Instrumenten ter bevordering van de integratie...

93
Jan Camerlinck watertoets integraal waterbeheer en de ruimtelijke planning : de Instrumenten ter bevordering van de integratie tussen Academiejaar 2008-2009 Faculteit Ingenieurswetenschappen Voorzitter: prof. dr. ir. Julien De Rouck Vakgroep Civiele techniek Master in de ingenieurswetenschappen: bouwkunde Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Begeleiders: prof. dr. ir. Renaat De Sutter, Ruchita Ingle Promotor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter

Transcript of Instrumenten ter bevordering van de integratie...

Page 1: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Jan Camerlinck

watertoetsintegraal waterbeheer en de ruimtelijke planning : deInstrumenten ter bevordering van de integratie tussen

Academiejaar 2008-2009Faculteit IngenieurswetenschappenVoorzitter: prof. dr. ir. Julien De RouckVakgroep Civiele techniek

Master in de ingenieurswetenschappen: bouwkundeMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

Begeleiders: prof. dr. ir. Renaat De Sutter, Ruchita InglePromotor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter

Page 2: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige
Page 3: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Jan Camerlinck

watertoetsintegraal waterbeheer en de ruimtelijke planning : deInstrumenten ter bevordering van de integratie tussen

Academiejaar 2008-2009Faculteit IngenieurswetenschappenVoorzitter: prof. dr. ir. Julien De RouckVakgroep Civiele techniek

Master in de ingenieurswetenschappen: bouwkundeMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

Begeleiders: prof. dr. ir. Renaat De Sutter, Ruchita InglePromotor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter

Page 4: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Voorwoord Vooreerst wil ik een aantal mensen bedanken die hebben bijgedragen tot de realisatie van dit

eindwerk. Hun raad en steun was onontbeerlijk bij de uitwerking van deze masterproef.

Ten eerste wil ik mijn promotor, prof. dr. ir. Renaat De Sutter, bedanken voor zijn begeleiding bij het

bekomen van dit afstudeerwerk en zijn deskundig advies.

Daarnaast wil ik alle mensen bedanken die me hebben geholpen bij het uitvoeren van de

gevalstudies, in het bijzonder Dhr. Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp

en bereidwillige medewerking bij het uitvoeren van de gevalstudie in Evergem en Dhr. Stijn Sneyers,

Diensthoofd ruimtelijke planning en milieu van het IOK, die me wegwijs heeft gemaakt in de

gevalstudie in Turnhout.

Ook Dhr. Alain Koppen (studiebureau Irtas) en Dhr. Dirk Van den Hauwe (watering De

Burggravenstroom) wil ik danken voor hun hulp bij de gevalstudie in Evergem.

Verder wil ik mijn ouders, mijn familie en mijn vrienden bedanken voor de steun

gedurende mijn volledige opleiding.

De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van

de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik.

Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking

tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze

masterproef.

1 juni 2009

Jan Camerlinck

Page 5: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Instrumenten ter bevordering van de integratie tussen integraal

waterbeheer en de ruimtelijke planning: de watertoets

door

Jan Camerlinck

Promotor: prof.dr.ir. Renaat De Sutter

Begeleiders: prof.dr.ir. Renaat De Sutter, Ruchita Ingle

Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master

in de ingenieurswetenschappen: bouwkunde

Vakgroep Civiele techniek

Voorzitter: prof. dr. ir. Julien De Rouck

Faculteit Ingenieurswetenschappen

Academiejaar 2008-2009

Page 6: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Samenvatting:

Deze masterproef is onderverdeeld in verschillende hoofdstukken. Na een algemene inleiding volgt

een hoofdstuk over de watertoets zelf. Hierin wordt uiteengezet wat de watertoets precies inhoudt,

waarom het een nodig instrument was, hoe het moet uitgevoerd worden en wat daarbij belangrijk is.

Ook wordt hierin aandacht geschonken aan de hulpmiddelen die kunnen gebruikt worden bij de

uitvoering ervan.

In een volgend hoofdstuk wordt de gevalstudie in Evergem behandeld. Daar werd een project

uitgevoerd waarin een woonuitbreidingsgebied wordt aangesneden. Eerst wordt een uiteenzetting

gegeven over de gevalstudie. Vervolgens worden alle uitgevoerde berekeningen kritisch geëvalueerd

en worden een aantal voorstellen voor verbeteringen naar voor gebracht.

Daarna volgt een tweede gevalstudie die in Turnhout gesitueerd is. Daar wordt een nieuw

bedrijventerrein ontwikkeld. Ook hier volgt eerst een algemene uiteenzetting van de situatie en

geven we daarna een aantal opmerkingen bij de uitgevoerde berekeningen en de aangeboden

oplossingen tegen het waterprobleem.

Tenslotte gaan we de twee gevalstudies vergelijken en proberen daarin een aantal parallellen te

zoeken alsook de verschillen aan te duiden. Aan de hand van de opmerkingen die we hierbij kunnen

plaatsen, worden voorstellen gesuggereerd om de watertoets in de toekomst nog beter te laten

functioneren.

Trefwoorden:

Watertoets, Integraal waterbeheer, hergebruik, infiltratie, buffering

Page 7: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Tools to promote the integration between integrated water management and special scheduling:

the water-test Jan Camerlinck

Supervisor: prof. dr. ir. Renaat De Sutter

Abstract:This article provides an evaluation about the water-

test by two case studies.

Keywords: water-test, reuse, infiltration, buffering

I. INTRODUCTION

In the past, water quality was considered more important than water quantity, and was therefore given much more attention. That caused a lot of problems. New insights on water quantity resulted in the European Framework Directive on water policy. Every EU nation was to convert this directive into a national decree or law. In Flanders, this resulted in the decree on integrated water policy [1]. In order to implement this decree into law, the water-test was created. This article provides an evaluation of this very new tool (started on 1 November 2006) by taking into account two cases with an important waterproblem.

II. THE WATER-TEST

For every license, policy plan or program, a water-test has to be implemented. If the water-test indicates that the initiative causes damage to the water system, an alternative has to be examined. If the damage cannot be avoided or compensated, the licence cannot be given [2].

The water-test is to be carried out by the agency that is to license the plan or program. The water administrator can be asked for advice.

Some tools were created to help to do the water test. The most important tool is the ‘water-test instrument’. This is an online application that helps people to do the water-test. The application asks questions about the water system and subsequently gives feedback to the user. All possible complications of the water system are examined. For every possible problem, the system tells you what to do (e.g. whether or not an advice from the water administrator is necessary/needed). Another tool are the water-test maps. These maps classify the area according to its infiltration capacity, resistance against erosion, slope, …

The most important reason for the creation of the water-test is the water quantity. A regulation, published in 2004 [3], contains a few guidelines. The most important guideline is to maintain the present system of water evacuation. To drain water, the best solution is to reuse the water. If this is not possible, infiltration is another solution. The last possibility is to slow down the water evacuation by buffering it.

III. CASE STUDY EVERGEM

The first case study is situated in Evergem [4]. The project is about an area of 18 ha that is to be parcelled out into a number of private building lots. The stream downstream has already had a lot of drainage problems. Due to the houses that are to be built there, more water will be drained downstream and that will happen faster than before. Consequently, the water problems threaten to become even worse.

There are several possible solutions to these problems. On private area, it is imperative that all water stays there. First the water is stored for reuse. When the well is full, the water goes to an infiltration barge which is filled with argexgrains.

On public area, the canals are preserved. On places where there are no canals, an infiltration-solution is installed under the streets.

Taking a closer look at the calculations, it becomes obvious that some mistakes were made. There has been an infiltration study, but the interpretation of the conclusions was not accurate. Also, the waterlevel used in the calculations was not right, so the solutions for the water problems were not sufficient.

IV. CASE STUDY TURNHOUT

The second case is situated in Turnhout [5]. This project is about an area which will become an industrial estate. The water quantity drained to the river downstream has to be limited. The companies have to buffer a part of the rainwater on their own area. The rest of the buffering takes place in a basin on the public area

Also in this project, a number of mistakes were made. Not only in the calculations, but also in the nature of the solution. The capacity of the buffer basin is enough to buffer all the water together with the private buffering. But the companies are also told to install an infiltrating solution, which will make the buffer basin way too big. Furthermore, the guidelines that stipulate that reuse and infiltration are the best solutions, and that buffering is only a last resort, were not respected. In Turnhout buffering comes first, infiltration second and there is almost no reuse.

Another important issue is the groundwater level. The groundwater level used in the calculations, came from very old studies (and are not entirely correct). Since all the calculations were based on that groundwater level, a wrong groundwater level is bound to cause a lot of problems.

Page 8: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

V. COMPARISON

In comparing the cases, we see a lot of similarities but also some differences. First of all, the guidelines were better respected in Evergem. First reuse, then infiltration an only then buffering. That was certainly not the case in Turnhout.

Besides that, both cases had the same problem with the groundwater level. In Evergem, an infiltration study has been done, but it only gives an estimation of the groundwater level. In my opinion, a more extensive study measuring the variation of groundwater levels in time, would have been better. In Turnhout, no study has been done at all. The calculations were based on very old groundwater levels (more than 40 years old) that are not necessarily correct today. The conclusion for both cases is that more information is needed.

In Evergem, the wrong conclusions were made from the infiltration study. In my opinion, this is due to inadequate communication between the different people involved in the project.

Finally, there were a number of inaccuracies in the

calculations and occasionally random factors of safety were used that give a wrong sense of safety. It would have been better to make accurate calculations in the first place and apply a factor of safety on the right numbers afterwards.

VI. CONCLUSION

The main conclusion is that the water-test is a good and even necessary tool in order to be able to assess and improve the (water) situation. As far as the two case studies are concerned, a number of mistakes were made in the calculations. However, the water-test cannot prevent such mistakes, the test is only a tool to indicate potential water problems. Evidently, the calculations remain the responsibility of the people who implement the water-test. In the past, information meetings have been organised to give more information on the water-test and to give instructions on the implementation of it. It is advisable to have more information meetings in the future during which there should be a focus on frequent mistakes.

REFERENCES [1] P. Meire, M. Goris: Rekening houden met water in de ruimtelijke

ordening: de watertoets en andere elementen uit het decreet integraal waterbeleid May-June 2004

[2] http://www.watertoets.be 2009 [3] Gewestelijke stedenbouwkundige verordening

1 October 2004 [4] NV Matexi – NV Bostoen: Resultatenbundel Charrette Evergem-

Droogte 17-22 February 2008 [5] IOK- Verzoek tot ontheffing M.E.R.

December 2008

Page 9: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding .............................................................................................................................. 1

Hoofdstuk 2: De watertoets ..................................................................................................................... 2

2.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 2

2.2 Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 3

2.3 Wateradvies ................................................................................................................................... 4

2.4 Uitvoeren watertoets ..................................................................................................................... 6

2.4.1 Watertoetsinstrument .......................................................................................................... 11

2.4.2 Watertoetskaarten ................................................................................................................ 12

2.4.3 Waterparagraaf ..................................................................................................................... 13

2.5 Waterkwantiteit ........................................................................................................................... 14

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem ........................................................................................................ 15

3.1 Toelichting gevalstudie ................................................................................................................ 15

3.1.1 Situering ................................................................................................................................ 15

3.1.2 Het project ............................................................................................................................ 18

3.1.3 Waterhuishouding ................................................................................................................ 18

3.1.4 Aanpak waterproblemen ...................................................................................................... 19

3.1.5 Vooropgestelde oplossingen afwatering .............................................................................. 22

3.2 Evaluatie gevalstudie ................................................................................................................... 26

3.2.1 Infiltratiestudie...................................................................................................................... 26

3.2.2 privéterrein ........................................................................................................................... 29

3.2.3 Openbaar domein ................................................................................................................. 36

3.2.4 Watertoetskaarten ................................................................................................................ 40

3.3 Besluit........................................................................................................................................... 43

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout ....................................................................................................... 46

4.1 Toelichting gevalstudie ................................................................................................................ 46

4.1.1 Situering ................................................................................................................................ 46

4.1.2 Het project ............................................................................................................................ 49

4.1.3 Waterhuishouding ................................................................................................................ 50

4.1.4 Aanpak waterproblematiek .................................................................................................. 53

4.2 Evaluatie gevalstudie ................................................................................................................... 55

4.2.1 Verharde oppervlakte ........................................................................................................... 55

Page 10: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

4.2.2 Afwatering ............................................................................................................................. 58

4.3 Besluit........................................................................................................................................... 69

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies ................................................................................................... 71

5.1 Project .......................................................................................................................................... 71

5.2 Aanpak waterproblemen ............................................................................................................. 71

5.3 Uitgevoerde studies ..................................................................................................................... 72

5.4 Communicatie .............................................................................................................................. 73

5.5 Opmerkingen bij berekeningen ................................................................................................... 74

5.6 Conclusies met betrekking tot de watertoets.............................................................................. 75

Hoofdstuk 6: Besluit ............................................................................................................................... 78

Bijlage: Sondering Turnhout .................................................................................................................. 80

Referenties ............................................................................................................................................. 81

Page 11: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 1: Inleiding 1

Hoofdstuk 1: Inleiding

In het verleden werd vooral aandacht besteed aan de waterkwaliteit. De waterkwantiteit werd veel

minder aangepakt. Om hier iets aan te veranderen werd het decreet Integraal Waterbeheer

opgesteld als vertaling van de Europese Kaderrichtlijn Water. Om dit decreet in te passen in de

wetgeving en de vergunningsaanvragen, werd de Watertoets ingevoerd. De Watertoets is echter nog

een erg recent instrument dat pas sinds november 2006 in werking getreden is. Omdat het nog zo

recent is, wordt in deze masterproef onderzoek gedaan naar de precieze uitvoering ervan. Er wordt

onderzocht of de watertoets al goed ingeburgerd is, of er geen fouten gebeuren bij de uitvoering

ervan, hoe de communicatie verloopt en of er eventueel verbeteringen mogelijk zijn.

Dit onderzoek wordt beperkt tot 2 gevalstudies waarin de watertoets een belangrijke rol speelt. Een

eerste gevalstudie in de Oost-Vlaamse gemeente Evergem en een tweede in Turnhout, een stad in de

provincie Antwerpen. Er is gezocht naar 2 gevalstudies die qua inhoud vrij gelijklopend zijn. Het ene

project bevat dan wel een verkaveling waar een woonwijk gebouwd wordt terwijl de andere een

nieuw te ontwerpen bedrijventerrein behelst, maar de waterproblematiek die optreedt is

gelijkaardig. In beide projecten wordt een grote oppervlakte verhard en moeten de problemen die

daarmee gepaard kunnen gaan vermeden worden. In beide projecten staat de ontlasting van een

afwaarts gelegen waterloop centraal.

Op het bestuursniveau is wel bewust gekozen voor een verschil tussen de gevalstudies. Evergem is

een gemeente terwijl Turnhout een stad is. In Evergem is de waterloopbeheerder op het

beschouwde projectgebied watering de Burggravenstroom, terwijl dat in Turnhout de stad zelf is. In

Turnhout werd het volledige project uitgevoerd door het IOK, dit is de Intercommunale voor de

ontwikkeling van de Kempen. Deze dienst voerde ook alle berekeningen zelf uit. In Evergem werden

de berekeningen grotendeels uitgevoerd door het studiebureau Irtas. Bij de uitwerking van het

project werden ook veel meer mensen betrokken: er is de gemeente, het studiebureau maar ook de

watering en de projectontwikkelaars. Er werd ook een externe infiltratiestudie uitgevoerd door de

Bodemkundige dienst van België.

Kortom, in Evergem zijn er heel veel betrokken partijen bij de uitvoering terwijl in Turnhout veel

minder mensen voor de uitwerking van het project instonden. De bedoeling van deze masterproef is

ook om na te gaan of dit een invloed heeft op de resultaten van het project.

Tenslotte wordt, als er problemen optreden bij de uitvoering van de watertoets in de projecten,

gezocht of een aanpassing aan de watertoets en de ermee gepaard gaande wetgeving deze

problemen in de toekomst kan vermijden.

Page 12: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 2

Hoofdstuk 2: De watertoets

2.1 Inleiding

In de 20ste eeuw werd in onze contreien bijzonder ondoordacht omgesprongen met water. Er werd

veel te weinig aandacht geschonken aan de waterhuishouding. Het waterverbruik is in de voorbije

eeuw ongeveer verzesvoudigd en dat heeft zeker gevolgen. Langzaamaan is het besef ontstaan dat

water een heel belangrijke plaats inneemt in ons systeem en dat het dan ook moet beschermd

worden. Vroeger werd teveel ruimte ingewonnen ten koste van water, terwijl het water net haar

eigen ruimte moet kunnen innemen.[1][2]

Dit groeiend besef resulteerde in een Europese Kaderrichtlijn Water die van kracht is sinds

22 december 2000. Het doel van deze kaderrichtlijn is om tegen 2015 een goede toestand van het

grond- en oppervlaktewater te bereiken. De richtlijn moet door de lidstaten van de EU omgezet

worden in een eigen wetgeving. In Vlaanderen werd de richtlijn vertaald in het decreet Integraal

Waterbeleid[3]. Dit decreet is in voege sinds 24 november 2003. Artikel 8 van dat decreet legt de

basisprincipes vast voor het toepassen van de watertoets. Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse

Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets definitief goed. Dat besluit is in werking getreden

op 1 november 2006.[4]

De vroegere wetgeving was vooral gericht op de verbetering en het behoud van de kwaliteit van het

water. Er werd veel minder aandacht besteed aan de waterkwantiteit. Zo werd er vaak gebouwd in

overstromingsgebieden en dergelijke. Het decreet wil hieraan een einde maken, het beoogt om

vooraf de mogelijkheid op schade op het watersysteem te beoordelen. In de strijd tegen

wateroverlast en overstromingen wordt er meer ‘ruimte voor water’ gecreëerd. Dit is echter niet zo

eenvoudig te verzoenen met de eisen van de industrie, de woningbouw en de wegeninfrastructuur.

Een groot deel van de wateroverlast wordt veroorzaakt door te weinig aandacht te besteden aan de

waterhuishouding bij het verlenen van vergunningen of bij het opstellen van plannen. Daarom werd

bij het decreet Integraal Waterbeleid de watertoets ingevoerd als instrument. Dankzij deze

watertoets krijgen de waterbelangen een wettelijke plaats in de totstandkoming van plannen,

programma’s en vergunningen. De watertoets zorgt aldus voor de integratie van het Integraal

Waterbeleid in de vergunningverlening en planvorming.[5]

Page 13: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 3

2.2 Toepassingsgebied

Oorspronkelijk was de watertoets verplicht voor elk nieuw initiatief waarvoor er een vergunning

nodig is en elk plan of programma. Sinds 29 juni 2007 is het toepassingsgebied van de watertoets

nauwkeuriger vastgelegd [6]. De watertoets geldt nu in elk geval voor [7]:

Vergunningen:

• Milieuvergunning (voor activiteiten met impact op het watersysteem)

• Verkavelingsvergunning

• Stedenbouwkundige vergunning

• Stedenbouwkundig attest

• Planologisch attest

• Machtigingen van werken aan onbevaarbare waterlopen

• Vergunningen voor watervang

• Natuurvergunning

Plannen en programma’s:

• Ruimtelijk uitvoeringsplan

• Plan van nieuwe wegen en afwateringen

• Landschapsplan

• Herverkavelingsplan

• Inrichtingsplan inzake landinrichting

• Investeringsprogramma’s en technische plannen met een rechtstreekse invloed op het

watersysteem

• Waterhuishoudingsplan van Polders en Wateringen

• Natuurrichtplan

Als de watertoets aantoont dat het initiatief significante schade kan veroorzaken, dan moeten er

alternatieven of compenserende maatregelen gezocht worden. Het eerste doel is uiteraard om

schade aan de waterhuishouding te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. Als dat niet kan, moet

men zich richten op maatregelen om de schade te herstellen. Als er geen aanvaardbaar alternatief of

remedie tegen de schade mogelijk is, dan moet de vergunning of de goedkeuring voor het plan of

programma geweigerd worden. [8]

Page 14: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 4

De watertoets is geen nieuwe procedure, het is enkel een nieuwe stap binnen het bestaande

goedkeuringsproces. Het zorgt voor een verplichting om aandacht te schenken aan de

waterproblematiek. De overheid die de vergunning moet verlenen of een plan of programma moet

goedkeuren, moet dan ook de watertoets uitvoeren. Deze overheid draagt er bijgevolg de

verantwoordelijkheid voor. Belangrijk hierbij is dat deze overheid zich kan laten bijstaan door het

advies van de betrokken waterbeheerder.

Het bestaan van een geldige watertoets op ‘hoger’ niveau, maakt de watertoets op ‘lager’ niveau niet

overbodig. Zo moet er voor iedere bouwvergunning binnen een goedgekeurde verkaveling een

watertoets uitgevoerd worden, ook al is er bij het ruimtelijk uitvoeringsplan of bij de

verkavelingsvergunning al een globale watertoets uitgevoerd. Het maakt het wel eenvoudiger voor

de vergunningverlener om die watertoets zelf uit te voeren. Het is natuurlijk de bedoeling dat er

consistentie is tussen de watertoetsen van de verschillende niveaus, maar op deze manier kan

ingegrepen worden als bepaalde randvoorwaarden van de verkavelingsvergunning niet voldaan

blijken te zijn.

2.3 Wateradvies

De vergunningverlenende overheid kan advies vragen aan de betrokken waterbeheerder om zich te

informeren over de mogelijke schade aan het watersysteem. De waterbeheerders zijn diensten van

de Vlaamse overheid, de provincies, de gemeenten, de polders en de wateringen. Ze zijn

verantwoordelijk voor het beheer en het onderhoud van de waterlopen of het grondwater.

