Interpretatie juli 2013

7
jaargang 21-4 | juli 2013 | € 12,- Mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Proces tegen God in Auschwitz Saul is géén slechterik Mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Proces tegen God in Auschwitz Saul is géén slechterik

description

Een inkijkexemplaar

Transcript of Interpretatie juli 2013

jaargang 21-4 | juli 2013 | € 12,-

Mijn God,waarom hebt u

mij verlaten?Proces tegen God in Auschwitz

Saul is géén slechterik

Mijn God,waarom hebt u

mij verlaten?Proces tegen God in Auschwitz

Saul is géén slechterik

Piet den Blanken is helemaal eenkind van de jaren zestig: maat-schappelijk betrokken en opko-

mend voor rechtvaardige verhou-dingen. Na te zijn opgegroeid in eenkatholiek gezin heeft hij, zoals zovelenvan zijn generatie, het geloof vaarwelgezegd. De praatjes die Anton Con-standse van eind jaren 60 tot beginjaren 80 voor de VPRO-radio heeft ge-houden, hebben hem politiek gevormden geïnspireerd.Sinds 1978 werkt Den Blanken als zelf-standig fotograaf, met als missie datgene te documenteren dat ‘godge-klaagd’ is. Hij legt vast hoe mensenmet elkaar omgaan en hoe ze voorzichzelf opkomen. Bijna altijd fotogra-feert hij de onderkant van de samenle-ving. Daarbij overheerst zijn belang-stelling voor Latijns-Amerika. Interna-tionale migratie is bij Den Blanken eensteeds terugkerend thema.

Een greep uit zijn projecten: Migrantenterug in Calais, Retour Kabul, Uitzicht-loos in Caïro, Haïti, feest in een Land inCrisis?, Jeugdbendes in San Salvador.Hij noemt zichzelf ‘een beetje eengluurder, die verslag doet van wat hijziet’. Over zijn werk zegt hij zelf: ‘Mijninvloed is erg klein. Ik voel me thuis bijeen uitspraak van de Vlaamse schrijverWalter van den Broeck: “Natuurlijkwordt de wereld beter door wat ikschrijf, net zo zeker als dat ik weet datde zee stijgt als ik er een emmer waterbij gooi.”’

Kijk voor meer werk op www.denblanken.com.

Herman Heijn

Omslag: suikerrietkapper in Chinandega, Nicaragua, 2012

2 I N T E R P R E T A T I E | juli 2013

Piet den Blanken (1951) is docu-mentair fotograaf en fotojourna-list in Breda. Na zijn loopbaan tezijn gestart als dokalaborant bijhet Brabants Dagblad in DenBosch, begon hij al snel foto’s voordeze krant te maken. Daarnaastvolgde hij de opleiding reportage-fotografie aan de Fotovakschool inApeldoorn.De reportages die hij maakt, wor-den gepubliceerd in diverse dag-bladen, vakbondsbladen enopinietijdschriften. Hij heeft foto-boeken gemaakt over uiteenlo-pende onderwerpen, o.a. hetBrabantse dorpsleven, de burger-oorlog in El Salvador, en justitie enhet gevangeniswezen.Er zijn diverse tentoonstellingenvan zijn werk gehouden, ondermeer in het Vakbondsmuseum inAmsterdam, het Arbeits Museumin Norkoping (Zweden) en het Eu-ropees Parlement in Brussel.

Sterfbed van een aan chronisch nierfalen lijdende suikerrietarbeider inChichigalpa, Nicaragua, 2012

Fotograaf

Piet den BlankenFoto: Mirjam van der Hoek

I N T E R P R E T A T I E | juli 2013 3

4 ‘Ik heb toch niets fout gedaan?Een tweeluikArchibald van Wieringen en FrankBosman

