Inzetprocedure natuurbrandbestrijding 20110201 EvL€¦ · Zowel flanken als sturen is dynamisch....
Transcript of Inzetprocedure natuurbrandbestrijding 20110201 EvL€¦ · Zowel flanken als sturen is dynamisch....
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 1 van 32
Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding
Versie 1.0, d.d. 01-02-2011
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 2 van 32
Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding Noord-Holland Noord
Inhoud Dit document beschrijft de volgende onderwerpen:
Onderwerp Zie
1. Over dit document 3
2. Theorie – Les en Leerstof 4
3. Inzetprocedures 10
4. Water 16
5. Vuistregels 21
6. Veiligheid 23
7. Overig 24
Bijlage 1: Voorbeelden inzet bij opschaling 25
Bijlage 2: Samenvatting taken 29
Bijlage 3: Operationele kaarten 32
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 3 van 32
1. Over dit document
Document-
informatie
Dit document is :
• onderdeel van het digitale kwaliteitshandboek dat geïntegreerd is in het intranet
van de Veiligheidsregio;
• vastgesteld door Hoofd OPV op 1 februari 2011.
Doel Het doel van dit document is het beschrijven van de regionale inzetprocedures bij
natuurbranden.
Voor wie Dit document is bestemd voor:
• Gemeenschappelijke Meldkamer;
• Piket officieren;
• Gemeentelijke brandweer korpsen;
• Veiligheidsregio Noord-Holland Noord.
Bewaartermijn Voor dit document is een bewaartermijn opgesteld van twee jaar
Iedere 2 jaar wordt dit document opnieuw bekeken.
TVB De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij dit document zijn:
Wie TVB
Hoofd Operationele
Voorbereiding
• Eigenaar van dit document;
• Autoriseert wijzigingen in dit document;
• Verantwoordelijk voor exploitatiebudget.
Senior beleidsmedewerker
Operationele Voorbereiding
• Beheerder van dit document;
• Verwerkt wijzigingen en publiceert nieuwe
versies van het document.
Korpsen met natuurbrand
gevoelige gebieden en
piketofficieren
• Betrokken bij opstellen originele document;
• Betrokken bij grote aanpassingen (zulks ter
beoordeling van het Hoofd OPV).
Brandweer commandanten • Ter kennisgeving en eventueel ter uitvoering.
Andere
documenten
Dit document heeft een relatie met andere documenten. Onderstaand volgt een
overzicht.
Document Relatie
Natuurbrandbeheersingsplan
Kustgemeenten NHN 2009-2012
Dit stuk is deel van operationele
uitwerking.
Incidentbestrijdingsplan Natuurbranden
Noord-Holland Noord 2010
Beschrijft multidisciplinaire aspecten
bij natuurbranden.
Uniforme opschaling Dient als een van de uitgangspunten
voor deze procedure.
Alarmering Natuurbrandbestrijding Beide stukken zijn aanvullend.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 4 van 32
2. Theorie – Les en Leerstof
Les en leerstof Dit document is niet bedoeld om de bestaande en de in ontwikkeling zijnde les en
leerstof te herhalen.
Voor dit stuk wordt er vanuit gegaan dat men in basis de begrippen en technieken
kent en kan toepassen. Wel zal hieronder een samenvatting en rangschikking van
soorten branden, toe te passen technieken en in te zetten middelen gegeven worden.
Dit aantal is enerzijds beperkt en redelijk overzichtelijk. Aan de andere kant
veranderen door het dynamische karakter van natuurbranden continue de scenario’s
en daarbij de tactieken.
Het lastige van natuurbranden zit hem dan ook in de grote hoeveelheid mogelijke
combinaties van de scenario’s met de tactieken en beschikbare middelen.
Verder is het belangrijk dat een ieder dezelfde taal spreekt. De termen in dit
document zijn hier een middel voor.
Soorten
Tactieken
Middelen
Hieronder staat een samenvatting van de soorten branden, de meest gangbare
bestrijdingstactieken en de middelen.
Zoals hierboven beschreven zijn er maar een beperkt aantal keuzen per onderwerp.
De complexiteit zit juist in de behoorlijke hoeveelheid combinaties die je hiermee kan
maken en het maken van de juiste keuze. Bij natuurbranden zijn er, met name
doordat de brand zich snel kan verplaatsen, een groot aantal verschillende
scenario’s denkbaar.
Het is vergelijkbaar met een kaartspel, waarbij je afhankelijk van het
soort spel, bepaalde kaarten krijgt, deze combineert en op het juiste
moment inzet.
Inhoud Dit hoofdstuk bevat de volgende onderwerpen:
Onderwerp Zie pagina
2.1. Soorten 5
2.2. Tactieken 6
2.3. Middelen 9
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 5 van 32
2.1. Soorten
Soorten In hoofdlijnen zijn er maar drie soorten natuurbrand. Die soorten kan je ook nog een
kleine onderverdeling geven:
1. Kroonvuur
• Loofbos;
• Naaldbos;
• Gemengd bos.
2. Loopvuur
• Heide;
• (Helm)gras;
• Struikgewas;
• Tussen bomen;
• Rietkragen.
3. Grondvuur
• Ondiep;
• Diep.
Hierbij kan, wederom door het dynamische karakter, de ene soort overlopen in de
andere. Met name bij het loopvuur tussen bomen is veel aandacht nodig voor de
verandering naar de soort Kroonvuur.
Nablussen en vliegvuur zijn ook belangrijk om te benoemen. Dit zijn echter geen
aparte soorten, maar nablussen of vliegvuur is in feite opgebouwd uit (kleine) delen
van bovenstaande soorten.
Vliegvuur
Zoals hiervoor beschreven is vliegvuur eigenlijk geen aparte soort,
maar de mogelijke veroorzaker van een aantal nieuwe soorten.
Hiermee is vliegvuur wel belangrijk genoeg om apart te benoemen.
Vliegvuur kan in Nederland “normaal” gezien tot op maximaal ca. 350 meter
secundaire vuurhaarden veroorzaken.
Bij zeer extreme omstandigheden (zoals zuid Europese omstandigheden) is er
gevaar voor vliegvuur tot op ca. 500 meter.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 6 van 32
2.2. Tactieken
Tactieken Voor de verschillende soorten zijn een aantal basis tactieken beschikbaar. Deze zijn
afhankelijk van de omstandigheden of beschikbare middelen goed, beperkt of niet
bruikbaar.
Hieronder een opsomming, waarbij voor de details opnieuw naar de les en leerstof
wordt verwezen:
1. Knock-Down
2. Flanken
• Offensief
3. Sturen
• In feite defensief flanken
4. Stoplijn
• Defensief, vertragend (2 tot 6 liter/m2/minuut)
• Offensief, stoppend (10 liter/m2/minuut)
Daarnaast zijn er natuurlijk combinaties van tactieken of minder gangbare tactieken te
bedenken. Deze vallen buiten beschouwing van dit document.
Knock-Down
De term “Knock-Down” mag gebruikt worden als men verwacht dat de brand
zonder (veel) extra eenheden direct afgeblust kan worden en niet gaat “lopen”.
Flanken
versus Sturen
Bij flanken gaan we er van uit dat het vuurfront in een punt gedwongen
kan worden. Uiteindelijk zal in de punt het vuur geblust zijn.
Bij sturen is er niet genoeg capaciteit of middelen om het vuur in een punt te dwingen.
