Interview met Rosita Steenbeek in Opzij - mei 2015

3
Steenbeek 16 OPZIJ I NR. 5 I 2015 Interview TEKST FEMKE VAN WIGGEN BEELD FRANK RUITER ‘Ik ben altijd voorbereid op grote dreunen’ In Rose schetst Rosita Steenbeek het veelbewogen leven van haar oma, een Joodse in Duitsland, die tussen de wereldoorlogen door naar Nederland verhuisde om een dominee te huwen. ‘Ik maak het leven tot fictie. Het echte leven is zo raadselachtig, waarom zou ik iets verzinnen?’

description

Interview met Rosita Steenbeek in Opzij naar aanleiding van de verschijning van haar nieuwe boek Rose.

Transcript of Interview met Rosita Steenbeek in Opzij - mei 2015

Page 1: Interview met Rosita Steenbeek in Opzij - mei 2015

Steenbeek

16OPZIJ I NR. 5 I 2015Interview

TEKST FEMKE VAN WIGGENBEELD FRANK RUITER

‘ Ik ben altijd voorbereid op grote dreunen’

In Rose schetst Rosita Steenbeek het veelbewogen leven van haar oma, een Joodse in Duitsland, die tussen de wereldoorlogen door naar Nederland verhuisde om een dominee te huwen. ‘Ik maak het leven tot fictie. Het echte leven is zo raadselachtig, waarom zou ik iets verzinnen?’

Page 2: Interview met Rosita Steenbeek in Opzij - mei 2015

1918OPZIJ I NR. 5 I 2015 OPZIJ I NR. 5 I 2015Interview

Rosita Steenbeek let niet op de tijd. Loopt de foto-grafie enorm uit? Prima. Glaasje wijn erbij, wit graag. Steenbeek zegt dat ze de drukproeven van Rose nog een laatste keer moet doornemen, dat ze over een paar dagen de definitieve correcties moet inleveren, en dat dat haar de nodige stress bezorgt. Maar die spanning is haar niet aan te zien. Ogenschijnlijk kalm en uitgerust leeft ze in het moment. Althans, dat pro-beert ze, zegt ze later. Altijd.

Haar ‘wat leuk om je te ontmoeten’ voelt oprecht. Als ik haar vertel dat we elkaar al eerder hebben ont-moet, ruim twaalf jaar eerder, kijkt ze me vragend aan. Ik leg uit dat haar moeder en mijn schoonvader bij elkaar op de intensive care lagen in het UMC Utrecht. Het was de unheimische periode waarin Steenbeek net haar vader had verloren en na een etentje met haar neef en moeder met de auto tegen een boom reed. De neef, die achter het stuur zat, stierf. Haar moeder brak haar nek, zijzelf brak haar rug. Ze zou er later over schrijven in haar boek Inten-sive care.

Ik herinner me de kerstdagen op de ic: feestkleding en appelsap in wijnglazen, toastjes en Steenbeek die op haar ziekenhuisbed naar haar moeder wordt ge-reden en urenlang haar hand vasthoudt, en die in weerwil van de ellende zegt: ‘We gaan van oudjaar wel een feestje maken hoor.’

Steenbeek reageert verrast op de herinnering aan die tijd. ‘Ongelofelijk,’ zegt ze, om meteen naar mijn schoonvader te informeren. ‘Wat een groot geluk dat we het allemaal gehaald hebben, hè?’

Dan zegt ze: ‘Kijk, als je dit nu opschrijft als dia-loog, dan heb je fictie. Dat is wat ik doe, het echte leven tot fictie maken.’

Ook tijdens dit gesprek toont Steenbeek zich zoveel meer dan de vrouw die we sinds haar entree in de Nederlandse letteren voorgespiegeld krijgen. Dat van Steenbeek de lichtzinnige femme fatale, de vamp met de rode lippen en dito haren, die de ene na de andere bekende oudere minnaar om haar vinger windt – in Rome had ze liefdesrelaties met Fellini en Alberto Moravia, in Nederland met dichter Jean Pierre Rawie - om vervolgens afscheid van hen te nemen en ze tot een verhaal te maken. Het riep hier onder critici re-gelmatig de nodige weerstand op. Toen Rosita Steenbeek ruim twintig jaar geleden debuteerde met De laatste vrouw, het opzienbarende boek over haar liefdes voor drie Italianen op leeftijd, zei haar vader: ‘Je moet een boek schrijven over je oma.’ Meer dan dat zei hij niet. Hij legde niet uit waar-om haar moeders moeder een boek verdiende. Hij zei het zijn dochter een paar keer, dat wel. Steenbeek: ‘Oma Rose was net twee jaar dood. Ik was dol op haar. Maar ik was op dat moment in mijn leven met hele andere dingen bezig. Met mezelf, vooral.’

