Intern transport op de afdeling van een beademde patiënt · 3 Definitie en doel Een intern...
-
Upload
hoangkhanh -
Category
Documents
-
view
213 -
download
0
Transcript of Intern transport op de afdeling van een beademde patiënt · 3 Definitie en doel Een intern...
1
Titel Standard Operating
Procedure (SOP):
Intern transport op de afdeling van een
beademde patiënt
Soort procedure Transport
Auteur Kimberly Ernst
Medebeoordelaars Alex Wilbrink, Erik Koomen
Verantwoordelijke afdeling Eenheid intensieve zorg
Datum autorisatie
Laatste revisiedatum 4 mei 2017
Correspondentieadres [email protected]
2
Inhoud
INHOUD.......................................................................................................................................... 2
DEFINITIE EN DOEL ....................................................................................................................... 3
AFKORTINGEN EN DEFINITIES ..................................................................................................... 4
BRIEFING VOLGENS CHECKLIST................................................................................................... 5
IDENTIFICATIE VAN HET TEAM: TEAM-SAMENSTELLING - WIE DOET WAT TIJDENS HET TRANSPORT? ....... 5
SITUATIE: REDEN VAN TRANSPORT ..................................................................................................... 5
OBSERVATIES: VOORBEREIDING PATIËNT EN TEAM ............................................................................... 5
BACKGROUND: EERDERE OPNAMES GEWEEST OF RELEVANTIE VOORGESCHIEDENIS? ................................ 5
ACTIES: BENODIGDE MATERIALEN ....................................................................................................... 6
RISICOMANAGEMENT: “WAT ALS” (SITUATIONAL AWARENESS) ........................................................... 6
PROCEDURE ................................................................................................................................... 7
VOOR HET TRANSPORT....................................................................................................................... 7
OVERZICHTSTEKENING ....................................................................................................................... 8
TIJDENS HET TRANSPORT ................................................................................................................... 9
EINDE TRANSPORT ............................................................................................................................. 9
NA HET TRANSPORT......................................................................................................................... 10
COMPLICATIES ............................................................................................................................ 10
BIJ ACCIDENTELE DETUBATIE ............................................................................................................. 10
BIJ VENEUZE DECANULATIE ............................................................................................................... 10
BIJ ARTERIËLE DECANULATIE ............................................................................................................. 11
BIJ ACCIDENTEEL UITSCHIETEN VAN THORAXDRAIN ............................................................................ 11
DEBRIEFING ................................................................................................................................. 12
CHECKLIST DEBRIEFING..................................................................................................................... 12
COMMUNICATIELIJST ................................................................................................................. 12
REFERENTIES ................................................................................................................................ 13
3
Definitie en doel
Een intern transport op de afdeling houdt in dat patiënten binnen de eenheid intensieve zorg
worden verplaatst. Dit kan gaan om beademende en niet-beademde patiënten. De reden voor
het intern transport kan van logistieke aard zijn, maar ook omdat de patiënt geïsoleerd moet
worden van wege infectiegevaar of in bij een palliatief traject.
Het doel is het vastleggen van taken van het team rondom de patiënt bij deze hoog risico
procedure en het voorkomen van onnodige accidentele detubatie of decanulatie van infusen.
4
Afkortingen en definities
AA Arts-assistent
ECG ElectroCardioGram
HFO High Frequency Oscillator
MS Medisch Specialist
NO Nitric Oxide (Stikstofmonoxide)
PA Physician Assistent
PAio Physician Assistent in opleiding
PICU Pediatric Intensive Care Unit
Q-check Kunststof plateau om medicatiespuiten op klaar te leggen
VA Verpleegassistent
VP 1 Verpleegkundige 1
VP 2 Verpleegkundige 2
5
Briefing volgens checklist
Identificatie van het team: Team-samenstelling - Wie doet wat tijdens het
transport?
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Luchtwegmanagement
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Monitoring van vitale parameters
Klaarzetten en testen van ventilator
Verpleegkundige 2:
Medicatie voorbereiden en toedienen
Lopende perfusoren overzetten op een transportpaal
Patiënt en bed loskoppelen na time out
Situatie: Reden van transport
• Naam en geboortedatum patiënt met actueel gewicht
• Reden van transport (isolatie, minimal touch, overlijden)
Observaties: Voorbereiding patiënt en team
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
• Zijn er medische contra-indicaties voor het transport?
o Hemodynamische instabiliteit?
o Respiratoire instabiliteit?
o NO?
o HFO?
