Interdisciplinaire Mastertrack Universiteit Utrecht ... Mastertrack def 200710.pdfIntroductie ADHD...
Transcript of Interdisciplinaire Mastertrack Universiteit Utrecht ... Mastertrack def 200710.pdfIntroductie ADHD...
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
1
Informatiebrochure
Interdisciplinaire Mastertrack Universiteit Utrecht
Forensische
Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek
Preventie, diagnostiek en behandeling van jeugdigen met ernstig
probleemgedrag in een gedwongen kader.
Coördinator C.M.A. van Laarhoven-Aarts
Juli 2010
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
2
Inhoudsopgave
Voorwoord p. 3
1. Verantwoording
1.1. Relevantie van een Mastertrack binnen het forensisch werkveld p. 4
1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack p. 4
1.3. Betrokken hoogleraren en docenten p. 5
2. Het onderwijsprogramma
2.1. Algemene informatie p. 6
2.2. Inhoud van het onderwijsprogramma p. 8
3. Stage en thesis
3.1. Stage p. 12
3.2. Thesis p. 15
4. Interdisciplinair karakter van de Mastertrack aan de Universiteit Utrecht
4.1. Het Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen, sectie Forensische
Jeugdzorg p. 18
4.2. Achtergrond en studieopdracht van de kerndocenten p. 19
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
3
Voorwoord
Met ingang van het studiejaar 2010-2011 biedt de Universiteit Utrecht een nieuwe interdisciplinaire
Mastertrack Forensische Ontwikkelingpsychologie en Orthopedagogiek aan. Het is een Mastertrack
die kan worden gevolgd door studenten die gekozen hebben voor het Masterprogramma Kinder- &
Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek. Het cursorisch gedeelte van het programma is specifiek
afgestemd op vraagstukken uit het forensisch veld. Stage en thesis sluiten hier zo veel mogelijk bij
aan. De theorie die aangeboden wordt richt zich enerzijds op analyse en achtergronden van ernstig,
externaliserend probleemgedrag, dat in veel gevallen ook gepaard gaat met ernstige internaliserende
problemen. Anderzijds wordt aandacht besteed aan (vroegtijdige) interventies en behandeling van
probleemgedrag. Binnen de Mastertrack zullen de masterstudenten onderwezen worden door
hoogleraren en (gast)docenten van ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek die elk hun eigen
specialisatie hebben op het terrein van complex, externaliserend probleemgedrag.
Het interdisciplinaire Masterprogramma Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek
heeft een klinisch karakter en gaat in op diagnostiek en behandeling/coaching van jeugdigen met
ernstige externaliserende problematiek. Om de inbedding van de praktijk in wetenschap te verzekeren
wordt door de studenten gelijktijdig cursorisch onderwijs gevolgd, stage gelopen en een thesis
geschreven. In de specifieke cursussen worden studenten geschoold in ontwikkelings-
psychopathologie, diagnostiek en behandeling. Het is de bedoeling dat de studenten in hun stage een
goede vertaalslag kunnen maken van de theorie naar de praktijk.
In deze brochure wordt aandacht besteed aan de verantwoording van de keuze voor de
Interdisciplinaire Mastertrack. Daarnaast wordt uitleg gegeven over het onderwijsprogramma en de
inbedding daarvan in de wetenschappelijke en klinische expertise die bij beide disciplines Kinder- &
Jeugdpsychologie en Orthopedagogiek beschikbaar is.
Wij vertrouwen erop met dit nieuwe programma in te kunnen spelen op de toenemende behoefte aan
afstemming tussen opleiding, onderzoek en klinische praktijk in het forensisch veld.
Utrecht, juli 2010
Elly van Laarhoven
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
4
1.Verantwoording
1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg
De Mastertrack richt zich op vraagstukken voor kinderen en jeugdigen in het forensisch veld en wil
hiermee een substantiële bijdrage leveren aan de expertiseontwikkeling binnen zowel het
civielrechtelijk als strafrechtelijke domein van dit werkveld. In de Mastertrack staat complex,
externaliserend probleemgedrag centraal en wordt onderwijs gegeven op het gebied van diagnostiek en
behandeling met de bedoeling om de ontwikkeling van antisociale persoonlijkheidsstoornissen tegen
te gaan. De maatschappelijke relevantie van expertise op dit gebied wordt door de gezondheidsraad
onderschreven. Een commissie van de Gezondheidsraad (2006) heeft in een advies aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport gewezen op de wetenschappelijk onderbouwde mogelijkheden om
een antisociale persoonlijkheidsstoornis te voorkomen en om zorg te verlenen aan mensen met deze
stoornis. Tegelijkertijd wijst de commissie op het gebrek aan goed onderzoek naar de behandeling
ervan. Vastgesteld is dat de mogelijkheden in de praktijk niet ten volle worden benut. De ontwikkeling
van richtlijnen voor diagnostiek en behandeling wordt door de commissie van de Gezondheidsraad
geopperd als mogelijkheid om een eerste stap te zetten in de goede richting. Gewezen wordt op de
noodzaak om op effectieve en doelmatige wijze bij kinderen en adolescenten op latere leeftijd een
gedragsstoornis te voorkomen, (Gezondheidsraad, 2006).
Door bundeling van expertise van hoogleraren, hoofddocenten en universitair docenten binnen het
curriculum en de dialoog met experts uit de klinische praktijk de praktijk ontstaat een
onderwijsaanbod dat voldoet aan het gestelde wetenschappelijke niveau van een Masteropleiding en
de praktische relevantie daarvan. Tevens zullen deskundigen uit het werkveld werkcolleges verzorgen.
De interactie tussen wetenschapsbeoefenaars van de universiteit en experts in het werkveld kan een
inspiratiebron vormen voor onderwijs en onderzoek dat is afgestemd op dit specifieke werkveld.
