INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE...

24
Conferentie van 2 juli 2010 INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de sociaaleconomische actoren Bijdrage van de sociale gesprekspartners die zitting hebben in de CRB, de SERV, de ESRBHG en de CESRW

Transcript of INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE...

Page 1: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

Conferentie van 2 juli 2010

INNOVATIE EN ONDERNEMINGENRol van de sociaaleconomische actoren

Bijdrage van de sociale gesprekspartners die zitting hebben in de CRB, de SERV, de ESRBHG en de CESRW

Page 2: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE
Page 3: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

3

INHOUD

1. DEEUROPESEPROGRAMMA’SVOORO&OENINNOVATIEALSANTWOORDOPDEMAATSCHAPPELIJKEUITDAGINGEN. . . . . . . . . . . . . . 4

Probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Aanbevelingen voor Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

2. DEVALORISATIEVANDEO&O-RESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

Probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Aanbevelingen voor Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

3. DEVERRUIMINGNAARNIET-TECHNOLOGISCHEINNOVATIE. . . . . . . . . . 16

Probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Aanbevelingen voor Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

4. CLUSTERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20

Probleemstelling Probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Aanbevelingen voor Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

Page 4: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

4

1.DEEUROPESEPROGRAMMA’SVOORO&OENINNOVATIEALSANTWOORDOPDEMAATSCHAPPELIJKEUITDAGINGEN

1.DEEUROPESEPROGRAMMA’SVOORO&OENINNOVATIEALSANTWOORDOPDEMAATSCHAPPELIJKEUITDAGINGEN

Probleemstelling

Europa en de lidstaten worden geconfronteerd met een aantal grote uitdagingen. Vooreerst is er de financieel-economische crisis, die resulteerde in een verlies aan welvaart en jobs. Maar naast de crisis kent Europa ook een structureel gebrek aan nieuwe activiteiten en jobs met een hoge toegevoegde waarde. De Lissabonstrategie moest hier een antwoord op bieden, maar leidde vooralsnog niet tot het verhoopte resultaat. Het is belangrijk dat de EU2020-strategie hier verandering in brengt en effectief zorgt voor een transformatie in de richting van een slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze omschakeling vereist een antwoord op een aantal grote uitdagingen, waarvan er een aantal hieronder worden weergegeven:

> De huidige economische groei is heel CO2-intensief, met de gekende gevolgen voor het kli-

maat; het verminderen van de CO2-uitstoot en het aanpassen aan de gevolgen van de kli-

maatverandering zijn dan ook twee grote uitdagingen van deze tijd.

> De huidige productiemethoden zijn nog sterk gebaseerd op het gebruik van fossiele brand-stoffen, energiebronnen die niet oneindig zijn. Bovendien is Europa op dit vlak sterk afhanke-lijk van andere landen.

> In 2020 zal 25% van de bevolking in de EU ouder zijn dan 65 jaar. De langere levensduur is positief en kan heel wat voordelen opleveren voor een maatschappij (vrijwilligerswerk door ouderen, hulp bij kinderopvang…). De vergrijzing brengt echter ook een aantal uitdagingen met zich op economisch vlak (sterke daling actieve bevolking en hoge pensioenkosten), op het vlak van gezondheidszorg (bv. Hoe mensen in staat stellen om thuis ouder te worden in de beste omstandigheden van autonomie?), van sociale integratie.

> Niet alleen vergrijzing vormt een probleem; vooral grootsteden worden ook geconfronteerd met het fenomeen van de vergroening van de bevolking. Dit vereist onder meer de inplanting op korte termijn van een aanzienlijk aantal scholen, crèches, sport- en culturele infrastructu-ren… in een dicht stedelijk gebied, wat innovatie vereist inzake het optimaal inrichten van de beschikbare ruimte alsook op het vlak van projectontwikkeling en projectfinanciering. Ook uitdagingen op het stuk van logistiek en transport, het beheer van mobiliteit van personen en goederen, de organisatie van tertiaire sectoren zijn belangrijk voor heel wat grootsteden.

> Ten slotte brengen innovatie en nieuwe technologieën zelf vaak ook uitdagingen met zich. Zo zijn de exponentiële vermeerdering van het aantal televisiekanalen, de introductie van het internet… positief voor het aanbod van informatie. Deze media brengen echter ook een aan-tal gevaren mee, zeker voor kinderen en adolescenten. Een te lange blootstelling van deze groep aan deze media kan leiden tot concentratiestoornissen, leermoeilijkheden, gezond-heidsproblemen, beïnvloeding door reclame…

Page 5: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

5

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

Deze uitdagingen vragen antwoorden, waarvoor beleidsmaatregelen nodig zijn op diverse terreinen: opleiding/onderwijs, cultuur, onderzoek, economie, leefmilieu, stedenbouwkunde, ruimtelijke ordening… De technologische en niet-technologische innovatie bevindt zich op het kruispunt van die verschillende actieterreinen. Ze moet het immers mogelijk maken nieuwe of verbeterde producten, diensten, methoden en procedés te ontwikkelen die bijdragen tot het vinden van economisch en sociaal verantwoorde oplossingen. Aangezien heel wat uitdagingen gemeenschappelijk zijn voor de lidstaten van de EU, heeft het Europese innovatiebeleid hier zeker een rol te spelen.

AanbevelingenvoorEuropa

MEERMIDDELENVOORINNOVATIEGERICHTOPMAATSCHAPPELIJKEUITDAGINGEN

Investeringen in O&O en innovatie zijn cruciaal voor het aangaan van heel wat maatschappe-lijke uitdagingen. De sociale partners ondersteunen dan ook ten volle de herbevestiging van de 3%-doelstelling in de EU2020-strategie. Het is echter cruciaal dat zowel de bedrijfswereld als de overheden hun deel van deze doelstelling ook effectief halen in 2020. Een goede opvolging en tijdige bijsturing indien de doelstelling niet wordt bereikt, zijn daarom onontbeerlijk. Het is bovendien belangrijk dat Europa het goede voorbeeld geeft en dat het belang van O&O en inno-vatie weerspiegeld wordt in de structuur van het Europese budget.

Ter wille van de efficiënte aanwending van de middelen is het nodig prioriteiten te stellen en te focussen op transversale uitdagingen waarmee het geheel van de lidstaten geconfronteerd wordt. Het is hierbij belangrijk om niet alleen aandacht te hebben voor de huidige uitdagingen, maar ook voor de uitdagingen van de toekomst. Er moet dus worden nagedacht over de manier waarop men de meest dringende en belangrijkste maatschappelijke uitdagingen kan identifice-ren. Europa is ongetwijfeld het best aangepaste niveau om de maatschappelijke uitdagingen in kaart te brengen, dankzij een prospectieve benadering die de ervaringen van de verschillende lidstaten verenigt, in dialoog met derde landen.

Bij de selectie van de prioritaire maatschappelijke uitdagingen dienen zoveel mogelijk stake-holders van zowel publieke als private sectoren te worden betrokken. Het is hierbij belangrijk om ook groeperingen uit het middenveld (bv. werknemers-, milieu- en ontwikkelingsorganisa-ties) inspraak te geven. Het middenveld voelt immers goed aan welk draagvlak er in de brede samenleving bestaat voor innovatieve toepassingen.

Ook al zijn heel wat maatschappelijke uitdagingen gemeenschappelijk voor de lidstaten en is het dus nuttig om deze doelstellingen op Europees niveau na te streven, toch zijn bepaalde (onder-delen van) uitdagingen meer nationaal of regionaal. Het EU-beleid moet daarom geen exclusief beleid zijn. De EU zou wel een toegevoegde waarde kunnen leveren door de initiatieven van de verschillende landen zichtbaar te maken, opdat gebieden met dezelfde problemen gezamenlijk initiatieven kunnen ontwikkelen.