In het advies dat de waterbeheerders geven, kunnen ze aanbevelingen doen om de plannen bij te

sturen met als doel de schade aan het watersysteem te vermijden, beperken, herstellen of eventueel

compenseren. Welke de adviesverlenende overheid is, hangt af van het gebied waarop de

vergunning, het plan of programma van toepassing is [8]:

Plaats Bevoegde adviesinstantie

In, nabij of afwaterend naar een waterweg • Waterwegen en Zeekanaal NV

• De Scheepvaart NV

• Havenbedrijf

• Vlaams Ministerie van Mobiliteit en

Openbare Werken

In, nabij of afwaterend naar een onbevaarbare

waterloop van eerste categorie

• Vlaamse Milieumaatschappij

Page 15: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 5

In, nabij of afwaterend naar een onbevaarbare

waterloop van tweede categorie

• Provincie

• Polder of watering

In, nabij of afwaterend naar een onbevaarbare

waterloop derde categorie of een niet-

geklasseerde waterloop onder hun beheer

• Gemeente

• Polder of Watering

Mogelijk schadelijk voor het grondwater

Vlaamse Milieumaatschappij

Vergunning uitgaande van een

ruilverkavelingcomité

Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid

De aanvrager van de vergunning en de adviesverlener kunnen nooit dezelfde zijn. Indien dit op basis

van bovenstaand schema toch het geval blijkt te zijn, wordt een andere adviesverlener aangesteld:

Vergunningsaanvrager

Adviesverlener

Provincie • Vlaamse Milieumaatschappij

• Waterwegen en Zeekanaal NV

• De Scheepvaart NV

• Havenbedrijf

• Vlaams Ministerie van Mobiliteit en

Openbare Werken

• Vlaamse Milieumaatschappij

• Waterwegen en Zeekanaal NV

• De Scheepvaart NV

• Havenbedrijf

• Vlaams Ministerie van Mobiliteit en

Openbare Werken

Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid

• Gemeente

• Polder of watering

• Provincie

• Vlaamse Milieumaatschappij

• Waterwegen en Zeekanaal NV

• De Scheepvaart NV

• Havenbedrijf

• Vlaams Ministerie van Mobiliteit en

Openbare Werken

Page 16: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 6

De adviesverlenende overheid brengt een gemotiveerd advies uit binnen de dertig kalenderdagen na

ontvangst van het dossier. Het advies bevat [9]:

1. Een korte beschrijving van de kenmerken van het watersysteem of bestanddelen ervan die

kunnen worden beïnvloed.

2. Een opsomming van de toepasselijke voorschriften van het waterbeheerplan of elk ander

waterbeheerplan dat van toepassing is op het watersysteem of de bestanddelen ervan

3. Een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de activiteit waarvoor de

vergunning wordt aangevraagd met het watersysteem.

4. Een gemotiveerd voorstel van de voorwaarden en maatregelen om het schadelijk effect dat

kan ontstaan te voorkomen, te beperken, te herstellen of (in geval van vermindering van de

infiltratie van het hemelwater of vermindering van de ruimte voor het watersysteem) te

verminderen.

5. Een toetsing van de beoordeling en het voorstel aan de doelstellingen en de beginselen van

artikel 5 en 6 van het decreet Integraal Waterbeleid

2.4 Uitvoeren watertoets

Bij het uitvoeren van een project kunnen er op heel wat verschillende vlakken veranderingen

optreden aan de waterhuishouding. De watertoets probeert ieder van de mogelijke veranderingen te

onderzoeken en indien nodig maatregelen te treffen tegen eventuele schadelijke effecten. Deze

mogelijke wijzigingen zijn [9]:

1. Verkavelen van een stuk grond, oprichten van een gebouw met ondergrondse constructie en

het aanleggen van een verharding

Mogelijke gevolgen:

a) Gewijzigd overstromingsregime: Door het verharden of plaatsen van een gebouw,

kan overstroombare ruimte ingenomen worden. Daardoor is er minder plaats om het

overstromingswater te bergen. Dit kan leiden tot versterking van de overstromingen

of uitbreiding naar nieuwe overstromingsgebieden. Indien het terrein in

overstromingsgevoelig gebied ligt, moet dan ook advies gevraagd worden bij de

bevoegde adviesinstantie.

b) Gewijzigde afstromingshoeveelheid: Door het verharden of plaatsen van een gebouw

zal de verharde oppervlakte toenemen. Dit zorgt ervoor dat meer opgevangen

hemelwater sneller zal afstromen naar de waterloop. Dit kan zowel zorgen voor een

versnelde afvoer met toename van de piekdebieten als voor een verhoogde afvoer

Page 17: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 7

met toename van het watervolume in de waterloop.

Hierbij moet er rekening mee gehouden worden dat het effect op de waterloop zich

op de plaats van de ingreep kan voordoen, maar ook stroomopwaarts of

stroomafwaarts. Of een effect al dan niet toelaatbaar is, hangt af van de locatie en

de beschouwde terugkeerperiode. Er moet advies gevraagd worden bij de

waterbeheerder als de verharde oppervlakte groter is dan 1 ha bij een bevaarbare

waterloop of een waterloop van eerste categorie. Bij elke andere waterloop moet al

advies gevraagd worden bij een ingreep met oppervlakte groter dan 0,1 ha.

c) Gewijzigde infiltratie naar het grondwater: Door het oprichten van gebouwen of het

aanleggen van verhardingen kan minder water in de ondergrond infiltreren. Dit kan

plaatselijk de grond verdrogen en de voeding van de grondwatertafel verminderen.

Hier is advies nodig bij een oppervlakte groter dan 0,1 ha indien het gebied een

infiltratiegevoelige bodem heeft. Als het gebied geen infiltratiegevoelige bodem

heeft, moet pas advies gevraagd worden bij de bevoegde instantie als de omvang

van de verharding groter wordt dan 1 ha.

d) Gewijzigde grondwaterkwaliteit: Het infiltreren van verontreinigd hemelwater of

gezuiverd afvalwater kan de kwaliteit van het grondwater verminderen. Hiervoor

wordt in de watertoets geen afzonderlijke richtlijn opgesteld. Op het vlak van de

grondwaterkwaliteit bestaat al de Vlarem-wetgeving. Hier wordt dan ook naar

verwezen binnen de watertoets.

e) Gewijzigd grondwaterstromingspatroon: De bouw van ondergrondse constructies

kan het grondwaterstromingspatroon beïnvloeden met mogelijke effecten op de

grondwatergebonden natuurwaarden. Het is erg moeilijk om het

grondwaterstromingspatroon juist te kunnen inschatten. Hiervoor volstaan

eenmalige opmetingen van de grondwaterstanden zeker niet, het bepalen van het

effect op de grondwaterstroming is specialistenwerk. De vergunningverlener kan

enkel een onderscheid maken tussen projecten die zeker geen invloed hebben op de

grondwaterstroming en projecten die wel een invloed kunnen hebben. Bij deze

laatste soort moet de hulp ingeroepen worden van specialisten ter zake.

2. Opslag of storten van bodemvreemd materiaal en wijziging van vegetatie

a) Opslag of storten van bodemvreemd materiaal: Het gebruiken, inrichten of

aanleggen van een grond voor het opslaan van materiaal (inclusief afval). Dit kan

aanleiding geven tot een wijziging van het overstromingsregime of van de

afstroomhoeveelheid. Om de gevolgen hiervan te bepalen wordt verwezen naar de

maatregelen in 1. a, b en c. Er kan ook een wijziging optreden in de kwaliteit van het

Page 18: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 8

water. Deze effecten worden beoordeeld in de milieuvergunning en er worden aldus

geen andere maatregelen getroffen.

b) Vegetatiewijziging: Dit betreft alle ingrepen waarbij de bestaande vegetatie omgezet

wordt in een andere. De vegetatie vervult een belangrijke functie in de afvoer en het

erosiegedrag van de bodem:

• Verhogen van de oppervlakteruwheid, waardoor de afstroomsnelheid

vermindert en er meer water kan infiltreren in de bodem.

• De bodem beschermen tegen de erosieve kracht van vallende

regendruppels.

• Het humusgehalte van de bovenste bodemlaag neemt toe, wat de

structuurstabiliteit ten goede komt

• Het wortelsysteem van de planten verhoogt de schuifweerstand en bijgevolg

ook de weerstand tegen erosie.

Een verandering in de vegetatie kan gevolgen hebben op de

oppervlaktewaterkwantiteit (snellere afstroom), de oppervlaktewaterkwaliteit (door

erosie) en op de grondwaterkwantiteit (minder infiltratie). Afhankelijk van de

situering van het project (in winterbedding, erosiegevoelig gebied of

infiltratiegevoelig gebied), moet advies gevraagd worden aan de bevoegde

adviesinstantie.

3. Wijzigen van het reliëf: Door het aanvullen, ophogen, uitgraven of uitdiepen van het terrein

kan een reliëfwijziging ontstaan. Dit kan een aantal gevolgen hebben:

• Door een reliëfwijziging kan overstroombare ruimte ingenomen of gecreëerd

worden. Dit kan op het terrein of op een andere plaats overstromingen doen

optreden, verminderen of versterken.

• Door een verandering van de helling kan de afstroomsnelheid en de

afstroomhoeveelheid gewijzigd worden. Ook het erosiegedrag kan

veranderen

• Een hellingsverandering kan ook een wijziging in de infiltratiecapaciteit met

zich meebrengen

Naargelang de plaats van het terrein (al dan niet in infiltratiegevoelig, erosiegevoelig of

overstromingsgevoelig gebied) en de oppervlakte van de reliëfwijziging moet advies gevraagd

worden bij de adviesverlenende overheid.

Page 19: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 9

4. Buffering en infiltratie van hemelwater: Door het aanleggen van buffervoorzieningen zoals

wachtbekkens of het aanleggen van infiltratievoorzieningen kunnen er gevolgen zijn op het

overstromingsregime, de infiltratie naar het grondwater en de grondwaterkwaliteit. De

richtlijnen hiervoor zijn al besproken in 1. a, c en d. Voor de aanleg van deze voorzieningen is

een stedenbouwkundige vergunning nodig. Ze worden echter meestal aangelegd als

randvoorwaarden in een project, waardoor de aanleg op zich niet vergunningsplichtig is.

5. Aanleggen van punt- en/of diffuse bronnen: Het watersysteem kan zowel verontreinigd

worden door de aanleg van puntbronnen als door aanleg van diffuse bronnen.

a) Aanleggen puntbronnen:

Hieronder wordt verstaan:

• Lozen van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakte in een

lozingspunt

• Lozen van afvalwater in een lozingspunt

• Lozen van effluent water van een zuiveringsinstallatie

Zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit kan hierdoor beïnvloed worden. Het

kwantiteitsaspect wordt behandeld in de adviesprocedure bij de stedenbouwkundige

vergunning die hier nodig is. De kwaliteitsverandering wordt dan weer behandeld in

de Vlarem-wetgeving.

b) Aanleggen van diffuse bronnen: Het toepassingsgebied van de watertoets ligt in

vergunningsplichtige activiteiten. Diffuse lozingen zijn op zich niet

vergunningsplichtig, waardoor ze niet aan de watertoets onderworpen moeten

worden. Om dit onder controle te houden moet een beroep gedaan worden op de

Vlarem-wetgeving en op het Mestactieplan.

6. Winning van grondwater: Als in een project een nieuwe grondwaterwinning wordt voorzien

of een bestaande grondwaterwinning wordt uitgebreid, zal dit zijn gevolgen hebben op de

grondwatervoorraad.

Grondwaterwinningen zijn milieuvergunningsplichtig daarom wordt ook in de richtlijnen van

de watertoets verwezen naar het beoordelingskader van deze milieuvergunning. In de

huidige milieuwetgeving zitten nog een aantal hiaten waardoor er nog bepaalde ingrepen

zijn die geen milieuvergunning vereisen terwijl ze wel de grondwaterkwantiteit beïnvloeden.

De bedoeling is om ook deze projecten in de toekomst toe aan de wetgeving te onderwerpen

door een wijziging in de milieuwetgeving.

7. Wijziging in de bedding en de structuurkwaliteit van de waterloop:

Hieronder wordt een van volgende ingrepen verstaan:

Page 20: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 10

• Aanleggen, verwijderen of wijzigen van kunstwerken (bruggen, inbuizingen,

stuwen, vistrappen,…)

• Aanpassingen aan de oevers of aan het talud

• Verleggen of herprofileren van de waterloop

• Aansluiten van een lozingspunt (vb. van hemelwater)

Hierdoor zijn een aantal gevolgen mogelijk:

a) Toename van knelpunten voor de vismigratie: Door het aanbrengen van knelpunten,

wordt de vrije vismigratie beperkt of verhinderd.

Bij werken in of langs de waterloop, is de waterbeheerder altijd betrokken partij.

Daarom wordt voorgesteld dat bij uitvoering van deze werken, aan de

waterbeheerder advies wordt gevraagd om de gevolgen in te schatten.

b) Migratiebelemmering voor fauna op de oever: De oevers worden door een aantal

dieren gebruikt als migratieroute. Als door het aanbrengen van een kunstwerk deze

migratie moeilijker gemaakt wordt, kunnen deze dieren daardoor in de problemen

komen.

Ook hier is de waterbeheerder steeds betrokken partij en wordt er advies aan

gevraagd.

c) Wijziging structuurkwaliteit met verlies van habitatdiversiteit: Het uitzicht van een

waterloop wordt bepaald door een aantal structuurkenmerken (vb. meandering).

Verandering van deze structuur heeft gevolgen op dieren en planten.

De adviesverlenende overheid dient aandacht te besteden aan deze wijzigingen en er

rekening mee houden in haar advies.

d) Gewijzigd afvoergedrag van de waterloop: Door een aanpassing aan de waterloop

kan het dwarsprofiel of het lengteprofiel wijzigen waardoor het afvoergedrag van de

waterloop ook kan veranderen.

Een verbeterde waterafvoer zorgt voor een plaatselijke daling van het waterpeil,

maar ook voor een versnelde afvoer naar afwaarts waardoor de gevolgen daar

moeten bekeken worden.

Als de waterafvoer moeilijker verloopt, zal het waterpeil plaatselijk verhogen met

een verhoogd overstromingsrisico ter plaatse van de ingreep en opwaarts ervan tot

gevolg.

Als het gebied gelegen is in een Polder of een Watering of als het gaat om een

geklasseerde waterloop, dan moet advies gevraagd worden aan de betrokken

Page 21: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 11

waterbeheerder. Indien het gaat om een ongeklasseerde waterloop, moet de

vergunningverlener zelf een inschatting maken van de mogelijke effecten.

e) Gewijzigde infiltratie in de waterloop: Door wijzigingen in de bedding en structuur

van de waterloop, kan de infiltratie van het hemelwater verminderen wat verdroging

in de hand werkt.

De effecten hiervan op het grondwatersysteem zijn zo beperkt dat er geen

afzonderlijke richtlijn opgesteld wordt voor dit geval.

8. Watercaptaties: Oppervlaktewater kan worden onttrokken voor verschillende sectoren

(wateronttrekking als koelwater, proceswater, irrigatiewater, ten behoeve van de

drinkwaterproductie, natuurdoeleinden, scheepvaart,…)

Volgende effecten kunnen zich voordoen:

a) Veranderde hydraulische parameters

Een waterpeildaling kan gevolgen hebben voor de scheepvaart, kan zorgen voor een

daling van het grondwatertafel door het drainerend effect, het droogvallen van

paaiplaatsen en minder mogelijkheid tot captatie afwaarts. De lozingen kunnen ook

gevolgen hebben voor de waterkwaliteit.

De vergunningen voor watercaptaties kunnen enkel afgeleverd worden door de

waterbeheerders. Omdat de waterbeheerder hier zowel vergunningverlenende als

adviesverlenende overheid is, werd geen richtlijn opgesteld voor de

vergunningverlener.

b) Wijziging van de bestemming en/of het gebruik van gecapteerd water

De bestemming van het gecapteerde water kan veranderen door lozing in ander

oppervlaktewater, infiltratie of gebruik in het proces. Er zal echter geen wijziging in

het oppervlaktewater optreden. De andere effecten werden al behandeld in de

andere richtlijnen, dus werd hier geen nieuwe richtlijn opgesteld.

9. Aanpassing van het waterpeil: Het veranderen van het waterpeil zal zorgen voor een

veranderd afvoergedrag. De gevolgen hiervan werden echter al behandeld in deel 7. d.

2.4.1 Watertoetsinstrument

Er zijn een aantal hulpmiddelen om de vergunningverlener toe te laten de watertoets uit te voeren

en te beslissen of er al dan niet advies moet aangevraagd worden. Een eerste hulpmiddel is het

watertoetsinstrument, dit is een internetapplicatie die te vinden is op de website van de watertoets

[8] waarbij aan de hand van een vragenlijst alle mogelijke veranderingen aan het watersysteem aan

bod komen. Om te antwoorden op de vragen zijn een aantal beslissingsbomen opgenomen in deze

Page 22: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 12

applicatie. Bij het invullen van deze toepassing krijgt men op het einde feedback over de mogelijke

schade aan het watersysteem en de aspecten waarover advies gevraagd moet worden.

2.4.2 Watertoetskaarten

Een ander hulpmiddel bij het uitvoeren van de watertoets zijn de watertoetskaarten [10]. Deze

bevatten meer informatie over:

1. Overstromingsgevoelige gebieden

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-overstromingsgevoelige gebieden, mogelijk

overstromingsgevoelige gebieden en de effectief overstromingsgevoelige gebieden. Deze laatste

soort bestaat uit gebieden die recent overstroomd zijn en de gemodelleerde overstromingsgebieden.

De mogelijk overstromingsgevoelige gebieden, zijn plaatsen die in van nature overstroombare

gebieden gelegen zijn, potentiële overstromingsgebieden en mijnverzakkingsgebieden.

2. Waterloopbeheerders

Aan de hand van deze kaart kan de waterbeheerder van het gebied bepaald worden.

3. Infiltratiegevoelige bodems

Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt tussen de gebieden met een infiltratiegevoelige

bodem en de gebieden met een niet-infiltratiegevoelige bodem. Op die manier kan nagegaan

worden of een infiltrerende oplossing al dan niet mogelijk is voor het beschouwde gebied.

4. Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de

ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Voor de watertoets gaat de aandacht in de eerste

plaats uit naar de ondiepe grondwaterstroming. Deze stroming kan worden beïnvloed of verstoord

door ondergrondse constructies

Op deze kaart worden de gebieden ingedeeld in 3 types naargelang hun gevoeligheid voor

grondwaterstroming.

Type 1 zijn de zeer gevoelige gebieden. Indien er in type 1-gebied een ondergrondse constructie

gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m moet

advies aangevraagd worden bij de adviesverlenende overheid.

Type 2 zijn de gebieden die matig gevoelig zijn voor grondwaterstroming. Als er in een gebied van

type 2 een ondergrondse constructie wordt gebouwd met een diepte van meer dan 5m en een

Page 23: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 13

horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde

adviesinstantie.

De gebieden van type 3 tenslotte zijn weinig gevoelig voor grondwaterstroming. Bij het bouwen van

een ondergrondse constructie van meer dan 10 meter diepte en een horizontale lengte van meer

dan 100 meter in een type 3-grond, dan moet advies gevraagd worden bij de adviesverlenende

instantie

5. Winterbedkaart

De winterbedkaart duidt de gebieden aan waar veranderingen van bodemgebruik aanleiding kunnen

geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstroming van het gebied. Dit is enkel relevant voor

relatief grote overstromingsgebieden. Vandaar worden op de kaart enkel de plaatsen aangeduid

waar overstromingen voorkomen vanuit de bevaarbare waterlopen.

6. Hellingenkaart

De hellingenkaart geeft aan of de helling in een bepaald gebied kleiner is dan 0,5%, tussen 0,5% en

5% gelegen is, tussen 5% en 10% dan wel groter is dan 10%.

7. Erosiegevoelige gebieden

Bij deze kaart wordt de ruimte verdeeld in erosiegevoelig gebied en niet-erosiegevoelig gebied. Deze

afbakening is vooral bedoeld om belangrijke wijzigingen in het bodemgebruik, die mogelijks kunnen

zorgen voor een versnelde afvoer van het oppervlaktewater, aan te geven en er indien nodig advies

voor te vragen.

2.4.3 Waterparagraaf

In de waterparagraaf wordt door de vergunningverlener op een gemotiveerde manier aangegeven of

er schade aan het watersysteem kan ontstaan. Als er schade verwacht wordt, beschrijft men hierin

de voorwaarden die opgelegd worden aan de vergunning, het plan of het programma om deze

schade te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren. Als de beslissing van de

vergunningverlener afwijkt van het advies van de betrokken waterbeheerder, dan wordt dat in de

waterparagraaf vermeld.

Page 24: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 2: De watertoets 14

2.5 Waterkwantiteit

Bij de richtlijnen voor de toepassing van de watertoets wordt meestal verwezen naar de wetgeving.

Bij de kwalitatieve problemen is dit meestal de Vlarem-wetgeving. De watertoets heeft echter als

belangrijkste doel om de problemen met de waterkwantiteit aan te pakken. De belangrijke

wetgeving die daarvoor van toepassing is, is de Gewestelijke Stedenbouwkundige verordening van

1/10/2004 [11]. Die heeft vooral betrekking op het afvoeren van hemelwater en dat is heel dikwijls

een belangrijk toepassingsgebied van de watertoets. Vandaar volgen hier kort de belangrijkste

richtlijnen van deze verordening.

Het probleem in Vlaanderen is tweezijdig. Eerst en vooral is Vlaanderen te nat, waardoor er vele

overstromingen ontstaan. Anderzijds is Vlaanderen ook te droog, want te weinig water kan

infiltreren in de bodem door de vele menselijke ingrepen. De filosofie van de verordening is dat er de

voorkeur aan gegeven wordt om de bestaande waterafvoer zoveel mogelijk te behouden na een

ingreep [2].