1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack
De keuze om een Mastertrack te ontwikkelen waarin zowel orthopedagogiek als
ontwikkelingspsychologie participeren, komt voort uit de overtuiging dat de complexe problematiek in
het forensisch veld vanuit meerdere perspectieven dient te worden geanalyseerd en aangepakt. De op
te leiden professional draagt de verantwoordelijkheid met zich mee om besluiten te nemen voor een
cliënt in diens belang maar ook in het belang van de maatschappij. Deze professional dient bij het
handelen niet alleen verantwoordelijkheid af te leggen aan de cliënt aan wie de hulp wordt verleend,
maar ook aan de ingrijpende overheid. Bij de advisering en besluitvorming over de aanpak van een
jongere moet de clinicus in het forensisch veld bijvoorbeeld rekening houden met het
‘gevaarscriterium’ (strafrechtelijk kader) of de ‘noodzaak’ om een jongere te beschermen tegen verder
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
5
afglijden (civielrechtelijk kader). De problematiek in het forensisch veld vraagt om een
wetenschappelijke benaderingswijze vanuit een ecologisch perspectief. Een integratie van de expertise
die vanuit de pedagogische en ontwikkelingspsychologische invalshoek wordt opgebouwd levert juist
in dit specifieke veld een meerwaarde op voor de expertise die ontwikkeld wordt.
1.3. Betrokken hoogleraren en docenten
In de Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek is de expertise van de
Universiteit Utrecht op dit gebied gebundeld. De hoogleraren Prof. dr. Bram Orobio de Castro, Prof.
dr. Ido Weijers, Prof. dr. Daan Brugman, Prof. dr. Maja Decovic, en Prof. dr. Wim Meeus hebben het
zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van deze Mastertrack. De werkgroep die het
Masterprogramma heeft uitgewerkt bestond uit dr. Peter Prinzie, dr. Gonneke Stevens en dr. Minet de
Wied en werd voorgezeten door drs. Elly van Laarhoven.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
6
2. Het Onderwijsprogramma
2.1. Algemene informatie
Instroom in het masterprogramma geschiedt vanuit de twee disciplines: Ontwikkelingspsychologie en
Orthopedagogiek. De studenten studeren ook af in de eigen studierichting. Op de cijferlijst wordt
aangetekend dat de Mastertrack is gevolgd binnen de track Forensische Ontwikkelingspsychologie en
Orthopedagogiek.
Het Masterprogramma heeft een duidelijk klinisch karakter: diagnostiek en behandeling staan centraal.
De registratie voor diagnostiek, bij resp. de NVO en BAPD past binnen het onderwijsprogramma.
Instroomeis:
De instroomeisen die gelden voor het masterprogramma van de betreffende studierichting gelden ook
voor de Mastertrack Forensische Ontwikkelingpsychologie en Orthopedagogiek.
De Minor Jeugd en Criminaliteit van Prof. dr. Ido Weijers wordt aanbevolen. Het masterprogramma
Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek bouwt voort op de basis die in deze minor
is gelegd. Studenten die dit programma niet hebben gevolgd wordt aanbevolen om de literatuur te
lezen die in de genoemde Minor centraal staat:
Ido Weijers & Christian Eliaerts (red.) (2008). Jeugdcriminologie: achtergronden van jeugd-
criminaliteit. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-5454-846-1.
Ido Weijers & Frank Imkamp (red.) (2008). Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief. Den Haag:
Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-8974-021-2.
Ido Weijers (red.) (2008). Justitiële interventie. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-
8974-022-9.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
7
Overzicht van het totale Masterprogramma:
Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4
Thesis PEDA 22,5 ects
Bachelor Pedagogiek
Studiepad
Orthopedagogiek
Stage PEDA 22,5 ects
Hulpverleningsinstelling voor jeugdigen met
complexe, externaliserende problematiek
Master Orthopedagoog
Track Forensische
Ontwikkelingspsychologie
en Orthopedagogiek
FJZ I
7,5 ects
FJZ II
7,5 ects
Stage OWP 22,5 ects
Hulpverleningsinstelling voor
jeugdigen met complexe,
externaliserende problematiek
Bachelor Psychologie
Studiepad Kinder- &
Jeugdpsychologie
Thesis OWP 22,5 ects
Master Kinder-
&Jeugdpsycholoog
Track Forensische
Ontwikkelingspsychologie
en Orthopedagogiek
Toelichting:
De Mastertrack biedt toegang voor studenten die een van de volgende voortrajecten hebben afgelegd:
- het bachelorprogramma Pedagogiek , studiepad Orthopedagogiek
- het bachelorprogramma Psychologie, studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie
In blok 1 en 2 volgen alle studenten twee theoretische vakken:
Blok 1: FJZ I (Forensische Jeugdzorg I: 7,5 ects)
Blok 2: FJZ II (Forensische Jeugdzorg II: 7,5 ects)
In de blokken 1 t/m 3 of 4 wordt stage gelopen op een instelling binnen het forensisch veld (22,5 ects).
In de blokken 1 t/m 4 of 3 en 4 (eventueel eerdere start) wordt de thesis geschreven (22,5 ects). Stage
en thesis vallen binnen het Masterprogramma van Orthopedagogiek voor de pedagogen en binnen het
Masterprogramma Ontwikkelingspsychologie voor de psychologen.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
8
De Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek biedt een
cursusprogramma met een klinisch accent.
De Mastertrack bereidt voor op de opleiding:
� GZ-psycholoog
� Orthopedagoog Generalist
� Cognitief Gedragstherapeut
� Profiel Forensisch Psycholoog
� Rapporteur Pro Justitia van het NIFP
Vanwege de specifieke kennis over het forensisch veld kunnen de volgende beroepsperspectieven,
tijdens of na genoemde post-master opleidingen worden genoemd:
� Behandelcoördinator in justitiële jeugdinrichtingen.
� Behandelcoördinator in instellingen voor jeugdzorg-plus
� Gedragswetenschapper bij Bureau Jeugd Zorg
� Gedragswetenschapper bij de Raad voor de Kinderbescherming
� Behandelaar in ortho-psychiatrische instellingen
� Diagnost en behandelaar in hulpverleningsinstellingen voor jeugdigen met ernstige
opvoedings- en gedragsproblemen.
