoorn [ tel ] +31 [0]55 534 0110 [ fax ] +31 [0]55 534 0050 [ mail ] [email protected] [ web ] www.cirmac.comCirmac International bv

gas treatment solutions An innovative mind behind gas treatment technology. That is Cirmac International. Operating worldwide, specializing gas treatment systems for 30 years.

Cirmac International congratulates IRO with their 40th anniversary!

Cirmac International operates in the field of gas treatment, gas production and biogas upgrading. Specialist and one of the leading suppliers of customized nitrogen packages for the on- and offshore oil & gas industry for the refineries and other industries.

>With more than 20 years of practical experience in biogas upgrading Cirmac provides three of the most effective and efficient gas treatment systems: membrane separation, PSA and the LP Cooab® scrubbing system with the lowest methane emission in the world.

www.helmhudig.com || +31 (0) 10 506 65 00Van der Helm - Hudig

ALS BEURSEXPEDITEUR

FELICITEERTVAN DER HELM - HUDIG

IRO MET HAAR 40-JARIG BESTAAN!

44

40 jaar IRO | Felicitatie

Atlas Services Groupfeliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan

www.atlasservicesgroup.com

challenge us

+31 (0)252 467 489www.kuehne-nagel.com [email protected]

Your Dedicated Oil & Gas Logistics Specialist

Kuehne + Nagel provides tailor-made solutions to meet the requirements of the Oil & Gas industry. Our dedicated Oil & Gas staff (more than 600) within the worldwide network ensure that your shipments are in safe hands anywhere in the world. Kuehne + Nagel’s Oil & Gas capabilities encompass all transportation services to move your freight throughout the entire supply chain. Our warehousing facilities at Moerdijk and Schiphol are strategically located within the Netherlands for further European and International forwarding, whether it be import /export, any modality. Our warehouses provide bonded areas, cross-dock facilities and the required value added services.

Putting the Energy into your Supply Chain!

Page 25: IRO 40 jaar

47

voor platformen die na oplevering in het

P15 blok voor de kust van Scheveningen

moesten worden geïnstalleerd. Conoco

zou eind augustus het Logger veld in

productie nemen. En Smit Internationale

meldde dat zij bij Van der Giessen-

de Noord in Krimpen aan den IJssel

twee halfafzinkbare werkeilanden

liet bouwen naar een ontwerp van

Marine Structure Consultants (MSC)

uit Hardinxveld-Giessendam. De

inmiddels traditie geworden NOGEPA

voorlichtingsbijeenkomst werd op 11

december gehouden. Dit keer waren

maar liefst twaalf operators naar

Restaurant Engels in Rotterdam gekomen

om hun plannen voor het komende jaar

bekend te maken. Opmerkelijk was wel

dat enkele oliemaatschappijen nogal

forse kritiek uitten op het Nederlandse

bedrijfsleven over opdrachten die te laat

werden opgeleverd.

Derde oliecrisis slaat toe

Aan de offshore-boom op de Noordzee

kwam in 1986 onverwacht een einde

toen de olieprijzen op de wereldmarkt

dramatisch inzakten. Lagen de prijzen in

november 1985 nog rond de 30 dollar

per vat, in de eerste helft van 1986 waren

ze tot ver onder de 20 dollar per vat

gezakt. Maar het absolute dieptepunt

werd in juli bereikt toen de prijs van

de Brent olie zelfs tot onder de 9 dollar

per vat daalde.

Het gevolg was dat oliemaatschappijen

hun exploratieprogramma’s afbliezen

en investeringen in nieuwe

ontwikkelingsprojecten uitstelden.

Op de jaarbijeenkomst op 19 maart in

Den Haag, met als thema ‘De rol van de

overheid en het bedrijfsleven in de

offshore’ was de stemming erg bedrukt.

Als toevoeging besloot de Raad een

themabijeenkomst te organiseren, waar

de gerezen problematiek eveneens aan

de orde zou worden gesteld. Op 9 april

werd deze bijeenkomst, met als thema

‘De gevolgen van de fluctuerende olieprijs

voor de offshore-industrie’, in de RAI te

Amsterdam gehouden. Sprekers waren

prof.dr. Peter Odell, directeur van het

Centrum voor Internationale

Energiestudies aan de Erasmus

Universiteit in Rotterdam, en drs. G.H.B.

Verberg, directeur-generaal voor Energie

van het ministerie van EZ. Oplossingen

leken niet direct voorhanden. Geconcludeerd

werd dat de oliemaatschappijen

ondertussen hun investeringen al met

ruim 30 procent hadden teruggeschroefd.

Moeilijke jaren stonden de ongeveer

1.600 in Nederland direct bij de offshore-

sector betrokken bedrijven te wachten.

IRO organiseerde dat jaar nog een

aantal evenementen, waaronder in

februari in het Okura Hotel in Amsterdam

de conferentie ‘Construction Offshore

(ConOff)’. Verder werd medewerking

verleend aan de Noors-Nederlandse

Offshoredag. Ook was men

medeorganisator van de conferentie

‘Duplex Stainless Steel 86’, die in het

NCH in Den Haag werd gehouden. In juni

organiseerde IRO bij TNO in Delft nog

een ‘Monopod Conferentie.’ Ondanks

de heersende recessie werd de beurs

‘Holland Offshore 86’ een eclatant succes.

De vakbeurs was met 420 standhouders

vijftig procent groter dan de eerste

editie en trok bijna 11.000 bezoekers.

Nieuwe huisstijl

IRO ging het jaar 1986 van start met

een nieuw logo en een nieuwe huisstijl.

Tevens werd het aantal tekstpagina’s

van het IRO Journaal uitgebreid met

productinformatie en specials. Een eigen

columnist werd aangetrokken die onder

het pseudoniem Diepduiker ging

schrijven. Kai Waterreus verliet na tien

jaar IRO en ging op 15 september

bij TNO-IWECO aan de slag.

Positief nieuws kwam van NAM die in

januari 1986 de gasproductie uit het

Ameland Westgat gasveld opstartte.

Met twee productielocaties, één op het

eiland en één zo’n twee kilometer uit de

kust. Mercon Steel Structures haalde de

grootste opdracht sinds de oprichting in

1976 binnen. De werf moest voor Norsk

Hydro vier boormodules voor het

Oseberg B platform gaan bouwen.

HCG verwierf een order van Conoco voor

de bouw van een groot living quarters

voor de Britse V-velden. Mannesmann

Nederland uit Fijnaart kwam in het

nieuws door de renovatie van zeven

boormodules, afkomstig van het Noorse

Edda platform. Phillips Petroleum wilde

deze gerenoveerde modules opnieuw

inzetten op het Ekofisk 2/4K platform.

Nog niet eerder was een dergelijk project

in West-Europa uitgevoerd. Penn &

Bauduin leverde de L13-FC-1 topsides

op aan de NAM. Bijzonder hieraan was

dat de topsides van het productie- en

puttenplatform al met elkaar waren

verbonden en in één hijs met de kranen

van de Hermod offshore werden

geïnstalleerd. Het totale gewicht kwam

hierdoor op 4.500 ton. En de Heerema

werf in Vlissingen leverde het voor Unocal

gebouwde Helder-B tripodplatform op,

46

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

Het platform werd uitgerust met twee

10MW compressoren en werd op 85

kilometer ten noordwesten van Den

Helder in het K14 blok geïnstalleerd.

Huisman haalde het nieuws met de

bouw en installatie van twee zware

mastkranen, elk met een hefcapaciteit

van 550 ton, voor het nieuwe

zwareladingvaartuig Happy Buccaneer.

Ook dit jaar kregen IRO-begunstigers

weer volop de gelegenheid om contacten

te leggen met de oliemaatschappijen.

Op 19 december werd voor de vierde

keer de NOGEPA voorlichtingsdag

gehouden. Hier maakte de operators

hun plannen voor 1985 bekend.

Net als in voorgaande jaren waren de

oliemaatschappijen ook in 1984 op de

Noordzee heel succesvol in het vinden

van nieuwe olie- en gasvelden. In de

Nederlandse sector stonden inmiddels

in totaal ruim zestig platformen en

lag er bijna 1.000 kilometer aan

pijpleidinginfrastructuur.

Nog meer protectionisme

Op 24 januari 1985 berichtte directeur-

generaal van Industrie drs. J. Leliveld dat

naar zijn mening IRO in de loop der

jaren was uitgegroeid tot een volwaardige

organisatie op het gebied van de

offshore-industrie, waarvan de kosten

in principe door de belanghebbenden

zelf gedragen moesten worden. Dit

betekende dat IRO na 1986 geheel

op eigen kracht verder moest en geen

gesubsidieerde instelling meer was.

De Raad gaf als reactie dat zij dit een

positieve ontwikkeling vond en dankbaar

was dat het ministerie van Economische

Zaken jarenlang een enorme steun was

geweest bij de opbouw van IRO.

Op de jaarbijeenkomst van 1985 stelde

president-directeur W. Dekker van NV

Philips Gloeilampenfabriek middels de

presentatie ‘Geen IRO maar EURO’ dat

de tijd rijp was voor een Europese Raad

voor Oceanologie.

De Raad presenteerde verder een nieuw

strategisch plan voor de periode 1986-

1988 met betrekking tot het Marien

Technologisch Speurwerk (MaTS).

Onder leiding van IRO ging

drs. B. de Wit een marktonderzoek

uitvoeren, getiteld ‘De Investeringen op

het Nederlandse Plat 1985-1990.

Intern vond in 1985 weer een wisseling

van de wacht plaats. Voormalig VNO-

voorzitter mr. C. van Veen nam op 21

februari 1985 de voorzittershamer

over van P.E.E. Kleyn van Willigen.

Verder volgde ir. C. (Cornelis) van der

Burgt, hoofdingenieur-directeur van de

Directie Noordzee van Rijkswaterstaat,

op 1 juli 1985 Koos Huijskens op als

bureaudirecteur. Vanwege zijn grote

verdiensten voor de Nederlandse

offshore-industrie werd Huijkens bij

zijn afscheid de zilveren legpenning

van de Maatschappij voor Nijverheid

en Handel uitgereikt.

De Stichting Nationaal Duikcentrum

Nederland ging samen met enkele

bedrijven van start met een experiment

in een voormalige, 720 meter diepe

mijnschacht van de Beatrixmijn bij

Roermond. Hierin konden duikapparaten

worden getest, drukproeven worden

uitgevoerd en duikers worden opgeleid.

Verder werkte deze stichting met IRO aan

de voorbereidingen voor het Duikbesluit.

IRO ontving verder het bericht dat Edward

P. Heerema het Heerema-concern had

verlaten en dat dit nu zou worden geleid

door zijn broers Pieter als president en

Hugo als vice-president. Edward zelf

richtte Allseas Marine Contractors op.

Het nieuwe bedrijf kondigde in 1986

aan met de eerste zelfvarende dp

monohullpijpenlegger op de markt te

zullen komen. Neddrill, de enige die tot

dan alleen boorschepen en zelfheffende

booreilanden in haar vloot had, deelde

mede dat zij een halfafzinkbaar

booreiland had aangekocht. Dit eiland,

dat Neddrill 6 werd gedoopt, onderging

bij Verolme Botlek in Rotterdam een

conversie. Oliemaatschappij Amoco

plaatste voor 100 miljoen gulden een

bouworder bij Grootint en Heerema

Page 26: IRO 40 jaar

49

der Giessen-de Noord en in september

de vier boormodules voor het Oseberg B

platform van Norsk Hydro door Mercon.

Een absoluut hoogstandje was eerst in

juli het opvijzelen van het 10.500 ton

wegende dek van het hotelplatform in

het Noorse Ekofisk veld. En vervolgens

in augustus, in 24 uur tijd, het gelijktijdig

opvijzelen van vijf dekken van Ekofisk

platformen met een totaalgewicht van

23.000 ton. Deze werden met 72

hydraulische cilinders ongeveer zes meter

opgetild. Hydraudyne dwong met deze

operaties wereldwijd veel bewondering

en respect af. Het opvijzelen van de

Ekofisk platformen was nodig vanwege

de bodemdaling door de olie- en

gasproductie uit het veld.

Neddrill kocht de jack-up Dyvi Epsilon,

een MSC-CJ46 type boorplatform, en

herdoopte deze in Neddrill 7. Grootint

leverde aan Placid het 6.200 ton

wegende K12-BP productiedek op. Dit

werd op 8 juni door de Hermod offshore

geïnstalleerd, waarmee Heerema

wederom een nieuw hefrecord

vestigde. Voor de load-out bij de werf

was overigens een recordaantal

platformtrailers, met in totaal 1.500

wielen, van Mammoet Transport nodig.

Verder werd bij Verolme Botlek het

booreiland Andros aangepast, zodat

deze op de Waddenzee bij het Zuidwal

platform acht putten kon gaan boren.

Aan het einde van het jaar ondertekende

IRO een Memorandum of Understanding

met de Canadese zusterorganisatie

Newfoundland Ocean Industries

Organization. Dit met als doel de

samenwerking tussen het Oost-

Canadese en Nederlandse bedrijfsleven

te bevorderen. Op de NOGEPA

voorlichtingsdag voor begunstigers

presenteerden elf operators hun plannen

voor de toekomst. Hieruit bleek dat er

maar nauwelijks nieuwe investeringen

hadden plaatsgevonden, waarmee het

rampjaar 1987 werd afgesloten.

Recessie houdt aan

IRO ging het nieuwe jaar van start met

het houden van een contactbijeenkomst

bij Frisian Shipyards in Harlingen.

Deze was samen met de STOGIN,

het Samenwerkingsverband van

Toeleveranciers aan de Olie- en Gas-

industrieën in Noord-Nederland,

georganiseerd. In februari volgde een

bijeenkomst met vertegenwoordigers

van Gulf Publishing. Zij praatten de

aanwezigen bij over de toekomstige

ontwikkelingen in de sector. Dit zou een

jaarlijks terugkerend evenement worden.

De bij de NAM-vestiging in Velsen-Noord

gehouden bijeenkomst werd bezocht

door 200 mensen.

Op 15 februari 1988 verliet Bureau IRO

haar vertrouwde stek bij TNO in Delft en

verhuisde naar de twaalfde verdieping

van een groot kantoorgebouw aan het

Delflandplein in Delft-Zuid. De IRO

jaarbijeenkomst, op 24 maart gehouden

in het Scheveningse Kurhaus, stond

in het teken van de exportstrategie.

Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

mr. Y.M.C.T. van Rooy, hield over dit

onderwerp een voordracht, getiteld

‘Waar kan de overheid de Nederlandse

offshore-industrie helpen bij de export

van producten op de wereldmarkt’.

In dit kader ondertekenden op 8 maart

EZ-minister De Korte en de Noorse

minister van Olie en Energie, Arne Øien,

een Memorandum of Understanding.

Hiermee moest de samenwerking tussen

het bedrijfsleven van beide landen

worden bevorderd. IRO had eerder

al Consultbureau Konst uit Den Haag

de opdracht gegeven om het Noorse

R&D-beleid te onderzoeken en te kijken

waar er mogelijkheden waren voor

bilaterale samenwerking.

Naast extra aandacht voor Noorwegen

focuste de Raad ook meer en meer op

Canada. IRO-voorzitter mr. C. van Veen

pleitte in Calgary, tijdens het bezoek van

Koningin Beatrix aan Canada, voor het

aanhalen van de onderlinge banden.

Hij deed dit op een Nederlands-Canadees

symposium over de olie- en gasindustrie.

Ondertussen was tussen IRO en de

Canadese zusterorganisatie NIOA al een

uitwisseling tot stand gebracht van

studenten die werden ingezet om de

samenwerkingsmogelijkheden tussen

beide landen te onderzoeken. Later in dat

jaar kreeg het Canadese Hibernia project

groen licht en ging de Raad aan de slag

om voorstellen te maken over hoe het

Nederlandse bedrijfsleven hierbij

betrokken zou kunnen worden.

In mei verhuisde het secretariaat van

het Nationaal Duikcentrum (NDC) en

de Nederlandse Associatie van

Duikondernemingen (NADO) naar

TNO-IWECO en kwam er een einde aan

het jaren onder één dak werken met IRO.

Hoogtepunten in 1988 waren een

grote gasvondst van Amoco in het P18

blok en de gunning van de bouw van

de Ekofisk beschermingswand aan de

Nederlands-Noorse aannemers-

combinatie Peconor. Hierin participeerde

naast de Hollandsche Beton Groep ook

Koninklijke Volker Stevin. In dok 7 van

de Verolme Botlek werf werd het

onderstel van de betonnen wand

gebouwd. Dit bestond uit twee halfronde

bodemsectie van elk 27.000 ton.

48

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

die de Hermod vervolgens offshore in

het Q1 blok plaatste. Bij de werf Boele in

Bolnes werd het geavanceerde dp

pijpenlegvaartuig Lorelay van Allseas

Marine Contractors gedoopt. Bij de

festiviteiten was ook V&W-minister

N.Smit-Kroes aanwezig. Directeur

Edward P. Heerema vertelde dat er al vier

pijpenlegorders waren geboekt voor de

Lorelay. Als gevolg van de onverwachte

recessie ging het minder goed met de

Heerema werf in het Schotse Lewis. Deze

moest uiteindelijk door gebrek aan werk

worden gesloten. Grootint meldde om

dezelfde reden 350 mensen te moeten

ontslaan. En bij Smit-Lloyd werd de vloot

van vijftig bevoorraders drastisch

ingekrompen. Unocal kwam in het

nieuws door het nieuwe L11B platform

uit te rusten met een vrijevalreddingboot

van Verhoef uit Aalsmeer.

Het jaar werd afgesloten met een

bijzonder bericht dat Hydraudyne uit

Boxtel een order had geboekt voor het

opvijzelen van zes topsides van Phillips

Petroleum in het Noorse Ekofisk veld.

Dit in verband met de bodemdaling ten

gevolge van de winning van olie en gas

uit dit veld. Als kerstcadeautje steeg de

olieprijs eind december weer naar 18

dollar per vat.

Intern trad op 1 november 1986 Peter

Massolt in dienst van IRO. Hij ging de

marketing en de externe contacten

verzorgen.

Rampjaar

De effecten van de een jaar eerder

ontstane oliecrisis werden in 1987 pas

goed merkbaar. Werven moesten sluiten

of inkrimpen, schepen werden opgelegd

en bedrijven fuseerden. Zoals Fugro uit

Leidschendam, met ir. G-J Kramer als

president-directeur, met McClelland uit

Houston. Deze bedrijven waren destijds

de twee grootste geotechnische

ingenieursbureaus ter wereld.

IRO diende zelf ook de buikriem aan te

halen. Zoals al eerder gemeld, viel dit

jaar voor het eerst de EZ-subsidie weg,

wat een inkomstendaling van ongeveer

40 procent betekende. TNO kondigde

aan dat haar bijdrage aan Bureau IRO

zou worden afgebouwd en in 1990

geheel zou stoppen. Begin 1987 raakte

de IRO betrokken bij een uniek project

op energiegebied. Men zou als

informatiebron gaan fungeren voor de

Energie Databank Nederland (EDN) die

in Petten bij het Energie Studie Centrum

werd ondergebracht.

De jaarbijeenkomst van de Raad op

18 maart had als thema ‘Aspecten van

de Nederlandse Maritieme Strategie’.

EZ-minister drs. R.W. de Korte hield

een voordracht over de overheidsrol

ten opzichte van de maritieme industrie.

Samen met het ministerie van

Economische Zaken organiseerde IRO

op 15 september in de RAI te Amsterdam

de conferentie ‘Integrale Kwaliteitszorg’

en presenteerde het rapport ‘Beleidsvisie

Speurwerkcommissie MaTS aan de

minister van EZ t.a.v. het stimuleren

van de technologische ontwikkelingen’.

