Iedereen kan sporten

60
Iedereen kan sporten Passend sportaanbod voor het onderwijs

Transcript of Iedereen kan sporten

Page 1: Iedereen kan sporten

Iedereen kan sportenPassend sportaanbod voor het onderwijs

Page 2: Iedereen kan sporten

Inhoudsopgave

Passend kennismaken met sport op en rondom school 1

Leerlingen in een rolstoel 4Leerlingen met een amputatie 6Leerlingen met een hersenaandoening 8Leerlingen met een chronische aandoening 10Leerlingen met een visuele handicap 12Leerlingen met een auditieve handicap 14Leerlingen met een verstandelijke handicap 16Leerlingen met externaliserende gedragsproblematiek 18Leerlingen met internaliserende gedragsproblematiek 20Leerlingen met autisme 22

Basketball 25- Race4Fun 26

Judo 29- Ballenroof 30

Hockey 33- Scoren op doel 34

Korfbal 37- Tienbal 38

Tafeltennis 41- Rondje om de tafel 42

Tennis 45- Rally 46

Voetbal 49- Oversteekspel 50

Zwemmen 53- Estafette 54

Page 3: Iedereen kan sporten

Sport voor iedereen NOC*NSF droomt van een Nederland waarin iedereen geniet van sport. Want als iedereen geniet van sport zorgt dat voor een kerngezond Nederland. Samen met onder andere sportbonden werkt NOC*NSF eraan dat meer mensen vaker, actiever en over een langere periode in hun leven sporten. Dat geldt voor iedereen, ook voor mensen met een handicap.

Sport en onderwijs, een winnende combinatie!Jong geleerd is oud gedaan. Hoe eerder leerlingen in aanraking komen met verschillende sporten, hoe groter de kans dat ze er ook hun leven lang mee doorgaan. Door leerlingen op school sport te laten beleven, kan elke leerling zijn eigen vaardigheden ontdekken en verdiepen. Op school worden namelijk alle leerlingen bereikt en gaan meer leerlingen sporten. Ze worden fitter en gezonder en leren spelenderwijs tal van (sociale) vaardigheden. Sport is ontzettend leuk om te doen en draagt bovendien bij aan de realisatie van verschillende onderwijsdoelen, zoals de verbetering van de schoolprestaties en de vermindering van schooluitval. Kortom: sport en onderwijs versterken elkaar.

Aangepast sporten op en rondom schoolOp scholen met een bevoegde (vak)leerkracht leren alle leerlingen goed sporten en bewegen. Door veelvuldig succesbelevingen te krijgen, kan iedere leerling zelf ervaren dat sporten ook gewoon ontzettend leuk is om te doen. Door uitdagingen aan te gaan kunnen ze zelfs hun grenzen

binnen het sporten verleggen. Iedere leerling kan zo zijn eigen talent voor sport ontdekken! Een positieve attitude is de beste basis om niet alleen op school, maar ook bij een lokale sportaanbieder (waaronder ook de sportverenigingen vallen) met sporten verder te gaan. Helaas blijken er geregeld leerlingen buitenspel te staan omdat ze vanwege hun beperking niet in staat zijn om op groepsniveau binnen het reguliere aanbod van sport- en beweegactiviteiten te participeren. Voor deze leerlingen zijn aanpassingen binnen het sport- en beweegaanbod nodig. Alleen dan kunnen zij ook de kracht van sport ervaren zowel op school als buiten school! Want naast een verantwoord sport- en beweegaanbod op school streeft de georganiseerde sport er ook naar dat iedere leerling vanaf (minimaal) de bovenbouw in het primair onderwijs jaarlijks kennis maakt met twee nieuwe sporten, aangeboden door een lokale sportaanbieder. Dan kunnen de leerlingen niet alleen de sport ontdekken die het beste bij ze past, maar kunnen ze middels een doorlopende leerlijn ook makkelijker de weg naar de vereniging(en) vinden.

Gehandicaptensport als mogelijk passend vervolgaanbodOok voor leerlingen met een handicap is er voldoende passend vervolgaanbod bij de verenigingen, die bekend zijn bij reguliere sportbonden. Het merendeel van de ‘gehandicaptensporten’ is inmiddels namelijk onder de hoede gebracht van de reguliere sportbonden. Het doel hiervan is om alle mogelijkheden die een sportbond en

Sport is passie; sport is verbroedering; sport is gezond. Sport haalt het beste in mensen naar boven, zorgt voor vriendschap en voor respect.

Passend kennismaken met sport op en rondom school

Iedereen kan sporten 1

Page 4: Iedereen kan sporten

sportvereniging te bieden hebben ook voor sporters met een handicap beschikbaar te stellen. Van het laagste niveau tot en met Paralympische topsport voor sporters met een lichamelijke, visuele of licht verstandelijke handicap. NOC*NSF en de aangesloten sportbonden streven naast het verhogen van de sportparticipatie ook gezamenlijk de doelstelling na om Nederland te laten behoren tot de top tien van de wereld (dit geldt overigens ook voor de valide sport). Daarom wordt er veel aandacht besteed aan talentscouting en talentontwikkeling. Zo wordt er jaarlijks een Paralympische Talentdag georganiseerd waarbij talentvolle sporters hun kwaliteiten aan diverse bondscoaches kunnen laten zien om uiteindelijk een plek in een talentselectie of zelfs nationale selectie te bemachtigen.

Passend sportaanbod voor leerlingen met een ‘handicap’In deze publicatie staat maatwerk en het respecteren van verschillen in een klas centraal. Door diverse maatschappelijke ontwikkelingen is aandacht voor de samenstelling van de klas steeds belangrijker. Aan de ene kant komt dat omdat we steeds beter weten welke oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan mogelijke beperkingen van leerlingen. Er is meer kennis en het zou goed zijn om die ook te benutten. Maar ook de instroom van leerlingen in het regulier onderwijs wordt steeds breder. Met invoering van de wet op passend onderwijs (01-08-2014) is de uitstroom naar het speciaal onderwijs ingeperkt en is het regulier

onderwijs verplicht om een passend onderwijsaanbod te garanderen voor elke leerling, ongeacht zijn of haar leer- of ontwikkelingsbeperkingen.

Maatwerk gevraagdAlle leerlingen hebben het nodig om in groeiende zelfstandigheid bewegingscontexten te leren kiezen die bij hen passen. In relatie met de bewegingsdeskundigen leren ze af te stemmen op anderen en zichzelf in deze (sport) groep. Met plezier en succes leren ze ontdekken welke sport en bewegingsactiviteit op welke manier bij hen past. Het is belangrijk om deze ontwikkeling van leerlingen steeds voor ogen te houden. Het gaat er niet om dat de leerling bij de bewegingsactiviteit of sport past: het gaat er om hoe de activiteit/sport bij de leerling kan passen!

OndersteuningsaanbodIn deze publicatie hebben we voor 10 “handicaps/beperkingen” een koers voorbereid waaruit dit maatwerk voor leerlingen zou kunnen bestaan. We geven richting aan de ontwerpmogelijkheden van activiteiten en de afstemming van de lesgever met de leerling en de groep.

Ontwerpend lesgevenEigenlijk is het steeds opnieuw bieden van maatwerk “ontwerpend lesgeven”. Naast een goede organisatie van de activiteit en voldoende aantrekkingskracht om de activiteit te blijven herhalen, staat vooral het lukken centraal.

2 Iedereen kan sporten

inleiding

Page 5: Iedereen kan sporten

Daarvoor wordt in deze publicatie steeds aangesloten bij wat een leerling nog wel kan, om vervolgens te zoeken naar mogelijkheden om dat in (ver)nieuwe(nde) activiteiten als kracht te benutten. Naast de mogelijkheden van de leerling staan ook de mogelijkheden en de bedoeling van de activiteit centraal. En bij het zoeken naar een goede nieuwe activiteit is het belangrijk om de bedoeling van de activiteit vast te houden. Daarmee blijft de activiteit ook voor de leerling betekenisvol. Dan is niet elke aanpassing dus even goed: bij het zoeken naar kwaliteitsrijke aanpassingen moet de essentie van de activiteit zoveel mogelijk bewaard blijven.

De passende organisatie (loopt ‘t?) de motivatie om te willen proberen (leeft ‘t?) en de kans om het te leren (lukt ‘t?) dragen bij aan nieuwe mogelijkheden voor leerlingen.In de praktijk stel je jezelf dan de volgende vragen:

Vraag 1: Wat lukt er wel en wat lukt er net niet?

Vraag 2: Welke aanpassingen kan ik maken in mijn uitleg, mijn arrangement en mijn regels?

Vraag 3: Hoe kan ik de essentie van de activiteit bewaren?

Leeswijzer van de leskaartenDe verschillende ideeën voor maatwerk zijn uitgewerkt in 10 categorieën. Daarbij verschilt de beperking van de leerling op verschillende vlakken. Daarom wordt eerst uitgelegd wat de beperking betekent, hoe dat door leerlingen en begeleiders wordt ervaren en vervolgens beknopt uitgewerkt in een aantal richtingaanwijzers. Natuurlijk is elke leerling anders en weten ouders en (vak)leerkrachten op school het allerbeste hoe maatwerk voor hun leerlingen er uitziet. Vanuit de deskundigheid van bewegen is het goed om deze informatie over de leerling mee te nemen. Naast de ouders zijn er op school natuurlijk de groepsleerkracht, de vakleerkracht en een heel zorgteam beschikbaar die zeer deskundig zijn in dit maatwerk. Het advies is daarom om het wiel niet opnieuw uit te vinden en te benutten wat er aan ervaringen en kennis al beschikbaar is waarbij deze publicatie praktische tips bevat om rekening mee te houden!

Tot slotLeerlingen zijn niet hun handicap, ze hebben een handicap. Dat is heel wat anders. Benader dus elke leerling gewoon vanuit wie hij of zij is en niet om wat hij of zij heeft. Denk vanuit kansen en niet vanuit beperkingen. Gun elke leerling een bewegingsactiviteit die bij hem of haar past.

Iedereen kan sporten 3

Page 6: Iedereen kan sporten

Beschrijving handicap Verschillende oorzaken kunnen er aan ten grondslag liggen dat een leerling in een rolstoel zit. Voorbeelden hiervan zijn rugproblemen, spierziekten, botaandoeningen of een dwarslaesie.

Er is een verdeling te maken in rolstoel-gebruikers met alleen beperkingen in de benen en rolstoelgebruikers met beperkingen in alle ledematen. Daarnaast zijn er leerlingen die gebruik maken van een handbewogen rolstoel en leerlingen die gebruik maken van een elektrische rolstoel.

Beperkingen waar deze leerlingen tegen aanlopen zijn verlies van motorische functionaliteit en in sommige gevallen geen of een verminderd gevoel. Mogelijk is er een verminderde spierkracht en geen of verminderde blaas functionaliteit.

Samen op zoek naar spannende activiteiten met gelijkwaardige kansen!

“dit is het tweede jaar dat ik Wilco in de klas heb. Hij heeft een spierziekte en krijgt geleidelijk meer moeite met bewegen. Wilco zit sinds kort in een rolstoel. Voor hem is het belangrijk dat hij kan blijven sporten met zijn leeftijdsgenootjes en in beweging blijft. Bewegen heeft ook een positieve uitwerking op zijn spieren.Tijdens de gymlessen let ik goed op de mogelijkheden die hij heeft. Hij kan bijvoorbeeld goed gebruik maken van zijn armen, maar zijn benen zijn minder sterk.

Verder kan Wilco door kleine aanpassingen in de activiteit met de rest van de leerlingen mee blijven sporten. een voorbeeld hiervan is een stok gebruiken als hulpmiddel tijdens een tikspel. Hierdoor vergroot je de reikwijdte van de arm. Sinds kort hebben we vijf rolstoelen in beheer. een rolstoelbasketbalspel is inmiddels de favoriete gymactiviteit van de klas. Met een passende oplossing loopt het op rolletjes!”

De mate waarin deze leerlingen in een handbewogen en elektrische rolstoel kunnen deelnemen aan een breed scala van sport- en beweegactiviteiten is zeer sterk afhankelijk van het ziektebeeld en de (sport)geschiedenis van betrokken leerling. Sommige leerlingen weten heel goed wat ze kunnen en denken mee over aanpassingen in activiteiten. Er is voor elke leerling een mogelijkheid: het gaat erom dat ook te zien!

Passende oplossingen? Het loopt op rolletjes!

Leerlingen in een rolstoel

THeoriekaarT

4 Iedereen kan sporten

Page 7: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Bewaak veiligheid1. Maak voor de les contact met de leerling en informeer

naar wat hij wel of niet mag. Het is belangrijk om fysieke veiligheid te waarborgen en de risico’s in beeld te brengen. Denk bijvoorbeeld aan de beperkte belastbaarheid van broze botten, het wel of niet uit de rolstoel mogen en kunnen, gevaren bij botsingen, etc.

2. Pas de activiteiten aan op de fysieke mogelijkheden van leerlingen. Als je het niet precies weet, bouw het dan rustig op. Sommige leerlingen mogen bijvoorbeeld kruipend wel aan klauteractiviteiten meedoen, maar niet te lang. Kies dan voor een korte tijdsduur.

3. Overvraag de leerling niet: fysieke overbelasting kan voor hen soms erg vervelende gevolgen hebben. Denk bijvoorbeeld aan schouderproblemen vanwege intensief rollen en doorzitplekken vanwege een continue zithouding. Maak de activiteit goed toegankelijk door ruime routes en afbakening. Bij een oversteekactiviteit bijvoorbeeld, moet er ook de ruimte zijn om veilig te kunnen stoppen.

Maak aanpassingen4. Betrek de leerling actief bij aanpassingen: maak de

leerling eigenaar van de aanpassingen.5. Pas het arrangement aan op de draaicirkel van de

leerling in de rolstoel. Houd rekening met de beperkte wendbaarheid in het zijwaartse bewegen. Het naar voor en achter verplaatsen is bijvoorbeeld eenvoudiger dan links-rechts verplaatsen.