Wanneer begon het idee toch te leven dat er in je oma een verhaal zat dat je wilde vertellen?‘Na de dood van mijn vader in 2002. Toen kwam er ruimte in mij en herinnerde ik me zijn raad. Mijn vader is natuurlijk altijd mijn grote inspirator en voorbeeld geweest… Ik had jarenlang de binding met mijn vader verkend, ook in mijn boeken. Dat was nu verwerkt. En omdat mijn vader altijd mijn raadsman was, dacht ik: laat ik zijn advies serieus nemen. Mijn vader was docent letteren met een hele grote passie voor geschiedenis. Ik wist wel dat hij niet zomaar iets zou zeggen.’

Waar begon Rose mee?‘Met herinneringen die boven kwamen. Al die ooms, tantes, neven en nichten vanuit de hele wereld die bij mijn oma thuis zaten. En ik dacht aan mijn oma’s

juwelenkistje, waaraan ik zag dat ze niet altijd die domineesvrouw uit Ransdorp en Klaaswaal was ge-weest, maar dat ze ooit een modern stadsmeisje was. Opeens besefte ik dat mijn oma iemand was geweest.

Het begon allemaal als een soort reisverslag van mijn zoektocht naar mijn oma. Ik beschreef bijvoor-beeld dat ik naar het Duitse Waddeneiland Wange-rooge ging, waar mijn familie veel kwam, want tante Röschen had daar een hotel, Villa Rosa. Mijn moeder, een enorme bron van informatie voor dit boek, was daar nog nooit geweest en oma sprak er nooit over; Wangerooge was het verloren paradijs, het moest al heel vroeg in de geschiedenis Jodenvrij zijn. Later gingen mijn moeder en ik ook naar Keulen en Bre-men, waar Rose woonde voor ze omwille van de lief-de naar Ransdorp verhuisde en domineesvrouw werd.

Op een gegeven moment veranderde het boek omdat Rose begon te praten; toen wist ik dat ik het anders moest schrijven. Ik wist bijvoorbeeld dat drie neven van oma, broers van elkaar, trouwden met drie zusjes, in 1920, op Wangerooge. Ik wist dat iedereen daar samenkwam, maar een paar Joodse familieleden niet, die waren gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog. Opeens zag ik de romanscène.’

Hoe kwam je verder aan je informatie?‘Ik beschikte over het prekendagboek van mijn opa Gerhard. Hij schreef daar niet alleen in op wat hij predikte, maar - summier - ook wat hij meemaakte. En we vonden de brieven die hij en oma aan elkaar schreven toen zij nog in Bremen woonde. Mijn moe-der had altijd gezegd: “Alle brieven zijn vernietigd.” Want als oma vroeger kwam logeren, haalde ze een paar brieven uit haar tas en gooide die in de open haard. Ze moesten weg. Waarom, dat weten we niet.

En toen bleek dat antieke kistje dat de broer van mijn moeder bewaarde die brieven te bevatten. Een soort wonder. We waren verbluft toen we de inhoud zagen. Zeker toen we de brieven lazen…’

Wat verraste je het meest toen je ze las?‘Mijn vader zei altijd: “Jij en je broertje en je zusjes zijn in wezen Joods”, dus ik wist dat mijn oma van Joodse origine was. Maar ik wist niet dat mijn oma volgens de joodse godsdienst opgevoed was, en dat las ik nu. Als de zestien jaar oudere Gerhard Rose in een brief vraagt: “Lieve Rose, denk je dat je op een bepaald moment in Jezus kunt gaan geloven?” ant-woordt zij: “Lieve Gerhard, als ik daar met een glad-jes ‘ja’ op zou antwoorden, zou dat toch heel raar zijn?” Toen ik dat las, besefte ik pas dat haar joods-

zijn echt veel voor haar betekende. In die brief staat ook dat ze altijd gedacht heeft dat ze met een joodse man zou trouwen.’

