IM juli 2011

12
v.u. Tom De Craene I Abrikoosstraat 50 I 9000 Gent I P706146 i chtus magazine 3-maandelijks I jul - aug - sep 2011 www.ichtus.be Indrukken van Formación Oude wijn in nieuwe zakken? Geïntrigeerd door huisgemeenten deel2 T ypologie van de wandelaar Mijn onoverwinnelijke ziel Invictus

description

IM juli 2011

Transcript of IM juli 2011

v.u. Tom De Craene I Abrikoosstraat 50 I 9000 Gent I P706146

ichtus magazine3-maandelijks I jul - aug - sep 2011 www.ichtus.be

Indrukken van Formación Oude wijn in nieuwe zakken?

Geïntrigeerd door huisgemeenten deel2

Typologie van de wandelaar

Mijn onoverwinnelijke ziel Invictus

Colofon Inhoud

Ichtus Magazine is een uitgave van

Ichtus Vlaanderen vzw en heeft als

doel om afgestudeerden, Ichtianen

en geïnteresseerden op de hoogte

te brengen van de werking in Ichtus.-

Ichtusmagazine verschijnt driemaandelijks.

Website: www.ichtus.be

Redactie: Wouter Van Hoof, Rudina Coraj,

Elke Couchez, Karel Strobbe.

Fotografie: Rudina Coraj.

Layout: Gersom Brussaard.

Contact: [email protected]

Giften steeds welkom

op rekeningnummer

230 - 0088770 - 35

Ichtus Vlaanderen

Ter Kale 14

9850 Nevele.

Ichtus Vlaanderen is aangesloten bij IFES

(International Fellowship of Evangelical

Students) - www.ifes.org

4

6

8

12

10

Mijn onoverwinnelijke zielInvictus

Formación 2011Enkele indrukken

Typologie van de wandelaar

Op de Frigo

Oude wijn in nieuwe zakken?Geïntrigeerd door huisgemeenten (deel 2)

Van de redactie:

We blijven op zoek naar nieuwe ideeën. Daarom blijven alle suggesties meer dan welkom. Als je zelf wilt meedenken en -schrijven laat het ons dan ook weten. Meer input kan voor een rijker magazine zorgen en als redactie zijn we dus steeds op zoek naar mensen die ons team willen versterken. Stuur ons dus zeker een mailtje, wij geven je dan verdere informatie.

[email protected]

2

Contactadressen

Ben je student of ken je een student? Ga je volgend jaar studeren? Hier vind je alle informatie die je nodig hebt.

Antwerpendinsdagavondwww.ichtus.be/antwerpen

[email protected]

[email protected]

Gentwoensdagavondwww.ichtus.be/gent

[email protected]

Kortrijkwoensdagavondwww.ichtus.be/kortrijk

Leuvenwoensdagavondwww.ichtus.be/leuven

Studentenwerkers:

Tom De Craene - [email protected]

Sem Thomas - [email protected]

Rudina Coraj - [email protected]

Wouter Van Hoof - [email protected]

Ulika Geladé - [email protected]

Beste lezers,

Als u deze stukjes trouw en aandachtig leest, dan zou u de indruk kunnen krijgen dat ik niets anders doe dan reizen. Mijn job is zeer gevarieerd, maar ik reis inderdaad veel. Deze keer ging ik met “een bussie vol naar Polen.” Daar in Polen, in Krakau met name, ging de vierjaarlijkse World Assembly van IFES door, met als the-ma ‘Jesus Christ, Lord of the Universe, Lord of the University’. Mijn busje zat vol met kunst vanuit heel Europa (en Zuid-Afrika). Ik was namelijk verantwoordelijk voor het Arts Department; één van de vele interactieve bezienswaardigheden in de UniverCity waar we met alle IFES-leiders (studenten, staf, IFES-medewer-kers en bestuurders) een week lang genoten van Gods woord, van visie, van verhalen en van elkaar.

