Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc...

29

Transcript of Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc...

Page 1: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)
Page 2: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 32 I De bouw van de neogotische kerk

Inhoudsopgave

De kerk van ZaffelareAcht eeuwen dorpsgeschiedenis

Voorwoord. Een plek rijk aan geschiedenis

Hoofdstuk I. De voorgeschiedenis van de zelfstandige parochie Zaffelare

1. Amandus en het ontstaan van twee kloosters te Gent2. Bavo en zijn kapel te Mendonk3. De Sint-Pietersabdij en de Sint-Baafsabdij in de middeleeuwen4. Gentse kerken als parochiekerk5. De Gentse Sint-Pietersabdij en de eerste ontginningen van Zaffelare6. Een streek in volle expansie

Hoofdstuk 2. De kerk in het midden. De stichting van het dorp en van de parochie Zaffelare

1. De stichting van een nieuw dorp2. Klare afspraken met alle betrokkenen3. De toelating tot de stichting van de parochie in 12214. De keure van Zaffelare

Hoofdstuk 3. In de schaduw der Vrouwe. Van de dertiende tot de zestiende eeuw

1. De heerlijkheid Zaffelare2. De tienden3. Pastoors en kosters van Zaffelare4. Het kerkgebouw en de omgeving5. Materieel bestuur en inkomen van de kerk 6. Een bedevaartkerk ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Zaffelare 7. Liturgie, sacramenten en kerkelijk jaar

Hoofdstuk 4. De inrichting van een protestantse kerk en het herstel van de katholieke eredienst (1578-1606)

1. De opschorting van het katholicisme in Gent en omgeving2. De voorafgaande gebeurtenissen te Zaffelare3. De vestiging van de protestantse kerk te Zaffelare4. De inrichting van een protestantse kerk

Colofon

Vervaet Bert

De kerk van ZaffelareAcht eeuwen dorpsgeschiedenis

Dit boek werd uitgegeven te Lochristi-Zaffelare in 2007 door de Feestcommissie 100 jaar vernieuwde kerk Zaffelare.Het kernteam van de feestcommissie bestond uit: Marc D’Hollander, Urbain De Wilde, Martine Naudts (coördinator), Chris Simoens, Octaaf Van Duffel, Hubert Van Nieuwerburgh, Bert Vervaet en Lut Wytynck.De feestelijkheden hadden plaats van 14 tot 30 september 2007.

Gedrukt bij New Goff, MariakerkeVormgeving binnenwerk: Kevin Vanden NeuckerOmslagontwerp: Luc Vincent

D/2007/11.357/1

Deze uitgave kreeg financiële steun van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.

Page 3: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 54 I De bouw van de neogotische kerk

5. Einde - zo leek het - van de Sint-Pietersabdij6. Rampzalige jaren7. Herstel van de katholieke kerk8. Liturgie en gebruiken

Hoofdstuk 5.Toenemende schittering en ernstKerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw

1. Algemene situatie. Van 1200 naar 2000 inwoners2. Onder het sterke bisdom Gent3. De pastoors, onderpastoors, kosters en kerkbaljuws4. De “regeerders” van de kerk5. Uitgaven en inkomsten6. Het gebouw en de inrichting van de kerk7. Liturgie en gebruiken doorheen het kerkelijk jaar8. Oude en nieuwe devoties9. Bijkomende nieuwe devotiesTot besluit

Hoofdstuk 6. Tijden van opstand en verandering (1789 - 1803):de eerste jaren van de Franse overheersing

1. Opstand tegen Oostenrijk 2. De eerste Franse bezetting en herovering door Oostenrijk3. De eigenlijke Franse bezetting tot 1802 4. Onder het gemeentebestuur van Lochristi5. De opheffing van de Sint-Pietersabdij 6. “Beloken tijd”7. De Boerenkrijg8. De pastoor duikt onder9. De zelfstandige gemeente Zaffelare10. Herinrichting van de katholieke eredienst

Hoofdstuk 7. De negentiende eeuw: de gewijzigde machtsverhoudingen en toenemende devotiepraktijken

1. Nieuwe verhoudingen in eigendom en macht2. De pastoors en hun medewerkers in de 19de eeuw3. Het klooster van de Zusters van Liefde van Gent4. Het materiële bestuur van de kerk5. Algemene aspecten van het kerkelijk leven6. Kerkhof, kerkgebouw en interieur7. Oude en nieuwe vormen van de cultus van de Moeder Gods 8. Het wisselende lot van oude broederschappen en devoties9. Nieuwe devoties 10. Oude en nieuwe vormen van sociale hulpverlening11. Een nieuw soort verenigingenTot besluit

Hoofdstuk 8. De bouw van de neogotische kerk

1. De keuze voor de neogotiek en de Sint-Lucasschool te Gent2. Een gemeentelijk referendum tegen de nieuwe kerk3. De evolutie van de bouwplannen4. Anekdoten van de bouwwerf5. De brandglasramen van Gustave Ladon6. Het neogotische interieur7. Een nieuw kerkhof in het brandpunt van de ideologische en politieke strijd 1900-1904. De herovering van de katholieke politieke macht

Hoofdstuk 9. De periode 1907-2007. Geloven bij kenterend tij

1. Zaffelare na 19002. De clerus en personeelsleden na 19013. De grondige herschikking van het kerkelijk leven4. Structuur en infrastructuur in evolutie5. Evolutie van het kerkgebouw en het interieur5. Liturgie en sacramenten6. Bloei en einde van de godvruchtige genootschappen7. De kerk als centrum van een verzuilde katholieke samenlevingTot besluit

Enkele nabeschouwingen door Chris Simoens, pastoor

Gebruikte afkortingenBeknopte bibliografieHerkomst van de illustratiesLijst van de voorintekenaars (tot 31 mei 2007)

Page 4: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 7

VoorwoordDit huis van hout en steen dat lang de stormen heeft doorstaan, Waar nog de wolk gebeden hangt van wie zijn voorgegaan; Dit huis dat alle sporen draagt van wie maar mensen zijn… 1

De kerk van Zaffelare in het voorjaar van 2007.

Een plek rijk aan geschiedenis

Een kerk is nu nog een centrum van religieuze beleving, verzamelplaats van een godsdienstige groep, plaats van gebed en devotie geleid en beleefd door mensen in gemeen-schap. Vroeger was het bovendien een administratief en economisch centrum, volop de kern van het maatschappelijk gebeuren. Naar aanleiding van de honderdste ver-jaardag van de kerk van Zaffelare wil dit boek niet zozeer het huidi-ge kerkgebouw en de onmiddellijke ontstaansgeschiedenis beschrijven - ook dat komt aan bod - maar wel de betekenis die dit gebouw heeft gehad. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de oude sporen van een eeuwenlange dorpsgeschiedenis, die nog aanwezig zijn in het huidige kerkgebouw.Een kerk was eeuwenlang het cen-trum van het menselijk bestaan voor honderden eenvoudige dorpsbewo-ners, het centrum van waaruit zij hun wereld beleefden en een middel om erin te overleven. Deze beteke-nis kreeg zij heel speciaal als laatste rustplaats en plaats van gedachtenis van de doden, die in en rond de kerk begraven werden.Een kerkgebouw overstijgt en doet iets met mensen. Gegrond in de aarde en in al haar lijnen verwij-zend naar boven omspant zij plaats en ruimte. Door het verhaal dat er levend wordt gehouden en door de jaarlijkse feesten omvat zij verleden, heden en toekomst. Door de vierin-

gen bij geboorte, volwassen wor-den, huwen, sterven omvatte zij de levensloop van mensen, families en groepen. Een kerkgebouw kan men-sen in aanraking brengen met God en sticht gemeenschap.

De kerk was een wisselend teken van macht, een centrum van be-stuur, rechtspraak en zelfs economie, bron en teken van maatschappelijke status en groepsvorming. Ook op momenten van strijd tussen verschillende betrokkenen bleef het kerkgebouw een gemeenschappe-lijke verankering. De sterke wis-selwerking tussen de kerk en de globale samenleving duurde tot in de twintigste eeuw en is pas ver-zwakt tijdens de laatste decennia.Toch blijft de kerk een herkennings-punt voor de meeste mensen, een re-ferentiepunt voor wie op weg is, een herinnering aan een ver en minder ver verleden.Zoals deze kerk zijn er vele kerken, maar door een samenspel van om-standigheden en initiatieven van betrokkenen kreeg de historische ontwikkeling af en toe een merk-waardige concretisering.Daarom kreeg de titel “de kerk van Zaffelare” als ondertitel “acht eeuwen dorpsgeschiedenis” mee. Immers in de geschiedenis van het gebouw was telkens opnieuw de weerslag aanwezig van de geschie-denis van het dorp en vanuit dit gebouw is telkens weer een door-slaggevende invloed uitgegaan. Mede door de veelheid van as-pecten is dit boek geen eindpunt maar slechts een stap in de histori-

sche kennis van Zaffelare. Nog tal van onderwerpen kunnen worden uitgediept. De bijdrage en betrok-kenheid van vele mensen zou nog moeten worden toegelicht. Maar tijd en ruimte legden beperkingen op.

Bij het beëindigen van dit boek dank ik de vele mensen die mij informatie bezorgden. Een speciaal woord van dank richt ik tot hen die mij vooral in de laatste maanden met raad en daad hebben bijgestaan: Leen De Wilde (Antwerpen), Luc Devriese (Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg) en Dirk Van de Perre (Ninove).Moge dit boek een positieve bijdrage betekenen voor de toe-komst van de parochie Zaffelare.

Bert VervaetLochristi-Zaffelare, 10 juni 2007.

Het actuele zegel van de parochie met de emblemen van de twee patroonheiligen: Onze-Lieve-Vrouw en de heilige Petrus (ontworpen door Marc Verbrugge).

1 Uit het lied “De vreugde voert ons naar dit huis” van S. de Vries (t.) en W. Vogel (m.), - Zingt Jubilate. Tekstboek, Averbode, 2006, nr. 754.

Page 5: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 9

De voorgeschiedenis van de zelfstandige parochie Zaffelare 1De geschiedenis van Zaffelare en zeker van de parochiekerk heeft zeer van nabij te maken gehad met twee grote Gentse abdijen: de Sint-Pietersabdij en de Sint-Baafsabdij. Beide abdijen gaan terug op stichtingen van de hei-lige Amandus, die hier rond 634

het christendom bracht in de Gentgouw. Kerkelijk behoorde het grondgebied Zaffelare aan-vankelijk tot de Sint-Baafsabdij en vanaf 1072 tot de ervan af-hangende Heilig-Kerstparochie. Burgerlijk was het grondgebied Zaffelare vanaf ca. 1030 afhanke-

lijk van de Sint-Pietersabdij, die de ontginning begon in 1150. De naam Zaffelare komt in de nog bewaarde documenten pas voor vanaf 1246. De oudere plaatsaan-duidingen waren Hodevelde en Meentocht.

Page 6: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 1110 I De bouw van de neogotische kerk

Hij was grootgrondbezitter in Has-pengouw en afkomstig uit de kring van de Frankische adel rond Pepijn van Landen. Vermoedelijk had hij grondbezit te Neerwinden (thans een deelgemeente van Landen in Vlaams-Brabant). Hij bekeerde zich tot het christendom toen Amandus bisschop was van Tongeren-Maas-tricht. Bavo kwam naar Gent, toen Amandus daar opnieuw verbleef, en begeleidde hem op zijn missietoch-ten, bezocht kloosters en keerde te-rug naar de streek van Gent. Bavo vestigde zich te Mendonk, overleed vóór 659, mogelijk in 653, en werd te Mendonk begraven. Spoedig werd hij vereerd als een heilige. Een tekst uit 694 vermeldt een schen-king van de non Childela aan de ka-pel te Mendonk. De latere levensbeschrijving van Bavo legde de nadruk op het lie-derlijke karakter van zijn vroegere leven en op zijn latere kluizenaars-bestaan in verbondenheid met de abdij, maar historisch kan zijn aan-wezigheid te Mendonk ook een andere reden hebben gehad. Moge-lijk was er in die tijd wel een be-volking aanwezig aan de overzijde van de huidige Moervaart en vestig-de Bavo zich als missionaris in deze streek. Vermoedelijk al rond 700 wer-den zijn relieken overgebracht naar Gent en werd het verblijf van Bavo te Mendonk verdoezeld. Op die ma-nier kon men de verering van zijn relieken, een belangrijke bron van inkomsten, meer betrekken op de abdij, die trouwens naar hem de Sint-Baafsabdij werd genoemd. Doch de traditie was sterk en op nauwelijks 500 meter van de oude parochiegrenzen van Zaffelare bleef er tot rond 1580, de tijd van de reformatie, de oude cultusplaats bestaan ter ere van de heilige Bavo. Op 1 augustus (de dag van de ver-plaatsing van de relieken) kwam men er vanuit Gent op bedevaart.

Bovendien was er al heel vroeg een parochiekerk in Mendonk, mo-gelijk al van in de 10de eeuw. De parochiekerk wordt zeker vermeld vanaf 1212. Bewoners van het grondgebied Zaffelare moesten dus niet meer naar Gent om een mis bij te wonen. Oorspronkelijk was de parochiekerk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, maar na de afbraak van de Bavokapel werd ze toegewijd aan de heilige Bavo en werd ook zijn zogenaamde “boetesteen” naar de kerk gebracht. In 1868-1869 werd op de plaats van de oude bedevaart opnieuw een kapel gebouwd ter ere van de heilige Bavo.

3. De Sint-Pietersabdij en de Sint-Baafsabdij in de middeleeuwen

De Sint-Pietersabdij had na de grote schenking van koning Dagobert nog meer eigendommen en rechten ver-worven en zou de rijkste abdij van Vlaanderen worden. Ze herstelde eerder dan de Sint-Baafsabdij van de verwoestingen door de Noorman-nen en werd in de 10de eeuw de be-voorrechte abdij van de vorsten van Vlaanderen. In de abdijkerk werden vanaf 918 de graven en hun fami-lie begraven. Vanaf 941 gingen de kloosterlingen over tot de benedic-tijnenorde onder leiding van een abt. Later in de eeuw werd ook de Sint-Baafsabdij gerestaureerd, ditmaal met de steun van de Duitse keizer. Ook deze abdij werd een benedictij-nenklooster. Beide abdijen speelden een belangrijke rol in de heropbouw van het kloosterleven en in de cultu-rele opbloei van Noordwest-Europa. Op de grondgebieden, waarover zij ooit het beheer hadden, ontstond de stad Gent, een stad met een onge-meen boeiende geschiedenis. Bei-de abdijen hebben elkaar lange tijd als concurrenten behandeld. Zaffe-lare had met de Sint-Baafsabdij te

maken en na de opheffing van de abdij in 1540 met de rechtsopvol-ger ervan, het bisdom Gent. Maar Zaffelare zou hoofdzakelijk en veel langer te maken hebben met de Sint-Pietersabdij, waarvan de abt de heer van het dorp zou worden. De meeste abten waren afkomstig uit Gent en omgeving en werden tot het midden van de 15de eeuw verkozen door de monniken. Naast vele lekenbroeders (dienstpersoneel met kloostergelof-ten), waren er in de 13de eeuw 15 tot 20 monniken, later stijgend tot ongeveer 38 (1381) en dan weer da-lend tot slechts 25 (1423). 3

4. Gentse kerken als parochiekerk

Door aankoop en schenking ver-meerderde de Sint-Baafsabdij tot in het begin van de negende eeuw haar bezittingen in de omgeving van het domein Sloten (Oostakker). Daardoor kwam deze omgeving ker-kelijk onder haar gezag tot aan de oostelijke grens van Zaffelare en Ze-veneken. Tijdens de invallen van de Noormannen gingen de monniken op de vlucht en verbleven in Laon en Nesle-la-Reposte in Frankrijk. De graaf van Vlaanderen nam de gronden van de abdij in beslag als onbeheerde goederen.Toen de abdij in 966 hersteld werd, werden niet alle eigendommen aan de Sint-Baafsabdij teruggegeven. Het grondgebied dat later Zaffelare zou worden werd geschonken aan de Gentse Sint-Pietersabdij. Doch ker-kelijk bleef het grondgebied Zaffe-lare, op basis van de oude structu-ren, wel onder de Sint-Baafsabdij, met als centrum de grote abdijkerk. De nieuwe abdijkerk werd ingewijd op zondag 10 mei 1058. Door de aanwezigheid van het gebeente van de heilige Bavo en van andere hei-ligen was deze kerk een bedevaart-kerk die tevens de parochiekerk was

1. Amandus en het ontstaan van twee kloosters te Gent

Amandus werd geboren omstreeks 590 in Aquitanië (Zuid-West-Frankrijk). Zijn ouders waren chris-telijke edellieden van Gallo-Ro-meinse afkomst. Hij werd op jonge leeftijd kloosterling in de abdij van Yeu, een eiland ten zuid-westen van Nantes. Hij zou clericus geweest zijn te Tours en meerdere jaren klui-zenaar bij de Sint-Martinuskathe-draal te Bourges.Zijn bedevaartreis naar Rome kreeg een beslissende betekenis voor zijn verdere leven. Van de paus zou hij de zegen gekregen hebben over de mis-sionering van de heidenen in Gallië. Zijn bekeringsijver kreeg een bond-genoot in de politieke eenmakings-poging van de Frankisch-Merovin-gische vorsten. Die politieke eenma-king en christelijke bekeringsijver gingen hand in hand bij het optre-den van Amandus. De Frankische vorsten wilden hun macht uitbrei-den over de Friese en Saksische be-volkingsgroepen. Amandus kreeg de waardigheid van bisschop, maar dan van een bisschop zonder residentie. De Merovingische koning Dagobert stelde hem in 629 een aanzienlijke geldsom ter beschikking. Als uit-valsbasis voor zijn missionering in het noorden van het Frankische rijk stichtte hij in de buurt van Door-nik het klooster van Elnone (thans Saint-Amand-les-Eaux genaamd in Noord-Frankrijk) op een domein van 12.000 hectaren, geschonken door koning Dagobert.Amandus kwam te Gent tussen 629 en 639. Hij had ondertussen de toe-lating gekregen om de onwillige bewoners te dwingen tot het doop-sel. Bij bisschop Aichar van Noyon en Doornik lanceerde hij het ver-zoek om naar de Frankische ko-ning Dagobert te trekken om er een

bevelschrift te verkrijgen “waardoor hij de inwoners van de Gentergouw kon dwingen zich te laten dopen, indien ze dat niet vrijwillig aanvaardden.” Hij kreeg - zo leren we uit wat later te Antwerpen gebeurde1 - daarmee het recht tot verbanning van wie zich niet bekeerde en tot het platbranden van huizen van wie zich niet liet do-pen. Of hij dit ook heeft toegepast in Gent is niet bewezen. In alle ge-val blijkt hij er niet welkom te zijn geweest en werd hij enkele keren in het water geduwd of minstens te-rug gedreven naar zijn vaartuig op de Schelde. Zijn volgelingen gin-gen op de vlucht, maar Amandus hield vol. Hij kon enkele slaven vrij kopen en tot zijn volgelingen ma-ken. Hij is blijkbaar ook een goed redenaar geweest en hij trad boven-dien overtuigend op bij de terdood-veroordeling van een dief. Hij had deze verdedigd, maar de plaatselij-ke graaf had de man toch ter dood veroordeeld. Amandus nam het lijk mee naar huis en bracht de gehan-gene weer tot leven. Onder invloed van dit mirakel zouden velen zich spontaan bekeerd hebben.Buiten Gent, op de Blandijnberg,

een domein van koning Dago- bert, stichtte Amandus als steun-punt voor zijn missionering een klooster dat later zou uitgroeien tot de Sint-Pietersabdij. Daaraan schonk hij het kroondomein Sint-Pieters-Aaigem, gekregen van ko-ning Dagobert. In het centrum van de bewoningskern Ganda, aan de samenvloeiing van Schelde en Leie stichtte Amandus een bidplaats met enkele clerici. Deze kerk zou later uitgroeien tot de Sint-Baafsabdij. Daaraan schonk hij het koninklijk domein Marka (Wondelgem, Ever-gem, Sleidinge). Voor het onder-houd van de gemeenschap verwierf hij tevens een deel van het domein Sloten te Oostakker, betaald met geld van koning Dagobert. Amandus bleef niet te Gent, maar trad ook op te Antwerpen en werd bisschop van Tongeren-Maastricht 647-649. Daar leerde hij Bavo kennen.

2. Bavo en zijn kapel te Mendonk2

Bavo werd geboren rond het jaar 600.

De Bavokapel uit 1868 te Mendonk op de plaats van de middeleeuwse bedevaarts-kapel (rond 1925). De heilige Bavo was een volgeling van de heilige Amandus. Hij vestigde zich te Mendonk waar hij rond 653 overleed en begraven werd. Reeds in de 7de eeuw was er een bidplaats aan hem gewijd. Zijn stoffelijke resten werden later overgebracht naar Gent.

Page 7: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De kerk in het midden I 15

De afscheiding van het grond-gebied Zaffelare uit de Heilig-Kerstparochie en de bouw van

een eigen parochiekerk is een onderdeel geweest van een meer omvattend plan: de stichting en

ontginning van Zaffelare als dorp tussen 1219 en 1250.1

2De kerk in het midden

De stichting van het dorp en van de parochie Zaffelare

De “tenhemelopneming van Maria” van Gustave Ladon (1906) in het huidige Onze-Lieve-Vrouwkoor, gewijd aan de eerste patrones van de kerk.

Page 8: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De kerk in het midden I 1716 I De kerk in het midden

volgens de nieuwste opvattingen van die tijd. Deze stichtingsperiode mag als voltooid worden beschouwd in 1250, wanneer de kloosterlin-gen het dorp verlieten en het ont-ginningscentrum verpachtten of in 1261, wanneer abt Jan van der Schelde de voorlopige keure van zijn voorgangers schriftelijk en plechtig uitvaardigde.