6. Benut regels die alleen voor deze leerling gelden: zo kun je de leerling samen met de andere leerlingen volwaardig laten meedoen. Denk bijvoorbeeld aan het op afstand

verdedigen en het gebruiken van meer vrijplekken in het veld.

7. Gebruik aangepaste materialen om de leerling meer kansen te bieden: denk bijvoorbeeld aan een tikstok, een rolstoelstick, een aparte vrijplek in het veld. Gebruik als het kan zeer dun materiaal zodat je er makkelijk op kunt rijden of het goed kunt vastpakken.

8. Als je materialen aanpast, houd er dan rekening mee dat het ook voor de andere leerlingen uitdagend blijft. Zet bijvoorbeeld een lagere basket naast een hogere, een goal met een smal en een breed scoringsgebied, etc.

9. Leen een rolstoel en plan rolstoel activiteiten waar ook andere leerlingen aan mee kunnen doen.

DoorverwijzingEr zal op school al veel beschikbaar zijn over de mogelijk-heden en omgang met deze leerlingen. Vraag daar naar!

Verder is er specifieke deskundigheid te benaderen door inzet van:1. Ambulant begeleider bewegingsonderwijs, verbonden aan

school voor leerlingen met lichamelijke of/en meervoudige beperkingen.

2. Behandelend fysiotherapeut en/of kinderarts.

Tips op het internet: www.dwarsleasie.nlwww.spinabifida.startpagina.nlwww.vsn.nlwww.orthopedie.nl,www.osteoporoseplein.nl

Iedereen kan sporten 5

Page 8: Iedereen kan sporten

Leerlingen met een amputatie

Beschrijving handicap Een amputatie van een deel van het lichaam is zowel lichamelijk als emotioneel erg ingrijpend. De voornaamste redenen voor het uitvoeren van een amputatie zijn: weefselverderf door vaatafsluiting, kwaadaardige aandoeningen, ongevallen en geboorteafwijkingen.

Het kan zijn dat de leerling een prothese heeft. De prothese zal nooit de hele functie van het lichaamsdeel overnemen. Wat de leerling nog wel kan zal afhankelijk zijn van de stomp en de hoogte waarop het ledemaat is geamputeerd.

Leerlingen met een prothese gebruiken bij een gelijke belasting meer energie dan leerlingen zonder prothese. De stomp kan erg gevoelig zijn en de leerling kan zich hiervoor schamen. Ook fantoompijn kan voorkomen bij deze leerlingen, dit houdt in dat de leerling pijn ervaart in het geamputeerde lichaamsdeel doordat het hersengebied wat oorspronkelijk correspondeerde met het lichaamsdeel nog actief kan zijn.

Maak de leerling eigenaar van veranderingen en geef vrijheid om dit zelf aan te passen.

“in mijn klas 6b zit nadira. de linkerarm van nadira is geamputeerd als gevolg van een auto-ongeluk. Hierdoor heeft zij een stompje. de amputatie had in het begin grote impact op alle leerlingen. Voor nadira was de gymles een activiteit waarin ze extra met haar nieuwe beperking werd geconfronteerd. Bovendien is een stompje in het begin extra gevoelig en kwetsbaar. We zijn samen op zoek gegaan naar uitdagingen waarbij de nadruk lag op het lukken en samenspel met andere leerlingen. daarbij heb ik vooral in het begin intensief contact onderhouden met haar ouders over tips vanuit haar revalidatieproces.

Vooral het leren omgaan met steun- en zwaaiactiviteiten vraagt om speciale aanpassingen. Bij een nieuwe activiteit zorg ik altijd voor een aparte oefenplek, zodat ze hier de mogelijkheid heeft om de activiteit eerst individueel uit te proberen en ik haar op maat kan ondersteunen.”

De mate waarin deze leerlingen kunnen deelnemen aan een breed scala van sport- en beweegactiviteiten is zeer sterk afhankelijk van de plaats en het niveau waarin de ledematen zijn geamputeerd en de mobiliteit met of zonder protheses. Houd rekening met de mate van acceptatie van de beperking van de leerling en met de mate van de gevoeligheid van de stomp. Probeer botsen te voorkomen en zorg dat er niet teveel druk op de stomp komt.

Benut aanpassingen die ontbrekende arm- of beenfuncties vervangen: een tikstok, meer veldruimte of eigen regels.

THeoriekaarT

6 Iedereen kan sporten

Page 9: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Bewaak veiligheid1. Maak voor de les contact met de leerling en informeer

naar wat hij wel of niet mag. Het is belangrijk om fysieke veiligheid te waarborgen en risico’s in beeld te brengen. Beoordeel samen met de leerling wat de mogelijkheden zijn: sommigen kunnen bijvoorbeeld wel met hun elleboog klemmen, of hebben bij fysiotherapie oplossingen geleerd voor problemen waar ze tegen aan lopen. Houd ook in de gaten dat leerlingen in de groei zijn en in zekere regelmaat met een nieuwe prothese te maken krijgen: dat betekent in elk geval opnieuw een periode van wennen en aanpassen.

2. Betrek de leerling actief bij aanpassingen: maak de leerling eigenaar van de veranderingen en geef ze dan ook de vrijheid om dit zelf aan te passen.

3. Pas de activiteiten aan op de fysieke mogelijkheden van leerlingen. Als je het niet weet, neem dan geen risico’s. Denk bijvoorbeeld aan motorische dubbeltaken als verplaatsen in combinatie met vangen/gooien. Oefen dit eerst als enkeltaak (van oefen- naar spelvormen) om te kijken hoe het gaat.

Maak aanpassingen4. Kies voor alternatieven die de leerling wel kan en als

het op groepsniveau niet uitmaakt: kan de activiteit voor iedereen op die manier?

5. Pas de regels in het spel aan om deelname van de leerling mogelijk te maken: denk dan aan minder ver, minder lang of minder vaak. Betrek als het kan de leerling om reële aanpassingen te maken ten opzichte van de doelstellingen. Doe dit steeds met behoud van de bestaande bedoeling van de activiteit.

6. Benut regels die alleen voor deze leerling gelden: zo kun je de leerling samen met de andere leerlingen volwaardig laten meedoen. Denk in spelactiviteiten bijvoorbeeld aan het op afstand verdedigen, het gebruiken van meer vrij plek-ken in het veld, het mogen verplaatsen zonder dribbel, etc.

7. Maak gebruik van aangepast materiaal, waardoor er deelnamemogelijkheden ontstaan. Een handschoen om te vangen, een zwiepstok om te tikken, een extra ring om met je elleboog te kunnen scharnieren, etc.

8. Bied een aangepaste bewegingsactiviteit aan, waardoor medeleerlingen met deze leerling meedoen in plaats van andersom: denk bijvoorbeeld aan een spel met verplaatsen door middel van krukken, andere sporten als wielrennen of zwemmen of variabele vormen van winnen: verbeter je eigen record, combineer toeval met de prestatie, etc.

DoorverwijzingEr zal op school al veel informatie beschikbaar zijn over de mogelijkheden en omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Verder is er specifieke deskundigheid te benaderen door inzet van:1. Ambulant begeleider bewegingsonderwijs, verbonden aan

school voor leerlingen met lichamelijke of/en meervoudige beperkingen.

2. Behandelend fysiotherapeut en/of kinderarts.

Tips op het internet: www.lvvg.nl, www.kortermaarkrachtiger.nl

Iedereen kan sporten 7

Page 10: Iedereen kan sporten

Leerlingen met een hersenaandoening

Beschrijving handicap Er zijn verschillende redenen waardoor een hersenaandoening kan ontstaan. Cerebrale parese (CP) kan ontstaan voor het eerste levensjaar door gebrek aan zuurstof bij de geboorte, terwijl niet aangeboren hersenletsel (NAH) in een latere fase kan ontstaan door een bloedpropje, ongeluk, etc.

Hersenaandoeningen hebben voornamelijk effect op spierspanning, coördinatie en het combineren van bewegingen. Een voorbeeld hiervan is spasme. Binnen de verschillende hersenaandoeningen bestaat onderscheid in de mate waarin het lichaam is aangetast:

- Diplegie (benen aangetast),- Hemiplegie (een zijde van het

lichaam aangetast),- Quadriplegie (alle ledematen

aangetast).

Daarnaast kan de aandoening mee-brengen: epilepsie, moeite met spraak, gehoorstoornissen, primitieve reflexen, gedragsproblemen en meer. Bijvoorbeeld bij springen, balanceren, werpen en vangen kunnen deze leerlingen problemen hebben. Leerlingen zijn vaak motorisch minder vaardig en hebben minder overzicht in spelsporten.

Het is belangrijk om rekening te hou den met stoornissen die zich kunnen voordoen in de beweeg-situaties

“Behram zit in de kleutergroep. door een hersenbeschadiging kan hij de linkerkant van zijn lichaam minder goed gebruiken. Hij zit op kleutergym en leert hier omgaan met zijn beperkingen. Wat hij lastig vindt, is klimmen en klauteren, maar ook balanceren. Bij deze activiteiten krijgt hij extra begeleiding en worden de activiteiten aangepast aan zijn niveau. Zo springt hij van een minder hoge kast en balanceert hij over een lijn op de vloer in plaats van over de (omgekeerde) bank. Behram is dolenthousiast en wil graag overal aan meedoen. Hij kan niet altijd goed inschatten wat hij wel en niet kan. dit betekent dat je hem altijd in de gaten moet houden, vooral bij activiteiten die gevaar kunnen opleveren.

om als lesgever je aandacht goed over de hele groep te kunnen verdelen, kan je kiezen om bij maximaal één activiteit ondersteuning te bieden. ik vind het erg belangrijk om Behram en zijn klasgenootjes de mogelijkheid te bieden om zelf te onderzoeken wat wel en niet kan.”

De mate waarin deze leerlingen kunnen deelnemen aan een breed scala van sport- en beweegactiviteiten is zeer sterk afhankelijk van welke vorm van hersenaandoening zich voordoet. Als concentratieproblemen en inzicht verstoord zijn, beperk dan je uitleg en voorbeeld tot de kern.Houd rekening met de stoor-nissen die zich voordoen in de motoriek, in de waarneming en in denken en doen. Zo kunnen verstoringen in het opbouwen van spierspanning of ontspanning in het verplaatsen of het opbouwen van kracht in de weg zitten. Denk dan aan aanpassingen in afstand, snelheid en wendbaarheid. Soms kan beperkt zicht vragen om langere tijd voor het inschatten van bijvoorbeeld balbanen of slingerende voorwerpen. Waarborg de vrijheid door voldoende tijd en ruimte te bieden om de activiteit goed uit te voeren.

Houd rekening met mogelijke beperkingen in concentratie, inzicht en motoriek.

THeoriekaarT

8 Iedereen kan sporten

Page 11: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Bewaak veiligheid1. Zorg dat de leerling zich vanaf het begin gezien voelt:

maak contact, onthoud de naam en verdiep je in wat goed voor de leerling is of juist niet (zowel voor het meedoen in de groep als voor zijn fysieke beperkingen).

2. Maak de leerling eigenaar van de aanpassingen die eventueel nodig zijn. Dit vergroot het gevoel van competentie en autonomie.

3. Houd rekening met (plotselinge) vermoeidheid en wees alert op veranderingen in bewegingsgedrag. Dit kan samenhangen met de hersenaandoening. Soms weet de leerling zelf niet dat het “mis” gaat. Houd het concentratieniveau in de gaten en als je twijfelt, wees dan voorzichtig. Gun de leerling bijvoorbeeld rust door minder beurten, minder hard en minder hoog de activiteit uit te voeren.

4. Houd rekening met samenhangende beperkingen bijvoorbeeld in motoriek, waarneming, denken en doen. Overleg met de leerling (en/of zijn ouders) wat er wel of niet met zijn hersenstoornis te maken heeft en wat wel of niet belast mag worden. Leerlingen met bijvoorbeeld weinig spierkracht mogen soms best klimmen en klau-teren, maar kunnen daar wel meer moeite mee hebben.

Wees duidelijk5. Geef beknopte uitleg en verduidelijk dit met concrete

voorbeelden. Gebruik de leerling eventueel in het voorbeeld.

6. Controleer of de leerling de uitleg goed heeft begrepen door achteraf even na te vragen of in de buurt te blijven.

7. Richt het arrangement zo in dat er weinig afleiding is: haal overbodige materialen weg.

8. Laat de leerling samenwerken met buddy’s die hem kunnen helpen door bijvoorbeeld de activiteit nog een keer uit te leggen, goed hulp te verlenen (om de veiligheid te waarborgen), attributen aan te geven, etc.

Maak aanpassingen9. Pas de regels van de sportactiviteit aan, waardoor de

leerling kan deelnemen op zijn of haar niveau (eventueel alleen voor deze leerling). Denk dan aan bijvoorbeeld een aangepast doelgebied om te verdedigen, alternatieve scoringsmogelijkheden voor deze leerling, andere routes die afgelegd moeten worden, etc.

10. Tref vermoeidheidsbeperkende maatregelen en houd rekening met een verminderde concentratie: denk aan afstanden van een veld, aantal beurten per keer, groepsgrootte, etc.

11. Denk ook aan roldifferentiatie: de leerling kan ook andere taken op zich nemen in de activiteit. Denk bijvoorbeeld aan het uit elkaar halen van aanvallende en verdedigende dubbeltaken en geef de leerling de keuze een van beide te doen.

DoorverwijzingEr is op school al veel beschikbaar zijn over de mogelijkheden en omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Verder is er specifieke deskundigheid te benaderen door inzet van:1. Ambulant begeleider bewegingsonderwijs, verbonden aan

school voor leerlingen met lichamelijke of/en meervoudige beperkingen.

2. Behandelend fysiotherapeut en/of kinderarts.

Tips op het internet: www.nah-stichting.nlwww.nah.nlwww.bosk.nlwww.kinderorthopedie.nl/spasticiteit

Iedereen kan sporten 9

Page 12: Iedereen kan sporten

Leerlingen met een chronische aandoening

Beschrijving handicap Leerlingen met een chronische aandoening zijn leerlingen met heel diverse ziektebeelden. Jeugdreuma, astma, diabetes, epilepsie, hartziektes, chronische vermoeidheidsziekte (CVS) en kanker zijn veel voorkomende voorbeelden. Naast deze zijn er meer ziektebeelden die hier onder vallen.

