ii - TU Delft

68

Transcript of ii - TU Delft

ii

iii

iv

v

Dit onderzoekspaper is het resultaat van mijn afstudeeronderzoek aan de Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, in de afstudeerstudio ExploreLab. In deze studio kan de student zijn eigen afstudeerjaar vormgeven door zijn fascinatie te vertalen naar een project. Naast het onderzoek maakt een ontwerpopdracht ook deel uit van het gehele afstudeerproject. Mijn fascinatie, die ten grondslag ligt aan dit onderzoek, is beter te verwoorden als een irritatie van een inefficiënt gebruik van materialen in de bouw. Vaak is ‘sloop en nieuwbouw’ goedkoper dan herbestemmen en hergebruiken. Hierdoor gaat er veel materiaal en energie verloren. Dit kan efficiënter, vond ik. Al snel rolde ik in de wereld van de circulaire economie waarin ze dezelfde problemen trachten op te lossen. Om een circulaire economie te verkrijgen dienen alle bedrijven anders te gaan denken en anders te gaan doen. Gezien de invalshoek van mijn studie, heb ik mij toegespitst tot de architect. De architect kan dit rapport gebruiken om inzichten te verkrijgen hoe hij, als architect, kan bijdragen aan de groei van de circulaire economie. Als basement hiervoor biedt hoofdstuk twee een algemene beschrijving van de circulaire economie. Dit hoofdstuk is interessant wanneer u nog niet goed op de hoogte bent van het begrip ‘circulaire economie’. Hoofdstuk 3, 4 en 5 zijn specifiek gericht op de architect. Voor het onderzoek heb ik een drietal interviews gehouden en een rondetafelgesprek georganiseerd. Niel Slob, Freek Wullink, Noor Huitema, Césare Peeren, Jamie van Lede, Arnold Homan, Matthijs Prins en Jeroen Eulderink, graag wil ik jullie voor uw tijd en enthousiasme onwijs bedanken. Naast dat ik zelf veel geleerd door deze gesprekken voor te bereiden en te organiseren, heb ik jullie input als onwijs nuttig ervaren voor mijn onderzoek. De gesprekken gaven mij tegelijkertijd een verbredende en een verdiepende kennis over het onderwerp. Ook wil ik graag Alijd van Doorn, mijn onderzoeksmentor, bedanken voor haar kritische kijk op mijn onderzoek. Ze heeft me zeker naar een hoger niveau gebracht. Naast dat ik dit jaar veel geleerd heb over de architect in de circulaire economie heb ik van haar veel geleerd over onderzoek doen: het opzetten van een heldere methode, een duidelijke opbouw en een wetenschappelijke stijl. En tot slot natuurlijk bedankt aan papa en Marco die het rapport met een vergrootglas kritisch hebben bestudeerd om te helpen in het verbeteren van de spelling, woordkeuze en zinsopbouw!

Fieke Grooters

23-10-2016

vi

vii

Voorwoord ......................................................................................................................... v

Samenvatting .................................................................................................................... ix

1. Inleiding ..................................................................................................................... 1

2. Een beschrijving van de circulaire economie .............................................................. 5

2.1 Circulaire economie volgens Ellen MacArthur Foundation ............................... 5

2.2 Een tijdlijn van antwoorden op grondstoffenschaarste .................................... 7

2.3 Conclusie ......................................................................................................... 9

3. Positie ...................................................................................................................... 11

3.1 Een bestaand theoretisch kader .................................................................... 11

3.2 De positie van de circulaire architect ............................................................. 11

3.3 Conclusie en vertaalslag naar mijn ontwerpproject ....................................... 16

4. Proces ...................................................................................................................... 17

4.1 Een bestaand theoretisch kader .................................................................... 17

4.2 Het proces van de circulaire architect ............................................................ 18

4.3 Conclusie en vertaalslag naar mijn ontwerpproject ....................................... 20

5. Product .................................................................................................................... 23

5.1 Een bestaand theoretisch kader .................................................................... 23

5.2 Het product van de circulaire architect .......................................................... 24

5.3 Conclusie en vertaalslag naar mijn ontwerpproject ....................................... 28

6. Conclusie .................................................................................................................. 33

7. Reflectie ....................................................................................................................39

Literatuur ..........................................................................................................................43

Bijlage 1 – Vragen expert interviews ..................................................................................45

Bijlage 2 – Stellingen rondetafelgesprek ............................................................................46

Bijlage 3 – Matrix rondetafelgesprek ................................................................................. 47

Bijlage 4 – De ontwerpcasus ............................................................................................. 51

Bijlage 5 – Gebruikte voorbeelden .................................................................................... 52

viii

ix

Sinds 2010 wordt er een nieuwe oplossing beschreven voor een duurzamere wereld. De

oplossing wordt ‘circulaire economie’ genoemd. Het biedt een oplossing voor de

opkomende grondstoffenschaarste. Het principe van de circulaire economie is het sluiten

van materiaalkringlopen. Anno 2016 zitten we in de transitiefase. Om de transitie verder

door te voeren moeten alle bedrijven de vertaalslag maken naar het principe van de

circulaire economie.

Dit onderzoek focust zich op de architect. Het doel van het onderzoek is om een

vertaalslag te maken van de circulaire economie voor de architect, zodanig dat de

architect de circulaire economie kan versterken en bevorderen. De hoofdvraag luidt: Hoe

kan een architect bijdragen aan de groei van de circulaire economie? Om een

gestructureerd antwoord te krijgen op de hoofdvraag, wordt de beschrijving van de

architect afgebakend tot zijn positie, zijn proces en zijn product.

Voor dit onderzoek zijn een drietal expert interviews afgenomen en is er een

rondetafelgesprek georganiseerd met zowel architecten als adviseurs die ervaring hebben

met circulair bouwen. Daarnaast is er litteratuurstudie verricht. In hoofdstuk 2 wordt de

algemene definitie van de circulaire economie beschreven, hoofdstuk 3, 4 en 5 zijn gericht

op de vertaalslag voor de architect.

De Ellen MacArthur Foundation heeft een rapport gepubliceerd waarin ze het principe van

de circulaire economie beschrijven. De Foundation geeft vijf verschillende punten om de

circulaire economie mee te kunnen definiëren, namelijk: afval elimineren door ontwerp,

weerbaarheid door diversiteit, technische en natuurlijke kringlopen, denken in systemen

en tot slot gebruik van hernieuwbare energie.

De architect kan door middel van zijn positie, zijn proces en zijn product bijdragen aan de

groei van de circulaire economie. Echter, voor een volledige implementatie van de

circulaire economie in de bouw dienen alle actoren de vertaalslag te maken.

De positie van de architect is onderverdeeld in: de architect als integrator,

specialist en inspirator. De circulaire architect als integrator uit zich in het integreren van

kennis van de verschillende experts en het integreren van componenten zoals die door

leveranciers worden geleverd. De circulaire architect als specialist uit zich in de ontwerper

van de gebouwcyclus en materiaalkringlopen. De architect als inspirator is van groot

belang in de transitiefase. De architect kan binnen een project andere actoren uitdagen en

enthousiasmeren of de architect kan door middel van voorbeeldprojecten andere

bedrijven bereiken.

Het proces van de architect valt onder te verdelen in verschillende fases. Voor dit

onderzoek zijn de definitiefase, het voorontwerp, het definitief ontwerp en de nazorgfase

beschreven. In de definitiefase zal de architect zich enerzijds focussen op het definiëren

van de ambities samen met de opdrachtgever en anderzijds zal hij het bestaande gebouw

en zijn mogelijkheden analyseren. Het proces naar het voorontwerp en naar het

definitiefontwerp zal verschillend zijn. Voor het voorontwerp zal de architect zich

opstellen als integrator van kennis. Daarna zal de architect zich opstellen als integrator

van componenten. De nazorgfase wordt of heel lang of blijft kort. Bij een lange nazorgfase

houdt de architect zich bezig met een continue optimalisatie van het gebouwontwerp. Bij

een korte betrokkenheid zorgt de architect voor een goede informatieoverdracht.

Het product van de architect is onderverdeeld in materiaal- , gebouw- en

contextniveau. Voor de materiaalkeuze zijn verschillende producteigenschappen van

x

belang waaronder de verwachte levensduur in het gebouw en de gewenste hergebruik

mogelijkheden. Op gebouwniveau zullen de verschillende componenten demontabel

verbonden moeten worden om flexibiliteit te kunnen verkrijgen. Op context niveau is het

van belang dat een gebouw onderdeel is van het grotere geheel. Daarnaast is de context

ook van invloed op het gebouw. In een circulair project zorgt het garanderen van de

circulariteit voor nieuwe producten voor de architect, waaronder het

grondstoffenpaspoort.

Na het lezen van dit onderzoek zal de architect de verschillende aspecten moeten vertalen

naar zijn eigen praktijk om de bevindingen uit dit onderzoek concreet toe te kunnen

passen.

xi

Inleiding

1

Sinds 2010 wordt er een nieuwe oplossing beschreven voor een duurzamere

wereld. Deze oplossing wordt circulaire economie genoemd en is voor het

eerst uitvoerig beschreven door de Ellen Mac Arthur Foundation (EMF)

(Beurskens & M.J.M., 2015; Ellen MacArthur Foundation, 2013; Loppies,

2015). Voorafgaand aan de introductie van dit begrip zijn er verschillende

publicaties verschenen die vergelijkbare onderwerpen hebben behandeld

(Beurskens & M.J.M., 2015; Prins, Mohammadi & Slob, 2015). Met de

circulaire economie beschrijft de EMF een aanzet voor een herontwerp van

het economische systeem. Deze oplossing moet het aanstormende

grondstoffentekort verhelpen, die wordt veroorzaakt door het lineaire

proces in ons materiaalverbruik: Take-make-dispose (Ellen MacArthur

Foundation, 2013). We ontnemen materialen van de aarde om een product

te produceren, we gebruiken het product en tot slot is het afval op een

afvalberg, Figuur 1.2. Voor een nieuw product begint het proces weer van

voren af aan. Dit lineaire systeem is geen duurzame oplossing; het principe

van de circulaire economie tracht hiervoor een duurzaam alternatief te

geven.

In tegenstelling tot de lineaire economie, is het principe van de

circulaire economie gebaseerd op het sluiten van materiaalkringlopen (Ellen

MacArthur Foundation, 2013), Figuur 1.1. In de publicatie van de EMF

(2013) worden verschillende manieren onderscheiden om kringlopen te

sluiten: recyclen, aanpassen, verplaatsen en onderhouden. Door deze

verschillende opties in hergebruik voor een product mogelijk te maken,

vermindert de vraag naar nieuwe materialen.

In veel gevallen worden materialen nu ook al gerecycled. Echter,

recycling is vaak duur en omslachtig omdat producten hier niet op

ontworpen zijn (Ellen MacArthur Foundation, 2013). Pas op de afvalberg

wordt er gekeken naar de mogelijkheden voor recycling. In een circulaire

economie is het belangrijk dat al bij het ontwerp van een product de

verschillende opties voor hergebruik worden mee ontworpen en dat de

principes van de circulaire economie onderdeel zijn van het businessplan

(Ellen MacArthur Foundation, 2013; Prins et al., 2015), Figuur 1.3.

Het probleem – Anno 2016 zitten we in de transitiefase (Chin-A-Fat, Twist,

Scherpenisse & Van der Steen, 2015) maar verdere transitie wordt

belemmerd door het verschil tussen het denken en het daadwerkelijk doen.

Veel partijen zien de voordelen van de circulaire economie (Roest,

Schoolderman & Van den Beukel, 2015). Ook de Nederlandse overheid zet al

grote stappen en onderzoekt de mogelijkheden van een circulaire economie

(Dijk, Hoos, Zeulevoet & Albers, 2015; Raad voor de Leefomgeving en

Infrastructuur, 2015).

Echter, daadwerkelijk de transitie maken, blijkt erg moeilijk te zijn

voor bedrijven. Mogelijk heeft dit als oorzaak dat het een fundamentele

verandering betreft in de businessplannen van bedrijven (Prins et al., 2015).

Koplopers pronken met de stappen die ze gezet hebben maar het peloton

van bedrijven heeft de verandering nog niet ingezet (Roest et al., 2015). De

Ellen MacArthur Foundation stelt in haar publicatie ‘towards circular

economy’ (2013) dat alle bedrijven de principes van de circulaire economie

moeten vertalen naar hun specifieke invulling om de transitie naar een

Figuur 1.2 Huidige situatie: lineaire economie

Figuur 1.1 Transitie naar: circulaire economie

Figuur 1.3 Transitie vraagt om verandering

Figuur 1.4 Circulaire economie moet vertaald worden door alle bedrijven

De circulaire architect

2

circulaire economie te versnellen. In dit onderzoek wordt het principe van

de circulaire economie vertaald voor de architect, Figuur 1.4.

Doelgroep en doel - In een bouwproject zijn vele actoren van belang om

een circulair project te realiseren. Dit onderzoek is gericht op de architect,

de ontwerper van gebouwen, die zich wil oriënteren op wat hij of zij kan

betekenen voor de circulaire economie. Het doel van het onderzoek is om

een vertaalslag te maken van de circulaire economie voor de architect,

zodanig dat de architect de circulaire economie kan versterken en

bevorderen, Figuur 1.5. De hoofdvraag van het onderzoek luidt:

Hoe kan een architect bijdragen aan de groei van de circulaire

economie?

De uitkomst van dit onderzoek is een verkenning in het scala aan opties voor

de architect. Een eenduidige omschrijving van dé circulaire architect bestaat

niet, er zijn verschillende oplossingen en verschillende aanpakken. Na het

lezen van dit onderzoek zal de architect de verschillende opties moeten

vertalen naar zijn eigen praktijk om de kennis uit dit onderzoek concreet te

kunnen toepassen.

Afbakening - Om een gestructureerd antwoord te krijgen op de hoofdvraag

wordt de beschrijving van de architect afgebakend tot zijn positie, zijn

proces en zijn product, Figuur 1.6. Deze drie begrippen bieden een ordening

voor het clusteren van de opties die de architect heeft in zijn bijdrage aan de

circulaire economie. Deze afbakening zorgt voor drie deelvragen:

1) Hoe kan een architect door middel van zijn positie bijdragen aan

de groei van de circulaire economie? (hoofdstuk 3)

2) Hoe kan een architect door middel van zijn ontwerpproces

bijdragen aan de groei van de circulaire economie? (hoofdstuk 4)

3) Hoe kan een architect door middel van zijn ontwerpproduct

bijdragen aan de groei van de circulaire economie? (hoofdstuk 5)

Hieronder zullen de begrippen positie, proces en product gedefinieerd

worden.

Positie Met de positie wordt de rol gedefinieerd van de architect in een

bouwproject. De rol is te vertalen naar een bepaalde opdracht.

Proces Met het proces wordt de opeenvolging van ontwerpfasen

bedoeld die, gezien zijn positie, nodig zijn om het uiteindelijke

product te realiseren.

Product In dit onderzoek zal alleen het gebouwontwerp als product

behandeld worden. Dit is het product van de belangrijkste positie

van de architect.

De architect is niet alleen verantwoordelijk voor het proces en het product

van een bouwproject. Een volledige implementatie van de circulaire

economie in het project is pas mogelijk als de andere actoren ook de

vertaalslag hebben gemaakt.

Het belang – Dat de architect de vertaalslag maakt naar circulaire economie

is van groot belang. Volgens de Ellen MacArthur Foundation is het correct

ontwerpen van een circulair product een belangrijke stap om circulaire

economie te kunnen implementeren (Ellen MacArthur Foundation, 2013).

De architect, als ontwerper van de bebouwde omgeving, heeft daarom een

essentiële verantwoordelijkheid om de circulaire economie in gebouwen

mogelijk te maken, Figuur 1.7.

Figuur 1.5 De circulaire economie vertalen naar de

architect zodat de architect bijdraagt aan de groei van de circulaire economie

Figuur 1.7 Het belang dat de architect de transitie maakt

Figuur 1.6 De definitie van positie, proces en product

Inleiding

3

Het implementeren van de circulaire economie in de bouw is ook

van groot belang. In Nederland is de bouw verantwoordelijk voor 50% van

het grondstofverbruik en produceert de bouwsector ook 50% van de

nationale afvalproductie (Schooldeman et al., 2014, p54 geciteerd in

Loppies, 2015). In de bouwsector kan de implementatie van circulaire

economie dus van grote waarde zijn om materiaalverbruik te minderen,

Figuur 1.8.

Het belang voor de architect om deze informatie naar zijn eigen

situatie te vertalen, is meer dan een handeling uit overtuiging en idealisme.

In verschillende projecten stelt de opdrachtgever al de vraag om een

circulair project en proces te ontwerpen (Dijk et al., 2015; Van Staveren,

2016). Om antwoord te kunnen geven op deze nieuwe vraag zal de architect

mee moeten gaan in deze nieuwe economie, Figuur 1.9.

Onderzoeksmethode, Figuur 1.10 - Om antwoord te krijgen op de

hoofdvraag is er eerst een literatuurstudie verricht om te bepalen wat

circulaire economie inhoudt. Vervolgens is er door middel van drie expert-

interviews en een rondetafelgesprek een vertaalslag gemaakt naar de

betekenis van de circulaire economie voor de architect. De punten die hierin

naar voren kwamen, zijn verwerkt in bestaande theoretische kaders. Tot slot

is door middel van verdere literatuurstudie de diepte opgezocht ten aanzien

van deze punten en zijn er voorbeelden uit de praktijk onderzocht.

Vervolgens zijn de conclusies over de positie, het proces en het product

vertaald naar mijn ontwerpopdracht die bij dit afstudeerproject hoort.