Bij Bureau IRO vertrokken dat jaar veel

oudgedienden. Als eerste nam ir. P.J.

(Paul) van Ervens Dorens afscheid.

Hij werd opgevolgd door ir. J.F.P. (Peter)

Schönfeld. In dienst traden H.G. (Harry)

Zuidwijk als medewerker financiële

administratie en ir. G.A. (Frans) van

Dongen als manager technologische

ontwikkeling. Freelance journalist Paul

Schaap fungeerde een groot deel van

het jaar als ad-interim hoofdredacteur

van het IRO Journaal. Op 1 oktober

volgde de aanstelling van een nieuwe

hoofdredacteur, Feico Houweling.

Naast de reguliere uitgaven verschenen

dat jaar ook tien speciale edities over

onderwerpen als opleiding en training;

inspectie, reparatie en onderhoud;

pijpen en pompen; procesapparatuur;

de Smit Semi’s; integrale kwaliteitszorg;

kranenbouw. Bijzonder was editie

nummer 24 waarin Edward P. Heerema

een fantastisch nieuw concept lanceerde

voor het offshore installeren van topsides

met gewichten tot 55.000 ton. Hiervoor

moesten twee supertankers aan elkaar

worden gekoppeld, zodat een groot

installatievaartuig met een lengte van

337 meter en een breedte van 140 meter

zou ontstaan. Heerema verwachtte dat

dit reuzenvaartuig, dat hij naar zijn vader

Pieter Schelte had vernoemd, rond 1990

wel operationeel zou kunnen zijn.

Ander nieuws was dat de commissaris

van de Koningin in de provincie

Friesland, Hans Wiegel, op 19 maart de

eerste paal sloeg voor de gasterminal

an Petroland in Harlingen. In april

leverde HCG twee 2.350 ton wegende

gascompressiemodules op voor het

Noorse Oseberg project. In juni werd de

eerste Smit Semi opgeleverd door Van

Page 27: IRO 40 jaar

51

EBN feliciteert IRO met 40 jaar vooruitgang Nederland is een aardgasland, daar mogen we

best trots op zijn. De basis hiervoor is gelegd

door kennisdeling, innovatie en samenwerking,

hoekstenen waar IRO zich al 40 jaar voor inzet.

IRO maakt zich sterk voor de sector, brengt

mensen bij elkaar en zorgt voor vooruitgang.

EBN bedankt IRO voor haar positieve bijdrage

aan de Nederlandse olie- en gasindustrie.

IROadvertentie_183x125mm.indd 1 24-10-11 09:22

50

40 jaar IRO | Felicitatie

DDM DEMONTAGE ENDDM rEcruiTMENT sErvicEs felicitereN irO met haar 40-jarig bestaaN

DDM DeMontage BVtel. +31 (0) 30 666 97 80e-mail: [email protected]

DDM RecRuitMent SeRViceStel. +31 (0) 30 666 97 76e-mail: [email protected]

www.DDM.eu

Offshore Den Helder feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan

Page 28: IRO 40 jaar

53

Medio 1990 was het rapport gereed

over de studie naar de gevolgen voor de

offshore-industrie na de eenwording in

1992 van de Europese markt. Een rapport

met een aantal belangrijke conclusies en

aanbevelingen. In september trad ir.

G.G. (Guus) Hutjes in dienst als research

manager. Hij volgde Frans van Dongen

op. Verder liet IRO een adviesbureau

onder de begunstigers een onderzoek

instellen naar de rol van de Raad, naar

de producten en diensten en hoe er

moet worden ingespeeld op bestaande

behoeftes van de begunstigers.

Vanaf 1 januari 1991 besloten de

besturen van IRO en STOGIN hun

krachten te bundelen. Hierbij ging

STOGIN met haar dertig leden verder als

IRO-Noord. Door dit besluit steeg het

aantal begunstigers tot boven de 200.

Samen met het ministerie van

Economische Zaken organiseerde IRO het

symposium ‘Toeleveren & Uitbesteden’ en

op 13 en 14 maart tijdens de vakbeurs

Holland Offshore een tweedaags congres

getiteld ‘The Offshore Industry:

a Promising Outlook for the 90’s.’ Op de

contactbijeenkomst op 27 november in

Zwijndrecht vertelde IRO-voorzitter J.

Groenendijk dat er een comité was

samengesteld van wijze mannen die eens

kritisch moesten kijken naar de huidige

doelstellingen en activiteiten van IRO en

naar de mogelijkheden om een bredere

platformorganisatie te vormen voor de

Nederlandse maritieme industrie.

Tot voorzitter van het comité werd

benoemd H. Hooykaas, voormalige

directeur van Shell Nederland. Een ander

comité, onder voorzitterschap van André

Goedée, ging onderzoeken of IRO

moest worden omgevormd tot een

echte olie & gas brancheorganisatie.

Tevens werd dat jaar aandacht

geschonken aan het Cullen Report,

getiteld ‘The Public Enquiry into the Piper

Alpha Disaster’, dat op 12 november was

gepresenteerd. Inspecteur-generaal der

Mijnen G. Ockeloen adviseerde het

Ministerie van Economische Zaken om

alle aanbevelingen uit het rapport

over te nemen.

De begunstigers van IRO maakten dit jaar

weer drukke tijden door. Mercon kreeg

de opdracht om voor Statoil twee

boormodules te bouwen voor het

Sleipner A project en van Placid voor de

bouw van het L11-A platformdek. C&I

zou hiervoor de jacket gaan bouwen.

Mobil plaatste op haar beurt een order

voor de bouw van het P12 platform bij

Heerema Vlissingen, en Schokindustrie

uit Zwijndrecht verwierf een opdracht

voor het coaten van de pijpen voor de

NOGAT leiding en het overgrote deel van

de Zeepipe leiding. Petroland kondigde

aan een groot gasproductiecomplex

met satellieten in het K6 blok te willen

installeren. Maersk Drilling liet in

Singapore twee booreilanden bouwen

naar het CJ62-ontwerp van MSC.

NAM maakte bekend dat het F3 olie-

en gasproductieplatform een betonnen

basis zou krijgen met cellen voor

de opslag van olie.

Mammoet Transport meldde een

wereldrecord bij de load-out van het

8.010 ton wegende Kittiwake dek bij de

Press Offshore werf in Wallsend (UK).

En IHC Hydrohammer leverde de

honderdste hydraulische heihamer af

bij Rockwater Offshore Contractors in

Aberdeen. Heel opmerkelijk was het

vriendelijke overnamebod dat Heerema

aan Grootint deed. Met deze transactie

wilde Heerema haar pakket producten

en diensten uitbreiden. Op het bod

werd positief gereageerd en zo kwam

de werf uit Zwijndrecht in handen van

de Heerema Fabricage Groep (HFG)

Transitie

Het jaar 1991 stond in het teken van

transitie. Niet voor de markt, want

daar ging het onverminderd goed,

maar wel voor IRO. Na uitgebreide

consultatierondes was het duidelijk dat

de Raad op een andere leest geschoeid

moest worden. Dit bleek met name

tijdens de jaarbijeenkomst die op 18 april

in het World Trade Centre in Rotterdam

werd gehouden. Het bestuur besloot om

de Stichting Industriële Raad voor de

Oceanologie met begunstigers om

te zetten in een vereniging met leden.

Op 11 november 1991 passeerde de akte

en hiermee werd de in Delft gevestigde

Vereniging Industriële Raad voor de

Olie- en Gasindustrie, afgekort IRO, een

feit. Ook de statuten werden aangepast.

Het doel van de vereniging werd het

behartigen van de belangen van de

Nederlandse toeleveringsbedrijven in de

olie- en gasindustrie. Dit moest kunnen

worden bereikt door als centraal punt

te fungeren voor het belanghebbende

bedrijfsleven, door de samenwerking

en het overleg tussen de leden onderling

te bevorderen, door met aanverwante

belangenverenigingen zowel binnen als

buiten Nederland samen te werken,

door het beleid van lokale en Europese

overheden met betrekking tot de

bedrijfstak te beïnvloeden en door

evenementen voor de leden te

organiseren. De vereniging kreeg leden

en geassocieerde leden. Op 12 november

werd de eerste algemene vergadering

van de nieuwe IRO gehouden.

Hier werd de transitie uitgebreid

besproken en toegelicht.

Maar er was meer werk aan de winkel.

Zo werd IRO onder andere betrokken

bij de oprichting van het Energie

52

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

Op 6 juli raakte de hele offshore-wereld

opnieuw in shock toen zich in de Britse

sector van de Noordzee op het Piper

Alpha platform een ramp voltrok, waarbij

in totaal 167 mensen omkwamen. IRO

werd naar aanleiding hiervan bestormd

met vragen van zowel publiek als media.

Samen met Statoil Netherlands gaf IRO

in Wassenaar een presentatie over het

Noorse Sleipner project. En aan het einde

van het jaar vond onder de leden van

de NOGEPA een informatieronde plaats

over hun investeringsplannen voor 1989.

Al snel werd duidelijk dat het

investeringsniveau komend jaar niet veel

zou verschillen met het huidige. Grote

projecten waren niet in aantocht. Plannen

bestonden er wel om de aanleg van de

NOGAT leiding aan te besteden. Deze 260

kilometer lange Noordelijke Offshore Gas

Transportleiding moest vanaf het F3 blok

het noordelijke deel van de Nederlandse

sector van de Noordzee gaan ontsluiten.

Op 4 oktober 1988 nam mr. C. van Veen

als bestuursvoorzitter afscheid. Vice-

voorzitter J. Groenendijk volgde hem op.

Toch hoop

De Raad begon het jaar 1989 door

opnieuw samen met Statoil Netherlands

een seminar te organiseren. Deze keer

was het onderwerp het Zeepipe project

ofwel de aanleg van een 830 kilometer

lange gasexportleiding van de Noorse

Sleipner en Troll velden naar het

Belgische Zeebrugge.

In februari stond weer een bijeenkomst

met Gulf Publishing op het programma.

Op de jaarvergadering, gehouden op 11

april in Wassenaar, werden presentaties

gegeven over de jongste ontwikkelingen

in de Britse, Noorse en Nederlandse

sector. Hieruit bleek de verwachting dat

de markt begin jaren negentig weer zou

aantrekken. Als heel hoopgevend

beschouwde men het NOGAT project,

de aanleg van de gastransportleiding van

het F3 blok naar de gasterminal bij Den

Helder. Op deze leiding zouden in ieder

geval vier nieuwe productieplatformen

worden aangesloten. Hiermee zou een

investering gemoeid zijn van 2,1 miljard

gulden en dat klonk de Nederlandse

toeleveranciers als muziek in de oren.

Een later in dat jaar in Den Helder

gehouden NOGAT presentatie trok dan

ook meer dan 300 belangstellenden.

IRO nam dat jaar diverse acties met

betrekking tot de eenwording van de

Europese markt en gaf het Nederlands

Economisch Instituut (NEI) in Rotterdam

opdracht na te gaan welke EG-regelingen

van belang waren voor de offshore-sector.

Na dit vooronderzoek zette de Raad een

stuurgroep op voor de begeleiding van

een grote studie naar de gevolgen van

de eenwording van de Europese markt

in 1992 voor de offshore-industrie.

Tevens vond IRO de oliemaatschappijen

Shell en NAM bereid om een presentatie

te houden over hun nationaal en

internationaal inkoopbeleid. Tijdens

deelname aan de vakbeurs Offshore

Europe in Aberdeen bleek men ook hier

heel hoopvol te zijn gestemd over de

toekomstige ontwikkelingen in de sector.

In verband met de teruglopende

advertentie-inkomsten werd in 1989 de

verschijningsfrequentie van het IRO

Journaal gehalveerd. Het werd een

tweewekelijkse uitgave.

Een heel bijzondere gebeurtenis vond

rond de jaarwisseling plaats. Nadat Norsk

Hydro bekend had gemaakt dat zij de

bouw van een zeer grote procesmodule

aan Grootint wilde gunnen, brak als

protest hiertegen op de Noorse werven

een grote staking uit. De opdracht

omvatte de bouw van een dekmodule

met een gewicht van 6.500 ton voor

de tweede fase van het Oseberg project.

Ondanks de staking ging de order toch

naar Grootint. Medio 1989 kwamen de

Noorse vakbonden in actie toen Amoco

Norway de bouw van het Hod platform

aan Heerema gunde. Ook deze protesten

waren tevergeefs. In oktober ontving

Grootint opnieuw een grote Noorse

opdracht. Dit keer van Statoil voor de

bouw van een 6.439 ton wegende

module voor het Sleipner A platform. En

kort daarop kreeg Mercon een order van

BP om een boortoren te bouwen voor

het Miller project dat in de Britse sector

van de Noordzee werd uitgevoerd. In

eigen land nam NAM eind september een

nieuw hoofdkantoor in Assen in gebruik.

Opleving

Het jaar 1990 beloofde voor de sector

weer een topjaar te worden, met

investeringen in de Nederlandse sector

die de 2 miljard gulden te boven zouden

gaan. IRO organiseerde de conferentie

‘Offshore Technology & Environment

Control on the Dutch Shelf’.

Deze ging over de behandeling van

afvalwater en boorgruis op zee.

De jaarbijeenkomst op 3 april werd

samen met NOGEPA opgezet. In totaal

presenteerden elf operators hier hun

veelbelovende investeringsplannen

voor de jaren 1990 en 1991.

Tijdens deze bijeenkomst werd ook

afscheid genomen van bureaudirecteur

ir. C. van der Burgt, die in augustus

zou worden opgevolgd door

ir. J.P. (Philip) van Rijn.

Page 29: IRO 40 jaar

Schootense Dreef 35

5708 HZ Helmond

[email protected]

www.smuldersgroup.comTel.: +31 (0)492 588 611

Fax: +31 (0)492 665 458

P.O. Box 480

5700 AL Helmond

Maak kennis met de kracht van samenwerking

Smulders WTC feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan

54

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991

Exportplatform (E&EN), met als doel

de export van producten en diensten

op het gebied van energie en milieu te

bevorderen. Het platform, dat vooral

aandacht zou gaan schenken aan

Oost-Europa, werd eind juni door

EZ-minister Andriessen geïnstalleerd.

Van het IRO Journaal verschenen in het

eerste halfjaar onder de vertrouwde

naam nog vijf edities in vierkleurendruk.

Voor de verder publicatie werd een

samenwerking opgezet met Spoor

& Partners, de uitgever van Focus on

Holland. Het nieuwe Engelstalige

maandblad ging IRO-Focus on Holland

heten en er verschenen in 1991 drie

edities. In de eerste editie waarschuwde

Pieter H. Heerema, die eerder dat jaar

tijdens de OTC beurs in Houston een

Distinguised Achievement Award had

gekregen, dat ondanks de verbeterde

marktomstandigheden de offshore-

industrie rekening moest houden

met een tweede recessie.

In de sector heerste als vanouds een

drukte van belang. Clyde Petroleum

nam in januari 1991 alle belangen en

medewerkers over van BP. NAM

gunde de bouw van de betonnen

basisconstructie voor het F3-FB platform

aan het samenwerkingsverband

Hollandsche Beton- en Waterbouw en

Volker Stevin Constuction International.

Later werd bekend dat de bouw in het

grote dok van Verolme Botlek zou

plaatsvinden. Amoco presenteerde

aan het ministerie van Economische

Zaken een groot ontwikkelingsplan

voor de gasvelden P15 en P18. Voor

deze velden moesten verschillende

platformen worden gebouwd, alsmede

een 42 kilometer lange gasleiding naar

Rotterdam Europoort worden gelegd.

De Nederlandse platformbouwers zagen

ook nu weer kans een reeks orders in

de wacht te slepen. De Heerema werf in

Vlissingen ging aan de slag met de bouw

van een accommodatiemodule voor het

Britse Saltire A platform van Occidental

Petroleum. Mercon kreeg een order van

Chevron UK voor de renovatie van twee

modules en een skidbase. BAM ging

op de HCG werf in Schiedam twee

accommodatiemodules bouwen voor

de Everest en Lomond platformen van

Amoco (UK). Grootint, nu onderdeel van

de Heerema Fabricage Groep, boekte

een hele serie orders, waaronder voor

de bouw van negen modules voor het

Britse Haven project van Shell, van een

compleet gasproductieplatform voor

Ultramar’s Markham project in het

J6-A blok, van een 9.500 ton wegende

module bestemd voor het Alba project

van Chevron (UK) en van een processing-

en compressormodule voor het South

Morecambe project van British Gas.

Een nieuwe speler op de markt was

Schelde Offshore, onderdeel van de

Koninklijke Maatschappij De Schelde

uit Vlissingen. Deze werf ging drie jackets

bouwen voor Elf Petroland. Multimetaal

uit Den Helder kreeg een order van

McDermott-ETPM voor de fabricage van

vier grote subsea protection frames voor

het NOGAT project. Visser & Smit Hanab

ging voor dit project de gasterminal bij

Den Helder uitbreiden. Het vermelden

waard is ook dat IHC Hydrohammer een

contract sloot met het Sovjet-ministerie

van Olie & Gas voor de levering van een

hydraulische hei-installatie die in de

Kaspische Zee zou worden ingezet.

Voor IRO historie deel 2

lees verder op pagina 70

Page 30: IRO 40 jaar

57

GB Diving – Bluestream Offshore Caspar Domstorff - Directie-Board

Via verschillende bedrijven is Caspar Domstorff al langer dan

15 jaar lid van IRO om reden dat een internationale

branchevereniging als georganiseerde stem naar overheid,

politiek, operators en overige instanties/instellingen kan

optreden. Naast speerpunten als Netwerken en Export, ziet

Domstorff ook een optimale dialoog met de overheid als

belangrijk aandachtspunt van IRO.

De huidige directeur van Bluestream Offshore uit Den Helder

heeft regelmatig LOL-bijeenkomsten bijgewoond. Het vindt

het een goed initiatief om breed kennis te maken met

activiteiten, producten en diensten van branchegenoten van

diverse omvang en discipline. “De bijeenkomsten zijn een

interessant netwerkplatform voor leden en haar

medewerkers op diverse niveaus.”

Domstorff heeft een uitgesproken mening over de functie

van IRO. “De Nederlandse toeleveringsindustrie aan de

internationale olie- en gaswereld kan niet zonder IRO. Een

goed georganiseerde, professionele brancheorganisatie is

noodzakelijk voor een industrie, die zichzelf respecteert,”

stelt hij. “Met name als platform voor een dialoog met

overheden, operators, maatschappelijke organisaties, en

buitenlandse contacten.”

De Bluestream directeur is voor een krachtige lobby in

politiek Den Haag. Absoluut. De Nederlandse leden van

de IRO maken technisch op global scale verschil in de

industrie. Naast de mogelijkheden die er nog steeds op

de Noordzee liggen voor de komende decennia (o.a.

kleine veldenontwikkeling, decommissioning, renewable

energy, nieuwe kleinere operators) is de capaciteit en kennis

van de Nederlandse bedrijven een prachtig exportproduct

en uithangbord voor BV Nederland en haar overheid.

In dit kader is hij ook voor maximale samenwerking met

Nogepa. Professionele operators en toeleveranciers in de

industrie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Een goed ingerichte samenwerkingsvorm komt alle

partijen aan tafel ten goede en zorgt voor optimaal

resultaat voor alle betrokkenen.

Voor de nabije toekomst ziet Domstorff IRO als een

moderne, efficiënte organisatie die zich mee ontwikkeld

met de industrie, haar diversiteit aan disciplines en markt

waarin de branchegenoten zich bevinden.