2. Klare afspraken met alle betrokkenen

De Sint-Pietersabdij heeft bij de ontginning van Zaffelare ernaar gestreefd alles zoveel mogelijk in eigen beheer te doen. Zij moest daarom tot een akkoord komen met alle instanties die rechten lieten gelden op het grondgebied. Voor Zaffelare was dit vooreerst de schout van Afsnee, die naast zijn functie als justitiële medewerker ook feitelijk de rechten had verworven van de vroegere voogd (de burggraaf van Gent) en bovendien zijn leenman-nen als woudmeester liet optreden. Ten tweede was daar de Sint-Baafs-abdij als kerkelijke overheid met recht om de tienden te innen en onder wiens parochie van het H. Kerst het grondgebied Zaffelare ressorteerde. En er was ook de graaf van Vlaanderen, toen in de persoon van gravin Johanna van Constan-tinopel, die als vorst haar rechten kon laten gelden op woeste gronden (“wildernisregaal”). Onontgonnen gronden behoorden immers in prin-cipe toe aan de graaf, de feitelijke lokale vorst. De discussie over de rechten van de schout van Afsnee was een geschiedenis van lange duur, die al begon in 1168 en die pas volledig is geëindigd in 1274 toen de Sint-Pie-tersabdij alle nog resterende rech-ten van de schout heeft afgekocht. Belangrijk in de verhouding met de schout was een gerechtsuitspraak

van 1219, die vooral betrekking had op Afsnee en omgeving (Schel-develd), maar die duidelijk ook van toepassing is geweest op Zaffelare. De schout eiste immers één derde van de nieuwe gronden op en een groter aandeel in de ontbossing van Zaffelare. Zijn aandeel in de gron-den bleef volgens de gerechtelij-ke beslissing beperkt tot een grote vergoeding en zijn rechten in de ontbossing moest hij bewijzen. Het resultaat was wel dat de abdij in haar beheer van de gronden de vrije hand kreeg.Een andere betrokkene was de Sint-Baafsabdij en haar buitenparochie H. Kerst, waartoe Zaffelare behoor-de. Zij had in principe recht op het tiende deel van de oogst. Ook met Sint-Baafs en met de pastoor van het H. Kerst is een akkoord geslo-ten, dat apart zal behandeld worden in volgende paragraaf.In 1223 kwam ook vanwege een derde instantie, het graafschap, een definitieve oplossing voor het “wildernisregaal”. De gravin gaf de toelating tot de ontginning van Zaffelare:

3. De toelating tot de stichting van de parochie in 1221

Gezien de verwachting van een grotere bevolking, die toch ver ver-wijderd was van de parochiekerk van het H. Kerst te Gent, was de stichting van een eigen, nieuwe parochie voor de hand liggend. Om meerdere redenen was het voor de Sint-Pietersabdij interessant dat zij zelf de parochie bestuurde waar-toe Zaffelare behoorde. Het grond-gebied Zaffelare zou na Mendonk de tweede parochie worden die uit

de oude moederparochie van het H.Kerst werd afgescheiden. Daar-bij moesten klare afspraken worden gemaakt over de kerkelijke belas-ting, het benoemingsrecht van de pastoor en het bouwen en begiftigen van de kerk. In mei 1221 kwamen de betrokkenen tot een akkoord: men zou zich schikken naar het oor-deel van enkele deskundigen.3

Al de volgende maand, in juni 1221, kwamen de scheidsrechters tot een uitspraak die doorslaggevend zou worden voor de verdere geschiede-nis van Zaffelare. Zij kwamen tot het besluit dat een klein deel van het latere Zaffelare, namelijk het hof Hodevelde, behoorde tot de Heilig-Kerstparochie. Op de eraan verbonden zestien hectaren al eerder ontgonnen grond moesten geen tienden betaald worden aan de Sint-Baafsabdij. Vervolgens kwamen de betrokken partijen tot een com-promis. Op grond daarvan gaven de scheidsrechters aan de Sint-Pie-tersabdij de toelating om op haar nieuwe gronden een parochie te stichten en een kerk te bouwen. Bovendien zou de Sint-Baafsabdij, ook al had zij verder geen verplich-tingen in de bouw en het onder-houd van de kerk, recht hebben op één derde van de tienden van gans het terrein, behalve op de zestien hectaren oude grond. Als naam van dit territorium sprak men van Hodevelde (wat voortleeft in “Oudeveldstraat”) en van “Men-tocht” (Meentocht, gemeenschap-pelijke grond). Pas na de stichting van het dorp werd de naam Zaffelare gebruikelijk.Omwille van het belang van deze tekst4 volgt hier de volledige verta-ling uit het Latijn:

1. De stichting van een nieuw dorp

Op het einde van de twaalfde en in het begin van de dertiende eeuw wilde de Sint-Pietersabdij het latere grondgebied Zaffelare laten ontgin-nen. Meerdere factoren hebben daar-toe geleid. Enerzijds verkeerde de Sint-Pietersabdij in financiële moei-lijkheden en zocht men bijkomende opbrengsten van de eigendommen. Anderzijds was er de grote expan-sie van Gent met nood aan voedsel en brandstof voor de toenemende bevolking en tevens nood aan grondstof voor de textielindustrie. Bovendien waren er de Gentse patriciërs, rijk geworden met de handel, die mogelijkheden zochten om hun kapitaal te laten renderen en daartoe kansen zagen in de aan-koop van gronden en hoeven die zij konden verpachten.

“De kerk in het midden laten” is een gekende uitdrukking, die in Zaffe-lare letterlijk van toepassing is: de kerk staat er inderdaad ongeveer in het midden van het dorpsterri-

torium. Dit is niet toevallig, maar is duidelijk een onderdeel van een geplande dorpsaanleg. Bovendien staat de kerk op één van de hoog-ste punten van het grondgebied.2 Thans ligt de kerkdorpel op 6,38 meter boven de zeespiegel. De kerk in het midden bleef echter niet be-perkt tot de materiële plaats. Ook in het bestuur, in de rechtspraak en in het globale sociale, culturele en re-ligieuze leven had de kerk van meet af aan een centrale plaats. Tot het begin van de dertiende eeuw was de bewoning van Zaffelare beperkt gebleven tot enkele ont-ginningen aan de zuidzijde (Oude-veldstraat) en enkele domeinen in het noorden (Windgracht en Zuid-lede). Het grote middenstuk was nog bos en woeste grond. Op initia-tief van de Gentse Sint-Pietersabdij ontstond tussen 1219 en 1250 het ontginnersdorp “de parochie en heerlijkheid Zaffelare”. Doorheen

haar territorium legde de abdij in de eerste helft van de dertiende eeuw een nieuwe centrale ontgin-ningsas aan, beginnend aan de Vier-weegse, aan de grens met Lochristi

en eindigend op het Torregoed in de Bosdam. Thans hebben de onder-delen van die weg verschillende na-men: Rechtstraat, Moleneinde, Zaf-felaredorp, Oosteinde en Bosdam. Noordelijk en zuidelijk daaraan werden twee afwateringskanaaltjes aangelegd: de Hasselsgracht en de Dijkgracht, die het overtollige water afvoerden naar de Zuidlede. In het centrum werd de kerk ge-bouwd met er omheen het kerkhof. Daarbij werd ook een grote pasto-rie met de nodige gronden voorzien en werd een dorpsmolen opgericht. Op het einde van de centrale as, het latere Torregoed, waar voorlopig tot 1250 nog een zevental lekenbroe-ders verbleven, ontstond het nieuwe ontginningscentrum van de abdij. Daar werd later het kasteel gebouwd met het verblijf van de baljuw. Het nieuwe dorp kreeg een eigen wet-geving, een schepenbank van zeven leden voor de administratie en de

rechtspraak en een baljuw als de be-noemde vertegenwoordiger van de abt. Op de korte tijd van slechts een twintig tot dertig jaar ontstond een nieuw dorp met alles erop en eraan,

Schets van de aanleg van het dorp in de 13de eeuw. De centrale ontginningsas eindigde aan het Torregoed en draagt nu als namen: Rechtstraat, Moleneinde, Zaffelaredorp, Oosteinde en Bosdam.

“Obernes van Brugge en Walter van Denderwindeke, magisters genaamd, aan allen die dit document zullen lezen, heil in de Heer. Het moge aan u allen bekend zijn dat onze heren abten en de kloostergemeenschappen van Sint-Pieters en van Sint-Baafs

Page 9: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De kerk in het midden I 1918 I De kerk in het midden

de woongemeenschappen van de Oudeveldstraat. De bewoners van de Oudeveldstraat langs de kant van Zeveneken en van Lochristi moesten voor doop, huwelijk en be-grafenis eeuwenlang naar een kerk, die ze nauwelijks kenden. Velen woonden op nog geen anderhalve kilometer van de kerk van Zaffe-lare en volgden daar het parochiale leven, terwijl hun parochiekerk op vijf kilometer afstand lag.

4. De keure van Zaffelare

In diezelfde jaren kreeg Zaffelare ook een keure, een tekst van 64 artikelen met strafrechterlijke, burgerrechter-lijke, fiscale en administratieve be-palingen. Het is een historisch erg waardevol stuk, dat een plaats kreeg in de geschiedenis van het recht.5 De keure gaf aan de bewoners een zeker rechtsstatuut met rechten en vrijheden tegenover de heer en or-dende de samenleving in het jonge ontginnersdorp. De keure moest de vestiging in het dorp aantrek-

kelijker maken en dit werd onder meer gedaan door de onderhorigen meer als vrije lieden te behandelen. Voorheen was men alleen schuldig tegenover de heer en niet tegen-over het slachtoffer wanneer men een horige kwetste of doodde. Nu, in de keure, is men ook schuldig tegenover het slachtoffer en diens nabestaanden en moet men hen ver-goeden. Vroeger moest een horige schadevergoeding betalen aan de heer, wanneer hij onvrijwillig de ei-gen gezinsleden kwetste bij werk-zaamheden met een os, een paard of een kar, bij malen of bij bouwen. Neen, zo zegt de keure van Zaffe-lare, hij is al genoeg gestraft door het ongeval zelf en hij moet aan de abt geen schadevergoeding meer betalen.

Deze keure werd minstens al van vóór 1245 op proef gegeven en werd definitief in 1261 onder abt Jan van der Schelde.6 De keure bepaal-de de boetes en eventuele schade-vergoedingen bij geweldpleging en doodslag, gebruik van valse

maten, huisvredebreuk, opnemen van verbannen personen, onrecht-matige toe-eigening van eigendom-men, diefstal, heling, verkrachting, schade toebrengen aan gewassen en hout en hinderen van de afwatering. Opvallend was dat ook psychisch geweld en ruziestokerij strafbaar waren. De tekst bevat bepalingen betreffende wettige zelfverdediging, de bescherming van wezen, erfrecht, huwelijksrecht, pandgeving, plant-recht langs de wegen en inbeslag-name van goederen bij faling. Het was verboden om onroerend goed te verkopen aan iemand die van adel was. De keure regelde ook sum-mier de inrichting van de rechtbank (schepenbank) die deze keure moest toepassen, de verplichte aanwezig-heid op de gerechtsdagen en het nodige respect voor de uitspraken van de schepenen.

De kerk werd uitdrukkelijk in het rechtsbestel betrokken. Elke samen-komst van de rechtbank moest op zondag worden aangekondigd in de kerk. Elke vrijwillige verkoop

Tekst van de uitspraak van 1221 over de rechten van de Sint-Baafsabdij en de Sint-Pietersabdij betreffende Zaffelare (RAG, oorkonden Sint-Baafs O 180). De Sint-Pietersabdij kreeg de toelating een parochie te stichten en twee derden van de tienden te innen. De Sint-Baafsabdij zou één derde krijgen van de tienden.

Het oordeel was duidelijk: de oude gronden en de bewoners die geen kloosterling waren, behoorden tot de Heilig-Kerstparochie, maar daar-

te Gent en heer Lambertus, priester van ’s Heilig Kerst, als scheidsrechters hadden ge-kozen de eerbiedwaardige magister Johannes, aartsdiaken van Kamerijk in Brabant en ons met hem, in de twist die onder hen aan de curie van Doornik hangende was be-treffende het parochiale recht en de tienden van Hodevelde en Mentocht.

Nadat wij de argumenten van beide partijen en de raad van wijzen hebben aanhoord, hebben wij besloten dat het hof Hodevelde en zij die erop verblijven, behalve de monniken en de lekenbroeders, eeuwig zullen behoren tot de paro-chie van ’s Heilig Kerst, onder het patronaat van Sint-Baafs. Betreffende de tien-de van de oude grond, ongeveer twaalf bunder, liggende vóór vermeld hof, hebben wij bij vonnis gezegd dat de Sint-Pietersabdij deze voor zich moet behouden, daar het ten volle bewezen was, dat gedurende zestig jaar geen tiende is betaald aan de Sint-Baafsabdij noch aan de parochie van ’s Heilig Kerst.Wij spraken ons in het geheel niet uit over het parochiale recht en over de tiende van de nieuwe grond van Mentocht, die tot het eigen bezit van de Sint-Pietersabdij behoort. Nadien echter zijn tegenover ons diezelfde partijen omwille van de vrede en op straffe van honderd marken tot een compromis gekomen, zoals in hun gezegde geschriften uitvoeriger uiteengezet wordt.Wij dan, na aanhoren van het standpunt van beide partijen en op raad van wijzen, hebben eendrachtig besloten dat het ten overstaan van vermelde partij-en aan de Sint-Pietersabdij is toegestaan een kerk te bouwen op vermelde plaats van haar eigendom. Door parochiaal recht zullen hiertoe allen behoren, die op vermelde nieuwe grond verblijven en zullen verblijven. De Sint-Pietersabdij zal alle wettelijke lasten dragen in het bouwen, het begiftigen, het voorzien en het vestigingsrecht van een priester en een koster en in andere aangelegenheden van de te stichten kerk. Het patronaatsrecht komt alleen toe aan de Sint-Pietersabdij.De Sint-Baafsabdij zal de derde schoof in de grote tiende en niets meer bekomen van gans vermelde grond, behalve van de reeds besproken twaalf bunders, op grond van het patronaatsrecht dat zij beweerde op dit grondgebied te hebben omwille van de kerken die er omheen liggen. Deze omsluiten voornoemd gebied en betrekken het volgens hen in haar recht. En zoals reeds gezegd zal zij geen enkele last te dragen hebben, op welke wijze ook, in de te bouwen kerk, in wiens patronaatsrecht zij geen deel zal hebben.De priester van ’s Heilig Kerst zal jaarlijks de som ontvangen van zestien schellingen Vlaams voor het recht dat hij in vernoemde plaats beweerde te hebben. Zelfs als de abt van Sint-Pieters in dat gebied over geen mogelijkheid beschikt, zal hij hem deze toekennen, te betalen op twee tijdstippen, namelijk op het feest van de heilige Remigius en op kerstdag. Zolang hij dit doet, zal hij uit eigen beurs betalen. Behalve deze genoemde zestien schellingen zal hij verder niets meer bekomen in de te bouwen kerk of haar parochianen. Wij willen niet dat er betwisting zou ontstaan in deze al vermelde privilegies van de vermelde abdijen, zo zij er hebben op nieuwe gronden, maar wij willen dat deze hoe dan ook geëerbiedigd worden.Opdat dit vonnis, uitgesproken omwille van de vrede, eeuwig en onveranderd zou blijven, lieten wij aan dit document de zegels plaatsen van de (volgende) eerbiedwaardige mannen de aartsdiaken van Doornik in Vlaanderen, de de-kens van Sint-Veerle en van de christenheid van Gent en de onze. Gedaan in het jaar van de menswording des Heren, duizend tweehonderd één en twintig, in de maand juni.”

voor moesten geen tienden worden betaald aan de Sint-Baafsabdij. De nieuwe gronden en de bewoners er-van behoorden tot de nieuw te stich-

ten parochie. Van de tienden gingen twee derden naar de Sint-Pietersab-dij en één derde naar de Sint-Baaf-sabdij. Als schadevergoeding kreeg de pastoor van het Heilig Kerst jaarlijks zestien schellingen.Na dit vonnis zijn de Sint-Pieters-abdij en de Sint-Baafsabdij toch nog tot een gewijzigd compromis gekomen betreffende Bruynewal-le (hof Hodevelde, de oude grond) en het Torregoed (een deel van de nieuwe grond die eigendom bleef van de Sint-Pietersabdij). Bruy-newalle werd afgesplitst van de Heilig-Kerstparochie en bij de parochie Zaffelare gevoegd. Mo-gelijk is dit gebeurd toen de parochie Lochristi rond 1240 werd afgesplitst van de Heilig-Kerstpa-rochie. Door de toevoeging aan de parochie Zaffelare kon voorkomen worden dat dit deel van het abdij-territorium ofwel mee zou gaan naar de nieuwe parochie Lochris-ti ofwel een versnipperd deel bleef van de Heilig-Kerstparochie. An-derzijds heeft de Sint-Pietersabdij aan de Sint-Baafsabdij nooit de bij-drage van één derde in de tienden moeten betalen op het Torregoed. Zowel Bruynewalle als het Torre-goed bleven volledig tiendenvrij. Op die manier ontstond tegenover de Sint-Baafsabdij en de Heilig-Kerstkerk een zeer overzichtelijke situatie: gans Zaffelare was tevens parochie Zaffelare en alle eigen gronden (op dat ogenblik) van de Sint-Pietersabdij bleven tienden-vrij. Dit “bezitsdenken” in kerkelijke structuren, waarbij in dit geval de parochie letterlijk werd ingericht volgens het bezit van de Sint-Pie-tersabdij, heeft eeuwenlang ook gewogen op een belangrijke groep mensen van de parochies Lochris-ti en Zeveneken. Ook deze werden kerkelijk ingedeeld volgens het bezit van de Sint-Baafsabdij. De parochiegrens liep dwars doorheen

Page 10: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw I 2120 I De kerk in het midden

1 Vervaet A., Het ontstaan van Zaffelare en de ontginning van het grondgebied in de twaalfde en dertiende eeuw, - HKOO jb. 24 (1987), pp. 5-41.

2 Iets hoger, op ongeveer 7 meter, ligt de “kouter” van Bruynewalle, waar de ontginning begon in de 12de eeuw.

3 Vleeshouwers C., De oorkonden van de Sint-Baafsabdij te Gent (819-1321), dl. II, Uitgave, - Koninklijke Academie

van België. Koninklijke Commissie voor geschiedenis nr. 165, Brussel, 1990, p. 174.

4 Ibidem, nr. 166, p. 175-176; ook in het archief van de Sint-Pietersabdij wordt een exemplaar van deze tekst bewaard. Een vertaling met afbeelding van de tekst van de Sint-Baafsabdij verscheen al in: Bonnaerens F.-De Kinder E.-Puimège G.-Vervaet A.,

Parochie Zaffelare van haar stichting tot nu 1221-1971, Zaffelare, 1971, pp.12-13 met bijlage.

5 Zie bij voorbeeld: Meijers, E.M., Het Oost-Vlaamsche erfrecht, Haarlem, 1936, p. 39, 50 en 53.

6 Jan van der Schelde werd abt in 1245; in de inleiding zegt de abt dat de keure al was gegeven door zijn voorganger.

van onroerend goed moest men drie zondagen op voorhand laten afroepen. Hetzelfde gold voor wie voorwerpen in pand nam en deze wenste te verkopen. Drievoudige af-roeping in de kerk was ook verplicht wanneer iemand onroerend goed be-zat te Zaffelare en gevlucht was uit het dorp omwille van onbetaalde schulden of borgstelling. Het moest worden aangekondigd in de kerk

dat deze goederen zouden verkocht worden, en ook wanneer iemands goederen waren aangeslagen. Wan-neer iets was afgeroepen in de kerk, kon niemand van het dorp nog be-weren het niet te weten. Alleen “vreemde lieden” genoten hierin nog het voordeel van de twijfel.De rechtbank bestond uit zeven Zaffelaarse schepenen die werden aangeduid door de abt. Zij werden

samengeroepen door de baljuw die de vertegenwoordiger was van de abt en die moest instaan voor de uit-voering van de uitspraken. De Zaf-felaarse schepenbank kon rechtspre-ken op alle niveaus, tot en met het uitspreken van de doodstraf. Deze keure zou meer dan vijfhonderd jaar van kracht blijven, tot 1 oktober 1795.

De eredienst van Onze-Lieve-Vrouw van Zaffelare kreeg al van in de middeleeuwen een zeer speciale plaats. Daarom kreeg dit hoofdstuk de romantische

titel mee van het toneelstuk dat onderpastoor Adelain Wyffels heeft geschreven en waarvan de opvoering een groot succes ken-de in 1958 en 1971. Als tweede

patroon kreeg de kerk de heili-ge Petrus, maar niets wijst erop dat daaraan veel aandacht werd besteed.