Tijdens het ontwerpen is er een logboek bijgehouden om op het onderzoek

te kunnen reflecteren.

Het uitgevoerde onderzoek is een verkennende studie gebaseerd

op de huidige kennis, terwijl het onderwerp zich in een transitie bevindt.

Wanneer de architect en andere partijen de vertaalslag hebben gemaakt, zal

nieuwe kennis beschikbaar zijn over de circulaire economie. De positie, het

proces en het product van de circulaire architect zal dan weer bijgewerkt

moeten worden.

Expertinterviews en het rondetafelgesprek – Zoals beschreven in de

onderzoeksmethode, is voor het onderzoek een drietal expert interviews

afgenomen. De drie ondervraagden hebben een initiërende en adviserende

rol in de bouw en zijn experts op het gebied van circulaire economie. Alle

drie zijn ze geen architect maar werken wel samen met architecten.

Hierdoor kunnen ze vanaf de zijlijn een weloverwogen antwoord geven op

de gestelde vragen over de circulaire architect. De interviews zijn gehouden

met Niel Slob van Re-born, Freek Wullink van Arcadis en Noor Huitema van

Copper8, Figuur 1.11. De interviews zijn te lezen in het juni-2016 nummer

van De Architect. Deze juni-uitgave gaat over circulaire economie. De

gestelde vragen staan in bijlage 1.

De informatie die is verkregen uit de interviews, is verwerkt tot stellingen,

zie bijlage 2. Deze stellingen dienden als input voor het rondetafelgesprek.

Bij het rondetafelgesprek waren zowel adviseurs als architecten aanwezig,

waardoor er een goede mix van invalshoeken ontstond. De aanwezigen

waren Matthijs Prins (TU Delft), Césare Peeren (Superuse Studios), Jamie

van Lede (Origins), Noor Huitema (Copper8), Arnold Homan (inbo) en Jeroen

Eulderink (Arcadis), Figuur 1.12.

Figuur 1.8 Het belang dat de bouw de transitie maakt naar circulaire economie

Figuur 1.9 Het eigenbelang voor de architect

Figuur 1.10 Onderzoeksmethode

De circulaire architect

4

De verkregen informatie van zowel de interviews als het rondetafelgesprek

is geordend in een matrix met horizontaal de verschillende experts en

verticaal de gebruikte verdeling in positie, proces en product, zie bijlage 3.

De verkregen informatie uit zowel de interviews als het rondetafelgesprek,

is verwerkt in de eerste alinea’s van iedere subparagraaf in de paragrafen

3.2, 4.2 en 5.2.

Leeswijzer - Het verslag is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de

circulaire economie beschreven aan de hand van de publicatie ‘towards

circular economy’ van de Ellen MacArthur Foundation (2013). Vervolgens

worden in hoofdstuk 3, 4 en 5 respectievelijk de opties van de positie, het

proces en het product van de architect beschreven die bijdragen aan een

circulaire economie. In het zesde hoofdstuk is de conclusie te lezen van dit

onderzoek. Tot slot reflecteer ik in hoofdstuk 7 op mijn ontwerpproject

waarin in de bevindingen van dit onderzoek heb toegepast.

Figuur 1.11 De geïnterviewde experts

Figuur 1.12 Deelnemers rondetafelgesprek

Een beschrijving van de circulaire economie

5

In dit hoofdstuk wordt het begrip circulaire economie volgens de EMF

beschreven. Aangezien de circulaire economie nog in ontwikkeling is, is deze

beschrijving een momentopname van de huidige kennis. De vraag die wordt

behandeld, luidt: Wat is de algemene definitie van het begrip ‘circulaire

economie’ volgens de Ellen MacArthur Foundation?.

Daarnaast is het begrip ‘circulaire economie’ niet uit het niets

uitgevonden. Daarom wordt het begrip ‘circulaire economie’ in een bredere

context geplaatst door verschillende namen en publicaties te beschrijven die

vooraf gingen, Figuur 2.1. De vraag die in dit deel wordt behandeld, luidt:

Wat ligt er ten grondslag aan het begrip circulaire economie?

In 2010 bracht de Ellen MacArthur Foundation (EMF) de eerste publicatie uit

over circulaire economie, waarin ze het begrip toelichtten en bewezen op

haalbaarheid. Deze publicatie is getiteld: ‘Towards circular economy’. De

EMF heeft als doel de huidige generatie te inspireren om anders te denken

over een duurzamere toekomst en zodoende de transitie naar een circulaire

economie te versnellen (Ellen MacArthur Foundation, 2013). Dit doen ze

niet alleen. De EMF werkt samen met verschillende bedrijven (waaronder

Philips, Unilever en Royal BAM), onderwijsinstellingen (waaronder TU Delft)

en wetenschappers om dit doel te bereiken (Loppies, 2015). Hierdoor heeft

de EMF nu al een grote impact weten te realiseren en behoren ze tot de

koplopers in de transitie naar een circulaire economie (Loppies, 2015).

In de eerste publicatie van de EMF onderscheiden ze vijf punten om aan te

duiden wat circulaire economie inhoudt (2013), Figuur 2.2. Deze punten zijn

hieronder genoteerd en worden vervolgens in deze paragraaf verder

uitgewerkt.

Afval elimineren door ontwerp

Weerbaarheid door diversiteit

Technische en natuurlijke kringlopen

Denken in systemen

Hernieuwbare energie

Afval elimineren door ontwerp , Figuur 2.3 - Afval bestaat niet meer als een

product zodanig is ontworpen dat de materialen in kringlopen blijven

cirkelen. Om deze kringlopen te organiseren is een goede

terugnamelogistiek van producten vereist. Deze terugnamelogistiek zorgt

ervoor dat een product niet verdwijnt maar terugkomt in de kringloop na

gebruik. Deze terugname moet procesmatig op grote schaal plaatsvinden.

In deze materiaalkringlopen wordt onderscheid gemaakt tussen de

technische en de natuurlijke kringlopen. Producten moeten óf ontworpen

zijn om makkelijk te kunnen repareren, her te gebruiken, aan te passen en

te recyclen zonder kwaliteitsvermindering (technische kringloop), óf een

product moet geheel weer in de natuur opgenomen kunnen worden

(biologische kringloop).

Figuur 2.1 Paragrafen in hoofdstuk 2

Figuur 2.2 Circulaire economie volgens EMF

Figuur 2.3 Afval elimineren

De circulaire architect

6

Weerbaarheid door diversiteit, Figuur 2.4 - Modulair, veelzijdig en

aanpasbaar zijn belangrijke kenmerken van een circulair ontwerp. In een

wereld waarin zaken snel veranderen en de toekomst onzeker is, ontwikkelt

een bedrijf zich beter met deze drie producteigenschappen. De industriële

revolutie en de globalisering hebben zich juist gefocust op uniformiteit en

doelgerichte efficiëntie in systemen. Hierdoor zijn deze systemen vaak

onstabiel. Een systeem met verschillende aanknopingspunten is beter

bestand tegen veranderingen van buitenaf. Hierbij is het van belang om met

andere sectoren samen te werken. Deze samenwerking tussen verschillende

sectoren komt bijvoorbeeld tot uiting bij oude katoenen kleding die

vervolgens gebuikt wordt als meubelvulling om daarna als isolatiemateriaal

toegepast te worden en om tot slot door de natuur weer opgenomen te

worden.

Technische en natuurlijke kringlopen, Figuur 2.5 - In een circulaire

economie houden gebruikte materialen hun waarden, waardoor er idealiter

geen nieuwe grondstoffen aan de aarde onttrokken hoeven te worden en er

geen afval (materiaal zonder waarde) overblijft. Om de waarde van

materialen te behouden wordt er onderscheid gemaakt tussen twee typen

materialen: natuurlijke en technische materialen. Voor beide typen is een

kringloop gedefinieerd. De materialen van de verschillende kringlopen

dienen strikt gescheiden te blijven in de producten. Het is van groot belang

dat de gebruikte materialen niet giftig zijn voor mens en milieu.

Gebruiksvoorwerpen met een korte levensduur zullen grotendeels

gemaakt moeten worden van materialen die in de biologische kringloop

rouleren. Hierdoor kunnen ze direct, of na hergebruik, teruggenomen

worden door de natuur. Vaak zijn deze producten, zoals

verpakkingsmateriaal, nu gemaakt van materialen die in een technische

kringloop thuishoren (plastic).

Voorwerpen met een lange levensduur horen meestal thuis in de

technische kringloop. Deze producten zijn ontworpen om makkelijk te

kunnen repareren, her te gebruiken, aan te passen en te recyclen. Om

materialen uit de technische kringloop in de cirkel te behouden, is de

verschuiving naar het kopen en verkopen van diensten in plaats van

producten van belang. Hiermee blijven de producten in eigendom van het

bedrijf waardoor het gemakkelijker is om materialen zonder waardeverlies

in de kringloop te houden.

Denken in systemen, Figuur 2.6 - Delen beïnvloeden het geheel en vice

versa. Feedback systemen maken hier onderdeel van uit, hierdoor kan een

bedrijf of een product zich blijven aanpassen aan de veranderende vraag.

Het denken in systemen hoort ook bij het onderdeel technische en

natuurlijke kringlopen. Ieder product heeft een input en output dat

gekoppeld moet worden. Een belangrijk onderdeel dat hierbij hoort is de

terugnamelogistiek. Internet en open databases kunnen helpen om dit

makkelijk en gebruiksvriendelijk te houden.

Hernieuwbare energie, Figuur 2.7 - De natuur is ook één grote gesloten

kringloop, alleen zonne-energie wordt van buitenaf toegevoegd als grote

energieleverancier. Voor processen is altijd energie nodig. In een circulaire

economie moet deze energie van een natuurlijke hernieuwbare bron

komen.

Figuur 2.4 Weerbaarheid door diversiteit

Figuur 2.5 Natuurlijke en technische kringlopen

Figuur 2.6 Denken in systemen

Figuur 2.7 Hernieuwbare energie

Een beschrijving van de circulaire economie

7

Een belangrijke stap voor innovaties is het waarnemen van het probleem.

Het probleem van grondstoffenschaarste, dat de aanleiding vormt voor de

circulaire economie (Ellen MacArthur Foundation, 2013), werd al

geconstateerd in 1972 door de Club van Rome (Loppies, 2015). In de

publicatie ‘The Limits to growth’ maakt de Club van Rome duidelijk hoe de

toenemende bevolkingsgroei zal leiden tot uitputting van natuurlijke

grondstoffen. (Meadows, Meadows, Randers & Behrens, 1972). Maar

volgens Prins et al. (2015), waren hiervoor al verschillende denkers die dit

probleem hadden aangekaart. Zij noemen het essay van Malthus uit 1798

als de eerste constatering van het probleem. Het essay was getiteld: “An

essay on the principle of population”. Maar pas bij de publicatie van ‘The

limits to growth’, ontstond er een bewustwording bij het grote publiek

(Prins et al., 2015).

Circulaire economie is een begrip dat door de EMF voor het eerst werd

beschreven (Beurskens & M.J.M., 2015). Maar de oplossingen die de

foundation aandraagt zijn gebaseerd op eerdere denkrichtingen en

publicaties (Ellen MacArthur Foundation, 2013), Figuur 2.8. De EMF

beschrijft enkele publicaties die aan de basis stonden.

Ten eerste het idee van Lyle: ‘Regenerative design’. Hiermee stelt

hij dat een ontwerp een proces is van materiaal en energie en dat dit proces

zichzelf moet kunnen vernieuwen. ‘in order to be sustainable, the supply

systems for energy and materials must be continually self-renewing, or

regenerative, in their operation (Lyle, 1996, p. 10)’.

Vervolgens kwam in 1999 het boek ‘Cradle to cradle’ van

McDonough en Braungart. Zij leggen de nadruk op de materiaalkringlopen.

Afval als grondstof voor nieuwe producten. Naast het publiceren van hun

ideeën hebben ze het principe ook vertaald naar een certificaat om

producten te kunnen beoordelen. McDonough en Braungart maken een

strikt onderscheid tussen biologische componenten die weer in de natuur

opgenomen kunnen worden en technische componenten die kunnen

worden hergebruikt zonder waardeverlies (McDonough & Braungart, 2010).

De EMF heeft dit onderscheid ook duidelijk meegenomen in haar publicatie

over de circulaire economie.

Kort daarna kwam het boek ‘Biomimicry’ (1997) uit, geschreven

door Janine Benyus. Biomimicry houdt een wetenschap in die zich richt op

de oplossingen die de natuur biedt. Door de natuur te onderzoeken verkrijg

je oplossingen die toegepast kunnen worden in producten, maar ook in

systemen. Zo is de natuur het beste voorbeeld van een gesloten kringloop

(Benyus, 1997). Het principe dat we de natuur als model kunnen gebruiken

wordt ook beaamd door de EMF.

Tot slot verwijst de EMF naar het boek van Walter Stahel:

‘Performance economy’, dat in 2006 is gepubliceerd. In dit boek gaat hij in

op het principe van het verkopen van diensten en prestaties in plaats van

producten; de overgang van een consumptiemaatschappij naar een

diensteneconomie. Hij benadert dit principe met een economische kijk van

businessmodellen, bedrijfsstrategieën en technische oplossingen (Loppies,

2015). Dit zorgt, volgens Stahel, voor minder grondstoffenverbruik, een

hogere welvaart en meer banen (Stahel, 2010). De EMF ziet deze

Figuur 2.8 Een tijdlijn van antwoorden(gebasseerd op Van Doorn, 2012, p. 13)

De circulaire architect

8

diensteneconomie als een belangrijk gegeven om de technische kringlopen

mogelijk te maken (2013).

Aan deze lijst van publicaties voegt Loppies (2015) nog twee belangrijke

studies toe, die van belang zijn in de tijdlijn voorafgaand aan circulaire

economie. Ten eerste ‘Natural Capitalism’, geschreven door Hawken, Lovins

en Lovins (1999). Een belangrijke stelling uit dit boek is dat de huidige

samenleving de waarde negeert van haar grootste kapitalen, namelijk de

natuurlijke grondstoffen en bijbehorende systemen (Loppies, 2015). Lovins

stelt dat de maatschappij zich bewuster moet worden van deze waarden

(Hawken, Lovins & Lovins, 2013). Deze filosofie is in lijn met wat de EMF

zegt, aangezien de EMF het heeft over waardecreatie bij iedere

hergebruikoptie van de technische kringloop. Dit is alleen mogelijk als de

grondstoffen zelf als waarden worden gezien.

Daarnaast voegt Loppies ook het boek Blue Economy toe van

Gunter Pauli, uit 2010. Dit principe van de ‘Blue Economy’ vertoont veel

gelijkenis met de circulaire economie, maar legt de nadruk net iets anders.

De Blue Economy is op zoek naar een goede verhouding tussen mens,

natuur en economie. Vaak zijn duurzame producten duur. Volgens de Blue

Economy kan dat anders door slim en creatief om te gaan met je

grondstoffen. Zij bouwen ook voort op de gedachte dat afval weer voedsel

wordt. Het is hiervoor belangrijk om de verbinding te leggen tussen

verschillende bedrijven en bedrijfstakken (Pauli, 2010).

Al vroeg in deze tijdlijn, in de jaren 80, was er een stroming in de bouw die

antwoord bood op de problematiek van grondstoffenschaarste. In de bouw

was er de roep naar aanpasbaarheid van gebouwen. Nieuwbouw is een

kostbare bezigheid en met de steeds veranderende vraag en eisen werd er

gezocht naar een oplossing om deze flexibiliteit al in de bouw mee te

ontwerpen (Kapteijns, 1989). Dit principe sluit aan op de circulaire economie

omdat de factor tijd wordt mee genomen bij het eerste ontwerp, waardoor

verschillende hergebruikmogelijkheden mogelijk zijn. Een belangrijk aspect

van het Open Bouwen is het idee dat een gebouw is opgebouwd uit

verschillende lagen met een andere levensduur (Brand, 1995), Figuur 2.9.

Dit principe wordt vaak gebruikt in publicaties die de vertaalslag van de

circulaire economie naar de bouw maken.

De EMF kwam in 2010 met zijn eerste publicatie over circulaire economie.

Maar ook na die tijd is er veel geschreven over dit onderwerp. Een

belangrijke vervolgpublicatie van de EMF kwam in 2015: ‘The circular

economy, a wealth of flows’. Daarnaast hebben ook veel afstudeerders zich

sindsdien verdiept in dit onderwerp, waaronder Werner Loppies, Jeroen

Verberne, Bram Hemmen, Eline Leising, Pieter Beurskens, Roshan

Rampersad en Daniel van Staveren. Zij hebben uiteenlopende onderwerpen

onderzocht om circulaire economie meetbaar te maken, te vertalen naar de

bouw, mogelijk te maken door nieuwe financieringsmodellen, etc.

In deze paragraaf is een tijdlijn van verschillende antwoorden op hetzelfde

probleem beschreven. Ieder antwoord heeft een andere focus of invalshoek.

De kern van alle onderzoeken is dat er naar een fundamentele oplossing

gezocht wordt voor de huidige lineaire economie. Tukker en Butter

onderscheiden drie verschillende systeemveranderingen, namelijk:

systeemoptimalisatie, -herontwerp en -innovatie (2007). De

Een beschrijving van de circulaire economie

9

systeemoptimalisatie kan snel ingezet worden, maar heeft weinig impact.

Het systeem herontwerpen zorgt voor meer impact, maar kost meer tijd om

te realiseren. Alle bovengenoemde publicaties beschrijven een

systeeminnovatie, een verandering met grote impact maar ook met een

lange transitieperiode, Figuur 2.10.