Psycho-diagnostiek ten behoeve van de diagnostische aantekening BAPD (NIP) of diagnostische
aantekening bij de NVO is onderdeel van de Mastertrack.
2.2. Inhoud van het onderwijsprogramma
Het theoretisch deel van het Masterprogramma bestaat uit twee cursussen, Forensische Jeugdzorg I
(Achtergronden en analyse van problematiek bij jeugdigen in het forensisch veld) en Forensische
Jeugdzorg II (Preventie en interventie binnen het forensisch veld). Beide cursussen bestaan uit een
collegereeks en een werkgroepreeks waarin een vertaalslag wordt gemaakt van de collegestof en
literatuur naar vraagstukken in de praktijk.
Het Masterprogramma wordt aangeboden door hoogleraren en universitair docenten uit de drie
disciplines Ontwikkelingspsychologie (OWP), Pedagogiek (PEDA) en Algemene Sociale
Wetenschappen (ASW) die allen bijzondere expertise hebben op het gebied van forensische jeugdzorg.
Een vast docententeam verzorgt de colleges in blok 1 en/of blok 2. In het onderwijsprogramma wordt
een module jeugdrecht geïntegreerd van twee colleges zodat voldaan wordt aan de eis voor een
onderwijsprogramma waarmee de studenten in aanmerking kunnen komen voor de
diagnostiekregistratie van het NIP (BAPD) en de NVO (Basisregistratie Psychodiagnostiek). In de
werkgroepenreeksen van beide cursussen wordt een vertaalslag gemaakt van de theorie naar
casuïstiekniveau en/of vaardigheidsniveau. Stagewerkgroepen dienen om de vertaalslag te maken van
de verworven wetenschappelijke inzichten (m.n. op het gebied van diagnostiek) naar de praktijk.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
9
Forensische jeugdzorg 1 Theoretische achtergronden en analyse
Collegereeks door kerndocenten OWP, PEDA en ASW
10-09-10 17-09-10 24-09-10 01-10-10 08-10-10 15-10-10 22-10-10 29-10-10 05-1-10
Introductie
-college
Nature-
Nurture
Vraagstuk
Jeugdrecht
(1)
Jeugdrecht
(2)
Sociale
Informatie
Verwer-
king
Empathie
en psycho-
pathie
Morele
ontwikke-
ling
Hechting &
Trauma
Trans-
culturele
problemati
ek
Elly van
Laarhoven
Peter
Prinzie
Kristien
Hepping
Kristien
Hepping
Bram
Orobio de
Castro
Minet de
Wied
Daan
Brugman
Elly van
Laarhoven
Gonneke
Stevens
12-11-10
Schriftelijk
tentamen
Gastcolleges
Onderzoek
binnen het
justitiële
werkveld
Onderzoek
i.v.m.
machtiging
plaatsing
gesloten
jeugdzorg
Onderzoek
naar
Toereke-
ningsvat-
baarheid en
recidive-
gevaar
Onderzoek
naar
psycho-
pathie
Onderzoek
bij meisjes
met
‘loverboy’-
problema-
tiek
Ouder-
schaps-
beoorde-ling
2 parallelle werkgroepen onder begeleiding van begeleiding door C.M.A. van Laarhoven en M. de Wied
Introductie ADHD ASS Deadline
basispaper
OD/CD PTSS
Angst-
stoornis
Uitgebrei
de paper
Literatuur:
Carr.A. (2009). The handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology. London/New-York:
Routledge
Matthys,W.,&Lochman,J.E.(2010). Oppositional Defiant Diorder and Conduct Disorder in
Childhood. London/Sussex: Wiley-Blackwell.
Weijers,I.(red)(2008). Justitiele interventies voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag:
Boom.
Artikelen aangeleverd door docenten.
Toelichting:
FJZ I geeft een theoretische verdieping en gaat in op achtergronden en ontstaan van agressief en
crimineel gedrag. De collegereeks bespreekt de problematiek vanuit een bepaalde invalshoek.
Aansluitend op de colleges van FJZ I worden een zestal gastcolleges verzorgd. In de werkgroepen van
FJZ I wordt ingegaan op de onderkenning en verklaring van psychopathologie bij jeugdigen met
ernstig externaliserend en internaliserend probleemgedrag, die volgens DSM-IV worden
geclassificeerd op As I en As II (cluster B persoonlijkheidsstoornissen). Studenten worden o.a. door
opdrachten en presentaties in deze werkgroepen voorbereid op het schrijven van diagnostiekcasussen
volgens het hypothesen toetsend model.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
10
Forensische jeugdzorg II Preventie en Interventie
Collegereeks
19-11-10 26-11-10 03-12-10 10-12-10 17-12-10 07-01-11 14-01-11 21-01-11
Contouren
van het
forensisch
veld
Effectieve
behandel-
progamma’s
en preventie
Behandel-
programma’
s waar
ouders bij
betrokken
zijn
Behandeling
moreel
handelen
Biomarkers en
behandel-effect/
Farmaco-
logische
behandel-
mogelijkheden
Methodiek
meidenhulp
verlening
Aanpak
trans-
culturele
problematiek
Ido
Weijers
Onderwijs
vrij
Bram Orobio
de Castro
Peter
Prinzie
Daan
Brugman
Minet de Wied
en Rob Heerdink
Elly van
Laarhoven
Gonneke
Stevens
Tentamen
over
literatuur
en
collegestof
Werkgroepreeks gedragstherapie en coaching bij jongeren met externaliserende problematiek college
In 5 werkgroepen van 1 uur en d.m.v. thuisopdrachten: Individuele cognitieve gedragstherapie
In 2 werkgroepen van een uur en d.m.v. thuisopdrachten: Effectstudie van behandelmethodiek
Aanpak
jeugdige
veelplegers
In 5 werkgroepen van 1 uur en d.m.v. thuisopdrachten: Coaching van professionals Ido Weijers
Opdracht:
behandel-
verslag,
effectstudie
en verslag
coachings-
traject
Literatuur:
Kendall,P.C. (2006). Child and Adolescent Therapy.3th ed. New York: The Guilford Press.
