ICN jaarverslag 2005

32
colofon uitgave Instituut Collectie Nederland Juni 2006 engelse vertaling UvA vertalers, Amsterdam ontwerp Total Identity, Amsterdam www.totalidentity.nl druk Drukkerij Mart.Spruijt bv, Amsterdam www.martspruijt.nl (Indien van toepassing en bekend:) fotografie Naam, paginanummer Etc. instituut collectie nederland verslag van initiatieven 2005 T wee jaar geleden gaven we onze jaarreportage het motto ‘Vraag het ons!’ mee. In 2004 maakten we daar ‘Wij vragen het u’ van. In 2005 heb ik deze vragen nader kunnen onderzoeken, wat mij heeft geïnspireerd. Zo hebben we in 2005 een begin gemaakt met het maken van een onderzoeksagenda die er toe moet leiden dat ons onderzoek vanuit de vragen in het veld geleid wordt. Met de Collectiewijzer willen we bovendien een platform bieden voor informatie-uitwisseling tussen collectie- beheerders onderling. In 2005 zijn we ook gestart met het werken in drie programma’s. Het programma Selectie sluit aan bij actuele onderwerpen op het vlak van het collectiebeheer en de verhoging van de kwaliteit van onze collectie. Daarnaast werken we aan de ontwikkeling van een Erfgoedbalans. Deze zal een overzicht bieden van de museale collecties en geeft op hoofdlijnen een stand van zaken betreffende delen van de Collectie Nederland. Ten slotte het programma Schilderkunst, waarover in dit jaarverslag meer. Verder organiseerden we met succes het ICOM-CC congres, hebben we de uitplaatsing van de afdeling Opleidingen naar de UvA vruchtbaar afgerond en konden we de in 2004 ingezette reorganisatie doorzetten. Ik kijk met voldoening terug op het jaar 2005 en wens u veel plezier bij het kennis nemen van de veelheid aan ICN initiatieven die thans op bijzondere wijze gebundeld voor u ligt. Henriëtte van der Linden, directeur initiatievenverslag 2005 1|1

description

ICN jaarverslag 2005. Verslag van initiatieven. Twee jaar geleden gaven we onze jaarreportage het motto 'Vraag het ons' mee. In 2004 maakten we daar 'Wij vragen het u' van. In 2005 heb ik deze vragen nader kunnen onderzoeken, wat mij heeft geïnspireerd. Zo hebben we in 2005 een begin gemaakt met het maken van een onderzoeksagenda die er toe moet leiden dat ons onderzoek vanuit de vragen in het veld geleid wordt. Met de Collectiewijzer willen we bovendien een platform bieden voor informatie-uitwisseling tussen collectiebeheerders onderling.....

Transcript of ICN jaarverslag 2005

1

lopende voetregel53

colofon

uitgave Instituut Collectie Nederland

Juni 2006

engelse vertaling

UvA vertalers, Amsterdam

ontwerp

Total Identity, Amsterdamwww.totalidentity.nl

druk

Drukkerij Mart.Spruijt bv, Amsterdamwww.martspruijt.nl

(Indien van toepassing en bekend:)fotografie

Naam, paginanummerEtc.

instituut collectie nederland

verslag van initiatieven 2005

Twee jaar geleden gaven we onze jaarreportage het motto ‘Vraag het ons!’ mee. In 2004 maakten we daar

‘Wij vragen het u’ van. In 2005 heb ik deze vragen nader kunnen onderzoeken, wat mij heeft geïnspireerd. Zo hebben we in 2005 een begin gemaakt met het maken van een onderzoeksagenda die er toe moet leiden dat ons onderzoek vanuit de vragen in het veld geleid wordt. Met de Collectiewijzer willen we bovendien een platform bieden voor informatie-uitwisseling tussen collectie- beheerders onderling.

In 2005 zijn we ook gestart met het werken in drie programma’s. Het programma Selectie sluit aan bij actuele onderwerpen op het vlak van het collectiebeheer en de verhoging van de kwaliteit van onze collectie. Daarnaast werken we aan de ontwikkeling van een Erfgoedbalans. Deze zal een overzicht bieden van de museale collecties en geeft op hoofdlijnen een stand van zaken betreffende delen van de Collectie Nederland. Ten slotte het programma Schilderkunst, waarover in dit jaarverslag meer.

Verder organiseerden we met succes het ICOM-CC congres, hebben we de uitplaatsing van de afdeling Opleidingen naar de UvA vruchtbaar afgerond en konden we de in 2004 ingezette reorganisatie doorzetten.

Ik kijk met voldoening terug op het jaar 2005 en wens u veel plezier bij het kennis nemen van de veelheid aan ICN initiatieven die thans op bijzondere wijze gebundeld voor u ligt.

Henriëtte van der Linden,

directeur

initiatievenverslag 20051 |1

verslag van initiatieven 2005

initiatievenverslag 20053 |3

ku

nst

en c

ultu

reel

erf

goed

‘col

lect

ie n

eder

land

in d

e t

wee

de k

amer

en

in d

e ho

ftor

en’

meer op pagina 12

initiatievenverslag 20055 |5

on

ze g

root

ste

rest

aura

tie

‘de

groo

tmoe

digh

eid

van

scip

io’

van

Fer

dina

nd B

ol In

opd

rach

t van

de

Eers

te K

amer

meer op pagina 14

initiatievenverslag 2005� |�

ov

erdr

acht

opl

eidi

ngen

‘opl

eidi

ng r

esta

urat

or n

aar

d

e un

iver

site

it v

an a

mst

erda

m meer op pagina 18

initiatievenverslag 2005� |�

w

ands

chil

deri

ng n

aar

hoge

scho

ol r

otte

rdam

‘mon

umen

tale

wan

dsch

ilde

ring

van

dol

f he

nkes

meer op pagina 42

initiatievenverslag 200511 |11

12 |

13

Als kennisinstituut voor het beheer en behoud van roerend cultureel erfgoed wil het ICN een bewuste

omgang bevorderen met dit erfgoed, zodat het nu en in de toekomst zijn belangrijke maatschappelijke en historische functie kan blijven vervullen.Het ICN ontwikkelt in samenspraak met de wetenschap en de hoeders van de collectie Nederland kennis die het beheer en behoud van de collectie ondersteunt en verbetert en die de betekenis ervan duidt en kenbaar maakt, en zorgt voor de verspreiding van deze kennis. Het ICN beheert in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een collectie roerend cultureel erfgoed van de Staat der Nederlanden en streeft ernaar de zichtbaarheid daarvan zo groot mogelijk te laten zijn. Als rijksdienst is het ICN betrokken bij de beleidsvoorbereiding en beleids- uitvoering van het Directoraat Cultuur en Media van het Ministerie van OCW.

wat doen we?inhoudsopgave

welke activiteiten zijn ontwikkeld met ocw en andere (rijks)partners?

wat deden we in 2005, dwars door de afdelingen heen?

hoe is het gegaan met de afdeling opleidingen?

wat leenden we uit in 2005?

hoe zit het met de programma’s?

natuurwetenschappelijk onderzoek

wat waren de bijzondere projecten in 2005?

hoe stonden we er financieel voor?

hoe zat het met het personeel?

wat hebben we gepubliceerd?

publicatie (indien mogelijk)

Slotvernis voor olieverfschilderijen [nederlandse bronnen 1600-1900)

auteur: Maartje Witlox (ICN)

16 |

18

20 |

22

26 |

28

30 |

31

34 |

35

46 |

4�

56 |

5�

58 |

5�

60 |

64

initiatievenverslag 200513 |13

Het laatste grote vlaggens.

Nederland is van oudsher een ‘transportland’ endat merk je ook aan de grote hoeveelheid mobiel

erfgoed. Onze bruine vloot heeft wereldfaam, met het aantal oude auto’s steken we zelfs een land als Duitsland naar de kroon, firma’s als KLM en Fokker bezorgden ons belangwekkend luchtvaart erfgoed en ook de railsector heeft voor een indrukwekkende nalatenschap gezorgd. De mobiele collectie Nederland is een waardevol deel van ons erfgoed.

In haar beleidsnota ‘Meer dan de som’ kondigde Staats- secretaris van Cultuur Medy van der Laan beleid aan voor het behoud en beheer van dit erfgoed. In 2004 gaf ze het ICN en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) de opdracht om een waardestellend kader te maken als instrument om de kwaliteit, de cultuur- historische waarde, vast te kunnen stellen. Het waarde-stellend kader is totstandgekomen in nauwe samen- werking met deskundigen uit het veld van het mobiele erfgoed. In acht expertmeetings spraken tientallen deskundigen zich over het concept uit en deden vele suggesties voor verbeteringen en aanpassingen. Voor de uiteindelijke versie is op die manier een breed draagvlak ontstaan. de aspecten waarop een object gewaardeerd kan worden zijn: • representativiteit welke betekenis en waarde heeft het object in relatie met de geschiedenis?• culturele biografie waar komt het object vandaan en welke geschiedenis heeft het zelf?• authenticiteit welke vormen van authenticiteit zijn van toepassing?• zeldzaamheid hoeveel vergelijkbare objecten zijn er nog?• presentatiepotentieel welke waarde heeft het object voor het grote publiek?

• ensemblewaarde zijn de verschillende onderdelen

nog aanwezig.

• documentatie hoeveel documentatie is er beschikbaar.