Bij het kiezen van de prioriteiten dient Europa ook rekening te houden met de vraag hoe bestaande en nieuwe technologieën kunnen bijdragen aan het antwoord op de maat-schappelijke uitdagingen. Technology watch en technology assessment (die ook reke-ning houdt met de sociale acceptatie van innovaties) zijn daarom belangrijke processen.

Page 6: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

6

1.DEEUROPESEPROGRAMMA’SVOORO&OENINNOVATIEALSANTWOORDOPDEMAATSCHAPPELIJKEUITDAGINGEN

Europese initiatieven op dit vlak moeten verder worden ondersteund en versterkt. De resultaten van de Europese activiteiten moeten ook worden verspreid naar de lidstaten, opdat nationale en regionale beleidsmakers ze kunnen gebruiken voor hun eigen activiteiten rond technology watch en technology assessment en ze kunnen integreren in hun innovatiestrategie.

BETERECOÖRDINATIEVANEUROPEES,NATIONAALENREGIONAALBELEID

Innovatie is een ingewikkeld proces, waarbij tal van actoren zijn betrokken en waarvan de bevordering onder verschillende bevoegdheidsniveaus valt: regio’s, staten, Europese Unie. Tien jaar na de lancering van de Lissabonstrategie wijst alles erop dat de complementariteit van de strategieën die de verschillende overheden hebben uitgetekend niet optimaal werd georgani-seerd en/of dat het antwoord van de actoren op het terrein onder de verwachtingen is gebleven. Men moet dringend de rol van elke interveniënt in het innovatieproces duidelijk omschrijven, rekening houdend met zijn behoeften en zijn mogelijkheden, en op deze basis bepalen wat het innovatieproces binnen de Europese Unie in het verleden heeft afgeremd. Volgens de sociale gesprekspartners moet deze oefening worden gemaakt vooraleer men het innovatiebeleid kan definiëren. De Europese Commissie (EC) geeft daar overigens de grote lijnen van aan in haar mededeling “Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”.

In het algemeen pleiten de sociale partners voor een betere coördinatie van het Europese, nationale en regionale beleid, niet alleen inhoudelijk (bv. coördinatie bij de keuze van prioritaire maatschappelijke uitdagingen), maar ook op het vlak van de instrumenten. Zo zouden bijvoor-beeld de Gezamenlijke Technologie-initiatieven regionale structuren moeten integreren - zoals concurrentiepolen en clusters - en niet alleen individuele ondernemingen. Dit vereist een per-manente dialoog tussen Europa, de lidstaten en de regio’s. De sociale partners raden aan na te denken over de wijze waarop men dit overleg kan structureren en er terzelfder tijd op toe te zien dat het evenwicht tussen de belangen van zowel de industriële sectoren als de lidstaten wordt nageleefd.

Dit streven naar verticale coherentie zou de horizontale samenhang, d.w.z. tussen de regio’s en/of de lidstaten, gemakkelijker moeten maken en zo de comptabiliteit van de financiële steun-mechanismen en dus ook de efficiëntie van de bestaande instrumenten moeten vergroten. Zo zou een gezamenlijke financiering van concurrentiepolen aan weerszijden van een grens meer supranationale samenwerkingsverbanden mogelijk maken dan in de huidige situatie. Europa zou op dit vlak als een katalysator kunnen werken.

DIRECTEONDERSTEUNINGVANO&OENINNOVATIE:VEREENVOUDIGINGENBETEREONDERLINGEAFSTEMMINGVANEUROPESEPROGRAMMA’S

In Europa bestaan momenteel verschillende instrumenten die gericht zijn op de directe onder-steuning van O&O en innovatie: de kaderprogramma’s (KP’s), het Programma voor concurren-tievermogen en innovatie (CIP), het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie, EUREKA, de structuurfondsen, de interventies van de Europese Investeringsbank. De sociale partners pleiten voor een betere onderlinge afstemming van deze programma’s, zowel inhoudelijk - de verschillende programma’s moeten zich richten op de prioritaire maatschappelijke uitdagingen - als praktisch. Ook de vereenvoudiging van en een betere communicatie over de programma’s

Page 7: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

7

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

zijn noodzakelijk, evenals een sterkere sensibilisering van kmo’s. Een aantal concrete standpun-ten van de sociale partners zijn de volgende:

> Het is belangrijk dat de Europese programma’s alle fasen van de innovatieketen (onderzoek - ontwikkeling - innovatie - commercialisering) beslaan, wat vereist dat missing links worden ingevuld en overlappingen worden weggewerkt. Er moeten ook sterkere bruggen komen tussen de diverse instrumenten. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat de oproepen tot het voor-stellen van de verschillende programma’s op elkaar afgestemd worden, zowel qua tijdstip als qua thema’s.

> Om de fragmentatie van het onderzoekslandschap tegen te gaan, pleiten de sociale partners voor de herintegratie van de kaderprogramma’s met hun zusterprogramma’s (de publiek-pri-vate partnerships (PPP’s), het Programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) en de gezamenlijke technologie-initiatieven (JTI)) in één overkoepelend programma. Een geheel van regels voor al deze programma’s samen is wenselijk. Nadien heeft elk programma de mogelijkheid hiervan af te wijken als dringende redenen dit rechtvaardigen. Bovendien blijft elk programma vrij om een keuze te maken uit de vastgelegde thema’s en behoudt het dus zijn specifiek karakter wat de inhoud, maar niet wat de vorm betreft.

> Een analyse van de deelnemers aan de kaderprogramma’s leert dat daar weinig bedrijven – in het bijzonder kmo’s - bij zijn. Bovendien daalt de deelname van kmo’s en wordt de doel-stelling van 15% niet gehaald. Kmo’s die hebben deelgenomen aan KP6 of KP7 tonen zich nochtans heel tevreden over deze ervaring. Het blijft dus een uitdaging om bedrijven op een kostenefficiënte manier toegang te geven tot Europees onderzoek en kennis. Het Europese project KAPPA-Health, dat een evaluatie maakte van de factoren die belangrijk zijn voor een succesvolle deelname van kmo’s aan het kaderprogramma inzake gezondheid, is dan ook een waardevol initiatief. In het algemeen pleiten de sociale partners voor minder adminis-tratieve lasten, vereenvoudigde procedures en kortere selectieprocedures voor de kader-programma’s. Momenteel zijn de beheersregels van de kaderprogramma’s te talrijk, te vaag en vatbaar voor interpretatie. Er dient eveneens over te worden gewaakt dat de financiële selectiecriteria geen onoverkomelijke hindernis zijn voor jonge bedrijven met internationale ambities. De kmo’s geven er ook de voorkeur aan deel te nemen aan projecten van kleine of middelgrote omvang, die men gemakkelijker kan beheren.

> Er is nood aan betere communicatie over de programma’s. De EC publiceerde in septem-ber 2008 een nuttig document met informatie over bestaande financieringsmogelijkheden (A practical guide to EU funding opportunities for Research and Innovation). Om deze informatie bij de bedrijven te brengen is er echter nood aan mensen die het lokale/regionale economisch weefsel goed kennen en op die manier potentiële deelnemers in contact kunnen brengen met het meest geschikte steunschema. Voor de uitvoering van deze taken dienen de nationale contactpunten (NCP’s) voor de kaderprogramma’s nauw samen te werken met lokale actoren (sectorfederaties, collectieve onderzoekscentra, competentiepolen…). De sociale partners vragen echter ook een verdere ontwikkeling van complementariteit en synergieën tussen de netten van de nationale contactpunten en het Enterprise Europe Network (EEN). Concreet vragen ze dat het EEN de KP- en CIP-dossiers zou signposten aan de NCP’s, die, behalve voor de KP’s, ook bevoegd worden voor het CIP.