Het principe van de circulaire economie is vanaf 1972 gegroeid maar het

begrip wordt pas sinds 2010 gebruikt. Sindsdien zijn er verschillende

onderzoeken geweest die zich hebben verdiept in een deel van de circulaire

economie. De EMF onderscheidt vijf verschillende voorwaarden voor een

circulaire economie. Dat zijn afval elimineren door ontwerp, weerbaarheid

door diversiteit, technische en natuurlijke kringlopen, denken in systemen

en tot slot hernieuwbare energie. Met deze begrippen beschrijft de EMF de

algemene definitie van de circulaire economie. Ten grondslag aan het begrip

circulaire economie liggen voor de EMF verschillende publicaties, namelijk:

‘Regenerative design’, ‘Cradle to cradle’, ‘Biomimicry’ en ‘Performance

economy’.

In dit hoofdstuk is het begrip circulaire economie in zijn

algemeenheid beschreven. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 wordt de circulaire

economie specifiek voor de architect beschreven.

Figuur 2.9 ’The sharing layers of change’ (Brand, 1995)

Figuur 2.10 De verschillende systeemveranderingen (Tukker & Butter, 2007)

De circulaire architect

10

Positie

11

Met het begrip ‘positie’ wordt de rol gedefinieerd van de architect in een

project. De rol is te vertalen naar een bepaalde opdracht. In een circulaire

economie zullen de posities van alle actoren anders gedefinieerd worden en

zullen er posities bijkomen (Van Staveren, 2016). In dit hoofdstuk worden de

mogelijke posities van de architect in een circulair bouwproject beschreven,

Figuur 3.1. De vraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld, luidt: Hoe kan

een architect door middel van zijn positie bijdragen aan de groei van de

circulaire economie?

In de eerste paragraaf wordt een theoretisch kader voor het begrip

‘positie’ gepresenteerd. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 de positie van de

circulaire architect beschreven overeenkomstig het theoretisch kader. In

deze paragraaf behandelt iedere subparagraaf een onderdeel van het

theoretisch kader. Het hoofdstuk eindigt met paragraaf 3.3 waarin de

vertaalslag van ‘de positie van de circulaire architect’ staat beschreven naar

mijn eigen afstudeerontwerp.

Van Doorn beschrijft in haar boek ‘Het duurzame ontwerpproject’ drie

profielen betreffende de positie van de architect in het bouwproces,

namelijk de architect als integrator, inspirator en specialist (2012, p. 114),

Figuur 3.2.

Ten eerste de architect als integrator. Deze positie past bij de

traditionele architect als bouwmeester. De integrator zorgt voor een

duurzaam ontwerp door bouwkundige en technische kennis te combineren

in het ontwerp. De architect zal zich wat terughoudend moeten opstellen en

ruimte moeten geven voor de inbreng van de kennis van de experts.

Ten tweede de architect als specialist. Deze positie is geschikt voor

de architect die zich in een bepaald aspect van het ontwerp heeft

gespecialiseerd. De architect voert dan essentiële taken uit voor het

ontwerp, waarvan de kennis niet door andere actoren wordt geleverd.

Tot slot de architect als inspirator. In dit profiel past een architect

die een onderscheidende visie op het gebied van duurzaamheid heeft

ontwikkeld. Het is de taak voor de inspirator om alle partijen binnen het

projectteam te overtuigen van de duurzaamheidsdoelen.

De driedeling van inspirator, integrator en specialist is als kader gebruikt om

de informatie over de positie van de circulaire architect te ordenen.

Het rondetafelgesprek resulteerde in verschillende inzichten over de positie

van de circulaire architect, zie bijlage 3. Deze inzichten zijn geordend aan de

hand van het theoretisch kader. In de volgende subparagrafen worden de

architect als integrator, specialist en inspirator beschreven voor een

circulaire economie. Iedere subparagraaf beschrijft eerst de belangrijkste

uitkomsten van het rondetafelgesprek waarna de verschillende uitkomsten

Figuur 3.1 Doel hoofdstuk 3

Figuur 3.2 Het theoretisch kader (Van Doorn, 2012, p. 114)

De circulaire architect

12

nader uitgewerkt worden door onderbouwing uit literatuur en

praktijkvoorbeelden.

Volgens het rondetafelgesprek - Uit het rondetafelgesprek kwamen twee

invullingen van deze positie. De integrator is onder te verdelen in enerzijds

de integrator van de kennis van de verschillende experts en anderzijds de

integrator van circulaire componenten die ontworpen zijn door de

leveranciers. Wanneer de architect de positie ‘integrator van kennis’

inneemt, zal de architect volgens Niel Slob van alle disciplines op de hoogte

moeten zijn. Wanneer een architect zich als ‘integrator van componenten’

positioneert, is het geen taak meer voor de architect om deze componenten

zelf te detailleren. Een architect zal de detaillering in dialoog met de

leverancier kunnen bijstellen voor optimale integratie in het ontwerp, aldus

Césare Peeren. Voor zowel het integreren van kennis als bouwcomponenten

geldt dat de architect in een vroeg stadium van het proces de samenwerking

moet opzoeken met de opdrachtgever, leveranciers en andere specialisten.

Integrator van kennis, Figuur 3.3 – In een circulaire economie zullen de

specialisten in een bouwproject (bouwmanagers, kostendeskundigen,

klimaatdeskundigen, etc.) allemaal de stap naar een circulaire economie

zetten (Van Staveren, 2016). Hun kennis wordt nog specialistischer. Het is

aan de architect om deze kennis in een vroeg stadium te integreren tot één

ontwerp.

Dit punt komt tot uiting in het feit dat veel projecten met circulaire

ambities worden uitbesteed aan een consortium. Zowel de transformatie

van Liander (Loppies, 2015), zie bijlage 5, en de tijdelijke rechtbank in

Amsterdam (Dijk et al., 2015) zijn uitbesteed aan een consortium en niet aan

losse partijen. In een dergelijk consortium is een hogere mate van integratie

en samenwerking tussen de experts aanwezig.

Integrator van bouwcomponenten, Figuur 3.4 – Componenten als ramen,

deuren en vloeren zullen circulair aangeboden worden door de leverancier.

Deze componenten zijn in hun ontwerp en in hun businessplan aangepast

op een circulair gebruik (Prins et al., 2015).

De tapijttegels in het nieuwe interieur van het TenneT kantoor zijn

hier een goedvoorbeeld van. De leverancier, SHAW, biedt tapijttegels aan

die na de gebruiksperiode weer geretourneerd kunnen worden zodat zij er

nieuwe tapijttegels van kunnen maken. Om de terugname mogelijk te

maken worden LokDots gebruikt ter bevestiging in plaats van de traditionele

verlijming (Loppies, 2015). De leverancier geeft aan van welk materiaal de

tapijttegel is en hoe deze bevestigd moet worden. De architect past het toe.

Daarnaast zijn er ook voor complexere bouwelementen circulaire

oplossingen die de architect in het ontwerp moet toepassen in plaats van

zelf ontwerpen. Bijvoorbeeld de liften van Mitsubishi: M-use. Het

businessplan van M-use is gebaseerd op het verkopen van diensten in plaats

van producten (Mitsubishi Electric, 2016). Om dit mogelijk te maken blijft

Mitsubishi eigenaar van de lift. De architect past niet alleen het aangegeven

ontwerp toe, hij zal het gebouwontwerp zo maken dat de lift ook als

component uit het gebouw gehaald kan worden.

Figuur 3.3 Integrator van kennis

Figuur 3.4 Integrator van componenten

Positie

13

Volgens het rondetafelgesprek - Tijdens het rondetafelgesprek werden er

twee specialistische taken benoemd die voor de circulaire architect gelden:

de ontwerper van de gebouwcyclus en de ontwerper van de

materiaalstromen. Ten eerste zal de taak van de architect om gebouwen te

ontwerpen uitgebreid worden met de taak om de gebouwcyclus mee te

ontwerpen. De gebouwcyclus houdt de bouw, de verandering en de sloop

in. Het is aan de architect om een ontwerp te maken waarin veranderingen

in de toekomst mogelijk blijven, aldus Freek Wullink.

Ten tweede de ontwerper van materiaalkringlopen. Materialen zijn

de ingrediënten waaruit een gebouw bestaat. Zij moeten, volgens Matthijs

Prins, in een kringloop blijven en niet als afval verloren gaan . De architect

zal de juiste materialen moeten kiezen voor de verschillende onderdelen

van een gebouw.

Voor beide posities geldt, dat er door de architect uitspraken

worden gedaan die pas in de toekomst tot uiting komen. Het is van belang

dat informatie behouden blijft. Dit kan enerzijds door als architect actief

betrokken te blijven bij het gebouw na oplevering of door nauwkeurig de

informatie over het gebouw vast te leggen en over te dragen.

Ontwerper van de gebouwcyclus, Figuur 3.5 - Een gebouw moet gezien

worden als een samenspel van verschillende onderdelen die ieder een eigen

levenscyclus hebben (Brand, 1995), Figuur 3.6. De architect zorgt er voor dat

deze onderdelen los van elkaar kunnen evolueren (aanpassen), waardoor

een gebouw zich makkelijk kan aanpassen gedurende de tijd (Slob geciteerd

in Grooters, 2016). Het ‘Open Bouwen’ is een stroming binnen de bouw die

hierop aansluit (Kapteijns, 1989). Het is de taak voor de architect om een

gebouw te ontwerpen dat voorziet in deze dynamische toekomst.

Het mee-ontwerpen van deze verandering kan tot uiting komen in

het over-dimensioneren van balken, zoals in het gemeentehuis in Brummen

is gedaan (Loppies, 2015), zie bijlage 5. Hierdoor kunnen de balken

gemakkelijk hergebruikt worden. Een ander voorbeeld komt van één van de

ontwerpen van de tijdelijke rechtbank in Amsterdam. In dit ontwerp is een

klimaatinstallatie overgedimensioneerd zodat ander gebruik in de toekomst

mogelijk is (Dijk et al., 2015).

Ontwerper van de materiaalkringlopen, Figuur 3.7 - Materialen staan aan

de basis van de door Durmisevic beschreven ‘Hierarchy of material levels’

(2009), Figuur 3.8. De architect zal materialen moeten toe passen die het

circulaire principe mogelijk maken, anders hebben andere aanpassingen op

hogere levels geen impact voor de transitie naar een circulaire economie.

Materiaalkringlopen kunnen aan de voorkant (gebruikte materialen

toepassen) en aan de achterkant (materialen beschikbaar houden voor een

nieuwe toepassing) gesloten worden (Dijk et al., 2015). Het sluiten van

kringlopen aan de voorkant is makkelijk te garanderen, het sluiten van

kringlopen aan de achterzijde is moeilijk te garanderen. Het is de

verantwoordelijkheid van de architect om kennis te hebben van de

materialen en te weten hoe de materiaalkringlopen werken.

Deze positie komt tot uiting bij de architect Thomas Rau. Voor het

ontwerp van Liander in Duiven is er een grondstoffenpaspoort opgesteld.

Hierin staat duidelijk vermeld welke materialen er in het gebouw verwerkt

zijn, zodat een tweede toepassing na gebruik mogelijk is (Van Staveren,

Figuur 3.5 Ontwerper van de gebouwcyclus

Figuur 3.7 Ontwerper van de materiaalkringlopen

Figuur 3.8 ‘Hierarchhy of material levels (Durmisevic & Yeang, 2009)

Figuur 3.6 ’The sharing layers of change’ (Brand, 1995)

De circulaire architect

14

2016). Om één van de kringlopen aan de voorkant te sluiten, is de oude

werkkleding van de werknemers gebruiken als isolatiemateriaal.

Daarnaast is het sloop-nieuwbouw project in Stadstuin Overtoom in

Amsterdam een mooi voorbeeld van het sluiten van kringlopen aan de

voorzijde, zie bijlage 5. In dit project begon het proces met de sloop. De

architect heeft de vrijgekomen materialen gebruikt in de nieuwbouw. Zo zijn

bijvoorbeeld de deuren en ramen opnieuw toegepast en is het granulaat van

de oude bakstenen gevel gebruikt voor de bakstenen in de nieuwe gevel.

Betrokkenheid op lange termijn - Om de toekomstige acties te garanderen

kan de architect betrokken blijven bij een gebouw na oplevering, Figuur 3.9,

of een goede informatieoverdracht achter laten, Figuur 3.10. Bij geen van de

onderzochte projecten bleef de architect betrokken bij een gebouw. Wel

werd er vaak informatie vastgelegd in een materialenpaspoort, bijvoorbeeld

bij Liander en het gemeentehuis van Brummen (Loppies, 2015; Van

Staveren, 2016). Het belang van het behouden van informatie werd

duidelijk bij het in 2016 traditioneel gesloopte schoolgebouw in Amsterdam

dat demontabel was gebouwd. De reden die werd gegeven was het

faillissement van de aannemer waardoor informatie ontbrak (Muis, 2016).

Bij circulair productontwerp is het daarentegen wel gebruikelijk om

betrokken te blijven bij het product op langere termijn, zoals in het geval

van Philips. Philips biedt zijn licht voor Schiphol circulair aan. Philips blijft

eigenaar van de lampen en verzorgt het onderhoud ervan gedurende lange

termijn. (Philips, 2014). Dit geldt ook voor de liftenleverancier Mitsubishi

(Mitsubishi Electric, 2016) en voor de tapijttegels van Interfase en SHAW

(Loppies, 2015). Mogelijk kan deze langetermijnbetrokkenheid voor

architecten ook kansen bieden in hun positie.

Volgens het rondetafelgesprek - Met name in de transitie naar een

circulaire economie kan een circulaire architect, volgens Arnold Homan en

Noor Huitema, deze inspirerende rol op zich nemen. In het

rondetafelgesprek waren er twee uitwerkingen beschreven van de architect

als inspirator. Enerzijds kan de architect binnen een ontwerpproject de

actoren inspireren en uitdagen om in het project de principes van een

circulaire economie te implementeren. Anderzijds kan de architect laten

zien wat circulaire economie betekent voor de bouw door gerealiseerde

circulaire voorbeeld-projecten in de spotlights te zetten.

Vertellen hoe het werkt, Figuur 3.11 - Om de transitie naar de circulaire

economie werkelijkheid te maken, dient het principe van circulaire

econmomie overgedragen te worden. Bij het renovatieproject van Liander

heeft Copper8, een adviesbureau, de positie ingenomen om de

opdrachtgever hiervan te overtuigen. De aanbesteding begon traditioneel

maar door de overtuigingskracht van Copper8 is in de uitvraag circulariteit

een belangrijke ambitie geworden (Loppies, 2015). De rol die hier door een

adviesbureau is uitgevoerd, past ook bij de rol van de architect als

inspirator.

Een doel van het project was ook om de verschillende leveranciers

mee te nemen in het principe van de circulair economie, door

terugkoopgaranties op hun producten vast te leggen. Echter, deze garanties

en contracten zijn veelal geen werkelijkheid geworden (Van Staveren, 2016).

Figuur 3.9 Betrokkenheid of lange termijn

Figuur 3.10 Goede informatieoverdracht

Figuur 3.11 Vertellen hoe het werkt

Positie

15

Bedrijven moeten eerst in hun businessplan de circulaire economie

implementeren, voordat het afgedwongen kan worden.

Laten zien dat het kan, Figuur 3.12 - Om de transitie naar de circulaire

economie verder te bevorderen is het daarnaast ook van belang dat er

voorbeelden zijn die laten zien dat circulaire gebouwen mogelijk zijn en hoe

dat werkt. Thomas Rau is een architect in Nederland die deze taak serieus

neemt. Hij laat zich zien door interviews op tv en in vele artikelen. Ook

Superuse Studios laat zien wat er allemaal mogelijk is door de website die ze

hebben ontwikkeld waarin vele voorbeeldprojecten samenkomen.

Daarentegen zijn er ook veel voorbeelden die laten zien dat het nog

moeilijk is en voorbeelden die laten zien dat het niet gelukt is om circulaire

economie te implementeren in het bouwproject. Bijvoorbeeld de gestrande

terugkoopcontracten bij Liander (Van Staveren, 2016) en het schoolgebouw

dat modulair gebouwd is maar toch gesloopt (Muis, 2016), zie bijlage 5. Ook

deze voorbeelden zijn belangrijk in de transitie naar een circulaire

economie. Het is een mogelijke rol van de architect om overwinningen te

delen en kritisch te reageren op gefaalde voorbeelden.

Figuur 3.12 Laten zien dat het kan

De circulaire architect

16

Van Doorn onderscheidt drie verschillende posities die de architect kan

innemen. De architect als integrator, specialist en inspirator. Uit het

rondetafelgesprek blijkt dat dat deze posities, met oog op een circulaire

economie, uit verschillende uitwerkingen bestaan, Figuur 3.13, 3.14 en 3.15.

Door middel van deze positioneringen kan de architect aan een groeiende

circulaire economie bijdragen.

Een architect kan verschillende posities innemen in een

bouwproject. De bovengenoemde posities kunnen gecombineerd en gemixt

worden zodat het past bij de architect. De architect dient zelf nog een

vertaalslag te maken hoe deze posities tot uiting komen in zijn praktijk. In

deze paragraaf wordt de vertaalslag voor mijn eigen ontwerpproject

beschreven. Deze vertaalslag kan gebruikt worden als voorbeeld voor de

vertaalslag van de architect binnen zijn eigen praktijk. De ontwerpcasus

staat beschreven in bijlage 4.

Integrator - In mijn project stel ik me op als integrator van circulaire

componenten (ramen, deuren, tegels …) zoals leveranciers die aanbieden.