Nadat de stress van het opzetten en klaarmaken van het Arts De-partment een beetje over was, kon ik ook stilaan genieten van de World Assembly, kon ik onder de indruk geraken van de verhalen van studentenwerk over heel de wereld, kon ik God ontmoeten in zijn woord, kon ik mij thuis weten bij wat iedereen omschrijft als de ‘IFES-familie’.

De thema’s waren groot(s): de centraliteit van Christus en het kruis, veranderingen in de wereld en het studentenwerk dankzij ontwikkelingen als Facebook en Twitter, een wereld in oproer door een economische crisis.

De vragen waren enorm: hoe in gesprek treden vanuit een christelijk wereldbeeld met de universiteit, met kunst, met een geseculariseerde maatschappij? Hoe onrecht en ongelijk-heid aankaarten als deel van en vanuit het Goede Nieuws? Hoe werken aan structuren die goed zijn voor onze studenten, onze werknemers en onze financiën?

De verhalen waren ingrijpend: studenten die andere studenten in nood helpen, zoals in Japan en Haïti; studenten die voor een korte tijd uit de gevangenis gelaten worden om examens af te leggen om daarna terug opgepakt te worden, slechts omdat ze christenen zijn; studenten die de moed hebben om voor hun klasgenoten en vrienden een toneelstuk op te voeren dat het verhaal van Jezus vertelt.

Dit alles zorgde ervoor dat ik ook “met een bussie vol van Polen” terugkwam. Eén zin kwam - expliciet of impliciet - terug in alles wat we zagen en hoorden. Deze zin wil ik u, mezelf en Ichtus voorhouden: “If it is not worth dying for, it is not worth living for.”

Tom De Craene

Algemeen Secretaris

3

4

Heilige efficiëntie

Een belangrijk motief van de huiskerkganger is dus Bijbels ide-alisme: de overtuiging dat een kleinschalige kerk de meeste gelijkenis vertoont met de nieuwtestamentische praktijk en dus de door God gewenste kerkvorm is; dat het eigenlijk om een oerrecept gaat, om degelijke, oude wijn die slechts in nieuwe zakken wordt gegoten. Parallel met de argumentatie vanuit Bij-belse of theologische idealen getuigt de beweging ook van een zeer pragmatische drijfveer. In gesprekken over het onderwerp is dat misschien wel het meest gehanteerde en krachtigste ar-gument voor eenvoudige huiskamerkerken. Veel christenen zijn immers op hun hoede bij het aanhoren van gezagsargumenten vanuit de Bijbel, want “iedereen vindt wel verzen die het eigen gelijk bewijzen.” Dan schuilt er meer kracht in resultaten; the proof of the pudding is in the eating.

Kort samengevat komt het pragmatische pleidooi hierop neer: huiskerken zijn beter uitgerust om de roeping van de christelijke kerk te verwezenlijken. Ze zijn doelmatiger en efficiënter in het volbrengen van hun heilige roeping: kerk van Christus zijn. Geestelijke, relationele of materiële inves-teringen leiden er tot grotere resultaten. Er wordt minder

energie verspild, zo luidt het. De pragmatische motieven raken alle aspecten van het kerk-zijn. Een korte bloemle-zing: “In een huisgemeente komen de gaven van de leden het gemakkelijkst tot ontplooiing”; “De huisgemeente is een effectief middel en een adequate formule om een plaats te bereiken met het evangelie, want de drempel is er lager”; “Een huisgemeente moet geen gebouw huren en geen voorganger onderhouden, dus is er meer geld voor onderlinge bijstand”; “Een huisgemeente is gemakkelijk te starten”; “Huiskerken maken het trainen van herders en leiders gemakkelijker”; “Simple churches lenen zich beter voor het vormen van relaties”, enzovoort. Jean-Paul Goethals geeft het voorbeeld van de zondagschool: “De organisatie van kinderwerk kost in grote gemeenten veel tijd en energie. Het zorgt ervoor dat er elke zondag enkele mensen de dienst moeten missen. En men kan zich de vraag stellen of de kinderen gebaat zijn bij zo een verwijdering uit de grote-mensen-samenkomst. Ikzelf heb vier kinderen, die allemaal de zondagschool doorliepen in de gemeente waar ik ooit lid van was. Geen van de vier kwam uiteindelijk tot een persoonlijke relatie met de Heer. Als ik ze vroeg waarom, was het antwoord steeds hetzelfde: ‘Ik heb heel die tijd niet gezien wat kerk-zijn betekende.’”

