Inventarisatie alternatieve oestersubstraten
-
Upload
phungtuong -
Category
Documents
-
view
222 -
download
0
Transcript of Inventarisatie alternatieve oestersubstraten
Inventarisatie alternatieve
oestersubstraten
Ir. F.H.J. Kappen
Rapport Februari 2011
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 2
Colofon
Titel Inventarisatie alternatieve oestersubstraten Auteur(s) Ir. F.H.J. Kappen Nummer Rapport Februari 2011 ISBN-nummer - Publicatiedatum Februari 2011 Vertrouwelijk Ja OPD-code OPD 10/044 Goedgekeurd door Wageningen UR Food & Biobased Research P.O. Box 17 NL-6700 AA Wageningen Tel: +31 (0)317 480 084 E-mail: [email protected] Internet: www.wur.nl © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system of any nature, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of the publisher. The publisher does not accept any liability for inaccuracies in this report.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 3
Abstract Deze deskstudie is een onderdeel van het project “Samen verduurzamen voor een vitale
oestersector”. De Nederlandse Oestervereniging is samen met Wageningen IMARES en LEI
Wageningen UR op zoek naar “Innovatieve kweekmethoden: Vernieuwing substraat voor
collectie broed”. Het onderdeel Food and Biobased Research van Wageningen UR is in het kader
van dit project gevraagd een studie te doen naar alternatieve substraten voor de oesterteelt.
Dit project beoogt het probleem van het tekort aan mosselschelpen voor de oesterkwekers op te
lossen door de mogelijkheden van alternatieve oestersubstraten in kaart te brengen. Hierdoor
ontstaan de volgende voordelen: verminderde afhankelijkheid van het aanbod van
mosselschelpen, vermindering van kosten en verbetering van broedval.
Er kunnen verschillende mogelijkheden zijn voor substraten, waarbij substraten welke biologisch
afbreekbaar zijn uitkomst lijken te bieden. Substraten die zoveel mogelijk voldoen aan de eisen
die gesteld worden aan "natuurlijke" substraten genieten de voorkeur, mede om de sterkste
broedjes te laten overleven. In het ideale geval is het substraat een materiaal wat na een jaar nog
sterk en grotendeels intact is. Vervolgens moet het binnen 2 jaar afbreken en moet er niets meer
op de oesterschelp te zien zijn.
Van de op dit moment beschikbare bioplastics is bekeken welke geschikt zouden kunnen zijn
voor het gebruik als oestersubstraat. Een belangrijk probleem is de „plastic soep‟, een grote
hoeveelheid gedefragmenteerd plastic wat in zeeën en oceanen ronddrijft. Om dit te voorkomen
is complete afbreekbaarheid in brak of zout water een vereiste. Hier is echter weinig specifieke
informatie over te vinden. In het algemeen wordt een materiaal afbreekbaar genoemd als het in
een bepaalde omgeving (grond, compost of bv zout water) binnen 6 maand afbreekt tot
biomassa, natuurlijke gassen (bv CO2), water en/of anorganische componenten. Materialen
worden dus niet afbreekbaar genoemd als ze in 2 jaar tot deze componenten afbreken.
Zetmeel bijvoorbeeld is prima biologisch afbreekbaar in grond of compost (<6 mnd), maar de
afbreekbaarheid in zout water blijft achter (>6 mnd). Polymelkzuur (PLA) breekt af in compost,
maar ook hier is de snelheid in zout water onbekend. Sommige polyesters gemaakt door
bacterien zijn snel afbreekbaar in zout water (<6 mnd, Mirel van Telles). De afbreeksnelheid kan
in veel gevallen gevarieerd worden door dikker of dunner materiaal te gebruiken of additieven toe
te voegen. Ook kunnen mengsels van materialen gebruikt worden.
Bijna alle bio-plastics zijn via verschillende industriele productiemethoden tot een product te
vormen (extrusie, spuitgieten, etc.). Hier zal in eerste instantie niet de limitering voor het gebruik
als oestersubstraat liggen. Prijzen van bioplastics liggen tussen 1 en 10 euro/kg, wanneer een
goedkope (en mogelijk functionele) filler (bv kalk) gebruikt wordt, kan de prijs/kg van een
product gemakkelijk meer dan gehalveerd worden.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 4
Inhoudsopgave
Abstract 3
1 Inleiding 5
1.1 Aanleiding 5
1.2 Wensen en eisen 5
2 Inleiding bioplastics 7
2.1 Bioplastics 7
2.2 Hernieuwbare polymeren 7
2.3 Biodegradeerbaarheid/composteerbaarheid 8
2.4 Biodegradeerbaarheid in zeeën en oceanen 9
2.5 Marktomvang en toepassingen 9
3 Biodegradatie in (zee) water 11
3.1 Plastic soep 11
3.2 Biodegradeerbaarheid in zeeën en oceanen 11
3.3 Materialen 13
3.4 Snelheid van afbraak 13
4 Conclusies 16
5 Bijlage: Materiaal overzicht 17
5.1 Cellulose plastics 17
5.2 PLA (Poly lactic acid) 19
5.3 Bacteriële polyesters (PHA‟s) 21
5.4 Polyesters 24
5.5 Thermoplastisch zetmeel & TPS gebaseerde materialen 26
5.6 Biopolymeer blends 28
5.7 Niet afbreekbare hernieuwbare polymeren 30
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 5
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Deze deskstudie is een onderdeel van het project “Samen verduurzamen voor een vitale
oestersector”. De Nederlandse Oestervereniging is samen met Wageningen IMARES en LEI
Wageningen UR op zoek naar “Innovatieve kweekmethoden: Vernieuwing substraat voor
collectie broed”. Het onderdeel Food and Biobased Research van Wageningen UR is in het kader
van dit project gevraagd een studie te doen naar alternatieve substraten voor de oesterteelt.
Eén tot enkele malen per jaar worden er op een aantal oesterpercelen mosselschelpen gezaaid
waar oesterlarven zich aan hechten. De oester groeit en de mosselschelp verteerd in een periode
van twee jaar. De laatste jaren zijn er door een beperkte aanvoer van mosselen te weinig
mosselschelpen om in de behoefte van de oesterkwekers te voorzien. Daarnaast is de prijs van
een kubieke meter mosselschelpen opgelopen tot rond de € 30. Deze ontwikkelingen nopen de
oestersector naar het vinden van een alternatieve methode voor de invang van oester op de
kweekpercelen door verschillende (nieuwe) substraten te testen.
In het verleden is onderzoek verricht naar de toepasbaarheid van substraten en het verbeteren
van de broedval van oesters. Voortschrijdend inzicht laat zien dat er verschillende mogelijkheden
kunnen zijn voor substraten, waarbij substraten welke biologisch afbreekbaar zijn uitkomst lijken
te bieden. Substraten die zoveel mogelijk voldoen aan de eisen die gesteld worden aan
"natuurlijke" substraten genieten de voorkeur, mede om de sterkste broedjes te laten overleven.
Dit project beoogt het probleem van het tekort aan mosselschelpen voor de oesterkwekers op te
lossen door de mogelijkheden van alternatieve oestersubstraten in kaart te brengen. Hierdoor
ontstaan de volgende voordelen: verminderde afhankelijkheid van het aanbod van
mosselschelpen, vermindering van kosten en verbetering van broedval.
1.2 Wensen en eisen
Er zijn verschillende wensen en eisen voor het alternatief voor een oestersubstraat te definiëren.
