IRO 40 jaar
-
Upload
uitgeverij-tridens -
Category
Documents
-
view
291 -
download
14
description
Transcript of IRO 40 jaar
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Uitgegeven door:
02
2011
no
ve
mb
er
Ju
bile
um
uitg
ave
40
jaa
r IRO
IRO 40 jaar on top
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Jubileumuitgave 40 jaar IROBranchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Uitgegeven door:
IRO40 - omslag.indd 1 15-11-11 10:19
Ernst & Young congratulates IRO on its 40th anniversary
Ernst & Young has collaborated closely with IRO over
many years. This successful and pleasant partnership
has helped us both to achieve many goals over the
years. We congratulate our business partner IRO on its
40th anniversary, and we look forward to many more
successful projects together in the oil and gas sector.
2011085-Adv_EY.indd 1 10/24/11 4:36 PM
Solutions for tomorrow’s worldVan Oord Offshore is an Offshore and EPC Contractor that offers high
precision subsea rock installation, trenching & backfilling, landfall installation,
shallow water pipe lay, pipe pulling and SPM & GBS installation works.
With an extensive global track record in the offshore construction industry,
Van Oord Offshore has proven its expertise to provide clients with a safe and
solid solution for their offshore structures. www.vanoord.com
Offshore and EPC Contractors
SPM and GBS installation Subsea rock installation Shallow water pipe lay Landfall construction Trenching and backfi lling
Van Oord Offshore
congratulates
IRO on their 40th
anniversary!
IRO40 - omslag.indd 2 15-11-11 10:19
Deze eenmalige uitgave is op verzoek van IRO samengesteld ter ere van haar 40-jarig jubileum.
De productie is gezamenlijk gerealiseerd door:
Redactie | Han Heilig en Paul Schaap
Productie | Practica Productions, IJmuiden [email protected]
Advertentie-exploitatie |
Navingo BV – Jeroen Tresfon [email protected]
Retra PubliciteitsService [email protected]
Fotografie | Flying Focus, Bob Fleumer, Han Heilig, NDC,
Nationaal Foto Persbureau, Henk Honing, Hydraudyne,
Voets & Van Leeuwen, Ton Harland Fotografie en anderen
Met dank aan Marloes Kraaijeveld, IRO.
INHOUD40 JAAR IRO | NOVEMBER 2011
4 Scheidend IRO-voorzitter Gert-Jan Kramer Ruim twintig jaar stond hij aan het roer van de Branchevereniging IRO. “I did it my way,” zegt hij in zijn afscheidsinterview en wenst opvolger Pieter van Oord alle succes toe.
12 Nieuwe IRO-voorzitter Pieter van Oord Grootse plannen om IRO een bepaalde richting op te sturen, heeft hij nog niet. “Ik ga eerst maar eens luisteren wat de grootste IRO-leden ervan vinden,” stelt de nieuwe IRO-voorzitter Pieter van Oord.
18 Komende en gaande directeur Directeur Hans de Boer, die na de jaarwisseling van zijn pensioen gaat genieten en opvolger Sander Vergroesen zetten vol vuur uiteen hoe het straks verder gaat met ‘hun’ branchevereniging IRO. Een dubbelinterview.
34 IRO-historie deel 1 (1971 – 1991)
58 Jeff Sluijter van Ernst & Young doet oproep: “Alle IRO-leden, individueel en collectief, moeten met trots uitstralen waarin ze zo goed zijn.”
64 Secretaris-generaal van NOGEPA, Bram van Mannekes: “Bekendheid offshore-industrie is te beperkt. Samen moeten we werken aan een breder imago.”
70 IRO-historie deel 2 (1992 – 2011)
3
Postbus 72612701 AG ZoetermeerEngelandlaan 3302711 DZ ZoetermeerNederland
T: +31 79 3411981E: [email protected]: www.iro.nl
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
5
De meeste tijd als voorzitter heeft Kramer
besteed aan zaken die direct en indirect
te maken hadden met netwerken en het
bevorderen van de export. Maar alvorens
aan deze zwaartepunten de hoogste
prioriteit kon worden gegeven, moest
aanvang jaren negentig eerst binnen
IRO en op de thuismarkt het nodige
worden geregeld. Dat leidde tot
enerverende en soms ook spannende
momenten. In Kramer heeft IRO een
voorzitter gehad die zich altijd sterk heeft
gemaakt voor internationale erkenning
van Nederlandse contractors aan de
internationale olie- en gasindustrie. Niet
alleen als toeleverancier van diensten en
producten, maar vooral als een
onmisbare, innovatieve schakel in het
efficiënt winnen van olie of gas. Hij
verenigde een grote belangstelling voor
technische noviteiten met bestuurlijk
inzicht en een groot maatschappelijk en
industrieel netwerk. Samen met de
andere bestuursleden stond hij de
IRO-directie met raad en daad bij. Hij was
een ware ambassadeur.
Autoriteit
Voorzitter zijn van een belangen-
vereniging als IRO zag Kramer beslist
niet als een erebaantje. “Het is een echte
functie,” benadrukt hij. “Uiteindelijk moet
je als bestuur wel besturen. Traditioneel
verwachten de leden ook dat zij elk jaar
een verslag krijgen over hoe de olie- en
gasmarkt in elkaar zit. Een belangrijk
onderdeel van het voorzitterschap.”
Heel veel bedrijven reageerden positief
op die jaarlijkse verhalen van Kramer.
Hij is in de ogen van velen nog immer
een autoriteit op het gebied van olie
en gas, hoewel hij, naar eigen zeggen,
dit nooit zo heeft ervaren. Begrijpen
doet hij zijn deskundig gezag wel.
“Zal ongetwijfeld voortkomen uit het
gegeven dat ik als CEO van Fugro
middenin de offshore stond. Ik had
daardoor heel veel contacten met
grotere oliemaatschappijen over de
gehele wereld. Fugro opereert in meer
dan zestig landen. Ik was daarom in staat
om een redelijk gefundeerd overzicht te
geven van de toekomstverwachting
en de activiteiten voor de komende jaren
in de olie- en gasindustrie hier op de
Noordzee en elders in de wereld.
Bovendien had ik toegang tot een
aantal statistieken dat door banken
werd bijgehouden. Deze waren over
het algemeen qua omzet en
investeringsniveaus van oliemaat-
schappijen heel belangrijk. Daarnaast
zit ik als commissaris bij andere olie en
gas gerelateerde ondernemingen zoals
de afgelopen zeven jaar bij Energie
Beheer Nederland.”
Belangenvereniging
Gert-Jan Kramer werd in 1989 bestuurslid
bij IRO, dat toen nog een stichting was
met oliemaatschappijen en de staat als
partner. In 1991 werd IRO een vereniging
met Kramer als eerste voorzitter.
De vereniging heeft uitsluitend
toeleveranciers in de upstream olie- en
gassector op zowel land als water als lid.
Geen staat, geen oliemaatschappij.
Overigens is er met beide partijen altijd
wel een nauwe samenwerking gebleven.
Gert-Jan Kramer neemt op 31 december 2011 officieel afscheid als
voorzitter van IRO. Ruim twintig jaar stond hij aan het roer van de
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en
Gasindustrie. “I did it my way,” zegt hij als wij hem spreken voor dit
afscheidsinterview in zijn kantoor te Amsterdam. Er is veel gebeurd
de afgelopen twee decennia waarin de nu 69-jarige Kramer voorzitter
is geweest. IRO is uitgegroeid tot een daadkrachtige en solide
belangenvereniging, die zowel in binnen- als buitenland heel serieus
genomen wordt. Met veel inzet en plezier heeft de voormalige CEO van
Fugro mede vorm mogen geven aan IRO. “Ik ben blij en ook tevreden
- de term trots zult u mij nooit horen gebruiken - dat ik mij daar de
afgelopen twintig jaar voor heb mogen inzetten. Mijn taak zit er nu op:
mission accomplished. Het is aan mijn opvolger Pieter van Oord om de
erkenning die IRO nu alom krijgt, te bestendigen en daar waar nodig
extra te stimuleren om die doelen te bereiken die noodzakelijk zijn voor
de ontwikkeling van kennis en competenties bij onze leden.”
4
40 jaar IRO |
IRO neemt afscheid van
betrokken en inspirerende
voorzitter.
‘Voornaamste rol IRO is en blijft
netwerken en exportbevordering’
Gert-Jan Kramer.
7
minder kosten te kunnen produceren.
De scheidend voorzitter zegt hierover:
“Tijdens al mijn buitenlandse zakenreizen
als Fugro CEO werd door klanten telkens
weer de innovatieve opstelling van de
Nederlandse toeleveringsindustrie
geroemd. Creativiteit in de breedste zin
van het woord. Daar ligt de kracht van de
Nederlandse toeleveranciers aan de
internationale olie- en gasindustrie.
Daarbij komt dat wij als Nederlanders
niet bang zijn om internationaal op te
treden. Wij zijn klein, maar slagvaardig.
Zit in ons bloed. In onze genen. Juist die
combinatie maakt ons sterk. Unieke
vindingen die innovatief heel sterk zijn
en commercieel heel goed bruikbaar.
Dat is de kern van het verhaal. Vandaar
dat wij in 2006 de IRO Award of Excellence
in het leven hebben geroepen. Puur om
even de bedenker van een dergelijke
noviteit op een voetstuk te plaatsen.”
Wereldeconomie
Pieken en dalen. Het zijn vaste
kenmerken binnen de olie- en gas-
industrie. Kramer heeft ze veelvuldig
ervaren. Maar het is voor hem nooit
aanleiding geweest om de IRO-
koers bij te stellen. “Olie en gas is
wereldeconomie. Stagneert deze, dan
voelt onze industrie dat direct. Ik ben
altijd heel open en eerlijk geweest in
mijn beschouwingen naar de leden toe.
Was het allemaal rozengeur en maneschijn
dan meldde ik dat, maar als er onweer
op komst was, communiceerde ik dat
ook. Zeker rond 2008 heb ik onze leden
verschillende malen op het hart gedrukt
ervoor zorg te dragen dat er genoeg eigen
vermogen moest worden gecreëerd. Het
is nu eenmaal een Wet van Meden en
Perzen dat wanneer het slecht gaat met
de olieprijzen er automatisch een periode
volgt waarin oliemaatschappijen veel
minder opdrachten vergeven. Die periode
moet je als bedrijf wel kunnen overleven.
Dus moet je zorgen voor een redelijke
solvabiliteit. Dan heb je automatisch
minder problemen.”
Sceptisch
Op de vraag of de Nederlandse overheid
wel voldoende doordrongen is van de
kracht van de Nederlandse
toeleveringsbedrijven aan de olie- en
gasindustrie reageert Kramer enigszins
getergd. Het doet hem pijn dat politici in
Den Haag nauwelijks oog hebben voor
‘zijn’ industrie. Twintig jaar geleden niet
en nu nog niet. Ondanks een grote inzet
van IRO moet hij constateren dat het niet
zo wil lukken met het offshore-minded
maken van politici. Toch volgt er een
diplomatisch antwoord. Zo roemt hij het
succesvolle Kleine Velden Beleid dat de
overheid in 1974 heeft geïntroduceerd
Een speerpunt van G-J Kramer
is ook altijd geweest het
doorgeven van marktinformatie
aan de leden.
6
40 jaar IRO |
Kramer: “Er waren op dat moment
gewoon teveel conflicten tussen
oliemaatschappijen, staat en contractors.
Op zich was daar niets mis mee, maar als
overkoepelende stichting konden we
daardoor niet slagvaardig optreden.
Dus hebben toenmalig voorzitter Koos
Groeneveld en ik ze gewoon uit elkaar
gehaald. Dat is allemaal heel vreedzaam
gegaan. Iedereen was het ook met ons
eens. Operators wilden links af,
contractors rechts af en de staat had weer
een heel ander idee. Zaken die destijds
aan de orde waren behelsden
werkgelegenheid, concessievoorwaarden,
etc. Ik denk dat die omvorming van
stichting naar vereniging heel goed
gewerkt heeft. De stichting zou anders
vanwege interne strubbelingen een
zachte dood zijn gestorven.” Nam het
voorzitterschap eigenlijk veel van uw
kostbare tijd in beslag? Tenslotte was u
tot 2006 ook nog CEO bij Fugro. “Valt wel
mee,” bekent Kramer. “Hing grotendeels
af van de kwaliteit van de directeur of
het veel of minder veel tijd opslokte.
In principe is het vergelijkbaar met een
normaal commissariaat. Kost natuurlijk
altijd tijd, maar het is gezien de beperkte
doelstellingen van IRO niet helemaal
vergelijkbaar met een normaal president
commissariaat. Dat kost veel meer tijd.”
Netwerken
De ultieme uitdaging om het
voorzitterschap in 1991 op zich te nemen,
was IRO als vereniging goed van de
grond te krijgen. Onder het bewind van
Kramer heeft IRO altijd twee hoofddoelen
nagestreefd. Prioriteit nummer één was
netwerkvorming tussen de leden alsmede
op internationaal niveau en het tweede
doel was het helpen van de leden met
export. Toenmalig bureaudirecteur Ellen
Lastdrager heeft aan dat proces op een
geweldige wijze haar steentje
bijgedragen. De grote kunst in de
aanvangsjaren was de vorming van het
ledennetwerk. Daartoe zijn destijds onder
meer de LOL bijeenkomsten opgezet.
In een later stadium is ten behoeve van
de export ook de deelname aan
buitenlandse evenementen danig
opgevoerd. Hierin heeft met name
Hans de Boer heel veel effort gestoken.
Heden ten dage is IRO wereldwijd
aanwezig op de diverse belangrijke olie
en gas tentoonstellingen zoals de OTC in
Houston of, zoals onlangs, Offshore
Europe in Aberdeen en neemt IRO
regelmatig deel aan staatsbezoeken of
handelsdelegaties. Kramer blikt terug:
“Als je nu kijkt hoeveel van de huidige
400 leden de LOL bijeenkomsten
bezoeken dan is dat zeer bemoedigend.
Daar kunnen de leden elkaar tegen
komen, met elkaar praten en bespreken
of ze iets voor elkaar kunnen betekenen.
Meer kunnen wij als IRO niet doen. Wij
bieden hen die gelegenheid. Wij creëren
een netwerk. Maar wij sturen het netwerk
nauwelijks. Moeten de leden zelf doen.”
Kramer is ervan overtuigd dat binnen een
brede olie- en gasindustrie zoals in
Nederland zo’n netwerk zeker zijn waarde
heeft. In het bijzonder voor de kleine en
middelgrote bedrijven. Maar ook voor de
grote contractors, alhoewel hij zich
realiseert dat zij het ook zonder IRO wel
redden. Bedrijven als Heerema, Allseas,
Van Oord en Fugro doen toch mee vanuit
het gevoel dat zo’n netwerk ook voor hen
belangrijk kan zijn. De arrogantie van
voorheen heeft plaatsgemaakt voor
transparantie. En dan zit er natuurlijk een
sociaal aspect aan het geheel. Het doet
Gert-Jan Kramer dan ook deugd dat zijn
opvolger Pieter van Oord het in dit
opzicht volkomen met hem eens is.
Ook voor de nieuwe voorzitter is het
faciliteren, het in stand houden van het
ledennetwerk, het uitbreiden van het
internationale netwerk, het uitwisselen
van ervaringen en exportbevordering van
een doorslaggevende importantie.
Nogepa
Binnen het gedefinieerde kader van IRO
- land en water, olie en gas en dan alleen
upstream - is Kramer er eveneens van
overtuigd dat ook in de toekomst alles in
het werk moet worden gesteld om de
relatie met vooral oliemaatschappijen
zo goed mogelijk in stand te houden.
Voor het correct kunnen weergeven van
de situatie op de thuismarkt hecht hij
heel veel waarde aan een regelmatig en
uitgebreid contact met Nogepa, de
Nederlandse Olie en Gas Exploratie en
Productie Associatie. “Zeker in aanvang
heeft IRO veel tijd gespendeerd aan
onderhandelingen en overleg met
Nogepa. En ik moet erkennen dat
we daar heel goed zijn uitgekomen.
In principe is er tussen beide partijen
een heel goed business klimaat ontstaan
en daar was het ons uiteindelijk allemaal
om te doen.”
USP’s
Een speerpunt van Kramer is ook
altijd geweest het doorgeven van
marktinformatie aan de leden. Binnen
zijn filosofie moet IRO ervoor zorgdragen
dat leden voortdurend een gedegen
overzicht van het wel en wee van de
totale internationale olie- en gasindustrie
voorgeschoteld krijgen. Welke projecten
er worden opgestart. Wat de
verwachtingen zijn op zowel korte als
lange termijn. Zijn gedachten gaan hierbij
vooral uit naar de kleinere bedrijven
zonder eigen marketing afdeling.
Zij hebben die informatie mede nodig
om te kunnen innoveren. Om nieuwe
producten of diensten te ontwikkelen.
Met name bij de kleinere bedrijven
vinden veel ontwikkelingen plaats die
uiteindelijk de oliemaatschappijen enorm
helpen om effectiever, efficiënter en voor
40 jaar IRO |
met daarin de mogelijkheid voor
gasproducenten om hun gewonnen gas
aan GasTerra te verkopen tegen redelijke
voorwaarden en marktconforme
vergoedingen. Kramer: “Het opzetten van
dit beleid is voor IRO uitermate essentieel
geweest. Ik durf zelfs te stellen dat het de
redding geweest is van de Nederlandse
toeleveringsindustrie aan de olie en gas.”
Ook de gasrotonde-strategie van de
Nederlandse overheid scoort bij IRO.
Het kan uit economisch oogpunt van
groot belang zijn voor vele leden.
Alleen ergert Kramer zich in dit opzicht
aan alle bezwaren die momenteel
worden geuit met betrekking tot de
gasopslag Bergermeer. “Schijnbaar
begrijpen mensen niet waarover ze het
hebben. Iedereen heeft kennelijk het idee
dat als je ergens gas uithaalt er een soort
grot achterblijft en als je gas ergens
inpompt dat er een soort atoomexplosie
volgt. Dit is puur een kwestie van gebrek
aan kennis en voorlichting en vanuit
de maatschappij tegen alles zijn wat de
overheid doet.”
Onbegrip
Kramer heeft niet de indruk dat politici
zich realiseren dat de overheid jaarlijks
12 miljard netto belasting ontvangt uit de
gasbaten. “Ik heb het dan over het
Continentaal Plat dat 58.000 vierkante
kilometer beslaat en Nederland onshore,”
geeft hij aan. “Dit mag best een stevige
inkomstenbron voor het ministerie van
Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie worden genoemd.” EL&I
beheert de aandelen van Energie Beheer
Nederland (EBN), een besloten
vennootschap met de Nederlandse Staat
als enige aandeelhouder. Gert-Jan Kramer
is commissaris bij EBN. “Helaas zien
wij daar als industrie niets van terug in
de vorm van bijvoorbeeld subsidies voor
het ontwikkelen van noviteiten.
De windenergiemarkt daarentegen
ontvangt volop geld. Onbegrijpelijk als je
kijkt naar het uiterst geringe aandeel van
windenergie in de totale energie-
voorziening. Vergeet daarbij niet dat er in
Den Haag momenteel gesproken wordt
over een bezuiniging van maar liefst
18 miljard uitgesmeerd over een aantal
jaren. Dan is 12 miljard inkomsten per
jaar toch behoorlijk substantieel.
De overheid besteedt absoluut te weinig
aandacht aan de olie- en gasindustrie.
Maar tegelijkertijd stel ik ook dat we niet
te hard aan de boom moeten schudden.
Met EBN als BV is het allemaal goed
geregeld. Zijn de concessievoorwaarden
voor de oliemaatschappijen acceptabel?
Ja, kijk maar naar de investeringen die
gepleegd worden onshore en offshore.
Of kijk maar naar het aantal exploratie en
exploitatieboringen door de jaren heen.
Dat is vrij constant. IRO heeft een
belangrijke rol gespeeld bij het opstellen
van die voorwaarden samen met de
oliemaatschappijen en de overheid.
Die voorwaarden gaan nu over de hele
wereld naar oliemaatschappijen die
moeten beslissen of ze wel of niet willen
investeren op het Nederlandse Plat.
Op zichzelf denk ik niet dat er nog veel te
doen is met de overheid ter verbetering
van die voorwaarden. Je moet gewoon
kijken hoeveel wordt er geboord, hoeveel
gas halen we eruit en wat krijgen we aan
opbrengst. Dat zit naar mijn weten
gewoon heel goed. Pas als olie-
maatschappijen opeens ophouden met
boren dan is er iets grondig mis. Want
wat we hier absoluut niet over het hoofd
mogen zien is dat we hier wel spreken
over een wereldmarkt. Helaas beseft de
Nederlandse overheid dat niet, op
wellicht een paar ambtenaren na.
De rest denkt simpelweg dat wij hier
in Nederland zelf de dienst uitmaken.
Onbegrijpelijk, maar waar!”
Opdrachten
Gelukkig levert deze ‘muur van onbegrip’
binnen de Haagse politiek Kramer geen
slapeloze nachten op. Integendeel.
De geschiedenis heeft onomstotelijk
bewezen dat de olie- en gasindustrie heel
goed voor zichzelf kan zorgen. Zeker als
uitgegaan wordt van een normale markt
met 60 dollar per vat olie. Ondanks
de huidige wereldwijde recessie zijn
er de afgelopen maanden heel veel
uitnodigingen voor tenderinschrijving
uitgegaan. Dan mag de toeleverings-
industrie overeenkomstig ook een sterke
uitbreiding van opdrachten verwachten
de komende jaren.
“Afgaande op mijn doorgaans zeer
betrouwbare informatiebronnen ziet
zeker voor de komende jaren de
toekomst voor de Nederlandse
toeleveringsindustrie er rooskleurig uit,”
eindig Gert-Jan Kramer zijn laatste
interview als IRO-voorzitter.
9
Fugro N.V.Tel: 070 311 14 22Email: [email protected] www.fugro.com
Fugro voorziet de mensen, het materieel, de kennis
en de technologie die nodig zijn ter ondersteuning
van de exploratie, productie en transport van ’s
werelds natuurlijke grondstoffen. Fugro voorziet
haar opdrachtgevers ook van technische gegevens
en informatie die nodig zijn om bouwwerken en
infrastructuur op een veilige, betrouwbare en efficiënte
wijze te ontwerpen, te bouwen en te onderhouden.
Fugro levert al bijna 50 jaar wereldwijd survey en
geotechnische diensten op zee aan de olie- en gasindustrie
waarbij IRO zich op daadkrachtige wijze inzet voor de
offshore ontwikkelingen in Nederland en voor de promotie
van de industrie in het buitenland.
FUGRO FELICITEERT IRO...
...MET HAAR 40-JARIG BESTAAN!
IRO215x303.indd 1 10-10-11 15:29
11
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Offshore Visie
www.offshorevisie.nl
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Offshore Holland
www.offshoreholland.com
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Marin
www.marin.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
www.flyingfocus.nl
Flying Focus
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
40 jaar IRO | Felicitatie
10
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Bakker Sliedrecht
www.bakkersliedrecht.com
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Onstream Project Services
www.onstreamgroup.com
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
International Associationof Drilling Contractors
www.iadc.org
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
www.drtc.nl
De Ruyter Training& Consultancy
1313
Pieter van Oord, CEO Van Oord NV, volgt per 1 januari 2012 Gert Jan Kramer als IRO-voorzitter op (foto: Van Oord).
12
40 jaar IRO |
Eén ding is al snel duidelijk. Pieter van
Oord draagt de offshore-industrie en de
belangenvereniging IRO een heel warm
hart toe. Met beide heeft hij in het
verleden heel positieve ervaringen
opgedaan. “In het begin van het vorige
decennium heb ik met veel plezier leiding
gegeven aan de offshoredivisie van Van
Oord, waarvan het hoofdkantoor in
Gorinchem staat. Wij hielden ons toen
al intensief bezig met subsea rock
installation en offshore pipeline
installation. Het laatste omvat het
aanlanden van pijpleidingen, het
installeren van single buoy moorings
(SBM’s) en het baggeren van sleuven
voor de aanleg van pijpleidingen.
Daarnaast voert de offshoredivisie
ook exceptionele projecten uit.
Bijvoorbeeld het installeren op een
bed van stenen van betonnen gravity
base structures, zoals bij Molikpac en
Malampaya. En volgend jaar gaan
we dit weer doen bij Sachalin.”
De offshoredivisie van Van Oord heeft
net een derde valpijpschip voor het
heel nauwkeurig steenstorten in diep
water in gebruik genomen. “Dit is de
Stornes die onderdeel is van een
investeringsprogramma van 1 miljard
euro dat door ons bedrijf wordt
uitgevoerd.” Net als de Nordnes en
Tertnes wordt ook de gloednieuwe
Stornes wereldwijd ingezet.
Netwerkclub en exportbevorderaar
Over zijn ervaring met de branche-
organisatie IRO, zegt Pieter van Oord:
“In de periode 2001-2005 heb ik al deel
uitgemaakt van het IRO-bestuur en
zodoende de vereniging goed leren
kennen. Hierna heb ik een tijdje in het
Midden-Oosten gezeten, waar ik mij in
Dubai heb beziggehouden met de aanleg
van de Palm-eilanden. In 2008 ben ik weer
naar Nederland teruggekeerd om de leiding
over ons familiebedrijf over te nemen van
mijn neef Koos. Sinds vorig jaar maak ik als
vice-voorzitter weer deel uit van het
IRO-bestuur, met het voornemen per
1 januari 2012 het voorzitterschap van
Gert-Jan Kramer over te nemen.”
Nieuwe IRO-voorzitter Pieter van
Oord:
‘Ik ga eerst maar eens
luisteren’
Hij is vijftig, zeer gedreven en CEO van een groot familiebedrijf met een
jaaromzet van 1,7 miljard euro dat werk biedt aan 5.000 mensen, waaronder
2.000 met de Nederlandse nationaliteit. Pieter van Oord geeft sinds drie
jaar leiding aan Van Oord NV, één van de grootste baggermaatschappijen
ter wereld. Tevens is hij vice-voorzitter van het IRO-bestuur en per 1 januari
2012 de beoogde opvolger van de huidige IRO-voorzitter Gert-Jan Kramer.
15
40 jaar IRO |
Pieter van Oord is van mening dat zowel
Gert-Jan Kramer als IRO-directeur Hans
de Boer een grote bijdrage hebben
geleverd aan het succes van de
branchevereniging die op dit moment
ruim 400 leden telt. “IRO is uitgegroeid
tot een heel succesvolle netwerk- en
exportbevorderingsorganisatie. Het is heel
bijzonder als je kijkt naar de omvang van
de toeleverende industrie in de olie- en
gassector in Nederland. Gelet op de
grootte van ons land, is deze industrie
veel groter dan hij eigenlijk zou moeten
zijn. Ons kleine landje staat in de top 5
van de wereldranglijst van toeleveranciers
in de olie- en gassector. Dat geeft ook al
een beetje het belang aan van IRO als
netwerkclub om al die met succes in de
sector opererende bedrijven een platform
te bieden waar zij elkaar kunnen
ontmoeten. Zelf vind ik dat IRO op dit
terrein uitstekend functioneert. Daarnaast
is de vereniging heel succesvol met
exportbevordering. Ook hierin voorziet
IRO in een grote behoefte.”
Toekomstplannen
Als hem wordt gevraagd hoe het in de
toekomst verder moet met IRO,
antwoordt Pieter van Oord: “Wat mij
betreft hoeven we qua ledenaantal niet
verder te groeien. We vertegenwoordigen
op dit moment wel iedereen in
Nederland die actief is in de olie- en
gassector. En volgens mij sluiten we
qua exportbevordering redelijk aan
bij de ontwikkelingen in de wereld.
We gaan ondertussen al naar opkomende
markten in Brazilië en Australië en
presenteren ons al vele jaren op de
vakbeurzen in Houston, Stavanger en
Aberdeen. Volgens mij dekken we de
markt gewoon goed af. Misschien dat we
ons in de toekomst nog iets meer op
Rusland moeten focussen.” Kansen liggen
er volgens hem nog op het gebied van de
offshore windenergiesector.
IRO heeft een windenergiegroep die
heel slagvaardig opereert. Ook Van
Oord is heel actief in deze sector.
“Als ik zie hoe deze werkgroep functioneert,
denk ik dat deze een belangrijke bijdrage
zou kunnen leveren aan het opbouwen
van een Nederlandse windenergiecluster.
Op dat terrein mogen we de boot niet
missen. In ons land zijn best wel bedrijven
die zeer slagvaardig in deze sector
opereren. Maar het bij elkaar brengen
van die bedrijven in de gedachtegang
van clustering kan leiden tot een heel
succesvolle Nederlandse windenergie-
sector. Zelf denk ik dat IRO hieraan een
heel belangrijke bijdrage kan leveren.”
Hollands Glorie
Pieter van Oord wil in zijn rol van
IRO-voorzitter ook aandacht schenken
aan het enthousiasmeren van jongeren
voor een baan in de olie- en gasindustrie.
“Als Van Oord doen wij daar al veel aan
door ons te profileren als een Hollands
Glorie bedrijf. Een onderneming waar
mensen trots op kunnen zijn. Onlangs
hebben we in Rotterdam op onze
schepen Stornes en Athena nog een
open dag gehouden voor studenten
van verschillende onderwijsinstituten.”
De nieuwe IRO-voorzitter wil verder
de olie- en gassector meer bekendheid
geven richting politiek en overheid.
“Ik deel de mening dat de toeleverings-
bedrijven in de olie- en gasindustrie in
Den Haag veel minder op het netvlies
gebrand staat dan de waterbouwers.
Voor generieke steun is het altijd goed
om een goede relatie met de overheid te
hebben. Op dit gebied zijn nog wel wat
zaken voor verbetering vatbaar.”
Tot besluit zegt Pieter van Oord geen
grootse plannen te hebben om de
branchevereniging IRO een bepaalde
richting op te sturen. “Eerst ga ik maar
eens luisteren wat de grootste IRO-leden
hiervan vinden. Zijn ze tevreden
of moeten we ons misschien toch ook
op andere zaken richten. Pas daarna
kunnen we plannen gaan maken.”
“Wat mij betreft hoeven we qua ledenaantal
niet verder te groeien”. Pieter van Oord
IRO 40Year 215x303.indd 1 21-10-11 10:49
www.heinenhopman.com
Having been at the forefront of climate technology in the offshore sector since 1965, Heinen & Hopman understands the value of long-lasting relationships. We are delighted therefore to congratulate the Associa-tion of Dutch Suppliers in the Oil and Gas Industry on four decades of excellent service. Together we are strong…
Netherlands - Brasil - Germany - France - India - Italy - Peoples Republic of China - Romania - Singapore - Spain - Turkey - United States of America
Made to last
with their 40 year anniversary
looking towards the future
bayards congratulates IRO
[email protected] • www.bayards.nl
Bayards_adv_IRO.indd 1 07-11-11 09:54
19
Op 1 augustus 2000 werd H.P. de Boer
- Hans voor insiders - aangesteld als
interim manager. Hij volgde toenmalig
directeur R.M. Rosen Jacobson op die
met stille trom was verdwenen.
Op 1 februari 2001 volgde zijn officiële
benoeming als directeur van IRO en
begon hij zijn strijd tegen de neerwaartse
gang van een industrie die eens te boek
stond als ‘booming business’. Een ware
uitdaging. Hans de Boer kijkt tevreden
terug op de ruim elf jaar dat hij IRO
mocht leiden. Als hem gevraagd wordt
hoe hij uit de strijd tevoorschijn is
gekomen, suggereert hij quasi
gekscherend: als grote overwinnaar.
“Maar,” voegt hij er eerlijkheidshalve aan
toe, “achteraf kun je stellen dat het niet
een al te moeilijke opgave is wanneer je
wordt aangesteld als directeur van een
vereniging die intern niet lekker in haar
vel zit, met morrende leden die zich
sceptisch uitlaten over het functioneren.
Een slechtere basis om te starten was
eigenlijk niet denkbaar, dus het kon
alleen maar beter.” Anno 2011 is IRO een
stabiele en financieel gezonde vereniging,
met 420 leden die actief zijn over de
gehele wereld. Niet onbelangrijk in deze
is uiteraard het gegeven dat ook de
mondiale olie- en gasindustrie weer
‘lekker’ draait. De Boer: “Hoewel het de
afgelopen jaren weer wat minder is
geweest, durf ik toch te stellen dat wij
binnen de olie- en gasindustrie niet echt
een grote crisis hebben meegemaakt.
Een dipje slechts, zeker nu we zien dat
het weer op allerlei fronten oppakt. Ook
IRO en haar leden zijn er de afgelopen
jaren vrij goed doorheen gekomen.