Wat doet een huiskerk?

Wat betekent een huiskerk nu concreet? Wat doet ze, hoe werkt ze? De literatuur, de websites en de persoonlijke ver-halen erop na slaand, kunnen de courante activiteiten van een huisgemeente in drie categorieën worden ondergebracht: (1) lofprijs (muziek, gebed); (2) omgang met de Bijbel (lezen, studie, informele discussie, gesprek) en (3) gemeenschap en relaties (geestelijke bijstand, materiële dienstbaarheid, samen eten, avondmaal vieren). Geen wezenlijke verschillen met andere kerken dus. Huisgemeenten vullen die aspecten natuurlijk wel op een eigen manier in. Hoewel de meeste huiskerken nog wel een soort weekschema hanteren dat gelijkenissen vertoont met het programma van een meer traditionele kerk, valt het op dat de leden elkaar vaak ontmoeten. Evelien D., lid van een huiskerk in het Gentse: “We komen één keer samen op zondag voor een dienst, één keer op dinsdag voor Bijbelstudie en regelmatig als vrienden onder elkaar.

Oude wijn in nieuwe zakken?Geïntrigeerd door huisgemeenten (deel 2) door: Karel Strobbe

Ichtus Vlaanderen is een ontmoetingsplaats voor studenten uit diverse kerkelijke contexten. Tot op zekere hoogte weerspiegelen de verschillende lokale groepen en kringen het Vlaamse (en in het geval van Ichtus Antwerpen ook het Nederlandse!) kerkelijke landschap. We vonden het daarom de moeite waard om wat bij te leren over een kerkvorm die meer en meer mensen lijkt aan te spreken: de huisgemeente of ‘simple church’. In het vorige nummer van Ichtus Magazine stonden we stil bij de huiskerken als hedendaags fenomeen en bij de verschillende redenen waarom mensen zich bij een huisgemeente aansluiten. De overtuiging dat een kleinere kerkvorm nauwer aansluit bij het nieuwtestamentische beeld van de apostolische kerk bleek daarbij erg be-langrijk. Ook de factor ‘negatieve ervaringen’ speelt mee bij de keuze voor of de overstap naar een huiskerk. In deze tweede en laatste bijdrage lichten we nog een derde cluster motieven toe en staan we stil bij het concrete functioneren van een huiskerk. We nemen het discours van de huiskerkbeweging over grotere kerken onder de loep en stellen ons de vraag naar de eventu-ele mogelijkheden tot toekomstige samenwerking tussen verschillende kerkvormen. Ook Jean-Paul Goethals en diens vrouw Gerry, trekkers van een huisgemeente in Oost-Vlaanderen, komen opnieuw aan het woord.