11 Bijbels grondwoord: Klacht en klagenPiet van Midden

14 Godverlatenheid Marjo C.A. Korpel

20 Wat is wijsheid?Job 12, 28 en 38-39 als stappen op deweg naar inzichtEvert van den Berg

26 Dubbelfocus: God als werkwoord Bas van den Berg

28 Bijbelse vakken: Bijbelse theologie aan de BroederwegRob van Houwelingen

30 Buiten het boekje: God in debeklaagdenbankBettine Siertsema

33 Leesrooster: Een profeet op wegLucas 11-14Joop Smit

37 Beeldkroniek: KruisgedichtenMachteld Teekens

40 Dochters van Israël, treur omSaul!Noortje Blokhuis

En verder2 Over de fotograaf9 Signalement19 Cultuur

Dode Zee-rollen24 Over het beeld44 Recensies47 Colofon en vooruitblik48 Debat

Klagen bij God is nutteloos

V a n d e r e d a c t i e

Vroeger zag je bij allerlei openbare gelegenheden eenklachtenboek liggen, en tegenwoordig kan elke zich-zelf respecterende organisatie inzage verstrekken inde klachtenregeling. Waar de gelegenheid tot klagenniet geboden wordt, of waar klagen zelfs ontmoedigdwordt, moet gevreesd worden voor de kwaliteit vaneen organisatie. Dat is een fascinerende paradox: hoemeer ruimte om te klagen, des te meer vertrouwenwe hebben dat we niets te klagen zullen hebben, ofdat onze eventuele klachten serieus genomen zullenworden.Theologen hebben dat niet altijd begrepen. Er is in degeschiedenis van de kerk veel energie gestoken in re-deneringen waarmee eventuele klachten over Godsbestel bij voorbaat ongegrond konden worden ver-klaard. De Eeuwige heeft weliswaar nooit aangege-ven dat hij beducht is voor klagers en hun verwijten,maar zijn grondpersoneel kan er vanouds slecht meeoverweg. Liever dan een klachtenregeling zag meneen theorie die de klagers voor was: de theodicee, diezegt dat God hoe dan ook geen blaam treft.

In deze aflevering van Interpretatie komt de theodiceeter sprake, maar ook het besef dat er wel degelijkreden tot klagen is. Dat besef van de legitimiteit vande klacht klinkt in de oeroude Psalm 22, waarin eenmens zich door de Eeuwige in de steek gelaten voelt,en het dreunt door tot in de recente film God on Trial,over godvrezende Joden in het kamp die een rechts-zitting houden en hun Schepperschuldig bevinden – maardie vervolgens wel ge-woon hun ochtendge-bed gaan bidden.

I n d i t n u m m e r

Theodicee, het boek Job en bijbelse theologie

In het polytheïsme is het makkelijk: het goede komt vande ene godheid, het kwade van een andere. Maar in hetmonotheïsme ligt dat veel ingewikkelder. Goed en kwaad

komen uiteindelijk van dezelfde ene godheid. Het bijbelsegodsbeeld past echter niet in onze westerse indeling in poly-en monotheïsme. Het leidt tot andere theologieën ten aan-zien van goed en kwaad.In de Bijbel draait het primair om degene die de eigennaam‘JHWH’, Heer, draagt, niet om een westers monotheïsme. DezeHeer is een iemand, niet een iets. Immers, hij draagt een ei-gennaam, sterker nog, hij ís zijn eigennaam: ‘ik ben er zoalsik er ben’, en gaat aldus een persoonlijke relatie aan met men-sen. Deze mensen blijken verdrukt te worden in slavernij,maar hij treedt op tegen de onderdrukkers om deze slaven tebevrijden. Op grond van zijn reddend optreden wordt dezeIemand door de slavengroep als hun God erkend.Het woord ‘god’ is daarbij een soort noodoplossing. Het isniet bedoeld om deze Iemand in een categorie in te delen, inconcreto de categorie ‘god’, zoals overal ter wereld godheden indeze categorie zitten, maar omdat we nu eenmaal over geenandere aanduidingen beschikken. Door zijn eigennaam kande Heer niet alleen anderen aanspreken, maar is hij ook zelfaanspreekbaar. Op basis van hoe hij zijn volk aansprekend be-vrijdt en het bevrijde volk hem kan aanspreken, wordt hij be-leden als God.Zo klinkt het eerste gebod van de decaloog (in de joodse tel-ling): ‘Ik ben de Heer jullie God die jullie uit het slavenhuisEgypte geleid heeft’ (Ex. 20:2). Het eerste woord is ‘ik’. In