• kennis welke kennis over gebruik en onderhoud van het

object is eraan verbonden?

welke activiteiten zijn ontwikkeld met ocw en andere (rijk)spartners?de culturele waarde van mobiel erfgoed

Na het

retoucheren,

voor het aan-

brengen van

het slotvernis

per 1 januari 2005 is de nieuwe ‘Subsidieregeling indemniteit bruiklenen 2005’ van kracht en wordt deze namens de Ministeries van OCW en Financiën uitgevoerd door het ICN In deze nieuwe regeling is de aanvraagprocedure vereenvoudigd, het subsidieplafond (de maximale verzekerde waarde waarvoor het rijk garant staat) verhoogd naar 230 miljoen euro en zijn de veiligheidsvoorwaarden aangescherpt. Naast tentoon- stellingen is het nu ook mogelijk om indemniteit aan te vragen voor langdurige bruiklenen ‘het tentoonstellen van objecten van uitzonderlijk belang uit het buitenland’. Het doel van deze subsidieregeling is het beperken van de verzekeringskosten die gepaard gaan met het tentoonstellen. Het Rijk neemt een deel van het risico over in geval van verlies van of schade. De regeling is bedoeld om cultuurparticipatie en collectie- mobiliteit te stimuleren.Om voor indemniteit in aanmerking te komen moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan. Deze voor-waarden hebben onder meer betrekking op het belang van de bruiklenen, de besparing op de verzekerings- premie die door het verlenen van indemniteit kan worden bereikt en de veiligheid gedurende transport en expositie. In 2005 zijn elf indemniteitsaanvragen ingediend, waarvan één voor een langdurig bruikleen. tentoonstellingen die mede dankzij verleende indemniteit

in 2005 hebben plaatsgevonden zijn:• ‘de weense vermeer’ in het Mauritshuis in Den Haag (indemniteit aangevraagd in 2004)• ‘van gogh tekenaar. de meesterwerken’ in het Van Gogh Museum in Amsterdam• ‘de gebroeders van limburg’ in Museum Het Valkhof in Nijmegen• ‘michelangelo’ in het Teylers Museum in Haarlem

Omdat de aanvragen in het kader van het Rembrandt- jaar op bepaalde momenten ruim boven het subsidie- plafond uitkwamen, is eind 2005 door de ministeries van OCW en Financiën besloten het plafond voor het jaar 2006 te verhogen naar 500 miljoen euro op enig moment.

de indemniteitsregeling

initiatievenverslag 200515 |15

landelijk model netwerkaanpak veiligheidszorg

het icn, het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek hebben intensief samengewerkt in het opzetten van een waarderingsmodel voor conserverings- onderzoek bij papier. Deze samenwerking staat in het teken van Metamorfoze, een groot project dat zich richt op het behoud van belangrijke bibliotheek- en papier-collecties.Het waarderingsmodel, dat beoogt de effecten te voorspellen van kennisontwikkeling voor het behoud van papiercollecties, is ontwikkeld om te komen tot een verantwoorde inzet van onderzoeksgelden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een risicomanagement-benadering: hoe draagt de te ontwikkelen kennis naar verwachting bij aan het beter of efficiënter beheersen van risico’s? Het model is aangeboden aan de stuur- groep Metamorfoze.Later in het jaar ging een aantal onderzoeksprojecten van start, gecoördineerd door het ICN. De resultaten daarvan verschijnen in 2006. De samenwerking zal in de komende jaren worden voortgezet.

waarderingsmodel papier, duurzaam behoud

in september 2005 is de Netwerkaanpak Veiligheidszorg overgedragen aan de provinciale museumconsulenten. De Netwerkaanpak Veiligheidszorg is een methode voor het gezamenlijk opstellen en invoeren van calamiteitenplannen en het opbouwen van een structureel netwerk voor veiligheidszorg. De methode is bedoeld voor collectiebeherende instel- lingen zoals musea, archieven en bibliotheken uit één stad of regio. Het ICN heeft de netwerkaanpak in 2002/2003 ontwikkeld tijdens het grootschalige preventieproject in Den Haag, de zogeheten ‘Haagse pilot’. Vervolgens is de aanpak samen met het Erfgoedhuis Zuid-Holland toegepast in Leiden en Delft en verfijnd. Begin 2005 zijn de preventieprojecten Delft en Leiden succesvol afgerond. Ter ondersteuning van de overdracht van de netwerk-aanpak is een tweedaagse werkconferentie georganiseerd. Tijdens de werkconferentie werden de projectmatige aspecten en de inhoudelijke kennis overgedragen en toepasbaar gemaakt voor de preventie- projecten van de museumconsulenten. Met de over- dracht van de netwerkaanpak veiligheidszorg aan de museumconsulenten kunnen zij deze in hun eigen provincie gaan toepassen door middel van het opzetten van dergelijke projecten. Eind 2005 hebben de meeste museumconsulenten al kunnen aangeven met welke projecten zij in 2006/2007 van start zullen gaan. Dat zijn onder meer projecten in de provincie Utrecht, Gelderland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Groningen en Noord-Brabant. Het ICN ondersteunt de museum-consulenten bij het toepassen en het implementeren van de netwerkaanpak door als vraagbaak te fungeren. Met de overdracht van de Netwerkaanpak Veiligheidszorg heeft het ICN mogelijk gemaakt dat in 2006 een grote kwaliteitsslag gemaakt wordt met calamiteitenplannen van collectiebeherende instellingen en dat er structurele netwerken voor veiligheidszorg worden opgebouwd van collectiebeheerders in samen-werking met strategische partners.

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

Na het

retoucheren,

voor het aan-

brengen van

het slotvernis

Na het

retoucheren,

voor het aan-

brengen van

het slotvernis

Na het

retoucheren,

voor het aan-

brengen van

het slotvernis

initiatievenverslag 20051� |1�

Niet alleen van musea, ook van bedrijfscollecties is werk geleend. In de tuin van de Tweede Kamer is een bronzen hond geplaatst van kunstenaar Tom Claassen, gemaakt voor Stichting Amarant voor Geestelijke Gezondheidszorg te Tilburg. De hond kwijlt, zodra een kamerlid of medewerker hem passeert. Helaas gaat de hond in 2006 terug naar zijn rechtmatige baas.Voor de representatieve ontvangstruimte naast de Oude Zaal in de Tweede Kamer, de Rooksalon, werd in samenwerking met architectenbureau Jan Bakers, Utrecht een plan uitgewerkt voor herinrichting. Negen 20e eeuwse portretten uit de collectie Tweede Kamer worden aangevuld met zeven 18e en 19e eeuwse portretten uit diverse museale en particuliere verzamelingen. Deze portretten van oud- parlementsvoorzitters werden in 2005 gerestaureerd door Atelier Mösenbacher Den Haag. Ook de glazen kroonluchters en de bronzen koppen van grondleggers van de politieke partijen zullen worden gerestaureerd, waarna deze zaal in de loop van 2006 opnieuw in gebruik wordt genomen.

Voor het Ministerie van OCW werd de tweede serie ‘In Tijdelijk Gebruik’, kunst voor de Hoftoren-vitrines, voorbereid voor inrichting en presentatie begin 2006. Voor de invulling van de vitrines op de twaalf centrale ontmoetingspleinen en de inrichting van de entree van de Ministersvleugel werd samengewerkt met musea en kunstgelieerde instellingen, zoals het Museum Boijmans Van Beuningen, Fonds Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij de selectie van bruikleengevers is, evenals bij de eerste presentatie, geprobeerd een zo gevarieerd mogelijk beeld te creëren van Nederlands kunstbezit. Vertegenwoordigd zijn schilderkunst, sculptuur, fotografie, film, poëzie en design. Er is kunst van jong en van gerenommeerd talent en bovendien is getracht een zo groot mogelijke regionale spreiding te bewerkstelligen.

verv

olg

van

pagi

na 3

collectie nederland

inrichting tweede kamer en ministerie van ocw

Ook in 2005 is beleid ontwikkeld in opdracht van de kunstcommissies Tweede Kamer en Hoftoren.

Het uitgangspunt was het inrichten van de werkom- geving met kunst en cultureel erfgoed uit de Collectie Nederland, met als specifieke oogmerken:• het presenteren van kwalitatief hoogwaardige kunst binnen deze instellingen; • historische en actuele cultuurschatten uit de collecties van het ICN, musea, bedrijven en particulieren zichtbaar maken (collectiemobiliteit); • het stimuleren en uitdragen van vanzelfsprekende aanwezigheid van kunst en cultureel erfgoed binnen de dagelijkse werkomgeving;• een representatief en actueel beeld geven van de kwaliteit en diversiteit van het Nationale kunstbezit en de actuele kunstproductie in Nederland;• een tijdelijk podium bieden aan de verschillende hedendaagse kunstdisciplines;• een bijdrage leveren aan ontwikkeling en kennis bij mede- werkers en bezoekers over kunst en cultureel erfgoed; het Tweede Kamer en OCW-kunstbeleid als voorbeeld stellen voor kunstbeleid van de overheid.

De Statenpassage, Eerste Commissiekamer, kleine commissiezalen en het restaurant van de Tweede Kamer werden alle van kunst voorzien uit collecties van het Rijksmuseum Amsterdam, Noord Brabants Museum Den Bosch, Groninger Museum, Fries Museum Leeuwarden, Stedelijk Museum Alkmaar en het Nederlands Fotomuseum.De twee vitrines op de eerste verdieping van de Tweede Kamer staan in het teken van ‘Kunstenaars kiezen uit museale collecties’. Binnen het thema ‘Serviesgoed’ wordt vanaf begin 2006 werk getoond van een jonge én van een gerenommeerde kunstenaar, in Nederland werkzaam. Zij zijn uitgenodigd om, naast een presentatie van hun eigen werk, enkele objecten te kiezen uit collecties van musea waarmee zij verwant- schap voelen.

initiatievenverslag 20051� |1�

De collectie van het ICN bevat een interieurs, betimmeringen en interieurfragmenten. Het zijn

veelal interieurs die gedemonteerd zijn bij de modernisering, renovatie of sloop van een gebouw. Sommige zijn ooit letterlijk op het nippertje uit de sloopcontainer gered, terwijl het hier toch gaat om interieurs van vooraanstaande architecten zoals Nieuwenhuis, Lion Cahchet of Rietveld.In 2005 zijn de directiekamer van de voormalige meubelfabriek ’t Woonhuys te Amsterdam, ontworpen door J. Crouwel, en een Jugendstil kassaombouw van J.P.J. Lorrie geïnventariseerd. De interieurs bestaan over het algemeen uit veel losse onderdelen en zijn na verwerving geheel gedemonteerd opgeslagen. Doel van dit project was het inzichtelijk maken van de staat en daarmee het uitleenbaar maken van de interieurs.Ze zijn daarvoor met behulp van de studenten van de ICN-opleiding opgebouwd. De onderdelen zijn uitgepakt, schoongemaakt, indien nodig geconserveerd en gemonteerd. Vervolgens is in kaart gebracht hoe compleet de betimmeringen zijn en welke delen ont-breken. Ook is de conditie beschreven waarna het geheel werd gefotografeerd. Ten slotte zijn de delen genummerd en toegankelijk en overzichtelijk opgeslagen in het depot.De uit 1911 daterende betimmering van de voormalige directiekamer van meubelfabriek ‘t Woonhuys is sinds 1973 in bezit van het ICN. Tot voor kort lag deze betimmering, die ten tijde van de verwerving is toe- geschreven aan K.P.C. de Bazel en die zou zijn uitgevoerd door Joseph Crouwel, ingepakt in depot.