Hij doelt hiermee ook op duurzame energie omdat bij de

ontwikkeling ervan veel kennis, expertise en ervaring nodig

is uit de bestaande olie, gas en offshore industrie.

Zeker bij windenergie kan IRO haar rol verruimen aangezien

het speelveld verbreedt, maar de spelers bekend zijn en

beschikken over bijzonder veel capaciteit, in de ruimste

zin des woords.

Suction Pile Technology bv (SPT Offshore)Mark Riemers - Managing Director

Netwerken is de belangrijkste reden voor SPT Offshore om

lid te zijn van IRO. Sedert haar lidmaatschap in 1998 heeft

het bedrijf al een aantal malen naar tevredenheid

deelgenomen aan gezamenlijke Nederlandse IRO-stands op

internationale offshore vakbeurzen. Managing Director

Riemers spreekt in deze de wens uit dat IRO in de nabije

toekomst ook meer aandacht gaat geven aan offshore wind

beurzen en conferenties. Riemers is uiterst content met de

wijze waarop IRO functioneert en zich presenteert.

“IRO is een nuttige en waardige representant van de

Nederlandse toeleveringsindustrie en doet ook op

internationaal niveau goed werk. Het is een prima

organisatie die de offshore-industrie geweldig ondersteunt.”

Mark Riemers is een groot voorstander van een actievere

rol van IRO in de offshore wind energie. En daartoe behoort

in zijn visie ook een krachtige lobby in politiek Den Haag.

“Olie- en gaswinning is blijkbaar ongewenst in de politiek

gezien de zeer beperkte aandacht die het krijgt in tegenstelling

tot andere vaak onbenullige kwesties, die veel meer

aandacht krijgen. Bovendien zijn de subsidies voor offshore

wind energie zeer matig ten opzichte van andere landen

om ons heen en lijkt de doelstelling om in 2020 20%

groene energie te moeten leveren bij lange na niet

gehaald te worden.”

40 jaar IRO |

Page 31: IRO 40 jaar

59

“Wij produceren geen opzienbarende

materialen en van onze dienstverlening

kunnen geen spectaculaire plaatjes

worden geschoten. Daarom halen wij de

voorpagina van Offshore Visie niet gauw.

Wellicht dat hierdoor een verkeerde

perceptie bestaat en men ons veelal

schaart in dezelfde categorie als de

leverancier van universele boutjes,

moertjes of kleppen.” Jeff Sluijter gaat er

eens goed voor zitten als hem de kans

wordt geboden zijn zegje te doen. “En

dat is fout. Totaal fout. Wij zijn juist een

dienstverlener die wel specifieke kennis

en veelal innovatieve diensten op maat

levert aan de olie- en gassector. En dat

maakt op allerlei gebieden het verschil.

Om onze clienten gericht van dienst te

zijn, zijn wij wereldwijd georganiseerd in

sectoren. Binnen onze Global Oil &

Gassector zijn ruim 7.800 professionals

werkzaam die zich exclusief bezighouden

met de olie- en gassector. Dit

internationale netwerk is actief in vrijwel

alle (ook opkomende) landen die van

belang zijn voor deze sector. In Nederland

zijn we met ruim 4.500 medewerkers

sowieso een van de grootste

accountants- en adviesorganisaties.

Daarbinnen werken ruim 300 olie- en

gasspecialisten vanuit verschillende

disciplines nauw met elkaar samen.

Mensen die zich ook aangetrokken

voelen tot deze industrie en dus niet

alleen over specifieke kennis en ervaring

beschikken, maar ook de

taal begrijpen en zelf spreken.”

Kennis

Wereldwijd krijgen bedrijven in de

olie- en gassector te maken met grote

veranderingen bij de winning, verwerking

en distributie van olie- en gasproducten.

Nieuwe gebieden, de opkomst van

nieuwe partijen als de NOC’s, dreigende

tekorten en de opkomst van alternatieve

energiebronnen en volatiliteit in de

prijzen is slechts een aantal kenmerken

van de huidige olie- en gasmarkt.

Daarnaast is de geopolitieke stabiliteit

altijd al een belangrijk aspect geweest,

echter ook dit, zie de ontwikkelingen in

Noord Afrika het afgelopen jaar, begint

steeds volatieler te worden. Jeff Sluijter

verwacht dat ook de gaswinning in ons

eigen land uiteindelijk op termijn - hoe

lang is een weerbarstige vraagstelling -

niet meer kan voldoen aan de vraag.

Er zal dan steeds vaker een beroep

moeten worden gedaan op de

gasleveranties uit andere landen.

“Dat kan risico’s en potentiële

afhankelijkheid tot gevolg hebben.

Om onder meer onze positie als

Europese gasrotonde en de gaslevering

aan onze vaderlandse markt veilig te

stellen, zijn nieuwe investeringen in

gaswinning en gasinfrastructuurprojecten

noodzakelijk, evenals investeringen in

de ondergrondse opslag.”

“De crisissen hebben onze industrie in

eerste instantie niet direct geraakt, maar

we zagen vervolgens - ik verwijs naar ons

jaarlijks onderzoek welke wij tezamen

met Gulf Publishing publiceren - dat de

aanhoudende aarzeling in de markt toch

voor het opdrogen van orderportefeuilles

leidde doordat nieuwe projecten

uitgesteld werden. Hoewel er de

afgelopen tijd weer beweging leek te

ontstaan en er sprake was van gematigd

optimisme, is de onzekerheid ten aanzien

van de wereldeconomie inmiddels weer

flink aangewakkerd en zijn de gevolgen

hiervan op dit moment nog niet goed

te overzien.”

Het moge duidelijk zijn, Ernst & Young is

niet zomaar een accountantskantoor,

Partner staat er op het visitekaartje van drs. J.J.J. (Jeff) Sluijter RA. Namens

Ernst & Young zit hij als specialist Olie & Gas al geruime tijd in het Dagelijks

Bestuur van IRO. Van de veertig jaar dat IRO dit jaar bestaat, is Ernst &

Young als wereldwijd toonaangevend bureau op het gebied van assurance,

tax, transactions en advisory al zo’n dertig jaar een volwaardig lid. Het zou

dus aannemelijk zijn dat alle IRO-leden Ernst & Young zien als ‘één van ons’.

Dit is ten dele waar. Een aantal ziet de accountancy als de bekende vreemde

eend in de IRO-bijt. En vraagt zich af wat de zichtbare inbreng is van Ernst

& Young als servicegericht bedrijf aan de olie- en gasindustrie? Jeff Sluijter

beseft dat de positie van Ernst & Young binnen de olie- en gasindustrie

vooroordelen oproept. Soms volkomen onschuldig, soms onterecht

vanwege de onbekendheid met de werkelijke missie van Ernst & Young.

58

40 jaar IRO |

Jeff Sluijter van Ernst & Young doet

oproep:

‘Met trots uitstralen

dat we goed zijn’

Jeff Sluijter.

Page 32: IRO 40 jaar

61

het fiscaal klimaat in zo’n land. Is het

stabiel of niet stabiel? Wat zijn specifieke

belastingregels en valkuilen? Al die vragen

kunnen wij beantwoorden. We hebben

dit ook samengevat in een uiterst

informatief boekwerk, onze jaarlijkse

International Oil and Gas tax directory.”

Pareltjes

Het ledenbestand van IRO bestaat uit

grote, middelgrote en kleine bedrijven.

Kan iedereen bij Ernst & Young

aankloppen? Sluijter: “In principe zijn het

de grote en de middelgrote bedrijven

die tot onze primaire doelgroep horen.

Wij richten ons hierbij op alle subsectoren

in de olie en gas, van upstream tot

downstream en zijn in een aantal hiervan

veruit leidend in Nederland. Voor wat

betreft upstream hebben wij bijvoorbeeld

nagenoeg alle operators als client. Ook in

de downstream zijn wij leidend en

bedienen daar, naast de grote bekende

internationale partijen, ook een flink

aantal lokale spelers. Wat we hier

constateren is dat dit type bedrijven vaak

nog werkten met kleinere lokale

accountantskantoren, maar deze in

principe ontgroeid waren waardoor zij

onvoldoende, zeker over de grenzen

heen, ondersteund werden door gericht

advies. Op de vraag of kleine bedrijven

voor Ernst & Young überhaupt interessant

zijn, antwoord Sluijter dat dit het geval is,

zeker als het creatieve bedrijven betreft

met groeipotentie. “Als een ondernemer

met een toonaangevend idee komt op

olie- en gasgebied, dan willen we hem

zeker graag met raad en daad ter zijde

staan. Tenslotte kunnen dit de grote

ondernemingen van overmorgen zijn.

Ernst & Young beschikt over specifieke

programma’s om dit soort ondernemers,

die wij entrepreneurial growth companies

noemen, goed te begeleiden. Vandaar dat

wij, bijvoorbeeld door ons Entrepreneur

Of The Year programma, ook heel bewust

zoeken naar dat soort pareltjes.”

Daarnaast wordt de olie- en gasindustrie,

ook de kleine bedrijven, gekenmerkt door

een hoge professionaliseringsgraad.

Compliment

Netwerken zit Jeff Sluijter in de genen.

Naast zijn affiniteit voor de olie- en

gasindustrie en onbedwingbare

nieuwsgierigheid hoe bepaalde zaken

technisch in elkaar steken, is zijn drive

om mensen bij elkaar te brengen groot.

En omdat netwerken ook bij IRO een

speerpunt is, voelt hij zich bij deze

branchevereniging als een vis in het

water. Natuurlijk zijn er altijd

verbeterpuntjes, maar terugblikkend op

zijn periode bij IRO als bestuurslid kan hij

alleen maar concluderen dat directeur

Hans de Boer het erg goed heeft gedaan.

“Sinds ik IRO actief in mijn blikveld heb,

is het aantal leden sterk gegroeid en voor

een netwerker als ik is dat alleen maar

bemoedigend. Het zijn er inmiddels 400.

Natuurlijk heeft IRO de afgelopen jaren

door de hausse in de olie- en

gasindustrie de wind in de zeilen gehad,

maar desalniettemin is door Hans en

zijn team hier uitstekend gepresteerd. De

IRO-organisatie wordt verder gekenmerkt

door rust en stabiliteit en er wordt op een

positieve professionele manier gewerkt.

We kennen allemaal voorbeelden van

organisaties waar dit anders loopt.”

Frisse blik

Sluijter verwacht niet dat de nieuwe

directeur Sander Vergroesen de koers die

nu gevaren wordt helemaal onveranderd

zal laten. Vers bloed in een vereniging

impliceert ook dat er met een frisse blik

tegen de zaken zal worden aangekeken.

“Nieuwe mensen hebben altijd nieuwe

ideeën en als Sander bestaande formules

wil herijken of nieuwe activiteiten wil

opstarten, vanzelfsprekend in overleg met

het bestuur, dan moet hij dat zeker niet

laten. Tenslotte is het een basistaak van IRO

om in te spelen op de behoeften zoals die

leven bij onze leden.” Zelf heeft Sluijter daar

ook wel bepaalde ideeën over. Hij denkt

onder andere aan het verder

professionaliseren van de communicatie

met de leden, ook in de vorm van meer

kennisoverdracht, alsook met de nationale

en internationale doelgroepen in de

breedste zin van het woord. “Ik kan me

niet voorstellen dat er een IRO-lid is, dat

niet trots is op zijn product of service. Die

trots mag echt wel wat meer worden

uitgestraald, want wij zijn op diverse

gebieden toonaangevend bezig en

daarnaast levert de olie- en gasindustrie

toch een zeer belangrijke bijdrage aan de

Nederlandse economie. Helaas gebeurt

dat naar mijn mening te weinig. Trots is

niet echt een Nederlandse eigenschap,

maar we hebben alle reden om dat

op een gezonde manier wel te zijn.

Te bescheiden en te weinig zichtbaar zijn

helpt ons niet in een sterk veranderende en

meer en meer competitieve omgeving. Het

werkt op vele fronten door, zoals de krappe

arbeidsmarkt, toe te kennen subsidies, het

verlenen van vergunningen of onze naam

en faam in het buitenland. Mijn oproep in

deze is dan ook dat alle IRO-leden,

individueel en collectief, uitstralen waarin

ze zo goed zijn. Gecombineerd met, om

met de woorden van een (inmiddels)

collega te spreken, een stuk ‘VOC-mentaliteit’

gaat deze industrie en daarmee ook IRO

volgens mij nog vele mooie jaren tegemoet.”

60

40 jaar IRO |

maar zij zit diep in de olie en gas en volgt

de ontwikkelingen in de internationale

olie- en gassector nauwgezet. Als geen

ander weet het bureau dat de industrie

en dus ook de IRO-leden, voor grote

uitdagingen staan en dat alleen gerichte

en in praktijk bewezen oplossingen

daarbij kunnen helpen. De jarenlange

ervaring van Ernst & Young in de sector,

gecombineerd met actuele onderzoeken

en benchmarks, zorgt ervoor dat haar

specialisten de markt door en door

kennen en altijd op de hoogte zijn van

actuele trends en ontwikkelingen.

Subsectoren

Zoals eerder aangegeven wordt binnen

Ernst & Young de olie- en gassector

beschouwd als een sector met een

specialistisch karakter. Die verdeeld is

in een aantal subsectoren: de upstream,

midstream (transport, opslag, terminals

en pijpleidingbedrijven), downstream

inclusief retail, oiltrading en de oil service

industrie. En vervolgens natuurlijk ook de

vele fiscale structuren die door Nederland

lopen, dus bedrijven met buitenlandse

belangen. Ook daarin is Nederland vrij

uniek. “Per subsector gelden specifieke

aandachtspunten, bijvoorbeeld qua

regelgeving, fiscaliteiten of bijvoorbeeld

organisatiestructuur,” licht Jeff Sluijter toe.

“Voor wat betreft de service-industrie heb

je het vaak over projectorganisaties, al of

niet in een samenwerkingsverband die

meer en meer over de grenzen heen

werken, vaak in nieuwe landen, met

nieuwe partners of opdrachtgevers.

De bedrijven hebben zelf vaak een

technische achtergrond, maar worden

vervolgens wel geconfronteerd met

steeds complexere financiële

vraagstellingen en risico’s. Of meer

strategische issues, als hoe krijg je de

groei - ik praat nu over een tweetal jaren

terug - goed gefinancierd. Door hier je

kennis en ervaring uit te nutten, kan je als

dienstverlener duidelijk toegevoegde

waarde leveren. Daarnaast vinden mijn

klanten in de service industrie het ook

nuttig dat ik in zowel de upstream als

de downstream zit. Tenslotte zijn dat

ook hun klanten. Ik weet dus exact welke

marktbewegingen er gemaakt worden.

Niet onbelangrijk, zeker als je door

gericht netwerken vervolgens ook de

kruisverbanden weet te leggen. Ook over

de grenzen heen is Ernst & Young een

internationale speler en bewegen wij

met de olie- en gasklanten mee. Waar

een operator heengaat, zitten wij ook.

Vaak zijn dat relatief onbekende landen.

Voor een contractor impliceert dit dat

wanneer hij vervolgens een operator

volgt naar het buitenland, hij bij ons

terecht kan met vragen over bijvoorbeeld

“Als een ondernemer

met een toonaangevend

idee komt op olie- en

gasgebied, dan willen

we hem zeker graag

met raad en daad ter

zijde staan.”

Jeff Sluijter

Page 33: IRO 40 jaar

63

IHC Systems B.V.

P.O. Box 41, 3360 AA SliedrechtIndustrieweg 30, 3361 HJ SliedrechtThe Netherlands

T +31 184 43 19 22F +31 184 43 15 05 [email protected]

IHC Systems feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan!

BRINGING DISCIPLINES TOGETHER

KCI congratulates IRO with its 40th anniversary!

www.kci.nl

BRINGING DISCIPLINES TOGETHER

Design of:Platforms | Subsea infrastructure | Complex structures

62

40 jaar IRO | Felicitatie

SEATOOLS feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan en wenst IRO veel succes voor de toekomst.

WWW.SEATOOLS.COM

Page 34: IRO 40 jaar

65

op veiligheid, kostenreductie, operaties,

en dergelijke. Overigens hebben we wel

samen gewerkt aan de veranderingen

op het gebied van verzekeringen en van

een working time directive uit Brussel.

En we vinden elkaar steeds meer als het

gaat om de keuze aan welke

evenementen we in Nederland gaan

deelnemen, zoals recentelijk de vakbeurs

Offshore Energy in Amsterdam.

Ook zijn nu over en weer onze vacatures

op elkaars intersites te vinden.”

Ministerie

Wat de contacten met het Ministerie van

Economie, Landbouw & Innovatie betreft,

is nog niet zo lang geleden voor het eerst

nauw samengewerkt. Dit had te maken

met één van de negen topsectoren

die dit ministerie had gedefinieerd.

“Met betrekking tot de topsector Energie

hebben we vanaf het begin samen

opgetrokken en allebei input geleverd

als totale olie- en gassector in Nederland,

inclusief de offshore-industrie. Overigens

ben ik van mening dat er nog ruimte is

om vaker gezamenlijk richting EL&I te

werken. Vooral ten aanzien van het

belang van het handhaven van de

olie- en gasproductie on- en offshore.”

“We moeten wel samenwerken om

beter zichtbaar te worden, met name

richting overheden en politiek.

Vooral in Den Haag is de bekendheid

van de offshore-industrie heel beperkt.

Aan die zichtbaarheid zullen we meer

vorm moeten geven.”

De Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie, afgekort NOGEPA, is in 1974 in Den Haag opgericht. Deze brancheorganisatie vertegenwoordigt de olie- en gasproducerende maatschappijen in Nederland en telt op dit moment 16 leden en 1 geassocieerd lid. Voor meer informatie: www.nogepa.nl

“Samenwerken waar het kan.” Bram van Mannekes

NOGEPA’s secretaris-generaal Bram van Mannekes.

64

40 jaar IRO |

Het meest zichtbaar was de

samenwerking tijdens de vakbeurs

Offshore Energy die op 11 en 12 oktober

in Amsterdam werd gehouden en waar

IRO en NOGEPA samen een stand

deelden. Dit laatste was eerder dit jaar

ook het geval bij de door Navingo in

Rotterdam georganiseerde Career Event.

Maar volgens Bram van Mannekes is er

meer. “Sinds mijn aantreden bij NOGEPA,

zo’n zeven jaar geleden, heeft de

samenwerking met IRO zich steeds

verder ontwikkeld. Directeur Hans de

Boer en ik waren het er al snel over eens

dat je samen sterker staat als je

gemeenschappelijke belangen hebt.

Een goed voorbeeld in dit kader is ons

belang om jongeren te interesseren voor

onze uitdagende industrie.

Hiervoor hebben we eerst samen studies

uitgevoerd en vervolgens een secretaris

‘educatie’ aangesteld, die onze sector in

het MBO- en HBO-onderwijs promoot.

Dit is één van de eerste zaken waar we

formeel samen optrekken en daarmee

vooral één gezicht vormen richting

opleidingsinstituten. Zo zijn we onder

andere betrokken bij de HBO Minor

Oil & Gas die onlangs onder de vlag

van Maritime Campus Netherlands in

Den Helder van start is gegaan. Hoewel

het niet snel gaat, zijn op dit gebied al

een paar belangrijke stappen gezet.”

Een ander voorbeeld van samen

optrekken is de organisatie rond de

Industry Days 2009 en 2010.

“Naast IRO en NOGEPA waren hierbij

ook IADC en NVDO nauw betrokken.”

Zichtbaarheid verbeteren

Een totaal samenwerkingsverband van

oliemaatschappijen, contractors en

toeleveranciers zoals in Engeland,

is in Nederland niet aan de orde.