1. Afbraakprofiel
2. Invloed op maritiem milieu
3. Groei van oesters
4. Prijs
Mosselschelpen worden gestort op de zeebodem waarna het oesterbroed ingevangen wordt en
groter wordt. Na 1 jaar worden de mosselschelpen met kleine oesters opgevist en elders opnieuw
gestort. Anderhalf tot twee jaar later worden de oesters opnieuw opgevist om verkocht te
worden. Deze procedure betekent dat na 1 jaar het oestersubstraat nog een zekere sterkte moet
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 6
hebben om opgevist te kunnen worden. Na in totaal 3 jaar moet het substraat niet meer op de
nieuwe oesterschelp te zien zijn.
Om het alternatieve oestersubstraat algemeen geaccepteerd te krijgen, mogen zowel het
oestersubstraat als de afbraakproducten geen negatieve invloed op het maritiem milieu hebben
(giftigheid, residuen).
Naast het afbraakprofiel is het natuurlijk belangrijk dat het oesterbroed goed hecht aan het
substraat, dat er geen algengroei plaatsvindt en dat het substraat bij het begin de juiste
mechanische eigenschappen heeft (flexibiliteit).
Uiteindelijk moet het alternatieve oestersubstraat beschikbaar zijn voor een economisch
aantrekkelijke prijs. Mosselschelpen kosten ongeveer 33€/m3, waarbij voor 5 ha ongeveer 300m3
nodig is (± 2000 €/ha).
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 7
2 Inleiding bioplastics
2.1 Bioplastics
De term bioplastics zorgt vaak voor verwarring. In het verleden werden met deze term
voornamelijk biodegradeerbare plastics aangeduid. Maar momenteel ligt de focus van media,
wetenschap en industrie bij bioplastics vooral op het hernieuwbare karakter van de plastics (zie
ook Figuur 1). Ter verduidelijk zijn hieronder de verschillen en overeenkomsten tussen
biodegradeerbare en hernieuwbare toegelicht.
Figuur 1 Biodegradeerbaar en/of hernieuwbaar
In het groene vlak (links) staan biologisch afbreekbare polymeren, in het gele vlak (rechts)
hernieuwbare polymeren en in het oranje vlak (overlappend) polymeren die zowel hernieuwbaar
als afbreekbaar zijn.
a) Voorbeelden van niet-hernieuwbare biodegradeerbare plastics zijn o.a. polyesters zoals
Eastar Bio, Bionolle, en Ecoflex gebaseeerd op fossiele grondstoffen.
b) Voorbeelden van hernieuwbare polymeren die niet biologisch afbreekbaar zijn, zijn o.a.
Sorona en Rilsan (nylon 11) met bv mais als grondstof, maar chemisch gemodificeerd.
c) Voorbeelden van hernieuwbare biodegradeerbare polymeren zijn polymelkzuur (PLA),
Mater-Bi en Biopar op basis van grondstoffen uit mais of zetmeel.
2.2 Hernieuwbare polymeren
Op dit moment is er (in het kader van de CO2 discussie) een grote vraag naar hernieuwbare
materialen. De toegevoegde waarde van biologische afbreekbaarheid is afhankelijk van de
toepassing.
Hernieuwbare polymeren zijn polymeren waarvan de grondstoffen direct of indirect afkomstig
zijn uit de natuur. Dit zijn bijvoorbeeld natuurlijke polymeren zoals zetmeel en cellulose. Zetmeel
kan thermoplastisch gemaakt worden door toevoeging van weekmakers zoals glycerol, terwijl
cellulose chemisch gemodificeerd moet worden om thermoplastisch verwerkbaar te worden. Ook
Sorona,PDO
(Dupont)
Rilsan
Nylon 11
(Arkema)
Ecoflex
(BASF)
PLA
(Natureworks)
Biopar
(Biop)
Bionolle
(Showa Denko)
Mater-Bi
(Novamont)
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 8
kunnen diverse polymeren direct uit micro-organismen of gemodificeerde gewassen gewonnen
worden. Bekende voorbeelden zijn polyhydroxyalkanoaten (PHA‟s), maar ook bacterieel cellulose
is een voorbeeld van deze groep hernieuwbare polymeren. Een heel belangrijke groep zijn de
polymeren die worden geproduceerd uit biobased bouwstenen. Het bekendste voorbeeld is PLA
waarvan de (melkzuur) bouwstenen worden geproduceerd via fermentatie. Ook via chemische
wegen worden hernieuwbare bouwstenen geproduceerd zoals isosorbide (uit suikers) en furanen
(uit pectines).
Vaak worden hernieuwbare polymeren betrokken in de discussie over het gebruik van
voedingsgewassen voor non food toepassingen. Deze discussie is ontstaan naar aanleiding van
het gebruik van palmolie in de productie van biodiesel, het gebruik van maïs voor de productie
van bioethanol (brandstof) en de verschuiving in het landgebruik naar gewassen zoals koolzaad,
eveneens voor de productie van biobrandstoffen. Echter het gebruik van landbouwgewassen
voor de productie van hernieuwbare bioplastics is zeer beperkt in vergelijking tot het gebruik
voor biobrandstoffen. Daarnaast is de trend bij de productie van biobrandstoffen het gebruik van
agroafvalstromen zoals bijvoorbeeld stro. Momenteel worden technologieën ontwikkeld die het
gebruik van deze afvalstromen mogelijk maken.
2.3 Biodegradeerbaarheid/composteerbaarheid
In diverse toepassingen hebben biodegradeerbare plastics een toegevoegde waarde boven niet
afbreekbare plastics. Voorbeelden zijn:
1. afbreekbare mulch folies die door hun afbreekbaarheid niet van landbouwgronden verwijderd
hoeven worden
2. afbreekbare verpakkingsmaterialen die gezamenlijk met voedselresten gecomposteerd kunnen
worden
3. afbreekbare bindstrips en clips die niet handmatig verwijderd behoeven te worden door telers
Uit bovenstaand voorbeelden komt naar voren dat bij de keuze voor een bioplastic de afvalfase
meegenomen moet worden.
De eisen die aan een biodegradeerbaar plastic worden gesteld zijn vastgelegd in internationale
normen zoals de internationale norm voor composteerbare plastics: EN13432. Deze norm
definieert hoe snel en in welke mate een biodegradeerbaar plastic moet degraderen onder
commerciële composteringcondities. Bovendien stelt de norm eisen aan de kwaliteit van de
resterende compost en mogen biodegradeerbare plastics bijvoorbeeld niet te veel zware metalen
bevatten. De norm stelt eisen aan de samenstelling en grondstoffen van bioplastics maar ook aan
het desintegreren van geproduceerde producten. Voor biodegradeerbare films wordt daarom ook
vaak een maximale filmdikte aangegeven waarbij de film nog voldoende snel desintegreert.
De term biodegradeerbaar plastic wordt ook vaak gebruikt door producenten van gemodificeerde
petrochemische plastics die lijken af te breken. In dit geval worden speciale additieven
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 9
toegevoegd aan bijvoorbeeld polyethyleen (PE) die producten onder invloed van UV-straling (uit
zonlicht) of zuurstof (uit de lucht) uit een laten vallen. Deze materialen voldoen echter niet aan
de eisen van de EN13432 norm.
2.4 Biodegradeerbaarheid in zeeën en oceanen
De in de vorige paragraaf genoemde EN13432 norm beschrijft aan welke eisen een plastic moet
voldoen om composteerbaar genoemd te mogen worden. Een specifieke conditie wordt hierbij
aangegeven (temperatuur, aanwezige microorganismen, vochtgehalte, etc.). Dit is niet de conditie
van zeewater. Daarvoor is een specifieke test nodig om de afbreekbaarheid in zee te kunnen
bepalen.
In Europa bestaat nog geen norm voor de eisen waaraan een plastic moet voldoen om
afbreekbaar in zee genoemd te mogen worden. De American Society for Testing and Materials
(ASTM) heeft wel een norm beschreven waaraan een plastic moet voldoen om afbreekbaar in zee
genoemd te mogen worden (ASTM D7081 – Standard Specification for Non-Floating
Biodegradable Plastics in the Marine Environment).