Bij jeugdreuma gaat het om ontsteking van de gewrichten. De leerling heeft aanhoudende pijn en heeft moeite met het in beweging komen bij het opstarten van een lichamelijke beweegactiviteit. Een leerling met astma kan daaren-tegen (bij inspanning) last krijgen van kortademigheid en druk op de borst. De oorzaak hiervan ligt bij een ontsteking in de luchtwegen.Afhankelijk van welk type diabetes kan het beperkende factoren hebben bij deelname aan sportactiviteiten.

Veranderingen in het bewustzijn bij leerlingen met epilepsie kunnen risico’s van vallen met zich meebrengen.Bij CVS is het van belang dat de belastbaarheid goed aangepast wordt op de leerling, maatwerk is erg belangrijk in dit ziektebeeld.

Bewegen is belangrijk, maar wees alert zodat leerlingen niet over hun grens gaan

“Juliana is acht jaar en heeft ernstige diabetes. Zij heeft een insulinepompje aan haar buik. Juliana zorgt er zelf voor dat ze voor de gymles gegeten en geprikt heeft. als ze namelijk te intensief beweegt met te lage waarden, krijgt ze een hypo.

als docent van Juliana hoef ik weinig tot niets aan te passen in mijn lessen. Ze kan alles doen wat leerlingen zonder diabetes ook kunnen. Wel let ik er goed op hoe haar gezicht eruit ziet. Zijn we druk bezig en trekt haar gezicht wit weg, dan vraag ik haar hoe ze zich voelt en laat ik haar eventueel haar eigen bloedsuikers prikken om te kijken of haar waarden nog steeds goed zijn.

Verder hoef ik voor Juliana geen extra aanpassingen in de les te doen. Wel heb ik altijd mijn telefoon klaar liggen voor als er direct iets moet gebeuren. dan bel ik de BHV-er en haar ouders.”

De mate waarin deze leerlingen kunnen deelnemen aan een breed scala aan sport- en beweegactiviteiten is zeer sterk afhankelijk van welke aandoening sprake is. Het is essentieel om naar de (on)mogelijkheden te informeren en erover met de ouders en specialisten van de leerling in gesprek te gaan. Wat kan en mag nog wel en hoe kan dat in de les optimaal worden vormgegeven?Pas, indien nodig, de inspanning voor een activiteit aan door meer rust in te bouwen, meer samen te werken met anderen of het aantal activiteiten te beperken. Leer de leerling, maar ook zelf,de grens van inspanning te herkennen. Dat kan overigens per week en per les verschillen.

Bewegen is belangrijk, maar leer ook de grens van inspanning te herkennen.

THeoriekaarT

10 Iedereen kan sporten

Page 13: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Bewaak veiligheid1. Zorg dat je de leerling kent: maak contact, onthoud de

naam en verdiep je in wat goed voor de leerling is of juist niet (zowel voor het meedoen in de groep als voor fysieke beperkingen). De mate waarin de leerling beperkingen ervaart van de chronische aandoening kan per dag verschillen. Dat gaat over de toestand van het hele ecologische systeem van de omgeving, de leerling en wat er in de taak moet gebeuren. Maak vooraf aan elke les een praatje om in te schatten hoe de kansen vandaag zijn.

2. Maak de leerling eigenaar van de aanpassingen die eventueel nodig zijn. Dit vergroot het gevoel van competen tie en autonomie, en leert de leerling ook beter zichzelf in te schatten.

3. Maak gebruik van korte time-outs om te bespreken met de leerling hoe het gaat: het kan immers in de les zelf ook nog veranderen.

4. Als de leerling zelf de waarschuwingssignalen niet herkent (zoals bijvoorbeeld tekort aan energie, kleur van de huid, absences), maak dan medeleerlingen tot buddy’s. Deel met de klas wat er nodig is om samen te kunnen (blijven) sporten.

5. Houd rekening met (plotselinge) (pijn)aanvallen. Dit kan samen hangen met de chronische aandoening. Spreek met de leerling af waar hij dan even naartoe gaat en wie er mee gaat.

6. Als de leerling een inspanningsaandoening heeft, houd dan rekening met mogelijk beperkte belastbaarheid in het bewegen. Overvraag de leerling niet en houd in de gaten of de leerling over zijn grens gaat (omdat hij het bijvoorbeeld erg leuk vindt om nog een keer te proberen of wanneer hij zich verliest in het spel).

Maak aanpassingen7. Pas de regels van de sportactiviteit aan, waardoor de

leerling kan deelnemen op zijn niveau (eventueel alleen voor deze leerling). Denk bijvoorbeeld aan aangepast materiaal dat minder energie vergt (lichtere bal), andere regels voor de leerling (geen recht van aanval hoeven halen) of aan aangepaste posities (vaste keepersrol).

8. Indien van toepassing: Inspanningsbeperkende maatregelen treffen. Te denken valt aan afstanden van een veld, aantal beurten per keer, fysieke uitdagingen, etc.

Verdeel rollen9. Denk ook aan roldifferentiatie: de leerling kan ook andere

taken op zich nemen dan de actieve doenersrol!

DoorverwijzingEr zal op school al veel beschikbaar zijn over de mogelijk-heden en omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Verder is er specifieke deskundigheid te benaderen door inzet van:1. Ambulant begeleider bewegingsonderwijs, verbonden aan

school voor leerlingen met lichamelijke of/en meervoudige beperkingen.

2. Behandelend fysiotherapeut en/of kinderarts.

Internet: www.reuma.startpagina.nl www.reumafonds.nl, www.longfonds.nlwww.epileptie.nl, www.gezondheidsnet.nlwww.kanker.startpagina.nl

Iedereen kan sporten 11

Page 14: Iedereen kan sporten

Leerlingen met een visuele handicap

Beschrijving handicap Er bestaan verschillende vormen van blind- en slechtziendheid. Er kan sprake zijn van een verminderd gezichtsveld (tunnelvisie of juist alleen datgene scherp zien aan de buitenkant van het gezichtsveld) en/of van een verminderde gezichtsscherpte (een vaag beeld of geen kleur). Wanneer iemand minder dan 5% ziet, is hij blind.

Vaak kunnen deze leerlingen minder efficiënt bewegen wat het energie-verbruik tijdens alle bewegingen verhoogt.Weinig tot niets zien kan er toe leiden dat leerlingen zo weinig mogelijk bewegen. Goede begeleiding is bij deze leerlingen van belang. De leerlingen ‘zien’ de wereld anders.

Als leerkracht is het een uitdaging om die wereld uitnodigend en veilig te maken om in te bewegen. Dit om valpartijen en botsingen te voorkomen.

Voelen als vertrekpunt om succesvol in beweging te komen

“Mauli is twaalf jaar oud en heeft een visuele handicap. Haar ogen stellen haar beeld niet scherp waardoor ze bijna alles wazig ziet. alleen als ze naar boven kijkt, is haar beeld scherp.als vakdocent is het belangrijk om deze leerlingen niet te onderschatten. Waar zij haar ogen niet kan gebruiken, gebruikt ze haar andere zintuigen. door herhaling te brengen in de activiteiten voelt Mauli zich veilig en kan ze steeds meer alleen. diepte inschatten is door haar beperking wel lastig. Voor balspelen is het dan ook handig om gebruik te maken van een fel gekleurde bal, zodat ze deze beter ziet aankomen. ik geef haar wel meer aandacht dan de andere leerlingen. dit is bekend bij de groep en wordt geaccepteerd.”

De mate waarin deze leerlingen kunnen deelnemen aan een breed scala van sport- en beweegactiviteiten is sterk afhankelijk van de gezichtsscherpte, lichtgevoeligheid en het gezichtsveld. Het is hierin belangrijk om rekening te houden met de mate van acceptatie van de beperking van de leerling. Waarschijnlijk kan de leerling bewegingen niet of moeilijk nadoen. Laat de leerling zichzelf een voorstelling van de bewegingsactiviteit maken door te voelen, te vragen, te herhalen. Er kan sprake zijn van bewegingsangst ten gevolge van de slechtziendheid. Het bewegingstempo is vaak trager en uitvoering van bewegingen als gevolg daarvan ook.

Laat de leerling een voorstelling van de bewegingsactiviteit maken door te voelen, te vragen en te herhalen.

THeoriekaarT

12 Iedereen kan sporten

Page 15: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Bewaak veiligheid1. Zorg dat de leerling zich vanaf het begin begrepen voelt:

maak kennis, onthoud de naam en richt je steeds in woorden tot de leerling. Ga frontaal met de leerling in gesprek, zodat je stem van voren komt. Pak de leerling niet plotseling vast bij de ontmoeting.

2. Zoek aan het begin van de les even contact met de leerling en spreek een hoorbaar signaal af om elkaars aandacht te trekken.

3. Check goed of de leerling de activiteit heeft begrepen en of hij er zonder angst aan kan beginnen. Vraag na of hij weet wat hij moet doen en of het zo gaat lukken.

4. Begrijp de voorzichtigheid van leerlingen die slecht zien: geef ze de tijd om onbekende activiteiten even te verkennen. Een buddy kan hier goed in helpen.

5. Beperk afleidende prikkels: verwijder onnodige materialen en vermijd onnodig geluid en geschreeuw.

Wees duidelijk in opdrachten 6. Spreek duidelijk en ondersteun je uitleg met voelen

(ervaren van afstanden, hoogtes en omgeving). Laat de leerling bijvoorbeeld voorafgaand aan de les even ervaren hoe het arrangement is opgesteld.

7. Houd rekening met onbedoelde intonatie: deze leerlingen horen goed en kunnen niet uit een beeld (bijvoorbeeld van jouw gezicht aflezen) interpreteren hoe je het bedoeld hebt.

8. Richt je arrangement zo logisch mogelijk in en herhaal de activiteiten zo mogelijk in precies dezelfde opstelling (zelfde looprichting, zelfde hoek van de zaal, zelfde afstand, etc).

9. Gebruik hoorbare tekens als fluitjes of een klapritme om duidelijk te maken wanneer iets begint of stopt.

gebruik contrast10. Er is veel aangepast spelmateriaal dat je kunt maken of

kopen: denk dan aan fel gekleurde (zachte) ballen, hesjes voor teams, rinkelbal of veldafbakening met fel gekleurde pylonen. Benut dat om deelnamemogelijkheden te vergroten.

11. Houd rekening met lichtinval voor slechtziende leerlingen: laat ze spelen tegen de lichtrichting in.

DoorverwijzingEr zal op school al veel beschikbaar zijn over de mogelijk-heden en omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Verder is er specifieke deskundigheid te benaderen door inzet van:1. Ambulant begeleider bewegingsonderwijs, verbonden aan

school voor slechtziende en blinde leerlingen. 2. Literatuur: “Blindelings bewegen”, auteur: Jan Schippers

ISBN:9789071534980

Tips op het internet:www.eduvip.nlwww.cce.nl

Opleiding (in ontwikkeling) “Sporten met een visuele handicap”: www.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader

Iedereen kan sporten 13

Page 16: Iedereen kan sporten

Leerlingen met een auditieve handicap

Beschrijving handicap Leerlingen met een auditieve handicap hebben een stoornis aan hun gehoor. Dit kan variëren van minder goed horen tot doofheid.

Veel leerlingen met een auditieve handicap zullen ook minder goed tot zelfs helemaal niet kunnen praten. Houd er dus rekening mee dat er gebruik gemaakt kan worden van gebarentaal. Een communicatiemiddel om elkaar en de opdrachten te leren begrijpen.

Binnen het bewegen heeft dit als uitwerking dat leerlingen met een auditieve handicap vaak ook een motorische achterstand hebben op hun leeftijdsgenoten. Door het ontbreken van geluidprikkels in de motorische ontwikkeling, gaat de leerling minder op ontdekkingstocht: het volgt geen geluid, het stopt niet bij hoorbaar gevaar. Daardoor zijn ouders meestal ook voorzichtiger bij het zelfstandig (buiten) spelen.

Veel herhaling en verduidelijking helpt om deze leerlingen goed te laten participeren.

Wees zuinig met taal en ruimhartig in gebaren!

“kirsten is negen en al vanaf haar geboorte slechthorend. Hierdoor is het voor haar lastig om de uitleg helemaal te begrijpen en mist ze deelname aan communicatie tussen de andere leerlingen. Het verstaan van de activiteit kost haar letterlijk meer tijd. de leerlingen in haar klas weten dat ze het hier moeilijk mee heeft, dus ze proberen haar zo veel mogelijk te betrekken in de gesprekken door gebaren en duidelijk articuleren.

Het lukt natuurlijk niet om kirsten altijd één op één te begeleiden. om dan toch de activiteit duidelijk uit te leggen, helpt het om eerst het voorbeeld te laten zien. ook gebruik ik wel eens hulpmiddelen zoals tekeningen op het whiteboard en ik geef haar dan de tijd om hier naar te kijken voor ze met de activiteit start. Bij een activiteit waar in een groep wordt gewerkt, maken we altijd duidelijke en zichtbare regels over het begin, eind en de puntentelling zodat dit niet tot verwarring leidt.”

Wees zuinig met taal en ruimhartig in gebaren! Verduidelijk regels door ze zichtbaar te maken en wees voorspelbaar in je les: kies ervoor om steeds letterlijk in beeld van de leerling te zijn als je zijn aandacht wilt. Probeer ervoor te zorgen dat je altijd frontaal met hem in contact bent als je uitleg of leerhulp geeft. Neem de leerling alleen apart als het nodig is: gun de leerling zijn autonomie!

Een goed voorbeeld is het halve werk.

THeoriekaarT

14 Iedereen kan sporten

Page 17: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Maak individueel contact1. Zorg dat de leerling zich vanaf het begin gezien voelt:

maak kennis, onthoud de naam en richt je steeds frontaal tot de leerling.