Bram van Mannekes zegt hierover:

“Ik ben hier ook geen voorstander van.

Onze achterban en belangen verschillen

daarvoor te veel. Voor de IRO-leden zijn

vooral de netwerkbijeenkomsten en alle

activiteiten, waaronder bijvoorbeeld

deelname aan beurzen, die de export

bevorderen belangrijk. Toeleveranciers

moeten het vooral van het laatste

hebben. Onze leden hebben met name

een nationaal belang, waaronder

onderwerpen als regelgeving en

vergunningen, maar focussen zich ook

Secretaris-generaal van

NOGEPA, Bram van

Mannekes:

‘Bekendheid offshore-industrie is te

beperkt ’

Ze werken in dezelfde industrie, zijn bijna even oud en opereren allebei

vanuit Nederland, maar hebben een heel andere achterban met ook

andersoortige belangen. Decennialang dopten NOGEPA en IRO hun eigen

boontjes en was er onderling maar weinig contact. De kentering kwam

na het aantreden van de huidige secretaris-generaal van de NOGEPA,

Bram van Mannekes. Stap voor stap ontwikkelde zich vervolgens een goede

relatie tussen beide organisaties en trekken ze nu waar mogelijk samen op.

Page 35: IRO 40 jaar

67

www.tos.nl

TOS feliciteert IRO met haar 40 jarig

bestaan.TOS heeft haar totaalpakket aan

personeelsdiensten in de Offshore, Wind en Olie & Gas industrie nog verder geoptimaliseerd met de vestiging van TIM in Brazilië en TOS Sheffield in Singapore.

TOS SHEFFIELD|

T.O.S. offers high quality personnel services with:

www.denocomp.nlMore than 90 Years of Excellence

Deno Compressors

feliciteert IRO

met haar

40-jarig bestaan

66

40 jaar IRO |

Seatools BVJan Frumau - Algemeen Directeur

Seatools uit Numansdorp is reeds sinds 2002 IRO-lid. Er

waren destijds twee redenen om lid te worden: de

mogelijkheid die IRO biedt om te netwerken en de diensten

die IRO levert met betrekking tot beursdeelname en

beursbezoek. Jan Frumau ervaart de LOL-bijeenkomsten

als een prima gelegenheid om zijn netwerk uit te breiden

en heeft al diverse contacten opgedaan die later

zakelijk van nut bleken te zijn.

Naar de mening van Frumau doet IRO zeer nuttig werk.

Haar bestaan zorgt ervoor dat er geen verbrokkelde aanpak

van zaken is en voorkomt een inefficiëntie en een veel

lagere dekking van de buitenlandse markten. Frumau is er

wel voorstander van om de politiek in ons land meer

geïnteresseerd te krijgen in de vaderlandse offshore-

industrie. “Jazeker, de offshore is een belangrijke motor van

de Nederlandse economie, en die mag best een beetje

worden opgevoerd.”

Wat duurzame energie betreft acht Jan Frumau het

verstandig dat IRO hieraan aandacht schenkt voor zover het

offshore wind betreft. “Want duurzaam slaat in dit geval ook

op het voortbestaan van onze industrie zelf.”

WorldWise Marine / Offshore Ship DesignersMichiel A. Wijsmuller - Directeur

WorldWise Marine / Offshore Ship Designers is lid vanaf het

ontstaan van WorldWise Marine op 1 juli 2002, als een

verzelfstandiging van Wijsmuller Engineering en Marman,

één jaar na de overname van de Wijsmuller Groep door A.P.

Møller Maersk. “En wij zijn lid geworden omdat wij als

ontwerper van sleepboten en offshore support schepen en

als broker op die marktsegmenten graag deel uitmaken van

het Nederlandse Olie & Gas netwerk,” verklaart directeur

Michiel A. Wijsmuller, die achttien jaar lang bestuurslid is

geweest bij IRO. Hij geeft aan tevreden te zijn over de wijze

waarop IRO invulling geeft aan het speerpunt netwerken en

heeft geen suggesties voor wezenlijk andere zaken. “IRO

moet vooral zo doorgaan en regelmatig de behoeftes bij de

leden checken. Luisteren naar de leden en aanpassingen

doorvoeren indien die leden daarom vragen.”

Het fenomeen LOL-bijeenkomsten kenmerkt Michiel

Wijsmuller als goede netwerk bijeenkomsten. Helaas is hij

niet altijd in de gelegenheid om te komen, vooral niet als het

ver uit de buurt is. Lof is er ook voor de wijze waarop IRO de

Nederlandse inzending op de OTC te Houston regelt. “Prima

geregeld. Moet IRO zeker blijven doen.”

De informatiestroom die IRO richting haar leden realiseert, is

wat Wijsmuller betreft afdoende. Maar eigen initiatief blijft

natuurlijk belangrijk, stelt hij. “Het hoeft niet allemaal van

IRO te komen. Als wij iets van of via IRO denken te weten te

kunnen komen, dan weten wij ze te vinden en worden dan

meestal op onze wenken bediend.”

Michiel Wijsmuller vindt dat IRO er heel veel aan doet om

daar waar mogelijk haar stem te laten doen gelden op

internationaal niveau. Maar beseft tegelijkertijd dat de

mogelijkheden daartoe natuurlijk wel een stuk beperkter zijn

dan op nationaal niveau. Ook is hij voorstander van een

lobby in Den Haag omdat hij gelooft dat nauwe contacten

met de overheid altijd goed zijn. “Overigens kunnen wij als

ontwerpbureau via de WBSO-regeling wel degelijk van

subsidies genieten en dus doen dat we dat ook.”

Offshore Solutions BVJayne Moran - Business Development De belangrijkste reden om lid te zijn van IRO zijn de

‘opportunities to exhibit’ en netwerken. “De IRO is altijd goed

vertegenwoordigd op belangrijke buitenlandse offshore beurzen

en daar maken wij als toeleverancier dankbaar gebruik van.”

Page 36: IRO 40 jaar

69

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Allard Europe

www.allard-europe.com

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

Beko Transport Consultant

www.beko-tc.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Alewijnse Marine Systems

www.alewijnse.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

www.coenradie-surveying.com

Coenradieworld-class surveying solutions

BEKOBEKO

40 jaar IRO | Felicitatie

68

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

STC

www.stc-bv.nl

feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan

StemarEngineering

www.stemar.com

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

INTRAMAR insurances

www.intramar.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

www.teijinaramid.com

Teijin Aramid

Page 37: IRO 40 jaar

71

Op 1 april 1992 trad Ellen P. Lastdrager-

van der Woude als directeur in de

voetsporen van Philip van Rijn. Parallel

aan de beurs Holland Offshore 92 werd

een driedaags congres georganiseerd en

werd de IRO algemene ledenvergadering

gehouden. Het thema van het congres

was ‘Europe Tomorrow: Risks & Rewards’.

EZ-minister dr. J.E. Andriessen opende de

beurs. En op dezelfde dag verrichtte hij

ook de inauguratie van het NOGAT

project. Op de tweede congresdag

presenteerden de operators hun plannen

voor 1993-1994. Ook participeerde IRO

in de opzet van EUGOES, de over-

koepelende organisatie van West-

Europese toeleveranciers in de upstream

olie- en gasindustrie. Aan het Nederlands

Economisch Instituut (NEI) in Rotterdam

werd de opdracht verleend om

het belang van de Nederlandse

toeleveranciers in de olie- en gassector

nauwkeurig in kaart te brengen.

De ProjectFAX deed haar intrede om

de leden snel van interessante informatie

te voorzien en alle aangesloten bedrijven

werden onderverdeeld in leden,

geassocieerde leden en begunstigers.

Samen met vijftien leden werd dat jaar

de IRO Export Group (IEG) opgericht,

met als doel beter op de exportmarkt

te kunnen opereren.

Nieuws uit de sector was dat NAM het

eerste van de vijf NOGAT platformen,

het L2-FA-1 gasproductieplatform, in

gebruik nam. Mercon meldde dat de

van Chevron’s Ninian platform afkomstige

boormodule in Gorinchem niet alleen

compleet gerenoveerd, maar ook van

een nieuwe boortoren, servicemodule

en boorvloer voorzien zou worden.

Het geheel werd hierna op het Alba

platform geïnstalleerd. Van Oord ACZ

liet de bulkcarrier Tertnes ombouwen

tot een valpijpvaartuig. En in het kader

van het F3 project verleende NAM aan

Volker Stevin Offshore de bouwopdracht

voor een olielaadstation. BAM mocht

op de HCG werf in Schiedam een

accommodatieplatform bouwen.

De betonnen basisconstructie van het F3

platform werd halverwege het jaar in het

F3 blok geïnstalleerd. En voor het P15/

P18 project kreeg Grootint van Amoco

opdracht het centrale gasproductieplatform

te bouwen. Allseas mocht hiervoor de

gasleiding van P15-D naar Rotterdam-

Europoort gaan leggen plus enkele infield

leidingen. Ingenieursbureau Stork Protech

verzorgde het ontwerpwerk. Unocal

gunde Schelde Offshore de opdracht

voor de bouw van het P9 Horizon

platform. De Verolme Botlek werf trok

de aandacht met het renoveren van een

serie zelfheffende en halfafzinkbare

booreilanden. Neddrill verkreeg het

management van het Russische

zelfheffende booreiland Kolskaya,

gebouwd naar een ontwerp van Gusto

Engineering.

Edward P. Heerema kondigde aan dat

Allseas het allergrootste pijpenlegvaartuig

ter wereld in de vaart ging brengen.

Hiervoor was een 125.000 ton metende

bulkcarrier aangekocht die verbouwd

moest worden tot dp monohullvaartuig.

Het vaartuig werd Solitaire gedoopt. Aan

het einde van het jaar plaatste Shell Expro

een order bij de Heerema Fabricage Groep

voor de bouw in Vlissingen van het

Galleon PN puttenplatform.

Kentering

Op de nieuwjaarsreceptie, gehouden op

13 januari 1993, presenteerde IRO de

resultaten van het NEI onderzoek.

De in de olie- en gassector actieve

Nederlandse bedrijven bleken samen

goed te zijn voor een omzet van 5 miljard

gulden en werk te bieden aan 25.000

mensen. Van de producten en diensten

werd 70 procent voornamelijk

geëxporteerd naar Engeland en

Noorwegen, terwijl 30 procent op de

thuismarkt terechtkwam. Twee dagen

later maakte IRO bekend dat de

oliemaatschappijen en toeleveranciers

overeenstemming hadden bereikt over

het Standaard Contract. Dit moest

eenduidigheid brengen ten aanzien van

de contractvoorwaarden bij het uitvoeren

van constructie-, onderhouds- en

reparatiewerk voor de olie- en

gasmaatschappijen in Nederland.

Het tweede verenigingsjaar verliep heel

anders dan verwacht. Voorzitter Gert-Jan

Kramer sprak al snel van een moeilijk jaar

dat voor een keerpunt in de industrie zou

zorgen. Hij voorspelde een afname van

de omzet van 20% en een verlies van

vijf- tot zesduizend arbeidsplaatsen.

Duidelijk was dat de vraag naar producten

en diensten ten behoeve van de exploratie-

en productieactiviteiten op de gehele

Noordzee flink zou afnemen. De sector

kampte met lage olieprijzen, afnemende

dollarkoersen en een sterke gulden.

Ook de globalisering werd als oorzaak

van de malaise aangeduid. Het IRO-

bestuur liet het er niet bij zitten en trof

een reeks maatregelen om de recessie

te lijf te gaan. Als eerste werd op 8 april

het Tweesporen Beleid geïnitieerd. Het

eerste spoor was gericht op het creëren

van een politiek klimaat waarmee door

de introductie van het zogeheten

kleineveldenbeleid de exploratie en

exploitatie van marginale olie- en

gasvelden op het NCP bevorderd moest

worden. Het tweede spoor hield in dat

de leden werden aangemoedigd de

concurrentie aan te gaan op opkomende

70

40

Met de schat aan kennis en

ervaring die in de eerste twee

decennia als stichting was

opgedaan, ging IRO eind 1991

als vereniging slagvaardig

van start. Nadat eerst veel

effort was gestoken in het

opzetten van een lobbycircuit,

werden ledenraden opgezet,

seminars en beursdeelnames

georganiseerd en onderzoeken

opgestart naar het belang

van de olie- en gassector in

Nederland. Ook traden dat jaar

een nieuwe voorzitter en een

nieuwe directeur aan.

Na de oprichting in november 1991 was

het de Vereniging IRO alles aan gelegen

om vaste voet in belangrijke lobbycircuits

te krijgen. Er werden gesprekken gevoerd

met directeur-generaal voor Energie S.

Dessens en directeur-generaal voor

Industrie J. Kooijman, beiden van het

ministerie van Economische Zaken. En

met het NOGEPA-bestuur. Voor een

bezoek aan de vakbeurs Offshore

Northern Seas in Stavanger werd

staatssecretaris van Internationale Handel

mr. Y.M.C.T. van Rooy uitgenodigd. Later

dat jaar stelde CEO Gert-Jan Kramer van

Fugro-McClelland, die kort daarvoor het

IRO-voorzitterschap had overgenomen

van J. Groenendijk, dat voornoemde

inspanningen ertoe hadden geleid dat

IRO voortaan door alle partijen werd

erkend als volwaardig lid van de

zogeheten olie- en gasdriehoek, gevormd

door de toeleverende industrie, de olie-

en gasmaatschappijen en de overheid.

Nieuw was de opzet van commissies van

leden, elk actief op een specifiek

vakgebied. Zo kwam er een commissie

voor Politieke Zaken, voor Commerciële

Zaken, voor Technische Zaken en HSE en

voor Financiële Zaken en voor Public

Relations. Daarnaast werden er

werkgroepen opgezet die zich richtten op

de aanpak van problemen op het gebied

van energie, politiek, en het onderhouden

van relaties tussen Noorwegen en

Nederland. Verder werd gewerkt aan de

opzet van een Standaard Contract voor

de olie- en gasindustrie.

… naar een Vereniging met leden

Op volle

kracht vooruit

jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

Page 38: IRO 40 jaar

73

onafhankelijke Organisation for the

Promotion of Energy Technology (OPET).

Volgens voorzitter Gert-Jan Kramer was

dit vanwege het gebruik van internationale

promotiefaciliteiten en contacten van

groot belang voor de leden.

IRO gaf verder opdracht voor een nieuwe

studie naar het economisch belang van

de Nederlandse olie- en gasindustrie en

introduceerde samen met NOGEPA een

E&P Questionnaire, met als doel het

aantal audits van de operators te

verminderen. Ook werd het door

NOGEPA geïntroduceerde

veiligheidshandboek geëvalueerd.

Voor de eigen leden werd, naast de reeds

bestaande ProjectFAX, de dienstverlening

verder uitgebreid met de opzet van een

EnergyFAX en een ConsultFAX. Hiermee

konden de leden snel van voor hen

belangrijke informatie worden voorzien.

Ook stond dat jaar deelname aan een

handelsmissie naar Abu Dhabi op de

agenda en werd veel tijd gestoken in

de organisatie van het driedaagse

IRO-Holland Offshore Congres in de

RAI te Amsterdam. Dit congres kreeg

als thema ‘The Upstream Challenge’.

Onderdeel hiervan was een presentatie

door de in de Nederlandse sector actieve

operators over hun investeringsplannen

voor 1995 en 1996.

In 1994 kon ook melding worden gemaakt

van een flink aantal hoogtepunten. Zo

verwierf Heerema Fabricage Groep weer

diverse orders voor de bouw van grote

platformonderdelen, zoals een tweetal

modules (4000 ton) voor het N’Kossa

project van Elf Congo. Deze modules

zouden bij Grootint worden gebouwd.

Een andere order betrof de bouw van het

Schooner gasproductieplatform voor Shell

Expro (UK) op de Heerema werf in

Vlissingen. Mercon ging voor Unocal het

Halfweg platform bouwen bestemd voor

de winning van gas uit de blokken Q1/

Q2, en Schelde Offshore voor Placid het

K11-FB gasproductieplatform. Verder

bundelden vier bedrijven die al jaren in

de olie- en gassector opereerden, hun

krachten in de Offshore Accommodation

Contractors (OAC) Group om hiermee op

turnkey basis projecten te kunnen

uitvoeren. Dit waren GTI Marine &

Offshore, C. Kranendonk, Heinen &

Hopman en Electra Staal. Bij Bayards

Aluminium Constructies werd dat jaar

hard gewerkt aan de fabricage van een

groot aluminium helikopterdek en diverse

trappenhuizen en bruggen voor het Troll

platform van Norske Shell. Kenz leverde

haar 75ste offshore-kraan op, bestemd

voor het Liverpool Bay project van

Hamilton Oil in de Ierse Zee. Bodewes

Winches fabriceerde de grootste ooit in

Nederland gebouwde lier. Deze 130 ton

wegende lier met een tension capacity

van 440 ton was bestemd voor Allseas’

nieuwe pijpenlegvaartuig Solitaire.

Verhoef leverde tot slot aan Maersk Oil &

Gas vier vrijevalreddingboten, waaronder

de honderdste van dit type. Mammoet

Transport voerde een indrukwekkende

load-out uit op de HMV werf in Haugesund.

Daar werd op 1.496 wielen een 11.000

ton wegende topsides van het Heidrun

platform verplaatst. Smit Transport kreeg

een order van ELF Congo om met de

Giant pontons in totaal zes grote modules

vanuit Zwijndrecht, Ravenna en Bordeaux

naar de assemblagelocatie van het

N’Kossa project in West-Afrikaanse

wateren te transporteren. En zusterbedrijf

Smit Maritime Contractors werd

ingehuurd om met een grote bok bij

Newfoundland modules te gaan

installeren voor het Hibernia project.

Het kabinet bereikte met NAM, Elf

Petroland en Mobil overeenstemming

over het opsporen en winnen van gas

onder de Waddenzee. De productie van

dit gas mocht echter alleen vanaf het

vaste land, de waddeneilanden of

het Zuidwal platform plaatsvinden.

Dit betekende dat er de komende vijf jaar

voornamelijk gedevieerd geboord werd.

Medio oktober liet Jean Mathey als

NOGEPA-vertegenwoordiger de

Tweede Kamer weten dat de eerder

aangekondigde maatregelen voor de

oliemaatschappijen niet aantrekkelijk

genoeg waren om kleine gasvelden

in productie te brengen. Hierdoor

zouden de komende jaren zo’n 5.000

arbeidsplaatsen verloren kunnen gaan.

Tevens verwachtte hij dat een aantal

grote oliemaatschappijen de Nederlandse

sector achter zich zou laten.

Aantrekkende boormarkt

In 1995 verscheen er weer licht aan het

einde van de tunnel. IRO-voorzitter Kramer

meldde op de nieuwjaarsbijeenkomst dat

er in de sector weer sprake was van een

stijgende lijn. Dit baseerde hij onder

andere op het feit dat de inzet van

72

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

markten in het Verre Oosten en het

voormalige Oostblok. Dit zou moeten

gebeuren met steun van de overheid

middels exportprogramma’s en

exportfinanciering.

Het Tweesporen Beleid, neergelegd in

een Position Paper, werd in juli 1993

aan de minister van Economische Zaken

gepresenteerd. Hier bleef het niet bij.

In september richtte IRO samen met

NOGEPA en TNO de Olie & Gas Cluster

op. Deze kon een maand later al het

NOGEPA-rapport ‘Exploration

and Production of Marginal Fields in

the Netherlands and the Dutch

Continental Shelf’ aan de minister van

Economische Zaken overhandigen.

Ook vond een roadshow plaats langs de

belangrijkste ministeries en organisaties.