Deze specificatie heeft betrekking op producten uit kunststof (inclusief verpakking en coatings)
die zijn ontworpen om biologisch afbreekbaar te zijn onder maritieme condities. Mogelijke
omgevingen zijn ondiep en diep zout water en brak water. De producten moeten een
„bevredigende‟ biologische afbraak hebben in een tempo vergelijkbaar met bekende
composteerbare materialen. Verder beschrijft deze specificatie dat de afbraak van deze materialen
geen schadelijke milieueffecten mag hebben. Producten die voldoen aan de eisen zijn geschikt om
het label “marine disposable” te dragen.
In het volgende hoofdstuk wordt verder op deze norm in gegaan.
2.5 Marktomvang en toepassingen
Het is moeilijk een goede schatting te maken van de marktomvang van bioplastics omdat de
markt erg heterogeen is. Schattingen starten bij een minimale omvang van 50000 ton (minder dan
1%). De marktomvang (gebruik van bioplastics) in 2006 wordt door SRI Consulting geschat op
85000 ton. Dit terwijl wereldwijd de consumptie van flexibele verpakkingen wordt geschat op
12,3 miljoen ton.
Afbreekbare bioplastics zijn vooral populair in de verpakkingssector. Voorbeelden zijn
boodschappentassen van afbreekbare plastics en afvalzakken voor in de groenbak. Daarnaast
verpakt bijvoorbeeld de “Greenery” al haar biologische producten in bioafbreekbare
verpakkingsmaterialen. Ook catering producten zijn voorbeeld waarbij bioafbreekbare plastics
een voordeel op kunnen leveren. Disposable bordjes en bestek maar ook bijvoorbeeld
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 10
hamburgerbakjes worden vaak samen met voedselresten afgevoerd. Wanneer gebruik wordt
gemaakt van afbreekbare/composteerbare plastics kan dit afval in de groencontainer.
De verschuiving van afbreekbare plastics naar hernieuwbare plastics maakt dat ook in duurzame
producten steeds meer gekeken wordt naar bioplastics. Voorbeelden zijn mobiele telefoons uit
PLA/kenaf composietmaterialen (NEC), tapijtvezels gemaakt van Sorona (Dupont), auto
interieurs (Mazda) en leidingen uit Rilsan (Arkema). Bij deze toepassingen is biodegradatie niet
van belang maar wel de duurzaamheid (o.a. CO2 balans) van producten. Dit heeft zelfs al geleid
tot een productiemethode voor het maken van low density polyethyleen (LDPE) uit etheen
gemaakt uit suikerriet.
De laatste jaren zijn bioplastics economisch aanzienlijk competitiever geworden. De prijs van
conventionele plastics is gestegen en de eigenschappen van bioplastics zijn sterk verbeterd. De
productiecapaciteit van bioplastics neemt sinds 2000 sterk toe en wordt op dit moment geschat
op 350000 ton. Grote spelers zijn Natureworks (140000 ton PLA), Dupont (50000 ton Sorona)
en in Europa Novamont (35000 ton zetmeelblends). Ook in de komende jaren zal capaciteit
worden bijgeplaatst zoals voor de productie van polyethyleen uit suikerriet en de productie van
PHA.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 11
3 Biodegradatie in (zee) water
3.1 Plastic soep
Het doel van deze desk-studie is een materiaal te vinden wat gebruikt kan worden als een
alternatief voor mosselschelpen die gebruikt worden als oestersubstraat. Om acceptatie van dit
alternatief te krijgen, mag het materiaal aan het einde van de gebruikscyclus niet eindigen als
onderdeel van de „plastic soep‟.
Een tiental jaar geleden is een gebied in zee ontdekt met grote concentraties zeeafval, deze
zogenaamde plastic soep is ontstaan door steeds verder toenemende hoeveelheden zeevervuiling.
Afval dat in zee drijft wordt door zeestromingen meegevoerd, en blijft vaak achter op een plek
waar de stromingen convergeren. Blootstelling aan licht kan er voor zorgen dat onder andere
lange plastic moleculen of 'polymeren' worden opgebroken in steeds kleinere plastic moleculen.
Fotodegradatie is de afbraak van moleculen onder invloed van licht. Echter, plastic kan door
fotodegradatie niet helemaal worden afgebroken. Er blijven altijd zeer kleine plastic moleculen
over die vervuiling van de grond en het water veroorzaken.
Als gevolg van fotodegradatie bestaat de plastic soep grotendeels uit minuscule plastic deeltjes.
Deze deeltjes worden door vissen en andere zeedieren vaak aangezien voor het eetbare plankton.
Opname van teveel plastic deeltjes en de toxische stoffen die daar vaak aan gebonden zijn kan
uiteindelijk de dood tot gevolg hebben. Consumptie van deze vissen kan voor de mens ook
schadelijk zijn.
3.2 Biodegradeerbaarheid in zeeën en oceanen
In tegenstelling tot biodegradeerbaar materiaal blijft door fotodegradatie afgebroken materiaal
altijd bestaan uit kleine plastic moleculen. Biodegradeerbaar materiaal breekt onder invloed van
micro-organismen af tot koolstofdioxide, water en mineralen en heeft op deze manier geen
invloed op de „plastic soep‟.
De in het vorige hoofdstuk genoemde ASTM norm D7081 (Standard Spcification for Non-
Floating Biodegradable Plastics in the Marine Environment) beschrijft de normen waaraan een
plastic moet voldoen om bio-afbreekbaar in zee genoemd te mogen worden. De volgende 3
vereisten worden daarvoor gesteld:
1. Desintegratie tijdens afbraak in zee:
een product moet desintegreren tijdens zeewater blootstelling zodat eventuele residuen niet
gemakkelijk te onderscheiden zijn van andere organische materialen of deeltjes die normaal
aanwezig zijn in deze omgeving. De norm schrijft voor dat onder gecontroleerde
testomstandigheden het product na 12 weken zover gedesintegreerd moet zijn dat minder dan
30% op een 2 mm zeef overblijft.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 12
2. Inherente biologische afbreekbaarheid:
het product moet van materialen gemaakt zijn die inherent afbreekbaar zijn. Dit wordt
bepaald door middel van testen onder gecontroleerde omstandigheden. De norm schrijft voor
dat van elke component in het product in gecontroleerde testomstandigheden minimaal 30%
van het organische koolstof in kooldioxide is geconverteerd na 180 dagen. Tevens moet het
materiaal voor minimaal 90% biodegraderen in organische compost.
3. Geen schadelijke milieueffecten:
De geteste producten of materialen hebben geen negatieve impact op de overleving van
maritieme organismen en zijn ook niet bezwarend voor het ecosysteem als ze in zee geplaatst
worden. Daarnaast mogen de polymere producten of andere materialen tijdens afbraak geen
onacceptabele hoeveelheden metalen of andere giftige stoffen in het milieu brengen. De
kunststof producten worden getest op hun toxiciteit d.m.v. een microbiële zuurstof
absorptietest, een microbiële bio-luminescentietest, en toxiciteit testen op vissen, plankton en
algen.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 13
4 Substraatconcepten In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op concepten waaraan men moet denken om een
geschikt bioplastic als oestersubstraat te kiezen. In de bijlage (hoofdstuk 6) staat een algemeen
overzicht van bioplastics met hierin vermeld de grondstoffen, prijzen en verwerkbaarheid.
4.1 Materialen
Ondanks de grote milieuproblemen die gepaard gaan met plastic afval in zee, zijn er bijna geen
gegevens bekend over materialen die aan de eerder genoemde ASTM D7081 norm voldoen. De
vraag naar specifiek in zee afbreekbare materialen is relatief klein en men zoekt oplossingen in
composteerbaarheid of recycling ter voorkoming/vermindering van het afvalprobleem.