Echter, veel componenten worden nog niet circulair geleverd. Het is de taak

van de producent, en niet van de architect, om de vertaalslag naar circulaire

economie te verrichten voor zijn product. Als integrator stel ik me wel

circulair op en pas ik circulaire en niet circulaire producten toe en bied ik de

mogelijkheid om zijn product weer te kunnen demonteren. Als architect ben

ik wel verantwoordelijk om de beste keuze te maken tussen de verschillende

producten wat betreft de mate van circulariteit.

Het toepassen van een component houdt niet in dat ik het

klakkeloos overneem. Als architect stel ik, binnen de mogelijkheden van het

productieproces, wijzigingen voor zodat het product aansluit op het

architectonisch ontwerp. Het ontwerp zal geen circulair gebouw worden

wanneer leveranciers nog geen circulaire producten aanbieden, als architect

stel ik me wel circulair op.

Specialist - Als architect specialiseer ik me als ontwerper van de

gebouwcyclus. Ik zorg ervoor dat de mogelijkheid van een continue

verandering in de toekomst mee wordt genomen in het ontwerp. Dit doe ik

niet door vooraf bedachte gebruiken mogelijk te maken in de toekomst,

want een architect kan de toekomst niet voorspellen, maar door variatie en

verandering in het algemeen mogelijk te houden. Om vast te stellen of er

voldoende variatie en verandering mogelijk is, test ik verschillende typen

gebruik in het ontwerp.

In mijn project ontwerp ik als architect geen materiaalkringlopen. Ik

maak vooral gebruik van componenten die door leveranciers worden

aangeboden. De leveranciers zullen materialen moeten kiezen om het

product circulair te kunnen gebruiken. Als architect dien ik genoeg kennis te

hebben van de herkomst en recyclebaarheid van materialen om goede

keuzes te maken.

In het project zorg ik voor een goede informatieoverdracht door het

project in Revit te ontwerpen en door een materialenpaspoort te maken.

Inspirator – Dit onderzoeksverslag is er om te laten zien wat circulaire

economie betekent voor de architect, en zo de architect te inspireren. Het

ontwerp is er om te laten zien hoe dat er dan uitziet en hoe het werkt.

Figuur 3.13 De circulaire architect als integrator

Figuur 3.14 De circulaire architect als specialist

Figuur 3.15 De circulaire architect als inspirator

Proces

17

Met het proces wordt de opeenvolging van ontwerpfasen bedoeld die

nodig zijn om het uiteindelijke product te realiseren. In dit hoofdstuk

worden verschillende stappen in het ontwerpproces van een circulaire

architect besproken, Figuur 4.1. De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat

is: Hoe kan een architect door middel van zijn ontwerpproces bijdragen aan

de groei van de circulaire economie?

In de eerste paragraaf wordt een theoretisch kader voor het begrip

‘proces’ gepresenteerd. Vervolgens wordt in paragraaf 4.2 het proces van de

circulaire architect beschreven overeenkomstig het theoretisch kader. In

deze paragraaf behandelt iedere subparagraaf een onderdeel van het

theoretisch kader. Het hoofdstuk eindigt met paragraaf 4.3 waarin de

vertaalslag van ‘het proces van de circulaire architect’ staat beschreven naar

mijn eigen afstudeerontwerp.

In de praktijk is het meest gebruikte kader voor ontwerpfasen de verdeling

in: definitiefase, structuurontwerp, voorontwerp, definitief ontwerp en

technisch ontwerp (BNA & ONRI, 2009; Van Doorn, 2012). Uit het vorige

hoofdstuk bleek dat de factor tijd een belangrijk begrip is voor een circulair

ontwerp. Een gebouw zal na oplevering een continue optimalisatie

ondervinden. Daarom wordt de nazorgfase als ontwerpfase toegevoegd aan

het boevengenoemde rijtje. In de praktijk geven deze fase-aanduidingen ook

aan wanneer er een moment van prijs- en contractvorming is (BNA & ONRI,

2009). Deze functie van de ontwerpfasen wordt buiten beschouwing

gelaten. De zes ontwerpfasen vormen het theoretisch kader voor het begrip

‘proces’, Figuur 4.2. De verschillende fasen worden hieronder toegelicht aan

de hand van de beschrijving zoals die in de standaardtakenbeschrijving

2009 wordt gehanteerd (BNA & ONRI).

In de definitiefase worden de ambities, eisen, wensen,

verwachtingen en voorwaarden van de opdrachtgever en de gebruikers

onderzocht en vastgelegd. Vervolgens biedt het structuurontwerp een

eerste globale oplossing voor de hoofdvorm en de hoofdindeling van het

gebouw. Het voorontwerp is een verdere uitwerking van het

structuurontwerp waarin een duidelijk beeld wordt gegeven van de

situering, opbouw, bestemmingen, voorzieningen, architectonische

verschijningsvorm, constructie en installaties. In het definitief ontwerp is de

daadwerkelijke materialisatie en de detaillering van het ontwerp uitgewerkt.

Het technisch ontwerp is een geheel technische uitwerking van het plan

zodat het plan klaar is om gebouwd te worden. In de nazorgfase worden de

opdrachtgever, eigenaar en/of gebruikers ondersteund bij het gebruik en

het onderhoud van het gebouw.

De verdeling van ontwerpfasen in deze zes delen wordt als kader gebruikt

om de verkregen inzichten uit het rondetafelgesprek over het proces van de

circulaire architect te ordenen.

Figuur 4.1 Doel hoofdstuk 4

Figuur 4.2 Het theoretisch kader

De circulaire architect

18

Tijdens het rondetafelgesprek zijn verschillende onderwerpen ter sprake

gekomen die inzicht gaven in het proces van de circulaire architect, zie

bijlage 3. Niet alle ontwerpfasen kwamen in het gesprek aan bod. Nader

onderzoek is nodig om het proces voor de circulaire architect op deze

onderdelen te beschrijven. In de volgende subparagrafen worden de

definitiefase, het voorontwerp, het definitief ontwerp en de nazorgfase van

het proces van de circulaire architect behandeld. Iedere subparagraaf

beschrijft eerst de belangrijkste uitkomsten van het rondetafelgesprek

waarna de verschillende uitkomsten nader uitgewerkt worden door

onderbouwing uit literatuur en praktijkvoorbeelden.

Volgens het rondetafelgesprek - Binnen het thema ‘proces’ is tijdens het

rondetafelgesprek voornamelijk de definitiefase uitvoerig besproken.

Volgens Noor Huitema en Césare Peeren zal deze fase belangrijker worden

en hierdoor langer duren dan in een traditioneel proces. In de definitiefase

zullen twee onderdelen van belang zijn: enerzijds het definiëren van de

vraag samen met de opdrachtgever, anderzijds het analyseren van het

bestaande gebouw met zijn kansen en mogelijkheden. Noor Huitema legt uit

dat het van belang is dat opdrachtgevers geen oplossingen meer uitvragen

maar ambities. De architect zal, samen met de andere actoren uit het

consortium, deze ambities moeten vertalen naar oplossingen.

Daarnaast zijn de meeste aanwezigen het er over eens dat een

project begint met het analyseren van het huidige gebouw. Volgens Niel

Slob denken we nog te veel in nieuwe producten en nieuwe gebouwen.

Volgens hem is de eerste stap te kijken wat er in het gebouw aanwezig is om

vervolgens te beoordelen wat nog van waarde is.

In beide gevallen is het van belang dat in deze fase de belangrijkste

partijen al samen aan tafel zitten en samen aan de eerste schetsen werken.

Hierdoor kan hoge mate van integraliteit verkregen worden.

De circulaire vraag, Figuur 4.3 - Volgens Van Doorn zal het proces in een

duurzaam ontwerpproject anders gerangschikt moeten worden (2012, p.

129). Ook zij definieert een langere definitiefase als een belangrijke stap om

innovatieve oplossingen te kunnen verkrijgen, Figuur 4.4.

Zoals Noor Huitema in het rondetafelgesprek aangaf, worden er in

de definitiefase geen oplossingen meer uitgevraagd maar ambities. Dit komt

duidelijk naar voren in het project van de tijdelijke rechtbank in Amsterdam.

De opdrachtgever had in zijn uitgangspunten duidelijk gemaakt dat het een

project voor 5 jaar betrof en dat verspilling vermeden moest worden (Dijk et

al., 2015). De drie verschillende partijen hadden alle drie uiteenlopende

oplossingen uitgewerkt hoe ze deze uitgangspunten konden oplossen. Alle

drie inzendingen werden door een hiervoor opgestelde methode

kwantitatief met elkaar vergeleken.

Het bestaande als basis, Figuur 4.5 – In de eerste fase is het ook van belang

om de waarde van het bestaande gebouw te definiëren. Wanneer er een

bestaand gebouw aanwezig is, begint de architect zijn proces met het

analyseren van het bestaande gebouw. Dit geeft een kader waarbinnen

oplossingen gevonden kunnen worden.

Figuur 4.4 De definitiefase zal langer duren in een circulaire economie

Figuur 4.3 De circulaire vraag

Proces

19

Een goed voorbeeld hiervan is het project Liander in Duiven. In

eerste instantie was de opdracht van de opdrachtgever nieuwbouw plegen

(Van Staveren, 2016). Later, toen de opdrachtgever zich bewust werd van

zijn duurzame ambities werd een ontwerpproces opgestart dat bij een

circulair bouwproject hoort. Daarin kwam het consortium tot de conclusie

dat de huidige bebouwing genoeg kansen bood om het bestaande te

renoveren.

Volgens het rondetafelgesprek - Niel Slob bracht een interessante kijk in op

het verdere proces, waar anderen positief op reageerden met kleine

nuanceverschillen. Niel Slob maakt duidelijk dat bij een circulair ontwerp-

proces het onderscheid tussen de stappen vóór het voorontwerp en ná het

voorontwerp explicieter worden. Een architect ontwerpt het voorontwerp

met daarin de functionele lijnen en het esthetische plaatje. Na het

voorontwerp zullen de leveranciers en specialisten het ontwerp uitwerken

om tot een definitief ontwerp te komen. De architect heeft vooral een

toetsende en controlerende functie gedurende het definitief ontwerp om de

functionele lijnen en het esthetische plaatje te waarborgen. Césare Peeren

nuanceert dit door te stellen dat het meer is dan alleen toetsen en

controleren. De architect dient in de fase na het voorontwerp in dialoog te

gaan met de specialisten en de leveranciers om samen tot de juiste

uitwerking te komen van het definitief ontwerp.

Dit duidelijke verschil in het proces van de architect vóór het voorontwerp

en na het voorontwerp komt anders tot uiting afhankelijk van welke positie

je inneemt als architect, Figuur 4.6.

De integrator - Voor de architect als integrator komt het verschil in het

integreren van kennis en componenten naar voren. Gedurende het proces

naar het voorontwerp toe, zal de architect in dialoog moeten gaan met de

verschillende experts van het project. De architect zorgt voor een ontwerp

waarin de ambities vertaald zijn en alle kennis van de experts is

geïntegreerd. Onderdelen zijn nog niet gematerialiseerd en gedetailleerd.

Daarna, in het proces naar het definitief ontwerp, zal de architect zich

opstellen als integrator van componenten. In dialoog met de leveranciers

krijgt het ontwerp zijn materialisatie en detaillering.

De inrichting van het Copper8 kantoor in het 100Wattgebouw is

een project waarin dit in het klein werd uitgevoerd, zie bijlage 5 (Van

Staveren, 2016). De eerste fase was het functioneel ontwerpen van de

plattegrond om een optimaal gebruik mogelijk te maken. Daarna werd er

naar materialen gezocht om dit werkelijkheid te maken. De inrichting is

voornamelijk opgebouwd uit samengestelde hergebruikte raampanelen die

op dat moment beschikbaar waren.

De specialist - Wanneer de architect zich specialistisch opstelt als de

ontwerper van de gebouwcyclus en de materialencyclus zal de architect bij

alle beslissingen, zowel voor als na het voorontwerp, zich continue moeten

afvragen wat de ontwerpgevolgen zijn voor beide cyclussen. Bij een

ontwerpoplossing zal de architect zich afvragen wat er aan materiaal nodig

is en wat er aan materiaal vrij komt door deze ontwerpbeslissing. Dit zal zijn

keuzes beïnvloeden.

Figuur 4.5 Het bestaande als basis

Figuur 4.6 Het voorontwerp en definitief ontwerp krijgen een andere betekenis afhankelijk van de

positie van de architect

De circulaire architect

20

Volgens het rondetafelgesprek – Het gesprek bracht verschillende

standpunten over de nazorgfase. Zoals in het thema ‘positie’ al besproken is,

zijn er twee opties waar de architect voor kan kiezen. Enerzijds betrokken

blijven bij het project op lange termijn en anderzijds kan de architect voor

een goede informatieoverdracht zorgen.

Wanneer een architect betrokken blijft zal de nazorgfase een lange fase zijn

van het ontwerpen van continue optimalisaties van het gebouw(Slob

geciteerd inGrooters, 2016). In dit geval spreek je niet meer van een

nazorgfase. Wanneer een architect een goede informatieoverdracht heeft

achtergelaten zal het proces stoppen na een korte nazorgfase. Zie

‘betrokkenheid om lange termijn’ op pagina 15 voor verdere toelichting.

Het proces van de circulaire architect is voor enkele fasen beschreven. Het

rondetafelgesprek dekte niet alle fasen zoals gedefinieerd in het theoretisch

kader. Daarom heeft dit hoofdstuk zich beperkt tot de definitiefase, het

voorontwerp, het definitief ontwerp en de nazorgfase. Binnen iedere fase

zijn verschillende punten behandeld die van belang zijn voor het proces van

de architect in een circulair project, Figuur 4.8. Deze punten geven een

aanzet waardoor de architect met zijn proces kan bijdragen aan de groei van

de circulaire economie.

De positie die de architect inneemt is van invloed op het proces. De

architect zal de beschreven onderdelen van het proces moeten vertalen aan

de hand van zijn positie om het proces aan te laten sluiten bij zijn eigen

praktijk. In deze paragraaf wordt de vertaalslag binnen mijn eigen

ontwerpproject beschreven. Deze vertaling kan gebruikt worden als

voorbeeld voor de vertaalslag van de architect binnen zijn eigen praktijk. De

ontwerpcasus staat beschreven in bijlage 4.

Definitiefase – In de casus is geen officiële opdrachtgever betrokken. In de

definitiefase focus ik me daarom vooral op het analyseren van het

bestaande pand om zo de grootste waarde uit de bestaande materialen te

halen.

Na de definitiefase vindt een belangrijke reeks van analyses plaats

om te bepalen welke aanpassingen noodzakelijk zijn om het huidige gebouw

te kunnen transformeren naar een Solid waarin diverse gebruiken mogelijk

zijn. Deze handelingen vallen voor mij onder de fase ‘structuurontwerp’.

Deze fase in niet in het rondetafelgesprek naar voren gekomen. In deze fase

zal ik de verschillende specialistische onderwerpen zoals klimaat, constructie

en materiaalstromen integreren.

Het voorontwerp en het definitief ontwerp – Na het schetsontwerp waarin

ik de belangrijkste aanpassingen van het huidige gebouw heb aangedragen

zullen de aanpassingen meer in detail uitgewerkt worden. De functionele

lijnen en het esthetische plaatje zullen ontworpen worden. Echter,

materialisatie en maatvoering zal nog niet vastgelegd worden voor het

voorontwerp. Wanneer de oplossingen gevonden zijn voor de belangrijkste

aanpassingen zal het voorontwerp klaar zijn en zal er aan het definitief

Figuur 4.7 De nazorgfase zal of heel lang zijn

of heel kort zijn in een circulair proces

Proces

21

ontwerp gewerkt worden. In deze fase geef ik invulling aan materiaal en

maatvoering binnen het ontwerp. Voor deze invulling integreer ik zo veel

mogelijk bestaande producten van leveranciers.

De nazorgfase – Omdat de casus een fictief project betreft, zal ik me voor de

nazorgfase voornamelijk richten op een goede informatieoverdracht.

Hierdoor kan het project binnen bepaalde tijd afgesloten worden. De

informatieoverdracht zal plaatsvinden omdat het ontwerp in Revit

ontworpen wordt en omdat er een materialenpaspoort gemaakt wordt.

Het betrokken blijven op lange termijn bij het project wordt niet concreet

uitgewerkt. Deze betrokkenheid op lange termijn is wel aantrekkelijk in dit

project. De flexibele mogelijkheden van de Solid voor de invulling vraagt

namelijk om continu nieuwe uitwerkingen wanneer nieuw gebruik zijn intrek

neemt.

Figuur 4.8 De ontwerpfasen in een traditioneel en circulair proces

Traditioneel Circulair

De circulaire architect

22

Product

23

Met het begrip ‘Product’ wordt het resultaat van de positie van de architect

bedoeld. In dit onderzoek zal alleen het gebouwontwerp als product

behandeld worden. Dit is het product van de voornaamste taak van de

architect. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste onderdelen van het

circulair gebouwontwerp besproken, Figuur 5.1. De vraag die in dit

hoofdstuk centraal staat is: Hoe kan een architect door middel van zijn

ontwerpproduct bijdragen aan de groei van de circulaire economie?

In de eerste paragraaf wordt een theoretisch kader voor het begrip

‘product’ gepresenteerd. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2 het product van

de circulaire architect beschreven overeenkomstig het theoretisch kader. In

deze paragraaf behandelt iedere subparagraaf een onderdeel van het

theoretisch kader. Het hoofdstuk eindigt met paragraaf 5.3 waarin de

vertaalslag van ‘het product van de circulaire architect’ staat beschreven

naar mijn eigen afstudeerontwerp.