Wat heeft die ontdekking voor jullie gedaan?‘Het heeft ons nog inniger gemaakt. Maar dat is sinds het ongeluk sowieso het geval. Als kind en puber was ik op mijn vader gericht; hij was een provocateur, een ontzettend ingewikkelde maar leuke man. Zijn liefde had je niet zomaar, die van mijn moeder wel. Zij was de stabiele factor. Mijn ene zusje is psychotherapeut; zij heeft wel eens gezegd dat onze moeder heel veel

heeft opgevangen. Ze heeft ervoor gezorgd dat we niet nog getikter zijn. Mijn vader was een complex man. Ik liet me later gelukkig niet meer altijd door hem op de kast jagen. Hij raakte me het meest als hij me niet serieus nam, of als ik dat gevoel had. Dat is ook een thema in dit boek: gekend willen worden.’

Was het niet ook zijn manier van je harden voor het leven?‘Dat zei hij wel altijd: “Ik wil jullie weerbaar maken.” Hij had genoeg meegemaakt - als kind de Tweede Wereldoorlog, als jongeman van 20 werd hij naar Indië gestuurd - om te weten dat mensen geen fijne wezens zijn. Dat zei hij ons ook.

Mijn moeder zorgde dat we ons thuis geborgen konden voelen. En tijdens het werk aan dit boek heb ik ook weer geleerd hoe belangrijk dat is. Rose heeft ook, ondanks alle ellende die ze meemaakte, haar kinderen een veilig thuis kunnen bieden.’

Wat mij opviel in je boek is dat ze zo krachtig overkomt. In haar brieven gaat ze nergens met een boog omheen. Zo wil ze zeker weten dat als ze bij Gerhard intrekt, zijn huishoudster daar niet meer woont. En ze schrijft dan ook gewoon: ‘Zij moet weg zijn als ik kom.’‘Ja, fantastisch hè! Het was een hele sterke vrouw. Maar ze was tegelijkertijd ook een hele lieve vrouw. Ik wist wel dat ze stoer was hoor, dat had ik wel ge-merkt, maar door die brieven is me dat nog veel dui-delijker geworden. Ze is heel duidelijk en eerlijk.’

‘ Mijn vader wist me het meest te raken als hij me niet serieus nam’

Page 3: Interview met Rosita Steenbeek in Opzij - mei 2015

2120

STEENBEEK IN 114 WOORDENGeboren: 25 mei 1957, te UtrechtOpleiding: Moderne Letterkunde, Universiteit van AmsterdamBekend van: ging in 1985 naar Rome om haar geluk te beproeven als actrice en brak als auteur door met De laatste vrouw Boek op nachtkastje: de biografie van Churchill door Boris Johnson Lievelingsfilm: 8½ van FelliniLaatst gedanst: met mijn zusters op de verjaardag van mijn moederLaatste keer gehuild: bij filmbeel-den van een hond, die een aangere-den soortgenoot van de weg sleepteHeld: dat blijft mijn vaderHeimelijk genoegen: ’s ochtends om zes uur door Rome wandelenOnaantrekkelijkste eigenschap: ik doe zelden tubes of deuren dicht Motto: laten we het leven leven met de hoogten en diepten die daarbij horen

Ook hoe ze, als haar vader een affaire heeft met de hospita, hem rigoureus de rug toekeert. ‘Radicaal was Rose daarin! Daar hebben mijn moeder en ik ons wel over verbaasd. Rose dacht dat de liefde tussen haar ouders onvoorwaardelijk was. Het was een diepe schok voor haar dat haar vader hun gezin opgaf. Wat ze ook erg vond: haar vader koos niet let-terlijk. Hij zei altijd nog: “Ik ben met jullie”, terwijl hij bij de hospita woonde. Ze heeft haar vader daarna nooit meer gezien. En op een gegeven moment kon ze haar vader niet meer vergeven, omdat alles op scherp gesteld werd door de oorlog; hij was Duits, haar moeder Joods.

Zo radicaal was ze ook in haar keuze als dominees-vrouw verder te leven. Ik vermoed dat ze van binnen ergens wel joods is gebleven. Ik denk dat ze het voor zichzelf heeft verantwoord met het idee dat Jezus een mens was zoals God hem bedoelde, net zoals Gerhard dat was.’