Bij het aanleggen van nieuwe verhardingen worden voor de verwerking van het hemelwater een

aantal oplossingen voorgesteld. De eerste en ook de beste oplossing is het hergebruik, dit moet zeker

aangemoedigd worden. De meest gekende vorm van hergebruik is een hemelwaterput.

De tweede mogelijkheid is infiltratie, dit is zeker ook nog een goede oplossing. Er zijn heel wat

vormen van infiltratievoorzieningen mogelijk: zo zijn er infiltratiekratten in allerlei vormen, alsook

verhardingen die infiltratie toelaten.

De derde oplossing tenslotte is de vertraagde afvoer. Dit is de minst goede oplossing van de drie.

Indien er keuze is, moet de voorkeur dus gegeven worden aan hergebruik of infiltratie. Daarna komt

de vertraagde afvoer via buffering, dit kan zowel kleinschalig voor een privéwoning, als in een

grotere vorm door een bufferbekken.

Page 25: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 15

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem

3.1 Toelichting gevalstudie

Een eerste gevalstudie die uitgevoerd werd, situeert zich in de gemeente Evergem. De hierna

volgende toelichting bij deze gevalstudie is gebaseerd op het projectverslag dat ik ter beschikking

kreeg [12]. Het gaat om een gebied genaamd ‘De Droogte’. Dit stond ingeschreven als

‘woonuitbreidingsgebied’, maar in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan(Gewestelijk RUP) ter

afbakening van het Grootstedelijke gebied Gent, werd de bestemming gewijzigd naar ‘randstedelijk

woongebied’. Dit heeft tot gevolg dat het gebied op korte termijn kan aangesneden worden. In de

bindende bepalingen van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Evergem werd bepaald dat

voor het Randstedelijk woongebied ‘Evergem Droogte’ een Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

opgemaakt moest worden. Het studiebureau ‘Irtas’ werd geselecteerd voor de opmaak van het

Gemeentelijk RUP. Voorafgaand aan de goedkeuring van het gemeentelijk RUP werd een charrette

georganiseerd, dat is een intensieve vorm van interactief ontwerpen. In zo’n charrette gaat een

multidisciplinair ontwerpteam tijdens een intensieve ontwerpweek met open deur op zoek naar een

optimale ontwikkeling. Deze week vond plaats van 17 februari tot 22 februari 2008 in het

Gemeentehuis van Evergem.

3.1.1 Situering

Evergem is een gemeente in Oost-Vlaanderen, ten noorden van Gent. Het projectgebied zelf bevindt

zich ten noordoosten van het centrum van Evergem. Het wordt omgeven door de straten Droogte,

Eendenplasstraat , Maagdekensstraat en Elslo. Het gebied heeft een totale grootte van

18ha 5a 71ca. Het terrein is gesitueerd op ongeveer 2 km van het kanaal Gent-Terneuzen.

Page 26: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 16

Figuur 3.1: situatieschets

Page 27: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 17

Figuur 3.2: luchtfoto

Het onderzochte terrein is gesitueerd in een vrijwel vlak gebied. Binnen het projectgebied

zelf varieert de hoogte boven de zeespiegel echter geleidelijk van iets meer dan 7.5 m aan

de noordwestelijke rand tot ongeveer 6.25 m aan de zuidoostelijke rand. Binnen het terrein

is, op één enkele boerderij na, geen bebouwing aanwezig. Het landgebruik is agrarisch: het

grootste gedeelte van het gebied bestaat momenteel uit akkerland, maar naar het

zuidoosten toe liggen ook enkele percelen onder permanent grasland. Geen enkele weg

doorkruist het terrein. Er zijn ook geen geklasseerde waterlopen aanwezig binnen het

perceel, maar het terrein wordt wel sterk gedraineerd door talrijke grachten, die uitmonden

in de nabijgelegen Hindenplas, een waterloop van categorie III.

Page 28: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 18

Figuur 3.3: kaart met hoogtelijnen

3.1.2 Het project

De site zou plaats moeten bieden aan een driehonderdtal woningen. Het grootste gedeelte van het

projectgebied is eigendom van NV Matexi, NV Projectontwikkeling en NV Bostoen. Het zijn de

eigenaars die in samenspraak met de gemeente beslisten om een charette te organiseren. Bij de

uitwerking van het project moest er rekening gehouden worden met heel wat randvoorwaarden (vb.

de hoogspanningslijn die door het gebied loopt, het behoud van de ‘meetjesstructuur’, de mobiliteit,

de groenvoorziening, …). Wij zullen ons echter enkel bezighouden met de problematiek in verband

met de waterhuishouding.

3.1.3 Waterhuishouding

Wat de waterhuishouding betreft, is Evergem zeker een interessant studiegebied. De

waterproblematiek is er erg nadrukkelijk aanwezig. Zo zijn er heel wat gebieden in Evergem die al te

kampen gehad hebben met overstromingen. Omwille van het behoorlijk vlakke reliëf kan het water

er niet snel wegstromen. Ook de aanwezigheid van de spaarbekkens in Kluizen, op het grondgebied

van de gemeente Evergem, is opvallend.

Bovendien valt 95 % van de oppervlakte van de gemeente Evergem ,voor wat de waterhuishouding

betreft, onder de bevoegdheid van een Polder of een Watering. Het verschil tussen een Polder en

Page 29: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 19

een Watering is gesitueerd in hun ligging: Polders zijn gelegen in een polderzone. Dit is een gebied

dat door indijking gewonnen is ten opzichte van de zee of een aan getijden onderhevige rivier.

Wateringen zijn gebieden die wel ‘waterziek’ zijn, maar niet gewonnen zijn ten opzichte van de zee.

Gewoonlijk gaat het om een stroomgebied van een rivier. Het bestudeerde gebied valt onder de

bevoegdheid van de watering ‘De Burggravenstroom’[13].

In dit project is watering ‘De Burggravenstroom’ de adviesverlenende overheid. Concreet komt het er

op neer dat in dit project de watering een aantal normen heeft opgelegd bij de uitvoering van het

project (vb. terugkeerperiode van 20 jaar). De gemeente Evergem bepaalt dan zelf hoe ze aan die

normen wil voldoen.

Het projectgebied watert af richting Hindenplas, deze is in de loop der jaren echter een riool

geworden. Aangezien de afvoer nog niet gescheiden is, voert hij zowel regenwater als afvalwater af.

Ter hoogte van het projectgebied is de Hindenplas ingebuisd. De limiet van deze riool is bereikt en

mag niet overschreden worden. Er moet in het project voor gezorgd worden dat deze waterloop niet

extra belast wordt. Bovendien is er in de omgeving van de projectzone, meer in het bijzonder in de

Eendenplasstraat en de Bosbesstraat, in het verleden regelmatig wateroverlast opgetreden. De

oorzaken voor deze overlast zijn de zeer lage ligging van deze straten ten opzichte van de omgeving

en de beperkte afvoercapaciteit van de ingebuisde Hindenplas. De vrees is dan ook dat na de

uitvoering van het project nog meer problemen zullen ontstaan aangezien de hoeveelheid verharde

oppervlakte vergroot en het water sneller zal afstromen en minder infiltreren. Het ambitieuze doel

van het project is om de regenwaterafvoer zo te regelen dat alle regen die valt binnen de afbakening

van het gebied, ter plaatse blijft. Dit zal gerealiseerd worden door middel van infiltratie en

hergebruik.

3.1.4 Aanpak waterproblemen

De beoogde situatie, na de uitvoering van de verkaveling, is om geen extra water naar de Hindenplas

te sturen. Dit is echter een situatie die min of meer overeenkomt met de situatie die er op dit

moment heerst maar toch zijn er af en toe problemen met de Hindenplas. Deze zullen niet zomaar

van de baan zijn na het uitvoeren van de verkaveling volgens het gemeentelijk RUP. Er moeten dus

nog andere ingrepen gedaan worden om helemaal geen problemen meer te krijgen. Daarom zijn er

een aantal projecten gepland met als doel het overstromingsgevaar te verminderen:

Een eerste project bestaat erin om stroomopwaarts het water van de Hindenplas af te leiden. Ter

hoogte van de Reibroekstraat wordt al het water uit de Hindenplas afgeleid naar de Eendenplas, om

zo uit te monden in Sleidingsvaardeken. Daar zijn namelijk geen waterproblemen en kan deze extra

hoeveelheid zeker opgenomen worden.

Page 30: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 20

Figuur 3.4: eerste project

Zo wordt het stroomafwaartse gedeelte van de Hindenplas een beetje ontlast. Deze afkoppeling is

reeds gerealiseerd.

Stroomafwaarts van deze afleiding is de Hindenplas een overwelfde waterloop. Het is in feite een

collector voor het gemengde regenwater en afvalwater voor diverse wijken aan weerszijden van de

Droogte, de Eendenplasstraat en de Maagdekensstraat. Nabij de R4 mondt deze overwelfde

'collector Hindenplas' uit in een effectieve collector van Aquafin, met een overloop op de open

waterloop ter hoogte van het einde van de Vlierboomstraat.

Page 31: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 21

Een tweede project bestaat erin om oeverversterkingswerken uit te voeren langs de

Burggravenstroom, de stroom waarin de Hindenplas uitmondt. Deze oeverversterkingen vinden

plaats in de Evergemse deelgemeente Wippelgem, ten noorden van het projectgebied. Het grootste

deel van de oeverversterkingen zijn vandaag de dag reeds uitgevoerd, begin juni worden nog de

laatste aanpassingen gedaan. De verwachting is dat deze werken voor een daling van het waterpeil in

de Hindenplas zullen zorgen van zo’n 30 cm.

Een derde project dat uitgevoerd moet worden, is de vervanging van de riolering in de

Eendenplasstraat-Draaitopstraat, gelegen op de rand van het projectgebied.

Op dit moment ligt daar een heel erg oude leiding, bestaande uit betonbuizen van 1 meter lengte. De

voegen tussen deze buizen lekken echter waardoor deze momenteel voor drainage van de grond

zorgt. Bovendien zijn er al grondverzakkingen opgetreden ter hoogte van deze leiding aangezien

langs de voegen grote hoeveelheden omhullende grond in die riolering terecht gekomen zijn. Het

vervangen van deze betonbuizen moet nog gebeuren. Door het wegvallen van de drainerende

functie van deze grond, zal het grondwaterpeil in de omgeving terug stijgen. De verwachting is dat na

uitvoering van dit project (stijging grondwaterpeil) en het tweede project (daling grondwaterpeil)

ongeveer een status-quo bereikt wordt, wat het grondwaterpeil betreft.

Een volgende initiatief dat uitgevoerd wordt, is het afkoppelen van de Hindenplas. In het eerste

project werd de Hindenplas afgeleid tot voor het overwelfde gedeelte. Na dit deel is de Hindenplas

nog steeds een gemengde waterloop die zowel regenwater als afvalwater ontvangt. De bedoeling is

om, conform de richtlijnen van het decreet Integraal Waterbeleid en de watertoets, te zorgen voor

een gescheiden afvoer. Het afvalwater zal ingebuisd worden afgevoerd, terwijl het regenwater in een

open waterloop terechtkomt.

Al deze projecten worden uitgevoerd voordat de verkaveling van het project ‘Droogte’ plaatsvindt.

De gevolgen op de waterhuishouding zullen dus al bekend zijn. Het zal belangrijk zijn om dit in de

gaten te houden en eventueel bij te sturen in dit project indien nodig.

Page 32: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 22

3.1.5 Vooropgestelde oplossingen afwatering

Een van de belangrijke uitgangspunten bij de uitwerking van dit project is het behoud van de

meetjesstructuur. De zogenaamde ‘meten’ kennen hun oorsprong in de 15de en de 16de eeuw. Het

zijn smalle stroken landbouwgrond, zowel akkers als weiden, die door grachten gescheiden worden.

Door de bevolkingstoename was er namelijk nood aan meer landbouwgronden om tegemoet te

komen aan de stijgende vraag naar voedsel. Deze extra capaciteit aan landbouwgrond werd

verkregen door vochtige gebieden te ontwateren door de aanleg van grachtenstelsels. Opmerkelijk

hierbij is de verschillende breedte van de ‘meten’. Afhankelijk van de grondwaterstand liggen deze

dichter of verder uit elkaar. De afstand tussen de meten kan dus al een indicatie zijn van de hoogte

van de grondwatertafel in een bepaald gebied. Een van de doelstellingen van het project is om deze

meetjes te behouden om de authenticiteit van het gebied te bewaren.

Er werd niet alleen geopteerd om de bestaande structuur over te nemen, ook het bestaande

infiltratiesysteem werd behouden. In de huidige (onbebouwde) toestand infiltreert de regen in de

grond. Bij hevige regenbuien, als het water niet voldoende snel infiltreert in de grond, wordt het

water afgevoerd naar de grachten. Dit systeem zal ook in bebouwde toestand toegepast worden. De

infiltratie in de grond bij normale regenbuien gebeurt dan gecontroleerd door infiltratieputten onder

het tuinhuis en infiltratiekratten onder de wegenis.

Privéterrein

Op het privéterrein wordt ernaar gestreefd om alle regenwater dat valt op de woning en bijhorend

perceel ter plaatse te houden door middel van hergebruik en infiltratie.

Er wordt voor de woningen geen aansluiting voorzien naar een openbaar regenwaterafvoersysteem.

Elke woning wordt voorzien van een regenwaterput, met hergebruikfaciliteiten voor o.a. toiletten,

poetswater, e.a., met een overloop naar een buffer- en infiltratiesysteem. De buffer- en

infiltratievoorziening bestaat uit een grindbak van 2,50m x 2,50m tot een diepte van 1,20m. Deze

grindbak is gevuld met geëxpandeerde klei en omhuld met een infiltratiedoek. De bewoner kan zelf

een geschikte plaats zoeken om de grindbak te plaatsen, onder de tuinberging kan bijvoorbeeld een

goede plaatsing zijn.

Page 33: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 23

Figuur 3.5: afwatering op privéterrein

Het geheel wordt zodanig gedimensioneerd dat zelfs bij buien met een terugkeerperiode van meer

dan 20 jaar (vrij uitzonderlijke hevige buien) al het water dat terecht gekomen is binnen de

begrenzing van het woongebied, ter plaatse gehouden wordt en door middel van infiltratie

afgevoerd wordt naar de bodem.

Openbaar domein

Bij de uitvoering van het project worden een aantal wegen gelegd. Ook voor het water dat op deze

verharding valt, moet een oplossing gezocht worden. Gezien er niet geopteerd wordt voor een

infiltrerende straatverharding en gezien uit het stedenbouwkundig, ruimtelijk en groenconcept

gebleken is dat de herkenbaarheid van het gebied gediend is door het behoud en integratie van de

typische grachtjes van het Meetjesland, krijgen we voor het openbaar domein een

afwateringssysteem dat de grachtenstructuur zoveel mogelijk probeert te behouden.

Op de plaatsen waar nog geen grachten aanwezig zijn, wordt het oppervlaktewater dat valt op de

aangelegde wegverharding afgeleid naar infiltratiekratten die onder de rijweg geplaatst worden.

Page 34: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 24

Figuur 3.6: infiltratiekratten

Op deze manier krijgt het water optimaal de kans om te infiltreren. De kratten hebben 80 cm dekking

nodig om de stabiliteit van de weg te garanderen. Rond deze kratten wordt geotextiel aangebracht

om verstopping van de infiltratieopeningen te vermijden.

Ook hier wordt er voor gezorgd dat bij buien met een terugkeerperiode van 20 jaar al het water dat

op de wegverharding valt, de mogelijkheid krijgt om te infiltreren.

Er wordt een centrale groenvoorziening geplaatst in het projectgebied. In dit groene gebied is er ook

de mogelijkheid om een vijver te voorzien. Deze vijver kan eventueel dienst doen als bufferbekken

om bij hoge afvoer het water tijdelijk te stockeren en te laten infiltreren. Dit is echter nog geen

vaststaand plan en daarom is er in de berekeningen ook nog geen rekening gehouden met deze

voorziening.

Het geheel van grachten en infiltratievoorzieningen wordt weergegeven op volgende figuur. De

stippellijnen stellen de infiltratiekratten onder de wegenis voor.

Page 35: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 25

Figuur 3.7: afwatering

Page 36: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 26

3.2 Evaluatie gevalstudie

3.2.1 Infiltratiestudie

Uit een gesprek met de waterbeheerder (Dhr. Van den Hauwe van Watering ‘De

Burggravenstroom’[13]), bleek dat er een infiltratiestudie [14] uitgevoerd werd in het gebied. Dit

onderzoek werd geleid door de bodemkundige dienst van België in opdracht van de firma Matexi.

Navraag bij de gemeente leerde dat men niet beschikte over deze gegevens. Meer zelfs, men had er

geen weet van dat deze studie uitgevoerd werd.

In functie van het onderzoek werden een achttal boringen uitgevoerd, verspreid over het terrein en

tot een diepte van 2 à 3 meter.

Figuur 3.8: boorpunten

Uit de boringen blijkt dat het ganse terrein gekenmerkt wordt door diepe zandbodems met een

dikte van meer dan 3 meter. De onderliggende tertiaire klei- en zandlagen werden nergens binnen

boorbereik opgemerkt.

Dit blijkt ook als we de het projectgebied uitzetten op de bodemkaart:

Page 37: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 27

Figuur 3.9: bodemkaart

Op de bodemkaart komen 3 soorten grond voor:

• Zch: Zwak gleyige zandgronden met verbrokkelde humus en/of ijzer B horizont

(Postpodzolen)

• Zbh: Droge zandgronden met verbrokkelde humus en/of ijzer B horizont

(Postpodzolen)

• Zbg: Droge zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont

(Podzolen)

Het grondwaterpeil voor ieder boorpunt ziet er als volgt uit:

Boorpunt Waterpeil Boorpunt Waterpeil

B1 1,4 m B5 1,4 m

B2 1,8 m B6 1,1 m

B3 1,1 m B7 1,3 m

B4 1,6 m B8 1,35 m

Het permanente grondwater werd aangetroffen op geringe diepte. In het noordelijke deel van de site

zit het grondwaterpeil op een diepte van 1,8 m, dus daar is de grond iets droger. Bij de andere

Page 38: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 28

meetpunten varieert de grondwaterstand van 1,1 m tot 1,6 m. In de infiltratiestudie maakt men dan

ook volgende opmerking [14]:

“Op basis van de profielbeschrijvingen kunnen de seizoenale grondwaterschommelingen

voor het ganse perceel geschat worden op 0,5 à 1 m. De relatief ondiepe ligging van de

hoogste grondwaterstand maakt het terrein minder geschikt voor de aanleg van infiltrerende

afvoerbuizen en andere ondergrondse systemen.”

De studie is uitgevoerd op 27 juni 2007. In principe is dit een tijdstip waarop de grondwaterstand al

relatief laag is ten opzichte van de stand in de winter. We kunnen dus veronderstellen dat gezien de

seizoenale grondwaterschommelingen het water 0,5 tot bijna 1 meter zal stijgen! Dit kan er

bijgevolg voor zorgen dat het grondwaterpeil tot op een hoogte van ongeveer 0,5 meter onder het

maaiveld terechtkomt.

Op de verkaveling werden nergens storende lagen waargenomen, behalve ter hoogte van boring 5.

Daar wordt de zandbodem onderbroken door een kleilens van een tweetal cm dikte. Dit kleilaagje

bevindt zich op een diepte van een halve meter. Daarboven konden duidelijke tekenen van tijdelijk

stuwwater opgemerkt worden. Dit laagje werd enkel in boorpunt 5 waargenomen, maar dit wil niet

zeggen dat het op de andere plaatsen niet aanwezig is. De monsters werden genomen door middel

van Edelmanboren. Bij deze methode wordt het boorlichaam in de grond gebracht door gelijktijdig

duwen en draaien: de afgenomen monsters zijn dus licht geroerd. Op deze wijze kan een laagje van 2

cm snel over het hoofd gezien worden. Toch zal er met dit laagje rekening moeten gehouden worden

bij de aanleg van infiltratiesystemen in de buurt, want dit is eigenlijk een waterondoorlatende laag

op geringe diepte en kan infiltratie in de weg staan. Deze bevinding is ook in overeenstemming met

verklaringen van een buurtbewoner. Deze merkte op dat er een dunne kleilaag aanwezig is in de

grond, waardoor het water niet altijd weg kan.

Het is echter zo dat alle infiltratiesystemen dit laagje zullen doorbreken: iedere verstoring van de

kleilaag zorgt voor een verbetering van de huidige situatie.

Ook de infiltratiecapaciteit van de bodem werd bepaald. Dit gebeurde door middel van de

omgekeerde boorgatmethode. Deze methode houdt in dat een boorgat, na voorafgaande

verzadiging, gevuld wordt met water waarna de daling van de waterkolom gemeten wordt in functie

van de tijd. Via omrekening wordt hieruit de verzadigde doorlatendheid bepaald.

De berekende doorlatendheden variëren van 0,4 tot 1 meter per dag. Er wordt verder gerekend met

een gemiddelde waarde van 0,7 m per dag.

Page 39: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 29

3.2.2 privéterrein

Op privéterrein wordt geopteerd voor hergebruik. De afwatering van het hemelwater van de woning

komt eerst terecht in een regenwaterput, de overloop hiervan in grindbakken. Deze grindbakken zijn

gevuld met geëxpandeerde kleikorrels en omhuld met geotextiel.

Voor de berekeningen gaat men uit van een woning met een oppervlakte van 100 m². Verder wordt

uitgegaan van een grindbak van 2,5 bij 2,5 meter. Deze komt tot op een diepte van 1,2 meter te

zitten en heeft een hoogte van 1 meter. Men rekent met een infiltratieoppervlakte van 11,25 m²

afkomstig van de oppervlakte van het grondvlak (6,25 m²) en een deel van de zijwanden. Van deze

zijwanden wordt de helft van de oppervlakte meegerekend als infiltrerend oppervlak.