Matthys,W.,&Lochman,J.E.(2010). Oppositional Defiant Diorder and Conduct Disorder in
Childhood. London/Sussex: Wiley-Blackwell.
Artikelen aangeleverd door docenten.
Toelichting:
FJZ II gaat in op wetenschappelijk gefundeerde interventies voor kinderen en jongeren met
externaliserende problematiek. In de collegereeks worden interventies en algemene aanpakken
besproken die voortkomen uit de wetenschappelijke analyses die in FJZ I aan de orde kwamen. De
collegestof en bijbehorende literatuur wordt getoetst aan de hand van een tentamen aan het einde van
de collegereeks. De reeks van 6 werkgroepen heeft een drietal thema’s, welke alle drie door een
docent met specifieke expertise wordt aangeboden:
- Het opstellen en evalueren van een behandeling die gebaseerd is op cognitieve gedragstherapie
(Elly van Laarhoven, cognitief gedragstherapeut).
- Vaardigheden en inzichten verwerven op het gebied van coaching van professionals (Marleen
Bressers, behandelcoördinator Rentray, gespecialiseerd in coaching).
- Analyseren en evalueren van effectstudies van behandelprogramma’s (Minet de Wied,
wetenschappelijk onderzoeker, specialiteit: empathie bij kinderen met agressief
probleemgedrag).
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
11
Studiedag
Op donderdag 4 november 2010 nemen de studenten deel aan een studiedag die georganiseerd wordt
door de Sectie forensische psychiatrie van de NVRG in de Van der Hoevenkliniek te Utrecht. Het
thema van de studiedag is:
S. o. S.
Signs of Safety
Solistisch of Systemisch
De studiedag gaat over de behandeling van alle betrokkenen bij kindermishandeling binnen het gezin
en de ketensamenwerking die daarbij een voorwaarde is.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
12
3. Stage en thesis ∗
)
3.1. Stage
De studenten lopen stage in een instelling in het forensisch werkveld of aanpalende vorm van
hulpverlening waar expertise aanwezig is voor diagnostiek en behandeling van jeugdigen met ernstige,
complexe externaliserende problematiek. Het zijn instellingen waar zowel op basis van strafrechtelijke
of civielrechtelijke basis diagnostiek of behandeling wordt uitgevoerd of die een ketenpartner vormen
van deze instellingen in het forensisch veld. Ook is het begeleiden van groepsopvoeders en
maatschappelijk werkers veelal een essentieel onderdeel van de stage. Het ‘dwangelement’ en/of de
‘vrijheidsbeneming’ of de dreiging daarvan is kenmerkend voor de inhoud, vorm en context van de
interventie. De student loopt gedurende min. 10 maanden, 2,5 tot 3 dagen stage per week. De meeste
stages betreffen 100-150 dagen. In een convenant met de stage-instelling worden vaste afspraken
hierover gemaakt. Vanuit de universiteit wordt de minimum eis gesteld van 22,5 ECTS = 630 uur.
Stageplaatsen zijn:
- justitiële jeugdinrichtingen
- instellingen voor jeugdzorg-plus
- ortho-psychiatrische instellingen
- ambulante instellingen voor ortho-psychiatrie
- Raad voor de Kinderbescherming
- Bureau Jeugdzorg
- NIFP, Ambulatorium Zetten en Ambulatorium Universiteit Utrecht
- instellingen voor jeugdhulpverlening die hulp bieden aan specifieke probleemgroepen zoals
b.v. meisjes met ‘loverboy’- problematiek.
Vanuit de universiteit krijgt de student een stagebegeleider aangewezen die beschikt over expertise
t.a.v. de specifieke doelgroep.
De begeleiding van de stage wordt gegeven in:
- Stagewerkgroepen (6 bijeenkomsten)
- Intervisiegroepjes
- Individueel overleg met de stagebegeleider op de stage-instelling (telefonisch en /of face-to-
face) n.a.v. stageplan, midden-evaluatie en stageverslag
- Individueel ten behoeve van de drie casussen voor de registratie psychodiagnostiek bij NIP
en/of NVO
∗
De stage en thesis vallen onder het onderwijs van de discipline waarin de student af zal studeren.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
13
Inhoud van de stage
Aan het begin van de stage stelt de student in overleg met de stagebegeleider van de instelling een
stageplan op. Dit bevat de stageleerdoelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen inhoudelijke
(academische en professionele) doelen en doelen aangaande het persoonlijk functioneren. Ook worden
de leeractiviteiten met betrekking tot screening, diagnostiek, indicatiestelling, behandelingsadvisering,
evaluatie en begeleiding beschreven. In een gesprek (telefonisch of op de stageplaats) tussen student,
stagebegeleider en docent krijgt het stageplan zijn definitieve vorm.
Stagedoelen
Na een succesvolle afronding van de stage binnen de Mastertrack Ontwikkelingspsychologie en
Orthopedagogiek kan de student:
− de belangrijkste actuele ontwikkelingspsychologische en/of orthopedagogische vraagstellingen
binnen het stagewerkveld signaleren en beoordelen en de belangrijkste theorieën en modellen
welke toegepast worden in het betreffende werkveld identificeren en evalueren;
− complexe vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven analyseren en relateren
aan concepten die een rol spelen bij de studie van het (ortho)pedagogisch handelen in het
werkveld;
− kritisch reflecteren op bestaande ontwikkelingspsychologische en (ortho)pedagogische
interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, diagnostische en interventiestrategische
overwegingen;
− zichzelf werkveldspecifieke vaardigheden eigen maken die betrekking kunnen hebben op
diagnostiek, begeleiding, behandeling, behandelingscoördinatie, beleid en preventie, en deze op
een wetenschappelijk verantwoorde wijze toepassen;
− op adequate wijze functioneren als ontwikkelingspsycholoog of orthopedagoog binnen de kaders
van de beroepscodes van het werkveld en op die manier zowel een respectvolle en
verantwoordelijke houding als een zakelijke en klantgerichte houding ontwikkelen t.o.v.
studenten, collega’s, respondenten en cliënten;
− reflecteren op de eigen beroepsrol en beroepsattitude;
− kritisch reflecteren op het persoonlijk functioneren en leren.