In dat geval is er alleen gelegenheid om het front niet (veel) breder te laten worden.
Dit kan gebruikt worden om bijvoorbeeld:
• Het front beheersbaar te houden tot aan de stoplijn;
• Het front om een (risico)object heen te leiden;
• Het front weg te houden van bomen (kroonvuur).
Het sturen houdt het front beheersbaar totdat er voldoende capaciteit is om of alsnog
te flanken, dan wel een stoplijn is opgebouwd.
Deze stoplijn kan ook een natuurlijke stoplijn zijn, in de vorm van een brandgang, de
zee, water o.i.d. Hierbij dient nog altijd rekening gehouden te worden met vliegvuur.
Sturen is
“altijd”
Opschalen
Zoals hiervoor beschreven gaat het vuur niet uit door te sturen.
Mocht de keuze noodzakelijkerwijs vallen op “sturen” dan is het bijna altijd
noodzakelijk extra op te schalen.
Uitzondering hierop is bijvoorbeeld het sturen naar een grote natuurlijke stoplijn.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 7 van 32
Defensief of
Offensief
De termen defensief en offensief worden veel gebruikt in de natuurbrand bestrijding.
Met een offensieve inzet wordt gedoeld op het definitief uitkrijgen of tegenhouden van
een brand.
Bij een defensieve inzet wordt geprobeerd de brand te vertragen, beheersbaar of
onder controle te houden. Dit totdat er genoeg middelen zijn om een stoplijn te
creëren, of totdat het vuur een natuurlijke stoplijn bereikt.
Defensief –
Offensief
bij tactieken
De knock-down is een typische offensieve inzet. De bedoeling hierbij is om een
relatief kleine brand uit te krijgen.
Het sturen is een typische defensieve inzet. De brand is hierbij blijkbaar niet uit te
krijgen en wordt gestuurd naar een plek waar dat wel kan.
Bij flanken en de stoplijn is het niet persé het een of de ander. Hierbij hangt het af van
de beschikbare middelen of van de bluscapaciteit of de brand meteen uit gemaakt
kan worden.
Bij weinig middelen of bluscapaciteit zal je bijvoorbeeld in een minder scherpe punt
kunnen flanken. Zo ook bij een stoplijn, hier kan bijvoorbeeld geen capaciteit zijn om
het hele front te bestrijden en moet je er bewust voor kiezen een (minder gevaarlijk)
deel door te laten lopen. Een ander voorbeeld bij de stoplijn is onvoldoende capaciteit
om ook meteen al het vliegvuur te bestrijden.
Defensief –
Offensief
per soort
Zo kan je ook aan de soorten (kroon-, loop- en grondvuur) niet persé een offensieve
of defensieve methode toekennen.
Kroonvuur:
Hoewel kroonvuur meestal wordt getypeerd voor een defensieve aanpak, zijn er ook
omstandigheden waarin een offensieve aanpak kan. Zo zijn loofbomen makkelijker te
bestrijden dan naaldbomen, lage bomen makkelijker dan hoge bomen en kunnen
zelfs naaldbomen afhankelijk van het seizoen behoorlijk veel vocht of minder hars1
bevatten.
Loopvuur:
Loopvuur wordt meestal getypeerd voor een offensieve bestrijding. Bij grote droogte
of harde wind, kan dit echter lastig zijn en zal defensief opgetreden moeten worden.
Ook de begroeiing (bijv. explosief brandend duindoorn) of de glooiing van het
landschap (duinen) heeft invloed op de aanpak en bereikbaarheid.
Grondvuur:
Grondvuur is lastiger te typeren in termen van offensief of defensief.
Defensief –
Offensief
afhankelijk van
water
Het hangt ook af van de bluscapaciteit of er offensief of defensief opgetreden kan
worden. Richtlijn is dat als er 10 liter/m2/minuut (“veel water”) beschikbaar is, men
een brand offensief kan bestrijden.
Bij 6 liter/m2/minuut (“weinig water”) is er al sprake van vertragen ofwel een
defensieve inzet.
Ook bij 2 liter/m2/minuut (“heel weinig water”) kan er nog vertraagd worden.
1 Nieuw hars wordt pas in de herfst gevormd als winterbescherming voor de naaldbomen.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 8 van 32
Grondig of
oppervlakkig
uitmaken
Zowel flanken als sturen is dynamisch. Als je op een plaats klaar bent, schuif je door
naar de volgende plek. De vraag is alleen wanneer je wilt door schuiven.
Doe je dit nadat het vuur volledig en grondig uit is, of maak je het alleen oppervlakkig
uit en haal je alleen de vlammen van het vuur:
Grondig:
• Een eenheid verplaatst zich pas als de brand tot (in) de bodem definitief uit is.
• Voordeel is het feit dat je na de blussing geen omkijken meer hebt naar de
gebluste plek.
• Nadeel is het feit dat je bij flanken minder snel het vuur in een punt kan dwingen.
Verder kan je bij sturen en flanken minder inzetdiepte met je eenheden
waarmaken, dan wel zal opgeschaald moeten worden om de volledige
inzetdiepte te dekken.
Oppervlakkig:
• Een eenheid verplaatst zich zodra “de vlammen van het vuur” zijn.
• Voordeel is het feit dat je bij flanken meer kansen hebt om het vuur in een punt te
dwingen en je bij sturen meer inzetdiepte hebt.
• Nadeel kan zijn dat het vuur achter je weer oplaait. Hier zal men minstens
controle capaciteit op moeten inzetten.
Uiteraard kunnen ook tussen vormen ingezet worden.
Aantal
eenheden
Er zijn een aantal factoren waarmee rekening gehouden moet worden om te bepalen
hoeveel eenheden nodig zijn om een vuurflank te bestrijden:
• Bovenwindse uitbreiding:
Zowel bij Flanken als bij Sturen verplaatst het vuurfront. Deze uitbreiding gaat
natuurlijk met de wind mee, maar in meer of mindere mate ook tegen de wind in.
Bij beide tactieken moet hierom rekening gehouden worden met de inzet van één
of meerdere eenheden bovenwinds.
• Vuistregel: 50 meter per eenheid:
Benedenwinds kan als vuistregel de standaard aangehouden worden. Hierbij kan
een eenheid ongeveer 50 meter vuurflank aan.
Moet ver van de TS met water opgetreden worden of bij onoverzichtelijke
situaties, dan zal dit minder dan de vuistregel van 50 meter zijn.
• Grondig of oppervlakkig:
Zoals in de vorige paragraaf beschreven kan je kiezen voor grondig of
oppervlakkig uitmaken. Bij oppervlakkig uitmaken kan een eenheid vaak meer
dan 50 meter aan. Ook kan een eenheid als zij klaar is op de ene plek,
doorschuiven naar een andere plek op de vuurflank.
• Flanken of sturen:
Als het vuurfront niet middels flanken in een punt gedwongen kan
worden, zal meestal overgegaan worden op sturen.
Bij sturen is de inzetdiepte meestal langer en moet dus rekening
gehouden worden met meer eenheden.
Met bovenstaande factoren kan een grove inschatting voor de opschaling gemaakt
worden (Peloton, Compagnie, meerdere compagnieën).
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 9 van 32
2.3. Middelen
Middelen De rij met beschikbare middelen is wat langer. Daarnaast is de bruikbaarheid
afhankelijk van de locatie in het veld, tijdsverloop en soms ook van de gemeente.
De rij hieronder is dan ook niet bedoeld als complete opsomming.