Dan gaan we naar het voetbal, of naar de Gentse Feesten, of bezoeken we samen eens een andere kerk.” Jean-Paul en Gerry: “Eigenlijk proberen we ons huis permanent open te stel-len. Iedereen is welkom, op elk moment, om gelijk wat voor reden. Op zondagochtend en op donderdagavond komen we steeds samen, al kan het zijn dat er acht man is of niemand. De onderlinge betrokkenheid is groot. Als er iemand ziek is, proberen we die persoon te helpen. Of als er iemand in finan-ciële problemen zit – hij of zij kan bijvoorbeeld op een bepaald ogenblik een factuur niet betalen – dan komen we als groep tussen.” Vaste ingrediënten op een zondagse samenkomst zijn zingen, bidden, luisteren naar een les en het breken van het brood. Het belang van dat samen eten wordt zeer hoog ingeschat. Jean-Paul: “Samen eten was wezenlijk in de joodse cultuur. Onze dienst speelt zich vaak rond de tafel af. En ons avondmaal staat vaak gelijk aan samenkomen om te eten.” Erg kenmerkend is ook het feit dat de kinderen zoveel mogelijk bij het gebeuren betrokken worden. Evelien D.: “Ze zingen mee met de liedjes, maar zijn ook vrij om op de grond te spelen tijdens de hele dienst. Tijdens de les blijven ze ook bij de groep, maar ondertussen spelen ze meestal. Ze moeten wel stil zijn!” Gerry: “De kinderen pro-beren we erbij te betrekken door er bijvoorbeeld eens een kinderbijbel bij te halen.”

Het discours over de ander: terechte kritiek of valse dichotomieën?

Welke bron je ook raadpleegt over huiskerken, ze staat steeds barstensvol tegenstellingen en vergelijkingen tussen huiskerken en traditionele kerken. Het discours over de ei-gen kerkvorm is tegelijk een discours over de ander, zo blijkt. Eigenlijk is dat zeer logisch. Huiskerken ontstaan vaak vanuit een ontmoeting tussen mensen met een eerder negatieve er-varing met een gevestigde, grotere kerk. Net zoals het Rooms-katholicisme zich in de 17de-eeuwse contrareformatie een nieuwe identiteit aanmat door zich te onderscheiden van het protestantisme (en vice versa), zo definiëren huisge-meenten zichzelf vaak in negatieve termen. Ook hier geven we enkele voorbeeldcitaten om duidelijk te maken waar-over het gaat: “We komen samen bij mensen thuis, niet in een groot gebouw”; “Het is niet onze bedoeling om een

kerk met mensen te vullen, maar het is ons verlangen om mensen te vullen met God”; “We are a Biblical Church, not an Institutional Church”; “Our leadership is advisory, not execu-tive”; “Authority is moral, not positional”; “We have no need for dressing up on Sundays”, enzovoort. Hoewel Jean-Paul en Gerry benadrukken de grotere kerken oprecht lief te hebben, is hun discours over ‘de ander’ alomtegenwoordig in hun getuigenis en bovendien niet gespeend van negatieve uitspraken: “Veel kerken zetten aan tot een apathische of passieve houding. Op het vlak van Bijbels onderwijs heerst er een consump-tiemodel. Men is er zeer afhankelijk van de leidersfiguur en men dreigt er trends en hypes achterna te lopen. Wij zijn er echter van overtuigd dat Gods Geest eenieders ogen heeft geopend en zich aan iedere christen openbaart. In een kleine groep bestaat er minder gevaar voor dwaling, want de machtsafstand is er kleiner en de ruimte om elkaar te corrigeren groter.” Over de leiderschapsstijl in gevestigde gemeenten is Jean-Paul eveneens kritisch: “In grote gemeenten zijn leiders moeilijk te corrigeren.” Een collectieve identiteit, gebaseerd op en omschreven in termen van wat men niet is, is eigen aan veel sociale groepen. Toch lijkt deze manier van profile-ring ons niet zonder gevaar. De kans bestaat immers dat men een karikatuur gaat maken van de ander. Bij enkele van de zaken die we lazen, hoorden of bekeken, was dat helaas het geval. Onderlinge verschillen werden uitvergroot, terechte kritiek werd eenzijdig verwoord. Grotere kerken werden au-toritaire regimes of bolwerken van passiviteit. Het discours over zichzelf was doorspekt van oneigenlijke tegenstellingen en valse dichotomieën. En dat is nooit een goede zaak.

Een toekomst van samenwerking?