Stageactiviteiten
Van de student wordt verwacht dat deze met een toenemende mate van zelfstandigheid deelneemt aan
de werkzaamheden van een gedragswetenschapper binnen de stage-instelling. In de praktijk komt dit
er op neer dat de student de eerste maand de verschillende activiteiten bijwoont en hierbij observeert.
De student bereidt deze activiteiten echter wel goed voor (handleidingen van onderzoeksinstrumenten
worden bestudeerd, voorlopige werktheorieën voor een intakegesprek worden geëxpliciteerd,
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
14
aandachtspunten voor een gesprek met een cliënt worden opgesteld en hypothesen worden
geformuleerd). Vervolgens zal de student een steeds actiever aandeel krijgen in het uitvoeren van
bovenstaande activiteiten.
De stageactiviteiten worden theoretisch onderbouwd door thema’s literatuur, collegestof en
paperopdrachten van de twee theoretische cursussen van de Mastertrack.
Psychodiagnostiek en behandelcoördinatie
Het in de opleiding behandelde hypothese toetsend model (HTM) van De Bruyn, Pameijer,
Ruijssenaars & Van Aarle (2003) vormt hierbij de leidraad. Met het oog op het leerproces van de
student worden in de stagewerkgroepen de stappen van dit model expliciet doorlopen, het liefst aan de
hand van casuïstiek die de studenten vanuit de stage-instelling (uiteraard geanonimiseerd) kan
aanleveren. De nadruk wordt gelegd op dit aspect van de beroepsvorming als clinicus, ook als het
uitvoeren van diagnostiek in de instelling niet of minder gebruikelijk is. Het kan hierbij gaan om
beslissingsdiagnostiek, maar ook om diagnostiek die wordt uitgevoerd in de loop van
behandeltrajecten ten behoeve van de vervolgindicatiestelling en opstelling van het behandelplan of
als ter voorbereiding van de evaluatie. Ook kan diagnostiek worden uitgevoerd naar aanleiding van
zorg- en hanteringvraagstukken tijdens opvang- en behandeling. Het handelingsgerichte aspect van de
diagnostiek staat bij alle voorgestelde vormen centraal.
De hierboven beschreven context bepaalt sterk de opbouw van het diagnostisch proces, toch kunnen
de volgende stappen worden onderscheiden.
1) Naar aanleiding van een hulpvraag moet de student kunnen komen tot een probleemanalyse. Dit
veronderstelt naast een inventarisatie van klachtgedrag een analyse van de klachten in relatie tot de
opvoedingscontext.
2) Op basis van deze probleemanalyse en theoretische kennis dienen hypothesen te worden opgesteld
ter verklaring van het probleemgedrag. Op grond hiervan dient een onderzoeksopzet te worden
gemaakt ter toetsing van deze hypothesen en dient dit achtereenvolgens te worden uitgevoerd.
3) De verkregen onderzoeksresultaten worden uitgewerkt en geïnterpreteerd op grond waarvan de
hypothesen worden verworpen of aangenomen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen
onderkennende en verklarende hypotheses, classificatie volgens DSM-IV is een onderdeel van deze
procedure.
4) De op deze wijze verworven resultaten worden geïntegreerd in een ideografische theorie (integratief
beeld), waarbij de verschillende aspecten van het probleemgedrag van de cliënt en de gevonden
verklaringen en in stand houdende c.q. versterkende factoren in samenhang met elkaar worden
beschreven.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
15
5) In het geval van rapportage Pro Justitia zal vervolgens een forensische beschouwing worden
gegeven waarbij uitspraken worden gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid en het
recidiverisico. Bij rapportage in het kader van behandeltrajecten wordt ingegaan op de vraag welke
interventiemogelijkheid de meeste aanknopingspunten biedt. Op grond van deze ideografische theorie
vindt indicatiestelling en advies plaats.
6) In behandelinstellingen kan de therapeutische cyclus verder worden uitgewerkt. Op grond van de
indicatiestelling kan een behandelingsplan worden geschreven, de behandeling worden uitgevoerd en
vervolgens worden geëvalueerd en indien nodig worden aangepast.
Basisaantekening psychodiagnostiek van het NIP (BAPD) of Diagnostiekverklaring NVO
De student dient voor het behalen van deze diagnostische aantekening van drie casussen het totale
diagnostische proces zelf uitvoeren, te weten het intake cq kennismakingsgesprek, dossieranalyse, het
afnemen van een anamnese en/of heteroanamnese, het afnemen van testen (deze kunnen o.m. op de
testotheek van de universiteitsbibliotheek worden geleend) waaronder testen t.b.v. de cognitieve
functies en vragenlijsten die aspecten van de persoonlijkheid meten. Ook dienen in het kader van de
diagnostiek gesprekken met onderzochte en diens opvoeders te worden gevoerd. De studenten
ontvangen richtlijnen voor de uitvoering van de diagnostiek. Vanuit de Universiteit worden wel de
grondbeginselen aangeleverd (Forensische Jeugdzorg I en stagebijeenkomsten) en op elke casus die de
student tijdens de stage maakt t.b.v. de diagnostische aantekening wordt door de docent twee keer
feedback gegeven voordat deze wordt beoordeeld. De studenten dienen de casussen op de stageplaats
overwegend zelfstandig en/of met begeleiding vanuit de stageplaats te kunnen maken. Gestimuleerd
wordt om de casussen te bespreken binnen de intervisiegroepjes waardoor de studenten elkaar kunnen
adviseren en ondersteunen. De docent van de universiteit is geautoriseerd om de casussen voor de
diagnostische aantekening af te tekenen.
3.2. Thesis
Doelstelling van de thesis
De studenten schrijven een thesis om praktische ervaring te verwerven in het opzetten, uitvoeren,
rapporteren en beoordelen van empirisch onderzoek op het gebied van ontwikkelingpsychologie of
orthopedagogiek.