wezen is JHWH de enige in de Bijbel die met recht het woord‘ik’ in de mond kan nemen. Daarna klinkt de eigennaam‘JHWH’, de Heer. Vervolgens wordt de belijdenistitel ‘god’ ge-bruikt in de relationele setting ‘jullie’. Ten slotte volgt de ac-tiviteit van de Heer op grond waarvan hij de aanduiding‘jullie God’ verdiend heeft: ‘die jullie heeft bevrijd uit het sla-venhuis Egypte’.De vraag is niet of de Heer de enige God is, maar waarop zijngodserkenning door anderen gebaseerd is. Het bestaan vanandere goden wordt door de Bijbel dan ook niet ontkend, weldat deze ook maar enige uiteindelijke macht hebben. Ze zijner wel, maar zijn het niet. Ze zijn er te kust en te keur, ook alsze, zoals in onze wereld, geen spannende eigennamen meerdragen: Mercurius of economie, Aphrodite of zinnelijkeschoonheid, Marduk of macht. Mensen zijn bereid hen teaanbidden, offeren er van alles voor en aan op. Maar uiteinde-lijk kunnen deze goden hun goddelijke pretenties niet waar-maken.Het godsbeeld in de Bijbel moet daarom primair als jahwis-tisch beschreven worden, niet als monotheïstisch. Vanuit deopvatting dat JHWH God is, kan de eenheid van God beledenworden: ‘de Heer is onze God, de Heer is een’ (Deut. 6:4). Deeenheid van de Heer wordt beleden in het kader van de gods-erkenning van deze eigennaam dragende Iemand door de‘wij’. Deze eenheid heeft meerdere aspecten. Het geeft aan datde Heer ondeelbaar is, niet uit allerlei losse onderdelen enstukjes bestaat. Verder houdt het in dat de Heer alleen is: hijheeft geen godenpartner, zoals Baäl Astarte bij zich heeft ofZeus Hera. Ten slotte behelst deze eenheid ook dat hij deenige God is. De anderen zijn het niet, want kunnen het nietwaarmaken.

Gods machtDit bijbelse godsbeeld brengt met zich mee dat de Heer nietmet allerlei alomvattende epitheta aangeduid kan worden.De Heer is niet almachtig; en dan gaat het niet alleen om hetniet kunnen tekenen van een vierkante cirkel. De aanduidingin de eerste twee eeuwen van het christendom luidde omni-tenens: God is degene die het al, dat wil zeggen de bijbelse or-dening van hemel en aarde, in stand houdt. Wat er ook ge-beurt, welke chaotische macht zich ook voordoet, God laatdeze ordening niet in elkaar donderen. Pas in de loop van detweede eeuw, als eerste door Irenaeus van Lyon, wordt hetwoord omnipotens gebruikt.De omnitenens-eigenschap sluit aan op Gods scheppingsactivi-

4 I N T E R P R E T A T I E | juli 2013

Het bijbelboek Job heeft een centrale plek in hettheologisch denken over de theodiceevraag endient daarvoor als klankbord tot in onze laatmo-derne cultuur. Dit tweeluik verkent eerst vanuitbijbels-theologisch perspectief elementen dieeen rol spelen in de Schriften omtrent de vraagnaar het kwaad, zoals in het boek Job (Archibaldvan Wieringen), en staat vervolgens vanuit cul-tuur-theologisch perspectief stil bij de doorwer-king ervan via het boek Job (Frank Bosman).

‘Ik heb toch niets fout gedaan?’Een tweeluik

Archibald van Wieringen en Frank Bosman

I N T E R P R E T A T I E | juli 2013 5

Stakende schoonmakers bezetten deUniversiteit Utrecht, 2012

teit. Scheppend treedt God op tegen de oerchaos. In plaats vanchaos staat God ordening voor. De bedreiging van de orde-ning gaat in tegen de schepping en zou daardoor de mens opde aarde kunnen bedreigen. God stelt zich daartegen teweer.Niet van hem komt de chaos en de chaos voortbrengende

macht, maar de bestrijding van dechaos. Wat de chaos zich ook

voorstelt, de chaos kanhet nooit waarmaken,zoals de Heer de or-dening wel waar-maken kan.Dit is precieswat Job ge-waarwordt,wanneer hijzich verzettegen het kwadedat hem ten on-

rechte getroffenheeft. Hij wil in eer-

ste instantie de Heer er-voor verantwoordelijk

stellen. Zijn klacht, zo ontdekthij, is weliswaar niet ten onrechte, maar het adres waar hijzich tot richt wel. De Heer blijkt het eens te zijn met zijnklacht en toont zich aan hem als een medebestrijder van dechaos waarin Job beland is. Om Job te overtuigen verwijstGod naar de schepping: nadat het dierenrijk de revue gepas-seerd is, laat de Heer zien dat hij de oermonsters van de chaosBehemot en Leviatan de baas is (Job 40:10-20).