De in massief mahonie uitgevoerde betimmering omvat onder meer een boekenwand en een rijke haardpartij met verlaagd plafond, een buffetkast en banken. Het meubilair uit deze kamer is destijds door het ICN verworven zodat het gehele ensemble bij elkaar kon blijven.In het kader van een studieproject over interieurs is de kamer door derdejaars studenten Meubelrestauratie van de ICN-Opleiding uitgepakt, schoongemaakt, compleet gedocumenteerd en (tijdelijk) opgebouwd. Ook is door de studenten vooraf het nodige archief- onderzoek gedaan waardoor meer over de geschiedenis van het geheel achterhaald is; zo bleek onder meer dat het twijfelachtig is dat de kamer is ontworpen door K.P.C. de Bazel en dat het aannemelijker lijkt dat hij geheel van de hand van Joseph Crouwel is. Alle onder- delen zijn door de studenten voor opslag genummerd volgens het systeem van Erik Groenhout, dat hij heeft ontwikkeld in opdracht van het Rijksmuseum ten behoeve van de demontage en verhuizing van hun stijlkamers en andere gecompliceerde ruimtelijke objecten zoals preekstoelen en koorhekken. In november gaven de studenten een presentatie van dit project. Inmiddels is de betimmering weer gedemonteerd en opgeborgen; hopelijk niet weer voor vele jaren, want het is de bedoeling om een plek te vinden waar hij weer geplaatst kan worden, compleet met het erbij behorende meubilair.

wat deden we in 2005, dwars door de afdelingen heen?directiekamer van ’t woonhuys

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

voor expositie

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

initiatievenverslag 200521 |21

naast een beursstand met algemene informatie heeft het ICN door het geven van een aantal presentaties dit jaar actief deelgenomen aan de restauratiebeurs. Weloverwogen zijn hierbij bepaalde aspecten van het conserveringsonderzoek dat het ICN verricht naar moderne materialen en naar schilderkunst uitgelicht. Dit onderzoek is voor restauratoren in het veld van groot belang omdat het voor hen óf om een heel nieuw gebied gaat dat sterk in opkomst is, nl. de conser- vering van moderne materialen, óf een verdieping bete- kent van hun kennis op het gebied van schilderkunst.Voor beleidsmedewerkers van gemeentes werden presentaties gegeven over wandschilderingen in architectonische context, met name uit de wederop-bouwperiode ná 1950. Als bijzonder voorbeeld werd de redding en verplaatsing van de wandschildering ‘Professor Van ’t Hoff’ van Dolf Henkes behandeld. Ook werd een spreekuur gehouden in de ICN stand, waar bezoekers met hun objecten langs konden komen voor (restauratie)advies door ICN-onderzoekers en -adviseurs. Met behulp van een verplaatsbare FTIR, een infrarood-microscoop, konden analyses gemaakt worden van de samenstelling van de verschillende objecten.

ateliergebouw

na het verlenen van de bouwvergunning voor het Ateliergebouw, de gezamenlijke huisvesting van werkruimten van het ICN en het Rijksmuseum op 18 oktober 2004, werden de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw korte tijd stilgelegd. Dit was wegens bezwaren van omwonenden tegen enkele ontwerpaspecten, die zij maakten op formele gronden en vanwege een vermeend hiaat in het vergunningentraject.

deelname aan de tweejaarlijkse restauratiebeurs, 26-28 mei 2005

Hier komt een lang

bijschrift over de

opening van medy en

de maquette van het

Ateliergebouw.

Het schilderij tijdens

de vernis afname

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

voor expositie

Nadat zij in het ongelijk gesteld waren, konden de bouwvoorbereidingen begin januari worden hervat met het boren van gaten voor 105 stalen palen. Dit gebeurt met een methode die vrijwel geen trilling en geluidsoverlast veroorzaakt en waarbij een hydraulische kraan ruim tweeëneenhalf uur lang met een kracht van 45 ton een gat boort van 19,5 meter diep.De eigenlijke bouw is officieel op 1 maart begonnen, met het uitvoeren van een symbolische handeling door Medy van der Laan, Staatssecretaris van Cultuur. Het Ateliergebouw, dat verrijst tussen de Amsterdamse Hobbema- en Honthorststraat, zal in het najaar van 2007 worden opgeleverd. Daarna kan worden ingericht en verhuisd. In het Ateliergebouw worden alle conserveringstechnische ruimten van het ICN en het Rijksmuseum ondergebracht, zoals restauratieateliers, opleidingsateliers, laboratoria en een aantal depots.Na maanden van werk aan de enorme en complexe bouwput die voor het Ateliergebouw moest worden gegraven, beginnen de eerste contouren van het gebouw zichtbaar te worden. De keldervloer ligt erin en de bewapening voor liftschachten en kelderwanden worden opgebouwd. De bouwput meet ongeveer 75 bij 25 meter en is bijna tien meter diep. In totaal zal het gebouw straks een oppervlakte van ruim negenduizend vierkante meter hebben, verdeeld over zes verdiepingen. Achter de schermen zijn de bestekken voor de inrichting van het gebouw opgesteld en lopen er allerlei aanbestedingsprocedures.

initiatievenverslag 200523 |23

Tijdens de

vernisafname

Na het

retoucheren,

voor het aan-

brengen van

het slotvernis

Voor het

retoucheren

verv

olg

van

pagi

na 3

onze grootste restauratie

‘de grootmoedigheid van scipio’

O p 1� december 2005 is het gerestaureerde schilderij ‘De grootmoedigheid van Scipio‘ van Ferdinand Bol

(1616-1680) teruggehangen in de Noenzaal van de Eerste Kamer. Het schilderij ‘De grootmoedigheid van Scipio’ is omstreeks 1650 gemaakt door Ferdinand Bol, een Amsterdamse meester uit de school van Rembrandt. Het geeft het moment uit de Romeinse geschiedenis weer waarop generaal Scipio Africanus een Carthaagse prinses, die deel uitmaakt van zijn oorlogsbuit, terug- geeft aan haar geliefde. Begin 2005 fiatteerde de Eerste Kamer der Staten Generaal de restauratie van het schilderij van Ferdinand Bol. Dit betekende dat de grootste restauratie ooit bij het ICN (600 uur) van start kon gaan. Van het schilderij zijn zowel een ontwerpschets, als een oude, verkleinde kopie bewaard gebleven. Beide kunstwerken bevatten veel informatie over hoe sommige details op het schilderij van Bol er oorspronkelijk uit hebben gezien. Een team van deskundigen werkte aan de restauratie en deed onderzoek.

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen [nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

initiatievenverslag 200525 |25

het doel van dit project is een nationale digitale infrastructuur voor collecties en een platform voor de uitwisseling van informatie over het beheer en behoud daarvan. Met andere woorden: op de Collectiewijzer kan de Collectie Nederland straks digitaal doorzocht worden en kan informatie over collectiebeheer worden verspreid en uitgewisseld. Primaire doelgroep voor de Collectiewijzer vormen de collectiebeheerders. De Collectiewijzer is de opvolger van de Cultuurwijzer van Digitaal Erfgoed Nederland (DEN).In 2005 is een vooronderzoek voor de migratie van de Cultuurwijzer uitgevoerd door Gordion Cultureel Advies en Cheperu. De rapportage van dit onderzoek ‘Successie of succes? De overdracht van de Cultuurwijzer’ is in april gereed gekomen. In dit rapport zijn de kansen en valkuilen voor het ICN in kaart gebracht en zijn verschillende ontwikkelingsscenario’s voor de Cultuurwijzer bij het ICN geschetst. Naar aanleiding van dit rapport heeft het ICN besloten om de Cultuurwijzer over te nemen en er een Collectiewijzer van te maken, een platform voor collecties en voor de uitwisseling van informatie over het beheer en behoud van collecties.De Cultuurwijzer en Cultuurwijs zijn in de loop van het jaar officieel door DEN aan het ICN overgedragen en twee medewerkers zijn aangesteld om van de Cultuurwijzer een Collectiewijzer te gaan maken. Vervolgens is een plan van aanpak opgesteld en is een aanvang gemaakt met het samenstellen van stuurgroep, projectgroep en klankbordgroep. In de projectgroep zitten medewerkers van alle afdelingen van het ICN. Omdat het ICN veel waarde hecht aan inbreng van het veld bij het project, bestaan stuurgroep en klankbordgroep nagenoeg geheel uit collega’s uit het museale en digitale erfgoed-veld. Kijk op http://project.collectiewijzer.nl.

In september is een groep van maar liefst 28 studenten begonnen aan één van de vijf studierichtingen die het

ICN aanbiedt: boek en papier, keramiek en glas, metaal, meubelen en textiel. Niet eerder zijn zoveel studenten tegelijk aan de opleiding begonnen, en dat uitgerekend in het laatste jaar dat de opleiding bij het ICN van start gaat. In deze groep studenten wordt maximaal geïnvesteerd in termen van kennis, tijd en geld. Om studenten aan te nemen vindt een zorgvuldige selectie plaats. Het doel is het selecteren van studenten die beschikken over speciale vaardigheden en over de juiste attitude die hen meer dan anderen geschikt maken voor de opleiding tot restaurator. Om te bepalen of een kandidaat beschikt over vaardig- heden als handvaardigheid, een onderzoeksmatige houding, analytisch en probleemoplossend vermogen, ruimtelijk inzicht en kleurgevoel is een aantal speciale tests ontwikkeld. Zo beoogt de vaardigheidstest o.a. manuele vaardigheden, zelfstandig en planmatig werken, probleemoplossend vermogen en ruimtelijk inzicht te testen. Het resultaat wordt beoordeeld op netheid, nauwkeurigheid, constructie en verslaglegging. Nadat de kandidaat deze fase van de selectie met goed gevolg heeft doorlopen, wordt het verkregen beeld aangevuld in een persoonlijk gesprek. Hierdoor wordt inzicht verkregen in de affiniteit van de kandidaat met kunst en cultuur en diens communicatieve en sociale vaardigheden.

AfstuderenHet laatste halfjaar van de studie wordt gewerkt aan het afstudeerproject. Tijdens het afstudeerproject wordt getoetst of de student de kennis, het inzicht en de vaardigheden die hij zich tijdens de studie heeft eigen gemaakt vanuit een verantwoorde attitude kan toepassen op een specifiek object met een specifieke onderzoeks- en behandelingsproblematiek.

collectiewijzer hoe is het gegaan met de afdeling opleidingen?

initiatievenverslag 20052� |2�

De vierdejaars studenten worden in deze periode gecoacht door een begeleidingscommissie, bestaande uit de hoofddocent, een kunsthistoricus en een onder- zoeker verbonden aan de afdeling onderzoek. In overleg met de hoofddocent kiezen de studenten een afstudeeronderwerp. De keuze van het onderwerp kan direct of indirect voortkomen uit de daarvóór gelopen stage óf kan het gevolg zijn van een directe vraag uit het veld.