Er wordt vanuit gegaan dat de regenwaterput vol zit en bijgevolg geen buffercapaciteit kan leveren.

Men rekent met een buffercapaciteit van 6,25 m³ afkomstig van de infiltratiebakken. De

infiltratiecapaciteit werd in de infiltratiestudie bepaald op 0,7 m/dag. Dit komt neer op 81 l/s/ha.

Rekening houdend met het infiltratieoppervlak bekomen we een effectief afvoerdebiet van 0,091 l/s.

Dit zetten we om naar een eenheid per ha om te kunnen vergelijken met de eisen uit de code van

goede praktijk [15]. We bekomen 8,2 l/s/ha.

Dit zorgt voor een ledigingstijd van 19 uur. Volgens de code van goede praktijk wordt voor

terugkeerperiodes van meer dan 5 jaar (hier gaan we uit van een terugkeerperiode van 20 jaar) een

ledigingstijd vereist tussen 12 en 24 uur. We bevinden ons dus nog binnen dit interval.

Overzicht van de berekeningen [16]:

Verharde oppervlakte 100 m²

Infiltrerende oppervlakte 11,25 m²

Infiltratiecapaciteit 0,7 m/dag

81,019 l/s/ha

Effectief afvoerdebiet 0,091 l/s = infiltrerende oppervlakte x infiltratiecapaciteit

Afvoerdebiet 8,193 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/(verharde opp. +

infiltrerende opp.)

Buffervolume 6,25 m³ = 2,5 m x 2,5 m x 1 m

Ledigingstijd 19,05 uur = buffervolume / effectief afvoerdebiet

Page 40: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 30

We kunnen dan de nodige buffering bepalen door middel van tabel 10 van de code van goede

praktijk [15]. Hierbij interpoleren we tussen 5 en 10 l/s/ha om de nodige buffering bij ons

afvoerdebiet (8,193 l/s/ha) te bepalen:

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

5 l/s/ha 1,7 2,1 2,8 3,4 4,1

8,193 l/s/ha 1,38 1,78 2,42 2,95 3,59

10 l/s/ha 1,2 1,6 2,2 2,7 3,3

De nodige buffering om te voldoen aan een terugkeerperiode van 20 jaar is 3,59 m³. Aangezien een

buffering van 6,25 m³ voorzien wordt, is dat dus ruimschoots voldoende.

Opmerkingen

Er kunnen een aantal bedenkingen gemaakt worden bij de gebruikte berekeningen.

Ten eerste wordt er uitgegaan van een woning met oppervlakte van 100 m², wat erg ruim is. Het is

echter niet uitgesloten dat er een grotere woning wordt geplaatst of dat er nog andere verharde

oppervlakte wordt aangesloten op de regenwaterput. Het is met andere woorden niet uitgesloten

dat deze 100 m² overschreden wordt en er dus gerekend wordt met een onderschatting. Maar dit

probleem is niet onoverkomelijk. Het is namelijk zo dat voor iedere individuele bouwvergunning ook

een watertoets moet uitgevoerd worden. Indien de aangesloten verharde oppervlakte groter is dan

deze 100 m² zullen de afmetingen van de voorzieningen (regenwaterput en grindbakken) evenredig

moeten vergroten alvorens de bouwvergunning toe te kennen.

Voor de buffercapaciteit rekent men op het volledige volume van de infiltratiebakken. Dit lijkt echter

een overschatting. De infiltratiebakken zijn namelijk niet leeg, maar gevuld met geëxpandeerde

kleikorrels van de firma Argex [17]. Door zowel hun ruimte tussen de korrels als de holle ruimte in de

korrels kunnen deze korrels enorm veel water opnemen. Zo kan een volume argexkorrels in totaal

88% water bevatten. We kunnen in onze berekeningen echter niet uitgaan van deze 88%. De

wateropname en de waterafgifte gebeurt slechts geleidelijk aan.

Page 41: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 31

Figuur 3.10: waterabsorptie Figuur 3.11: waterafname

Zoals te zien op de figuur [17] wordt een deel van de ruimte in de korrels quasi ogenblikkelijk

ingenomen. Ook dit volume kunnen we niet meetellen. Dit geldt namelijk enkel bij droge korrels. Als

we de snelheid van de afname in het watergehalte bekijken, zien we dat het niet realistisch is om

erop te rekenen dat de korrels droog zijn want de periode tussen 2 buien is veel kleiner dan de tijd

die nodig is om het watergehalte gevoelig te laten afnemen.

Voor de berekeningen kunnen we dus enkel rekenen op de holle ruimte tussen de korrels. Dit is

zowat 50% van het totale volume.

Voorts gaat men in de berekeningen uit van een infiltratiecapaciteit van 0,7 m/dag. Deze waarde is

afkomstig uit de infiltratiestudie. Het gaat echter om een gemiddelde waarde. In punt B3

bijvoorbeeld werd een infiltratiecapaciteit vastgesteld van 0,4 m/dag. Dit is niet toevallig ook het

punt waarop het waterpeil het hoogste stond.

Een ander belangrijk uitgangspunt is dat men er op rekent dat het grondwaterpeil zich onder de

infiltratievoorziening bevindt, op een diepte van 1,2 meter. Na de infiltratiestudie kon echter

besloten worden dat het grondwaterpeil tot op 0,5 meter onder het maaiveld kan komen.

Tenslotte is er nog de infiltratieoppervlakte. Men houdt niet enkel rekening met de horizontale

oppervlakte, maar ook de zijwanden worden voor de helft meegerekend. Dit is een overschatting.

Volgens de Toelichting bij de Code van goede praktijk [15] is het beter om helemaal geen rekening te

houden met de infiltratie langs de zijvlakken. Dit is dan een veiligheid die ingevoerd wordt.

Page 42: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 32

Rekening houdend met deze gegevens veranderen de berekeningen als volgt:

Verharde oppervlakte 100 m²

Infiltrerende oppervlakte 6,25 m²

Infiltratiecapaciteit 0,4 m/dag

46,296 l/s/ha

Effectief afvoerdebiet 0,029 l/s = infiltrerende oppervlakte x infiltratiecapaciteit

Afvoerdebiet 2,723 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/(verharde opp. +

infiltrerende opp.)

Buffervolume 0,938 m³ = 2,5 m x 2,5 m x 0,30 m x 50% (porositeit)

Ledigingstijd 9,00 uur = buffervolume / effectief afvoerdebiet

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

2 l/s/ha 2,4 3 3,9 4,6 5,4

2,723 l/s/ha 1,87 2,32 3,07 3,69 4,41

5 l/s/ha 1,7 2,1 2,8 3,4 4,1

Een buffering van 4,41 m³ is noodzakelijk om te voldoen aan een terugkeerperiode van 20 jaar. Het

beschikbare buffervolume is slechts 0,938 m³ wat ruimschoots onvoldoende is. Dit volstaat zelfs niet

om aan een terugkeerperiode van 1 jaar te voldoen. Het grote verschil met de vorige berekeningen is

het waterpeil. Als het waterpeil tot 0,5 m onder het maaiveld staat, is er slechts 30 cm van de

infiltratiebakken beschikbaar voor buffering. Bovendien is het buffervolume gehalveerd door de

aanwezigheid van de argexkorrels.

Deze berekeningen zijn natuurlijk erg conservatief. Er wordt op gerekend dat de waterput volledig

vol zit, dat de infiltratiecapaciteit minimaal is en dat het grondwaterpeil zijn hoogste waarde heeft

bereikt. Bovendien wordt er geen rekening gehouden met waterabsorptie door de argexkorrels. Ook

de infiltratie langs de zijvlakken wordt niet meegerekend. Op deze manier zijn de terugkeerperiodes

misschien niet helemaal relevant (in principe zal een overschrijding niet ieder jaar gebeuren in

tegenstelling tot wat de terugkeerperiode doet vermoeden), maar toch ben ik van mening dat het

nodig is om hier conservatieve waardes aan te nemen.

Er zijn nu een aantal oplossingen mogelijk om wel voldoende buffering te hebben om te weerstaan

aan een bui met retourperiode van 20 jaar. Een eerste voor de hand liggende oplossing, is uitbreiding

Page 43: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 33

van het buffervolume. Maar omdat bij hoge waterstand slechts 30 cm van het buffervolume kan

gebruikt worden om water te bufferen, zorgt dit voor enorme benodigde oppervlakken. De

benodigde oppervlakte voor de infiltratiebakken bedraagt dan 5 x 5 meter:

Verharde oppervlakte 100 m²

Infiltrerende oppervlakte 25 m²

Infiltratiecapaciteit 0,4 m/dag

46,296 l/s/ha

Effectief afvoerdebiet 0,116 l/s = infiltrerende oppervlakte x infiltratiecapaciteit

Afvoerdebiet 9,259 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/(verharde opp. +

infiltrerende opp.)

Buffervolume 3,75 m³ = 5 m x5 m x 0,3 m x 50%

Ledigingstijd 8,06 uur = nodig buffervolume / effectief afvoerdebiet

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

5 l/s/ha 1,7 2,1 2,8 3,4 4,1

9,259 l/sha 1,27 1,67 2,29 2,80 3,42

10 l/s/ha 1,2 1,6 2,2 2,7 3,3

5 x 5 meter is dus 4 keer de oppervlakte die in het ontwerp voorzien wordt! Ook praktisch gezien is

dit een grote oppervlakte die niet zo eenvoudig in te planten is. Een tuinhuis is meestal kleiner. Het

grootste probleem is dat het materiaal niet efficiënt gebruikt wordt, maar de infiltratiebakken

kunnen nu wel een pak minder hoog gemaakt worden. Hierbij moet wel opgelet worden dat het

kleilaagje nog steeds doorbroken wordt. Een hoogte van een halve meter zou hier echter moeten

volstaan.

Een oplossing die misschien beter is, is de aanleg van een argextuin. Dit bestaat uit argexkorrels

waarboven een substraat gelegd worden, waarop beplanting mogelijk is. Dit substraat hoeft in

principe slechts 20 cm dik te zijn. Zo krijgen we eigenlijk dezelfde situatie als met de argex-

infiltratiebakken onder het tuinhuis. Het is wellicht meer aantrekkelijk voor de bewoners om een

gebied van 5 bij 5 meter argextuin te voorzien waarop een normale beplanting kan komen, dan de

infiltratiebakken die nauwelijks onder het tuinhuis passen. Ook hier kan de hoogte van de laag met

argexkorrels gekozen worden. Volgens de berekeningen volstaat 30 cm al om voldoende infiltratie te

Page 44: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 34

bekomen. Dit zijn dezelfde berekeningen die hierboven gedaan zijn voor de argexbakken onder het

tuinhuis. Een argextuin heeft nog andere voordelen. Het water dat door de argexkorrels

vastgehouden wordt, wordt voor ongeveer de helft opgenomen door de planten. Zo kan het via

verdamping en door opname van de planten teruggegeven worden aan de natuur zonder dat

infiltratie of buffering nodig is. Dit heeft geen invloed op onze berekeningen omdat de teruggave pas

een tijd na de bui plaatsvindt.

Een tweede oplossing is om gebruik te maken van een wadi in plaats van de argexkorrels. Een wadi

met een infiltrerende oppervlakte van 15 m² en een buffervolume van 3,93 m³ voldoet voor een

regenbui met een terugkeerperiode van 20 jaar:

Verharde oppervlakte 100 m²

Infiltrerende oppervlakte 15 m²

Infiltratiecapaciteit 0,4 m/dag

46,296 l/s/ha

Effectief afvoerdebiet 0,069 l/s = infiltrerende oppervlakte x infiltratiecapaciteit

Afvoerdebiet 6,039 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/(verharde opp. +

infiltrerende opp.)

Nodig buffervolume 3,93 m³

Ledigingstijd 15,72 uur = buffervolume / effectief afvoerdebiet

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

5 l/s/ha 1,7 2,1 2,8 3,4 4,1

6,039 l/s/ha 1,60 2,00 2,68 3,25 3,93

10 l/s/ha 1,2 1,6 2,2 2,7 3,3

Een wadi is efficiënter dan de infiltratiebakken aangezien deze tot aan het maaiveld reikt en dus van

de volledige hoogte boven het grondwaterpeil gebruik kan maken om infiltratie toe te laten. Het

nadeel is dat een wadi moeilijker te verkopen is aan de gebruikers. Een argextuin of een argex

infiltratiebak onder het tuinhuis is minder storend voor de bewoners dan een wadi.

Een andere mogelijkheid is om enkel wadi’s te verplichten in het gebied waar het grondwaterpeil

het hoogst komt. In het noordnoordwesten van het projectgebied is er een stuk dat iets hoger ligt, en

waar het waterpeil dieper zit. Ook de infiltratiecapaciteit ligt daar het hoogste. Daar kan dus wel

Page 45: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 35

geopteerd worden voor infiltratiebakken van 2,5 bij 2,5 meter zoals voorzien in de studie. Dit gebied

zal namelijk overeenstemmen met berekeningen die in de studie werden uitgevoerd waardoor deze

infiltratiebakken volstaan. Het is dan wel nodig om een diepgaandere studie uit te voeren van het

infiltratievermogen en het waterpeil op verschillende tijdstippen zodat het duidelijk is waar

infiltratiebakken voldoen en in welke delen wadi’s noodzakelijk zijn.

Een andere mogelijkheid is het ophogen van het terrein. Omwille van de uitgevoerde werken is er vrij

veel grondverzet op het terrein. Bovendien is het transporteren van grond behoorlijk duur. Het kan

dan ook aangewezen zijn om de grond ter plaatse te houden en zo het terrein wat op te hogen. Met

de huidige grindbakken, moet het grondwater op zowat 85 cm onder het maaiveld zitten om met een

infiltratiecapaciteit van 0,4 m/dag te voldoen voor een terugkeerperiode van 20 jaar.

De ledigingstijd blijft echter veel te hoog (42 uur), dit komt omdat de infiltratieoppervlakte niet

veranderd is. Uit deze berekeningen komt dus nog eens duidelijk naar voor dat een oppervlakte van

2,5 bij 2,5 meter veel te klein is om te voldoen. Een ophoging alleen zal dus niet de oplossing zijn,

bovendien is 55 cm ophoging bijzonder veel. Er wordt gerekend op percelen van 10 bij 100 meter en

om deze 55 cm op te hogen is 550 m³ per perceel nodig. De uitgravingen voor de aanleg van de weg

gaan tot op een diepte van 80 cm. Voor ieder perceel betekent dat 80 m³ (totale breedte 10 m,

breedte perceel 10 m en diepte 80 cm). Dit is slechts een fractie van wat nodig is. Als we daar nog het

grondverzet bij rekenen voor de fundering van het huis en voor de plaatsing van de infiltratiekratten

zal er hooguit voldoende grond zijn om het terrein 10 cm op te hogen wat zeker niet volstaat om de

problemen volledig op te lossen. De uitgegraven grond moet natuurlijk ergens naartoe en omdat de

transportkosten vrij hoog zijn, is ter plaatste houden van de grond economisch gezien de beste

oplossing. Mijn voorstel is dan ook om de uitgegraven grond ter plaatse te houden en te gebruiken

voor de ophoging van het terrein. Het terrein zal daarmee wellicht slechts een tiental centimeter

hoger komen te liggen. Het waterprobleem zal hiermee niet opgelost zijn, maar het zal wel een

positief effect hebben aangezien we 10 cm meer beschikbaar hebben om infiltratie toe te laten. Bij

de ophoging is het wel belangrijk dat dit behoorlijk evenredig gebeurt. Indien dat niet het geval is,

kunnen er via runoff plaatselijk plassen ontstaan en dat is uiteraard te vermijden.

Page 46: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 36

3.2.3 Openbaar domein

Op het domein worden een aantal wegen aangelegd. De bedoeling is om het hemelwater dat op

deze wegen valt te laten infiltreren. Daarvoor zijn er 2 soorten oplossingen.

De eerste oplossing die gebruikt wordt, is het behoud van het grachtenstelsel. Het bestaande

grachtenstelsel wordt zoveel mogelijk behouden langs de wegen. Er wordt gekozen voor een gracht

van 1 meter diep. Bij de berekeningen wordt er veiligheidshalve vanuit gegaan dat er slechts wordt

gebufferd tot een halve meter onder het maaiveld. De gracht heeft een talud van 6/4. De

berekeningen zien er dan als volgt uit:

Ondoorlatende verharding 100 m²

Lengte gracht 10 m

Infiltratieoppervlakte 15 m² Talud 6/4, 1 m diepte, buffering tot 0,5 m diepte

infiltratiecapaciteit bodem 81,019 l/s/ha = 0,7 m/dag

effectief afvoerdebiet 0,122 l/s = infiltrerende oppervlakte x infiltratiecapaciteit

afvoerdebiet 11,045 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/(verharde opp. +

infiltrerende opp.)

Nuttig buffervolume 3,75 m³ = lengte x diepte x breedte / 2

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

15 l/s/ha 1 1,4 1,9 2,4 2,9

11,045 l/s/ha 1,16 1,56 2,14 2,64 3,22

10 l/s/ha 1,2 1,6 2,2 2,7 3,3

Opmerkingen

De kritiek die we op deze berekeningen kunnen geven is gelijkaardig aan de kritiek op de

berekeningen van buffering op privéterrein. Een eerste opmerking is dat er opnieuw gerekend werd

met een infiltratiecapaciteit van 0,7 m/dag, wat een gemiddelde waarde is, terwijl op bepaalde

plaatsen slechts 0,4 m/dag bereikt wordt. Bij de infiltratie en de buffering wordt erop gerekend dat

het grondwater op een diepte van 1,5 meter zit. Zoals gezegd is dit een foute veronderstelling

aangezien het grondwater tot 0,5 meter onder het maaiveld kan komen. Dit wil zeggen dat er 50 cm

water in de gracht staat. De bovenste 50 cm van de gracht, waar in de berekeningen geen gebruik

van gemaakt werd, zullen sowieso gebruikt moeten worden. De gebruikte infiltratieoppervlakte is

Page 47: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 37

ook niet helemaal correct. Er werd gerekend met de oppervlakte van de horizontale projectie van de

schuine grachtwanden. Als het waterpeil zakt door infiltratie, zal ook de waterhoogte en dus de

infiltratieoppervlakte verminderen. Daarmee werd geen rekening gehouden. Als we de nodige

aanpassingen verrichten, bekomen we:

Ondoorlatende verharding 100 m²

Lengte gracht 10 m

Infiltratieoppervlakte 15 m² grachtdiepte 1 m, waterpeil 0,5 m

infiltratiecapaciteit bodem 46,296 l/s/ha = 0,4 m/dag

effectief afvoerdebiet 0,069 l/s = infiltrerende oppervlakte x infiltratiecapaciteit

afvoerdebiet 6,313 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/(verharde opp. +

infiltrerende opp.)

Nuttig buffervolume 4,84 m³ = lengte x diepte x breedte / 2

Ledigingstijd 15,56 uur = nodige buffering / effectief afvoerdebiet

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

10 l/s/ha 1,2 1,6 2,2 2,7 3,3

6,313 l/s/ha 1,57 1,97 2,64 3,22 3,89

5 l/s/ha 1,7 2,1 2,8 3,4 4,1

Bij deze berekeningen zijn we uitgegaan van 15 cm water in de gracht. Dit wil zeggen dat het water

tot 35 cm onder het maaiveld kan komen. Dit was het minimum om te voldoen aan alle

voorwaarden. Een mogelijke aanpassing is nu om de gracht minder diep te maken omdat een gracht

met diepte van een halve meter ook volstaat. De infiltratieoppervlakte moet wel behouden blijven

dus zal de gracht breder moeten gemaakt worden. Zo kan er in plaats van een V-vormig profiel

gekozen worden voor een profiel met ook een horizontale bodemoppervlakte. Een gracht van

slechts een halve meter zal echter snel overwoekerd worden.

Het is ook zo dat het grondwaterpeil niet constant en overal op 0,5 meter staat. Bij een

grondwaterstand van 1 meter onder het maaiveld, kan wel de volledige capaciteit van de gracht

gebruikt worden en is de onderste halve meter niet nutteloos.

De conclusie die kan gemaakt worden bij het ontwerp van de gracht is dat bij het huidige ontwerp

geen problemen zullen optreden. In de berekeningen werden weliswaar opnieuw een aantal erg

Page 48: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 38

optimistische inschattingen gedaan, maar omdat er een heel grote marge ingebouwd werd door de

bovenste halve meter niet in rekening te brengen, zorgt dit niet voor problemen.

Op de plaatsen waar geen gracht aanwezig is, wordt gekozen voor infiltratiekratten. Deze kratten zijn

van de firma Wavin [18]. Ze worden onder de wegverharding geplaatst en vereisen een minimale

dekking van 80 cm. De kratten hebben een hoogte van 60 cm en een breedte van 1,2 m. De

berekeningen die hierbij gemaakt werden, zien er als volgt uit:

Lengte rijweg 100 m

Lengte kratten 60 m

Ondoorlatende verharding 1000 m²

beschikbaar buffervolume 41 m³ =410 liter per 60 cm

Infiltratieoppervlakte 72 m² =60 m x breedte (1,2 m)

Infiltratiecapaciteit 81,019 l/s/ha

effectief afvoerdebiet 0,583 l/s

= infiltratieoppervlakte x

infiltratiecapaciteit

afvoerdebiet 5,833 l/s/ha = effectief afvoerdebiet/verharde opp.