Inhoud van de thesis
De thesis dient uit te gaan van een ontwikkelingspsychologische (voor de K&J-psychologen) of
orthopedagogische probleemstelling (voor de orthopedagogen), d.w.z. dat hij een wetenschappelijke
bijdrage beoogt te leveren aan de ontwikkelingspsychologische of orthopedagogische theorievorming
in ruime zin en/of aan de verbetering van de kwaliteit van het functioneren van
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
16
ontwikkelingspsychologen of orthopedagogen die werkzaam zijn op een maatschappelijk werkterrein.
De probleemstelling wordt beknopt theoretisch onderbouwd.
Thesisvoorstel
De student schrijft in overleg met de thesisbegeleider een thesisvoorstel (onderzoeksplan) en spreekt
de omvang af. Het ontwerp moet in kort bestek (2-4 pagina's A4) een zo volledig mogelijk plan
bevatten op grond waarvan een in de ontwikkelingspsychologie of orthopedagogiek geschoolde
buitenstaander zich een oordeel kan vormen over de wetenschappelijke en/of praktische relevantie van
het onderzoek, de methodische kwaliteit van het onderzoek en de uitvoerbaarheid van het onderzoek.
Het ontwerp moet de volgende elementen bevatten:
- Een korte inleiding waarin de wetenschappelijke en praktische context van het onderzoek
wordt beschreven (onderwerp, soort verschijnselen, algemene theoretische problematiek,
eventuele opdrachtgevers en hun opdracht, instelling waar en ten bate waarvan het onderzoek
plaats zal vinden)
- Een vraagstelling, eventueel toegespitst op de te toetsen hypothesen, in ieder geval zo ver
uitgewerkt dat het in concreet voorgestelde onderzoek inderdaad antwoord kan geven op de
gestelde vragen.
- Een werkwijze, waaruit duidelijk blijkt dat het onderzoek uitvoerbaar is en goed doordacht is.
Benodigde middelen, aard van te verzamelen gegevens, de gekozen methodiek en een
verantwoording daarvan zullen vermeld moeten worden. De vorm waarin de werkwijze wordt
uitgewerkt kan verschillen naar gelang het type van empirisch onderzoek. Bij een experiment
zullen hier aantallen en bijzonderheden van proefpersonen, design, condities, materiaal,
procedure en statistische analyse vermeld worden. Bij een survey worden naast
bijzonderheden van de steekproef, de instrumenten, procedure en statistische analyses
vermeld.
- Indien nodig wordt hierin ook een werkverdeling opgenomen. Een student K&J-psychologie
doet het thesisonderzoek bij individueel, studenten bij orthopedagogiek werken in tweetallen.
In voorkomende gevallen kan het ook voor K&J-studenten zinvol of noodzakelijk zijn om,
gezien de omvang van het voorgestelde onderzoek of de complexiteit van de dataset, samen
met een andere student te werken aan gekoppelde projecten. Dit geldt zeker voor alle
orthopedagogiekstudenten. Vooraf wordt dan een duidelijke taakverdeling gemaakt, waaruit
blijkt dat beide deelprojecten van voldoende niveau en inhoud zijn. Men kan dan volstaan met
een gezamenlijke thesisopzet, waarin juist die werkverdeling een prominente rol heeft. Voor
de K&J-studenten geldt dat in alle gevallen een individueel eindverslag wordt geschreven.
- Een planning: Een korte beschrijving van het te volgen tijdspad. Hierbij dient rekening
gehouden te worden dat het Masterprogramma in principe binnen 1 jaar wordt afgerond en dat
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
17
de cijfers voor de thesis uiterlijk eind juli ingeleverd dienen te worden. Rekening houdend met
10 werkdagen voor nakijken van elke versie, en de mogelijkheid tot het indienen van
minimaal één revisie, betekent dat het thesisverslag in ieder geval in de derde week van juni
zal moeten worden ingeleverd (zie onder beoordeling). De planning dient hier dan ook in te
voorzien.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
18
4. Interdisciplinair karakter van de Mastertrack aan de Universiteit van Utrecht
4.1. Het Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen UU, sectie Forensische
Jeugdzorg
Binnen het Ambulatorium van de Universiteit van Utrecht zijn zowel klinisch geschoolde
orthopedagogen als psychologen werkzaam. De sectie Forensische Zorg van het Ambulatorium wordt
bemand door medewerkers die zowel een orthopedagogische als ontwikkelingspsychologische
achtergrond hebben. Deze sectie verricht klinische werkzaamheden binnen het forensisch werkveld en
aanpalende hulpverleningsinstellingen.
- Via het Nederlands Instituut voor Psychiatrie en Psychologie worden onderzoeksopdrachten
uitgevoerd die plaatsvinden in een strafrechtelijk of civielrechtelijk kader.
- Met Almata, instelling voor Jeugdzorg plus is een convenant gesloten waarin is vastgelegd dat
Almata onderzoeksaanvragen van gezinsvoogdij-istellingen voor zorgdiagnostiek,
doorverwijst naar het Ambulatorium.
- Sinds april 2009 werkt het Ambulatorium aan een opdracht van De Rading,
jeugdhulpverleningsinstelling in de provincie Utrecht. Het gaat om de ontwikkeling van een
methodiek voor behandeling en crisisopvang en observatie voor meisjes waarbij sprake is van
afhankelijkheidsrelaties/loverboyproblematiek en voor wie een residentiele plaatsing
noodzakelijk is.
- Vanuit het Ambulatorium wordt ook supervisie gegeven aan orthopedagogen of rapporteurs
Pro Justitia i.o.
De klinische expertise waarover de medewerkers van het Ambulatorium beschikken wordt ingezet in
onderwijsprogramma’s van de Mastertrack, zodat de link met de praktijk gewaarborgd blijft.
In het Ambulatorium zijn werkzaam:
- Drs. Elly van Laarhoven, klinisch psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT en supervisor,
rapporteur Pro Justitia bij het NIFP.