Theologie is protesttheologieHier openbaart zich het eigene van bijbelse theologie: theolo-gie is altijd protesttheologie. Theologie rechtvaardigt niet deals onvermijdbaar gedachte mensensituaties, zoals het lijden,maar verwoordt het protest ertegen. Samen met de Heer God.De vraag naar het kwaad dat goede mensen treft, kan de Bij-bel niet oplossen door een theologie waarin dit kwaad ge-doogd wordt, bijvoorbeeld door iedere mens tot zondaar temaken, desnoods wegens zonden die hij onwetend begaanheeft, een manier waarop veelal in het antieke Nabije Oostende theodiceevraag behandeld wordt en die de vrienden vanJob ook voorstaan (zie voor een verwoording van de zoge-naamde retributieve rechtvaardigheid: Job 15:14, ‘Wat is desterveling dat hij rein zou zijn, en dat wie uit een vrouw ge-boren is, rechtvaardig zou wezen?’). Evenmin is voor de Bijbeleen noodlot een oplossing, zoals in de Griekse wereld veelvoorkomt. Noodlot maakt de Heer tot een willekeurige God.Willekeur staat echter haaks op ordening. Noch een mense-lijke noch een goddelijke wispelturigheid is voor de Bijbelaanvaardbaar. De eigen aard van de Heer, dat wil zeggen hetbijbelse jahwisme, omvat het antwoord.

’s Mensen verantwoordelijkheidHet kwaad heeft niet zijn oorsprong in de Heer God. Als ereen oorsprong aangewezen moet worden, dan de mens. DeBijbel zal de verantwoordelijkheid van de mens dik onder-strepen. Uiteraard is de mens niet verantwoordelijk voor elke

natuurramp (hoewel de mens dat misschien meer is dan hij-zelf wenst), maar het belang om de menselijke verantwoorde-lijkheid te benadrukken weegt zwaarder. Deconsequentiedragende daad is voor de Bijbel gewichtig. Jeeigen handelingen hebben gevolgen: schuif de Heer God hetniet in de schoenen. De Heer is geen gatenvuller die het onte-rechte kwaad afwendt, waar mensen zelf geacht worden ver-antwoordelijkheid te nemen.Met name door de ballingschap is dit inzicht voor het Gods-volk wezenlijk geworden. Terugkijkend nemen we waar datniet de Heer de ballingschap heeft veroorzaakt, maar dat wedat zelf gedaan hebben. In de herschrijving van de geschiede-nis door de kroniekschrijver wordt de samenhang van foutedaden en strafgevolgen daarom zeer benadrukt. De schuldligt niet buiten ons, noch bij Assur en Babel als vreemde vij-anden, noch bij de Heer God, maar bij onszelf. Het Gods-woord in de tweede verschijning van de Heer aan Salomo istekenend: ‘dan zal ik uit de hemel horen, en hun zonde verge-ven en hun land herstellen’ (2 Kron. 7:14).