3In de schaduw der vrouweVan de dertiende tot de zestiende eeuw

Page 11: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw I 2322 I In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw

1. De heerlijkheid Zaffelare

In 1250 beëindigde de Sint-Pieter-sabdij de rechtstreekse uitbating van haar ontginningscentrum te Zaffelare. Niet alleen het oude, aan de Oudeveldstraat, maar ook het nieuwe ontginningscentrum, het Torregoed (aan de huidige Bosdam) werden voortaan verpacht. Op basis van het aantal bedden dat aan de pachter werd overgelaten mo-gen we veronderstellen dat er tot dan toe zeven kloosterlingen verble-ven op het Torregoed. In 1281 was een groot deel van Zaffelare al om-gevormd tot akkerland en weiden. Ongeveer 1100 hectaren, bijna twee derden van het grondgebied, waren als erfelijke cijnsgrond eigendom geworden van 109 grote en kleine eigenaars. Daarnaast waren er een aantal lenen. Bij de grote eigenaars waren op de eerste plaats vooraan-staande Gentse patriciërs. De abdij heeft in de loop van de 13de en het begin van de 14de eeuw meerdere ei-gendommen, zowel lenen als cijns-gronden, teruggekocht. De groot-ste terugkoop betrof de goederen van de erfgenamen van Geraard de Duivel, in totaal meer dan 155 hectaren.1 Deze gronden werden achteraf verpacht en in cultuur gebracht. De abt van de Sint- Pieters-abdij bleef daarmee niet al-leen de heer van het dorp, maar de verschillende diensten van de abdij waren er ook de grootste grondeige-naars. Naast de tienden, die straks besproken worden, had de abdij te Zaffelare aanzienlijke inkomsten uit pachten (in specie en in natura), cijnzen, renten, de taksen op verko-pingen en erfenissen van onroerende goederen, vergoedingen bij leenver-heffingen, op de grote belasting bij het overlijden van een horige (“beste hoofd”) en op een deel van de boe-tes.

In de loop der jaren hebben ook andere godsdienstige instellingen, vooral uit Gent, onroerende goede-ren en renten verworven, zoals het kapittel van Sint-Veerle, de kapela-nij van Sint-Servaas in de Sint-Jans-kerk (later Sint-Baafskathedraal) te Gent, het Sint-Jakobsgodshuis te Gent, het klooster Ter Hagen te Zuiddorpe (later Gent), het Rijke Gasthuis te Gent en andere. Voor zover bekend ging het om schen-kingen. Bij voorbeeld het goed ter Scheld, aan de oostzijde van de Kerkstraat, werd in 1311 en 1328 geschonken aan een kapelanij in de Gentse Sint-Janskerk door begijn Margriete van der Schelde en door kapelaan Jan de Raed.2 De gronden tussen de kerk, de Hasselsgracht, de Koedreef en het Moleneinde-Zaf-felaredorp, waren door landvoogd Simon de Mirabello, vermoord in 1346, bij testament aan het Sint-Veerlekapittel van Gent ge-schonken.3 Op het einde van de hier bespro-ken periode, in 1569-1574, waren twee derden van de bewerkte grond te Zaffelare pachtgrond en een derde was eigendom van de gebrui-ker. Veruit het grootste deel waren akkers. Er was een toenemende

tendens van eigendomsverwerving door de plaatselijke boerenbevol-king.4

Zoals voorzien door de keure werd Zaffelare bestuurd door de baljuw en zeven schepenen, allen aange-steld door de abt van de Sint-Pie-tersabdij. De pastoor en later ook notabelen van het dorp werden bij het bestuur betrokken. De baljuw was aanvankelijk tevens de pachter van het Torregoed, de grote land-bouwontginning in het noordoos-ten van het dorp en woonde daar ook. Later kwam er een onderscheid tussen de uitoefening van het baljuwschap en de pacht van Tor-regoed, maar dikwijls woonde de baljuw in het deel van het Torregoed, het hooghof, dat tot een “kasteel” werd uitgebreid. Daar ver-bleef ook de abt wanneer hij naar Zaffelare kwam. Bij gelegenheid on-dertekende hij daar ook bestuurlijke documenten voor andere plaatsen.5

2. De tienden

De tienden waren een vorm van belasting die inhielden dat een tiende van de oogst moest worden afgestaan (in feite de elfde schoof). In oorsprong waren de tienden een

Schild van de Sint-Pietersabdij met het devies “Pour bien” op een wandtapijt uit de reeks met de “Geschiedenis van Petrus en Paulus”, 1556-1567 (STAM, Bijlokecollectie, Gent, inv. A76-1).

De pachterswoning van het Torregoed met delen uit de 15de eeuw. Het hooghof werd afgebroken in de 18de eeuw.

kerkelijke belasting die terug ging op de gedachten en instellingen van de bijbel.6 In Zaffelare zijn de tien-den geïnd ten voordele van de Sint-Pietersabdij, de Sint-Baafsabdij (la-ter het bisdom Gent) en de pastoor van Zaffelare.Krachtens het akkoord van juni 1221 gingen twee derden van de tienden naar de Sint-Pietersabdij en een derde naar de Sint-Baafsab-dij.7 De abdijen eisten vooreerst de “grote tiende”, namelijk een tiende van de opbrengst van rogge, tarwe, gerst, haver en boekweit. Zij eisten verder een derde deel van de “klei-ne tiende”, namelijk van de tiende van de opbrengst van vlas en lam-meren. De twee overige derden van deze “kleine tiende” gingen naar de pastoor van Zaffelare. Omdat in de “kleine tiende” de opbrengst van vlas het belangrijkste was, werd deze belasting ten voordele van de pastoor eeuwenlang “de vlastiende” genoemd.Al in 1250 heeft de Sint-Pietersabdij haar rechten op de tiende verpacht aan een zogenaamde tiendenpachter. Hij betaalde aan de abdij een forfai-taire som en moest dan zelf ervoor zorgen dat hij bij de belastingplich-tigen aan de nodige inkomsten ge-raakte. Ook de oudst bewaarde do-cumenten van het deel dat aan de Sint-Baafsabdij toekwam melden ons de verpachting van deze inkom-sten. Al van in 1250 viel de functie van tiendenpachter samen met deze van de plaatselijke vertegenwoor-diger van de abt, de baljuw. Later kwamen er uiteenlopende regelin-gen. Zo werden in 1493-1494 de tienden per wijk verpacht aan ver-schillende personen.8 In 1571 was de tiendenpachter Gillis van Bas-telaere, pachter van het Torregoed maar geen baljuw, die de tienden in onderdelen per wijk verpachtte. Ook de pastoor verpachtte zijn rech-ten op de vlastiende aan derden.

3. Pastoors en kosters van Zaffelare

DE PASTOORSAls laatste pastoor van de Heilig-Kerstparochie van Gent, tevens pas-toor over het grondgebied Zaffela-re, wordt in 1221 een zekere Lam-bertus vermeld. De namen van de eerste pastoors van Zaffelare zijn nog niet teruggevonden. In 1274 wordt Walterus Labbam vermeld als proost (prepositus) van Zaffelare, maar wellicht ging het hier niet om een pastoor, maar om de monnik die namens de Sint-Pietersabdij tij-delijk het beheer waarnam over de heerlijkheid Zaffelare.9

1410 Johannes BaesJohannes Baes is de eerste pastoor die we met naam kennen. Hij werd vermeld in 1410 als getuige bij de wettiging van de kopie van de keure van Zaffelare. 10

? -1434 Hellijn RoegiersHellijn Roegiers was priester van het bisdom Doornik en werd in 1426 vermeld als student te Leuven bij de eerste inschrijvingen aan de pas gestichte universiteit.11 Zoals ver-meld in deze inschrijvingslijst was hij op dat ogenblik reeds pastoor van Zaffelare. Hij overleed in die functie op 1 maart 1434.

Ca. 1435 Jan van Buselinghe?Een contract van 1435 illustreert hoe het pastoorsambt in die tijd ge-dacht werd in termen van bezit en betaling. In dat jaar beloofde Tho-mas van Sarzana aan het pauselijk hof een belangrijke som te betalen voor de benoeming tot pastoor te Zaffelare van Jan van Buselinghe. Hij kreeg daarvoor nogmaals een voorschot. Deze Thomas Parentu-

celli van Sarzana was niet de eerste de beste. Hij werd in 1447 paus met de naam Nicolaas V en heeft als paus een belangrijke rol gespeeld. Over de verdere afloop van deze benoe-ming van Jan van Buselinghe zijn nog geen gegevens teruggevonden maar gezien zijn naam is er moge-lijk een verband met een latere pa-rochiepriester Pieter Byeselin, zoon van Jan.12

1434- ca.1466 Johannes de BleeckereMagister Joannes de Bleeckere was kapelaan van de kapel van Johannes’ Geboorte in de Sint-Jacobskerk te Gent. Met de toestemming van de abt van de Sint-Pietersabdij ruilde hij deze functie in april 1434 met Johannes Canevelt, kapelaan in de-zelfde kerk aan het altaar van Onze-Lieve-Vrouw. Op diezelfde dag stel-de de abt hem aan de bisschop voor om benoemd te worden als pastoor van Zaffelare na de dood van Hellijn Roegiers.13 Hij is dit blijkbaar ook geworden, maar bleef vermoedelijk in Gent wonen. In een Gentse akte van 1461 duidde men een woning aan met de omschrijving “huis aan de Groene Briel naast het huis van de parochiepriester van Zaffelare”.14 In 1466 werd hij pastoor van Mater (Oudenaarde).15

Ca. 1463 Pieter ByeselinIn een ongedateerde tekst van rond 1463 over inkomsten van de Sint-Pietersabdij werd Pieter Byeselin zoon van Jan vermeld als parochie-priester. Hij was namelijk pachter van 1,6 hectare grond in de goede-ren van de abdij ten noorden van het Veerleveld. Mogelijk was hij dienst-doend pastoor.16

Ca. 1490-1494 Meester AdrianeMeester Adriane “prochiepape” werd in 1490-1494 vermeld als

Page 12: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw I 2524 I In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw

Handschrift en handtekening van pastoor Hendrick Calf en baljuw Christoffel van der Eedt onder de armenrekening van 1557 (KAZ).

het bisdom Kamerijk, benoemd in 1492.37

- meester Jan van Dickele spande in 1539 voor de Raad van Vlaan-deren een rechtszaak in tegen ze-kere Jan de Vriese38; is mogelijk dezelfde als Johannes van den Dycke die als koster zou overle-den zijn in 1549-1550. In een andere tekst werd hij vermeld als ontslagnemend en vertrekkende naar Brussel rond 1551.

- Gerardus Doostelinck werd be-noemd op 30 januari 1550 na de dood van Johannes van den Dyc-ke. Hij nam het jaar nadien al ontslag.39

- Petrus van Basselare (elders ook Bausselare genoemd), een jongere clericus, werd benoemd in 1551 en overleed vóór 4 maart 1561.40

- Petrus Ricardi, priester van het bisdom Doornik, werd tot kos-ter van Zaffelare benoemd op 4 maart 1561, in de functie die vrij kwam door de dood van Petrus van Bausselare. Hij nam ontslag in 1563.41

- Franciscus Bontans (elders Bontenixs geschreven), zoon van Nicolaas, werd benoemd op 1 mei 1563.

- Rolandus Nertz, priester van het bisdom Doornik, werd op 12 november 1564 tot kos-ter benoemd na het ontslag van voorgaande.42

- Egidius de Kindere, zoon van Marten, geboren rond 1543, was clericus van het bisdom Door-nik en werd in 1566 tot kos-ter benoemd na het ontslag van priester Rolandus Nertz. Op 5 september 1571 gaf hij te Zele volmacht aan pastoor Heyndrick Calf en aan Jan de Kindere om naar de abt te gaan en zijn afstand aan te bieden van de kosterij van Zaffelare die hem toebehoorde.43

- Deze Jan de Kindere werd als

raadgever bij de schatting van de opbrengst van het zaailand van het Torregoed.17

1511-1513 Adriaan van der MeerenAdriaan van der Meeren (in het La-tijn: de Mera) was vermoedelijk geboortig van Gent en had aan de universiteit gestudeerd.18 Hij was pastoor van Zaffelare van 1511 tot 1513. Hij ruilde zijn betrekking als pastoor van Zaffelare met Judocus Verbrugghen (de Ponte), kapelaan te Beervelde. Op dezelfde dag als zijn opvolger in 1513 door de abt van Sint-Pieters tot pastoor van Zaf-felare werd voorgesteld, werd Adri-aan van der Meeren als kapelaan aangesteld te Beervelde. Hij bleef ook daar slechts tot 1514.19

1513-1519 Judocus Verbrugghen (de Ponte) Magister Judocus Verbrugghen (in het Latijn: de Ponte) was geboortig van Gent en werd als student in-geschreven aan de universiteit van Leuven op 25 augustus 1504. Hij was priester van het bisdom Door-nik. Hij werd door de abt van Sint-Pieters benoemd in november 1512 tot kapelaan van Beervelde en hij ruilde deze plaats al drie maanden later met de pastoor van Zaffelare. Hij bleef hier pastoor tot hij ontslag nam in 1519.20

1519-1532 Johannes van DammeJohannes van Damme, monnik van de Sint-Pietersabdij, was pastoor van 1519 tot aan zijn dood in 1532.21

1532-1540 (of 1536) Bauwen van der MeerenBauwen van der Meeren had de uni-versitaire titel van magister artium. Hij was pastoor van 1532 tot 1540. Toen verwierf hij de plaats van ka-nunnik in het pas opgerichte Sint-Baafskapittel te Gent. Hij was de

zoon van Steven, priester van het bisdom Doornik, werd geboren rond 1522.26 Over deze figuur weten we heel wat. Op 17 november 1552 werd hij door de abt van de Sint-Pie-tersabdij voorgesteld als pastoor van de parochie van de heilige Margareta te Wijlegem (verdwenen parochie te Sint-Denijs-Boekel, thans gemeente Zwalm) en de eraan ondergeschik-te hulpkerk van de Heilige Maagd te Roosbeke, afhankelijk van de Sint-Pietersabdij, onder het bisdom Kamerijk. Hij nam ontslag en werd daar op 17 september 1554 opgevolgd door Adrianus de Mey-ere, priester van het bisdom Kame-rijk. Hij werd voorgesteld als pas-toor van Zaffelare op 19 juni 1554 nadat die functie vrij was gekomen door het ontslag van pastoor van de Walle.27 Hij bezat grond aan de Oudeveld-straat en pachtte gedurende meerde-re jaren een meers aan de Puyenbrug, een pacht die achteraf door zijn zoon werd overgenomen. In 1568 pachtte hij een akker van de armenzorg. Hij verhuurde een deel van de pastoors-goederen aan zijn zoon Hendrick.Voor zover we kunnen opmaken uit de bewaarde documenten, schreef hij de rekeningen van de armenzorg, minstens vanaf 1558, en kreeg daar-voor een vergoeding van jaarlijks 12 groten.28 Minstens in 1576 en 1577 was hij één van de leveranciers van

eerste bezitter van de vierde preben-de (een vast kerkelijk inkomen). Hij overleed in 1554.22.

1540 -1552 Olivier van LaereOlivier van Laere was pastoor van-af 1540 tot aan zijn dood in 1552. Zijn naam staat in Griekse letters vermeld op de derde bladzijde van het mirakelboekje, dat vermoedelijk rond of in 1540 geschreven is en dat verder uitvoerig besproken wordt. Mogelijk kende hij Grieks, waar-voor in deze tijd van de Renaissance hernieuwde belangstelling leefde.23 Boven zijn naam staat in het Latijn de aansporing uit het boek Predi-ker 12,13: Vrees God en onderhoud zijn geboden. Blijkbaar had hij kin-deren en is hij de stamvader van een vooraanstaande familie te Zaffelare, met meerdere vertegenwoordigers in het bestuur van de gemeente en de kerk.24

1552-1554 Adriaan van de WalleAdriaan van de Walle, priester van het bisdom Doornik, was pastoor van 1552 tot 1554. Daarna verliet hij de parochie om koster te worden te Vloerzegem.25

1554-1578 en van 1584-1598 Hendrick CalfHendrick Calf of Henricus tCalf,

het brood van de armenzorg. Hij schreef ook de kerkrekeningen (voor zover bewaard vanaf 1584) en kreeg daarvoor jaarlijks een vergoeding van 20 groten. Hij woonde samen met zijn vrouw Cathelijne Screvels en had minstens vier kinderen: Andries, Hendrick, Johanna en Josine Calf. 29 Op 4 juli 1563 was pastoor Calf naar de vier-schaar van Zaffelare gekomen, samen met zijn vrouw Cathelijne Screvels. Zij stichtten toen een levenslange jaarlijkse rente van een pond ten voordele van Cathelijne Screvels en Josine Calfs, hun dochter. De rente moest betaald worden door Joos de Greve, zoon van Pieter, die daarvoor 10 pond had ontvangen. De rente kon op ieder moment gelost worden en was bezet op een behuisde hof-stede van 400 roeden aan de Oude-veldstraat te Zaffelare, met erachter liggend nog een stuk grond van één gemet (samen ongeveer een hecta-re).30 Voor zijn vier kinderen kocht hij in januari 1566 van erfgenamen Van Poucke een stuk grond van 30 aren aan de westzijde van de Kerk-straat. 31 Tot in de 20ste eeuw leefden er te Zaffelare afstammelingen van hem met zijn familienaam. Als laat-ste overleed Achilles Calf in 1967.Tussen 1570-1572 was de pastoor betrokken bij een nachtelijk messen-gevecht. Hij was door twee of meer personen bedreigd en had Pieter van Meers in de schouder gestoken.32 Op het einde van 1578 werd de katholieke eredienst te Zaffelare op-geschort, maar de familie Calf bleef ter plaatse. Een en ander wijst erop dat men dacht dat de gewijzigde situatie zou bestendigd worden. Zo kocht hij of zijn zoon Hendrick uit de aangeslagen goederen van de Sint-Pietersabdij een aantal bomen in 1579 en twee bunder meers in 1580. Deze onroerende eigendom is echter zonder vergoeding later weer terug-gekeerd naar de abdij. 33 De pastoor hernam zijn dienst in 1584 en bleef

een landsman. Zo pachtte hij het gras van het kerkhof in 1593-1595.Hij overleed in 1598 en werd in het hoogkoor begraven.

DE KOSTERSDe gegevens over de kosters zijn nog beperkter, maar tevens verrassend. Minstens zes ervan waren priester, maar het is niet zeker of zij altijd ook effectief in Zaffelare actief wa-ren. Indien zij er wel waren, deden zij mogelijk het werk van de even-tueel afwezige pastoor.- Jan Farant, als aanwezig in

de parochie vermeld in de 14de eeuw.34

- Rogerus Frans, gehuwd met Clara ’s Bauwens, koster tot 1399.

- Joannes Bauth, zoon van Joan-nes, benoemd in 1399.

- Gudwalus van Damme nam ontslag in 1455.

- Petrus Volkeric, priester, be-noemd in 1455.35

- Zadeleer, tevens koster van ‘s Gravendijke en scholaster te Temse tussen 1454 en 1455.

- Petrus de Vliechere nam ont-slag in 1471.

- Girardus Monachi, afwezig cle-ricus van de Sint-Pietersabdij, benoemd op 21 juni 1471.

- Guido Perrot, priester, werd na zijn functie te Zaffelare op 12 no-vember 1484 kapelaan van het al-taar van de heilige Amandus in de Sint-Niklaaskerk te Gent. Deze functie had hij geruild met zijn opvolger te Zaffelare.

- Johannes Gogaert, clericus, was kapelaan bij het altaar van de heilige Amandus in de Sint-Ni-klaaskerk te Gent tot 12 novem-ber 1484, wanneer hij deze func-tie ruilde met Guido Perrot, om koster te worden te Zaffelare.36 Hij was tevens koster van Merel-beke en nam in beide betrekkin-gen ontslag in 1492.

- Johannes Schule, priester van

Page 13: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw I 2726 I In de schaduw der Vrouwe Van de dertiende tot de zestiende eeuw

archeologische opzoekingen moge-lijk waren. Uit de dertiende eeuw rest vermoedelijk nog de eerste pilaar vooraan rechts.Het huidige hoogkoor en het oude nog bestaande zuidelijke zijkoor werden in de vijftiende eeuw ge-bouwd. Beide zijn opgetrokken in dezelfde grote bakstenen, die toen gebruikelijk waren.45 Uit die bouw-fase dateert vermoedelijk ook de eer-ste pilaar links, in de gotische stijl van de vijftiende eeuw, wat erop kan wijzen dat toen ook de oude Onze-Lieve-Vrouwkapel werd her-bouwd. We mogen veronderstellen dat gans het koorgedeelte (het grote hoogkoor en de oude zijkoren of dwarsbeuken) gebouwd of her-bouwd waren in de vijftiende eeuw.

De westelijke gevel met delen van de 13de-eeuwse kerk en de toren uit 1754 (gefoto-grafeerd door architect Benjamin de Lestré in 1895). Dit gedeelte van de kerk werd afgebroken in 1897.

Voor een nog eerder geringe bevolking van minder dan 1000 parochianen was dit een vrij grote dorpskerk. De linker dwarsbeuk was toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en de rechtse was toegewijd aan de heilige Petrus, elk met een altaar. Het kerkschip had twee smalle zijbeuken (die pas in de 17de eeuw werden verbreed). Gezien de offergaven in natura, in Zaffelare vooral vlas, was het grote zijkoor ter ere van Onze-Lieve-Vrouw, moge-lijk wel nodig.Reeds vóór de reformatie bezat de kerk van Zaffelare nog een vier-de altaar, ter ere van de heilige Sebastiaan, in een kapel die inge-bouwd was in de zuidelijke zijbeuk van de kerk.

DE KERK ALS MULTIFUNCTIONELE PUBLIEKE RUIMTE

De kerk was de publieke ruimte bij uitstek. De keure verplichtte al-lerlei bekendmakingen op zonda-gen in de kerk. Daarnaast werden ook tal van andere zaken in de kerk bekend gemaakt, zoals de betaalda-gen van de erfelijke cijns.46 Ook nog in de afspraken van de Sint-Pieter-sabdij met de heerlijkheid Vinder-houte-Merendree van 12 december 1524 werd bepaald dat in de kerk van Zaffelare alle bekendmakingen konden doorgaan die nuttig waren in verband met de rechten van de

Rechtse pilaar aan het koor, vermoedelijk uit de 13de eeuw.