2. Zoek aan het begin van de les even contact met de leerling en spreek een zichtbaar signaal af om elkaars aandacht te trekken .

3. Check goed of de leerling de activiteit heeft begrepen: bouw de activiteit in kleine stappen op en speel in het begin even mee (of betrek het leerling bij het voorbeeld).

Wees duidelijk in opdrachten 4. Spreek duidelijk en ondersteun je uitleg met beelden.5. Richt je arrangement zo logisch mogelijk in. 6. Gebruik zichtbare tekens als vlaggen en omgelegde

pylonen om duidelijk te maken wanneer iets begint of stopt.

7. Gebruik leskaarten op leerling-niveau bij de uitleg van de activiteit: die kan de leerling dan doorlezen en er ter herinnering weer bij pakken.

8. Een goed voorbeeld om je doel te verhelderen is het halve werk!

Begrijp voorzichtigheid9. Begrijp de voorzichtigheid van leerlingen die slecht

horen: geef ze de tijd om onbekende activiteiten even te verkennen.

10. Schakel medeleerlingen in als hulp voor de slechthorende leerling, maar ontneem de leerling niet zijn initiatief: autonomie is ook voor slechthorende leerlingen een groot goed!

11. Soms gaan evenwichtsproblemen gepaard met slechthorendheid: wees hier alert op.

12. Neem ouders en leerkrachten serieus en betrek ze bij de participatie van de leerling: samen sta je sterker!

DoorverwijzingDeze problematiek is breder dan alleen bij de deelname aan sport- en beweegactiviteiten. Daarom zal er bij de docenten en de school al veel informatie beschikbaar zijn over omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Tip op het internet: www.doof.nl

Sporttip op internet: www.kndsb.nlwww.deaflympics.nl

Opleiding (in ontwikkeling) “Sporten met een auditieve handicap”: www.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader

Iedereen kan sporten 15

Page 18: Iedereen kan sporten

Leerlingen met een verstandelijke handicap

Beschrijving handicap Leerlingen met een verstandelijke handicap zullen meer begeleiding nodig hebben. We kunnen deze groep leerlingen indelen in drie categoriën c.q. niveaus:

- Niveau 1; Leerlingen met een licht verstandelijke beperking en met een IQ tussen de 50 en 70.

- Niveau 2; Leerlingen met een matig verstandelijke beperking en met een IQ tussen de 20 en 50.

- Niveau 3; Leerlingen met een ernstig verstandelijke beperking en een IQ lager dan 20.

Indelingen op grond van intelligentie geven wel een causaal verband aan tussen de beperking en het niveau van bewegen, maar nog lang niet alles. Zo kan het zijn dat een leerling op sociaal-affectief en motorisch gebied op een heel ander niveau kan functioneren. Het kunnen goede sporters zijn!

Dé leerling met een verstandelijke beperking bestaat niet. Er zijn grote onderlinge verschillen binnen deze groep. Belangrijk bij deze leerlingen is dat ze niet onderschat worden. Onderzoek zelf in de praktijk welke mogelijkheden ze hebben en pas het niveau aan.

Vaste rituelen zorgen voor een veilige beweegomgeving. Succesvol meedoen staat centraal!

“Milan is verstandelijk beperkt, zit in een g-hockeyteam en doet actief mee in de gymlessen. Voor Milan is het erg belangrijk dat hij de activiteit duidelijk uitgelegd krijgt en dat hij kan sporten op zijn eigen niveau. op deze manier ervaart hij succes en blijft hij de hele les actief mee doen. om dit te realiseren heeft Milan elke gymles op school een buddy, die activiteiten samen met hem doet en de activiteit (waar nodig) nog een keer uitlegt. om er voor te zorgen dat hij op zijn eigen niveau kan sporten zet ik twee situaties van dezelfde activiteit neer. de eerste situatie is voor de leerlingen met lager niveau en de andere situatie voor leerlingen die uitdaging zoeken. als ik tikspelen doe met de klas krijgt Milan als loper een extra vrijplaats en als tikker mag zijn buddy hem helpen. Milan heeft veel plezier in de gymlessen en heeft daarin en zelfs daardoor een goede band met zijn klasgenoten.”

Wees je er van bewust dat het hier gaat om leerlingen die grote moeite hebben met leren en daaruit voortkomende problematiek. Het zijn echter ook leerlingen die wél veel kunnen: soms juist in het bewegen! Denk daarom niet in beperkingen, maar in mogelijkheden!Bied de leerlingen duidelijkheid, veiligheid en humor: wees een positief rolmodel.

Bied de leerlingen duidelijkheid, veiligheid en humor: wees een positief rolmodel.

THeoriekaarT

16 Iedereen kan sporten

Page 19: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Maak gebruik van rituelen1. Het is fijn voor leerlingen als het begin van de les een

vast ritueel kent: een begroeting, een vaste volgorde van handelen, een liedje en een overzichtelijke zaal.

2. Sluit de les steeds op dezelfde plek en wijze af. Het moet duidelijk zijn voor de leerling dat het afgelopen is.

3. Bereid leerlingen voor op het einde van een les door een afgesproken signaal of liedje.

4. Wees duidelijk en voorspelbaar zodat je voor leerlingen een baken in de les wordt.

Wees duidelijk en voorspelbaar5. Start je les op met het eerste onderdeel en beperk je

daartoe – wat later komt, komt later.6. Zet activiteiten zo neer dat direct duidelijk is wat het veld

is, welke materialen erbij horen en wat de bedoeling is (bijvoorbeeld in hetzelfde kleurgebruik).

7. Zorg voor duidelijke afbakening tussen activiteiten onderling.

8. Uitleg en regels: doe dit kort en bondig en gebruik eenvoudige woorden.

9. Gebruik een eenvoudig voorbeeld.10. Kies vaak voor herhaling van bekende activiteiten:

succesvol meedoen staat centraal!11. Gebruik helpende medeleerlingen als buddy’s voor

verduidelijking van routes, volgordes en uitleg.

Stuur aan op luk-ervaringen12. Maak nieuwe activiteiten klein en kansrijk: geef leerlingen

de kans om maar één taak tegelijk uit te voeren. 13. Verdeel rollen in een activiteit en geef iedere leerling een

rol die hij aan kan.14. Kies pas voor tegengesteld belang als de leerlingen dit

ook werkelijk kunnen beleven.15. Geef leerlingen de tijd om het onder de knie te krijgen: de

kracht zit in de herhaling!16. Stel je verwachtingen bij: hanteer haalbare leerdoelen op

korte termijn (voor een succesbeleving).17. Het leren beklijft langzaam: houd er rekening mee dat

je over een week vaak eerst weer bij startniveau moet beginnen.

18. Herhaal activiteiten een aantal weken om het leereffect te behalen.

DoorverwijzingDeze leerlingen zijn gebaat bij herhaling en rituelen op groeps- en individueel niveau: gebruik daarvoor altijd de kennis van de vakleerkracht en de groepsleerkracht / onderwijsassistent. Wat is goed om te doen en wat past bij wie? Vraag daarnaar!

Leestip: Berkel, M., Graaff, R, de, Rietberg, C. Wijfels, I. (2009). Bewegingsonderwijs aan ZML. Zeist: Jan Luiting Fonds.

Tip op het internet: www.downsyndroom.nl

Sporttip op het internet: www.specialolympics.nl

Opleiding ”Sporten met een verstandelijke handicap”:www.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader

Iedereen kan sporten 17

Page 20: Iedereen kan sporten

Leerlingen met externaliserende gedragsproblematiek

Beschrijving handicap Deze leerlingen zijn erg gericht op buiten, op hun omgeving. Veel voorkomende stoornissen zijn: ADHD, ADD, Oppositioneel-opstandig gedrag (ODD).

Typische externaliserende gedragingen zijn: driftbuien, opstandig gedrag, anderen vaak de schuld geven van eigen fouten, vaak boos zijn of gepikeerd, ongeconcentreerdheid, taken niet af maken, vergeetachtigheid en problemen hebben met motorische afstemming.

Door ongeconcentreerdheid ontstaat soms roekeloos gedrag. Leerlingen met ADHD zien vaak het gevaar van hun eigen gedrag niet. Hierdoor kunnen gevaarlijke situaties voor zichzelf en anderen ontstaan.

Blijf met een korte en duidelijke uitleg de grote bewegingsdrang verbinden aan beweegplezier voor alle leerlingen

“ik ben de juf van lieke en omer, zij zitten bij mij in groep drie. Het is uitdagend om twee leerlingen met adHd in de klas te hebben en ik probeer hier zo veel mogelijk positieve punten uit te halen. Zo kunnen ze veel aan elkaar hebben op het moment dat een van twee een woedeaanval krijgt. Ze snappen elkaar goed en geven elkaar de ruimte als dit nodig is. Tijdens de gymlessen probeer ik deze leerlingen een duidelijke structuur te bieden. ik probeer er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de klas rustig binnen komt en dat ze eerst allemaal op de bank gaan zitten. daarna ga ik de activiteiten uitleggen: dit probeer ik zo kort en duidelijk mogelijk te doen en pas dan mogen ze lekker gaan sporten. er zijn duidelijke regels binnen de activiteiten en in omgang met elkaar. op deze manier probeer ik zoveel mogelijk onenigheid te voorkomen.”

Deze leerlingen zijn duidelijk aanwezig in een groep door hun opvallende gedrag. Zij vragen veel aandacht van de begeleider. Probeer vanaf het begin helder te maken wat er van ze verwacht wordt en wat juist niet. Probeer negatief gedrag te negeren (of zelfs te voorkomen) en beloon positief gedrag met een compliment. Plaats een leerling met externaliserende problematiek bij voorkeur in een groep met rustige leerlingen.

Probeer negatief gedrag te negeren en beloon positief gedrag met een compliment.

THeoriekaarT

18 Iedereen kan sporten

Page 21: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Maak individueel contact1. Wacht de leerling persoonlijk op bij het begin van de les en

maak een informeel praatje. Zo weet je meteen in welke stemming de leerling is die dag.

2. Zorg dat je letterlijk veel in beeld bent bij deze leerling, zodat het weet dat er op hem of haar gelet wordt.

3. Maak gebruik van time-outs om te bespreken met de leerling en de groep hoe het gaat.

4. Sluit de les positief af met de groep en loop mee naar de kleedkamer, zodat er ruimte is voor een informeel praatje.

Begrens ongewenst gedrag5. Begrens ongewenst gedrag: geef precies aan wat je gezien

hebt, waarom je dit niet goed vindt en geef een alternatief voor de volgende keer (probleemoplossend leren).

6. Benadruk positief gedrag door veelvuldig te complimenteren: persoonlijk gericht op beweegprestatie en op goed gedrag.

Wees taakgericht7. Als het mogelijk is laat je de leerling voor de echte start

van de les al even spelen.8. Zet de leerling tijdens de uitleg van de activiteit op een

plek in de groep waar geen afleiding is (bijvoorbeeld door het vermijden van losse materialen, uitzicht op buiten, een drukke buurman, etc.).

9. Zorg voor activiteiten met een hoge intensiteit; vermijd lange wachtrijen.

10. Leg niet te veel de nadruk op winst en verlies bij een activiteit; dit leidt vaak tot onrust en conflicten.

DoorverwijzingDeze problematiek is breder dan alleen bij deelname aan sport- en beweegactiviteiten. Daarom zal er bij de docenten en de school al veel informatie beschikbaar zijn over omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Tip op het internet: www.ad(h)d.nlwww.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/cd-en-odd

Opleiding (in ontwikkeling): Sporten met gedrags-problematiekwww.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader

Iedereen kan sporten 19

Page 22: Iedereen kan sporten

Leerlingen met internaliserende gedragsproblematiek

Beschrijving handicap Deze leerlingen zijn erg naar binnen gericht. Dit kan leiden tot innerlijke onrust, waardoor ze afwezig gedrag kunnen vertonen. Leerlingen met deze problematiek kunnen last hebben van angst-stoornissen, paniekaanvallen, fobieën, sociale angst, depressie, negatieve stemming, verminderde motivatie om iets te gaan doen en de onwil om te gaan bewegen. Ook kunnen ze pijn aan het lichaam hebben zonder dat dit medisch aan te tonen is.

Algemene kenmerken van leer-lingen met internaliserende gedrags-problemen kunnen bestaan uit:Stil, timide, lichamelijke klachten, ontbreken van initiatief, toeschrijven van fouten aan zichzelf en successen aan anderen.In het bewegingsgedrag zien we vooral de passiviteit, ongemotiveerdheid, (faal)angst en het “liever niet meedoen” terug. Internaliserende stoornissen zijn erg complex.

,

Zorg dat de leerling snel aan de slag kan en successen kan boeken.

“Janneke is tien en is een rustig en stil meisje. Ze heeft een angststoornis waardoor ze voor veel dingen bang is. Het is bij Janneke belangrijk om een vertrouwensband op te bouwen, zodat ze ook op school mensen heeft die ze vertrouwt. dit doe ik door veel persoonlijk en informeel contact te hebben.

Tijdens gymlessen geeft Janneke af en toe aan dat ze er tegen op ziet om nieuwe dingen te leren. door de band die ik met haar heb opgebouwd kunnen we afspraken maken. Zo spreek ik bijvoorbeeld met haar af dat ze sowieso alle activiteiten een keer doet. als ze niet durft, vraagt ze eerst een medeleerlingom haar te helpen. als dat niet genoeg zekerheid biedt, mag ze mij om hulp komen vragen. Haar beweegniveau is goed genoeg dus het gaat hier om zelfvertrouwen. Bij Janneke is het duidelijk dat dit groeit en ze steeds meer plezier krijgt in de sportactiviteiten.”

Deze leerlingen trekken zich vaak terug en twijfelen veel aan zichzelf. Probeer ze snel te leren kennen en geef ze vooral veel gerichte complimenten op hun deelname. Koppel successen actief op henzelf terug. Wees voor de leerling een positief rolmodel en benadruk dat iedereen op zijn eigen wijze in de les mag meedoen. Neem hun angsten en problemen serieus. Stel ze waar mogelijk gerust en introduceer nieuwe activiteiten op een duidelijke manier. Houd bij het maken van groepen rekening met “steun” bieders: medeleerlingen die voor de leerling belangrijk zijn om goed mee te kunnen blijven doen.