En dat doet mij heel veel deugd.”
Als u nu terugblikt naar die
aanvangsperiode, waar denkt
u dan onmiddellijk aan?
Hans de Boer: “Dat we best veel
meegemaakt hebben. De tweede helft van
de jaren negentig was heel dunnetjes met
als dieptepunt november 1998. De olieprijs
was gezakt naar 10 dollar per vat en hier
op kantoor was het nogal een rommeltje.
Mening komende
en gaande directeur
eensluidend:
IRO: constructieve samenbundeling van
krachtenDirecteur Hans de Boer, die op 31.12.2011 van zijn pensioen gaat genieten
en zijn opvolger de 53-jarige Alexander P.H. (Sander) Vergroesen zetten
gezamenlijk vol vuur uiteen hoe het straks verder moet en zal gaan met
‘hun’ branchevereniging IRO. De vertrekkende directeur blikt terug, er werd
met de komende man gefilosofeerd over de toekomst, gesproken over
de politiek die nog immer vies is van alles wat met olie en gas te maken
heeft, gediscussieerd over het wel of niet opnieuw positioneren van de
olie- en gasindustrie bij de beleidsmakers met inbegrip van de complexe
samenlevingsverbanden waarmee IRO moet omgaan en, last but not least,
werden de arbeidsmarkt en de scholingsprojecten onder de loep genomen.
Alles kwam aan bod. Een dubbelinterview.
18
40 jaar IRO |
Hans de Boer.
21
op het lijf geschreven. Mijn antenne voor
opportunity’s staat altijd op scherp.
Wie heeft wie wat te bieden!? Kwestie
van informatie opzuigen en dan proberen
daar matches voor te vinden. Kansen
zien en die voor de leden faciliteren.
Het aantrekkelijke van mijn nieuwe baan
is dat je echt een spin in het web bent.
En vanuit die positie zal ik er alles aan
doen om zo constructief mogelijk in te
springen op toekomstige ontwikkelingen
binnen de sector. Ik vind de combinatie
van techniek en sociale aspecten erg
fascinerend.”
Heeft u eigenlijk bij uw aanstelling
een missie meegekregen?
Sander Vergroesen: “Niet zoals Hans
indertijd. Mijn drive is natuurlijk om er
meer uit halen dan tot nu toe het geval is
geweest. Lijkt me logisch. Als IRO moet je
daartoe heel flexibel meebewegen met
de markt en met de trends. Mijn
prioriteiten liggen duidelijk anders dan
die van Hans destijds. Hij moest
opbouwen. Ik moet uitbouwen. Mijn
ambitie is de IRO-horizon te verbreden
en een nog verdere groei van de
vereniging te realiseren.”
Wat was uw impressie van Offshore
Energy 2011 in de RAI te Amsterdam?
Ongetwijfeld heeft u veel ‘nieuwe’
mensen ontmoet. Hoe waren de
reacties op uw benoeming?
Sander Vergroesen: “Offshore Energy
2011 heeft op mij een plezierige indruk
gemaakt. Het geheel was goed verzorgd
en zag er overzichtelijk uit, de relatief
brede paden gaven ruimte voor
‘meetings’ en omdat Amsterdam ook
voor buitenlandse bezoekers makkelijker
is aan te doen heeft dit evenement de
potentie om nog verder uit te groeien.
Naast een flink aantal ‘nieuwe’ mensen
heb ik vooral ook veel bekende gezichten
gezien en veel enthousiaste reacties
gehoord op mijn nieuwe functie.”
Wat zijn de hoogte- en dieptepunten in
de ruim elf jaar dat u als IRO-directeur
actief bent geweest?
Er valt een stilte. Hans de Boer denkt
diep na. Dan stelt hij: “Een heus
dieptepunt heb ik niet ervaren. Wat ik
wel spannend heb gevonden was de
beëindiging van de samenwerking
met het Nederlands Centrum van
Handelsbevordering. Als IRO hadden we
besloten zelf een Nederlands paviljoen
op de OTC te Houston te organiseren.
Er brak toen wel even paniek uit toen
NCH aankondigde ook een Nederlands
paviljoen te gaan opzetten op diezelfde
beurs. Dit werd een rechtszaak, maar
uiteindelijk is alles toch op zijn pootjes
terecht gekomen. Op de keper
beschouwd is het werken voor IRO
een groot feest geweest, elf jaar lang.
Kijk, ik heb tot begin 2000 in het
bedrijfsleven gezeten. Daar draaide
het altijd om de knikkers. Bij IRO bedrijf
je geen commercie op de klassieke
manier, het gaat hier veel meer om
leden te winnen en te behouden.
Sander Vergroesen.
20
40 jaar IRO |
Ook IRO zat op een dieptepunt met
slechts 223 leden. Ik ben begonnen met
het doorvoeren van een algehele revisie
en ik prijs me gelukkig dat IRO nu over
een uitstekende en uiterst gemotiveerde
ploeg mensen beschikt. Gelukkig
krabbelde vanaf 2000 ook de olieprijs
weer wat op. Helaas had dit niet direct
zijn positieve weerslag op de
Nederlandse toeleveranciers in de olie-
en gasindustrie. Op zich niet vreemd,
want er dient altijd wel rekening
gehouden te worden met een vertraging
van ongeveer anderhalf tot twee jaar.
Maar ditmaal liet die up-turn veel langer
op zich wachten. Voor mij kwam het
keerpunt pas in de zomer van 2004. Toen
begon de industrie opeens wel op te
pakken. De olieprijs was intussen al
gestegen tot een dikke 30 dollar per vat.
Ook de reorganisatie op het IRO-kantoor
begon haar vruchten meer en meer af te
werpen. Dus als ik nu terugkijk naar mijn
beginperiode als IRO-directeur, dan is het
misschien wel mijn grote geluk geweest
dat de situatie destijds zo slecht was
dat het eigenlijk alleen maar beter kon.
Ik besef dat het flauw klinkt, maar het is
wel de realiteit.”
Bent u destijds aangesteld met een
bepaalde missie?
Hans de Boer: “Jazeker. Die missie was
tweeledig. Allereerst moest het intern bij
IRO weer allemaal goed op de rails
worden gezet. En vervolgens moesten
we het imago van de vereniging richting
de leden, arbeidsmarkt en de verschillende
overheden gaan verbeteren. IRO moest
weer een daadkrachtige vereniging worden.”
En, is de missie geslaagd?
Hans de Boer: “Ik denk het wel, maar
het is aan de leden om dat vast te
stellen.”
Toen Hans de Boer in 2000 bij IRO
binnenstapte was hij al dertig jaar
actief geweest in de zogeheten ‘natte’
industrie. Eerst als waterbouwer,
later in commerciële functies bij
offshore gerelateerde bedrijven. De
upstream olie- en gasindustrie had
voor hem weinig geheimen. Waren er
raakvlakken met de industrie toen u
solliciteerde? Waarom die sollicitatie?
Sander Vergroesen: “Ik ben in 2009 in
dienst getreden bij een van de leden van
IRO, iPS uit Capele aan de IJssel. De
eerste twee jaar heb ik namens de twee
eigenaren in Dubai gewerkt en heb daar
naast het onderhouden van bestaande
contacten ook bijvoorbeeld contact
gelegd met NPCC en Qatar Petroleum
waarvan wij preferred supplier zijn
geworden. Na Dubai ben ik vanuit het
kantoor in Capelle aan de IJssel Business
Development Manager Oil & Gas
geworden en heb vooral vanuit die
functie IRO beter leren kennen. Verder is
mijn achtergrond heel divers. Mijn liefde
voor de zee zit in mijn genen.”
“Mijn grootvader was gezagvoerder op de
koopvaardij en mijn vader was marine
officier. Zelf ben ik reserve officier van het
Korps Mariniers waar ik twee jaar heb
mogen dienen. Na het voortgezet
onderwijs heb ik de Hogere Hotelschool
in Den Haag met succes doorlopen. Niet
omdat ik zoveel affiniteit had met de
hotellerie en horeca, maar de brede
opleiding op het gebied van service en de
omgang met mensen sprak mij zeer aan.
Zorgen voor mensen. Klinkt simpel, maar
wat ik destijds allemaal heb geleerd,
breng ik nu nog in praktijk. Ook hier bij
IRO, waar het prioriteit nummer een is
om de leden zo optimaal mogelijk te
bedienen. Na afronding van de
hotelschool heb ik een kaderopleiding
van het warenhuis V&D gevolgd. Ook hier
gold maar een ding: zorgdragen voor de
klanten. Dat spel trok mij enorm aan.“
“Vervolgens heb ik achttien jaar in de
directie van het Bijenkorf Warenhuis
gezeten, waarvan de laatste zes jaar als
directeur van de vestiging in Den Haag.
In die periode was ik ook voorzitter van
de Raad Nederlandse Detailhandel (RND)
van Den Haag. Ik heb me toen, met name
op politiek niveau, heel sterk ingezet om
het verblijfsklimaat in de binnenstad te
verbeteren. Heb ik met heel veel plezier
gedaan. En juist daar zat voor mij de link
toen ik het profiel onder ogen kreeg voor
een nieuwe directeur IRO. Als voorzitter
van de RND knokte ik voor alle winkeliers
in Den Haag, zelfs al waren ze mijn
concurrenten; ook IRO opereert in een
markt waar de leden elkaar onderling
nodig hebben en gezamenlijk proberen
er het beste uit te halen. Ik besef me
volledig dat ik nog maar vrij recent in
deze business zit, maar ik voel dat de
chemie die noodzakelijk is om de functie
van IRO-directeur optimaal te kunnen
uitvoeren, wel degelijk aanwezig is.
Netwerken is binnen IRO altijd het
sleutelwoord geweest. En juist dat
aspect heeft in mijn vorige functies
altijd centraal gestaan. Daar ligt dus mijn
kracht. Natuurlijk zal ik straks in mijn
nieuwe baan moeten groeien, maar
de dynamiek van de industrie, het
internationale aspect, het netwerken,
het aan elkaar koppelen van mensen, die
samenbundeling van krachten; het is mij
”Ik vind de combinatie van techniek en
sociale aspecten erg fascinerend.” Sander Vergroesen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
25
aangesloten bij Decom North Sea. Het is
heel belangrijk dat regelgeving op dit
gebied internationaal wordt aangepakt
op een gelijkwaardige wijze. Ik zie het
daarom als een kerntaak van IRO om in
deze markt heel sterk de vinger aan de
pols te krijgen en te houden.”
Wat is uw advies aan uw opvolger?
Hans de Boer: “Blijf heel duidelijk
meegaan met de trends. Let erop welke
landen extra aandacht verdienen. Zoals
zojuist aangegeven vindt er momenteel
geografisch een duidelijke verschuiving
plaats. Rusland is minder in trek dan
voorheen. Kazachstan idem dito. Zijn we
destijds heel enthousiast aan begonnen.
Centraal Azië is minder. We zien dat
belangstelling voor deze gebieden bij
onze leden sterk afneemt. Ook Mexico is
er nooit goed uitgekomen. Ondanks
deelname aan beurzen en twee
handelsmissies. Daarentegen is West
Australië nu een hit. En doet ook Brazilië
het goed. Als IRO mag het niet uitmaken
waar we heen moeten. Als we de trend
maar waarnemen. Wij gaan daarheen
waar de leden willen dat we heengaan.
Zo simpel ligt het. Wat mij in deze een
tikkeltje bevreemd is dat onze leden
momenteel zeer terughoudend
zijn als het gaat om West Afrika.
Wij zijn er nauwelijks actief en dat vind ik
jammer. Overigens is een enkel lid
wel individueel actief.”
“Een andere zeer interessante trend is
alles wat er op dit moment in de
aardgaswereld gebeurt. Hieronder valt
ook het Gasrotondeproject waarvan IRO
een groot voorstander is. Is een heel
nuttige zaak. Wij zijn geen primaire
stakeholder maar de gasrotonde-strategie
van de Nederlandse overheid is uit
economisch oogpunt van groot belang
voor onze leden gezien de investeringen
en handelsactiviteiten die er mee worden
gestimuleerd. Deze trend moet zeer
nauwlettend worden gevolgd.”
Liggen er projecten op de plank
waarvan uw opvolger een speerpunt
zou kunnen maken?
Hans de Boer: “Zeker. Ik licht er één toe.
Vier jaar geleden is IRO begonnen meer
en meer aandacht te besteden aan
loopbaanmogelijkheden en
opleidingsmogelijkheden binnen de
olie- en gassector. En in het verlengde
daarvan is ook gefilosofeerd over het
gegeven of IRO niet zelf opleidingen
moet gaan verzorgen. We hebben onze
eigen cursus ‘Olie en gas vanaf de bron’,
wat een enorm succes is, maar verder
doen we op dit vlak nog maar weinig.”
“Omdat ook Nogepa grote waarde hecht
aan opleidingen, is reeds eerder besloten
de krachten te bundelen. Zo hebben we
gezamenlijk een gespecialiseerde
medewerkster voor de coördinatie van
alle activiteiten die met loopbaan en
opleidingen in de sector te maken
hebben. Zij houdt zich bezig met het
uitbreiden en verbeteren van de
opleidingsmogelijkheden, vergroting
van de belangstelling onder jongeren
om binnen deze bedrijfstak te willen
werken en met de omscholing van
ervaren werknemers uit andere
bedrijfstakken voor de olie- en
gasindustrie. Een en ander staat echter
nog in de kinderschoenen en dient nog
compleet te worden uitgewerkt. Een
mooie klus voor Sander. IRO kan hier
initiëren, begeleiden en orkestreren.”
Sander Vergroesen luistert aandachtig
naar het relaas van zijn voorganger. Het
gebrek aan aanwas van kwalitatief goede
mensen en vooral jongeren die offshore
willen gaan werken, houdt hem nu al
behoorlijk bezig. “Vraagstuk hier is of de
industrie niet te veel naar binnen gekeerd
is geweest in de afgelopen jaren.
Misschien moeten we veel frequenter
communiceren dat het allemaal wel
hartstikke leuk en dynamisch is om in de
olie- en gasindustrie te werken. Technisch
geschoold personeel daar zit de grote
pijn. Daar zullen we heel hard aan
moeten trekken.”
Als we nu zouden gaan filosoferen
over de toekomst van de olie- en
gasindustrie. Welk perspectief
schildert u dan?
Hans de Boer: “Booming. Voor heel veel
van onze leden. Zonder meer. Kijk het is
heel simpel. De vraag naar olie en gas
blijft gewoon doorgaan. Tot zeker aan het
eind van deze eeuw. Crisis of geen crisis,
zonnepaneeltjes of geen zonnepaneeltjes.
Iedereen heeft olie of gas nodig. Dat blijft
nog decennia lang doorgaan. Met alle
respect voor alle belangstelling voor
duurzame energie. Het is en blijft
marginaal. Het aandeel duurzame
energie in Nederland in onze totale
energievoorziening is in 2010 gedaald
van 4,2% naar 3,8%. Waar praten we
over. Er is plenty olie en zeker gas in de
wereld. En ook over de technologische
ontwikkeling maak ik me absoluut geen
zorgen. Ik zeg altijd maar wat we nu niet
kunnen, kunnen we over 10 jaar wel. De
grote uitdaging zit hem in het feit dat veel
olie- en gasvoorraden in gebieden zitten
met ‘moeilijke’ overheden. Zeker voor de
industrie in het algemeen.
”Blijf heel duidelijk meegaan met de trends. Let erop
welke landen extra aandacht verdienen.” Hans de Boer
24
40 jaar IRO |
Ik heb me om geld nooit zorgen hoeven
te maken. Als de inkomsten en uitgaven
maar in balans zijn, is het goed. Dankzij
de constante ledengroei en dus ook de
groei in inkomsten, konden reguliere
kostenstijgingen gemakkelijk worden
opgevangen. Sinds 2002 is de contributie
niet meer verhoogd. En nog steeds zijn
we financieel gezond.”
Waar haalde u uw job satisfaction
vandaan?
Hans de Boer: “Mijn job satisfaction
komt voort uit de tevredenheid onder de
leden. Dit manifesteert zich heel duidelijk
in de groei van het ledental maar zeker
ook in het contact dat je direct of indirect
met leden hebt. Een ander belangrijk
aspect is de goede en efficiënte
samenwerking die wij in de loop der
jaren hebben opgebouwd met een aantal
overheidsinstanties en partijen zoals
Nogepa, de Nederlandse Olie en Gas
Exploratie en Productie Associatie.”
IRO is nu een vrij stabiele club met
420 leden. Als het gaat om interne IRO
aangelegenheden stapt uw opvolger
als het ware in een gespreid bedje.
Welke uitdagingen liggen er voor hem
in het verschiet?
Hans de Boer: “Daar heeft u wel een
punt, maar juist daarom denk ik dat zijn
vertrekpunt lastiger is. Zoals eerder
aangegeven kon ik weinig fout doen bij
mijn start in 2000. Zijn eerste uitdaging
wordt om minimaal het huidige niveau te
handhaven en verder uit te breiden. Naar
mijn mening is het goed voor IRO dat er
vers bloed in de tent komt. Met een
nieuwe voorzitter en met een nieuwe
directeur. Mensen met nieuwe visies en
ideeën. Ik pretendeer echt niet dat IRO
de afgelopen 11 jaar alles gedaan heeft
wat zij had moeten doen. We zijn
doorlopend met vernieuwing bezig
geweest, maar wij zijn geen betweters.
De olie en gas is een vrij stabiele en
conservatieve industrie. Zie je ook terug
bij IRO. Echte spectaculaire
vernieuwingen zijn er niet geweest. Je
moet natuurlijk wel met de markt mee
blijven gaan. Zo zien we nu bijvoorbeeld
heel duidelijk een geografische
verschuiving. Ook bespeuren we heel
sterk een verschuiving van olie naar
aardgas. In al die trends moet IRO
meegaan. Maar we moeten tegelijkertijd
oppassen dat we niet meegaan in allerlei
andere trends zoals de verschuiving van
fossiele energie naar duurzame energie.
Daar zijn we als IRO bewust niet ingestapt.
Een uitzondering is het installatiewerk
voor offshore windenergie vanwege het
gegeven dat er sterke raakvlakken zijn
met de olie en gas offshore.”
“Een andere uitdaging voor de toekomst
is het decommissioning verhaal. Een
markt van honderden miljarden dollars,
alleen al op de Noordzee. Een terechte
vraag is echter, wanneer barst die markt
los? Ik weet het niet, maar om ervoor te
zorgen dat we daar als IRO een centrale
rol in kunnen spelen, zijn we al wel
De komende (links) en gaande (rechts) IRO-directeur.
2727
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
www.offshoreshipdesigners.com
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
IHC Merwede
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
www.sirimarine.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Van Dam
Offshore Ship Designers
www.ihcmerwede.com
Siri Marine
www.van-dam.nl
26
40 jaar IRO |
Tegelijkertijd praten we wel over
overheden die langzamerhand
economisch helemaal van die olie- en
gasinkomsten afhankelijk zijn. Dus als ze
teveel dwars blijven liggen, gaan ze in
hun eigen vlees snijden. Dat is een
gigantisch pokerspel dat nu al een aantal
jaren wordt gespeeld onder de naam
‘geopolitiek’. En waarschijnlijk alleen nog
maar erger zal worden in de toekomst.”
Ik wil even stilstaan bij het politieke
spoor. Voor de politiek is olie en gas
al decennia lang een vies begrip.
Dit is een uitspraak geweest van u
tijdens een interview voor het vakblad
Offshore Visie medio 2001. Staat u
nog altijd achter die mening?
Hans de Boer: “Ja eigenlijk wel, want in
de tussentijd hebben ze heel weinig
bijgeleerd. Je kunt politiek niet scoren
met olie en gas. Je kunt politiek wel
scoren met zonnepaneeltjes en
windmolentjes. Dat is de publieke
perceptie van het hele gebeuren.”
Onze staat ontvangt jaarlijks 12
miljard netto belasting uit de
aardgasbaten. Toch zijn onze
parlementariërs bijna allemaal
volkomen energieloos om het zomaar
te noemen. Hoe zou dat komen
denk je? Onze toeleveranciers staan
wereldwijd bekend om een superieure
technologie. Waarom dan toch die
desinteresse?
Hans de Boer: “Ja het is zo hypocriet als
het maar kan. Daar schoppen wij als IRO
ook steeds tegenaan. Den Haag denkt
heel laatdunkend over onze industrie.
Nu is een kerntaak als energie weer
samengevoegd met landbouw op EZ.
Kenmerkend hoe men over ons denkt.
Dat is de mentaliteit in Den Haag
waartegen wij al jarenlang vechten.”
Is het niet frustrerend om na ruim
11 jaar te moeten constateren dat
IRO er nauwelijks in geslaagd is om
de politiek van gedachten te doen
veranderen? Oliemaatschappijen
en toeleveranciers worden feitelijk
nog altijd over een kam geschoren,
hetgeen klinkklare onzin is.
Hans de Boer: “Enerzijds wel, anderzijds
hebben we langzamerhand wel de
houding aangenomen van laat ze maar
lekker in hun sop gaar koken daar in
Den Haag. Wij gaan gewoon onze gang
en doen gewoon ons ding, want de
trein blijft toch wel doorrijden. De
wereldeconomie kan niet zonder olie en
gas. Een gelukkige omstandigheid is dat
wij als industrie niet afhankelijk zijn van
de Haagse nukken. De olie- en gasprijs
bepaalt grotendeels ons reilen en zeilen.“
Uw inwerkperiode is nu ongeveer vijf
weken jong. Al aspecten gezien die
voor verbetering vatbaar zijn of een
strategische aanpassing verdienen?
Sander Vergroesen: “Laat ik beginnen
met te zeggen dat ik blij ben dat Hans
IRO op het niveau heeft gebracht
waarop zij nu staat. Dat stelt mij in staat
om al mijn aandacht te richten op het
consolideren en uitbouwen waar
mogelijk. En om wellicht andere kanalen
te vinden, zoals bij het scholingsproject,
waardoor de overheid wel weer heil gaat
zien in de olie- en gasindustrie. Het
creëren van banen scoort politiek wel.
Slaagt IRO erin politici op dat vlak de
hand toe te reiken, dan ontstaat er
wellicht een win/win situatie. Ik verheug
me erop om aan dat spel te mogen
meedoen. Tegelijkertijd besef ik mij
terdege dat voor krachtig lobbywerk in
Den Haag Nogepa de front runner is.
Zij zijn de eerste belanghebbende op de
lijst met IRO als goede tweede. Als zij
succes heeft in Den Haag, reflecteert
dat op onze leden.“
“Daarom is een goede samenwerking zo
verschrikkelijk belangrijk. We moeten
blijven vechten. Als er iets te halen valt,
moeten we het zeker niet nalaten.”
Sander Vergroesen: “Een goede samenwerking met Nogepa is noodzakelijk.”
29
40 jaar IRO |
AllseasEdward P. Heerema - President
Sinds de oprichting van Allseas, begin 1985, is de specialist
op het gebied van offshore installatie van pijpleidingen voor
olie- en gastransport lid van IRO. Voor Allseas was het
destijds een vanzelfsprekendheid om lid te worden omdat
IRO een forum is van bij de offshore-industrie betrokken
bedrijven in Nederland. Edward Heerema is tevreden over de
wijze waarop IRO invulling geeft aan de speerpunten
Netwerken en Export. Andere speerpunten voorziet hij voor
IRO vooralsnog niet. “IRO moet meegaan met de
markttrends, dus ook voldoende aandacht schenken aan
realistische plannen voor duurzame energie. Bij Allseas zijn
wij van mening dat IRO, binnen de beperkte mogelijkheden
daarvoor, internationaal voldoende haar stem doet gelden.
Zij moet gewoon doorgaan op deze weg,” luidt zijn
welgemeend advies. Hij verwijst daarbij ook naar de goede
samenwerking tussen Nogepa en IRO. “IRO moet daar niet de
deur plat lopen, maar er moet wel regelmatig contact zijn.”
Puur uit tijdgebrek is het voor Edward Heerema maar zelden
mogelijk een Leden ontmoeten Leden bijeenkomst bij te wonen.
“Ik ben er wel eens bij geweest en heb het ervaren als een
prima gelegenheid collega’s uit onze industrie te ontmoeten.
Gelukkig komen wij elkaar ook tegen bij gelegenheden als
vakbeurzen, waar dankzij de inzet van IRO de Nederlandse
toeleveranciers voldoende zichtbaar en actief aanwezig zijn,
bij de jaarborrel, de jaarvergadering, de Gulf Publishing
Forecast, enzovoort.”
“Als één van de grotere spelers in de internationale offshore-
industrie timmert Allseas veelal zelfstandig en direct gericht
aan de weg. “Wij hebben onze eigen marketing- en PR-
specialisten in dienst. De voordelen voor Allseas die
voortvloeien uit IRO-activiteiten zijn veelal indirect.
Voor de kleine bedrijven daarentegen is IRO een
essentieel promotiemiddel.”
Ook Edward Heerema deelt de mening dat het belang van
IRO-leden helaas niet hoog op de politieke agenda staat.
IRO moet zeker haar contacten met de overheid in de
toekomst intensiveren en een lobby voeren om steeds de
overheid op het grote belang van de olie- en gasindustrie te
wijzen, en om het technisch onderwijs niet zo te
verwaarlozen of tegen te werken.
Allard-Europe nvJef Dijckmans – CEO/Managing Director
Netwerken in een doelmarkt die haar vizier gericht heeft op
de wereldmarkt. Dat was de reden dat Allard-Europe medio
2003 als Belgisch bedrijf besloot lid te worden van IRO. CEO
Jef Dijckmans kan zich volledig vinden in de IRO-
speerpunten netwerken en export, maar hoopt voor de
nabije toekomst op een vruchtbare coöperatie met de
Belgische vakvereniging CEC (Carbon Energy Club). “Gezien
de complementaire positionering van de Nederlandse
bedrijven vertegenwoordigd via IRO en het Belgische CEC
zou een nauwere samenwerking tussen beide
vakverenigingen wenselijk en aanvullend kunnen zijn. Die
eendracht zou voor beide clubs en hun leden naar buiten
toe versterkend kunnen werken, zeker bij buitenlandse
missies! Elke nationaliteit heeft z’n sterktes en reden van
bestaan! IRO pakt dat meer, effectiever en anders op dan
zijn Belgische collega. IRO is een gedegen verlengstuk van
de industrie en daarom ook voor ons niet te versmaden. Als
Belgisch bedrijf zijn wij meer op IRO gefocust dan op de CEC.”
Allard-Europe doet veelvuldig mee aan allerlei IRO-
activiteiten, waaronder beursdeelname. De IRO-presentatie
op bijvoorbeeld de OTC wordt als zeer sterk ervaren, maar geeft
Dijckmans eerlijkheidshalve aan: “Wij richten ons met onze
deelname hoofdzakelijk op de toelevering binnen het Hollandse
kamp zelf! En minder op de internationale bezoekers.”
Wat de toekomst aangaat is Jef Dijckmans heel duidelijk.
IRO moet de koers blijven varen die zij nu vaart. Aangevuld
met windenergie. Ook dat is een markt die voor Allard-
Europe interessant is. In de lijn van de politieke agenda is
windenergie bovendien een ideale opstap om de lobby
kracht bij te zetten om ook op de politieke agenda een
plaats te krijgen!
31
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Menzing Mechanische
Industrie
www.menzing.nl
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
RuschOffshoreServices
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Det Norske Veritas
www.dnv.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Frames
www.rusch.towww.frames-group.com
30
40 jaar IRO |
INTRAMAR insurancesNico de Wit - directeur/eigenaar
IRO-lid sedert 1995 om reden dat het hem de mogelijkheid
biedt kennis te vergaren van marktontwikkelingen in de
olie- en gasindustrie. Met name de ledenbijeenkomsten en
de diverse conferenties zijn altijd uitermate goed
georganiseerd en zeer nuttig. Hij vindt het in dit verband een
goede zaak dat IRO zich ook intensiever met offshore wind
gaat bezighouden. “Dit wordt immers steeds meer het
werkterrein van veel van haar leden.” Zijn suggestie in deze is
wel om een aanpassing door te voeren in de omschrijving
‘branchevereniging voor toeleveranciers voor de olie- en
gasindustrie’!
De service-verlening van Intramar is niet gericht op export,
maar Nico de Wit gaat wel regelmatig mee als bezoeker naar
internationale vakbeurzen waar ook IRO aanwezig is met
een Nederlands paviljoen.
“IRO doet op beursgebied uitstekend werk, maar men zou
wel iets meer service kunnen bieden aan de bezoekende
leden,” oppert hij. Een Nederlandse toeleveringsindustrie
aan de internationale olie- en gassector zonder IRO kan Nico
de Wit zich nauwelijks voorstellen. Het zou naar zijn mening
een groot gemis zijn. Er is altijd behoefte aan een
gezamenlijke vertegenwoordiging, juist in roerige tijden.
Wat de politiek betreft stelt Nico de Wit zich op het
standpunt dat IRO niet genoeg kan benadrukken hoe
belangrijk de industrie voor iedereen is: geen enkel individu
kan zonder energie. Een goede samenwerking met Nogepa
in deze juicht hij zeker toe, zolang IRO maar voor de
belangen van haar eigen leden blijft opkomen.
“Ik wens IRO een gezond en krachtdadig voortbestaan toe.”
Bakker Sliedrecht Electro Industrie B.V. Arie Boer - Manager Business Development
Bakker Sliedrecht Electro Industrie is ruim vijf jaar IRO-lid.
Het bedrijf besloot hiertoe vanwege de faciliteiten die IRO
biedt en het netwerken. Het bedrijf is voor 80% tevreden
over de wijze waarop IRO invulling geeft aan haar activiteiten
en is in dit kader overtuigd van het bestaansrecht van een
branchevereniging als IRO. Arie Boer ziet de vereniging als
een bindmiddel voor de Nederlandse toeleveringsbranche in
de internationale olie- en gasindustrie en respecteert de
actieve houding van het huidige IRO-team.
Met name over het aanzetten van bedrijven tot presentaties
en het uitdragen van kennis wordt als zeer positief ervaren.
Het zou feitelijk nog meer moeten gebeuren, is de mening
van Arie Boer die IRO aanspoort sneller en beter in te spelen
op actuele situaties. Boer waardeert ook de LOL-
bijeenkomsten. In zijn beleving wordt niet alleen de band
tussen de leden versterkt, ook zorgen de bijeenkomsten voor
een veel sterkere beroepsgroep. Dit geldt zeker ook voor
deelname aan een Nederlands paviljoen dat tijdens
bepaalde internationale beurzen door IRO wordt
georganiseerd. Goed voor het leggen en bestendigen van
onderlinge contacten.
Bakker Sliedrecht Electro Industrie heeft een keer een
gezamenlijke presentatie gegeven samen met Huisman,
IHC Merwede en Combinatie Croon Bakker. Tijdens deze
presentatie werden de kwaliteiten en capaciteiten van
Nederlandse bedrijven belicht. Voor Arie Boer is het wel
een voorwaarde dat dit soort presentaties wordt gehouden
voor potentiële klanten. Niet preken voor eigen parochie.
De informatiemix die IRO haar leden aanbiedt, zou voor wat
Bakker Sliedrecht betreft wel wat gerichter mogen. De focus
ligt nu teveel op een breed publiek. Een rubriek met
uitgebreide marktinformatie over internationale
gebeurtenissen en actuele projecten zou welkom zijn.
Volgens Arie Boer is het absoluut noodzakelijk om met
krachtige personen te gaan lobbyen in politiek Den Haag.
Hij vindt het belangrijk dat IRO op het netvlies van politici
en ambtenaren geschreven staat. Om vele redenen.
Dit past voor een land als Nederland met zoveel
kennisintensieve activiteiten.
En is een voorwaarde voor een gezonde toekomst
van de vaderlandse toeleveranciers aan de olie-
en gassector, waarbij zeker ook gekeken moet worden
naar talentvolle jonge mensen.
33
40 jaar IRO |
InterDam Merford B.V. Berend Groeneveld - Managing Director
“Het was in 2007 een vanzelfsprekendheid dat InterDam
Merford lid werd van IRO,” licht Berend Groeneveld
desgevraagd toe. “De speerpunten Netwerken en Export
spraken ons zeer aan. En ik zou het op prijs stellen als daar
in de toekomst aan wordt toegevoegd het opzetten en
onderhouden van een elektronische database van projecten
en projectbetrokkenen wereldwijd.”
Over de LOL-bijeenkomsten kan Berend Groeneveld heel
kort zijn. “Prima initiatief en het is altijd leuk.” Onomwonden
geeft hij vervolgens aan dat de Nederlandse
toeleveringsindustrie aan de internationale olie- en gassector
niet zonder IRO kan en dat de samenwerking met Nogepa
zo intens mogelijk dient te zijn.