Linkse pilaar aan het koor, vermoedelijk uit de 15de eeuw.

koster nog vermeld tijdens en na de reformatie. 4. Het kerkgebouw

en de omgeving

Hoe de allereerste kerk er heeft uitgezien is niet met zekerheid ge-weten. Mogelijk was het van in het begin een kerk met een kruis als grondplan en een westertoren. De toren, de westelijke gevel en het schip met delen uit de dertiende eeuw in gotische stijl werden afge-broken in 1897.44 Blijkbaar heeft de kerk altijd op dezelfde plaats gestaan, waardoor voorlopig geen

hof, een omsloten ruimte rond de kerk, was een niet te onderschatten element in de stichting van het dorp. De verkoop van het kerkhof-gras en vooral van de bomen brach-ten geld op voor de kerk. De doden, die niet in het kerkgebouw werden begraven, werden ter aarde besteld zonder duurzaam grafteken.Het kerkhof was oorspronkelijk (minstens voor een groot deel) omwald. De reden hiervoor was wel-licht dezelfde als voor de andere 17 omwalde sites in de parochie: ener-zijds zorgde de wal voor de opvang van het overtollige water, dat in het laag gelegen Zaffelare eeuwen lang voor problemen heeft gezorgd. An-derzijds was het kerkhof daardoor ook al grotendeels afgesloten en werden onder meer loslopende die-ren geweerd.In de buitenmuur van het Sint-Pie-terskoor, onder het oostelijke ven-ster, is in donkere steen een groot andreaskruis aangebracht. Mogelijk bedoelt men daarmee twee gekruis-te sleutels en verwijst dit teken naar de rechtsmacht van de Sint-Pieters-abdij. Misschien kwam hieronder de schepenbank samen. Vlakbij was het knekelhuis met calvarie. Het kruisbeeld droeg bij tot het sacrale karakter van de ruimte en gaf aan de rechtspraak een godsdienstige ach-

heer.47

De kerk was tevens de plaats van de openbare boete na veroordeling. Zo had de vierschaar Gillis Van Poucke veroordeeld omdat hij als gehuw-de man overspel had gepleegd. Hij werd tot tien jaar verbanning ver-oordeeld uit alle gebieden van de Sint-Pietersabdij. In beroep werd hij op 21 maart 1542 veroordeeld om geknield vergiffenis te vragen aan de baljuw van de Sint-Pieters-heerlijkheid. Verder moest hij op een zondag verschijnen in de kerk van Zaffelare met in de hand een wassen kaars van een half pond. Bij het rondgaan van de processie moest hij achter de pastoor stappen, met de kaars aanwezig zijn in de hoog-mis en daarna de kaars achterlaten voor het heilig Sacrament. Het was gebruikelijk dat gegoeden en vooraanstaanden niet op het kerk-hof maar in het kerkgebouw werden begraven. De oudste sporen van be-grafenis in de kerk van Zaffelare zijn enkele afschriften van zerken uit de zestiende eeuw in een oud manus-cript.48 Eén van die grafstenen lag in de Onze-Lieve-Vrouwkapel (het noordelijke zijkoor van de kerk) voor dame Johanne de Clerck, huis-vrouw van Jan Otto van Berghijn-belle, gestorven in 1568. Er was een heraldisch schild op afgebeeld met drie zeshoekige sterren en twee half rechtop lopende dieren. In diezelfde kapel lag de zerk van juffrouw Marie van Doorisselare, dochter van Lau-rens, overleden op 27 oktober 1575. Ook hier stond een heraldisch schild afgebeeld met drie bloemen.

KERKHOF EN OMGEVINGHet kerkhof, ongeveer een halve hectare groot, is thans iets kleiner dan de middeleeuwse oppervlak-te, omdat in de loop der eeuwen om uiteenlopende redenen langs drie zijden smalle stroken zijn af-genomen. De aanleg van een kerk-

Zegel van de parochie Zaffelare in 1360 (RAG, oorkonden Sint-Baafs O

1024). De pastoors bevestigden met de aanhechting van het parochiezegel dat zij het bisschoppelijk bevel tot een spe-ciale verering van de heilige Barbara ontvangen hadden.

Afschrift van grafschriften in de kerk uit de 16de eeuw (UGent, Centrale Bibliotheek, hs. 11767).

Andreaskruis in zwarte baksteen in de zuidelijke gevel van het vroegere Sint-Pieterskoor uit de 15de eeuw. Mogelijk verwijst dit kruis naar de uitoefening van de rechtsmacht onder het bestuur van de Sint-Pietersabdij.

Page 14: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De inrichting van een protestantse kerk en het herstel van de katholieke eredienst (1578-1606) I 39

Zaffelare werd niet alleen op godsdienstig vlak enkele jaren protestants (1579-1582), maar als heerlijkheid van de Gentse Sint-Pietersabdij werd het ook op wereldlijk vlak meegesleurd

in de tijdelijke teleurgang van deze instelling. Daarna volgden rampzalige jaren door de oorlogsomstandigheden. Tijdens de periode van de herovering van het calvinistische Gent door

het katholieke Spanje werd de parochie geplunderd, plat gebrand en overstroomd. Ook het kerkgebouw werd totaal ontmanteld.

4

De inrichting van een protestantse kerk en het herstel van de katholieke eredienst (1578-1606)

Het hoogkoor en het vroegere Sint-Pieterskoor daterend uit de 15de eeuw (foto genomen door architect de Lestré in 1895).

“Jezus redt Petrus” (Matteüs 14,31) (paneel van het hoofdaltaar door Leon Bressers, 1904) herinnert aan de heilige Petrus, de tweede patroon van de kerk.

Page 15: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De inrichting van een protestantse kerk en het herstel van de katholieke eredienst (1578-1606) I 4140 I De inrichting van een protestantse kerk en het herstel van de katholieke eredienst (1578-1606)

Op het eind van 1578 en het begin van 1579 was Zaffelare verdeeld in de keuze voor de katholieke of voor de protestantse kerk. Een tijd lang was er geen bedienaar. De pastoor bleef in het dorp, maar deed geen dienst. De baljuw en de griffier wer-den ontslagen, mogelijk omwille van hun sympathie voor het pro-testantisme. Baljuw Jan Goethals kwam pas weer in dienst tijdens de protestantse periode, maar was be-gin 1579 vervangen door de uitge-sproken katholiek Willem van der Biest. Griffier Lieven van der Vaet werd vervangen door de uitgespro-ken katholiek Lieven van Bastelaere, zoon van Gillis en medepachter van het Torregoed. Waarschijnlijk heeft griffier van der Vaet onder meer het Latijnse misboek uit de kerk weg-genomen en de perkamenten bladen gedeeltelijk gebruikt als boekom-slagen in de administratie. Zijn we-duwe betaalde later voor een nieuw misboek en moest mede bijdragen in de restitutie van de andere voor-werpen die uit de kerk verwijderd waren.8

TWEE PROTAGONISTENGillis van Bastelaere was te Zaffe-lare een zeer vooraanstaand man. Hij werd geboren rond 1520.9 Hij was schepen in 1563 en 1564. In 1570, in het contract betreffende het gra-ven van het Kerkvaardeke, stond hij vermeld onder de dorpsnotabelen. Hij ondertekende onmiddellijk na de baljuw Goethals en vóór griffier van der Vaet. De familie van Bas-telaere pachtte het Torregoed vanaf 1532 tot rond 1586. Gillis wordt in de pachtcontracten herhaalde keren als een van die medepachters ver-meld. Hij bezat te Zaffelare meer-dere eigendommen. Volgens het penningkohier van 1571 verpachtte hij in zes partijen meer dan vier hec-taren zaailand. Zelf pachtte hij meer dan 10 hectaren grond: drie bunder zaailand en drie bunder meers van

Philip van Lansberge op 67-jarige leeftijd, geportretteerd door Willem Jacobsz Delff. Slechts 18 jaar oud stichtte hij in 1579 de protestantse kerk te Zaffelare.

1. De opschorting van het katholicisme in Gent en omgeving1

Reeds vanaf 1521 waren te Gent sporen van nieuwe godsdienstige ideeën, die aanvankelijk door de burgerlijke en kerkelijke overheid uiterst streng en gruwelijk onder-drukt werden. De eerste terechtstel-ling te Gent vond plaats in 1530. Het waren meestal wederdopers die op de Vrijdagmarkt of op het Veerle-plein levend werden verbrand. Van-af 1560 groeide te Gent de invloed van de leer van Calvijn die leidde tot de stichting van een plaatselij-ke calvinistische kerk, waarvan het bestuur in 1566 grotendeels uit gegoede burgers bestond. Onder invloed van de prediking midden sociale spanningen ontstond op 22 augustus 1566 een beeldenstorm die vele kerken teisterde en die voor het kunstbezit een ramp is gewor-den. Speciaal de Gentse Sint-Pieter-sabdij had het erg te verduren. Op 8 november 1576 werd de Pacificatie van Gent ondertekend, waardoor de vervolging om gods-dienstige redenen werd opgeschort. De repressie werd echter hernomen door landvoogd Juan van Oosten-rijk. De opstand tegen de katholie-ke kerk was in Gent meer dan elders verbonden met de opstand tegen het katholieke staatsgezag en het onge-noegen van uiteenlopende bevol-kingsgroepen. Op 28 oktober 1577 grepen calvinisten de macht onder leiding van Jan van Hembyse en vestigden op 1 november 1577 het college der Achttienmannen, het be-gin van de calvinistische republiek. Onder die leiders treffen we Willem en Jan van Pollare aan, eigenaars van de heerlijkheid ten Rozen te Zaf-felare.2 Gent stelde zich radicaler op dan gelijk welke Vlaamse stad en paste zelf de beginselen van de “Pacificatie van Gent ” allerminst toe. In de loop van 1578 werd het

stadsbestuur gaandeweg gezuiverd van katholieken. Vanaf 2 februari 1578 werd de Sint-Pietersabdij, de rijkste instelling van de stad, een tijd lang bezet. Vanaf juli 1578 werd vanuit Gent in gans Vlaanderen een calvinistische kerkorde uitgebouwd en in juli-september 1578 volgde een terreurgolf tegen de katholieke eredienst, waarin op 24 augustus 1578 een nieuwe vernielingsgolf de Sint-Pietersabdij trof. De abt en de monniken vluchtten naar Douai.3 Op 12 december 1578 deed de abt afstand van zijn privilegies en stak het stadsbestuur grote geldsommen toe. Op aandringen en onder invloed van Willem van Oranje werd op 27 december 1578 de “religievrede” (“Religionsfried”) ondertekend en op 1 januari 1579 werd de katho-lieke eredienst weer officieel erkend en toegelaten. Dit werd spoedig achterhaald door de feiten, de ter-reur tegen katholieken herbegon en bereikte haar hoogtepunt in maart, niet toevallig de maand waarin ook te Zaffelare de protestantse eredienst werd ingericht. De vertegenwoordi-ger van de katholieken in Zaffelare zou zich tevergeefs op de beginse-len van de “Religionsfried” beroe-pen. Een verordening van de Gentse schepenbank van 15 mei 1579 ver-bood in het hele kwartier van Gent de uitoefening van elke andere dan de gereformeerde godsdienst. In diezelfde maand mei 1579 werden de bezittingen van alle parochies, abdijen en kloosters in het kwartier van Gent in beslag genomen en on-der toezicht van de “Commys gene-rael van de ecclesiastique goeding-hen” verkocht of verpand.4 Dit zou voor Zaffelare, dat ondertussen pro-testants was geworden, gedurende enkele tijd grote gevolgen hebben.Maar Gent werd achteraf heroverd door het katholieke Spanje. Na een jarenlange strijd, op 17 september 1584, dwong de landvoogd Alexan-der Farnese het calvinistische Gent

tot een onvoorwaardelijke overga-ve. Op 27 september 1584 keerde de abt van Sint-Pieters terug naar de abdij. Krachtens de “akte van reconciliatie” kreeg de abdij al haar goederen en privilegies terug.5

2. De voorafgaande gebeurtenissen te Zaffelare

Enkele losstaande feiten wijzen reeds vanaf 1567 op de aanwezig-heid van het protestantisme. Rond Kerstmis 1568 doopte pastoor Calf in de parochiekerk van Zaffelare een kind dat al gedoopt was door pro-testanten. Het werd door Zaffelaarse mensen opgevangen. In 1574 werd het ernstiger. Pieter Sypers had in een twist met Gillis van Bastelaere, die verder nog uitvoerig ter sprake komt, gedreigd de hulp van de geu-zen te gaan vragen om diens erf in brand te steken. Er leefde dus ook bij Zaffelaarse mensen een bepaalde sympathie met het protestantisme. Sypers werd voor die dreiging zwaar gestraft door de vierschaar op 4 sep-tember 1574. Hij moest een kaars van twee pond dragen van op de plaats van de rechtspraak tot in de kerk van Zaffelare en die daar ach-terlaten ter ere van het heilig Sacra-ment. Hij moest op zijn knieën God en de justitie om vergeving vragen. Op straf van verbannen te worden uit alle heerlijkheden van de heer mocht hij die dreiging niet meer herhalen. Hij moest een boete beta-len van 2.400 groten, boven op de gerechtskosten.6 Pieter Sypers bleef in Zaffelare en we vinden hem ver-meld in de armenrekening van 1580 omdat hij een aantal broden leverde aan de protestantse armenzorg.7

3. De vestiging van de protestantse kerk te Zaffelare

groot werk uit over wiskunde. In 1613 werd hij afgezet als predikant omwille van zijn bezwaren tegen de benoeming van de burgemeester. Hij vertrok naar Middelburg waar hij publiceerde over wiskunde en sterrenkunde (in de lijn van Coper-nicus) en ook de geneeskunde beoe-fende. Hij overleed te Middelburg op 8 december 1632. Zijn broer Frans was in 1578 hervormd predi-kant te Kortrijk, vervolgens te Gent en later in Rotterdam.12

Zondag 29 maart 1579 was een his-torische dag voor de kerk van Zaffe-lare. Het was de vierde zondag van de vasten en drie weken later zou het Pasen zijn. Maar er waren geen diensten meer in de kerk, die al een tijd ongebruikt bleef na de opschor-ting van de katholieke eredienst. Zaffelaarse protestanten waren die dag aanwezig in het naburige Eks-aarde, zeven kilometer verder, in de hervormde kerkdienst die werd ge-leid door de jonge predikant Philip van Lansberge. Zij vroegen hem met aandrang om ook in Zaffelare te ko-men prediken en hij ging op hun uitnodiging in. Diezelfde namiddag

de Sint-Pietersabdij en twee bunder zaailand van de armenzorg van Zaf-felare. Hij pachtte vooral de tien-den van de Sint-Pietersabdij en ver-pachtte deze op zijn beurt door aan kleinere tiendenpachters. Hij was gehuwd met jonkvrouw Catarina Caluwaerts. Zij overleden beiden te Gent in 1599. Hij liet een pond na aan de kerk van Zaffelare, zijn echt-genote vier pond.10Jan Brouckaert was pachter of zoon van de pachter van “ten Nieu-wenhoven”, soms “ter Hecken” ge-noemd, een grote landbouwontgin-ning van meer dan 50 hectaren aan de huidige Koedreef. Deze boerde-rij was eigendom van de Sint-Pie-tersabdij (afdeling Pitancie, die in-stond voor het onderhoud van de monniken) en werd minstens al van in de 15de eeuw door dezelfde fami-lie Brouckaert gepacht. In 1585 was er een korte tussenfase waarin meer-dere pachters de hoeve hadden. Van-af mei 1587 pachtte Willem Broec-kaert de uitbating van 42 bunder en hij was de eigenaar van de erop staande gebouwen.11

Philip van Lansberge werd gebo-ren te Gent op 25 augustus 1561 als zoon van de Gentse schoolmees-ter Daneel van Lansberge, heer van Meulebeke. In 1566 vertrok de fa-milie omwille van haar sympathie voor het protestantisme eerst naar Frankrijk en vervolgens naar En-geland. Philip studeerde er wis-kunde en theologie. Teruggekeerd naar Vlaanderen werd hij in 1579 predikant in Gent en van 1580 tot 1585 predikant in Antwerpen. Hij huwde te Antwerpen in 1583 met Sara Lievaerts en kreeg een gezin met tien kinderen. Na de herove-ring van Antwerpen door de Span-jaarden vluchtte hij naar Noord-Nederland, studeerde te Leiden en werd in 1586 predikant te Goes. Ondertussen wijdde hij zich ver-der aan de studie en gaf in 1591 een

Page 16: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

Toenemende schittering en ernst. Kerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw I 49

Toenemende schittering en ernstKerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw 5

De vroegere Onze-Lieve-Vrouwkapel werd in 1903-1904 vergroot met het huidige Onze-Lieve-Vrouwkoor.

Page 17: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

Toenemende schittering en ernst. Kerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw I 5150 I Toenemende schittering en ernst. Kerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw

de parochie. Vanaf 1614 kwam bij-na ieder jaar de deken controleren of men de voorschriften van hoger-hand navolgde. Ondertussen zouden ook priesters gevormd worden vol-gens de strengere eisen na het con-cilie van Trente (1545-1563). Zaffe-lare behoorde na de oprichting van het bisdom tot de dekenij Evergem en vanaf 1661 tot de dekenij Hulst. De invloed van het bisdom werd in-dringender dan ooit met de aanstel-ling van bisschop Antonius Triest in 1621.Antonius Triest was bisschop van Gent van 1621 tot aan zijn dood in 1657. Van alle bisschoppen van Gent is hij wellicht de meest in-vloedrijke kerkleider geweest, streng voor zichzelf en streng voor anderen, met een groot organisa-tietalent, een sterke visie en een verbazingwekkende arbeidskracht. Tussen 2 september 1623 en 2 sep-tember 1654 bezocht hij elfmaal Zaffelare. Van al zijn bezoeken maakte de bisschop een verslag, dat nog bewaard bleef in zijn befaamde “Itinerarium”. Zo kunnen we van bezoek tot bezoek ook in Zaffelare de evolutie lezen van wat bisschop Triest belangrijk achtte in een pa-rochie. Meteen lezen we hoe hij het concilie van Trente en de plaatse-lijke omzetting daarvan krachtda-dig probeerde tot stand te brengen en welke tekorten en goede punten in Zaffelare waren aan te merken. Hij maakte daar opmerkingen over, maakte afspraken en kwam er later op terug.De bisschop controleerde het kerk-gebouw en alle aspecten van de uit-rusting ervan. Keer op keer kwam hij terug op het nodige herstel en de vergroting van de kerk. “Ik vond de kerk in haar oude misera-bele toestand en bedekt met stro.” Het einde van de renovatie van het kerkgebouw heeft hij niet meer meegemaakt. Voor de rest achtte hij ze meestal behoorlijk in orde qua

uitrusting. Ook de pastorie vond hij goed. Hij controleerde de kerkre-gisters, die aanvankelijk onvoldoen-de werden ingevuld, maar achteraf perfect in orde waren, en zag kri-tisch de rekeningen na van de kerk, de kapel van Onze-Lieve-Vrouw en de armenzorg. Hij zette de verant-woordelijken aan om de geldsom-men te doen opbrengen.Hij ondervroeg meerdere mensen over de taakvervulling van de pas-toor, van de koster, de onderwijzer en van andere personen uit het dorp. Dit viel meestal goed mee, behalve voor een van de kosters. Veel aan-dacht kreeg het catechismusonder-wijs.Een van de grote aandachtspunten van de bisschop was de celibataire levenswandel van zijn priesters en de mogelijke gevaren die dit vol-gens hem bedreigden. Een pries-ter moest afstand houden tegen-over vrouwen, zeker tegenover jon-ge vrouwen. Zo stuurde de bisschop in 1626 erop aan dat de pastoor zijn meid zou wegzenden, aangezien ze zwanger was en samen met haar man inwoonde in de pastorie. In 1628 kwam hij daarop terug, ook al stel-de hij vast dat niemand in Zaffelare er aanstoot aan nam dat ze een kind kreeg en weer zwanger was. Deze meid en haar gezin verlieten de pas-torie. In 1633 vond de bisschop het ongepast dat de pastoor samen met zijn nieuwe huishoudster aanzat bij maaltijden van haar collega’s uit na-burige dorpen.Van het burgerlijke bestuur ver-wachtte de bisschop de grootste medewerking om de kerkelijke ge-boden, geloofsleer en feestdagen te doen eerbiedigen. De bisschop klaagde erover dat de jongeren niet gedwongen werden om naar de cate-chismusles te komen. Hij vond ook dat er onvoldoende onderzoek werd gedaan betreffende inwijkelingen.2 Hij ging na of er bij de parochianen geen afwijkingen waren op het ge-

bied van geloof en zeden. Zo baarde in 1628 en 1633 een zekere Gerard van Doorselaere hem zorgen. Die leefde in overspel met een gezworen vroedvrouw. En in 1638 had Johan-nes Hillaert zijn pasen niet gehou-den. Het beleid van bisschop Triest had alle trekken van een totalitair systeem, waarin niets of niemand aan de strenge kerkelijke contro-le ontsnapte. De bisschop werd in zijn beleid sterk bijgestaan door de dekens, die voor een groot deel de-zelfde vragen stelden bij hun visita-ties. De deken vroeg bijkomend ook naar de priester bij wie de pastoor te biecht ging. Zo vernemen we dat pastoor van Hove te biecht ging bij de pastoor van Desteldonk.3 De in-dividuele biecht was een uitgelezen middel om zowel priesters als leken intenser te betrekken op de uitdruk-kelijke verwachtingen van de kerk-leiders.Tijdens het bestuur van Mgr. Triest en ook na hem kwamen al regel-matig bisschoppelijke brieven toe met allerlei aandachtspunten en instructies. In de 18de eeuw speel-den die herderlijke brieven meer en meer een rol in de opbouw van de natie met oproep tot gebeden voor de keizer en de keizerin en hun na-komelingen. Opvallend veel riep de bisschop op om te bidden voor goed weer, wat wellicht de aandacht kreeg van de landslieden. In toene-mende mate werd ook vermeld hoe voor alles en nog wat telkens de uit-drukkelijke goedkeuring moest ge-vraagd worden aan de bisschop.