Naar het circulaire gebouwontwerp zijn al verschillende onderzoeken

verricht, waaronder ´Built to-rebuild´ van Beurskens & Bakx (2015) en

´Bouwen aan een circulaire economie´ van Loppies (2015). Beide

onderzoeken beschrijven een aantal kernpunten die van belang zijn voor

een circulair gebouwontwerp.

Loppies beschrijft drie punten. Ten eerste stelt hij dat er gebruik

gemaakt moet worden van materialen die voldoen aan de circulaire

economie. Dit houdt in dat materialen hernieuwbaar of herbruikbaar zijn.

Ten tweede moet het gebouwontwerp circulariteit mogelijk houden zodat

gebouwonderdelen aan het eind van hun gebruiksfase te demonteren zijn

waardoor de opties van hergebruik doorlopen kunnen worden. Tot slot

beschrijft hij het belang van het waarborgen van de circulariteit in de

toekomst, zodat producten daadwerkelijk in de kringloop blijven.

Bakx & Beurskens beschrijven andere punten dan Loppies. Deze

punten zijn gebaseerd op de beschrijving van de circulaire economie volgens

de EMF. De vijf punten die ze beschrijven zijn: zelfvoorzienende gebouwen

met hernieuwbare energie, stimuleer diversiteit in gebruik en in

biodiversiteit, ontwerp demontabele gebouwen, ontwerp gebouwen die

zich aan kunnen passen bij verandering in het gebruik en ontwerp met

duurzame materialen.

De punten van Beurskens& Bakx en Loppies komen gedeeltelijk overeen. De

indeling van Loppies beschrijft bredere thema’s waaronder verschillende

punten van Beurskens & Bakx vallen, Figuur 5.2. Daarentegen zijn er punten

van Beurskens& Bakx die niet onder te verdelen in de genoemde punten van

Loppies. Om een kader voor dit hoofdstuk te formuleren wordt een

combinatie van beide beschrijvingen gemaakt.

Loppies hanteert in zijn verdeling een onderscheid tussen

materialen (kleinste elementen) en gebouwontwerp (samenspel van grotere

componenten). Hieraan wordt voor dit onderzoek het begrip ‘context’

toegevoegd. De context staat een schaal boven het gebouwontwerp en

beschrijft het samenspel van de verschillende gebouwen en

materiaalstromen in een gebied. Onder dit begrip vallen de punten

‘stimuleer diversiteit’ en ‘hernieuwbare energie’ van Beurskens & Bakx.

Figuur 5.1 Doel hoofdstuk 5

Figuur 5.2 Een circulair gebouwontwerp volgens Loppies (2015) en Bakx en Beurskens (2015)

De circulaire architect

24

De driedeling materiaalniveau – gebouwniveau – contextniveau zal als

kader gebruikt worden om de informatie over het product van de circulaire

architect te ordenen, Figuur 5.3. Daarnaast zal het punt ´Circulariteit

garanderen´ worden toegevoegd om producten te behandelen die in alle

niveaus er voor zorgen dat circulariteit daadwerkelijk in de toekomst tot

uiting komt.

Tijdens het rondetafelgesprek werden verschillende eigenschappen

besproken van een circulair gebouwontwerp, zie bijlage 3. Deze

eigenschappen zijn geordend aan de hand van het theoretisch kader. In de

volgende subparagrafen worden het materiaalniveau, het gebouwniveau en

contextniveau beschreven voor een circulair gebouwontwerp. In de laatste

subparagraaf wordt het garanderen van een circulair ontwerp behandeld.

Iedere subparagraaf beschrijft eerst de belangrijkste uitkomsten van het

rondetafelgesprek waarna de verschillende uitkomsten nader uitgewerkt

worden door onderbouwing uit literatuur en praktijkvoorbeelden.

Volgens het rondetafelgesprek - Tijdens het gesprek kwamen twee

afwegingen naar voren die van belang zijn voor een circulair ontwerp op

materiaalniveau. Enerzijds de afweging tussen het toepassen van gebruikte

materialen of nieuwe producten van gerecycled materiaal. Anderzijds de

afweging tussen specifieke of generieke vormen van het materialen.

Verschillende architecten die aan tafel zaten hebben in projecten

‘afval’ gebruikt als grondstof voor het gebouw. In alle gevallen zijn ze zelf op

zoek gegaan naar bruikbare restmaterialen. Matthijs Prins plaatst dit

principe in een bredere context. Hij benoemt de technische kringloop van de

EMF waarin verschillende vormen van hergebruik mogelijk zijn. Het direct

hergebruiken van afval is een optie, maar nieuwe producten van gerecycled

materiaal is ook een optie.

Daarnaast is het mogelijk om generieke of specifieke materiaal-

componenten te gebruiken. Generieke elementen zijn makkelijk her te

gebruiken maar vormen een verarming voor de architectuur, aldus Noor

Huitema. Specifieke elementen zorgen ervoor dat er veel mogelijkheden zijn

voor de architectuur maar ze zijn moeilijk her te gebruiken. Jamie van Lede

benadrukt dat het in alle gevallen van belang is dat de architect beschikt

over voldoende materiaalkennis om bewuste materiaalkeuzes te kunnen

maken.

Oude of nieuwe materialen, Figuur 5.4 - De EMF omschrijft verschillende

kringlopen die materialen af kunnen leggen (2013). Enerzijds zijn er

materialen die de technische kringloop volgen: repareren, hergebruiken,

aanpassen en recyclen zonder kwaliteitsvermindering. Anderzijds zijn er

materialen die de natuurlijke kringloop volgen: composteren. Al deze opties

voor hergebruik dienen onderdeel te zijn van het businessplan van

materialen en componenten en dienen dus bedrijfsmatig opgelost te

worden (Prins et al., 2015).

Villa Welpeloo van Superuse Studios is een goed voorbeeld van het

hergebruiken van afgedankte materialen waardoor deze materialen weer

Figuur 5.3 Het theoretisch kader

Figuur 5.4 Oude of nieuwe materialen

Product

25

van waarde zijn (Superuse Stuios, 2010), zie bijlage 5. In deze woning is hout

van oude kabelhaspels gebruikt. Door een kleine bewerking waren ze

bruikbaar als gevelbekleding. Echter, de architecten gingen zelf op zoek naar

materialen en hebben zelf de details ontworpen voor de bevestiging. Dit

komt niet overeen met het bedrijfsmatig oplossen van de hergebruikopties.

De vloerbedekking van SHAW is een voorbeeld van bedrijfsmatige

organisatie van de hergebruikopties. De vloerbedekking is gemaakt van een

materiaal dat 100% gerecycled kan worden (Loppies, 2015). Hierdoor

kunnen oude tapijttegels weer nieuwe tegels worden. Het bedrijf zorgt er

zelf voor dat de recycling van oude tapijttegels plaats kan vinden zodat ze

weer nieuwe tegels kunnen verkopen.

Specifieke of Generieke materialen, Figuur 5.5 – Generieke elementen

beschikken over een standaard maatvoering zodat ze gemakkelijk elders

hergebruikt kunnen worden. De levensduur van een dergelijk component is

langer dan de gebruiksduur in één project. De restwaarde na de

gebruiksperiode is het grootst wanneer er zo min mogelijk gedemonteerd

hoeft te worden en componenten ze groot mogelijk zijn (Dijk et al., 2015).

In één van de ontwerpen voor de tijdelijke rechtbank in Amsterdam

is gebruik gemaakt van modules (ruimtes/kamers) die als geheel her te

gebruiken zijn (Dijk et al., 2015). Standaard maatvoering is van belang om de

modules elders opnieuw te kunnen rangschikken. Deze methode was

gunstig wegens de korte levensduur van 5 jaar voor het gebouw.

Specifieke elementen zijn speciaal gemaakt voor één bepaald project. Deze

elementen zijn door hun specifieke maatvoering en eenmalige oplage

moeilijk her te gebruiken. Gezien de hergebruikopties van de EMF (2013) zal

het materiaal van dit component recyclebaar moeten zijn in de natuurlijke

of technische kringloop.

Het nieuwe dak van het Liander-kantoor in Duiven is een heel

specifiek element door zijn golvende structuur. Hiervoor is gekozen voor

gerecycled staal. De verbindingen zijn demontabel waardoor het staal na

gebruik ook weer gerecycled kan worden (Van Staveren, 2016)

Volgens het rondetafelgesprek - Op gebouwniveau werd de afweging

besproken tussen of bouwen voor de tijdelijkheid of bouwen voor de

eeuwigheid. In het gesprek bleek het begrip ‘demontabel’ voor beide

gevallen belangrijk te zijn. Een demontabel gebouw biedt enerzijds voor een

tijdelijk gebouw de mogelijkheid om componenten weer uit het gebouw te

halen, zodat hergebruik na de gebruiksperiode mogelijk is. Aan de andere

kant zijn demontabele componenten van belang om verandering in het

gebouw mogelijk te houden, zodat de levensduur van het hele gebouw

toeneemt.

Echter, in het gesprek worden ook de negatieve kanten van

demontabele gebouwen belicht. Enerzijds zijn demontabele gebouwen niet

altijd even waardevast en anderzijds verandert de techniek snel waardoor

producten in de toekomst mogelijk niet meer herbruikbaar zijn.

Bouwen voor de tijdelijkheid, Figuur 5.6 – Wanneer een gebouw slechts

tijdelijk van dienst is, is demontabelheid een belangrijk begrip (Beurskens &

M.J.M., 2015). Afhankelijk van de gebruiksduur van een onderdeel, is een

Figuur 5.5 Specifieke of generieke materialen

Figuur 5.6 Bouwen voor de tijdelijkheid

De circulaire architect

26

bepaalde mate van gemak gewenst voor het demonteren van de elementen.

Gaat een component lang mee, dan kan de demontabele verbinding

moeilijker zijn. Hoe makkelijk het is om een verbinding te demonteren

wordt bepaald door drie punten (Otto & Wood geciteerd in Beurskens &

M.J.M., 2015): het aantal benodigde handelingen, het aantal benodigde

gereedschappen en de benodigde tijd. Het voorbeeld van de demontabele

modules van het ontwerp van de tijdelijke rechtbank uit de vorige paragraaf,

is hiervoor ook een goed voorbeeld.

Bouwen voor de eeuwigheid, Figuur 5.7 - Wanneer een gebouw gebouwd

is voor een lange levensduur zal het flexibel en aanpasbaar moeten zijn. Een

bouwwerk dat zich makkelijk en snel kan aanpassen aan de veranderende

omstandigheden zal overleven (De ridder geciteerd in Loppies, 2015). Om

deze aanpasbaarheid mogelijk te maken is demontabelheid wederom een

belangrijk begrip. De architect zal de levensduur van zijn ontwerp mee

moeten nemen. De levensduur van een gebouw verschilt per laag: de locatie

(eeuwig), constructie (30-300 jaar), huid (20 jaar), diensten (7-15 jaar),

plattegrond (3-30 jaar) en spullen (dagelijks-maandelijks), Figuur 5.8. Er zijn

verschillende redenen waarom componenten van een gebouw vervangen of

aangepast moeten worden (Ashby & Kohler et al. geciteerd in Beurskens &

M.J.M., 2015), namelijk:

Functionele veroudering - Nieuwe gebruiker

Fysieke veroudering – Slecht onderhoud

Technische veroudering – Technologische vooruitgang

Wettelijke veroudering – nieuwe voorschriften

Economische veroudering – Niet meer winstgevend

Sociale veroudering - stijl, normen en waarden

Deze redenen voor vervanging en de verwachte levensduur zullen van

invloed zijn op de ontwerpkeuzes van de architect voor wat betreft de

aanpasbaarheid van een gebouw.

De Solid is een type gebouw dat ontworpen is voor de eeuwigheid

(Duijvestein geciteerd in Bosgraaf, 2009). In tegenstelling tot de lagen van

brand, maakt de gevel van een Solid onderdeel uit van de lange levensduur.

De gevel dient aantrekkelijk te zijn en onderdeel van de stedenbouw om de

noodzaak tot aanpassing van de gevel te verkleinen. De invulling is van korte

levensduur en kan zich aanpassen aan nieuwe gebruiken.

Volgens het rondetafelgesprek - Het rondetafelgesprek bood weinig

inzichten in dit niveau. Er werden twee opmerkingen gemaakt die onder dit

niveau vallen. Enerzijds is het van belang het effect van een gebouw op

grotere schaal, het stadniveau, mee te nemen. Hieronder vallen zaken als

logistiek en materiaalstromen. Er moet bekeken worden hoe het gebouw

deze grotere schaal kan beïnvloeden en kan verbeteren. Anderzijds gaat een

circulaire economie niet alleen over materialen, maar ook over het laten

cirkelen van onder andere energie en water. De strekking van beide

genoemde punten is dat een gebouw onderdeel uit maakt van zijn locatie,

en de locatie onderdeel is van het gebouw.

Gebouw als onderdeel van de locatie, Figuur 5.9 – het ‘contextniveau’

verdient in de circulaire economie meer aandacht dan traditioneel. Een

gebouw is onderdeel van een groter systeem: een bundeling van gebouwen,

Figuur 5.8 ‘The sharing layers of change’ (Brand, 1995)

Figuur 5.7 Bouwen voor de eeuwigheid

Product

27

een wijk, een stad, een land, etc. Het gebouw kan de omgeving op

verschillende punten beïnvloeden. Volgens Bakx et al. is het van belang

voor een circulair gebouw om de biodiversiteit in de omgeving te stimuleren

(2015). De bouw van een gebouw kan zorgen voor de afname van groen en

de toename van asfalt waar geen leven mogelijk is. Een circulair gebouw zal

te allen tijde de biodiversiteit positief moeten beïnvloeden.

Daarnaast heeft de bouw van een gebouw sociale invloeden qua

werkgelegenheid en betrokkenheid van omwonenden. Volgens Büch en De

Jong gaan deze sociale verbeteringen hand in hand met circulaire

ontwikkelingen (2015). ‘Verbinding met de omgeving’ was één van de

kernambities bij het project van Liander. Dit kwam tot uiting door

omwonenden met afstand op de arbeidsmarkt in te zetten voor het

verwerken van de pallets tot bruikbare planken. Daarnaast levert dit pand

meer energie op dan het nodig heeft, deze overtollige energie gaat naar ‘de

buren’ (RAU, 2015)

De locatie als onderdeel van het gebouw, Figuur 5.10 – Zoals hierboven al

beschreven, beïnvloedt het gebouw de omgeving, maar de omgeving ook

het gebouw. Deze invloed komt in drie voorbeelden naar voren. Ten eerste

bij het concept Solid, zoals besproken in ‘Bouwen voor de eeuwigheid’. Bij

een Solid maakt de gevel onderdeel uit van de omgeving die een lange

levensduur heeft. De locatie is dus van invloed op de vorm van de gevel,

zodat een lange levensduur afgedwongen wordt.

Daarnaast zijn er verschillende voorbeelden van circulaire projecten

waarbij het lokaal beschikbare materiaal van invloed was op het gebouw.

Villa Welpeloo is gebouwd van staal dat in de nabijgelegen verlaten fabriek

beschikbaar was. Hierdoor was een bepaalde vorm en afmeting van het

gebouw noodzakelijk (Superuse Stuios, 2010).

Tot slot was bij het project Liander in Duiven het buitenklimaat van

invloed op de vorm van het gebouw (RAU, 2015). De vorm van het dak en de

bundeling van alle bestaande gebouwen komen voort uit klimaat-

overwegingen die kenmerkend zijn voor de locatie.

Volgens het rondetafelgesprek - Het garanderen dat de oplossingen voor

een circulair gebouw in de toekomst ook daadwerkelijk doorgevoerd

(kunnen) worden, blijkt een belangrijk punt te zijn tijdens het

rondetafelgesprek. In het gesprek kwamen twee producten naar voren die

deze garantstelling mogelijk maken. Enerzijds is het werken in een systeem

als BIM (Building Information Modelling) een goede manier om informatie

te behouden en informatie toegankelijk te maken. Anderzijds kwam het

materialenpaspoort aan bod.

Het nadeel van een systeem als BIM is dat er telkens weer nieuwe

programma’s op de markt komen. Mogelijk wordt BIM over 20 jaar niet

meer gebruikt en is de informatie daardoor niet meer toegankelijk, aldus

Arnold Homan.

Het grondstoffenpaspoort - In verschillende projecten speelt het

‘grondstoffenpaspoort’ een grote rol voor het behoud van informatie, Figuur

5.11. Om materiaal te kunnen hergebruiken is het van groot belang om te

weten welke materialen er in een gebouw zitten, waar ze vandaan komen

Figuur 5.9 Gebouw als onderdeel van de locatie

Figuur 5.10 Locatie als onderdeel van het gebouw

Figuur 5.11 Materialenpaspoort

De circulaire architect

28

en van welke leverancier ze afkomstig zijn. Deze informatie levert het

grondstoffenpaspoort (RAU, 2015).

Informatie delen - Daarnaast zal het werken in programma’s als BIM

toenemen, Figuur 5.12. De architect zal hierdoor zijn ontwerp geheel

digitaal moeten uitwerken. Door te werken in dergelijke programma’s kan

informatie goed overgedragen worden, kunnen componenten door

leveranciers digitaal aangeleverd worden en kunnen verschillende mensen

aan hetzelfde gebouwontwerp werken.