OpstandingtheologieDe situatie dat het kwaad goede mensen treft, wordt extreemvoelbaar ten tijde van de Seleucidische Jodenvervolging in de2e eeuw v.C. De Seleucidische koning Antiochus IV bezatreeds het bijbelse land, dat zijn vader veroverd had, maarwenste ook het denken en geloven van zijn onderdanen te be-heersen. Hij voorzag zichzelf van de eigennaam Epifanes, ‘deGeopenbaarde’, en dwong Joden tot geloofsafval; andersvolgde de dood. Velen werden ter dood gebracht en stiervenvoor hun tijd.Tegen deze achtergrond ontstaan twee nieuwe, samenhan-gende protesttheologieën: martelaarschap en opstanding derrechtvaardigen uit de doden. Het martelaarschap is uitdruk-king van de bijbelse opvatting dat de eigen verantwoordelijk-heid groter is dan het kwaad dat mensen elkaar aandoen: degelovige blijft trouw aan de Heer, terwijl de vervolger te allentijde nog nee zou kunnen zeggen tegen het kwaad en alduszou kunnen ophouden met de vervolging. Opstandingtheo-logie laat zien dat het laatste protestwoord aan de Heer is, dieimmers mede de chaos bestrijdt. Wanneer door de dood degrens van de menselijke verantwoordelijkheid bereikt is inzijn afwijzing van het chaoskwaad, zet de Heer het gevechtertegen door en wekt de vervolgde op uit de doden ten leven.Deze twee theologieën, hoewel aan de rand van de oudtesta-mentische geschriften ontstaan, zijn wezenlijk voor hetNieuwe Testament, daar voor Jezus, als goede mens getroffendoor het onterechte kwade, door anderen hem aangedaan,marteldood en opstanding gelden.

6 I N T E R P R E T A T I E | juli 2013

Theologie is altijd protest-

theologie

I N T E R P R E T A T I E | juli 2013 7

De figuur van de bijbelse Job inde laatmoderne cultuurJob uit het gelijknamige bijbelboek heeft een januskop. In deprozaïsche proloog (hfst.1-2) en de epiloog (42:7-17) lijkt Jobgeduldig te wachten op een verlossing door God en kan nietsof niemand zijn Godsgeloof laten wankelen. In de enormepoëtische dialogen (3:1-42:6) jammert Job en klaagt hij de Godaan in wie hij gelooft, wegens een onmenselijke schendingvan het verbond tussen God en mens. Die twee kanten bijtenelkaar, althans dat is de mening niet alleen van de onschul-dige voorbijganger die zijn blik voor het eerst op het boek Jobricht, maar ook van menig theologisch expert. De rebelse Jobvan de poëtische dialogen lijkt te vloeken met de vrome Jobvan de proloog/epiloog.De eenzame man die onschuldig moet lijden, roept zijn Godter verantwoording. En in het razen van de storm laat Godzich verleiden zijn dienaar Job te antwoorden. God kiest dekant van de lijdende mens tegenover de machten van de oer-chaos (zie het eerste luik van deze bijdrage). Deze tragische fi-guur van Job spreekt tot op de dag van vandaag mensen aan.In boeken, films en popmuziek zijn echo’s te vinden van hetbijbelboek en van de existentiële crisis van de hoofdpersoonJob.

De kellner en de levendenIn Vestdijks roman De kellner en de levenden uit 1949 wordentwaalf schijnbaar willekeurige mensen, buren van elkaar,door de politie opgepakt en naar een bioscoop gebracht. Al-daar krijgen ze te horen dat het laatste oordeel is aangebro-ken. De twaalf volgen mokkend en met elkaar discussiërendde grillige weg die naar een treinstation blijkt te voeren. Omhen heen worden ontelbaar veel mensen weggevoerd, maarde twaalf pauzeren in de stationsrestauratie. De kelner, dechristofore titelheld van de roman, bedient hen met een on-uitputtelijke kan wijn (vgl. Joh. 2:1-12).Tjalko Schokking, een van de twaalf, gelooft niet in het laatsteoordeel: ‘Je straf krijg je tijdens je leven, en als de straf is afge-loopen, ben je weer vrij man, en niemand heeft het recht omop je neer te zien, zoo denk ik erover’ (p. 209-210). En iets ver-derop zegt hij: ‘Als wij geoordeeld worden, mogen wij Goddan ook oordelen?’ (p. 213). De dominee, ook een van detwaalf, zegt dan: ‘Het is een oud probleem, of God, en zoo ja,waaróm God de zonde en het kwaad en de onvolmaaktheid opde wereld heeft toegelaten’ (p. 215). En later: ‘Het is een oudeverlegenheid, die de dienstknecht Job reeds kwelde’ (p. 223).Op het einde van de roman komen de twaalf erachter dat deduivel de kosmische eindstrijd tussen goed en kwaad heeftgewonnen. Als zij zich voor hem neerwerpen (vgl. Mat. 4:8-9)en God vervloeken, dan zullen ze gered worden (vgl. Job 1:11).De twaalf, hoewel zeker niet allen devote christenen, weige-ren dat obstinaat. Dan zet Vestdijk zijn verhaal op zijn kop.Het blijkt over een weddenschap te gaan tussen God en deduivel. De duivel mocht zich voordoen als kosmische over-winnaar om te zien of de mens zich voor hem zou buigen,quod non.Vestdijk speelt met diverse verwijzingen naar het boek Job: deweddenschap tussen God en de duivel (waar de mens geenweet van heeft), de koppige weigering om God te vervloeken