“IRO is een prima club,” concludeert Groeneveld. “Mocht
Hans de Boer de ‘award of excellence’ krijgen, dan wil ik die
als aandrager graag mede uitreiken en hem kort toespreken.
De timing om nu te kiezen voor vernieuwing en verjonging
kon niet beter. De verdienste van Hans is geweest dat hij er
mede toe heeft bijgedragen dat IRO gezond en stabiel is,
maar nu is het tijd om gebruik te maken van de moderne
communicatiemiddelen om nog meer voor de leden te
betekenen, ze van relevante informatie te voorzien en
beurzen te blijven organiseren. En op die laatstgenoemde
activiteit hoeft wat mij betreft niet altijd winst gemaakt te
worden door IRO.”
Staatstoezicht op de MijnenJan de Jong - Inspecteur-generaal
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is een
rijksinspectiedienst, gevestigd in Den Haag. De dienst
valt onder de verantwoordelijkheid van de minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
SodM werkt ook voor de ministers van SZW (voor
arbeidsomstandigheden), VROM (voor milieuwetgeving),
VWS (voor de Warenwetgeving) en het Openbaar Ministerie
(voor strafrechtelijke onderzoeken). SodM houdt toezicht op
de naleving van wettelijke regelingen die van toepassing zijn
op het opsporen, winnen, opslaan en transporteren van
delfstoffen. In die hoedanigheid is SodM geen lid van IRO,
maar wel een partij waarmee veelvuldig contact is.
Ook inspecteur-generaal Jan de Jong is er volstrekt van
overtuigd dat de Nederlandse toeleveringsindustrie aan de
internationale olie- en gasindustrie niet zonder IRO kan.
“Het is een fantastische organisatie geworden die sterk aan
de weg timmert bij met name potentiële opdrachtgevers,
maar ook bij andere relevante stakeholders. Voorzitter
G-J Kramer en directeur Hans de Boer weten via het IRO-
netwerk snel en gemakkelijk de juiste beslissers binnen de
industrie te vinden en ik constateer dat zij met die personen
een goede relatie onderhouden.
Ik heb zelf één keer zo’n LOL-bijeenkomst bijgewoond en
het leek zeer zinvol dat partijen uit dezelfde sector elkaar
ontmoeten en er al pratend achter komen dat zij voor elkaar
iets kunnen betekenen.”
De Jong acht het van groot belang dat juist bij dit kabinet dat
het verdienvermogen van de B.V. Nederland wil vergroten,
sterker gelobbyd moet worden. Niet om subsidie aan te
vragen maar om anderszins in Nederland en het buitenland
ondersteund te worden door de Nederlandse overheid.
In dit kader onderstreept hij dat ook de huidige zeer goede
samenwerking met Nogepa van het allergrootste belang is.
Er moet gezamenlijk een vuist worden gemaakt richting
politiek.
Jan de Jong blikt desgevraagd ook nog even terug in het
verleden: “Ik denk dat het duo Kramer/De Boer een heel
belangrijke rol heeft gespeeld in de afgelopen jaren voor de
leden van IRO en de organisatie zelf. Hiervoor is een groot
compliment op zijn plaats. Ik zou met name Hans de Boer
hartelijk willen bedanken voor de fijne, open en eerlijke
manier van samenwerken die wij altijd hebben gehad en
ik wens hem een hele goede tijd toe.”
RELIABLE STRENGTH
Jumbo congratulates IRO with its 40th anniversary!
We want to thank Mr. Hans de Boer, Managing Director
for his great dedication and wish him good luck in his
future endeavors.
Jumbo looks forward to facing the world’s energy
challenges together in the years to come.
www.jumbo-offshore.nl
opmaak_IRO_40_jaar_adv.indd 1 17-10-11 10:47
35
en met instellingen en organisaties
op oceanografisch gebied zoals de
Afdeling voor Onderwatertechniek van
het Koninklijk Instituut van Ingenieurs
(KIvI). Dit om het in Nederland
aanwezige potentieel zo efficiënt
mogelijk te benutten. De derde taak
was het stimuleren van plannen en het
aangeven van nieuwe mogelijkheden
op oceanologisch gebied die van
economisch belang konden zijn.
Het bestuur van de nieuwe Raad
werd gevormd door vijftien personen.
Voormalig commissaris der Koningin in
de provincie Groningen, mr. C.L.W. Fock,
werd benoemd tot voorzitter.
En als bureaudirecteur werd J.P.H.
(Koos) Huijskens, kapitein-luitenant
ter zee b.d., aangesteld. Om het geheel
te kunnen financieren was de betrokken
bedrijven gevraagd zich als begunstiger
aan te melden. Dit leidde ertoe dat de
Raad op 1 november 1972 al 43
begunstigers telde. TNO bood aan
de bureaukosten, alsmede het salaris
van de bureaudirecteur voor haar
rekening te nemen.
Eerste acties
Naast het opzetten van een centraal
bureau in Delft, werd al snel flink
aan de weg getimmerd. Zoals op
1 juni 1972 met de aanbieding aan de
regering van een Nota Oceanologie en
de hiermee samenhangende belangen
van het Nederlandse bedrijfsleven.
Doel van deze nota was de regering in
algemene termen te informeren over
de belangen van het bedrijfsleven bij
de oceanologie. De Raad uitte daarbij
de mening dat het bedrijfsleven pas
ten volle aan de oceanologie zou
kunnen deelnemen indien daarvoor
zowel bij de overheid als de industrie
zelf de juiste sfeer was gecreëerd.
De Raad vroeg de overheid daarom
het bedrijfsleven te steunen bij haar
pogingen zich in dit multidisciplinaire
en internationaal georiënteerde gebied
een passende positie te verwerven en
dit alles politiek te begeleiden. De nota
bevatte een reeks van aanbevelingen
plus een voorstel om een commissie
te benoemen voor het opstellen van
een nationaal oceanologisch lange
termijn programma. Tevens maakte
de Raad bekend deze nota te laten
doen volgen door aansluitende
nota’s, waarin deelgebieden van de
oceanologie zouden worden behandeld
en waarin aan de hand van analyses
en vergelijkingenmet ontwikkelingen
in het buitenland, aanbevelingen zouden
worden gedaan. Andere acties waren
besprekingen voorbereiden met
buitenlandse zusterverenigingen en
de oprichting van de IRO Congres- en
Tentoonstellingscommissie (IRO-CTC),
met bureaudirecteur Koos Huijskens
als voorzitter. Middels een enquête
peilde deze commissie de belangstelling
bij het bedrijfsleven voor het al dan
niet gezamenlijk deelnemen aan
tentoonstellingen en congressen.
Uitslag: voorkeur ging uit naar een
gemeenschappelijke Nederlandse
stand plus een afzonderlijke IRO-
stand die een Nederlandse offshore-
catalogus moest gaan promoten.
In 1972 werd in Brighton al samen
met het bedrijfsleven deelgenomen
aan de vakbeurs Oceanology. Tevens
werden voorbereidingen getroffen om
gezamenlijk te gaan deelnemen aan
de offshore-vakbeurs in Aberdeen.
Ook werd intensief gewerkt aan een
goede informatievoorziening richting
bedrijfsleven. Dit resulteerde in juli 1972
in het besluit om een periodiek in
bulletinvorm te gaan uitbrengen. Deze
werd IRO Journaal genoemd. Verder
verscheen dat jaar voor het eerst een
Engelstalige Directory, die diende als
promotiemiddel voor de Nederlandse
bedrijven actief in de offshore-industrie.
Daarnaast zag een Engelstalige brochure
getiteld ‘Oceanological activities in
the Netherlands’ het levenslicht.
Activiteiten offshore
IRO ging van start in een periode dat
op de Noordzee intensief naar olie en
gas werd gezocht. Oorzaak hiervan
was de ontdekking, in 1959, door de
Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) van het Slochteren veld in de
provincie Groningen, één van de grootste
aardgasvelden ter wereld. Hierbij
bestond het vermoeden dat niet alleen
onshore, maar ook in het nabijgelegen
relatief ondiepe deel van de Noordzee
soortgelijke gasreservoirs te vinden
waren. Dit bleek later, zij het minder
groot in omvang, ook inderdaad het
geval te zijn. Pioniers in de Nederlandse
sector waren NAM, Placid, Petroland
en Pennzoil. De eerste boringen in
de Nederlandse sector waren echter
nogal teleurstellend. In 1961 voerde
NAM op de Noordzee, voor de kust
bij Kijkduin, de allereerste boring uit.
En in 1969 boorde Placid met het
booreiland Penrod 58 op 65 kilometer
ten noorden van Den Helder in het L10
blok een groot gasveld aan. Hiervoor
kreeg Placid in januari 1971 als eerste
operator een gaswinningsvergunning
34
40
De eerste aanzet voor de
oprichting van IRO werd veertig
jaar geleden gegeven toen de
Nederlandsche Maatschappij
voor Nijverheid en Handel
in Den Haag een colloquium
organiseerde. Met als doel in
kringen van het bedrijfsleven
de belangstelling te peilen voor
de opzet van een oceanologisch
adviescollege. Dit zou als
gesprekspartner kunnen dienen
voor de bestaande overheids-
en wetenschappelijke
commissies en daarnaast de
inzet van het Nederlandse
oceanologisch potentieel van
het bedrijfsleven op de te
verwachten grote, internationale
markt kunnen bevorderen.
Het colloquium, gehouden op 28 januari
1971, werd bijgewoond door een
honderdtal vertegenwoordigers van
bedrijven, overheden en
wetenschappelijke instituten. Unaniem
vonden de deelnemers dat de opzet
van een oceanologisch adviescollege
wenselijk was. Dit had tot gevolg dat
de Nederlandsche Maatschappij voor
Nijverheid en Handel op 21 mei 1971 in
Haarlem de Stichting Industriële Raad
voor de Oceanologie, afgekort I.R.O.,
kon oprichten. Dit gebeurde onder
supervisie van maatschappijvoorzitter
dr.ir. Th.P. Tromp, die ook het IRO-
bestuur installeerde. In Haarlem werd
tevens het IRO-secretariaat gevestigd.
De nieuwe Raad kreeg als hoofdtaak
de belangen te behartigen van het
Nederlandse bedrijfsleven op het
gebied van oceanologie. Daarnaast
werd nog een aantal andere taken
geformuleerd. De eerste was de
opzet van een centraal bureau voor
informatieverzorging, coördinatie en
overleg voor de belanghebbende
Nederlandse industrie. Dit bureau werd
ondergebracht bij de TNO-vestiging in
Delft. De tweede taak was het
samenwerken met overheidsinstanties als
de Interdepartementale Commissie voor
Oceanografie, met wetenschappelijke
commissies als de Nederlandse
Commissie voor Zeeonderzoek,
Van een Raad met
begunstigers … Initiatief vanuit handelskringen
jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
IRO
37
Dit zou dan meteen in aantal van
vijftien naar achttien leden gaan.
Hierdoor kwamen coryfeeën als P.E.E.
Kleyn van Willigen, directeur van Smit
Internationale, ing. J. Kraaijeveld van
Hemert, directeur van Boskalis
Westminster, en ir. A. Stikker,
voorzitter raad van bestuur van RSV
Machinefabrieken en Scheepswerven
in het bestuur te zitten. Tevens trad op
1 april ir. Paul van Erven Dorens als
stafmedewerker in dienst van IRO.
De Raad verzocht dat jaar het Centraal
Bureau van Statistiek (CBS) om concrete
cijfers inzake het belang van de
offshore-industrie voor de Nederlandse
economie. Het CBS zegde toe dit te
gaan onderzoeken. Verder werd aan de
Economische Voorlichtingsdienst (EVD)
gevraagd hoe het bedrijfsleven nog beter
op buitenlandse vakbeurzen zou kunnen
worden gepromoot. Ook vond regelmatig
overleg plaats met de zusterorganisaties
in Engeland, Duitsland en Frankrijk en
werd een Bedrijfstakcommissie
Platformbouw opgericht. Deze moest
een overzicht opstellen van de huidige
en toekomstige activiteiten op het
gebied van platformbouw voor de
Nederlandse industrie. Verder haalde
de Raad de touwtjes aan met het
European Diving Technology Committee
en met het Nederlands Centrum voor
Handelsbevordering (NCH).
Dit laatste om gezamenlijke deelnames
aan beurzen in het buitenland voor te
bereiden. Werd in het begin aan twee
buitenlandse beurzen deelgenomen, in
1975 was dit aantal verhoogd naar acht.
Eerste olie en gas
Niet alleen voor IRO, maar ook voor de
olie- en gassector zelf was 1975 een
memorabel jaar. Op 18 juni werd de
eerste olie aangevoerd uit het Britse
Argyll veld. Hetzelfde gebeurde op 21
oktober uit het Noorse Ekofisk veld en
op 4 november uit het Britse Forties veld.
In Nederland ging de gaskraan open in
het L10 blok van operator Placid en kon
het eerste gas via de 178 kilometer lange
Noordgas Transport (NGT) leiding in het
Groningse Uithuizen worden aangeland.
Het aantal olie- en gasvondsten op de
Noordzee bleef toenemen. Op de
Gusto werf in Schiedam liepen de
eerste boorschepen, booreilanden en
pijpenleggers van stapel. Neddrill kwam
met twee boorschepen op de markt.
Voor- en tegenspoed
Het jaar 1976 stond eveneens in het
teken van een verhoogde activiteit op de
Noordzee, waar met name in de Britse
sector in rap tempo een hele reeks olie-
en gasvelden in productie werd gebracht.
In de Nederlandse sector was de NAM
op dit gebied heel actief in de blokken
K13 en K14. Vanuit deze blokken
werd dat jaar een gasleiding aangelegd.
Eerst naar Callantsoog en vandaar
naar het nieuwe gasbehandelingsstation
in de Balgzandpolder bij Den Helder.
De Nederlandse toeleveranciers
ondervonden meer en meer hinder van
het Britse Oil Supply Office (OSO), dat er
alles aan deed om de eigen industrie te
bevoordelen ten opzichte van die uit het
buitenland. In de jaren daarop zou die
beschermende rol steeds nadrukkelijker
worden en in Noorwegen ontstond door
de dominante rol van Statoil eenzelfde
beeld. Een door de Raad gehouden
enquête leverde een reeks van reacties op
van bedrijven die ernstige schade
ondervonden van deze protectionistische
houding. Reden voor de Raad om dit bij
het ministerie van EZ aan te kaarten. Tevens
besloot de Raad zelf ook een onderzoek in
te stellen. Dit laatste zou een jaar later
samen met een Brits bureau worden
opgepakt. De resultaten hiervan werden
aan het EZ-ministerie gepresenteerd.
Op de derde algemene vergadering,
die in 1976 in Noordwijk aan Zee werd
gehouden, was Z.K.H. Prins Bernhard
eregast. Het thema van de bijeenkomst
was ‘Ontwikkelingen in de offshore en
de rol die het Nederlandse bedrijfsleven
daarbij zou kunnen vervullen’. Over
dit onderwerp hield NAM-directeur
ir. J.M.H. van Engelshoven een interessante
voordracht. Ook werden er cijfers
gepresenteerd over het belang van de
offshore-industrie voor de Nederlandse
economie. In de periode 1971-1975 was
deze sector goed voor een omzet van
in totaal 6 miljard gulden. Hiervan ging
4 miljard op aan kapitaalgoederen en
2 miljard aan dienstverlening. Tevens
was de algemene verwachting dat de
komende tien jaar wereldwijd voor meer
dan 170 miljard gulden in de offshore-
sector zou worden geïnvesteerd.
De Raad was ook nauw betrokken bij
het overleg met de rijksoverheid over het
idee om op de Noordzee een industrieel
eiland aan te leggen en over het plan
van Gasunie om op dit eiland of op de
Maasvlakte een overslagstation voor
vloeibaar gas (LNG terminal) te realiseren.
Een ander, heel bijzonder project dat
in die periode op de Maasvlakte werd
uitgevoerd, was de bouw van een
enorme betonnen kolos, een zogeheten
gravity base structure (GBS) met een
gewicht van 300.000 ton. Bouwer was
ANDOC, Anglo Dutch Offshore Concrete.
Opdrachtgever voor de bouw van deze
voor het Britse Dunlin platform bestemde
fundatie was Shell UK Exploration and
Production. Zes sleepboten sleepten de
kolos in juli 1976 voor verdere afbouw
naar Stavanger. Na voltooiing aldaar werd
het betonnen gevaarte in de Britse sector
in 152 meter diep water geplaatst.
36
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
van het ministerie van Economische
Zaken. In de tussentijd waren ook in
de Britse (Forties) en Noorse (Ekofisk)
sector gas- en olievondsten gedaan.
Voor de winning hiervan was offshore
van alles nodig. Productieplatformen
rezen als paddenstoelen uit de grond
en de toeleverende bedrijven maakten
gouden tijden door. Nederlandse werven
kregen het druk met het ontwerpen
en bouwen van platformen, bevoorraders,
zeeslepers, booreilanden, boorschepen
en kraanvaartuigen. Nederlandse
offshore-aannemers als Heerema en de
in 1972 opgerichte Netherlands Offshore
Company (NOC) voerden met hun toen
nog monohull kraanvaartuigen offshore
grensverleggend installatiewerk uit. Met
de Nederlandse Zeeboormaatschappij
(SedNeth) had IRO een boorcontractor
in haar geledingen, terwijl Smit-Lloyd
in hoog tempo uitgroeide tot een
toonaangevende rederij in het verslepen
en bevoorraden van booreilanden.
Ook KLM Noordzee Helikopters kon over
het Continentale Plat haar vleugels verder
uitspreiden. Kortom, de oprichters van
IRO acteerden in een snel expanderende
markt, waarbij de Noordzee als
kraamkamer diende voor allerlei
innovatieve producten en diensten
die wereldwijd hun weg vonden.
Gestage groei
Na de opstartfase in 1971/1972 maakte
de Raad in de daaropvolgende jaren
een gestage groei door. Het aantal
begunstigers steeg van 43 naar 122
eind 1975. In dat jaar nam hun aantal
zelfs met 50 procent toe. Bureau IRO
kreeg het steeds drukker. En de leden
van de Raad namen vaker zitting in
commissies en werkgroepen, waaronder
ook deelname aan het regulier overleg
met het ministerie van Economische
Zaken. Dit ministerie kreeg steeds
meer belangstelling voor de offshore-
industrie en de rol die IRO hierin speelde.
Bureaudirecteur Koos Huijskens nam ook
het secretariaat van de Afdeling
voor Onderwatertechniek van het
KIvI voor zijn rekening.
De eerste oliecrisis van 1973, waarbij de
Verenigde Staten en Nederland vanwege
hun steun aan Israël met een olieboycot
te maken kregen, sorteerde weinig effect
op de activiteiten en de groei van IRO.
In dat jaar kwam er nog geen officiële
reactie van de kant van de rijksoverheid
op de Nota Oceanologie en de hiermee
samenhangende belangen voor het
Nederlandse bedrijfsleven. Wel richtte
de overheid de Werkgroep Overleg op
die de wenselijkheid moest gaan
bestuderen voor het samenstellen
van een nationaal oceanologisch lange
termijn programma. De Raad kreeg
hierin twee afgevaardigden. Op 1 juli
1974 bood de Raad de ministeries
van Economische Zaken en van
Wetenschapsbeleid het rapport
‘Windkrachtcentrales op de Noordzee’
aan. Hierin waren de technische
mogelijkheden en economische aspecten
van windkrachtcentrales op de Noordzee
opgenomen. Voornaamste conclusie was
dat hiervoor meer onderzoek nodig was.
Tevens vroeg de Raad de overheid iets te
doen aan de dubbele belastingheffing
met betrekking tot het werken op zee in
het buitenland. Om het regulier overleg
met het ministerie van Economische
Zaken verder vorm te geven, werd in
1974 de IRO-Contactcommissie
opgericht. Overleg in deze commissie
leidde ertoe dat de minister van
Economische Zaken de Raad voor de
komende drie jaar een subsidie toekende
van 200.000 gulden per jaar. Met dit geld
kon de financiële nood van de Raad in
één klap worden geledigd.
In hetzelfde jaar verwierf de Raad ook
een belangrijke positie als rechtspersoon
voor een door het ministerie van
Economische Zaken met 1,5 miljoen
gulden gesubsidieerde studie naar de
problemen die zich voordeden bij het
bouwen van vaste platformen op zee.
De door het KIvI ingestelde Commissie
Problematiek van Offshore Constructies
voerde deze studie uit.
Memorabel jaar
Zoals eerder gemeld waren 1974 en 1975
voor de Raad memorabele jaren.
Naast de forse toename van het aantal
begunstigers en het feit dat het ministerie
van Economische Zaken financiën
beschikbaar stelde, deed ook een nieuw
boegbeeld zijn intrede. Bestuurder van
het eerste uur C.L.W. Fock gaf namelijk
op 28 februari 1975 de voorzittershamer
door aan P.J.S. (Piet) de Jong.
Oud minister-president, voormalig
onderzeebootcommandant en KVP’er in
hart en nieren. Eerder was al het besluit
genomen dat het gehele bestuur zou
aftreden om de begunstigers in de
gelegenheid te stellen een nieuw
bestuur te benoemen.
39
Congratulations on your
anniversary IRO!
40th
38
40 jaar IRO | Felicitatie
on its 4o yeaR anniveRsaRy
congRatulates iRo
DaMen sHiPRePaiR RotteRDaM
DAMEN SHIPREPAIR ROTTERDAM
Admiraal de Ruyterstraat 243115 HB Schiedam
Port 550
P.O. Box 223100 AA Schiedam
The Netherlands
phone +31 10 204 12 22 fax +31 10 473 25 77
[email protected] www.damenshiprepair.com
Damen shiprepair Rotterdam is a Maintenance, Repair and conversion yard, located
strategically in the centre of main port Rotterdam, easily accessible through the deep
draft waterways without any locks, bridges or other obstacles.
Key words in our organisation:
■ seRvice ■ flexibility ■ quality & safety ■ ManageMent contRol
Member of the DAMEN SHIPYARDS GROUP
E-mail: [email protected] www.vanbeest.com Member of Van Beest International
Registered trade marks ‘Green Pin’ and ‘Excel’Registered trade marks ‘Green Pin’ and ‘Excel’
Van Beest B.V. Manufacturer and supplier of wire rope- and chain accessories with offices in The Netherlands, Germany, France and the USA. Registered trade name Green Pin®, a genuine made in Holland product.
Van Beest B.V. feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
BEES_11308_ADV_GP_183x125_v1.indd 1 29-09-11 11:42
41
Dit sloeg onder andere op het ontwerp
en de bouw van boorschepen, pijpen-
leggers, offshorekranen en de SPAR boei
voor het Brent project. In 1978 ging IRO
als coördinator een belangrijk rol vervullen
voor het Marien Technologisch Speurwerk
(MaTS), dat in eerste instantie dertig
onderzoeksprojecten omvatte. Het
ministerie van EZ had hiervoor eind 1977
een subsidiebedrag van bijna 6 miljoen
gulden beschikbaar gesteld.
Om nog beter met de begunstigers
te kunnen communiceren, ging de
verschijningsfrequentie van het IRO
Journaal naar één keer per week.
Het aantal begunstigers nam dat jaar
met vijf bedrijven toe tot 175.
Stijgende olieprijzen
Het jaar 1979, ook wel het jaar van de
tweede oliecrisis genoemd, kenmerkte
zich door een onvoorspelbare en grote
stijging van de olieprijzen, de bepalende
factor voor de investeringen in de
kapitaalintensieve offshore-industrie.
Per vat ging de prijs op de spotmarkt
van 13 naar 40 dollar en meer. Geen
wonder dat de winsten van de
oliemaatschappijen verdubbelden.
Een positief effect was dat hierdoor de
rendabele ontwikkeling van kleine of
marginale olie- en gasvelden in beeld
kwam. In die periode bestempelde men
een olieveld van 10 miljoen vaten en
een gasveld van 2 miljard kubieke meter
aan winbare reserves als marginaal.
Voor de Raad reden om de rijksoverheid
aan te sporen de ontwikkeling van
deze velden te bevorderen.
Veel aandacht trok in 1979 het ontwerp
van drie boorschepen en een zelfheffende
booreiland door Gusto Engineering uit
Schiedam alsmede de verkoop van
NOC aan de Amerikaanse maatschappij
J. Ray McDermott Oceanic Contractors.
NAM kreeg een vergunning om onder
bepaalde voorwaarden boorwerk uit
te voeren in de Ameland concessie en
Union Oil vond op haar beurt olie in
het Q1 blok. Petroland bereidde de
start voor van de gasproductie uit het
L7 blok. Het aantal begunstigers daalde
in 1979 na vele jaren van toename naar
171. Het accent van de activiteiten van
de Raad kwam steeds meer te liggen
op de olie- en gasindustrie offshore en
niet meer, zoals het oorspronkelijke
plan, op een breed scala aan
oceanologische zaken.
Politieke onrust
In 1980 bleven de olieprijzen stijgen.
Vooral de politieke onrust in het Midden-
Oosten was hiervoor verantwoordelijk.
Dit bood wel een steeds beter perspectief
voor een rendabele ontwikkeling van
marginale velden. De Raad besloot zich
breder te gaan oriënteren, zich meer te
richten op nieuwe ontwikkelingen en
meer te doen aan exportbevordering
en voorlichting. Ook zou meer aandacht
geschonken worden aan kleine
servicebedrijven en toeleveranciers en
werd besloten de touwtjes met de USSR
(voormalige Sovjetunie) aan te halen.
Tevens vond een statutenwijziging plaats
om de begunstigers meer bij de
activiteiten van IRO te kunnen betrekken.
Het aantal begunstigers liep dat jaar
verder terug naar 165. In 1980 vond
eveneens een wisseling van de wacht
plaats. Na vijf jaar voorzitterschap volgde
oud-directeur van Smit Internationale,
P.E.E. Kleyn van Willigen, Piet de Jong op.
Op 27 maart van dat jaar brak op de
Noordzee in een zware storm één van
de poten van de Alexander L. Kielland af,
waardoor dit halfafzinkbare
accommodatieplatform kapseisde en
zonk. Hierbij kwamen 123 mensen om
het leven. Deze ramp bracht een flinke
schok in de offshoresector teweeg.
Tien jaar onderweg
Na een paar magere jaren volgde
ondanks de heersende recessie in
1981 weer een jaar vol bedrijvigheid.
IRO bestond tien jaar. Nieuwe velden
werden in productie genomen en
nieuwe ontwikkelingen voorbereid.
Vanuit het Q1 blok, met de velden Helm
en Helder, werd een olieleiding naar
IJmuiden aangelegd. En Nederlandse
toeleveranciers slaagden erin hun
inbreng in de Britse en Noorse sector
te vergroten. De wereld keek ademloos
toe toen in Noorwegen het enorme
Statfjord-B platform naar buiten gesleept
en geïnstalleerd werd. Hierbij speelden
onder meer Heerema en Wijsmuller een
belangrijke rol. Verder leverde RDM het
booreiland Maersk Endeavour op. Dit
eiland was gebouwd naar een ontwerp
van het Nederlandse ingenieursbureau
Gusto Engineering. De werf leverde
verder ook de 3.270 ton wegende SALM
voor het Britse Fulmar veld van
operator Shell op. Bij de installatie van
deze afmeerfaciliteit zette Heerema de
Hermod in en vestigde hiermee een
nieuw hefrecord. Revolutionair was de
bouw van het Underwater Manifold
Centre (UMC) voor Shell en Esso
door de HCG werf in Schiedam.
Dit verzamelcentrum werd later in het
Britse Cormorant veld geïnstalleerd.
Al deze positieve ontwikkelingen hadden
ook een gunstige invloed op het aantal
begunstigers dat van 165 steeg naar 193.
In mei 1981 richtten diverse IRO-
begunstigers het Dutch Offshore
Consortium (DOC) op om projecten in
40
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
Eerste contactbijeenkomsten
Bureau IRO kreeg het steeds drukker.
Voor het afleggen van bedrijfsbezoeken
werd J. van Schermbeek aangetrokken,
die dat jaar bij zo’n 45 bedrijven langs
zou gaan. Hiermee werd voldaan aan
de wens van de begunstigers om vaker
contact te hebben met de Raad. Het
aantal begunstigers steeg in 1976 tot 150.
Deze trend zette zich ook in het volgende
jaar door toen er nog eens 20
begunstigers bijkwamen. Het jaarverslag
over 1977 meldt dat de begunstigers
qua bedrijfsomvang in verschillende
categorieën waren ingedeeld, elk
met een eigen tarief om de Raad te
ondersteunen. Tevens vroeg de Raad een
hogere bijdrage aan alle begunstigers.
Om de personeelsbezetting te versterken
werden nieuwe mensen aangenomen.
In april trad K.D. (Kai) Waterreus in
dienst voor de verzorging van het
informatiebeheer en in mei F.W. de Nie
voor het administratiebeheer en
archiefzaken. Voor het eerst organiseerde
de Raad dat jaar ook zogeheten informele
contactbijeenkomsten. De eerste bij
Boskalis in Papendrecht en de tweede
bij Koninklijke Fabrieken Penn & Bauduin
in Dordrecht. Naast veel werk voor het
European Diving Technology Committee
nam bureaudirecteur Koos Huijskens
ook deel aan de werkgroep van de
Commissie Voorbereiding Duikwetgeving.
Om de begunstigers sneller over allerlei
zaken te informeren, verscheen in januari
1977 het eerste nummer van het IRO
Journaal. In totaal zouden dat jaar 21
edities van deze periodiek worden
uitgebracht. Voor de toeleveranciers
viel in 1977 het aantal platformen dat
gebouwd werd tegen. In de Britse sector
werden de velden Brent en Claymore in
productie gebracht. De Nederlandse
overheid verleende dat jaar
winningsvergunningen aan de NAM,
Petroland, Placid en Pennzoil. Heerema
en NOC plaatsten op hun beurt in het
buitenland orders voor de bouw van
grote halfafzinkbare kraanvaartuigen.
Gelukkig waren bij deze opdrachten ook
veel Nederlandse toeleveranciers
betrokken. In Japan liepen voor Heerema
de Balder en de Hermod en voor NOC
de Narwhal van stapel.
Nog meer tegenslag
Het jaar 1978 was voor de Nederlandse
offshore-industrie geen gunstig jaar en de
vooruitzichten waren ook niet
hoopgevend. Daarbij ging het Britse
Offshore Supply Office (OSO) een nog
nadrukkelijkere rol spelen bij het
beschermen van de eigen industrie en
werden steeds meer concessies verleend
aan de Britse staatsoliemaatschappij
BNOC. Ook de toegang tot de Noorse
sector werd steeds moeilijker. Een en
ander leidde in het jaarverslag tot het
volgende statement van de Raad: ‘De
Nederlandse offshore-industrie kan
slechts stand houden door op
basis van overtreffend vakmanschap
en specialisme, ondersteund door een
grote mate van doelmatigheid en
organisatorische souplesse, te werken’.
Wel kwamen er langzaam maar zeker
nieuwe afzetgebieden in Brazilië,
Indonesië en Mexico. Landen die de
Raad bestempelde als nieuwe
aandachtsgebieden.
De tow-out van het door Penn & Bauduin
in Dordrecht gebouwde Brent-C dek trok
dat jaar veel belangstelling. Deze werf
zou kort daarop samengaan met Groot
International (Grootint) uit Zwijndrecht.
Ook de werven van Hollandia en Kloos
werden samengevoegd. En president
van de raad van bestuur van Grootint,
J. de Groot, en algemeen directeur van
Hollandia Kloos, R.M. Lubbers, werden
voorgedragen om per 1 januari 1979 in
het bestuur van de Raad zitting te nemen.
Op de tiende editie van de OTC beurs in
Houston (mei 1978), kreeg IHC Holland
de Distinguished Achievement Award
uitgereikt, als erkenning voor het
ontwerp en de daaropvolgende bouw
van succesvol inzetbaar materieel ten
behoeve van de offshore-industrie.
43
Conoco kreeg op haar beurt een
winningsvergunning voor het Kotter
veld in het K18 blok. Hiervoor gunde de
oliemaatschappij de bouw van een groot
productieplatform in delen aan Heerema/
THC, HCG en Grootint.
Veel manifestaties
Het jaar 1984 stond niet alleen in
het teken van deelname aan veel
buitenlandse beurzen, maar ook van
het houden van een opmerkelijke reeks
manifestaties in eigen land. Op 25 en
26 januari organiseerde IRO in het
Promenadehotel in Den Haag een groot
internationaal congres, getiteld ‘Offshore
Pipeline Conference’. Op dezelfde locatie
vond op 15 maart de algemene
jaarbijeenkomst plaats. Deze had als
thema ‘Nederland in de wereld van de
offshore’, met voordrachten van mr. G.