Geef veel gerichte complimenten over wat ze goed hebben gedaan.

THeoriekaarT

20 Iedereen kan sporten

Page 23: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Maak individueel contact1. Zorg dat de leerling zich vanaf het begin van de les

gezien voelt: noem het bij de naam en benut de informele momenten (bijvoorbeeld aan het begin en einde van de les) om een praatje te maken, zodat je weet hoe de leerling zich die dag voelt

2. Leer leerlingen om goed te kiezen uit verschillende differentiaties in de leertaak (om autonomie en competentiegevoel te stimuleren). Denk bijvoorbeeld aan mikken vanaf meerdere afstanden. Als de leerling zelf mag inschatten op welk niveau hij moet beginnen: leer hem dan om te starten bij wat zeker zal lukken.

Wees geduldig3. Wees geduldig met leerlingen die angstig zijn: onderschat

hun angsten niet! Hun angst is vaak de oorzaak van het mislukken en hun onhandigheid. Geef ze de kans om het vaak te proberen en wees optimistisch! Geef complimenten voor alles wat (nu) wel lukt: kleine veranderingen zijn ook stappen vooruit! Hierbij kun je denken aan: toch geprobeerd, goede tips gegeven aan een ander, er toch als toeschouwer bijgebleven, etc.

4. Uitleg en regels: Houd bij de start van de les in de gaten of de leerling de uitleg en regels goed meekrijgt: een goed begin is het halve werk!

5. Zorg dat er ook rustpunten in de les zitten die voor de leerling als “veilige haven” kunnen dienen: soms misschien zelfs letterlijk (bijvoorbeeld een uitrustplek met timer). Geef de leerling de ruimte om af en toe een time-out te nemen.

Stuur aan op “luk”ervaringen6. Maak de opdrachten klein en kansrijk: zorg dat de leerling

snel aan de slag kan en successen kan boeken. Kies voor herhalen van wat goed lukt, want dat geeft steun en veiligheid.

7. Wees duidelijk over wat er gaat gebeuren en laat weinig momenten vrij: vermijd onduidelijkheid.

8. Belast leerlingen niet teveel met wat nog gaat komen: houd het bij de les van vandaag.

9. Kies voor groepen waar stille leerlingen en initiatiefrijke leerlingen elkaar kunnen ondersteunen.

10. Wees gul met gerichte complimenten en spreek in “groeitaal”. Geef exact aan wat je vindt dat de leerling goed heeft gedaan

11. Sluit de les altijd positief af en betrek de leerlingen hierbij: benoem en laat door hen benoemen wat er goed ging deze les.

DoorverwijzingDeze problematiek is breder dan alleen bij deelname aan sport- en beweegactiviteiten. Daarom zal er bij de docenten en de school al veel informatie beschikbaar zijn over omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Tip op het internet: www.ad(h)d.nlwww.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/cd-en-odd

Opleiding (in ontwikkeling): Sporten met gedrags-problematiekwww.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader

Iedereen kan sporten 21

Page 24: Iedereen kan sporten

Leerlingen met autisme

Beschrijving handicap Autisme is een ontwikkelingsstoornis waardoor moeite ontstaat in wederzijds begrip en contact. Er wordt vaak gesproken over ASS: Autisme Spectrum Stoornissen.

Beperkingen waar deze leerlingen tegen aan lopen zijn vooral de moeite om zich in te leven in en het aansluiten bij andere leerlingen. Zij hebben vaak moeite met het begrijpen van sociale regels en omgang met onverwachte situaties. Ze houden zich het liefst strikt aan bepaalde gewoonten, rituelen en dwangmatigheden en hebben de voorkeur om alleen te zijn.

Vooral bij teamsporten zullen deze kenmerken beperkend werken. Bepaalde voorwerpen kunnen hun overmatige voor- of afkeur hebben. Lichamelijke overactiviteit of extreme passiviteit spelen een rol. Daarnaast kan de leerling last hebben van driftbuien en ongelijk ontwikkelde grove en fijne motoriek.

Stel je verwachtingen bij voor wat betreft het samen spelen met anderen. individuele activiteiten hebben een grotere kans van slagen.

“in mijn klas zit rick en hij heeft autisme. Voor rick is het lastig om zich aan te sluiten bij de rest van de klas. in de klas van rick heb ik extra aandacht voor een duidelijke structuur van de les. alle leerlingen gaan bij binnenkomst eerst op de bank zitten en ik vertel kort en duidelijk wat we gaan doen. Wanneer er veranderingen optreden, zorg ik ervoor dat ik dit ook extra benoem.

de motoriek van rick loopt achter op die van de rest van de leerlingen en samenspelen is niet vanzelfsprekend. in mijn gymles zorg ik altijd voor een activiteit die door de leerlingen individueel kan worden uitgevoerd. deze activiteit probeer ik zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij het interesseniveau van rick. Bij deze individuele activiteit kan hij dan ook altijd terugkeren.

Soms gaat rick zo op in zijn spel, dat hij het moeilijk vindt om te stoppen. ik zorg er altijd voor dat ik een paar minuten voordat de activiteit stopt, dit even kenbaar maak.”

Leerlingen met autisme vertonen vaak vreemd en afwijkend gedrag. Probeer dit niet te verbieden, maar laat het zoveel mogelijk gaan. Bied ze veiligheid door zelf voorspelbaar te zijn in de omgang en de les op steeds dezelfde wijze aan te bieden in een vaste structuur. Koppel ze aan een vaste buddy die ze vertrouwen tijdens de hele les.

Besteed veel aandacht aan de lesstructuur en regels.

THeoriekaarT

22 Iedereen kan sporten

Page 25: Iedereen kan sporten

De bouwstenen voor het aanpassen van het sportaanbod

Wees duidelijk 1. Geef bij binnenkomst duidelijk aan waar de leerling mag

gaan zitten.2. Vertel bij de start van de les hoe de les opgebouwd is (‘we

beginnen met activiteit x, daarna doen we activiteit y, en we sluiten af met activiteit z’).

3. Gebruik taal zonder beeldspraak of non verbale communicatie om onduidelijkheden te voorkomen.

4. Wees duidelijk over wat de regels/afspraken zijn en leg uit waarom daar soms van afgeweken wordt.

5. Zet activiteiten zo neer dat het direct duidelijk is wat het veld is, welke materialen erbij horen en wat de bedoeling ervan is.

6. Kondig vijf minuten voor het einde van de les aan hoe lang het nog gaat duren.

7. Sluit de les steeds op dezelfde plek en wijze af. Het moet duidelijk zijn voor de leerling dat het afgelopen is en vertel op neutrale wijze hoe de les verlopen is.

8. Vermijd onnodige afleidende prikkels: denk hierbij aan materialen die niet gebruikt worden, veel geluid of geschreeuw.

Wees voorspelbaar 9. Laat weinig momenten vrij: vermijd onduidelijkheid.10. Werk met kleuren als dat mogelijk is; dezelfde kleur

ballen bij een spel, gekleurde hesjes per groepje, etc.11. Zorg dat de leerling in dezelfde groep komt als zijn/haar

buddy: die kan de leerling helpen als er onduidelijkheden zijn ontstaan.

12. Probeer frontaal voor de leerling te gaan staan als je hem/haar iets wilt uitleggen of aanraken. Laat de leerling niet

schrikken door dit onverwacht van achteren te doen en verwacht geen oogcontact.

13. Kondig het aan als er dingen in de les veranderen of aangepast moeten worden.

Wees realistisch14. Stel je verwachtingen bij voor wat betreft het samen

spelen met anderen van de leerling. Individuele activiteiten hebben een grotere kans van slagen.

DoorverwijzingDeze problematiek is breder dan alleen voor bewegings-onderwijs. Daarom zal er bij de docenten en de school al veel informatie beschikbaar zijn over de omgang met deze leerlingen. Vraag daarnaar!

Tip op het internet: www.autisme.nlwww.pdd-nos.nlwww.syndroomvanasperger.nl

Opleiding met online handboek “Trainen en coachen van jongeren met autisme”:www.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader

Iedereen kan sporten 23

Page 26: Iedereen kan sporten

24 Iedereen kan sporten

Page 27: Iedereen kan sporten

Aangepast aanbod: Zone Basketball ‘Zone Basketball’ is een 4-tegen-4 basketballvorm, ontwikkeld voor een combinatie van spelers die niet gezamenlijk aan het traditionele (rolstoel)basketball deel kunnen nemen.

Het gebruik van de zones zorgt er voor dat spelers met hetzelfde bewegend en fysieke vermogen, binnen hun eigen zone tegen elkaar kunnen spelen. Samen met spelers uit de andere zones vormen ze één team. Zone Basketball is ontworpen om spelers met en zonder (lichamelijke) handicap volledig te integreren. Spelleiders moeten dus naar eigen inzicht de aanwezige spelers op capaciteit verdelen over de teams en diverse zones. - Optimale integratie valide en invalide

sporters,- Combinatie voor écht iedereen!- Geschikt voor elektrische rolstoelen,- Geschikt voor spelers met een

loophulpmiddel.

Basketball

25Contactgegevens NBB, Luc Vergoossen, [email protected], 030 - 751 35 00

Page 28: Iedereen kan sporten

De Basketball Race4Fun wordt op één helft van het veld gedaan, op de andere helft wordt gelijktijdig 3-tegen-3 gespeeld (zie volgende oefening). Beide oefeningen vinden dus parallel plaats, waarbij je dient te zorgen dat alle teams de Basketball Race4Fun hebben gedaan, bij de BasketballRace4Fun hebben geholpen en enkele 3-tegen-3 wedstrijden hebben gespeeld. Het is ook mogelijk 3-tegen-3 op twee baskets tegelijkertijd te spelen en deze wedstrijdjes af te wisselen met de Basketball Race4Fun.

DoelHet toepassen van alle geoefende basisvaardigheden in een race tegen de klok (Basketball Race4Fun)

Opdrachtbeschrijving1. Begin met de bal op de startstip en start zodra het

startsignaal klinkt.2. Maak een lay-up en vang de bal af (mis? Gewoon schieten).3. Slalom om de pylonen richting de plaats vanaf waar de

pass wordt gegeven.4. Pass de bal vanaf de pass’plaats’ door middel van een

chest pass (borstpass) naar de persoon die op de passspot staat. De bal wordt door deze persoon teruggepasst.

5. Dribbel naar de vrije worplijn en schiet vanaf de vrije worplijn.

6. Vang de bal af en dribbel naar de tweede pass’plaats’. Pass de bal met een bounce pass (met een stuit via de grond) naar de persoon op de passspot. De bal wordt teruggepasst.

7. Dribbel tussen de pylonen door naar de basket8. Eindig het parcours met een lay-up (mis? Gewoon

schieten).

- Nadat de eerste speler heeft gescoord, of drie keer heeft gemist bij stap 8, vangt de tweede speler zijn bal af en doorloopt hetzelfde parcours,

- De tijd stopt zodra alle spelers van een team zijn geweest.

StartSportiviteit (de bal goed terugpassen vanaf de passspot aan ‘tegenstanders’), teamwork (elkaar aanmoedigen, tips geven), acceptatie (wanneer de bal mis gaat of een ander team sneller is), respect (voor degene die de tijd registreert).

Beweeg- en regelrollen- Iedere student die actief deelneemt aan de les heeft een

beweegrol,- Indien er studenten zijn die niet actief deel kunnen

nemen, kunnen zij met de docent letten op het naleven van de spelregels en het bijhouden van de tijd en de punten (begeleidingsrol). De student let op dat een speler maximaal drie pogingen onderneemt bij een onderdeel en daarna (of bij een rake poging) door gaat naar het volgende onderdeel, hij let op dat de speler de juiste route volgt en dat bij alle teams evenveel mensen het parcours lopen, zodat de tijden vergelijkbaar zijn (voor de puntenverdeling).

Materiaal- Een bal per basket- Zes pylonen per basket

Spe(e)l/ veiligheidsregels- Zorg dat spelers oogcontact hebben wanneer wordt

gepasst zodat de bal niet op neuzen of vingers belandt.

Regels Basketball Race4Fun- Drie pogingen per onderdeel,- Raak is door naar het volgende onderdeel,- Drie keer mis is door naar het volgende onderdeel,- Bij mis de oefening vanaf de stip opnieuw uitvoeren,

behalve bij de lay-up, deze mag van dicht bij de basket,- Vang je eigen bal af bij de lay-up,- Het parcours dribbelend doorlopen,- Indien de teams in aantallen niet gelijk zijn, wordt

uitgegaan van het hoogste aantal. Bij teams met minder mensen zal er iemand (of meer) twee keer moeten lopen, zodat een gelijk aantal keer de race wordt doorlopen per team,

- Het snelste team krijgt 5 punten voor het klassement.

Basketball Race4Fun Groep 5 t/m 8

26 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

pass

bouncepass borstpass

afvangen & dribblescoren

schot

pass

finish

start

Page 29: Iedereen kan sporten

Geef de wachtende leerlingen een rol door ze bijv. de tijd de laten bijhouden of geef ze de rol van passer op een van de twee passplaatsen.

Leg de regels nog een keer klassikaal uit en laat de wedstrijdjes door een leerling, die de regels begrijpt, begeleiden.

Zorg dat voor de les alle materialen klaar staan en/of laat leerlingen (door gerichte taken te geven) helpen met klaarzetten.

Maak afspraken met de leerlingen over wat je van ze verwacht tijdens de uitleg (bijv. ballen in het hok, zitten op de bank) of zorg ervoor dat ze geen ballen hebben bij de uitleg.

- Vergoot het aantal tikkers (andere machtsbalans),

- Maak het dribbelen voor de overlopers lastiger door ze bijv. met hun slechte hand te laten dribbelen.

Beperk het aantal tikkers van dat team en laat het team bijv. tikken met maar één speler.