Dit jaar studeerden 19 studenten af bij de vierjarige dagopleiding tot restaurator. Op 8 juli presenteerden zij hun afstudeerscripties voor familie, vrienden, bekenden en vakgenoten. In het overzicht vindt u de lijst met namen van de afgestudeerde studenten en de titels van hun scripties. Een aantal studenten heeft nu al een baan, anderen beginnen een eigen bedrijf, sommigen zijn nog op zoek.

glas & keramiek • Frederike Burghout ‘Koude beschildering op Delfts witgoed plastiek, een onderzoek naar de samen- stelling, vervaardiging, degradatie en conservering’• Marianna Düring ‘Het verwijderen van gipsresten van ongeglazuurd aardewerk met chemische middelen’• Rinske Hamers ‘Impregnatie in de diepte, onderzoek naar de impregnatiediepte en impregneermethoden van laaggebakken aardewerk’• Renske Dooijes ‘De reiniging van gipsen afgietsels’

boek & papier• Sabine Fleischer ‘Hoe verft men Japans papier’ • Francien Broekens ‘De toepassing van chitosan in creamvorm als nalijmmiddel voor gedegradeerd houtslijppapier’

meubel • Miko Vasques Dias ‘Degradatie van blanke cellulosenitraatlak op meubelen, oorzaken, kenmerken en mogelijkheden voor conservering en restauratie’• Harrie Schuit ‘Preventieve conservering is te leren, over de prioritering van behoudsactiviteiten op Kasteel Loenersloot’• Aafke Cooijmans ‘Restauratie van het gedegradeerde schellakvernis van een met transfers gedecoreerde speeldoos’

• Sylvia Nijhuis ‘Onderzoek naar de toepassing van dierlijke lijm en gelatine voor de restauratie van gefineerde meubelen’

textiel • Lisca Fockema Wurfbain ‘Siliconenrubber ontrafeld, of toch liever niet?, conservering van met siliconen rubber geïmpregneerd textiel’• Inge van de Ven ‘Onderzoek naar een behandelings- methode voor een vervormde gesteven japon’• Janine Spijker ‘Als een kostuum meerdere levens heeft…’• Lilo Duinkerken ‘Schimmelgevoeligheid bij stijfsel- lijming, mythe of ervaring?’

metaal • Daan Brouwer ‘De invloed van lood op de mechanische bewerking en scheurvorming van een zilver legering’• Marieke Ensing ‘Tin-lood om oud zilver, een vergelijkend onderzoek naar het verschil tussen chemische methodes voor het verwijderen van tin-lood soldeer op zilver’ • Wandalin van den Abeele ‘Reiniging en het opnieuw aanlopen van zilver’• Vera Bakker ‘Patinamanagement, het aanbrengen en behouden van een geretoucheerd patina bij bronzen buitensculpturen’• Marjolein Groot Wassink ‘To clean or not to clean?, inzicht in de problematiek van stof/vuil in/op organische oppervlaktelagen van bronzen kleinsculpturen‘.

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

initiatievenverslag 20052� |2�

verv

olg

van

pagi

na 1

0

onderdak bij de universiteit van amsterdam

‘overdracht opleidingen’deelname aan het nationale museumweekend, � en 10 april 2005 omdat kennisontwikkeling en kennisbevordering rond het beheer en behoud van ons cultureel erf-goed speerpunten zijn van het ICN beleid, wilden wij graag onze bijdrage leveren aan het nationale Museum-weekend dat in 2005 als thema had ‘De Kunst van het Bewaren’. Samen met de Nederlandse Museumvereniging (NMV) is een traject ontwikkeld waarbij studenten Restauratie van de afdeling Opleidingen presentaties over hun vak hebben gegeven bij verschillende musea in het land. Voor onze studenten was het een kans om hun vakkennis te tonen en contacten op te doen op de plaats waar ze in de toe-komst nodig zijn, het museum. Tevens konden zij hun presentatie-technieken oefenen. Door het opnemen van de presentaties in de campagne van de NMV kreeg het ICN de mogelijkheid om aan een breder publiek te laten zien wat het als kennisinstelling doet.

er vonden presentaties plaats in musea: • Aboriginal Art Museum, Utrecht, presentatie door

Erica Jonkman, 3e jaars student Meubelen, over ‘Schimmel, muizenvraat en walvistraan’;

• Amsterdams Historisch Museum, Miko Vasques Diaz, 4e Jaars student Meubelen, lezing over twee voorbeelden uit de stagepraktijk van de restaurator in opleiding;

• Museum Het Valkhof, Nijmegen, Rinske Hamers, 4e jaars student Keramiek en glas, over het beroep van keramiekrestaurator;

• Veluws Museum Nairac, Barneveld, Maud Schermer,4e jaars student Keramiek en glas, demonstratie keramiekrestauratie;

• Singer Museum, Laren, Eric Bernard en Renzo Meurs,2e jaars studenten Meubelen, over het restaureren van 19e eeuwse schilderijlijsten;

• KIT Tropenmuseum, Amsterdam, Marina van der Lecq,3e jaars student Meubelen, over haar stage in het Tropenmuseum; Eveline Los, 4e jaars student Metaal, over de opleiding;

• Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, Renske Dooyes4e jaars student Keramiek en glas, demonstratie keramiekrestauratie;

• CODA (Cultuur Onder DAk), Apeldoorn, Kate van Lookeren Campagne, hoofddocent Glas en keramiek, demonstratie keramiekrestauratie.

in 2005 de knoop over de overdracht van de opleidingen doorgehakt. Als onderdeel van de taakstelling Balkenende I en II is in 2002 het principebesluit genomen dat de opleidingen buiten het ICN een plaats moesten krijgen. Na verkenning van de mogelijkheden is die plaats gevonden bij de Universiteit van Amsterdam (UvA). In de loop van 2005 zijn besprekingen over de praktische en inhoudelijke aspecten van de overdracht met de UvA gevoerd. Onderdeel daarvan was een beoordeling van de opzet voor het onderwijsprogramma door een groep van drie onafhankelijke experts. Deze commissie, onder voorzitterschap van John Leighton, toenmalig directeur van het Van Gogh Museum, heeft een advies uitgebracht over de opzet van het UvA-programma aan de Directeur-Generaal Cultuur en Media van het Ministerie van OCW, mevrouw Van Kranendonk. Het ICN, de UvA en de Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL) zijn in gesprek geweest over de definitieve vormgeving van het programma. De formele afronding van de overdracht vond plaats op 3 november 2005, toen het convenant tussen het ministerie van OCW en werd ondertekend. De opleiding op het gebied van conservering en restauratie aan de UvA bestaat uit een zogenaamde ‘minor’ van een jaar binnen een bestaand bachelorprogramma (bijvoorbeeld kunstgeschiedenis of scheikunde), gevolgd door een tweejarig masterprogramma en een tweejarig ‘postinitieel’ traject. De minor aan de UvA is gestart in september 2005.

Omdat in september ook de laatste studenten aan de ICN-opleiding begonnen zijn, zullen parallel aan de UvA-opleiding tot restaurator nog tot augustus 2009 de ICN-opleidingen worden verzorgd. De lichting studenten van 2005 zal dus afstuderen als laatste ICN-lichting. De personele kant van de overdracht is opgenomen in een reorganisatieplan dat in december 2005 is vastgesteld. Onderdeel van de afspraken is dat de docenten en andere medewerkers van de opleidingen gedetacheerd zijn voor het verzorgen van het onderwijs voor de ICN-opleidingen.

initiatievenverslag 200531 |31

deskundigheidsbevordering

eén van de taken van de afdeling Opleidingen is deskundigheidsbevordering. Hiertoe worden cursussen, themadagen, workshops georganiseerd. Een bijzondere variant van deskundigheidsbevordering is het aanschuifonderwijs bij de Opleiding Restauratoren, 25 cursisten maakten hier gebruik van, zie het overzicht hieronder.In 2005 is, met 20 deelnemers, gestart met de 1-jarige cursus ‘Behoudsmedewerker musea, archieven en bibliotheken’. Het profiel voor deze cursus is vernieuwd. Een behoudsmedewerker assisteert bij het behoud en beheer van de collectie, signaleert ongewenste situaties en kan hierover communiceren met collega’s en gebruikers van de instelling waarvoor hij werkzaam is.In het programma komen allerlei aspecten van preventieve conservering aan bod, zoals de verzorging en inrichting van depots, de toepassing van richtlijnen voor licht, lucht en klimaat, het herkennen en beperken van schade aan objecten, het voorkomen van diefstal en verlies aan collectiegegevens. De lessen worden op interactieve wijze gegeven, bevatten een theoretisch en een praktisch deel en alle cursisten krijgen huiswerkopdrachten.Deze cursus is in december succesvol afgesloten en aan 18 deelnemers is het certificaat Behoudsmedewerker uitgereikt. Het diploma is ondertekend door het ICN, de Nederlandse Museumvereniging (NMV) en de Vereniging voor de Documentaire Informatievoorziening en het Archiefwezen (DIVA). De cursus is georganiseerd in de Koninklijke Bibliotheek/Nationaal Archief in Den Haag. Excursies zijn georganiseerd naar de depots van het ICN in Rijswijk en talloze musea, archieven en erfgoedinstellingen in het land. Op verzoek zijn in company-trainingen georganiseerd voor twee overheidsinstellingen: de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Archieven van het Ministerie van Defensie. De Tweede Kamer heeft een eigen kunstcollectie en exposeert bruiklenen van onder andere het ICN. De training richtte zich op het overdragen van de nieuwste inzichten op het gebied van depotmaterialen, transport en ophangsystemen.

De medewerkers van de Archieven van het Ministerie van Defensie kregen bijscholing in depot- en pestmana-gement. In opdracht van de Stichting Academisch Erfgoed (SAE) hebben Kunsthistorisch Advies- en Organisatiebureau D’ARTS en het ICN een cursus georganiseerd voor collectiebeheerders van universitair erfgoed van de Nederlandse universiteiten. Doel was om tot onderlinge samenwerking te komen bij het maken van presentaties van universitair erfgoed voor een breed publiek. Experts uit de verschillende sectoren hebben een bijdrage geleverd.Een ICN-speerpunt is risicoanalyse en collectiebeheer. Deskundigheidsbevordering heeft samen met de afdeling Onderzoek en de NMV-sectie Kastelen en Landhuizen een cursus over deze methodiek gegeven in Kasteel Huis Bergh. De deelnemers aan deze cursus waren provinciaal museumconsulenten, medewerkers die in kastelen of landhuizen werkzaam zijn en andere professionals. De reacties op deze geïntegreerde aanpak van preventieve conservering waren zeer enthousiast: de methode verdient brede verspreiding onder de hoeders van het cultureel erfgoed. Aan reguliere cursussen over de eigenschappen en het omgaan met materialen zoals foto’s, schilderijen, metalen of archeologische objecten bestaat een constante behoefte. Uitschieters wat betreft de belangstelling waren de praktijkgerichte cursussen ‘Reinigen van zilver’ en ‘Inlijsten van foto’s, prenten, tekeningen en schilderijen’.