• Controle materiaal luchtwegmanagement
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
• Monitor aan bed hangen
• Klaarzetten en testen ventilator op beoogde plaats
Verpleegkundige 2
• Informeer patiënt en/of familie
• Klaarmaken noodmedicatie
• Testen intraveneuze toegang
Background: eerdere opnames geweest of relevantie voorgeschiedenis?
Moeilijke luchtweg?
Comorbiditeit?
6
Acties: Benodigde materialen
Luchtwegmanagement:
• Zuurstofcilinder
• Jackson-Rees systeem
• Passend kapje
• Laryngoscoop met passend laryngoscoopblad stand by
• Reserve tube en een maat kleiner
Noodmedicatie op Q-check:
• Propofol 1% (10 mg/ml; 20 ml)
• Esmeron 10 mg/ml (5 ml)
• Fentanyl 10 mcg/ml (10 ml)
• Adrenaline 100 mcg/ml (10 ml)
• 1 ml spuit en driewegkraan
• Flush NaCl 0,9% (2 x 10 ml)
Sedatie:
• Extra midazolam (0,1 mg/kg)
• Of extra ketamine (1 mg/kg)
• Of extra propofol (1 mg/kg)
Risicomanagement: “Wat als” (situational awareness)
Rode vlaggen: werkdruk, stress, vermoeidheid, tijdstip
• Is dit het juiste moment om patiënt te transporteren?
Veiligheidsverklaring
Iedereen is verplicht om een onveilige situatie te melden aan het team
7
Procedure
Voor het transport
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Test laryngoscoop en laryngoscoopblad
Test Jackson-Rees systeem
Controleert passend kapje
Controleert of er voldoende druk in de zuurstofcilinder zit (wijzer in groen vlak)
Controleert tubemaat en tubediepte
Legt reserve tube en een maat kleiner klaar
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Haalt transportmonitor en hangt deze aan het bed
Zet de ventilator gebruiksklaar op de plaats van bestemming
Stelt de ventilator in met dezelfde instellingen en connecteert de ventilator aan een
kunstlong
Verpleegkundige 2
Legt de volgende medicatie klaar op de Q-check:
• Propofol 1% 0,4 ml/kg (= 2 mg/kg)
• Rocuronium 0,1 ml/kg (= 1 mg/kg)
• Fentanyl 0,1 ml/kg (= 1 mcg/kg)
• NaCl 0,9% flush 2 x 10 ml
• Adrenaline kant en klaar stand by
• 1 ml spuit en driewegkraan tot een gewicht van 10 kg
Zet de lopende perfusorpompen over op een transportmodule
Hangt eventuele (thorax)drainpotten aan het bed (op waterslot)
9
Tijdens het transport
Time out
Ligt het reservemateriaal voor de luchtweg klaar op de intubatiekar?
Is de ventilator op de plaats van bestemming klaar?
Ligt de medicatie klaar en is deze gecontroleerd?
Zijn de omstandigheden optimaal?
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Sluit het Jackson-Rees systeem aan op de zuurstofcilinder
Open de zuurstofcilinder en geef minimaal 6 liter zuurstof
Leg het passende kapje naast het hoofd van de patiënt
Zet het Jackson-Rees systeem op de tube van de patiënt
Beadem patiënt.
Geef aan: “Patiënt wordt beademd, klaar voor transport”
Geeft aan indien het bed kan rijden: “Klaar voor vertrek? Bed los?”
Kinderintensivist/PA/arts-assistent duwt met 1 hand het bed en beademd met de andere
hand de patiënt en houd zicht op de transportmonitor.
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Sluit monitoring aan (ECG, saturatiemeter, bloeddruk invasief of non-invasief, etCO2)
Geeft aan: “Patiënt is aangesloten aan de monitor, de ventilator op plaats van bestemming
staat gebruiksklaar”
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent loopt met de transportmodule naast het bed.
Verpleegkundige 2:
Neemt de perfusor transportmodule mee.
Geeft aan: ”Klaar voor vertrek. Bed is los.”
Verpleegkundige 2 trekt het voeteneind van het bed.