Het is natuurlijk niet bijzonder fair om het discours enkel van één kant te bekijken. Het ligt voor de hand dat er ook vanuit de hoek van de gevestigde kerken met enige argwaan naar huiskerken wordt gekeken. Ook hier is de clichématige beeldvorming niet uit de lucht. Men verwijt huiskerken dat ze leden bij grotere gemeenten ‘wegkapen’. Critici van de huiskerkbeweging wijzen op het gevaar voor sektevorming en theologische dwaling en op de armoede die het gebrek aan historische worteling met zich meebrengt. Ze stellen zich

vragen bij de kwaliteit van het onderwijs in huiskerken, bij de beperkte impact en de korte levensduur van huiskerken. Punt is dat niemand een stap verder komt met die wederzijdse kri-tiek. Ondanks het feit dat de watertjes op vele plaatsen diep zijn, zou het niet gezond zijn om elkaar te blijven bestoken met verdachtmakingen. Eenzijdige en vertekende beeldvorming over andere christenen staat wederzijdse toenadering in de weg. En die toenadering is wenselijk. Herman Heyman van ABC Ministries: “Samenwerking en wederzijdse uitwisseling zijn zeker mogelijk. Ik stel zelfs: ze zijn absoluut noodzakelijk voor elk van de types. Dat veronderstelt bij elk van die kerk-types wel een erkenning van de onderlinge spanningsvelden, een duidelijke en bewuste identiteit vanuit theologie en or-ganische kernwaarden, en de bereidheid om elkaar te dienen met wat God elk aan rijkdom heeft toebedeeld.”

ABC Ministries schrijft regelmatig interessante artikels over de noden in evangelisch Vlaanderen. Uit een van hun denkoefeningen bleek dat een gemeentemodel dat steunt op kleine groepen (van 11 à 14 personen) wel eens goed in een Vlaamse context zou kunnen passen*. Ziedaar een model waarover zowel huiskerken als tradi-tionele kerken samen van gedachten zouden kunnen wissel-en! Want laten we wel wezen: de valkuilen zijn voor verschil-lende kerkvormen vaak dezelfde. Als de vorm het substituut wordt van de aanwezigheid van Christus, zitten we op een dwaalweg. Als we een bepaalde kerk verkiezen boven de an-dere omdat die beter aan onze persoonlijke noden – gebor-genheid, sterke relaties, ‘goede preken’… – tegemoetkomt, zullen we vroeg of laat op teleurstellingen botsen. Allemaal trachten we als christen uiting te geven aan fundamenteel de-zelfde realiteiten: de oproep van Christus tot discipelschap en de uitdagingen van de huidige maatschappij. Allemaal hech-ten we waarde aan de Bijbel, en geloven we in de belofte van Jezus ten aanzien van zijn volgelingen: “En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Mat. 28:20) Als we kerk willen zijn naar Gods hart, kunnen we niet vertrekken vanuit onze eigen noden maar moeten we kijken naar Gods bedoeling. En misschien gaan we dan vanzelf op elkaar lijken. *

Zie

Eva

n-A

ssis

tanc

e (N

ieuw

sbri

ef v

an A

BC M

inis

trie

s vz

w),

dece

mbe

r 20

07.

6

Een mijmering over verzoening aan de hand van de film Invictus

Zuid-Afrika. Het land dat de wereld het woord ‘apartheid’ heeft ge-schonken. Jarenlang stond het symbool voor segregatie en onderdruk-king. Tussen de zwarte meerderheid en de blanke minderheid waren onderling wantrouwen, angst en geweld aan de orde van de dag. Een sleutelfiguur in de geschiedenis van Zuid-Afrika is Nelson Mandela. Als lid van het African National Congress (ANC) propageerde hij aanvan-kelijk geweldloos verzet tegen de witte regering en haar apartheidspoli-tiek. In reactie op een bloedbad waarbij de politie inschoot op zwarte demonstranten werd Mandela een van de medeoprichters van Umkhon-to we Sizwe (de Speer van de Natie), de militaristische vleugel van het ANC. Het waren die activiteiten die tot zijn gevangenneming leidden in 1962. Het zou een dikke 27 jaar duren voor hij weer vrij kwam.