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

initiatievenverslag 200533 |33

de jaarlijkse icn-themadag

schade of verlies van objecten en collecties kan ont-staan door langdurige processen waarbij de omgevings-factoren niet optimaal zijn. Er bestaan richtlijnen om verkeerde luchtvochtigheid, temperatuur, verontreinigingen, licht en straling vast te stellen. Het ICN heeft een model ontwikkeld om een uitgebreide risicoanalyse te maken. Het sluit hiermee aan bij inter- nationale ontwikkelingen op het gebied van preventieve conservering. Met dit model kunnen instellingen een inschatting maken van de (grootste) gevaren die de collecties bedreigen en van de onderlinge verhoudingen van die gevaren. De resultaten van deze risicoanalyse zijn de basis voor een geïntegreerde aanpak van collectiebeheer en -behoud.

vragen waar collectiebeheerders vervolgens een ntwoord op moeten geven zijn:

Welke schade is acceptabel?Binnen welke periode zou schade mogen optreden?Door welke maatregelen is schade zo goed mogelijk te beheersen?

Bij het maken van een uitgebreide risicoanalyse worden in totaal tien factoren meegewogen. Behalve naar de hierboven genoemde aspecten wordt ook gekeken naar de risico’s van fysieke krachten waaraan objecten en collecties bloot staan, dat wil zeggen mechanische schade door trillingen, het verplaatsen en hanteren van een object. Dat geldt tevens voor de risico’s van insecten en schimmels, diefstal, vandalisme, vuur, water en slecht beheer.Om de kans op schade en het effect ervan in te schatten is het allereerst van belang om een incidentenregistratie bij te houden. Het effect dat schade of verlies van voorwerpen heeft, wordt mede bepaald door de kwetsbaarheid en door de (economische, esthetische, ieve) waarde van voorwerpen.

De gastsprekers Judikje Kiers (directeur Museum Amstelkring), Janien Kemp (hoofd restauratie Gemeentearchief Amsterdam) en Graeme Scott (hoofd collectiebeheer Rijksmuseum voor Volkenkunde Leiden) deden verslag van de uitkomsten van de risicoanalyse in hun instelling. Ieder noemde de kennis die men had opgedaan belangrijk om keuzes te kunnen maken en beslissingen te kunnen nemen. Sommige risico’s waren eenvoudig te verkleinen door maatregelen of door aanpassing van procedures. Veel winst werd ook behaald doordat het bewustzijn en de professionaliteit bij medewerkers is gegroeid.De ICN-onderzoekers Agnes Brokerhof, Bart Ankersmit en Bill Wei gaven presentaties met praktijkvoorbeelden over hun respectievelijke specialisme: richtlijnen voor licht, onderzoek om de relatieve vochtigheid in vitrines te beïnvloeden en onderzoek naar de invloed van trillingen op voorwerpen. De themadag werd door 80 mensen bezocht.

Met de reorganisatie zal de taak van deskundigheidsbevordering worden overgedragen aan de afdeling Communicatie & Informatie.

kopje moet nog komen12x bijscholing met totaal 137 deelnemers (o.a. Praktische zorg voor foto’s, praktische zorg voor schilderijen, Praktische zorg voor archeologische objecten, Praktische zorg voor metalen).

Aanschuifonderwijs: 3x bij Marqueterie: historische vervaardigingstechnieken , 3x bij Beitsen en retoucheren in de meubelrestauratie, 1x bij Achterglasschildering en 18 x bij European Bookbinding.

Afgelaste cursussen: 7x bijscholing, 4x internationaal.7 deelnemers bij tweejarige ICN-avondcursus boekrestauratie 2004-2006.

‘het tentoonstellen van topstukken en het beperken van schade’

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

initiatievenverslag 200535 |35

in langdurig bruikleen zijn gegaan:Algemene Rekenkamer, Den Haag, 1 schilderijAmbassade in Moskou, 1 schilderijAmbassade in Parijs, 1 schilderijCODA, Apeldoorn, 46 stuks toegepaste kunstDrents Museum, Assen, 51 stuks toegepaste kunstGevangenismuseum, Veenhuizen, 2 schilderijenKabinet der Koningin, Den Haag, 4 schilderijenKabinet Gouverneur Nederlands Antillen, Curaçao, 6 schilderijenKasteel De Doornenburg, Doornenburg, 1 meubelLetterkundig Museum, Den Haag, collectie boekillustratiesMinisterie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, 8 schilderijenMinisterie van OCW, Den Haag, 4 schilderijen en 3 sculpturenMinisterie van VROM, Den Haag, 1 schilderijMondriaanhuis, Amersfoort, 1 schilderij en 2 werken op papierMuseum Beelden aan Zee, Scheveningen, 2 sculpturenMuseum Kennemerland, Beverwijk, 3 stuks toegepaste kunstNationaal Glasmuseum, Leerdam, 8 meubelen en 20 stuks toegepaste kunstNederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum, Schoonhoven, 1 stuk toegepaste kunstNederlands Tegelmuseum, Otterlo, 2 stuks toegepaste kunstNoordbrabants Museum, Den Bosch, 1 schilderijPrincessehof Nationaal Keramiek Museum, Leeuwarden, 2 stuks toegepaste kunstPurmerends Museum, Purmerend, 3 stuks toegepaste kunstRaad van State, Den Haag, 2 schilderijenRidderlijke Duitse Orde, Utrecht, 1 schilderijRijksmuseum Twenthe, Enschede, 3 schilderijenRijksprentenkabinet, Amsterdam, 23 werken op papierSieboldhuis, Leiden, 7 lampenStadhuis Den Bosch, 9 meubelenStadsmuseum IJsselstein, 5 schilderijenStedelijk Museum De Lakenhal, Leiden, 1 schilderijStatenzaal, Den Haag, 4 schilderijenVoormalig woonhuis familie Frank, Amsterdam, 20 meubelen en 6 lampen.

onderhoud werd in situ en in de eigen ateliers verricht aan:Langdurig bruikleen Jachthuis St. Hubertus, Otterlo, diverse meubelenLangdurig bruikleen Witsenhuis, Amsterdam, diverse schilderijen, werken op papier en toegepaste kunst.

ten behoeve van tentoonstellingen zijn tijdelijke bruiklenen

verstrekt aan:Centre Pompidou, Parijs, 1 werk op papierEts Haim Bibliotheek, Amsterdam, 1 meubelGemeentemuseum, Den Haag, 1 schilderij en twee werken op papierGemeentemuseum Den Haag, 1 glas-in-loodraamHistorisch Museum Het Palthehuis, Oldenzaal, 10 stuks toegepaste kunstJoods Historisch Museum, 1 schilderijLegermuseum, Delft, 4 meubelenLouis Couperus Museum, Den Haag, 4 meubelenMaarten van Rossummuseum, Zaltbommel, 12 meubelenMuseum Beelden aan Zee, Scheveningen, 5 sculpturenMuseum Het Domein, Sittard, 3 werken op papierMuseum voor Keramiek Pablo Rueda Lara, Rotterdam, 4 stuks toegepaste kunstPaleis op de Dam, Amsterdam, 1 sculptuurSinger Museum, Laren, 1 schilderijStedelijk Museum, Zutphen, 3 schilderijenWestfries Museum, Hoorn, 1 schilderij en 6 werken op papier

Aantal klanten en uitleningen informatiecentrum ICN 2005

klantcontacten uitleningen 1e kwartaal 930 3942e kwartaal 900 2913e kwartaal 850 2034e kwartaal 780 321

totaal 3460 1209

wat leenden we uit in 2005?

initiatievenverslag 20053� |3�

programma schilderkunst door middel van het programma Schilderkunst werkt het ICN aan een betere profilering en positionering op het gebied van schilderkunst in het veld van het cultu- rele erfgoed, met een focus op het Nederlandse veld.De werkgroep Schilderkunst heeft verschillende voor- stellen voor invalshoeken nader onderzocht en kwam tot de conclusie dat binnen het programma het beste kon worden gekozen voor onderzoek, activiteiten en projecten rond moderne schilderkunst (1850 tot heden).

de belangrijkste redenen hiervoor zijn:1 het is een conceptueel interessante periode; er verandert veel in stijl en techniek ná 1850;2 het materiaalgebruik verandert ná 1850 sterk, niet alleen worden er steeds meer nieuwe en diverse materialen toegepast, ook de productie van die materialen verandert en wordt steeds vaker niet meer door de kunstenaar zelf gedaan;3 vergeleken met de meer traditionele kunst zijn er veel meer lacunes in de kennis over het beheer en behoud van moderne schilderkunst;4 in de ICN-collectie bevindt zich een groot aantal moderne werken die een bepaalde problematiek laten zien waarover nog maar weinig bekend is, zoals het schoonmaken van ongeverniste schilderijen en pasteuze verfoppervlaktes.

In 2005 is het ICN gestart met het werken in programma’s. Programma’s bestaan uit een geheel

van onderling met elkaar verweven activiteiten die de publieke taak van het ICN gezicht en gestalte geven. Kenmerkend voor een programma is dat het qua doel en strekking de hele organisatie doorsnijdt en niet gebonden is aan één bepaalde deskundigheid of werkvorm. Het omvat een breed scala aan onderling samenhangende activiteiten die ofwel gelijktijdig ofwel opeenvolgend plaatsvinden. De duur van een programma zal in het algemeen meer jaren zijn. Drie thema’s zullen de komende jaren in programma-vorm worden uitgewerkt. Het programma Selectie sluit aan bij actuele onderwerpen op het vlak van het collectiebeheer. Het tweede programma betreft de ontwikkeling van een Erfgoedbalans. De Erfgoedbalans zal een overzicht bieden van de (museale) collecties en geeft op hoofdlijnen een stand van zaken betreffende delen van de Collectie Nederland. Deze programma’s zullen in 2006 nader gestalte krijgen. Het derde programma, Schilderkunst, is in 2005 van start gegaan.

hoe zit het met de programma’s?