Vereenvoudig het parcours door van het parcours bijv. een slalomparcours (heen en weer) met een score op het einde te maken.

- Verkort de wachttijden en speel bijv. bij de partijtjes maar tot één score i.p.v. twee,

- Geef de wachters een (gerichte) opdracht tijdens het wachten bijv. het bijhouden van het aantal passes of de scores.

Zorg voor passende muziek (vraag eventueel de leerlingen zelf muziek mee te nemen) op de achtergrond en wanneer mogelijk wat meer op de voorgrond. Gebruik het ritme eventueel zelfs in de oefeningen.

- Laat ze tegen elkaar racen en wedstrijdjes spelen. Maak bijv. per oefening een competitie met uiteindelijk een finale,

- Schrijf de tijden op het bord, zodat ze kunnen zien welke tijd(en) ze moeten verslaan. Ze kunnen zelfs proberen hun eigen persoonlijke record te verbeteren.

Er staan teveel leerlingen stil

De regels zijn onduidelijk bij het partijtje

Het klaarzetten van de materialen kost veel tijd.

Er wordt gedribbeld of gegooid met ballen tijdens uitleg

Een team krijgt niemand getikt.

Een team tikt eenvoudig alle spelers af van de andere teams.

De Basketball Race4Fun is te ingewikkeld en/of kost teveel tijd om uit te leggen

De leerlingen raken verveeld omdat ze (lang) moeten wachten.

Muziek sluit goed aan bij streetball en bij de doelgroep

De doelgroep wil winnen, dus maak er (waar mogelijk) een competitie van, zodat ze van elkaar kunnen winnen en punten kunnen winnen voor het klassement

Loopt ‘t

Lukt ‘t bijna (mindere beweger)

Lukt’t goed (uitbouw voor betere beweger)

Leeft ’t?

Extra sfeer, uitdaging en beleving creëren

Basketball race4Fun groep 5 t/m 8

Iedereen kan sporten 27

BegeleidingSkaarT

Page 30: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

- De pylonen iets verder uit elkaar zetten.

- Schieten op een ander doel, bijvoorbeeld een lagere basket/hoepel/korf/3-poot basket/prullenbal,

- De afstand tot de basket verkleinen,- De afstand tot de passers verkleinen.

- Een andere bal gebruiken, bijvoorbeeld een volley- of foambal,

- Rijden met de bal op schoot (bij een elektrische rolstoel of leerling met verminderde handfunctie in handbewogen rolstoel),

- Vergroot het aantal aanzetten op het wiel van 2 naar 3 of 4 (bij een handbewogen rolstoel),

- Met helper die de bal op schoot kan leggen en eraf kan pakken (bij een elektrsche rolstoel).

- Zet een ballenbak vlak bij de leerling op de schotposities,

- Laat de leerling zien hoe je me behulp van een draaiend wiel van de eigen rolstoel de bal kunt “opwippen”,

- Speel het spel in een tweetal, waarbij de lopende medeleerling ballen-ophaler is.

Gericht op handicap: Fysieke beperking (rolstoel)

Basketball race4Fun groep 5 t/m 8

De leerling heeft meer ruimte nodig.

De leerling heeft moeite met het halen van de afstand en/of hoogte.

De leerling kan niet of moeizaam tegelijk rijden en dribbelen.

De leerling steekt veel tijd in het oprapen van gemiste ballen.

Wat je kunt verwachtenEen leerling in een rolstoel zal door zijn beperking meer ruimte nodig om zich te verplaatsen en bewegingen te maken. Sommige leerlingen hebben daarnaast moeite met het halen van hoogte en afstand. Ook kan het dribbelen en oprapen van ballen van de vloer een probleem zijn.

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

28 Iedereen kan sporten

Page 31: Iedereen kan sporten

Judo

29Contactgegevens JBN, Afdeling sportparticipatie, [email protected], 030 707 36 30

Page 32: Iedereen kan sporten

Organisatie- Station met 10 leerlingen (= 5 twee tallen)- 5 stoeiplekken

Arrangement- Tweetal: één die bewaakt en één die afpakt- 1 bal per tweetal- 2 matten per tweetal - Wellicht met tijdwaarneming per tweetal

Extra- Een tweede of derde bal per stoeiplek.

Opdracht - Probeer samen een ‘eerlijke’ manier te vinden om de bal

van de bewaker af te pakken, - Probeer samen een ‘eerlijke’ manier te vinden om de bal

niet te laten afpakken, - Lukt het ook nog als de bewaker (steeds) meer weerstand

biedt?

Regels- Algemene stoeiregels!

Startregel- Beide spelers tellen: Speler A telt ‘1’, speler B telt ‘2’,

speler A telt ‘3’, beiden: “Hajime!”

Stopregels- Stop is stop! Als een van de twee spelers “Stop!” roept,

stopt het spel direct.

Verder stoppen- Als de bal is afgepakt,- Als de bal een halve minuut is vastgehouden.

Wisselregels- Als het spel gestopt is, wisselen de twee spelers van taak,- Op commando wordt gewisseld van spelpartner.

Ballenroof Groep 5 t/m 8

30 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

Page 33: Iedereen kan sporten

Loopt ‘t

Lukt het bijna?

Lukt het goed?

Leeft ’t?

- Zorg voor een veilige afstand tussen de tweetallen onderling (± 2 meter).

- Jongens met jongens, meisjes met meisjes,- Spelers mogen zelf tweetallen maken.

- Je kunt ook stoeien op aaneengeschoven turnmatten, een dikke valmat.

- Voeg bij toerbeurt een scheidsrechter of spelverdeler toe.

- Voeg tijdwaarneming toe.

- Laat leerlingen zelf een oefenpartner kiezen.

- Een tweede afpakker toewijzen,- De bewaker met slechts 1 arm laten

bewaken. - Een kleinere bal, werpring of een kussen,- Een tweede bewaker toewijzen.

- Zet twee spelers in om de bal af te pakken,- De bewaker moet met de rug op de grond

blijven liggen,- In plaats van een bal, kun je ook een kussen,

doek of een werpring gebruiken,- Laat de bewaker twee grote ballen vast-

houden waarvan er maar één afgepakt hoeft te worden.

- Laat de afpakker twee tennisballen vasthouden,- Speel met twee bewakers tegen één afpakker.

- Laat de leerlingen samen (nog) een eerlijke manier bedenken om de bal te verdedigen en/of af te pakken en laat ze dit demonstreren,

- Wissel van oefenpartner als emoties de overhand krijgen,

- Spreek de spelers aan op verantwoor delijk-heid voor de partner.

- Het succes laten turven: bij winst krijg je een

blokje. Wie heeft de hoogste toren? - Laat de winnaars telkens met elkaar spelen,- Speel het spel groepsgewijs. Welke groep

heeft bijv. na vijf minuten de meeste ballen?- Overleg met de spelers hoe het spel leuker

gemaakt kan worden: - nieuwe regels laten verzinnen.

Is er geen veilige omgeving?

Willen verschillende leerlingen (jongens en meisjes) niet met elkaar stoeien?

Beschik je niet over voldoende judomatten?

Maken de spelers ruzie of houden ze zich niet (voldoende) aan de regels?

Vergeten de spelers de tijd (25 seconden) bij te houden?

Is er sprake van een niveauverschil?

Neemt de afpakker te weinig initiatief?

Laat de afpakker de bal te snel los?

Is de bewaker handiger of sterker dan de afpakker?

Is de afpakker sterker dan de bewaker?

Zijn de spelers toe aan een extra opdracht?

Worden de spelers overenthousiast?

Zijn de spelers toe aan een nieuwe uitdaging?

Ballenroof groep 5 t/m 8

Iedereen kan sporten 31

BegeleidingSkaarT

Page 34: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

afpakken- De leerlingen krijgen de opdracht om de bal

af te pakken zonder de ander aan te raken. Je kunt daarbij wel uitleggen dat aangeraakt worden erbij hoort maar probeer dit langzaam op te bouwen,

- De sok van de andere leerling moet worden gepakt.

Vasthouden- De leerling die de bal vast heeft, klemt de bal

vast tussen de knieën of tussen de voeten,- Je geeft de leerling meer ballen om vast te

houden,- Wees bewust van de partner waar je deze

leerling aan koppelt.

De leerlingen kunnen wel de bal van elkaar afpakken.

Wat je kunt verwachten bij een leerling met autismeDe meeste leerlingen met ASS hebben moeite met lichamelijk contact. Aangezien judo een contact sport is, mag je er niet vanuit gaan dat dit stoeispel zomaar gaat lukken met deze leerlingen. Daarnaast is het moeilijk voor ze om zich in te leven in de emoties van de ander; wat doet pijn en wat niet?

Wat zie je? Wat doe je?

aanpassing in het materiaal- Neem in plaats van een bal voorwerpen die

voor leerlingen betekenis vol zijn, want dan ligt hier voor hen de focus op.

overige aanpassingen- Er moet eenvoudige, begrijpbare taal gebruikt

worden door de spelleiding, zodat alle leerlingen het begrijpen.

De leerlingen kunnen wel de bal van elkaar afpakken.

Wat je kunt verwachten bij een leerling met een verstandelijke beperkingVerwacht niet dat een leerling met een verstandelijke beperking direct gefocust is op het doel van dit stoeispelletje (het afpakken van de bal). Stoeien wordt vaak gezien als knuffelen! Door een verminderd lichaamsbesef kent deze leerling vaak zijn eigen kracht niet en vindt hij het dus moeilijk om gedoseerd te judoën.

Gericht op: Verstandelijke handicap en autisme

Ballenroof groep 5 t/m 8

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

32 Iedereen kan sporten

Page 35: Iedereen kan sporten

Hockey

33Contactgegevens KNHB, Kara Meijer, [email protected]

Page 36: Iedereen kan sporten

Organisatie - 8 Leerlingen verdeeld in twee groepen van vier leerlingen,- Per groep één scorer en drie wachters,- Speelruimte: 1/4 van de zaal (5 bij 12 meter).

Arrangement - 8 Sticks: 1 per leerling- 4 Ballen: 2 per groep- 4 Pylonen: 2 per groep als scoorpoortje (1,5 meter uit

elkaar)- 2 Pylonen: 1 per groep voor de wachtende leerlingen- 2 Matten: 1 per groep als doel- Schilderstape of krijt om het doel te verdelen in vakken om

te scoren (30-10-30)- Veld is afgebakend door drie banken aan de ene kant en

kastonderdelen aan de andere kant

OpdrachtPush de bal op het doel vanaf het poortje. Startregel- 1 Leerling begint bij het poortje, de anderen wachten bij de

wachtpylon.

Spelregels- De stick op de grond houden,- De bal met de platte kant van de stick raken,- De bal pushen op het doel,- Onthoud hoeveel punten je totaal hebt gescoord.

Wisselregel- Na het scoren drijft de leerling de bal weer naar de

wachtende leerlingen en geeft deze aan de voorste leerling zonder bal,

- Daarna sluit hij achteraan in de rij,- De volgende leerling begint als de voorganger de bal heeft

opgehaald en naar de groep drijft.

Stopregel- Wanneer iedereen vijf keer is geweest, vergelijk je je

scores en waarschuw je de docent,- Na het stopteken van de docent alle materialen

terugleggen waar ze lagen.

Scoren op doel Groep 5/6

34 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

Page 37: Iedereen kan sporten

- Laat een aantal leerlingen de oefening voordoen aan de klas.

- Laat de leerlingen sneller achter elkaar starten, maar ze moeten blijven opletten of het ’veilig’ is om te starten (zodat er geen ongelukken bij het doel gebeuren),

- Zorg dat iedere leerling een bal heeft,- Voeg de functie van scorer toe (één leerling

minder in de rij).

- Laat de docent tellen,- Gebruik blokken/pittenzakjes om te tellen.

- Plaats de twee pylonen dichter bij het doel,- Doe een stap naar voren,- Wijs de bal na met je stick, waarbij de punt

van de haak omhoog wijst (stick niet boven je knieën laten komen),

- Zorg dat de linkerhand bovenaan is en de rechterhand (als een koker) halverwege de stick.

- Zet het poortje verder weg van het doel,- Push de bal vanuit de loop op het doel,- Maak het poortje kleiner.

- Maak dan een extra mikpunt voor de mat (bijvoorbeeld omgekeerde pylon/ blokje); deze leveren extra punten op.

- Ieder groepje start met 200 punten; wie heeft het snelste 0 punten? (alle scores worden van de 200 afgetrokken),

- Voeg een slalom toe.

Loopt ‘t

Lukt ‘t bijna

Lukt ’t beter

Leeft ’t?

Is de route niet duidelijk?

Is de wachtrij te lang?

Wordt de telling niet goed bijgehouden?

Wordt het doel moeilijk geraakt?

Is het doel te makkelijk te raken vanuit stilstand?

Is het te makkelijk om punten te scoren?

Zijn de leerlingen toe aan een nieuwe uitdaging?

Scoren op doel groep 5/6

Iedereen kan sporten 35

BegeleidingSkaarT

Page 38: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

- Je probeert een andere stickgreep (handen verder uit elkaar of beide handen lager vastpakken),

- Als een hockeystick moeilijk te hanteren is, kan er gekozen worden voor een ander verlengstuk: floorball stick, knotshockeystick of een stok met een ring,

- Je kunt de regels aanpassen zodat er met beide kanten van de stick gespeeld mag worden,

- Je kunt de regel aanpassen waarbij de stick met 1 hand vastgehouden mag worden.

- Vertraag het tempo van de leerling, zo heeft hij meer tijd om controle te krijgen,

- Gebruik grotere ballen en eventueel ringen,- Maak een route aanduiding op de vloer (met

tape, krijt, flapjes of pylonen),- Gebruik banken die de bal begeleiden in de

juiste richting (trechter),- Laat een medeleerling mee helpen met

pushen van de bal.

- Zet geen punten op de mat,- Gebruik grotere matten als doel,- Maak de afstand van scoorpoortje en doel

kleiner (evt. bal naar de mat brengen),- Laat een medeleerling helpen met pushen

van de bal.