Wagner en drs. G.H.B. Verberg, directeur-
generaal van Energie van het ministerie
van Economische Zaken. De laatste ging
in op de economische betekenis van de
opsporing en winning van gas en olie.
Op 24 mei nam IRO deel aan het
symposium ‘Den Helder expands for
Offshore’. Hier deed prof.dr. Peter Odell
het doemdenken over het snel leegraken
van olie- en gasvelden op de Noordzee
af als een sprookje. Verder besloot IRO
om samen met de Vereniging Amsterdam
Ymuiden Offshore Port (AYOP) later in
dat jaar de eerste Holland Offshore beurs
in de RAI te Amsterdam te organiseren.
Het evenement werd op 21 november
geopend door Z.K.H. Prins Claus der
Nederlanden.
In oktober organiseerde de Raad
opnieuw een conferentie, getiteld
‘Offshore Steel Structure Conference’.
Na eerst hierover onder de Nederlandse
duikbedrijven een enquête te hebben
gehouden, lanceerde de Raad een
voorstel voor de oprichting van een
stichting actief op het gebied van
onderwater- en duikwerkzaamheden.
Met als resultaat dat in augustus de
Stichting Nederlandse Associatie van
Duikondernemingen (NADO) werd
opgericht. Zij moest de belangen gaan
behartigen van de Nederlandse
duikondernemingen. De grote animator
was bureaudirecteur Koos Huijskens,
die ook tot voorzitter van de NADO werd
benoemd. IRO nam het secretariaat voor
haar rekening.
Grootint uit Zwijndrecht maakte dat jaar
naam met de record-loadout van de
grote dekmodule voor het Kotter platform
van Conoco. De module woog maar liefst
3.700 ton en werd op platformtrailers
met in totaal 1.100 wielen de
constructiehal uit gereden. Deze operatie
trok heel veel aandacht. Later dat jaar
zou met de Balder het dek in het K18
blok worden geïnstalleerd. Hiermee werd
wederom een nieuw hefrecord gevestigd.
Conoco maakte bekend het Logger veld
in blok L16 te willen gaan ontwikkelen.
Gusto Engineering kreeg de opdracht om
voor Micoperi een groot kraanvaartuig
met twee kranen met een gezamenlijk
hefvermogen van 14.000 ton te
ontwerpen. Heerema kondigde aan de
hefcapaciteit van haar kraanvaartuigen
Balder en de Hermod te gaan opvoeren
van 7.000 naar 9.000 ton. Dit gebeurde
kort nadat de offshoreaannemer een
installatiecontract had gesloten met Norsk
Hydro voor de Noorse Oseberg A en B
platformen. De NAM plaatste op haar
beurt een order bij HBG voor de bouw
van het Ameland Westgat 1 (AWG1)
platformcomplex en kondigde aan in
de Nederlandse sector voor het eerste
compressie te gaan toepassen. Hiervoor
werd een speciaal compressieplatform
gebouwd dat vanaf 1986 in de blokken
K7, K8, K11 en K14 gas zou gaan
comprimeren. Dit was nodig omdat de
gasdruk uit deze velden na een aantal
succesvolle productiejaren terugliep.
42
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
Mexico te kunnen uitvoeren.
Verder stond deelname op het
programma aan de varende expositie
Holland Expo 2, die geheel was gericht
op Zuidoost-Azië. In dat jaar stelde het
ministerie van Defensie een werkgroep
in die aanbevelingen moest gaan doen
om het Duikmedisch Centrum van de
Koninklijke Marine om te zetten in een
Stichting Nationaal Duikcentrum (NDC).
Namens IRO nam Koos Huijskens zitting
in deze werkgroep. Tot slot zagen in 1981
nog vier discussiegroepen het levenslicht.
Hier konden begunstigers brainstormen
over onderwerpen als nieuwe
ontwikkelingen, rol toeleveranciers,
exportbevordering, voorlichting en
speurwerk (onderzoek).
Opgaande lijn
Terwijl de OPEC een productieplafond
instelde om de daling van de olieprijzen
te beteugelen, bleef de offshore-sector op
de Noordzee zich in 1982 onverminderd
verder ontwikkelen. Op de algemene
begunstigersbijeenkomst, gehouden
op 20 januari in Den Haag, was het
thema ‘De kansen voor het Nederlandse
bedrijfsleven bij de ontwikkeling
en toepassing van alternatieve
energiebronnen in Nederland
en in de rest van de wereld’.
NAM meldde dat het aantal medewerkers
in 1981 met 200 was gestegen naar
2.400 en dat de maatschappij steeds
meer orders bij het Nederlandse
bedrijfsleven plaatste. Van de 450 miljoen
gulden, uitgegeven in 1981, was 75
procent in eigen land terechtgekomen.
Verder verwachtte NAM voor 1982 een
verdere stijging van de investeringen.
Meer hierover werd later in het jaar
bekend op de tweede voorlichtingsdag
voor de begunstigers. Zeven operators
gaven een voordracht over hun plannen
voor 1983 ten aanzien van hun
activiteiten op het NCP.
De Nederlandse platformbouwers hadden
wederom een goed jaar en zwarelading
rederijen als Wijsmuller Transport,
International Transport Contractors
(ITC), Mammoet, Jumbo en Goliath
maakten naam in de internationale
offshore-sector. Scheepswerf De
Hoop begon aan de bouw van de
eerste van een serie geavanceerde
duikondersteuningsvaartuigen.
Op 28 september produceerde het
Helm veld uit het Q1 blok de eerste
Nederlandse Noordzee-olie. Op 5
oktober volgde het in hetzelfde blok
gelegen Helder veld dit voorbeeld.
Langzaam werd de productie opgevoerd
tot 15.000 vaten per dag. De olie werd
via een pijpleiding naar een terminal
in Amsterdam verpompt. Op het NCP
vonden diverse olie- en gasvondsten
plaats en NAM ging van start met de
aanleg van een tweede gasleiding vanuit
het K15 blok via Callantsoog naar de
gasterminal bij Den Helder.
De Raad reageerde positief op het aan de
offshore-sector aangeboden beleidsplan
van EZ minister dr. J.C. Terlouw. Het plan
beoogde de contacten te bevorderen
tussen het offshorebedrijfsleven en
de overheid. Ook nam in 1982 het
aantal begunstigers weer flink toe.
Eind december stond de teller op 220.
Boom op Noordzee
In de daaropvolgende jaren hield de
drukte op de Noordzee aan. Nederlandse
toeleveranciers slaagden er steeds vaker
in orders uit Noorwegen en Engeland
binnen te halen. Vooral de platform-
bouwers en contractors als Heerema en
Boskalis waren hierin heel succesvol.
De jaarlijkse bijeenkomst van 1983 had
als thema ‘Het Nederlandse bedrijfsleven
en de offshore nu en in de toekomst’.
De bijeenkomst werd bijgewoond door
H.K.H. Prinses Margriet en mr. Pieter van
Vollenhove.
Naast de jaarlijkse publicatie van de
Engelstalige Directory, die inmiddels de
naam Netherlands Offshore Catalogue
had gekregen, ging Uitgeverij Spoor &
Partners uit Bloemendaal het vakblad
Focus on Holland uitgeven. Verder lukte
het nog altijd om iedere week een
IRO Journaal uit te brengen. De oplage
hiervan werd dat jaar verhoogd naar
1.000 exemplaren.
Samen met NOGEPA werd in december
1983 weer een voorlichtingsdag voor
de begunstigers georganiseerd.
Hier presenteerden acht in de
Nederlandse sector actieve operators
hun plannen voor 1984.
Het ministerie van Economische Zaken
maakte bekend voornemens te zijn om
Petroland een winningsvergunning te
verlenen voor de concessie Zuidwal,
waar halverwege Harlingen en Vlieland
in de Waddenzee een groot gasveld
was aangetoond. Petroland had deze
vergunning al twaalf jaar eerder, in
1971 om precies te zijn, aangevraagd.
De ontwikkeling van dit veld plus de
aanleg van een vijftien kilometer lange
gastransportleiding naar Harlingen en
de bouw van een gasbehandelingsstation
zou een investering van 1 miljard
gulden gaan vergen.
45
biogasnitrogencirmac.com
P.O. Box 995 | 7301 BE Apeldoorn [ tel ] +31 [0]55 534 0110 [ fax ] +31 [0]55 534 0050 [ mail ] [email protected] [ web ] www.cirmac.comCirmac International bv
gas treatment solutions An innovative mind behind gas treatment technology. That is Cirmac International. Operating worldwide, specializing gas treatment systems for 30 years.
Cirmac International congratulates IRO with their 40th anniversary!
Cirmac International operates in the field of gas treatment, gas production and biogas upgrading. Specialist and one of the leading suppliers of customized nitrogen packages for the on- and offshore oil & gas industry for the refineries and other industries.
>With more than 20 years of practical experience in biogas upgrading Cirmac provides three of the most effective and efficient gas treatment systems: membrane separation, PSA and the LP Cooab® scrubbing system with the lowest methane emission in the world.
www.helmhudig.com || +31 (0) 10 506 65 00Van der Helm - Hudig
ALS BEURSEXPEDITEUR
FELICITEERTVAN DER HELM - HUDIG
IRO MET HAAR 40-JARIG BESTAAN!
44
40 jaar IRO | Felicitatie
Atlas Services Groupfeliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan
www.atlasservicesgroup.com
challenge us
+31 (0)252 467 489www.kuehne-nagel.com [email protected]
Your Dedicated Oil & Gas Logistics Specialist
Kuehne + Nagel provides tailor-made solutions to meet the requirements of the Oil & Gas industry. Our dedicated Oil & Gas staff (more than 600) within the worldwide network ensure that your shipments are in safe hands anywhere in the world. Kuehne + Nagel’s Oil & Gas capabilities encompass all transportation services to move your freight throughout the entire supply chain. Our warehousing facilities at Moerdijk and Schiphol are strategically located within the Netherlands for further European and International forwarding, whether it be import /export, any modality. Our warehouses provide bonded areas, cross-dock facilities and the required value added services.
Putting the Energy into your Supply Chain!
47
voor platformen die na oplevering in het
P15 blok voor de kust van Scheveningen
moesten worden geïnstalleerd. Conoco
zou eind augustus het Logger veld in
productie nemen. En Smit Internationale
meldde dat zij bij Van der Giessen-
de Noord in Krimpen aan den IJssel
twee halfafzinkbare werkeilanden
liet bouwen naar een ontwerp van
Marine Structure Consultants (MSC)
uit Hardinxveld-Giessendam. De
inmiddels traditie geworden NOGEPA
voorlichtingsbijeenkomst werd op 11
december gehouden. Dit keer waren
maar liefst twaalf operators naar
Restaurant Engels in Rotterdam gekomen
om hun plannen voor het komende jaar
bekend te maken. Opmerkelijk was wel
dat enkele oliemaatschappijen nogal
forse kritiek uitten op het Nederlandse
bedrijfsleven over opdrachten die te laat
werden opgeleverd.
Derde oliecrisis slaat toe
Aan de offshore-boom op de Noordzee
kwam in 1986 onverwacht een einde
toen de olieprijzen op de wereldmarkt
dramatisch inzakten. Lagen de prijzen in
november 1985 nog rond de 30 dollar
per vat, in de eerste helft van 1986 waren
ze tot ver onder de 20 dollar per vat
gezakt. Maar het absolute dieptepunt
werd in juli bereikt toen de prijs van
de Brent olie zelfs tot onder de 9 dollar
per vat daalde.
Het gevolg was dat oliemaatschappijen
hun exploratieprogramma’s afbliezen
en investeringen in nieuwe
ontwikkelingsprojecten uitstelden.
Op de jaarbijeenkomst op 19 maart in
Den Haag, met als thema ‘De rol van de
overheid en het bedrijfsleven in de
offshore’ was de stemming erg bedrukt.
Als toevoeging besloot de Raad een
themabijeenkomst te organiseren, waar
de gerezen problematiek eveneens aan
de orde zou worden gesteld. Op 9 april
werd deze bijeenkomst, met als thema
‘De gevolgen van de fluctuerende olieprijs
voor de offshore-industrie’, in de RAI te
Amsterdam gehouden. Sprekers waren
prof.dr. Peter Odell, directeur van het
Centrum voor Internationale
Energiestudies aan de Erasmus
Universiteit in Rotterdam, en drs. G.H.B.
Verberg, directeur-generaal voor Energie
van het ministerie van EZ. Oplossingen
leken niet direct voorhanden. Geconcludeerd
werd dat de oliemaatschappijen
ondertussen hun investeringen al met
ruim 30 procent hadden teruggeschroefd.
Moeilijke jaren stonden de ongeveer
1.600 in Nederland direct bij de offshore-
sector betrokken bedrijven te wachten.
IRO organiseerde dat jaar nog een
aantal evenementen, waaronder in
februari in het Okura Hotel in Amsterdam
de conferentie ‘Construction Offshore
(ConOff)’. Verder werd medewerking
verleend aan de Noors-Nederlandse
Offshoredag. Ook was men
medeorganisator van de conferentie
‘Duplex Stainless Steel 86’, die in het
NCH in Den Haag werd gehouden. In juni
organiseerde IRO bij TNO in Delft nog
een ‘Monopod Conferentie.’ Ondanks
de heersende recessie werd de beurs
‘Holland Offshore 86’ een eclatant succes.
De vakbeurs was met 420 standhouders
vijftig procent groter dan de eerste
editie en trok bijna 11.000 bezoekers.
Nieuwe huisstijl
IRO ging het jaar 1986 van start met
een nieuw logo en een nieuwe huisstijl.
Tevens werd het aantal tekstpagina’s
van het IRO Journaal uitgebreid met
productinformatie en specials. Een eigen
columnist werd aangetrokken die onder
het pseudoniem Diepduiker ging
schrijven. Kai Waterreus verliet na tien
jaar IRO en ging op 15 september
bij TNO-IWECO aan de slag.
Positief nieuws kwam van NAM die in
januari 1986 de gasproductie uit het
Ameland Westgat gasveld opstartte.
Met twee productielocaties, één op het
eiland en één zo’n twee kilometer uit de
kust. Mercon Steel Structures haalde de
grootste opdracht sinds de oprichting in
1976 binnen. De werf moest voor Norsk
Hydro vier boormodules voor het
Oseberg B platform gaan bouwen.
HCG verwierf een order van Conoco voor
de bouw van een groot living quarters
voor de Britse V-velden. Mannesmann
Nederland uit Fijnaart kwam in het
nieuws door de renovatie van zeven
boormodules, afkomstig van het Noorse
Edda platform. Phillips Petroleum wilde
deze gerenoveerde modules opnieuw
inzetten op het Ekofisk 2/4K platform.
Nog niet eerder was een dergelijk project
in West-Europa uitgevoerd. Penn &
Bauduin leverde de L13-FC-1 topsides
op aan de NAM. Bijzonder hieraan was
dat de topsides van het productie- en
puttenplatform al met elkaar waren
verbonden en in één hijs met de kranen
van de Hermod offshore werden
geïnstalleerd. Het totale gewicht kwam
hierdoor op 4.500 ton. En de Heerema
werf in Vlissingen leverde het voor Unocal
gebouwde Helder-B tripodplatform op,
46
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
Het platform werd uitgerust met twee
10MW compressoren en werd op 85
kilometer ten noordwesten van Den
Helder in het K14 blok geïnstalleerd.
Huisman haalde het nieuws met de
bouw en installatie van twee zware
mastkranen, elk met een hefcapaciteit
van 550 ton, voor het nieuwe
zwareladingvaartuig Happy Buccaneer.
Ook dit jaar kregen IRO-begunstigers
weer volop de gelegenheid om contacten
te leggen met de oliemaatschappijen.
Op 19 december werd voor de vierde
keer de NOGEPA voorlichtingsdag
gehouden. Hier maakte de operators
hun plannen voor 1985 bekend.
Net als in voorgaande jaren waren de
oliemaatschappijen ook in 1984 op de
Noordzee heel succesvol in het vinden
van nieuwe olie- en gasvelden. In de
Nederlandse sector stonden inmiddels
in totaal ruim zestig platformen en
lag er bijna 1.000 kilometer aan
pijpleidinginfrastructuur.
Nog meer protectionisme
Op 24 januari 1985 berichtte directeur-
generaal van Industrie drs. J. Leliveld dat
naar zijn mening IRO in de loop der
jaren was uitgegroeid tot een volwaardige
organisatie op het gebied van de
offshore-industrie, waarvan de kosten
in principe door de belanghebbenden
zelf gedragen moesten worden. Dit
betekende dat IRO na 1986 geheel
op eigen kracht verder moest en geen
gesubsidieerde instelling meer was.
De Raad gaf als reactie dat zij dit een
positieve ontwikkeling vond en dankbaar
was dat het ministerie van Economische
Zaken jarenlang een enorme steun was
geweest bij de opbouw van IRO.
Op de jaarbijeenkomst van 1985 stelde
president-directeur W. Dekker van NV
Philips Gloeilampenfabriek middels de
presentatie ‘Geen IRO maar EURO’ dat
de tijd rijp was voor een Europese Raad
voor Oceanologie.
De Raad presenteerde verder een nieuw
strategisch plan voor de periode 1986-
1988 met betrekking tot het Marien
Technologisch Speurwerk (MaTS).
Onder leiding van IRO ging
drs. B. de Wit een marktonderzoek
uitvoeren, getiteld ‘De Investeringen op
het Nederlandse Plat 1985-1990.
Intern vond in 1985 weer een wisseling
van de wacht plaats. Voormalig VNO-
voorzitter mr. C. van Veen nam op 21
februari 1985 de voorzittershamer
over van P.E.E. Kleyn van Willigen.
Verder volgde ir. C. (Cornelis) van der
Burgt, hoofdingenieur-directeur van de
Directie Noordzee van Rijkswaterstaat,
op 1 juli 1985 Koos Huijskens op als
bureaudirecteur. Vanwege zijn grote
verdiensten voor de Nederlandse
offshore-industrie werd Huijkens bij
zijn afscheid de zilveren legpenning
van de Maatschappij voor Nijverheid
en Handel uitgereikt.
De Stichting Nationaal Duikcentrum
Nederland ging samen met enkele
bedrijven van start met een experiment
in een voormalige, 720 meter diepe
mijnschacht van de Beatrixmijn bij
Roermond. Hierin konden duikapparaten
worden getest, drukproeven worden
uitgevoerd en duikers worden opgeleid.
Verder werkte deze stichting met IRO aan
de voorbereidingen voor het Duikbesluit.
IRO ontving verder het bericht dat Edward
P. Heerema het Heerema-concern had
verlaten en dat dit nu zou worden geleid
door zijn broers Pieter als president en
Hugo als vice-president. Edward zelf
richtte Allseas Marine Contractors op.
Het nieuwe bedrijf kondigde in 1986
aan met de eerste zelfvarende dp
monohullpijpenlegger op de markt te
zullen komen. Neddrill, de enige die tot
dan alleen boorschepen en zelfheffende
booreilanden in haar vloot had, deelde
mede dat zij een halfafzinkbaar
booreiland had aangekocht. Dit eiland,
dat Neddrill 6 werd gedoopt, onderging
bij Verolme Botlek in Rotterdam een
conversie. Oliemaatschappij Amoco
plaatste voor 100 miljoen gulden een
bouworder bij Grootint en Heerema
49
der Giessen-de Noord en in september
de vier boormodules voor het Oseberg B
platform van Norsk Hydro door Mercon.
Een absoluut hoogstandje was eerst in
juli het opvijzelen van het 10.500 ton
wegende dek van het hotelplatform in
het Noorse Ekofisk veld. En vervolgens
in augustus, in 24 uur tijd, het gelijktijdig
opvijzelen van vijf dekken van Ekofisk
platformen met een totaalgewicht van
23.000 ton. Deze werden met 72
hydraulische cilinders ongeveer zes meter
opgetild. Hydraudyne dwong met deze
operaties wereldwijd veel bewondering
en respect af. Het opvijzelen van de
Ekofisk platformen was nodig vanwege
de bodemdaling door de olie- en
gasproductie uit het veld.
Neddrill kocht de jack-up Dyvi Epsilon,
een MSC-CJ46 type boorplatform, en
herdoopte deze in Neddrill 7. Grootint
leverde aan Placid het 6.200 ton
wegende K12-BP productiedek op. Dit
werd op 8 juni door de Hermod offshore
geïnstalleerd, waarmee Heerema
wederom een nieuw hefrecord
vestigde. Voor de load-out bij de werf
was overigens een recordaantal
platformtrailers, met in totaal 1.500
wielen, van Mammoet Transport nodig.
Verder werd bij Verolme Botlek het
booreiland Andros aangepast, zodat
deze op de Waddenzee bij het Zuidwal
platform acht putten kon gaan boren.
Aan het einde van het jaar ondertekende
IRO een Memorandum of Understanding
met de Canadese zusterorganisatie
Newfoundland Ocean Industries
Organization. Dit met als doel de
samenwerking tussen het Oost-
Canadese en Nederlandse bedrijfsleven
te bevorderen. Op de NOGEPA
voorlichtingsdag voor begunstigers
presenteerden elf operators hun plannen
voor de toekomst. Hieruit bleek dat er
maar nauwelijks nieuwe investeringen
hadden plaatsgevonden, waarmee het
rampjaar 1987 werd afgesloten.
Recessie houdt aan
IRO ging het nieuwe jaar van start met
het houden van een contactbijeenkomst
bij Frisian Shipyards in Harlingen.
Deze was samen met de STOGIN,
het Samenwerkingsverband van
Toeleveranciers aan de Olie- en Gas-
industrieën in Noord-Nederland,
georganiseerd. In februari volgde een
bijeenkomst met vertegenwoordigers
van Gulf Publishing. Zij praatten de
aanwezigen bij over de toekomstige
ontwikkelingen in de sector. Dit zou een
jaarlijks terugkerend evenement worden.
De bij de NAM-vestiging in Velsen-Noord
gehouden bijeenkomst werd bezocht
door 200 mensen.
Op 15 februari 1988 verliet Bureau IRO
haar vertrouwde stek bij TNO in Delft en
verhuisde naar de twaalfde verdieping
van een groot kantoorgebouw aan het
Delflandplein in Delft-Zuid. De IRO
jaarbijeenkomst, op 24 maart gehouden
in het Scheveningse Kurhaus, stond
in het teken van de exportstrategie.
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
mr. Y.M.C.T. van Rooy, hield over dit
onderwerp een voordracht, getiteld
‘Waar kan de overheid de Nederlandse
offshore-industrie helpen bij de export
van producten op de wereldmarkt’.
In dit kader ondertekenden op 8 maart
EZ-minister De Korte en de Noorse
minister van Olie en Energie, Arne Øien,
een Memorandum of Understanding.
Hiermee moest de samenwerking tussen
het bedrijfsleven van beide landen
worden bevorderd. IRO had eerder
al Consultbureau Konst uit Den Haag
de opdracht gegeven om het Noorse
R&D-beleid te onderzoeken en te kijken
waar er mogelijkheden waren voor
bilaterale samenwerking.
Naast extra aandacht voor Noorwegen
focuste de Raad ook meer en meer op
Canada. IRO-voorzitter mr. C. van Veen
pleitte in Calgary, tijdens het bezoek van
Koningin Beatrix aan Canada, voor het
aanhalen van de onderlinge banden.
Hij deed dit op een Nederlands-Canadees
symposium over de olie- en gasindustrie.
Ondertussen was tussen IRO en de
Canadese zusterorganisatie NIOA al een
uitwisseling tot stand gebracht van
studenten die werden ingezet om de
samenwerkingsmogelijkheden tussen
beide landen te onderzoeken. Later in dat
jaar kreeg het Canadese Hibernia project
groen licht en ging de Raad aan de slag
om voorstellen te maken over hoe het
Nederlandse bedrijfsleven hierbij
betrokken zou kunnen worden.
In mei verhuisde het secretariaat van
het Nationaal Duikcentrum (NDC) en
de Nederlandse Associatie van
Duikondernemingen (NADO) naar
TNO-IWECO en kwam er een einde aan
het jaren onder één dak werken met IRO.
Hoogtepunten in 1988 waren een
grote gasvondst van Amoco in het P18
blok en de gunning van de bouw van
de Ekofisk beschermingswand aan de
Nederlands-Noorse aannemers-
combinatie Peconor. Hierin participeerde
naast de Hollandsche Beton Groep ook
Koninklijke Volker Stevin. In dok 7 van
de Verolme Botlek werf werd het
onderstel van de betonnen wand
gebouwd. Dit bestond uit twee halfronde
bodemsectie van elk 27.000 ton.
48
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
die de Hermod vervolgens offshore in
het Q1 blok plaatste. Bij de werf Boele in
Bolnes werd het geavanceerde dp
pijpenlegvaartuig Lorelay van Allseas
Marine Contractors gedoopt. Bij de
festiviteiten was ook V&W-minister
N.Smit-Kroes aanwezig. Directeur
Edward P. Heerema vertelde dat er al vier
pijpenlegorders waren geboekt voor de
Lorelay. Als gevolg van de onverwachte
recessie ging het minder goed met de
Heerema werf in het Schotse Lewis. Deze
moest uiteindelijk door gebrek aan werk
worden gesloten. Grootint meldde om
dezelfde reden 350 mensen te moeten
ontslaan. En bij Smit-Lloyd werd de vloot
van vijftig bevoorraders drastisch
ingekrompen. Unocal kwam in het
nieuws door het nieuwe L11B platform
uit te rusten met een vrijevalreddingboot
van Verhoef uit Aalsmeer.
Het jaar werd afgesloten met een
bijzonder bericht dat Hydraudyne uit
Boxtel een order had geboekt voor het
opvijzelen van zes topsides van Phillips
Petroleum in het Noorse Ekofisk veld.
Dit in verband met de bodemdaling ten
gevolge van de winning van olie en gas
uit dit veld. Als kerstcadeautje steeg de
olieprijs eind december weer naar 18
dollar per vat.
Intern trad op 1 november 1986 Peter
Massolt in dienst van IRO. Hij ging de
marketing en de externe contacten
verzorgen.
Rampjaar
De effecten van de een jaar eerder
ontstane oliecrisis werden in 1987 pas
goed merkbaar. Werven moesten sluiten
of inkrimpen, schepen werden opgelegd
en bedrijven fuseerden. Zoals Fugro uit
Leidschendam, met ir. G-J Kramer als
president-directeur, met McClelland uit
Houston. Deze bedrijven waren destijds
de twee grootste geotechnische
ingenieursbureaus ter wereld.
IRO diende zelf ook de buikriem aan te
halen. Zoals al eerder gemeld, viel dit
jaar voor het eerst de EZ-subsidie weg,
wat een inkomstendaling van ongeveer
40 procent betekende. TNO kondigde
aan dat haar bijdrage aan Bureau IRO
zou worden afgebouwd en in 1990
geheel zou stoppen. Begin 1987 raakte
de IRO betrokken bij een uniek project
op energiegebied. Men zou als
informatiebron gaan fungeren voor de
Energie Databank Nederland (EDN) die
in Petten bij het Energie Studie Centrum
werd ondergebracht.
De jaarbijeenkomst van de Raad op
18 maart had als thema ‘Aspecten van
de Nederlandse Maritieme Strategie’.
EZ-minister drs. R.W. de Korte hield
een voordracht over de overheidsrol
ten opzichte van de maritieme industrie.
Samen met het ministerie van
Economische Zaken organiseerde IRO
op 15 september in de RAI te Amsterdam
de conferentie ‘Integrale Kwaliteitszorg’
en presenteerde het rapport ‘Beleidsvisie
Speurwerkcommissie MaTS aan de
minister van EZ t.a.v. het stimuleren
van de technologische ontwikkelingen’.
Bij Bureau IRO vertrokken dat jaar veel
oudgedienden. Als eerste nam ir. P.J.
(Paul) van Ervens Dorens afscheid.
Hij werd opgevolgd door ir. J.F.P. (Peter)
Schönfeld. In dienst traden H.G. (Harry)
Zuidwijk als medewerker financiële
administratie en ir. G.A. (Frans) van
Dongen als manager technologische
ontwikkeling. Freelance journalist Paul
Schaap fungeerde een groot deel van
het jaar als ad-interim hoofdredacteur
van het IRO Journaal. Op 1 oktober
volgde de aanstelling van een nieuwe
hoofdredacteur, Feico Houweling.
Naast de reguliere uitgaven verschenen
dat jaar ook tien speciale edities over
onderwerpen als opleiding en training;
inspectie, reparatie en onderhoud;
pijpen en pompen; procesapparatuur;
de Smit Semi’s; integrale kwaliteitszorg;
kranenbouw. Bijzonder was editie
nummer 24 waarin Edward P. Heerema
een fantastisch nieuw concept lanceerde
voor het offshore installeren van topsides
met gewichten tot 55.000 ton. Hiervoor
moesten twee supertankers aan elkaar
worden gekoppeld, zodat een groot
installatievaartuig met een lengte van
337 meter en een breedte van 140 meter
zou ontstaan. Heerema verwachtte dat
dit reuzenvaartuig, dat hij naar zijn vader
Pieter Schelte had vernoemd, rond 1990
wel operationeel zou kunnen zijn.
Ander nieuws was dat de commissaris
van de Koningin in de provincie
Friesland, Hans Wiegel, op 19 maart de
eerste paal sloeg voor de gasterminal
an Petroland in Harlingen. In april
leverde HCG twee 2.350 ton wegende
gascompressiemodules op voor het
Noorse Oseberg project. In juni werd de
eerste Smit Semi opgeleverd door Van
51
EBN feliciteert IRO met 40 jaar vooruitgang Nederland is een aardgasland, daar mogen we
best trots op zijn. De basis hiervoor is gelegd
door kennisdeling, innovatie en samenwerking,
hoekstenen waar IRO zich al 40 jaar voor inzet.
IRO maakt zich sterk voor de sector, brengt
mensen bij elkaar en zorgt voor vooruitgang.
EBN bedankt IRO voor haar positieve bijdrage
aan de Nederlandse olie- en gasindustrie.
IROadvertentie_183x125mm.indd 1 24-10-11 09:22
50
40 jaar IRO | Felicitatie
DDM DEMONTAGE ENDDM rEcruiTMENT sErvicEs felicitereN irO met haar 40-jarig bestaaN
DDM DeMontage BVtel. +31 (0) 30 666 97 80e-mail: [email protected]
DDM RecRuitMent SeRViceStel. +31 (0) 30 666 97 76e-mail: [email protected]
www.DDM.eu
Offshore Den Helder feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan
53
Medio 1990 was het rapport gereed
over de studie naar de gevolgen voor de
offshore-industrie na de eenwording in
1992 van de Europese markt. Een rapport
met een aantal belangrijke conclusies en
aanbevelingen. In september trad ir.
G.G. (Guus) Hutjes in dienst als research
manager. Hij volgde Frans van Dongen
op. Verder liet IRO een adviesbureau
onder de begunstigers een onderzoek
instellen naar de rol van de Raad, naar
de producten en diensten en hoe er
moet worden ingespeeld op bestaande
behoeftes van de begunstigers.
Vanaf 1 januari 1991 besloten de
besturen van IRO en STOGIN hun
krachten te bundelen. Hierbij ging
STOGIN met haar dertig leden verder als
IRO-Noord. Door dit besluit steeg het
aantal begunstigers tot boven de 200.
Samen met het ministerie van
Economische Zaken organiseerde IRO het
symposium ‘Toeleveren & Uitbesteden’ en
op 13 en 14 maart tijdens de vakbeurs
Holland Offshore een tweedaags congres
getiteld ‘The Offshore Industry:
a Promising Outlook for the 90’s.’ Op de
contactbijeenkomst op 27 november in
Zwijndrecht vertelde IRO-voorzitter J.
Groenendijk dat er een comité was
samengesteld van wijze mannen die eens
kritisch moesten kijken naar de huidige
doelstellingen en activiteiten van IRO en
naar de mogelijkheden om een bredere
platformorganisatie te vormen voor de
Nederlandse maritieme industrie.
Tot voorzitter van het comité werd
benoemd H. Hooykaas, voormalige
directeur van Shell Nederland. Een ander
comité, onder voorzitterschap van André
Goedée, ging onderzoeken of IRO
moest worden omgevormd tot een
echte olie & gas brancheorganisatie.
Tevens werd dat jaar aandacht
geschonken aan het Cullen Report,
getiteld ‘The Public Enquiry into the Piper
Alpha Disaster’, dat op 12 november was
gepresenteerd. Inspecteur-generaal der
Mijnen G. Ockeloen adviseerde het
Ministerie van Economische Zaken om
alle aanbevelingen uit het rapport
over te nemen.
De begunstigers van IRO maakten dit jaar
weer drukke tijden door. Mercon kreeg
de opdracht om voor Statoil twee
boormodules te bouwen voor het
Sleipner A project en van Placid voor de
bouw van het L11-A platformdek. C&I
zou hiervoor de jacket gaan bouwen.
Mobil plaatste op haar beurt een order
voor de bouw van het P12 platform bij
Heerema Vlissingen, en Schokindustrie
uit Zwijndrecht verwierf een opdracht
voor het coaten van de pijpen voor de
NOGAT leiding en het overgrote deel van
de Zeepipe leiding. Petroland kondigde
aan een groot gasproductiecomplex
met satellieten in het K6 blok te willen
installeren. Maersk Drilling liet in
Singapore twee booreilanden bouwen
naar het CJ62-ontwerp van MSC.
NAM maakte bekend dat het F3 olie-
en gasproductieplatform een betonnen
basis zou krijgen met cellen voor
de opslag van olie.
Mammoet Transport meldde een
wereldrecord bij de load-out van het
8.010 ton wegende Kittiwake dek bij de
Press Offshore werf in Wallsend (UK).
En IHC Hydrohammer leverde de
honderdste hydraulische heihamer af
bij Rockwater Offshore Contractors in
Aberdeen. Heel opmerkelijk was het
vriendelijke overnamebod dat Heerema
aan Grootint deed. Met deze transactie
wilde Heerema haar pakket producten
en diensten uitbreiden. Op het bod
werd positief gereageerd en zo kwam
de werf uit Zwijndrecht in handen van
de Heerema Fabricage Groep (HFG)
Transitie
Het jaar 1991 stond in het teken van
transitie. Niet voor de markt, want
daar ging het onverminderd goed,
maar wel voor IRO. Na uitgebreide
consultatierondes was het duidelijk dat
de Raad op een andere leest geschoeid
moest worden. Dit bleek met name
tijdens de jaarbijeenkomst die op 18 april
in het World Trade Centre in Rotterdam
werd gehouden. Het bestuur besloot om
de Stichting Industriële Raad voor de
Oceanologie met begunstigers om
te zetten in een vereniging met leden.
Op 11 november 1991 passeerde de akte
en hiermee werd de in Delft gevestigde
Vereniging Industriële Raad voor de
Olie- en Gasindustrie, afgekort IRO, een
feit. Ook de statuten werden aangepast.
Het doel van de vereniging werd het
behartigen van de belangen van de
Nederlandse toeleveringsbedrijven in de
olie- en gasindustrie. Dit moest kunnen
worden bereikt door als centraal punt
te fungeren voor het belanghebbende
bedrijfsleven, door de samenwerking
en het overleg tussen de leden onderling
te bevorderen, door met aanverwante
belangenverenigingen zowel binnen als
buiten Nederland samen te werken,
door het beleid van lokale en Europese
overheden met betrekking tot de
bedrijfstak te beïnvloeden en door
evenementen voor de leden te
organiseren. De vereniging kreeg leden
en geassocieerde leden. Op 12 november
werd de eerste algemene vergadering
van de nieuwe IRO gehouden.
Hier werd de transitie uitgebreid
besproken en toegelicht.
Maar er was meer werk aan de winkel.
Zo werd IRO onder andere betrokken
bij de oprichting van het Energie
52
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
Op 6 juli raakte de hele offshore-wereld
opnieuw in shock toen zich in de Britse
sector van de Noordzee op het Piper
Alpha platform een ramp voltrok, waarbij
in totaal 167 mensen omkwamen. IRO
werd naar aanleiding hiervan bestormd
met vragen van zowel publiek als media.
Samen met Statoil Netherlands gaf IRO
in Wassenaar een presentatie over het
Noorse Sleipner project. En aan het einde
van het jaar vond onder de leden van
de NOGEPA een informatieronde plaats
over hun investeringsplannen voor 1989.
Al snel werd duidelijk dat het
investeringsniveau komend jaar niet veel
zou verschillen met het huidige. Grote
projecten waren niet in aantocht. Plannen
bestonden er wel om de aanleg van de
NOGAT leiding aan te besteden. Deze 260
kilometer lange Noordelijke Offshore Gas
Transportleiding moest vanaf het F3 blok
het noordelijke deel van de Nederlandse
sector van de Noordzee gaan ontsluiten.
Op 4 oktober 1988 nam mr. C. van Veen
als bestuursvoorzitter afscheid. Vice-
voorzitter J. Groenendijk volgde hem op.
Toch hoop
De Raad begon het jaar 1989 door
opnieuw samen met Statoil Netherlands
een seminar te organiseren. Deze keer
was het onderwerp het Zeepipe project
ofwel de aanleg van een 830 kilometer
lange gasexportleiding van de Noorse
Sleipner en Troll velden naar het
Belgische Zeebrugge.
In februari stond weer een bijeenkomst
met Gulf Publishing op het programma.
Op de jaarvergadering, gehouden op 11
april in Wassenaar, werden presentaties
gegeven over de jongste ontwikkelingen
in de Britse, Noorse en Nederlandse
sector. Hieruit bleek de verwachting dat
de markt begin jaren negentig weer zou
aantrekken. Als heel hoopgevend
beschouwde men het NOGAT project,
de aanleg van de gastransportleiding van
het F3 blok naar de gasterminal bij Den
Helder. Op deze leiding zouden in ieder
geval vier nieuwe productieplatformen
worden aangesloten. Hiermee zou een
investering gemoeid zijn van 2,1 miljard
gulden en dat klonk de Nederlandse
toeleveranciers als muziek in de oren.
Een later in dat jaar in Den Helder
gehouden NOGAT presentatie trok dan
ook meer dan 300 belangstellenden.
IRO nam dat jaar diverse acties met
betrekking tot de eenwording van de
Europese markt en gaf het Nederlands
Economisch Instituut (NEI) in Rotterdam
opdracht na te gaan welke EG-regelingen
van belang waren voor de offshore-sector.
Na dit vooronderzoek zette de Raad een
stuurgroep op voor de begeleiding van
een grote studie naar de gevolgen van
de eenwording van de Europese markt
in 1992 voor de offshore-industrie.
Tevens vond IRO de oliemaatschappijen
Shell en NAM bereid om een presentatie
te houden over hun nationaal en
internationaal inkoopbeleid. Tijdens
deelname aan de vakbeurs Offshore
Europe in Aberdeen bleek men ook hier
heel hoopvol te zijn gestemd over de
toekomstige ontwikkelingen in de sector.
In verband met de teruglopende
advertentie-inkomsten werd in 1989 de
verschijningsfrequentie van het IRO
Journaal gehalveerd. Het werd een
tweewekelijkse uitgave.
Een heel bijzondere gebeurtenis vond
rond de jaarwisseling plaats. Nadat Norsk
Hydro bekend had gemaakt dat zij de
bouw van een zeer grote procesmodule
aan Grootint wilde gunnen, brak als
protest hiertegen op de Noorse werven
een grote staking uit. De opdracht
omvatte de bouw van een dekmodule
met een gewicht van 6.500 ton voor
de tweede fase van het Oseberg project.
Ondanks de staking ging de order toch
naar Grootint. Medio 1989 kwamen de
Noorse vakbonden in actie toen Amoco
Norway de bouw van het Hod platform
aan Heerema gunde. Ook deze protesten
waren tevergeefs. In oktober ontving
Grootint opnieuw een grote Noorse
opdracht. Dit keer van Statoil voor de
bouw van een 6.439 ton wegende
module voor het Sleipner A platform. En
kort daarop kreeg Mercon een order van
BP om een boortoren te bouwen voor
het Miller project dat in de Britse sector
van de Noordzee werd uitgevoerd. In
eigen land nam NAM eind september een
nieuw hoofdkantoor in Assen in gebruik.
Opleving
Het jaar 1990 beloofde voor de sector
weer een topjaar te worden, met
investeringen in de Nederlandse sector
die de 2 miljard gulden te boven zouden
gaan. IRO organiseerde de conferentie
‘Offshore Technology & Environment
Control on the Dutch Shelf’.
Deze ging over de behandeling van
afvalwater en boorgruis op zee.
De jaarbijeenkomst op 3 april werd
samen met NOGEPA opgezet. In totaal
presenteerden elf operators hier hun
veelbelovende investeringsplannen
voor de jaren 1990 en 1991.
Tijdens deze bijeenkomst werd ook
afscheid genomen van bureaudirecteur
ir. C. van der Burgt, die in augustus
zou worden opgevolgd door
ir. J.P. (Philip) van Rijn.
Schootense Dreef 35
5708 HZ Helmond
www.smuldersgroup.comTel.: +31 (0)492 588 611
Fax: +31 (0)492 665 458
P.O. Box 480
5700 AL Helmond
Maak kennis met de kracht van samenwerking
Smulders WTC feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan
54
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1971 - 1991
Exportplatform (E&EN), met als doel
de export van producten en diensten
op het gebied van energie en milieu te
bevorderen. Het platform, dat vooral
aandacht zou gaan schenken aan
Oost-Europa, werd eind juni door
EZ-minister Andriessen geïnstalleerd.
Van het IRO Journaal verschenen in het
eerste halfjaar onder de vertrouwde
naam nog vijf edities in vierkleurendruk.
Voor de verder publicatie werd een
samenwerking opgezet met Spoor
& Partners, de uitgever van Focus on
Holland. Het nieuwe Engelstalige
maandblad ging IRO-Focus on Holland
heten en er verschenen in 1991 drie
edities. In de eerste editie waarschuwde
Pieter H. Heerema, die eerder dat jaar
tijdens de OTC beurs in Houston een
Distinguised Achievement Award had
gekregen, dat ondanks de verbeterde
marktomstandigheden de offshore-
industrie rekening moest houden
met een tweede recessie.
In de sector heerste als vanouds een
drukte van belang. Clyde Petroleum
nam in januari 1991 alle belangen en
medewerkers over van BP. NAM
gunde de bouw van de betonnen
basisconstructie voor het F3-FB platform
aan het samenwerkingsverband
Hollandsche Beton- en Waterbouw en
Volker Stevin Constuction International.
Later werd bekend dat de bouw in het
grote dok van Verolme Botlek zou
plaatsvinden. Amoco presenteerde
aan het ministerie van Economische
Zaken een groot ontwikkelingsplan
voor de gasvelden P15 en P18. Voor
deze velden moesten verschillende
platformen worden gebouwd, alsmede
een 42 kilometer lange gasleiding naar
Rotterdam Europoort worden gelegd.
De Nederlandse platformbouwers zagen
ook nu weer kans een reeks orders in
de wacht te slepen. De Heerema werf in
Vlissingen ging aan de slag met de bouw
van een accommodatiemodule voor het
Britse Saltire A platform van Occidental
Petroleum. Mercon kreeg een order van
Chevron UK voor de renovatie van twee
modules en een skidbase. BAM ging
op de HCG werf in Schiedam twee
accommodatiemodules bouwen voor
de Everest en Lomond platformen van
Amoco (UK). Grootint, nu onderdeel van
de Heerema Fabricage Groep, boekte
een hele serie orders, waaronder voor
de bouw van negen modules voor het
Britse Haven project van Shell, van een
compleet gasproductieplatform voor
Ultramar’s Markham project in het
J6-A blok, van een 9.500 ton wegende
module bestemd voor het Alba project
van Chevron (UK) en van een processing-
en compressormodule voor het South
Morecambe project van British Gas.
Een nieuwe speler op de markt was
Schelde Offshore, onderdeel van de
Koninklijke Maatschappij De Schelde
uit Vlissingen. Deze werf ging drie jackets
bouwen voor Elf Petroland. Multimetaal
uit Den Helder kreeg een order van
McDermott-ETPM voor de fabricage van
vier grote subsea protection frames voor
het NOGAT project. Visser & Smit Hanab
ging voor dit project de gasterminal bij
Den Helder uitbreiden. Het vermelden
waard is ook dat IHC Hydrohammer een
contract sloot met het Sovjet-ministerie
van Olie & Gas voor de levering van een
hydraulische hei-installatie die in de
Kaspische Zee zou worden ingezet.
Voor IRO historie deel 2
lees verder op pagina 70
57
GB Diving – Bluestream Offshore Caspar Domstorff - Directie-Board
Via verschillende bedrijven is Caspar Domstorff al langer dan
15 jaar lid van IRO om reden dat een internationale
branchevereniging als georganiseerde stem naar overheid,
politiek, operators en overige instanties/instellingen kan
optreden. Naast speerpunten als Netwerken en Export, ziet
Domstorff ook een optimale dialoog met de overheid als
belangrijk aandachtspunt van IRO.
De huidige directeur van Bluestream Offshore uit Den Helder
heeft regelmatig LOL-bijeenkomsten bijgewoond. Het vindt
het een goed initiatief om breed kennis te maken met
activiteiten, producten en diensten van branchegenoten van
diverse omvang en discipline. “De bijeenkomsten zijn een
interessant netwerkplatform voor leden en haar
medewerkers op diverse niveaus.”
Domstorff heeft een uitgesproken mening over de functie
van IRO. “De Nederlandse toeleveringsindustrie aan de
internationale olie- en gaswereld kan niet zonder IRO. Een
goed georganiseerde, professionele brancheorganisatie is
noodzakelijk voor een industrie, die zichzelf respecteert,”
stelt hij. “Met name als platform voor een dialoog met
overheden, operators, maatschappelijke organisaties, en
buitenlandse contacten.”
De Bluestream directeur is voor een krachtige lobby in
politiek Den Haag. Absoluut. De Nederlandse leden van
de IRO maken technisch op global scale verschil in de
industrie. Naast de mogelijkheden die er nog steeds op
de Noordzee liggen voor de komende decennia (o.a.
kleine veldenontwikkeling, decommissioning, renewable
energy, nieuwe kleinere operators) is de capaciteit en kennis
van de Nederlandse bedrijven een prachtig exportproduct
en uithangbord voor BV Nederland en haar overheid.
In dit kader is hij ook voor maximale samenwerking met
Nogepa. Professionele operators en toeleveranciers in de
industrie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Een goed ingerichte samenwerkingsvorm komt alle
partijen aan tafel ten goede en zorgt voor optimaal
resultaat voor alle betrokkenen.
Voor de nabije toekomst ziet Domstorff IRO als een
moderne, efficiënte organisatie die zich mee ontwikkeld
met de industrie, haar diversiteit aan disciplines en markt
waarin de branchegenoten zich bevinden.
Hij doelt hiermee ook op duurzame energie omdat bij de
ontwikkeling ervan veel kennis, expertise en ervaring nodig
is uit de bestaande olie, gas en offshore industrie.
Zeker bij windenergie kan IRO haar rol verruimen aangezien
het speelveld verbreedt, maar de spelers bekend zijn en
beschikken over bijzonder veel capaciteit, in de ruimste
zin des woords.
Suction Pile Technology bv (SPT Offshore)Mark Riemers - Managing Director
Netwerken is de belangrijkste reden voor SPT Offshore om
lid te zijn van IRO. Sedert haar lidmaatschap in 1998 heeft
het bedrijf al een aantal malen naar tevredenheid
deelgenomen aan gezamenlijke Nederlandse IRO-stands op
internationale offshore vakbeurzen. Managing Director
Riemers spreekt in deze de wens uit dat IRO in de nabije
toekomst ook meer aandacht gaat geven aan offshore wind
beurzen en conferenties. Riemers is uiterst content met de
wijze waarop IRO functioneert en zich presenteert.
“IRO is een nuttige en waardige representant van de
Nederlandse toeleveringsindustrie en doet ook op
internationaal niveau goed werk. Het is een prima
organisatie die de offshore-industrie geweldig ondersteunt.”
Mark Riemers is een groot voorstander van een actievere
rol van IRO in de offshore wind energie. En daartoe behoort
in zijn visie ook een krachtige lobby in politiek Den Haag.
“Olie- en gaswinning is blijkbaar ongewenst in de politiek
gezien de zeer beperkte aandacht die het krijgt in tegenstelling
tot andere vaak onbenullige kwesties, die veel meer
aandacht krijgen. Bovendien zijn de subsidies voor offshore
wind energie zeer matig ten opzichte van andere landen
om ons heen en lijkt de doelstelling om in 2020 20%
groene energie te moeten leveren bij lange na niet
gehaald te worden.”
40 jaar IRO |
59
“Wij produceren geen opzienbarende
materialen en van onze dienstverlening
kunnen geen spectaculaire plaatjes
worden geschoten. Daarom halen wij de
voorpagina van Offshore Visie niet gauw.
Wellicht dat hierdoor een verkeerde
perceptie bestaat en men ons veelal
schaart in dezelfde categorie als de
leverancier van universele boutjes,
moertjes of kleppen.” Jeff Sluijter gaat er
eens goed voor zitten als hem de kans
wordt geboden zijn zegje te doen. “En
dat is fout. Totaal fout. Wij zijn juist een
dienstverlener die wel specifieke kennis
en veelal innovatieve diensten op maat
levert aan de olie- en gassector. En dat
maakt op allerlei gebieden het verschil.
Om onze clienten gericht van dienst te
zijn, zijn wij wereldwijd georganiseerd in
sectoren. Binnen onze Global Oil &
Gassector zijn ruim 7.800 professionals
werkzaam die zich exclusief bezighouden
met de olie- en gassector. Dit
internationale netwerk is actief in vrijwel
alle (ook opkomende) landen die van
belang zijn voor deze sector. In Nederland
zijn we met ruim 4.500 medewerkers
sowieso een van de grootste
accountants- en adviesorganisaties.
Daarbinnen werken ruim 300 olie- en
gasspecialisten vanuit verschillende
disciplines nauw met elkaar samen.
Mensen die zich ook aangetrokken
voelen tot deze industrie en dus niet
alleen over specifieke kennis en ervaring
beschikken, maar ook de
taal begrijpen en zelf spreken.”
Kennis
Wereldwijd krijgen bedrijven in de
olie- en gassector te maken met grote
veranderingen bij de winning, verwerking
en distributie van olie- en gasproducten.
Nieuwe gebieden, de opkomst van
nieuwe partijen als de NOC’s, dreigende
tekorten en de opkomst van alternatieve
energiebronnen en volatiliteit in de
prijzen is slechts een aantal kenmerken
van de huidige olie- en gasmarkt.
Daarnaast is de geopolitieke stabiliteit
altijd al een belangrijk aspect geweest,
echter ook dit, zie de ontwikkelingen in
Noord Afrika het afgelopen jaar, begint
steeds volatieler te worden. Jeff Sluijter
verwacht dat ook de gaswinning in ons
eigen land uiteindelijk op termijn - hoe
lang is een weerbarstige vraagstelling -
niet meer kan voldoen aan de vraag.
Er zal dan steeds vaker een beroep
moeten worden gedaan op de
gasleveranties uit andere landen.
“Dat kan risico’s en potentiële
afhankelijkheid tot gevolg hebben.
Om onder meer onze positie als
Europese gasrotonde en de gaslevering
aan onze vaderlandse markt veilig te
stellen, zijn nieuwe investeringen in
gaswinning en gasinfrastructuurprojecten
noodzakelijk, evenals investeringen in
de ondergrondse opslag.”
“De crisissen hebben onze industrie in
eerste instantie niet direct geraakt, maar
we zagen vervolgens - ik verwijs naar ons
jaarlijks onderzoek welke wij tezamen
met Gulf Publishing publiceren - dat de
aanhoudende aarzeling in de markt toch
voor het opdrogen van orderportefeuilles
leidde doordat nieuwe projecten
uitgesteld werden. Hoewel er de
afgelopen tijd weer beweging leek te
ontstaan en er sprake was van gematigd
optimisme, is de onzekerheid ten aanzien
van de wereldeconomie inmiddels weer
flink aangewakkerd en zijn de gevolgen
hiervan op dit moment nog niet goed
te overzien.”
Het moge duidelijk zijn, Ernst & Young is
niet zomaar een accountantskantoor,
Partner staat er op het visitekaartje van drs. J.J.J. (Jeff) Sluijter RA. Namens
Ernst & Young zit hij als specialist Olie & Gas al geruime tijd in het Dagelijks
Bestuur van IRO. Van de veertig jaar dat IRO dit jaar bestaat, is Ernst &
Young als wereldwijd toonaangevend bureau op het gebied van assurance,
tax, transactions en advisory al zo’n dertig jaar een volwaardig lid. Het zou
dus aannemelijk zijn dat alle IRO-leden Ernst & Young zien als ‘één van ons’.
Dit is ten dele waar. Een aantal ziet de accountancy als de bekende vreemde
eend in de IRO-bijt. En vraagt zich af wat de zichtbare inbreng is van Ernst
& Young als servicegericht bedrijf aan de olie- en gasindustrie? Jeff Sluijter
beseft dat de positie van Ernst & Young binnen de olie- en gasindustrie
vooroordelen oproept. Soms volkomen onschuldig, soms onterecht
vanwege de onbekendheid met de werkelijke missie van Ernst & Young.
58
40 jaar IRO |
Jeff Sluijter van Ernst & Young doet
oproep:
‘Met trots uitstralen
dat we goed zijn’
Jeff Sluijter.
61
het fiscaal klimaat in zo’n land. Is het
stabiel of niet stabiel? Wat zijn specifieke
belastingregels en valkuilen? Al die vragen
kunnen wij beantwoorden. We hebben
dit ook samengevat in een uiterst
informatief boekwerk, onze jaarlijkse
International Oil and Gas tax directory.”
Pareltjes
Het ledenbestand van IRO bestaat uit
grote, middelgrote en kleine bedrijven.
Kan iedereen bij Ernst & Young
aankloppen? Sluijter: “In principe zijn het
de grote en de middelgrote bedrijven
die tot onze primaire doelgroep horen.
Wij richten ons hierbij op alle subsectoren
in de olie en gas, van upstream tot
downstream en zijn in een aantal hiervan
veruit leidend in Nederland. Voor wat
betreft upstream hebben wij bijvoorbeeld
nagenoeg alle operators als client. Ook in
de downstream zijn wij leidend en
bedienen daar, naast de grote bekende
internationale partijen, ook een flink
aantal lokale spelers. Wat we hier
constateren is dat dit type bedrijven vaak
nog werkten met kleinere lokale
accountantskantoren, maar deze in
principe ontgroeid waren waardoor zij
onvoldoende, zeker over de grenzen
heen, ondersteund werden door gericht
advies. Op de vraag of kleine bedrijven
voor Ernst & Young überhaupt interessant
zijn, antwoord Sluijter dat dit het geval is,
zeker als het creatieve bedrijven betreft
met groeipotentie. “Als een ondernemer
met een toonaangevend idee komt op
olie- en gasgebied, dan willen we hem
zeker graag met raad en daad ter zijde
staan. Tenslotte kunnen dit de grote
ondernemingen van overmorgen zijn.
Ernst & Young beschikt over specifieke
programma’s om dit soort ondernemers,
die wij entrepreneurial growth companies
noemen, goed te begeleiden. Vandaar dat
wij, bijvoorbeeld door ons Entrepreneur
Of The Year programma, ook heel bewust
zoeken naar dat soort pareltjes.”
Daarnaast wordt de olie- en gasindustrie,
ook de kleine bedrijven, gekenmerkt door
een hoge professionaliseringsgraad.
Compliment
Netwerken zit Jeff Sluijter in de genen.
Naast zijn affiniteit voor de olie- en
gasindustrie en onbedwingbare
nieuwsgierigheid hoe bepaalde zaken
technisch in elkaar steken, is zijn drive
om mensen bij elkaar te brengen groot.
En omdat netwerken ook bij IRO een
speerpunt is, voelt hij zich bij deze
branchevereniging als een vis in het
water. Natuurlijk zijn er altijd
verbeterpuntjes, maar terugblikkend op
zijn periode bij IRO als bestuurslid kan hij
alleen maar concluderen dat directeur
Hans de Boer het erg goed heeft gedaan.
“Sinds ik IRO actief in mijn blikveld heb,
is het aantal leden sterk gegroeid en voor
een netwerker als ik is dat alleen maar
bemoedigend. Het zijn er inmiddels 400.
Natuurlijk heeft IRO de afgelopen jaren
door de hausse in de olie- en
gasindustrie de wind in de zeilen gehad,
maar desalniettemin is door Hans en
zijn team hier uitstekend gepresteerd. De
IRO-organisatie wordt verder gekenmerkt
door rust en stabiliteit en er wordt op een
positieve professionele manier gewerkt.
We kennen allemaal voorbeelden van
organisaties waar dit anders loopt.”
Frisse blik
Sluijter verwacht niet dat de nieuwe
directeur Sander Vergroesen de koers die
nu gevaren wordt helemaal onveranderd
zal laten. Vers bloed in een vereniging
impliceert ook dat er met een frisse blik
tegen de zaken zal worden aangekeken.
“Nieuwe mensen hebben altijd nieuwe
ideeën en als Sander bestaande formules
wil herijken of nieuwe activiteiten wil
opstarten, vanzelfsprekend in overleg met
het bestuur, dan moet hij dat zeker niet
laten. Tenslotte is het een basistaak van IRO
om in te spelen op de behoeften zoals die
leven bij onze leden.” Zelf heeft Sluijter daar
ook wel bepaalde ideeën over. Hij denkt
onder andere aan het verder
professionaliseren van de communicatie
met de leden, ook in de vorm van meer
kennisoverdracht, alsook met de nationale
en internationale doelgroepen in de
breedste zin van het woord. “Ik kan me
niet voorstellen dat er een IRO-lid is, dat
niet trots is op zijn product of service. Die
trots mag echt wel wat meer worden
uitgestraald, want wij zijn op diverse
gebieden toonaangevend bezig en
daarnaast levert de olie- en gasindustrie
toch een zeer belangrijke bijdrage aan de
Nederlandse economie. Helaas gebeurt
dat naar mijn mening te weinig. Trots is
niet echt een Nederlandse eigenschap,
maar we hebben alle reden om dat
op een gezonde manier wel te zijn.
Te bescheiden en te weinig zichtbaar zijn
helpt ons niet in een sterk veranderende en
meer en meer competitieve omgeving. Het
werkt op vele fronten door, zoals de krappe
arbeidsmarkt, toe te kennen subsidies, het
verlenen van vergunningen of onze naam
en faam in het buitenland. Mijn oproep in
deze is dan ook dat alle IRO-leden,
individueel en collectief, uitstralen waarin
ze zo goed zijn. Gecombineerd met, om
met de woorden van een (inmiddels)
collega te spreken, een stuk ‘VOC-mentaliteit’
gaat deze industrie en daarmee ook IRO
volgens mij nog vele mooie jaren tegemoet.”
60
40 jaar IRO |
maar zij zit diep in de olie en gas en volgt
de ontwikkelingen in de internationale
olie- en gassector nauwgezet. Als geen
ander weet het bureau dat de industrie
en dus ook de IRO-leden, voor grote
uitdagingen staan en dat alleen gerichte
en in praktijk bewezen oplossingen
daarbij kunnen helpen. De jarenlange
ervaring van Ernst & Young in de sector,
gecombineerd met actuele onderzoeken
en benchmarks, zorgt ervoor dat haar
specialisten de markt door en door
kennen en altijd op de hoogte zijn van
actuele trends en ontwikkelingen.
Subsectoren
Zoals eerder aangegeven wordt binnen
Ernst & Young de olie- en gassector
beschouwd als een sector met een
specialistisch karakter. Die verdeeld is
in een aantal subsectoren: de upstream,
midstream (transport, opslag, terminals
en pijpleidingbedrijven), downstream
inclusief retail, oiltrading en de oil service
industrie. En vervolgens natuurlijk ook de
vele fiscale structuren die door Nederland
lopen, dus bedrijven met buitenlandse
belangen. Ook daarin is Nederland vrij
uniek. “Per subsector gelden specifieke
aandachtspunten, bijvoorbeeld qua
regelgeving, fiscaliteiten of bijvoorbeeld
organisatiestructuur,” licht Jeff Sluijter toe.
“Voor wat betreft de service-industrie heb
je het vaak over projectorganisaties, al of
niet in een samenwerkingsverband die
meer en meer over de grenzen heen
werken, vaak in nieuwe landen, met
nieuwe partners of opdrachtgevers.
De bedrijven hebben zelf vaak een
technische achtergrond, maar worden
vervolgens wel geconfronteerd met
steeds complexere financiële
vraagstellingen en risico’s. Of meer
strategische issues, als hoe krijg je de
groei - ik praat nu over een tweetal jaren
terug - goed gefinancierd. Door hier je
kennis en ervaring uit te nutten, kan je als
dienstverlener duidelijk toegevoegde
waarde leveren. Daarnaast vinden mijn
klanten in de service industrie het ook
nuttig dat ik in zowel de upstream als
de downstream zit. Tenslotte zijn dat
ook hun klanten. Ik weet dus exact welke
marktbewegingen er gemaakt worden.
Niet onbelangrijk, zeker als je door
gericht netwerken vervolgens ook de
kruisverbanden weet te leggen. Ook over
de grenzen heen is Ernst & Young een
internationale speler en bewegen wij
met de olie- en gasklanten mee. Waar
een operator heengaat, zitten wij ook.
Vaak zijn dat relatief onbekende landen.
Voor een contractor impliceert dit dat
wanneer hij vervolgens een operator
volgt naar het buitenland, hij bij ons
terecht kan met vragen over bijvoorbeeld
“Als een ondernemer
met een toonaangevend
idee komt op olie- en
gasgebied, dan willen
we hem zeker graag
met raad en daad ter
zijde staan.”
Jeff Sluijter
63
IHC Systems B.V.
P.O. Box 41, 3360 AA SliedrechtIndustrieweg 30, 3361 HJ SliedrechtThe Netherlands
T +31 184 43 19 22F +31 184 43 15 05 [email protected]
IHC Systems feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan!
BRINGING DISCIPLINES TOGETHER
KCI congratulates IRO with its 40th anniversary!
www.kci.nl
BRINGING DISCIPLINES TOGETHER
Design of:Platforms | Subsea infrastructure | Complex structures
62
40 jaar IRO | Felicitatie
SEATOOLS feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan en wenst IRO veel succes voor de toekomst.
WWW.SEATOOLS.COM
65
op veiligheid, kostenreductie, operaties,
en dergelijke. Overigens hebben we wel
samen gewerkt aan de veranderingen
op het gebied van verzekeringen en van
een working time directive uit Brussel.
En we vinden elkaar steeds meer als het
gaat om de keuze aan welke
evenementen we in Nederland gaan
deelnemen, zoals recentelijk de vakbeurs
Offshore Energy in Amsterdam.
Ook zijn nu over en weer onze vacatures
op elkaars intersites te vinden.”
Ministerie
Wat de contacten met het Ministerie van
Economie, Landbouw & Innovatie betreft,
is nog niet zo lang geleden voor het eerst
nauw samengewerkt. Dit had te maken
met één van de negen topsectoren
die dit ministerie had gedefinieerd.
“Met betrekking tot de topsector Energie
hebben we vanaf het begin samen
opgetrokken en allebei input geleverd
als totale olie- en gassector in Nederland,
inclusief de offshore-industrie. Overigens
ben ik van mening dat er nog ruimte is
om vaker gezamenlijk richting EL&I te
werken. Vooral ten aanzien van het
belang van het handhaven van de
olie- en gasproductie on- en offshore.”
“We moeten wel samenwerken om
beter zichtbaar te worden, met name
richting overheden en politiek.
Vooral in Den Haag is de bekendheid
van de offshore-industrie heel beperkt.
Aan die zichtbaarheid zullen we meer
vorm moeten geven.”
De Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie, afgekort NOGEPA, is in 1974 in Den Haag opgericht. Deze brancheorganisatie vertegenwoordigt de olie- en gasproducerende maatschappijen in Nederland en telt op dit moment 16 leden en 1 geassocieerd lid. Voor meer informatie: www.nogepa.nl
“Samenwerken waar het kan.” Bram van Mannekes
NOGEPA’s secretaris-generaal Bram van Mannekes.
64
40 jaar IRO |
Het meest zichtbaar was de
samenwerking tijdens de vakbeurs
Offshore Energy die op 11 en 12 oktober
in Amsterdam werd gehouden en waar
IRO en NOGEPA samen een stand
deelden. Dit laatste was eerder dit jaar
ook het geval bij de door Navingo in
Rotterdam georganiseerde Career Event.
Maar volgens Bram van Mannekes is er
meer. “Sinds mijn aantreden bij NOGEPA,
zo’n zeven jaar geleden, heeft de
samenwerking met IRO zich steeds
verder ontwikkeld. Directeur Hans de
Boer en ik waren het er al snel over eens
dat je samen sterker staat als je
gemeenschappelijke belangen hebt.
Een goed voorbeeld in dit kader is ons
belang om jongeren te interesseren voor
onze uitdagende industrie.
Hiervoor hebben we eerst samen studies
uitgevoerd en vervolgens een secretaris
‘educatie’ aangesteld, die onze sector in
het MBO- en HBO-onderwijs promoot.
Dit is één van de eerste zaken waar we
formeel samen optrekken en daarmee
vooral één gezicht vormen richting
opleidingsinstituten. Zo zijn we onder
andere betrokken bij de HBO Minor
Oil & Gas die onlangs onder de vlag
van Maritime Campus Netherlands in
Den Helder van start is gegaan. Hoewel
het niet snel gaat, zijn op dit gebied al
een paar belangrijke stappen gezet.”
Een ander voorbeeld van samen
optrekken is de organisatie rond de
Industry Days 2009 en 2010.
“Naast IRO en NOGEPA waren hierbij
ook IADC en NVDO nauw betrokken.”
Zichtbaarheid verbeteren
Een totaal samenwerkingsverband van
oliemaatschappijen, contractors en
toeleveranciers zoals in Engeland,
is in Nederland niet aan de orde.
Bram van Mannekes zegt hierover:
“Ik ben hier ook geen voorstander van.
Onze achterban en belangen verschillen
daarvoor te veel. Voor de IRO-leden zijn
vooral de netwerkbijeenkomsten en alle
activiteiten, waaronder bijvoorbeeld
deelname aan beurzen, die de export
bevorderen belangrijk. Toeleveranciers
moeten het vooral van het laatste
hebben. Onze leden hebben met name
een nationaal belang, waaronder
onderwerpen als regelgeving en
vergunningen, maar focussen zich ook
Secretaris-generaal van
NOGEPA, Bram van
Mannekes:
‘Bekendheid offshore-industrie is te
beperkt ’
Ze werken in dezelfde industrie, zijn bijna even oud en opereren allebei
vanuit Nederland, maar hebben een heel andere achterban met ook
andersoortige belangen. Decennialang dopten NOGEPA en IRO hun eigen
boontjes en was er onderling maar weinig contact. De kentering kwam
na het aantreden van de huidige secretaris-generaal van de NOGEPA,
Bram van Mannekes. Stap voor stap ontwikkelde zich vervolgens een goede
relatie tussen beide organisaties en trekken ze nu waar mogelijk samen op.
67
www.tos.nl
TOS feliciteert IRO met haar 40 jarig
bestaan.TOS heeft haar totaalpakket aan
personeelsdiensten in de Offshore, Wind en Olie & Gas industrie nog verder geoptimaliseerd met de vestiging van TIM in Brazilië en TOS Sheffield in Singapore.
TOS SHEFFIELD|
T.O.S. offers high quality personnel services with:
www.denocomp.nlMore than 90 Years of Excellence
Deno Compressors
feliciteert IRO
met haar
40-jarig bestaan
66
40 jaar IRO |
Seatools BVJan Frumau - Algemeen Directeur
Seatools uit Numansdorp is reeds sinds 2002 IRO-lid. Er
waren destijds twee redenen om lid te worden: de
mogelijkheid die IRO biedt om te netwerken en de diensten
die IRO levert met betrekking tot beursdeelname en
beursbezoek. Jan Frumau ervaart de LOL-bijeenkomsten
als een prima gelegenheid om zijn netwerk uit te breiden
en heeft al diverse contacten opgedaan die later
zakelijk van nut bleken te zijn.
Naar de mening van Frumau doet IRO zeer nuttig werk.
Haar bestaan zorgt ervoor dat er geen verbrokkelde aanpak
van zaken is en voorkomt een inefficiëntie en een veel
lagere dekking van de buitenlandse markten. Frumau is er
wel voorstander van om de politiek in ons land meer
geïnteresseerd te krijgen in de vaderlandse offshore-
industrie. “Jazeker, de offshore is een belangrijke motor van
de Nederlandse economie, en die mag best een beetje
worden opgevoerd.”
Wat duurzame energie betreft acht Jan Frumau het
verstandig dat IRO hieraan aandacht schenkt voor zover het
offshore wind betreft. “Want duurzaam slaat in dit geval ook
op het voortbestaan van onze industrie zelf.”
WorldWise Marine / Offshore Ship DesignersMichiel A. Wijsmuller - Directeur
WorldWise Marine / Offshore Ship Designers is lid vanaf het
ontstaan van WorldWise Marine op 1 juli 2002, als een
verzelfstandiging van Wijsmuller Engineering en Marman,
één jaar na de overname van de Wijsmuller Groep door A.P.
Møller Maersk. “En wij zijn lid geworden omdat wij als
ontwerper van sleepboten en offshore support schepen en
als broker op die marktsegmenten graag deel uitmaken van
het Nederlandse Olie & Gas netwerk,” verklaart directeur
Michiel A. Wijsmuller, die achttien jaar lang bestuurslid is
geweest bij IRO. Hij geeft aan tevreden te zijn over de wijze
waarop IRO invulling geeft aan het speerpunt netwerken en
heeft geen suggesties voor wezenlijk andere zaken. “IRO
moet vooral zo doorgaan en regelmatig de behoeftes bij de
leden checken. Luisteren naar de leden en aanpassingen
doorvoeren indien die leden daarom vragen.”
Het fenomeen LOL-bijeenkomsten kenmerkt Michiel
Wijsmuller als goede netwerk bijeenkomsten. Helaas is hij
niet altijd in de gelegenheid om te komen, vooral niet als het
ver uit de buurt is. Lof is er ook voor de wijze waarop IRO de
Nederlandse inzending op de OTC te Houston regelt. “Prima
geregeld. Moet IRO zeker blijven doen.”
De informatiestroom die IRO richting haar leden realiseert, is
wat Wijsmuller betreft afdoende. Maar eigen initiatief blijft
natuurlijk belangrijk, stelt hij. “Het hoeft niet allemaal van
IRO te komen. Als wij iets van of via IRO denken te weten te
kunnen komen, dan weten wij ze te vinden en worden dan
meestal op onze wenken bediend.”
Michiel Wijsmuller vindt dat IRO er heel veel aan doet om
daar waar mogelijk haar stem te laten doen gelden op
internationaal niveau. Maar beseft tegelijkertijd dat de
mogelijkheden daartoe natuurlijk wel een stuk beperkter zijn
dan op nationaal niveau. Ook is hij voorstander van een
lobby in Den Haag omdat hij gelooft dat nauwe contacten
met de overheid altijd goed zijn. “Overigens kunnen wij als
ontwerpbureau via de WBSO-regeling wel degelijk van
subsidies genieten en dus doen dat we dat ook.”
Offshore Solutions BVJayne Moran - Business Development De belangrijkste reden om lid te zijn van IRO zijn de
‘opportunities to exhibit’ en netwerken. “De IRO is altijd goed
vertegenwoordigd op belangrijke buitenlandse offshore beurzen
en daar maken wij als toeleverancier dankbaar gebruik van.”
69
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Allard Europe
www.allard-europe.com
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
Beko Transport Consultant
www.beko-tc.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Alewijnse Marine Systems
www.alewijnse.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
www.coenradie-surveying.com
Coenradieworld-class surveying solutions
BEKOBEKO
40 jaar IRO | Felicitatie
68
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
STC
www.stc-bv.nl
feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan
StemarEngineering
www.stemar.com
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
INTRAMAR insurances
www.intramar.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
www.teijinaramid.com
Teijin Aramid
71
Op 1 april 1992 trad Ellen P. Lastdrager-
van der Woude als directeur in de
voetsporen van Philip van Rijn. Parallel
aan de beurs Holland Offshore 92 werd
een driedaags congres georganiseerd en
werd de IRO algemene ledenvergadering
gehouden. Het thema van het congres
was ‘Europe Tomorrow: Risks & Rewards’.
EZ-minister dr. J.E. Andriessen opende de
beurs. En op dezelfde dag verrichtte hij
ook de inauguratie van het NOGAT
project. Op de tweede congresdag
presenteerden de operators hun plannen
voor 1993-1994. Ook participeerde IRO
in de opzet van EUGOES, de over-
koepelende organisatie van West-
Europese toeleveranciers in de upstream
olie- en gasindustrie. Aan het Nederlands
Economisch Instituut (NEI) in Rotterdam
werd de opdracht verleend om
het belang van de Nederlandse
toeleveranciers in de olie- en gassector
nauwkeurig in kaart te brengen.
De ProjectFAX deed haar intrede om
de leden snel van interessante informatie
te voorzien en alle aangesloten bedrijven
werden onderverdeeld in leden,
geassocieerde leden en begunstigers.
Samen met vijftien leden werd dat jaar
de IRO Export Group (IEG) opgericht,
met als doel beter op de exportmarkt
te kunnen opereren.
Nieuws uit de sector was dat NAM het
eerste van de vijf NOGAT platformen,
het L2-FA-1 gasproductieplatform, in
gebruik nam. Mercon meldde dat de
van Chevron’s Ninian platform afkomstige
boormodule in Gorinchem niet alleen
compleet gerenoveerd, maar ook van
een nieuwe boortoren, servicemodule
en boorvloer voorzien zou worden.
Het geheel werd hierna op het Alba
platform geïnstalleerd. Van Oord ACZ
liet de bulkcarrier Tertnes ombouwen
tot een valpijpvaartuig. En in het kader
van het F3 project verleende NAM aan
Volker Stevin Offshore de bouwopdracht
voor een olielaadstation. BAM mocht
op de HCG werf in Schiedam een
accommodatieplatform bouwen.
De betonnen basisconstructie van het F3
platform werd halverwege het jaar in het
F3 blok geïnstalleerd. En voor het P15/
P18 project kreeg Grootint van Amoco
opdracht het centrale gasproductieplatform
te bouwen. Allseas mocht hiervoor de
gasleiding van P15-D naar Rotterdam-
Europoort gaan leggen plus enkele infield
leidingen. Ingenieursbureau Stork Protech
verzorgde het ontwerpwerk. Unocal
gunde Schelde Offshore de opdracht
voor de bouw van het P9 Horizon
platform. De Verolme Botlek werf trok
de aandacht met het renoveren van een
serie zelfheffende en halfafzinkbare
booreilanden. Neddrill verkreeg het
management van het Russische
zelfheffende booreiland Kolskaya,
gebouwd naar een ontwerp van Gusto
Engineering.
Edward P. Heerema kondigde aan dat
Allseas het allergrootste pijpenlegvaartuig
ter wereld in de vaart ging brengen.
Hiervoor was een 125.000 ton metende
bulkcarrier aangekocht die verbouwd
moest worden tot dp monohullvaartuig.
Het vaartuig werd Solitaire gedoopt. Aan
het einde van het jaar plaatste Shell Expro
een order bij de Heerema Fabricage Groep
voor de bouw in Vlissingen van het
Galleon PN puttenplatform.
Kentering
Op de nieuwjaarsreceptie, gehouden op
13 januari 1993, presenteerde IRO de
resultaten van het NEI onderzoek.
De in de olie- en gassector actieve
Nederlandse bedrijven bleken samen
goed te zijn voor een omzet van 5 miljard
gulden en werk te bieden aan 25.000
mensen. Van de producten en diensten
werd 70 procent voornamelijk
geëxporteerd naar Engeland en
Noorwegen, terwijl 30 procent op de
thuismarkt terechtkwam. Twee dagen
later maakte IRO bekend dat de
oliemaatschappijen en toeleveranciers
overeenstemming hadden bereikt over
het Standaard Contract. Dit moest
eenduidigheid brengen ten aanzien van
de contractvoorwaarden bij het uitvoeren
van constructie-, onderhouds- en
reparatiewerk voor de olie- en
gasmaatschappijen in Nederland.
Het tweede verenigingsjaar verliep heel
anders dan verwacht. Voorzitter Gert-Jan
Kramer sprak al snel van een moeilijk jaar
dat voor een keerpunt in de industrie zou
zorgen. Hij voorspelde een afname van
de omzet van 20% en een verlies van
vijf- tot zesduizend arbeidsplaatsen.
Duidelijk was dat de vraag naar producten
en diensten ten behoeve van de exploratie-
en productieactiviteiten op de gehele
Noordzee flink zou afnemen. De sector
kampte met lage olieprijzen, afnemende
dollarkoersen en een sterke gulden.
Ook de globalisering werd als oorzaak
van de malaise aangeduid. Het IRO-
bestuur liet het er niet bij zitten en trof
een reeks maatregelen om de recessie
te lijf te gaan. Als eerste werd op 8 april
het Tweesporen Beleid geïnitieerd. Het
eerste spoor was gericht op het creëren
van een politiek klimaat waarmee door
de introductie van het zogeheten
kleineveldenbeleid de exploratie en
exploitatie van marginale olie- en
gasvelden op het NCP bevorderd moest
worden. Het tweede spoor hield in dat
de leden werden aangemoedigd de
concurrentie aan te gaan op opkomende
70
40
Met de schat aan kennis en
ervaring die in de eerste twee
decennia als stichting was
opgedaan, ging IRO eind 1991
als vereniging slagvaardig
van start. Nadat eerst veel
effort was gestoken in het
opzetten van een lobbycircuit,
werden ledenraden opgezet,
seminars en beursdeelnames
georganiseerd en onderzoeken
opgestart naar het belang
van de olie- en gassector in
Nederland. Ook traden dat jaar
een nieuwe voorzitter en een
nieuwe directeur aan.
Na de oprichting in november 1991 was
het de Vereniging IRO alles aan gelegen
om vaste voet in belangrijke lobbycircuits
te krijgen. Er werden gesprekken gevoerd
met directeur-generaal voor Energie S.
Dessens en directeur-generaal voor
Industrie J. Kooijman, beiden van het
ministerie van Economische Zaken. En
met het NOGEPA-bestuur. Voor een
bezoek aan de vakbeurs Offshore
Northern Seas in Stavanger werd
staatssecretaris van Internationale Handel
mr. Y.M.C.T. van Rooy uitgenodigd. Later
dat jaar stelde CEO Gert-Jan Kramer van
Fugro-McClelland, die kort daarvoor het
IRO-voorzitterschap had overgenomen
van J. Groenendijk, dat voornoemde
inspanningen ertoe hadden geleid dat
IRO voortaan door alle partijen werd
erkend als volwaardig lid van de
zogeheten olie- en gasdriehoek, gevormd
door de toeleverende industrie, de olie-
en gasmaatschappijen en de overheid.
Nieuw was de opzet van commissies van
leden, elk actief op een specifiek
vakgebied. Zo kwam er een commissie
voor Politieke Zaken, voor Commerciële
Zaken, voor Technische Zaken en HSE en
voor Financiële Zaken en voor Public
Relations. Daarnaast werden er
werkgroepen opgezet die zich richtten op
de aanpak van problemen op het gebied
van energie, politiek, en het onderhouden
van relaties tussen Noorwegen en
Nederland. Verder werd gewerkt aan de
opzet van een Standaard Contract voor
de olie- en gasindustrie.
… naar een Vereniging met leden
Op volle
kracht vooruit
jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
73
onafhankelijke Organisation for the
Promotion of Energy Technology (OPET).
Volgens voorzitter Gert-Jan Kramer was
dit vanwege het gebruik van internationale
promotiefaciliteiten en contacten van
groot belang voor de leden.
IRO gaf verder opdracht voor een nieuwe
studie naar het economisch belang van
de Nederlandse olie- en gasindustrie en
introduceerde samen met NOGEPA een
E&P Questionnaire, met als doel het
aantal audits van de operators te
verminderen. Ook werd het door
NOGEPA geïntroduceerde
veiligheidshandboek geëvalueerd.
Voor de eigen leden werd, naast de reeds
bestaande ProjectFAX, de dienstverlening
verder uitgebreid met de opzet van een
EnergyFAX en een ConsultFAX. Hiermee
konden de leden snel van voor hen
belangrijke informatie worden voorzien.
Ook stond dat jaar deelname aan een
handelsmissie naar Abu Dhabi op de
agenda en werd veel tijd gestoken in
de organisatie van het driedaagse
IRO-Holland Offshore Congres in de
RAI te Amsterdam. Dit congres kreeg
als thema ‘The Upstream Challenge’.
Onderdeel hiervan was een presentatie
door de in de Nederlandse sector actieve
operators over hun investeringsplannen
voor 1995 en 1996.
In 1994 kon ook melding worden gemaakt
van een flink aantal hoogtepunten. Zo
verwierf Heerema Fabricage Groep weer
diverse orders voor de bouw van grote
platformonderdelen, zoals een tweetal
modules (4000 ton) voor het N’Kossa
project van Elf Congo. Deze modules
zouden bij Grootint worden gebouwd.
Een andere order betrof de bouw van het
Schooner gasproductieplatform voor Shell
Expro (UK) op de Heerema werf in
Vlissingen. Mercon ging voor Unocal het
Halfweg platform bouwen bestemd voor
de winning van gas uit de blokken Q1/
Q2, en Schelde Offshore voor Placid het
K11-FB gasproductieplatform. Verder
bundelden vier bedrijven die al jaren in
de olie- en gassector opereerden, hun
krachten in de Offshore Accommodation
Contractors (OAC) Group om hiermee op
turnkey basis projecten te kunnen
uitvoeren. Dit waren GTI Marine &
Offshore, C. Kranendonk, Heinen &
Hopman en Electra Staal. Bij Bayards
Aluminium Constructies werd dat jaar
hard gewerkt aan de fabricage van een
groot aluminium helikopterdek en diverse
trappenhuizen en bruggen voor het Troll
platform van Norske Shell. Kenz leverde
haar 75ste offshore-kraan op, bestemd
voor het Liverpool Bay project van
Hamilton Oil in de Ierse Zee. Bodewes
Winches fabriceerde de grootste ooit in
Nederland gebouwde lier. Deze 130 ton
wegende lier met een tension capacity
van 440 ton was bestemd voor Allseas’
nieuwe pijpenlegvaartuig Solitaire.
Verhoef leverde tot slot aan Maersk Oil &
Gas vier vrijevalreddingboten, waaronder
de honderdste van dit type. Mammoet
Transport voerde een indrukwekkende
load-out uit op de HMV werf in Haugesund.
Daar werd op 1.496 wielen een 11.000
ton wegende topsides van het Heidrun
platform verplaatst. Smit Transport kreeg
een order van ELF Congo om met de
Giant pontons in totaal zes grote modules
vanuit Zwijndrecht, Ravenna en Bordeaux
naar de assemblagelocatie van het
N’Kossa project in West-Afrikaanse
wateren te transporteren. En zusterbedrijf
Smit Maritime Contractors werd
ingehuurd om met een grote bok bij
Newfoundland modules te gaan
installeren voor het Hibernia project.
Het kabinet bereikte met NAM, Elf
Petroland en Mobil overeenstemming
over het opsporen en winnen van gas
onder de Waddenzee. De productie van
dit gas mocht echter alleen vanaf het
vaste land, de waddeneilanden of
het Zuidwal platform plaatsvinden.
Dit betekende dat er de komende vijf jaar
voornamelijk gedevieerd geboord werd.
Medio oktober liet Jean Mathey als
NOGEPA-vertegenwoordiger de
Tweede Kamer weten dat de eerder
aangekondigde maatregelen voor de
oliemaatschappijen niet aantrekkelijk
genoeg waren om kleine gasvelden
in productie te brengen. Hierdoor
zouden de komende jaren zo’n 5.000
arbeidsplaatsen verloren kunnen gaan.
Tevens verwachtte hij dat een aantal
grote oliemaatschappijen de Nederlandse
sector achter zich zou laten.
Aantrekkende boormarkt
In 1995 verscheen er weer licht aan het
einde van de tunnel. IRO-voorzitter Kramer
meldde op de nieuwjaarsbijeenkomst dat
er in de sector weer sprake was van een
stijgende lijn. Dit baseerde hij onder
andere op het feit dat de inzet van
72
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
markten in het Verre Oosten en het
voormalige Oostblok. Dit zou moeten
gebeuren met steun van de overheid
middels exportprogramma’s en
exportfinanciering.
Het Tweesporen Beleid, neergelegd in
een Position Paper, werd in juli 1993
aan de minister van Economische Zaken
gepresenteerd. Hier bleef het niet bij.
In september richtte IRO samen met
NOGEPA en TNO de Olie & Gas Cluster
op. Deze kon een maand later al het
NOGEPA-rapport ‘Exploration
and Production of Marginal Fields in
the Netherlands and the Dutch
Continental Shelf’ aan de minister van
Economische Zaken overhandigen.
Ook vond een roadshow plaats langs de
belangrijkste ministeries en organisaties.
Verpakt in twee rapporten volgden nog
meer adviezen. Het eerste kreeg als titel
‘Investments in the Wadden Sea and in
marginal fields on the Dutch Continental
Shelf’ en het tweede werd een R&D
rapport getiteld ‘Primaplan’. Diverse
politieke partijen pikten IRO’s
tromgeroffel op. Dit leidde tot het stellen
van vragen in de Tweede Kamer en
ontlokte EZ-minister Andriessen zelfs de
uitspraak ‘De winning van gas uit nieuwe
marginale velden kan niet langer
uitgesteld worden’. Het IRO-bestuur
besloot in 1994 weer een studie te laten
uitvoeren naar het economisch belang
van de sector. Op deze manier kon het
kabinet van de juiste feiten en cijfers
worden voorzien en zou kunnen worden
aangetoond dat de olie- en gasindustrie
van essentieel belang is voor de
economie, de onderzoeks- en
ontwikkelingsinfrastructuur en het
Nederlandse exportpotentieel. Tussen de
bedrijven door verhuisde IRO op 1 maart
1993 van Delft naar Zoetermeer, waar het
een ruim kantoor aan de Engelandlaan
betrok. Ook werd dat jaar een nieuwe
huisstijl en logo geïntroduceerd.
Ondanks de inzakkende markt kende
1993 toch een aantal hoogtepunten.
Op 14 mei verrichtte Mammoet Transport
een hoogstandje met de load-out van
het 9.300 ton wegende Alba dek, dat in
opdracht van Chevron bij Grootint was
gebouwd. Bij Verolme Botlek vond
de ombouw plaats van twee grote
halfafzinkbare booreilanden tot tender
support vessels en van een zelfheffend
booreiland tot waterinjectieplant. IHC
Hydrohammer deed opnieuw van zich
spreken door op een recordwaterdiepte
van 840 meter met een S400 heihamer
vier templates in de bodem van de
Golf van Mexico te verankeren.
Het werk werd in het kader van het Auger
project van Shell uitgevoerd door het
kraanvaartuig Hermod van HeereMac,
een samenwerkingsverband van Heerema
Marine Contractors en McDermott.
NAM verleende Grootint een order voor
de fabricage van een compressieplatform
voor het Ameland Westgat project.
Tideway nam het zwareladingvaartuig
Super Servant 1 over van Wijsmuller
Transport en liet het vervolgens bij de
YVC werf in Bolnes ombouwen tot
valpijpschip. Wijsmuller Transport sloot
op haar beurt een contract af voor het
transport van vier supermodules ten
behoeve van het Canadese Hibernia
project. Twee van deze modules waren
toen nog in Zuid-Korea in aanbouw en
twee in Italië. De transporten naar
Newfoundland vonden in 1995 plaats.
Andere Nederlandse toeleveranciers,
waaronder Mokveld Valves, Orga en
Mammoet Transport, werden eveneens
bij dit project ingeschakeld.
Bijzonder was ook de ombouw bij
Schelde Offshore van de Seafox 1
van Workfox, zodat het hefeiland als
productiesupportplatform kon worden
ingezet bij het P9 Horizon
olieproductiecomplex van Unocal.
Heerema en Van Ommeren besloten
hun zwareladingrederijen Wijsmuller
Transport en Dock Express Shipping
samen te voegen tot één bedrijf met
de naam Heavy Transport Group, het
latere Dockwise. Een mijlpaal werd
bereikt toen in oktober de laatste twee
van de in totaal vijf productieplatformen
werd aangesloten op de 260 kilometer
lange NOGAT leiding.
Recessie zette door
De eerder ingezette recessie ging in 1994
onverminderd door. Talloze booreilanden,
supportschepen en andersoortige
offshorevaartuigen kwamen zonder
werk te zitten en diverse contractors
moesten hun deuren sluiten of werden
overgenomen. IRO ging onverminderd
door met het Tweesporen Beleid.
Dit had tot gevolg dat de overheid
voor het eerst in vele jaren haar
energiepolitiek aanpaste door aan
te kondigen dat zij het bij de 9e
concessieronde voor oliemaatschappijen
aantrekkelijker wilde maken om kleine of
marginale gasvelden te gaan ontwikkelen.
Daarnaast werden het Midden-Oosten,
het Verre Oosten, West-Afrika en de
Oost-Europese staten als speerpunten
bestempeld voor de komende
exportpromotiecampagne. Een mijlpaal
was het contract dat IRO met de
Europese Commissie sloot voor het
verlenen van diensten als een officiële en
75
ModuSpec feliciteert IROmet haar 40-jarig bestaan!
Making the drilling industry saferwww.moduspec.com
Educating the next generation of drilling expertswww.moduspecacademy.com
ModuSpec is a member of the Lloyd’s Register Group
74
40 jaar IRO | Felicitatie
NEAR MARKET, NEAR CUSTOMER
Keppel Verolme feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Van Mechelen feliciteert IRO met haar
40-jarig bestaan!
mad
e to m
easure
Van Mechelen Lifting Gear B.V.
P.O. Box 83NL-4600 AB Bergen op ZoomThe Netherlands
Phone +31 (0)164 682 550Fax +31 (0)164 686 677E-mail [email protected] www.vmliftinggear.com
SITNO marketing support
Digitaal ondertekend door SITNO marketing support DN: cn=SITNO marketing support, o, ou, [email protected], c=NL Datum: 2011.10.21 08:46:12 +02'00'
77
olie- en gassector. Ook werd door de
Europese Commissie weer een OPET
term, de derde, toegekend en speelde
IRO bij diverse Joint Industry R&D
projecten een coördinerende rol.
Naast een CRINE symposium
werd een seminar over offshore
veiligheids-trainingen georganiseerd.
Bureaudirecteur Ellen Lastdrager-van der
Woude nam in december 1996 afscheid
en drs. Robert Rosen Jacobson volgde
haar op 1 januari 1997 op.
In de sector zelf trok Clyde Petroleum
de aandacht met de gunning van een
bouworder voor drie lichtgewicht
productieplatformen aan Volker Stevin
Offshore en Hollandia. De platformen,
naar een ontwerp van KCI, waren
bestemd voor de ontwikkeling van drie
marginale gasvelden in de Nederlandse
P-blokken. Het ontwerp was dusdanig
dat ze elders zouden kunnen worden
hergebruikt wanneer de betrokken velden
waren uitgeput. NAM bracht met een
subsea-installatie haar eerste marginale
veld in het L13 blok in productie.
Rockwater huurde zowel de Smit Semi 1
als Smit Semi 2 voor een periode van
zeven jaar in. Ook SIF uit Roermond
ontving een paar opmerkelijke orders.
Eerst van Chevron en Conoco, die voor
de fundatie van het Brittannia
productieplatform in de Britse sector in
totaal twintig 123 meter lange en 560 ton
zware stalen fundatiepalen nodig
hadden. Kort daarop klopte ook British
Gas bij SIF aan voor de bouw van twaalf
80 meter lange en 300 ton wegende
fundatiepalen voor het Armada project.
De VOS Groep kocht accommodatieplatform
Transocean 4 aan en herdoopte het in
Seafox 4. Noble Drilling uit Houston nam
medio maart voor een bedrag van 560
miljoen gulden Neddrill over.
Smit Internationale verkocht Smit-Lloyd
aan Seacor Holdings uit de Verenigde
Staten. Stork Protech kreeg van NAM de
opdracht voor het ontwerp van één van
de grootste platformen ooit voor deze
maatschappij gebouwd. Het betrof een
gasproductiecomplex dat in het L9 blok
moest worden geïnstalleerd en dat werd
aangesloten op de NOGAT leiding.
De eerste werf die hiervan profiteerde
was HSM uit Schiedam. Zij mocht de jacket
voor het puttenplatform bouwen. Verder
bouwde Multimetaal in Den Helder in
opdracht van Allseas twee grote subsea
afsluiterstations. Verolme Botlek had haar
handen vol aan de conversie en reparatie
van een serie booreilanden van ENSCO.
Het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam
richtte een sloopwerf op, waar jackets en
topsides van de Gordon en Esmond
platformen van Hamilton Oil konden
worden gesloopt. Dockwise vervoerde de
eerste productie-SPAR van Finland naar
de Golf van Mexico en een TLP van
Taranto in Italië naar Corpus Cristi aan de
Golf van Mexico. Allseas was daar met de
Lorelay grensverleggend bezig met het
leggen van pijpen. Hiervoor moesten in
opdracht van Shell voor het Ram Powell
project leidingen in 981 diep water en
voor het Mensa project leidingen in 1.650
meter diep water worden gelegd. Tot slot
sloten Gasunie en Amoco een contract
om het uitgeputte Alkmaar gasveld te
gaan gebruiken voor gasopslag.
Stapje terug
Op de algemene ledenvergadering,
gehouden op 11 maart 1997, presenteerde
het IRO-bestuur een Strategisch Plan voor
de jaren 1998-1999. Een belangrijk
onderdeel hiervan was het stroomlijnen
van de interne organisatie en het
verbeteren van de dienstverlening richting
leden. Ook was er veel aandacht voor de
financiële situatie van de vereniging die
verbeterd moest worden. Voor het eerst in
zes jaar werd een voorstel tot
contributieverhoging aangenomen.
In juli publiceerde NOGEPA het nieuwe
trainingshandboek dat in samenwerking
met de trainingsinstituten tot stand was
gekomen. Dit resulteerde in de oprichting
van de IRO Safety and Training Group (ISTG).
Ook nieuw was de Stichting Nederland
Maritiem Land, die samen met de
overheid en industrie was opgezet als
nationale brancheorganisatie voor alle
maritieme belangenverenigingen in
Nederland. En het IRO-comité voor
Commerciële Zaken rondde een rapport af
voor de te volgen exportpromotiestrategie.
Hoewel het aantal orders voor
platformbouwers iets achter bleef
bij de verwachtingen, bruiste het
op deNoordzee van de activiteit.
76
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
booreilanden op de Noordzee vanaf
eind 1994 weer flink begon te stijgen.
Een ontwikkeling die gedurende het jaar
1995 zou doorzetten. In oktober waren
bijna alle booreilanden aan het werk.
Alleen al in de Nederlandse sector was
hun aantal gestegen tot negen. Het meest
actief waren Elf Petroland en NAM,
gevolgd door Occidental en Wintershall.
Een door NEA uitgevoerde studie wees
uit dat een verbetering van de
concurrentiepositie van de
toeleveranciers mogelijk was als zij hun
krachten zouden weten te bundelen
en nieuwe markten wilden betreden.
Dit laatste was vooral nodig omdat er
steeds minder werk op de thuismarkt
voorhanden was en de activiteiten in
de Noorse en Britse sector ook verder
afnamen. Een belangrijke trend op
de wereldmarkt werd kostenreductie.
IRO focuste zich om deze reden op
Cost Reduction In the New Era (CRINE),
waarvoor een workshop en een seminar
werden georganiseerd. Dit programma
ging zelfs deel uitmaken van het IRO
Action Plan 1996 en kreeg de
Nederlandse benaming ‘Kosten Reductie
Overeenkomst Nederland’ (KRONE).
Om meer inzicht te krijgen in de
technologieën die oliemaatschappijen in
de 21ste eeuw nodig dachten te hebben,
organiseerde IRO begin 1995 een
seminar over dit onderwerp.
Verder werden seminars gehouden
over het ontmantelen van platformen.
Ook werden meer activiteiten ontplooid
om de export te bevorderen.
Eind 1995 stopte het tweemaandelijkse
vakblad IRO-Focus on Holland.
Met Han Heilig van Uitgeverij Tridens,
die het vakblad Offshore Visie uitgaf,
werd overeengekomen dat het IRO
Bulletin in dit tweemaandelijkse vakblad
zou worden opgenomen. Anno 2011
is dit nog altijd zo.
Vlak voordat op 1 april 1995 de 9e
concessieronde van start ging,
waarschuwde secretaris-generaal Jean
Mathey van NOGEPA de Tweede Kamer
er voor dat deze ronde dreigde te
mislukken als de overheid geen passende
maatregelen nam. Mede omdat de
oliemaatschappijen het steeds minder
interessant vonden om op het
Nederlandse continentale plat activiteiten
te ontplooien. BP, Statoil, Mobil en
Pennzoil hadden het hier al voor gezien
gehouden en later in het jaar zou ook
Norsk Hydro vertrekken. Opmerkelijk was
dat het EZ ministerie kort daarop bekend
maakte dat oliemaatschappijen nieuwe
investeringen vrij mochten afschrijven.
In de sector zelf vond dat jaar ook weer
een aantal interessante gebeurtenissen
plaats. Stork Protech kreeg een turnkey
order van Shell Expro voor het ontwerp,
de materiaalinkoop, opbouw en installatie
van de procesfaciliteiten van de FPSO
Anasuria. Deze zou uiteindelijk door IHC
Caland’s dochter Single Buoy Moorings
(SBM) worden geleverd en was bestemd
voor de winning van olie uit de Britse
velden Teal, Teal South en Guillemot A.
BP gunde op haar beurt SBM de opdracht
voor het ontwerp en de bouw van een
FPSO voor de inzet in het Schiehallion
olieveld ten westen van de Shetland
Eilanden. Grootint ontving van het Dansk
Undergrunds Consortium (DUC) een
bouworder voor een 4.200 ton wegende
topsides voor het Harald West A platform.
Ook Amoco plaatste een bouwopdracht
bij Grootint voor een compressiemodule
voor het P15D platform. Heerema
Fabricage Groep kocht van THC de
offshoreconstructiewerf in Hartlepool.
Neddrill nam twee zelfheffende
booreilanden over van Smedvig uit
Stavanger en herdoopte deze in
Neddrill 9 en Neddrill 10.
Spliethoff’s Bevrachtingskantoor kreeg
de meerderheid in handen van Mammoet
Shipping en bestelde eind 1995 bij
Scheepswerf De Merwede drie nieuwe
zwareladingvaartuigen. NAM sloot met
AMEC Nederland een contract voor het
ontwerp van een subsea-installatie om
het marginale LF13-FH gasveld in
productie te brengen.
Marginale velden
“De intensieve lobby richting overheid
om de energiepolitiek zodanig aan te
passen dat het ook aantrekkelijk zou
worden om marginale velden te
ontwikkelen, heeft gewerkt,” verklaarde
IRO-voorzitter Kramer aan het begin van
1996. Een en ander had een positief
effect op de exploratie- en
exploitatieactiviteiten op het NCP.
IRO nam het initiatief om samen met
NAM te bekijken of toeleveranciers al in
een vroeg stadium bij de ontwikkeling
van marginale velden konden worden
betrokken. Verder werden twee
bijeenkomsten georganiseerd over
het ontmantelen van platformen.
De invoering van de Arbeidstijdenwet,
per 1 januari 1996, bleek problemen
te geven voor het twee weken
aaneengesloten werken offshore.
IRO vroeg met succes aan het ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de invoering van deze wet uit te stellen.
Op het gebied van R&D was IRO dat jaar
heel intensief betrokken bij Thermie type
B acties ten aanzien van de promotie van
energietechnieken in de upstream
79
TransCanada Pipelines. En na jaren in
de etalage te hebben gestaan, nam Clyde
Petroleum van Conoco de in de blokken
K18 en K 16 staande Kotter en Logger
platformen over.
Kritiek
In 1999 werden ten aanzien van het
Strategisch Plan de puntjes op de i gezet.
Gert-Jan Kramer meldde dat de financiële
herstructurering van IRO definitief was
afgerond en de werking van de interne
organisatie verder was geoptimaliseerd.
Nieuw was de introductie van Leden
Ontmoeten Leden (LOL) netwerk-
bijeenkomsten. Vanwege het succes v
an de eerste drie, werd besloten deze
voortaan om de twee maanden te gaan
houden. Heel bijzonder was het IRO
seminar, getiteld ‘De rol van de Staat in
de Nederlandse olie- en gasindustrie’.
Hier werd nogal wat kritiek op deze
rol geuit, omdat er onvoldoende
lastenverlichting werd toegepast om de
exploratieactiviteiten in de Nederlandse
sector te stimuleren. Dit in tegenstelling
tot Engeland en Noorwegen, waar dit wel
in voldoende mate gebeurde. Eén en
ander werd uitvoerig in de Nederlandse
media belicht. Uiteindelijk leidde dit in de
Tweede Kamer tot het stellen van vragen
aan EZ-minister Jorritsma. Zij beloofde
deze zaak te bekijken. Na enige tijd trof
de minister inderdaad enkele maatregelen.
De belangrijkste was het besluit dat EBN
namens de overheid nu ook zou gaan
deelnemen aan de exploratiefase en niet,
zoals tot dan alleen maar aan de
winningsfase. Dit plus de langzaam weer
oplopende olieprijzen op de wereldmarkt
leidde tot enig optimisme in de sector.
Minder was het bericht dat NAM naar
aanleiding van de lage olieprijzen had
besloten om, verdeeld over vijf jaar, 450
van de 2.500 arbeidsplaatsen te
schrappen. Tevens staakte NAM begin
1999 haar complete boorprogramma.
Tijdens een seminar, getiteld ‘How to sell
to the UK-market’, kwam naar voren dat
in Engeland door de operators en
contractors het First Point Assessment
Limited (FPAL) registratiesysteem was
opgezet. Dit was een database van
bedrijven die producten en diensten
leveren aan de olie- en gasindustrie.
Het systeem gaf de operators en
contractors een goed overzicht van de
geregistreerde toeleveranciers die op
basis van bepaalde criteria in de database
waren opgenomen. Met name Shell
Expro en AMEC gingen hierna contracten
sluiten met bedrijven die in het FPAL
systeem vermeld stonden.
Nieuws uit de sector in 1999 was onder
meer een nieuwe concept van Suction
Pile Technology (SPT) uit Woerden. Dit
betrof een zogeheten self-installing
platform voor het ontwikkelen van
marginale velden dat met zuigankers in
de zeebodem gefundeerd kon worden,
zonder dat hierbij grote kraanvaartuigen
nodig waren. Ook kon dit type platform
heel eenvoudig elders worden hergebruikt.
Smit Maritime Contractors verzorgde de
installatie van de Bluewater FPSO Bleo
Holm. Van der Giessen-de Noord leverde
het multifunctionele offshore-
supportvaartuig Toisa Polaris op.
Een zusterschip, de Toisa Perseus, was al
een jaar eerder door deze werf
opgeleverd. Bailey uit Nieuw-Lekkerland
trok de aandacht met de bouw van een
enorme boortoren, bestemd voor een
groot halfafzinkbaar booreiland dat in
Pescagoulo in de Verenigde Staten werd
afgebouwd. De boortoren werd in drie
delen als deklading door het
zwareladingvaartuig Fairlift van Jumbo
Navigation naar de Verenigde Staten
getransporteerd. De Happy River van
Mammoet Shipping bracht als deklading
twee accommodatiemodules met helidek
van Dartmouth in Nova Scotia naar
Teesside in Engeland.
Genius Vos en Dutch Northsea Services
(DNS) kregen van Clyde Petroleum de
opdracht om in IJmuiden een ingrijpende
renovatie uit te voeren van een oud
platform. Verolme Botlek werd de
reparatieopdracht gegund voor de tanks
van de Bluewater FPSO Uisge Gorm.
Deze waren in het Britse Fife veld zwaar
beschadigd geraakt. Na een verbouwing
op de Schelde werf in Vlissingen kregen
Tideway en Boskalis de beschikking over
het valpijpschip Seahorse en gingen dit
gezamenlijk exploiteren. Direct na de
oplevering vertrok de Seahorse naar
Noorse wateren om daar voor Statoil in
78
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
Met name op het gebied van exploratie.
Noorwegen spande de kroon met ruim
19 miljard gulden aan investeringen in
de olie- en gasindustrie. HAM Offshore
pikte hier een graantje van mee met
de opdracht voor het ingraven van de
NorFra gasexport-leiding. Deze ging
van het Noorse Draupner platform naar
Duinkerken lopen. HAM Offshore ontving
ook de opdracht om voor de oostkust
van Canada het Hibernia olieproductie-
platform te gaan ballasten met ruim
400.000 ton ijzererts.
De Noorse dochter van Boskalis,
Westminster Offshore, sloot een vijfjarig
raamcontract met Statoil om met het
valpijpschip Sandpiper bij verschillende
pijpleidingprojecten steen te gaan
storten. Het valpijpschip Rollingstone van
Tideway werd ingezet bij het storten van
steen op de Interconnector I leiding die
tussen het Belgische Zeebrugge en het
Engelse Bacton was aangelegd.
Smit Land & Marine leverde voor het
Brittannia project in de Britse sector
de twee langste pijpenbundels ooit op.
Elk met een lengte van 7,5 kilometer.
NAM gunde een bouworder voor het
L9 gasproductiecomplex aan Grootint en
Elf Petroland aan HSM voor het K6
puttenplatform. Genius Vos bouwde voor
NAM het allereerste Single Pile Platform
(SPP) dat in het N7 blok werd
geïnstalleerd. Mammoet Transport
leverde in het Schotse Inverness een
bijzondere prestatie met de load-out op
2.032 wielen van een 8.925 ton wegende
reuzenjacket. Tot slot werkte Gusto
Engineering aan een ontwerp van een
boorschip dat in waterdieptes van drie
kilometer nog boorwerk kon uitvoeren.
Orde op zaken
Op de algemene ledenvergadering van
1998 deelde Gert-Jan Kramer mede dat
de eerder gemelde doelstellingen uit het
Strategisch Plan 1998-1999 in het
afgelopen jaar bijna allemaal waren
gehaald. De financiële positie van de
vereniging was versterkt, de organisatie
gestroomlijnd en de personele bezetting
geoptimaliseerd. Kortom, alles stond
weer goed op de rails voor een goede
dienstverlening richting leden. Wat de
politieke agenda betrof, hield IRO de
vinger aan de pols met betrekking tot
de opzet van de nieuwe Mijnbouwwet.
Deze moest alle bestaande regels en
voorschriften gaan vervangen. Ook
werden op de vergadering de resultaten
bekend gemaakt van het onderzoek naar
het economisch belang van de
toeleverende sector. De sector
genereerde een omzet van 10 miljard
gulden en bood werk aan 36.000 mensen.
Verder werd een rapport gepubliceerd
met 22 mogelijke technologieën voor
het uitvoeren van R&D projecten,
alsmede een drietal landenrapporten
over Latijns-Amerika, Midden-Oosten/
Noord-Afrika en West-Afrika.
In de sector begonnen zich weer donkere
wolken samen te pakken. De boormarkt
zakte langzaam in en de olieprijs daalde
tot 10 dollar per vat. Gevolg: investeringen
van de oliemaatschappijen namen weer
af. Ondanks deze neergaande spiraal
bleven de Nederlandse toeleveranciers
toch bijzondere projecten uitvoeren.
Er werden diverse bouworders voor
platformen geplaatst. HSM kreeg van Elf
Petroland een bouwopdracht voor een
gasproductieplatform voor het L4 blok.
Grootint ging voor Wintershall aan de
slag met de bouw van het D15
gasproductieplatform. Shell Expro sloot
vervolgens een contract met Grootint
voor de bouw van een grote olieopslagtank
voor het Kittiwake olieproductieplatform.
De Heerema werven in Vlissingen en
het Noorse Tonsberg zetten hun
schouders onder de bouw van het
Noorse Heimdal riserplatform.
Hierbij werd in Vlissingen de jacket en
in Tonsberg de topsides gebouwd.
De installatie van deze platformdelen
offshore kwam voor rekening van
Heerema Marine Contractors. Grootint en
de Heerema werf in Vlissingen werden
verder belast met de bouw van het A6-B4
gasproductieplatform van Wintershall.
Multimetaal startte met de bouw van
drie super offshore-kranen voor Kenz.
Deze waren bedoeld voor het werken in
diep water vanaf offshore supportschepen.
Bayards Aluminium Constructies
ontwikkelde een nieuw type helikopterdek.
Hiervan werden er twee gebouwd voor
offshore supportvaartuigen die op dat
moment bij Van der Giessen-de Noord in
aanbouw waren. Eén voor het D15-Fa
platform van Wintershall en twee voor
het Canadese Sable project. Smit begaf
zich met twee aangepaste LASH carriers
in de zwareladingsector. Deze vaartuigen
werden Smit Pioneer en Smit Enterprise
gedoopt. Mammoet Shipping besloot
haar vloot met vier T-klasse zwarelading-
vaartuigen uit te breiden. Na de opheffing
van het samenwerkingsverband HeereMac
nam HMC het grote halfafzinkbare
kraanvaartuig DB 102 over van
McDermott en herdoopte dit in Thialf.
Allseas Marine Contractors legde dat jaar
met de Lorelay de 120 kilometer lange
gasleiding tussen het Duitse
productieplatform A6-B4 naar het
Nederlandse F3 platform. En met de
Solitaire werd na de Europipe II een
aantal leidingen in Filippijnse wateren
gelegd voor het Malampaya project van
Shell. Occidental Netherlands verkocht de
in 1994 van Placid International Oil
overgenomen Nederlandse belangen
voor een half miljard gulden aan
81
Iv-Oil & Gas
Wij feliciteren IRO met haar robijnen jubileum
Ingenieursbureau met Passie voor Techniekwww.iv-oil-gas.nl www.nevesbu.com
Wij feliciteren IRO met haar Wij feliciteren IRO met haar Wij feliciteren IRO met haar robijnen jubileumrobijnen jubileumrobijnen jubileumWij feliciteren IRO met haar
80
40 jaar IRO | Felicitatie
Oceanwide OffshoreServices B.V. feliciteertde IRO met haar 40 jarig jubileum.
Luchthavenweg 6A1786 PP Den HelderTel: +31(0)223-671720Fax: +31(0)223-520505Email: [email protected]: www.oceanwidecrew.com
Oceanwide Offshore Services is part of the Humares Group.
OCEANWIDE OFFSHORE SERVICES
G L O B A L M A R I T I M E E M P L O Y M E N T
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan
SBM Schiedam
www.sbmschiedam.com
83
Logistics Centre. Op het nabijgelegen
Den Helder Airport passeerden jaarlijks
100.000 offshore-werkers de balies.
En in IJmuiden ging men van start met
de aanleg van de Derde Haven, die direct
vanuit open zee bereikbaar zou worden.
30-jarig jubileum
Het jaar 2001 stond voor IRO in het
teken van het 30-jarig bestaan en in de
langverwachte opleving van de upstream
olie- en gassector. Interim manager Hans
de Boer werd per 1 februari 2001 officieel
benoemd tot directeur. En ondanks de
terreuraanslagen op 11 september in
New York bleven de olieprijzen vrij
stabiel en op een redelijk niveau.
De toeleveranciers profiteerden van de
wereldwijd toenemende activiteiten van
de oliemaatschappijen. Het IRO-bestuur
keurde begin 2001 het eerder
gepresenteerde Strategische Plan
2001-2002 goed en ging meteen met
de implementatie ervan van start.
Hoge prioriteit werd gegeven aan de
communicatie met de individuele leden.
De IRO Well Services Group (IWSG)
werd opgezet. Het 30-jarig jubileum
werd gevierd met het seminar getiteld
‘The future role of the oil and gas industry
in world energy’.
De technologische samenwerking met de
zusterorganisatie in het buitenland werd
middels EUROGIF verder geïntensiveerd.
Het secretariaat van deze zusterorganisatie
kwam ook bij IRO in Zoetermeer terecht.
Anne Visser werd benoemd tot secretaris-
generaal van EUROGIF. Het Thematic
Network keurde diverse innovatieve
technische projectplannen goed. In mei
werd een seminar gehouden over zaken
doen met Kazakstan en in juni volgde
een handelsmissie naar dit Oost-
Europese land. In oktober werd
deelgenomen aan de International Oil
and Gas Exhibition (KIOGE) in Almaty.
Nadat eerder al de commissies voor
Commerciële Zaken en voor Financiële
Zaken waren samengegaan, werden
in het jubileumjaar de commissies voor
Juridische Zaken en voor Technische
Zaken en HSE samengevoegd tot de
commissie voor Techniek en Regelgeving.
Hoogtepunten in 2001 waren in Azië de
record load-out van een 16.000 ton
wegende dekmodule door Van Heck,
uitgevoerd met een centraal aangestuurd
ballastsysteem. Verder was Van Heck
verantwoordelijk voor het installatiewerk
offshore via de float-over methode.
Ingenieursbureau Sea of Solutions trok
de aandacht met het ontwerp van een
nieuw multifunctioneel vaartuig van het
type SOC 600. Hiermee kon zowel
constructie-, installatie- als pijpenlegwerk
worden uitgevoerd. Maersk Contractors
koos voor de bouw van een nieuw groot
zelfheffend booreiland voor het CJ70 type
van MSC, terwijl IHC Caland diverse
contracten sloot voor de inzet van FPSO’s.
Dockwise was regelmatig in het nieuws
met onder andere het spectaculaire
transport van de 41.106 ton wegende
semi Petrobras 40 van Singapore naar Rio
de Janeiro. De Mighty Servant 3 vervoerde
voor Shell de 14.500 ton wegende Brutus
TLP romp van Zuid-Korea naar Corpus
Cristi. En met de Mighty Servant 1 werd
dat jaar ook nog de topsides van het
Hanze F2A platform van Veba Oil van
Zuid-Korea naar Nederland overgebracht.
De Damen Groep meldde dat Jumbo
Navigation een order had geplaatst
voor de bouw van twee superheavylifters
van het J1600 type, uitgerust met twee
800-tons kranen van Huisman-Itrec.
Bodewes Winches bouwde twee
complete ankersystemen, elk bestaande
uit acht lieren, voor twee in Singapore
in aanbouw zijnde semisubs.
Ook de Nederlandse platformbouwers,
die een aantal minder goede jaren achter
de rug hadden, kregen in 2001 weer
enkele orders toebedeeld. Mercon boekte
een opdracht voor de bouw van een
gascompressieplatform voor het K5 blok
van TotalFinaElf. De Heerema werf in
Vlissingen begon in opdracht van Gaz
de France aan de bouw van twee
puttenplatformen voor de blokken K12
en G17 en aan een compressiemodule
van K9AB-A. BP liet bij Heerema Tonsberg
in Noorwegen een puttenplatform
bouwen voor het Valhall project.
Verolme Botlek kreeg van Heerema
Marine Contractors de order voor de zeer
uitgebreide conversie van de Balder in
een diepwaterconstructievaartuig.
Een order met een waarde van zo’n 400
miljoen gulden. SAS Gouda ging voor de
Balder een compleet pijpenbehandelings-
systeem en een multi-jointing systeem
82
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
600 meter diep water steenstortwerk te
gaan uitvoeren. SAS Gouda ging samen
met Bodewes Winches het ontwerp en
de bouw verzorgen van een compleet
flexibel systeem om pijpen en umbilicals
te leggen in Braziliaanse wateren.
Het zwareladingvaartuig Smit Pioneer
ging voor Coflexip Stena Offshore als
installatievaartuig in het Angolese Kuito
veld aan de slag. Smit Transport & Heavy
Lift verwierf een contract om met behulp
van de Taklift 4 op de Aker Stord werf
modules op het Snorrre B productievaartuig
te installeren. Tot slot leverde de Mighty
Servant 3 de 18.000 ton wegende romp
van het Asgard B platform in Stavanger af.
Deze romp was in Zuid-Korea gebouwd.
In totaal werden negen transportreizen
uitgevoerd met voor het Asgard project
benodigde materieel.
Toename vertrouwen
Het jaar 2000 kenmerkte zich door een
langzame stijging van de wereldolieprijzen.
Desalniettemin nam het vertrouwen in
de toekomst toe en stonden voor de
komende jaren weer nieuwe ontwikkelingen
te gebeuren. NAM besloot in ieder geval
haar boorprogramma op het NCP weer
op te pakken. Bij IRO liep alles weer op
rolletjes. Deelnames aan handelsmissies,
buitenlandse beurzen en seminars gingen
onverminderd door, evenals het reguliere
overleg met het ministerie van EZ, NOGEPA
en Staatstoezicht op de Mijnen. Bijzonder
was de deelname aan twee workshops in
Tyumen in Siberië. Het meewerken aan
diverse Europese R&D programma’s werd
geïntensiveerd, evenals de samenwerking
met zusterorganisaties middels EUROGIF.
Verder werd het Strategisch Plan 2001-
2002 aan de leden gepresenteerd.
Op het personele vlak volgde ir. Hans de
Boer als interim manager drs. Robert
Rosen Jacobson op. Ruud Liem trad in
dienst als manager ondersteuning export
& studies innovatieve technologieën.
De LOL-bijeenkomsten werden wegens
groot succes voortgezet.
Opmerkelijke gebeurtenissen onder de
toeleveranciers waren er ook dit jaar
weer voldoende. Mammoet Transport
vestigde een nieuw record met de
load-out van het bijna 12.000 ton
wegende Shearwater dek van Shell Expro.
Hiervoor werden zelfaangedreven
platformtrailers met in totaal 1.704
wielen ingezet. Smit Maritime Contractors
verrichtte de tow-out en installatie van
een GBS in het F2a veld. Deze vormde
de basisconstructie voor een
olieproductieplatform van Veba Oil.
SAS Gouda ontving een order van China
National Offshore Oil Company voor
het ontwerp en de bouw van een
pijpenbehandelingssysteem. Nadat HAM
beginjaren negentig met Volker Stevin
Baggeren was gefuseerd, kreeg nu ook
de fusie van HAM en Boskalis zijn beslag.
Nedlloyd verkocht Mammoet Transport
aan concurrent Van Seumeren. Tideway
verwierf een grote order van Shell voor
het storten van steen ten behoeve van
het Malampaya project in Filippijnse
wateren. En Ballast Nedam Baggeren
ging voor de kust van Iran een sleuf
graven voor twee gasleidingen.
Bailey bouwde een dubbeluitgevoerde
boortoren voor een boorschip dat voor
Saipem in Zuid-Korea in aanbouw was.
Verolme Botlek trok de aandacht door
in dok 7 gelijktijdig drie zelfheffende
booreilanden droog te zetten voor
onderhoud en reparatie. TotalFinaElf sloot
met Heerema Marine Contractors een
contract voor het ontmantelen van het
Noorse Frøy platform plus een aantal
templates in het Frigg veld. Heerema
Fabricage Groep en ingenieursbureau
ABB kregen van ExxonMobil de opdracht
voor het ontwerp en de bouw van het
grote Ringhorne platform. De jacket zou
op de werf in Vlissingen worden
gebouwd, de boormodule bij Grootint in
Zwijndrecht, het dek bij de Heerema werf
in Tonsberg, terwijl het installatiecontract
naar Heerema Marine Contractors ging.
BP selecteerde HMC voor het uitvoeren
van een serie diepwater installatieprojecten
in de Golf van Mexico. Een contract
met een waarde van 1 miljard gulden.
HMC zou dit werk in 2002 gaan uitvoeren
met de kraanvaartuigen Balder en Thialf.
Hiervoor moest de Balder eerst worden
omgebouwd tot een diepwaterconstructie-
vaartuig. Huisman-Itrec ontwierp en
bouwde de eerste Multi Purpose Tower
(MPT) en verkocht deze vervolgens door
aan CalDive uit Houston. Gaz De France
nam de Nederlandse belangen over van
TransCanada PipeLines, waaronder ook
Noordgastransport (NGT). In Den Helder
hadden zich inmiddels meer dan 100
toeleverende offshorebedrijven gevestigd.
De zeehaven ontwikkelde zich meer en
meer tot een echt Offshore Service &
85
Op Den Helder Airport werd de eerste
paal geslagen voor een nieuw stations-
gebouw. Tot slot nam PetroCanada dat
jaar Veba Oil over en Wintershall deed
dit met Clyde Petroleum.
Nieuwe wetgeving
Op 1 januari 2003 werd de nieuwe
Mijnbouwwet van kracht. IRO
organiseerde vervolgens diverse
bijeenkomsten voor haar leden om hen
hierover nader te informeren. Ondanks
de politieke instabiliteit in het Midden-
Oosten bleven de olieprijzen redelijk
stabiel. En de in Nederland heersende
recessie ten spijt deed de olie- en
gassector het dat jaar redelijk goed.
Wel namen de activiteiten in het
Nederlandse deel van de Noordzee
verder af. NAM kondigde aan nog eens
150 banen te moeten schrappen.
NAM en Shell richtten onder de naam
ONEgas een nieuw samenwerkingsverband
op, waarin alle activiteiten in het Britse
en Nederlandse zuidelijke deel van de
Noordzee werden ondergebracht.
Duidelijk was wel dat de Nederlandse
toeleveranciers het steeds meer van de
export moesten hebben. In maart hield
IRO al het eerste seminar over de
ontwikkelingen rond het Russische
schiereiland Sachalin en verscheen er
een marktrapport over zaken doen in
de voormalige Sovjet-Unie. In de zomer
introduceerde NOGEPA het Mutual
Indemnity Agreement die het over
en weer claimen bij projecten tussen
de operators en contractors en hun
toeleveranciers moest tegengaan.
Niet alle IRO-leden waren blij met
deze overeenkomst. Zij vonden hem te
eenzijdig. Reden voor IRO om hierover
met NOGEPA in gesprek te gaan.
IRO besloot om voortaan de deelnames
aan buitenlandse beurzen volledig zelf
te gaan organiseren en werd verder
benoemd tot officieel vertegenwoordiger
van First Point Assessment Limited (FPAL)
in Nederland. Een schot in de roos
vormde de opzet van de tweedaagse
cursus ‘Olie en Gas vanaf de Bron’.
Onder het motto ‘weet waar je werkt’
kregen werknemers van bedrijven
werkzaam in de olie- en gasindustrie
on- en offshore inzicht hoe de sector
in elkaar zat. De cursus mocht zich
verheugen in een warme belangstelling
en was iedere keer helemaal volgeboekt.
In de sector stond Boskalis in 2003 in
de belangstelling met de opdracht uit
Kazakstan voor de aanleg van een
kunstmatig eiland in de Kaspische Zee.
Hierop moest een olieproductie-installatie
worden gebouwd. Samen met DEME
baggerde Boskalis offshore Newfoundland
in 120 meter diep water twee zogeheten
glory holes. Dit zijn gaten in de zeebodem
waarin putafsluiters worden gesitueerd,
zodat deze niet door passerende ijsbergen
beschadigd raken. Deze opdracht maakte
deel uit van het White Rose ontwikkelings-
project van Husky Oil. Ander nieuws uit
de baggersector was dat Ballast Ham
Dredging fuseerde met Van Oord ACZ.
Samen gingen zij verder onder de naam
Van Oord.Heerema Marine Contractors
kwam in het nieuws door met de Thialf
een groot installatieproject voor Norsk
Hydro in het Noorse Grane veld uit te
voeren. Het kraanschip installeerde een
17.500 ton wegende jacket, een 11.000
ton wegende productiemodule en een
accommodatie/powermodule met een
gewicht van 5.500 ton. Heerema
Fabricage Groep kreeg een order voor de
bouw van een 2.000 ton wegend jacket
voor het Sable veld offshore Nova Scotia.
En HBG Steel Structures van Clyde
Petroleum een bouwopdracht voor een
onbemand gasproductieplatform voor het
Q4C blok. Bailey fabriceerde een aardbeving-
bestendige boortoren voor een platform
dat bij Sachalin werd geïnstalleerd.
Tevens leverde het bedrijf een boortoren
voor de Noble George Sauvageau. Later
dat jaar volgde aflevering van de grootste
boortoren ter wereld. De toren had een
lengte van 110 meter en was bestemd
voor het Japanse boorschip Chikyu.
Bayards Aluminium Constructies bouwde
voor het Kristin project van Statoil
aluminium trappentorens, een deel van
de accommodatie en een helikopterdek.
Dockwise kondigde aan de Blue Marlin
bij Hyundai te laten ombouwen tot het
grootste zwareladingvaartuig ter wereld.
Hiermee konden gewichten tot 73.000
ton worden vervoerd. AJS, het
samenwerkingsverband van AMEC,
Jacobs Nederland en Stork Industry
Services, sloot met NAM/Shell Expro
een contract voor geïntegreerde
dienstverlening in het zuidelijke deel van
84
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
ontwerpen en bouwen. En Huisman-Itrec
een speciale 120 meter hoge installatie
voor het leggen van pijpen in waterdieptes
tot ruim 2.000 meter via de J-lay
methode. Gusto Engineering ging de
hefsystemen leveren voor het eerste
windturbine-installatievaartuig ter wereld
dat Mayflower Energy uit Engeland liet
bouwen. Allseas verwierf verder de
opdracht voor het leggen van de
Interconnector II, een gasleiding met
een lengte van 200 kilometer tussen
Ierland en Schotland. Fugro ging op
het overnamepad met Jason Information
Services uit Rotterdam en Osiris uit
Heemstede. Tot slot nam Peterson alle
activiteiten over van Supplylink Nederland.
Beide bedrijven gingen samen verder als
PetersonSupplylink.
Windenergie
Al vroeg in het jaar 2002 diende E.On
Benelux Services een projectvoorstel in
bij het ministerie van Economische Zaken
voor de inrichting en exploitatie van een
Near Shore Windpark op 10 kilometer uit
de kust bij Egmond. Op verzoek van de
leden organiseerde IRO later dat jaar een
seminar over offshore windenergie. Hier
werd ook gepeild of het nuttig zou zijn
om een IRO Offshore Wind Energy Group
(IOWG) op te richten. Gezien de positieve
reacties werd dit laatste kort daarop
gerealiseerd. Dit jaar kwam alweer de
22-ste editie van de Netherlands Offshore
Catalogue uit. Op de algemene
ledenvergadering hield Shell-directeur
Walter van de Vijver een voordracht over
de visie van Shell op de ontwikkeling van
de wereldwijde exploratie- en
productieactiviteiten en over de
toekomstplannen van Shell op E&P
gebied. Samen met de EVD organiseerde
IRO ook een handelsmissie naar Schotland.
Donkere wolken pakten zich samen toen
het Kabinet Balkenende voorstelde de
fiscale mogelijkheden voor willekeurige
afschrijving van investeringen op het
Nederlandse continentale plat af te
schaffen. Ondanks een sterke lobby van
NOGEPA en IRO werd dit voorstel tijdens
de begrotingsbehandelingen in de
Tweede Kamer aangenomen en werd per
1 januari 2003 van kracht. Volgens de
lobbyisten zou hierdoor een groot aantal
investeringen op het Nederlandse plat
niet meer worden uitgevoerd en de
kleine velden niet meer tot ontwikkeling
worden gebracht. Ook zou de overheid 2
miljard euro aan aardgasbaten mislopen
en zouden er 4.000 arbeidsplaatsen
verloren gaan. Eerder had de Tweede
Kamer al een motie aangenomen om
gaswinning in het Waddengebied te gaan
verbieden. Het kabinet besloot dit echter
eerst nader te laten onderzoeken.
Huisman-Itrec kreeg veel positieve
publiciteit na de oplevering van het
multifunctionele offshore supportvaartuig
Deep Blue van Coflexip Stena Offshore.
Het bedrijf uit Schiedam had aan boord
van het schip drie pijpenlegsystemen
geïnstalleerd. Een flexibel legsysteem,
een J-lay systeem en een oprolsysteem.
Allseas Marine Contractors liet bij
Verolme Botlek de ponton Tog Mor
ombouwen, zodat deze kon worden
ingezet voor het leggen van pijpen in
ondiep water. Interconnector II was het
eerste project waarbij de Tog Mor werd
ingezet. Allseas kreeg ook opdrachten
voor het leggen van pijpleidingen voor
het Noorse Kritebjorn project en voor het
Clair project dat ten westen van de
Shetland Eilanden werd uitgevoerd. IHC
Caland’s dochter Single Buoy Moorings
(SBM) en Gusto Engineering bleken een
ijzersterke combinatie in het ontwerpen,
bouwen en verhuren van FPSO’s. Van
Oord ACZ ging samen met Bluewater een
brandstof overslaginstallatie bouwen en
voor de kust van de Verenigde Arabische
Emiraten installeren. Tevens werd Van
Oord ACZ ingeschakeld voor het
aanlanden bij het Schotse St. Fergus van
de gasleiding voor het Goldeneye project
van Shell Expro. Verolme Botlek kreeg van
Van Oord ACZ de opdracht om de
bulkcarrier Kvitnes om te bouwen tot ’s
werelds grootste valpijpschip. Kort daarop
werd bekend dat Keppel FELS uit
Singapore Verolme Botlek had
overgenomen. De naam van de werf
werd later gewijzigd in Keppel Verolme.
De CKT Groep boekte een order voor de
bouw van 21 woonmodules voor de
Bonga FPSO van Shell. En Suction Pile
Technology (SPT) installeerde in het
Calder veld in de Ierse Zee een
gasproductieplatform van het type
SIP II. Dit was een zelf installerend
platform gefundeerd op vier zuigpalen.
Michiel Wijsmuller ging in oktober van
start met WorldWise Marine, dat hij
opsplitste in WorldWise Engineering
en WorldWise Brokers.