11 februari 1990. Nauwelijks tien dagen eerder is de officiële ban op het ANC en enkele andere organisaties die de apartheid bestreden opgeheven. Die dag komt de volgende stap: de vrijlating van Nelson Mandela. Met dit wereldwijd live gevolgde eve-nement opent de film Invictus. Een Afrikaner rugbycoach voor een jongerenploeg – iemand van de witte minderheid dus – kijkt hoofdschuddend naar de stoet auto’s en oreert tegen zijn jongens: “Dit is de dag vanaf wanneer het bergaf gaat met het land.”

10 mei 1994. Na een grote verkiezingsoverwinning voor het ANC in de eerste multiraciale verkiezingen in Zuid-Afrika wordt Mandela geïnaugureerd als eerste zwarte president. Hij en zijn staf staan voor een onmogelijke opgave: de angst en het wantrouwen zijn geen sikkepit geminderd, integendeel, onder de Afrikaners wordt gevreesd voor een discriminerende politiek die enkel de hiërarchie van de afgelopen eeuw omdraait, maar dezelfde methoden blijft hanteren. Bij de zwarte bevolking etteren nog steeds de wonden van de onderdrukking. Ondertussen grijpt armoede wild om zich heen en tiert de criminaliteit welig. Bovendien moet het imago van Zuid-Afrika diplomatiek en als land voor investeerders dringend worden opgekrikt. Hoewel zijn staf aandringt op oplossing voor die laatste paar problemen, focust Mandela zich op dat eerste probleem: hij wil van Zuid-Afrika een regenboognatie maken, waar zwart en blank harmonieus samenleven, zonder angst. Als geen ander begrijpt hij daarbij het belang van symbolen. Hij verzekert zich daarom van een gemengde staf en van zowel witte als zwarte lijfwachten. Zo wil hij uitdrukkelijk iedereen tot president zijn.

door

Wou

ter

Van

Hoo

f

Een omstreden symbool is de nationale rugbyploeg, de Springboks. Rugby is een bij uitstek witte sport en daardoor een teken van apartheid. Het gaat zo ver dat als de Springboks spelen de zwarte bevolking supportert voor de tegenstander. In 1995 zal Zuid-Afrika gastland zijn voor het WK rugby. Zich bewust van de bin-dende rol die sport kan vervullen stelt Mandela zich een tweeledige droom voor ogen: ervoor zorgen dat heel het volk zich kan associëren met de Springboks en vervolgens een groots resultaat neerzetten op het WK. Een twee keer schijnbaar onmogelijke taak: zwarte kinderen wijzen de Springboks zo zeer af dat ze nog niet in een tenue willen rondlopen als het hun gratis wordt aangeboden en hoewel de Springboks verdienstelijk zijn, draaien ze niet mee aan de wereldtop. De book-makers geven hen niet verder dan de kwartfinales.Mandela maakt één man deelgenoot van zijn droom: François Pienaar, de kapitein van de Springboks. Die komt onder de indruk van de vergevingsgezindheid, het doorzettingsvermogen en de sympathieke eenvoud van de president. Ondanks zijn behoorlijk kritische vader en onwillige teamgenoten bekent Pienaar zich tot het kamp van Mandela.

Hoe krijg je een bevolkingsgroep die je categoriek afwijst toch op je hand? Voor de Springboks luidt het antwoord: verklein de afstand, ga tussen hen in staan, zorg dat je een mens van vlees en bloed wordt in plaats van alleen maar een atleet. Ondanks hun razend drukken trainingsschema moeten de spelers ook nog rugbytraininkjes gaan geven in de straatarme townships. Welgeteld één zwarte speler – Chester – telt het team, maar hier in de sloppenwijk blijkt hij de ronkende naam te zijn. Langzaam maar zeker – hoewel het razend-snel lijkt in de film – groeit het enthousiasme voor de nationale ploeg.