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

voor expositie

initiatievenverslag 20053� |3�

verv

olg

van

pagi

na 1

2

behoud van monumentale wandschilderkunstmonumentale kunst is kunst die speciaal voor een bepaalde plaats in, op of aan een gebouw is ontworpen. De vormen van monumentale kunst zijn divers: mozaïeken, glas, reliëfs et cetera, maar binnen het programma schilderkunst zal de aandacht vooral liggen op wandschilderkunst. Monumentale kunst maakte een grote bloei door in de wederopbouwperiode, vooral door de toen ingestelde 1%-regeling, waarbij 1% van de bouwsom voor nieuw- bouw werd gereserveerd voor monumentale kunst. Monumentale kunst wordt momenteel ernstig bedreigd doordat gebouwen worden afgebroken of de functie van gebouwen verandert, waardoor ook de relevantie van de daar aanwezige kunst verandert of verdwijnt. Naast afbraak is veel kunst verdwenen achter voorzet- wanden of overschilderd. Een extra probleem is dat deze kunstvorm zich in een grijs gebied bevindt, het valt feitelijk niet onder roerend erfgoed, maar krijgt ook niet voldoende aandacht als het onroerende erfgoed waar het zich in bevindt wordt beoordeeld. Monumentale kunst is vaak ‘vergeten’ kunst, kunst- historici zijn zich niet altijd bewust van deze vorm van kunst en architectuurhistorici zijn vooral geïnteresseerd in het gebouw, niet in de daarin of -op aanwezige kunst. In het bijzonder het ontbreken van dit bewustzijn -ook bij beleidsmakers- is nu de grootste bedreiging voor monumentale kunst. Het verdwijnt omdat de waarde niet kan worden geschat.

Het ICN is in 2005 betrokken geweest bij een aantal projecten op het gebied van monumentale wand-schilderkunst <verwijzen naar de tekst over Dolf Henkes, pagina xxx>. Vanaf 2006 gaat een inventarisatie starten waarbij voor tien belangrijke kunstenaars onderzocht gaat worden welke werken zij hebben gemaakt, of deze nog bestaan en zo ja, in welke toestand ze zich bevinden. In een later stadium zal ook materiaaltechnisch onderzoek worden verricht.

het schoonmaken van moderne, ongeverniste schilderijenin dit project staan drie objecten uit de eigen collectie centraal. Het betreft een werk van Constant, ‘Variations Rhytmiques’ uit 1953, een werk van Stekelenburg uit 1955, ‘La Cathédrale de Reims’ en ‘Fleurs Grises’ van N. de Staël (1953). Bij alle drie de werken doen zich specifieke problemen voor ten aanzien van het reinigen van het oppervlak, die uitgebreid door restauratoren, conservatoren, adviseurs en onderzoekers besproken zijn. Het is duidelijk dat het schoonmaken van moderne, ongeverniste schilderijen een zeer breed probleem is. Er zijn drie belangrijke problemen gesignaleerd met betrekking tot schoonmaken, die nog niet door andere (internationale) onderzoeksgroepen worden aangepakt.

1 het verwijderen van vuil van pasteuze verven.2 het verwijderen van vuil van matte, monochrome oppervlaktes.3 het behandelen van oppervlaktes met watergevoelige verfsystemen.

Naar verwachting is meerjarig onderzoek nodig om tot oplossingen te komen. Het is de bedoeling om restauratoren die in Nederland werkzaam zijn te betrekken bij dit project. Het gaat daarbij niet alleen om schoonmaakmethodes, ook de betekenis van een schilderij en de mate waarin deze betekenis wordt verstoord door het aanwezige vuil, hebben invloed op de keuze voor een behandeling. Voordat besloten kan worden welke schoonmaakstrategie gevolgd wordt, zal eerst materiaaltechnisch onderzoek verricht moeten worden. Hoewel gestreefd wordt naar het formuleren van algemene schoonmaakstrategieën, zal de specifieke uitvoering objectgebonden blijven. In 2006 gaat een onderzoek van start naar droge reinigingsmethodes. Later zal worden gestart met een onderzoek naar het reinigen van pasteuze verven en matte, monochrome oppervlaktes.

initiatievenverslag 200541 |41

Een greep uit de in 2005 afgeronde natuurweten- schappelijke onderzoeken:

Schilderijen• Een onderzoek naar materiaalgebruik in schilderijen van Odilon Redon in samenwerking met het Van Goghmuseum• Onderzoek naar materiaalgebruik in relatie met de optische aspecten van schilderijen van Pierre-Auguste Renoir in samenwerking met het Courtauld Institute of Art, Londen.• Een onderzoek aan originele olieverf uit verfblaasjes uit het huis van Sir Thomas Gainsborough.

Synthetische materialen• Onderzoek naar de samenstelling, degradatie en conservering van stoelen van zacht PUR-schuim van de ontwerper Gaetano Pesce, PUR-elastomeer stoelen van dezelfde ontwerper en polyester stoelen van de ontwerper Verner Panton. Dit onderzoek werd uitgevoerd samen met Kathrin Kessler (restaurator Vitra Design Museum, Weil am Rhein, Duitsland) en gesponsord door AXA Art. • Een vervolgonderzoek naar de impregnatie van zachte PUR-schuimen met consolideringsmiddelen en de toevoeging van anti-oxidantia tegen oxidatie door de inwerking van licht. Het onderzoek met behulp van Fourier Transform Infrared Spectometry (FTIR) verschafte inzicht in de chemische afbraak van PUR-schuimen.• Een belangrijk aandeel van het project synthetische materialen is de kennisspreiding door middel van workshops. De workshop werd vier keer aangeboden aan een keur van restauratoren in Valencia (Spanje), Perth (Australië), Melbourne (Australië) en Amsterdam.

Protocol Trillingen Museumplein• Op Koninginnedag werd het voorlopige protocol voor trillingen toegepast dat het ICN met TNO Bouw in Delft heeft ontwikkeld. Dit protocol moet ervoor zorgen dat het trillingsniveau tijdens rock- en popconcerten en evenementen op het Museumplein binnen acceptabele grenzen blijft én geeft maatregelen voor het geval dit niveau wordt overschreden. Verder is materiaaltechnisch onderzoek verricht naar verfverlies van schilderijen in het Van Gogh Museum door trillingen. Ook is experimenteel en modelmatig gekeken naar het probleem van het ‘wandelen’ van objecten in vitrines als gevolg van rillingen.

in 2005 nieuw gestart onderzoek

Beeldonderzoek het doel van dit project is het ontwikkelen van technieken ter documentatie van en onderzoek naar de driedimensionale aspecten van oppervlakken. Driedimensionale aspecten, bijvoorbeeld vernis, transparantie, craquelé, textuur, opbouw van verf- lagen et cetera bepalen hoe men objecten waarneemt.

met deze technieken kan men onder andere:• objecten realistischer documenteren;• betere materiaalkeuzes maken voor restauraties, bijvoorbeeld keuze van vernissen;• betere keuzes maken qua restauratiebehandelingen;• betere keuzes maken in het belichten en tentoonstellen

van objecten.

in 2005 werden de volgende projecten uitgevoerd:• Ruwheidsmetingen op micrometer-resolutie zijn voor het eerst in de conserveringswereld toegepast voor de documentatie van het schoonmaken van een schilderij. Op deze manier is de invloed van schoonmaakprocessen (enzymebehandeling van vernis, verwijderen van vernis) op de textuur van geschilderde oppervlaktes gemeten.

• Analyse van de invloed van vernis op het uiterlijk van schilderijen. Spectroscopische metingen en de Red Green Blue (RGB)-analyse van digitale opnames werden uitgevoerd om de invloed van vernis op het uiterlijk van verflagen te bepalen.

natuurwetenschappelijk onderzoek

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

Het laatste grote vlaggens.

Het laatste grote vlaggens.

initiatievenverslag 200543 |43

international network for the conservation of contemporary art (incca)

in 2005 is besloten dat het ICN INCCA op langere ter-mijn zal blijven coördineren en ondersteunen. In kaart werd gebracht hoe INCCA beter ingebed kan worden binnen het ICN en verschillende afdelingen kan betrekken bij haar activiteiten. De voorwaarde vanuit het ICN om INCCA te blijven ondersteunen was dat er duidelijkheid moest komen in de organisatie van het netwerk. Een omschrijving van de netwerkstructuur en bestuursvorm, alsook een duidelijk protocol voor lidmaatschap ontbraken. Deze onderwerpen zijn samen met INCCA’s Steering Committee (samengesteld uit internationale INCCA-leden) besproken en een aantal documenten is opgesteld, die begin 2006 in INCCA geïmplementeerd zullen worden. In 2005 is bovendien verder gewerkt aan het oprichten van een Noord Amerikaanse afdeling: INCCA-NA. Hier werd in 2005 een haalbaarheidsstudie uitgevoerd die duidelijkheid gaf in de belangstelling voor INCCA in Noord Amerika. Er is vanuit het ICN samengewerkt met de commissie die de INCCA-NA haalbaarheidsstudie uitvoerde, onder andere bij de uitwerking van een strategisch plan en de programma-ontwikkeling. Er is een INCCA-NA coördinator aangesteld en er zijn toezeggingen dat INCCA-NA in New York University gehuisvest kan worden.

kunstenaarsinterviews en kunstenaarsarchieven

in het project Kunstenaarsinterviews en Kunstenaars-archieven wordt door het ICN en de Stichting Behoud Moderne Kunst (SBMK) een methodiek ontwikkeld voor het verzamelen van kennis over de context en het maak-proces van een kunstwerk. In musea voor hedendaagse kunst wordt de rol van de conservator en restaurator als documentalist steeds belangrijker. Zij houden zich meer en meer bezig met het documenteren en archiveren van werkprocessen én artistieke praktijken binnen het groeiende scala van technieken en betekenislagen van hedendaagse kunst. Deze documentatie vormt een belangrijke bron voor de toekomstige conservering en presentatie van een werk. Voor conceptuele, tijdelijke en procesmatige werken kan de documentatie zelfs een alternatief zijn voor het conserveren van fysieke objecten. Er is een interdisciplinaire, kwalitatieve en gevalsspeci-fieke onderzoeksmethodiek ontwikkeld. Tien deel-nemende musea van de SBMK hebben elk een kunstenaar voorgesteld waarover zij informatie nodig hebben. Voor elke kunstenaar werd door een interdisciplinaire groep van experts vastgesteld welke informatie belangrijk is voor het toekomstige behoud van het werk. Na dit onderzoek werd het interview met de kunstenaar afgenomen en op video vastgelegd.Gedurende het jaar 2005 is het project geëvalueerd door een groep onderzoekers, conservatoren en restauratoren uit de musea en het ICN. Daarbij is vooral gekeken naar de werkwijze, organisatie en benodigde competenties bij het afnemen van het kunstenaars-interview. De resultaten van het project worden opge-nomen in de INCCA-database. Kijk op www.incca.org.