• Vuurzwepen;
• Scheppen;
• Motorkettingzagen;
• Watervoorraad in TS (in deze regio meestal ca. 2000 liter.);
• Watervoorraad in TS via Pendelsysteem (zie ook hoofdstuk over Water);
• Groot Water Transport (WTS 1000, WTS 2500);
• Watertransport door brandweer tankwagens;
• Watertransport of rijdend spuiten door SBH (inhoud 4400 liter);
• Watertransport door loonwerkers;
• Water opbrengen door loonwerkers;
• Maaimachines voor stoplijn in heide of gras;
(Klepelmachine, klepel is grove maaimachine, bijna versnipperaar)
• Graafmachines voor stoplijn, met name bij grondvuur;
• Blusheli’s Defensie (zie extra toelichting hieronder);
• Operationele kaarten (zie bijlage 3);
• Voor verkenning:
� Meetploegen;
� Helikopter KLPD;
� Redvoertuig.
Blushelikopter
Defensie
Defensie heeft twee typen helikopters beschikbaar:
1. De Cougar (zie fig. 1) met een firebucket van 2500 liter water;
2. De Chinook (zie fig. 2) met een firebucket van ca. 10.000 liter water.
Fig. 1: Cougar Fig. 2: Chinook
De blushelikopter is slechts één van de middelen en is niet in de standaard of
verplichte opschaling opgenomen. Omdat het aanvragen en opkomen echter lang
duurt (ca. 3 uur) en de invloed groot kan zijn, is het wel van belang hier vroegtijdig
aan te denken. Daarnaast vliegen en blussen zij niet als het donker is.
Overigens is er geen garantie dat de helikopters beschikbaar zijn.
Met de helikopters komt ook een grondteam mee. Deze coördineren op aangeven
van de brandweer het storten (“Droppings”) van het water. Ook zullen zij met de
brandweer afspraken maken over de veiligheid in de “drop-zone”. Daar waar water
“gedropt” wordt, mogen absoluut geen brandweereenheden of burgers zijn.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 10 van 32
3. Inzetprocedures
Algemeen De les en leerstof geeft vooral informatie over de fase dat de soort en omvang van de
brand duidelijk is. Hierin gaat het vooral over de soort (loop-, kroon-, grondvuur) en
de toe te passen tactiek (defensief – offensief – flank - stoplijn). Zeg maar de
inzetfase van de brand.
Deze procedure beschrijft vooral de werkwijze in Noord-Holland Noord totdat een
definitieve inzet is bepaald.
Inhoud Dit hoofdstuk bevat de volgende onderwerpen:
Onderwerp Zie pagina
3.1. Uitrukfase 11
3.2. Verkenningsfase 12
3.3. Inzetfase 13
3.4. Opschaling 14
Samenvatting Afhankelijk van de droogte in de natuurgebieden rukken er meer of minder eenheden
tegelijk uit. Grofweg zijn dat bij een natte natuur twee TS-en, bij droog drie TS-en en
bij zeer droog vier TS-en met een groot water transport.
De ervaring in NHN is dat de natuurbranden soms moeilijk te vinden zijn. Daarom zit
in de eerste alarmering ook een verkenningsvoertuig. Dit verkenningsvoertuig richt
zich samen met en onder leiding van de lokale TS op het lokaliseren van de brand.
Hierbij is het belangrijk dat zij zo ongestoord mogelijk via C2000 kunnen
communiceren en dat de overige eenheden zich (zeer) bescheiden in de
communicatie opstellen.
Zodra de brand is gevonden, dient de eerste eenheid ter plaatse zo snel mogelijk een
inschatting van de omvang van de brand en de haalbaarheid van een knock-down
aan de OVD door te geven.
Omdat de opkomst bij opschaling enige tijd duurt, dient de bevelvoerder of OVD, op
basis van de sitrap of inmiddels ter plaatse, snel te beslissen of opgeschaald moet
worden. Hoe droger, hoe sneller en hoe groter opgeschaald dient te worden.
Om diverse redenen (veiligheid, tactiek, etc) is het van belang dat de eerste OVD zich
vooral richt op de brandbestrijding (knock-down of bijv. flankaanval) en de andere
taken over laat aan de 2e OVD (bijv. aansturing 2
e flank) of aan de HOVD (bijv.
verdere beeldvorming).
Afhankelijk van de droogte wordt van een (H)OVD verwacht dat deze snel verder
opschaalt. Verder is het aan de HOVD om een inschatting te maken over de vervolg
tactiek. Een aantal voorbeelden hiervoor staan ook in dit document.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 11 van 32
3.1. Uitrukfase
Uitruk
afhankelijk
kleurindex
Landelijk wordt een systeem met natuurbrandthermometers ( ) of droogte
indexen gebruikt. Meer hierover is terug te vinden op www.natuurbrandgevaar.nl.
Hieruit komen vijf gevaarskleuren (groen, licht groen, geel, oranje en rood).
Om de alarmeringen en operationele inzet overzichtelijk te houden, vereenvoudigen
we binnen Noord-Holland Noord de vijf gevaarskleuren naar drie operationele
indexen: Groen, Geel en Rood. Afhankelijk van deze kleur (= droogte) is er ook een
andere inzet behoefte. Details hierover staan in de alarmeringsprocedure.
Grofweg is de opschaling bij Groen 2 TS-en, bij Geel 3 TS-en, en bij Rood 4 TS-en:
Landelijk NHN Inzet
Groen 2 TS
Geel 3 TS
Rood 4 TS
Daar waar 4x4 TS-en beschikbaar zijn, worden deze ook meegenomen in de
alarmering.
De kleurindex wordt meegegeven in de P2000 alarmering. Bijvoorbeeld:
Prio 1 (INDEX: GROEN) JOHANNISWEG 2 CASTRICUM
Natuurbrand CAS637 CAS638 CAS581 NHN528
In de eerste fase van een natuurbrand is van het allergrootste belang dat de locatie
van de brand snel gevonden wordt. In de eerste alarmering zit dan ook een
verkenningsvoertuig dat samen met de lokale TS zo snel mogelijk de brand moet
lokaliseren. De communicatie hierover tussen de verkenner en de TS moet zo
ongestoord mogelijk kunnen verlopen.
Tegelijk met de TS 110 en de verkenner 101 worden, afhankelijk van de droogte, uit
voorzorg veel meer eenheden gealarmeerd (100, 120, 130, 140, 102, WTS, TS voor
WTS, ABH, HV, HOVD).
Nog meer dan bij andere incidenten dienen deze opvolgende eenheden zich
(zeer) bescheiden op te stellen in het gebruik van C2000.
Bescheiden
opstellen
Dit kan door bijvoorbeeld mee te luisteren naar de info i.p.v. zelf aanvraag spraak te
doen. Verder is het soms beter om eerst richting het incident te rijden en pas daar om
een opstelplaats of opdracht te vragen. Vaak is er dan al wat tijd voorbij en is een
locatie al duidelijk(er).
Harde richtlijnen voor wie wanneer hoelang hoe bescheiden moet zijn, zijn niet te
geven. Zo kan de ene keer meer noodzaak zijn voor een WTS dan de andere keer.
Ook zal bijvoorbeeld een HOVD meestal bescheiden kunnen zijn, maar zal deze bij
de verwachting van een grote opschaling meer prioriteit opeisen.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 12 van 32
3.2. Verkenningsfase
Locatie brand Het is van het allergrootste belang dat de locatie2 van de brand snel gevonden wordt.