Eén van de bedrijven die specifiek adverteert met een materiaal dat voldoet aan de ASTM D7081
norm is Telles met het product Mirel. Mirel is een polyhydroxyalkanoaat (PHA) dat geproduceerd
wordt door micro-organismen die gevoed worden met suiker.
Andere materialen kunnen ook bioafbreekbaar zijn in zeewater, maar het is onbekend of deze
materialen gecertificeerd zijn.
4.2 Snelheid van afbraak
Wanneer het alternatieve oestersubstraat op dezelfde manier verwerkt wordt als de huidige
verwerkingsmethode met mosselschelpen, moet het aan een bepaald afbraakprofiel voldoen
(Figuur 2). Na 1 jaar wordt het materiaal opgevist waarvoor het een minimale sterkte moet
hebben. Na 3 jaar worden de oesters opgevist om verkocht te worden en mogen er geen resten
plastic aan de schelp te zien zijn.
Figuur 2 Afbraakprofiel oestersubstraat
Minimale sterkte
C A
B
Ste
rkte
/ in
tegr
itei
t
0 1 2 3
Tijdsduur [jaar]
D
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 14
In bovenstaande figuur staat het afbraakprofiel getekend van een oestersubstraat. Materiaal A
heeft een lineair afbraakprofiel, per maand breekt een gelijke hoeveelheid af. Materiaal B heeft
een uitgesteld afbraakprofiel, het eerste jaar breekt het niet of nauwelijks af en daarna begint het
pas. Materiaal C is zeer snel afbreekbaar, maar moet, om na 1 jaar nog een minimale sterkte te
hebben, bij het begin zeer sterk (lees: dikwandig) zijn. Materiaal D is langzaam afbreekbaar en is
na 3 jaar nog niet verdwenen.
Het bedrijf Telles verkoopt een door microorganismen geproduceerd PHA met de merknaam
Mirel. Mirel voldoet aan de ASTM D7081 norm, maar zal in pure vorm waarschijnlijk te snel
afbreken. Volgens de norm moet het materiaal na 3 maand al gedesintegreerd zijn in stukken
kleiner dan 2 mm. Volgens bovenstaande figuur heeft Mirel de eigenschappen van materiaal C.
PLA is watervast en hoewel het composteerbaar is, voldoet het niet aan de ASTM D7081 norm
omdat de afbraak te langzaam is om te meten.
Er zijn verscheidene technische mogelijkheden om de afbraak van bioplastics te vertragen:
1. Door blenden met een langzamer afbrekend bioplastic valt het product minder snel
uiteen (bijvoorbeeld Figuur 2, materiaal A).
2. Het basismateriaal begint later af te breken wanneer het gecoat wordt met een
langzamer afbrekend bioplastic (bijvoorbeeld Figuur 2, materiaal B).
3. Door grotere, dikkere producten te maken, kan na 1 jaar de minimale sterkte behouden
blijven. De kostprijs van het product zal hierdoor verhoogd worden.
Ook kan de afbraak van bioplastics versneld worden:
1. Door blenden met een sneller afbrekend bioplastic valt het product sneller uiteen
(bijvoorbeeld Figuur 2, materiaal A).
2. Vulmiddelen (bijvoorbeeld kalk) kunnen de snelheid van afbraak versnellen.
3. Door dunnere producten te maken, kan de desintegratie binnen 3 jaar bereikt worden.
Het zal dan wel moeilijk zijn om na 1 jaar de minimale sterkte te hebben.
Uiteindelijk zijn van zeer weinig materialen de precieze afbraakeigenschappen bekend. Van
blends met verschillende bioplastics is het afbraakprofiel nog onbekender. Wanneer een (blend)
van materialen gekozen wordt, is een (tijdrovende) praktijktest vaak de enige manier om te
bestuderen of het product aan de eisen voldoet.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 15
4.3 Verwerkbaarheid
In de bijlage (hoofdstuk 6) staat een algemeen materiaaloverzicht van bioplastics. O.a. de
verwerkbaarheid van de verschillende bioplastics wordt hierin beschreven. Over het algemeen zal
de vormgeving van het eindproduct de productiemethode bepalen. Bijna alle bio-plastics zijn via
verschillende industriele productiemethoden tot een product te vormen (extrusie, spuitgieten,
etc.). Hier zal in eerste instantie niet de limitering voor het gebruik als oestersubstraat liggen.
Wel moet er rekening gehouden worden met de gebruikte additieven om het plastic verwerkbaar
te krijgen. Sommige grades bevatten bijvoorbeeld een weekmaker waarvan niet bekend is of ze
giftig zijn voor het maritiem milieu.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 16
5 Conclusies ASTM norm D7081 beschrijft waaraan een bioplastic moet voldoen om bioafbreekbaar in
maritiem milieu genoemd te mogen worden. Het bioplastic moet snel genoeg desintegreren
(binnen 3 maand kleiner dan 2mm) onder maritieme condities en inherent biologisch afbreekbaar
zijn (30% afgebroken in een half jaar in zee en 90% in een half jaar in een composteerinstallatie).
Daarnaast mogen het bioplastic, de componenten (additieven) en de afbraakproducten geen
invloed hebben op het maritiem milieu.
Het PHA Mirel van Telles voldoet aan bovenstaand ASTM norm, maar zal waarschijnlijk te snel
afbreken. Zetmeel plastics voldoen niet aan de norm, zijn wel inherent biologisch afbreekbaar en
zullen waarschijnlijk te langzaam afbreken. Door middel van blenden en productvormgeving
(coaten, wanddikte) zou het afbraakprofiel getuned kunnen worden.
Vanwege beperkte beschikbaarheid van gegevens over biologische afbraak in zeeën en oceanen
zullen alle materialen en producten (langdurig) getest moeten worden om zich in de praktijk te
kunnen bewijzen.
Vanwege de discussie over de „plastic soep‟ van niet-biologisch afbrekende polymeren is over het
algemeen de acceptatie van een bioplastic oestersubstraat meer afhankelijk van de invloed op het
zee-leven dan van zaken als prijs, beschikbaarheid en verwerkbaarheid.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 17
6 Bijlage: Materiaal overzicht
6.1 Cellulose plastics
6.1.1 Inleiding
Cellulose en cellulose derivaten zijn hernieuwbare biodegradeerbare
materialen. Cellulose plastics behoren tot de oudste plastic materialen.
De belangrijkste cellulose plastics zijn cellulose nitraten en cellulose
acetaten. Cellulose acetaat werd al in 1927 commercieel geproduceerd
en was belangrijk voor ondermeer de vliegtuigindustrie. Na de tweede
wereldoorlog werd dit materiaal steeds verder verdrongen door de
opkomst van nieuwe kunststof materialen die vaak goedkoper
geproduceerd konden worden. Sinds de opkomst van de biopolymeren
is er een hernieuwde interesse voor cellulose plastics. Naast cellulose plastics zijn niet
thermoplastisch verwerkbare cellulose vezels en films (viscose, rayon, cellofaan) belangrijke
hernieuwbare materialen.
6.1.2 Grondstoffen en productie
Cellulose is een hoog kristallijn polymeer materiaal dat niet thermoplastisch verwerkbaar is. De
verwekingtemperatuur (Tg) van cellulose is hoger dan de degradatietemperatuur. Cellulose moet
(verregaand) chemisch gemodificeerd worden om thermoplastisch verwerkbaar te worden.