Verpakt in twee rapporten volgden nog

meer adviezen. Het eerste kreeg als titel

‘Investments in the Wadden Sea and in

marginal fields on the Dutch Continental

Shelf’ en het tweede werd een R&D

rapport getiteld ‘Primaplan’. Diverse

politieke partijen pikten IRO’s

tromgeroffel op. Dit leidde tot het stellen

van vragen in de Tweede Kamer en

ontlokte EZ-minister Andriessen zelfs de

uitspraak ‘De winning van gas uit nieuwe

marginale velden kan niet langer

uitgesteld worden’. Het IRO-bestuur

besloot in 1994 weer een studie te laten

uitvoeren naar het economisch belang

van de sector. Op deze manier kon het

kabinet van de juiste feiten en cijfers

worden voorzien en zou kunnen worden

aangetoond dat de olie- en gasindustrie

van essentieel belang is voor de

economie, de onderzoeks- en

ontwikkelingsinfrastructuur en het

Nederlandse exportpotentieel. Tussen de

bedrijven door verhuisde IRO op 1 maart

1993 van Delft naar Zoetermeer, waar het

een ruim kantoor aan de Engelandlaan

betrok. Ook werd dat jaar een nieuwe

huisstijl en logo geïntroduceerd.

Ondanks de inzakkende markt kende

1993 toch een aantal hoogtepunten.

Op 14 mei verrichtte Mammoet Transport

een hoogstandje met de load-out van

het 9.300 ton wegende Alba dek, dat in

opdracht van Chevron bij Grootint was

gebouwd. Bij Verolme Botlek vond

de ombouw plaats van twee grote

halfafzinkbare booreilanden tot tender

support vessels en van een zelfheffend

booreiland tot waterinjectieplant. IHC

Hydrohammer deed opnieuw van zich

spreken door op een recordwaterdiepte

van 840 meter met een S400 heihamer

vier templates in de bodem van de

Golf van Mexico te verankeren.

Het werk werd in het kader van het Auger

project van Shell uitgevoerd door het

kraanvaartuig Hermod van HeereMac,

een samenwerkingsverband van Heerema

Marine Contractors en McDermott.

NAM verleende Grootint een order voor

de fabricage van een compressieplatform

voor het Ameland Westgat project.

Tideway nam het zwareladingvaartuig

Super Servant 1 over van Wijsmuller

Transport en liet het vervolgens bij de

YVC werf in Bolnes ombouwen tot

valpijpschip. Wijsmuller Transport sloot

op haar beurt een contract af voor het

transport van vier supermodules ten

behoeve van het Canadese Hibernia

project. Twee van deze modules waren

toen nog in Zuid-Korea in aanbouw en

twee in Italië. De transporten naar

Newfoundland vonden in 1995 plaats.

Andere Nederlandse toeleveranciers,

waaronder Mokveld Valves, Orga en

Mammoet Transport, werden eveneens

bij dit project ingeschakeld.

Bijzonder was ook de ombouw bij

Schelde Offshore van de Seafox 1

van Workfox, zodat het hefeiland als

productiesupportplatform kon worden

ingezet bij het P9 Horizon

olieproductiecomplex van Unocal.

Heerema en Van Ommeren besloten

hun zwareladingrederijen Wijsmuller

Transport en Dock Express Shipping

samen te voegen tot één bedrijf met

de naam Heavy Transport Group, het

latere Dockwise. Een mijlpaal werd

bereikt toen in oktober de laatste twee

van de in totaal vijf productieplatformen

werd aangesloten op de 260 kilometer

lange NOGAT leiding.

Recessie zette door

De eerder ingezette recessie ging in 1994

onverminderd door. Talloze booreilanden,

supportschepen en andersoortige

offshorevaartuigen kwamen zonder

werk te zitten en diverse contractors

moesten hun deuren sluiten of werden

overgenomen. IRO ging onverminderd

door met het Tweesporen Beleid.

Dit had tot gevolg dat de overheid

voor het eerst in vele jaren haar

energiepolitiek aanpaste door aan

te kondigen dat zij het bij de 9e

concessieronde voor oliemaatschappijen

aantrekkelijker wilde maken om kleine of

marginale gasvelden te gaan ontwikkelen.

Daarnaast werden het Midden-Oosten,

het Verre Oosten, West-Afrika en de

Oost-Europese staten als speerpunten

bestempeld voor de komende

exportpromotiecampagne. Een mijlpaal

was het contract dat IRO met de

Europese Commissie sloot voor het

verlenen van diensten als een officiële en

Page 39: IRO 40 jaar

75

ModuSpec feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan!

Making the drilling industry saferwww.moduspec.com

Educating the next generation of drilling expertswww.moduspecacademy.com

ModuSpec is a member of the Lloyd’s Register Group

74

40 jaar IRO | Felicitatie

NEAR MARKET, NEAR CUSTOMER

Keppel Verolme feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Van Mechelen feliciteert IRO met haar

40-jarig bestaan!

mad

e to m

easure

Van Mechelen Lifting Gear B.V.

P.O. Box 83NL-4600 AB Bergen op ZoomThe Netherlands

Phone +31 (0)164 682 550Fax +31 (0)164 686 677E-mail [email protected] www.vmliftinggear.com

SITNO marketing support

Digitaal ondertekend door SITNO marketing support DN: cn=SITNO marketing support, o, ou, [email protected], c=NL Datum: 2011.10.21 08:46:12 +02'00'

Page 40: IRO 40 jaar

77

olie- en gassector. Ook werd door de

Europese Commissie weer een OPET

term, de derde, toegekend en speelde

IRO bij diverse Joint Industry R&D

projecten een coördinerende rol.

Naast een CRINE symposium

werd een seminar over offshore

veiligheids-trainingen georganiseerd.

Bureaudirecteur Ellen Lastdrager-van der

Woude nam in december 1996 afscheid

en drs. Robert Rosen Jacobson volgde

haar op 1 januari 1997 op.

In de sector zelf trok Clyde Petroleum

de aandacht met de gunning van een

bouworder voor drie lichtgewicht

productieplatformen aan Volker Stevin

Offshore en Hollandia. De platformen,

naar een ontwerp van KCI, waren

bestemd voor de ontwikkeling van drie

marginale gasvelden in de Nederlandse

P-blokken. Het ontwerp was dusdanig

dat ze elders zouden kunnen worden

hergebruikt wanneer de betrokken velden

waren uitgeput. NAM bracht met een

subsea-installatie haar eerste marginale

veld in het L13 blok in productie.

Rockwater huurde zowel de Smit Semi 1

als Smit Semi 2 voor een periode van

zeven jaar in. Ook SIF uit Roermond

ontving een paar opmerkelijke orders.

Eerst van Chevron en Conoco, die voor

de fundatie van het Brittannia

productieplatform in de Britse sector in

totaal twintig 123 meter lange en 560 ton

zware stalen fundatiepalen nodig

hadden. Kort daarop klopte ook British

Gas bij SIF aan voor de bouw van twaalf

80 meter lange en 300 ton wegende

fundatiepalen voor het Armada project.

De VOS Groep kocht accommodatieplatform

Transocean 4 aan en herdoopte het in

Seafox 4. Noble Drilling uit Houston nam

medio maart voor een bedrag van 560

miljoen gulden Neddrill over.

Smit Internationale verkocht Smit-Lloyd

aan Seacor Holdings uit de Verenigde

Staten. Stork Protech kreeg van NAM de

opdracht voor het ontwerp van één van

de grootste platformen ooit voor deze

maatschappij gebouwd. Het betrof een

gasproductiecomplex dat in het L9 blok

moest worden geïnstalleerd en dat werd

aangesloten op de NOGAT leiding.

De eerste werf die hiervan profiteerde

was HSM uit Schiedam. Zij mocht de jacket

voor het puttenplatform bouwen. Verder

bouwde Multimetaal in Den Helder in

opdracht van Allseas twee grote subsea

afsluiterstations. Verolme Botlek had haar

handen vol aan de conversie en reparatie

van een serie booreilanden van ENSCO.

Het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam

richtte een sloopwerf op, waar jackets en

topsides van de Gordon en Esmond

platformen van Hamilton Oil konden

worden gesloopt. Dockwise vervoerde de

eerste productie-SPAR van Finland naar

de Golf van Mexico en een TLP van

Taranto in Italië naar Corpus Cristi aan de

Golf van Mexico. Allseas was daar met de

Lorelay grensverleggend bezig met het

leggen van pijpen. Hiervoor moesten in

opdracht van Shell voor het Ram Powell

project leidingen in 981 diep water en

voor het Mensa project leidingen in 1.650

meter diep water worden gelegd. Tot slot

sloten Gasunie en Amoco een contract

om het uitgeputte Alkmaar gasveld te

gaan gebruiken voor gasopslag.

Stapje terug

Op de algemene ledenvergadering,

gehouden op 11 maart 1997, presenteerde

het IRO-bestuur een Strategisch Plan voor

de jaren 1998-1999. Een belangrijk

onderdeel hiervan was het stroomlijnen

van de interne organisatie en het

verbeteren van de dienstverlening richting

leden. Ook was er veel aandacht voor de

financiële situatie van de vereniging die

verbeterd moest worden. Voor het eerst in

zes jaar werd een voorstel tot

contributieverhoging aangenomen.

In juli publiceerde NOGEPA het nieuwe

trainingshandboek dat in samenwerking

met de trainingsinstituten tot stand was

gekomen. Dit resulteerde in de oprichting

van de IRO Safety and Training Group (ISTG).

Ook nieuw was de Stichting Nederland

Maritiem Land, die samen met de

overheid en industrie was opgezet als

nationale brancheorganisatie voor alle

maritieme belangenverenigingen in

Nederland. En het IRO-comité voor

Commerciële Zaken rondde een rapport af

voor de te volgen exportpromotiestrategie.

Hoewel het aantal orders voor

platformbouwers iets achter bleef

bij de verwachtingen, bruiste het

op deNoordzee van de activiteit.

76

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

booreilanden op de Noordzee vanaf

eind 1994 weer flink begon te stijgen.

Een ontwikkeling die gedurende het jaar

1995 zou doorzetten. In oktober waren

bijna alle booreilanden aan het werk.

Alleen al in de Nederlandse sector was

hun aantal gestegen tot negen. Het meest

actief waren Elf Petroland en NAM,

gevolgd door Occidental en Wintershall.

Een door NEA uitgevoerde studie wees

uit dat een verbetering van de

concurrentiepositie van de

toeleveranciers mogelijk was als zij hun

krachten zouden weten te bundelen

en nieuwe markten wilden betreden.

Dit laatste was vooral nodig omdat er

steeds minder werk op de thuismarkt

voorhanden was en de activiteiten in

de Noorse en Britse sector ook verder

afnamen. Een belangrijke trend op

de wereldmarkt werd kostenreductie.

IRO focuste zich om deze reden op

Cost Reduction In the New Era (CRINE),

waarvoor een workshop en een seminar

werden georganiseerd. Dit programma

ging zelfs deel uitmaken van het IRO

Action Plan 1996 en kreeg de

Nederlandse benaming ‘Kosten Reductie

Overeenkomst Nederland’ (KRONE).

Om meer inzicht te krijgen in de

technologieën die oliemaatschappijen in

de 21ste eeuw nodig dachten te hebben,

organiseerde IRO begin 1995 een

seminar over dit onderwerp.

Verder werden seminars gehouden

over het ontmantelen van platformen.

Ook werden meer activiteiten ontplooid

om de export te bevorderen.

Eind 1995 stopte het tweemaandelijkse

vakblad IRO-Focus on Holland.

Met Han Heilig van Uitgeverij Tridens,

die het vakblad Offshore Visie uitgaf,

werd overeengekomen dat het IRO

Bulletin in dit tweemaandelijkse vakblad

zou worden opgenomen. Anno 2011

is dit nog altijd zo.

Vlak voordat op 1 april 1995 de 9e

concessieronde van start ging,

waarschuwde secretaris-generaal Jean

Mathey van NOGEPA de Tweede Kamer

er voor dat deze ronde dreigde te

mislukken als de overheid geen passende

maatregelen nam. Mede omdat de

oliemaatschappijen het steeds minder

interessant vonden om op het

Nederlandse continentale plat activiteiten

te ontplooien. BP, Statoil, Mobil en

Pennzoil hadden het hier al voor gezien

gehouden en later in het jaar zou ook

Norsk Hydro vertrekken. Opmerkelijk was

dat het EZ ministerie kort daarop bekend

maakte dat oliemaatschappijen nieuwe

investeringen vrij mochten afschrijven.

In de sector zelf vond dat jaar ook weer

een aantal interessante gebeurtenissen

plaats. Stork Protech kreeg een turnkey

order van Shell Expro voor het ontwerp,

de materiaalinkoop, opbouw en installatie

van de procesfaciliteiten van de FPSO

Anasuria. Deze zou uiteindelijk door IHC

Caland’s dochter Single Buoy Moorings

(SBM) worden geleverd en was bestemd

voor de winning van olie uit de Britse

velden Teal, Teal South en Guillemot A.

BP gunde op haar beurt SBM de opdracht

voor het ontwerp en de bouw van een

FPSO voor de inzet in het Schiehallion

olieveld ten westen van de Shetland

Eilanden. Grootint ontving van het Dansk

Undergrunds Consortium (DUC) een

bouworder voor een 4.200 ton wegende

topsides voor het Harald West A platform.

Ook Amoco plaatste een bouwopdracht

bij Grootint voor een compressiemodule

voor het P15D platform. Heerema

Fabricage Groep kocht van THC de

offshoreconstructiewerf in Hartlepool.

Neddrill nam twee zelfheffende

booreilanden over van Smedvig uit

Stavanger en herdoopte deze in

Neddrill 9 en Neddrill 10.

Spliethoff’s Bevrachtingskantoor kreeg

de meerderheid in handen van Mammoet

Shipping en bestelde eind 1995 bij

Scheepswerf De Merwede drie nieuwe

zwareladingvaartuigen. NAM sloot met

AMEC Nederland een contract voor het

ontwerp van een subsea-installatie om

het marginale LF13-FH gasveld in

productie te brengen.

Marginale velden

“De intensieve lobby richting overheid

om de energiepolitiek zodanig aan te

passen dat het ook aantrekkelijk zou

worden om marginale velden te

ontwikkelen, heeft gewerkt,” verklaarde

IRO-voorzitter Kramer aan het begin van

1996. Een en ander had een positief

effect op de exploratie- en

exploitatieactiviteiten op het NCP.

IRO nam het initiatief om samen met

NAM te bekijken of toeleveranciers al in

een vroeg stadium bij de ontwikkeling

van marginale velden konden worden

betrokken. Verder werden twee

bijeenkomsten georganiseerd over

het ontmantelen van platformen.

De invoering van de Arbeidstijdenwet,

per 1 januari 1996, bleek problemen

te geven voor het twee weken

aaneengesloten werken offshore.

IRO vroeg met succes aan het ministerie

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

de invoering van deze wet uit te stellen.

Op het gebied van R&D was IRO dat jaar

heel intensief betrokken bij Thermie type

B acties ten aanzien van de promotie van

energietechnieken in de upstream

Page 41: IRO 40 jaar

79

TransCanada Pipelines. En na jaren in

de etalage te hebben gestaan, nam Clyde

Petroleum van Conoco de in de blokken

K18 en K 16 staande Kotter en Logger

platformen over.

Kritiek

In 1999 werden ten aanzien van het

Strategisch Plan de puntjes op de i gezet.

Gert-Jan Kramer meldde dat de financiële

herstructurering van IRO definitief was

afgerond en de werking van de interne

organisatie verder was geoptimaliseerd.

Nieuw was de introductie van Leden

Ontmoeten Leden (LOL) netwerk-

bijeenkomsten. Vanwege het succes v

an de eerste drie, werd besloten deze

voortaan om de twee maanden te gaan

houden. Heel bijzonder was het IRO

seminar, getiteld ‘De rol van de Staat in

de Nederlandse olie- en gasindustrie’.

Hier werd nogal wat kritiek op deze

rol geuit, omdat er onvoldoende

lastenverlichting werd toegepast om de

exploratieactiviteiten in de Nederlandse

sector te stimuleren. Dit in tegenstelling

tot Engeland en Noorwegen, waar dit wel

in voldoende mate gebeurde. Eén en

ander werd uitvoerig in de Nederlandse

media belicht. Uiteindelijk leidde dit in de

Tweede Kamer tot het stellen van vragen

aan EZ-minister Jorritsma. Zij beloofde

deze zaak te bekijken. Na enige tijd trof

de minister inderdaad enkele maatregelen.

De belangrijkste was het besluit dat EBN

namens de overheid nu ook zou gaan

deelnemen aan de exploratiefase en niet,

zoals tot dan alleen maar aan de

winningsfase. Dit plus de langzaam weer

oplopende olieprijzen op de wereldmarkt

leidde tot enig optimisme in de sector.

Minder was het bericht dat NAM naar

aanleiding van de lage olieprijzen had

besloten om, verdeeld over vijf jaar, 450

van de 2.500 arbeidsplaatsen te

schrappen. Tevens staakte NAM begin

1999 haar complete boorprogramma.

Tijdens een seminar, getiteld ‘How to sell

to the UK-market’, kwam naar voren dat

in Engeland door de operators en

contractors het First Point Assessment

Limited (FPAL) registratiesysteem was

opgezet. Dit was een database van

bedrijven die producten en diensten

leveren aan de olie- en gasindustrie.

Het systeem gaf de operators en

contractors een goed overzicht van de

geregistreerde toeleveranciers die op

basis van bepaalde criteria in de database

waren opgenomen. Met name Shell

Expro en AMEC gingen hierna contracten

sluiten met bedrijven die in het FPAL

systeem vermeld stonden.

Nieuws uit de sector in 1999 was onder

meer een nieuwe concept van Suction

Pile Technology (SPT) uit Woerden. Dit

betrof een zogeheten self-installing

platform voor het ontwikkelen van

marginale velden dat met zuigankers in

de zeebodem gefundeerd kon worden,

zonder dat hierbij grote kraanvaartuigen

nodig waren. Ook kon dit type platform

heel eenvoudig elders worden hergebruikt.

Smit Maritime Contractors verzorgde de

installatie van de Bluewater FPSO Bleo

Holm. Van der Giessen-de Noord leverde

het multifunctionele offshore-

supportvaartuig Toisa Polaris op.

Een zusterschip, de Toisa Perseus, was al

een jaar eerder door deze werf

opgeleverd. Bailey uit Nieuw-Lekkerland

trok de aandacht met de bouw van een

enorme boortoren, bestemd voor een

groot halfafzinkbaar booreiland dat in

Pescagoulo in de Verenigde Staten werd

afgebouwd. De boortoren werd in drie

delen als deklading door het

zwareladingvaartuig Fairlift van Jumbo

Navigation naar de Verenigde Staten

getransporteerd. De Happy River van

Mammoet Shipping bracht als deklading

twee accommodatiemodules met helidek

van Dartmouth in Nova Scotia naar

Teesside in Engeland.

Genius Vos en Dutch Northsea Services

(DNS) kregen van Clyde Petroleum de

opdracht om in IJmuiden een ingrijpende

renovatie uit te voeren van een oud

platform. Verolme Botlek werd de

reparatieopdracht gegund voor de tanks

van de Bluewater FPSO Uisge Gorm.

Deze waren in het Britse Fife veld zwaar

beschadigd geraakt. Na een verbouwing

op de Schelde werf in Vlissingen kregen

Tideway en Boskalis de beschikking over

het valpijpschip Seahorse en gingen dit

gezamenlijk exploiteren. Direct na de

oplevering vertrok de Seahorse naar

Noorse wateren om daar voor Statoil in

78

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

Met name op het gebied van exploratie.