en de vraag naar het waarom van het lijden. Waar de Job vande Bijbel inderdaad rechtvaardig was, zijn de twaalf van Vest-dijk dat zeker niet. En waar God in het boek Job rechtstreeksspreekt vanuit de stormwind, bedient hij zich in Vestdijksroman van de figuur van de kelner, die bijna expliciet als deChristus afgebeeld wordt. Zoals God in het boek Job de kantkiest van de mens in het voortdurende gevecht tegen de oer-chaos (verbeeld door Leviatan en Behemot), zo kiest God inVestdijks roman dezelfde kant door mens te worden. Vestdijkinterpreteert de incarnatie van Christus als het ultieme ant-woord op Jobs aanklacht.

‘Cartmanland’In de episode ‘Cartmanland’ (2001) van de satirische Ameri-kaanse tekenfilmserie South Park krijgt beroepsetter Eric Cart-man (dik, gemeen, pestkop) onverwachts de beschikking overeen erfenis van één miljoen dollar. In plaats van het geld tebeleggen, koopt Cartman direct een slechtlopend pretpark op.Totaal niet geïnteresseerd in winst of omzet wil Cartman on-gestoord en geheel alleen genieten van alle attracties. Helaasvoor hem moet hij echter steeds meer bezoekers binnenlatenom allerlei kosten te kunnen dekken, van bewaking tot friet-kraam. En binnen enkele weken en tot zijn enorme frustratieis zijn pretpark nog drukker dan voorheen.Kyle en Stan, twee andere kinderen uit South Park, zijn intus-sen woedend dat de pestkop Eric zijn wensdroom in vervul-ling ziet gaan. Dat verdient hij niet, vinden ze. Vooral deexpliciet joodse Kyle is erg verdrietig. Stan treft hem aan in desynagoge van South Park. Kyle barst in tranen uit:

Mijn hele leven ben ik opgevoed om in Jehova te geloven.Dat we ons op een bepaalde manier moeten gedragen, endat ons dan goede dingen zullen overkomen. Natuurlijkmaak ik fouten, maar elke week probeer ik mijzelf te verbe-teren. (…) En wat geeft deze zogenaamde God mij ervoorterug? Aambeien! Er klopt niets van.

En zich tot God richtend: ‘Wat is dat voor een logica?’ Kyle alsmoderne Job. Kyle gaat echter nog verder dan Job. Als zijnaambei zwaar geïnfecteerd is en Stan hem opzoekt in het zie-kenhuis, zegt Kyle: ‘Eindelijk ben ik eruit. (…) Er is geen God.’En als Kyles moeder uitbrengt dat haar zoon toch niet zomoet spreken (‘vervloeken’), zegt hij: ‘O? En waarom niet?Omdat mij anders iets ergs overkomt of zo?’ Kyles vader doetnog een laatste poging zijn zoon op andere gedachten tebrengen, maar tevergeefs. Kyle voor de derde maal: ‘Eindelijkbegrijp ik het! Er is geen rechtvaardigheid. Er is geen God.’ Enzich paradoxaal tot God wendend, vervolgt hij: ‘Hoor je me!Ik zweer mijn geloof af!’ Kyle gaat verder dan Job, die nooitzijn geloof in God verloor, ook niet in de poëtische dialogen.Tegelijkertijd blijft Kyle zich richten tot de God die niet zoubestaan, zoals Job bleef hopen op de God die hij aanklaagde.Woede en geloof spreken elkaar niet per se tegen.Parker en Stone, de bedenkers van South Park, halen later inde episode direct hun bron aan. Kyles vader en moeder willenhem opbeuren in het ziekenhuis en lezen hem daarom vooruit het boek Job. Helaas voor de pijnlijdende Kyle lezen ze al-leen de proloog voor en niet de epiloog, zodat Kyle niets an-ders kan uitroepen dan: