In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

32
1 > over architectuur gesproken INGESPREKOVER MAATSCHAPPELIJKVASTGOED AIR en Bart Cosijn, Urban Dialogue februari 2010 Er bestaan vele definities voor maatschappelijk vastgoed. De betekenis hangt bijvoorbeeld af van het perspectief dat aangenomen wordt: vanuit wiens belang kijk je tegen dit type vastgoed aan? Ook van invloed is welke functies wel een maatschappelijk doel toegewezen worden en welke niet. Hoe langer je over de maatschappelijke betekenis van het urbane landschap nadenkt, hoe meer gebouw- en ruimtefuncties op een of andere wijze de maatschappij ondersteunen. Soms direct en door vele mensen gebruikt, soms zeer indirect en ver buiten het publieke gezichtsveld. Indriedialogenisdoorbetrokkenexpertsenervaringsdeskundigengesprokenoverhetmaatschap- pelijkvastgoedvoorzorg,scholenensportvoorzieningen.AIRuitRotterdamheeftBartCosijnvan UrbanDiologuegevraagdalsgastprogrammeurvoordezereeks.Metverschillendestakeholdersisop zoekgegaannaarstrategischevragenenantwoordendieonderdeverschillendeagenda’smethet maatschappelijkvastgoedliggen.Opbasisvanpersoonlijkeervaringeneninzichtenbijhetrealiseren, ontwerpen,initiëren,beheren,reorganiseren,gebruikenvanmaatschappelijkvastgoedindestad.

description

AIR dialogen over maatschappelijk vastgoed februari 2010

Transcript of In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

Page 1: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

1 >

overarchitectuurgesproken

IN GESPREK OVERMAATSCHAPPELIJK VASTGOEDAIR en Bart Cosijn, Urban Dialogue

februari 2010

Er bestaan vele definities voor maatschappelijk vastgoed. De betekenis hangt bijvoorbeeld af

van het perspectief dat aangenomen wordt: vanuit wiens belang kijk je tegen dit type vastgoed

aan? Ook van invloed is welke functies wel een maatschappelijk doel toegewezen worden en

welke niet. Hoe langer je over de maatschappelijke betekenis van het urbane landschap

nadenkt, hoe meer gebouw- en ruimtefuncties op een of andere wijze de maatschappij

ondersteunen. Soms direct en door vele mensen gebruikt, soms zeer indirect en ver buiten het

publieke gezichtsveld.

In drie dialogen is door betrokken experts en ervaringsdeskundigen gesproken over het maatschap-

pelijk vastgoed voor zorg, scholen en sportvoorzieningen. AIR uit Rotterdam heeft Bart Cosijn van

Urban Diologue gevraagd als gastprogrammeur voor deze reeks. Met verschillende stakeholders is op

zoek gegaan naar strategische vragen en antwoorden die onder de verschillende agenda’s met het

maatschappelijk vastgoed liggen. Op basis van persoonlijke ervaringen en inzichten bij het realiseren,

ontwerpen, initiëren, beheren, reorganiseren, gebruiken van maatschappelijk vastgoed in de stad.

Page 2: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

2 >

In 2009 organiseerde AIR vier bijeenkomsten over maatschappelijk vastgoed onder de naam

AIR Platform. Aanleiding voor elke bijeenkomst was een concrete casus, een ontwerpend

onderzoek of een gerealiseerd project. Met de gesprekken wil AIR een bijdrage leveren aan de

publieke dialoog over maatschappelijk vastgoed.

Aan de hand van vier casussen verkende AIR hoe het ontwikkelen en programmeren van maatschap-

pelijk vastgoed in de Rotterdamse praktijk werkt. Welke lessen kunnen worden geleerd? En op welke

wijze levert het vastgoed een maatschappelijke meerwaarde? In maart 2009 is al gesproken over

religieus erfgoed met de Morgensterkerk als casus. In november werd met verschillende experts het

vastgoed voor zorg, scholen en sportvoorzieningen behandeld. Om de vorm van het gesprek aan te

laten sluiten op de inhoud heeft AIR Bart Cosijn/Urban Dialogue uitgenodigd om als gastprogrammeur

van deze drie gesprekken op te treden.

Het maatschappelijk vastgoed is van groot belang voor het samenleven in de stad. Er zijn vele partijen

en instituties bij betrokken met vaak zeer uiteenlopende perspectieven en belangen. De motivatie om

deze reeks te organiseren lag in de potentie van het maatschappelijk vastgoed in het verbinden van

sociale en ruimtelijke structuren. Een kracht en betekenis die we in verschillende dialogen samen

nader wilden onderzoeken. AIR ging met verschillende stakeholders op zoek naar strategische vragen

en antwoorden die onder de verschillende agenda’s met het maatschappelijk vastgoed liggen.

Op basis van persoonlijke ervaringen en inzichten bij het realiseren, ontwerpen, initiëren, beheren,

reorganiseren, gebruiken van maatschappelijk vastgoed in de stad.

De uitkomsten en inzichten gebruiken we om de positie, de potentie en dilemma’s van het maatschap-

pelijk vastgoed breder onder de aandacht te brengen in de stad en wellicht ook daarbuiten.

Daarom publiceren we de resultaten van deze gesprekken.

Patrick van der Klooster

Arie Lengkeek,

AIR

VOORWOORD

Page 3: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

Verschillende instanties en personen

hebben uiteenlopende puzzelstukjes

van het maatschappelijk vastgoed in

handen. We hanteerden bij ons

onderzoek de dialoogvorm om zo

met open vizier te onderzoeken welk

beeld er ontstaat wanneer we ver-

schillende delen van de puzzel aan

elkaar leggen.

Dialoog in plaats van debat

Wewilden dus niet zo zeer standpunten

en argumenten uitwisselen ter overtui-

ging van de ander, zoals in een traditio-

neel debat. Het doel was vooral om erva-

ringen met reële situaties te delen en in

gesprek onderliggende principes te

duiden, om zo optimaal gebruik te

maken van elkaar expertise, ervarings-

kennis en netwerk. Of zoals de Britse

quantum fysicus David Bohm stelt: “In

a dialogue, there is no attempt to gain

points, or to make your particular view

prevail. Rather, whenever any mistake is

discovered on the part of anybody,

everybody gains.” In elke dialoog

nemen een we een concrete situatie of

project als uitgangspunt. We streefden

er naar het gezelschap een mix te laten

zijn van direct betrokken bij dit project én

personen die een op een andere wijze

een sterke betrokkenheid hebben bij

het thema.

Ervaringskennis

In de dialogen die we organiseerden

stonden de phronesis oftewel de “prak-

tische of morele wijsheid” centraal. De

phronesis is één van de drie soorten

kennis die Aristoteles in zijn Ethica

Nicomachea onderscheidde, naast de

episteme (de theoretische, universele

kennis, de wetenschap) en de techne

(het vakmanschap, de techniek, kennis

over het hoe). Het is een vorm van erva-

ringskennis die zich richt op het goede

handelen in concrete en specifieke situa-

ties. Alle drie soorten kennis zijn, vol-

gens Aristoteles, nodig om tot een goed

oordeel te komen.

Het gesprek als onderzoek

Maar wat als we het per definitie niet

met elkaar eens zijn? Dan ligt er een uit-

daging om te onderzoeken welke defini-

tiebepalingen ten opzichte van elkaar

staan, en op welke ervaringen en over-

tuigingen ze gebaseerd zijn.

Met andere woorden, het gesprek of

de dialoog is het onderzoek zelf.

Er bestaan vele definities voor maat-

schappelijk vastgoed. De betekenis

hangt bijvoorbeeld af van het per-

spectief dat aangenomen wordt: van-

uit wiens belang kijk je tegen dit type

vastgoed aan? Ook van invloed is aan

welke functies al dan niet een maat-

schappelijk doel toegewezen wordt.

Hoe langer je over de maatschappelij-

ke betekenis van het urbane land-

schap nadenkt, hoe meer gebouw- en

ruimtefuncties op een of andere wijze

de maatschappij ondersteunen. Soms

direct en door vele mensen gebruikt,

soms zeer indirect en ver buiten het

publieke gezichtsveld.

Gebouwen in hun omgeving

In de publicatie ‘Maatschappelijk onder-

nemen met maatschappelijk vastgoed’

van de SEV (Stuurgroep Experimenten

Volkshuisvesting) worden de definities

in drie groepen verdeeld: op basis van

gebruik, op basis van gebruiker en op

basis van gebouw(type). Een definitie

die deze drie invalshoeken enigszins in

zich verenigd is van prof. W.Keeris: “(...)

maatschappelijk vastgoed heeft (...)

betrekking op de gebouw-gerelateerde

interactie met, het faciliteren van, of het

voorzien in behoeften van derden vanuit

een bepaald erkend maatschappelijk

belang, welke de inzet van dat vastgoed

en die betrokkenheid rechtvaardigt.” 1

3 >

DE DIALOOGALS GESPREKSVORM

OVERMAATSCHAPPELIJKVASTGOED

INTRODUCTIE

Bart Cosijn, Urban Dialogue

1 Uit openingswoord Congres van Het Nederlands

Vastgoedinstituut d.d. 23 mei 2006 te Eindhoven

publieksfunctie. Deze – weinig gebezigde – definitie,

is eigenlijk de enige vastgoeddefinitie.” 2

Page 4: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

In deze definitie heeft ‘gebouw-gerela-

teerde interactie’ betrekking op het

gebruik van vastgoed, waarbij interactie

een wat bredere definitie dan gebruik

lijkt. Deze interactie zou bijvoorbeeld

heel breed opgevat kunnen worden: de

uitstraling van een gebouw, de architec-

tuur zoals deze onderdeel kan zijn van

een mental map van stadsbewoners is

ook een vorm van interactie met het

vastgoed. Een sleutelwoord uit deze

definitie is het woord ‘erkend’. Voordat

we van maatschappelijk vastgoed kun-

nen spreken moeten we volgens deze

definitie uitmaken of het belang van de

gebouw-gerelateerde interactie een

bepaalde maatschappelijk erkenning

heeft. Hoewel er geen absolute formule

te geven is voor hoe erkenning vast te

stellen zou je bijvoorbeeld het volgende

uitgangspunt kunnen nemen: wanneer

instanties en personen van verschillen-

de maatschappelijke stromingen verte-

genwoordigen een maatschappelijk

belang onderschrijven, spreken we van

erkenning. Dit staat overigens los van de

juridische betekenis van erkenning zoals

dat onder andere aan te treffen is in het

familierecht.

Verblijfs- en publieksfuncties

Hoewel het goed kan zijn om verschillen-

de definities van maatschappelijk vast-

goed tegen het licht te houden om zo

een basiskader van begrippen te onder-

zoeken is dit geen expliciet onderdeel

van de reeks dialogen. Omdat in de

gesprekken zo veel mogelijk gesproken

wordt aan de hand van concrete voor-

beelden van bestaande of geplande

gebouwen of andersoortige ruimtelijke

ontwerpen gaan we zo veel mogelijk

van de derde categorie uit, zoals het SEV

deze omschrijft: op basis van een ge-

bouw. “Maatschappelijk vastgoed is

bedrijfsmatig onroerend goed met een

verblijfs- en publieksfunctie. Deze –

weinig gebezigde – definitie, is eigenlijk

de enige vastgoeddefinitie.” 2

Openbare gebouwen

Als laatste aspect uit dit korte definitie-

relaas nog een paar woorden over

publieke of openbare gebouwen. Daar

waar de verzameling publieksfuncties en

gebouwen of vastgoed elkaar overlap-

pen, ontstaat de deelverzameling maat-

schappelijk vastgoed. Van belang is

dan of we spreken over vastgoed of over

gebouwen. Of anders gesteld: over ge-

bouwen die in eigendom van een onder-

neming zijn en als zodanig op de balans

van de onderneming staan, of gebouw-

en die geen onderdeel zijn van op winst

gerichte ondernemingen. Even in het

midden gelaten waar deze gebouwen

dan wel toe behoren en welke eigen-

domsstructuur er onder ligt. Wanneer

we dan de sprong naar openbare ge-

bouwen maken komen we bij het

publiek en het publieke gebruik.

De openbare ruimte van het urbane land-

schap of de stad heeft nadrukkelijk een

maatschappelijke functie. Openbare

gebouwen hebben dat ook. Deze ge-

bouwen kunnen onderdeel uitmaken

van de verzameling maatschappelijk

vastgoed. De mate waarin maatschap-

pelijk vastgoed openbaar is, hangt dus af

van de openbaarheid van de functie die

het vastgoed faciliteert.

Netwerk van maatschappelijke

functies in de stad

Zoals gezegd, we gingen niet op zoek

naar een sluitende definitie van maat-

schappelijk vastgoed, daarvoor is het

onderwerp te divers. Waar wemisschien

wel op uit komen is een aanscherping

van de verschillende definities zoals die

er zijn, aan de hand van concrete voor-

beelden en persoonlijke ervaringen van

gebruikers, bewoners, ontwerpers,

onderzoekers, investeerders, bestuur-

ders en anderen. Nu we de eerste reeks

afronden, kunnen we wellicht ook een

begin maken met de volgende vraag:

hoe zal de komende jaren het netwerk

van gebouwen met een maatschappelijk

belang zich gaan ontwikkelen in de stad?

2 Maatschappelijk ondernemen met maatschappelijk

vastgoed : Handreiking voor woningcorporaties,

Leent, Moel en Van der Wal, SEV 2009

4 >

Page 5: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

5 >

INHOUD

CASE SPORTVOORZIENINGEN vrijdag 13 november 2009

p. 7-8

Toelichting

sportpark Zestienhoven

p. 9-11

Verslag

dialoog sportvoorzieningen

CASE ONDERWIJSVOORZIENINGEN vrijdag 20 november 2009

p. 15-16

Toelichting

Brede school de Globertrotter

p. 17-19

Verslag

dialoog onderwijsvoorzieningen

CASE ZORGVOORZIENINGEN vrijdag 27 november 2009

Kennisopbouw door het verbinden van ervaringen

p. 23-25

Toelichting

het decentrale ziekenhuis

p. 31

p. 26-28

Verslag

dialoog zorgvoorzieningen

p. 12-13

Overzicht deelnemers

sportvoorzieningen

p. 20-21

Overzicht deelnemers

onderwijsvoorzieningen

p. 29-30

Overzicht deelnemers

zorgvoorzieningen

Page 6: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

6 >6 >

overarchitectuurgesproken

CASESPORTVOORZIENINGENvrijdag 13 november 2009

Sportcomplex Zestienhoven

Page 7: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

7 >

TOELICHTING OP DE CASE:SPORTPARK ZESTIENHOVEN

Ontwerp Park Zestienhoven, bron: Gemeente Rotterdam

We starten de dialoog op aan de hand

van een concrete casus: het sportpark

Zestienhoven in Rotterdam. Dit sport-

park is gelegen in de nieuwe woonwijk

Park Zestienhoven, aan de noordrand

van de stad. Deze wijk is momenteel in

aanbouw en krijgt de typering van het

nieuwe buitenwonen in Rotterdam.

Omdat sportvoorzieningen met buiten-

sportmogelijkheden een groot ruimte-

beslag hebben is het van groot belang

om vroeg in een ontwikkeltraject aan-

dacht te geven aan (her)huisvesting.

Dat is ook in Park Zestienhoven

gebeurd. Dit sportpark is ontwikkeld in

nadrukkelijke samenhang met andere

maatschappelijke functies in de

nieuwe wijk.

Het sportpark zal aan twee voetbal-

clubs onderdak bieden, die momenteel

op andere locaties in de buurt zijn ge-

huisvest. Deze herhuisvesting was

onder andere noodzakelijk om gronden

vrij te maken voor nieuwe woningen.

Behalve een nieuw hoofdgebouw be-

staat het sportpark uit nieuwe velden

met kunstgras, deze velden maken

een grotere gebruiksintensiteit moge-

lijk dan traditionele grasvelden. Het

hoofdgebouw van het sportpark is ont-

worpen door MoederscheimMoonen

Architects in opdracht van Dienst

Sport en Recreatie & Dienst Steden-

bouw en Volkshuisvesting, gemeente

Rotterdam. Dit gebouw omvat een

horecavoorziening (kantines), be-

stuurskamers, kleedfaciliteiten,

bergingen, en een terras. In het najaar

van 2009 wordt het gebouw

opgeleverd.

case sportvoorzieningen

Ontwerp Sportcomplex Zestienhoven,

bron: MoederscheimMoonen Architects

TOELICHTING SPORTPARK ZESTIENHOVEN

Page 8: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

Toelichting van de architect op het

project:

“Na een selectieprocedure is

MoederscheimMoonen Architects

gekozen als bureau dat het ontwerp

verzorgt voor het nieuwe onderkomen

van een tweetal voetbalverenigingen in

de ontwikkeling Park ZestienHoven te

Rotterdam. Park Zestienhoven behelst

ruim 1800 luxe woningen gelegen naast

Rotterdam-Airport en sluit aan bij het

bestaande parkgebied dat binnen het

nieuwe plan verder zal worden ontwik-

keld.

Ontwerp

Vanuit de opdrachtgever kreeg

MoederscheimMoonen Architects mee

een gebouw te ontwerpen met een

paviljoenachtige sfeer. Gelegen naast

het vliegveld en aansluitend aan het

nieuw te realiseren park behoefde het

ontwerp luchtigheid en transparantie.

Het ontwerp komt voort uit de stapeling

van een tweetal functiegebieden. De

kantine inclusief bestuurskamers en de

kleedfaciliteiten en bergingen. De

kantine is in het ontwerp op de verdiep-

ing gesitueerd waardoor een mooi uit-

zicht ontstaat over de vijf nieuw aan te

leggen sportvelden. Om het contact met

het maaiveld te behouden is er in het

ontwerp gekozen de beneden gelegen

kleedfaciliteiten te omkleden met een

natuurlijk talud. Op die manier krijgt het

gebouw een groene uitstraling en func-

tioneert het aan de voornaamste veld-

zijde als ligweide. Het gebouw wordt

gecompleteerd met een royaal over-

stekend semitransparant dak. Dit dak

bindt de beide gehuisveste verenigingen

en past bij de uitstraling van het vlieg-

veld en de gewenste paviljoenachtige

uitstraling. Het dak filtert overdag het

zonlicht en gloeit in de avonduren op als

een lampion dankzij de integratie van

LED verlichting. Zo zal het gebouw een

baken in de omgeving worden en tevens

bijdragen aan de sociale veiligheid van

het gebied.

Duurzaamheid

De smoel van het gebouw zijn het

semitransparante dak en het groene

talud. Beide aspecten bezorgen het ge-

bouw ook voorname duurzaamheid-

aspecten. Door de filtering van het licht

wordt direct zonlicht, en daarmee on-

nodige opwarming van het gebouw,

vermeden. Het groene talud zorgt voor

een natuurlijke isolatie van het gebouw.

Daarnaast kenmerkt het gebouw zich

door materiaalkeuzes en situering van

functies die de beheersbaarheid en

exploitatielasten ten goede komen.

Proces en samenwerking

In het ontwerpproces is de architect de

spil geweest tussen meerdere partijen.

De opdrachtgever betrof een tweetal

diensten van de gemeente Rotterdam;

dienst Sport en Recreatie en Dienst

Stedenbouw en Volkshuisvesting. Beide

formuleerden eigen ambities ten aan-

zien van het project.

MoederscheimMoonen Architects is in

staat geweest om de esthetische eisen

van Stedenbouw te verenigingen met de

praktische en budgettaire eisen van

Sport en Recreatie. In deze situatie

hebben ook beide verenigingen (de

uiteindelijke gebruikers) een voorname

rol gespeeld. Hun specifieke wensen en

ideeën zijn onder andere doorslag-

gevend geweest in de ruimtelijke

indeling van het gebouw. Het gaat in dit

geval om een tweetal voetbalvereniging-

en met een geheel andere agenda: een

zaterdag- en zondagvereniging. Deze

combinatie in één gebouw zorgt voor

verschillende maximale bezettings-

momenten in het gebouw. Om per

vereniging voldoende ruimte te bieden

kwamMoederscheimMoonen in

overleg met de verenigingen, tot een

optimaal model waarin beiden hun

kantine en identiteit kunnen behouden

op de bovenste verdieping en in het

souterrain kunnen profiteren van de

gedeelde kleedruimtes. Deze efficiënte

oplossing maakte het project zowel

programmatisch als financieel haalbaar.”

(bron: MoederscheimMoonen Architects)

Over de wijk Park Zestienhoven:

“Park Zestienhoven is een nieuwbouw-

wijk dat zich ontvouwt middenin de

polder die dateert uit 1786. De Over-

schiese Plasjes, het Wilgenlaantje, het

gemaal, de molen en de groene

bloemenweide op het oude IJskelder-

terrein zullen blijvend herinneren aan dit

eeuwenoude landschap. Het park in het

westelijk deel van Park Zestienhoven

wordt de komende jaren vernieuwd.

Voor het ontwerp van het nieuwe park in

de Engelse landschapstijl is het huidige

park als uitgangspunt genomen. Dit

levert een park met een mooie open

groene ruimte rondom de plas, roman-

tische wandel- en fietspaden, kinder-

speelplekken, een uitkijkheuvel en een

beeldentuin. Het populaire hertenkamp

wordt volledig vernieuwd en het park

krijgt mogelijk een heemtuin met in-

heemse plantsoorten. Aan de rand van

de plas komt een nieuw café of restau-

rant, passend binnen het concept van de

Engelse landschapstijl.”

(bron: Gemeente Rotterdam)

8 >case sportvoorzieningen

Ontwerp Sportcomplex Zestienhoven, bron: MoederscheimMoonen Architects

Page 9: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

Kun je sporten en bewegen inzetten

voor maatschappelijke verbetering?

Kan een mooi voetbalcomplex bijdra-

gen aan de sociale samenhang in de

directe omgeving? Wat heb je daar

precies voor nodig? Bereik je het

meest met grote dure complexen

waar alleen topsport wordt bedreven

maar wel veel mensen worden

bediend? Of kun je dan beter 20

Cruyff-courts of evenzoveel Krajicek-

playgrounds over de stad versprei-

den? En wie is verantwoordelijk? Kun

je het overlaten aan de professional

of bereik je niets zonder de daadwer-

kelijk betrokkenen, de omwonenden?

Dit soort vragen hield de zeven des-

kundigen bezig die bijeen waren op

de eerste open dialoog over maat-

schappelijk vastgoed.

Voorafgaand aan de eigenlijke dia-

loog licht die middag Erik

Moederscheim van architecten-

bureau MoederscheimMoonen eerst

zijn prachtige voetbalcomplex in park

Zestienhoven toe. Verrijkt met de

vele ervaringen van de deelnemers

biedt de case een goede gelegenheid

om het begrip maatschappelijk vast-

goed nader te duiden. Want ook daar-

voor is dit platform bedoeld.

Kantine op niveau

Helemaal in het noorden van de stad

wordt tegen Rotterdam Airport aan het

'Rotterdams buiten' Park Zestienhoven

gebouwd. Daar lagen oorspronkelijk een

aantal voetbalvelden en die moesten

naar een andere plek in de wijk. Omdat

de wijk tot een van de viplocaties van de

gemeente behoort, is het complex wat

chiquer (stichtingskosten een kleine drie

miljoen euro) dan gebruikelijk is bij zo'n

amateurvoetbalterrein met zes velden.

Twee van de zes velden zijn van kunst-

gras, het gebouw ligt verhoogd op een

talud en heeft een heel opvallend semi-

transparant dak. Het licht op in het don-

ker door de ingebouwde ledverlichting.

De luxe mocht omdat de accommodatie

moest bijdragen aan de uitstraling van

het park.

Opvallend is de ligging van de kleedka-

mers. Zij liggen half onder de grond ver-

scholen in het talud. Er is nog iets bijzon-

ders aan die kleedkamers. Zij behoren

toe aan twee voetbalclubs. TWEE voet-

balclubs.

Douches delen

Grond wordt een steeds schaarser

goed. De voetbalsport is een grootge-

bruiker van die grond. Dat wringt. Het is

steeds meer passen en meten. Twee

clubs in een accommodatie onderbren-

gen is een manier om de schaarste aan

te pakken. Bij sportpark Zestienhoven

lijkt het heel eenvoudig. Daar zitten een

zaterdag- en een zondagamateur in één

gebouw. Maar de jeugd van voetballend

Nederland voetbalt op zaterdag. Kan dat

niet ook op zondag? Nee. Waarom niet?

Dat is een zaak van traditie en historie.

Toch is de gemeente niet te vermurwen.

Kantine, hoofdveld en bestuurskamer

mag je nog wel identiteitsvormende

karakteristieken toedichten, maar dat is

onzin voor kleedkamers, douches en de

overige velden. Die gebruiken de clubs

voortaan maar gezamenlijk. De Hockey-

club Rotterdam heeft welgeteld 2600

leden. Zij doen het met twee kleedka-

mers. Dat gaat prima.

Hoe mooi en aardig dit ook allemaal

klinkt, in de praktijk zijn er grote weer-

standen te overwinnen. Bij Park Zestien-

hoven is het nog meegevallen. De twee

clubs toonden wel verzet, maar een vet-

te geldbuidel en veel bereidwilligheid

van de gemeente en architect hielpen de

twee clubs over de streep.

Tom Bleker en Martin Krijgsman weten

dat zoiets wel eens anders verloopt.

Procesmanagement

Een verhuizing kan er zelfs toe leiden dat

oude sentimenten weer naar boven

komen. Krijgsman heeft dit meege-

maakt bij de verhuizing van een sport-

club die de combinatie van voetbal en

cricket in zich verenigt. Het is altijd goed

gegaan met de twee sporten in één

club. Nu er verhuisd moet worden naar

een nieuwe locatie komen oude tegen-

stellingen weer naar voren.

Stuurgroepjes hebben ieder eigen verte-

genwoordigers en moeten ook gelijk-

waardig betrokken zijn bij het proces. De

belangen van allebei de groepen moeten

goed bewaakt worden ommaar zo gelijk

mogelijk uit de verhuizing te komen.

Bleker heeft in een grotere gebiedsont-

wikkeling scholen en andere voorzienin-

gen samengebracht op de nieuwe vel-

den van een Zwolse amateurvoetbalver-

eniging. Er ontstond frictie doordat het

aantal te realiseren velden onvoldoende

bleek voor de verschillende beoogde ge-

bruikers, zoals de profs van FC Zwolle en

een aantal scholen. Het gevolg was lang-

durig onderhandelen tussen de twee

clubs.

Bleker vraagt zich af of hij wel de aange-

wezen adviseur is om de onderhandelin-

gen tussen die vele partijen tot een goed

einde te brengen. Dat duurt vele verga-

deringen. Het proces is er bij gebaat als

er voorafgaand aan de daadwerkelijke

ontwikkeling een procesmanager wordt

ingezet. Deze specialist zou dan eerst de

tegenstellingen moeten opheffen om

zodoende het overleg over het eigenlijke

bouwproces te vereenvoudigen.

Krijgsman beaamt dat een procesmana-

ger hierin een grote rol speelt.

9 >case sportvoorzieningen

WIE IS AAN DE BAL?

VERSLAG DIALOOG SPORTVOORZIENINGEN

Page 10: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

10 >case sportvoorzieningen

Exploitatie, onderhoud en beheer

Een bijkomend en belangrijk gevolg van

dat eindeloze overleg is dat er onduide-

lijkheid heerst en blijft heersen over wie

waarvoor verantwoordelijk is. Dat stoort

al behoorlijk in het eigenlijke bouwpro-

ces, maar gaat steeds meer storen in de

jaren daarna. Tom Bleker ziet die hoge

kosten van het overleg, met zijn ondui-

delijkheid over verantwoordelijkheden

en eigendom, liever besteed aan een

goede organisatie van exploitatie, onder-

houd en beheer.

Maar dan zal eerst duidelijk moeten wor-

den wie de morele en formele eigenaar

is van het maatschappelijk vastgoed.

De eigenaar

Wie is verantwoordelijk voor het maat-

schappelijk vastgoed? De gemeente,

zoals nu veelal het geval is? Of moeten

we het aan de woningcorporaties over-

laten? Nou, dat is toch een beetje te ver

van het bed van die corporaties. Zij voe-

len zich meer thuis bij de multifunctio-

nele accommodaties, brede scholen en

zorgcentra.

Of moeten we het overlaten aan de

eigenlijke gebruikers, de verenigingen?

Kunnen die de verantwoordelijkheid wel

dragen?

Bart Gaell van de dienst Sport en Recre-

atie denkt van niet. In Den Haag zijn de

clubs vijftien jaar lang volledig eigenaar

van de accommodaties geweest. Nu

komen ze met hangende pootjes daarop

terug. Het viel toch een beetje tegen, al

dat onderhoud.

Clubs onderschatten dat regelmatig hoe-

veelheden geld nodig zijn om steeds

opnieuw die vernielde doelen en deuren

van kleedkamers te herstellen.

Gaat er iets kapot, dan bellen de clubs in

Rotterdam de gemeente. Die levert per

voetbalveld twee kleedkamers tegen

een huurprijs van € 400 per jaar. Met

een vernielde kleedkamerdeur ben je

die opbrengst al gauw weer kwijt. Dat

de gemeente voor het herstel opdraait

bevordert niet het verantwoordelijk-

heidsbesef bij de verenigingen. Maar

hoe kan dat veranderen? Misschien

helpt het om voorzichtig incentives in te

voeren. Geef een club korting op de huur

als het onderhoud binnen de perken

blijft. "Als die korting € 1.000 is, zou dat

wel eens kunnen helpen. € 1.000 is voor

een gemiddelde voetbalclub een leuk

bedrag."

Suboptimaal

De samenvoeging van de twee clubs op

Park Zestienhoven is een sprong vooruit

in efficiënte aanwending van schaarse

grond. Maar het is nog immer "subopti-

maal". Althans, volgens Fred Bijl, asset-

manager maatschappelijk vastgoed van

het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Op

de zondagen wordt er nog te weinig

gebruik gemaakt van de zes velden.

Arie Lengkeek vraagt zich af of de voet-

balvelden doordeweeks ook nog over-

dag gebruikt worden. "Bij Park Zestien-

hoven niet veel", bekent Bijl. Elders in de

stad zijn er regelmatig scholieren op de

voetbalvelden te vinden. Niet op Park

Zestienhoven. Daarvoor liggen de vel-

den te ver van de scholen verwijderd.

Luxe…

Van het voetbalcomplex op Park Zestien-

hoven zijn de stichtingskosten een klei-

ne drie miljoen euro. Is dat niet wat erg

veel geld? Volgens Fred Bijl valt het wel

mee. Zulke investeringen voor maat-

schappelijk vastgoed zijn niet ongebrui-

kelijk. Een pas aangelegd complex

elders in de stad is qua vierkante-meter-

prijs heel wat duurder uitgevallen. "Er

worden parken aangelegd waar erg veel

geld voor wordt uitgegeven en waar ver-

volgens weinig van gebruik gemaakt

wordt."

Het zijn ook niet alleen de zichtbare luxe

elementen als het oplichtende dak die

de hogere kosten veroorzaken. Erik

Moederscheim: " De installatiekosten

nemen ook een steeds groter deel van

het budget in beslag. Zulke installaties

als anti-legionellasystemen zijn tegen-

woordig verplichte kost".

…of leefbaarheid?

"Sociaal vastgoed? Ik noem het asociaal

vastgoed!" is het licht ironisch bedoelde

protest van Alijd van Doorn. Kun je van

het voetbalcomplex op Park Zestien-

hoven nog wel stellen dat het maat-

schappelijk is? Er zijn geen andere maat-

schappelijke sectoren die bediend wor-

den. De buurt heeft geen behoefte aan

een eventueel bindende werking die van

het complex en de clubs uit zou kunnen

gaan. Oftewel: wanneer kun je vastgoed

nog maatschappelijk noemen?

Van Doorn heeft onderzoek gedaan naar

de wijze waarop architect Aldo van Eyck

ooit in Amsterdam over de nieuwbouw-

wijken verspreid ruimte vrijliet voor

speelplekjes. Wat er mee moest gebeu-

ren liet hij over aan de bewoners. Hij

was ervan overtuigd dat die aanpak bij

zou dragen aan de sociale cohesie van

de buurten.

Page 11: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

Zelfde naam, ander spel

De deelnemers kunnen zich vinden in de

ideeën van Van Eyck. Er is zelfs iemand

die de ideeën in praktijk brengt: manager

onderzoek en ontwikkeling Eric van

Veen van de Krajicek Foundation. Van

Veen weet hoe belangrijk sport kan zijn

om de sociale cohesie in de samenle-

ving te bevorderen. Het is niet zo dat de

Foundation zelf de playgrounds aanlegt.

"Wij zijn er vooral voor de software". Voor

de hardware is een ander verantwoorde-

lijk. Dat is vaak de gemeente, maar het

kan ook een woningcorporatie zijn. "Of

zelfs een particulier."

Al doet de naam Richard Krajicek anders

vermoeden, het is niet zo dat er per se

getennist moet worden. "Het maakt niet

uit welke sport. Soms komt er helemaal

geen sport aan te pas. Dan zijn er enkel

faciliteiten voor bewegen." Wel is het

voor Van Veen essentieel dat het beheer

van de playgrounds in handen is van de

omwonenden. Van professionele bege-

leiding van de playgrounds is volgens

van Veen niet ideaal. Door initiatieven

van bovenaf krijg je een buurt niet in

actie. Maar er is nog iets voor Van Veen.

"Met beroepskrachten is er geen conti-

nuïteit in de begeleiding." Enkel mensen

die zich voor langere tijd verbinden aan

de terreintjes kunnen een sociale rol ver-

vullen. Zulke mensen weten wat er

speelt in de buurt en kunnen daar op

inhaken. Het gebeurt wel eens dat de

oudere jeugd een playground monopoli-

seert. Dan heb je wel iemand nodig met

de juiste connecties in de buurt om dat

recht te zetten.

Gemeente niet buitenspel.

Zonder gebruikers werkt maatschappe-

lijk vastgoed misschien niet maatschap-

pelijk genoeg, maar het voert weer te

ver om de rol van de overheid helemaal

op nul te stellen. Bij de grote sportvoor-

zieningen als voetbalstadions, sportpa-

leizen en zwembaden blijft een centrale

rol van de overheid noodzakelijk. Is de

voorziening klein en te overzien, dan is

een hoofdrol voor de gemeente de laat-

ste tijd minder vanzelfsprekend. Fred

Bijl: "Wij vragen ons bij elk project af wie

de eigenaar moet zijn. Het komt nog wel

eens voor dat een marktpartij als een

woningcorporatie het eigendom op zich

neemt. Toch is zo'n partij er meestal niet

of is het niet goedkoper voor ons. Dan

kun je beter zelf eigenaar zijn."

Succesvolle sportprogramma's

De actualiteit wil nog wel eens opspe-

len. Een corporatie wilde best een wel-

nesscentrum bij een zwembad aanleg-

gen en exploiteren. Van de gemeente

mocht het. Moest de corporatie wel het

zwembad erbij nemen. Dat vond de cor-

poratie lastig. legde Bijl uit. Door de ver-

wikkelingen rond de ss Rotterdam had

de overheid (ook) de investeringslust

van de corporaties aan de ketting

gelegd. De gemeente heeft vanwege

allerlei andere programma's teveel

belang bij het goed functioneren van het

maatschappelijk vastgoed sport. Bart

Gaell en Fred Bijl wijzen op het Sportjaar

2005, de bestrijding van obesitas bij de

jeugd, de successen met de sportpro-

gramma's van de laatste jaren en het

economisch belang van sport.

Alijds lijstje

Alijd van Doorn wist natuurlijk ook wel

dat het sportcomplex van Park Zestien-

hoven geen onmaatschappelijk ("asoci-

aal") vastgoed genoemd kon worden.

Maar aan welke criteria moet vastgoed

dan wel voldoen voor het label 'maat-

schappelijk'?

Is daar een checklist van te maken?

Moet het gezellig zijn, is het bedoeld

voor de sociale interactie? "Dan kan je

net zo goed bij je buurman langsgaan en

samen een uur gaan fietsen." Proces- en

projectmanager Martin Krijgsman brengt

het in de praktijk.

Zit het dan misschien in de variëteit aan

voorzieningen die met het vastgoed

bediend wordt, of in de woorden van

Fred Bijl: "welke functies het gebouw

buiten het sportgebruik kan vervullen"?

Doelt hij op de sportkantine die in Neder-

land door de verenigingen als café wordt

gebruikt? Dat kennen ze nergens anders

in de wereld.

Eric van Veen somt meer elementen op

voor de checklist. "De playgrounds dra-

gen bij aan het terugdringen van de indi-

vidualisering, bevorderen de veiligheid

van de buitenruimte en de betrokken-

heid van de omgeving voor de opvoe-

ding van de kinderen in de buurt."

Daarmee is de lijst nog niet af.

Maar een eerste aanzet is het wel.

11 >case sportvoorzieningen

Page 12: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

12 >case sportvoorzieningen

OVERZICHT VAN DEELNEMERS SPORTVOORZIENINGEN

Tom Bleker maakte tijdens zijn studietijd in Rotterdam kennis met het vastgoed-vak en is daarin inmid-

dels ruim 10 jaar actief. Eerst als projectmanager en consultant en vervolgens als ontwikkelaar van uit-

eenlopende complexe projecten. Tot voor kort als partner bij IPMMC Vastgoed in Utrecht en recent

gestart met een nieuw eerstelijns zorgconcept in Amsterdam.

De eerder genoemde complexiteit in de projecten lag vaak in de betrokkenheid van verschillende stake-

holders van publieke en private partijen. De nieuwbouw van het voetbalstadion met grootschalige com-

merciële ontwikkeling en de aanleg van de naastgelegen amateurclub in Zwolle zijn daarvan een recent

voorbeeld.

Tom BlekerZelfstandig projectontwikkelaar (voorheen IPMMC Vastgoed)

Fred Bijl is al lange tijd (1971) werkzaam bij de gemeente Rotterdam en startte zijn carrière als manager

van zwembaden (1983) bij de dienst Sport en Recreatie (SenR). Na een korte periode van vijf jaar als

beleidsmedewerker, waarbij hij kennis mocht maken met het gehele brede werkveld van de SenR-sec-

tor, heeft hij vervolgens gewerkt als productmanager Sport op de Linker Maasoever en hoofd van de

afdeling Sportaccommodaties tot 2004. Vervolgens heeft hij kunnen bijdragen aan de ontwikkelingen

van Rotterdam als Europese Sporthoofdstad en het sportjaar 2005 als hoofd van de afdeling Speciale

Taken en Projecten. Vooruitlopend op de overdracht van al het vastgoed van SenR naar de afdeling

Vastgoed van het OBR is dhr. Bijl eind 2007 overgestapt naar het OBR als assetmanager Maatschappelijk

Vastgoed. In die rol is hij aanspreekbaar op de ontwikkeling en instandhouding van sportobjecten,

schoolgebouwen en objecten in de sectoren Zorg enWelzijn en Kunst en Cultuur voor de deelgemeen-

ten Feijenoord en Ijsselmonde.

Fred BijlAssetmanager Maatschappelijk Vastgoed, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR)

Alijd van Doorn studeerde in 2000 af als bouwmanager aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Ze

schreef het boek "ontwerp/proces" over design management en werkte bij architectenbureaus als de

Architekten Cie. en Mecanoo in het bureau- en projecctmanagement. Bij Döll – Atelier voor Bouwkunst

deed zij samen met Liane Lefaivre onderzoek naar speelplaatsen als stedenbouwkundig ordeningsmodel

en schreef mee aan het bijbehorende boek “Ground-up City. Play as a design tool”. Sinds twee jaar

werkt ze als zelfstandig ontwerpmanager. Met haar bureau Van Doorn. richt ze zich op studie- en ont-

werpprojecten met een maatschappelijk en duurzaam karakter. Projecten waar ze aan werkte zijn onder-

meer de verbouwing van het poppodium Nighttown tot de eerste Sustainable Dance Club ter wereld en

het ontwerp van een sociaal duurzame woonwijk in Almere. Daarnaast deed zij studies naar speelplek-

ken in Pendrecht en speelroutes in Cool in Rotterdam.

Alijd van DoornZelfstandige onderzoeker

Bart Gaell, 38 jaar, werkt sinds 2007 bij de dienst Sport en Recreatie, Gemeente Rotterdam. Tijdens zijn

studie Psychologie in Utrecht, specialiseerde hij zich in de richtingen Jeugd en Sport. Na diverse onder-

zoekswerkzaamheden bij sportorganisaties als NKS, NOC*NSF en de KNVB, belandde Gaell in 2000 als

verenigingsmanager bij voetbalvereniging V.O.C. in Rotterdam. Na deze periode werd het project Visie

Voetbal Vitaal 2010 bij de gemeente Rotterdam zijn nieuwe uitdaging. In het kader van dit project geeft

Gaell leiding aan vele fusies en samenwerkingverbanden, alsmede aan de investeringen in kunstgras en

gebouwen die ten behoeve van de voetbalsport in de stad gedaan worden.

Bart GaellDienst Sport & Recreatie Gemeente Rotterdam

Martin Krijgsman is directeur van De Planfabriek, een jong en ambitieus procesmanagementbureau dat

zich kenmerkt door een innovatieve en multidisciplinaire aanpak van haar opdrachten.

Martin heeft een stedenbouwkundige (TU Delft, Stedenbouw, 1989-1995) en bedrijfskundige achter-

grond (HES/UvA, International MBA, 2005-2008, Cum Laude).

Voordat hij De Planfabriek startte was Martin werkzaam als freelance stedenbouwkundig ontwerper, als

proces- en projectleider bij diverse locale overheden en commerciële ontwerpbureaus, en was hij tussen

2001 en 2007 nauw betrokken bij en medeverantwoordelijk voor de oprichting en groei van de

Amsterdamse vestiging van de SAB Adviesgroep. Naast De Planfabriek is Martin betrokken bij diverse

zakelijke initiatieven.

Martin KrijgsmanProces- en projectmanager, directeur de Planfabriek

Page 13: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

13 >case sportvoorzieningen

Erik Moederscheim (Heerlen, 1981) studeerde architectuur aan de Technische Universiteit in Eindhoven

waar die hij in 2008 afronde. Tijdens zijn studietijd werkte hij kortstondig voor het architectenbureau van

Wiel Arets en NL Architects. In deze periode werden eveneens de eerste stappen als zelfstandig ontwer-

per gezet. Samen met Ruud Moonen (Heerlen, 1980) werd begin 2005 de opdracht voor het ontwerp

voor een sportclubgebouw verworven. Tezamen met enkele andere opdrachten vormde dit de basis voor

het architectenbureau MoederscheimMoonen Architects. Het bureau opereert sindsdien vanuit

Rotterdam en is actief op verschillende gebieden, en begeeft zich in het bijzonder veel in het maatschap-

pelijk vastgoed en sportgerelateerde projecten.

Erik MoederscheimArchitect, MoederscheimMoonen Architects

Eric van Veen (1967 Rotterdam) is manager onderzoek en ontwikkeling bij de Richard Krajicek

Foundation. Deze foundation zet zich in om de ruimte te stimuleren om te sporten en bewegen voor

de jeugd, in een sociaal veilige omgeving, in die wijken waar de mogelijkheden beperkt zijn. Dat doet

de Foundation door de ontwikkeling van Krajicek Playgrounds voor verschillende sporten, met goede

begeleiding door sport- en spelleiders, de activering van jongeren en bewoners via studiebeurzen en

het verbeteren van de sociale cohesie in de buurten rond onze playgrounds.

Eric van VeenManager onderzoek en ontwikkeling, Richard Krajicek Foundation

Page 14: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

14 >14 >

CASEONDERWIJSVOORZIENINGENvrijdag 20 november 2009

Brede School De Globetrotter

Page 15: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

15 >case onderwijsvoorzieningen

We starten de dialoog op aan de hand

van een concrete casus: brede school

de Globetrotter op Katendrecht in

Rotterdam. Deze school is ontworpen

door Jeroen Geurst van Geurst &

Schulze architecten in opdracht van

Proper-Stok Ontwikkelaars uit Rotter-

dam en opgeleverd in 2008. Volgens ont-

wikkelaar Proper-Stok is bewezen dat de

strategie waarin de maatschappelijke

voorzieningen prioriteit krijgen boven de

andere ontwikkelingen een goede stra-

tegie is voor de wijkvernieuwing,

het herstellen van het vertrouwen en

het binden van nieuwe doelgroepen

aan Katendrecht 1. Deze brede school

huisvest naast de katholieke basisschool

de Globetrotter ook een kinderdagver-

blijf, peuterspeelzaal, naschoolse op-

vang en sporthallen. In 2008 kreeg het

complex een eervolle vermelding bij de

Rotterdamse Bouwkwaliteitsprijs.

Katendrecht is een schiereiland ten zui-

den van de Maas en is onderdeel van

deelgemeente Feijenoord in Rotterdam

Zuid. Tot begin 2000 had Katendrecht

een slecht imago, doordat er zich veel

ongewenste functies, gerelateerd aan

de haven, geconcentreerd waren. De

verandering die Katendrecht nu door-

maakt is sterk beïnvloed door de aanleg

van de Erasmusbrug en andere ontwik-

kelprojecten in de buurt zoals de nieuw-

bouw op deWilhelminapier en elders op

de Kop van Zuid. Maar ook het verande-

ren van de dominante functie, de haven,

heeft op het schiereiland ruimte

gemaakt voor nieuwe ontwikkelingen.

Daarnaast wordt er geïnvesteerd in de

openbare ruimte, een wandelpromena-

de en het verbinden van het schiereiland

met de Wilhelminapier door middel van

een nieuwe brug. Sinds augustus 2008

ligt het passagiersschip Rotterdam afge-

meerd op de kop van

Katendrecht. Naast fysieke ontwikkelin-

gen zijn er ook maatschappelijke, sociale

en economische programma’s ingezet.

De potentie van Katendrecht is volgens

ontwikkelaar Proper-Stok onder andere

gelegen in haar situering centraal in de

stad en de plek aan het water. Het

biedt plaats voor bijzondere grond ge-

bonden woonmilieus waar veel behoef-

te aan is voor (jonge) gezinnen.

Op Katendrecht zijn ook verschillende

gebieden aangewezen voor particulier

opdrachtgeverschap.

Het is de bedoeling om de transformatie

van Katendrecht van havengebied naar

woongebied verder vorm te geven.

Daarbij gaat de gemeente Rotterdam

uit van een strategische wijkaanpak. De

bouwopgave behelst 1300 woningen

voor 3000 bewoners. De ontwikkeling

van Katendrecht is een intensieve

samenwerking van de Gemeente

Rotterdam, Woonstad Rotterdam en

Proper-Stok Ontwikkelaars.

Naast haar rol als opdrachtgever voor de

brede school is Proper-Stok Ontwik-

kelaars onder andere betrokken bij het

ontwikkelen van Parkkwartier waaronder

140 koopwoningen, De Globetrotter, de

Chinese kerk en een zorgcentrum en de

herontwikkeling van de Fenix loodsen

(ism de gemeente Rotterdam) en voor

andere locaties. Daarnaast is Proper-

Stok betrokken bij de ontwikkeling van

de Rijnhaven visie vanuit de Van der

Leeuwkring.

TOELICHTING OP DE CASUS: BREDE SCHOOL DE GLOBETROTTER

TOELICHTING BREDE SCHOOL DE GLOBETROTTER

Page 16: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

16 >case onderwijsvoorzieningen

Toelichting van de architect op het

project, Geurst & Schulze architecten:

“Het plan Parkkwartier bestaat uit drie

stadsblokken die zich in het weefsel van

het negentiende eeuwse woongebied

voegen en die deel uit maken van een

volledig nieuw ontwikkeld Katendrecht.

De Globetrotter is als één pand binnen

deze bouwblokken vormgegeven. De

kopgevels sluiten in maat en raam-

verdeling aan bij de woningen terwijl

de voorgevel aan het schoolplein met

zijn grotere schaal en grote raampartijen

meer aansluit bij het havenkarakter van

Katendrecht.

Het interieur heeft een kindervriendelijk

karakter door warme kleuren op de

vloeren en wanden toe te passen,

praktische houten- en tegellambrisering-

en aan te brengen en kozijnen op de

schaal van zowel het kind als volwassen-

en af te stemmen. Het interieur is in de

basis rustig en licht. De lichte wanden

en plafonds, grote ramen ten behoeve

van daglicht toetreding en zowel direct

als indirect kunstlicht dragen hieraan bij.

De Globetrotter is een brede school: een

plek waar school en voor- en naschoolse

opvang naadloos in elkaar overvloeien.

In samenwerking met verschillende in-

stanties binnen de wijk worden activi-

teiten georganiseerd, zowel binnen als

buiten de school. Het ontwerp is zo-

danig opgezet dat de onderwijskundige

uitgangspunten optimaal verwezenlijkt

kunnen worden. Binnen het gebouw

worden diverse ruimten door meerdere

partijen gebruikt. De sporthal wordt

bijvoorbeeld overdag als gymzaal voor

de basisschool en ’s avonds als wijk-

functie gebruikt. De peuterspeelzaal,

naschoolse opvang en kinderdagverblijf

delen diverse ruimten als vergaderzaal,

toiletruimten, keuken en personeels-

ruimten. De groepsruimte van de na-

schoolse opvang en de tweede

peuterspeelzaal wordt slechts gescheid-

en door een vouwwand en zal in de

praktijk overdag geheel als grote peuter-

speelzaal dienst doen en na schooltijd

als naschoolse opvang.

Logistiek gezien staan alle functies met

elkaar in verbinding, maar zijn zij door

een strategische ligging van de trappen-

huizen ook allen afzonderlijk te ge-

bruiken en af te sluiten. Door de sporthal

op de tweede verdieping te plaatsen

kunnen de meer open en representa-

tieve ruimten op de begane grond

gesitueerd worden. Het gebouw heeft

hierdoor het gewenste open karakter

gekregen en hoge toegankelijkheid,

waarbij de ruimten voor de kleinste

kinderen zich allen op de begane grond

bevinden.”

2 Projectdocumentatie Geurst & Schulze architecten

Foto’s

- Brede School De Globetrotter,

bron: Proper-Stok Groep

- Luchtfoto van Zuidwesthoek van Katendrecht

met in het midden De Globetrotter,

bron: Proper-Stok Groep

Page 17: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

17 >case onderwijsvoorzieningen

De Rotterdamse wijk Katendrecht.

Wie het daar vroeger over had, dacht

aan de Chinezen. De laatste decennia

ging het echter bergafwaarts met de

wijk, met veel overlast door prostitu-

tie en drugsgebruik. Eerst werden

een paar minder geslaagde pogingen

ondernomen om de teloorgang tegen

te gaan.

Sinds een jaar of zeven is het tij ge-

keerd. Er komen nieuwe bewoners

naar de wijk, er worden nieuwe hui-

zen gebouwd.

Toch ontbrak er nog een belangrijke

schakel om de gebiedsontwikkeling

van Katendrecht echt vooruit te hel-

pen. En dat was een school.

De Rooms-katholieke brede school

De Globetrotter is de spil van de open

dialoog over maatschappelijk vast-

goed. De school toont aan hoe goed

het bij maatschappelijk vastgoed kan

gaan. Dat gebeurt vaker gelukkig.

Maar het gaat ook wel eens mis. Te

vaak eigenlijk. Vier mannen en vier

vrouwen trachten de kluwen te ont-

warren van het maatschappelijk vast-

goed onderwijs.

Diepgravende analyse, groots

resultaat

De Globetrotter bevindt zich aan het uit-

einde van de ontwikkeling die de wijk

een ander gezicht gaf. De school vormt

het uiteinde van een nieuwbouwbuurt.

De buurt bestaat uit drie blokken van

koopwoningen, waarvan een deel door

de bewoners zelf gebouwd. Dat is te

zien aan de variatie in bouwvormen.

Petra Rutten van projectontwikkelaar

Proper-Stok: "We hebben heel lang na-

gedacht en grondig geanalyseerd welk

type bewoners op de Kaap wilde wonen.

Door die analyse lukte het om het buur-

tje volledig bewoond te krijgen. Bijzon-

der was de intensieve samenwerking

tussen gemeente, woningcorporatie,

architect en ons. Ook dat heeft zeker

geholpen."Op de hoeken van de woon-

blokken bevinden zich naast de school

op twee andere plaatsen maatschappe-

lijk vastgoed: een Chinese kerk op een

hoek en een uitgebreid zorgcentrum op

een andere hoek.

Vervoersproblematiek met kinderen

Architect en ouder Andrea Möhn was

een van de pioniers die in het buurtje is

gaan wonen. Voor haar was de school

heel belangrijk. Voorheen moesten haar

kinderen mee naar de school in de buurt

van haar werk. Het is voor ouders een

behoorlijke opgave om de kinderen elke

dag weer naar en van school te vervoer-

en. "Twintig minuten stressen in de

Maastunnel is toch echt wat anders dan

vijf minuten de kinderen achter de broek

zitten dat ze door moeten lopen." Voor

Petra Rutten is het ondertussen wel dui-

delijk dat de vervoersproblemen met de

kinderen tegenwoordig een grote rol

spelen bij de keus van de woning. Een

goede school in de buurt vergemakke-

lijkt de keus. Als er ook nog een goede

buitenschoolse- en kinderopvang is, kan

het zelfs doorslaggevend zijn.

Dus bevindt zich ook een kinderdagver-

blijf en naschoolse opvang in het ge-

bouw van De Globetrotter. Alleen zitten

de kinderen van Andrea Möhn er nog

niet op. Er is een enorme wachtlijst.

Moeder Andrea zal nog lange tijd moe-

ten wachten.

Volgordelijkheid

In Nederland is de gewoonte dat in

nieuwbouwwijken altijd eerst de wonin-

gen worden gebouwd. Daarna komt de

rest: de winkels, de sportvoorzieningen,

de kerken en de scholen. Voor project-

ontwikkelaars, en nu ook de overheid, is

die volgorde steeds minder wenselijk.

Meer en meer is duidelijk dat goede

voorzieningen een belangrijke vesti-

gingsvoorwaarde vormen voor de komst

van nieuwe bewoners naar een wijk.

Vaak werkt de komst van een nieuwe

school alleen al als een magneet. Als de

school bovendien voor een populaire

onderwijsrichting als het Daltononder-

wijs kiest, is dat voor veel ouders een

reden zich in de buurt te vestigen. De

Globetrotter is ook een Daltonschool.

Buitenschools

Directeur Els Maasdam van KindeRdam

erkent het probleem van Andrea Möhn

en veel andere ouders: er is groot ge-

brek aan kinderopvangplaatsen. Komt

dat door de explosieve vraag? Ja, maar

dat is niet de enige reden. In principe kan

Els Maasdam waar maar nodig kinder-

dag verblijven leveren. "Met een goed

bedrijfsplan wil een bank wel financier-

en. Wat daarbij zeker helpt is dat er een

school is waarmee KindeRdam tot een

gezamenlijke visie kan komen over

onderwijs en kinderopvang."

Met de scholen lukt het Els Maasdam

nog wel om tot overeenstemming te

komen, maar de overheid werkt nog niet

echt mee. Ze vindt dat de dienst JOS

zich nog teveel bezig houdt met de

bouw van de scholen en haar kinderop-

vang daar nog te weinig bij betrekt. "De

ambtenaren lijken zich nog te weinig af

te vragen wat de ouders willen die nu en

straks rond de school wonen. Bij een

goed beeld van de behoefte van de

ouders is het ook makkelijker om de

kinderopvang af te stemmen op de

schoolgrootte."

ONDERWIJS EN OPVANGTUSSEN OVERHEID ENMARKT

VERSLAG DIALOOG ONDERWIJSVOORZIENINGEN

Page 18: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

18 >case onderwijsvoorzieningen

Kind of organisatie

In Nederland is de geBij de bepaling van

de hoeveelheid kinderopvangplaatsen is

het altijd de vraag: kies je voor het kind

of voor de regels? Het een betekent dat

je aan de vraag naar het aantal kinderop-

vangplaatsen voldoet, het ander bete-

kent wachtlijsten en ouders die wegtrek-

ken naar gebieden met voldoende aan-

bod aan kinderopvang. In de wijk Blijdorp

is de verhuismobiliteit momenteel erg

hoog. Goed onderwijs en voldoende kin-

deropvang zouden de vertrekneigingen

van de bewoners kunnen afremmen.

Maar Blijdorp is voor de gemeente geen

probleemwijk en de signalen van Els

Maasdam worden niet gehoord. "Dat is

zonde, want Blijdorp is een fijne wijk om

te wonen. De huizen zijn er weliswaar

wat klein, maar er is veel groen." Het zou

een goede zaak zijn als de gemeente

waakt over al het maatschappelijk vast-

goed in haar stad, en niet alleen over dat

in de probleemwijken. Volgens steden-

bouwkundige Jeroen de Bok van de

dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting

is dat wel degelijk de bedoeling. "Maar

eerst moeten we de achterstanden

wegwerken."

Groei en krimp

Het blijft lastig om op de lange termijn

de onderwijsbehoefte te kunnen schat-

ten. De Globetrotter zit nu al vol. Te vol

eigenlijk. Wetgeving en financiën zijn de

grote struikelblokken om de kinderen

voldoende ruimte te geven. De norm

voor scholenbouw is een nauwkeurig

bepaalde hoeveelheid vierkante meter

per kind.

Soms lijkt het onoverkomelijk dat een

school te vol zit. Leerlingenprognoses

zijn altijd bijzonder moeilijk te maken.

Daniel van Noordennen van het OBR kan

er als assetmanager onderwijshuisves-

ting over meepraten. "Je bouwt altijd te

klein. Scholen worden gebouwd in

nieuwbouwwijken met veel jonge kinde-

ren. Na die eerste golf zie je zelden dat

het aantal nieuwe kinderen op peil blijft.

In een zestiger jaren wijk als Schiebroek

staat nu 30% van de klaslokalen leeg."

Soms kan de inschatting tot gevolg heb-

ben dat er enige portakabins moeten

worden bijgeplaatst. Dat is geen wense-

lijke situatie natuurlijk.

Creatief ruimtegebruik

Bij Wereld op Zuid, een brede school in

Rotterdam-Zuid, is Anne van der Kooi

betrokken geweest. Daar heeft woning-

corporatie Vestia vier lokalen extra laten

bijbouwen. De lokalen worden nu ver-

huurd; neemt het aantal leerlingen toe,

dan worden er klaslokalen van gemaakt.

Komen er jaren later minder kinderen

dan gaan er weer lokalen in de verhuur.

"Dat is eenvoudiger voor een woningcor-

poratie dan een gemeente. Die moet

immers elke cent verantwoorden.",

moet Van der Kooi toegeven.

Hij weet als adviseur ondertussen wel

met de schaarse ruimte om te gaan.

Als meer scholen fuseren dringt hij er

op aan dat zij 15 tot 20% van hun vier-

kante meters inleveren. Dat is naar zijn

mening goed mogelijk. De vrijgekomen

ruimte kun je goed gebruiken om er de

identiteit van de school in tot uiting te

brengen. Met een theatertje of een

bibliotheek bijvoorbeeld.

Stand-alone

Volgens Van Noordennen is het tijdperk

van de 'stand-alone' school teneinde.

Het is voor hem eigenlijk onbegrijpelijk

waarom de gebouwen alleen maar voor

onderwijs gebouwd worden. "Daar heb

je niks aan, het is weggegooid geld, het

is altijd te klein, het is niet duurzaam, en

onderwijskundig is het helemaal niks,

het is veel te weinig meters."

Wat Van Noordennen betreft bepaalt

een ontwikkelaar van tevoren voor wie

het gebouw in de toekomst bruikbaar

zou kunnen zijn. Dan begin je het

gebouwmet een school, en maak je bij

teruglopend aanbod van nieuwe leerling-

en van de vrijgekomen klaslokalen een

zorgcentrum bijvoorbeeld. In de wijk

Hoogvliet zijn de plannen met de scho-

len nu onderdeel geworden van de tota-

le gebiedsontwikkeling. In een pilot wor-

den woningbouwprogramma's en maat-

schappelijk vastgoed samen opgeno-

men in een voorzieningenplan. Daardoor

heeft Van Noordennen nu de mogelijk-

heid om nieuwe plannen te wegen op

hun wenselijkheid binnen de totale ont-

wikkeling.

"Hadden we dat maar op Katendrecht

gehad," vergelijkt hij, "er was niemand

die kon bepalen of de plannen wel wen-

selijk waren. Er is geen instantie binnen

de gemeente die dat op zich zou kunnen

nemen."

Page 19: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

19 >case onderwijsvoorzieningen

Wie stuurt het proces?

Wie heeft het voor het zeggen bij de

bouw van scholen? Is dat de gemeente,

zijn het de schoolbesturen, de school-

directies, de corporaties of kunnen zelfs

de projectontwikkelaars bepalen hoe

een nieuwe school eruit moet zien?

Schoolbesturen geven formeel opdracht

voor de bouw. In die hoedanigheid zijn zij

dus verantwoordelijk. Maar zij financier-

en niet. Dat doet de overheid. Die kan in

die rol het best bepalen wat er met een

school gebeurt.

Van Noordennen is er niet helemaal

zeker van of de overheid wel het meest

geschikt is. "De markt doet veel meer

met het geld dan wij als gemeente kun-

nen. Omdat ze een marktbenadering

mogen hanteren en dus de vastgoed-

waarde veel beter kunnen inzetten om

investeringen te doen." Voor een markt-

partij is het veel vanzelfsprekender om

flexibel naar een klaslokaal te kijken. Er

kinderen in te zien leren en die kinderen

later als jongvolwassenen te zien terug-

keren in wat dan appartementen zijn ge-

worden.

Zoiets lijkt bij uitstek iets voor een

woningcorporatie. Daar weet men wat

er speelt in de wijk en kan samen met de

school en de deelgemeente worden

bepaald waarvoor het gebouw gebruikt

moet worden.

Traagheid

Jarenlang heeft Andrea Möhn moeten

aanhoren dat De Globetrotter er zou

komen. Het heeft van het eerste idee tot

de laatste steen uiteindelijk zo'n zeven

jaar geduurd. Zulke traagheid bij nieuw-

bouw is niet ongebruikelijk in onderwijs-

land. Ook de brede school Wereld op

Zuid heeft er zolang over gedaan. In het

begin, toen Anne van der Kooi die in-

schatting maakte, stelde wethouder

Dominique Schrijer dat het dit keer snel-

ler zou gaan. Maar toen de school af

was, reageerde hij blij verrast met:

"Nu al?"

Daniel van Noordennen verwacht dat het

tempo zal worden opgevoerd. De nieu-

we op gebiedsontwikkeling gerichte

organisatie bij OBR. biedt de nodige

slagkracht om snel te werken. Katen-

drecht is voor alle betrokkenen een

goede leerschool geweest.

Architect van De Globetrotter Jeroen

Geurst heeft zo zijn twijfels. Hij is nu be-

zig met een school in Bospolder/Tussen-

dijken. Het lijkt wel of hij weer helemaal

opnieuwmoet beginnen.

Andrea Möhn is Duitse. Voor haar is dat

Nederlandse onderwijssysteemmaar

wat vreemd. Onbegrijpelijk dat twee

scholen vlak naast elkaar kunnen staan.

In Duitsland komt dat niet voor; de scho-

len liggen netjes over een gebied ver-

spreid. Je hebt er maar één schoolsoort.

Het voordeel is wel dat de bouw van een

school in rap tempo verloopt. Daarover

waakt het Oberschulamt.

Het Duitse onderwijs is wel een beetje

saai. Er valt niets te kiezen. Nee, geef

Möhn maar het Nederlandse onderwijs.

Dat biedt ruime mogelijkheden de

school te kiezen die het best bij je kind

past.

Page 20: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

20 >case onderwijsvoorzieningen

OVERZICHT VAN DEELNEMERS ONDERWIJSVOORZIENINGEN

Jeroen de Bok is stedenbouwkundige bij de dS+V, Gemeente Rotterdam. In 1999 is hij afgestudeerd aan

de faculteit Bouwkunde van de TU in Delft. Zijn primaire werkgebied behelst de herstructureringsopgave

van naoorlogse wijken in Rotterdam Zuid. Sinds 2001 is hij betrokken bij de herstructurering van

Hoogvliet en sinds twee jaar bij Pendrecht en Zuidwijk.

Jeroen de Bokstedenbouwkundige dienst Stedenbouw + Volkshuisvesting

Jeroen Geurst is in 1986 afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde

Architectuur. Twee jaar daarvoor heeft hij samen met Rens Schulze het bureau Geurst & Schulze archi-

tecten b.v. opgericht. Aanvankelijk heeft het bureau naam gemaakt door het winnen van enkele prijsvra-

gen op het gebied van woningbouw. Inmiddels is het bureau uitgegroeid tot een middelgroot architec-

tenbureau met ongeveer dertig medewerkers. Het werkterrein beslaat zowel woningbouw en utiliteits-

bouw als stedenbouw en interieur.

Het bureau beheerst alle fasen van het bouwproces, vanaf het maken van een ontwerp tot en met het

voeren van directie op de bouwplaats.

Jeroen Geurstarchitect / directeur Geurst en Schulze Architecten

Anne van der Kooi werkt vanuit bureau Septool aan opgaven op het gebied van maatschappelijk vast-

goed en maatschappelijke voorzieningen. Hij verbindt beide gebieden aan elkaar. Zowel conceptueel als

financieel inclusief de daarbij behorende nieuwe organisatie- en beheerstructuren. Het realiseren van

multi-functionele accommodaties en nieuwe vormen van maatschappelijke voorzieningen met name bij

herstructureringsprocessen zijn de specialismen van Septool. Het procesmanagement voor de brede

school de Wereld op Zuid is in dat verband het vermelden waard.

Septool werkt vooral voor woningcorporaties en de overheid. Voordat hij met Septool begon was Anne

van der Kooi 10 jaar corporatiedirecteur. Hij studeerde sociologie en is afgestudeerd op sociologie van

Bouwen enWonen.

Anne van der Kooidirecteur Septool

Els Maasdam (Rotterdam, 1957) studeerde Inrichtingswerk en Maatschappelijk Werk aan de Sociale

Academie en verdiepte zich vervolgens in de studie Sociale Wetenschappen, Arbeid en Organisatie.

Daarna volgde een veelzijdige loopbaan: van pedagogisch medewerker, maatschappelijk werkster en

locatiemanager van een kinderdagverblijf tot algemeen directeur/bestuurder van kindeRdam. Met 42

locaties en zo’n 500 medewerkers die dagelijks opvang bieden aan ruim 2000 kinderen is kindeRdam

een van de grootste kinderopvangorganisaties in Rotterdam. De locaties zijn gehuisvest in scholen,

woonpanden en speciaal daarvoor ontworpen gebouwen, verspreid over de noordelijke en zuidelijke

Maasoever. Innovatieve huisvesting speelt een belangrijke rol in de visie van kindeRdam.

Els Maasdamdirecteur kindeRdam kinderdagverblijven

Andrea Möhn, geboren 1969 in Waiblingen, Duitsland. Van 1988 -1994 studeerde zij architectuur aan de

TU Berlijn, Universiteit Stuttgart en met het Erasmus Stipendium aan de TU Delft. Sinds 1998 is ze direc-

teur van Möhn + Bouman Architekten in Rotterdam. Van 1998 - 2001 was zij gastdocent aan de TU Delft

en tot 2004 visiting critic aan de Universiteit Stuttgart. Sinds 2008 is ze lid van de Gemeenschappelijke

Medezeggenschapsraad van de RVKO - Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs. Andrea

Möhn is getrouwd met René Bouman en heeft twee dochters.

Andrea Möhnouder met kinderen op school de Globetrotter en architect

Page 21: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

21 >case onderwijsvoorzieningen

Daniel van Noordennen is opgeleid aan de HTS Bouwkunde. Na studie heeft hij zich doorontwikkeld in

bouwkosten en procesmanagement, door middel van een Master in bedrijfskunde. Alles vanuit de vraag

hoe kom je van idee naar realiteit. In de praktijk van afzonderlijke bedrijfsvoering naar concepten met

(gedeeltelijk) gezamenlijke bedrijfsvoering. Sinds 2003 is hij werkzaam voor gemeenten. Daar is hij

begonnen met het ontwikkelen brede scholen en door werkzaam te zijn in fusiegemeente Westland ook

betrokken bij oprichten van gemeentelijke vastgoedorganisatie. Deze stap herhaalt vanaf 2007 bij

gemeente Rotterdam. Hij richt zich momenteel voornamelijk op procesopzet Multifunctionele

Accommodaties (MFA’s), marktwerking in maatschappelijk vastgoed en organisatieontwikkeling

gemeentelijk vastgoed.

Daniel van Noordennenassetmanager onderwijshuisvesting, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam

Petra Rutten is manager Gebiedsontwikkeling bij Proper-Stok Ontwikkelaars. Zij is verantwoordelijk voor

complexe binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen en strategische samenwerkingsverbanden. Petra

heeft grote affiniteit met de vernieuwingsopgave van krachtwijken. In haar visie is het aan de binnenste-

den om unieke en duurzame gebieden te creëren waar het aangenaam wonen, werken en verblijven is

voor gezinnen. Een goed voorzieningenniveau zoals Brede scholen, is essentieel en het integreren van

het sociaal- en economische perspectief onontbeerlijk.

Petra Ruttenmanager gebiedsontwikkeling Proper Stok

De Globetrotter is een katholieke school, waar onderwijs wordt gegeven vanuit een christelijke levens-

overtuiging. De Globetrotter bestaat uit drie locaties, met elk een eigen karakter. Het hoofdgebouw aan

het Afrikaanderplein zit op de eerste verdieping van een gebouwencomplex met een multifunctioneel

karakter. De tweede locatie bevindt zich op Katendrecht die vanaf mei 2008 een multifunctioneel

gebouw heeft met daarin een peuterspeelzaal, kinderopvang, en een sportaccommodatie. De derde ves-

tiging is locatie Toermalijn, die een peuterspeelzaal en een E-centrum heeft.

Marja van der Smandirecteur brede school De Globetrotter

Page 22: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

22 >22 >

overarchitectuurgesproken

CASEZORGVOORZIENINGENvrijdag 27 november 2009

Axometrie: de dubbelhoge entreehallen van de verschillende functies liggen herkenbaar aan een plein.

In de plint, tussen de entreehallen en doorgangen, bevinden zich winkels en horeca.

Page 23: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

23 >case zorgvoorzieningen

We starten de dialoog op aan de hand

van dit ontwerponderzoek. In dit onder-

zoek is onder andere gekeken naar de

mate van concentratie, het spreidings-

patroon en de locatiekeuze van zorg-

voorzieningen. In de ogen van de onder-

zoeker zijn deze variabelen in veel geval-

len het resultaat van onderling relatief

onafhankelijke beslissingen van een

groot aantal betrokken organisaties. Om

tot een goede katalyserende werking

van voorzieningen in de stedelijke ver-

nieuwing te komen is het belangrijk een

debat op te starten over de maatschap-

pelijk gezien meest wenselijke configu-

ratie van deze voorzieningen, zo stellen

de onderzoekers.

In het onderzoek is gezocht naar nieuwe

relaties tussen zorgvoorzieningen in de

stad Rotterdam en het omliggende ste-

delijke weefsel. Onderdeel van het

onderzoek is een ontwerpvoorstel voor

een nieuw type gezondheidscentrum

waarin verschillende functies in een

nieuwe configuratie bij elkaar zijn ge-

bracht. De studielocatie is aan de rand

van de Riederbuurt, in de deelgemeente

Feijenoord. Als uitgangspunt voor de

studie is door de onderzoekers gekozen

voor een combinatie van een Centrum

voor Jeugd en Gezin, een gezondheids-

centrum en een vrouw- en kindkliniek,

aangevuld met andere stedelijke func-

ties.

Dit onderzoek is gefinancierd door het

Stimuleringsfonds voor Architectuur

en de Faculteit Bouwkunde van de

TU-Delft, en werd verricht door

Cor Wagenaar, Leen van Duin en

Esther Gramsbergen namens de

TU-Delft; Colette Niemeijer van het

management-adviesbureau CEAN-

Consulting en Olivier van der Bogt,

Henk Engel en Endry van Velzen van

De Nijl Architecten.

TOELICHTING OP DE CASUS: ONTWERPONDERZOEK ‘HET DECENTRALE ZIEKENHUIS,KATALYSATOR VAN STEDELIJKE VERNIEUWING’

Rotterdam Zuid: spreiding en locatiekeuze

In het onderzoek is gezocht naar een geschikte ontwerplocatie in de deelgemeente Feijenoord. Gekozen is voor de open

ruimte op de kop van de Riederbuurt in de herstructureringswijk Hillesluis. Rond deze locatie liggen oude werkgebieden de

de komende jaren worden getransformeerd tot woongebieden. Daardoor krijgt deze locatie een centrale positie. De locatie

leent zich goed voor een combinatie van centrum Jeugd en Gezin, eerstelijns gezondheidscentrum en vrouw-, kindcentrum.

TOELICHTING HET DECENTRALE ZIEKENHUIS

Page 24: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

24 >case zorgvoorzieningen

Debat

Het politieke debat over de toekomst

van het ziekenhuis moet in onze ogen

verder reiken dan de interne bedrijfs-

voering. Het zou tot herbezinning

moeten leiden op het ziekenhuis als

collectieve, stedelijke voorziening. Door

decentralisatie van het alles-onder-één-

dak ziekenhuis kunnen veel nadelen van

het huidige bestel worden weggenom-

en. De gedachte is simpel. Haal de mam-

moet ziekenhuizen die overal met de rug

naar de stad toegekeerd staan uit elkaar,

deel ze op in kleinere klinieken, geef die

aan de stad terug en benut ze als speer-

punten van stedelijke vernieuwing. Onze

studie wil een impuls geven aan dit

debat.

Gevolgen stelselwijziging voor

ziekenhuisgebouwen

De essentie van de gereguleerde markt-

werking is het vervangen van een aan-

bodgerichte door een vraaggestuurde

zorg. Voor het gebouwenbestand be-

tekent de marktwerking dat deze moet

kunnen groeien en krimpen al naar

gelang de zorgvraag zich ontwikkelt.

De gebouwen moeten zo veel mogelijk

courant zijn en zich in het stedelijk weef-

sel voegen. Hierdoor kunnen ze op elk

gewenst moment worden afgestoten

zonder dat dit direct leidt tot kapitaal-

vernietiging, zoals bij de huidige zieken-

huizen het geval is. Dat betekent een

modulaire gebouwopzet, generiek waar

mogelijk, specifiek waar nodig en zo min

mogelijk persoons- of disciplinegebond-

en. Deze karakteristieken vormen de

essentie van het decentrale ziekenhuis.

Revitalisering van de stad

Welke kansen biedt het decentrale

ziekenhuis voor de revitalisering van

oude stadsdelen? De revitalisering van

de stad heeft een lange traditie. Eén van

de dominante strategieën is altijd de

renovatie of sloop-nieuwbouw van

woningen geweest. Na de laatste lokale

en landelijke verkiezingen lijkt de poli-

tieke aandacht verschoven te zijn van de

‘stenen’ naar de mensen. Maar deze so-

ciale opgave zou ook met een ruimtelijke

strategie verbonden moeten worden.

Namelijk een strategie gericht op de

aanpak van publieke voorzieningen zoals

openbare ruimte, onderwijs en zorg.

De dynamiek in de zorgvoorzieningen

maakt het voorstelbaar om nieuwe

functiecombinaties te bedenken, die

passen binnen deze nieuwe strategie

in de stedelijke vernieuwing. Maar, die

strategie moet in de dagelijkse praktijk

nog handen en voeten krijgen. Dat gaat

niet vanzelf. Beslissingen over de mate

van concentratie, het spreidingspatroon

en de locatiekeuze van voorzieningen

zijn vaak het resultaat van autonome

afwegingen van allerlei instellingen en

organisaties. Het debat over de maat-

schappelijk meest wenselijke ordening

van voorzieningen wordt helaas nog te

weinig gevoerd.

Onze studie is uitgewerkt aan de hand

van een concrete situatie: Rotterdam

Zuid, een van de grootste revitaliserings-

gebieden van ons land.

Spreiding zorgvoorzieningen

De spreiding van zorgvoorzieningen in

Rotterdam Zuid is op basis van GIS-

bestanden in beeld gebracht. Daarbij is

niet alleen naar de huidige situatie ge-

keken, maar ook naar de toekomstige

ontwikkelingen. Afhankelijk van de

schaal van de voorziening varieert het

verzorgingsgebied en daarmee de

maaswijdte van het spreidingspatroon.

Bij de bestaande en beoogde spreidings-

patronen blijken drie schaalniveaus van

belang te zijn, namelijk het niveau van

het stadsdeel Rotterdam Zuid met een

verzorgingsgebied van circa 200.000

inwoners, het niveau van de drie deelge-

meenten met elk een verzorgings gebied

van circa 65.000 inwoners en het niveau

van de wijken met een verzorgingsge-

bied van circa 10.000 inwoners.

Toelichting op het onderzoek door

Endry van Velzen1 :

Axometrie: de dubbelhoge entreehallen van de verschillende functies liggen herkenbaar aan een plein.

In de plint, tussen de entreehallen en doorgangen, bevinden zich winkels en horeca.

Page 25: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

25 >case zorgvoorzieningen

Functie-combinatie

Op grond van de analyse van de be-

staande en de gewenste spreidings-

patronen van de zorgvoorzieningen

op Zuid lijkt het ‘middenniveau’ tussen

stadsdeel en wijk de beste mogelijk-

heden te bieden om overlappen tussen

de verschillende schaalniveaus te

organiseren door een functie-combinatie

samen te stellen die op alle schaal-

niveaus betekenis heeft. We stellen

voor om de zorgcentra op het niveau van

de deelgemeenten te verrijken met een

onderdeel van de bestaande zieken-

huizen dat zelfstandig kan functioneren

en een betekenis heeft op het schaal-

niveau van Rotterdam Zuid. Daarmee

kan elk centrum een eigen karakter

krijgen.

In deze ontwerpstudie hebben we

gekozen voor een combinatie van een

Centrum voor Jeugd en Gezin, een

gezondheidscentrum en een vrouw- en

kindkliniek. In het multiculturele

Rotterdam Zuid wordt de komende jaren

een sterke groei van jonge gezinnen

verwacht. Jeugd en gezin is daarmee

een belangrijk aangrijpingspunt voor een

bredere beleidsinzet op maatschappe-

lijke integratie.

De vrouw- en kindkliniek, het Centrum

voor Jeugd en Gezin en het gezond-

heidscentrum zijn aangevuld met op-

leidingen in de zorg en een aantal

commerciële voorzieningen die passen

bij het thema en de gekozen locatie: een

kraamhotel, een hotel, een badhuis en

een sportschool. Deze combinatie levert

een gelaagd programma op, waarin de

verschillende componenten elkaar ver-

sterken. Bovendien hebben de verschil-

lende componenten verschillende

verzorgingsgebieden, waardoor

overlappen tussen wijkgerichte, boven-

wijkse en stedelijke voorzieningen

worden georganiseerd en een levendige

plek kan ontstaan.

Ontwerpvoorstel

We hebben gezocht naar een locatie in

het oude deel van Rotterdam Zuid, die

goed bereikbaar is. Gekozen is voor de

kop van de Riederbuurt, bij de Essalam

moskee. Met de bebouwing vormen wij

een plein rond de moskee. De bebouw-

ing is opgedeeld in kleinere bouwdelen.

Er is bewust afgezien van een stelsel

van interne binnenstraten en –pleinen,

dat vaak kenmerkend is voor grote

multifunctionele complexen. Elk bouw-

deel heeft een eigen entree vanaf het

plein en elke entree geeft toegang tot

één van de programma-onderdelen. De

publieke ruimte van het plein werkt dus

als verdeler. Voor de gebruikers is de

relatie tussen de voorzieningen en de

stad heel direct en laagdrempelig.

Het gebouw heeft een courante

bouwstructuur met flexibele indelings-

mogelijkheden. Tegenover deze flexi-

biliteit staat het permanente karakter

van de dubbelhoge hallen, die direct

toegang geven aan de spreek- en

behandelkamers. Bij binnenkomst van

elk programma-onderdeel is meteen het

geheel te overzien. Het gebouw heeft

een open en gedistingeerd karakter,

passend bij een publiek gebouw in de

stad.

1 Deze toelichting is een verkorte versie van de

publicatie van ons onderzoek in Lay-out

6 (december 2008), een publicatie van het

Stimuleringsfonds voor Architectuur.

Het totale programma aangegeven in aanzicht en plattegrond.

De zorgverlening is toegankelijk vanaf het plein via entreehallen die per thema zijn onderverdeeld.

Er is geen duidelijk onderscheid meer tussen eerste-, en tweedelijn, wel per zorgpad of doelgroep.

Interne verbindingen (voor personeel) zijn mogelijk op de verdiepingen.

Page 26: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

26 >case zorgvoorzieningen

'Zorgvoorziening als katalysator van

maatschappelijke vernieuwing' is de

ondertitel van het onderzoek 'Het

Decentrale Ziekenhuis' van onder

andere architect Endry van Velzen.

Het onderzoek is in 2008 gepresen-

teerd. Is dat denkbaar, dat de zorg-

voorzieningen een bijdrage leveren

aan maatschappelijke vernieuwing?

In het onderwijs lijkt het nu met de

brede school en multifunctionele

accommodaties goed te lukken. Maar

in de zorg?