3. De pastoors, onderpastoors, kosters en kerkbaljuws

PASTORIE

Zoals in de vorige eeuwen woon-den de pastoors en later ook de

1. Algemene situatie. Van 1200 naar 2000 inwoners

De Zaffelaarse bevolking steeg van ongeveer 1170 inwoners in 1621 naar 2217 inwoners in 1800, wat dus bijna een verdubbeling was. Deze stijging was niet rechtlijnig. Zo was er een terugval na 1646, na 1667 en na 1729. Dat had vooral te maken had met oorlogsomstandig-heden.1 De welvaart is geleidelijk gestegen, maar maakte regelmatig zware cri-sissen door, eveneens vooral door voorbijtrekkende soldaten en ande-re oorlogsgebeurtenissen. Zo werd de bevolking zwaar geplunderd in 1645. Dat de parochianen hun meubels in de kerk hadden samen-gebracht, hielp niet, want ook de kerk werd geplunderd. Onder meer in 1684 en 1708 werden de kost-baarheden van de kerk naar Gent gebracht. De jaren 1676-1678 waren de erg-ste. Franse soldaten staken in 1676 34 huizen in brand en op 28 sep-tember 1677 zelfs 136 huizen, het schepenhuis inbegrepen. Voor een landbouwbevolking was uiteraard ook het weer van grote invloed op de welvaart. Bijvoorbeeld in 1740 werd geen koningsschieting noch maaltijd gehouden door de Sint-Se-bastiaansgilde omwille van de le-vensduurte ten gevolge van de lang-durige koude: op 2 mei was meer dan een halve meter sneeuw geval-len.Ongeveer een derde van het Zaffe-laarse grondgebied was eigendom van kerkelijke instellingen. In 1773 was dit zelfs 37,05 %. Alleen al de Sint-Pietersabdij bezat ongeveer 358 hectaren of 22,81 % van het grondgebied. Het aandeel van de burgerij en de adel (de meeste van buiten Zaffelare) daalde van 30,19 % in 1748 naar 21,07 % in 1773 en

dit in het voordeel van de Zaffelaar-se eigenaars. Een groot deel van de gronden was dus eigendom van de plaatselijke bevolking en de meer-derheid van de Zaffelaarse huisge-zinnen had een eigendom als kern van een landbouwexploitatie. De welvaart van de Zaffelarenaren was in de laatste helft van de 18de eeuw duidelijk toegenomen. Na de afschaffing van de Sint-Baaf-sabdij in 1540 waren haar rechten later overgegaan naar het bisdom Gent. Zo ging het derde deel van de tienden in Zaffelare over naar het kanunnikenkapittel van de Sint-Baafskathedraal te Gent. De andere twee tienden gingen zoals voorheen naar de Sint-Pietersabdij, die het

beheer van de heerlijkheid uitoefen-de tot 1795.

2. Onder het sterke bisdom Gent

Met de oprichting van het bisdom Gent in 1558 lag het centrum van de kerkelijke organisatie heel wat dichter dan met het vroegere bis-dom Doornik. De eigenlijke wer-king van het nieuwe bisdom kwam maar na 1600 op gang. Voor Zaf-felare zou dit betekenen dat het nu door twee nabije kerkelijke instan-ties werd bestuurd, de abdij en het bisdom, wat wellicht heeft bijge-dragen tot de betere werking van

Portret van Gudwalus Seiger, voorlaatste abt van de Sint-Pietersabdij en heer van Zaffelare, door J.P. Sauvage, 1763 (STAM, Bijlokecollectie, Gent, inv. 777).

Page 18: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

Toenemende schittering en ernst. Kerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw I 5352 I Toenemende schittering en ernst. Kerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw

daarna pastoor van Watervliet van 1611 tot 1614. In Watervliet was hij wellicht rechtstreeks benoemd door de bisschop van Gent en niet op voorstel van de abt van de Sint-Pietersabdij, die een andere kandidaat had voorgesteld.Hij werd pastoor te Zaffelare op voorstel van de abt en in ruil met pastoor Rysebo vanaf 8 november 1614.9 Arnout van Hove had vol-op te maken met de toenemende organisatie van het bisdom Gent. Bisschop Triest stelde vast dat hij in goed aanzien stond bij de men-sen van de parochie. Hij begon de registers bij te houden van do-pen, huwelijken en overlijdens.10 Omwille van zijn slechte gezond-heidstoestand kwam er in 1638 een eerste onderpastoor.11 Hij bleef 24 jaar in functie tot aan zijn overlij-den op 27 december 1638 en werd begraven in het hoogkoor. Hij liet bij testament aan de kerk 2.880 groten na, waarmee onder meer zijn begraafplaats werd betaald en een eeuwig jaargetijde werd gesticht.

1639-1678 Jan de WildeJan de Wilde werd geboren te Ant-werpen in 1606. In 1626 werd hij ingeschreven als student aan de uni-versiteit van Leuven en werd bac-calaureus in de theologie. Hij was pastoor van Zaffelare van 1639 tot aan zijn dood in 1678 en was onder-tussen van 1668 tot aan zijn dood deken van Hulst. Onder hem gin-gen grote verbouwingen door aan de kerk en werd de Broederschap van de heilige Drievuldigheid opge-richt. Hij schreef de jaarlijkse eind-rekeningen van de kerk, de Onze-Lieve-Vrouwkapel en de armenzorg evenals die van de Sint-Sebastiaans-gilde en kreeg daarvoor een kleine vergoeding. Zijn broer Jacobus was hier korte tijd onderpastoor. Deze stierf hier in 1666 en werd begra-ven in de kapel van Onze-Lieve-

Vrouw. De moeder van de pastoor, Margriete Nimmeghens, werd in 1661-1662 eveneens begraven in die kapel.12

In 1641schreef bisschop Triest lovende woorden: de pastoor, het gemeentebestuur en de bevolking kwamen goed overeen. Als enige opmerking noteerde de bisschop dat de pastoor geen lijst bijhield van de priesters die hier kwamen mis doen en aalmoezen inzamelen. In 1646 noemde de bisschop hem een goede, geliefde en minzame man. Zoals de rest van de bevolking werd ook hij in 1645 bestolen zowel door de soldaten van de vijand als door deze van de vorst. In 1649 noemde de bisschop hem een ondernemen-de man, die goed opschoot met de parochianen en zijn catechismuson-derwijs goed gaf.13

1678-1683 Pieter PauwelsPieter Pauwels was eerst onderpas-toor te Zaffelare van 1666 tot 1678 en werd pastoor te Wondelgem op 20 juni 1678. Na de dood van pastoor De Wilde in datzelfde jaar 1678 kwam hij terug naar Zaffelare als pastoor in december 1678. Hij behoorde bij een vergelijkend exa-men tot de drie beste en kreeg de voorkeur van de abt. Hij werd te-vens bedienaar van de kerk van Men-donk. In 1681 werd in de kerkelij-ke rechtbank tegen hem klacht in-gediend omdat hij meestal dronken was en op zon- en feestdagen niet in staat was om de mis op te dragen. Hij zou ook veelvuldig afwezig zijn geweest uit zijn parochie zonder de toelating van de landdeken. De pas-toor verdedigde zich en stuurde naar de bisschop gunstige getuigenissen van de baljuw, de burgemeester, de schepenen en de griffier.14 Hij had blijkbaar nogal financiële proble-men en niet alleen te Zaffelare. In 1681-1682 spande de armenzorg van Wondelgem voor de officiaal

van het bisdom Gent tegen hem een proces in over de restitutie van een geleende som.15 Sinds zijn bestuur werden de jaarrekeningen van de kerk, de kapel en de armenzorg niet meer door de pastoor, maar door de griffier geschreven. Hij schreef wel nog de jaarrekening van de Sint-Se-bastiaansgilde.16 Hij bleef hier slechts tot 1683 en ruilde zijn pastoorsambt te Zaffelare met Nicolaas de Zeur, kanunnik te Eine, mits de belofte dat deze hem levenslang een pensioen zou betalen van 7920 groten.17 Hij werd als ge-volg van dit contract bezitter van de zesde kanunnikenprebende van Eine op 9 december 1683 en bleef dit tot rond 1687.

1683-1694 Nicolaas de ZeurNicolaas de Zeur werd geboren te Eblegem (Dilbeek) in 1650 en werd ingeschreven als student aan de uni-versiteit van Leuven in 1669.18 Hij was eerst onderpastoor te Ouden-aarde-Pamele van 1678 tot 1680 en vervolgens bezitter van de zes-de kanunnikenprebende te Eine tot 1683.19 Deze post ruilde hij in 1683 met Pieter Pauwels voor de betrekking van pastoor te Zaffelare. Hij werd eveneens bedienaar van de kerk van Mendonk. Hij is te Zaffe-lare overleden in 1694, slechts 44 jaar oud en werd begraven in het hoogkoor. Voor zijn ziel werd met een kapitaal van 2.400 groten een eeuwig jaargetijde gesticht door de erfgenamen.20 Onder zijn bestuur werd gans de kerk overwelfd (de Onze-Lieve-Vrouwkapel was al eerder overwelfd) en daartoe schonk hij persoonlijk 4.000 groten. Hij bekwam van de bisschop een aflaat van 40 dagen voor wie aanwezig was in de don-derdagse mis in de parochiekerk.21

onderpastoors in de pastorie4 midden de pastoriegronden ten zuidwesten van de kerk. De totale oppervlakte bedroeg 7,4 hectare. Aan het gebouw werd herhaaldelijk gewerkt. In 1741 spande pastoor van den Haute bij de Raad van Vlaan-deren een proces in tegen de tien-denheffers om hen te dwingen de pastorie en de brug in orde te bren-gen. De rechtbank is daarop inge-gaan en heeft hen daartoe verplicht in verhouding tot hun aandeel in de tienden (twee derden voor de Sint-Pietersabdij en één derde voor het Sint-Baafskapittel). Vermoedelijk heeft dit geleid tot de herstellin-gen waaraan nog wordt herinnerd door een jaarsteen 1743. In 1747 kwamen de Sint-Pietersabdij en het Sint-Baafskapittel tot een akkoord. Voortaan zou de pastorie uitsluitend door de abdij worden onderhouden. Al kort na de dood van pastoor van den Haute werden in 1768 grote herstellingswerken uitgevoerd aan de schouwen en vloeren van de pas-torie en werden in 1769 een nieuw poorthuis en dienstgebouwen opge-trokken. In 1790 kreeg de pastorie de huidige grootte met een verdie-ping en een nieuw dak. De abdij be-steedde daaraan de aanzienlijke som van 279.721 groten. Alles wijst er op dat de abdij bereid was meer kosten te doen aan de pastorie toen twee monniken van de abdij hier achtereenvolgens pastoor waren na de dood van pastoor van den Haute. De pastoor bewoonde op het einde van de achttiende eeuw een van de meest comfortabele en prestigieuze herenwoningen van het dorp op een dubbel omwalde site.De pastoors hadden verder zoals voorheen een aanzienlijk vast inko-men uit de opbrengst van de “pas-torele” gronden, de korenrente, de vlastiende en een aantal gestichte diensten in de kerk. In 1688 werd dit jaarinkomen al geraamd op 32.000 groten. Daarnaast waren er

nog de wisselende inkomsten uit de andere kerkdiensten.

DE PASTOORS

Na de dood van pastoor Calf wijzig-de de gezins- en inkomenssituatie van de pastoor grondig. De pastoor was geen landsman meer en had ook geen kinderen meer. De abt mocht aan de bisschop kandidaten voor het pastoorschap voorstellen zonder dat deze deelnamen aan een verge-lijkend examen. Vanaf 1735 werd dit voorrecht beperkt tot de eigen monniken. Meerdere pastoors had-den een universitaire opleiding ge-kregen en waren lang de enigen van het dorp met zulke vorming.

1598-1611 Dom Jacobus HeymanDom Jacobus Heyman was mon-nik van de Sint-Pietersabdij. Als gewoon lid van de kloostergemeen-schap werd hem in 1579 door het protestantse bestuur van Gent een alimentatiegeld toegekend van 8.000 groten.5 Hij werd door de abt aan de Gentse bisschop voorgesteld op 7 december 1598 om pastoor van Zaffelare te worden.6 De datum van zijn definitief afscheid van Zaf-felare is onzeker. Op 30 december

1610 werd door de abt van Sint-Pie-ters een opvolger voorgesteld in de persoon van Sebastianus Baerten, priester van het bisdom Kamerijk. Daarbij werd vermeld dat de pas-toor al lang afwezig was.7 Waar-schijnlijk is deze kandidatuur niet aanvaard door de bisschop. Volgens de kerkrekening van 1611 betaal-de men aan pastoor Heyman nog een half jaar voor het leveren van de miswijn en voor zijn dienst in be-zette jaargetijden, dus officieel was hij nog de pastoor.

1611-1614 Michiel RyseboMichiel Rysebo was voorheen pas-toor te Dentergem van 1602 tot 1609 en werd als pastoor van Zaf-felare voorgesteld aan de bisschop op 12 augustus 1611. Hij bleef in functie te Zaffelare tot 8 november 1614 en werd daarna pastoor te Wa-tervliet, waar hij Arnout van Hove opvolgde, zijn opvolger te Zaffelare. Zij ruilden dus met elkaar. Hij over-leed als pastoor van Watervliet reeds in 1616.8

1614-1638 Arnout van Hove (Arnoldus Hovius)Arnout van Hove was voorheen pastoor van Torhout tot 1611 en

De pastorie uit 1790 volgens een aquarel van 1844 in het Liber Memorialis (KAZ).

Page 19: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

Tijden van opstand en verandering (1789 - 1803): de eerste jaren van de Franse overheersing I 9190 I Toenemende schittering en ernst. Kerk en parochie in de zeventiende en achttiende eeuw

6Tijden van opstand en verandering (1789 - 1803): de eerste jaren van de Franse overheersing

op Kerstmis “drij pinten wijn op den kerstnacht in de kercke gheconsumeert”.

110 In 1639 werd bij zilversmid Joos Lesteens een vergulde zilveren “communiceercop” gekocht voor de aanzienlijke som van 4.930 groten. Wellicht ging het hier om de beker die in de inventaris van ca. 1650 werd omschreven als “een drinkbeker gelijkende op een kelk ten behoeve van de communicerenden”.

111 KAZ, kerkrekening. Deze notitie is te verbinden met een toelichting in de kerkrekening van 1685: herbergier Joris Hebbelynck (uit herberg “De Swaene”) leverde drie potten wijn “gesleten onder de communicanten”.

112 Bijvoorbeeld in de rekeningen van 1683 tot 1686 werd elk jaar bij het overzicht van de collectegelden in de kerk vermeld bij het vierde kwartaal “daarin begrepen wat gekomen is van de communicantenwijn”.

113 KAZ, register met gedrukte oprichtingsbrief door bisschop de Lobkowitz in 1782 en lijsten van de ingeschrevenen per gekozen uur van de dag.

114 Therry M., Lekenvroomheid en godsdienstige mentaliteit, - Cloet M.-Collin L.-Boudens R., Het bisdom Gent (1559-1991). Vier eeuwen geschiedenis, Gent, 1991, pp. 195-207.

115 In 1654 werden 200 en in 1657 300 attesten gekocht bij drukker Manilius te Gent. (KAZ, kasboek van het broederschap van de H. Drievuldigheid).

116 Uit de erfenis van Lieven Vermeersch (KAZ, afschrift van de afspraken met de erfgenamen, verzoek tot de bisschop en goedkeuring 1695).

117 KAZ, X, Regelen, Privilegien, Aflaten en Jubiléen Van het Aerts-broederschap van de alderheyligste Dryvuldigheyt Tot de verlossinge der gevangene Christene Slaven; ende van de heylige Maget Maria, Moeder van Remedie; in de Parochiale Kerke van Saffelaere in het district van Hulst, Bisdom van Ghent, alwaer het selve Aerts-Broederschap is ingestelt ….., Gent, ….. (datum van stichting en mogelijke datum van uitgave weggescheurd) (vermoedelijk 22 september 1652, Gent, E. Lemaire, 1752).

118 Mestdach K., Het Gentse Sint-Elisabethsbegijnhof op het elan van de Contrareformatie (1598-1795), Leuven, licentiaatsthesis geschiedenis, 1996; De Volder N., De vrijkoping van christen slaven in Noord-Afrika in de 17de en 18de eeuw door de Drievuldigheidsbroederschappen van het bisdom Gent, Leuven, licentiaatsthesis geschiedenis, 1993.

119 KAZ, Liber Confraternitatis S. Barbarae in Saffelaere MDCCXXXIII. Ledenlijst tot rond 1859 (vidi door deken Liedts van Lokeren op 19.12.1859) met vooraan in het handschrift van pastoor F.J. van den Haute de regel en afschriften van de bisschoppelijke bevestiging van de relikwieën van de H. Barbara (10.4.1734), vraag door de pastoor aan de bisschop een broederschap te mogen oprichten en aflaat van 40 dagen te verlenen, de bisschoppelijke verlening van aflaten (18.7.1732); attest betreffende de relikwie, uit de gebeenten van de H. Barbara, door Mgr. Cajetanus de Paulis, bisschop van ?Cara…,22 januari 1738.

120 Zie b.v. de kerkrekening van 1745. 121 KAZ, kerkrekening 1743, bij drukker Pieter

Goesin, 280 groten, voor haar feest en verheffing van de relikwieën.

122 KAZ, Liber confraternitatis S. Barbarae. Voortgaande op het handschrift is wellicht Dorothea Mussche, geestelijke dochter, de eerst ingeschrevene uit de volgende periode, onder pastoor van der Heyden.

123 Voor de 19de eeuw werd inderdaad uitdrukkelijk de derde regel van Sint-Franciscus vermeld.

Aanplakbrief (19de eeuw) van de confrérie van de heilige Drievuldigheid in de kerk van Zaffelare.

Page 20: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

Tijden van opstand en verandering (1789 - 1803): de eerste jaren van de Franse overheersing I 9392 I Tijden van opstand en verandering (1789 - 1803): de eerste jaren van de Franse overheersing

te maken of de vertegenwoordigers van de nieuwe orde - in feite de gezagsdragers van het oude regime- goedschiks of kwaadschiks hun taak hebben vervuld en of zij al-leen hebben meegespeeld om hun eigen positie te handhaven. Feit is dat zij binnen de kortste keren ge-prangd zaten tussen een veeleisend hoger bestuur en een bevolking die niet stond te wachten op verplichte leveringen, opgelegde geldlenin-gen, verplichte militaire dienst (of een vervanger betalen), nieuwe fees-ten en nieuwe symbolen. De agent municipal van Zaffelare werd al in eigen familie in diskrediet gebracht door zijn schoonbroer Marcx die weigerde de Franse kokarde te dra-gen en er prat op ging dat nooit te zullen doen. Misschien daarom hield Ferdinand de Vylder het niet lang vol. Na hem werden achter-eenvolgens agent municipal: Lauren-tius de Bruycker (vanaf april 1796), Jacobus van Bruyssel (vanaf janu-ari 1798) en Baudewijn de Vilder (vanaf oktober 1798 tot juli 1800).7 Er was blijkbaar een snelle bestuurs-wisseling.Op 31 mei 1796 werd men eraan herinnerd dat alle verwijzingen naar koningdom en feodaliteit, ook op zerken, moesten worden verwij-derd.8 Dit heeft men in de kerk in Zaffelare nageleefd en was vermoe-delijk al gebeurd tijdens de eerste Franse bezetting. Het familieschild op de grafzerk van pastoor van den Haute in het koor van de kerk werd vervangen door een eucharistisch symbool. Het schild van de abdij echter boven de ingang van de pas-torie is nog steeds aanwezig.Op 17 juni 1796 werd de Burger-lijke Stand ingevoerd, waardoor voortaan de aangifte van geboorte, huwelijk en overlijden voor de bur-gerlijke overheid moest gebeu-ren. Te Zaffelare is deze pas gestart op 27 september 1796.9 De oude parochieregisters moesten worden

overgedragen. Zaffelare was vlug ingegaan op deze wensen. De kerke-lijke registers werden op 13 augus-tus 1796 afgeleverd op het secreta-riaat van het kanton Lochristi door chirurgijn Pieter Dupont namens pastoor Volbracht. Deze schreef een inventaris van de 28 ingeleverde registers en een ontvangbewijs.10 In de registers te Zaffelare schreef pastoor Volbracht dat op bevel van de Franse Republiek alle doop-, huwelijks- en begrafenisboeken wer-den overgebracht. Helemaal juist was dit niet, want men beschikte op de pastorie over talrijke dubbels vanaf minstens 1752.