Page 8: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

8

1.DEEUROPESEPROGRAMMA’SVOORO&OENINNOVATIEALSANTWOORDOPDEMAATSCHAPPELIJKEUITDAGINGEN

NOODAANEENHORIZONTAALINNOVATIEBELEID

Voor de efficiënte aanpak van maatschappelijke uitdagingen dient veel belang te worden gehecht aan de uitbouw van een horizontaal geïntegreerd innovatiebeleid. Een dergelijk beleid impliceert niet enkel dat het innovatiebeleid open staat voor maatschappelijke doelstellingen, maar ook dat innovatie - en bijgevolg de maatschappelijke uitdagingen - integraal deel uitmaken van het beleidskader in elk beleidsdomein. Zo zullen bijvoorbeeld scholing en vorming cruciaal zijn om de arbeidsmarkt klaar te maken voor innovatie, kan het milieubeleid een belangrijke trigger zijn voor technologische verandering…

Een belangrijk instrument voor het voeren van een horizontaal innovatiebeleid is het innova-tief aanbesteden gericht op economische en maatschappelijke uitdagingen. De vaststelling dat jaarlijks in Europa voor miljoenen euro’s aan openbare aanbestedingen worden uitgeschreven, suggereert dat de techniek van innovatief aanbesteden heel wat toekomstpotentieel heeft. Een belangrijke voorwaarde is dat wordt voortgebouwd op bestaande sterktes. Bij het opzetten van dergelijke programma’s is het ook belangrijk om voldoende oog te hebben voor de toegang van kmo’s. Amerika, waar 25% van het totale aanbestedingsbudget wordt gereserveerd voor kmo’s, is op dit vlak een goed voorbeeld. Europa moet het kader voor dergelijke aanbestedingen ver-sterken door de nog bestaande juridische en financiële knelpunten weg te werken. Daarnaast moet het zorgen voor de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten.

Voorts vragen de sociale partners dat Europa voldoende aandacht besteedt aan normen en standaarden, instrumenten die een heel belangrijke rol kunnen spelen bij het stimuleren van innovatie. Het is essentieel dat Europa voldoende proactief is op dit vlak en dat alle stakeholders, inclusief de partijen die vaak over minder middelen en tijd beschikken om deel te nemen aan deze processen, zoals kmo’s, ngo’s…, zo veel mogelijk worden betrokken bij het vaststellen van normen en standaarden.

Zoals in de inleiding reeds werd vermeld, is het ook van belang dat voldoende aandacht uit-gaat naar de negatieve gevolgen van bepaalde (technologische) innovaties. Specifiek voor het potentieel negatieve effect van multimedia op de leermogelijkheden van jongeren, ondersteu-nen de sociale partners de Europese richtlijn over audiovisuele mediadiensten, die een rapport oplegt met betrekking tot de graden van mediaopvoeding in de verschillende lidstaten, waarin de kwantitatieve en kwalitatieve regels voor reclame tussen kinderprogramma’s zullen worden geëvalueerd. De sociale partners zouden zelfs willen pleiten voor een verbod op reclame tijdens uitzendingen voor kinderen. Tevens willen ze aan Europa een bijzonder voluntaristisch beleid vragen t.a.v. de reclameverspreiders uit andere lidstaten die de strenge regels van de ontvan-gende lidstaten omzeilen.

Page 9: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

9

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

Page 10: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

10

2.DEVALORISATIEVANDEO&O-RESULTATEN

2.DEVALORISATIEVANDEO&O-RESULTATEN

Probleemstelling

Op het vlak van innovatie bestaat wat men de “Europese paradox” noemt. Europa slaagt er immers niet goed in onderzoeksresultaten in concrete commerciële producten/diensten en/of nieuwe ondernemingen om te zetten. Door dit gebrekkige valorisatievermogen gaat heel wat potentiële toegevoegde waarde voor de economie en de samenleving verloren, wat ook nefast is voor het behoud en a fortiori de creatie van werkgelegenheid.

Verschillende oorzaken kunnen dit gebrekkige valorisatievermogen verklaren. Vooreerst is er de kloof tussen de wetenschappelijke en de economische specialisaties. Het innovatiesysteem faalt inderdaad in het afstemmen van onderzoek en ontwikkeling in kenniscentra op innovatie in de bedrijven. Deze oorzaak hangt samen met de structuur van de economie. Regio’s of lan-den met een relatief klein aantal mediumhigh- en hightechsectoren hebben zich doorheen de jaren vooral gespecialiseerd in de meer traditionele mediumlow- en lowtechsectoren. Dit zijn de sectoren die weinig kennisintensief zijn en de sectoren met een minder hoge kennisinhoud. Ze worden vooral gedreven door procesinnovatie om de kostenstructuur onder controle te houden. Kostencompetitiviteit op basis van procesinnovatie wordt echter steeds moeilijker omdat het kennis betreft die in hoge mate imiteerbaar is. Bovendien houden een gebrekkige kennisver-spreiding, een zwakke samenwerkingscultuur en een weinig ontwikkelde ondernemingsgeest deze paradox in stand.

Op basis van deze vaststelling richten de sociale partners zich dus tot Europa om hieraan een mouw te passen door de betrekkingen tussen het bedrijfsleven en de onderwijs- en onder-zoekswereld beter aan te moedigen, door de open innovatie te bevorderen, door het kennisab-sorptievermogen van de ondernemingen te verbeteren, door de ondernemingsgeest te ontwik-kelen, door risicokapitaal toegankelijker te maken, door te investeren in ICT, door de markten te ondersteunen…

AanbevelingenvoorEuropa

DEBETREKKINGENTUSSENHETBEDRIJFSLEVENENDEONDERWIJS-ENONDERZOEKSWERELD

: : SamenwerkingHet is van fundamenteel belang om samenwerkingsverbanden tussen de ondernemingen (met name de kmo’s) en de universiteiten/hogescholen tot stand te brengen. Belangrijk is dat samen-werking nog meer en nadrukkelijker in de innovatiebeleidsmaatregelen geïntegreerd wordt. Op deze manier worden de interactie tussen en de complementariteit van de actoren versterkt, wat een betere kennisdoorstroming tot gevolg heeft. Ze vormen bovendien vaak de basis voor toekomstige, meer formele kennisstromen, zoals personeelsuitwisseling, contractresearch en O&O-samenwerking.

In Europa maken de gezamenlijke technologische initiatieven het in zekere mate mogelijk om een dergelijk strategisch samenwerkingsproces in te stellen. Niettemin vragen de sociale part-ners dat dit proces wordt versterkt.

Page 11: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

11

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

Het verrichten van onderzoekswerkzaamheden in partnerschap kan de ondernemingen immers beter in staat stellen om de resultaten van O&O-activiteiten die in de onderzoeksinstellingen werden ondernomen optimaal te valoriseren. Deze onderzoekswerkzaamheden zullen effi-ciënter worden uitgevoerd als ze steunen op echte samenwerkingsverbanden, die de kennis samenbrengen en de prestaties in globo verhogen, dan op uitbesteding. Tegen deze achter-grond moeten duidelijke regels op het vlak van het delen van de intellectuele eigendom worden gedefinieerd. Europa zal voor een referentiekader ter zake moeten zorgen.

In deze materie vragen de sociale partners ook bijzondere aandacht te besteden aan de kmo’s, te meer daar deze 99% van de Europese ondernemingen uitmaken. Deze bedrijven hebben vaak een beperkte of geen O&O-bestaffing, waardoor de kennis die afkomstig is uit kennisin-stellingen niet direct bruikbaar is. De Europese programma’s dienen hier voldoende rekening mee te houden door samenwerkingsverbanden tussen, enerzijds, de kmo’s en, anderzijds, de hogescholen en de onderzoekscentra, waarvan de activiteiten beter met de behoeften van deze ondernemingen stroken, te bevorderen.