Voor de hele afwikkeling van de plot verwijzen we met veel plezier naar de film zelf. We voorstaan er hier mee te zeggen dat onder explosief stijgend volksenthou-siasme de Springboks zich tot in de finale werken om daar na een tergende match tot in de verlengingen de gedoodverfde favoriet Nieuw-Zeeland opzij te zetten. In een finale daad van verzoening loopt Nelson Mandela in een outfit van de Spring-boks het veld op om de beker te overhandigen aan kapitein Pienaar. Daarbij voegt hij hem volgende worden toe: “Bedankt voor wat u voor uw land hebt gedaan.” Waarop Pienaar: “Bedankt voor wat u hebt gedaan.”

De film is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Zelfs verscheidene van de one-liners – waaronder die hier net boven – zijn echt. Vooral dat is eigenlijk de kracht van de film, omdat het haar inspirerende werking verhoogt. De plot is op zich niet verrassend of diep uitgewerkt, maar het verhaal staat er wel in zijn

krachtige eenvoud. Eén man die de bereidheid heeft om een bediening van ver-zoening op zich te nemen maakt een wereld van verschil. Zuid-Afrika heeft nog steeds grote problemen en Mandela heeft ook beleids-fouten gemaakt. Zo gaf hij later toe het gevaar van HIV te hebben onderschat. Maar anderzijds staat Zuid-Afrika er nu wel als regenboognatie. Het land is niet minder dan elf officiële talen rijk. Het verwerkingsproces van bijna een eeuw apartheidspolitiek is verre van voorbij, de angst en het wantrouwen zijn nog niet volkomen verdwenen, maar er zijn wel enorme sprongen gemaakt als samenle-ving onder Mandela.

Komend jaar zult u het woord verzoening nog wel een aantal keer zien opduiken. Het is namelijk het jaarthema van Ichtus Vlaanderen. Invictus kan dienen als een waardevolle introductie tot dit rijke thema als het verhaal van een onverzettelijk man die offers durft brengen en zich over de wonden zet die hem zijn toege-bracht, omdat hij nu eenmaal de nood aan verzoening onderkent.

Foto’s: Rudina Coraj

9

De stad waar ik deze zomer vertoef, is een plek van ontmoetingen en verbindingen, maar ook botsingen en breuken. Ze is een weefsel van belangen en verlangens van zij die haar bewonen en bezoeken. Die belangen worden behartigd door het wandelen, die belangen sturen de wandeling. Van op een terrasje sla ik ze gade, de wandelaars. Ik lees voorbijgangers.

Sommigen hebben het hoofd geheven, het slenteren tot een kunst verheffend. Ze doen me denken aan de dandy’s van de negentiende eeuw: keurig opgedirkt en met de wandelstok losjes in de hand flaneerden ze ostentatief door de straten. Sommigen hielden een schildpad aan een leiband als ode aan de traagheid. Vandaag geen schildpadden te bespeuren, wel hakjes en rokjes, wat het wandelen eveneens aanzienlijk ver-

traagt. Door die traagheid van het promeneren, speelt de slenteraar een spel van zien en gezien worden.

Anderen zijn uit op het detail. Met het boekje bij de hand gaan ze op zoek naar sporen van het verleden, zichtbaar op stenen en muren. Aan de overkant van de straat staat een man te snuffelen, alsof hij iets op het spoor is. Hij neemt zijn taak ernstig, dat zie ik aan hoe hij zijn bril stevig op zijn neus zet en zichtbaar ge-nietend met zijn vingertoppen een muur aait. Hij wil het verleden zien, voelen en ruiken. De man leest de stad als een monument. Hij hoopt dat het verleden zich alleen aan hem zal openbaren. Hij wil een geprivi-legieerde getuige zijn.