5. De opheffing van de Sint-Pietersabdij

Op 1 september 1796 volgde een verdere invoering van Franse wetten met zwaardere gevolgen voor Zaffelare. Abdijen en con-templatieve kloosters werden opgeheven en hun goederen aangeslagen als nationaal goed. Dit betekende het einde van onder meer de Gentse Sint-Pietersabdij, met toen 28 geprofeste kloosterlingen, waaronder de pastoor van Zaffela-

re. Op 7 oktober 1796 werden de liefdadigheidsinstellingen omge-vormd tot openbare instellingen.Op Allerheiligen 1796 werden de kloosterlingen van de Gentse Sint-Pietersabdij uit hun klooster gezet. Elke monnik kreeg 15.000 fr. aan bons en een deel van de in-boedel. Op 18 maart 1797 sticht-ten 17 van de 28 kloosterlingen een sociëteit voor het beheer van hun opgekochte goederen. De langst levende zou alles erven De elf monniken in parochiedienst, waar-onder pastoor Volbracht, deden niet mee. De Zaffelaarse goederen behoorden niet tot de eigendom-men van de sociëteit, maar mogelijk zijn er nog wel inkomsten blijven komen vanuit Zaffelaarse goederen, waarop de Franse staat nog geen be-slag had kunnen leggen omdat de documenten verdwenen waren. In de loop van de volgende jaren wer-den de aangeslagen eigendommen door de Franse staat geleidelijk ver-kocht aan particulieren.Vanaf 5 mei 1797 mocht de ere-dienst alleen nog doorgaan bin-nen de kerkgebouwen. De priesters moesten de eed afleggen van onder-werping en gehoorzaamheid aan de wetten van de republiek. In het bis-

De kerk volgens een aquarel van 1844 in het Liber Memorialis (KAZ). Het kruisbeeld boven het beenderhuis werd in 1797 op bevel van de Franse overheid verwijderd en werd na het concordaat teruggeplaatst. Aan de kerkmuur hingen de grafplaten van enkele vooraanstaande families.

1. Opstand tegen Oostenrijk

Tijdens de Brabantse omwenteling (1789-1790) tegen het Oostenrijks bewind werd ook te Zaffelare een korps van vrijwilligers opgeleid. Pastoor Coussens was ervan de aal-moezenier. Het korps stond onder de bescherming van Onze-Lieve-Vrouw-ten- hemel-opgenomen. 27 vrijwilligers boden zich aan en wer-den op kosten van de gemeente be-wapend. Op 19 juli 1790 legden zij op de Vrijdagmarkt te Gent de eed van trouw af aan de Staten.1 Een plaatselijke anonieme auteur schreef het globale optreden van de “patri-otten” toe aan de maatregelen van Jozef II tegenover de kloosters.2 Het Oostenrijkse regime werd hersteld in december 1790, maar hield het slechts vol tot november 1792 toen de eerste invasie vanuit Frankrijk ons land in de ban van de revolutie bracht.

2. De eerste Franse bezetting en herovering door Oostenrijk

De eerste Franse bezetting zou slechts van korte duur zijn (novem-ber 1792 tot maart 1793) en werd door een aantal mensen als bevrij-ding verwelkomd. Op 18 decem-ber 1792 werd men te Zaffelare met slaande trom en door klokkengelui bijeengeroepen in de kerk. Een gro-te menigte kwam erop af. Van op de preekstoel hield een zekere De Poor-ter van Gent, daartoe aangesteld door de bevelhebber van de Fran-se bezetting, een toespraak over de onvervreemdbare en soevereine rechten van het volk. Hij drong er bij de aanwezigen op aan dat zij zeven vertegenwoordigers zou-den kiezen om het bestuur uit te oefenen over de vrije en soeverei-

ne parochie. Na de daaropvolgen-de verkiezing legden de gekozenen de eed af getrouw te zullen zijn aan het volk van deze parochie, op te komen voor vrijheid en gelijk-heid, het volk als de enige soeverein en heer te erkennen en alle voor-rechten van de vroegere heer af te wijzen. Het is niet bekend welke houding de toenmalige pastoor, me-debenedictijn van de prelaat en heer van Zaffelare, in die vergadering in de kerk heeft aangenomen. Op 18 maart 1793 overwon het Oostenrijkse leger de Fransen te Neerwinden.

3. De eigenlijke Franse bezetting tot 18023

Na de overwinning van het Franse leger te Fleurus op dit van de Oos-tenrijkers op 26 juni 1794 startte een tweede bezetting die twintig jaar zou duren. Op korte tijd zou-den allerlei vernieuwingen de oude samenleving omwoelen.Op 9 maart 1795 ging in het gemeentehuis van Zaffelare een stemming door over de gewenste regeringsvorm. Aan inwoners van Lochristi, Mendonk, Desteldonk, Zeveneken en Zaffelare werd ge-vraagd hun voorkeur uit te drukken voor vrijheid en gelijkheid in de Franse republiek of voor het Oosten-rijkse keizerrijk. Ook hier zouden de ingezetenen massaal voor Frankrijk hebben gekozen. Nochtans waren er toen al zeer tegenstrijdige berich-ten binnen gekomen. Onder meer de vijf priesters die in 1793-1794 in Zaffelare verbleven, gevlucht voor de antikerkelijke maatregelen, moeten een ander signaal gegeven hebben.4 Enkele Zaffelaarse jon-ge mensen wilden zich alvast klaar maken om onder het nieuwe regime mee te kunnen praten en vertrokken naar Frankrijk om Frans te leren.5 Op 1 oktober 1795 werden de Zui-

delijke Nederlanden bij Frankrijk ingelijfd. Op 5 oktober 1795 volg-de de invoering van de republikeinse kalender6, het verbod op processies, openbare begrafenissen en plechtige berechtingen. De tienden worden afgeschaft.Omdat Zaffelare net als de om-liggende gemeenten geen 5.000 inwoners telde, werden deze samen-gevoegd onder een gemeenschap-pelijk bestuur van de “municipa-le administratie” van (het kanton) Lochristi. Deze municipale admini-stratie bestond uit de vertegenwoor-digers van de verschillende plaat-sen, telkens een agent municipal en een adjoint en stond onder toezicht van een vertegenwoordiger van de centrale administratie.

4. Onder het gemeentebestuur van Lochristi

De gemeentelijke vertegenwoor-digers werden overstelpt met een overvloed aan wetteksten, arres-ten en toelichtingen, waarvan zij verwacht werden de uitvoering te verzekeren. De vergaderingen gingen aanvankelijk door in het kasteel van Lochristi, waarvan de laatste bewoner, prinsbisschop de Lobkowitz, ondertussen was ge-storven te Münster. Herhaaldelijk werden plaatselijke bestuurders ook met aandrang en zelfs bedreiging aangespoord om de nieuwe feesten bij te wonen en de deelname eraan aan te moedigen.De eerste agent municipal voor Zaffelare was niemand minder dan de laatste baljuw Ferdinand de Vyl-der. De eerste adjoint was Amand de Wever, een man die blijkbaar het vertrouwen genoot van de plaatse-lijke kerkregeerders, want hij was kapelmeester geweest in 1791 en was dienstdoend kerkmeester in 1796-1797. Het is moeilijk om uit

Page 21: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De negentiende eeuw: gewijzigde machtsverhoudiingen en toenemende devotiepraktijken I 9998 I Tijden van opstand en verandering (1789 - 1803): de eerste jaren van de Franse overheersing

7De negentiende eeuw:gewijzigde machtsverhoudingen en toenemende devotiepraktijken

1 De Potter F.-Broeckaert J., Zaffelare, p. 63-78.

2 KAZ, register Sint-Sebastiaansgilde.3 De gegevens over het gemeentelijk

bestuur in deze periode komen vooral uit RAG, ZOA, 806-807 en ZMA, 1-2, 21, 41-48, 140-142, 157-160. Voor de algemene gegevens, zie Preneel L., Het bisdom van 1795 tot 1801, - Cloet M. (red.), Het bisdom Gent (1559-1991). Vier eeuwen geschiedenis, Gent, 1991, pp. 245-256.

4 De Potter F.-Broeckaert J., Zaffelare, p. 80.

5 Op 5.7.1795 werd het vertrek vermeld van Frans Polfliet, 23 jaar, naar Rijsel om Frans te leren; op 29.8.1795 van Joannes Frans de Roover, 23 jaar en van Joannes de Meyer, 26 jaar, die eveneens eerstdaags naar Frankrijk zouden vertrekken om Frans te leren.

6 In de administratie al eerder in gebruik, cf. supra. Daar de meeste lezers wellicht niet vertrouwd zijn met deze telling, werden alle data omgezet naar onze kalender.

7 Op basis van de akten van de burgerlijke stand in het gemeentehuis van Lochristi).

8 RAG, ZMA, 501 (12 prairial jaar 4).9 In Lochristi startte men op 25

september en te Zeveneken op 27 september 1796.

10 KAZ, map pastoor Volbracht.11 Adjoint Amand de Wever werd zelfs

vermeld als kerkmeester voor 1796 en 1797.

12 KAZ, kerkrekening 1797. Hij deed dit ook in Zeveneken. Hij werd gedood tijdens de Boerenkrijg, cf. infra.

13 Volgens pastoor De Smet waren de drie klokken door de “beeldstormers” verbrijzeld en het kruis in stukken geslagen. In 1801-1802 werd het kruis gerepareerd. (LM, p. 5)

14 Oudere mensen vertelden aan pastoor De Smet dat de verhuring het middel is geweest waardoor de pastorie niet is verkocht als aangeslagen kerkelijk goed (LM, p. 74).

15 RAG, Fonds Scheldedepartement V, verkoop van nationale goederen nr. 1378.

16 Voor twee huwelijken op 3 oktober 1797 waren twee van de drie gewoonlijke aankondigingen weggelaten.

17 Pil S.-Vandenbergen A., Verloop van de boerenkrijg in de gemeenten Lochristi en Zeveneken, - HKOO jb.34 (1997), p. 119; over directoirecommissaris Paulus de

Turck uit Sint-Amandsberg zie Gillis P., Peper- en specerijenmaalderij A. Capiteyn in Sint-Amandsberg, een molensite met vijf eeuwen geschiedenis, - HKOO jb. 42 (2005), pp. 55-73.

18 Schepens E., Het dagboek van Livinus Thienpont uit Zeveneken. Plaatselijke kroniek van de Franse verdrukking en bezetting, - HKOO jb. 35 (1998), p. 129.

19 Pil S.-Vandenbergen A., l.c., p. 120 e.v. Livinus Thienpont (Zeveneken) (zie Schepens E., l.c., p. 129) meende dat het kasteel van Lochristi, waar het gemeentebestuur vergaderde, aangevallen werd.

20 Pil S.-Vandenbergen A., l.c., p. 122 en 135. S. Pil (p. 122) meende dat Jourdan vermoord is; A. Vandenbergen A., (p. 135) meende terecht dat hij overleefde, maar blind werd, cf. infra.

21 Livinus Thienpont meende dat er vier doden vielen, maar kende slechts drie namen (Schepens E., l.c., pp. 129-130); de overlijdensregisters spreken slechts van drie doden: twee te Zeveneken en één te Lokeren.

22 Het Davidsfonds Zeveneken werd op voorhand op de hoogte gesteld van de publicatie van Erik Schepens over het dagboek van Livinus Thienpont. Naar aanleiding daarvan hebben zij een lezing ingericht over de Boerenkrijg op 17 oktober 1997 (met L. François). Op initiatief van Albert Vispoel heeft dezelfde vereniging de drie slachtoffers gehuldigd en een rustbank ter hunner nagedachtenis opgericht in de Sint-Elooistraat op zondag 25 oktober 1998.

23 Ferdinand Knaepe (ook Cnaepe en Knaepen geschreven) was de zoon van Mathias en van Anna Maria Jacobs, gedoopt te Zaffelare op 27 januari 1766. Jacobus de Bruycker was de zoon van Jacobus en van Anna van Doorsselaere, gedoopt te Zaffelare op 28 december 1767. Beiden woonden nog in Zaffelare en overleden volgens de overlijdensakte om 12 u. ’s middags in het “Meulestraetjen” (thans Sint-Elooistraat). Ferdinand Knaepe overleed (“gesnevelt”) voor het huis van Ferdinand Bruggeman. Jacobus de Bruycker overleed in het huis van een zekere Celia. (Gemeentehuis Lochristi, Burgerlijke Stand, overlijdensakten van Zeveneken; KAZ, doopakten). Of zij uit nieuwsgierigheid dan wel uit sympathie of voor beroepsdoeleinden

naar Zeveneken gekomen waren, is niet duidelijk. De derde dode was Augustinus Tolliers, zoon van Gillis en van Petronella Francisca Audenaert, ongeveer 30 jaar, wonende op Nieuwpoort te Lokeren. Hij was volgens zijn overlijdensakte uit schrik voor de militairen op de vlucht gegaan en werd mishandeld en gekapt dood aangetroffen op het grondgebied Lokeren, dicht bij de kerk van Zeveneken. Zie: Verstegen V., Lokeren onder de Franse overheersing, Lokeren, 1977, p. 124 (met de tekst van de Lokerse overlijdensakte).

24 Waar zich thans de basisschool bevindt.

25 Schepens E., l.c., pp. 123-124. Het vreemde is dat noch pastoor Volbracht, die de dood van Jacobus de Bruycker vermeldde in de kapelrekeningen, noch pastoor De Smet, die in het Liber Memorialis uitvoerig en lovend schreef over Franciscus de Bruycker, de oudere broer van Jacobus, niets schreven over deze minstens ongewone dood.

26 Schepens E., l.c., pp. 123-124.27 Schepens, l.c., p. 130; Pil S.-

Vandenbergen A., l.c., pp.135-136; RAG, ZMA, 2 (5 frimaire jaar 9 en 9 frimaire jaar 10), 46, 47 en 224; De Potter F.-Broeckaert J., Zaffelare, pp. 82-86.

28 Schepens, l.c., pp. 133 en 137.29 LM, p. 67.30 Livinus Delsaert werd door een leek

gedoopt op 21.3.1799 en overleed op 5.4.1799; Ferdinandus François werd door een leek gedoopt op 19.4.1799.

31 Voortgaande op een vergelijking tussen de burgerlijke en de kerkelijke registers. Er komen ook een paar doopsels voor van kinderen die niet in de burgerlijke registers staan, zoals van Petrus Fermont, gedoopt op 31.12.1798.

32 Een elfde kind behoort niet tot deze reeks, want het was, zoals gebruikelijk, pas een dag oud.

33 Ook later nog werden pas geboren en vroeg gestorven baby’s vermeld in het kerkelijke, maar niet in het burgerlijke register.

34 RAG, ZMA, 21 C (7 prairial jaar 10).35 RAG, ZMA, 47 (brief van 7 thermidor

jaar 9).36 KAZ, map pastoor Volbracht. Mogelijk

werd deze tekst pas in of na april 1803 uitgesproken.

37 RAG, ZMA, 1.

eigendommen van de pastorie, behalve de pastorie zelf met om-wallingen en tuin, waren verkocht, wat vooral voor het inkomen van de pastoor een flinke aderlating

betekende. Kerk en pastorie zouden voortaan eigendom zijn van de ge-meente. De plaatselijke kerk werd geconfronteerd met een zeer gewij-zigde situatie op het vlak van de

hogere besturen. Er was geen gro-te abdij meer als heer van het dorp. De richtlijnen kwamen voortaan van een gecentraliseerd burgerlijk bestuur.38

Page 22: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De negentiende eeuw: gewijzigde machtsverhoudiingen en toenemende devotiepraktijken I 101100 I De negentiende eeuw: gewijzigde machtsverhoudiingen en toenemende devotiepraktijken

POLITIEKE EVOLUTIE

Tot 1861 werd het gemeentebe-stuur geleid door afstammelingen van twee vroegere vooraanstaan-de families, enerzijds drie zonen van de vroegere baljuw Domini-cus De Bock, vervolgens door een afstammeling van de gegoede boerenfamilie Van Bruyssel van het Persijzer. Met Eugène Lippens, afkomstig van Moerbeke, begon een nieuwe situatie.Burgemeesters waren:- Benedict De Bock, notaris, benoemd in 1800,- Ferdinand De Bock, notaris, benoemd in 1808,- Jan Baptist De Bock, notaris, benoemd in 1817,- Jan Van Bruyssel, landbouwer, benoemd in 1842,- Eugène Lippens, grondeigenaar,

benoemd in 1861.

DE GELEIDELIJKE PROFILERING LIBERAAL VERSUS KATHOLIEK

Bij de parlementsverkiezingen van 8 juni 1847 prees pastoor De Smet het kiesgedrag van zijn parochia-nen. Zij hadden de wens van hun pastoor volbracht en waren hun her-der gevolgd. Slechts twee Zaffelaar-se kiezers waren bezweken voor de

bekoringen van de “valse liberalen en vrijmetselaars”, die volgens de pastoor ongehoorde listen en ge-weld gebruikten om aan de macht te komen.7

Een echte scheiding in politieke groepen was er voorlopig nog niet. Zo komt het zelfs wat eigenaardig over dat tijdens de maaltijd met de bisschop bij de toediening van het vormsel in 1858 provincieraads-lid François Van Overloop (van het kasteel van de Puyenbrug te Mendonk) mede aanzat. Deze was nochtans van de liberale strekking. Tot in 1873 was er nog een relatieve samenhorigheid, zoals blijkt uit de samenstelling van de confrérie van de heilige Jozef. Daarvan waren ook nog de personen lid die achteraf uitgesproken liberalen zouden zijn.Toch waren er signalen dat een meer liberale koers aan de op-pervlakte zou komen. In 1858

wenste de kerkfabriek de grond van het “schuttersdammeke” aan de pastorie in erfpacht te verhuren aan Domien De Palmeire voor de bouw van een woning. Notaris Ameye en elf anderen hadden als particu-lieren bezwaar ingediend. Zij be-twistten het eigendomsrecht van de kerkfabriek. Bovendien was die grond goed geschikt voor de bouw

van een school. In de bespreking in de gemeenteraad beweerde gemeen-teraadslid Eugène Lippens dat die grond aan de gemeente behoorde. De Sint-Sebastiaansgilde gebruikte die slechts. Bij de stemming stond Lippens echter alleen. De raad keur-de de beslissing van de kerkfabriek goed met negen stemmen tegen een.8

Toen Eugène Lippens, nog met al-gemene instemming, burgemeester werd, ontwikkelde zich een soci-aal leven dat niet langer gecontro-leerd werd door de clerus. In 1860 ontstond een fanfare “Kunstlief-de”, later een feestzaal, een toneel-bond en een zangvereniging. Het “landbouwcomice Saffelaere”, een organisatie ter bevordering van de landbouw, was een onkerkelijke aangelegenheid. De zondagsschool mocht niet doorgaan in de nieuwe gebouwen van de gemeentelijke jongensschool. Rond 1870 werd de Sint-Sebastiaansgilde heropgericht als een niet-kerkelijke schuttersgroep.

Eugène Lippens (°Gent 1816-+Gent 1900) was de zoon van de Moerbeek-se grootgrondbezitter Philippe Jean Lippens (°Moerbeke 1772-+Gent 1839). Door erfenis en aankoop verwierf hij meer dan 160 hectaren onroerend goed te Zaffelare. De meeste van deze gronden waren vroeger kerkelijke goederen. Eugène Lippens werd in 1851 tot gemeenteraadslid verkozen door 77 van de 98 stem-mers. In 1857 kreeg hij zelfs 122 van de 126 stemmen. Hij werd burgemeester vanaf 1861 tot aan zijn dood in 1900. Hij vestigde zich op het Oosteinde in het voormalige kasteeltje van griffier Hiëronymus Van Laere (thans Oosteinde 18).5 Hij was liberaal provincieraadslid van 1858 tot 1872 en van 1878 tot 1900. Zijn broer Auguste (°Gent 1818-+Gent 1892) was burgemeester van Moerbeke (1847-1892), provincieraadslid (1848-1864), volksvertegenwoor-diger (1864-1870 en 1878-1882) en senator (1882-1884).6 Eugène Lippens bleef ongehuwd. Zijn onroerend goed te Zaffelare ging bij erfenis over naar zijn verwanten de Kerchove de Denterghem en via deze gedeeltelijk naar de familie de Hemptinne. Geen enkele van deze erfgenamen verbleef te Zaffelare.

Eugène Lippens, liberaal en antiklerikaal burgemeester van 1861 tot 1900. Hij voerde met succes een progressief beleid en hij heeft zich tevergeefs verzet tegen de vernieuwing van het kerkgebouw.