Een circulair gebouwontwerp kent veranderingen in verschillende schalen,

namelijk: materiaal-, gebouw- en contextniveau. Daarnaast zijn er

producten nodig die de circulariteit in deze niveaus garanderen. Binnen deze

schalen zijn er verschillende uitwerkingen mogelijk, Figuur 5.17, 5.18, 5.19

en 5.20 . Met deze uitwerkingen van het product kan de architect bijdragen

aan de groei van de circulaire economie.

Afhankelijk van onder andere het type materiaal of type project zal

er een keuze gemaakt moeten worden tussen de opties. De architect dient

zelf nog een vertaalslag te maken hoe deze uitwerkingen tot uiting komen in

zijn project. In deze paragraaf wordt de vertaalslag binnen mijn eigen

ontwerpproject beschreven. Dit kan gebruikt worden als voorbeeld voor de

vertaalslag van de architect binnen zijn eigen praktijk. De ontwerpcasus

staat beschreven in bijlage 4.

Materiaalniveau - Op materiaalniveau worden oplossingen per onderdeel

afgewogen. Een duidelijke spelregel is dat er géén nieuwe materialen

gebruikt worden, tenzij ze hernieuwbaar zijn gedurende de gebruiksduur

(natuurlijke kringloop). Voor veel producten ben je afhankelijk van de

materiaalkeuze van de producent. De producent zet een circulair product op

de markt waarvan de materialen de circulariteit ondersteunen. Voor

materialen die geen onderdeel uitmaken van een product, zal ik zelf de

keuze moeten maken.

Voor mijn project heb ik de volgende keuzeboom opgesteld, Figuur

5.13. Ten eerste dient er gekeken te worden naar de verwachte levensduur

van het materiaal, volgens de lagen van Brand (1995), Figuur 5.14. Daarna

kan er een onderscheid gemaakt worden of het materiaal hergebruikt moet

kunnen worden of dat het een eenmalig gebruik betreft. Afhankelijk van

deze keuzes zijn in de keuzeboom de benodigde eigenschappen van het

materiaal genoteerd.

Voorbeelden van goed te gebruiken producten van leveranciers

zijn: isolatie van Metisse (hergebruikt kantoenen kleding), gerecycled staal

(verschillende aanbieders), de demontabele/hergebruikte kanaalplaatvloer

van Cepezed Projects en de 100% recyclebare kalkzandsteen (Büch & De

Jong, 2015, p. 50). Gedurende het ontwerp zal onderzoek gedaan worden

naar verdere mogelijkheden voor materialen.

Gebouwniveau - Op gebouwniveau dient er eerst bepaald te worden om

wat voor een project het gaat. Betreft het een project van een tijdelijk

gebouw, of betreft het een project voor een eeuwig gebouw, Figuur 5.15.

Mijn project is gesitueerd in het centrum van Delft. De invulling zal vaak

Figuur 5.14 The sharing layers of change’ (Brand, 1995)

Figuur 5.13 Keuzeboom materiaalniveau

Figuur 5.12Informatie delen

Product

29

veranderen, maar het gebouw zal lang blijven bestaan. Het gebouw zal een

‘Solid’ worden. Vervolgens dient er duidelijk onderscheid gemaakt te

worden tussen de verschillende lagen van Brand en hun levensduur (1995).

Een deel dat kort mee gaat moet makkelijk te demonteren zijn. Een deel dat

lang mee gaat mag moeilijker te demonteren zijn wat zich kan uiten in meer

handelingen, meer gereedschappen of meer tijd (Beurskens & M.J.M.,

2015).

Daarnaast dient er voor de delen met korte levensduur gekeken te

worden hoe groot de units worden die demontabel zijn. Dit kan varrieren

van hele modules tot losse materialen. Kleine componenten dienen

makkelijker demonteerbaar te zijn dan grotere modules.

Contextniveau, Figuur 5.16 – Volgens de gebouwlagen van Brand gaat de

context, ‘the Site’, het langst mee (1995). De gebouweigenschappen die

zich verhouden tot de context zullen daarom ook op langere termijn van

waarde zijn. In mijn ontwerp ga ik onderzoeken hoe de omliggende straten

zich verhouden tot de gevel en hoe het klimaat op deze locatie zich

verhoudt tot de vorm van het gebouw. Al vanaf de eerste schetsontwerpen

moeten deze zaken in het ontwerp vertaald zijn. Daarnaast is het van belang

welke materialen er aanwezig zijn in het gebouw en in de omgeving. Voor

mijn ontwerp beperk ik me tot de materialen die aanwezig zijn in het

gebouw. Hieronder valt ook het ritme en de maatvoering van de gevel en de

constructie. Wat er aanwezig is vormt het kader waarbinnen

ontwerpoplossingen gevonden moeten worden.

Een gebouw betekent altijd iets voor de omgeving. In mijn ontwerp

wil ik de verrijking van biodiversiteit naar voren laten komen, door het

gebouw te verbinden met het groen uit de omgeving. Daarnaast is het

streven om meer energie op te wekken dan nodig is waardoor deze energie

met de buren gedeeld kan worden. Het betrekken van de omwonenden bij

het project door werkgelegenheid is een belangrijk punt maar zal niet

worden meegenomen in mijn casus.

Circulariteit garanderen - Voor het ontwerp zal ik Revit gaan gebruiken. Dit

is de basis om informatie te behouden en makkelijk componenten van

leveranciers in te kunnen voegen. Uit dit programma kan veel informatie

gehaald worden om een grondstoffenpaspoort op te zetten. Het

grondstoffenpaspoort wordt een apart product waarin duidelijk naar voren

komt welke materialen in het gebouw zitten, waar ze zitten, wat hun

levensduur is, hoe ze vast zitten, wie de leverancier is en wat er in de

toekomst mee zal moeten gebeuren.

Figuur 5.15 Keuzeboom gebouwniveau

Figuur 5.16 verbanden op contextniveau

De circulaire architect

30

Figuur 5.17 Een circulair product op materiaalniveau

Figuur 5.18 Een circulair product op gebouwniveau

Figuur 5.19 Een circulair product op contextniveau

Figuur 5.20 Een circulair product garanderen

Conclusie

33

In het onderzoek is de volgende hoofdvraag onderzocht: Hoe kan een

architect bijdragen aan de groei van de circulaire economie? De architect is

beschreven aan de hand van zijn positie, zijn proces en zijn product. In alle

drie de aspecten zijn er meerdere uitwerkingen beschreven waarmee de

architect kan bijdragen aan de groei van de circulaire economie. Uit het

onderzoek is daarnaast ook gebleken dat de architect niet als enige de stap

moet zetten om een circulair bouwproject te verkrijgen. De architect werkt

samen en is dus afhankelijk van de input van andere actoren, specialisten en

leveranciers. Echter, het is wel mogelijk om als architect een circulaire

positie in te nemen en te zorgen voor een persoonlijk circulair proces en

daar waar mogelijk zo veel mogelijk aspecten van een circulair product in

het ontwerp te integreren, zonder dat de rest van de actoren de vertaalslag

naar een circulair economie heeft gemaakt. De uitkomst is dan nog geen

circulair gebouw, maar de transitie zet zich dan wel in.

Er zijn drie deelvragen beantwoord.

Hoe kan een architect door middel van zijn positie bijdragen aan de

groei van de circulaire economie? (hoofdstuk 3)

Hoe kan een architect door middel van zijn proces bijdragen aan de

groei van de circulaire economie? (hoofdstuk 4)

Hoe kan een architect door middel van zijn product bijdragen aan

de groei van de circulaire economie? (hoofdstuk 5)

Op de volgende drie bladzijden worden de verschillende uitwerkingen voor

de positie, het proces en het product van de architect beschreven waarmee

de architect kan bijdragen aan de groei van de circulaire economie.

De circulaire architect

34

De architect als integrator

De architect als specialist

Integrator van kennis

Integrator van componenten

Ontwerper van materiaalkringlopen

Ontwerper van de gebouwcyclus

Kortetermijnbetrokkenheid & langetermijnbetrokkenheid

De architect als inspirator

Vertellen hoe het werkt

Laten zien dat het kan

In een circulaire economie zullen de specialisten in een bouwproject (bouwmanagers, kostendeskundigen, klimaatdeskundigen, etc.) allemaal de stap naar een circulaire economie zetten. Hun kennis wordt nog specialistischer. Het is aan de architect om deze kennis in een vroeg stadium te integreren tot één ontwerp.

Componenten als ramen, deuren en vloeren zullen circulair aangeboden worden door de leverancier. Deze componenten zijn in hun ontwerp en in hun businessplan aangepast op een circulair gebruik. De architect zal deze componenten niet meer zelf ontwerpen maar toepassen. In dialoog met de leverancier kan de architect aanpassingen aan het product ontwerpen voor een optimale inpassing in het ontwerp.

Een gebouw is een systeem dat uit meerdere onderdelen bestaat met ieder een eigen levenscyclus die wordt bepaald door verschillende oorzaken. De architect zorgt ervoor dat deze onderdelen los van elkaar kunnen evolueren (aanpassen), waardoor een gebouw zich gemakkelijk kan aanpassen gedurende de tijd.

Materialen zijn de ingrediënten waaruit een gebouw bestaat. Om het hoger gelegen doel van de circulaire economie te bereiken, dienen materialen in de kringloop te blijven en niet als afval verloren te gaan. De architect zal de juiste materialen moeten kiezen voor de verschillende onderdelen van een gebouw.

Voor zowel het ontwerpen van de gebouwcyclus als de materiaalkringlopen doet de architect in het ontwerp uitspraken over acties in de toekomst. Om deze acties in de (nabije) toekomst te garanderen, moet de architect of zorgen voor een goede informatieoverdracht na oplevering of voor een langere periode betrokken blijven bij het gebouw. In het eerste geval uit zich dit bijvoorbeeld in een materiaalpaspoort of een BIM-model. In het tweede geval kan de architect zelf de continue verandering van het gebruik in het ontwerp verwerken.

Vooral in de transitiefase naar een circulaire economie is het van belang dat één van de actoren in een bouwproject de rest mee kan nemen in de filosofie van de circulaire economie. Het is een goede taak voor de architect om andere actoren te enthousiasmeren en uit te dagen.

De architect kan door middel van circulaire projecten online kenbaar te maken veel mensen bereiken. Door deze voorbeeldprojecten wordt het zichtbaar wat allemaal kan en worden bedrijven geënthousiasmeerd om ook stappen te zetten naar de circulaire economie.

Positie - conclusie

35

Definitiefase

Voorontwerp & definitief ontwerp

Nazorgfase

Definitiefase

Structuurontwerp

Voorontwerp

Definitief ontwerp

Technisch ontwerp

Nazorgfase

Definitiefase

Structuurontwerp

Voorontwerp

Definitief ontwerp

Technisch ontwerp

Nazorgfase

De circulaire vraagDe definitiefase zal in een proces van een circulair project langer duren dan traditioneel. Een belangrijke stap is het formuleren van ambities door de opdrachtgever, de architect kan hierin begeleiden. De architect zal vervolgens geen PvE moeten verwerken in een ontwerp, maar ambities moeten vertalen naar een ontwerp. Bij het opstellen van ambities worden geen oplossingen vastgelegd.

Het bestaande als basisWanneer er sprake is van een bestaand gebouw, is het van groot belang om in de definitiefase te analyseren welke waarden er in het huidige gebouw zitten, welke materialen er aanwezig zijn en welke maatvoering gebruikt wordt. Het bestaande gebouw vormt hiermee het kader waarbinnen oplossingen gezocht kunnen worden om de ambities te vertalen naar een ontwerp. Hierdoor blijft het bestaande gebouw langer van waarde, met minder afval tot gevolg.

Proces voor de integratorIn het proces naar het voorontwerp toe zal de architect in dialoog met de verschillende experts van het project tot een ontwerp komen waarin de ambities vertaald zijn en alle kennis is geïntegreerd. Onderdelen zijn nog niet gematerialiseerd en gedetailleerd. Daarna, in het proces naar het definitief ontwerp, zal de architect in dialoog met de leveranciers componenten integreren in het ontwerp en zo tot een materialisatie en detaillering te komen.

Proces voor de specialist Als ontwerper van de gebouwcyclus en de materialencyclus zal je in het gehele ontwerpproces bewust moeten zijn van de gevolgen van de ontwerpbeslissingen in de toekomst. Hierdoor de gebouwcyclus en materiaalkringlopen gewaarborgd kunnen worden.

Kortetermijnbetrokkenheid & langetermijnbetrokkenheidIn een proces van een circulair bouwproject kan de nazorgfase voor een architect kort of lang zijn, afhankelijk van de positie die de architect heeft ingenomen. Wanneer een architect kiest voor een korte betrokkenheid na oplevering, verzorgt de architect een goede informatie-overdracht. Bij een lange betrokkenheid is de fase meer dan een nazorgfase. De architect zorgt dan voor een continue optimalisatie van het gebouw.

Proces - conclusie

De circulaire architect

36

Materiaalniveau

Gebouwniveau

Contextniveau

Natuurlijke en technische kringloop

Specifieke en generieke materialen

Bouwen voor de tijdelijkheid

Bouwen voor de eeuwigheid

Gebouw als onderdeel van de locatie

De locatie als onderdeel van het gebouw

Circulariteit garanderen

Informatie behoud

Informatie delen

Vaak zal de architect componenten toepassen van leveranciers. In dat geval denken de producenten na over de gebruikte materialen. De architect zal dan de kennis moeten hebben om de componenten te kunnen beoordelen. Wanneer de architect losse materialen toepast in het ontwerp, zal hij zelf moeten nagaan welke materialen voor welk onderdeel geschikt is. De materiaalkeuze verschilt per doeleinde.

Een object van een bepaald materiaal kan een specifieke of generieke (gestandaardiseerde) vorm hebben. De keuze voor deze detaillering is afhankelijk van het gewenste toekomstige gebruik. Wanneer hergebruik mogelijk moet zijn, zal een generieke vorm ontworpen moeten worden. Wanneer recycling en of composteren voldoet na de gebruiksperiode, is een specifieke vorm mogelijk.

Materialen behoren of tot de natuurlijke kringloop en zijn composteerbaar, of ze behoren tot de technische kringloop en zijn na verschillende hergebruik opties te recyclen. De levensduur van een object en het gewenste toekomstige gebruik zijn van invloed op de keuze tussen natuurlijke en technische materialen. Wanneer een object van korte levensduur is, is een materiaal uit de natuurlijke kringloop geschikt. Wanneer een object in verschillende opstellingen hergebruikt moet worden, dan is een materiaal uit de technische kringloop een goede keuze.

Een gebouw met een lange levensduur zal zich gedurende de tijd moeten blijven aanpassen om aan de vraag te blijven voldoen. De verschillende componenten van een gebouw moeten zodanig aan elkaar bevestigd worden dat ieder component los van elkaar kan evolueren. De rede dat een component vervangen moet worden kan uiteenlopende oorzaken hebben.

Een gebouw heeft impact op de biodiversiteit van de locatie. De toevoeging van een gebouw zal de biodiversiteit niet moeten verminderen. Daarnaast zorgt een gebouw voor werkgelegen-heid waarvan de omwonende kunnen profiteren. Tot slot kunnen sommige gebouwen meer energie opwekken dan nodig, deze energie kan door de omwonenden gebruikt worden.

De locatie is op meerdere aspecten van invloed op het gebouw. Enkele van deze aspecten, het klimaat en de omliggende structuur, zijn van lange levensduur. De impact van deze aspecten op het gebouw zijn daarom ook van lange levensduur en dienen in de eerste schetsontwerpen meegenomen te worden. Daarnaast is het mogelijk om als architect de beschikbare materialen uit de omgeving in het ontwerp toe te passen.

Om handelingen in de toekomst gemakkelijker te laten verlopen, zal de kennis over het gebouw opgeslagen moeten worden. Hierdoor weet je al welke materialen in het gebouw zitten en hoe ze los gehaald moeten worden zonder dat je al het gebouw moet demonteren. Voor de architect betekent dit een nieuw product waarin vermeld staat welke materialen er in een gebouw zitten, waar ze vandaan komen en van welke leverancier ze afkomstig zijn.

Tijdens het ontwerp en na oplevering is het van belang dat informatie beschikbaar en bewerkbaar is voor verschillende partijen. Systemen als BIM vergroten de mogelijkheid om samen aan één product te werken.

Bij een gebouw met een korte levensduur, gaan de losse componenten langer mee dan het gebouw. Als de componenten in een dergelijk project demontabel aan elkaar bevestigd zijn kunnen zij hergebruikt worden. De architect zal moeten kiezen hoe groot de te demonteren elementen zijn. Hoe groter de elementen, hoe minder varriatie mogelijkheden. Hoe kleiner de elementen, hoe meer werk het op en afbouwen kost.

Op gebouwniveau is het samenspel van de verschillende losse componenten en materialen van belang.

Op contextniveau is het samenspel van de verschillende gebouwen en processen in een stad van belang.

Het verzorgen van een goede informatieoverdracht zorgt voor een nieuw product voor de architect.

Product - conclusie

De circulaire architect

39

Voor mijn afstudeerproject heb ik onderzocht hoe de architect kan bijdragen aan de

circulaire economie. De architect als een enkele schakel in het systeem van alle menselijke

processen, kan op verschillende manieren zijn rol zo invullen dat hij een circulaire

economie aanjaagt. Maar alle schakels moeten om, om een circulaire economie

daadwerkelijk te realiseren.

In mijn onderzoek kwamen verschillende punten naar voren die in de positie, het

proces, en het product van de architect een rol spelen om deze nieuwe economie te

bevorderen. Publicaties oud (1989) en nieuw (2016) gaven inzichten in verschillende

uitwerkingen die allemaal hetzelfde doel nastreefden: een duurzame economie

beschrijven waarin materialen niet verloren gaan. Dit doel wordt iedere keer verwoord

onder een andere noemer en besproken vanuit een andere invalshoek.