Wat heeft je het meest verbaasd?‘Dat zelfs mijn moeder niet wist hoe bewogen oma’s leven was. We wisten niet dat er zoveel naaste fami-lieleden van Rose in de oorlog vermoord zijn. Ik vind het des te indrukwekkender dat ze altijd zo’n rustige, stabiele uitstraling had. Ze zorgde voor harmonie thuis. Mijn moeder vertelde dat zelfs toen hun dorp Klaaswaal in de frontlinie lag en de granaten over de pastorie vlogen, ze zich bij haar moeder veilig voelde.’

 Heeft deze zoektocht je ook meer begrip voor je- zelf opgeleverd?‘Mijn oma kwam uit de grote stad, eerst Keulen, toen Hamburg en Bremen. Ik trek naar Rome. Oma hield van theater, literatuur en film. Net als ik. En ze was een vreemdeling: ze was een Joodse in Duitsland en een Duitse in Nederland. Ik vind het prettig om de vreemdeling te zijn, om er een beetje buiten te staan.

Ik denk ook dat ik net als oma al vroeg het bewust-zijn heb gehad: rampen kunnen altijd toeslaan. Toen ik op mijn 13de een hersenbloeding kreeg, was ik heel rustig. Ik dacht: waarom zou het mij niet overkomen? Ik word niet boos als mijn moeder en ik een ongeluk ternauwernood overleven. Ik ben altijd voorbereid op grote dreunen. Ik blijf rustig en ga verder.Wat ik ook van mijn oma heb, is het gevoel: laten we

het leven vieren. Altijd maar weer die tafels dekken, bloemen neerzetten. Daarom vind ik Rome ook zo prettig: ik leef tussen de ruïnes, maar wel in het nu. Eigenlijk voel ik me nu verbonden met vele genera-ties vrouwen van mijn familie: mijn moeder, mijn oma en mijn overgrootmoeder. Het is een keten van sterke vrouwen.

Vaak als je het over de oorlog hebt, gaat het over de rol die mannen toen hadden. Dit boek gaat over vrouwen in die tijd, zij zorgden ervoor dat het gewo-ne leven doorging. Misschien niet het doorsnee beeld

van feministes, maar zo zie ik ze wel. Mezelf ook trouwens: ik ben een echte feminist en dat kan best samengaan met er goed uitzien en lip-penstift op hebben. We leven nog steeds in een man-nenwereld, dus het blijft nodig dat vrouwen zich uitspreken. Er zijn zoveel krachtige vrouwen – maar we zien ze te weinig.’

Je oma was gelukkig met Gerhard, je moeder had een mooie liefde met je niet gemakkelijke vader. Ben je in de liefde zelf bereid tot offers?‘Ik ben zeker bereid tot offers in de liefde, in een re-latie gaat het erom dat je elkaar tot bloei brengt, maar het schrijven, en Rome, zal ik niet opgeven. Ik ben met mijn laatste liefde van Amsterdam naar Delphi gefietst. Dat was zijn grote droom, en ach, onderweg leer je een hoop.

We hebben tien jaar lang een stormachtige relatie gehad. Het bleek te ingewikkeld, ik in Rome, hij in Armenië. Onze karakters verschillen enorm. Nu is er meer afstand, maar hij blijft een liefde. Ik hou niet van wrok. We zijn zo lang samen geweest, dat moet je koesteren. Er zit een boek in, in deze liefde, maar dat moet zich nog uitkristalliseren.’

Dus je volgende boek zal ook gebaseerd zijn op de werkelijkheid?‘Het volgende boek gaat weer over een sterke vrouw, over Julia, de dochter van keizer Augustus. Ik vind het leven zo raadselachtig. Waarom zou ik iets ver-zinnen als er zoveel bestaande onderwerpen zijn die je aandacht vragen?’ • HA

AR &

MAK

EUP

THEP

HOP

MAN

• MET

DAN

K AAN

CAF

É-RE

STAU

RANT

AMS

TERD

AM

Rose (Ambo Anthos, € 21,99) ligt vanaf 30 april in de winkel

OPZIJ I NR. 5 I 2015Interview

‘ Ik hou niet van wrok. We zijn zo lang samen geweest, dat moet je koesteren’