Is decentralisatie wel de juiste aanpak

voor de zorgsector? De sector lijkt

meer op weg naar centralisatie en

concentratie. Zijn er eigenlijk wel

tegengestelde tendensen te bespeu-

ren? Is de zorgsector niet een lappen-

deken van deelsectoren waarvan de

vereisten, regelgevingen en wetten

sterk verschillen?

Negen deelnemers bogen zich met

gespreksleider Bart Cosijn over de

bewegingen van het maatschappelijk

vastgoed in de zorg.

Ruimschoots de tijd

Het is duidelijk dat de verschillende sec-

toren in de zorg ieder hun eigen ritme

van verandering hebben. In sommige

gevallen struikelen die veranderingen

over elkaar heen, in andere verlopen ze

stroperig langzaam. Soms wel heel lang-

zaam. Dat kan heel lastig zijn als je meer-

dere functies uit de zorg samen wilt

brengen. Rien Platteschorre ziet nog wel

eens gebeuren dat een van de deelne-

mende zorginstellingen door verande-

rende regelgeving genoodzaakt is op de

rem te staan of zelfs af te haken.

1,2 miljard gulden

In een ander geval kan een van de part-

ners erg lang moeten wachten op de

verwezenlijking van de plannen.

Liesbeth van Heel, nieuwbouwspecialist

bij het Erasmus MC, heeft met leedwe-

zen moeten ervaren hoe de overheid de

grootse verbouwingplannen van haar

academisch ziekenhuis ernstig vertraag-

de. Dat was steeds door begrijpelijke

bestuurlijke besluiten en processen,

maar tussen planakkoord en bouwstart

zaten negen jaar. Haar verhaal geeft

goed aan hoe politieke en bestuurlijke

veranderingen de uitvoering kunnen

dwarsbomen. Een van die verandering-

en was van invloed op de hele sector:

dat was de afschaffing van het bouwre-

gime. Vanaf 1 januari 2008 mogen de

zorginstellingen zelf bepalen hoe ze het

geld zouden besteden en waren ze af

van de strakke Haagse regelgeving.

Vierde gebruiker

"Het is natuurlijk een goede zaak, het los-

laten van de regelgeving voor bouwpro-

jecten, maar het geeft wel extra druk

voor de zorginstellingen." Voor Jos van

Nieuwkoop, zijn er met de nieuwe kans-

en ook nieuwe uitdagingen gekomen. Je

moet voor een gebouw veertig jaar eco-

nomische levensduur rekenen. In de

loop der tijd krijgt zo'n gebouw andere

gebruiksfuncties, tot misschien wel vier

keer toe. "Je kunt je voorstellen dat het

gebouw eerst voor de opvang van daklo-

ze verslaafden is ingericht, dat het daar-

na kantoren worden, om te eindigen als

opslag voor oud-ziekenhuismateriaal. "

Dat heet de 'courantheid' van vastgoed.

Die had Endry van Velzen ook meegeno-

men in zijn decentrale onderzoek.

Tijdens de bouw wordt al rekening ge-

houden met de mogelijkheid van ander

functiegebruik van de ruimtes.

Matthijs Klooster heeft ervaring met de

transformatie van kantoren naar woning-

en en twijfelt of het zo eenvoudig zal

zijn. Rien Platteschorre weet dat het

kan. Samen met het architectenbureau

van Endry van Velzen, De Nijl, heeft hij

bij de bouw van zijn locaties gekeken

hoe de gebouwen zo multifunctioneel

mogelijk kunnen worden aangewend.

Jos van Nieuwkoop moet de ontwikke-

laars een beetje teleurstellen. Vanwege

de courantheid is hij zeer terughoudend

met het zelf ontwikkelen van vastgoed.

"Dan ben je gauw tien jaar verder. En ver-

geet niet alle rompslomp die langskomt,

zoals de bestemmingsplanprocedures.

Wij huren liever bestaande objecten: dan

kun je er bij wijze van spreken de volgen-

de dag intrekken. "

Marktwerking? In de zorg?

Iedereen heeft het tegenwoordig over

marktwerking, ook in de zorgsector.

Maar hoe reëel is marktwerking in die

sector? Projectontwikkelaar Herman

Bezemer vermoedt toch een oude socia-

list in zich als hij de zin van die marktwer-

king in twijfel trekt. Geen 'invisible hand'

van Adam Smith in de zorgsector. "Zie je

het al voor je, twee fysiotherapeuten die

elkaar beconcurreren in een wijkcen-

trum? Dat kan toch helemaal niet?" In

Nederland wordt het geld verdeeld door

de zorgverzekeraars en die hebben zich

aan strenge regels te houden.

Nog wel enige marktwerking is te veron-

derstellen in de wereld van de specialis-

ten en ziekenhuizen. Daar heeft

Bezemer ooit handig gebruik van ge-

maakt toen hij een ziekenhuis moest ver-

huizen. Of de specialisten tijdelijk op

beide locaties wilden behandelen en dus

twee sets apparatuur wilden inzetten?

Dat wilden de specialisten natuurlijk

niet. "Maar als jullie op de andere locatie

weggaan, zullen de specialisten uit de

omliggende ziekenhuizen onmiddellijk

hun diensten aanbieden." Dat begrepen

DEMENSELIJKE MAAT INDE ZORG

VERSLAG DIALOOG ZORGVOORZIENINGEN

Page 27: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

de specialisten wel. Ook Rien Platte-

schorre bespeurt enig marktachtig op-

treden van ziekenhuizen bij het complex

voor levensloopbestendige woningen

De Kristal in nieuwbouwwijk Nesse-

lande. Daar is 1700 m2 gereserveerd

voor een aantal zorgvoorzieningen. Het

IJssellandziekenhuis wilde wel mee-

doen; dat zag in het aanbod een mooie

gelegenheid de mensen al in een vroeg

stadium te laten kennismaken met het

ziekenhuis. Zo was er minder kans dat

de mensen op de verkeerde ideeën zou-

den komen.

Het tij keren

Men is het erover eens dat in de zorg de

concentratie de boventoon voert. Voor

zover het om acute zorg gaat kunnen de

deelnemers zich dat voorstellen. Als je

echt ernstig ziek bent, moet een zieken-

huis zo voorzien zijn dat je daar de groot-

ste kans hebt op herstel. Maar die kolos-

sale academische complexen van tegen-

woordig staan haaks op de behoefte aan

schaalverkleining en menselijke maat.

En ze staan ook haaks op de wensen om

meer ontmoeting en sociale cohesie in

de stad. Door het enorme verkeer van in-

en uitgaande patiënten, medewerkers

en bezoekers over de stad te versprei-

den is er meer beweging en contact

mogelijk dan in zo'n zakelijk, kil en kli-

nisch ziekenhuis.

Eigenlijk is De Kristal een voorziening die

goed laat zien hoe de grenzen worden

afgetast. Tijdens de hele dialoog speelt

de oogarts een voorbeeldrol. Van hem is

bekend dat hij met relatief eenvoudige

apparatuur zijn werk kan doen. "Maar

moet hij dan op tien verschillende plaat-

sen spreekuur houden? Dan zou hij ook

overal die apparatuur moeten hebben."

Dat lijkt Jos Nieuwkoop geen goed idee.

Bij Parnassia Bavo werkt een tandarts

voor de psychiatrische patiënten. Daar

moet hij geld op toeleggen. "Ze kunnen

ook door taxi's naar zo'n tandarts ge-

bracht worden."

Maar soms komt een oogarts in de wijk

wel goed uit. Dat is als in zo'n wijk veel

mensen van Hindoestaanse afkomst

wonen. Bij deze mensen komt een be-

paalde oogziekte vaak voor.

Juiste korrelgrootte

In het denken over decentralisatie wordt

de wijk vaak als centrale eenheid geno-

men. Althans, zo heeft men er tot voor

kort over gedacht. De Vromraad vond die

gedachte wat te benauwend en zij liet

het advies 'Voorbij de wijk' verschijnen.

Van Velzens ziekenhuis zou naast de

Essalam-moskee komen te staan. Die

moskee wordt bezocht door islamieten

uit het hele land. Is het dan niet voor de

handliggend dat het ziekenhuis zijn dien-

sten aanbiedt aan de islamitische bezoe-

kers?

Marije Talstra geeft aan dat er andere,

meer patiëntgerichte, mogelijkheden

zijn voor de spreiding van zorgvoorzien-

ingen. Een voorbeeld daarvan is de dialy-

se. Nu geschiedt de spoeling vaak in

grote centra met veel bedden in zieken-

huizen. Patiënten moeten daar vaak een

aantal keer per week heen. Het is voor

de handliggend om de behandeling

meer naar de mensen toe te brengen.

Dat kan beter in kleine dialyse- centra,

"Of zelfs bij de mensen thuis." Liesbeth

van Heel valt haar bij: "Wat zullen de ont-

wikkelingen zijn van internet, van telefo-

nische spreekuren, van telemedicine?"

Wijkfunctie

Bij het Havenziekenhuis heeft zich een

proces afgespeeld dat enige duidelijk-

heid verschaft over hoe centralisatie en

ook decentralisatie in de zorg kunnen

werken. Eigenlijk is het ziekenhuis te

klein. De oude eigenaar heeft dan ook

lang moeten zoeken naar de juiste

exploitatievorm. Uiteindelijk heeft

Erasmus MC het kleine broertje overge-

nomen. Nu wordt het ziekenhuis vooral

als wijkziekenhuis ingezet, maar wel

met een aantal bijzondere functies.

Verwacht wordt dat het kleine zieken-

huis drempelverlagend werkt. En zo een

belangrijke functie heeft voor het deel

van Rotterdam waar het gelegen is.

Verzanden

Bart Cosijn wil weten hoe de verschillen-

de partijen in de zorg tot een centrum

kunnen komen dat bijdraagt aan de zorg

en dus het leven in het omliggende

gebied.

Rien Platteschorre verwacht niet echt

dat de zorgpartijen er zelf uit zullen

komen. Voor zo'n initiatief moeten die

organisaties tijd vrij willen maken en die

hebben ze niet altijd ter beschikking. Om

die reden klopt men aan bij de lokale

overheid. Die wil misschien wel wat

doen, maar alleen als de zorginstellingen

ook zelf wat inbrengen. Na veel ge-

schuif, geduw en getrek aan de verschil-

lende wensen en verlangens blijft er uit-

eindelijk weinig over van het centrum.

Te weinig om een zinvolle bijdrage te

leveren.

Het voortouw

Maar als de zorginstellingen of de over-

heid niet de goede partij zijn, wie is dat

dan wel? Dat blijken toch meer partijen

te zijn dan gedacht. De architect is een

mogelijkheid. Van Velzen: "Een ontwerp-

er kan verbeelden en is in staat om ver-

banden te leggen." Maar ook een pro-

jectontwikkelaar is ertoe in staat.

Herman Bezemer heeft het zelf al enige

malen toegepast op vrijkomende loca-

ties waar ziekenhuizen zijn opgeheven.

Dan nodigt hij zorginstellingen en ketens

van sociaal cultureel werk uit voor een

27 >case zorgvoorzieningen

Page 28: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

open gesprek. "Die partijen mogen hun

ideeën inleveren. Wij rubriceren ze en

werken ze uit tot wat uiteindelijk een

mooi concept moet worden."

Een gebiedsontwikkelaar heeft eigenlijk

altijd belang bij een goed zorgcentrum.

Net zoals hij een school en sportcom-

plex nodig heeft. Hetzelfde geldt voor de

woningcorporatie. Otto Trienekens van

de Veldacademie vertelt dat Bureau

Frontline en de Veldacademie het initia-

tief nemen om in Oud Charlois met het

urban interface 'Voornse Hof' een piloot-

project van een buurtgericht zorgnet-

werk in te richten: "Zodat startende

ondernemers de kans krijgen om hun

ambacht op een zelfstandige manier

opnieuw vorm te geven."

Stad naar ziekenhuis of ziekenhuis

naar stad?

Moderne ziekenhuizen vertonen de nei-

ging zich steeds meer van de stad af te

keren. Het zijn grote kolossen waar

steeds meer in gebeurt. De snackbar en

snoepwinkel zijn er al langer, nu verschij-

nen er medimalls en aanverwante voor-

zieningen. Personeel en bezoekers hoe-

ven straks nauwelijks naar buiten. Wat

betreft het Erasmus MC is dat vreemd.

Het ligt juist zo handig dicht bij de stad.

Liesbeth van Heel zou het niet begrijpen

als er een chocolaterie in Erasmus MC

zou komen.

"Die heerlijke koekjeswinkel van Koekela

is op vijf minuten lopen." Zo kun je ook

een goed restaurant, café, boekhandel,

snoepwinkeltje, bloemenwinkel en de

onvermijdelijke Albert Heijn in de buurt

van een ziekenhuis denken. Maar die zijn

er niet. Nog niet.

Marije Talstra wijst op nog een mogelijk-

heid om het ziekenhuis meer naar de

stad te brengen. Zeker als het zo cen-

traal ligt als het Erasmusziekenhuis, zou-

den die winkels goed in de plint van de

gebouwen kunnen functioneren.

Personeel en bezoekers leveren genoeg

verkeer op voor winkels die aan de

onderkant van de gebouwen ontwikkeld

worden.

Logistiek van het leven

Marius Heijn komt aan het eind van de

dialoog met een bijzonder goed argu-

ment voor een betere spreiding van de

zorgvoorzieningen. "Ik ken een groot

bedrijf in de elektrotechniek. Het perso-

neel is behoorlijk trouw en maakt vaak

een loopbaan binnen het bedrijf. Ze be-

ginnen als mbo-er en komen al stude-

rend hogerop. Die studie volgen ze voor-

al in de avond. Maar dat gaat tegenwoor-

dig steeds moeilijker. 's Ochtends moe-

ten ze vliegen om de kinderen in de crè-

che te krijgen. Daarna lang in de file om

op het werk te komen. Het omgekeerde

patroon zie je aan het eind van de mid-

dag. Die persoon heeft dan nog net tijd

om zijn eten naar binnen te schrokken

om als de wiedeweerga de avondstudie

nog te halen."