Daarnaast moet ook de bemiddeling worden versterkt. Hoewel op dit vlak in heel wat Europese regio’s al inspanningen werden geleverd, vragen de sociale gesprekspartners dat de Europese strategie zou berusten op de instrumenten die op het lokale niveau werden ingesteld en de samenwerkingsverbanden zou stimuleren.

De bestaande instrumenten op Europees niveau (Proton, EEN, Europe Innova…) zouden moe-ten worden geëvalueerd om ze te verhelderen en de efficiëntie ervan te verbeteren. Dit proces moet leiden tot een volwaardige Europese bemiddelingsvoorziening die uit de verschillende nationale en regionale bemiddelingsvoorzieningen is samengesteld.

Bepaalde lidstaten hebben originele methoden ontwikkeld om de contacten tussen de univer-siteiten/hogescholen en de ondernemingen te organiseren. De Europese Unie zou nuttig werk leveren door een vergelijkende evaluatie van deze initiatieven te verrichten, om zo goede prak-tijken te kunnen definiëren.

: : Mobiliteit van werknemersHet zijn de individuen die de kennis bezitten. Zij zijn dus de sleutelelementen om informatie door te geven. Daarom vragen de sociale partners meer mobiliteit van het personeel tussen de wetenschappelijke wereld en de bedrijfswereld. De link tussen onderzoek en innovatie kan concreet worden gelegd via de versterking van programma’s waardoor ondernemingen een beroep kunnen doen op een onderzoeker om het technologische potentieel te versterken en, omgekeerd, een doctoraalstudent in een industriële omgeving aan zijn proefschrift kan werken.

De sociale gesprekspartners vragen dat het Leonardo-programma zichtbaar wordt versterkt, omdat één van de doelstellingen ervan bestaat in de “bevordering en versterking van de bij-drage van de beroepsopleiding tot het vernieuwingsproces ter vergroting van het concurrentie-vermogen en het ondernemerschap, mede met het oog op nieuwe werkgelegenheidskansen; in dit verband wordt er bijzondere aandacht besteed aan de bevordering van samenwerking tussen opleidingsinstellingen, met inbegrip van universiteiten, en ondernemingen, met name kmo’s.”

Page 12: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

12

2.DEVALORISATIEVANDEO&O-RESULTATEN

Er zijn verschillende hindernissen voor de mobiliteit van personeel tussen de wetenschappe-lijke wereld en de bedrijfswereld. Een aantal voorbeelden zijn: verschil in evaluatiecriteria, in statuten, in pensioenregelingen… Deze problemen zijn nog erger in het geval van internationale mobiliteit. Er werd over deze thematiek al heel wat beraadslagingen gevoerd. Daarom vragen de sociale partners dat beslissingen worden genomen opdat niets de mobiliteit nog in de weg staat. De onderzoeksloopbanen over de grenzen heen kunnen hierbij een eerste stap zijn.

DEOPENINNOVATIE

Open innovatie is een nieuwe vorm van samenwerking die in een globaliserende wereld steeds meer opgang zal maken. Ze steunt op een eenvoudige vaststelling : er is meer intelligentie en bekwaamheid buiten een onderneming dan erbinnen. Door de toegenomen impact van de con-sument en de verhoogde concurrentiedruk kunnen de ondernemingen de ontwikkelingen, de technologie en de wetenschap immers niet meer intern uitvoeren omdat dit te duur is en ze dan hun kansen dreigen te missen.

Voor de sociale gesprekspartners lijkt het eveneens van fundamenteel belang dat de gebruikers, die het best in staat zijn om producten en diensten te evalueren, hun innoverende ideeën ken-baar kunnen maken om deze producten en diensten te verbeteren. Zo zou Europa een website kunnen opstarten, die dienst doet als platform waar deze gebruikers hun ideeën kunnen uitwis-selen en waar terzelfder tijd hun intellectuele eigendom wordt gevrijwaard.

De open innovatie neemt dus de vorm aan van een ecosysteem, waar alle deelnemers onderling van elkaar afhankelijk zijn en elkaar iets kunnen bijbrengen en waarbij de grootste uitdaging erin bestaat de intellectuele eigendom op een gezonde wijze te beheren.

Dit des te meer omdat de toegang tot de intellectuele eigendom een belangrijke factor vormt bij het creëren van nieuwe activiteiten. Het huidige Europese octrooi vertoont echter duidelijke tekortkomingen en is in contradictie met het steeds verder streven van Europa naar een Euro-pese eenheidsmarkt. Er is dan ook dringend nood aan een gemeenschapsoctrooi dat goedko-per en eenvoudiger is. In afwachting hiervan is het belangrijk dat alle leden van het Europese octrooisysteem - waaronder België - het “London protocol”, dat de vereisten op het vlak van vertaling sterk vermindert, zo snel mogelijk ratificeren.

Mocht het gemeenschapsoctrooi niet haalbaar zijn, zou het vaststellen van convergerende cri-teria een alternatief kunnen zijn opdat men het beginsel van de wederzijdse erkenning van de nationale octrooien kan toepassen. In afwachting van een antwoord pleiten de sociale partners voor de invoering van een voorkeurtarief voor de kmo’s, zoals dit al het geval is met het Ame-rikaanse systeem USPTO en het Japanse systeem JPO.

Als octrooirechten eenmaal werden toegekend, is het belangrijk dat gehandhaafd kunnen wor-den. Er is nood aan rechtsbedeling die rechtszekerheid biedt tegen een redelijke kostprijs en binnen een redelijke termijn. Dit is momenteel niet het geval ; wanneer in verschillende landen een inbreuk op een octrooi wordt vastgesteld, moet in elk land afzonderlijk geprocedeerd wor-den. Daarom moet worden gewerkt aan een Europees gecentraliseerde geschillenregeling voor octrooien.

Page 13: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

13

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

HETVERMOGENVANDEONDERNEMINGENOMKENNISOPTENEMEN

De technologieoverdracht en de kennisverspreiding tussen gebruikers en ontwikkelaars zijn de aspecten van innovatie die de grootste impact op de economische groei kunnen hebben.

Voor bedrijven is het belangrijk op de hoogte te zijn van de meeste recente technologische ont-wikkelingen. De toegang tot informatie is dus van fundamenteel belang, maar blijkt een ingewik-keld proces te zijn voor de ondernemingen die maar weinig tijd en financiële middelen hebben. Daarom pleiten de sociale partners voor meer inspanningen op het vlak van technologywatch. Europese initiatieven op dit vlak moeten verder worden ondersteund en versterkt, maar de resultaten van deze initiatieven moeten ook voldoende worden verspreid naar de lidstaten. Een betere netwerking tussen de Europese en de nationale technologywatchers is in die zin cruci-aal. Om dit absorptievermogen van de ondernemingen zo goed mogelijk te valoriseren, is het bovendien noodzakelijk dat de arbeidskrachten voldoende gekwalificeerd zijn om deze nieuwe kennis te kunnen verwerken. Hiertoe moet men de vermogens op het vlak van levenslang leren verder ontwikkelen en voortgezette opleiding als steunpunt nemen.

DEONDERNEMINGSGEEST

De ondernemingsgeest maakt het mogelijk over te gaan van ideeën naar daden om kennis om te zetten in een winstgevende activiteit. Hiertoe moet hij wel samengaan met creativiteit en/of innovatie, het nemen van risico’s, het vermogen om te beheren…

De ondernemingsgeest is cruciaal voor de vernieuwing van de structuur van de Europese eco-nomie in de richting van een kenniseconomie. In deze context is het van belang dat Europa de ondernemers een kader biedt dat minstens even gunstig is als dat wat voor hen in de rest van de wereld bestaat.