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN) Het schilderij

tijdens de

vernisafname

initiatievenverslag 200545 |45

multimedia-cursus in samen-werking met de vrije universiteit amsterdam

in 2005 is voor de vijfde keer een ‘multimediadesign-casus’ uitgevoerd door studenten van de Vrije Universiteit, Faculteit der Exacte Wetenschappen. Bij een multimediadesign-casus krijgen studenten opdracht om informatie die restauratoren en conser-vatoren gebruiken in een virtuele omgeving te presenteren. De aangeleverde informatie is multi-mediaal (tekst, geluid en beeld) en is ‘rijk’. Eén van de vereisten is dat gebruikers relaties gepresenteerd zien tussen diverse informatie-objecten en hier zowel gestructureerd als meer intuïtief in kunnen zoeken.Voor de casus 2005 stond één kunstwerk centraal, namelijk de installatie van Jeffrey Shaw, ‘Revolution. A monument for the television revolution’ (Collectie ICN, 1990). Aan de hand van een bestaande richtlijn ontwierpen de studenten een viertal filmpjes in 3D voor de montage en demontage van de installatie. Doordat deze filmpjes interactief zijn, kan de gebruiker de onderdelen van de installatie in de ruimte identificeren en virtueel ‘oefenen’ met herinstalleren voordat het werk wordt opgesteld. De 3D-filmpjes zijn onderdeel van een digitaal dossier dat gevuld is met informatie over de kunstenaar en het kunstwerk. Het dossier kan gepresenteerd worden in zowel een 3D-omgeving als in een 2D-omgeving. Het is een robuust ontwerp waaraan informatie van andere kunstwerken en kunstenaars kan worden toegevoegd via een geavanceerde online contentmanagement-tool. Dit studentenproject sluit aan bij het Europese project ‘Inside Installations’ (zie hiernaast). De instrumenten die tijdens de casus ontwikkeld zijn dragen bij aan het project, omdat zij inzicht geven in hoe men kennis kan organiseren, presenteren en interactief kan uitwisselen. De samenwerking tussen het ICN en de Vrije Universiteit zal ook in 2006 worden voortgezet.

europese samenwerking

de afdeling onderzoek van het ICN is als beheerder of als lid betrokken bij vijf verschillende projecten die door Europese instellingen worden gesubsidieerd:

• inside installations Onderzoek naar 30 installaties inEuropese musea voor hedendaagse kunst. Installaties kunnen snel verouderen doordat vaak nieuwe media of vergankelijke materialen worden toegepast. Richtlijnen worden opgesteld aan de hand van casestudies. Tevens worden systemen ontwikkeld voor de documentatie, conservering en herinstallatie van moderne kunst-installaties. Het ICN is initiatiefnemer en rojectbeheerder. Kijk op www.inside-installations.org.

• fing-art-print De ontwikkeling van documentatie-technologieën voor de gedetailleerde verslaglegging van oppervlaktekenmerken van kunstwerken. Deze techniek kan ehulpzaam zijn bij de identificatie van een kunstwerk, er wordt als het ware een DNA-profiel van opgesteld. Het ICN treedt op als projectbeheerder. Kijk op www.fing-art-print.org.

• eu-artech is een Europees netwerk van gespecialiseerdeonderzoeksinstellingen en educatieve instellingen voor cultureel erfgoed. Het ICN werkt mee aan projecten voor de ontwikkeling van technieken voor organische analyse, de ontwikkeling van een meertalige thesaurus en de ontwikkeling van draagbare, non-destructieve meetapparatuur.

• episcon Een consortium van Europese universiteitenen culturele instellingen die de mogelijkheid bieden promotieonderzoek te doen in de conserverings-wetenschap. Het ICN werkt mee aan dit project en biedt in dit kader één of twee promotieplaatsen voor Europese en internationale studenten.

• mip staat voor een consortium van Europese onder-zoeksinstellingen die zich bezighouden met de rol van metalen in de corrosie van papier. Als deelnemer stelthet ICN expertise beschikbaar op het gebied van transitionele metalen in inkt en de rol die deze metalen spelen in papiercorrosie.

Het schilderij

tijdens de

vernisafname

initiatievenverslag 20054� |4�

De afdeling Onderzoek begeleidt promovendi, studenten en stagaires.

een overzicht: • Extern promotieonderzoek van C. Theodorakopoulos, Royal College of Art, Londen.• Promotieonderzoek naar verdonkering van 19e eeuwse schilderijen door Yoshiko Shimadzu.• Promotieonderzoek naar de praktijk van het presenteren en conserveren van multimedia- installaties door Vivian van Saaze. • Promotieonderzoek van Birgit Reissland naar het gebruik van droogzand in oude manuscripten.• Stagiaire Eva Eis van de Technische Universität München: spectroscopische- en beeldanalyses aan acrylverfmonsters en lichtmicroscopisch onderzoek aan dwarsdoorsneden. • Stagiaire Roberta Verteramo (Turijn, Italië), restaurator van moderne kunst. Onderzoek naar de conservering van moderne en hedendaagse kunst. • Kaitlin Keim (satgiaire) van Virginia Tech University (USA) heeft een script geschreven voor een computer- programma om de oppervlaktedekking van de stofmonsters automatisch te bepalen. • Paul Seidel (stagiair) van de Hogeschool Leeuwarden automatiseert de uitwerking van de meetgegevens en gaat het script van Kaitlin Keim verder ontwikkelen.

Het ICN organiseerde het 14e driejaarlijkse ICOM-CC congres ‘Our Cultural Past–Your Future!’,

dat plaatsvond van 12 tot en met 16 september in Den Haag. Bijna negenhonderd restauratoren, conservatoren en andere geïnteresseerden uit circa 75 landen waren aanwezig om nieuwe ideeën en onder-zoeksresultaten uit te wisselen. Aan het programma van het congres leverden ICN-onderzoekers een substantiële bijdrage. De communicatie rondom het congres werd ondersteund door een speciale website www.icom-cc2005.org. Tijdens het congres heeft het projectteam in samen- werking met Congreskrant.nl een krant uitgegeven. Deze is onder de deelnemers verspreid op de laatste dag van het congres. In verslagen en interviews werd op een overzichtelijke manier verslag gedaan van de plenaire lezingen, de bijeenkomsten van de werkgroepen, de excursies en recepties. Tijdens de afsluiting van het congres vonden bestuurswisselingen plaats, van de werkgroepen en van het algemeen bestuur van ICOM-CC. Thea van Oosten, senior onderzoeker ICN en coördinator van de werkgroep ‘Modern Materials’, is gekozen in het algemeen bestuur van ICOM-CC. ICN-collega Ad Stijnman is gekozen als voorzitter van de nieuwe werkgroep ATSR, Art Technological Source Research.

wat waren de bijzondere projecten in 2005?congres icom-conservation committee

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

initiatievenverslag 20054� |4�

van gogh atelierpraktijk

in januari is het project ’Van Gogh’s atelierpraktijkin context’ van start gegaan, dat naar verwachting circa vijf jaar zal duren. Dit project, dat een samenwerking is tussen het Van Gogh Museum, het ICN en Shell Nederland, heeft als doel na te gaan in hoeverre Vincent van Gogh werd beïnvloed door tijdgenoten en hoeverre hij hen beïnvloedde. Het ICN zal zich vooral met het natuurwetenschappelijke deel van het onderzoek en het kunsthistorische bronnenonderzoek bezighouden . Tot medio 2006 zal aandacht worden besteed aan de Nederlandse periode van Van Gogh (1881-1885); hiertoe is een selectie gemaakt van schilderijen van Van Gogh en van tijdgenoten die mogelijk van invloed zijn geweest op Van Gogh’s manier van werken. Eén van de tijdgenoten van wie werk zal worden onderzocht is Van Goghs neef Anton Mauve, die Van Gogh in 1881-82 enkele weken les gaf in zijn atelier in Den Haag.Naast schilderijen uit de Nederlandse periode zullen ook aquarellen en tekeningen van Van Gogh en zijn tijdgenoten onderzocht worden. In 2005 is het onderzoek afgerond aan de monsters die zijn genomen door restaurator/onderzoeker De Wild. Voor dit deelproject zijn ongeveer 80 monsters onderzocht die zijn genomen van 18 schilderijen van Van Gogh uit zijn Zuid-Franse periode (1888-1890).

op vrijdag 13 mei 2005 was de Esprit-scholengemeenschap aan de Amsterdamse Jozef Israelskade – bestaande uit twee schoolgebouwen, gelegen aan weerszijden van de P.L.Takstraat in stadsdeel Oud Zuid - het toneel van een bijzondere bijeenkomst. In het bijzijn van burgemeester Cohen en wethouder Belliot vond de officiële oplevering plaats van vier zeer grote beeldengroepen aan de schoolgevels (circa 80 m³ per stuk). Ze fungeren steeds als bekroningen van de twee risalieten van de gevels van de beide aan elkaar gespiegelde schoolgebouwen. Ook de beeldengroepen zelf zijn links en rechts gespiegeld. Tweemaal dus ‘De Geboorte van de Daad’, tweemaal ‘Menselijke Energie’, ontworpen en deels ook uitgevoerd in 1922-23 door Hildo Krop.Omdat het project ‘P.L.Takstraat/Jozef Israelskade’ zo uitzonderlijk groot en lastig was, verdient het wat meer uitleg. Een echte ‘restauratie’ was het namelijk niet.Oorspronkelijk waren deze beelden van de hand van de Amsterdamse stadsbeeldhouwer Hildo Krop, die ze, samen met zijn meehakkers, direct aan de schoolgevels uitvoerde in Weiberner tufsteen. De gelig-beige Duitse tufsteen moet ooit fraai geharmonieerd hebben met de gelige baksteen van de gevels, maar dat effect was teloorgegaan. De tufsteen was na ruim 80 jaar Amsterdams(e) weer en wind vrijwel zwart geworden en had, onder meer door vorstschade, zijn inwendige cohesie vrijwel verloren. Tuf is niet veel anders dan samengeperste as. De sculpturen verloren hun details gaandeweg in steeds grotere brokken en werden levensgevaarlijk voor de passanten, twaalf meter lager.Restauratie van de beelden in deze tuf bleek ondoenlijk en wat op 13 mei jongstleden officieel werd opgeleverd, waren replica’s –kopieën op ware grootte- uitgevoerd in Beiers graniet. Ze waren niet meer direct buiten op een gevelsteiger gehakt, maar uitgevoerd op de Amersfoortse werf van restauratiebeeldhouwer Ton Mooy op basis van al in de Duitse groeve voorgezaagde steenblokken.Krop heeft wel met gipsmodellen gewerkt, maar op de steiger werkte hij in de levende steen.