Het elektrotechnisch bedrijf merkt dat

jonge mensen daar steeds meer voor

bedanken. Ze willen dat al die functies

zich veel dichter bij elkaar bevinden.

Marius Heijn noemt het 'de logistiek

van het leven'.

28 >case zorgvoorzieningen

Page 29: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

29 >case zorgvoorzieningen

OVERZICHT VAN DEELNEMERS ZORGVOORZIENINGEN

Herman Bezemer (1956) is directeur AM Health. Afgestudeerd als bedrijfseconoom (EUR) met speciali-

satie Ziekenhuiswetenschappen (UU) en Structuur en Organisatie Gezondheidszorg (UvT). Als projectlei-

der betrokken bij omvangrijke geautomatiseerde registratie van huisartsgeneeskundig handelen om

internationaal diagnoseclassificatie systeem te testen (Erasmus Universiteit en World Health

Organization). Namens ziektekostenverzekeraars actief bij beleidsvorming en uitvoering budgettering,

planning en bouw ziekenhuizen en opzet solidariteitsheffing ziektekostenverzekeringen. Commercieel

projectontwikkelaar woningen met zorg en service arrangement, verzorgings en verpleeghuizen.

AM Health richt zich op ontwikkeling en realisatie vernieuwende vastgoedconcepten ziekenhuizen,

medisch gerelateerde dienstverlening/bedrijvigheid en huisvesting voor personen met zware zorgbe-

hoefte.

Herman Bezemerdirecteur, AM Health

Bedrijfseconoom en organisatiekundige Liesbeth van Heel (1964) is sinds 1998 projectsecretaris voor de

vervangende nieuwbouw van het Erasmus MC. Binnen de projectleiding heeft zijn de portefeuille organi-

satie, informatie en communicatie. Zij is het inhoudelijk ‘geheugen’ en ‘geweten’ van het concept dat

aan het nieuwbouwproject ten grondslag ligt en waarin het creëren van een veilige, duurzame en aange-

name zorgomgeving centraal staat. Zij is lid van het Managementteam van de directie Huisvesting en

geeft leiding aan een groep experts op het gebied van ziekenhuisbouw, ziekenhuistechniek, planning en

communicatie. De laatste jaren is zij een regelmatig bezoeker van en spreker op (inter)nationale congres-

sen.

Liesbeth van Heelsectormanager expertisegroep nieuwbouw, Erasmus MC, directie huisvesting

Marius Heijn is planoloog. Met passie voor stedelijke vernieuwing, architectuur en mensen werkt hij aan

woningbouwontwikkeling in de bestaande stad. Als Conceptontwikkelaar bij ontwikkelende bouwer

ERA Contour ziet hij het als uitdaging om vanuit het complexe proces van ruimtelijke ontwikkeling, aan-

trekkelijke stukjes stad te maken.

Hij is van mening dat de tijd waarin - met de kaarten tegen de borst - werd 'samengewerkt', echt voorbij

is. Richt je op gedeelde doelen en werk samen om die doelen te bereiken.

Marius Heijnconceptontwikkelaar, ERA Contour

Sinds zijn afstuderen in 2000 aan de TU Delft is Matthijs Klooster (1972) met MK Architecten betrokken

bij hergebruik van gebouwen in de binnenstedelijke ontwikkeling van Rotterdam, Hoofddorp en

Groningen. Met name de uitbreiding van de Plaats van Samenkomst in Groningen en de inrichting van de

Hoofdvaartkerk in Hoofddorp zijn aansprekende projecten. Voor de Hoofdvaartkerk kreeg MK

Architecten in 2007 de publieksprijs voor beste openbare ruimte van de Haarlemmermeer. Van 2005 tot

2009 heeft Matthijs Klooster als architect gewerkt voor Ector Hoogstad Architecten en Mei Architecten.

Met name deWesterlaantoren (EHA) in Rotterdam en het appartementen complex Wilgenwende (Mei)

in Dordrecht zijn aansprekende projecten. Sinds 2009 is Matthijs Klooster betrokken bij de wijkvernieu-

wing in Groningen voor woningbouwvereniging en ontwikkelaar Nijestee.

Matthijs Kloosterarchitect, MK architecten

De Parnassia Bavo Groep is een grote GGZ organisatie in het westen van het land met 8000 medewer-

kers. De Parnassia Bavo Groep levert geestelijke gezondheidszorg aan meer dan 140 duizend patiënten,

geconcentreerd in drie regio's: haagland, Castricum e.o. en Rijnmond. Onderdeel van de Parnassia Bavo

Groep zijn drie organisaties voor zogenaamde ketenzorg (Bavo Europoort in Rijnmond, Parnassia in

Haagland en Dijk en Duin in Castricum e.o.) en vier voor specialistische geestelijke gezondheidszorg.

Jos van Nieuwkoopdirecteur, Vastgoed Beheer PBG B.V. Parnassia Bavo Groep

Page 30: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

30 >case zorgvoorzieningen

Rien Platteschorre (1951) is beroepsmatig in uiteenlopende functies in de gezondheidszorg werkzaam

geweest. Sinds 1990 werkt hij bij de Stichting Humanitas en levert daar als Hoofd Planontwikkeling een

substantiële bijdrage aan de ontwikkeling van het concept levensloopbestendig wonen. In dit kader ont-

wikkelde hij Humanitas-Bergweg, als eerste initiatief, alsmede vele volgende projecten die Humanitas

door de jaren heen, met lokale partners uit het maatschappelijk middenveld, in Rotterdam realiseerde.

Daarnaast was hij vele jaren als vrijwilliger in binnen- en buitenland actief.

Rien PlatteschorreHoofd Planontwikkeling, Humanitas

Ir. Marije Talstra studeerde stedenbouwkunde en bouwmanagement en vastgoedbeheer aan de techni-

sche universiteit Delft. Zij studeerde af als beste afstudeerder van haar jaar op een onderzoek naar stu-

ren op kwaliteit bij gebiedsontwikkeling. Sinds 2003 is zij werkzaam bij Twynstra Gudde.

Als senior adviseur werkt ze aan projecten in de gezondheidszorg op het raakvlak van organisatie en

huisvesting. Ze helpt opdrachtgevers om hun organisatiestrategie en ambitie te vertalen in adequate

huisvestingsconcepten van stedenbouwkundig niveau tot werkplekniveau. Marije is ervan overtuigd dat

huisvesting een bijdrage kan leveren aan betere zorg. Aan de ene kant doordat huisvestingsprojecten

vaak een hefboom zijn voor organisatieverandering en anderzijds omdat passende huisvesting het werk-

proces en het

Marije Talstrasenior consultant , Twijnstra Gudde

Otto Trienekens is werkzaam als zelfstandig architect \ adviseur stedelijke transformatie. Daarnaast

doceert hij aan de TU-Delft, faculteit der Bouwkunde.

In 2008 heeft hij in samenwerking met de Gemeente Rotterdam\ Bureau Frontlijn en de TU-Delft een

kenniscentrum voor wijktransformatie opgezet, de Veldacademie. Dit als uitvloeisel van het stedelijke

programma Gebiedsgericht Werken. Belangrijke taakstelling vormt optimalisatie van de verbinding

onderzoek\onderwijs, beleid en uitvoering. Momenteel is hij hier als projectleider betrokken bij onder-

meer de opgave Woonservicegebieden Rotterdam. De focus ligt op de vertaalslag van stedelijk beleid

naar implementatie en uitvoering van projecten op wijkniveau. Decentralisatie van zorgvoorzieningen

vormt een belangrijk onderdeel binnen deze opgave.

Otto Trienekensarchitect, projectleider Veldacademie

Endry van Velzen is architect en partner in het bureau De Nijl Architecten te Rotterdam. Met zijn bureau

werkt hij aan projecten voor de vernieuwing van verschillende delen van de stad, zoals historische ker-

nen, vooroorlogse wijken en de naoorlogse stad. Momenteel is hij betrokken bij stedenbouwkundige

plannen en/of bouwplannen voor onder andere Amsterdam, Antwerpen, Apeldoorn, Den Haag, Emmen,

Groningen, Rotterdam en Utrecht. Van zijn hand verschijnen regelmatig publicaties over de problematiek

van stedelijke vernieuwing.

Endry van Velzenarchitect - directeur De Nijl architecten

Page 31: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

31 >

De dialoog als gespreksvorm kan een

belangrijke brugfunctie vervullen tus-

sen wetenschappelijke of theoreti-

sche kennisopbouw en ervaringsken-

nis. In deze reeks dialogen hebben we

de expliciete keus gemaakt om over

maatschappelijk vastgoed te praten

op basis van ervaring van mensen die

er op uiteenlopende wijzen dagelijks

mee bezig zijn. Bij een thema als

maatschappelijk vastgoed is er een

kans dat we ons te veel opsluiten in

ons eigen (vak)jargon. Daarom is de

vraag naar welke meerwaarde we

gezamenlijk streven van groot be-

lang. We hopen dan ook met deze

reeks een constructieve bijdrage te

leveren aan de discussie over het

vastgoedmet een maatschappelijke

doelstelling.

Meerwaarde

In de gesprekken gingen we op zoek

naar de meerwaarde die het maatschap-

pelijk vastgoed voor de samenleving ver-

tegenwoordigd, in algemene zin maar

ook heel specifiek op het niveau van

gebouw en voorzieningen. De verbindin-

gen tussen mensen met die zich profes-

sioneel of privé met maatschappelijk

vastgoed bezig houden wordt gevormd

door de wens of overtuiging tot het creë-

ren van meer waarde. Dat gebeurt op

zeer uiteenlopende manieren. Een waar-

dige omgang met maatschappelijk vast-

goed is daarom gebaat bij een open

gesprek, een dialoog om samen de puz-

zel van het vastgoed te kunnen leggen.

Want pas wanneer je het geheel kunt

overzien kan je effectief over de details

praten. Op het moment dat de verschei-

denheid aan personen en hun ervaringen

groot genoeg is, komt het gesprek over

de maatschappelijke meerwaarde veel

makkelijker op gang dan bij een beperkte

groep van alleen gebruikers of alleen

experts uit een specifiek vakgebied.

Professionele en persoonlijke

ervaringen

Elke dialoog begonnen we aan de hand

van een concrete casus. Daarbij had on-

geveer de helft van de gespreksdeelne-

mers een directe relatie tot deze casus

hadden en de andere helft was meer

algemeen verbonden met de thematiek

van de casus. Op deze manier hebben

we bij de gesprekken zowel persoonlijke

als professionele ervaringen van men-

sen in kunnen brengen. Een architect

kan ook ouder zijn, een vermogensbe-

heerder soms ook voetbalcoach, een

projectontwikkelaar is wel eens mantel-

zorger en een ambtenaar is ook wel

eens patiënt.

Om het denken over maatschappelijk

vastgoed een stap verder te krijgen

waren we op zoek naar uiteenlopende

ervaringen en overtuigingen. We waren

geïnteresseerd in beide type ervaringen,

vanuit de idee dat praten over maat-

schappelijk vastgoed gebaat is bij een

zeer divers gezelschap aan tafel. Door

de vele disciplines en expertises die er

nodig zijn om gebouwen en voorzienin-

gen van kwaliteit te realiseren en behe-

ren, dreigt de maatschappelijk doelstel-

ling soms uit beeld te raken.

.

Maatschappelijk opdracht

Het is daarom niet eenvoudig om in een-

duidigheid over eigenaarschap bij maat-

schappelijk vastgoed te spreken. Dat lijkt

op het eerste oog ook niet wenselijk

omdat het maatschappelijk vastgoed

een zeer centrale rol speelt in onze

samenleving. Toch vonden we het

belangrijk om precies te zijn, en bij speci-

fieke problemen te benoemen wie van

de betrokkenen daar een antwoord op

zou moeten geven. In de gesprekken

bleek dat verschillende professionele

antwoorden mogelijk zijn, die vaak ook

prima naast elkaar kunnen bestaan.

Maar op twee punten bleek er een

redelijke consensus te zijn. Goede

onderwijs-, sport-, zorg- en andere maat-

schappelijke voorzieningen zijn van zeer

groot belang voor een gezonde en leef-

bare samenleving. En omdat dit publieke

belang te waar borgen is er een regisse-

rende overheid onmisbaar. Of de over-

heid deze regierol op kan pakken wordt

onder andere bepaald door de mate

waarin nationale wetgeving en de

gemeentelijke uitvoeringspraktijk op

elkaar aansluiten. De landelijk doorge-

voerde verzelfstandiging in de publieke

sector heeft een grote impact gehad op

het publieke vastgoed. De maatschap-

pelijke herijking bij gemeentelijke dien-

sten duurt dan ook voort. En daarmee

ook bij alle andere betrokkenen. We

hopen dat deze reeks van dialogen een

constructieve bijdrage zal leveren aan

deze zoektocht. Over elkaar praten is erg

eenvoudig, met elkaar in gesprek gaan is

investeren. En misschien is daar wel het

meeste rendement op maatschappelijk

vastgoed te halen.

Kennisopbouw door

het verbinden van ervaringenBart Cosijn

Page 32: In gesprek over maatschappelijk vastgoed feb 2010

32 >

Colofon

In gesprek over maatschappelijk vastgoed

februari 2010

AIR, het architectuurcentrum van Rotterdam en Urban Dialogue

Programmering en gespreksleiding

Bart Cosijn, Urban Dialogue

Fotografie bijeenkomsten

Ossip van Duivenbode, AIR

Verslaglegging bijeenkomsten

Paul Kortman, FirmaWoord & Daad

Redactie

Bart Cosijn en Arie Lengkeek, AIR

Vormgeving

stoopmanvos