De conclusie, met al zijn verschillende uitwerkingen, heb ik zelf toegepast en dus

ervaren in een ontwerpopgave. Door de conclusie van het onderzoek zelf te ervaren,

ontwikkelde ik de conclusies vanuit een persoonlijk perspectief verder door. Deze reflectie

bestaat uit twee delen. In het eerste deel geef ik opnieuw antwoord op de

onderzoeksvraag, met mijn ontwerp en ontwerpervaring als input. Ook blik ik in dit

onderdeel terug op de verwachtingen, de conclusies, en stel ik ze bij aan de hand van mijn

ontwerpervaringen in dit project. In het tweede deel reflecteer ik niet op de

daadwerkelijke uitkomst van mijn onderzoek, maar reflecteer ik op het effect van het

toepassen van de circulaire invalshoek op mij als architect.

Het antwoord op de onderzoeksvraag Hoe kan de architect bijdragen aan de groei van de circulaire economie? Dat kan zo, maar

ook zo, en zo. De conclusie was een optelsom van opties. In het ontwerp heb ik alle opties

kunnen toepassen. Niet omdat ik per se alles één keer wilde toepassen, maar omdat de

verschillende onderdelen om verschillende uitwerkingen vroegen. In het rondetafelgesprek

kwam ook het dilemma naar voren van technieken die snel veranderen. Een circulaire

uitwerking van nu, is over 20 jaar niet meer het meest optimale. Hierdoor werd ik me ervan

bewust dat de conclusie niet om de verschillende uitwerkingen moet gaan, maar om de

vraag die ten grondslag ligt aan de circulaire ontwerpkeuzes. De nieuwe vragen die we als

architect onszelf moeten stellen gaat over de factor tijd. De factor tijd in alle schaalniveaus:

context-, gebouw- en materiaalniveau, en daar voeg ik nu ook de immateriële laag

‘gebruiksniveau’ aan toe. Een circulair ontwerp, ontwerp je niet alleen voor nu maar ook

voor de toekomst. Dus, hoe kan de architect bijdragen aan de groei van de circulaire

economie? Door de factor tijd in zijn ontwerpkeuzes op context-, gebouw, materiaal en

gebruiksniveau mee te nemen.

Het doel van het ontwerp was om me als architect circulair op te stellen. Het gebouw is dan

niet per se 100% circulair, omdat de technieken daar nog niet toereikend voor zijn, maar als

architect heb ik bewust keuzes gemaakt ten behoeve van circulariteit. Het sluiten van de

materiaalkringlopen vindt pas plaats in de toekomst, daarom ben ik door mijn ontwerp tot

de conclusie gekomen dat het kopje ‘circulariteit garanderen’ eigenlijk de hoofdinsteek is.

In het onderzoek ging ik onder dit kopje in op het belang van het informatie

vastleggen, zoals het grondstoffenpasport, en informatie delen. Maar deze punten zeggen

niets over het ontwerp. Ik heb tijdens mijn ontwerp gemerkt dat ik telkens opzoek ben naar

een circulaire uitwerking dat in de toekomst ook daadwerkelijk tot uiting kan komen.

Hiervoor voeg ik drie extra punten toe onder het kopje ‘circulariteit garanderen’.

Reflectie

40

Ten eerste leesbaarheid en overzichtelijkheid. De Japanse term Poke-Yoke (letterlijk: een

onbedoelde fout voorkomen) is hiervoor toepasselijk. Vaak wordt deze term gebruikt bij

een proces om iets in elkaar te zetten. Een voorbeeld: je hebt twee stekkertjes, een rode en

een witte. Deze moeten ingeplugd worden. Je hebt een rood en een wit gaatje. Dit kan niet

mis gaan. Ditzelfde principe is ook van belang bij een gebouw dat zich in de toekomst nog

moet aanpassen of wel geheel gerecycled gaat worden.

Twee voorbeelden uit mijn ontwerp. Door het gebouw loopt een heldere zone

waarin leidingen liggen, met op vaste afstand een schacht waar deze leidingen verticaal zich

verplaatsen. Het is vanuit het gebouw zichtbaar waar de leidingen onder de vloer lopen en

waar ze naar boven komen. Hierdoor zijn gemakkelijk aanpassingen te maken. Daarnaast

worden de nieuwe gevelelementen niet blind bevestigd. Op de gevel zie je de punten zitten

waarachter de schroeven van de ankers zich bevinden. Deze punten, die dus zichtbaar aan

de gevel zitten, zijn verfijnd vormgegeven.

Ten tweede de lease-componenten. Het ontwerp heeft zich gefocust op een dynamisch

gebruik. Winkels komen en gaan, woningen worden groter en kleiner. Om dit te faciliteren is

er een dynamisch binnenwand systeem nodig en een dynamische vloer zone voor het

toevoegen van trappen. Deze componenten hebben een korte levensduur in het gebouw.

Om deze componenten circulair te kunnen verwerken is het van belang dat ze in eigendom

blijven van een bedrijf: een leasecontract. Voor onderdelen met een lange levensduur, zoals

de constructie, heb ik bewust niet gekozen om te werken met leasecontracten. Omdat het,

naar mijn mening, geen sterk businessplan betreft om over 50 jaar je constructie terug te

krijgen. Ik denk zelfs dat de levensduur van deze dynamische componenten bewust kort

gehouden moet worden, om het proces van hergebruik en recycling voor het bedrijf

aantrekkelijk te houden. Mits het circulaire bewerkingsproces 100% dekkend is.

Tot slot staat voor mij circulariteit garanderen niet gelijk aan alles willen vastleggen. In het

proces van het materialiseren van mijn ontwerp wilde ik een binnenwandsysteem

ontwerpen, een dynamisch verwarmingssysteem voor de woningen en etc. Uiteindelijk heb

ik alleen de bevestigingen van deze systemen ontworpen. Het verwarmingssysteem van nu

is niet het verwarmingssysteem voor later. De één vindt een kleine radiator fijn, de ander

een wandverwarming, maar in alle gevallen is de aansluiting op de warmwaterkraan een

gegeven. Hierdoor is het ontwerp flexibel en kan het goed met verandering en persoonlijke

voorkeuren omgaan. Dergelijke onderdelen vallen onder een leasecontract tussen een

bedrijf en de gebruiker, zoals hiervoor al beschreven. Welk bedrijf deze componenten

aanlevert staat niet vast, waardoor marktwerking en optimalisatie plaats blijft vinden.

De circulaire architect. Aan het begin van het project had ik het beeld om een gebouw te ontwerpen dat geheel

bestaat uit restmaterialen uit de omgeving: oude pallets, afgedankte deuren en ander

‘afval’. Door hergebruik sluit je de cirkel in ieder geval aan de voorkant. Door het willen

gebruiken van de aanwezige materialen in de omgeving merkte ik dat ik gelijk beperkt werd

in de mogelijkheden van het ontwerp. Zelf ervaarde ik deze beperking niet als negatief

omdat ik het interessant vind om met het bestaande te werken, te combineren en naar

oplossingen te zoeken. Dat is mijn stijl en mijn manier van denken, maar ik besefte me dat,

dat geen algemeen goed kan worden.

Door mijn onderzoek ontdekte ik meer mogelijkheden om circulariteit in mijn

ontwerp naar voren te laten komen. Demontabele details, recyclebare materialen, lease-

modellen voor componenten, flexibiliteit in de gebouwopzet, etc. De kennis van al deze

circulaire mogelijkheden gaf mij een pallet om uit te kiezen, waardoor belemmering

nauwelijks aanwezig waren. Echter, ik begon heel rationeel te ontwerpen. Duidelijk

onderscheid tussen de verschillende onderdelen van het ontwerp, de levensduren noteren,

De circulaire architect

41

materiaalstromen benoemen, eco-kosten vergelijken, etc. Hierdoor kreeg het project een

overduidelijke circulaire stempel.

Een belangrijke stap voor mij was het inzien dat het niet gaat om de verschillende

uitwerkingen, maar om de vraag die ik mezelf stel bij het maken van mijn ontwerpkeuzes.

Bij iedere ontwerpbeslissing die ik maak, om rede van gebruik of architectuur of anders,

stelde ik altijd al (onbewust) verschillende vragen: ‘Is dit te maken met de huidige

technieken?’; ‘Kan dit schoongemaakt worden?’; ‘Sluit dit aan bij de wensen van de

gebruiker?’. Nu komt daar een vraag bij in de trant van: ‘Is dit detail nog te scheiden voor

hergebruik of recycling?’ of: ‘Komt dit ten goede aan het gebruik over 50 jaar?’ of: ‘Welk

onderdeel heeft in dit detail de kortste levensduur’. Aan de hand van de vragen en de

kennis van de verschillende uitwerkingen kom je tot de juiste oplossing door als architect

creatief om te gaan met de bekende uitwerkingen. De ontwerpkeuzes liet ik toen veel meer

baseren op de uitstraling van de architectuur en de ervaring van de gebruiker. Om deze

ontwerpkeuzes vorm te geven stelde ik me de juiste vragen waardoor het onderdeel

circulair wordt.

Om creatief om te kunnen gaan met de verschillende circulaire uitwerkingen is van groot

belang om ze te kennen. Weten wat er mogelijk is. Door mijn onderzoek heb ik me verreikt

met vele voorbeelden van verschillende uitwerkingen. Het kost tijd en oefening om de

uitwerkingen in je vingers te krijgen en er mee te kunnen ontwerpen zonder dat het de

boventoon speelt in je ontwerp. Om deze nieuwe vragen een natuurlijk gegeven te maken

in je ontwerpproces en de mogelijke uitwerkingen te kennen, zie ik een groot belang in de

integratie van deze nieuwe ontwerpkeuzes in de studie bouwkunde.

Nu ik kijk naar mijn uiteindelijk ontwerp, ben ik tevreden over de mate waarin circulariteit

van invloed is geweest op de materiaalkeuzes, de vormgeving van de details en de

algemene opzet van het gebouw, zonder dat circulariteit de boventoon speelt voor de stijl

van het ontwerp. Het is geen typisch modulair gebouw, alleen daar waar nodig. Het is geen

typisch gebouw van hergebruikte materialen, alleen daar waar nodig. Het is geen standaard

gebouw met standaardmaten, alleen daar waar nodig. Alleen daar waar nodig ten behoeven

van het gebruik of architectonische uitstraling.

Echter, het ontwerp is wel degelijk anders door deze circulaire laag van denken.

Door simpelweg andere vragen te stellen, komen er andere antwoorden. Vergelijkend met

andere studieprojecten waarin circulaire economie niet aan de orde was, heb ik het gevoel

dat ik in dit project meer heb nagedacht over keuzes, niets is toeval. Een samenhangend

ontwerp van het grote geheel tot het kleine detail, maar mogelijk komt dat ook doordat ik

drie keer zo veel tijd in het afstudeer project heb moeten steken.

Circulair ontwerpen is geen stijl maar de basis.

Reflectie

43

Benyus, J. M. (1997). Biomimicry. New York: William Morrow. Beurskens, P. R.& M.J.M., B. (2015). Built-to-rebuild. Eindhoven

University of Technology, Eindhoven. BNA& ONRI. (2009). Standaardtaakbeschrijving, toelichting en

takenoverzicht. Retrieved from http://www.bna.nl/fileadmin/user_upload/Helpdesk/bureauzaken/Standaardtaakbeschrijving_2009_def.pdf

Bosgraaf, M. (2009). Long term building. Solids Consolidated, 1(1), 37-40.

Brand, S. (1995). How buildings learn: What happens after they're built. New York: Penguin Books.

Büch, R.& De Jong, H. (2015). Cirkelstad: werken aan steden zonder afval, zonder uitval. In cirkels sturen? Retrieved from https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/17/in-cirkels-sturen-reflecties-over-de-transitie-van-een-lineaire-naar-een-circulaire-economie

Chin-A-Fat, N., Twist, M. v., Scherpenisse, J.& Van der Steen, M. (2015). Circulaire economie, lineaire sturing? In cirkels sturen? Retrieved from https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/17/in-cirkels-sturen-reflecties-over-de-transitie-van-een-lineaire-naar-een-circulaire-economie

Dijk, F. V., Hoos, M., Zeulevoet, S.& Albers, B. (2015). Aanbesteding tijdelijke rechtbank Amsterdam, circulair ontwerpen in de aanbestedingsvorm meetbaar gemaakt. Retrieved from https://www.rijksvastgoedbedrijf.nl/vastgoed/projecten-in-uitvoering/amsterdam-rechtbank

Durmisevic, E.& Yeang, K. (2009). Designing for disassembly (DfD). Architectural Design, 79(6), 134-137.

Ellen MacArthur Foundation. (2013). Towards the circular economy. Journal of Industrial Ecology.

Grooters, F. (2016). De stap naar circulair ontwerpen, Drie bedrijven over de architect in de circulaire economie. De architect, Juni 2016.

Hawken, P., Lovins, A. B.& Lovins, L. H. (2013). Natural Capitalism: The Next Industrial Revolution. London: Taylor & Francis.

Kapteijns, J. H. M. (1989). Open Bouwen buurtvernieuwing. Delft: Publicatieburo Bouwkunde.

Loppies, W. (2015). Bouwen aan de circulaire economie. Delft University of Technology, Delft.

Lyle, J. T. (1996). Regenerative design for sustainable development. New York: John Wiley & Sons.

McDonough, W.& Braungart, M. (2010). Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things. New York: Farrar, Straus and Giroux.

Meadows, D. H., Meadows, D. L., Randers, J.& Behrens, W. W. (1972). The limits to growth. In C. K. & G. D. Dabelko (Eds.), Green Planet Blues. Boulder: Westview Press.

Mitsubishi Electric. (2016). M-USE, van bezit naar gebruik. Retrieved from http://www.mitsubishi-liften.nl/m-use/

De circulaire architect

44

Muis, R. (2016). Modulair gebouwd, toch gesloopt. Retrieved from http://www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?iNID=39654.

Pauli, G. A. (2010). The Blue Economy: 10 Years, 100 Innovations, 100 Million Jobs. Taos: Paradigm Publications.

Philips. (2014). Circular Lighting, duurzaamheid en verder. Retrieved from http://www.lighting.philips.nl/systemen/circular-lighting.html

Prins, Mohammadi& Slob. (2015). Radical Circular Economy. Paper presented at the Proceedings of the CIB joint international symposium-Going north for sustainability: Leveraging knowledge and innovation for sustainable construction and development, London (United Kingdom), 23-25 Nov. 2015; Authors version.

Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. (2015). Circulaire economie, van wens naar uitvoering. Retrieved from http://www.circulairondernemen.nl/bibliotheek/circulaire-economie-van-wens-naar-uitvoering

RAU. (2015). Liander, Duiven. Retrieved from http://www.rau.eu/liander/

Roest, S., Schoolderman, H.& Van den Beukel, J. (2015). Circulaire bedrijfsmodellen mogelijk maken. In cirkels sturen? Retrieved from https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/17/in-cirkels-sturen-reflecties-over-de-transitie-van-een-lineaire-naar-een-circulaire-economie

Stahel, W. (2010). The Performance Economy. New York: Palgrave Macmillan.

Superuse Stuios. (2010). Villa Welpeloo. Retrieved from http://superuse-studios.com/index.php/2009/10/villa-welpeloo/

Tukker, A.& Butter, M. (2007). Governance of sustainable transitions: about the 4 (0) ways to change the world. Journal of Cleaner Production, 15(1), 94-103.

Van Doorn, A. (2012). Het duurzame ontwerp project. Amsterdam: Sun.

Van Staveren, D. (2016). The Circular economy and redevelopment of utility buildings. Uncovering the functional diversity in a circular building process. Delft University of Technology, Leiden University.

Reflectie

45

In de week van 2 mei, zijn een drietal interviews afgenomen met adviseurs

die zich hebben gespecialiseerd in de circulaire economie in de bouw. De

interviews zijn gehouden met Noor Huitema van Copper8, Niel Slob van Re-

born en Freek Wullink van Arcadis.

De volgende vragen zijn in de interviews behandeld.

1. Er zijn verschillende definities van Circulair economie. Wat verstaat

u eronder?

2. Welke dienstverlening leveren jullie om Circulaire Economie te

bevorderen?

3. Op welk CE project waar u aan heeft gewerkt bent u het meest

trots?

4. Wat zijn de grootste verschillentussen een architect in een lineaire

economie en de architect in een circulaire economie, qua zijn

positie en zijn producten?

5. Welke stappen zijn voor een architect het moeilijkst om te zetten

volgens u?

6. Waar zitten de grootste kansen voor een architect?

7. Heeft een tip voor de architecten die Circulaire Economie in hun

dienstverleningen willen integreren?

De uitkomst van de interviews zijn verwerkt tot 5 verschillende stellingen

die de input vormde van het rondetafelgesprek, zie bijlage 2.

De circulaire architect

46

Op 18 mei 2016 is er een rondetafelgesprek georganiseerd in de boerderij

Vijverschie in Schipluiden. Verschillende architecten en adviseurs die zich

verdiept hebben in duurzaamheid en circulaire economie waren aanwezig

Als input voor het rondetafelgesprek zijn er stellingen gebruikt. Deze

stellingen zijn gebaseerd op de belangrijkste en opmerkelijkste bevindingen

uit de interviews. Vanuit deze stellingen kon er een discussie plaatvinden.

1. Positie - In deze nieuwe economie zal de architect nog meer een

spin in het web zijn: vroegtijdige communicatie met alle

leveranciers, verbinden van partijen, nauwe samenwerking met

opdrachtgevers.