In de eerste alarmering zit dan ook een verkenningsvoertuig. Deze dient zo snel
mogelijk (dus niet wachten op een volledige TS bemanning) met kundig personeel op
pad te gaan.
We benoemen dit verkenningsvoertuig met roepnummer 101. Als er meer
verkenningsvoertuigen ingezet worden, krijgen die 102, 103, etc. als roepnummer.
Soms wordt dit verkenningsvoertuig ook gebruikt om een aanhanger met speciaal
materiaal te trekken. Zolang dit een snelle verkenning niet hindert, is dit niet
bezwaarlijk.
Ondanks dat het verkenningsvoertuig als eerste op pad gaat, is de eerste lokaal
bekende TS leidend bij het lokaliseren van de brand:
• Zo snel mogelijk benoemt deze zich als 110;
• Het verkenningsvoertuig is hierin natuurlijk een van zijn belangrijkste
instrumenten;
• Hoewel de 110 natuurlijk mee zal zoeken, moet de 110 voorrang geven aan het
sturen van het zoeken en afstrepen van doorzochte gebieden;
• In principe3 gaat pas als de brand gelokaliseerd is en de OVD (100) daar ter
plaatse is, de leiding over naar de OVD.
1e Sitrap De eerste eenheid bij de brand dient zo snel mogelijk een sitrap door te geven aan de
OVD 100. Als eerste is dat informatie over:
• Locatie brand (eventueel in coördinaten)
• Soort brand (grondvuur, loopvuur, kroonvuur of combi);
• Oppervlakte brand (afmeting of oppervlakte);
• Breedte vuurfront;
• Heftigheid (grote / kleine vlammen).
Afhankelijk van de kennis en kunde van de eerste eenheid, is een inschatting over de
haalbaarheid van een knockdown gewenst. Eventueel vergezeld door een indicatie
voor opschaling.
Mocht dit bijvoorbeeld niet door de verkenner gegeven kunnen worden, wordt dit wel
van de eerste TS bevelvoerder verwacht.
Een welkome extra in het sitrap zou een eerste inschatting zijn of flanken haalbaar is,
of dat de brand mogelijk door sturen naar een stoplijn gedwongen moet worden.
Met deze informatie kan een OVD besluiten meteen op te schalen of eerst ter plaatse
te gaan.
2 In een aantal gebieden binnen NHN zijn de natuurgebieden wat overzichtelijker of is de eerste TS snel uitgerukt (beroepskazerne
Den Helder). Hier zal de rol van het verkenningsvoertuig minder op de verkenning liggen, maar in een vroeg stadium al wel andere
taken kunnen krijgen. Bijv. transport personeel van weg naar locatie brand, begidsing opkomende eenheden, transport OVD, etc.
3 In bijzondere gevallen kan in overleg met de 110, de OVD ook ondersteunen of de coördinatie overnemen.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 13 van 32
3.3. Inzetfase
1e TS (110) De eerste lokale TS is vaak (veel) eerder op de locatie van de brand dan de OVD.
Deze 110 zal natuurlijk de drang hebben zich meteen op het vuur te richten. Maar
nog meer dan bij “normale” branden is de 110 (totdat de OVD de coördinatie
overneemt) verantwoordelijk voor het ter plaatse krijgen en inzetten van de
eenheden.
Naarmate de brand groter is of sneller uitbreidt, wordt ook het belang van coördineren
groter. De 110 zal dus goed moeten afwegen of deze zich richt op de brandbestrijding
of begidsing / operationele leiding.
Verkennings-
voertuig (101)
Nadat de brand is gelokaliseerd valt de 101 (en evt. 102, 103) onder de 100.
Een verkenningsvoertuig is in deze fase van de brand een schaars goed en de 100
beslist wat een volgende inzet zal zijn. Hierbij valt te denken aan:
• Begidsing overige TS-en;
• Begidsing vervoer OVD 100;
• Verdere beeldvorming;
• Assistentie (Plotting / inbreng locale kennis) OVD;
• Begeleiding TS 4x4;
• Logistieke taken (ophalen materiaal of eten/drinken).
OVD (100):
• Leiden
• Kiezen
• Leiden
Tijdens de eerste fase van de brand is het van groot belang dat de OVD zoveel
mogelijk ter plaatse is en leiding geeft aan de inzet. Niet alleen voor de coördinatie,
maar ook omdat deze fase relatief gevaarlijk is. Verder moeten er soms snel
duidelijke keuzen gemaakt worden over bijvoorbeeld opschaling of inzettactiek.
Het is niet wenselijk dat de OVD lang weg is voor verdere beeldvorming of het
regelen van andere zaken zoals watertransport.
Grofweg staan voor de OVD de volgende stappen:
Verkenning • 1e verkenning van 110 (met 101) en over je heen laten komen;
• Op basis van 1e sitrap mogelijk al opschalen.
Leiden • Ga/Blijf ter plaatse om de eerste knock-down sturen.
Kiezen • Redden we knock-down ?
• Zo niet, andere tactiek kiezen (flanken, sturen, stoplijn);
• Overweeg opschaling.
Leiden • Indien gekozen voor andere tactiek, richten op aansturen van dat
front;
• Ander front is voor andere OVD. Rest van de coördinatie voor de
HOVD.
Samengevat zou je ook kunnen zeggen dat een OVD zich bij een natuurbrand moet
beperken tot zijn het directe inzet gebied. Is dit niet te overzien dan opschalen.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 14 van 32
3.4. Opschaling
Snel Vanwege de omvang, het snel uitbreidende karakter, watertekorten en de vaak
moeilijk bereikbare locaties dient bij natuurbranden veel sneller dan normaal
opgeschaald te worden.
Naarmate het droger is en harder waait zal de uitbreiding sneller zijn en zal nog
sneller opgeschaald moeten worden.
Leiding Vanaf de compagnies alarmering komt er voldoende leiding in het veld.
Momenteel4 kiest NHN ervoor om geen extra OVD in de primaire alarmeringen op te
nemen. Wat niet weg neemt, dat direct op verzoek van de aanwezige OVD een 2e
OVD en HOVD gealarmeerd kan worden.
Daarnaast wordt er vanaf zeer grote brand (vanwege de koppeling met de GRIP
alarmering) automatisch een HOVD gealarmeerd. Indien gewenst kan deze HOVD op
verzoek van de OVD en mogelijk ook op eigen initiatief, zich op de ondersteuning
richten.
De aansturing van het COPI verplaatst dan naar de 2e HOVD, die ook standaard aan
de GRIP alarmering gekoppeld is.
Verdere
beeldvorming
In een eerste fase is vaak alleen het eerste inzetgebied verkend. Mochten de
aanwezige (verkennings)eenheden of de gealarmeerde HOVD en OVD-en tijd
hebben, dan is het passend en effectief als zij zelf verder verkennen/beeldvormen.
In de praktijk hebben zij het meestal erg druk. Als alternatief hiervoor kan:
• gevraagd worden om een extra verkenningsvoertuig;
• de meetplan organisatie (of max. twee losse meetploegen o.l.v. de AGS)
gebruikt worden voor het maken van een brandplot.
Daarnaast kan een redvoertuig ingezet worden. Deze kan op hoogte (max. 30 m.)
als uitkijkpost dienen.
Ook de helikopter van de politie (KLPD) kan (indien beschikbaar) een waardevolle
aanvulling zijn.