Het lukt de leerling niet om zelfstandig de stick met twee handen vast te houden.

Het lukt de leerling nog niet om de bal in de juiste richting te begeleiden.

Het lukt de leerling nog niet om te scoren op doel.

Wat je kunt verwachtenEen leerling met een fysieke beperking in het bovenste deel van het lichaam zal moeite hebben met het (langdurig) vasthouden van de stick. Door verminderde kracht en coördinatie kan het gericht spelen van een bal over een langere afstand ook moeilijker gaan.

Gericht op handicap: Fysieke beperking

Scoren op doel groep 5/6

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

36 Iedereen kan sporten

Page 39: Iedereen kan sporten

Korfbal

37Contactgegevens KNKV, Jan Tonny Visser, [email protected]

Page 40: Iedereen kan sporten

Organisatie- 10 leerlingen: 2 teams van 3 en 1 kameleon*, 2 tellers en

1 tijdwaarnemer.

Arrangement- 1/3 van de zaal afgezet met banken, de bank dient tevens

als wachtplek- 3 gele lintjes voor 1 team- 1 rood lintje voor de kameleon*- 1 korfbal- 1 stopwatch- 6 pylonen als telsysteem

Opdracht- De balbezittende partij probeert de bal 6 keer over te

spelen. Wie haalt de meeste punten?- De niet-balbezittende partij probeert de bal te

onderscheppen.

Start regels- Functies verdelen: 2 partijen, kameleon* en tellers.- 6 keer overspelen is een punt,- Na het onderscheppen van de bal of scoren van een punt

wissel je van functie.

Regels speler- Als de bal de muur of de bank raakt is hij uit. De andere

partij krijgt de bal,- Er mag niet worden gelopen of gedribbeld met de bal in de

handen,

- Er mag maar één tegenstander tegelijk voor de balbezitter staan,

- De bal mag niet uit de handen worden getikt/ gepakt,- Je mag elkaar niet aanraken.

Regels teller- Als er een punt is gescoord leg je voor dit team een pylon

om.

Wissel regels- Bij 3 punten voor één partij of 3 minuten spelen wordt er

gewisseld met de wachters.

Uitleg pivoteren / Eén hand gooien:- Pivoteren is het verplaatsen van één been (pivotbeen),

terwijl het andere blijft staan (standbeen),- De balbezitter creëert zo ruimte om de bal met één hand

te gooien,- De voeten staan in schredestand met de linkervoet voor

(rechtshandige werper),- De bal ligt op de volle hand,- De hand is achter het hoofd, de rechterschouder draait

automatisch naar achteren,- De bal langs het oor naar voren brengen,- Het lichaamsgewicht verplaatst zich van de rechtervoet

naar de linkervoet,- Wijs de bal na in de richting van het ‘doel’.

* Een kameleon is een speler die altijd meedoet bij een aanvallende partij

(overtal)

Tienbal Groep 5/6 of 7/8

38 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

Page 41: Iedereen kan sporten

Loopt ‘t

Lukt ’t bijna bij de aanvallers?

Lukt ’t bijna bij de verdedigers?

Lukt ’t beter?

Leeft ’t?

- Blijf 4 tegen 3 spelen en wissel door,- 1 wachter doet tel en tijdfunctie,- 3 tegen 2 spelen en 1 wachter.

- Scheidsrechter aanstellen.

- Extra kameleon: in over tal 3 tegen 3 spelen met 2 kameleons,

- Met 1 verdediger beginnen en bij elke score een verdediger erbij (tot 3) en dan pas een punt,

- Aanwijzingen over schijnbewegingen, tempo van spelen of verschillende afspeelmanieren.

- Stap met één been uit om je tegenstander heen (pivoteren),

- Verdedigers vragen meer afstand te houden; blijf op armlengte afstand verdedigen.

- Stimuleer ze en maak ze bewust dat na het gooien direct weer vrijgelopen moet worden.

- Leg het spel stil en laat zien hoe dicht ze op elkaar spelen en hoeveel ruimte ze niet gebruiken.

- Een goede medespeler (stiekem) vragen om extra op deze speler te letten en zo mogelijk aan te spelen.

- Aanwijzing over kijken naar aanvaller en naar de balbezitter,

- Aanwijzingen over het moeilijk maken van het overspelen, bijvoorbeeld verdedig de gooiarm.

- 7, 8, 9 of 10 keer overspelen en dan pas een punt,

- 3 tegen 3 spelen of 4 tegen 4 spelen,- Je mag niet terugspelen naar degene van wie

je de bal kreeg.

- Bied je aan naast de speler met bal. Als je de bal niet kan krijgen ga dan weg en probeer het opnieuw.

- Maak andere teams.

- Probeer zo snel mogelijk de 10 te halen (op tijd),

- Probeer zo vaak mogelijk over te spelen (record),

Ander aantal leerlingen?Bij 8 of 9 spelers.Bij 6 spelers.

Veel onrust in het spel?

Het lukt de aanvallers niet regelmatig over te spelen.

De spelers vergeten vrij te lopen?

Wordt de ruimte goed benut?

Komen alle leerlingen wel aan de bal?Een leerling krijgt weinig de bal?

Het lukt de verdedigers niet regelmatigde bal te onderscheppen?

6 keer overspelen lukt regelmatig.

Ga naar de vrije ruimte.

Zijn beide teams niet even sterk?

Andere wedstrijdverbanden.

Tienbal groep 5/6 of 7/8

Iedereen kan sporten 39

BegeleidingSkaarT

Page 42: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

Gericht op handicap: Autisme

Tienbal groep 5/6 of 7/8

alleen als aanvaller meedoen- Twee leerlingen krijgen de rol van kameleon.

Dit houdt in dat de enige taak die zij hebben, aanvallen is,

- De kameleon mag niet aangeraakt worden door andere teamgenoten.

aantallen veranderen- Speel met kleinere aantallen, zo is het spel

overzichtelijker voor de leerling.

regel aanpassingen- Als de leerling de bal heeft aangeraakt en

weer laat vallen, mag niemand anders de bal oppakken behalve deze leerling,

- Er wordt een vrijgebied afgezet voor deze leerling, zie plattegrond,

- Als de leerling de bal onderschept, moet er door de medespelers ruimte worden gegeven. Ze moeten twee meter van de speler af gaan staan,

- Speel met deze leerling als superster. Als deze leerling heeft gescoord telt dit voor twee punten.

Deze leerling kan goed aanvallen.

Deze leerling kan vrijlopen.

Wat je kunt verwachtenEen leerling met een autistische stoornis zal vooral moeite hebben met het telkens omschakelen van aanvaller naar verdediger. De onvoorspelbaarheid van het korfbalspel, waarbij zowel samen als tegen elkaar gespeeld moet worden, is te complex.

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

40 Iedereen kan sporten

V V

a a

a a

Page 43: Iedereen kan sporten

Tafeltennis

41Contactgegevens NTTB, Sven Groot /Maartje Snelders, [email protected] / [email protected], 079 - 34 38 141

Page 44: Iedereen kan sporten

DoelHet verbeteren van anticipatie, samenwerking en groepsgevoel.

OmschrijvingRondje om de tafel is een loopspel. De groep wordt verdeeld over beide tafelhelften, allebei in een rij. Leerlingen spelen de bal en als die raak is mogen ze aansluiten aan de rij aan de overkant. Looprichting is tegen de klok in. Service is diagonaal.

Materiaal- 1 Tafeltennistafel- 20 tafeltennisballetjes- Voor iedere leerling een batje- Bakje voor de tafeltennisballetjes- Pylonen

Varianten1. Als loopoefening / samenwerking; de bal samen zo lang

mogelijk op tafel houden.2. Met een x aantal levens; als je een fout maakt ben je af.

De laatste 2 spelers spelen nog een rally om 1 punt. 3. Met een vaste aangever, de leerlingen staan allemaal aan

de andere kant en lopen na geslagen te hebben een heel rondje om de tafel.

4. Met 1 of 2 batjes per speelhelft; batjes moeten steeds worden neergelegd op de tafel en door de nieuwe speler gepakt om de bal terug te spelen.

Rondje om de tafel Groep 5/6

42 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

Page 45: Iedereen kan sporten

Loopt ‘t

Lukt ‘t

Leeft ’t?

Later

- Geef met pylonen een route aan, zodat de leerlingen elkaar niet in de weg lopen.

- Kies voor variatie 3, een vaste aangever (trainer/begeleider) geeft de ballen simpel aan.

- Maak het moeilijker door tempoverhoging, plaatsing of een handicap,

- Zie varianten (combinaties).

- Kies een wedstrijdvariant, bijvoorbeeld een teamwedstrijd,

- Geef een aantal slagen dat foutloos behaald moet worden. Welke groep bereikt dit als eerste?

- Geef een tijdslimiet; hoeveel foutloze slagen kunnen worden gemaakt binnen de tijd?

- Combineer de verschillende varianten.

- Zie varianten (combinaties).

De leerlingen geven elkaar te weinig ruimte om te spelen.

De bal wordt niet of nauwelijks op tafel gehouden.

De bal wordt te gemakkelijk op tafel gehouden.

Meer uitdaging.

De leerlingen spelen rondje om de tafel met batjes.

rondje om de tafel groep 5/6

Iedereen kan sporten 43

BegeleidingSkaarT

Page 46: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

Wat je kunt verwachtenEen leerling in een rolstoel is minder snel en minder wendbaar dan lopende deelnemers. Bij veel activiteiten kan dit tot opstoppingen en botsingen leiden. De mate waarin er snelheid gemaakt kan worden of niet, bepaalt hoeveel er aangepast moet worden.

Gericht op handicap: Fysieke beperking (rolstoel)

rondje om de tafel groep 5/6

- De bal mag bij hem meerdere keren stuiten, voordat de bal teruggespeeld moet worden,

- De bal mag door de andere leerlingen bij hem alleen aan de achterkant van de tafel (korte zijde) gespeeld worden. Ballen die aan de zijkant (lange zijde) de tafel verlaten zijn fout,

- Deze leerling wordt door een medeleerling geduwd om het tempo te verhogen,

- Deze leerling rijdt na het spelen van de bal schuin naar voren weg, om een pylon, en sluit aan in de rij aan de andere kant (driehoek). De lopers kiezen de snelste weg langs de tafel.

- Hij blijft zitten achter een korte helft, terwijl de overige leerlingen rond de gehele tafel rennen voordat ze de bal weer spelen,

- Hij blijft achter de ene helft van tafel, maar nadat de leerling de bal gespeeld heeft rijdt hijopzij en tikt een pylon aan, dan rijdt de leerling terug en sluit aan in de rij om de bal vervolgens weer te spelen.

De leerling kan in een laag tempo verplaatsen rondom de tafel.

De leerling kan aan één kant van de tafel mee-spelen.

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

44 Iedereen kan sporten

Page 47: Iedereen kan sporten

Tennis

45Contactgegevens KNLTB, Peter Noomen, [email protected] /[email protected]

Page 48: Iedereen kan sporten

Doel- Ontwikkelen van precisie.

Organisatie- De leerlingen werken in tweetallen op 1/8 zaal,- Eén tweetal wacht,- Alle leerlingen hebben een racket en per tweetal een bal,- Elke leerling heeft drie pylonen op vijf meter van het net

staan.

Arrangement- 2 ballen (1 per tweetal)- 4 rackets- 12 pylonen

Bedoeling van een rally- De leerlingen spelen in tweetallen met elkaar,- Probeer met een forehand of backhand de pylonen (die

50 cm van elkaar staan) van de ander te raken,- De ander mag de bal direct terugslaan of de bal pakken en

na een stuit terugslaan,- Een pylon die wordt geraakt wordt neergelegd of

omgedraaid,- Welk tweetal heeft als eerste één of twee pylonen om?- Het winnende team mag blijven staan, het andere tweetal

wisselt met het wachtende tweetal.

Rally Groep 5/6

46 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

Page 49: Iedereen kan sporten

- Geef nogmaals een voorbeeld van de oefening en uitvoering.

- Een van de leerlingen fungeert als scheidsrechter.

- Twee leerlingen spelen om de beurt een rally.

- Geef een voorbeeld van een rustige slag met de gewenste vaart, hoogte en diepte.

- Maak een driehoek van de pylonen (mikvak), die 1 meter van elkaar staan. Als er in het mikvlak geslagen wordt, wordt er een pylon omgelegd of omgedraaid.

- Vergroot de afstand tussen de leerlingen door de pylonen steeds verder naar achteren te leggen.

- Maak het mikvlak kleiner voor de betere leerling.

- Maak het mikvlak kleiner voor de betere leerling.

- Wie heeft het eerst de drie pylonen van de ander om?

Loopt ‘t

Lukt ‘t bijna

Lukt ’t goed

Leeft ’t?

Is de bedoeling niet duidelijk?

Is er een oneven aantal leerlingen?

Slaat de leerling steeds te hard, te hoog of te ver?

Worden de pylonen niet of nauwelijks geraakt?

Gaat de oefening goed?

Is het niveauverschil groot tussen de leerlingen?

Zijn de leerlingen uitgekeken op de oefening?

rally groep 5/6

Iedereen kan sporten 47

BegeleidingSkaarT

Page 50: Iedereen kan sporten

- Houdt er rekening mee dat het spelen van een rally niet lukt en dat daardoor het spel niet op gang komt en helemaal niet leuk gevonden wordt,

- Durf terug te gaan naar eenvoudige mikspelletjes met een (verkort) tennisracket,

- Durf terug te gaan naar individuele jongleerspelletjes met een (verkort) tennisracket,

- Maak het aantrekkelijk door te mikken op iets dat kan omvallen en/of lawaai maakt,

- Maak het aantrekkelijk door een lange jongleerserie te belonen met een lintje of iets dergelijks.

Wat zie je? Wat doe je?

Wat je kunt verwachtenVoor een leerling met een verstandelijke handicap is het spelen van een rally (bijna) niet haalbaar. Door een trager beweegtempo is het erg moeilijk om op tijd op de goede plek te zijn om een (relatief onvoorspelbare) bal terug te spelen. Ook het gericht terugspelen van een bal naar de ander vraagt veel van deze leerling.