1. Nieuwe verhoudingen in eigendom en macht

Bij de oprichting van de zelfstandige gemeente Zaffelare in 1800 werden de oude grenzen van de parochie en heerlijkheid Zaffelare overgenomen. Alleen de molen en het molenhuis van de Geetkotstraat (thans Lin-destraat), behorend tot de parochie Lochristi, werden toegevoegd. Het bevolkingsaantal nam spectaculair toe van 2217 inwoners in 1801 tot 3012 inwoners in 1848. In 1900 waren er al 3649 inwoners. Met de Franse bezetting begon een grote verandering in de bezitsver-houdingen. 27,55 % van de tota-le belastbare oppervlakte (vroegere kerkelijke goederen) waren aange-slagen. Deze eigendommen werden slechts in beperkte mate opgekocht door plaatselijke eigenaars. Onder-tussen verslechterde de economi-sche situatie van de plattelandsbe-volking. Nadat in 1806 het aantal lokale eigenaars het hoogst was met on-geveer 77,5 % begon het daarna te dalen. Het aantal mensen dat geen enkel onroerend bezit had steeg sterk: van ongeveer 25 % in 1806 tot ongeveer 47,5 % in 1859. De lokale bevolking kon niet concur-reren met nieuwe opkopers van onroerend goed uit de Gentse burgerij. Het evenwicht tussen agrarische productie en de snel aan-groeiende bevolking was verstoord. De levensstandaard ging achteruit door het wegkwijnen van de huis-nijverheid, die niet kon concurre-ren met de opkomende fabrieksin-dustrie. De eigen boerderijtjes wer-den kleiner en kleiner en ook de pachtgrond geraakte versnipperd. Dagloners, thuiswerkers, maar ook de boeren werden armer en verlo-ren een belangrijk aandeel in het grondbezit.1 De groep van behoefti-gen steeg.2

Het bezit van de burgerij daaren-

tegen nam toe. Plaatselijke eige-naars die rijker werden waren vooral de fami-lies Van Bruys-sel, Dupont en De Bock. Twee van deze, de fa-milies Dupont (later De Keyser-Dupont) en De Bock, startten een brouwerij en ver-wierven in de loop der jaren een aanzienlijk aantal eigen herbergen. De belangrijkste nieuwe eigenaars, elk met meer dan 160 hectaren grond te Zaffe-lare, waren de Gentse familie De Bremmaecker-Van Hulthem en de familie Lippens van Moerbeke. In vergelijking met de familie Lippens waren De Bremmaecker (en zijn erfgenamen De Braban-

dere en de Raedt) eerder passief te noemen tegenover Zaffelare. Actief echter was de rol van Eugène Lippens, die samen met zijn lokale liberale medestanders gedurende meer dan vier decennia het politieke, culturele en sociale leven van Zaffelare heeft bepaald.3

In de 18de eeuw bezat de Gentse adellijke familie van der Beke een buitenverblijf op Speurdonk, in het noordwesten van Zaffelare. Rosa van der Beke huwde met Joseph François van Hulthem bij wie zij twee kinderen had: Maria Coleta en Charles. Charles Van Hulthem (°1764-+1832) leidde een uiterst gevuld leven als wetenschapper, politicus, bibliothecaris, kunstverzamelaar en bibliofiel. Hij bleef ongehuwd. Zijn zuster Maria Coleta huwde met Jean Baptiste De Brem-maecker. Deze hebben gedurende meerdere jaren hun eigendommen te Zaffelare en omgeving uitgebreid door de aankoop van kleine en grote stukken onroerend goed. Hun twee kinderen, Maria Coleta en Charles De Bremmaecker, zetten na de dood van hun vader in 1823 die aankopen verder. Charles vestigde zich ef-fectief in Zaffelare, maar hield nog een woning in Gent. Na de dood van zijn zuster in 1838 was hij de enige erfgenaam van het fortuin van zijn zuster, van zijn ouders en van zijn oom. De enorme boekencollectie van Charles Van Hul-them verkocht hij in 1836 aan de Belgische staat. Om deze te beheren werd de Koninklijke Bibliotheek van België opgericht. Charles De Bremmaecker was een weldoener van de plaatselijke kerk en van de armenzorg. Hij bleef ongehuwd en overleed te Zaffelare in 1844 op de leeftijd van 43 jaar. Zijn groot fortuin ging naar een neef en een achterneef. De eigen-dommen te Zaffelare behoorden tot het deel van zijn neef Joseph De Brabandere en gingen door erfenis uiteindelijk naar de familie de Raedt, thans de la Ro-che-Orban de Xivry. Geen van hen woonde nog te Zaffelare. Het kasteel en de onmiddellijke omgeving werden in 1868 verkocht aan de familie de la Kethulle de Ryhove-de Ghellinck. Eugène de la Kethulle de Ryhove (°1823-+1897) was katholiek provincieraadslid van 1872 tot 1876; zijn zoon Auguste (°1861-+1910) was eveneens katholiek provincieraadslid van 1908 tot 1910.4

Het kasteel van Speurdonk in de 19de eeuw, gebouwd in opdracht van Charles De Bremmaecker.

Page 23: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De negentiende eeuw: gewijzigde machtsverhoudiingen en toenemende devotiepraktijken I 103102 I De negentiende eeuw: gewijzigde machtsverhoudiingen en toenemende devotiepraktijken

hof naar zich toe, zoals wettelijk was voorzien. Vanaf 1888 vroeg de ge-meenteraad de betaling van grond-concessies op het kerkhof. Katholie-ke notabelen weigerden om te beta-len voor de al bestaande graftekens. Die hadden zij immers al betaald aan de kerkfabriek. Het gemeente-bestuur zelf heeft de zaak toen niet op de spits gedreven. Het wachtte nog enkele jaren tot de oude termijn van het kerkbestuur (bijna) verstre-ken was.In januari 1892 verwijderde het ge-meentebestuur de palen die tot dan toe een onderscheid maakten tus-sen gewijde en ongewijde grond. De ongewijde grond was voorzien voor ongedoopte kinderen en voor diegenen die niet in gewijde grond mochten begraven worden.14

De strijd zou op de top gedre-ven worden rond de bouw van de vernieuwde kerk, de mogelijke verplaatsing van het kerkhof en de uitbouw van de liberale meisjes-school. Ondertussen vormde zich een katholieke politieke partij, die samenviel met de leiding van de plaatselijke kerk. De greep naar de macht zou echter pas slagen met de gemeenteraadsverkiezingen van 1903, na de dood van burgemeester Lippens.

2. De pastoors en hun medewerkers in de 19de eeuw

DE PASTOORS

1790-1809 Lucas Volbracht Lucas Volbracht, gewezen monnik van de opgeheven Sint-Pietersabdij, werd na het concordaat opnieuw tot pastoor van Zaffelare benoemd door Mgr. Fallot de Beaumont, bisschop van Gent. Hij bleef zich met zijn kloosternaam Lucas noemen. Vol-

bracht deed grote inspanningen om de administratie en de oude inkom-sten van de parochie terug in orde te brengen. Hij woonde op de pas-torie, samen met zijn onderpastoor, zijn zuster Isabella en een knecht. Hij bleef pastoor tot aan zijn dood op 16 januari 1809, 64 jaar oud. 1809-1827 Johannes van der HeydenJohannes van der Heyden, geboren te Sint-Oedenrode (Noord-Brabant, Nederland) in 1749, werd op 2 fe-bruari 1772 op 23-jarige leeftijd in-gekleed bij de paters kapucijnen te Leuven als frater, later pater Odo. Hij werd priester gewijd te Meche-len op 23 september 1775. Van der Heyden werd in 1782 predikant te Brussel en was daarna werkzaam in Antwerpen en in Lier. Vanaf 1793 werkte hij te Gent, waar hij in 1796 in zijn klooster (aan de Brabantdam) lector werd in de heilige Schrift. In datzelfde jaar werd dit klooster op-geheven door de Franse bezetter.Na het concordaat was hij eerst on-derpastoor in de Sint-Michielsparo-chie te Gent (1805). Hij werd be-noemd tot pastoor van Zaffelare in 1809 door Mgr. de Broglie en bleef hier pastoor tot aan zijn dood in 1827, op de leeftijd van 78 jaar.

Johannes van der Heyden bereid-de als pater-predikant zijn preken zeer goed voor, getuige daarvan een omvangrijke reeks uitgeschreven teksten, bewaard in het kerkarchief. De latere notities wijzen er op dat hij als pastoor daaruit nog heeft geput. Tot begin 1815 bleef hij zich “rector” noemen, niet “pastor”. Voortgaande op de drukwerken en stukken in het kerkarchief liet hij zich sterk in met de positie van de beëdigde en onbeëdigde priesters en met de heroprichting van zijn orde. Van 1813 tot 1815 verbleef hier als onderpastoor pater Lucas van Antwerpen (Martinus Thorez), eveneens kapucijn, met wie hij enkele jaren had samengeleefd in hun klooster te Gent. Pastoor van der Heyden liet de kapel van het Moleneinde herbou-wen als dank voor een genezing, die hij toeschreef aan de ommegang ter ere van Onze-Lieve-Vrouw.15 Een broer van de pastoor was even-eens kapucijn, pater Linus (Theodoor van der Heyden) (°1746-+1814). Deze was de directe medewerker van kanunnik P.J. Triest, de stichter van de Zusters van Liefde van Gent. Na de dood van zijn broer kapucijn, die in Zaffelare begraven werd, wa-ren er uitdrukkelijk contacten met

De pastorie van 1790 met dubbele omwalling was eeuwenlang een statige herenwoning. Toch bleef er nog een globale over-

eenkomst, ook over onderwerpen die de Belgische liberale regering vanaf 1857 betwistte, zoals het kerkelijke beheer van de kerkhoven. Nog in 1866 vroeg burgemeester Lippens heel beleefd het advies aan de pas-toor over een mogelijke wijziging aan de afsluiting van het kerkhof. De samenwerking hield in 1873 op met het ontslag van de liberale le-den uit de confrérie van de heilige Jozef. De eigenlijke oorzaak is niet gekend. Misschien ontstond het conflict rond de opstelling in 1872 van een katholieke kandidatenlijst bij de provinciale verkiezingen. De katholieken in het kanton behaal-den de meerderheid en ze kregen twee katholieke provincieraadsleden verkozen, de Zaffelaarse kasteelheer Eugène de la Kethulle de Ryhove en de Moerbekenaar Thuysbaert.9 Eu-gène Lippens verloor zijn mandaat als provincieraadslid en werd pas in 1878 herkozen via het kanton Gent, niet via het kanton Lochristi.10

DE DEFINITIEVE BREUK VANAF DE SCHOOLSTRIJD VAN 1879

De schoolpolitiek zou grote gevol-gen hebben voor de plaatselijke po-litieke verhoudingen. Tijdens de eerste decennia van de 19de eeuw wa-

ren er meerdere basisscholen. De gemeenteschool werd opgehe-ven vanaf 1839. De Zusters van Liefde gaven dan onderricht zowel aan jongens als aan meisjes en dit tot 1850. In dat jaar zegden de zusters het contract op met de gemeente be-treffende de aan-

genomen jongensschool. Van dan af was er een verdeling: de meisjes gingen naar de kloosterschool, de jongens naar de opnieuw opgerichte gemeenteschool. Die afspraak ging ten onder in 1879. De tijdsomstandigheden zorgden voor een harde confrontatie. De ker-kelijke overheid had te Zaffelare een fervente antiliberaal benoemd in de persoon van pastoor Karel Stocquart. Kort na zijn benoeming in 1879 haalde de nieuwe Belgische school-wet het godsdienstonderricht weg uit het gewone lessenpakket van de basisschool. Op 4 september 1879 richtte burgemeester Lippens zich per brief tot de pastoor met de vraag of de geestelijkheid erin toestemde het godsdienstonderwijs te geven volgens de nieuwe voorschriften na de gewone schooltijd. De pastoor weigerde omdat volgens hem door die wet afbreuk werd gedaan aan de rechten van het Belgische volk. Die wet was volgens hem gestemd om de zielen te onttrekken aan de hei-lige Kerk en aan Jezus.Er werd van kerkelijke zijde een “Comiteit der Catholieke Scholen Saffelaere” opgericht en er werden giften ingezameld. Voor een ka-tholieke jongensschool had Zaffe-lare een voordelige startpositie aan-gezien men van in het begin een beroep kon doen op de Zusters van

Liefde. Met een plechtige mis ter ere van de heilige Geest werd de school ingewijd op 22 september 1879 en kregen 173 jongens naast 189 meisjes les in de basisschool van het klooster. Daarnaast was er nog de bewaarschool met 127 jongens en 130 meisjes. De gemeenteschool behield slechts een klein aantal leerlingen. Hoofd-onderwijzer Hippolyte Buyck kreeg vanwege het bisdom Gent ontslag van de kerkelijke verbodsbepalin-gen tegen de gemeenschapsscho-len en mocht blijven les geven. De kerkelijke verbodsbepalingen tegen de ouders en medewerkers bleven bestaan.De liberalen weerden zich en sticht-ten een gemeentelijke meisjesschool. Leden van een 27-tal gezinnen wer-den in de ban van de kerk geslagen. In een later kiespamflet klaagden de liberalen de kerkelijke weigering van de sacramenten aan. Zij beweer-den dat de schoondochter van de vroegere koster (schoonzuster van de toenmalige koster) ten gevolge van het verdriet, dat haar daardoor was aangedaan, ziek was geworden en vroegtijdig gestorven was.11

CONSEQUENT LIBERAAL BESTUUR

Het liberale gemeentebestuur deed geen toegevingen meer na de school-strijd. Men had onder meer kritiek op de vele uitgaven voor overbodige kerkversiering en gebrek aan zorg voor het kerkgebouw.12 De breuk ging zover dat de gemeentelijke ar-menzorg in 1884 weigerde de ge-stichte jaargetijden te betalen, wat zij op basis van oude contracten gewoon was te doen.13 De pastoor heeft die missen dan ook niet meer opgedragen. Vanaf 1879 werden geen herstellingswerken uitgevoerd aan de pastorie, ook al bleken deze nodig. Het gemeentebestuur trok geleidelijk het beheer van het kerk-

Het kasteel van burgemeester Eugène Lippens op het Oostein-de, voorheen bewoond door griffier Hiëronymus van Laere en Mathieu de Bleds. Het grote hekken was oorspronkelijk een Gentse stadspoort (octrooipoort).

Page 24: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 131130 I De negentiende eeuw: gewijzigde machtsverhoudiingen en toenemende devotiepraktijken

Tussen 1897 en 1907 werden het hoogkoor uit de vijftiende eeuw en de zijkapellen uit de vijftiende en zeventiende eeuw gerenoveerd. Daar rond werd een hoofdzakelijk neogotische kerk gebouwd. Door een samenspel van verschillende invloeden ontstond een merkwaardige compositie. Het nieuwe kerkschip werd gebouwd als een “basilikale” kerk: een gebouw met hoge middenbeuk en lagere zijbeuken. Het deel met de oude koren daarentegen doet denken aan een hallenkerk door de aanbouw van twee nieuwe zijkoren. Aan de westzijde van

het kerkschip werd een opvallend hoge stoere toren gebouwd. Het meubilair werd grotendeels vernieuwd en 32 brandglasramen werden geplaatst, waarvan 15 met taferelen. Alle betrokkenen haalden eer van hun werk, want de kerk is bouwkundig mooi en merkwaardig te noemen. Ondanks de bijna vijf eeuwen overspannende bouwgeschiedenis vormt het bouwwerk een homogeen geheel. Bouwfysisch is de kerk zeker geslaagd want geen enkele barst verscheen in de loop van de honderd jaren na de voltooiing. De zichtbare onregelmatigheden

in de westelijke gevel, boven de hoofdingang, zijn niet het gevolg van een foute constructie, maar van de beschietingen op het einde van de tweede wereldoorlog. Deze kerk was het resultaat van een lange en felle politieke strijd. Zeker ook daarom herinnert dit gebouw aan een dorpsgemeenschap, die vanuit zeer uiteenlopende standpunten en visies in de wisseling der tijden een goede en vruchtbare samenleving betrachtte.

8De bouw van de neogotische kerk

Jozef Baetens, archivaris in het klooster der minderbroeders te Sint-Truiden.

88 Kort na de dood van Petrus Van Hollewinckel (met als kloosternaam Joannes Nepomucenus) verscheen over hem: Levensschets van den eerwaardigen pater Joannes Nepomucenus minderbroeder-recollect te Antwerpen overleden in 1893, Antwerpen, s.d. De uitgave eindigt met het verhaal van een “wonderbare gebeurtenis na zijne dood”: een rijke man uit Zaffelare, die op sterven lag, verhaalde hoe hij bezoek kreeg van pater Joannes, die hem lekker en verkwikkend voedsel

bracht.89 Door pater Albertus Josephus Hoet

van de Gentse minderbroeders franciscanen (recolletten), aldus een notitie van pastoor Joannes van der Heyden in het renteboek 1778 f° 120 r°.

90 Door pater Jacobus Vergauwen, minderbroeder. (KAZ, briefwisseling over de wijding in 1837 door onderpastoor Pulinx.)

91 Door pater Clemens Geris, minderbroeder van het klooster te Lokeren.

92 Naar aanleiding van de missie (LM, p. 133).

93 KAZ, ledenlijst 1892-1899: achteraan

in het boek met de wekelijkse aankondigingen 1885-1890.

94 Het enige verslagboek bleef trouwens bewaard in het kerkarchief, niet in het gemeentearchief.

95 LM, de eerste verslagen zijn verdwenen.

96 Thans Kerkstraat 127.97 KAZ, Pastoreel handboek, passim.98 LM, pp. 119-120 (geschreven door

pastoor Stocquart met gebruik van notities van zijn voorganger).

99 KAZ, Register van het Genootschap van den h. Franciscus Xaverius te Saffelaere, beslissing van raad en hoofdmannen van 24 april 1887.

Page 25: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De bouw van de neogotische kerk I 133132 I De bouw van de neogotische kerk

leverde een miskelk. Kunstschilder Léon Bressers (1865-1947) maakte de schilderijen aan het hoofdaltaar, leverde enkele porseleinen voorwer-pen, verzorgde de polychromie van de altaren, het zegekruis, de proces-siehemel en ontwierp de muurschil-dering. De beeldhouwers De Beule maakten het beeld van de heilige Antonius van Padua. Edelsmid Ge-deon De Reuck leverde enkele klei-ne stukken smeedwerk en vergulde het tabernakel. Kunstschilder Hen-ri Bernard de Tracy (1866-1951) ontwierp de vlag van de Xaveria-nen, koperslager Ferdinand Geeraert maakte een reeks kandelaars naar ontwerp van Remi Rooms en lever-de enkele liturgische vaten. Beeld-houwer Mathias Zens (1838-1921) maakte het missiekruis. Felix-Joan-nes Stockman (1864-1941) tekende en leverde in 1908 het borduurwerk voor de processiehemel. De Zaffe-laarse architect Homère Clemminck ontwierp de kerkhofmuur. Allen hadden te maken met deze kerk en allen waren op een of andere ma-nier verbonden met de Gentse Sint-Lucasschool. Het ideologische en historische verband is des te ster-ker omdat samen met de bouw van de kerk ook op politiek vlak de katholieke partij de meerderheid heroverde.

2. Een gemeentelijk referendum tegen de nieuwe kerk.

De discussie en geleidelijke besluit-vorming over een grotere, deels vernieuwde kerk in neogotiek kwam concreet op gang in 1891. De discussie ging vooral over de wen-selijkheid en over de betaling en deze verliep op twee niveaus. Een homogeen liberaal gemeentebestuur onder de leiding van burgemees-ter Eugène Lippens verzette zich radicaal tegen een vergroting van

de kerk. Deze onenigheid tussen het gemeentebestuur en het kerk-bestuur herhaalde zich op provin-ciaal vlak tussen katholieken en li-beralen, maar daar waren de ka-tholieken in de meerderheid. In de provincieraad behoorde Eugène Lippens, gekozen via het kanton Gent, tot de liberale minderheid. Het standpunt van het Zaffelaarse kerkbestuur werd er verdedigd door Victor Braeckman (Sint-Amands-berg) en Edmond Thuysbaert (Moerbeke-Waas), via het kanton Lochristi gekozen en behorend tot de katholieke meerderheid.3

DISCUSSIE OVER BEHOUD OF VERNIEUWING VAN HET KERKGEBOUW

Hoewel de bouwplannen voor een nieuwe kerk in 1860 waren afge-voerd, bleef het thema toch nooit ver weg. In een notitie van 1881 schreef pastoor Stocquart dat de kerk te klein was voor zon- en feest-dagen.4 Met te klein bedoelde men onder meer dat bij de zondagsmis-sen grote groepen moesten blijven buiten staan, dat men om nog bin-nen te geraken zich moest wringen tussen een opeengepakte massa en dat in de kerk de mensen te dicht op elkaar stonden.5 De politieke sfeer was echter totaal verzuurd, zeker na de schoolstrijd van 1879 en nog meer wanneer de katholieken vanaf 1884 met een eigen partij opkwa-men. Jarenlang werd zonder gevolg gediscussieerd over herstellingswer-ken aan de pastorie. Ondanks pro-vinciale rapporten over lekkende daken en kapotte goten had het ge-meentebestuur sinds de komst van pastoor Stocquart niets meer aan de pastorie gedaan.6 In 1890 verscheen het thema van de kerk ook in een liberaal pamflet: “Zwarte honden ge-voelen zich preus, en blaffen omdat zij nu eenen rijken hoofdman bekomen heb-

ben, die hun beloofd, bij hoog en laag, alles te zullen hervormen, zoals nieuwe kerken bouwen, pastorijen zetten, kloos-ters vergrooten enz.” Meteen werd gewaarschuwd voor belastingver-hoging: “en let wel op, dat met groote medewerking, geachte kiezers, van uwe contributiebriefkens; dus opgepast… En in antwoord hierop, weldenkende Bur-gers, zeggen en verzekeren wij aan dien hoofdman en zijn gevolg dat, een gemeen-tebestuur gelijk Saffelaere veel vaster in zijn schoenen zit, dan een BEGIJN in hare witte kousen, en diensvolgens geheel moeilijk zal zijn voor hem van kap te doen veranderen.”7

Na een aansporing door de deken van Lokeren op 20 juli 1891 trok pas-toor Stocquart naar de gouverneur van Oost-Vlaanderen, Raymond de Kerchove d’Exaerde, met de vraag naar een grotere kerk.8 Deze had de vraag positief benaderd en raadde de pastoor aan om burgemeester Lip-pens aan te spreken. Hij besprak de mogelijkheid om de gemeente te dwingen tot een bijdrage zoals in Moerbeke-Waas was gebeurd of om de dood van burgemeester Lip-pens af te wachten. Pastoor Stoc-quart vroeg daarna schriftelijk aan de bisschop krachtdadig invloed te willen uitoefenen bij de gouverneur en bij de bestendige deputatie. Uit deze tekst blijkt dat de pastoor, in tegenspraak met de latere openbare discussie daarover, eigenlijk ook wel een tweede onderpastoor wou, maar de benoeming wilde uitstellen tot bij de wijding van de nieuwe kerk. Het gemeentebestuur was op de hoogte van de plannen en op 9 sep-tember 1891 richtte burgemees-ter Eugène Lippens zich namens de gemeenteraad tot de bisschop van Gent met de vraag een tweede on-derpastoor te benoemen in Zaffela-re. Op die manier konden de men-sen gemakkelijker hun christelijke plichten vervullen en kon er, wan-neer men gespreid naar de mis ging, in de huizen meer controle zijn zo-

1. De keuze voor de neo-gotiek en de Sint-Lu-casschool te Gent

De neogotiek is een stijlrichting die teruggrijpt naar de middeleeuw-se vormentaal van de gotiek met daarin de spitsboog als belangrijk onderdeel. Deze neostijl ontstond in Engeland in het midden van de achttiende eeuw en kan verbonden worden met een heimwee naar het verleden, zoals die leeft in de pre-romantiek en de romantiek. De neogotiek was in België aanwezig vanaf ongeveer 1800 in zowel bur-gerlijke als kerkelijke gebouwen en voorwerpen. Gekende oude voor-beelden in onze streek zijn de paro-chiekerk van Heusden (1844) en het bisschoppelijke paleis te Gent (1841-1845). Het hoogtepunt van de neogotiek in België wordt ge-situeerd in 1850-1885, maar na-dien werd zelfs nog meer neogotiek geproduceerd dan ooit. Op het ein-de van de negentiende eeuw was de neogotiek nog volop in de mode.1

In Zaffelare lag de keuze nog meer voor de hand, gezien het hoogkoor en één van de zijkoren, die zouden behouden blijven, oorspronkelijk in late gotiek waren opgetrokken en voor een deel ook nog in die stijl bewaard waren. Men koos voor deze stijl echter niet alleen om estheti-sche of praktische redenen. Er stak een hele kerkvisie en maatschap-pijvisie achter. De neogotiek herin-nerde immers aan een kerk die alle veranderingen en aanvechtingen trotseerde en aan een tijd waarin de kerk een overkoepelende machtige positie innam. De keuze voor deze stijl drukte het verlangen uit van de katholieke hogere klasse om aan de kerk weer die centrale en allesom-vattende plaats te geven. De keu-ze paste te Zaffelare dan ook in de plaatselijke strijd tegen de liberale overheersing van die dagen.