Einde transport
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Controleert de tubediepte
Sluit de tube aan op de ventilator
Hangt de Jackson-Rees aan de zuurstofklok en sluit de zuurstofcilinder
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Sluit de transportmonitor over op de vaste monitor
Verpleegkundige 2:
Zet de perfusorpompen over op de stationaire pompentoren.
Controleert de infusen.
Controleert de eventuele (thorax)drains en sluit eventueel vacuüm aan.
10
Na het transport
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Hangt zuurstofcilinder terug
Vermeld in Metavision het transport.
Verplaats patiënt in het afsprakenprogramma naar de nieuwe plaats
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Zet transportmonitor terug.
Legt niet gebruikt intubatiemateriaal terug in de intubatiekar
Verpleegkundige 2:
Legt de noodmedicatie terug.
Verplaats patiënt in Metavision naar de nieuwe plaats.
Belt de ouders dat patiënt is verplaatst
Complicaties
Bij accidentele detubatie
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Verwijder de tube bij dislocatie
Beadem met masker en ballon (Jackson-Rees systeem)
Laat reservetube en laryngoscoopblad halen door verpleegkundige 1/afdelingsassistent
Indien er tijd is, bel hulp (zie communicatielijst)
Laat medicatiegeven:1 propofol, 2 fentanyl, 3 rocuronium
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Assisteert bij aangeven intubatiemateriaal
Verpleegkundige 2:
Dient medicatie toe
Laat hulp bellen (belt niet zelf! En blijft bij patiënt.
Bij veneuze decanulatie
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Plaatst een nieuwe veneuze lijn, desnoods een infuus in de jugularis (met echo) of bij
hemodynamische instabiliteit een botnaald.
Verpleegkundige 2:
Drukt de punctieplaats af
Houdt de vitale parameters op de monitor in het zicht.
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Neemt het beademen met ballon over van kinderintensivist/PA/arts-assistent
11
Bij arteriële decanulatie
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Blijft beademen met ballon.
Verpleegkundige 2:
Drukt de punctieplaats af
Houdt de vitale parameters op de monitor in het zicht.
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Zet de non-invasieve bloeddrukmeting op 1 minuut interval
Bij accidenteel uitschieten van thoraxdrain
Kinderintensivist/PA/arts-assistent:
Blijft beademen met ballon tot verpleegkundige 1/afdelingsassistent terug is met het
echoapparaat en de grote infuusnaald
Bij tekenen van een spanningspneumothorax directe thoracoscentese met grote
infuusnaald
Verpleegkundige 2:
Drukt de punctieplaats af
Houdt de vitale parameters op de monitor in het zicht.
Verpleegkundige 1/afdelingsassistent:
Haalt een grijze/groene infuusnaald.
Haalt het echoapparaat indien patiënt hemodynamisch stabiel is
Neemt het beademen over van de kinderintensivist/PA/arts-assistent.
12
Debriefing
De debriefing vindt direct plaats na de opname met alle teamleden en duurt maximaal 5
minuten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de checklist debriefing. Indien nodig kan de
debriefing op een later tijdstip verder worden uitgebreid.
1. Hoe functioneerde het team?
2. Wat ging er goed?
3. Wat ging er niet goed? Hoe kunnen we zaken voor een volgende keer verbeteren?
4. Wie gaat wat doen om de procedure te verbeteren
Checklist debriefing
Item Check Opmerking
Taakverdeling
Is het hele team aanwezig?
Was er een duidelijke taakverdeling?
Was voor iedereen duidelijk wie de leiding had?
Effectieve communicatie
Was er closed loop communicatie?
Was de communicatie eenduidig en simpel?
Gebruik van resources
Was het werk goed verdeeld onder de team
leden?
Hadden alle teamleden de juiste
verantwoordelijkheid?
Heeft iedereen het juiste materiaal gebruikt?
Situational awareness?
Is alle mogelijke informatie gebruikt?
Was het “Wat als-plan” duidelijk voor iedereen?
Is er een “10 seconds for 10 minutes” geweest?
Overig
Wat ging er goed (wat nog niet is besproken)
Wat moet volgende keer beter
Rondvraag
Conclusie en doel
Moet de SOP aangepast worden? Bespreek/mail met auteur of medebeoordelaars!
Communicatielijst
Dienstdoende kinderintensivist 75018
Dienstdoende anesthesioloog 75616
Radiologielaborant 75378 75377