Verbindingen De verbindingsprocedures bij opschalingen van natuurbranden zijn hetzelfde als de
verbindingsprocedures bij normale opschalingen. Ook worden dezelfde standaard
verbindingsschema’s gebruikt.
4 Hierbij speelt de afweging tussen het voordeel van extra hulp, tegenover de afwijking van de normale werkwijze en
beheersbaarheid van weer een extra eenheid die zich in meldt, info wilt en sturing gaat geven.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 15 van 32
Verplicht
opschalen
Afhankelijk van de droogte van de natuur is er meer of minder kans dat een brand
snel uitbreidt. De in gebruik zijnde kleurindexen zijn daar natuurlijk een goede
indicatie voor.
Als een knock-down niet lukt, is naarmate het droger is het gevaar groter dat er een
flinke uitbreiding plaats vindt. Daarom wordt van de (H)OVD verwacht dat, als een
knock-down niet lukt, de (H)OVD direct kleurafhankelijk opschaalt:
• Bij Groen mag de OVD dit nog zelf inschatten.
Bij nat weer kan men wellicht met beperkte opschaling alsnog een knock-down
forceren.
• Bij Geel wordt van de OVD verwacht dat deze direct doorschaalt naar een
Compagnie.
Als vuistregel gaan we er van uit dat bij “gewoon” droog weer een natuurbrand
middels flanken in een punt gedwongen kan worden.
• Bij Rood wordt hetzelfde verwacht van de OVD.
Van de HOVD wordt nu verwacht dat deze redelijk snel nog een Compagnie
aanvraagt.
Bij zeer droog weer wordt, als vuistregel, niet meer verwacht dat het vuurfront in
een punt gedwongen kan worden. Er zal dan minimaal naar een tactiek van
sturen op een stoplijn overgegaan moeten worden. Vanwaar ook de noodzaak
tot twee compagnieën.
Hierboven staat redelijk snel. Het is zelfs juist wenselijk dat er een klein beetje
tijd (5 tot 10 minuten) zit tussen de eerste en tweede compagnie. Op die manier
blijven de handelingen voor de meldkamer beheersbaar.
In de tabel hieronder staat e.e.a. samengevat:
Kleurindex Opschaling als Knock-Down mislukt
Groen Gezond Boeren Verstand (GBV)
Geel • 1e CIE direct door OVD
• 2e CIE GBV (H)OVD
Rood • 1e CIE direct door OVD
• 2e CIE redelijk snel door HOVD
• 3e/4
e CIE GBV HOVD
Voorbeelden In bijlage 1 staat een uitwerking van diverse mogelijke inzetten.
Blushelikopter
(zie ook paragraaf
over middelen)
De blushelikopter is slechts één van de middelen en is niet in de standaard of
verplichte opschaling opgenomen. Omdat het aanvragen en opkomen echter lang
duurt (ca. 3 uur) en de invloed groot kan zijn, is het wel van belang hier vroegtijdig
aan te denken. Daarnaast vliegen en blussen zij niet als het donker is.
Natuurbrand
haakarmbak
(zie ook alarmerings-
procedure)
Vanaf Rood of Zeer Grote Brand komt er uit voorzorg een speciale haakarmbak met
materiaal voor natuurbrandbestrijding. Het materiaal in deze haakarmbak is bedoeld
voor het tweede peloton en de tweede compagnie.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 16 van 32
4. Water
Inhoud Dit hoofdstuk bevat de volgende onderwerpen:
Onderwerp Zie pagina
4.1. Groot watertransport 17
4.2. Pendelen 18
4.3. Tankwagens 20
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 17 van 32
4.1. Groot Water Transport
Lange
opkomst-
opbouwtijd
Bij een flinke natuurbrand (> 100x100 meter) is al gauw groot water transport (WTS)
nodig. De opkomst en de opbouw van het groot water transport duurt echter enige
tijd. In goede omstandigheden voor WTS 1000 grofweg één uur en voor WTS 2500
grofweg anderhalf uur. Dit houdt twee dingen in:
1. WTS moet zo snel mogelijk besteld worden.
Mede hierom zit WTS in de standaard alarmering bij zeer droge omstandigheden.
2. In de eerste fase van een (natuur)brand kan je niet rekenen op WTS.
Als water in de eerste fase noodzakelijk is, moet er gependeld worden.
WTS 1000 Voor WTS 1000 gelden de volgende gegevens:
• Opgebouwd uit een dompelpomphaakarmbak (DPH) op een haakarmvoertuig;
• 1000 meter (1 km) slang van Ø 150 mm;
• Water op verdeelstuk na circa 1 uur:
o Maximale opkomsttijd 30 minuten;
o In redelijk gunstige omstandigheden5 30 minuten na aankomst
6 water op
varken;
• Waterlevering 4000 liter/min. op 1000 meter.
o Bijna 8000 liter/min. op 500 meter.
• Als slang verlengd wordt, is waterlevering van 4000 l/min niet meer haalbaar.
WTS 2500 Voor WTS 2500 gelden de volgende gegevens:
• Opgebouwd uit een slangenhaakarmbak (SLH) op een haakarmvoertuig en een
dompelpompaanhanger achter het haakarmvoertuig;
• 2500 meter (2,5 km) slang van Ø 150 mm;
• Water op verdeelstuk na circa 1 uur en 45 minuten:
o Maximale opkomsttijd 45 minuten;
o In redelijk gunstige omstandigheden4 60 minuten na aankomst
5 water op
varken;
• Waterlevering minimaal 2000 liter/min. op 2500 meter.
• Als slang verlengd wordt, is waterlevering van 2000 l/min. tot op 4 km. haalbaar.
Langere
afstanden
In de natuurgebieden is niet overal dichtbij water. Sterker nog, in veel natuurgebieden
is het water zelfs ver weg. Dit houdt in dat vaak eerder een WTS 2500 gealarmeerd
moet worden, dan een WTS 1000. Om deze reden zit bij natuurbrand het WTS 2500
i.p.v. het WTS 1000 in de opschaling van Zeer Grote Brand.
Als de afstand nog groter is dan 2500 meter, kunnen ook de slangen van de andere
WTS-en aan de slangen van het WTS 2500 gekoppeld worden.
Zoals hierboven beschreven heeft een dompelpomp tot 4 km nog genoeg kracht om
voldoende water te leveren.
5 Gunstige omstandigheden: Goed geoefend team, waterwinplaats en slangenweg snel bekend en goed bereikbaar.
6 30/60 minuten = 5 min. afzetten bak + 5 min. pomp te water en druk op pomp + 20 of 50 min. vultijd (vullen tijdens uitrijden)
Vultijd� Inhoud Ø150 mm is 18 l/m. Met vuldebiet van 1000 l/min, vul je ± 50 m/min. Dus 1000 m in 20 min. en 2500 m in 50 min.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 18 van 32
4.2. Pendelen
Pendelen Binnen onze regio’s heeft de TS 4x4 maar een beperkte watercapaciteit. Hierdoor is
het al snel noodzakelijk te pendelen. Omdat we in onze regio verder maar max. twee
TS 4x4 hebben en er dus waarschijnlijk door de gewone TS-en gependeld moet
worden, is de basis gedachte van pendelen bij ons wat complexer.
Grofweg zijn er drie varianten:
1. Brand vlak naast een begaanbare weg.
2. Brand wat verder van de begaanbare weg.
3. Brand ver van de begaanbare weg
Deze varianten worden hieronder nader toegelicht.
Naast deze varianten zijn, in een iets later stadium, natuurlijk ook combinaties met
loonwerkers o.i.d. mogelijk.
Vuistregel De welbekende regel voor het benodigde aantal voertuigen bij pendelen is:
n = Q x t (n= aantal voertuigen, Q = Bluscapaciteit, t = vultijd, V = Volume TS)
V
Als vuistregel kan echter gehanteerd worden dat voor één blussende TS, in totaal vier
TS-en nodig zijn. Eén blust, één rijdt leeg terug, één vult en één rijdt vol terug.
Pendelen 1:
Brand naast
de weg.
1. Brand vlak naast een begaanbare weg:
• Betreden veld niet perse noodzakelijk;
• Alle TS-en (behalve de 4x4) pendelen. Stoppen t.h.v. brand. Blussen met HD en
rijden door.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 19 van 32
Pendelen 2:
Brand wat
verder van
weg.
2. Brand wat verder van de begaanbare weg:
• Vanaf weg niet te blussen;
• Betreden veld met TS 4x4 noodzakelijk;
• Overige TS-en pendelen;
• TS 4x4 rijdt naar pad, wordt gevuld door pendel TS en gaat weer blussen.
Pendelen 3:
Brand ver
van weg.
3. Brand ver van de begaanbare weg:
• Een beetje afhankelijk van de voortplantingssnelheid van de brand loont het de
moeite om een slang het veld in te brengen, zodat de TS 4x4 niet steeds het hele
stuk terug naar de begaanbare weg hoeft te rijden;
• De locatie van de slang is afhankelijk van de duidelijkheid omtrent de contouren
van de flank:
o Onduidelijk: slang met afsluiter bovenwinds;
o Duidelijk: slang met afsluiter benedenwinds.
• Alle TS-en pendelen en sluiten beurtelings op de uitgelegde slang aan;
• Slang moet afgesloten kunnen worden met afsluiter of verdeelstuk.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 20 van 32
4.3. Tankwagens
Nog geen
regionale
afspraken
Behoudens Texel zijn nog niet overal in Noord-Holland Noord tankwagens met water
beschikbaar. Of dit nu lokale loonwerkers of tankwagens van de brandweer zijn.
Hoewel uniforme afspraken over de beschikbaarheid en werkwijze wel gewenst zijn,
zijn die nu niet voorhanden. Invulling voor het gebruik van tankwagens komt in een
van de volgende fasen van het project Natuurbrand.
Wel lokale
afspraken
Het ontbreken van regionale afspraken hoeft de operationele leiding niet te
weerhouden om dit middel toch in te zetten.
Afhankelijk van lokale afspraken kan eerder of later tijdens de inzet (hoe later hoe
minder hectiek) toch besloten worden gebruik te maken van loonwerkers of
tankwagens van de brandweer.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 21 van 32
5. Vuistregels
Vuistregel
snelheid
brand-
uitbreiding
De vuistregel voor branduitbreiding luidt:
aantal meters uitbreiding per uur = windsnelheid in m/s x 100
In de tabel hieronder is deze formule toegepast, waarbij het gemiddelde is afgerond
in ‘herkenbare’ getallen.
Windkracht
(Schaal van
Beaufort)
Windsnelheid
(Meters per
seconde)
Mogelijke
Branduitbreiding
(M/u afgerond)
0 0-0,2 m/s 10 m/u
1 0,3-1,5 m/s 100 m/u
2 1,6-3,3 m/s 250 m/u
3 3,4-5,4 m/s 500 m/u
4 5,5-7,9 m/s 750 m/u
5 8,0-10,7 m/s 1000 m/u
6 10,8-13,8 m/s 1250 m/u
7 13,9-17,1 m/s 1500 m/u
8 17,2-20,7 m/s 2000 m/u
9 20,8-24,4 m/s 2250 m/u
10 24,5-28,4m/s 2750 m/u
Vuistregel
vorm
brand-
uitbreiding
De brand breidt zich ongeveer uit in een driehoek van 45 graden met de windrichting
mee.
Brand-
uitbreiding
ook tegen de
wind in !
Let op: de brand kan zich ook uitbreiden tegen de wind in!
Hierbij moet niet alleen rekening gehouden worden met kroon- of loopvuur, maar
zeker ook met grondvuur.
45º
Windrichting Brandhaard Uitbreiding
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 22 van 32
Rook
(RSTV)
Aan de rook kan (op afstand) al enigszins de ernst van de situatie worden ingeschat.
De hoeveelheid en de dichtheid is natuurlijk een indicatie voor de grootte en
heftigheid van de brand.
Daarnaast is uit de kleur af te lezen over welke begroeiing het gaat. Dit is van belang
omdat brand in naaldbomen (veel brandbaar hars) moeilijker te bestrijden is:
• Zwarte rook (door de hars) wijst op brand in naaldbomen.
• Heide en helmgras brandt met licht grijze rook.
• Zwarte pluimen wijzen op los staande naaldbomen tussen de heide.
• De rook bij brand in loofbomen varieert7 van licht tot donkergrijs.
Brandgang
Stoplijn
Als er geen water is, wordt vaak gesuggereerd een natuurlijke stoplijn op te zoeken of
er een te maken, door bomen om te zagen.
Dit laatste (zelf bomen zagen) is in de praktijk erg lastig.
Los van de invloed van vliegvuur is er een behoorlijke strook zonder brandbare
materialen nodig om overslag te voorkomen.
Er zijn vuistregels voor overslag. Deze gaan uit van de redelijk gunstige
omstandigheden van een matig heet vuur (< 1000 ºC) en niet te veel wind (2 á 3 Bft).
Hierbij is de strook afhankelijk van de hoogte van het vuur. Dit zal bij een loopvuur
natuurlijk gunstiger zijn dan een voluit brandend bos.
• Bij een brandgang van 4 x de hoogte zal het vuur waarschijnlijk nog overslaan;
• Bij 5 x de hoogte mogelijk niet;
• Bij 6 x de hoogte waarschijnlijk niet.
Met deze kentallen moet er dan al snel gedacht worden aan stroken van 75 tot 100
meter. Een verharde weg door het bos en zelfs een snelweg zijn (in de praktijk, maar
ook gezien deze vuistregels) vaak niet voldoende.
Het maken van een brandgang door bomen om te zagen heeft daarom alleen zin als
er voldoende tijd en middelen zijn om een brede strook te creëren of als het vuur een
lage hoogte heeft.
Het creëren van een bredere brandgang door stroken links en rechts van een breed
pad of weg nat te maken is vaak een effectiever middel.
7 In basis zijn loofbomen dezelfde vegetatie als heide en gras, maar bij bomen en in bossen is er vaak een minder volledige
verbranding. Dus een meer donkere kleur rook
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 23 van 32
6. Veiligheid
Algemeen Onderstaande beschrijving is een samenvatting van de belangrijkste gevaren.
Details zijn terug te vinden in de les- en leerstof.
Insluiting Natuurbranden bewegen zicht voort. Daarnaast kan grondvuur of vliegvuur over grote
afstanden nieuwe onverwachte brandhaarden laten ontstaan.
Het belangrijkste gevaar bij natuurbranden is dan ook insluiting.