Cellulose acetaat is een thermoplastisch verwerkbare cellulose ester die wordt verkregen door het
modificeren van cellulose met azijnzuur(anhydride). Als grondstof voor het productieproces
wordt een zeer zuivere cellulose pulp (dissolving pulp) gebruikt die wordt gewonnen uit hout of
katoen. “Ongemodificeerde” cellulosefilms zoals cellofaan worden geproduceerd vanuit een
oplossing, net als cellulosevezels zoals viscose en rayon.
Cellulose acetaat is verkrijgbaar in verschillende substitutiegraden die de biodegradeerbaarheid en
de oplosbaarheid van het polymeer bepalen. Hoewel cellulose acetaten hernieuwbaar en
afhankelijk van de substitutiegraad bioafbreekbaar zijn kunnen deze materialen niet echt
milieuvriendelijk genoemd worden vanwege het energie- en chemicaliën gebruik tijdens de
productie.
6.1.3 Eigenschappen
Cellulose diacetaat is watervast en producten van cellulose diacetaat kunnen gebruikt worden in
kokend water, dit in i.t.t. tot de meeste andere afbreekbare polymeren. Het materiaal neemt iets
water op maar dit heeft geen gevolgen voor de eigenschappen. Cellulose diacetaat is afbreekbaar
onder composteringsomstandigheden. In waterige omgeving degradeert het materiaal niet.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 18
6.1.4 Verwerking
Cellulose acetaat kan verwerkt wordt via conventionele verwerkingstechnieken zoals:
Extrusie
Spuitgieten (niet via hot runner systemen)
Sheetextrusie
Thermovormen
Blow moulding
Cellulose acetaat is eerste voorbeeld van een materiaal dat werd verwerkt via de blow moulding
techniek (1930). Na 1939, met de opkomst van LDPE is cellulose acetaat in deze technologie
vervangen en is deze industrie sterk gegroeid.
6.1.5 Toepassingen
Het overgrote deel van de cellulose acetaten die worden geproduceerd worden verwerkt tot
vezels voor textiel en sigarettenfilters. In veel plastic toepassingen is cellulose acetaat verdrongen
door petrochemische kuststoffen.
De belangrijkste huidige toepassing van cellulose plastics zijn (high-end toepassingen zoals):
lenzen (en implantaten), handvaten voor gereedschap en tandenborstels, decoratieve elementen
voor de automobielindustrie, displays, verpakkingsmaterialen en zonnebrillen. Daarnaast geeft
leverancier FKuR als belangrijkste toepassingsgebieden disposables aan (messen, lepels, bordjes,
vorken, kopjes etc.). Hierbij moet opgemerkt worden dat cellulose acetaat vanwege de goede
thermische resistentie één van de weinige bioplastics is die gebruikt kan worden in combinatie
met heet water of bijvoorbeeld voor magnetrontoepassingen. Cellulose plastics zijn (afhankelijk
van de gebruikte weekmakers en additieven) FDA approved. Recente toepassingen in flessen
worden niet gevonden.
6.1.6 Samenvatting
Cellulose plastics (met als belangrijkste voorbeeld cellulose diacetaat zijn materialen met
uitstekende eigenschappen zoals taaiheid, hardheid, sterkte, helderheid en chemische resistentie.
Het materiaal heeft een uitzonderlijk mooi uiterlijk (glans) en voelt prettig aan. Deze laatste
eigenschappen bepalen vooral de huidige toepassing van cellulose plastics als optisch materiaal,
decoratie materiaal en handvaten voor gereedschap. Vaak worden weekmakers toegevoegd om de
eigenschappen en met name de verwerkbaarheid van cellulose acetaat te verbeteren.
Heel belangrijk is dat er een grote variëteit aan grades verkrijgbaar is, en dat niet alle cellulose
acetaten volledig afbreekbaar en/of hernieuwbaar zijn.
Het belangrijkste nadeel dat ook het gebruik van cellulose plastics beperkt is de hoge prijs van
meer dan 4€/kg. Met de opkomst van de petrochemische plastics zijn cellulose plastics
vervangen in de meeste toepassingen. Bovendien heeft de hoge prijs de toepassing van cellulose
plastics als biopolymeer op grote schaal verhinderd.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 19
6.2 PLA (Poly lactic acid)
6.2.1 Inleiding
Op dit moment is PLA de meest aansprekende bioplastic. Het is (net als
cellulose plastics) zowel gebaseerd op hernieuwbare grondstoffen als
composteerbaar en de eigenschappen van het materiaal zijn goed. PLA is
transparant en het materiaal heeft een aantrekkelijke prijs die de overstap
op biopolymeren voor veel bedrijven aantrekkelijker heeft gemaakt.
6.2.2 Grondstoffen en productie
PLA is een 100% hernieuwbare kunststof met momenteel als belangrijkste grondstof maïs
(Natureworks). In enkele Europese landen is het gebruik van deze grondstof (genetisch
gemodificeerde maïs) omstreden. In principe kan echter iedere zetmeelhoudende grondstof
worden gebruikt. Daarnaast zijn suikerbieten of wei geschikte grondstoffen. Via fermentatie van
zetmeel of suikers wordt melkzuur geproduceerd.
Natureworks heeft een LCA studie uitgevoerd waarin (de productie van) PLA wordt vergeleken
met plastics die gebaseerd zijn op petrochemische grondstoffen. Natureworks claimt dat gebruik
van PLA een besparing van 25 tot 68% fossiele brandstof oplevert in vergelijking met
polyethyleen (PE). Hierbij wordt gerekend met het gebruik van hernieuwbare energiebronnen
tijdens de productie van PLA.
6.2.3 Eigenschappen
De eigenschappen van PLA worden vaak vergeleken met die van PET. PLA is transparant en
waterbestendig. Een typische eigenschap van PLA folie is dat het knispert of kraakt. Dit wordt
vaak als zeer hinderlijk ervaren.
PLA is alleen composteerbaar in commerciële installaties. Belangrijk is dat gedurende het
composteringsproces een voldoende hoge temperatuur wordt bereikt.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 20
6.2.4 Verwerking
Voor verwerking is het essentieel dat PLA goed gedroogd is (<250 ppm vocht) omdat het
materiaal anders heel gevoelig is voor hydrolyse. PLA kan verwerkt worden via conventionele
technieken zoals:
Filmextrusie
Thermovormen
Blow moulding
Spuitgieten
Vezelextrusie
Daarnaast wordt PLA verwerkt via extrusieschuimen. De verwerkingstemperaturen variëren
tussen 170 en 210°C. PLA kan gerecycled worden eventueel met toevoeging van chainextenders.
6.2.5 Toepassingen
Oorspronkelijk werd PLA vanwege een zeer hoge kostprijs (> 50€/kg) vooral toegepast in
medische applicaties (afbreekbare botfixatiemiddelen, vaatprothesen). Naast PLA voor medische
toepassingen is er nu PLA beschikbaar voor een aantrekkelijke prijs (< 2€/kg). Toepassingen zijn
vooral verpakkingsmaterialen (films, doosjes) voor snoep, groenten, fruit, vlees en zuivel, en
disposables (drinkbekers, flesjes). De Greenery verpakt bijvoorbeeld veel biologische producten
in PLA folie. PLA heeft daarvoor een FDA approval. PLA is ook als krimpfolie beschikbaar en
wordt er gewerkt aan vezeltoepassingen voor bijvoorbeeld kleding en tapijt.
6.2.6 Verkrijgbaarheid en prijs
De prijs van PLA is iets beneden 2€/kg en daarmee is PLA wat betreft prijs kwaliteit verhouding
verreweg de meest interessante bioplastic.
6.2.7 Samenvatting
Wat betreft de prijs, de eigenschappen en de verwerkingsmogelijkheden is PLA een zeer goede
keuze voor veel toepassingen. Nadelen op dit moment zijn de lage HDT (maximale
gebruikstemperatuur), de brosheid (lawaaierige folies) en de tijdelijke beperkte beschikbaarheid.