87
t +31(0)348 435260, f +31(0)348 435261, [email protected], www.sptoffshore.com
Suction Pile Technology bv is an offshore contractor specialised in suction pile applications.
1 Upending and installation of legs 4 Leg lowering & suction operation
2 Tow to field 5 Deck lifting
3 Mooring & positioning 6 Barge removed
SIP2 Platform Centrica F3-FA
SPT-068 adv offshore holland 1/2 A4deff.indd 1 08-04-11 13:06
SPT Offshore feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Delivering the differencewww.seatrucksgroup.com
Ad IRO 40 jarig jubileum.indd 1 10/31/11 10:41 AM86
40 jaar IRO | Felicitatie
Bosch Rexroth feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Bosch Rexroth BV, Kruisbroeksestraat 1, 5281 RV Boxtel, The Netherlandswww.boschrexroth.com/offshore
89
Dockwise meldde dat de pas verbouwde
Blue Marlin een wereldrecord had
gevestigd met het transport van Zuid-
Korea naar de Golf van Mexico van het
60.000 ton wegende Thunder Horse
platform. Mammoet Transport vestigde
eveneens een wereldrecord op de Amec
werf aan de Tyne. Op 1.880 wielen van
zelfaangedreven computergestuurde
platformtrailers werd het 11.924 ton
wegende Clair dek verplaatst van de
constructielocatie op een zeegaande
ponton. In de Golf van Mexico verrichtten
de Balder en de Thialf van Heerema
Marine Contractors voor diverse projecten
van BP installatiewerk in diep water.
NAM reageerde positief toen de
Commissie Meijer op 1 april het rapport
‘Ruimte voor de Wadden’ presenteerde.
Hierin werd geconcludeerd dat
gaswinning in de Waddenzee, mits aan
bepaalde voorwaarden werd voldaan,
haalbaar was. De maatschappij liet verder
weten de herontwikkeling van het
Schoonebeek olieveld te overwegen.
Goede tijden
De opleving die zich een jaar eerder in de
sector had aangediend, zette zich in 2005
onverminderd door. Het meeste werk
voor de Nederlandse toeleveranciers
kwam van buiten West-Europa en dan in
het bijzonder vanuit de Golf van Mexico,
het Midden-Oosten, West-Afrika,
Centraal-Azië en het Verre Oosten. IRO
breidde in april het aantal werkgroepen
uit met de IRO Gas Groep (IGG). Tevens
werd een seminar, getiteld ‘Gas, energy
for the future’, gehouden met veel
informatie over gastechnologische
ontwikkelingen. Interessant was ook het
International Eureka Matchmaking Event
dat samen met SenterNovem werd
georganiseerd. Veel waardering was er
voor de IRO Familiedag die in Toverland
bij Sevenum werd gehouden. Na
afronding van de R&D projecten en het
uitblijven van nieuwe EU-fondsen voor
nieuwe projecten besloot IRO het
lidmaatschap van EUROGIF op te zeggen.
Nieuw was de samenwerking met het
Rotterdamse mediabedrijf Navingo,
waarmee een website werd opgezet met
vacatures voor personeel in de olie- en
gasindustrie. Voor de cursus ‘Olie en Gas
vanaf de Bron’ bleef de belangstelling
ongekend groot. In totaal werd deze
cursus zeven keer gehouden, waarvan
één keer in het Engels.
Nieuws uit de sector betrof de overname
van BAM Steel Structures uit Schiedam
door de RijnDijk Groep. Het bedrijf ging
verder als HSM Steel Structures. Verder
verwierf Peterson Offshore Group een
aanzienlijk belang in SBS Logistics uit
Aberdeen. Ballast Nedam en Vestas
kondigden aan samen voor de kust van
Egmond in opdracht van Shell en Nuon
een windturbinepark te gaan aanleggen.
Keppel Verolme haalde een order binnen
van Perenco UK voor de bouw van een
Mobile Offshore Application Barge
(MOAB), bedoeld om als onbemand
compressorplatform in het Britse
Trent veld te worden geïnstalleerd.
Keppel FELS ging voor Maersk Contractors
in Singapore, naar het CJ50 ontwerp van
MSC, vier zelfheffende booreilanden
bouwen. Allseas Marine Contractors
bracht de Calamity Jane in de vaart, die
samen met de Digging Donald werd
ingezet voor het ingraven van pijpleidingen.
Fugro besloot eind 2005 tot een groot
vlootvernieuwings- en uitbreidings-
programma voor seismische- en
surveyvaartuigen.
IHC Merwede startte met de bouw van
een serie multifunctionele offshore
supportvaartuigen voor Subsea 7. Smit
Internationale wist in de Golf van Mexico
het Thunder Horse platform te
stabiliseren toen dit ten gevolge van
de orkaan Dennis dreigde te kapseizen.
Genius Vos leverde dat jaar aan NAM
en Shell de twee monotowerplatformen
op die in het Nederlandse K17 blok en
in het Britse Cutter veld moesten worden
geïnstalleerd. HSM Steel Structures
leverde aan Gaz de France de
gasproductieplatformen K2b-A en
G17d-PAP op. Tot slot nam Hertel het
bedrijf CKT Projects over en Chevron
deed hetzelfde met Unocal.
Prijsuitreiking
Net als 2005 was ook 2006 een goed
jaar, met verder toenemende activiteiten
op het NCP. Het 35-jarig bestaan van IRO
werd gevierd met een seminar op de
Cruise Terminal in Rotterdam. Malcolm
Brinded, directeur van Shell Expro (UK),
was één van de sprekers. Tevens werd
voor de eerste keer de IRO Award of
Excellence uitgereikt.
88
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
de Britse en Nederlandse sector van de
Noordzee. Het uit te voeren werk, met
een looptijd van zeven jaar, betrof
management, engineering, onderhoud
en operationele ondersteuning. Hiermee
was een bedrag van 700 miljoen euro
gemoeid. Besloten werd om vanaf het
Deense Tyra veld een 100 kilometer lange
gasexportleiding aan te leggen naar de
Nederlandse NOGAT leiding. Gastransport
Services (GTS) en het Belgische Fluxys
kondigden aan een 235 kilometer lange
gasexportleiding aan te leggen tussen
Bacton in Engeland en de Balgzandpolder
bij Den Helder. Deze werd de BBL leiding
genoemd. Tot slot meldde NAM dat zij
nog een aantal Noordzeebelangen in de
Nederlandse sector wilde overdoen aan
Gaz de France.
Opleving sector
Door de stijgende olieprijzen trokken in
de zomer van 2004 de offshoreactiviteiten
aan en durfden oliemaatschappijen weer
te investeren. Ook in de Nederlandse
sector werd het drukker. Steeds meer
kleine oliemaatschappijen gingen er aan
de slag, zoals ATP Oil& Gas in het L6 blok,
CH4 Nederland in het Markham J6A veld
en Vermilion Oil & Gas Netherlands in
het Zuidwal veld. In oktober 2004
stuurde de minister van EZ een brief naar
het parlement met daarin een aantal
voorstellen om de productie van aardgas
te stimuleren. Dit werd in de sector
positief ontvangen en IRO startte het
overleg met het ministerie over de
manier waarop deze plannen vorm
konden worden gegeven. De twee IRO
Export Groups werden samengevoegd
tot één groep, terwijl de IRO Wind
Energie Group participeerde in We@Sea,
dat innovatieve projecten in de offshore
windenergiesector uitvoerde.
E-Connection kondigde aan van start te
willen gaan met de bouw van het Q7-WP
offshore windpark op 25 kilometer uit de
kust van IJmuiden. Hiervoor moest de
nieuwe Derde Haven als uitvalsbasis gaan
dienen. Genius Vos kreeg van NAM/Shell
opdracht een eenpotig productieplatform
ofwel een Trident monopile te ontwerpen
en te bouwen. Mercon leverde de eerste
twee boormodules op voor het Azeri
project dat door operator BP namens het
AIOC consortium in de Kaspische Zee
werd uitgevoerd. De boormodules
moesten elk in zes delen naar Kazakstan
worden vervoerd. Mercon zou later van
BP nog een vervolgorder krijgen. BAM
Steel Structures boekte een bouworder
voor een compressormodule voor het
K8-FA-1 platform van de NAM. Smit
Transport & Heavy Lift completeerde de
installatie van 24 topsides/proces-
modules op de FPSO’s P-43 (Barracuda)
en P-48 (Caratinga) in de Braziliaanse
havenplaatsen Niteroi en Angra dos Reis.
Bij de uitvoering van het Noorse Ormen
Lange project werden ook diverse
Nederlandse bedrijven betrokken.
Zo kreeg Van Oord opdracht een deel
van het pijpleidingtraject te egaliseren.
Allseas Marine Contractors ging met Stolt
Offshore de pijpleidingen leggen, terwijl
Heerema Marine Contractors de
templates op de 840 meter diepe
zeebodem mocht installeren.
Svitzer Wijsmuller verkocht de eerder
overgenomen Helderse offshore rederij
Seaworx aan Vroon. Deze voegde de
nieuwe aanwinst samen met dochter
Telco Marine uit Den Helder, waardoor
een vloot ontstond van twintig
vaartuigen. Kort daarop zou Vroon
de samengevoegde rederijen onder de
vlag van Vroon Offshore Services vanuit
Den Helder voortzetten en werd een
uitgebreid nieuwbouwprogramma
opgestart. Fabricom Oil & Gas
demonstreerde het prototype van
het Offshore Access System, een
deininggecompenseerde telescopische
valreep waarmee offshorewerkers veilig
van een bewegend schip op een vast
platform konden overstappen. Keppel
Verolme kreeg een order voor de
conversie van de dp pijpenlegger
Solitaire van Allseas Marine Contractors.
91
naam Audacia kreeg. Gelijktijdig werd op
deze werf de FPSO Sevan Hummingbird
afgebouwd. Van Oord gaf de Chinese
Yantai Raffles werf opdracht het grootste
valpijpschip ter wereld te bouwen.
IHC Holland Merwede droeg de
multifunctionele offshore support-
vaartuigen Seven Oceans en Sevan Seas
over aan Subsea 7. Beide waren door
Huisman-Itrec voorzien van innovatieve
pijpenlegapparatuur. En in Singapore
vond de oplevering plaats van het naar
een ontwerp van Sea of Solutions
gebouwde kraanschip annex pijpenlegger
Sapura 3000. Dit vaartuig was uitgerust
met een Huiman-Itrec kraan met een
hefcapaciteit van 2.700 ton. Kort daarop
zou Sea of Solutions onderdeel worden
van de Ulstein Group en als Ulstein Sea
of Solutions verder gaan.
Shell en Frontier Drilling richtten een
samenwerkingsverband op voor de bouw
van twee geavanceerde en compacte
diepwaterboorschepen, die de namen
Bully I en II kregen. Deze waren gebouwd
naar een gezamenlijk ontwerp van MSC
en Huisman-Itrec. Eind april besloten
Dockwise en concurrent Sealift tot een
fusie. Sealift liet op dat moment zes
Suezmaxtankers ombouwen tot
zwareladingvaartuigen. Dockwise zou
dit project verder afmaken. Bij Heerema
Vlissingen vond de load-out plaats van
het 3.000 ton wegende onderstel van
het Angolese Tombua Landana platform.
Hierna begon de werf aan de bouw
van het Hasdrubal A productieplatform
dat offshore Tunesië moest worden
geïnstalleerd.
Nog een goed jaar
Ondanks dat Nederland in de tweede
helft van 2008 met een opkomende
recessie te maken kreeg, werd het voor
de olie- en gasindustrie toch een goed
jaar. Ook het aantal IRO-leden nam flink
toe. Eind van het jaar stond de teller op
360. IRO ging verder met de promotie
van het Maritieme Innovatie Programma
en benoemde Menno van der Ploeg tot
technologisch consultant. Daarnaast
stelde IRO en NOGEPA een medewerker
aan om jongeren enthousiast te maken
voor een baan in de olie- en gasindustrie.
Samen met NOGEPA liet IRO dat jaar
vijf videoclips maken. Hierin vertelden
jongeren waarom zij voor een baan in
de olie- en gassector hadden gekozen.
IRO adviseerde het ministerie van EZ over
de overheidsplannen om voor alle op het
NCP werkzame personen het betalen van
sociale verzekeringspremies verplicht te
stellen. Samen met CEDA organiseerde
IRO een ledenbijeenkomst in Sliedrecht,
waar vier van ’s werelds grootste
baggermaatschappijen Boskalis, Van
Oord, Tideway (DEME) en Jan de Nul
presentaties gaven. De IRO-cursus ‘Olie
en Gas vanaf de Bron’ werd dit jaar
veertien keer gegeven, waarvan vijf
keer in het Engels.
De platformbouwers zaten in 2008 weer
wat beter in het werk. Heerema Zwijndrecht
was druk bezig met de bouw een 11.000
ton wegende supermodule voor het
Valhall project dat BP in Noorwegen
uitvoerde. Heerema Vlissingen bouwde
aan een transformatorplatform voor een
Duits windturbinepark en aan een jacket
voor het Britse Buzzard project van Nexen
Petroleum. En op de HSM werf werd
gewerkt aan het transformatorplatform
voor het Deense Horns Rev B project en
het puttenplatform voor het Britse Jacky
olieveld van Ithaca Energy. Fabricom Oil &
Gas had van Cirrus de opdracht gekregen
om een minimaal faciliteiten
monotowerplatform te bouwen bestemd
voor installatie in het M7 blok. Een grote
order ging naar Heerema Marine
Contractors. Deze maatschappij moest
negen platformen uit het Noorse Ekofisk
veld verwijderen en recyclen. HMC
ontving van BP de grootste order uit haar
geschiedenis. Deze omvatte voor een
bedrag van 1 miljard dollar installatiewerk
in diep water voor de kust van Angola.
StatoilHydro verleende Van Oord de
opdracht om in diep water in het kader
van het Noorse Ormen Lange project
650.000 ton steen te storten. Seaway
Heavy Lifting ging met IHC Merwede in
zee voor de bouw van het grootste
monohull kraanvaartuig ter wereld met
een hefcapaciteit van 5.000 ton. Vroon,
die al een nieuwbouwprogramma had
90
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
Deze eer viel te beurt aan Joop
Roodenburg, directeur van Huisman-Itrec.
Ook werd een Offshore Students’ Contest
gehouden, als onderdeel van het project
om studenten te interesseren voor een
loopbaan in de olie- en gasindustrie.
In het jubileumjaar ging ook de nieuwe
IRO Personnel Services Group (IPSG) van
start. Verder werd nauw samengewerkt
met IADC (International Association of
Drilling Contractors). Tevens werd
deelgenomen aan de World Gas
Conference in Amsterdam en samen met
de Britse zusterorganisatie aan het EIC
Connect Event, waar twintig
oliemaatschappijen en contractors hun
toekomstplannen presenteerden. Zelf
organiseerde IRO een seminar over de
kansen voor de Nederlandse industrie bij
de winning van olie uit de teerzanden in
het Canadese Alberta. Het aantal IRO-
leden passeerde dat jaar de 300.
In 2006 druppelden er weer wat orders
binnen bij de Nederlandse
platformbouwers. Het meeste werk
kwam van Gaz de France die twee
satellietplatformen liet bouwen voor de
velden G14-B en K12-K. De bouw van
beide jackets vond plaats bij Heerema
Vlissingen en van de topsides van G14-B
bij Heerema Zwijndrecht (voorheen
Grootint). Voor de topsides van K12-K
werd de eerder uit zee verwijderde
dekmodule van K12-A gebruikt, die NAMI
in Ridderkerk compleet renoveerde. Gaz
de France plaatste bij de Heerema werf in
Zwijndrecht ook nog een order voor de
bouw van een compressiemodule voor
het D15-A platform. NAM sloot met de
HSM werf een raamovereenkomst voor
de bouw van een serie monotower-
platformen, waarvan er uiteindelijk
vier op stapel zouden worden gezet.
Twee voor installatie in het Nederlandse
L9 blok en twee voor de Britse velden
Shamrock en Caravelle. Ook ontving
HSM van CH4 een bouworder voor een
compressieplatform voor het Markham
J6A veld. De Hollandia werf renoveerde
op haar beurt in opdracht van Newfield
Petroleum het uit de Britse sector
verwijderde Camelot CB platform.
Na de oplevering werd het platform
weer als nieuw in het Britse Grove veld
geïnstalleerd. SBM Offshore wist
dit jaar weer een serie orders te boeken
voor FPSO’s en CALM boeien. Heerema
Marine Contractors vestigde een nieuw
record door achttien, elk 180 ton
wegende ankerpalen met behulp van
de Balder in 2.442 meter diep water in
de zeebodem te funderen. Dit gebeurde
in het Mississippi Canyon blok 920 in
de Golf van Mexico. Van BP kreeg HMC
opdracht om in de Britse sector van
de Noordzee het North West Hutton
platform te ontmantelen. Keppel Verolme
modificeerde de Terra Nova FPSO en
bouwde de cilindervormige FPSO Sevan
Piranema af.
NAM kreeg te horen dat gas uit de
Waddenzee mocht worden gewonnen.
Dit kreeg in 2007 zijn beslag.
Vlak voor de jaarwisseling maakte de
Heerema Fabricage Groep bekend het
Amerikaanse ingenieursbureau Albert-
Garaudy Consulting Engineers (AGA
Engineering) te hebben overgenomen.
Topjaar
De nieuwjaarsbijeenkomst, de Gulf
Forecast Meeting, de LOL bijeenkomsten
en de algemene ledenvergadering bleven
ook in 2007 ongekend populair. Evenals
de belangstelling voor deelname aan
beurzen. Dat jaar vond ook een
aanpassing van de huisstijl en de website
plaats. In de maand mei werd het
onderwerp platformontmanteling
uitgediept met een brainstormsessie en
kort daarop kon in Aberdeen worden
deelgenomen aan een symposium over
dit onderwerp. Het ministerie van
Economische Zaken maakte op 12 juli
bekend een bedrag van 39,5 miljoen
euro toe te kennen aan de maritieme
sector voor het ontwikkelen van
innovatieve technologieën. IRO diende
hiervoor voorstellen in en zette ook een
promotiecampagne op om dit Maritieme
Innovatie Programma (MIP) onder de
aandacht van het bedrijfsleven te
brengen en bedrijven te motiveren om
eraan deel te nemen. In samenwerking
met NOGEPA werden acties opgestart om
jongeren te interesseren voor een baan in
de olie- en gasindustrie. Verder werd de
leden gevraagd naar hun wensen op
personeelsgebied en werd een inventaris
gemaakt van de bestaande en mogelijk
nog ontbrekende technische opleidingen.
Allseas liet weten nu toch echt de Pieter
Schelte, het grootste werkschip ter
wereld, te gaan bouwen. Met deze
360 meter lange en 118 meter brede
catamaran zouden topsides tot 48.000
ton en jackets tot 2.500 ton niet alleen
op zee geïnstalleerd, maar ook uit zee
verwijderd kunnen worden.
Daarnaast kon de Pieter Schelte ook als
pijpenlegvaartuig dienst doen. Keppel
Verolme werkte in 2007 hard aan de
opdracht van Allseas om de bulkcarrier
Geeview om te bouwen tot een
geavanceerde pijpenlegger, die de
40 jaar IRO | Felicitatie
92
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
Carbon Energy Club
HME
www.carbonenergyclub.bewww.hme.nl
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
feliciteert IRO met haar 40-jarig bestaan!
www.usgenergy.com www.somabedrijfsopleidingen.nl
USG Energy SOMA Bedrijfsopleidingen CONGRATULATIONS
IRO!
WWW.OFFSHORE-ENERGY.BIZ
Felicitatie Navingo/OE 1/1.indd 1 14-11-11 17:02
95
gebouwde Bully I en Bully II
boorschepen. Wintershall en PetroCanada
vertrokken uit IJmuiden en vestigden
hun logistieke activiteiten in Den Helder.
Tot slot nam Centrica dat jaar Venture
Production over en deed Boskalis
hetzelfde met Smit Internationale.
Herstel zet in
In 2010 kondigden de oliemaatschappijen
aan hun investeringsplannen weer op te
pakken. Onderzoek, uitgevoerd door Ernst
& Young, toonde aan dat de Nederlandse
toeleveranciers weer heel positief waren
over de toekomst. De olieramp met het
booreiland Deepwater Horizon van
Transocean en de Macondo put in de Golf
van Mexico hielden de gemoederen dat
jaar lange tijd bezig. IRO organiseerde
een bijeenkomst om fondsen te werven
voor onderzoek naar de geluidseffecten
van offshorewerk op het zeemilieu.
Dit was nodig omdat de rijksoverheid
nieuwe regelgeving wilde opstellen die
het heiwerk offshore moest gaan verbieden.
Verder werd weer een seminar
georganiseerd over platformontmanteling.
Op de OTC beurs in Houston ondertekende
IRO een samenwerkingsovereenkomst
met Decom North Sea. Een industrie-
forum uit Aberdeen dat de krachten wilde
bundelen om op het gebied van
platformontmanteling uitdagingen te
kunnen aangaan. Ook de tweede door
IRO, NOGEPA, IADC en NVDO
gezamenlijk georganiseerde Industry Day
werd een succes. Aan het einde van 2010
stond het ledental op 401.
In de sector zelf bruiste het nog steeds
van de activiteiten. Boskalis gaf Keppel
Singmarine in Singapore opdracht een
flexibel valpijpschip te bouwen. De
Seafox Group sloot een overeenkomst
met Keppel FELS uit Singapore voor de
bouw van het hefschip Seafox 5.
Allseas gunde de bouwopdracht voor het
grootste werkschip ter wereld, de Pieter
Schelte, aan de Daewoo werf in Zuid-
Korea. Bij dezelfde werf plaatste Heerema
Marine Contractors een bouworder voor
een monohull diepwaterconstructie-
vaartuig. Dockwise maakte bekend een
superheavylifter van het Type O te gaan
bouwen. Hiermee moesten constructies
van 100.000 ton en meer worden
vervoerd. Keppel Verolme verwierf de
opdracht voor de bouw van een Mobile
Offshore Application Barge (MOAB),
bedoeld om als transformatorplatform in
het Duitse Global Tech 1 windturbinepark
te worden ingezet. Cofely Oil & Gas
bouwde een 270 ton wegende cantilever
94
40 jaar IRO | Historisch overzicht 1991 - 2011
lopen voor ruim 100 schepen, liet naar
een ontwerp van Gusto Engineering in
China twee grote hefschepen bouwen
voor het installeren van windturbines
offshore. Keppel Verolme bouwde de
FPSO Sevan Voyageur af en begon aan
de renovatie van het multiservicevaartuig
Regalia. In Den Helder werd de
gerenoveerde en verbrede Nieuwediep-
kade opgeleverd, waardoor onder andere
de grote bevoorradersvloot van de
Southern North Sea (SNS) Pool meer
armslag kreeg. De Peterson Offshore
Group nam verder ook de resterende
aandelen van SBS Logistics uit Aberdeen
over. Tot slot was NAM druk bezig met de
voorbereidingen voor de herontwikkeling
van het Schoonebeek olieveld.
Prijzenjaar
Bereikten de olieprijzen het jaar ervoor
nog het recordbedrag van bijna 150
dollar per vat, in 2009 halveerden ze.
Op zich nog een goede prijs, maar de
oliemaatschappijen namen wel een
afwachtende houding aan ten aanzien
van het uitvoeren van nieuwe projecten.
Vanwege de doorlooptijd van eerder
ingezette projecten hadden de meeste
contractors en servicecompanies het in
2009 nog behoorlijk druk. Voor IRO
betekende dit weer een flinke toename
van het ledental tot 386. De IRO
Innovatie Prijs 2009 ging naar Harry Kok,
directeur van Spirit IT, voor de
ontwikkeling van een industriële
computer voor het meten van olie- en
gasstromen in pijpleidingen. Op 18
oktober werd bij Damen Shiprepair
Rotterdam tijdens de algemene
ledenvergadering de IRO Award of
Excellence 2009 uitgereikt aan Jaap den
Ouden, oprichter en mede-eigenaar van
Mercon Steel Structures. Hier werd ook
bekend gemaakt dat IRO er financieel
goed voor stond. De contributie
behoefde dan ook niet te worden
verhoogd. Sterker nog, alle leden kregen
voor 2010 een eenmalige korting van 25
procent op hun contributiebijdrage.
Tijdens de vakbeurs Oil & Gas Asia in
Kuala Lumpur in Maleisië ondertekende
IRO een Memorandum of Understanding
met de Malaysian Oil and Gas Services
Council. Met als doel een strategische
zakenrelatie tussen de dienstverleners in
beide landen op te bouwen. Op 27
november organiseerde IRO samen met
NOGEPA, IADC en NVDO de eerste
Industry Day, die goed werd bezocht.
Zoals al eerder vermeld, was er in 2009
nog volop werk voorhanden. Keppel
Verolme verrichtte aanpassingen aan de
FPSO’s Aoka Mizu en Uisge Gorm. De
HSM werf ontving een order van Total
voor de bouw van het K5CU
satellietplatform. Bayards bouwde een
100 ton wegende aluminium
helikopterhangaar en trappentoren voor
het Noorse Valhall project. Heerema
Fabricage Groep kreeg nog een tweede
opdracht voor dit project. Naast een
eerdere order voor de bouw van een
supermodule van 11.000 ton mocht deze
werf ook nog een 2.000 ton wegende
weatherdekmodule bouwen.
Hertel liet op de HSM werf een grote
accommodatiemodule bouwen voor de
Regalia die bij Keppel Verolme werd
gerenoveerd. Heerema Vlissingen leverde
aan E.On Ruhrgas een jacket voor het
Britse Babbage veld. NAM sloot een
overeenkomst met Swift Drilling voor de
inzet van een hightech offshore
boorinstallatie. Hiermee zou efficiënter en
goedkoper kunnen worden gewerkt bij
onder andere het boren van putten in
marginale velden. Naast het door
Offshore Solutions ontwikkelde Offshore
Access System (OAS) kwam Ampelmann
Company met een soortgelijk ‘walk-to-
work’ systeem op de markt. En op diverse
werven in Azië vonden aan de lopende
band opleveringen plaats van
booreilanden, hefschepen en
kraanvaartuigen/pijpenleggers, gebouwd
naar een ontwerp van GustoMSC of
Ulstein Sea of Solutions. Huisman-Itrec
bouwde op haar beurt de multipurpose
boortorens voor de in Singapore
97
In september werd bekend gemaakt
dat IRO-voorzitter Gert-Jan Kramer aftreedt
en per 1 januari 2012 zal worden opgevolgd
door Pieter van Oord, CEO van Van Oord.
Per dezelfde datum treedt ook Hans de
Boer af. Zijn functie van directeur wordt
overgenomen door Sander Vergroesen.
Het 40-jarig jubileum werd op
25 november 2011 gevierd met een
seminar en aansluitend een galadiner
in DeFabrique te Utrecht. Op het
seminar gaven Matthias Bichsel,
Projects & Technology Director Shell en
Jeroen van der Veer (Topsector Energie)
hun visie over ‘the next 40 years’ van
de industrie. Tevens werd de Award of
Excellence uitgereikt en het winnende
team van de Students’ Design Contest
Hit&Run bekendgemaakt.
96
40 jaar IRO |
voor het booreiland Swift 10 van Swift
Drilling. Heerema Fabricage Groep kreeg
vlak na elkaar van RWE Dea opdrachten
voor de bouw van het Clipper South en
het Breagh A platform. Deze werden op
de werf in Vlissingen gebouwd. Kort
daarop gunde Statoil de bouw van de
9.200 ton wegende Valemon jacket aan
HFG. Bij Mercon plaatste Gaz De France
een bouwopdracht voor het G16a-B
gasproductieplatformen en NAM/Shell
voor de eerste van een serie Riser Access
Towers (RAT’s). Een bijzonder oplevering
betrof het state-of-the-art F3-FA
productieplatform door Heerema
Vlissingen. Dit platform was door HFG
samen met parners Iv-Oil&Gas en SPT
Offshore ontwikkeld en werd met
zuigankers in het F3 blok geïnstalleerd.
In november van dat jaar melde Seatools
uit Numansdorp dat zij de opdracht had
binnengehaald voor het ontwikkelen en
bouwen van een geïntergreerde ROV
voor steenstortdoeleinden. Een
opzienbarende primeur.
Tot slot nam Dana Petroleum de
belangen van PetroCanada in de
Nederlandse sector over en trof EZ-
minister M. van den Hoeven belasting-
maatregelen die ertoe moesten leiden
dat ook velden met moeilijk te winnen
gas konden worden ontgonnen. Op 21
december nam de Eerste Kamer de
Wet Sociale Verzekeringen Continentaal
Plat aan. Hierin waren de sociale
zekerheidsrechten van mensen die
offshore werkzaam zijn gelijk getrokken
met die van mensen werkzaam op het
vasteland. De wet zal op 1 januari 2012
in werking treden.
40-jarig jubileum
Het jubileumjaar 2011 is een jaar waarin
de oliemaatschappijen weer flink durven
te investeren. Met Exxon, Shell, Chevron
en BP die de kar trekken. Maar ook in de
windenergiesector wordt steeds meer
geld uitgegeven. In deze sector zijn ook
veel toeleveranciers in de olie- en
gasindustrie werkzaam. Het jubileumjaar
begon traditiegetrouw met een
drukbezochte nieuwjaarsbijeenkomst.
Hierna volgde in februari de jaarlijkse Oil
& Gas Industry Forecast in samenwerking
met Gulf Publishing en Ernst & Young.
Het IRO Innovation Seminar werd
gehouden bij Shell in Rijswijk. Daar
ontving Martin van Onna, directeur van
Airborne Composite Tubulars, uit handen
van directeur Hans de Boer de IRO
Innovatieprijs 2011. Dit gebeurde nadat
hij eerst de presentatie, getiteld ‘Novel
Composite Pipe System as Service
Intervention Line’, had gehouden.
IRO en NOGEPA ondersteunden het
initiatief van het vakblad Offshore Visie en
Navingo om een Engelstalig promotieblad
getiteld ‘Offshore Holland’ te gaan uitgeven.
Doel van het blad is om een bijdrage te
leveren aan een positieve beeldvorming
en positionering van Nederland als
innovatief en vindingrijk partnerland.
98
40 jaar IRO |
Voorzitter IRO
C.L.W. Fock 1971 - 1975
P.J.S. De Jong 1975 - 1980
P.E.E. Kleyn van Willigen 1980 - 1985
C. van Veen 1985 - 1988
J. Groenendijk 1988 - 1992
G.J. Kramer 1992 - 2012
Directeur IRO
J.P.H. Huijskens 1971 - 1985
C. van der Burgt 1985 - 1990
J.P. van Rijn 1990 - 1992
E.P. Lastdrager-van der Woude 1991 - 1997
R.M. Rosen Jacobson 1997 - 2000
H.P. de Boer 2000 - 2012
Begunstigers (december)
1971 43
1972 43
1973 61
1974 80
1975 122
1976 150
1977 170
1978 175
1979 171
1980 165
1981 193
1982 220
1983 232
1984 243
1985 276
1986 300
1987 259
1988 263
1989 277
1990 309
Leden (december)
1991 280
1992 282
1993 274
1994 276
1995 255
1996 249
1997 258
1998 265
1999 242
2000 236
2001 242
2002 237
2003 252
2004 280
2005 290
2006 309
2007 331
2008 360
2009 386
2010 401
2011 420
IRO Gegevens
Ernst & Young congratulates IRO on its 40th anniversary
Ernst & Young has collaborated closely with IRO over
many years. This successful and pleasant partnership
has helped us both to achieve many goals over the
years. We congratulate our business partner IRO on its
40th anniversary, and we look forward to many more
successful projects together in the oil and gas sector.
2011085-Adv_EY.indd 1 10/24/11 4:36 PM
Solutions for tomorrow’s worldVan Oord Offshore is an Offshore and EPC Contractor that offers high
precision subsea rock installation, trenching & backfilling, landfall installation,
shallow water pipe lay, pipe pulling and SPM & GBS installation works.
With an extensive global track record in the offshore construction industry,
Van Oord Offshore has proven its expertise to provide clients with a safe and
solid solution for their offshore structures. www.vanoord.com
Offshore and EPC Contractors
SPM and GBS installation Subsea rock installation Shallow water pipe lay Landfall construction Trenching and backfi lling
Van Oord Offshore
congratulates
IRO on their 40th
anniversary!
IRO40 - omslag.indd 2 15-11-11 10:19
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Uitgegeven door:
02
2011
no
ve
mb
er
Ju
bile
um
uitg
ave
40
jaa
r IRO
IRO 40 jaar on top
Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Jubileumuitgave 40 jaar IROBranchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie
Uitgegeven door:
IRO40 - omslag.indd 1 15-11-11 10:19