Nuttig buffervolume 39,67 m³ volgens code goede praktijk

Ledigingstijd 18,89 uur = nodige buffering / effectief afvoerdebiet

Nodige buffering (tabel 10, Code van goede praktijk) [m³]

Afvoerdebiet T = 1 j T = 2 j T = 5 j T = 10 j T = 20 j

10 l/s/ha 12 16 22 27 33

5,833 l/s/ha 16,17 20,17 27,00 32,83 39,67

5 l/s/ha 17 21 28 34 41

De bedoeling van de berekeningen was om aan te tonen dat 60 meter infiltratiekratten per 100

meter wegverharding voldoende is. Maar in het project worden onder de volledige wegverharding

infiltratiekratten geplaatst. De berekening geeft dus een vals gevoel van een ruime veiligheidsfactor.

Want uiteraard wordt opnieuw gerekend op een waterpeil op 1,5 meter diepte. Het diepste punt van

de infiltratiekratten komt op 1,4 meter diepte terecht, dus wordt er vanuit gegaan dat het volledige

volume van de infiltratiekratten beschikbaar is. Maar zoals uit de infiltratiestudie blijkt, kan het

Page 49: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 39

waterpeil tot een halve meter onder het maaiveld terecht komen. Dit betekent hier dat de volledige

infiltratiekratten gevuld zijn met grondwater en er dus geen infiltratiecapaciteit meer over is. Dit kan

tot een serieuze wateroverlast leiden, aangezien er helemaal geen water naar de

infiltratievoorziening geleid wordt. Een andere fout die gemaakt wordt, is opnieuw de

infiltratiecapaciteit die overschat wordt. Als we de berekeningen hernemen met deze keer wel

kratten onder de volledige verharding en een minder optimistische infiltratiecapaciteit, zien we dat

er problemen komen bij een waterpeil vanaf 1,1 meter. Dit is een peil dat al bij een van de metingen

op 27 juni werd bereikt.

Hier kunnen we uit besluiten dat de infiltratiekratten geen goede oplossing zijn omdat ze te diep in

de grond zitten. Indien er toch voor Wavin-infiltratiekratten geopteerd wordt, kunnen deze beter

geplaatst worden naast de wegverharding. De nodige dekking is dan nog 30 cm. Om het wegprofiel

niet te moeten veranderen is de beste oplossing om langs 2 kanten zo’n krat te voorzien. De firma

Wavin biedt ook Azura-infiltratie units aan [18] van 60 cm breedte en 40 cm hoogte. Deze kunnen

net voldoende infiltratie en buffering bieden indien ze langs 2 kanten geplaatst worden, maar dan

mag er geen water in de infiltratiekratten komen. Onderaan komen deze kratten dan echter tot een

diepte van 70 cm onder het maaiveld terecht, waardoor er bij een hoge waterstand wel water in

terecht kan komen. In principe voldoen ook deze kratten dus niet. Als er bijvoorbeeld een ophoging

en een meer gedetailleerde infiltratiestudie gemaakt zou worden, waardoor het maximale waterpeil

beter kan ingeschat worden, kunnen deze kratten wel voor een goede oplossing van het

waterprobleem zorgen.

Bij het gebruik van deze kratten moet wel voorzichtig worden omgegaan. De infiltratieoppervlakte bij

het plaatsen is dan wel erg groot, toch kan mogelijke verstopping niet vermeden worden. De

producent kon daar ook geen garantie op bieden. Bovendien kunnen er ook wat vragen gesteld

worden met betrekking tot de stabiliteit en de duurzaamheid. Het materiaal is nog niet zo lang

ontwikkeld, terwijl afvoerbuizen over het algemeen een heel lange levensduur hebben. Er is dus nog

niet genoeg ervaring op dat vlak om zekerheid te verschaffen.

De beste oplossing lijkt om overal grachten te voorzien, ook op de plaatsen waar op dit moment nog

geen grachten aanwezig zijn. Het nadeel is dat dergelijk systeem meer plaats inneemt dan een

infiltratievoorziening die onder de wegenis geplaatst wordt, maar aangezien die laatste niet voldoet

zal een gracht toch moeten. Grachten zijn ook eenvoudig te onderhouden. Bovendien wordt in een

deel van het project al gebruik gemaakt van grachten, waardoor het overal plaatsen van deze

oplossing niet zo’n grote impact zal hebben.

Page 50: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 40

In bepaalde delen van de uitwerking van het project wordt ook gewag gemaakt van een

‘bufferbekken’. Vooral in de bespreking van de groenzone komt dit af en toe naar voor, net zoals op

de figuren. Navraag leert dat het om een vijver gaat die eventueel als bufferbekken kan gebruikt

worden. Deze wordt echter nog niet meegeteld in de berekeningen. Het is een plan om dit in de

toekomst te maken op de ‘restgronden’. De idee was om deze vijver eventueel dienst te laten doen

als bufferbekken door een overloop te voorzien ergens op halve hoogte van de infiltratiekratten,

zodat bij een hoger waterpeil de kratten kunnen ontlast worden. Dit kan inderdaad een positief punt

zijn als de kratten gedeeltelijk onder water staan. Zo vergroot de buffercapaciteit met de

buffercapaciteit die het bekken kan bieden. Probleem is echter dat die overloop hoger moet zijn dan

het grondwaterpeil, want anders kan er geen water geloosd worden in een vijver die op het zelfde

niveau staat als het grondwaterpeil.

En net daar zit het probleem in dit project. Omdat het grondwaterpeil op bepaalde momenten hoger

komt te staan dan de bovenkant van de infiltratiekratten, moet ook de overloop hoger zijn dan de

bovenkant van deze kratten. Bijgevolg zal dit geen oplossing bieden voor de problemen bij hoog

grondwater. Een beweegbare overloop kan eventueel wel de situatie verbeteren op momenten dat

het grondwaterpeil onder de bovenkant van de infiltratiekratten terecht komt. Maar het is niet de

bedoeling om de situatie te verbeteren ten opzichte van de huidige plannen, maar wel om een

oplossing te vinden die voldoet aan de eisen voor alle mogelijke grondwaterstanden. Beter is in dit

geval nog niet voldoende.

Ook voor de andere systemen biedt de vijver geen verbetering van de situatie. De grachten zijn al

ruimschoots voldoende om aan de opgelegde voorwaarden te voldoen, de extra capaciteit is daar

zeker niet noodzakelijk. Op privédomein blijft alle water ter plaatse en is geen verbinding voorzien

met een netwerk. De vijver zal daar bijgevolg niets veranderen. Deze vijver kan dus best wel een

aardige rol vervullen in de groenvoorzieningen van het project, maar op de waterhuishouding zal hij

geen invloed hebben, temeer hij nog niet specifiek ingepland is, maar eerder een idee is om op

termijn uit te voeren.

3.2.4 Watertoetskaarten

De watertoetskaarten worden niet expliciet opgenomen in het project. Ik vermoed wel dat deze

kaarten gehanteerd werden bij de uitvoering van de watertoets. Om de invloed van een aantal

effecten te bepalen is het namelijk nodig om te weten in welk gebied het project gesitueerd is. Er

staat heel wat interessante informatie op. De belangrijkste kaarten zijn hieronder weergegeven:

Page 51: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 41

Figuur 3.12: grondwaterstroming

Figuur 3.13: infiltratiegevoeligheid

Page 52: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 42

Figuur 3.14: Overstromingsgevoeligheid

Wat de grondwaterstromingsgevoeligheid betreft, ligt het gebied in een zone van het type 2. Dat wil

zeggen dat er advies moet gevraagd worden als er een constructie gebouwd wordt met een diepte

van meer dan 5 meter en een horizontale lengte van 100 meter. Dit is hier niet het geval, dus op het

vlak van grondwaterstroming worden hier geen problemen verwacht.

Op de kaart met de infiltratiegevoelig gebied, bezit het volledige projectgebied een grond die

infiltratiegevoelig is. Ook de overstromingsgebieden zijn buiten het project gelegen. Binnen het

project zelf is de ruimte niet overstromingsgevoelig.

Omdat het volledige gebied een infiltratiegevoelige bodem heeft, blijkt toch dat infiltrerende

oplossingen wel degelijk kunnen toegepast worden. Het probleem is hier vooral dat de

infiltratieoplossingen die voorgesteld worden, zich te diep in de ondergrond bevinden. Daardoor

kunnen ze niet efficiënt gebruikt worden.

Page 53: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 43

3.3 Besluit

Het is vreemd dat men op de gemeentedienst niet op de hoogte is van de uitgevoerde

infiltratiestudie. Op deze manier schiet de watertoets aan zijn doel voorbij. Er wordt dan wel

aandacht geschonken aan de waterproblematiek, maar als de communicatie stroef verloopt, wordt

er nutteloos werk geleverd. Het is wel zo dat in het rapport dat opgemaakt werd bij de Charrette

gebruik gemaakt wordt van de infiltratiecapaciteit uit de infiltratiestudie. Maar een infiltratiestudie

die aangeeft dat de grond ongeschikt is voor infiltratiebevorderende oplossingen, lijkt onverenigbaar

met de aangeboden oplossingen voor de waterafvoer.

Dit gebrek aan communicatie is wellicht ook de oorzaak van het verkeerd gebruiken van bepaalde

resultaten uit de infiltratiestudie. Zo werd er gerekend met een gemiddelde infiltratiecapaciteit, wat

hier geen goed uitgangspunt is. Op privédomein wordt namelijk alle water ter plaatse gehouden en

per perceel apart geïnfiltreerd. Het is dan ook nodig om met een plaatselijke infiltratiecapaciteit te

rekenen in plaats van met een gemiddelde waarde.

Ook wat het waterpeil betreft werden foute aannames gemaakt. Er werd in de berekeningen

verondersteld dat de grindbakken op privédomein en de infiltratiekratten onder de wegverharding

steeds volledig boven het waterpeil stonden. En dit terwijl die niveaus al bij de infiltratiemeting op

27 juni op bepaalde plaatsen overschreden werden. De oorzaak hiervan ligt wellicht opnieuw in een

foute interpretatie van de infiltratiestudie. Daarin wordt gewag gemaakt van een gemiddeld

grondwaterniveau van 1,5 meter onder het maaiveld. Met de schommelingen over het terrein en

met de seizoensgebonden schommelingen van 0,5 à 1 meter werd hier geen rekening gehouden.

Een andere fout die gemaakt werd, is dat er bij de infiltratieoppervlakte ook de verticale vlakken in

rekening werden gebracht, in tegenstelling tot de richtlijnen van de ‘Code van goede praktijk’.

Een groot probleem bij dit project is dat er, naar mijn mening, wat te weinig onderzoek gedaan werd

naar het grondwaterpeil. Er werd dan wel een infiltratiemeting gedaan, maar er is niet veel bekend

over de variatie van het waterniveau in functie van de tijd. In de infiltratiestudie wordt een schatting

gemaakt van 0,5 à 1 meter op basis van de grondsoort, maar dit is niet erg nauwkeurig. Ik begrijp dat

een onderzoek naar de variatie van het grondwater tijd- en kostenrovend is, maar in een dergelijk

waterziek gebied zijn goede gegevens enorm belangrijk. Het lijkt me dan ook zeker geen verloren

moeite om uitgebreid onderzoek te verrichten. In de nabije toekomst staan nog een aantal projecten

op til die invloed kunnen hebben op het waterniveau. Deze studie moet dan ook uitgevoerd worden

nadat deze projecten zijn uitgewerkt, zodat er rekening gehouden wordt met hun impact. In de

verdere berekeningen en het afwegen van alternatieven ben ik uit gegaan van een maximaal

Page 54: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 44

grondwaterpeil van 0,5 meter onder het maaiveld. Ook dat is een schatting bij gebrek aan

nauwkeurige gegevens.

De conclusie uit de berekeningen was dat de grindbakken van 2,5 bij 2,5 meter zeker niet volstaan

om op privéterrein weerstand te kunnen bieden tegen buien met een terugkeerperiode van 20 jaar.

De nodige grootte als er gebruik gemaakt wordt van deze grindbakken is 5 bij 5 meter. De vorm kan

gewijzigd worden naar argex-tuinen. Een mogelijk alternatief is om een wadi te voorzien. Indien er

een meer gedetailleerde grondwaterstand bekend is, kan eventueel voor een verschillende oplossing

gekozen worden naargelang de plaats op het terrein.

Op openbaar domein voldoen de grachten die voorzien worden wel aan de eisen. Weliswaar is er

geen 50 cm reserve, maar slechts 35 cm. De infiltratiekratten onder de wegen echter, voldoen

helemaal niet. Bij hoge waterstand zullen de straten dus binnen de kortste keren blank komen te

staan en dat kan niet de bedoeling zijn. Een alternatief hiervoor is om overal grachten te voorzien.

Een andere opmerking bij de uitvoering van dit project is dat er gebruik gemaakt wordt van relatief

nieuwe voorzieningen. Uiteraard staat de technologie niet stil en moet men open staan voor

alternatieven en nieuwe zaken. Maar er moet wel kritisch mee omgegaan worden. Op privéterrein

wordt zo gebruik gemaakt van de grindbakken met argexkorrels. Maar om de buffercapaciteit te

bepalen, werd het volledige volume meegerekend terwijl ook de argexkorrels een bepaald volume

innemen. Ik vermoed dat een van de oorzaken van deze fout is dat men deze infiltratievoorziening

nog niet gebruikt heeft en nog geen ervaring heeft met de berekeningen. Anders zou zo’n fout

sneller worden opgemerkt. Op openbaar terrein voorziet men dan weer infiltratiekratten onder de

wegen. Los van hun capaciteit zou ik toch ook kritisch durven zijn op de duurzaamheid van dit

materiaal. Ook al wordt er een geotextiel rond gewikkeld, toch is er nog steeds gevaar voor

verstopping. Ook wat stabiliteit betreft moet er voorzichtig mee omgesprongen worden. Het

materiaal wordt onder een weg geplaatst, dus het is niet eenvoudig om daaraan aanpassingen te

doen eens het geplaatst is. Daarnaast is dit materiaal nog niet lang genoeg in gebruik om de effecten

op lange termijn te kennen.

Een positief punt bij de uitwerking van dit project, is de globale manier waarop de waterproblemen

werden aangepakt. De filosofie van de watertoets werd hier goed gevolgd. Het is heel belangrijk om

de manier van afwateren zoveel mogelijk te proberen behouden binnen een project. Momenteel

worden de gronden op de projectzone nog ingenomen door weiland en akkerland. Het hemelwater

wordt dus hoofdzakelijk verwerkt door middel van infiltratie. Ook bij de uitwerking van dit project

werd zoveel mogelijk infiltratie vooropgesteld waardoor de waterhuishouding zo weinig mogelijk

wijzigingen in negatieve zin moet ondergaan. Op privédomein wordt er voor gezorgd dat zoveel

Page 55: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 3: Gevalstudie Evergem 45

mogelijk water kan hergebruikt worden alvorens het kan infiltreren. Er is zelfs geen overloop naar

publiek domein voorzien, waardoor er geen vertraagde afvoer plaatsvindt. De vooropgestelde

volgorde (eerst hergebruik en infiltratie en pas daarna vertraagde afvoer) werd hier dan ook goed

gerespecteerd en dat kan alleen maar toegejuicht worden.

Page 56: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 46

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout

4.1 Toelichting gevalstudie

De tweede gevalstudie die uitgevoerd werd binnen deze masterproef, bevindt zich in Turnhout. Het

gaat om een gebied genaamd ‘Veedijk’. Deze toelichting is gebaseerd op het dossier dat ik ter

beschikking kreeg [19]. Dit bevat een vraag voor ontheffing van de MER-plicht. Het gaat om de

ontwikkeling van een gemengd regionaal bedrijventerrein, dit is een deel van de uitvoering van het in

2004 vastgelegd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP). In het Ruimtelijk Structuurplan

Vlaanderen (RSV) wordt in het regionaalstedelijk gebied Turnhout een aanbodbeleid gevoerd op het

vlak van economische activiteiten. Concreet betekent dit dat er in de gemeenten deeluitmakend van

het regionaalstedelijk gebied Turnhout 225 ha bijkomend bedrijventerrein wordt gecreëerd, een deel

daarvan komt dan ook in dit gebied ‘Veedijk’. De bruto oppervlakte van het project is 78 ha. Daarin is

een bosbuffer inbegrepen waardoor nog zo’n 50 ha te bebouwen oppervlakte aanwezig is. Een

belangrijke troef voor deze locatie is de A21/E34 die aan de rand van het projectgebied passeert en

zo een vlotte verbinding mogelijk maakt.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijventerrein, werd een inrichtingsstudie gemaakt zoals

opgelegd wordt in de voorschriften van het GRUP. Deze studie werd uitgevoerd door het IOK, dit is

de Intercommunale voor de Ontwikkeling van de Kempen. In dit dossier werkt ze in opdracht van de

stad Turnhout. Deze intercommunale heeft een eigen studiedienst waardoor geen beroep gedaan

moest worden op externe studiebureaus. Het dossier werd erg recent opgemaakt, meer bepaald in

december 2008.

4.1.1 Situering

Het gemengd regionaal bedrijventerrein Veedijk situeert zich in de provincie Antwerpen,

arrondissement Turnhout. Het projectgebied is gelegen in het zuidelijke deel van de stad Turnhout,

net ten zuiden van de E34 tussen afrit 23 en 24. De meest nabijgelegen woonwijk is Zevendonk.

Page 57: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 47

Figuur 4.1: situering projectgebied

Figuur 4.2: situering projectgebied

Page 58: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 48

Het project Veedijk is een uitbreiding van de bestaande industriezone Veedijk en bestaat uit twee

onderdelen.

Het eerste gebied wordt begrensd door de hoofdweg E34 in het noorden, Tielendijk, Leiseinde en

Veedijk. Een tweede gebied is gesitueerd rond een aantal bestaande woningen aan de Veedijk.

De dichtstbijzijnde woonzone is de woonwijk Zevendonk, op zo’n 200 tot 300 m van het

bedrijventerrein.

Figuur 4.3: projectgebied

Het project omvat ook de bouw van een bosbuffer tussen de woonzone Zevendonk en het nieuw aan

te leggen industriegebied.

Momenteel wordt het gebied nog voornamelijk gebruikt voor landbouw (akkerlanden en weilanden).

Er zijn een aantal kleine bossen te vinden en voorts ook enkele boerderijen, een aantal zonevreemde

woningen en een kapel. Ook zijn er een aantal verenigingen gevestigd (een schietstand, een paar

sportvelden, een hondenvereniging,…). Een deel van de percelen waar de bosbuffer dient te worden

gerealiseerd, zijn momenteel nog in landbouwgebruik. De overige zijn op dit moment al bebost.

Page 59: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 49

Figuur 4.4: huidige situatie

In het noorden wordt het projectgebied begrensd door de E34. Aan de overzijde van deze

autosnelweg zijn regionale bedrijventerreinen gelegen. In het westen grenst het gebied aan het

terrein van het bedrijf ‘Soudal’. Het geplande project ligt dus midden in een bestaande cluster van

industrie. Ten zuiden is het Militair domein Tielenheide gelegen en ten oosten van het projectgebied

vinden we de woonwijk Zevendonk maar tussen deze woonwijk en het projectgebied wordt nog een

groen overgangsgebied gepland.

4.1.2 Het project

Het project betreft dus de aanleg van een gemengd regionaal bedrijventerrein. De totale oppervlakte

van dit project is 78 ha, waarvan 50 ha te bebouwen oppervlakte. Daarnaast wordt een groenzone

gerealiseerd. Deze heeft als doel een optimale overgang te creëren tussen de woonkern Zevendonk

en het regionaal bedrijventerrein en daarom zal een ‘landschappelijke overgang’ gemaakt worden

van zo’n 300 meter tussen de woonkern en het bedrijventerrein. Het principe hiervan is dat de

groenstructuur meer gesloten wordt naar de bedrijven toe. Tegen de woonwijk overheersen open

structuren (vb. herlokalisatie van de voetbalterreinen) terwijl naar het bedrijventerrein toe een

Page 60: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 50

dichte bebossing toegepast wordt. Op die manier probeert men de 2 verschillende zones te

verzoenen.

Het projectgebied is vrijwel vlak. Er is slechts een maximale hoogteschommeling van 60 cm over het

gehele gebied. Het hoogste punt is gelegen in de straat ‘Veedijk’. De naam van deze straat verwijst

hier ook naar: de oorsprong van de naam Veedijk ligt in het feit dat het vee vroeger naar daar werd

geleid bij overstromingen omdat dit de droogste plaats was uit de buurt.

De totale oppervlakte die kan verhard worden, is zo’n 50 ha. Er wordt aan ieder bedrijf de eis

opgelegd om minstens 2/3 van zijn gebied te verharden.

Er wordt gerekend op een oppervlakte van 3000 m² per bedrijf in het meest noordelijke deel en 5000

m² per bedrijf in het andere deel waar dus iets grotere bedrijfspercelen worden gemaakt. Dit

betekent dat in het noordelijke deel maximum 24 bedrijven kunnen gevestigd worden en dat in het

andere deel ruimte is voor hoogstens 84 bedrijven. Vele bedrijven zullen echter meer plaats nodig

hebben dan 1 bedrijfsperceel waardoor een schatting gemaakt wordt van een 40-tal bedrijven die

zich op de verkaveling zullen vestigen.

4.1.3 Waterhuishouding

Het projectgebied is gelegen tussen de alluviale valleien van de Aa in het noorden en het westen

en van de Grote Calie in het Oosten. De Aa is tot aan de samenvloeiing met de Bossenloop van

2de categorie, meer stroomafwaarts is het een rivier van 1ste categorie. De Grote Calie is ten

oosten van het projectgebied van 2de categorie, deze mondt uit in de Aa verder

stroomafwaarts. Opmerkelijk is dat de waterscheidingslijn tussen het gebied dat de Grote Calie voedt

en het gebied dat afwatert naar de Aa door het projectgebied loopt.