2. Proces - Een architect zal alleen nog maar een voorontwerp maken.

Daarna zullen de verschillende producenten hun oplossingen

aandragen. De architect werkt in deze fase vooral toetsend,

sturend en accepterend.

3. Product - De essentie van een circulair ontwerp is dat je niet alleen

nadenkt over de opbouw maar ook over het afbreken (en

heropbouw).

4. Kansen - Als je het goed doet, genereer je automatisch meer werk

voor jezelf. Omdat je na de oplevering niet meer wegrent, maar

betrokken blijft bij het pand met al zijn kleine en grote

verbouwingen.

5. Belemmering - Om als circulaire architect de stap te zetten naar

circulaire economie, moet je veel veranderen in je methode en je

positie. Dit kan alleen wanneer je passie hebt voor deze filosofie en

er in gelooft.

De uitkomsten van het gesprek zijn vervolgens geordend in een matrix, zie

bijlage 3.

Reflectie

47

Het rondetafelgesprek bracht informatie over de positie, het proces en het

product van de architect in een circulair bouwproject. De verkregen

informatie is geordend in een matrix. Horizontaal staan de deelnemers aan

het rondetafelgesprek en de geïnterviewde. Verticaal staat de verdeling in

positie, proces en product. De matrix is op de volgende drie pagina’s op een

A2 papierformaat weergeven.

De circulaire architect

48

Re-born Arcadis Copper8 TU Del� Superuse Studios Origins architecture Inbo Arcadis

Niel Slob Freek Wullink Noor Huitema Matthijs Prins Césare Peeren Jamie van Lede Arnold Homan Jeroen EulderinkAdviseur Adviseur Adviseur Onderzoeker Architect Architect Architect Architect

PositieIntegrator

□ /□ Meer intergra�e tussen de verschillende disciplines, architecten moet overal van op de hoogte zijn en dat kunnen toepassen. Wij werken al�jd in een vast team: samenwerking is groter en eerder

meer samenwerking met opdrachtgevers.

Enorme spin in het web Opdrachtgever vraagt de opdracht in zijn totaal uit aan een consor�um.

Integrator van kennis. het is link om niet pro-ac�ef te zijn Maar ik snap dat niet alle architecten deze rol willen hebben.

intergrator van alle stromen. Specialisten kijken alleen naar hun eigen ding. Alles samen brengen, ipv tegenelkaar in.

er zijn verschillende soorten architecten, Ik zou die spin in het web niet willen zijn

Architect als Regieseur Leverancier zegt hoe het kozijn zou moeten zi�en, jij past dat toe

De verschillende specialisten vullen het technisch aan/Leveranciers werken VO uit.. De markt om oplossingen vragen.Als de leverancier onder de tradi�onele prijs kunt aanbieden, hebben de leveranciers hun business modellen zo aangepast dat ze waarde uit de materialen kunnen halen. Hele andere rol hierdoor

Inspirator□ /□

Om de transi�e op gang te brengen: enerzijds organisa�e opleiden, anderzijds de markt opleiden om CE te implementeren. bewustwording creëren, markt uitdagen zich con�nu te verbeteren.

inspirerende rol voor opdrachtgevers

Architect moet niet alleen toetsen sturen en accepteren, maar vooral goed luisteren naar de aannemer en par�jen en bereid zijn om ontwerpaanpassingen te doen. Om af en toe een veer te laten in zijn ontwerp. In dialoog met de aannemer kom je tot een oplossing en ik vind dat het werk daar al�jd mooier van wordt.

Belangrijkste in dee fase zijn voorbeeldorojecten. Enthausiast worden, dat ze zien dat iets mooi kan zijn, dat iets zeker niet duurder hoe� te zijn.

Wij gelopen niet in dat je con�nue met mensen in gesprek moet gaan om te vertellen hoe het moet. Je moet het laten zien, dan gaan ze vanzelf mee. Dus met voorbeeld projecten kan je juist laten zien hoe dat werkt.

Specialist□ /□ & a/b

Het resultaat is niet meer om de 15 of 20 jaar een grote renova�e, maar dat we in samenwerking met onze opdrachtgevers portefeuilles voortdurend op�maliseren volgens evolu�onaire (aanpasbare) en circulaire (duurzame) principes met financiële voordelen. Je blij� op lange termijn betrokken bij een project. Jij hebt het gebouw in BIM, jij kan het bljiven monitoren en ook zelf initeren als je ziet dat iets efficienter kan. Financieel voordeel.

... (hoe iets uit elkaar gehaald kan worden). Als deze informa�e goed wordt vastgelegd in een gebouwenpaspoort dan is de kennis bruikbaar voor meerdere par�jen. Als dit gebouwenpaspoort vervolgens ook nog wordt bijgehouden bij wijzigingen dan heb je niet alleen een compleet dossier maar ook de juiste informa�e wanneer je wilt aanpassen of demonteren.

Een architect moet vooral op zijn crea�eve kwaliteiten ingezet moet worden en dat voor alle CE proces zaken een nieuwe func�e gecreëerd moet worden.Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het organiseren van het demonteren en hergebruiken, het afstemmen van alle par�jen, etc.Op het moment dat er een soort ‘grondstoffenpaspoort’ bestaat, zou het voor elke architect mogelijk moeten zijn om daarmee te (her)ontwerpen en hoe� dit dus niet per defini�e de ‘hoofd’architect te zijn.

Betrokkenb blijven op lange termijn klinkt als zorgplicht

Wij breken onze eigen gebouwen ook weer af zodat we ze kunnen hergebruiken. ik krijg er ook weer voor betaald. Je hebt hierdoor wel de kans om het weer opnieuw te gebruiken. Fijn omdat ik het materiaal ken.

Ik hoef niet persee weer gebeld te worden na oplevering. . Voor grote bureaus is het mogelijk interessant, maar zeker niet voor alle architecten.

Ziet het belang van berokken blijven. het voel tniet als specifiek voordeel voor CE. Je zou de stap eerder ze�en vanuit passie en overtuiging, idealen die je nastree�.

We denken nog te vaak in nieuwe producten, nieuwe gebouwen. Eerste stap is eigenlijk, kijken wat er in het gebouw zit, wat is nog bruikbaar

Architect denkt niet alleen na over de bouw maar ook hoe het weer afgebroken moet worden Nadenken over hoe het in de toekomst weer hergebruikt kan worden of terug gebracht kan worden aan de leverancier.

het wordt leuker als jer daar over na mag denken, hoe gaan we het maken, hoe gaan we het uitelkaar halen, wat gebeurd er over 5 jaar met het gebouwetje.

Waarde van het afval inzien, veel afdank materialen gebruiken.

Project komt ook van pro-jetarre, naar voren werpen. Net als ont-werp. Naar voren werpen. Je bedenkt iets voor een toekomst die er nog niet is. Dit uitgangspunt wordt vaak vergeten.

Zie de kansen van het bestaand.

Het team□ /□

Wij werken al�jd in een vast team: samenwerking is groter en eerder in het proces. Samen doen we iedere keer het kunstje opnieuw en worden we steeds beter

De resultaten van een vast team hoeven niet perse beter te zijn dan een team dat voor het eerst samenwerkt. De resultaten worden van een circulair project worden door een grote hoeveelheid aan factoren bepaald waarvan de samenstelling van het team er één is. Ik denk dat het voor aannemers wel pre�g is om met een vaste club onderaannemers te werken die de circulaire principes snapt en kan waarmaken

Par�jen die transparant op basis van toegevoegde waarde met elkaar samenwerken. Waarbij wie welke toegevoegde waarde levert, en daar ook geld aan gekoppeld is wat je er aan verdiend. Par�jen gelijke waarom.

Opdrachtgever vraagt de opdracht in zijn totaal uit aan een consor�um.

Al�jd werken we in een vast team, vertrouwen is belangrijk. En het team niet hiërarchisch.Architect is niet de baas, maar probeert alles te integreren.

ziet Qcor wel als een goede oplossing, dit is een vast team. En als team uit idealen verbeteren. Duurzaamheids perspec�ef onderdeel is van de samenwerkinhg

Vast team niet perse. Als de koppen maar dezelfde kan uitstaan kan een wisselend samenwerkingsverband ook tot nieuwe Kennis - crea�viteit leidenTradi�oneel zit iedereen zit op elkaar te wachten terwijl je juist die verwevenheid moet hebben die dynamiek in het proces. En je eigenlijk ook par�jen moet vinden die ook even buiten hun kaders kunnen denken. Je bent het samen aan het maken, architect is misschien meer een regiseur,

Re�ectie

49

Re-born Arcadis Copper8 TU Del� Superuse Studios Origins architecture Inbo Arcadis

Niel Slob Freek Wullink Noor Huitema Matthijs Prins Césare Peeren Jamie van Lede Arnold Homan Jeroen EulderinkAdviseur Adviseur Adviseur Onderzoeker Architect Architect Architect Architect

ProcesDefini�efase

□ /□We denken nog te vaak in nieuwe producten, nieuwe gebouwen. Eerste stap is eigenlijk, kijken wat er in het gebouw zit, wat is nog bruikbaar

meer samenwerking met opdrachtgevers. Voor een opdrachtgever is het vooral essen�eel om aan het begin van het project de juiste vraag te stellen. Wat wil je nou eigenlijk van de aannemer en op welke manier wil je met hem samenwerken?

De vraag van de opdrachtgever is opener,Ze vragen geen producten uit maar ambi�es. Na gaan wat de echte essen�e is van het project voor de opdrachtgever. waarom waarom waarom, doel? Ipv gelijk denken in oplossingen.

Eerste fase enorm belangrijk! maar daar wordt de architect nog niet voor vergoed

Zie de kansen van het bestaand.

Tijd nemen om de eerste fase goed uit te voeren: wat is er aanwezig wat kan je er mee. En vanuit daar beginnen met ontwerpen. Niet blanco beginnen.

Maxiamale waarde uit het besaande halen (duurzame sloop)

Structuurontwerp Ik denk dat ‘design-for-disassembly’ een hele andere kijk opt het ontwerptraject vergt. Ook de ‘shearling layers’ theorie zul je al in je eerste schetsen moeten meenemen.

Voorontwerp Architect maakt VO; dan controlerende en toetsende func�e. Leveranciers werken uit.

Architect moet niet alleen toetsen sturen en accepteren, maar vooral goed luisteren naar de aannemer en par�jen en bereid zijn om ontwerpaanpassingen te doen. Om af en toe een veer te laten in zijn ontwerp. In dialoog met de aannemer kom je tot een oplossing en ik vind dat het werk daar al�jd mooier van wordt.

Zolang je maar wel betrokken blij� alle fases, niet alleen vo maken en dan afstaan

Defini�ef ontwerp na VO (waar de aannemen al bij betrokken is) gaan we meteen aan de slag. We doen geen aanbesteding. Geiljk met de par�jen om de tafel. En dan maken we het DDO : dynamisch defini�ef ontwerp. Het kan dus nog aan alle kanten schuvien en veranderen.

Technisch ontwerp

Nazorg Het resultaat is niet meer omde 15 of 20 jaar een grote renova�e, maar dat we in samenwerking met onze opdrachtgevers portefeuilles voortdurend op�maliseren

Als deze informa�e goed wordt vastgelegd in een gebouwenpaspoort dan is de kennis bruikbaar voor meerdere par�jen.

Wij breken onze eigen gebouwen ook weer af zodat we ze kunnen hergebruiken. ik krijg er ook weer voor betaald.

probleem bij terugname. Ze zeggen over 5 jaar zijn we klaar om het terug te nemen. Maar ervaring met interface dat ze dat niet lukte. (arnold wel goede ervaring met Interface). Ik hoef niet persee weer gebeld te worden na oplevering.

De circulaire architect

50

Re-born Arcadis Copper8 TU Del� Superuse Studios Origins architecture Inbo Arcadis

Niel Slob Freek Wullink Noor Huitema Matthijs Prins Césare Peeren Jamie van Lede Arnold Homan Jeroen Eulderink

Adviseur Adviseur Adviseur Onderzoeker Architect Architect Architect Architect

ProductMateriaal-level

□ /□ & a/bWe denken nog te vaak in nieuwe producten, nieuwe gebouwen. Eerste stap is eigenlijk, kijken wat er in het gebouw zit, wat is nog bruikbaar.

Waarden van materialen gaan zien.Lokaal ‘afval’. Of gewoon lokaal. Om materailen her te gebruiken (een van de uidagingen van CE) heb je arbied nodig, en arbeid is duur. Duurder vaak naar een nieuw project. Dus om CE succesvol te maken heb je nog mensen nodig met afstand tot de arbeidsmarkt. Sociaal [People planet profit )is ook een belangrijk thema.

Op het beperken van het gebruik van grondstoffen. En de maximale waarde er uit halen.geen legoliseren, crea�viteit architect is het mooiste. maximale toegevoegde waarde voor grondstof, die ofwel demontabel zijn of heel lange levensduur

Het gevaar zit hem in: (beetje in de extreme.). De legolisering van de bouw. Aan de andere kant staat dat bouwdelen te specifiek worden om goed te kunnen hergebruiken. Geen nieuwe materialen gebruiken. Alle materialen komen uit de technische klimloop.

Waarde van het afval inzien, veel afdank materialen gebruiken.

Stap 1 is dat je uberhaupt weet waar je materialen vandaan komen, hoe worden de materialen gemaakt, van grondstof tot product

Zie de kansen van het bestaand. Negeer het niet, er zi�en kansen in, niet alleen moeilijkheden

Gebouw-level Evolu�onair als fundament voor circulair; Uiteindelijk begint het er bij dat een gebouw niet één ding is. Een gebouw bestaat uit verschillende lagen met verschillende levens cycli. En die levenscycli moeten los van elkaar kunnen bewegen.demontabel is het fundament voor circulair.

De architect denkt na over hoe het in elkaar moet maar ook hoe het weer uit elkaar moet.

Of dementabel of lange levensduur; Maar techniek verandert snel. JE kan niet in de toekomst kijken. De producten zijn dan misschien niet meer van zoveel waarden.

Maar geschiedenis laat zien dat demontable gebouwen niet al�jd het meeste waardevast zijjn

Als er veel energie/geld gaat zi�en in het demontabel maken voor een nu al verzonnen toekoms�g gebruik, daar geloof ik niet zo in., tegen die �jd is idd alles weer anders.

Als iets demontabel is kan je de waarde van je producten er weer uit halen.

er zijn voorbeelden van demontabele gebouwen die gewoon gesloopt zijn. Techniek verandert.

Context-level Grote schaal van de stad: Maar ook hoe logischiek stad in kaart brengen: alle stromen va�en. wat zijn de stromen op stad niveau waarin verbeterd moet worden

CE gaat niet alleen over het cirkelen van materialen maa rook enerige en water.

CE garanderen Je werkt in BIM, meerwaarde, alle info van het gebouw aanwezig. Makkelijk monitoren en op�maliseren �jdens gebruik. . Je kan ook zelf ini�ëren als iets efficiënter kan.

Hele ontwerp in BIM. Van alle elementen wordt opgeschreven hoe het ook weer uit het gebouw gehaald kan worden. Iedeen over de toekomst

al is het opslaan van alle gegevens van de gebruikte materialen in BIM wel een groot voordeel naar de circulaire toekomst toe.

Nee. Ik denk niet dat BIM voor elk project interessant is. Verantwoordelijkheid en eigendom van materialen kun je ook zonder BIM vastleggen.

Over 19 jaar doen we vast iets anders dan BIM en is het de vraag of we opgeslagen kennis nog toegankelijk is.

Op het moment dat er een soort ‘grondstoffenpaspoort’ bestaat, zou het voor elke architect mogelijk moeten zijn om daarmee te (her)ontwerpen en hoe� dit dus niet per defini�e de ‘hoofd’architect te zijn.

Reflectie

51

Gasthuislaan 107 in Delft

De casus is een bestaand gebouw in het centrum van Delft. Het pand is in

januari 2016 leeg komen te staan, toen V&D failliet verklaard was. Het is een

groot pand van 54 bij 50 meter, 1 verdieping hoog.

Opdracht 1: De Solid

Het transformeren van de Gasthuislaan 107 in Delft, binnen het bestaande

volume, op een manier waarop het een gebouw wordt dat 200 jaar mee kan

terwijl het gebruik zich makkelijk kan aanpassen. Hierdoor werkt dit gebouw

mee aan een levendige en diverse binnenstad die zich zonder grote

investeringen aan de vraag kan aanpassen. Het ontwerp dient aan te sluiten

op de opgedane kennis uit het onderzoek. Om de Solid te laten werken voor

een divers gebruik zullen er spelregels gemaakt worden.

Opdracht 2: De invulling

Het ontwerpen van een invulling voor een type gebruik van de Solid volgens

de opgestelde spelregels. Enerzijds zullen verschillende invullingen op een

eenvoudige manier gepresenteerd worden, anderzijds zal één ontwerp in

meer detail uitgewerkt worden. Het ontwerp dient aan te sluiten op de

opgedane kennis uit het onderzoek. De ‘invuloefening’ werkt als een

feedbackloop om de Solid te testen.

De circulaire architect

Liander in Duiven – RAU (2015)

Amsterdamse Houthavens Gymnasium – HVDN architecten (2008)

Villa Welpeloo – Superuse Studios (2010) 52

Reflectie

53

Interieur Copper8 in 100Watt gebouw – Copper8 (2015)

Gemeentehuis Brummen – RAU (2013)

Co-green. Stadstuin overtoom (2016)

De circulaire architect

48

Reflectie

49

De circulaire architect

50