De sociale partners vragen dus dat de initiatieven die Europa al heeft genomen om dit probleem op te lossen (bv. de “Small Business Act”) beter worden ondersteund en door alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd. Een specifieke aanpak van Europa (een programma op Europees vlak) voor de Young Innovative Companies, een kleine groep van bedrijven met radicale innovatie-projecten die het hoofd bieden aan problemen die hun eigen zijn, is eveneens wenselijk.

Indien men ondernemerschap en innovatie wil aanzwengelen, is het belangrijk dat de onder-nemerszin van scholieren en studenten wordt gestimuleerd. Naar jongeren toe moeten acties worden gevoerd om hun de smaak van het ondernemen te geven en om hen het risicobeheer aan te leren. Er is nood aan een culturele omslag die de band tussen onderwijs, ondernemer-schap en innovatie erkent en stimuleert als voorwaarde voor welvaart en welzijn in de toekomst.

Voorts moeten ook de onderzoekers worden gesensibiliseerd en opgeleid inzake het oprichten en het beheren van een onderneming, zodat ze over de nodige instrumenten zouden beschikken om hun onderzoeksresultaten succesvol te exploiteren. Hiertoe zou het Europese handvest voor onderzoekers, dat de Europese Commissie in maart 2005 heeft aangenomen, moeten worden aangevuld met dit beginsel opdat het deel kan uitmaken van de verplichtingen die de werkge-vers moeten vervullen. Voor de tenuitvoerlegging van dit beginsel zouden maatregelen moeten worden genomen in het kader van het “Europees partnerschap voor onderzoekers”.

Page 14: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

14

2.DEVALORISATIEVANDEO&O-RESULTATEN

Naast acties m.b.t. het creëren van gunstige voorwaarden om ondernemingen op te richten en te ontwikkelen, met inbegrip van het sociaal ondernemerschap (toegang tot oriëntatiestructuren, tweede kanscultuur, toegang tot financiering…) en acties ten gunste van de ondernemingsgeest in het algemeen, vragen de sociale partners ook bijzondere aandacht voor het groeionderne-merschap en de ermee gepaard gaande maatregelen: oprichting van ervaren en meertalige beheersteams, steun voor beleidsvoering op het vlak van internationalisatie, toegang tot risi-cokapitaal, toegang tot de intellectuele eigendom…

TOEGANGTOTRISICOKAPITAAL

Risicokapitaal is een belangrijke hefboom voor ondernemerschap en innovatie. Het gebrek aan en/of een beperkte toegang tot risicokapitaal kunnen de efficiënte werking van een regionaal/nationaal innovatiesysteem danig afremmen. Vooral om deze reden verwachten de sociale gesprekspartners van Europa dat het de toegang tot risicokapitaal verbetert, opdat de onder-nemingen kunnen investeren en dus kunnen blijven innoveren en groeien in al hun ontwikke-lingsfasen.

Uiteenlopend nationaal beleid creëert significante marktfragmentatie, wat een negatief effect heeft op het verwerven van fondsen en investeringen binnen de Europese Unie. De sociale part-ners wensen dan ook dat zich een geïntegreerde markt van het risicokapitaal ontwikkelt in die zin dat de nationale verordenende kaders worden geharmoniseerd en de grensoverschrijdende belemmeringen uit de weg worden geruimd om het de ondernemers gemakkelijker te maken. Een efficiënte communicatiestrategie aangaande dit instrument is eveneens wenselijk.

INVESTERINGENINICT

Over het algemeen kan ICT op drie manieren een belangrijke rol spelen voor een regio. Een regio kan zich specialiseren in sectoren die ICT-goederen of -diensten voortbrengen. Deze sec-toren hebben,door voortdurende technologische ontwikkelingen de laatste jaren in het alge-meen een hoge productiviteitsgroei weten te realiseren en dragen daarmee rechtsreeks bij tot de macro-economische productiviteitsgroei (bv. de productie van mobiele telefoons door Nokia in Finland). ICT levert m.a.w. een directe bijdrage tot de economie van een land of regio door de toegevoegde waarde, werkgelegenheid, export enz. die de ICT-producerende sector zelf creëert.

Een regio kan niet alleen profijt trekken door ICT te produceren maar ook door ze breed toe te passen in het productieproces. ICT is een belangrijke faciliterende factor voor verschillende nieuwe diensten en producten, ook in de sociaalculturele sfeer (e-learning, e-government, e-health, e-security). ICT draagt op die manier bij tot de creatie van toegevoegde waarde, werk-gelegenheid, export enz. in de zogenaamde ICT-gebruikende sectoren. Dit indirecte effect is de laatste jaren steeds belangrijker geworden en algemeen wordt verwacht dat het in de toekomst sterker zal toenemen dan het directe effect. Tot slot kan toepassing van ICT externe effecten (bv. netwerkeffecten of spill-over effecten) hebben en is ze complementair met innovaties. Om ten volle de mogelijkheden van ICT te benutten, zijn ook niet-technologische innovaties in organisa-tie, logistiek en marketing vereist.

Page 15: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

15

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

Kortom, ICT is een belangrijk instrument voor de verspreiding van technologische kennis en is bovendien complementair met niet-technologische innovaties.

Om de invoering en de toepassing van ICT in alle segmenten van de maatschappij te stimuleren en te bevorderen, is er nood aan een actieplan met bijzondere aandacht voor de rol van de over-heid als innovatief aanbesteder en katalysator voor de verspreiding van nieuwe technologieën. Daarbij moet worden gewaakt over een efficiënte uitrol van het innovatief aanbesteden via een nauwe samenwerking en betrokkenheid van het bedrijfsleven.

ONDERSTEUNINGVANDEMARKTEN

De valorisatie van de O&O-resultaten zal maar kunnen slagen middels een maatschappelijke validatie door de markt van de producten en diensten die eruit zijn voortgevloeid. Dit houdt in dat de gebruikers (consumenten, ondernemingen, overheden) worden betrokken bij de eerste fasen van de ontwikkeling van producten en diensten, om zo de potentiële vraag beter te kun-nen bevatten. Hiertoe moeten methodes worden ingesteld waarmee de stilzwijgende behoeften van de individuen kunnen worden achterhaald, met naleving van de regels die de ethiek en de bescherming van het privéleven voorschrijven.

De sociale gesprekspartners wijzen op het belang van het hefboomeffect dat de overheden op de ontluikende en de veelbelovende markten moeten uitoefenen. Een belangrijk instrument hiervoor zijn de openbare aanbestedingen. Deze zouden een uitstalraam voor innoverende pro-ducten en diensten moeten kunnen zijn. In deze optiek zou men erop moeten toezien dat de procedures de opdrachtgevende ambtenaren in staat stellen om innoverende oplossingen in aanmerking te nemen. Maar ook de ontwikkeling van normen en standaarden zijn hiervoor belangrijke instrumenten. Zoals hierboven reeds werd vermeld, is het belangrijk dat Europa op dit vlak proactiever optreedt en ook de ‘zwakkere’ partijen (bv. kmo’s, ngo’s…) voldoende bij het proces betrekt.

In het algemeen is er nood aan een versterking, verdieping en uitbreiding van de interne markt. Open en competitieve - d.w.z. goed presterende - markten zijn essentiële drijfveren voor inno-vatie.

Page 16: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

16

3.DEVERRUIMINGNAARNIET-TECHNOLOGISCHEINNOVATIE

3.DEVERRUIMINGNAARNIET-TECHNOLOGISCHEINNOVATIE

Probleemstelling

De essentie van innovatie is vernieuwing en/of verbetering: van producten, diensten, processen of organisatievormen, markten, design, bedrijfsvoering, businessmodellen...