In het projectgebied ontspringt de Eggelsgracht (3de categorie) om enkele kilometers stroomafwaarts

uit te monden in de Grote Calie. De Eggelsgracht vertoont daarbij de kenmerken van een typische

Kempense winterbeek, dit wil zeggen dat ze niet ontspringt uit een bepaalde bron, maar wordt

gevoed door oppervlakkige afstroom en ondiepe grondwaterstromen. Het projectgebied is voor een

groot deel gelegen in dit brongebied en draagt op die manier bij tot de natuurlijke voeding van de

Eggelsgracht.

Page 61: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 51

Figuur 4.5: waterscheidingslijn

In de buurt van waar de Eggelsgracht in de Grote Calie stroomt, is het natuurreservaat ‘de Drongen’

gelegen. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat de waterhuishouding in dit gebied niet

significant wijzigt (zowel op het vlak van waterkwaliteit als waterkwantiteit).

Op de bodemkaart zien we dat de bodem voornamelijk bestaat uit zandgronden:

Figuur 4.6: bodemkaart

Page 62: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 52

Meer specifiek zijn volgende grondsoorten aanwezig:

Zcm: Matig droge zandbodem met dikke antropogene humus A horizont

Zdg: Matig natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont

Zdp: Matig natte zandbodem zonder profiel

Seg: Natte lemig zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont

OB: Bebouwde Zone

In het projectverslag komen alle watertoetskaarten aan bod. Daaruit blijkt onder meer dat binnen

het projectgebied geen natuurlijke overstromingsgebieden (NOG’s) gelegen zijn en er komen ook

geen recent overstroomde gebieden (ROG’s) voor. Slechts op een beperkt aantal plaatsen komt een

mogelijk overstromingsgebied voor. Deze plaatsen komen overeen met de gebieden die gevoelig zijn

voor grondwaterstroming (zie figuur 4.7)

Wat grondwaterstroming betreft, bestaat het project vooral uit gebieden die matig gevoelig zijn voor

grondwaterstromingen (type 2). Dit houdt in dat er advies moet gevraagd worden voor de

watertoets indien er een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5

meter en een horizontale lengte van meer dan 100 meter. Een aantal kleine gebieden behoren tot de

type 1-gronden wat grondwaterstromingsgevoeligheid betreft. Dit betekent dat in deze gebieden

een advies moet aangevraagd worden in het kader van de watertoets als er constructies van meer

dan 3 meter diep of een horizontale lengte van meer dan 50 meter worden aangelegd.

Figuur 4.7: gevoeligheid grondwaterstroming

Page 63: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 53

Het grootste gedeelte van het projectgebied heeft een infiltratiegevoelige bodem (gekleurde vlakken

op figuur 4.8)

Figuur 4.8: infiltratiegevoeligheid

Het gebied bestaat uit een relatief vlak reliëf: de hellingen bedragen overal minder dan 5 %. De

grootste hellingen in de omgeving vallen samen met de taluds van op- en afritten van de

autosnelweg. Omwille van het vlakke reliëf is het gebied weinig gevoelig voor erosie.

4.1.4 Aanpak waterproblematiek

Het grote probleem bij dit project is natuurlijk de grote hoeveelheid verharde oppervlakte. De

afname van de infiltratiecapaciteit die hiermee gepaard gaat, geeft aanleiding tot hogere

piekdebieten in de Eggelsgracht. Dit heeft dan weer een groter gevaar voor overstromingen tot

gevolg en dat moet uiteraard vermeden worden.

De manier om dit te realiseren bestaat uit 2 stappen. Eerst wordt aan de bedrijven zelf al een

maximaal lozingsdebiet opgelegd. De bedrijven moeten zelf zorgen voor voldoende buffering zodat

ze het maximaal lozingsdebiet van 10 l/s/ha niet overschrijden. Via buffering met vooral het

bufferbekken wordt deze 10 l/s/ha dan verminderd tot 5 l/s/ha aan de afwaartse zijde van de

verkaveling zodat dit het maximaal debiet is dat via de Eggelsgracht naar de Grote Calie wordt geleid.

Er wordt gekozen voor een ontwatering naar de Eggelsgracht in plaats van naar de Aa. De huidige

waterscheidingslijn wordt dus niet gerespecteerd, maar alle water wordt naar de Eggelsgracht

afgevoerd en zo naar de Grote Calie. De reden hiervoor is dat de Aa vandaag de dag al sterk belast

wordt en een extra belasting zou overstromingsgevaar geven. Bovendien watert het overgrote deel

Page 64: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 54

van het projectgebied al natuurlijk af naar de Eggelsgracht, deze wordt wel enigszins verlegd in

functie van een betere inrichting van het terrein.

Het afvalwater wordt conform de richtlijnen volledig gescheiden afgevoerd van het hemelwater. Het

wordt geleid naar de openbare riolering die aansluit op de waterzuivering.

De ontwatering van het hemelwater gebeurt hoofdzakelijk via een open grachtenstelsel naar de

Eggelsgracht toe. Er wordt aan de bedrijven een buffervolume opgelegd van 100 m³ per ha

aangesloten verharde oppervlakte. Er wordt ook een bufferbekken voorzien. Dit wordt

gepositioneerd in de bosbuffer ten zuiden van het projectgebied. Om veiligheidsredenen moet van

de brandweer ook een blusbekken voorzien worden. De eis van de brandweer is dat dit blusbekken

altijd minstens 3000 m³ moet bevatten. De bedoeling is om dit blusbekken te overdimensioneren

zodat ook hier een extra buffervolume gecreëerd wordt.

Figuur 4.9: situering blusbekken en waterbekken [20]

Page 65: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 55

4.2 Evaluatie gevalstudie

4.2.1 Verharde oppervlakte

Het gebied werd onderverdeeld in deelzones bij de inrichtingsstudie. Deze zones zijn telkens geheel

of gedeeltelijk te verharden:

Deelzone Opp (m²) Verharding

Opp op

RWA

Bedrijventerrein (inclusief bufferbekken) 503.540

- bouwvrije zone -19.035

-deel aangesloten op bestaande RWA (Aa) -66.196

Te bebouwen bedrijventerrein 418.309 Deels (80%)

334.647 m²

Zone voor wegenis 49.450 Deels

21.630 m²

Gemeenschappelijke autoparking 3.880 Verhard

3.880 m²

Gemeenschappelijke vrachtwagenparking 9.060 Verhard

9.060 m²

Bosbuffer 70.000 Onverhard

0 m²

Bufferbekken 28.360 Onverhard

0 m²

Totaal 664.290

369.217 m²

De eerste deelzone bestaat uit het bedrijventerrein zelf. Uit de oppervlakte die door de bedrijven kan

worden ingenomen, wordt eerst de bouwvrije zone in mindering gebracht. Dit is een zone langs de

E34 waar volgens de voorschriften geen verharding mogelijk is. Enkel de aanleg van een fietspad kan,

maar dit wordt dan niet aangesloten op de RWA.

Een tweede zone die in mindering gebracht werd, is een zone die niet aangesloten wordt op de RWA

van de Eggelsgracht. Het gaat om de tweede projectzone, namelijk deze aan de overzijde van de

straat Veedijk. Dit gebied is al aangesloten op de bestaande RWA van Veedijk die naar de Aa leidt.

Ook dit gedeelte moeten we bijgevolg niet in rekening brengen om het bufferbekken te

dimensioneren.

De wegverhardingen hebben een totale breedte van 7 meter. De lengte bedraagt in totaal 3,09 km

wat resulteert in een oppervlakte van 21.630 m² verharding die aangesloten wordt op de RWA. De

zones waar parking voorzien wordt (voor zowel wagens als vrachtwagens), zijn volledig verhard. Deze

zorgen voor een verharde oppervlakte van 12.940 m².

Zo wordt in totaal een verharde oppervlakte bekomen van 369.217 m².

Page 66: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 56

Opmerkingen

We willen toch een aantal opmerkingen plaatsen bij deze cijfers. Vooral bij de oppervlakte ‘Te

bebouwen bedrijventerrein’ waarbij erop gerekend wordt dat men 80 % van de oppervlakte zal

verharden. Om dit te motiveren, gaat men uit van een standaard bedrijfsperceel van 50 bij 100

meter. Volgens de studie worden volgende delen daarin dan niet verhard:

- Een vrije achtertuinstrook, die tevens dienst doet als brandweg van minimaal 4 meter breed.

- Een voortuinstrook van 15 meter waarbij minstens 25 % groenaanleg voorzien wordt.

Eerst en vooral werd nog geen indeling gegeven van de percelen. In de inrichtingsstudie wordt zelfs

aangegeven dat het mogelijk is dat het aantal bedrijven afneemt omdat grotere bedrijven een groter

perceel zullen willen. Het is dan ook erg voorbarig om uit te gaan van een voorbeeldperceel van 100

meter lengte. Als die lengte verdubbelt, zal de voortuinstrook dat niet doen.

Voorts wordt verder in het dossier vrij gelaten aan de bedrijven om de brandweg al dan niet in

doorlatende materialen uit te voeren. Terwijl bij deze berekeningen er al bij voorbaat vanuit gegaan

wordt dat de verharding doorlatend zal zijn.

Ook de voortuinstrook van 15 meter is erg groot en wordt niet specifiek opgelegd aan de bedrijven.

Bovendien staat erbij vermeld dat er minimaal 25 % groenaanleg wordt gevraagd. Het kan dan ook

dat bedrijven op het andere deel wel een verharding aanleggen.

De 80% verharding waarmee gerekend wordt, lijkt mij dan ook geen minimum zoals men in het

dossier aangeeft, maar eerder een schatting. Het is bovendien een vrij optimistische schatting. Er

wordt namelijk aan de bedrijven opgelegd dat er minstens 2/3 van de oppervlakte verhard moet

worden. Het percentage verharde oppervlakte ligt dus ergens tussen 2/3 en 100%, 80% is hier dan

ook erg optimistisch.

Maar de belangrijkste bedenking is dat de bedrijven een maximaal lozingsdebiet opgelegd krijgen. Dit

bedraagt 10 l/s/ha. Met andere woorden, het debiet dat een bedrijf mag leveren aan de R.W.A., is

afhankelijk van de oppervlakte van het perceel dat het bedrijf bezit en niet van de verharde

oppervlakte die aanwezig is. Het is ook geen oplossing om dit aan te passen en de bedrijven een

debiet op te leggen per verharde oppervlakte in plaats per totale oppervlakte. Niet alleen is dit

praktisch moeilijker te controleren, maar zo ga je ook de bedrijven aansporen om zoveel mogelijk te

verharden zodat ze meer water mogen lozen. En dit kan uiteraard niet de bedoeling zijn.

Page 67: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 57

Voorts ben ik van mening dat het bufferbekken ook moet meegeteld worden in de oppervlakte. Er

wordt immers van de verharde oppervlakte uitgegaan om de hoeveelheid neerslag te bepalen en

daaruit ook het te bufferen volume. Bij een regenbui zal het water dat valt op het bufferbekken ook

in dat bekken gestockeerd worden. Ook bij de wegverharding wordt enkel de 7 meter brede weg

meegeteld, terwijl de gracht die het water naar de Eggelsgracht brengt, ook mag meegeteld worden.

In totaal is de zone voor wegenis 16 meter breed. Dit bestaat uit 7 meter wegverharding met telkens

een fietspad en een tussenberm tussen de weg en het fietspad. In 1 van de tussenbermen wordt dan

de gracht aangelegd. De fietspaden worden niet op de R.W.A. aangesloten, maar het fietspad dat

naast de gracht ligt, zal daar normaliter een deel van het oppervlaktewater in lozen. Het lijkt dan ook

beter om hier te rekenen op zo’n 12 meter die naar de gracht zal afwateren.

De oppervlakte waarvan het hemelwater moet gebufferd worden bedraagt dan:

Deelzone Opp (m²)

Te bufferen

Bedrijventerrein (inclusief bufferbekken) 503.540

- bouwvrije zone -19.035

-deel aangesloten op bestaande RWA (Aa)

-66.196

Te bebouwen bedrijventerrein 418.309 Volledig 418.309 m²

Zone voor wegenis 49.450 Deels 37.080 m²

Gemeenschappelijke autoparking 3.880 Volledig

3.880 m²

Gemeenschappelijke vrachtwagenparking 9.060 Volledig

9.060 m²

Bosbuffer 70.000 Niet

- m²

Bufferbekken 28.360 Volledig 28.360 m²

Totaal

496.689 m²

Page 68: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 58

4.2.2 Afwatering

Er wordt uiteraard een gemengd stelsel voorzien conform de Code van goede praktijk [15]. De

hoofdontwatering gebeurt door de Eggelsgracht. De Eggelsgracht wordt deels behouden, maar ook

deels verlegd. Het nieuwe tracé (in blauw) en het oude tracé (rood) zijn op de volgende figuur

weergegeven.

Figuur 4.10: verleggen waterloop

Bufferbekken

De ontwatering gebeurt zoveel mogelijk in open grachten. De toekomstige bedrijven zullen hierop

aansluiten en krijgen een individuele lozingsbeperking opgelegd van 10 l/s/ha. Uiteindelijk zal het

water op de meest stroomafwaartse zone opgevangen worden in een buffervijver, die wordt

aangelegd in 2 niveaus. Het grootste deel heeft een oppervlakte van zowat 13.969 m² en een diepte

van 1 meter onder het maaiveld. Het kleinste deel heeft een diepte van 50 cm onder het maaiveld en

een oppervlakte van 2.811 m². Op figuur 4.12 geeft de binnenste blauwe lijn de plaatsen met het

diepste niveau van het bufferbekken weer.

Het bekken heeft een uitstroom in het volgende deel van de Eggelsgracht via een knijpleiding, er is

daarbij een debietsbeperking voorzien van 5 l/s/ha. Er wordt ook een overloop voorzien naar de

Eggelsgracht toe voor het geval dat deze 5 l/s/ha overschreden dient te worden door een te grote

wateraanvoer.

Page 69: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 59

Figuur 4.11: bufferbekken in 2 niveaus

Figuur 4.12: bovenaanzicht bufferbekken

Het huidige maaiveld bevindt zich ter hoogte van de waterbuffer op 19,90 m T.A.W. in het westelijke

deel tot 20,30 T.A.W. in het oostelijke deel. De bedoeling is om de wegverharding aan te leggen op

Page 70: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 60

een hoogte van 20,10 T.A.W. . Het overloopniveau zal op 20,00 T.A.W. komen. De knijpleiding voor

permanente afvoer komt net boven het grondwaterniveau. De hoogste grondwaterstand waarmee in

dit project rekening gehouden wordt, is 19,40 m T.A.W..

Dit bufferbekken moet voor een buffervolume van 10.200 m³ zorgen.

Opmerkingen

Een eerste belangrijke opmerking is het grondwaterpeil. Hier wordt aangenomen dat het hoogste

grondwaterpeil zich op 19,40 meter bevindt. Navraag leert dat dit gebaseerd is op slechts 1 meting!

Op de website van DOV Vlaanderen [21] zijn geen sonderingen die in het gebied zelf gelegen zijn,

enkel op de rand van het gebied ligt een sondering.

Figuur 4.13: situering sondering

Dit is de sondering waarvan werd uitgegaan. De resultaten er van zijn te vinden in bijlage. Niet alleen

ligt deze sondering te ver van de buffervijver om representatief te zijn, bovendien dateert ze van

24/02/1967. Het is dan ook onzin om dit resultaat als leidraad te hanteren bij de volledige uitbouw

en dimensionering van het project aangezien ze al meer dan 40 jaar geleden werd uitgevoerd. De

volledige omgeving en de waterhuishouding kan in die tijd sterk veranderd zijn.

Een andere fout die gemaakt werd, is de bepaling van het buffervolume. De 10.200 m³ die gevonden

werd, resulteert uit een berekening waarbij de volledige oppervlakte van de buffer vermenigvuldigd

werd met een waterhoogte van 60 cm tussen de hoogste grondwaterstand waarmee gerekend werd

en het hoogte waterpeil in het bufferbekken. Het deel van het bufferbekken dat op een hoger niveau

aangelegd werd, kan slechts 40 cm gebruiken om water te bufferen. Het beschikbare buffervolume is

dan:

Page 71: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 61

60 cm x 13.969 m² + 0,40 cm x 2.811 m² = 9.505,8 m³

Dit moet nog verminderd worden met een bepaald volume: de oevers van het bufferbekken worden

uitgevoerd onder een hoek van 30° (zie figuur 4.11). Op het overzichtsplan kunnen we de omtrek van

het bufferbekken schatten op 750 meter. Het volumeverlies hierbij wordt dan:

60 �� �ℎ���� 60 ��

tan�30°���������/2 750 � ������� = 234 �³

Waarmee we nog 9.271 m³ buffervolume overhouden.

De studie waarover ik beschik, bevat eerst een gewoon verslag waarin alles wordt uitgelegd en

waarin ook de resultaten worden besproken. Als bijlage worden dan een aantal berekeningen

toegevoegd. Het vreemde is dat de resultaten niet helemaal overeenstemmen. Bij de berekeningen

rekent men wel uit dat het buffervolume 9.505,8 m³ is, maar daar wordt verder geen rekening meer

mee gehouden. De verklaring hiervoor is wellicht dat de berekeningen en het projectverslag door 2

verschillende personen gemaakt zijn, waardoor deze verwarring ontstaan is.

Blusbekken

Een tweede buffervolume wordt bekomen bij het blusbekken. Het blusbekken wordt aangelegd in

het noordelijke deel van het projectgebied. Het wordt gevoed door hemelwater afkomstig van de

R.W.A. stroomopwaarts binnen de zone. Het blusbekken heeft een overloop die leidt naar de

hoofdgracht die op zijn beurt uitmondt in het bufferbekken. De functie van het blusbekken is het

permanent voorzien van voldoende bluswater en de brandweer heeft hierbij een minimaal volume

opgelegd van 3.000 m³. Dit is een watervolume dat permanent aanwezig moet zijn. Door een

overdimensionering van dit blusbekken kan echter een extra buffervolume gecreëerd worden. Het

wordt aangelegd zonder folie zodat infiltratie mogelijk blijft.

De oppervlakte van het blusbekken is 1.968 m², er wordt gegraven tot een diepte van 5 meter onder

het maaiveld. Men beschouwt 2 grondwaterstanden: de hoogste grondwaterstand van 1 meter

onder het huidige maaiveld en de laagste grondwaterstand van 2 meter onder het huidige maaiveld.

Bij deze laagste grondwaterstand is dan nog een nuttig volume beschikbaar van 5.904 m³ voor de

brandweer, wat ruim boven de minimumgrens is.

Omdat de hoogste grondwaterstand 1 meter onder het maaiveld ligt, zorgt dit voor een extra

buffervolume van 1.968 m³.

Page 72: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 62

Opmerkingen

Opnieuw is het grondwaterpeil het knelpunt. Er wordt hierover het volgende vermeld [19]:

“Voorlopig wordt rekening gehouden met een grondwaterstand van 1 meter onder het maaiveld. Dit

is een veilige benadering omdat de reële hoogste grondwaterstand vermoedelijk dieper ligt.

Bijkomend onderzoek kan hierover meer duidelijkheid geven. “

Met andere woorden, de volledige dimensionering van dit blusbekken is louter gebaseerd op

schattingen. Er is geen enkele sondering in de buurt beschikbaar. Vandaar ook dat dit blusbekken

enorm overgedimensioneerd wordt (er is 5.904 m³ nuttig volume beschikbaar terwijl slechts 3.000

m³ nodig is). Er werd in de verdere berekeningen geen rekening gehouden met het buffervolume van

het blusbekken om de nodige buffercapaciteit te bekomen, dit is een soort van ‘veiligheid’ die

ingebouwd werd. Het lijkt mij hier nuttiger om een goed onderzoek te doen naar de grondwatertafel

zodat geen overdimensionering nodig is. De kosten van zo’n onderzoek worden ruimschoots

terugverdiend in besparingen op correctere afmetingen.

Hemelwaterputten bedrijven

De waterbuffering op het bedrijventerrein gebeurt zowel op het gemeenschappelijke deel in de vorm

van het bufferbekken als bij de bedrijven afzonderlijk in de vorm van een hemelwaterput. Er wordt

aan de bedrijven de verplichting opgelegd om dit hemelwater te hergebruiken. De bedrijven mogen

maar een maximaal uitstroomdebiet leveren van 10 l/s/ha. Door de dienst waterbeleid van de

provincie wordt aan de bedrijven een buffervolume van minimaal 100 m³ per hectare opgelegd. Er

wordt een overloop voorzien op eigen terrein, waar bij voorkeur een infiltratievoorziening wordt

toegepast. Om de buffercapaciteit effectief te maken is het natuurlijk noodzakelijk dat de buffer in

droge periodes leeggemaakt wordt en daarom wordt een automatische lozing opgelegd. Samen met

de buffering door de projectontwikkelaar in de vorm van het bufferbekken moet de hemelwaterput

zorgen voor een buffering van 340 m³ per hectare verharde oppervlakte. Dit is ook de minimumeis

die wordt opgelegd in de Tabel 10 van de Code van goede praktijk [15] om te voldoen aan een

terugkeerperiode van 10 jaar.

Opmerkingen

De 100 m³ die opgelegd wordt door de provincie is ruim onvoldoende. Om voldoende buffering te

hebben voor een terugkeerperiode van 10 jaar met een uitstroomdebiet van 10 l/s/ha is er volgens

die zelfde tabel in de Code van goede praktijk 270 m³ per hectare nodig! Zelfs voor buien met een

terugkeerperiode van 1 jaar is hier een volume nodig van 120 m³/ha.

Page 73: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 63

De 340 m³/ha die gehanteerd wordt om de uiteindelijke uitstroom te beperken tot 5 l/s/ha afwaarts

van het projectgebied is wel een juiste norm, maar die wordt dan bekomen door veel buffering in het

bufferbekken en minder bij de bedrijven zelf. De normen die overal aangegeven worden in het

project zijn 10 l/s/ha maximale lozing van de bedrijven naar de R.W.A. en 5 l/s/ha maximale lozing

vanuit het bufferbekken in de Eggelsgracht. Om hieraan te voldoen moet men de bedrijven een

buffercapaciteit opleggen van 270 m³/ha. De overige 70 m³/ha die nodig zijn om het uitstroomdebiet

verder te reduceren tot 5 l/s/ha moet dan voorzien worden op het gemeenschappelijke terrein.