- Sanne Verhaaren Msc, orthopedagoog, gedragstherapeut VGCT i.o.
- Marije de Hoogd Msc, kinder- en jeugdpsycholoog, gedragstherapeut VGCT i.o.
Per 1 september 2010 zullen drie studenten van de Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie
en orthopedagogiek stage gaan lopen bij het Ambulatorium, sectie forensische zorg, te weten 1
Masterstudent van de discipline Kinder- & Jeugdpsychologie en 2 masterstudenten van de discipline
Orthopedagogiek.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
19
4.2. Achtergrond en studieopdracht van de kerndocenten
Bij het onderwijs van de Mastertrack Forensische Jeugdzorg zijn docenten betrokken vanuit
diverse disciplines. Zij stellen zich voor en leggen uit wat de specifieke expertise is op het forensische
werkveld.
Prof. dr. Daan Brugman
Daan Brugman is als docent/onderzoeker en bijzonder hoogleraar namens de Frentrop
Stichting verbonden bij de afdeling ontwikkelingspsychologie van de Universiteit Utrecht. In de
Frentrop Stichting participeren 2 justitiële jeugdinrichtingen (Teylingereind en Harreveld) en De
Widdonck (deeltijd en voltijd residentiële zorg). Zijn onderzoek richt zich op de cognitieve
vertekeningen (‘cognitive distortions’), morele ontwikkeling en sociale vaardigheden bij kinderen en
jeugdigen met externaliserende gedragsproblemen. Een hoge mate van cognitieve vertekeningen, een
achterstand in de morele ontwikkeling en gebrekkige sociale vaardigheden zijn kenmerkend voor deze
kinderen en jeugdigen. Door middel van interventies wordt getracht deze beperkingen en
tekortkomingen te reduceren. Tot die interventies behoort EQUIP, een peer-hulp programma op basis
van cognitieve gedragsmatige uitgangspunten. EQUIP maakt deel uit van het basispakket YOUTURN
dat wordt uitgevoerd in JJI’s. Dit onderzoeksproject biedt mogelijkheden aan masterstudenten met
belangstelling voor praktijkgericht onderzoek. Ook zijn er mogelijkheden voor studenten met
belangstelling voor theorie ontwikkeling of voor het verder ontwikkelen van diagnostische
instrumenten.
Drs. Elly van Laarhoven-Aarts
Na 16 jaar werkzaam te zijn geweest binnen Justitie (als psycholoog verbonden aan de
Lindenhorst en JJI Eikenstein) heeft Elly van Laarhoven in 2003 de overstap gemaakt naar de
Universiteit Utrecht. Daar heeft zij gedurende 5 jaar de functie vervuld van Universitair Docent bij de
discipline Orthopedagogiek. In die periode heeft zij de gelegenheid gekregen om binnen de Master
Orthopedagogiek het werkveld Forensische Zorg te ontwikkelen dat in september 2008 voor het eerst
werd aangeboden. Inmiddels is Elly van Laarhoven alweer bijna een jaar verbonden aan
Ontwikkelingspsychologie en zal met ingang van het studiejaar 2010-2011 de coördinator worden van
de nieuwe interdisciplinaire Master Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.
De klinische expertise die werd opgedaan binnen het forensisch werkveld kon na de overstap
naar de universiteit worden voortgezet binnen het Ambulatorium van de faculteit Sociale
Wetenschappen, sectie Forensische Zorg.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
20
Prof. dr. Bram Orobio de Castro
Bram Orobio de Castro is hoogleraar op het gebied van de
Experimentele Ontwikkelingspsychopathologie aan de Faculteit Sociale Wetenschappen. Hij is
gespecialiseerd in het ontstaan en tegengaan van agressie. “Naast deze fundamentele interesse voel ik
mij ook erg betrokken bij pogingen gedragsproblemen te voorkomen of te verminderen. Daar probeer
ik een bijdrage aan te leveren door mogelijke aangrijpingspunten voor interventie te identificeren en
de effectiviteit van interventies te onderzoeken.” Zijn oratie op 11 januari 2009 droeg als titel: Woede,
Wraak & Leedvermaak - Op zoek naar drijvende krachten achter de ontwikkeling van
gedragsproblemen. Daarin stelt Bram Orobio de Castro het volgende: Experimentele
ontwikkelingspsychopathologie wil achterhalen welke processen of mechanismen de drijvende
krachten vormen achter het ontstaan en in stand blijven van problematische ontwikkeling door deze
mechanismen te beïnvloeden en hun ontwikkeling te bestuderen. Zij probeert middels een combinatie
van het volgen van de ontwikkeling van individuen (middels longitudinaal onderzoek) en het
beïnvloeden van drijvende krachten achter deze ontwikkeling (experimenteel onderzoek) te verklaren
waardoor problematische ontwikkeling ontstaat en – ondanks haar problematisch karakter- veelal
langdurig in stand blijft.
Bram Orobio onderzoekt de effectiviteit van onder meer de oudertraining voor kinderen van
gedetineerde moeders, preventieve interventies op scholen en gedragsinterventies in Justitiële
Jeugdinrichtingen in opdracht van o.a. Het Ministerie van Justitie, Zorg Onderzoek Nederland en de
Vereniging van Orthopedagogische Behandelcentra Licht Verstandelijke Beperking (LVB).