In het Europese innovatiebeleid lag de klemtoon lange tijd op het ondersteunen van de techno-logische innovatie. Sedert enkele jaren is er een kentering gekomen in de visie van de Euro-pese Commissie over innovatie en erkent men dat innovatie niet alleen door technologisch-wetenschappelijke kenniselementen wordt gecreëerd, maar tevens het gevolg kan zijn van en bevorderd kan worden door niet-technologische kenniselementen (gebruikersacceptatie, een aangepaste waardeketen, vormgeving, marketing- en distributieconcepten, sociale innovatie (bv. proces- en organisatieaanpassingen…).

Niet-technologische innovaties vormen meer en meer een essentiële factor van economisch succes van bedrijven, regio’s en landen. Eén van de niet-technologische innovaties die, als-maar meer de beleidsagenda halen, is de sociale innovatie op organisatieniveau, waarbij zowel hogere prestaties van de organisatie als een betere kwaliteit van de arbeid en de werkplek worden beoogd.

Daarnaast is de Europese Commissie zich ervan bewust dat innovatie in de dienstensector cru-ciaal is voor de concurrentiekracht van Europa, gelet op het toenemend belang ervan in het eco-nomische weefsel. En in de dienstensector is niet-technologische innovatie een zeer belangrijke vorm van innovatie.

Kortom, het concept “innovatie” krijgt een steeds ruimere invulling. Concepten verruimen vol-staat echter geenszins om deze ook effectief op het terrein ingang te doen vinden en te versprei-den. Hiervoor ligt onder meer voor de overheden een belangrijke faciliterende taak weggelegd. Eén van de cruciale sporen die moeten worden gevolgd om de verruiming van het concept “innovatie” ook daadwerkelijk op het terrein te concretiseren, is de adequate verruiming van het steunbaar innovatietraject.

Op Europees niveau (het zevende kaderprogramma, kaderprogramma voor concurrentievermo-gen en innovatie, Europees Sociaal Fonds, communautaire kaderregeling onderzoek&ontwikkeling en innovatie (2006)) werden reeds beleidsinitiatieven genomen ter verbreding en verlenging van het steunbaar innovatietraject.

Nochtans is een en ander voor verbetering vatbaar :

1 . Er is onvoldoende kennismanagement over niet-technologische innovaties

a) Er bestaat een ruime waaier van instrumenten op Europees niveau die de verruiming van het steunbaar innovatietraject kunnen invullen. Op dit ogenblik is het niet duidelijk welke instrumenten er zich het best toe lenen om de verruiming een effectieve en effici-ente invulling te geven.

b) De Europese overheden hebben geen efficiënt kennismanagementsysteem over niet-technologische innovaties. Dit kan een remmende factor vormen voor het introduceren ervan.

Page 17: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

17

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

2 . De kloof tussen technologische en niet-technologische innovatie blijft nog erg groot

a) Het accent ligt momenteel nog steeds op de ondersteuning en de bevordering van tech-nologische innovaties.

b) Niet-technologische innovatie is onvoldoende geïntegreerd in het Europese innovatiebe-leid. Het gebrek aan aandacht voor sociale innovatie is hiervan een illustratie. Aspec-ten als jobenrichment, opbouw en verloop van loopbaan, arbeidsorganisatie, life-work alance vormen nog grotendeels een braakliggend terrein. Er ontbreekt momenteel een strategische visie op de effectieve integratie van organisatie-innovatie in het beleid van de overheid.

3 . De concrete afbakening van de verbreding/verlenging van het steunbaar innovatietra-ject is onduidelijk

a) Er bestaat geen eenduidige omschrijving van “verruiming” ook niet op Europees niveau. Komen bijvoorbeeld ook louter niet-technologische innovatieactiviteiten voor steunver-lening in aanmerking of moet er steeds voldoende verwantschap zijn met technologisch georiënteerde activiteiten, zoals thans wordt vereist door de Europese Commissie?

b) Gekoppeld aan de begripsverwarring is het ook niet duidelijk in hoeverre het steunbaar traject effectief kan worden verbreed en/of verlengd. Er er ontbreekt m.a.w. een trans-parant en gestructureerd algemeen kader van waaruit de implementatie van de verrui-ming van het steunbaar innovatietraject wordt gestuurd.

AanbevelingenvoorEuropa

Europa wil en moet innovatie tot één van de speerpunten van zijn EU2020-strategie maken. Technologische innovatie is daarbij steeds de core of business geweest. De sociale partners pleiten ervoor dat de Europese Commissie, in haar vernieuwd communautair innovatiebeleid als onderdeel van de EU2020-strategie, een strategische visie ontwikkelt over de verankering van niet-technologische innovatie in het communautaire innovatiebeleid.

De sociale partners stellen vast dat de Europese Commissie de impact van niet-technologische kenniselementen op innovatie onderkent en zich tevens bewust is van de cruciale rol van de dienstensector. Nieuwe of verruimde concepten vergen echter een effectieve beleidsmatige vertaling. Ze pleiten daarom voor een adequate verruiming van het steunbaar innovatietraject.

Page 18: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

18

3.DEVERRUIMINGNAARNIET-TECHNOLOGISCHEINNOVATIE

Deze verruiming is volgens de sociale partners tweedimensionaal:

> De disciplinaire verbreding van de steunbare activiteiten van kennisontwikkeling en kennis-diffusie. Dit betekent dat ook een zuiver ‘niet-technologische kennisontwikkeling en/of ken-nisdiffusie’, in bepaalde vast te stellen omstandigheden, voor financiële steun in aanmerking zou kunnen komen. Hierin vervat zit de verbreding naar niet-technologische innovatie (bv. sociale innovatie, procesinnovatie…), andere sectoren (bv. diensten, non-profit en creatieve sectoren) en kennisdiffusie.

> De verlenging van het steunbaar innovatietraject over het ganse continuüm van onderzoeks-activiteiten, wat betekent dat niet alleen de ontwikkelingsfase, maar ook de 0&0-natrajecten (bv. gebruikersacceptatie, marktonderzoek) ondersteund zouden worden. Dit houdt in dat steun zou worden gegeven aan bedrijven om de resultaten van onderzoek en ontwikkeling naar de markt te brengen.

De bewustwording van de Europese Commissie dat innovatie méér is dan R&D, moet thans méér en diepgaander vertaald worden in een adequaat steunbaar innovatietraject, zowel in de breedte als in de lengte. De Europese Commissie moet daartoe een structureel beleidskader uitwerken waarin onder meer de volgende aspecten aan bod komen:

1 . Een hanteerbare definitie van steunbare niet-technologische innovaties

Een duidelijke, maar dynamische omschrijving van steunbare niet-technologische innova-tie. Deze definitie dient als omkadering voor de concrete integratie van niet-technologische innovaties in het steunbaar innovatietraject (zie 2). Zoals technologische innovatie is ook niet-technologische innovatie onderhevig aan allerlei ontwikkelingen.

De ontwikkeling van een hanteerbare definitie vergt strategische intelligentie en kennisma-nagementsystemen (zie 4) om onder meer best practices in de lidstaten te distilleren.

Voor het sociale onderdeel van niet-technologische innovatie, stellen de sociale partners de volgende invulling voor : “Sociale innovatie omvat concepten en toepassingen met betrek-king tot de processen inzake arbeidsorganisatie en bedrijfsvoering. Het doel is zowel de prestaties als de kwaliteit ervan duurzaam te verhogen. Deze concepten en toepassingen vloeien voort uit de visie en missie van de organisatie en komen tot stand in overleg met de (rechtstreeks) betrokkenen”.

2 . De concrete integratie van niet-technologische innovatie in het steunbaar innovatietraject .