Noorwegen spande de kroon met ruim

19 miljard gulden aan investeringen in

de olie- en gasindustrie. HAM Offshore

pikte hier een graantje van mee met

de opdracht voor het ingraven van de

NorFra gasexport-leiding. Deze ging

van het Noorse Draupner platform naar

Duinkerken lopen. HAM Offshore ontving

ook de opdracht om voor de oostkust

van Canada het Hibernia olieproductie-

platform te gaan ballasten met ruim

400.000 ton ijzererts.

De Noorse dochter van Boskalis,

Westminster Offshore, sloot een vijfjarig

raamcontract met Statoil om met het

valpijpschip Sandpiper bij verschillende

pijpleidingprojecten steen te gaan

storten. Het valpijpschip Rollingstone van

Tideway werd ingezet bij het storten van

steen op de Interconnector I leiding die

tussen het Belgische Zeebrugge en het

Engelse Bacton was aangelegd.

Smit Land & Marine leverde voor het

Brittannia project in de Britse sector

de twee langste pijpenbundels ooit op.

Elk met een lengte van 7,5 kilometer.

NAM gunde een bouworder voor het

L9 gasproductiecomplex aan Grootint en

Elf Petroland aan HSM voor het K6

puttenplatform. Genius Vos bouwde voor

NAM het allereerste Single Pile Platform

(SPP) dat in het N7 blok werd

geïnstalleerd. Mammoet Transport

leverde in het Schotse Inverness een

bijzondere prestatie met de load-out op

2.032 wielen van een 8.925 ton wegende

reuzenjacket. Tot slot werkte Gusto

Engineering aan een ontwerp van een

boorschip dat in waterdieptes van drie

kilometer nog boorwerk kon uitvoeren.

Orde op zaken

Op de algemene ledenvergadering van

1998 deelde Gert-Jan Kramer mede dat

de eerder gemelde doelstellingen uit het

Strategisch Plan 1998-1999 in het

afgelopen jaar bijna allemaal waren

gehaald. De financiële positie van de

vereniging was versterkt, de organisatie

gestroomlijnd en de personele bezetting

geoptimaliseerd. Kortom, alles stond

weer goed op de rails voor een goede

dienstverlening richting leden. Wat de

politieke agenda betrof, hield IRO de

vinger aan de pols met betrekking tot

de opzet van de nieuwe Mijnbouwwet.

Deze moest alle bestaande regels en

voorschriften gaan vervangen. Ook

werden op de vergadering de resultaten

bekend gemaakt van het onderzoek naar

het economisch belang van de

toeleverende sector. De sector

genereerde een omzet van 10 miljard

gulden en bood werk aan 36.000 mensen.

Verder werd een rapport gepubliceerd

met 22 mogelijke technologieën voor

het uitvoeren van R&D projecten,

alsmede een drietal landenrapporten

over Latijns-Amerika, Midden-Oosten/

Noord-Afrika en West-Afrika.

In de sector begonnen zich weer donkere

wolken samen te pakken. De boormarkt

zakte langzaam in en de olieprijs daalde

tot 10 dollar per vat. Gevolg: investeringen

van de oliemaatschappijen namen weer

af. Ondanks deze neergaande spiraal

bleven de Nederlandse toeleveranciers

toch bijzondere projecten uitvoeren.

Er werden diverse bouworders voor

platformen geplaatst. HSM kreeg van Elf

Petroland een bouwopdracht voor een

gasproductieplatform voor het L4 blok.

Grootint ging voor Wintershall aan de

slag met de bouw van het D15

gasproductieplatform. Shell Expro sloot

vervolgens een contract met Grootint

voor de bouw van een grote olieopslagtank

voor het Kittiwake olieproductieplatform.

De Heerema werven in Vlissingen en

het Noorse Tonsberg zetten hun

schouders onder de bouw van het

Noorse Heimdal riserplatform.

Hierbij werd in Vlissingen de jacket en

in Tonsberg de topsides gebouwd.

De installatie van deze platformdelen

offshore kwam voor rekening van

Heerema Marine Contractors. Grootint en

de Heerema werf in Vlissingen werden

verder belast met de bouw van het A6-B4

gasproductieplatform van Wintershall.

Multimetaal startte met de bouw van

drie super offshore-kranen voor Kenz.

Deze waren bedoeld voor het werken in

diep water vanaf offshore supportschepen.

Bayards Aluminium Constructies

ontwikkelde een nieuw type helikopterdek.

Hiervan werden er twee gebouwd voor

offshore supportvaartuigen die op dat

moment bij Van der Giessen-de Noord in

aanbouw waren. Eén voor het D15-Fa

platform van Wintershall en twee voor

het Canadese Sable project. Smit begaf

zich met twee aangepaste LASH carriers

in de zwareladingsector. Deze vaartuigen

werden Smit Pioneer en Smit Enterprise

gedoopt. Mammoet Shipping besloot

haar vloot met vier T-klasse zwarelading-

vaartuigen uit te breiden. Na de opheffing

van het samenwerkingsverband HeereMac

nam HMC het grote halfafzinkbare

kraanvaartuig DB 102 over van

McDermott en herdoopte dit in Thialf.

Allseas Marine Contractors legde dat jaar

met de Lorelay de 120 kilometer lange

gasleiding tussen het Duitse

productieplatform A6-B4 naar het

Nederlandse F3 platform. En met de

Solitaire werd na de Europipe II een

aantal leidingen in Filippijnse wateren

gelegd voor het Malampaya project van

Shell. Occidental Netherlands verkocht de

in 1994 van Placid International Oil

overgenomen Nederlandse belangen

voor een half miljard gulden aan

Page 42: IRO 40 jaar

81

Iv-Oil & Gas

Wij feliciteren IRO met haar robijnen jubileum

Ingenieursbureau met Passie voor Techniekwww.iv-oil-gas.nl www.nevesbu.com

Wij feliciteren IRO met haar Wij feliciteren IRO met haar Wij feliciteren IRO met haar robijnen jubileumrobijnen jubileumrobijnen jubileumWij feliciteren IRO met haar

80

40 jaar IRO | Felicitatie

Oceanwide OffshoreServices B.V. feliciteertde IRO met haar 40 jarig jubileum.

Luchthavenweg 6A1786 PP Den HelderTel: +31(0)223-671720Fax: +31(0)223-520505Email: [email protected]: www.oceanwidecrew.com

Oceanwide Offshore Services is part of the Humares Group.

OCEANWIDE OFFSHORE SERVICES

G L O B A L M A R I T I M E E M P L O Y M E N T

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan

SBM Schiedam

www.sbmschiedam.com

Page 43: IRO 40 jaar

83

Logistics Centre. Op het nabijgelegen

Den Helder Airport passeerden jaarlijks

100.000 offshore-werkers de balies.

En in IJmuiden ging men van start met

de aanleg van de Derde Haven, die direct

vanuit open zee bereikbaar zou worden.

30-jarig jubileum

Het jaar 2001 stond voor IRO in het

teken van het 30-jarig bestaan en in de

langverwachte opleving van de upstream

olie- en gassector. Interim manager Hans

de Boer werd per 1 februari 2001 officieel

benoemd tot directeur. En ondanks de

terreuraanslagen op 11 september in

New York bleven de olieprijzen vrij

stabiel en op een redelijk niveau.

De toeleveranciers profiteerden van de

wereldwijd toenemende activiteiten van

de oliemaatschappijen. Het IRO-bestuur

keurde begin 2001 het eerder

gepresenteerde Strategische Plan

2001-2002 goed en ging meteen met

de implementatie ervan van start.

Hoge prioriteit werd gegeven aan de

communicatie met de individuele leden.

De IRO Well Services Group (IWSG)

werd opgezet. Het 30-jarig jubileum

werd gevierd met het seminar getiteld

‘The future role of the oil and gas industry

in world energy’.

De technologische samenwerking met de

zusterorganisatie in het buitenland werd

middels EUROGIF verder geïntensiveerd.

Het secretariaat van deze zusterorganisatie

kwam ook bij IRO in Zoetermeer terecht.

Anne Visser werd benoemd tot secretaris-

generaal van EUROGIF. Het Thematic

Network keurde diverse innovatieve

technische projectplannen goed. In mei

werd een seminar gehouden over zaken

doen met Kazakstan en in juni volgde

een handelsmissie naar dit Oost-

Europese land. In oktober werd

deelgenomen aan de International Oil

and Gas Exhibition (KIOGE) in Almaty.

Nadat eerder al de commissies voor

Commerciële Zaken en voor Financiële

Zaken waren samengegaan, werden

in het jubileumjaar de commissies voor

Juridische Zaken en voor Technische

Zaken en HSE samengevoegd tot de

commissie voor Techniek en Regelgeving.

Hoogtepunten in 2001 waren in Azië de

record load-out van een 16.000 ton

wegende dekmodule door Van Heck,

uitgevoerd met een centraal aangestuurd

ballastsysteem. Verder was Van Heck

verantwoordelijk voor het installatiewerk

offshore via de float-over methode.

Ingenieursbureau Sea of Solutions trok

de aandacht met het ontwerp van een

nieuw multifunctioneel vaartuig van het

type SOC 600. Hiermee kon zowel

constructie-, installatie- als pijpenlegwerk

worden uitgevoerd. Maersk Contractors

koos voor de bouw van een nieuw groot

zelfheffend booreiland voor het CJ70 type

van MSC, terwijl IHC Caland diverse

contracten sloot voor de inzet van FPSO’s.

Dockwise was regelmatig in het nieuws

met onder andere het spectaculaire

transport van de 41.106 ton wegende

semi Petrobras 40 van Singapore naar Rio

de Janeiro. De Mighty Servant 3 vervoerde

voor Shell de 14.500 ton wegende Brutus

TLP romp van Zuid-Korea naar Corpus

Cristi. En met de Mighty Servant 1 werd

dat jaar ook nog de topsides van het

Hanze F2A platform van Veba Oil van

Zuid-Korea naar Nederland overgebracht.

De Damen Groep meldde dat Jumbo

Navigation een order had geplaatst

voor de bouw van twee superheavylifters

van het J1600 type, uitgerust met twee

800-tons kranen van Huisman-Itrec.

Bodewes Winches bouwde twee

complete ankersystemen, elk bestaande

uit acht lieren, voor twee in Singapore

in aanbouw zijnde semisubs.

Ook de Nederlandse platformbouwers,

die een aantal minder goede jaren achter

de rug hadden, kregen in 2001 weer

enkele orders toebedeeld. Mercon boekte

een opdracht voor de bouw van een

gascompressieplatform voor het K5 blok

van TotalFinaElf. De Heerema werf in

Vlissingen begon in opdracht van Gaz

de France aan de bouw van twee

puttenplatformen voor de blokken K12

en G17 en aan een compressiemodule

van K9AB-A. BP liet bij Heerema Tonsberg

in Noorwegen een puttenplatform

bouwen voor het Valhall project.

Verolme Botlek kreeg van Heerema

Marine Contractors de order voor de zeer

uitgebreide conversie van de Balder in

een diepwaterconstructievaartuig.

Een order met een waarde van zo’n 400

miljoen gulden. SAS Gouda ging voor de

Balder een compleet pijpenbehandelings-

systeem en een multi-jointing systeem

82

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

600 meter diep water steenstortwerk te

gaan uitvoeren. SAS Gouda ging samen

met Bodewes Winches het ontwerp en

de bouw verzorgen van een compleet

flexibel systeem om pijpen en umbilicals

te leggen in Braziliaanse wateren.

Het zwareladingvaartuig Smit Pioneer

ging voor Coflexip Stena Offshore als

installatievaartuig in het Angolese Kuito

veld aan de slag. Smit Transport & Heavy

Lift verwierf een contract om met behulp

van de Taklift 4 op de Aker Stord werf

modules op het Snorrre B productievaartuig

te installeren. Tot slot leverde de Mighty

Servant 3 de 18.000 ton wegende romp

van het Asgard B platform in Stavanger af.

Deze romp was in Zuid-Korea gebouwd.

In totaal werden negen transportreizen

uitgevoerd met voor het Asgard project

benodigde materieel.

Toename vertrouwen

Het jaar 2000 kenmerkte zich door een

langzame stijging van de wereldolieprijzen.

Desalniettemin nam het vertrouwen in

de toekomst toe en stonden voor de

komende jaren weer nieuwe ontwikkelingen

te gebeuren. NAM besloot in ieder geval

haar boorprogramma op het NCP weer

op te pakken. Bij IRO liep alles weer op

rolletjes. Deelnames aan handelsmissies,

buitenlandse beurzen en seminars gingen

onverminderd door, evenals het reguliere

overleg met het ministerie van EZ, NOGEPA

en Staatstoezicht op de Mijnen. Bijzonder

was de deelname aan twee workshops in

Tyumen in Siberië. Het meewerken aan

diverse Europese R&D programma’s werd

geïntensiveerd, evenals de samenwerking

met zusterorganisaties middels EUROGIF.

Verder werd het Strategisch Plan 2001-

2002 aan de leden gepresenteerd.

Op het personele vlak volgde ir. Hans de

Boer als interim manager drs. Robert

Rosen Jacobson op. Ruud Liem trad in

dienst als manager ondersteuning export

& studies innovatieve technologieën.

De LOL-bijeenkomsten werden wegens

groot succes voortgezet.

Opmerkelijke gebeurtenissen onder de

toeleveranciers waren er ook dit jaar

weer voldoende. Mammoet Transport

vestigde een nieuw record met de

load-out van het bijna 12.000 ton

wegende Shearwater dek van Shell Expro.

Hiervoor werden zelfaangedreven

platformtrailers met in totaal 1.704

wielen ingezet. Smit Maritime Contractors

verrichtte de tow-out en installatie van

een GBS in het F2a veld. Deze vormde

de basisconstructie voor een

olieproductieplatform van Veba Oil.

SAS Gouda ontving een order van China

National Offshore Oil Company voor

het ontwerp en de bouw van een

pijpenbehandelingssysteem. Nadat HAM

beginjaren negentig met Volker Stevin

Baggeren was gefuseerd, kreeg nu ook

de fusie van HAM en Boskalis zijn beslag.

Nedlloyd verkocht Mammoet Transport

aan concurrent Van Seumeren. Tideway

verwierf een grote order van Shell voor

het storten van steen ten behoeve van

het Malampaya project in Filippijnse

wateren. En Ballast Nedam Baggeren

ging voor de kust van Iran een sleuf

graven voor twee gasleidingen.

Bailey bouwde een dubbeluitgevoerde

boortoren voor een boorschip dat voor

Saipem in Zuid-Korea in aanbouw was.

Verolme Botlek trok de aandacht door

in dok 7 gelijktijdig drie zelfheffende

booreilanden droog te zetten voor

onderhoud en reparatie. TotalFinaElf sloot

met Heerema Marine Contractors een

contract voor het ontmantelen van het

Noorse Frøy platform plus een aantal

templates in het Frigg veld. Heerema

Fabricage Groep en ingenieursbureau

ABB kregen van ExxonMobil de opdracht

voor het ontwerp en de bouw van het

grote Ringhorne platform. De jacket zou

op de werf in Vlissingen worden

gebouwd, de boormodule bij Grootint in

Zwijndrecht, het dek bij de Heerema werf

in Tonsberg, terwijl het installatiecontract

naar Heerema Marine Contractors ging.

BP selecteerde HMC voor het uitvoeren

van een serie diepwater installatieprojecten

in de Golf van Mexico. Een contract

met een waarde van 1 miljard gulden.

HMC zou dit werk in 2002 gaan uitvoeren

met de kraanvaartuigen Balder en Thialf.

Hiervoor moest de Balder eerst worden

omgebouwd tot een diepwaterconstructie-

vaartuig. Huisman-Itrec ontwierp en

bouwde de eerste Multi Purpose Tower

(MPT) en verkocht deze vervolgens door

aan CalDive uit Houston. Gaz De France

nam de Nederlandse belangen over van

TransCanada PipeLines, waaronder ook

Noordgastransport (NGT). In Den Helder

hadden zich inmiddels meer dan 100

toeleverende offshorebedrijven gevestigd.

De zeehaven ontwikkelde zich meer en

meer tot een echt Offshore Service &

Page 44: IRO 40 jaar

85

Op Den Helder Airport werd de eerste

paal geslagen voor een nieuw stations-

gebouw. Tot slot nam PetroCanada dat

jaar Veba Oil over en Wintershall deed

dit met Clyde Petroleum.

Nieuwe wetgeving

Op 1 januari 2003 werd de nieuwe

Mijnbouwwet van kracht. IRO

organiseerde vervolgens diverse

bijeenkomsten voor haar leden om hen

hierover nader te informeren. Ondanks

de politieke instabiliteit in het Midden-

Oosten bleven de olieprijzen redelijk

stabiel. En de in Nederland heersende

recessie ten spijt deed de olie- en

gassector het dat jaar redelijk goed.

Wel namen de activiteiten in het

Nederlandse deel van de Noordzee

verder af. NAM kondigde aan nog eens

150 banen te moeten schrappen.

NAM en Shell richtten onder de naam

ONEgas een nieuw samenwerkingsverband

op, waarin alle activiteiten in het Britse

en Nederlandse zuidelijke deel van de

Noordzee werden ondergebracht.

Duidelijk was wel dat de Nederlandse

toeleveranciers het steeds meer van de

export moesten hebben. In maart hield

IRO al het eerste seminar over de

ontwikkelingen rond het Russische

schiereiland Sachalin en verscheen er

een marktrapport over zaken doen in

de voormalige Sovjet-Unie. In de zomer

introduceerde NOGEPA het Mutual

Indemnity Agreement die het over

en weer claimen bij projecten tussen

de operators en contractors en hun

toeleveranciers moest tegengaan.

Niet alle IRO-leden waren blij met

deze overeenkomst. Zij vonden hem te

eenzijdig. Reden voor IRO om hierover

met NOGEPA in gesprek te gaan.

IRO besloot om voortaan de deelnames

aan buitenlandse beurzen volledig zelf

te gaan organiseren en werd verder

benoemd tot officieel vertegenwoordiger

van First Point Assessment Limited (FPAL)

in Nederland. Een schot in de roos

vormde de opzet van de tweedaagse

cursus ‘Olie en Gas vanaf de Bron’.

Onder het motto ‘weet waar je werkt’

kregen werknemers van bedrijven

werkzaam in de olie- en gasindustrie

on- en offshore inzicht hoe de sector

in elkaar zat. De cursus mocht zich

verheugen in een warme belangstelling

en was iedere keer helemaal volgeboekt.

In de sector stond Boskalis in 2003 in

de belangstelling met de opdracht uit

Kazakstan voor de aanleg van een

kunstmatig eiland in de Kaspische Zee.

Hierop moest een olieproductie-installatie

worden gebouwd. Samen met DEME

baggerde Boskalis offshore Newfoundland

in 120 meter diep water twee zogeheten

glory holes. Dit zijn gaten in de zeebodem

waarin putafsluiters worden gesitueerd,

zodat deze niet door passerende ijsbergen

beschadigd raken. Deze opdracht maakte

deel uit van het White Rose ontwikkelings-

project van Husky Oil. Ander nieuws uit

de baggersector was dat Ballast Ham

Dredging fuseerde met Van Oord ACZ.

Samen gingen zij verder onder de naam

Van Oord.Heerema Marine Contractors

kwam in het nieuws door met de Thialf

een groot installatieproject voor Norsk

Hydro in het Noorse Grane veld uit te

voeren. Het kraanschip installeerde een

17.500 ton wegende jacket, een 11.000

ton wegende productiemodule en een

accommodatie/powermodule met een

gewicht van 5.500 ton. Heerema

Fabricage Groep kreeg een order voor de

bouw van een 2.000 ton wegend jacket

voor het Sable veld offshore Nova Scotia.