Mr. Kristien Hepping
Kristien combineert haar huidige onderzoeksbaan bij het Openbaar Ministerie met een met een
docentschap in de Utrechtse minor jeugd en criminaliteit van hoogleraar jeugdrechtspleging Ido
Weijers. Zij is co-auteur (samen met o.a. Ido Weijers) van de uitgave ‘Jeugdige veelplegers’ die
onlangs in 2010 is gepubliceerd. In het najaar van 2009, verscheen een tussenrapport met een aantal
verrassende conclusies. Zo bleken jeugdige veelplegers pas rond hun dertiende levensjaar voor het
eerst in aanraking te komen met de politie. Ook bleek dat, hoewel de helft van de jeugdige veelplegers
in Utrecht van Marokkaanse komaf is en slechts ruim een kwart van Nederlandse, de ernstigste
gevallen juist onder de autochtone Nederlandse jeugdige veelplegers worden aangetroffen. Autochtone
veelplegers worden bovendien gemiddeld voor aanzienlijk meer delicten opgepakt en hebben ook een
aanmerkelijk langere criminele carrière dan hun Marokkaanse leeftijdsgenoten. Voor de uitgave
‘Jeugdige veelplegers’ (2010), waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen vier typen jeugdige
veelplegers en gepleit wordt voor een aanpak gericht op de specifieke kenmerken van deze typen,
heeft Kristien zich voornamelijk bezig gehouden met de achtergrond van de huidige interesse in het
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
21
vraagstuk van de jeugdige veelplegers (cijfers, profiel, beleid), de wettelijke mogelijkheden om deze
jongeren aan te pakken en de interventies die daarbij ingezet kunnen worden.
In haar huidige onderzoeksbaan uitgevoerd in het Veiligheidshuis Utrecht richt Kristien zich
op het betrekken van ouders bij het strafproces van hun kind. In een voorbereidend onderzoek in
opdracht van de Gemeente Utrecht heeft Kristien in 2009 met dertig Marokkaanse ouders en een
aantal oudercoaches gesproken om onder andere te achterhalen of ouders door
voorlichtingsgesprekken gemotiveerd worden om de zitting van hun kind bij te wonen.
Dr. Peter Prinzie
Peter Prinzie is Universitair Hoofddocent bij de opleiding pedagogiek, onderzoeksgroep
psychosociale problemen in context van de Universiteit Utrecht. Hij is coördinator van de Flemish
Study on Parenting, Personality and Problem Behavior. Dit longitudinale onderzoeksproject biedt
ruimte aan masterstudenten met belangstelling voor de ontwikkeling en predictoren van zowel
agressief als delinquent gedrag.
Dr. Gonneke Stevens
Gonneke Stevens is verbonden aan de discipline Algemene Sociale Wetenschappen (ASW) en
heeft in de afgelopen tien jaar verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de ontwikkeling van
probleemgedrag bij allochtone jeugdigen. Zij promoveerde op een grootschalig onderzoek naar
(risicofactoren voor) emotionele en gedragsproblemen van Marokkaanse jeugdigen in de algemene
bevolking (afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC Rotterdam). Momenteel werkt
zij onder andere aan onderzoek naar risicoprofielen van Marokkaanse en Nederlandse jongens in
Justitiële Jeugdinrichtingen, naar de gevoeligheid voor de effecten van discriminatie op agressie bij
bepaalde jongens en naar zorggebruik van allochtone jeugdigen met emotionele problemen
Prof. dr. Ido Weijers
Ido Weijers is behalve hoofddocent bij de opleiding pedagogiek en coördinator van de Minor Jeugd en
Criminaliteit, ook als bijzonder hoogleraar Jeugdrechtspleging verbonden aan het Willem Pompe
Instituut voor Strafrechtwetenschappen. Hij leidt onder andere twee langlopende onderzoeksprojecten
waaraan masterstudenten kunnen deelnemen. Het eerste betreft een langlopend rechtbankonderzoek in
Nederland en buitenland. Het onderzoek richt zich op onderzoek naar de praktijk van de
jeugdstrafzitting, in Nederland en elders. Het tweede langlopend onderzoek gaat over desistance
jeugdige veelplegers. Het onderzoek bestudeert het ‘stoppen met criminaliteit’ door jeugdige en
jongvolwassen veelplegers.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
22
Aan de studenten laat Ido het volgende weten (april 2010) : “Als je belangstelling hebt voor
alles wat met problematische jongeren, jeugdcriminaliteit, jeugdstrafrecht en forensische zorg te
maken heeft, dan biedt de Mastertrack Forensische Jeugdzorg een ideale gelegenheid om die interesse
ook in de laatste fase van je studie te volgen. Op dit terrein bestaat grote behoefte aan goed ingevoerde
pedagogen en ontwikkelingspsychologen. In Utrecht is de afgelopen jaren een stevige en landelijk
unieke basis gelegd met de Minor Jeugd en Criminaliteit. Inmiddels bestaat voor de Utrechtse
pedagogen ook de mogelijkheid om de bachelorthesis op dit terrein te richten. Het is bijzonder
verheugend dat aansluitend met inbreng van meerdere specialisten en met een aantrekkelijk en breed
stageaanbod ook een gecombineerde Mastertrack tot stand is gekomen. Ik verwacht dat de deelnemers
met deze achtergrond en kennis van het forensisch veld veel kans maken op werk op dit boeiende
terrein.”
Dr. Minet de Wied
Minet de Wied is docent/onderzoeker bij de opleiding pedagogiek, onderzoeksgroep
adolescentie van de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op de ontwikkeling van empathie,
meer in het bijzonder op empathiegebrek bij kinderen en jeugdigen met disruptieve gedragsstoornissen
DPB: Disruptive Behavior Disorder). Empathie, oftewel inlevingsvermogen, is een essentieel aspect
van het sociaal functioneren. Een gebrek aan empathie is kenmerkend voor kinderen en jeugdigen met
disruptieve gedragsstoornissen, in het bijzonder voor kinderen en jeugdigen met psychopathische
trekken. Over de aard en oorzaak is echter weinig bekend. Een nadere analyse en beschrijving van
mogelijke deficiënties in het empathisch functioneren van kinderen en jeugdigen met DBD is van
belang omdat inzicht in de aard van het empathiegebrek zou kunnen bijdragen aan een betere
diagnostiek en behandeling van DBD. Dit onderzoeksproject biedt ruimte aan masterstudenten met
belangstelling voor klinisch onderzoek, psycho-fysiologisch onderzoek, en voor studenten die
interesse hebben in het ontwikkelen van diagnostische instrumenten. Masterstudenten die graag zelf
een onderzoek ontwerpen en uitvoeren binnen dit thema zijn natuurlijk ook van harte welkom.
18 juli 2010
Elly van Laarhoven
Coördinator