Dit impliceert:

a) dat duidelijk wordt aangegeven hoe niet-technologische innovatie in het steunbaar inno-vatietraject zal worden geïntegreerd. De sociale partners pleiten daarbij, zoals al werd gezegd, zowel voor een verbreding als voor een verlenging van het steunbaar innova-tietraject;

b) een transparant evaluatiekader voor de beoordeling van niet-technologische innovatie-projecten die buiten de traditionele grenzen vallen. Hiertoe moet in de nodige compe-tenties worden voorzien;

Page 19: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

19

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

c) een accurate budgettaire inschatting van de verruimingsoperaties op Europees niveau. Dit vereist onder meer dat de Europese Commissie haar steuninstrumentarium in kaart brengt om zicht te krijgen op de lacunes en overlappingen in het steunbaar innovatie-traject. Het is immers van belang dat het overheidssteuninstrumentarium het volledige innovatietraject beslaat en niet dat alle instrumenten alle onderdelen van het innova-tietraject zouden ondersteunen. Op deze manier kan een optimale afstemming van het Europese steuninstrumentarium op en een efficiënte evenwichtige budgettaire allocatie naar het verruimde steunbaar innovatietraject worden uitgetekend;

d) alleszins financiële steunverlening voor niet-technologische vormen van innovatie die technologische vormen van innovatie ondersteunen en versterken (bv. versterking van de steun voor demonstratieprojecten). Voor niet-technologische innovaties die los staan van technologische innovatie is er nood aan een transparant beleidssteunkader met een aanpassing van de Europese staatssteunkaderregels in functie van het door Europa te definiëren en af te bakenen steunbaar innovatietraject. Dit impliceert dat de mogelijke steunvormen (fiscale instrumenten, subsidies, rentesubsidies…), de steunintensiteit, de steunplafonds, de steuncriteria, de modaliteiten en voorwaarden voor de verruimings-operaties duidelijk worden gereglementeerd. De nationale en regionale regelgevingen moeten vervolgens aan de Europese steunkaders worden aangepast. De creatie van een beter kader voor niet-technologische – bv. sociale – innovaties vergt bovendien een geïntegreerde en aangepaste beleidsbenadering.

3 . Een efficiënte communicatie over de verruimingsoperaties naar de ondernemingen

Ten aanzien van de ondernemingen is het evident dat een ruimere invulling van innovatie relevant is voor zowel industriële als dienstenbedrijven, voor grote en kleine bedrijven en voor zowel jonge bedrijven als gevestigde waarden. Men kan dus geen specifieke doelgroe-pen uitsluiten voor deze initiatieven, maar men kan wel nagaan op welke manier elk van deze doelgroepen het meest efficiënt worden bereikt. Netwerkvorming vormt een belang-rijk aspect bij het bevorderen van niet-technologische innovaties.

4 . De uitbouw aan strategische intelligentie en kennismanagementsystemen inzake niet-technologische innovaties op Europees niveau

De sociale gesprekspartners pleiten voor de oprichting van Europese competentiepolen inzake niet-technologische innovaties die zich toeleggen op kennisopbouw, -bundeling, -uit-wisseling en -valorisatie op Europees niveau, waarbij de Europese sociale partners zouden worden betrokken. Zo kan bv. een Europese competentiepool inzake sociale innovatie worden opgericht die analysen verricht en diagnosen stelt over de door de lidstaten gehan-teerde praktijken ter stimulering en ondersteuning van de niet-technologische innovaties. Hieruit kunnen vervolgens, op basis van evaluatie-indicatoren, de “best practices” worden gedistilleerd. Dit moet het mogelijk maken, enerzijds, doeltreffende instrumenten te ont-wikkelen en, anderzijds, de harmonisatie van de praktijken in de lidstaten te bevorderen. De sociale partners kunnen op die manier hun rol verbreden tot proactieve, kennisrijke bronnen van aanmoediging en ondersteuning van organisatievernieuwing.

Page 20: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

20

4.CLUSTERING

4.CLUSTERING

Probleemstelling

Sinds het einde van de jaren 90 wordt een beleid gevoerd dat erop is gericht, enerzijds, de bestaande clusters te versterken en, anderzijds, ervoor te zorgen dat aan alle voorwaarden is voldaan opdat andere clusters het levenslicht zouden zien. Bijna alle lidstaten hebben bijzondere maatregelen ten gunste van clusters ontwikkeld.

Clusters zijn immers van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de open innovatie. Door de betrekkingen tussen de ondernemingen onderling en tussen de ondernemingen en de onderzoekskringen te organiseren, bevorderen ze de kennisverspreiding en de technologische overdracht binnen de hele productiestructuur. Ze leiden per definitie ook tot de ontwikkeling van samenwerkingsprojecten, die een antwoord bieden op het almaar ingewikkelder wordende innovatieproces.

Bovendien bevorderen clusters de verankering van de ondernemingen in de plaatselijke pro-ductiestructuur, waardoor ze de internationalisatie ervan vergemakkelijken en dragen ze bij tot de verbetering van het imago van een regio als investerings- en innovatiegebied.

De clusteringsinitiatieven zijn dus een belangrijk aspect van het regionale beleid, aangezien ze de groei en de concurrentiekracht van de regio stimuleren door in te spelen op synergieën en samenwerkingsverbanden tussen de betrokken actoren.

Er bestaan verschillende definities van een cluster. Wat men hiervan moet onthouden, is het volgende. Een cluster is:

> een geheel van zelfstandige ondernemingen en eventueel van geassocieerde instellingen> die werkzaam zijn in een bijzonder domein> die concurrenten kunnen zijn, maar die willen samenwerken> die over gelijkaardige of complementaire bekwaamheden beschikken.

Om goed te functioneren moet een cluster kunnen steunen op een daadkrachtige omgeving waar voor overheden, onderzoekscentra, federaties, dienstenstructuren, infrastructuren… een rol is weggelegd.

In 2009 heeft het Europese clusterobservatorium een lijst gemaakt van ongeveer 2000 statis-tisch relevante groepen, die samen 38% van de Europese werknemers in dienst hebben. Europa heeft dus geen tekort aan clusters, maar wordt gekenmerkt door een hardnekkige versnippering van de markt, zwakke banden tussen industrie en onderzoek en onvoldoende samenwerking binnen de EU. De Europese clusters hebben dus niet altijd de noodzakelijke kritieke massa en het innovatievermogen om duurzaam het hoofd te bieden aan de internationale concurrentie en om een wereldklasse te bereiken.

Op 5 november 2008 heeft de Europese Commissie haar mededeling over clusters gepubliceerd met als titel “Naar clusters van wereldklasse in de Europese Unie: uitvoering van een brede innovatiestrategie”. Deze mededeling tekent het kader uit waarmee betere complementariteiten en synergieën kunnen worden bereikt tussen de verschillende beleidsniveaus die concurrentie-

Page 21: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

21

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

polen en clusters opzetten.

Voorts heeft de Europese Unie instrumenten ontwikkeld om de transnationale samenwerking tussen clusters te ondersteunen: het “Europe Innova”-initiatief in het kader van het Programma concurrentievermogen en innovatie en het Europese clusterobservatorium.

Aanbevelingen

Er is voor Europa een fundamentele rol weggelegd om de creatie van clusters aan te moedigen door de regionale en nationale beleidsvoeringen aan te vullen en door de belemmeringen voor handel en mobiliteit in de Europese Unie te blijven wegwerken.

REGIONALEINITIATIEVENBEVORDEREN

In haar omkadering van de staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie hanteert de EU het principe de werking van de innovatiepolen te financieren tegen een degressief percentage van 100 tot 0% in 5 jaar. Ingeval van niet-degressieve steun wordt de duur ervan tot 5 jaar beperkt en mag deze 50% van de toelaatbare kosten niet overschrijden. Aangezien deze clusters of innovatie-polen belangrijke instrumenten voor het regionale economische ontwikkelingsbeleid zijn, vragen de sociale gesprekspartners zich af of het niet opportuun zou zijn dit stelsel te versoepelen en een grotere en langdurigere financiering van deze structuren door de overheid mogelijk te maken. Een dergelijke hervorming zou leiden tot meer samenhang tussen de Europese voorschriften en het steunbeleid dat de EU aanbeveelt en/of ontwikkelt.