Aandachtspunten hierbij zijn:
• Wees alert op dit gevaar (verantwoordelijkheid van leiding en eenheden zelf);
• Zorg dat je voertuig direct in een veilige richting kan wegrijden;
• Houdt voor de eigen bescherming altijd 400 liter water in de tank;
• Bij insluiting geef “Noodprocedure brandweerpersoneel”;
• Bij nood kan in volledige uitrukkleding een ondiep vuurfront doorkruist worden.
Zwaar werk Natuurbranden bestrijden is zwaar werk. Belangrijk is dat de manschappen snel
voldoende drinken. Daarnaast moet tijdig (binnen 1 tot 4 uur) afgelost worden.
CO
Koolmonoxide
Bij natuurbranden is veel rook en is er ook vaak sprake van onvolledige verbranding.
Daar waar gewone rook al schadelijk is, is CO natuurlijk nog gevaarlijker.
Het meten van het CO gehalte is dus noodzakelijk en ondanks het zware werk zal op
tijd besloten moeten worden toch ademlucht te dragen.
Ook in de nablusfase (onvolledige verbranding) is het gevaar op CO groot.
Kleding De basisregel bij natuurbranden is volledige uitrukkleding met ademlucht. Dit omdat
het gevaar op vlammen, vonken, rook, CO en insluiting groot is.
Als het dragen van volledige uitrukkleding snel vermoeidheid of hittestuwing
veroorzaakt, is het eerste alternatief snelle aflossing. Alleen in bijzondere
omstandigheden kan gewerkt worden zonder ademlucht of jas.
Optische
signalen
Bij natuurbranden is het gebruik van optische signalen (blauwe en
oranje zwaailicht) i.v.m. de veiligheid vaak gewenst.
Met name in onoverzichtelijke bosgebieden, met mogelijk ook stof of rook, verhoogt
het gebruik van een zwaailicht de zichtbaarheid voor collega’s en burgers.
Avond en
nacht
Als het donker wordt is het gevaar op struikelen, verdwalen en insluiting groot. In
principe wordt in het donker dan ook alleen opgetreden op duidelijke en goed
betreedbare paden. Bos en open terrein moet vermeden worden.
Teken Bij de inzet in natuurgebieden moet rekening gehouden worden met een tekenbeet.
Dit heeft geen gevolgen voor de directe inzet maar noodzaakt wel controle achteraf.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 24 van 32
7. Overig
Burgerparticipatie valt onder de multidisciplinaire inzet. Hieronder de betreffende
passage uit het multidisciplinaire calamiteitenplan Natuurbrand:
Inzet Burgers
Met betrekking tot burgerparticipatie gelden de volgende uitgangspunten:
• Burgerparticipatie wordt niet gestimuleerd.;
• Burgers die het gebied in willen, worden niet toegelaten;
• De leider CoPI kan besluiten dat de hulpdiensten ter plaatse gebruik maken
van de ter plaatse beschikbare burgers, mits:
� deze burgers aangeven te willen participeren in de hulpverlening;
� de hoogste leidinggevenden van de hulpdiensten ter plaatse aangeven
deze hulp nodig te hebben;
� deze burgers alleen worden ingezet onder verantwoordelijkheid van deze
leidinggevenden ;
� deze burgers alleen worden ingezet voor zover hun eigen veiligheid en de
veiligheid van anderen hierdoor niet in het geding komt.
Inzet Burgers
Texel
Op Texel is de inzet van burgers bij natuurbrandbestrijding wel gereguleerd.
Bovenstaande richtlijn gaat aldaar niet op.
Reddings-
brigade
Multidisciplinair is afgesproken dat de reddingsbrigades, daar waar mogelijk, hun
transportmiddelen ter beschikking stellen. Daarbij is echter niet gezegd dat deze
middelen standaard ter beschikking van de brandweer zijn.
Ten eerste hebben zij ook een verantwoordelijkheid op het strand en kunnen niet
altijd en gegarandeerd transportmiddelen leveren.
Daarnaast zijn deze middelen een schaars goed en kan het zijn dat andere, niet
brandweer gerelateerde taken (bijv. evacueren/ontruimen van mensen van strand of
uit duinen), voorrang hebben.
Om deze reden wordt de reddingsbrigade (een liaison) pas vanaf GRIP 1
gealarmeerd en beslist de leider CoPI wie de middelen van de reddingsbrigade ter
beschikking krijgt.
Om bovenstaande redenen zit de reddingsbrigade niet in de eerste standaard
alarmeringen. Het staat een bevelvoerder of OVD echter vrij om in een eerder
stadium toch om de reddingsbrigade te vragen. Hierbij loopt de brandweer wel een
kans dat de reddingsbrigade in een later stadium aan een andere partij toegewezen
wordt.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 25 van 32
Bijlage 1: Voorbeelden inzet bij opschaling
In het hoofdstuk over opschaling staat dat de basisinzet bij oranje (na mislukken van
de knock-down) een Compagnie is, die gaat flanken. Dit is hieronder visueel weer
gegeven:
Inzet bij
opschaling
Geel
In dezelfde tabel staat ook aangegeven dat de HOVD op basis van gezond boeren
verstand ook verder kan opschalen. Hieronder twee voorbeelden van combinaties
van tactieken, die bij dit scenario redelijkerwijs denkbaar zijn. Hiernaast zijn natuurlijk
nog allerlei andere combinaties denkbaar.
Onderstaand scenario kan je hebben als de flanken wat verder uit elkaar liggen en of
makkelijker dan wel noodzakelijkerwijs (bijv. belangrijk object) gestopt moet worden
door een pel. op een stoplijn te zetten.
Het scenario hieronder is al eerder in dit document beschreven als een scenario
waarbij je met één peloton de inzetdiepte niet redt en je met een volgend peloton de
flank wel sluitend krijgt.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 26 van 32
Inzet bij
opschaling
Rood
Hierboven in de tabel staat dat de basis inzet bij rood (na mislukken van de knock-
down) een Compagnie is, die gaat sturen naar een stoplijn. Dit is hieronder visueel
weer gegeven:
Het scenario hieronder is al eerder in dit document beschreven als een scenario
waarbij je met één peloton de inzetdiepte niet redt en je met een volgende compagnie
de brand wel tot de stoplijn kan sturen:.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 27 van 32
Inzet bij
opschaling
Rood
(vervolg)
Onderstaand scenario geeft een voorbeeld van een inzet met vliegvuur:
Hieronder een voorbeeld van een combinatie van de twee voorgaande scenario’s:
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 28 van 32
Inzet bij
opschaling
Rood
(vervolg)
Als een brand pas in een wat later stadium opgepakt kan worden, is het vuurfront
mogelijk al wat breder geworden en is opvang door één Compagnie niet voldoende.
Hieronder een voorbeeld van een dergelijke situatie:
Als laatste een voorbeeld van een scenario waarbij op de eerste stoplijn niet
voldoende capaciteit is om het vuur compleet uit te krijgen.
De eerste stoplijn is dan defensief en geeft je de tijd of verlaagt de intensiteit voor de
tweede definitieve (offensieve) stoplijn.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 29 van 32
Bijlage 2: Samenvatting taken
Verkennings-
Voertuig
(101)
• Zo snel mogelijk uitrukken. Niet wachten op meer dan twee of drie personen;
• Het verkenningsvoertuig krijgt roepnummer 101;
• Het meenemen van extra aanhangers (met bijv. zwepen of MSA) kan, mits het
een snelle uitruk en verkenning niet nadelig beïnvloed;
• De eerste dichtstbijzijnde TS (roepnummer 110) is verantwoordelijk voor de
verkenning. Het verkenningsvoertuig 101 valt in de eerste fase dus onder de 110.