Gericht op handicap: Verstandelijke handicap

rally groep 5/6

Slaan en vangenIn plaats van overslaan kan er gekozen worden om een vanger neer te zetten. De ene speler probeert met de pylon of een emmer de bal te vangen, welke de andere speler heeft geslagen. Eén leerling heeft het racket en de bal, de andere de emmer.

aangooien van de bal- In plaats van een geslagen bal terug te slaan

wordt de bal door een van de leerlingen aangegooid,

- De afstand naar het doel kleiner maken.- Een mikdoel met geluiden maken (hoorbaar

effect),- Eerst vangen van de bal en dan uit de hand of

met één hand terug slaan.

geen rally maar mikkenVergroot het mikdoel door grotere pylonen, banken of matten te plaatsen.

Het verplaatsen in het vak en bewegen van en naar de bal lukt wel.

Het lukt wel om de bal te gooien.

Het raken van een groter doel lukt wel.

Loopt’t en Leeft’t

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

48 Iedereen kan sporten

Page 51: Iedereen kan sporten

Voetbal

49Contactgegevens KNVB, Jan Kroes, [email protected]

Page 52: Iedereen kan sporten

Organisatie- 1/3 gymzaal (minimaal 12m x 8m)

Aantal spelers10 spelers (5 dribbelaars, 1 verdediger, 2 keepersen 2 wisselspelers)

Materiaal- 5 plofballen voor de dribbelaars- 2 matten voor de keepers (2 meter achter het veld van de

verdediger)- 2 pionnen als startlijn- 2x2 pionnen 6 meter uit elkaar, waar tussen- een krijtlijn wordt getrokken- Een vrije zone om terug te dribbelen, gemarkeerd met

hoedjes.- Een bank ter afscheiding en als plek voor de wisselspelers- 20 Leeuwenstaartjes- 1 stoppion (als signaal voor het wisselen)

Opdracht- De dribbelaars proberen met de bal aan de voet langs de

verdediger te komen, om vervolgens de bal te controleren voor de matten met keepers,

- De verdediger probeert - in zijn gebied - de bal van de overstekende dribbelaars te onderscheppen,

- De keepers proberen de bal te pakken als die in de buurt van de mat is.

Regels- Dribbelaars mogen tegelijk starten met dribbelen om

vervolgens de verdediger te passeren,- De verdediger verdedigt tussen de pionnen (zijwaarts).

Wanneer de verdediger de bal onderschept, wisselt deze met de dribbelaar die de bal verliest,

- Wanneer de dribbelaar voorbij de verdediger is gekomen, probeert deze de bal stil te leggen onder de voet zonder deze te verliezen aan de keepers. Raakt de dribbelaar de bal kwijt aan een keeper, dan wisselen zij met elkaar,

- De dribbelaar kan een punt scoren door de bal te controleren buiten het bereik van de keeper(s). Daarna terugdribbelen door de vrije zone, geef de bal aan de langst wachtende wisselspeler en pak een leeuwenstaartje,

- De keeper moet met de knieën op de mat blijven en mag alleen de bal onderscheppen met de handen. Keepers wisselen na onderschepping.

Oversteekspel Groep 5/6

50 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

Page 53: Iedereen kan sporten

Loopt ‘t

Lukt ’t bijna? (Makkelijker maken)

Lukt ’t goed? (Moeilijker maken)

Leeft ‘t? (Uitdagender maken)

- Bij minder spelers de aantallen wijzigen (minder dribbelaars, geen wisselspelers).

- De ruimte waarin gedribbeld mag worden groter maken,

- Als de verdediger geen bal onderschept: de pionnen dichterbij elkaar zetten,

- Als de keepers de bal niet onderscheppen: de matten dichter bij de verdedigers leggen.

- De ruimte waarin gedribbeld mag worden verkleinen,

- Probeer de verdediger te passeren met een schijnbeweging,

- Een extra verdediger aanwijzen, die meehelpt om ballen te onderscheppen in de ruimte waarin gedribbeld mag worden.

- Op tijd spelen: in hoeveel tijd lukt het de dribbelaars om 20 leeuwenstaartjes te verdienen? Er wordt dan gespeeld met een vaste veldbezetting en er wordt niet gewisseld van functie,

- Competitie-element inbouwen voor de aanvallers, bijvoorbeeld tegen andere tweetallen spelen die ook veilig door de ruimte moeten. Hiervoor moeten wel vaste tweetallen gemaakt worden.

oversteekspel groep 5/6

Iedereen kan sporten 51

BegeleidingSkaarT

Page 54: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

Gericht op handicap: Hersenaandoening (Zoals cerebrale Parese)

oversteekspel groep 5/6

- Binnen het arrangement worden twee oversteekslootjes aan de buitenzijde toegevoegd. Deze slootjes zijn alleen voor deze leerling om doorheen te dribbelen naar de overzijde, zodra hij aangevallen wordt in het middenvak,

- Als deze leerling de voet op de bal heeft (in het middenvak), mag niemand de bal van hem afpakken.

- Hij hoeft alleen de bal maar met de voet aan te tikken i.p.v. helemaal af te pakken/te onderscheppen,

- Als het aantikken (met de voet) van de bal niet lukt, mag hij ook de speler zelf tikken.

- Heeft hij de rol van keeper (op een matje), dan is het tikken van de bal en/of speler voldoende om te wisselen.

Als dribbelaar lukt het soms om zonder aangeval-len te worden in een rustig tempo de overkant te halen.

Als onderschepper lukt het deze leerling soms om een bal van een dribbelaar af te pakken of aan te raken.

Als keeper lukt het dezeleerling bijna om een bal af te pakken.

Wat je kunt verwachtenDe leerling zal met veel weerstand niet tot dribbelen kunnen komen. Dit wordt veroorzaakt door het tragere tempo van bewegen en een verminderde coördinatie. Hierdoor zal een leerling met CP ook niet adequaat kunnen reageren op een andere verdediger of aanvaller (middels een snelle richtingsverandering).

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

52 Iedereen kan sporten

Page 55: Iedereen kan sporten

Zwemmen

53Contactgegevens KNZB, Cecile Veldman, [email protected], 030 - 751 32 26

Page 56: Iedereen kan sporten

Opdracht De gehele groep wordt verdeeld in teams van ongeveer 4-5 zwemmers. Van iedere groep gaan er 2 leerlingen aan de overkant van het bad staan. Met deze groep worden diverse estafettes gezwommen. De bedoeling is om als groep de estafette te winnen. Zorg in ieder geval voor een ludieke afsluitende estafette. Bijvoorbeeld zwemmen met pylon op het hoofd.

Variatie- Ook “achteruitzwemmen” of “op de zij zwemmen” zijn

leuke varianten,- Estafette met een voorwerp wat doorgegeven moet

worden,- Mattenrace. Zwemmer moet andere zwemmer vervoeren, - In tweetallen: de ene zwemmer houdt met de handen de

enkels van de andere zwemmer vast en zwemmen als een geheel de opgegeven slag.

Tips- Zorg als trainer voor groepen met gemiddeld ongeveer

hetzelfde niveau om het niveau zo gelijk mogelijk te houden en de estafette dus spannend te houden,

- Zorg voor een informatiefolder en een inschrijfformulier voor de leerlingen om de drempel om definitief lid van de vereniging te worden zo klein mogelijk te maken,

- Ben bereikbaar voor ouder(s)/verzorger(s) direct na de training. Neem de tijd om geïnteresseerden te woord te staan!

Veiligheid- Niet duiken in ondiep water! Voor de zekerheid is starten

uit het water altijd de beste oplossing.

Estafette Groep 5/6 en 7/8

54 Iedereen kan sporten

SporTacTiViTeiTenkaarT

XXX XXX XXX XXX

XX XX XX XX

Page 57: Iedereen kan sporten

Loopt ‘t

Lukt ‘t

Leeft ’t?

Laat één groepje het hele voorbeeld doen, zodat zowel de zwemrichting, het wisselmoment en het aansluiten achteraan in de rij met een plaatje verduidelijkt wordt.

Maak een groepje met een leerling meer en laat steeds een andere leerling van de andere groep een keertje extra zwemmen.

Doe de estafette dan over de breedte van het bad en maak meerdere groepen.

Pas de activiteit aan, zodat ze ook in (zeer) ondiep water uitgevoerd kunnen worden.

Overleg met de leerling en zoek naar een passende rol waar hij zich wel prettig bij voelt (bijv. scheidsrechter of tijdwaarnemer).

Laat de leerlingen de bal van dichterbij naar de ander gooien of zelfs aangeven?

- De docent of begeleider maakt nieuwe groepjes door eerst een aantal niveaugroepen te maken en deze te verdelen over de verschillende teams,

- Zorg ervoor dat het winnende groepje de volgende keer een ‘handicap’ krijgt (bijv. iets later mogen starten, een verlengde afstand moeten zwemmen of een extra bal mee moeten nemen).

- Betrek de leerlingen actief bij het spel: Hoe kan het spannender of leuker? Wat spreken we samen af?

- Voer de estafette met tweetallen tegelijk uit, waarbij de leerlingen rekening met elkaar moeten houden en ook minder wachttijd hebben,

- Zie ook de mogelijkheden voor variatie op de sportactiviteitenkaart.

- Haal de drukke leerlingen uit elkaar en plaats ze in verschillende groepjes,

- Maak duidelijke afspraken met de leerlingen over de noodzakelijke veiligheid in het zwembad.

Is de opdracht onduidelijk?

Is er een oneven aantal?

Zijn de groepen te groot?

Zijn niet alle leerlingen in het bezit van een zwemdiploma?

Durft een leerling met watervrees niet aan de activiteit mee te doen?

Kunnen de leerlingen het door te geven voorwerp niet op de kant gooien?

Is er sprake van een niveauverschil, waardoor steeds hetzelfde groepje wint?

Raken de leerlingen verveeld?

Worden de leerlingen overenthousiast of zijn ze te druk en/of met andere dingen bezig?

estafettegroep 5/6 en 7/8

Iedereen kan sporten 55

BegeleidingSkaarT

Page 58: Iedereen kan sporten

Wat zie je? Wat doe je?

Gericht op handicap: Internaliserende gedragsproblematiek

estafettegroep 5/6 en 7/8

- Geef zelf een voorbeeld van wat er precies gedaan moet worden en in welke volgorde,

- Oefen eerst een ronde zonder winst en verlies,

- Voeg niet elke ronde nieuwe hindernissen toe. Herhaling geeft zekerheid,

- Vertel de leerling precies wat het wel goed doet (complimenteer veel).

- Voeg hindernissen toe waar de leerling goed in is (bijv. zwemmen met een bal, mikken op pylonen op de kant, starten met een specifieke sprong),

- Het opdoen van een succeservaring helpt bij het volhouden. Plaats de leerling in een groepje die hij zelf mag samenstellen/kiezen.

- Geef de leerling tijdelijk (bijvoorbeeld één ronde) een andere taak, namelijk die als starter en/of scheidsrechter,

- Spreek een time-out plek af met de leerling en bespreek hoe en wanneer die gebruikt mag worden.

De leerling wil heel graag, maar overziet het geheel niet.

De leerling dreigt het niet de hele estafette vol te houden.

Wat je kunt verwachtenEen leerling met internaliserende gedragsproblematiek zal moeite hebben met het direct goed uitvoeren van de opdracht, zeker als het om winnen en verliezen gaat. De openheid van de opdracht (“je mag zelf weten hoe”) draagt hier ook aan bij. De luidruchtige omgeving van een zwembad kan het gevoel van onveiligheid versterken.

MaaTWerk Voor Speciale leerlingen

56 Iedereen kan sporten

Page 59: Iedereen kan sporten

Colofon

Realisatie:Diep, Arnhem

Samenstelling: Saskia Biesterbosch, Corina van Doodewaard (Calo Windesheim), Marije van der Lugt, Bas Schutte (Respo International), Marcel Bouwhuis (ambulant begeleider van De Twijn), Rinske de Jong en Jorg Radstake (NOC*NSF, Arnhem)

Vormgeving: Diep Arnhem

NOC*NSF-publicatienummer 760

Drukwerk: Kampert Nauta

Fotografie: NOC*NSF, Mathilde Dusol en sport bonden. De foto’s gebruikt in deze publicatie zijn puur ter illustratie. Personen op foto’s

komen niet overeen met personen beschreven in de tekst en in niet alle gevallen (pagina’s 15, 17, 19, 21 en 23) heeft de persoon de handicap zoals in de titel vermeld.

Met dank aan alle contactpersonen van de sportbonden die bezig zijn om een structu-rele verbinding tussen Sport & Onderwijs en Gehandicaptensport - in het belang van alle leerlingen - te realiseren: KNLTB, KNHB, KNZB, KNKV, JBN, NTTB, KNVB en NBB (basketball).

Voor alle informatie en een e-zine van Sport & Onderwijs gaat u naar www.nocnsf.nl/sportenonderwijs en voor meer informatie over gehandicaptensport kunt u terecht op www.nocnsf.nl/gehandicaptensport en www.paralympisch.nl. Het complete (aan-gepaste) scholingsaanbod voor iedereen die in de sport werkzaam is, is te vinden op www.nocnsf.nl/academie-voor-sportkader. © 2013 Diep, Arnhem© 2013 NOC*NSF, Arnhem

Behoudens uitzondering door de wet gesteld

mag, zonder schriftelijke toestemming van de

rechthebbende(n) op het auteursrecht, c.q. de

uitgever van deze uitgave door de rechthebbende(n)

gemachtigd namens hem (hen) op te treden, niets uit

deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar

gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm

of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de

gehele of gedeeltelijke bewerking. De uitgever is met

uitsluiting van ieder ander gerechtigd de door derden

verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als

bedoeld in art. 17 lid 2. Auteurswet 1912 en in het KB

van 20 juni 1974 (Stb. 351) ex artikel 16b., te innen

en/of daartoe in en buiten rechte op te treden.

Page 60: Iedereen kan sporten

INTERNET

www.nocnsf.nl