DEVORMINGVANCLUSTERSOPEUROPESESCHAALSTIMULEREN

Europa moet de vorming van clusters op Europese schaal bevorderen in enkele domeinen die als prioritair worden beschouwd in het licht van de maatschappelijke uitdagingen waarvoor de EU staat (onderwijs en opleiding, energie, klimaatveranderingen, gezondheid, vergrijzing…). Deze domeinen moeten worden gekozen rekening houdend met de oplossingen die de tech-nologische ontwikkeling en de innovatie voor de geïdentificeerde problemen zouden kunnen vinden.

De grondslag van deze clusters zou een benadering moeten zijn die de economische en sociale uitdagingen verenigt om tot win-win-win-situaties te komen op het vlak van economie, maat-schappij en leefmilieu. Men zou moeten nadenken over de uittekening van een transversaal en geïntegreerd beleid dat het mogelijk maakt om binnen deze clusters ambitieuze projecten te ontwikkelen die zullen bijdragen tot een duurzame opleving van de Europese samenleving.

Tevens dient men te benadrukken dat het van belang zou kunnen zijn een duurzaam instrument te creëren dat gemachtigd is om de financiering van grensoverschrijdende clusters te organise-ren, te bevorderen en te waarborgen, door gebruik te maken van de mogelijkheden die de geo-grafische nabijheid van de betrokken partners biedt (verspreiding van « stilzwijgende » kennis).

Page 22: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

22

4.CLUSTERING

DESAMENWERKINGTUSSENCLUSTERSBEVORDEREN

Het Europese clusterobservatorium verstrekt de beleidsbepalers vergelijkbare informatie over de beleidsvoeringen inzake clusters en de relatieve krachten ervan in Europa.

Deze analysedienst ten behoeve van de lidstaten zou in de toekomst moeten worden uitgediept en verbeterd om de transnationale samenwerking tussen clusters te bevorderen. Zo moet dit instrument de gangmakers en de leden van de clusters werktuigen verschaffen aan de hand waarvan ze de mogelijke partnerschappen op Europees niveau gemakkelijk kunnen identifice-ren. Het komt er m.a.w. op aan de totstandkoming van echte netwerken van ondernemingen met de adequate kritieke massa te bevorderen. Deze zouden met name de toegang van de clusters tot de Europese O&O-programma’s moeten vergemakkelijken. Het is immers via de gezamen-lijke uitvoering van concrete projecten dat de samenwerking tussen clusters zich het best zal kunnen ontwikkelen, volgens een bottom-upbenadering.

Tevens zou het goed zijn banden te smeden tussen de clusters, de Gezamenlijke Technologie-initiatieven en de Technologieplatformen om tot een kruisbestuiving tussen deze verschillende voorzieningen te komen.

We moeten in gedachten houden dat de clusters zijn voortgesproten uit nationale of regionale initiatieven en als voornaamste doelstelling hebben het concurrentievermogen van hun leden te vergroten. De gemengde verhouding van samenwerking en concurrentie die de onderne-mingen van een nationale of regionale cluster verenigt, zal ook in het kader van samenwerking tussen Europese clusters tot uiting komen. Men zal dus een evenwicht moeten vinden tussen de activiteiten die in partnerschap worden uitgeoefend en de individuele activiteiten van de clus-ters, opdat de toenaderingsprocessen alle partijen ten goede komen.

Bovendien is het van belang de externaliteiten van de clusters te maximaliseren en te optima-liseren. Niet alle ondernemingen kunnen of moeten deel uitmaken van een cluster, maar deze heeft wel als taak het industriële weefsel dat tot zijn invloedssfeer behoort te stimuleren. Een cluster moet dus drie soorten betrekkingen combineren: interne samenwerking (tussen de leden ervan), samenwerking met andere regionale, nationale en Europese clusters en betrekkingen met ondernemingen die werkzaam zijn in gelijkaardige of aanverwante domeinen, volgens wis-selende modaliteiten (gericht partnerschap, uitbesteding, peterschap…).

DEBELEIDSKEUZENEVALUEREN

Bij het vormen van clusters bestaan twee benaderingen: de top-downbenadering komt het ini-tiatief van de overheid en bij een bottomupbenadering ondernemen de actoren op het terrein een voluntaristische actie. In deze fase is het moeilijk te zeggen welke de meest geschikte bena-dering is. Gelet op het nog recente karakter van het fenomeen in Europa heeft men immers tot op heden nog niet genoeg afstand kunnen nemen om de nationale en regionale beleidskeuzen op dit vlak te evalueren. Europa moet de lidstaten verzoeken hun beleid te evalueren en hen vervolgens helpen hun ervaringen onderling te vergelijken om zo tot de beste beleidsmix ter zake te kunnen komen.

Page 23: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE

23

INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN - Rol van de sociaaleconomische actoren

In dit kader zal een heel bijzondere aandacht moeten uitgaan naar de plaats van de kmo’s bin-nen de clusters, rekening houdend met de opportuniteiten die deze hun bieden om innovaties te ontwikkelen en banden met grote ondernemingen en internationale clusterpartners te smeden. Hoewel clusters voordeel halen uit de aanwezigheid van grote multinationals, is de integratie van dynamische en innoverende kmo’s bovendien bijzonder belangrijk om de clusters in staat te stellen hoge excellentie- en innovatieniveaus te bereiken.

De evaluatie moet het ook mogelijk maken initiatieven zonder meerwaarde te identificeren en moet dus ook de vraag stellen of de overheidssteun moet worden voortgezet, aangezien deze enkel kan worden gerechtvaardigd als de doelstelling van het initiatief wordt gehaald. Tevens moet deze evaluatie uitmonden in de opstelling van een code van goede praktijken, die o.m. zou waarborgen dat de clusters worden opgesteld voor alle geïnteresseerde ondernemingen en dat geen enkele belemmering voor toegang bestaat teneinde concurrentievervalsingen te vermijden.

EXCELLENTIEPROMOTEN

Animatie is van doorslaggevend belang voor het welslagen van een clusterexperiment. Dit experiment moet worden georganiseerd en gestuurd door personen die de sector, de activitei-ten en de ondernemingen waaruit de cluster bestaat voldoende kennen.

Aangezien de animatieactiviteiten door de overheden worden gefinancierd, althans bij het begin van de cluster, is het aangewezen dat deze overheden erop toezien dat het beroep van animator wordt geprofessionaliseerd. Dit is van fundamenteel belang om de kwaliteit van de ondersteu-nende diensten aan de ondernemingen te waarborgen en om clusterinitiatieven te stimuleren, waarbij hun autonomie op termijn wordt beoogd.

Deze doelstelling zou kunnen worden gehaald door een nieuwe beroepskwalificatie en kwali-teitscriteria (bekwaamheden, ervaring …) te definiëren.

Er is voor Europa, meer bepaald via het Europese clusterobservatorium, een rol op dit vlak weg-gelegd: informatie en goede praktijken verzamelen en verspreiden.

Wanneer de cluster vervolgens volledig autonoom functioneert, moeten de ondernemingen die er deel van uitmaken alles in het werk stellen opdat de animatie aan hun behoeften beantwoordt.

Page 24: INNOVATIE EN ONDERNEMINGEN Rol van de … · ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN 1. DE EUROPESE PROGRAMMA’S VOOR O&O EN INNOVATIE ALS ANTWOORD OP DE MAATSCHAPPELIJKE