Aan het verbeteren van de eigenschappen wordt momenteel veel onderzoek verricht en dit zal op
korte termijn ook wel resultaat opleveren. Positief is dat er veel masterbatches voor PLA
beschikbaar zijn. Wat betreft de beschikbaarheid wordt veel verwacht van nieuwe initiatieven
voor de productie van PLA. Hiermee kan wellicht ook nog een verdere kwaliteitsslag worden
gemaakt.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 21
6.3 Bacteriële polyesters (PHA’s)
6.3.1 Inleiding
Polyhydroxyalkanoaten (PHA‟s) vormen een groep lineaire
polyesters die kunnen worden geproduceerd door bacteriën,
gisten of planten. Belangrijke voorbeelden zijn
polyhydroxybutyraat (PHB) en polyhydroxybutyraat valeraat
(PHBV), maar in principe kunnen zeer veel verschillende
polyesters worden geproduceerd met een zeer brede variatie aan
eigenschappen. Net als de twee voorgaande materialen zijn PHA‟s hernieuwbare
biodegradeerbare materialen met uitstekende eigenschappen. Echter PHA‟s zijn over het
algemeen niet transparant.
6.3.2 Grondstoffen en productie
PHA‟s kunnen worden geproduceerd door sommigen bacteriën, gisten of planten. Bij planten en
gisten is altijd genetische modificatie noodzakelijk om ze PHA‟s te laten produceren. Bij bacteriën
wordt er gebruik gemaakt van genetische modificatie om de productiecapaciteit te verhogen of
materiaaleigenschappen te veranderen. PHB kan worden gemaakt met micro-organismen zoals
Alcaligenes eutrophus of Bacillus megaterium uit bijvoorbeeld glucose of zetmeel. In het
productieproces is het eerst van belang dat de micro-organismen zich vermenigvuldigen en
vervolgens worden ze aangezet tot het maken van PHB. De “winning” van PHB uit de micro-
organismen is een belangrijke stap. Opbrengsten variëren tussen 30 en 80% op basis van het
drooggewicht van de micro-organismen. In het productieproces zijn efficiënt gebruik van
voedingsstoffen door de micro-organismen en extractie van PHB uit de micro-organismen de
belangrijkste stappen waaraan nog steeds veel onderzoek wordt gedaan om zodoende het
materiaal goedkoper te maken.
6.3.3 Eigenschappen
De eigenschappen van PHA‟s zijn afhankelijk van de monomeersamenstelling, en afhankelijk van
deze samenstelling is het mogelijk om een grote variëteit aan PHA‟s te produceren. Materialen
variëren van thermoplasten tot elastomeren met smeltpunten tussen 40 en 180 °C.
Polyhydroxybutyraat (PHB) is een hoogkristallijn thermoplastisch materiaal met eigenschappen
die vergelijkbaar zijn met polypropyleen (PP), maar is wel stijver en brosser. Behalve de prijs is
vooral de brosheid een beperking voor de toepasbaarheid van PHB. Polyhydroxybutyraat valeraat
(zoals het vroegere Biopol van Monsanto) is taaier en heeft een stijfheid die vergelijkbaar is met
PP (1000-2000 MPa) en breukrekken van 10-50 % zijn normaal. PHA‟s met een relatief
gemiddelde ketenlengte zijn elastomeren zijn met een laag smeltpunt en lage kristalliniteit.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 22
Interessant in verband met voedselverpakkingen zijn de zeer goede watervastheid en de lage
water(damp)doorlaatbaarheid van PHA‟s.
De biodegradeerbaarheid van PHA‟s is uitstekend. Mirel dat wordt geproduceerd door
Metabolix/Telles voldoet o.a. aan de EN 13432 en ASTM D7081 normen.
6.3.4 Verwerking
De verwerkbaarheid van PHA‟s is afhankelijk van de samenstelling.
Mirel van Metabolix is geschikt voor spuitgieten, extrusiecoaten en sheetextrusie. Daarnaast
wordt nog gewerkt aan thermovormen, filmblazen, schuimen en vezelspinnen. Geadviseerd
wordt het materiaal voor gebruik te drogen. Verwerkingstemperaturen variëren van 160 tot
180°C.
Biopol is in Duitsland, de Verenigde Staten en Japan gebruikt om shampoo flessen mee te
produceren.
6.3.5 Toepassingen
Mogelijke toepassingen van PHA‟s zijn gezien de eigenschappen van het materiaal legio. In het
verleden zijn onder meer shampooflessen, creditcards en kleerhangers geproduceerd. Het
materiaal is ook zeer geschikt voor allerhande verpakkingsmaterialen. Gezien de kostprijs van
PHA‟s liggen op dit moment medische en farmaceutische toepassingen voor de hand zoals
weefsels, nietjes, schroeven, chirurgische platen, stents, etc.
Met haar product Mirel werkt Metabolix samen met eindgebruikers aan toepassing als coatings
voor papieren bekers, diverse disposables, mulch films, bloempotjes, diverse
voedselverpakkingen, folies, pennen, badges en tandenborstels (hoofdzakelijke coating- en
spuitgiettoepassingen). Grades geschikt voor thermovormen en blow moulding zijn nog niet
beschikbaar. Ook aan de FDA approval die voor diverse producten noodzakelijk is wordt nog
gewerkt.
6.3.6 Verkrijgbaarheid en prijs
De geschiedenis van PHA‟s kent een lange weg waarbij vooral de ontwikkeling van een
commercieel aantrekkelijk productieproces de grootste bottleneck is geweest. Spelers die in het
verleden actief waren op het gebied van PHA‟s zijn onder andere ICI/Zeneca, Monsanto en
Procter and Gamble. Op dit moment is er zeer veel interesse in PHA‟s en zijn diverse bedrijven
actief met de opstarten van de productie van PHA‟s of het uitbreiden van de huidige
productiecapaciteiten.
Er wordt gesuggereerd dat de prijs van PHA‟s kan dalen tot 4 à 5 €/kg maar dit is nog steeds vier
maal zoveel als de marktprijs van polyethyleen.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 23
Op dit moment zijn de producenten van PHA‟s:
Metabolix/Telles (USA), merknaam Mirel (www.metabolix.com)
PHB Industrial SA, merknaam Biocycle (Brazilië), (www.biocycle.com.br)
Tianan Biologic Material Co, Ltd (China), merknaam (www.tianan-enmat.com) ook
verkrijgbaar via Peter Holland BV (www.peterholland.nl), prijs vanaf 6,- €/kg.
Biomer (Dld), (www.biomer.de), prijs vanaf 20€/kg.
Metabolix heeft in 2001 de Biopol technologie gekocht van Monsanto. In 2004 zijn de
fermentoren, waarin met behulp van bacteriën PHA‟s werd geproduceerd, gesloten en Metabolix
richt zich sindsdien op het produceren van PHA‟s met behulp van planten. Producten onder de
merknaam Mirel worden op de markt gezet door Telles en 50/50 joint venture van Metabolix en
ADM.
PHB Industrial produceert onder de naam Biocycle PHA‟s. Momenteel wordt gewerkt aan een
productiefaciliteit van 2000 tot 5000 ton per jaar waarin PHB en PHBV geproduceerd kan
worden.
In China wordt ca 1000 ton PHBV per jaar geproduceerd door Tianan onder de merknaam
ENMAT. Het materiaal wordt terplekke verwerkt tot o.a. disposables en golf tee‟s. Het Duitse
bedrijf Biomer levert zowel PHB als PLA compounds.