DE SINT-LUCASSCHOOL TE GENTDe Gentse Sint-Lucasschool ont-stond als beroepsschool in het ka-der van de katholieke beschermende maatschappijvorming en groeide uit tot een toonaangevende instelling in het architectuur- en kunstonder-wijs. In 1854 werd aan de Steendam te Gent een schilderklas opgericht als alternatief voor de als onchriste-lijk beschouwde Gentse academie. Vanaf 1862 werden de tekenlessen gegeven door broeder Marès, van de Broeders der Christelijke Scholen. Vanaf 1864 gingen de lessen door in het nieuw opgerichte Sint-Amands-instituut aan de Sint-Michielsstraat. De zevenjarige cyclus (avondon-derricht) van architectuur en sier-kunsten verhuisde in 1875 naar de Houtlei. Honderden architecten, kunstenaars en ambachtslieden studeerden er en zouden de visie en de praktijk ver-spreiden in honderden gebouwen en in duizenden meubels, beelden, schilderijen en andere voorwerpen. Sint-Lucas bleef tot aan de eerste we-reldoorlog “het neogotische kunst-bastion” dat strijders wilde vormen in de heilige strijd om het Rijk van Christus te doen zegevieren.2 Neo-gotiek was daarbij niet alleen het schoonheidsideaal, maar vooral de uitdrukking van een mensvisie en

een maatschappelijk-kerkelijk ide-aal. Men streefde een samenleving na naar middeleeuws model waar-in de sociale klassen in een hiërar-chisch verband samenwerkten onder de supervisie van de kerk. Kunst was daarin de vertolking van de eeuwige schoonheid en waarheid en moest de mens dichter bij God brengen. De gotische kunst en de voortzetting daarvan in de neogotiek werd ge-zien als een eigen, inheemse kunst, die verheven was boven de barok en het classicisme, die als volksvreemd werden beschouwd.De kerk van Zaffelare mag aanzien worden als een mooi voorbeeld van het ideaal van de Sint-Lucasschool. De architecten, kunstenaars en am-bachtslieden van de vernieuwde kerk waren ofwel oud-leerlingen van deze instelling ofwel leraar of lid van de eraan verbonden gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas. Ar-chitect Stéphane Mortier, architect Benjamin de Lestré, beeldhouwer Remi Rooms, glazenier Gustave Ladon waren de belangrijkste en worden verder uitvoeriger bespro-ken. Kunstsmid Isidoor Blancquaert (1874-1964) zorgde voor meerdere smeedijzeren voorwerpen, waaron-der de grille aan de doopvont en een grote kandelaar. Het Gentse huis Bourdon maakte het tabernakel en

Algemeen beeld van de westelijke gevel (1907).

Page 26: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij I 157

9De periode 1907-2007Geloven bij kenterend tij

Page 27: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij I 159158 I De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij

de Gentse haven en de aanleg van een grote industriezone langs het kanaal Gent-Terneuzen.3 Het me-rendeel van de bevolking werkte nu niet langer in de landbouw, maar in bedrijven als Sidmar en Volvo en in de dienstensector. Zaffelare werd voor het eerst gecon-fronteerd met een belangrijke, zij het nog relatief bescheiden inwij-king na de bouw van een eerste deel van de sociale woonwijk Veerleveld nabij de kerk. In 1969 vestigden zich daar 76 gezinnen, meestal af-komstig van buiten Zaffelare. Later volgden nog vele nieuwe woningen zoals in de verkavelingen Krom-mendonck en achter het Oosteinde.

DE EERSTE WERELDOORLOG

De twee wereldoorlogen hadden een uiteenlopende impact op de ge-meente. In 1914-1918 was er een gemeenschappelijke externe vijand, tegen wie een grote groep Zaffelaar-se mannen ten strijde moest trekken en meerderen sneuvelden. Onder-pastoor Van Wetter werd legeraal-moezenier en trachtte de Zaffelaarse soldaten te bereiken met een eigen blaadje “Saffelaere’s Vriendenbode”. Troepenbeweging was er eerst in 1914 en vervolgens in 1917-1918. De aanwezigheid van vele “zedelo-ze” soldaten werd door de pastoor als bedreigend ervaren. Anderzijds maakten de Poolse soldaten, die graag te communie kwamen, door hun eerbiedige houding en gods-vrucht een stichtende indruk.4 Er waren zware opeisingen van goederen, vee en personen, bewe-gingsbeperking door de indeling in militaire gebieden, honger en schaarste op alle gebied. In 1917 werd de verdedigingslinie “Hol-landstellung” opgetrokken met op-geëiste arbeiders (de zogenaamde “onderstanden” in het noorden van de gemeente gebouwd). Vooral in

1918 verbleven hier vele honderden vluchtelingen en talrijke bannelin-gen. Er waren meerdere burgerlijke slachtoffers. In het collectieve ge-heugen bleef vooral de herinnering aan de grote gijzeling van 1918. Na een aanslag op 13 juni 1918 op een Duitse politieman in de Klui-zestraat, waarbij de dader niet kon worden gevat, volgden zware straf-maatregelen voor gans Zaffelare en in juli werden 178 mannen opgeëist en weggevoerd. Zij moesten eerst naar Grembergen en vervolgens als verplicht tewerkgestelde achter het front in Halluin (Halewijn, Noord-Frankrijk). Door een besmettelijke ziekte kwamen enkele mensen om.

Pas maanden later kwamen de ande-ren weer thuis.

De oorlog zorgde ongewild voor interkerkelijk contact: zo werd op woensdag 26 juni 1918 de kerk op-geëist voor een evangelische kerk-dienst, voorgegaan door de evange-lische legeraalmoezenier van Loke-ren.5 Begin november 1918 werd de kerk opgeëist als onderkomen voor het aftrekkende Duitse leger en deed de kapel van het klooster dienst als parochiekerk.6

Deze oorlog bracht de mensen sa-men en de kerk was de plaats waar men kracht en aanmoediging kreeg die elders niet mogelijk was. Alleen al de ongewone wijze waarop de dood van gesneuvelde soldaten werd bekend gemaakt en het rouwbeklag tegenover de familie werd een blijk van verzet. Het lag soms in kleine aanduidingen. Zo werd de zegen met de relikwie van de heilige Jozef tijdens de oorlog aangekondigd met de bijkomende titel “patroon van Belgenland”. Al kort na de oorlog werden meer-dere gedenktekens opgericht: twee plaquettes in de kerk, het grote oor-logsmonument op het kerkhof en het kleine gedenkteken voor de te Zaffelare in 1918 overleden West-Vlaamse bannelingen. Ter nage-dachtenis van de Zaffelaarse slacht-offers werd een collectief bidprentje uitgegeven. Na de oorlog bleven er

De Zaffelaarse gijzelaars te Halewijn (Halluin, Noord-Frankrijk) in 1918.

Gedachtenisprentje van de oorlogsslachtoffers 1914-1918.

1. Zaffelare na 1900

BEVOLKING EN GRONDGEBIED

Het bevolkingscijfer van Zaffela-re steeg naar een eerste historisch hoogtepunt in 1910 met 3.694 in-woners; nadien daalde het aantal naar een dieptepunt van 3.038 in-woners in 1966.1 Vervolgens is de bevolking weer gestaag toegeno-men tot 3.773 inwoners op 1 janu-ari 2007.Het geboortecijfer daalde spectacu-lair tussen het begin van de eeuw (meer dan 100 geboorten per jaar) en de jaren 1930 met nog gemid-deld 55 geboorten per jaar. Zo wa-ren er in 1907 126 geboorten, in 1932 nog slechts 48. In de jaren na de tweede wereldoorlog was er net als overal elders een stijging van het geboortecijfer (met bijvoorbeeld 68 geboorten in 1959). Vanaf 1964 bleef het geboortecijfer stagneren rond 50. Nog veel sterker daalde het sterftecijfer.

In 1965 werden ongeveer 200 hecta-ren van het oude Zaffelaarse grond-gebied bij het grondgebied van de stad Gent gevoegd en in 1977 werd gans het resterende gedeelte samen met Zeveneken en Beervelde opge-nomen in de fusiegemeente Lochris-ti. Op 7 april 1991 drukte de kerk-raad van Zaffelare de wens uit dat het deel van de parochie dat op Gent lag bij de parochie Desteldonk zou worden gevoegd.2 Op 10 november 2001 werd het koninklijk besluit ondertekend waardoor de parochie Zaffelare zich nog uitsluitend op het grondgebied Lochristi bevond. On-dertussen was er ook een verschui-ving in de beleving van de parochie-grens op de Oudeveldstraat tussen Zeveneken en Lochristi enerzijds en Zaffelare anderzijds. Eeuwenlang waren de bewoners van de zuidzij-de verplicht hun doden te begraven met een uitvaart in de kerk van Ze-veneken of Lochristi, ook al leefden ze levenslang mee met Zaffelare. Sinds 1983 gaf het kerkelijk recht

een ruimere vrijheid, waardoor in de feitelijke beleving de parochiegrens vervaagde.

BEROEPSSTRUCTUUR

Zaffelare bleef tot rond 1945 een hoofdzakelijk agrarische gemeente met veel kleine landbouwbedrijven. Vanaf 1900 werd de sierteelt een belangrijke bron van inkomsten, zij het dat de Eerste Wereldoorlog een zware crisis meebracht. Na de Twee-de Wereldoorlog veranderde het in-komenspatroon drastisch. Mensen uit de landbouwsector en kleine zelfstandigen werden loon- en wed-detrekkenden. In toenemende mate volgden de kinderen middelbaar en hoger onderwijs. Door de toegeno-men welvaart, grotere mobiliteit, invloed van de pers, radio, film en televisie werd de gemeente meege-nomen in een grote socio-culturele evolutie. Het veranderingsproces kwam in een stroomversnelling in de jaren 1960 met de expansie van

Panorama van Zaffelare rond 1971 met nog de oude gebouwen van de Zusters van Liefde, het oude gemeentehuis, de Sint-Jozefschool en een eerste deel van de wijk Veerleveld.

Page 28: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij I 209208 I De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij

SUCCES VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS

De katholieke Sint-Jozefschool werd een succes. Hoofdonderwij-zer van bij de aanvang in 1924 tot aan zijn pensionering in 1956 werd Florent Decraene, intellectueel en zeer voornaam in zijn optreden, au-teur van gewaardeerde leerboeken en vertaler van pedagogische wer-ken. Hoewel hij een gedreven on-derwijzer was, kon hij de onberede-neerde fratsen van sommige leerlin-gen niet altijd aan. Maar hij werd bijgestaan door onderwijzers die wel veel tucht hadden. Zoals de ge-meenteschool bindingen had met de liberale partij, had Florent Decrae-ne zeer uitgesproken bindingen met alles wat katholiek Zaffelare betrof. Na de tweede wereldoorlog werd hij stichter-voorzitter van de CVP en hij werd in 1959 ook de actie-ve CVP-burgemeester van Zaffelare. Zoals reeds vermeld stonden de ba-sisschool voor meisjes en de kleuter-school al die tijd onder de hoede van de Zusters van Liefde. In 1995 wer-

den beide katholieke basisscholen en de kleuterschool samengevoegd tot één school, die sinds 2002 als naam de “De Weg-Wijzer” draagt.

ASPECTEN VAN ONTZUILINGZaffelare werd uiteraard mee opge-nomen in de algemene trend naar “ontzuiling”, waarbij groepen en instellingen niet in de eerste plaats hun geloofsovertuiging op de voor-grond plaatsen, maar wel hun in-houdelijke kwaliteit. Men kiest niet langer op ideologische basis, maar op functionele basis. Men kiest dan bijvoorbeeld voor een bepaalde kli-niek, niet in de eerste plaats omdat deze katholiek is, maar omdat men er de beste verzorging verwacht. Een typisch voorbeeld: pastoor De Kin-der werd in 1987 in de terminale fase van zijn ziekte niet opgenomen in een katholiek Gents ziekenhuis,

maar hij overleed in het universitair ziekenhuis. Overal in Vlaanderen verlieten meerdere organisaties ex-pliciet hun kerkelijke binding, zo-als het maandblad Wereldwijd dat in 2003 het pluralistische blad OM werd. Nieuwe initiatieven, zoals het jeugdhuis Lodejo te Lochristi (op-gericht in 1970), kozen uitdrukke-lijk neutraal en pluralistisch te zijn. “Ontzuiling” grijpt overal om zich heen.

De verdamping van de kerkelij-ke binding werd ter plaatse onder meer bevorderd door de ontwikke-ling van gemeentelijke initiatieven. De speelpleinwerking, verschillen-de adviesraden en overlegplatforms zijn niet zuilgebonden. De katholie-ke bibliotheek werd gemeentelijk. Daarnaast is er niet langer meer de priester-proost die vroeger een per-soonlijke band legde met de kerk.

Tot besluit

Het grote vernieuwde kerkgebouw kreeg 100 jaar geleden zijn voltooi-ing samen met de verovering van de politieke macht door de katholieke partij. Het was een triomf over de hele lijn. Vier dynamische priesters stonden toen in voor de eredienst, verkondiging en leiding van de in-stellingen. Er was een groot aanbod van godvruchtige genootschappen. De parochie ontwikkelde met de jaren een groeiend netwerk van ka-tholieke dienstverlening, onderwijs en socio-culturele organisaties. De parochiekerk werd het centrum van een sterk verzuilde samenleving die alle andere ideologieën in de scha-duw stelde. Een nooit eerder gezien

Het hoogkoor tijdens de Floraliën 2000. Vanaf 1995 werd de kerk speciaal versierd door plaatselijke bloemisten met azalea’s die in reserve werden gehouden bij hun deelname aan de Gentse Floraliën.

’s Zondags komen veel minder mensen naar de kerk en de politieke macht van de instelling werd gering. Toch brengt de kerk af en toe verspreide mensen samen en is ze een plaats van geborgenheid. Soms spreekt zij het eeuwige heimwee aan naar zingeving. Soms herinnert zij aan goede mensen die hier leefden en inspiratie von-den. Soms herinnert zij aan die onvergetelijke mens Jezus van Nazareth.

werden in Zaffelare principes toe-gepast die nu vanzelfsprekend zijn, maar die toen totaal nieuw waren. De binding van de gemeenteschool met de liberale partij was sterk, wat onder meer tot uiting kwam in de keuze van de feestzaal voor de plech-tige prijsuitdelingen en de Sint-Ni-colaasfeesten. Deze gingen door in de “blauwe zaal” (zaal Eugène Lip-pens) op het Oosteinde. Een nog andere binding met de li-berale zaal ontstond via gemeente-lijk onderwijzer Hallet. Op 7 au-gustus 1926 kreeg hij van het col-lege van burgemeester en schepenen de toelating om van de zaal Eugène Lippens een cinemazaal te maken. In die tijd stond de film meestal nog op de verbodslijst van de katholieke kerk. Als die film dan nog werd in-gericht in een zaal die ontsnapte aan de kerkelijke controle, kon men ze-ker tegenwind verwachten.

TELOORGANG VAN DE GEMEENTESCHOLEN

De gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1926 zouden de politieke verhoudingen omkeren. De katho-lieken hadden weer de meerderheid. Victor De Bock werd opnieuw bur-gemeester, Louis Mullié en Hen-ri Derkinderen werden schepenen. Vanaf maart 1927 werd de gemeen-telijke jongensschool beknot en af-geremd: afschaffing van de handvaar-digheden, men moest zich beperken tot landbouwproeven en landbouw-scheikunde, afschaffing van het ou-dercontact, afschaffing van de zwem-lessen als zijnde onzedig, afschaffing van de subsidies voor prijsboeken. De Sint-Jozefschool werd een aan-genomen school en men verhoogde de toelagen voor de kloosterschool. De gewijzigde situatie had directe gevolgen voor de schoolbevolking: het leerlingenaantal van de gemeen-teschool is blijven dalen. De gelei-

delijke achteruitgang was gestart en leidde uiteindelijk tot de opheffing van de school in 1972.

Ook de gemeentelijke meisjesschool werd aangepakt, vooral in de per-soon van juffrouw Hélène Minnebo, oud-leerlinge van de staatsnormaal-school van Brugge. Vanaf 1 maart 1925 werd zij schoolhoofd en zou dit blijven tot aan haar pensione-ring.63 Hélène Minnebo heeft zich gans haar leven uitdrukkelijk gelo-vig genoemd, een geloof dat ze mee-gekregen had van haar moeder die elke zondag naar de vroegmis ging en haar elke avond eraan herinnerde: vergeet je vier weesgegroetjes niet. Haar lievelingsdichteres was levens-lang de katholieke schrijfster Alice Nahon. Maar dergelijke eigenschap-pen waren niet voldoende om in de katholieke gratie te vallen en ook haar werd het moeilijk gemaakt. Het ergste gebeurde in de repressie na de tweede wereldoorlog, waarin zij veel te verduren kreeg. Achter-af werd ze volledig in eer hersteld en kon ze haar werk weer aanvat-ten. Uiteindelijk zou de gemeente-lijke meisjesschool pas vele jaren na

de pensionering van Hélène Minne-bo verdwijnen in 1967. De laatste hoofdonderwijzeres, Godelieve Van de Vijver, verhuisde toen met de meeste van haar leerlingen naar de kloosterschool. Daarmee kwam een einde aan 87 jaar gemeentelijk on-derwijs voor meisjes. Omwille van het geringe aantal leerlingen werd ook de gemeentelijke kleuterschool gesloten op 1 oktober 1968.

Kleuterleidster “juffrouw Meleken” (Melanie Pringels) was de enige leer-kracht die in het politiek verdeelde Zaffelare in 1925 unaniem werd be-noemd en dus ook de stemmen had gekregen van de katholieke gemeen-teraadsleden. Alle leerkrachten die nadien werden benoemd waren zon-der enige uitzondering uitdrukke-lijk kerkse mensen. Toch werd vanuit de katholieke partij alles gedaan wat mogelijk was om hun onderwijsin-stellingen uit te schakelen. Algemeen worden ook de stichting van rijks-scholen in Zeveneken en Oostakker en de inrichting van het busvervoer aangezien als een bijkomende factor voor het verdwijnen van het gemeen-telijk onderwijs in Zaffelare.

De clerus en de onderwijzers van de Sint-Jozefschool in 1956. Zittend: onderpastoor Van de Velde, Florent Decraene, pastoor Rutsaert en onderpastoor Van Buynder; staand: Roger De Schepper, Albert Van Conkelberge, Henri Van Hooreweghe en Gustaaf Stevelinck.

Page 29: Inhoudsopgave - Telenet.beusers.telenet.be/bert.hoogewijs/wegwijzer/BoekZaffelare.pdf(Gent), Marc D’Hollander (Zaffe-lare), Louis Gevaert (Destelbergen), Roger Poelman (Sint-Amandsberg)

De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij I 211210 I De periode 1907 - 2007. Geloven bij kenterend tij

aantal jonge vrouwen koos voor de religieuze staat. Toen, net op het moment dat tal van katholieke or-ganisaties en activiteiten hun hoog-tepunt bereikten, kwam de totale ommekeer. De ommekeer waar-van de kiem achteraf gezien al veel eerder aan het groeien was. De im-pact van het christendom op tal van mensen verdampte. Er bleef wel een

aanzienlijk aantal katholieke socio-culturele verenigingen en dienstver-lenende groepen actief, maar de ker-kelijke binding vervaagde. De men-sen van de parochieploeg en de pas-torale werkgroepen doen hun best om in deze gewijzigde situatie de parochie verder gestalte te geven.In een kerk waarin de priesters alles leidden, had het gebrek aan jonge

priesters een enorme weerslag op de kerkelijke structuur en activiteiten. Op dit ogenblik zijn nieuwe struc-turen aan het groeien. Het zal wel-licht afhangen van het engagement van plaatselijke bewogen christenen of de kerk nog een dynamiek zal blijven behouden.

Versierde preekstoel tijdens de Floraliën 1995.