En HBG Steel Structures van Clyde

Petroleum een bouwopdracht voor een

onbemand gasproductieplatform voor het

Q4C blok. Bailey fabriceerde een aardbeving-

bestendige boortoren voor een platform

dat bij Sachalin werd geïnstalleerd.

Tevens leverde het bedrijf een boortoren

voor de Noble George Sauvageau. Later

dat jaar volgde aflevering van de grootste

boortoren ter wereld. De toren had een

lengte van 110 meter en was bestemd

voor het Japanse boorschip Chikyu.

Bayards Aluminium Constructies bouwde

voor het Kristin project van Statoil

aluminium trappentorens, een deel van

de accommodatie en een helikopterdek.

Dockwise kondigde aan de Blue Marlin

bij Hyundai te laten ombouwen tot het

grootste zwareladingvaartuig ter wereld.

Hiermee konden gewichten tot 73.000

ton worden vervoerd. AJS, het

samenwerkingsverband van AMEC,

Jacobs Nederland en Stork Industry

Services, sloot met NAM/Shell Expro

een contract voor geïntegreerde

dienstverlening in het zuidelijke deel van

84

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

ontwerpen en bouwen. En Huisman-Itrec

een speciale 120 meter hoge installatie

voor het leggen van pijpen in waterdieptes

tot ruim 2.000 meter via de J-lay

methode. Gusto Engineering ging de

hefsystemen leveren voor het eerste

windturbine-installatievaartuig ter wereld

dat Mayflower Energy uit Engeland liet

bouwen. Allseas verwierf verder de

opdracht voor het leggen van de

Interconnector II, een gasleiding met

een lengte van 200 kilometer tussen

Ierland en Schotland. Fugro ging op

het overnamepad met Jason Information

Services uit Rotterdam en Osiris uit

Heemstede. Tot slot nam Peterson alle

activiteiten over van Supplylink Nederland.

Beide bedrijven gingen samen verder als

PetersonSupplylink.

Windenergie

Al vroeg in het jaar 2002 diende E.On

Benelux Services een projectvoorstel in

bij het ministerie van Economische Zaken

voor de inrichting en exploitatie van een

Near Shore Windpark op 10 kilometer uit

de kust bij Egmond. Op verzoek van de

leden organiseerde IRO later dat jaar een

seminar over offshore windenergie. Hier

werd ook gepeild of het nuttig zou zijn

om een IRO Offshore Wind Energy Group

(IOWG) op te richten. Gezien de positieve

reacties werd dit laatste kort daarop

gerealiseerd. Dit jaar kwam alweer de

22-ste editie van de Netherlands Offshore

Catalogue uit. Op de algemene

ledenvergadering hield Shell-directeur

Walter van de Vijver een voordracht over

de visie van Shell op de ontwikkeling van

de wereldwijde exploratie- en

productieactiviteiten en over de

toekomstplannen van Shell op E&P

gebied. Samen met de EVD organiseerde

IRO ook een handelsmissie naar Schotland.

Donkere wolken pakten zich samen toen

het Kabinet Balkenende voorstelde de

fiscale mogelijkheden voor willekeurige

afschrijving van investeringen op het

Nederlandse continentale plat af te

schaffen. Ondanks een sterke lobby van

NOGEPA en IRO werd dit voorstel tijdens

de begrotingsbehandelingen in de

Tweede Kamer aangenomen en werd per

1 januari 2003 van kracht. Volgens de

lobbyisten zou hierdoor een groot aantal

investeringen op het Nederlandse plat

niet meer worden uitgevoerd en de

kleine velden niet meer tot ontwikkeling

worden gebracht. Ook zou de overheid 2

miljard euro aan aardgasbaten mislopen

en zouden er 4.000 arbeidsplaatsen

verloren gaan. Eerder had de Tweede

Kamer al een motie aangenomen om

gaswinning in het Waddengebied te gaan

verbieden. Het kabinet besloot dit echter

eerst nader te laten onderzoeken.

Huisman-Itrec kreeg veel positieve

publiciteit na de oplevering van het

multifunctionele offshore supportvaartuig

Deep Blue van Coflexip Stena Offshore.

Het bedrijf uit Schiedam had aan boord

van het schip drie pijpenlegsystemen

geïnstalleerd. Een flexibel legsysteem,

een J-lay systeem en een oprolsysteem.

Allseas Marine Contractors liet bij

Verolme Botlek de ponton Tog Mor

ombouwen, zodat deze kon worden

ingezet voor het leggen van pijpen in

ondiep water. Interconnector II was het

eerste project waarbij de Tog Mor werd

ingezet. Allseas kreeg ook opdrachten

voor het leggen van pijpleidingen voor

het Noorse Kritebjorn project en voor het

Clair project dat ten westen van de

Shetland Eilanden werd uitgevoerd. IHC

Caland’s dochter Single Buoy Moorings

(SBM) en Gusto Engineering bleken een

ijzersterke combinatie in het ontwerpen,

bouwen en verhuren van FPSO’s. Van

Oord ACZ ging samen met Bluewater een

brandstof overslaginstallatie bouwen en

voor de kust van de Verenigde Arabische

Emiraten installeren. Tevens werd Van

Oord ACZ ingeschakeld voor het

aanlanden bij het Schotse St. Fergus van

de gasleiding voor het Goldeneye project

van Shell Expro. Verolme Botlek kreeg van

Van Oord ACZ de opdracht om de

bulkcarrier Kvitnes om te bouwen tot ’s

werelds grootste valpijpschip. Kort daarop

werd bekend dat Keppel FELS uit

Singapore Verolme Botlek had

overgenomen. De naam van de werf

werd later gewijzigd in Keppel Verolme.

De CKT Groep boekte een order voor de

bouw van 21 woonmodules voor de

Bonga FPSO van Shell. En Suction Pile

Technology (SPT) installeerde in het

Calder veld in de Ierse Zee een

gasproductieplatform van het type

SIP II. Dit was een zelf installerend

platform gefundeerd op vier zuigpalen.

Michiel Wijsmuller ging in oktober van

start met WorldWise Marine, dat hij

opsplitste in WorldWise Engineering

en WorldWise Brokers.

Page 45: IRO 40 jaar

87

t +31(0)348 435260, f +31(0)348 435261, [email protected], www.sptoffshore.com

Suction Pile Technology bv is an offshore contractor specialised in suction pile applications.

1 Upending and installation of legs 4 Leg lowering & suction operation

2 Tow to field 5 Deck lifting

3 Mooring & positioning 6 Barge removed

SIP2 Platform Centrica F3-FA

SPT-068 adv offshore holland 1/2 A4deff.indd 1 08-04-11 13:06

SPT Offshore feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Delivering the differencewww.seatrucksgroup.com

Ad IRO 40 jarig jubileum.indd 1 10/31/11 10:41 AM86

40 jaar IRO | Felicitatie

Bosch Rexroth feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Bosch Rexroth BV, Kruisbroeksestraat 1, 5281 RV Boxtel, The Netherlandswww.boschrexroth.com/offshore

Page 46: IRO 40 jaar

89

Dockwise meldde dat de pas verbouwde

Blue Marlin een wereldrecord had

gevestigd met het transport van Zuid-

Korea naar de Golf van Mexico van het

60.000 ton wegende Thunder Horse

platform. Mammoet Transport vestigde

eveneens een wereldrecord op de Amec

werf aan de Tyne. Op 1.880 wielen van

zelfaangedreven computergestuurde

platformtrailers werd het 11.924 ton

wegende Clair dek verplaatst van de

constructielocatie op een zeegaande

ponton. In de Golf van Mexico verrichtten

de Balder en de Thialf van Heerema

Marine Contractors voor diverse projecten

van BP installatiewerk in diep water.

NAM reageerde positief toen de

Commissie Meijer op 1 april het rapport

‘Ruimte voor de Wadden’ presenteerde.

Hierin werd geconcludeerd dat

gaswinning in de Waddenzee, mits aan

bepaalde voorwaarden werd voldaan,

haalbaar was. De maatschappij liet verder

weten de herontwikkeling van het

Schoonebeek olieveld te overwegen.

Goede tijden

De opleving die zich een jaar eerder in de

sector had aangediend, zette zich in 2005

onverminderd door. Het meeste werk

voor de Nederlandse toeleveranciers

kwam van buiten West-Europa en dan in

het bijzonder vanuit de Golf van Mexico,

het Midden-Oosten, West-Afrika,

Centraal-Azië en het Verre Oosten. IRO

breidde in april het aantal werkgroepen

uit met de IRO Gas Groep (IGG). Tevens

werd een seminar, getiteld ‘Gas, energy

for the future’, gehouden met veel

informatie over gastechnologische

ontwikkelingen. Interessant was ook het

International Eureka Matchmaking Event

dat samen met SenterNovem werd

georganiseerd. Veel waardering was er

voor de IRO Familiedag die in Toverland

bij Sevenum werd gehouden. Na

afronding van de R&D projecten en het

uitblijven van nieuwe EU-fondsen voor

nieuwe projecten besloot IRO het

lidmaatschap van EUROGIF op te zeggen.

Nieuw was de samenwerking met het

Rotterdamse mediabedrijf Navingo,

waarmee een website werd opgezet met

vacatures voor personeel in de olie- en

gasindustrie. Voor de cursus ‘Olie en Gas

vanaf de Bron’ bleef de belangstelling

ongekend groot. In totaal werd deze

cursus zeven keer gehouden, waarvan

één keer in het Engels.

Nieuws uit de sector betrof de overname

van BAM Steel Structures uit Schiedam

door de RijnDijk Groep. Het bedrijf ging

verder als HSM Steel Structures. Verder

verwierf Peterson Offshore Group een

aanzienlijk belang in SBS Logistics uit

Aberdeen. Ballast Nedam en Vestas

kondigden aan samen voor de kust van

Egmond in opdracht van Shell en Nuon

een windturbinepark te gaan aanleggen.

Keppel Verolme haalde een order binnen

van Perenco UK voor de bouw van een

Mobile Offshore Application Barge

(MOAB), bedoeld om als onbemand

compressorplatform in het Britse

Trent veld te worden geïnstalleerd.

Keppel FELS ging voor Maersk Contractors

in Singapore, naar het CJ50 ontwerp van

MSC, vier zelfheffende booreilanden

bouwen. Allseas Marine Contractors

bracht de Calamity Jane in de vaart, die

samen met de Digging Donald werd

ingezet voor het ingraven van pijpleidingen.

Fugro besloot eind 2005 tot een groot

vlootvernieuwings- en uitbreidings-

programma voor seismische- en

surveyvaartuigen.

IHC Merwede startte met de bouw van

een serie multifunctionele offshore

supportvaartuigen voor Subsea 7. Smit

Internationale wist in de Golf van Mexico

het Thunder Horse platform te

stabiliseren toen dit ten gevolge van

de orkaan Dennis dreigde te kapseizen.

Genius Vos leverde dat jaar aan NAM

en Shell de twee monotowerplatformen

op die in het Nederlandse K17 blok en

in het Britse Cutter veld moesten worden

geïnstalleerd. HSM Steel Structures

leverde aan Gaz de France de

gasproductieplatformen K2b-A en

G17d-PAP op. Tot slot nam Hertel het

bedrijf CKT Projects over en Chevron

deed hetzelfde met Unocal.

Prijsuitreiking

Net als 2005 was ook 2006 een goed

jaar, met verder toenemende activiteiten

op het NCP. Het 35-jarig bestaan van IRO

werd gevierd met een seminar op de

Cruise Terminal in Rotterdam. Malcolm

Brinded, directeur van Shell Expro (UK),

was één van de sprekers. Tevens werd

voor de eerste keer de IRO Award of

Excellence uitgereikt.

88

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

de Britse en Nederlandse sector van de

Noordzee. Het uit te voeren werk, met

een looptijd van zeven jaar, betrof

management, engineering, onderhoud

en operationele ondersteuning. Hiermee

was een bedrag van 700 miljoen euro

gemoeid. Besloten werd om vanaf het

Deense Tyra veld een 100 kilometer lange

gasexportleiding aan te leggen naar de

Nederlandse NOGAT leiding. Gastransport

Services (GTS) en het Belgische Fluxys

kondigden aan een 235 kilometer lange

gasexportleiding aan te leggen tussen

Bacton in Engeland en de Balgzandpolder

bij Den Helder. Deze werd de BBL leiding

genoemd. Tot slot meldde NAM dat zij

nog een aantal Noordzeebelangen in de

Nederlandse sector wilde overdoen aan

Gaz de France.

Opleving sector

Door de stijgende olieprijzen trokken in

de zomer van 2004 de offshoreactiviteiten

aan en durfden oliemaatschappijen weer

te investeren. Ook in de Nederlandse

sector werd het drukker. Steeds meer

kleine oliemaatschappijen gingen er aan

de slag, zoals ATP Oil& Gas in het L6 blok,

CH4 Nederland in het Markham J6A veld

en Vermilion Oil & Gas Netherlands in

het Zuidwal veld. In oktober 2004

stuurde de minister van EZ een brief naar

het parlement met daarin een aantal

voorstellen om de productie van aardgas

te stimuleren. Dit werd in de sector

positief ontvangen en IRO startte het

overleg met het ministerie over de

manier waarop deze plannen vorm

konden worden gegeven. De twee IRO

Export Groups werden samengevoegd

tot één groep, terwijl de IRO Wind

Energie Group participeerde in We@Sea,

dat innovatieve projecten in de offshore

windenergiesector uitvoerde.

E-Connection kondigde aan van start te

willen gaan met de bouw van het Q7-WP

offshore windpark op 25 kilometer uit de

kust van IJmuiden. Hiervoor moest de

nieuwe Derde Haven als uitvalsbasis gaan

dienen. Genius Vos kreeg van NAM/Shell

opdracht een eenpotig productieplatform

ofwel een Trident monopile te ontwerpen

en te bouwen. Mercon leverde de eerste

twee boormodules op voor het Azeri

project dat door operator BP namens het

AIOC consortium in de Kaspische Zee

werd uitgevoerd. De boormodules

moesten elk in zes delen naar Kazakstan

worden vervoerd. Mercon zou later van

BP nog een vervolgorder krijgen. BAM

Steel Structures boekte een bouworder

voor een compressormodule voor het

K8-FA-1 platform van de NAM. Smit

Transport & Heavy Lift completeerde de

installatie van 24 topsides/proces-

modules op de FPSO’s P-43 (Barracuda)

en P-48 (Caratinga) in de Braziliaanse

havenplaatsen Niteroi en Angra dos Reis.

Bij de uitvoering van het Noorse Ormen

Lange project werden ook diverse

Nederlandse bedrijven betrokken.

Zo kreeg Van Oord opdracht een deel

van het pijpleidingtraject te egaliseren.

Allseas Marine Contractors ging met Stolt

Offshore de pijpleidingen leggen, terwijl

Heerema Marine Contractors de

templates op de 840 meter diepe

zeebodem mocht installeren.

Svitzer Wijsmuller verkocht de eerder

overgenomen Helderse offshore rederij

Seaworx aan Vroon. Deze voegde de

nieuwe aanwinst samen met dochter

Telco Marine uit Den Helder, waardoor

een vloot ontstond van twintig

vaartuigen. Kort daarop zou Vroon

de samengevoegde rederijen onder de

vlag van Vroon Offshore Services vanuit

Den Helder voortzetten en werd een

uitgebreid nieuwbouwprogramma

opgestart. Fabricom Oil & Gas

demonstreerde het prototype van

het Offshore Access System, een

deininggecompenseerde telescopische

valreep waarmee offshorewerkers veilig

van een bewegend schip op een vast

platform konden overstappen. Keppel

Verolme kreeg een order voor de

conversie van de dp pijpenlegger

Solitaire van Allseas Marine Contractors.

Page 47: IRO 40 jaar

91

naam Audacia kreeg. Gelijktijdig werd op

deze werf de FPSO Sevan Hummingbird

afgebouwd. Van Oord gaf de Chinese

Yantai Raffles werf opdracht het grootste

valpijpschip ter wereld te bouwen.

IHC Holland Merwede droeg de

multifunctionele offshore support-

vaartuigen Seven Oceans en Sevan Seas

over aan Subsea 7. Beide waren door

Huisman-Itrec voorzien van innovatieve

pijpenlegapparatuur. En in Singapore

vond de oplevering plaats van het naar

een ontwerp van Sea of Solutions

gebouwde kraanschip annex pijpenlegger

Sapura 3000. Dit vaartuig was uitgerust

met een Huiman-Itrec kraan met een

hefcapaciteit van 2.700 ton. Kort daarop

zou Sea of Solutions onderdeel worden

van de Ulstein Group en als Ulstein Sea

of Solutions verder gaan.

Shell en Frontier Drilling richtten een

samenwerkingsverband op voor de bouw

van twee geavanceerde en compacte

diepwaterboorschepen, die de namen

Bully I en II kregen. Deze waren gebouwd

naar een gezamenlijk ontwerp van MSC

en Huisman-Itrec. Eind april besloten

Dockwise en concurrent Sealift tot een

fusie. Sealift liet op dat moment zes

Suezmaxtankers ombouwen tot

zwareladingvaartuigen. Dockwise zou

dit project verder afmaken. Bij Heerema

Vlissingen vond de load-out plaats van

het 3.000 ton wegende onderstel van

het Angolese Tombua Landana platform.

Hierna begon de werf aan de bouw

van het Hasdrubal A productieplatform

dat offshore Tunesië moest worden

geïnstalleerd.

Nog een goed jaar

Ondanks dat Nederland in de tweede

helft van 2008 met een opkomende

recessie te maken kreeg, werd het voor

de olie- en gasindustrie toch een goed

jaar. Ook het aantal IRO-leden nam flink

toe. Eind van het jaar stond de teller op

360. IRO ging verder met de promotie

van het Maritieme Innovatie Programma

en benoemde Menno van der Ploeg tot

technologisch consultant. Daarnaast

stelde IRO en NOGEPA een medewerker

aan om jongeren enthousiast te maken

voor een baan in de olie- en gasindustrie.

Samen met NOGEPA liet IRO dat jaar

vijf videoclips maken. Hierin vertelden

jongeren waarom zij voor een baan in

de olie- en gassector hadden gekozen.

IRO adviseerde het ministerie van EZ over

de overheidsplannen om voor alle op het

NCP werkzame personen het betalen van

sociale verzekeringspremies verplicht te

stellen. Samen met CEDA organiseerde

IRO een ledenbijeenkomst in Sliedrecht,

waar vier van ’s werelds grootste

baggermaatschappijen Boskalis, Van

Oord, Tideway (DEME) en Jan de Nul

presentaties gaven. De IRO-cursus ‘Olie

en Gas vanaf de Bron’ werd dit jaar

veertien keer gegeven, waarvan vijf

keer in het Engels.

De platformbouwers zaten in 2008 weer

wat beter in het werk. Heerema Zwijndrecht

was druk bezig met de bouw een 11.000

ton wegende supermodule voor het

Valhall project dat BP in Noorwegen

uitvoerde. Heerema Vlissingen bouwde

aan een transformatorplatform voor een

Duits windturbinepark en aan een jacket

voor het Britse Buzzard project van Nexen

Petroleum. En op de HSM werf werd

gewerkt aan het transformatorplatform

voor het Deense Horns Rev B project en

het puttenplatform voor het Britse Jacky

olieveld van Ithaca Energy. Fabricom Oil &

Gas had van Cirrus de opdracht gekregen

om een minimaal faciliteiten

monotowerplatform te bouwen bestemd

voor installatie in het M7 blok. Een grote

order ging naar Heerema Marine

Contractors. Deze maatschappij moest

negen platformen uit het Noorse Ekofisk

veld verwijderen en recyclen. HMC

ontving van BP de grootste order uit haar

geschiedenis. Deze omvatte voor een

bedrag van 1 miljard dollar installatiewerk

in diep water voor de kust van Angola.