6.3.7 Samenvatting
Er wordt al vele jaren onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van PHA‟s maar de keuze uit deze
materialen met een redelijke prijs en ook op grotere schaal beschikbaar is nog klein. Hier lijkt in
de toekomst verandering in te komen waarbij nog onduidelijk is of de prijsslag die gemaakt kan
worden voldoende is om de concurrentie met andere bioplastics aan te kunnen gaan. Wat betreft
de eigenschappen zal concurrentie geen probleem zijn al is om dit moment de verwerkbaarheid
nog beperkt tot enkele technieken.
Op dit moment is het PHA Mirel van Telles het enige biopolymeer waarmee sterk geadverteerd
wordt met biologische afbreekbaarheid in maritieme condities. Andere PHA‟s zouden ook onder
deze condities afbreekbaar kunnen zijn, maar beschikken nog geen certificaat.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 24
6.4 Polyesters
6.4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden diverse polyesters beschreven zoals polycaprolacton (PCL) en diverse
copolyesters (Ecoflex). Alifatische polyesters zijn goed biologisch afbreekbaar, maar worden
hoofdzakelijk uit petrochemische bouwstenen geproduceerd. Alifatische polyesters zijn flexibele
materialen met een lage glasovergangtemperatuur en smelttemperatuur. De eigenschappen
worden vaak vergeleken met PE.
6.4.2 Grondstoffen en productie
Polyesters worden gemaakt uit niet hernieuwbare aardoliecomponenten via klassieke polyester
synthese routes. De gebruikte grondstoffen (bouwstenen) maken het materiaal biologisch
afbreekbaar. Afhankelijk van de uitgangsstoffen kunnen er allerlei moleculaire structuren gemaakt
worden. Dit leidt tot een variatie in mechanische eigenschappen. De trend naar hernieuwbare
bouwstenen voor polymeren maakt dat het waarschijnlijk is dat in de toekomst deze polymeren
ook gemaakt gaan worden uit hernieuwbare bouwstenen, of dat er nieuwe copolyesters
ontwikkeld worden op basis van hernieuwbare grondstoffen.
6.4.3 Eigenschappen
Polycaprolacton (PCL) is een semikristallijn (niet transparant) materiaal met een smeltpunt van
60°C. De mechanische eigenschappen van PCL zijn vergelijkbaar met het synthetische
polyethyleen (dus lage E-modulus en hoge breukrek (> 200 %)). PCL is een watervast en volledig
bioafbreekbaar polymeer.
6.4.4 Verwerking
Alifatische polyesters zijn vooral geschikt voor filmblazen en extrusie, en vaak niet geschikt voor
spuitgiettoepassingen. Ook blow moulding van bijvoorbeeld PCL (blends) is mogelijk.
6.4.5 Toepassingen
Mogelijke toepassingen van polyesters zijn te vinden in de foliemarkt voor bijvoorbeeld zakken
voor groente en fruit. Ook kunnen dit soort materialen worden gebruikt als laminaat in of op
trays voor bijvoorbeeld vlees- of visverpakkingen. Polyesters worden hoofdzakelijk toegepast als
component in blends of laminaten en in beperkte mate als monomateriaal.
6.4.6 Verkrijgbaarheid en prijs
PCL wordt door de bedrijven, Dow Chemicals (voorheen Union Carbide, merknaam: Tone™)
en Perstorp (voorheen eigendom van Solvay, merknaam: CAPA®) commercieel op de markt
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 25
gebracht (www.dow.com en www.perstorpcaprolactones.com). Een kleine producent is Polyfea
(www.caprowax-p.de).
In de 90-jaren zijn door bedrijven zoals BASF (merknaam: Ecoflex, www.basf.com), Eastman
Chemical (merknaam: Eastar Bio), Bayer (merknaam: BAK) en Showa Denko (merknaam:
Bionolle, www.shp.co.jp) een grote variëteit aan bioafbreekbare copolyesters ontwikkeld.
Inmiddels worden Eastar Bio en BAK niet meer geproduceerd. Daarentegen heeft kortgeleden
Novamont (producent van vooral zetmeel gebaseerde plastics) aangekondigd op de markt te
komen met een nieuwe lijn van hernieuwbare/biologisch afbreekbare polyesters. De materialen
zullen vermarkt worden onder de naam Origo-bi® (www.novamont.com). De prijs van biologisch
afbreekbare (co-)polyesters ligt tussen 3 en 6 €/kg, en is in de meeste gevallen hoger dan 4.-€/kg.
6.4.7 Samenvatting
Van de vele biopolyesters zijn er nog slecht enkelen commercieel beschikbaar. In verband met de
eigenschappen die veelal lijken op PE worden biopolyesters hoofdzakelijk toegepast in blends
met bijvoorbeeld zetmeel en/of PLA. Op dit moment zijn de copolyesters niet hernieuwbaar
maar het is niet ondenkbaar dat in de toekomst steeds meer hernieuwbare bouwstenen
ingebouwd zullen gaan worden.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 26
6.5 Thermoplastisch zetmeel & TPS gebaseerde materialen
6.5.1 Inleiding
Thermoplastisch zetmeel is één van de meest
gebruikte hernieuwbare biopolymeren. Met
behulp van een weekmakersysteem kan zetmeel
thermoplastisch gemaakt worden. FBR heeft in
het verleden veel onderzoek gedaan naar
thermoplastisch zetmeel en dit heeft in
samenwerking met AVEBE geleidt tot de
ontwikkeling van Paragon. Om thermoplastisch zetmeel breder toepasbaar te maken wordt het
vaak gebruikt in combinatie met andere biopolymeren (blends). In de begintijd van de bioplastics
werden ook petrochemische niet afbreekbare plastics zoals PE geblend met zetmeel. Deze
materialen leken biodegradeerbaar maar het PE deel bleef achter. Met o.a. de normering van
biodegradatie testen zijn deze materialen van de markt verdwenen en wordt TPS alleen nog in
combinatie met afbreekbare bioplastics toegepast.
6.5.2 Grondstoffen en productie
Zetmeel is een hernieuwbare, goedkope grondstof die uit een groot aantal (plantaardige) bronnen
geïsoleerd kan worden (aardappelen, maïs, tarwe, tapioca). Zetmeel is geen uniform materiaal, het
bestaat uit twee types van glucosepolymeren: een laagmoleculair lineair polymeer genaamd
amylose en een hoogmoleculair vertakt polymeer genaamd amylopectine.
Droog zetmeel bezit een smelttemperatuur die ver boven de degradatietemperatuur van dit
materiaal ligt. Om zetmeel thermoplastisch verwerkbaar te maken is daarom een
weekmakersysteem essentieel. Geschikte weekmakers zijn o.a. glycerol, sorbitol en water. Via
extrusie wordt zetmeel verwerkt tot halffabrikaten, het zogenaamde thermoplastisch zetmeel of
Thermoplastic Starch (TPS). TPS gebaseerde materialen bevatten meestal copolyesters,
caprolacton en soms cellulose acetaat met daarbij de benodigde compatibilisers.
6.5.3 Eigenschappen
De mechanische eigenschappen van TPS materiaal kan variëren van flexibel (vergelijkbaar met
polyethyleen; E-modulus 500 MPa) tot stijf (vergelijkbaar met polystyreen; E-modulus 3000
MPa). Het toevoegen van vulstoffen (krijt, talk) en natuurlijke vezels (vlas e.d.) is mogelijk.
Voordelen van TPS materialen zijn hun goede gasbarrière-eigenschappen en antistatische gedrag.
Thermoplastisch zetmeel heeft een relatief lage doorlatendheid van CO2 en zuurstof en hoge
doorlatendheid van waterdamp. Dit zijn belangrijke eigenschappen voor de conservering van
voedsel. TPS is zeer snel biologisch afbreekbaar/composteerbaar. Zetmeel is in principe
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 27
wateroplosbaar, producten gemaakt van TPS vallen daarom langzaam uit elkaar in water. TPS
materialen zijn niet volledig transparant. Verbetering van de watervastheid is goed mogelijk door
gebruik te maken van blends of meerlaagsfolies.