• Als de brand gelokaliseerd is, is een sitrap aan de 110 en de OVD 100 belangrijk:
o Locatie brand (eventueel in coördinaten)
o Soort brand (grondvuur, loopvuur, kroonvuur of combi);
o Oppervlakte brand (afmeting of oppervlakte);
o Breedte vuurfront;
o Heftigheid (grote / kleine vlammen);
o Inschatting of Knock-Down haalbaar is;
o Eventueel advies over vervolg tactiek (flanken, sturen naar stoplijn).
Nadat de brand is gelokaliseerd valt de 101 onder de OVD 100.
Een verkenningsvoertuig is in deze fase van de brand een schaars goed en de OVD
beslist wat een volgende inzet zal zijn. Te denken valt hierbij aan:
• Begidsing overige TS-en;
• Begidsing vervoer OVD 100;
• Verdere beeldvorming;
• Assistentie (Plotting / inbreng locale kennis) OVD;
• Begeleiding TS 4x4;
• Logistieke taken (ophalen materiaal of eten/drinken).
1e TS
(110)
• De dichtstbijzijnde en daarmee best lokaal bekende TS leidt de verkenning;
• Deze TS krijgt roepnummer 110;
• Het gealarmeerde verkenningsvoertuig (101) valt in de eerste fase onder de 110;
• Ook de andere gealarmeerde voertuigen worden door de 110 aangestuurd;
• De 110 is aanspreekpunt voor de OVD 100;
• Als de brand gelokaliseerd is, is een eerste sitrap aan de OVD 100 belangrijk:
o Soort brand (grondvuur, loopvuur, kroonvuur of combi);
o Oppervlakte brand (afmeting of oppervlakte);
o Breedte vuurfront;
o Heftigheid (grote / kleine vlammen);
o Inschatting of Knock-Down haalbaar is;
o Eventueel advies over vervolg tactiek (flanken, sturen naar stoplijn).
• Totdat de OVD ter plaatse is coördineert de 110 de inzet en begidsing.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 30 van 32
OVD
(100)
- Verkenning
- Leiden
- Kiezen
- Leiden
• De verkenning wordt geleid door de 1e lokale TS (110);
• Deze heeft een verkenningsvoertuig tot zijn beschikking (101);
• C2000 Communicatie tussen 101 en 110 is belangrijk:
o Bescheiden opstellen in gebruik verbindingen.
• Nadat de brand gelokaliseerd is, volgt z.s.m. door de 101 of 110 een sitrap:
o Soort brand (grondvuur, loopvuur, kroonvuur of combi);
o Oppervlakte brand (afmeting of oppervlakte);
o Breedte vuurfront;
o Heftigheid (grote / kleine vlammen);
o Inschatting of Knock-Down haalbaar is;
o Eventueel advies over vervolg tactiek (flanken, sturen naar stoplijn).
• Op basis van deze sitrap eventueel opschalen;
• Na de verkenning valt de 101 onder de OVD 100. Mogelijke taken zijn:
o Begidsing overige TS-en;
o Begidsing vervoer OVD 100;
o Verdere beeldvorming;
o Assistentie (Plotting / inbreng locale kennis) OVD;
o Begeleiding TS 4x4;
o Logistieke taken (ophalen materiaal of eten/drinken).
• Ter plaatse is het noodzakelijk dat leiding gegeven wordt aan de inzet:
o Weggaan voor verdere beeldvorming is ongewenst;
o Indien noodzakelijk hiervoor opschalen.
• Zo snel mogelijk moet ingeschat worden of een knock-down haalbaar is;
• Als de HOVD al gealarmeerd is, moet deze info in een sitrap naar de HOVD;
• Als knock-down niet kan, moet een OVD kiezen of deze gaat flanken of sturen;
o De OVD moet zich nu richten op de belangrijkste flank;
o Verdere beeldvorming en andere flank is voor 2e OVD of HOVD.
• Afhankelijk van de omstandigheden moet (verplicht) verder worden opgeschaald:
o Bij Groen: Eigen inschatting OVD;
o Bij Geel: OVD minimaal één Compagnie;
o Bij Rood: OVD minimaal één Compagnie.
HOVD moet minimaal een 2e compagnie alarmeren.
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 31 van 32
HOVD
(Alfa)
(Bravo)
(Charlie)
• In verband met de dynamiek, waterwinning en omvang van natuurbranden heeft
een OVD eerder dan normaal baat bij ondersteuning;
• Eerder dan normaal zal de HOVD zich moeten richten op de brand en de rol van
LCoPI aan de opvolgende HOVD moeten laten;
• Te denken valt aan ondersteuning bij waterwinning of verdere beeldvorming;
• Bij zeer droog weer (index rood) wordt ook de HOVD meteen mee gealarmeerd.
In dit stadium moet de brand vaak nog gevonden worden en is de C2000
communicatie tussen 101 (verkenner) en 110 (1e TS) zeer belangrijk. Ook de
HOVD moet zich in deze fase bescheiden opstellen in het gebruik van de
verbindingen;
• Ter plaatste zal de OVD als eerste in te schatten of een knock-down haalbaar is;
• Als de HOVD al gealarmeerd is, moet deze info in een sitrap naar de HOVD;
• Als knock-down niet kan, moet een OVD kiezen of deze gaat flanken of sturen:
o De OVD moet zich nu richten op de belangrijkste flank;
o Verdere beeldvorming en andere flank is voor 2e OVD of HOVD.
• Afhankelijk van de omstandigheden moet (verplicht) verder worden opgeschaald:
o Bij Groen: Eigen inschatting;
o Bij Geel: OVD Minimaal één Compagnie;
o Bij Rood: OVD Minimaal één Compagnie.
HOVD moet minimaal een 2e compagnie alarmeren.
• Hierna volgen de “standaard” componenten van een inzet:
o Verkennen, Inzetplan maken, Bevelsuitgifte, Inzet.
• Hieronder een aantal voorbeelden van inzet bij opschaling:
Basis Flanken Flanken met stoplijn Verlengd Flanken
Basis Sturen en Stoplijn Verlengd Sturen en stoplijn Sturen - Stoplijn met Vliegvuur
Verlengd Sturen en Stoplijn Verlengd Sturen op brede Stoplijn Verlengd Sturen op met Vliegvuur defensieve Stoplijn, daarna offensieve Stoplijn
DOC-RB-OPV-Inzetprocedure Natuurbrandbestrijding, versie 1.0, d.d. 01-02-2011 32 van 32
Bijlage 3: Operationele kaarten
Operationele
kaarten
Als bijlage bij het multidisciplinaire incidentbestrijdingsplan zijn eenvormige
operationele kaarten voor alle natuurgebieden in Noord-Holland Noord gemaakt.
Op deze operationele kaarten is de acuut benodigde informatie voor de operationele
rampbestrijding en aansturing daarvan weergegeven. Dit betreft o.a. de
toegankelijkheid, vegetatie, risico objecten en waterwinning. Daarnaast zijn op de
achterzijde de uitgangspunten en aandachtspunten weergegeven.
Hoewel de operationele kaarten geen onderdeel zijn van dit monodisciplinaire plan,
zijn ze wel van belang bij de verkenning en bestrijding van natuurbranden.
Daarom voor de beeldvorming hieronder een voorbeeld.
Voorbeeld
kaart