Wat hier gedaan wordt, is deze 340 m³/ha voornamelijk voorzien op het gemeenschappelijk terrein

in de vorm van het bufferbekken. De 100 m³/ha die opgelegd wordt aan de bedrijven volstaat zeker

niet om de uitstroom van de bedrijven te beperken tot 10 l/s/ha omdat er geen overloop naar de

R.W.A. voorzien wordt. Er wordt enkel een overloop voorzien op het eigen terrein van het bedrijf. Er

wordt aangeraden om deze overloop in een infiltratievoorziening te laten uitmonden.

De infiltratievoorziening moet dan wel voor 170 m³/ha extra capaciteit zorgen en er is bovendien een

voldoende snelle ledigingstijd (12 tot 24 uur) vereist. De infiltratiecapaciteit wordt geschat op 1 tot 4

cm per uur. Als we uitgaan van 2 cm/uur (richtwaarde Code van goede praktijk [15] voor fijn zand),

kan dus 48 cm/dag geïnfiltreerd worden. Op een standaard bedrijfsperceel van 100 bij 50 meter

moet dan 85 m³ capaciteit voorzien worden en dit verspreid over 177 m² om de ledigingstijd binnen

de perken te houden. Het bufferbekken dat voorzien wordt op het gemeenschappelijke deel van de

projectzone is dan wel veel groter dan nodig. Er wordt daar namelijk 240 m³/ha voorzien terwijl er

slechts 70 m³/ha nodig is.

Het lijkt dus logischer om wel een overloop naar de R.W.A. (Eggelsgracht of gewone gracht) te

voorzien. Dit volstaat in combinatie met het bufferbekken wel om de uitstroom uit het bufferbekken

te reduceren naar 5 l/s/ha met een terugkeerperiode van 10 jaar. De overloop op de hemelwaterput

van de bedrijven zal dan gemiddeld 2 keer per jaar gebruikt worden aangezien volgens de Code van

goede praktijk [15] een bui met terugkeerperiode van een half jaar net niet gebufferd kan worden.

Een andere opmerking is de manier waarop het water wordt afgevoerd. Volgens de basisprincipes

van de watertoets moet eerst hergebruik worden aangemoedigd, vervolgens infiltratie en tenslotte

vertraagd afvoeren. Ook is het belangrijk om de oorspronkelijke situatie zoveel mogelijk te

behouden.

Het huidige grondgebruik is agrarisch waarbij infiltratie dus een grote rol speelt. In het project is dan

wel sprake van een infiltratievoorziening, maar deze is erg groot qua oppervlakte. Bovendien maakt

ze het bufferbekken onnodig (of toch zeker veel groter dan nodig). Met andere woorden, de

Page 74: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 64

infiltratievoorziening waarvan sprake lijkt erg onrealistisch en niet conform met de andere plannen

(bufferbekken).

Er wordt aan de bedrijven ook opgelegd dat het water in de hemelwaterputten hergebruikt moet

worden. De hoofdfunctie van de hemelwaterput echter, is buffering. Om steeds over de nodige

buffercapaciteit te beschikken, moet deze hemelwaterput na een regenbui telkens leeggemaakt

worden om een volgende bui te kunnen opvangen. Er zal dan ook nauwelijks hergebruik mogelijk zijn

omdat er meestal geen water in de hemelwaterput staat.

Het lijkt me beter om hier infiltratievoorzieningen te voorzien (vb. infiltratiekratten), die dan een

overloop hebben in de hemelwaterput. Zo wordt dan toch al zoveel mogelijk gezorgd voor infiltratie.

De hemelwaterput kan dan lozen in de R.W.A. met ook een overloop voor wanneer maximale

uitstroomdebiet van 10 l/s/ha overschreden wordt. Om zoveel mogelijk hergebruik toe te laten, kan

de hemelwaterput eventueel iets groter gemaakt worden dan de nodige 100 m³/ha. Er kan dan een

knijpleiding voorzien worden op de juiste hoogte zodat er steeds 100 m³/ha beschikbaar is voor

buffering en de rest permanent water bevat dat kan hergebruikt worden. Zo komen eerst infiltratie

en hergebruik naar voor en pas daarna vertraagde afvoer, waardoor de richtlijnen van de watertoets

beter worden opgevolgd.

Totale buffervolume

Bij de berekening van het nodige buffervolume wordt uitgegaan van een totale verharde oppervlakte

van 37,8 ha, bestaande uit 35,08 ha verharde bedrijfsoppervlakte en 2,72 ha wegenis. Het nodige

buffervolume voor een terugkeerperiode van 10 jaar is 340 m³/ha. Er is dus een buffering nodig van:

Bedrijven: (340 m³/ha – 100 m³/ha) x 35,08 ha = 8.420 m³

Wegenis: 340 m³/ha x 2,72 ha = 925 m³

Totaal: 9.345 m³

Aanwezig buffervolume:

Buffervijver diepste niveau: 13.969 m² x 0,60 m = 8.381 m³

Buffervijver tweede niveau: 2.811 m² x 0,40 m = 1.124 m³

Grachten: 1.181 m³

Totaal: 10.686 m³

Page 75: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 65

Aangezien het totale voorziene buffervolume groter is dan het nodige buffervolume is voldaan aan

de voorwaarden.

Opmerkingen

Opnieuw merken we hier een klein verschil tussen de verharde oppervlakte die vermeld wordt in het

projectverslag en deze in de berekeningen. Dit komt omdat de berekeningen uitgevoerd werden

door 2 verschillende personen. De verschillen zijn hier nog niet heel groot (0,9 ha extra bij de

berekeningen) waardoor de gevolgen nog beperkt zullen blijven, maar het zou toch beter zijn om

hier een betere communicatie te verzorgen waardoor eventuele grotere fouten in de toekomst bij

voorbaat uitgesloten worden. Ook bij de grachten zien we dit verschil. Er werd bij de berekeningen

veiligheidshalve uitgegaan van een halfvolle gracht. De gracht heeft een bodembreedte van 60 cm en

is 1 meter diep. Bij een halfvolle gracht rekent men hier dan op 0,30 m³/m, maar dan werd dus ook

het talud waaronder de gracht wordt uitgevoerd weggelaten.

Voorts werd er opnieuw uitgegaan van de verkeerde oppervlakte waarvan het hemelwater gebufferd

dient te worden. De te bufferen oppervlakte die we eerder bepaald hebben, is 49,67 ha waaronder

41,83 ha van de bedrijven zelf.

Dit resulteert dan in een nodig buffervolume van:

Bedrijven: (340 m³/ha – 100 m³/ha) x 41,83 ha = 10.039 m³

Overige: 340 m³/ha x 7,84 ha = 2.666 m³

Totaal: 12.705 m³

We hebben ook al het verbeterde buffervolume van de buffervijver op 9.271 m³ vastgelegd. Samen

met de grachten zorgt dit voor een aanwezig buffervolume van 10.452 m³. Dit is dus ruim

onvoldoende. Er zal in dit geval zowat 2.253 m³ water extra in de Eggelsgracht stromen. Bovendien

werd hier gerekend met een grondwaterpeil op 19.40 m T.A.W.. Dit is een erg onzekere factor. Stel

dat het grondwaterniveau bijvoorbeeld 20 cm hoger zou zijn dan geschat, heeft dat tot gevolg dat

niet 2.253 m³ extra in de Eggelsgracht terechtkomt, maar zowat 5.000 m³ bij een bui met

terugkeerperiode van 10 jaar.

We moeten wel opmerken dat bij deze berekeningen een aantal veiligheidsfactoren in rekening

gebracht werden. Zo werd nergens rekening gehouden met infiltratie. Bij een vijver is infiltratie iets

waar zeker moeilijk op te rekenen valt. Zo krijgt men steeds slibafzetting op de bodem die de

Page 76: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 66

infiltratie na verloop van tijd sterk zal bemoeilijken. Maar op de schuine hellingen van de vijver en

zeker in de grachten kan infiltratie weldegelijk een grote invloed hebben.

Een tweede veiligheid die ingebouwd werd is het blusbekken. Daarmee werd geen rekening

gehouden, hoewel het ook een buffervolume bevat van bijna 2.000 m³.

De conclusie hierbij is dus dat dankzij de ingebouwde veiligheid misschien wel voldaan is aan de

vereiste buffervolumes, maar dat er een te grote onzekerheid zit in de berekeningen die uitgevoerd

werden. Vooral het grondwaterpeil is hier een belangrijk punt waar zeker meer onderzoek naar

nodig is.

Simulatie

Met behulp van het computerprogramma Infoworks werd een simulatie uitgevoerd, voor zowel hoge

grondwaterstand (19,40 T.A.W.) als voor lage grondwaterstand (19,00 T.A.W.). Hierbij werd de

Eggelsgracht stroomafwaarts van het bufferbekken meegerekend over een afstand van ca. 3 km.

Ondanks de voldoende buffering die berekend werd, treedt er toch een kleine overloop op bij hoge

grondwaterstand bij buien met een terugkeerperiode van 10 jaar. Dit komt wellicht omdat er geen

rekening gehouden werd met het buffervolume van de gracht en omdat er kleine verschillen zijn

opgetreden bij het ingeven van de oppervlaktes in het PC-programma. Bij buien van een

terugkeerperiode van 20 jaar (dit is groter dan de terugkeerperiode van 10 jaar waarvoor het

ontwerp gebeurde) zal 2.846 m³ over de overloop passeren. De gevolgen hiervan zijn dat op 3

plaatsen stroomafwaarts overstromingen voorkomen. Dit zijn plaatsen waar er vernauwingen in het

grachtprofiel zijn. Er wordt geconcludeerd dat er geen problemen zullen optreden omdat er in de

simulatie uitgegaan werd van een worst case:

- Het ophouden van het water in de grachten werd niet meegerekend.

- Het effect van infiltratie werd niet meegeteld.

- De extra buffering als gevolg van de overdimensionering van het blusbekken werd niet

beschouwd.

- Volgens het inrichtingsplan is sprake van 10.200 m³ buffervolume in plaats de 9.505 m³ uit de

berekeningen.

De stad Turnhout heeft bovendien al aangegeven dat het de vernauwingen gaat wegwerken. In de

studie wordt er daarom van uit gegaan dat de overstromingsproblemen daarmee opgelost zijn.

Indien in de praktijk zou blijken dat de capaciteit toch nog te laag is, zijn de mogelijke voorgestelde

maatregelen de aanleg van groendaken of het voorzien van bijkomende buffercapaciteit door

uitbreiding van het bufferbekken of het blusbekken. Dit kan ofwel door het bufferbekken in

Page 77: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 67

oppervlakte te vergroten, ofwel door met behulp van dijken rond het bufferbekken de capaciteit te

verhogen.

Opmerkingen

Uitgaande van de gegevens waarmee de berekeningen gedaan werden, zullen de veiligheidsfactoren

die vermeld worden er wellicht voor zorgen dat er inderdaad geen problemen optreden, zelfs niet

voor een terugkeerperiode van 20 jaar.

Het grote probleem is natuurlijk dat er uit gegaan werd van een aantal foute gegevens. We hebben

bepaald dat bij een bui met terugkeerperiode van 10 jaar zo’n 2.253 m³ buffervolume tekort is.

Vandaar geeft de simulatie voor een terugkeerperiode van 20 jaar (met 2.846 m³ overloop) een idee

van wat er zal gebeuren bij een werkelijke bui met terugkeerperiode van 10 jaar. Hierbij zijn er echter

niet zoveel veiligheidsfactoren meer, enkel het extra buffervolume van het blusbekken en de

infiltratiecapaciteit blijven over. Opnieuw kan een kleine schommeling in het grondwaterpeil grote

gevolgen hebben voor het buffervolume en eventuele overstromingen afwaarts.

Ook de laatste veiligheidsfactor die aangehaald wordt, is fout. Dat er in het inrichtingsplan sprake is

van een ander buffervolume komt omdat men daar geen rekening gehouden heeft met de 2 niveaus

van het bufferbekken. Het volume uit de berekeningen is dus correct.

Men stelt dat door het wegwerken van de vernauwingen door de stad Turnhout de

overstromingsproblemen opgelost zijn. Dat is erg voorbarig. De problemen op die 3 specifieke

plaatsen met vernauwingen zullen dan weggewerkt zijn, maar dit kan elders voor problemen zorgen.

Het zal nodig zijn om de simulatie te herhalen met juiste gegevens waarbij vooral een correcte

hoogte van het grondwaterpeil cruciaal is.

Bosbuffer

Tussen het nieuwe industrieterrein en de nabijgelegen woonwijk Zevendonk wordt een bosbuffer

voorzien om de overgang van de woonwijk naar de industriezone lichter te maken. Zo wordt het

uitzicht van de bewoners niet verstoord door de nieuwe fabrieksgebouwen.

Page 78: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 68

Figuur 4.14: overzicht met bosbuffers

Deze zone wordt dan wel gebruikt als groenzone, maar ook op het vlak van de waterhuishouding kan

ze een belangrijke functie vervullen. In een deel van deze zone wordt natuurlijk al het bufferbekken

voorzien, maar misschien kunnen de meer noordelijke zones ook gebruikt worden om wat meer

infiltratie toe te laten in het project. Het bufferbekken is natuurlijk al gelegen in deze zone, en die

laat wel infiltratie toe. Het is wel zo dat de plaats waar dit bufferbekken komt, gelegen is in het

gebied waar de bodem net het minst infiltrerend is van de volledige projectzone (zie ook figuur 4.8).

Maar het valt zeker te begrijpen dat het bufferbekken daar geplaatst wordt, aangezien dit op vele

vlakken de meest ideale locatie is. Bovendien wordt er ook niet op infiltratie gerekend bij de

berekeningen, waardoor het voor de berekeningen althans niets aan de situatie zou veranderen.

Page 79: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 69

4.3 Besluit

Het grootste probleem bij het uitvoeren van dit project is het gebrek aan betrouwbare gegevens in

verband met het grondwaterpeil. Het volledige dossier gaat uit van een grondwaterpeil van 19,40

T.A.W.. Hierbij werd een sondering gehanteerd waarvan de waarde bijzonder twijfelachtig is. Niet

alleen dateert deze uit 1967, ze is ook uitgevoerd buiten het terrein. Ik vind het onbegrijpelijk dat

voor zo’n dossier zo weinig metingen worden gedaan. Het volledige dossier steunt op dit ene peil en

als dit niet blijkt te kloppen, wordt de volledige waterhuishouding onderuit gehaald. Er gaat

misschien kostbare tijd en geld verloren bij zo’n onderzoek, maar hier zijn betere gegevens absoluut

noodzakelijk. Bij een fout in het gehanteerde waterpeil worden alle berekeningen op het vlak van de

waterhuishouding onderuit gehaald. Bij een lager peil dan voorzien zal dit enkel voor een

overdimensionering zorgen, waardoor de gevolgen niet zichtbaar zullen zijn, maar bij een hoger peil

dan waarmee gerekend werd, kunnen de gevolgen veel zwaarder zijn. Overstromingen afwaarts van

het projectgebied zijn dan niet uit te sluiten. Men probeert deze onzekerheid in het project op te

lossen door heel wat veiligheidsfactoren mee te rekenen. Zo wordt geen rekening gehouden met de

buffercapaciteit in het blusbekken en met infiltratie. Het zou veel beter zijn om, met betrouwbare

gegevens, hier wel rekening mee te houden en dan een meer correcte grootte van het bufferbekken

te bekomen.

Een andere fout die gemaakt wordt, zit in de berekening van de buffering bij de bedrijven. Men

vermeldt dat het de bedoeling is dat de bedrijven maximaal 10 l/s/ha mogen lozen naar de R.W.A. en

de rest ter plaatse moeten bufferen. De buffering die gevraagd wordt, is veel te klein en heeft een

overloop naar een infiltratievoorziening die de bedrijven moeten voorzien op hun terrein. De

infiltratievoorziening zal bijzonder groot moeten zijn om een terugkeerperiode van 10 jaar te

respecteren. Er komt geen overloop naar de R.W.A. en dit terwijl het volledige ontwerp met het

bufferbekken er net op gedimensioneerd is om het water bij een regenbui met overloop te kunnen

bufferen. De oplossing is om wel een overloop te voorzien naar de grachtenstructuur in plaats van op

het eigen terrein.

Een ander probleem is dat de getalwaardes dikwijls verschillen vertonen tussen het verslag en de

berekeningen. Deze verschillen zijn meestal niet significant, waardoor de gevolgen niet groot zijn,

maar het lijkt toch beter om deze op elkaar af te stemmen om verwarring te vermijden. Dit kan door

betere communicatie tussen de mensen die de berekeningen uitvoeren en de mensen die het verslag

opstellen.

Page 80: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 4: Gevalstudie Turnhout 70

Voorts worden de principes van de watertoets omgekeerd gehanteerd. Er wordt eerst gekozen voor

vertraagde afvoer in de bedrijven en pas indien de buffercapaciteit niet volstaat wordt er geloosd

naar een infiltratievoorziening. Het hergebruik zal ook miniem zijn aangezien het water in de

hemelwaterput vertraagd wordt afgevoerd en de hemelwaterput bijgevolg meestal leeg zal zijn.

Een positief punt is wel dat in het dossier alle kaarten van de watertoets aan bod komen. Dit lijkt

soms misschien een formaliteit, maar er kunnen heel wat gegevens uit afgelezen worden.

Page 81: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 71

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies

5.1 Project

Het gaat natuurlijk om 2 verschillende projecten: in Evergem wordt een gebied verkaveld om er een

woonwijk te bouwen terwijl in Turnhout een industriezone wordt gebouwd. Maar los van het latere

doel van het project is het waterprobleem wel gelijkaardig: er wordt een grote hoeveelheid verharde

oppervlakte gebouwd. Het huidige grondgebruik is agrarisch, waardoor infiltratie de belangrijkste

manier is waarop het water wordt afgevoerd. Na het verharden is er veel minder infiltratie mogelijk

en dreigt een te snelle afvoer naar de nabijgelegen waterloop (respectievelijk de Hindenplas en de

Eggelsgracht). Dit kan zowel zorgen voor grotere piekdebieten als voor een grotere afgevoerde

waterhoeveelheid.

In beide projecten wordt er een opsplitsing gemaakt tussen privédomein en publiek domein.

5.2 Aanpak waterproblemen

De aanpak van de waterafvoer van de verharde oppervlakte is enigszins verschillend. De

voorgeschreven aanpak bestaat erin om de bestaande situatie zo goed mogelijk te behouden. Voorts

wordt hergebruik als beste oplossing aangegeven, vervolgens geeft men de voorkeur aan infiltratie

en tenslotte kan het water gebufferd worden om het vertraagd af te voeren.

In Evergem wordt dit principe op het privédomein erg goed gevolgd. Eerst wordt het water naar een

hemelwaterput geleid waar het kan hergebruikt worden. Bij deze hemelwaterput is een overloop

voorzien naar een infiltratievoorziening met argexkorrels. Op het openbaar terrein is hergebruik wat

moeilijk. Hier wordt gekozen voor volledige infiltratie, door de grachtenstructuur zoveel mogelijk te

behouden wordt niet alleen de infiltratie gehandhaafd maar ook de manier van infiltreren.

De principes die in Evergem gehanteerd worden stemmen dus helemaal overeen met de

voorschriften bij de Stedenbouwkundige verordening [11].

In Turnhout is de aanpak anders. De nadruk wordt er eigenlijk gelegd op vertraagde afvoer. Daar zijn

vooral op het gemeenschappelijke deel een aantal voorzieningen voor aangelegd met als

voornaamste het bufferbekken. De bedrijven zelf moeten wel een hemelwaterput installeren

waarvan het water kan dienen voor hergebruik. Deze hemelwaterput moet de bedrijven echter

vooral voorzien van een bepaalde buffercapaciteit. Om deze capaciteit beschikbaar te houden, moet

de hemelwaterput dus leeggemaakt worden bij droge periodes om een volgende bui te kunnen

opvangen. Op die manier blijft er nog weinig over van de mogelijkheid tot hergebruik. Ook infiltratie

komt niet zoveel aan bod. De mogelijke overloop die gebruikt wordt op ieder individueel bedrijf is

Page 82: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 72

niet effectief omdat er een overloop naar de R.W.A. moet voorzien worden in overeenstemming met

de andere delen van het ontwerp. Voorts is ook het bufferbekken en een deel van de bosbuffer

gebouwd in grond die minder infiltratiegevoelig is. In de berekeningen wordt de infiltratie niet

meegerekend, dit zorgt voor een veiligheidsmarge. Het lijkt beter om er wel rekening mee te houden

en geen willekeurige veiligheidsmarge in te voeren maar meer accurate berekeningen te maken.

Wat de verklaring is van de verschillende aanpak, is moeilijk te zeggen. Het terrein in Turnhout bevat,

in tegenstelling tot het gebied in Evergem, een aantal stukken die minder infiltratiegevoelig zijn.

Vandaar is een infiltrerende oplossing iets minder aangewezen. Het grootste deel van het gebied laat

echter wel infiltratie toe. Vooral het gebrek aan hergebruik is hier een aderlating.

Bij de invoering van de watertoets werden een aantal informatiedagen georganiseerd om de mensen

die de watertoets moeten uitvoeren op de hoogte te stellen van de materie. Dit was zowel centraal

als per provincie. Bij het bekijken van de presentaties die gegeven zijn in de verschillende provincies

valt op dat in Oost-Vlaanderen sterk de nadruk gelegd wordt op de Gewestelijke Stedenbouwkundige

verordening [11] inzake hergebruik, infiltratie en vertraagde afvoer. In de gegeven uiteenzetting in de

provincie Antwerpen komt dit niet aan bod. Het zou echter te voorbarig zijn om het verschil in

aanpak daaraan te wijten. Het kan een factor zijn die meespeelt, maar zeker niet de bepalende

factor.