6.5.4 Verwerking
Belangrijk bij de verwerking is dat TPS niet gedroogd moet worden, water is essentieel voor de
verwerkbaarheid van het materiaal. TPS is verkrijgbaar in diverse typen die geschikt zijn voor
verschillende verwerkingstechnieken zoals filmblazen, spuitgieten, sheetextrusie (en
thermovormen) en schuimextrusie. Verwerkingstemperaturen variëren van 120-180°C.
6.5.5 Toepassingen
Een grote markt voor thermoplastisch zetmeel wordt ingenomen in de schuimindustrie. Loose-
fill schuimen op basis van zetmeel omvatten momenteel ongeveer 50% van het
toepassingsgebied van thermoplastisch zetmeel. Andere belangrijke verpakkingstoepassingen zijn
folies, draagtassen en geschuimde trays.
Daarnaast wordt TPS toegepast in diervoeding en -speeltjes, plantenpotten en zogenaamd mulch-
folie, dat wordt ingezet ten behoeve van oogstvervroeging en onkruidonderdrukking
6.5.6 Verkrijgbaarheid en prijs
De granulaatprijs van TPS materialen ligt tussen de 1,5 en 4 euro per kilo. Producenten zijn
bijvoorbeeld Novamont Spa (Mater-Bi, www.materbi.com), Biopolymer Technologies AG
(BIOPAR, www.biopag.de), Rodenburg bioplastics (Solanyl, www.biopolymers.nl), Biotec
GmbH (www.biotec.de), Plantic Technologies Limited (www.plantic.eu). Deze producenten
verwerken TPS hoofdzakelijk in combinatie met andere bioplastics vooral vanwege de
watergevoeligheid van TPS. Een succesvol voorbeeld van TPS is Paragon van Paragon Products
bv dat voornamelijk gebruikt wordt in diervoeder en –speeltjes.
6.5.7 Samenvatting
Hoewel de eigenschappen en verwerkingsmogelijkheden van TPS goed zijn, beperkt vooral de
watergevoeligheid de toepasbaarheid van dit materiaal. Blends van TPS worden met name
toegepast in (afval)zakjes en draagtassen voor eenmalig gebruik.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 28
6.6 Biopolymeer blends
6.6.1 Inleiding
Blenden is een veel gebruikte methode om eigenschappen van diverse bioplastics te combineren
of optimaliseren. Vaak gaat het om stijfheid, kostprijs en de verwerkingsmogelijkheden.
6.6.2 Grondstoffen en productie
De ingrediënten van bioplastic blends zijn in variërende hoeveelheden PLA, copolyesters en
polycaprolacton met daarbij vulmiddelen, additieven en compatibilisers. Soms wordt ook
cellulose acetaat, polyvinylalcohol (PVOH) of polyvinylacetaat (PVAc) verwerkt.
6.6.3 Eigenschappen
De eigenschappen van biopolymeer blends zijn afhankelijk van de ingrediënten maar ook de
kwaliteit van de blend (compatibilisering). Bekende blends (combinaties van biopolymeren) zijn:
PLA polyester blends voor het verbeteren van de taaiheid van PLA
Ecoflex PLA blends voor het verbeteren van de mechanische eigenschappen en
verwerkbaarheid van Ecoflex (Ecovio)
Een nadeel van biopolymeer blends is dat deze niet transparant zijn.
6.6.4 Verwerking
In principe zijn er blends beschikbaar voor alle verwerkingstechnieken. Veel bioplastic blends
zijn echter speciaal geschikt voor folieproductie en dit heeft te maken met de toepassing van deze
blends.
6.6.5 Toepassingen
Het merendeel van de biopolymeer blends wordt toegepast in folies bijvoorbeeld voor
draagtasjes en verpakkingen die niet transparant hoeven te zijn. Daarnaast zijn er tal van
spuitgietproductjes bekend.
6.6.6 Verkrijgbaarheid en prijs
De verkrijgbaarheid van bioplastics blends is groot. Belangrijke producenten zijn Biopearls
(Biopearls, www.biopearls.nl)), FKuR (Bio-Flex, www.fkur.de) en BASF (Ecovio,
www.basf.com). Prijzen starten bij ca. 3,5 – 4,0 €/kg.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 29
6.6.7 Samenvatting
Afhankelijk van de gewenste eigenschappen kan de keuze voor een biopolymeer blend voor de
hand liggen. Het succes van biopolymeer blends blijkt o.a. door de zeer grote en brede
verkrijgbaarheid van blends.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 30
6.7 Niet afbreekbare hernieuwbare polymeren
6.7.1 Inleiding
Met name voor hoogwaardige toepassing is in verband met de CO2 discussie een trend naar de
ontwikkeling en toepassing van niet afbreekbare hernieuwbare polymeren. Deze ontwikkeling
gaat samen met de ontwikkeling van hernieuwbare bouwstenen voor chemicaliën en polymeren.
6.7.2 Rilsan
Rilsan of Nylon 11 is een biopolymeer dat geproduceerd wordt uit castorolie. Rilsan is een
technisch polymeer/engineering plastic en is niet bioafbreekbaar. De eigenschappen zijn
vergelijkbaar met Nylon 12 maar de productie van Rilsan is milieuvriendelijker. Ook de
thermische bestendigheid is beter dan die van Nylon 12. Rilsan wordt toegepast in high-end
applicaties zoals brandstof leidingen, slangen, flexibele olie en gas leidingen, sport schoenen,
componenten voor elektronica, katheters etc. etc.
6.7.3 Sorona
Sorona of PDO wordt geproduceerd uit 1,3 propaandiol dat wordt gemaakt uit hernieuwbare
grondstoffen (maïs). Sorona wordt geproduceerd door Dupont en voor de productie van 1,3
propaandiol werkt Dupont samen met Tate and Lyle. Sorona wordt hoofdzakelijk toegepast in
vezels voor bijvoorbeeld tapijt maar diverse andere toepassingen zijn ook mogelijk.
6.7.4 Hernieuwbaar polyetheen
Naast de ontwikkeling van nieuwe polymeren op basis van hernieuwbare bouwstenen wordt ook
gewerkt aan het maken van “bestaande” polymeren op basis van hernieuwbare grondstoffen. In
Brazilië wordt de eerste fabriek gebouwd voor the productie van hernieuwbaar polyethyleen uit
ethanol geproduceerd uit suikerriet. Productie van ethanol uit suikerriet is een bestaand product
en proces. Dit ethanol kan worden omgezet in etheen en polyethyleen. De Braziliaanse
producent Braskem verwacht eind 2009 een productiefaciliteit van maximaal 200.000 ton HDPE
per jaar gereed te hebben. Voordeel van deze aanpak is dat niet een nieuw product in de markt
wordt gezet maar toch een meer duurzaam plastic wordt geproduceerd.
6.7.5 PEIT
PEIT is een voorbeeld van een materiaal waarbij hernieuwbare bouwstenen worden toegevoegd
aan een bestaand materiaal. In dit geval wordt isosorbide, een suikerderivaat, toegevoegd aan
PET. Doel van deze toevoeging is niet zozeer het maken van milieuvriendelijke materialen, maar
het verhogen van de Tg en dus gebruikstemperatuur van PET. Aan deze ontwikkeling wordt
gewerkt door Dupont en Roquette (Franse suikerproducent).
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 31
In fundamentele studies wordt binnen Dutch Polymer Institute (DPI) onderzoek gedaan naar
vergelijkbare materialen. In deze studies maakt FBR hernieuwbare bouwstenen zoals isosorbide
(derivaten) en furanen en worden deze door TU Eindhoven ingebouwd in polymeren.