“Fotografeer jij die kant, dan neem ik de andere”, hoor ik een oudere dame roepen naar haar reisgenote. Ze

zijn met 67, de dames en heren van Flamingo, func-tioneel uitgedost voor een dagje sightseeing. De reis-genote heeft haar grote camera al in de aanslag, alsof ze wacht op het commando. Klik, klik, klik, klik, klik, hoor ik het apparaat zuchten. “Alles staat er op”, roept zij naar de groep. Ze is blij met de ‘ultra-focus’ lens die ze bij haar fotograaf in het dorp heeft gekocht, met één klik is het verste detail binnen handbereik. Gelukkig, want die knieën dragen haar niet meer ver. Zonder verder nog een blik op de omgeving te werpen, keert ze terug naar de groep. Ze bekijkt het landschap thuis wel op de foto, die toont ten minste het detail dat voor het blote oog onzichtbaar is. Thuisgekomen zal het gezelschap foto’s met elkaar uitwisselen, vijf ge-lijkaardige landschappen, maar telkens vanuit een iets andere hoek: het geeft een beter inzicht in de wereld. Het zijn die composities, die snelle kiekjes, die een

Een typologie van de reizigerdoor Elke Couchez

11

10

11

afdruk zullen maken in hun geheugen. Deze dag is voor eeuwig ingeprent. Net voor mij stopt een jongen, zoekend naar het juiste plekje om even te pauzeren. Hij zet zijn rugzak – twee keer zwaarden dan hij zelf – naast zich op de stoep. De lading is te zwaar geworden, de vracht op zijn rug is het bezinksel van 80 dagen reizen. Van iedere toeval-lige ontmoeting of onverwachts landschap draagt hij een herinnering met zich mee. Hij gelooft dat het reizen hem wijzer maakt, dat bij iedere stap verder van huis, hij meer beseft wat thuis zijn is. Maar hij is ook een tragische reiziger, want elke stap verder is ook telkens het overschrijden van een nieuwe grens. Hij is een nomade op die grens, altijd een vreemde, ook al is hij op bekend terrein.

Ze zijn vreemdelingen hier, vallen uit de toon met hun te grote camera’s, buideltasjes en comfortabele sandalen. Ze laten zich lokken in toeristenvallen en betalen altijd te veel geld. Ik ga liever naar minder bekende, nog niet ontdekte plaatsjes. Dit terrasje kreeg ik bijvoorbeeld aangeraden door mijn Franse gastgezin, hier serveren ze nog huisgeperste wijn. Dit is de authentieke smaak van Frankrijk, de smaak die weinigen écht hebben geproefd. “Ik heb plaatsjes ontdekt waar nog geen toerist is geweest”, zal ik eenmaal thuisgekomen tegen mijn vrienden zeggen, “plekjes die niet in de boekjes staan, die zijn het mooist.” Daarna geef ik hen mijn rode baret door – trouwens niet gekocht op zo’n toeristisch marktje, maar op een weinig bekend adresje, ver buiten de stad. En wanneer ik ze mijn foto’s toon – ongezien getrokken vanuit de heup – zullen ze me met grote ogen aankijken. “Hoe is het

leven daar?”, zal een van hen vragen. “Ik zag de stad zoals ze werkelijk is: ongebreideld en onbemiddeld”, zeg ik dan serieus.

Wanneer ik het terras verlaat probeer ik zo noncha-lant mogelijk te wandelen. Ik heb het fototoestel en mijn Lonely Planet terug opgeborgen in mijn tas. Fluiten is de beste vermomming, denk ik, zo word ik nooit als toerist ontmaskerd.

Giften w

elkom

230-0088770-35BIC

GEBABEBB

iBAN BE57 2300 0887 7035

Ichtus Vlaanderen vzw(M.Z.) Ter Kale 14 -

9850 Nevele.