In Evergem werd ook door de waterbeheerder opgelegd dat alle water ter plaatse moest blijven en

niets vertraagd afgevoerd mocht worden. Vandaar is het logisch dat gekozen werd voor hergebruik

en infiltratie.

5.3 Uitgevoerde studies

In Evergem werd een infiltratiestudie uitgevoerd door de Bodemkundige dienst van België. In

Turnhout werd geen studie uitgevoerd om parameters te bekomen. Er gebeurde wel een simulatie

om de invloed op de afwaarts gelegen waterloop te kennen bij verschillende terugkeerperiodes.

Dat er in Evergem een infiltratiestudie uitgevoerd werd, is zeker een goede zaak. Het probleem is dat

de resultaten nog niet nauwkeurig genoeg zijn. Door de seizoenale schommelingen van 0,5 tot

1 meter is het moeilijk in te schatten wat het hoogste peil van het grondwater zal zijn. In Turnhout

werd zelfs geen onderzoek gedaan naar het grondwaterpeil en zijn de berekeningen gebaseerd op

een erg oude sondering.

Zowel in Evergem als in Turnhout is het gebruikte waterpeil heel belangrijk in de berekeningen.

Eigenlijk zijn alle aangeboden oplossingen gebaseerd op dat peil, indien daar een fout in zit, zal dat

dan ook zware gevolgen hebben. In Evergem is het peil waar men vanuit gegaan is zeker fout. Men

Page 83: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 73

heeft namelijk het gemiddelde peil uit de infiltratiestudie gehanteerd (terwijl een plaatselijk peil voor

de privé-infiltratie logischer zou zijn) zonder rekening te houden met de seizoenale schommelingen.

Het is in beide projecten aangewezen om een bijkomende studie uit te voeren waarbij dan het

grondwaterpeil op verschillende tijdstippen en op verschillende plaatsen gemeten wordt. Zo kan een

beter profiel van de grondwaterhoogte met variaties opgesteld worden. Dit zal een kosten- en

tijdsrovende bezigheid zijn, maar het is hier wel absoluut noodzakelijk. De simulatie die in Turnhout

is uitgevoerd, is zeker nuttig. Door de verkaveling en de ermee gepaard gaande verharde oppervlakte

krijgt de Eggelsgracht meer water, waardoor er overstromingsgevaar dreigt. Probleem bij die

simulatie is dat er uit gegaan wordt van foute randvoorwaarden. Ook hier werden opnieuw

willekeurig een aantal veiligheidsfactoren ingevoerd om een eventuele foute inschatting van het

grondwaterpeil te compenseren en dit is geen goede werkwijze. De ingevoerde veiligheidsfactoren

(bijv. verwaarlozen infiltratie, geen rekening houden met buffering in grachten en in blusbekken)

kunnen bij een serieuze fout op het waterpeil ook geen soelaas bieden. Er wordt ook erg snel over de

conclusies van de simulatie gegaan. Er worden op 3 plaatsen overstromingen vastgesteld, maar men

gaat er vanuit dat deze problemen opgelost zijn door het wegnemen van de vernauwingen. De

consequenties daarvan op de rest van de gracht worden niet bekeken.

De algemene conclusie is dat er veel meer aandacht moet besteed worden aan voorafgaand

onderzoek voor men gaat ontwerpen.

5.4 Communicatie

Bij de uitvoering zijn in beide projecten een aantal mensen betrokken. In Evergem was de gemeente

natuurlijk betrokken partij, voorts was er ook de watering ‘De Burggravenstroom’ die als

waterbeheerder zijn invloed had evenals de projectontwikkelaars (vooral NV Matexi en NV Bostoen).

De berekeningen werden uitgevoerd door het studiebureau Irtas en de infiltratiestudie door de

Bodemkundige Dienst van Belgie. Dat zijn heel wat verschillende partijen en het is dan ook erg

belangrijk dat er een goede communicatie bestaat tussen alle betrokkenen.

Bij het opstellen van het dossier werd een charrette georganiseerd, waarin alle betrokken partijen

een week intensief gaan samenwerken. De deelnemers waren hierover erg enthousiast. Het is zeker

ook een voordeel dat door de intensieve samenwerking en de korte tijdsperiode iedereen in die

week veel meer met het project bezig is en er niet telkens allerlei zaken moeten opgefrist worden.

Het blijkt ook dat de berekeningen en de toelichting van het project goed op elkaar afgestemd zijn.

Het enige probleem dat ik hier vaststel (wat misschien aan de communicatie te wijten is), is de

uitvoering en het gebruik van de infiltratiestudie. Niet alle partijen zijn op de hoogte van en

beschikken over de infiltratiestudie, terwijl dat toch belangrijke informatie is. De problemen die zijn

Page 84: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 74

opgetreden met de interpretatie van deze studie kunnen ook hieraan te wijten zijn. Zo vermeldt de

studie dat het gebied eerder ongeschikt is voor de aanleg van infiltrerende afvoerbuizen en

soortgelijke systemen terwijl dat net het systeem is dat gebruikt wordt voor de waterafvoer onder de

wegenis.

Ook bij het beschouwen van het grondwaterpeil werd geen rekening gehouden met de

grondwaterschommelingen terwijl die toch als ‘vrij belangrijk’ worden gecatalogeerd in de studie

(0,5-1m).

In het project van Turnhout zijn er heel wat minder betrokken partijen. Het IOK voert zelf zijn

berekeningen uit en heeft ook het MER-ontheffingsdossier opgesteld. Er was natuurlijk wel overleg

met een aantal betrokkenen, maar alle berekeningen en keuzes voor de waterafvoer gebeurden door

het IOK zelf. Toch merken we dat er een aantal kleine verschillen voorkomen in de cijfers die vermeld

worden in het dossier en de waardes die in de berekeningen gehanteerd worden. De reden hiervoor

is dat het dossier en de berekeningen door 2 verschillende personen werden uitgevoerd. Wellicht

werden de berekeningen nog wat aangepast terwijl de bekomen waardes al doorgegeven waren. Het

gaat hier telkens om kleine verschillen die in principe geen significante invloed gaan hebben op het

verloop. Bij grote verschillen zou er wellicht wel gecommuniceerd worden omdat het hier om 2

mensen binnen hetzelfde bedrijf gaat. Toch lijkt het beter om de cijfers zoveel mogelijk op elkaar af

te stemmen zodat daaromtrent zeker geen problemen ontstaan.

Bij het dossier in Turnhout zijn alle watertoetskaarten bijgevoegd. Dit is zeker een pluspunt, want er

is heel wat informatie uit te halen. In Evergem zijn deze kaarten nergens opgenomen. Bij het

hanteren van het vraaggestuurde watertoetsinstrument zijn deze kaarten normaliter wel gebruikt,

maar zeker in een dossier dat zoveel betrokkenen telt, lijkt het beter om deze in het verslag over de

waterhuishouding op te nemen.

5.5 Opmerkingen bij berekeningen

Bij de uitgevoerde berekeningen is een en ander fout gelopen.

In Evergem is vooral het grondwaterpeil telkens verkeerd gekozen. Men rekent op een

grondwaterpeil dat onder de infiltratievoorzieningen blijft, terwijl dat helemaal niet zo is. Volgens de

infiltratiestudie kunnen we de hoogste grondwaterstand op ongeveer een halve meter onder het

maaiveld verwachten. Dat is een pak hoger dan de onderkant van de infiltratieoplossingen op

privéterrein (1,2m diep) en onder de wegenis (1,4m diep). Op het privédomein worden argexbakken

voorzien. Er wordt geen rekening gehouden met het volume van de argexkorrels. Ook wordt een

gemiddelde infiltratiecapaciteit gebruikt in plaats van een plaatselijke en is de gehanteerde

Page 85: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 75

infiltratieoppervlakte erg optimistisch. Dit alles zorgt ervoor dat de voorziene oplossingen

ruimschoots tekort schieten.

Ook in Turnhout werden een aantal fouten gemaakt. Bij de berekening van de verharde oppervlakte

werd een onderschatting gemaakt terwijl bij volumebepaling van het bufferbekken een overschatting

gebeurde. Deze 2 vaststellingen zorgen voor een minder gunstige situatie dan diegene die in het

dossier voorgesteld wordt. Er worden in de berekeningen heel wat zaken verwaarloosd. Zo rekent

men nergens op infiltratie en wordt het blusbekken, dat door overdimensionering behoorlijk wat

water kan bufferen, niet meegerekend. Op die manier lijkt men een vals gevoel van veiligheid te

scheppen. Het is beter om alles exacter te berekenen en dan een veiligheidsmarge toe te passen in

plaats van willekeurig een aantal zaken te verwaarlozen als ‘veiligheidsfactor’.

Een andere merkwaardige vaststelling is dat het dossier toch wat tegenstrijdigheden bevat. Enerzijds

wordt voldoende buffering voorzien om de uitstroom te beperken tot 5 l/s/ha met deels buffering in

de bedrijven en buffering in het bufferbekken. Dit alles is zo gedimensioneerd dat met een overloop

van het bedrijf naar de RWA voldoende gebufferd kan worden. In het dossier vermeldt men echter

dat er geen overloop naar de RWA voorzien wordt, maar een overloop op eigen terrein waar dan

eventueel een infiltrerende oplossing moet aangelegd worden. Het is me niet helemaal duidelijk hoe

zo’n tegenstrijdigheid in het dossier is terecht gekomen.

5.6 Conclusies met betrekking tot de watertoets

De watertoets is sowieso een instrument dat nodig was om het decreet Integraal Waterbeheer in de

wetgeving in te passen zodat er vanaf nu bij iedere ingreep toch op zijn minst aandacht geschonken

wordt aan het watersysteem. De meningen van de personen met wie ik in deze thesis in contact

kwam, zijn gematigd positief. De meesten merken op dat de bewustwording van de

waterproblematiek al van voor de watertoets dateert, zeker in de overstromingsgevoelige gebieden.

De watertoets biedt wel een aantal instrumenten aan waardoor het eenvoudiger is om de effecten

op het watersysteem stap voor stap te bekijken zonder dat iets over het hoofd gezien wordt. De

waterproblematiek wordt iets toegankelijker dankzij het instrument.

De principes van de stedenbouwkundige verordening (waterhuishouding zoveel mogelijk behouden;

eerst hergebruik en infiltratie en dan buffering) zijn wel overal gekend, maar de toepassing ervan is

niet overal even nauwkeurig (Turnhout). Door de georganiseerde informatiedagen zijn er wel

inspanningen geleverd om de uitvoerders bewust te maken van de wetgeving en de richtlijnen.

Misschien moet dit initiatief in de toekomst op regelmatige basis herhaald worden om er toch de

aandacht op te vestigen. Maar natuurlijk ligt een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de

Page 86: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 76

uitvoerders van de watertoets en de makers van een project. Ze moeten niet alleen weet hebben van

de richtlijnen, maar ze ook toepassen.

Dat de nodige studies niet of onvoldoende werden uitgevoerd, stemt tot nadenken. Het heeft

wellicht weinig effect om op informatiedagen op deze studies te hameren. De belangrijkste redenen

waarom de studies niet uitgevoerd worden, zijn tijd en geld. Het kost tijd om de watertafel en de

schommelingen ervan te meten. Maar het tijdsgebrek mag hier eigenlijk niet veel rol spelen. Er wordt

meestal te laat in een project beslist dat zo’n studie uitgevoerd moet worden. Omwille van de lange

goedkeuringsprocedures die er bij de meeste projecten zijn, zal een project in principe geen

vertraging oplopen door het bijkomend onderzoek als de studie snel genoeg aangevat wordt. Dat

wordt ook aangetoond in het project van Evergem. De infiltratiestudie is gebeurd op 27 juni 2007

terwijl de charrette plaatsvond van 17 tot 22 februari 2008. Door de charrettevorm gaat het hier

eigenlijk nog om een behoorlijk snel uitgevoerd project. Er is dus zeker tijd genoeg om voldoende

informatie te verwerven.

Het probleem van de kostprijs is moeilijker te verhelpen. In het project in Evergem werd de

infiltratiestudie betaald door Matexi NV, een van de projectontwikkelaars. Die bereidheid is echter

niet altijd aanwezig bij de uitvoerders. Misschien moet er op Vlaams niveau eens naar een oplossing

gezocht worden door eventueel een deel van de onderzoeken mee te betalen. De verkregen

informatie kan altijd nog nuttig blijken voor andere doeleinden. Bovendien kunnen heel wat andere

problemen (vb. overstromingen) vermeden worden door beter onderzoek en juistere gegevens.

Op het vlak van communicatie kan de watertoets weinig veranderingen aanbrengen. Door de

watertoets eenvoudig en toegankelijk te maken, kan vermeden worden dat iemand zich moet

specialiseren in de watertoets. Zo kunnen de betrokkenen zelf die watertoets uitvoeren. Omdat ze

zelf bezig zijn met het project kunnen fouten daarom tot een minimum beperkt worden. Ik ben

echter van mening dat met het watertoetsinstrument al een bijzonder eenvoudige toepassing

beschikbaar is. Ze is erg toegankelijk, ook voor mensen die er nog geen ervaring mee hebben. Op dat

vlak zijn er dus niet meteen veel verbeteringen nodig maar misschien moet er wel een verplichting

komen om de watertoetskaarten op te nemen in de rapportering. Ze komen wel voor in de

toepassing van bijvoorbeeld het watertoetsinstrument, maar door ze ook nog eens op te nemen in

het rapport, geven ze toch een snelle controle van een aantal gegevens.

Tenslotte zijn er nog de berekeningen. De grootste fouten in de bestudeerde projecten zaten

eigenlijk in de berekeningen. Het is echter moeilijk om daar met behulp van de watertoets iets aan te

doen. Er kunnen op de website van de watertoets eventueel een aantal standaardberekeningen

geplaatst worden met nadruk op de belangrijke details waarop moet gelet worden en de veel

Page 87: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 5: vergelijken gevalstudies 77

gemaakte fouten. Het probleem dat dan wellicht zal opduiken is dat de berekeningen dikwijls

gewoon gekopieerd worden. Als er randvoorwaarden anders zijn dan in het voorbeeld, wordt dat

sneller over het hoofd gezien dan wanneer men de berekeningen zelf uitvoert.

De watertoets blijft enkel een hulpmiddel. Het zorgt ervoor dat alle aspecten van de

waterhuishouding bekeken worden en geeft aan welke zaken belangrijk zijn binnen een project,

maar omdat ieder project zo verschillend is, moeten de berekeningen telkens apart uitgevoerd

worden. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de uitvoerder van de watertoets om juist om te

gaan met de uitvoering en erg kritisch te zijn bij het maken of controleren van de berekeningen.

Fouten bij de berekeningen zijn niet bij voorbaat uit te sluiten.

Page 88: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 6: Besluit 78

Hoofdstuk 6: Besluit Na uitvoering van de masterproef kunnen een aantal conclusies getrokken worden over de

watertoets.

Eerst en vooral dient benadrukt te worden dat de watertoets een nuttig en nodig instrument is. Het

zorgt er voor dat er bij het verlenen van een vergunning wettelijk aandacht moet besteed worden

aan de waterhuishouding. Het valt niet uit te sluiten dat er fouten gebeuren en dat er daarom

overstromingsproblemen ontstaan, maar zo is er op zijn minst een verantwoordelijke.

Het is de taak van de watertoets om zo eenduidig mogelijk te zijn, zodat het instrument zelf geen

aanleiding geeft tot het maken van fouten. Hiervoor zijn al heel wat inspanningen geleverd en vooral

de website van de watertoets met het vraaggestuurde watertoetsinstrument en de

watertoetskaarten is erg toegankelijk. Daarnaast waren de infodagen bij de invoering van de

watertoets zeker een goed initiatief. Het kan wel nuttig zijn om zo’n dagen in de toekomst op

regelmatige basis te herhalen zodat de beginselen van de watertoets benadrukt worden.

De bestudeerde gevalstudies uit de masterproef bevatten wel heel wat fouten, vooral in de

berekeningen.

In Evergem wordt de uitgevoerde infiltratiestudie niet goed geïnterpreteerd, waardoor de

aangeboden oplossingen niet voldoende zijn om waterproblemen te vermijden. In Turnhout is er

helemaal geen onderzoek gedaan naar het grondwaterpeil en de inschatting ervan is erg onzeker.

Omdat het volledige project op deze onzekere inschatting gebaseerd is, kan dit zware gevolgen

hebben als het peil niet overeenstemt met de werkelijkheid. Een globale opmerking is dan ook dat er

veel meer inspanningen moeten geleverd worden om correcte data te verzamelen omdat die

onontbeerlijk zijn voor de goede uitwerking van de projecten.

De aard van oplossingen (hergebruik, infiltratie) is in Evergem zeker een pluspunt. Alleen door de

berekeningsfouten voldoen deze oplossingen niet. De infiltratiekratten die onder de wegenis

gebruikt worden zijn geen goede oplossing, maar ik vind wel dat er sowieso voor infiltratie moet

gekozen worden. Enkel de dimensionering moet beter.

In Turnhout zouden er misschien meer inspanningen moeten geleverd worden om hergebruik en

infiltratie in het project te integreren. Op dit moment ligt de nadruk teveel op de vertraagde afvoer.

Ook hun voorstel tot infiltratie op het bedrijventerrein is bizar omdat dit niet overeenstemt met de

rest van het ontwerp.

Page 89: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Hoofdstuk 6: Besluit 79

Kortom, de watertoets is een erg goed instrument en het zorgt zeker voor een bewustwording van

de waterproblemen. De precieze aanpak zal echter altijd door de uitvoerende instanties worden

gekozen, waardoor het instrument niet alle fouten bij voorbaat kan uitsluiten.

Page 90: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Bijlage: Sondering Turnhout 80

Bijlage: Sondering Turnhout

Page 91: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Referenties 81

Referenties

[1] http://www.vmm.be

Website van de Vlaamse Milieu Maatschappij

Raadpleging februari 2009

[2] Rekening houden met water in de ruimtelijke ordening: de watertoets en andere elementen uit

het decreet integraal waterbeleid door Prof Dr. P. Meire, M. Goris

mei/juni 2004

[3] http://www.ciwvlaanderen.be

Informatie over het Integraal Waterbeleid

Regelmatige raadpleging gedurende de volledige uitvoering van de masterproef

[4] Belgisch Staatsblad 30 oktober 2006: Uitvoeringsbesluit voor de toepassing van de watertoets

[5] De watertoets voor plannen, programma’s en vergunningen

dr. Ann Carette

26 september 2006

[6] http://www.waterloketvlaanderen.be

Website met algemene informatie over de watertoets en het decreet Integraal Waterbeleid

Eerste raadpleging november 2008

[7] Cursus Milieurecht

Prof. dr. L Lavrysen

2008

[8] http://www.watertoets.be

Algemene website met allerlei informatie over de watertoets

Regelmatig raadpleging gedurende de volledige uitvoering van de masterproef

[9] Uitschrijven van richtlijnen ten behoeve van Vlaamse plannenmakers en vergunningsverlenende

overheden ten behoeve van de watertoets

Achtergronddocument bij de richtlijnen voor de vergunningverlener

door Michaël Van Rompaey, Marc Sas, Bruno Samain, Katelijne Verhaegen, Elke Claus, Peter De

Smedt

30 mei 2005

[10] http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets/

Website met de watertoetskaarten

Regelmatige raadpleging gedurende de volledige uitvoering van de masterproef

[11] Gewestelijke stedenbouwkundige verordening (besluit van de Vlaamse Regering)

1 oktober 2004

Page 92: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige

Referenties 82

[12] Resultatenbundel Charrette Evergem-Droogte

Initiatief van NV Matexi / NV Bostoen

17-22 februari 2008

[13] http://www.vvpw.be

Website met informatie over de vereniging van Vlaamse Polders en Wateringen

Raadpleging november 2008

Contactpersoon bij watering de burggravenstroom: Dhr. Dirk Van den Hauwe

[14] Infiltratiestudie Gemeente Evergem- verkaveling Droogte

door E. Bomans – W. Beliën (Bodemkundige Dienst van België vzw)

In opdracht van Matexi

augustus 2007

[15] Toelichting bij de Code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen door dr. ir.

G. Vaes, ir. R. Bouteligier, ir. G. Luyckx, dr. ir. P. Willems, prof. J. Berlamont

[16] Berekening infiltratievoorzieningen en buffering: project Evergem-Droogte

Studiebureau Irtas

Contactpersoon bij Irtas: Dhr. Alain Koppen

[17] http://www.argex.eu

Website van de firma Argex met informatie over de argexkorrels

Contactpersoon bij de firma argex: Dhr. Wout Thevelin

Raadpleging april-mei 2009

[18] http://be.wavin.com

Website van de firma Wavin met informatie over de infiltratiekratten

Contactpersoon bij firma Wavin: Dhr. Edouard Pelgrims

Raadpleging april 2009

[19] Verzoek tot ontheffing milieueffectenrapportage: gemengd regionaal bedrijventerrein Veedijk

Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen

ir. Stijn Sneyers – Liselotte Raes

december 2008

[20] Inrichtingsplan Gemengd Regionaal Bedrijventerrein

Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen

ir. Stijn Sneyers

27 januari 2009

[21] http://dov.vlaanderen.be

Website waarop alle sonderingen en boringen in Vlaanderen beschikbaar zijn

Raadpleging maart-april 2009

Page 93: Instrumenten ter bevordering van de integratie …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/418/233/RUG01-001418233...Peter Van de Veire, Diensthoofd gemeentewerken, voor zijn hulp en bereidwillige