StatoilHydro verleende Van Oord de

opdracht om in diep water in het kader

van het Noorse Ormen Lange project

650.000 ton steen te storten. Seaway

Heavy Lifting ging met IHC Merwede in

zee voor de bouw van het grootste

monohull kraanvaartuig ter wereld met

een hefcapaciteit van 5.000 ton. Vroon,

die al een nieuwbouwprogramma had

90

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

Deze eer viel te beurt aan Joop

Roodenburg, directeur van Huisman-Itrec.

Ook werd een Offshore Students’ Contest

gehouden, als onderdeel van het project

om studenten te interesseren voor een

loopbaan in de olie- en gasindustrie.

In het jubileumjaar ging ook de nieuwe

IRO Personnel Services Group (IPSG) van

start. Verder werd nauw samengewerkt

met IADC (International Association of

Drilling Contractors). Tevens werd

deelgenomen aan de World Gas

Conference in Amsterdam en samen met

de Britse zusterorganisatie aan het EIC

Connect Event, waar twintig

oliemaatschappijen en contractors hun

toekomstplannen presenteerden. Zelf

organiseerde IRO een seminar over de

kansen voor de Nederlandse industrie bij

de winning van olie uit de teerzanden in

het Canadese Alberta. Het aantal IRO-

leden passeerde dat jaar de 300.

In 2006 druppelden er weer wat orders

binnen bij de Nederlandse

platformbouwers. Het meeste werk

kwam van Gaz de France die twee

satellietplatformen liet bouwen voor de

velden G14-B en K12-K. De bouw van

beide jackets vond plaats bij Heerema

Vlissingen en van de topsides van G14-B

bij Heerema Zwijndrecht (voorheen

Grootint). Voor de topsides van K12-K

werd de eerder uit zee verwijderde

dekmodule van K12-A gebruikt, die NAMI

in Ridderkerk compleet renoveerde. Gaz

de France plaatste bij de Heerema werf in

Zwijndrecht ook nog een order voor de

bouw van een compressiemodule voor

het D15-A platform. NAM sloot met de

HSM werf een raamovereenkomst voor

de bouw van een serie monotower-

platformen, waarvan er uiteindelijk

vier op stapel zouden worden gezet.

Twee voor installatie in het Nederlandse

L9 blok en twee voor de Britse velden

Shamrock en Caravelle. Ook ontving

HSM van CH4 een bouworder voor een

compressieplatform voor het Markham

J6A veld. De Hollandia werf renoveerde

op haar beurt in opdracht van Newfield

Petroleum het uit de Britse sector

verwijderde Camelot CB platform.

Na de oplevering werd het platform

weer als nieuw in het Britse Grove veld

geïnstalleerd. SBM Offshore wist

dit jaar weer een serie orders te boeken

voor FPSO’s en CALM boeien. Heerema

Marine Contractors vestigde een nieuw

record door achttien, elk 180 ton

wegende ankerpalen met behulp van

de Balder in 2.442 meter diep water in

de zeebodem te funderen. Dit gebeurde

in het Mississippi Canyon blok 920 in

de Golf van Mexico. Van BP kreeg HMC

opdracht om in de Britse sector van

de Noordzee het North West Hutton

platform te ontmantelen. Keppel Verolme

modificeerde de Terra Nova FPSO en

bouwde de cilindervormige FPSO Sevan

Piranema af.

NAM kreeg te horen dat gas uit de

Waddenzee mocht worden gewonnen.

Dit kreeg in 2007 zijn beslag.

Vlak voor de jaarwisseling maakte de

Heerema Fabricage Groep bekend het

Amerikaanse ingenieursbureau Albert-

Garaudy Consulting Engineers (AGA

Engineering) te hebben overgenomen.

Topjaar

De nieuwjaarsbijeenkomst, de Gulf

Forecast Meeting, de LOL bijeenkomsten

en de algemene ledenvergadering bleven

ook in 2007 ongekend populair. Evenals

de belangstelling voor deelname aan

beurzen. Dat jaar vond ook een

aanpassing van de huisstijl en de website

plaats. In de maand mei werd het

onderwerp platformontmanteling

uitgediept met een brainstormsessie en

kort daarop kon in Aberdeen worden

deelgenomen aan een symposium over

dit onderwerp. Het ministerie van

Economische Zaken maakte op 12 juli

bekend een bedrag van 39,5 miljoen

euro toe te kennen aan de maritieme

sector voor het ontwikkelen van

innovatieve technologieën. IRO diende

hiervoor voorstellen in en zette ook een

promotiecampagne op om dit Maritieme

Innovatie Programma (MIP) onder de

aandacht van het bedrijfsleven te

brengen en bedrijven te motiveren om

eraan deel te nemen. In samenwerking

met NOGEPA werden acties opgestart om

jongeren te interesseren voor een baan in

de olie- en gasindustrie. Verder werd de

leden gevraagd naar hun wensen op

personeelsgebied en werd een inventaris

gemaakt van de bestaande en mogelijk

nog ontbrekende technische opleidingen.

Allseas liet weten nu toch echt de Pieter

Schelte, het grootste werkschip ter

wereld, te gaan bouwen. Met deze

360 meter lange en 118 meter brede

catamaran zouden topsides tot 48.000

ton en jackets tot 2.500 ton niet alleen

op zee geïnstalleerd, maar ook uit zee

verwijderd kunnen worden.

Daarnaast kon de Pieter Schelte ook als

pijpenlegvaartuig dienst doen. Keppel

Verolme werkte in 2007 hard aan de

opdracht van Allseas om de bulkcarrier

Geeview om te bouwen tot een

geavanceerde pijpenlegger, die de

Page 48: IRO 40 jaar

40 jaar IRO | Felicitatie

92

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

Carbon Energy Club

HME

www.carbonenergyclub.bewww.hme.nl

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!

www.usgenergy.com www.somabedrijfsopleidingen.nl

USG Energy SOMA Bedrijfsopleidingen CONGRATULATIONS

IRO!

WWW.OFFSHORE-ENERGY.BIZ

Felicitatie Navingo/OE 1/1.indd 1 14-11-11 17:02

Page 49: IRO 40 jaar

95

gebouwde Bully I en Bully II

boorschepen. Wintershall en PetroCanada

vertrokken uit IJmuiden en vestigden

hun logistieke activiteiten in Den Helder.

Tot slot nam Centrica dat jaar Venture

Production over en deed Boskalis

hetzelfde met Smit Internationale.

Herstel zet in

In 2010 kondigden de oliemaatschappijen

aan hun investeringsplannen weer op te

pakken. Onderzoek, uitgevoerd door Ernst

& Young, toonde aan dat de Nederlandse

toeleveranciers weer heel positief waren

over de toekomst. De olieramp met het

booreiland Deepwater Horizon van

Transocean en de Macondo put in de Golf

van Mexico hielden de gemoederen dat

jaar lange tijd bezig. IRO organiseerde

een bijeenkomst om fondsen te werven

voor onderzoek naar de geluidseffecten

van offshorewerk op het zeemilieu.

Dit was nodig omdat de rijksoverheid

nieuwe regelgeving wilde opstellen die

het heiwerk offshore moest gaan verbieden.

Verder werd weer een seminar

georganiseerd over platformontmanteling.

Op de OTC beurs in Houston ondertekende

IRO een samenwerkingsovereenkomst

met Decom North Sea. Een industrie-

forum uit Aberdeen dat de krachten wilde

bundelen om op het gebied van

platformontmanteling uitdagingen te

kunnen aangaan. Ook de tweede door

IRO, NOGEPA, IADC en NVDO

gezamenlijk georganiseerde Industry Day

werd een succes. Aan het einde van 2010

stond het ledental op 401.

In de sector zelf bruiste het nog steeds

van de activiteiten. Boskalis gaf Keppel

Singmarine in Singapore opdracht een

flexibel valpijpschip te bouwen. De

Seafox Group sloot een overeenkomst

met Keppel FELS uit Singapore voor de

bouw van het hefschip Seafox 5.

Allseas gunde de bouwopdracht voor het

grootste werkschip ter wereld, de Pieter

Schelte, aan de Daewoo werf in Zuid-

Korea. Bij dezelfde werf plaatste Heerema

Marine Contractors een bouworder voor

een monohull diepwaterconstructie-

vaartuig. Dockwise maakte bekend een

superheavylifter van het Type O te gaan

bouwen. Hiermee moesten constructies

van 100.000 ton en meer worden

vervoerd. Keppel Verolme verwierf de

opdracht voor de bouw van een Mobile

Offshore Application Barge (MOAB),

bedoeld om als transformatorplatform in

het Duitse Global Tech 1 windturbinepark

te worden ingezet. Cofely Oil & Gas

bouwde een 270 ton wegende cantilever

94

40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011

lopen voor ruim 100 schepen, liet naar

een ontwerp van Gusto Engineering in

China twee grote hefschepen bouwen

voor het installeren van windturbines

offshore. Keppel Verolme bouwde de

FPSO Sevan Voyageur af en begon aan

de renovatie van het multiservicevaartuig

Regalia. In Den Helder werd de

gerenoveerde en verbrede Nieuwediep-

kade opgeleverd, waardoor onder andere

de grote bevoorradersvloot van de

Southern North Sea (SNS) Pool meer

armslag kreeg. De Peterson Offshore

Group nam verder ook de resterende

aandelen van SBS Logistics uit Aberdeen

over. Tot slot was NAM druk bezig met de

voorbereidingen voor de herontwikkeling

van het Schoonebeek olieveld.

Prijzenjaar

Bereikten de olieprijzen het jaar ervoor

nog het recordbedrag van bijna 150

dollar per vat, in 2009 halveerden ze.

Op zich nog een goede prijs, maar de

oliemaatschappijen namen wel een

afwachtende houding aan ten aanzien

van het uitvoeren van nieuwe projecten.

Vanwege de doorlooptijd van eerder

ingezette projecten hadden de meeste

contractors en servicecompanies het in

2009 nog behoorlijk druk. Voor IRO

betekende dit weer een flinke toename

van het ledental tot 386. De IRO

Innovatie Prijs 2009 ging naar Harry Kok,

directeur van Spirit IT, voor de

ontwikkeling van een industriële

computer voor het meten van olie- en

gasstromen in pijpleidingen. Op 18

oktober werd bij Damen Shiprepair

Rotterdam tijdens de algemene

ledenvergadering de IRO Award of

Excellence 2009 uitgereikt aan Jaap den

Ouden, oprichter en mede-eigenaar van

Mercon Steel Structures. Hier werd ook

bekend gemaakt dat IRO er financieel

goed voor stond. De contributie

behoefde dan ook niet te worden

verhoogd. Sterker nog, alle leden kregen

voor 2010 een eenmalige korting van 25

procent op hun contributiebijdrage.

Tijdens de vakbeurs Oil & Gas Asia in

Kuala Lumpur in Maleisië ondertekende

IRO een Memorandum of Understanding

met de Malaysian Oil and Gas Services

Council. Met als doel een strategische

zakenrelatie tussen de dienstverleners in

beide landen op te bouwen. Op 27

november organiseerde IRO samen met

NOGEPA, IADC en NVDO de eerste

Industry Day, die goed werd bezocht.

Zoals al eerder vermeld, was er in 2009

nog volop werk voorhanden. Keppel

Verolme verrichtte aanpassingen aan de

FPSO’s Aoka Mizu en Uisge Gorm. De

HSM werf ontving een order van Total

voor de bouw van het K5CU

satellietplatform. Bayards bouwde een

100 ton wegende aluminium

helikopterhangaar en trappentoren voor

het Noorse Valhall project. Heerema

Fabricage Groep kreeg nog een tweede

opdracht voor dit project. Naast een

eerdere order voor de bouw van een

supermodule van 11.000 ton mocht deze

werf ook nog een 2.000 ton wegende

weatherdekmodule bouwen.

Hertel liet op de HSM werf een grote

accommodatiemodule bouwen voor de

Regalia die bij Keppel Verolme werd

gerenoveerd. Heerema Vlissingen leverde

aan E.On Ruhrgas een jacket voor het

Britse Babbage veld. NAM sloot een

overeenkomst met Swift Drilling voor de

inzet van een hightech offshore

boorinstallatie. Hiermee zou efficiënter en

goedkoper kunnen worden gewerkt bij

onder andere het boren van putten in

marginale velden. Naast het door

Offshore Solutions ontwikkelde Offshore

Access System (OAS) kwam Ampelmann

Company met een soortgelijk ‘walk-to-

work’ systeem op de markt. En op diverse

werven in Azië vonden aan de lopende

band opleveringen plaats van

booreilanden, hefschepen en

kraanvaartuigen/pijpenleggers, gebouwd

naar een ontwerp van GustoMSC of

Ulstein Sea of Solutions. Huisman-Itrec

bouwde op haar beurt de multipurpose

boortorens voor de in Singapore

Page 50: IRO 40 jaar

97

In september werd bekend gemaakt

dat IRO-voorzitter Gert-Jan Kramer aftreedt

en per 1 januari 2012 zal worden opgevolgd

door Pieter van Oord, CEO van Van Oord.

Per dezelfde datum treedt ook Hans de

Boer af. Zijn functie van directeur wordt

overgenomen door Sander Vergroesen.

Het 40-jarig jubileum werd op

25 november 2011 gevierd met een

seminar en aansluitend een galadiner

in DeFabrique te Utrecht. Op het

seminar gaven Matthias Bichsel,

Projects & Technology Director Shell en

Jeroen van der Veer (Topsector Energie)

hun visie over ‘the next 40 years’ van

de industrie. Tevens werd de Award of

Excellence uitgereikt en het winnende

team van de Students’ Design Contest

Hit&Run bekendgemaakt.

96

40 jaar IRO |

voor het booreiland Swift 10 van Swift

Drilling. Heerema Fabricage Groep kreeg

vlak na elkaar van RWE Dea opdrachten

voor de bouw van het Clipper South en

het Breagh A platform. Deze werden op

de werf in Vlissingen gebouwd. Kort

daarop gunde Statoil de bouw van de

9.200 ton wegende Valemon jacket aan

HFG. Bij Mercon plaatste Gaz De France

een bouwopdracht voor het G16a-B

gasproductieplatformen en NAM/Shell

voor de eerste van een serie Riser Access

Towers (RAT’s). Een bijzonder oplevering

betrof het state-of-the-art F3-FA

productieplatform door Heerema

Vlissingen. Dit platform was door HFG

samen met parners Iv-Oil&Gas en SPT

Offshore ontwikkeld en werd met

zuigankers in het F3 blok geïnstalleerd.

In november van dat jaar melde Seatools

uit Numansdorp dat zij de opdracht had

binnengehaald voor het ontwikkelen en

bouwen van een geïntergreerde ROV

voor steenstortdoeleinden. Een

opzienbarende primeur.

Tot slot nam Dana Petroleum de

belangen van PetroCanada in de

Nederlandse sector over en trof EZ-

minister M. van den Hoeven belasting-

maatregelen die ertoe moesten leiden

dat ook velden met moeilijk te winnen

gas konden worden ontgonnen. Op 21

december nam de Eerste Kamer de

Wet Sociale Verzekeringen Continentaal

Plat aan. Hierin waren de sociale

zekerheidsrechten van mensen die

offshore werkzaam zijn gelijk getrokken

met die van mensen werkzaam op het

vasteland. De wet zal op 1 januari 2012

in werking treden.

40-jarig jubileum

Het jubileumjaar 2011 is een jaar waarin

de oliemaatschappijen weer flink durven

te investeren. Met Exxon, Shell, Chevron

en BP die de kar trekken. Maar ook in de

windenergiesector wordt steeds meer

geld uitgegeven. In deze sector zijn ook

veel toeleveranciers in de olie- en

gasindustrie werkzaam. Het jubileumjaar

begon traditiegetrouw met een

drukbezochte nieuwjaarsbijeenkomst.

Hierna volgde in februari de jaarlijkse Oil

& Gas Industry Forecast in samenwerking

met Gulf Publishing en Ernst & Young.

Het IRO Innovation Seminar werd

gehouden bij Shell in Rijswijk. Daar

ontving Martin van Onna, directeur van

Airborne Composite Tubulars, uit handen

van directeur Hans de Boer de IRO

Innovatieprijs 2011. Dit gebeurde nadat

hij eerst de presentatie, getiteld ‘Novel

Composite Pipe System as Service

Intervention Line’, had gehouden.

IRO en NOGEPA ondersteunden het

initiatief van het vakblad Offshore Visie en

Navingo om een Engelstalig promotieblad

getiteld ‘Offshore Holland’ te gaan uitgeven.

Doel van het blad is om een bijdrage te

leveren aan een positieve beeldvorming

en positionering van Nederland als

innovatief en vindingrijk partnerland.

Page 51: IRO 40 jaar

98

40 jaar IRO |

Voorzitter IRO

C.L.W. Fock 1971 - 1975

P.J.S. De Jong 1975 - 1980

P.E.E. Kleyn van Willigen 1980 - 1985

C. van Veen 1985 - 1988

J. Groenendijk 1988 - 1992

G.J. Kramer 1992 - 2012

Directeur IRO

J.P.H. Huijskens 1971 - 1985

C. van der Burgt 1985 - 1990

J.P. van Rijn 1990 - 1992

E.P. Lastdrager-van der Woude 1991 - 1997

R.M. Rosen Jacobson 1997 - 2000

H.P. de Boer 2000 - 2012

Begunstigers (december)

1971 43

1972 43

1973 61

1974 80

1975 122

1976 150

1977 170

1978 175

1979 171

1980 165

1981 193

1982 220

1983 232

1984 243

1985 276

1986 300

1987 259

1988 263

1989 277

1990 309

Leden (december)

1991 280

1992 282

1993 274

1994 276

1995 255

1996 249

1997 258

1998 265

1999 242

2000 236

2001 242

2002 237

2003 252

2004 280

2005 290

2006 309

2007 331

2008 360

2009 386

2010 401

2011 420

IRO Gegevens

Page 52: IRO 40 jaar

Ernst & Young congratulates IRO on its 40th anniversary

Ernst & Young has collaborated closely with IRO over

many years. This successful and pleasant partnership

has helped us both to achieve many goals over the

years. We congratulate our business partner IRO on its

40th anniversary, and we look forward to many more

successful projects together in the oil and gas sector.

2011085-Adv_EY.indd 1 10/24/11 4:36 PM

Solutions for tomorrow’s worldVan Oord Offshore is an Offshore and EPC Contractor that offers high

precision subsea rock installation, trenching & backfilling, landfall installation,

shallow water pipe lay, pipe pulling and SPM & GBS installation works.

With an extensive global track record in the offshore construction industry,

Van Oord Offshore has proven its expertise to provide clients with a safe and

solid solution for their offshore structures. www.vanoord.com

Offshore and EPC Contractors

SPM and GBS installation Subsea rock installation Shallow water pipe lay Landfall construction Trenching and backfi lling

Van Oord Offshore

congratulates

IRO on their 40th

anniversary!

IRO40 - omslag.indd 2 15-11-11 10:19

Page 53: IRO 40 jaar

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Uitgegeven door:

02

2011

no

ve

mb

er

Ju

bile

um

uitg

ave

40

jaa

r IRO

IRO 40 jaar on top

Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Jubileumuitgave 40 jaar IROBranchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie

Uitgegeven door:

IRO40 - omslag.indd 1 15-11-11 10:19