beelden van hildo krop aan de p.l.takstraat in amsterdam

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

initiatievenverslag 200551 |51

Direct in het materiaal werken was destijds niet alleen een punt van expressionistische ambachtsideologie, het was ook praktisch. In voltooide staat had het beeldhouwwerk van zachte tuf immers nooit zonder ernstige beschadigingen aan de gevel geplaatst kunnen worden. En alleen op die manier kon je met deze grote hoeveelheden relatief goedkoop materiaal werken.Ook nu ging het om bij elkaar ongeveer 320 m³ steen. Deze keer werden de beelden kant en klaar, behakt en uitgewerkt, aangebracht. Want graniet is een totaal andere steen dan tuf: veel dichter, harder en met een veel hoger soortelijk gewicht. Het heeft een gebruiksduur van minimaal 600 jaar, vervuilt en patineert anders en reflectéért licht, terwijl tuf dat grotendeels absorbeert.De omvangrijke Krop-restauratie leidde tot talloze vragen en discussiepunten, praktische maar ook restauratie-ethische. Van ‘Hoe doe je dat in dit geval?’, tot ‘Mag dit eigenlijk wel zó?’.Het terugbrengen van de Krop-beelden werd enthousiast en geïnteresseerd gevolgd en ondersteund door de Esprit-scholen, een scholengemeenschap met een grote allochtone leerlingenpopulatie en een Engels curriculum. Ze namen niet alleen de hinder van het werk voor lief, de leerlingen leidden op de officiële opening ook de genodigden rond, zodat een geboren Amsterdammer het zeldzame voorrecht kon smaken door een Engelssprekende Pakistaanse het belang en de reikwijdte van het werk van de eigen stadsbeeldhouwer uitgelegd te krijgen.Het project heeft een eerste aanzet gegeven tot het gecontroleerd afvoeren van oorspronkelijk materiaal. Er is samengewerkt met het Stedelijk Museum –de administratief beheerder van een groot deel van de gemeentelijke kunstwerken aan de openbare weg- met het stadsdeel Oud Zuid en met de gemeente Steenwijk, de geboorteplaats van Hildo Krop. Steenwijk bezit een kleine collectie werken van Krop en wilde graag een deel van het nog toonbare, afkomende materiaal aan zijn collectie toevoegen.

Deze omvangrijke ‘restauratie’ maakt deel uit van een zeer bijzonder

project ‘Bouwbeeldhouwkunst’ van het Amsterdamse bureau Monu-

menten en Archeologie (bMA).

het icn, beheerder van Henkes ’artistieke nalaten- schap, heeft de afgelopen jaren geijverd voor het behoud en de restauratie van twee bijzondere monumentale wandschilderingen van de Rotterdamse kunstenaar Dolf Henkes (1903-1989). Er verschenen twee waardestellende rapporten over de wandschilde- ringen en er werd actief gelobbyd. In 2005 leidden deze activiteiten tot klinkende resultaten. In januari werden Henkes’ ‘Voetbaltaferelen’ gerestau-reerd teruggeplaatst op hun oorspronkelijke plek in de koffiekamer van het Feijenoord-stadion. Na vijfentwintig jaar waren zij weer te zien voor het publiek. In maart werd Henkes’ negentien ton wegende monumentale portret van Nobelprijswinnaar Van ‘t Hoff verhuisd van de Nerefco Raffinaderij naar zijn nieuwe plek in de Hogeschool Rotterdam. Na het vervoer per schip werd een van Nederlands grootste kranen ingeschakeld om de 6 x 5 m tellende muurschildering in delen door het dak van de Hogeschool Rotterdam te takelen. In december werd de wandschildering, na restauratie, gepresenteerd. De beide wandschilderingen zijn door Burgemeester Opstelten van Rotterdam onthuld.

Verplaatsing en restauratie van de wandschildering Professor

Van ’t Hof werden mogelijk gemaakt door: Nerefco, Mourik Services

B.V., Aanneming Maatschappij J.P. Van Eesteren, Smit Transport

Sleepdienst, Schiepo/Sloopwerken Van Schie, Havenbedrijf

Rotterdam, Hapo Internationaal barges BV, Gemeente Rotterdam,

Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, Stichting Dolf Henkes, ICN,

Chain restauratie advies en Rescura Bleijenberg.

Herstel van de wandschilderingen in het Feijenoord Stadion werd

mogelijk gemaakt door aanzienlijke bijdragen van de Stichting

Volkskracht en van het Prins Bernard Fonds. De uitvoering van het

restauratieproject was in handen van de firma Rescura-Bleijenberg.

monumentale wandschilderingen van de rotterdamse kunstenaar dolf henkes

publicatie

Slotvernis voor olieverfschilderijen

[nederlandse bronnen 1600-1900]

auteur

Maartje Witlox (ICN)

initiatievenverslag 200553 |53

in de collectie van het ICN bevindt zich een groep bijzondere glas-in-loodramen naar een ontwerp van Jacoba van Heemskerck van Beest (1876 - 1923). De negen ramen zijn afkomstig uit het trappenhuis van de voormalige Marinekazerne te Amsterdam. Voorafgaand aan de sloop van dit gebouw zijn ze eruit genomen en in 1987 overgedragen aan de rijkscollectie. De ramen zijn vervaardigd in 1921 - 1924 door Atelier Gips in Den Haag. Eén van de ramen had een prominente plek in de grote retrospectieve tentoonstelling over het werk van Jacoba van Heemskerck van Beest in het Haags Gemeentemuseum. Voor deze presentatie is het middelste raam geconserveerd en gerestaureerd door Glazeniersatelier Henk van Kooy in Rotterdam. De kostbare restauratie kon worden uitgevoerd dankzij bijdragen van de Antroposofische Vereniging en de Iona Stichting.De overzichtstentoonstelling was tot november te zien in het Haags Gemeentemuseum.Van Heemskerck van Beest heeft vanaf 1918 diverse glas-in-loodramen ontworpen. Deze zijn soms nog ter plekke aanwezig, soms zijn ze uitgenomen en een ander deel is verloren gegaan. De ramen in de collectie van het ICN behoren tot de enige complete serie ramen die beschikbaar is voor plaatsing in een museum.

conservering en restauratie van glas-in-loodramen van jacoba van heemskerck van beest

publicatie ?

initiatievenverslag 200555 |55

hoe stonden we er financieel voor? et financiële kader bedroeg in 2005 in totaal € 13,1 mln. Dit bedrag is opgebouwd uit het krediet OCW, overlopende middelen 2004 ad € 112.000 en ontvangsten uit dienstverlening. Het jaar 2005 is afgesloten met een positief resultaat van € 7.542. De overlopende middelen 2004 zijn ingezet voor de afbouw van formatieproblematiek bij de afdeling Onderzoek.Additionele geoormerkte middelen á € 560.000 zijn toegekend voor het opstellen van een beleidskader voor mobiel erfgoed, het project Collectiewijzer, de registratie van de Ritman-collectie en het ICOM-CC congres.Het ICN werd in 2005 opnieuw geconfronteerd met diverse restitutieaanvragen die werden beoordeeld door de Commissie Polak. Een aantal claims is in behandeling genomen of afgerond. De kosten bedroegen € 254.000 en zijn uit extra middelen gefinancieerd. De restitutie-activiteiten kennen een doorloop naar 2006. De interpretatie van de indemniteitsregeling leverde nog enkele onduidelijkheden op. ICN werkt, in overleg met alle betrokken partijen, aan een uitwerking van de regeling waardoor meer helderheid ontstaat over verantwoordelijkheden, te doorlopen stappen en procedures. Ten aanzien van de financiële administratie is afgesproken dat de Directie Cultureel Erfgoed van het Ministerie van OCW de administratie nog voert tot eind 2005. Met ingang van 2006 voert het ICN de administratie.

Aanvullend op het matchingsonderzoek financiële informatievoorziening cultuurdiensten is een quick-scan bij het ICN uitgevoerd. Op 11 juli 2005 is door het MT Cultuur van het Ministerie van OCW besloten tot invoering van SAP bij de buitendiensten. Er is een plan van aanpak invoering SAP finance ICN opgesteld. Dit plan voorziet in de implementatie van SAP bij het ICN. De aanbevelingen uit het rapport ‘Operational audit Planning en Control cyclus ICN’ van 19 mei 2005 zijn in het plan meegenomen. De start van het implementatietraject was voorzien voor september 2005, maar is uiteindelijk 1 december 2005 geworden.

initiatievenverslag 20055� |5�

uitgaven hoe zat het met het personeel?

Budget Realisatie ICN totaal 13.081.125 13.073.583 personeel 6.377.251 6.360.935 materieel 6.703.874 6.712.648 materieel per afdeling Onderzoek 320.380 278.115 Advies 88.927 110.658 Opleidingen 290.000 288.312 Collecties 902.943 908.510 Informatie 96.720 115.824 Bedrijfsondersteuning 1.516.650 1.516.075 Directie 45.506 50.786 Afdelingoverstijgende produkten 2.716.618 2.716.878 Programma’s 726.130 727.490 Dekking Krediet OCW 11.476.125 Subsidies voor specifieke activiteiten en inkomsten uit dienstverlening 1.605.000 Totaal dekking 13.081.125 Exploitatieresultaat 2005 7.542

n december 2005 bedraagt het aantal arbeids- plaatsen binnen het ICN 100.9 (in fte). Deze arbeidsplaatsen worden door 135 mensen bezet. De opgelegde taakstelling van 14.3 fte moet met de implementatie van de reorganisatie, en in het bijzonder de overdracht van de opleidingen naar de UvA, worden gerealiseerd. In 2005 werd iedere vrijkomende vacature eerst uitgezet bij Zebra (de mobiliteitsbank van het Ministerie van OCW), waar in eerste instantie ministerie-, rijks-, en overheidsbreed gezocht wordt naar geschikte kandidaten. Het ICN is in veel gevallen afhankelijk van arbeidskrachten met gespecialiseerde kennis, die op bovenstaande wijze moeilijk gevonden worden. De inzet van freelancers en uitzendkrachten is daarom ook in 2005 noodzakelijk geweest.

2005 in cijfers <STAATJE>(incl. stagiaires en medewerkers met kortdurend, tijdelijk dienstverband)Instroom 30 Uitstroom 18

Ziekteverzuim 7.2%Waarvan kort verzuim (1-7 dagen) 82.2%Waarvan middel verzuim (8-42 dagen) 14.6%Waarvan lang verzuim (>42 dagen) 3.2%

Het ziekteverzuim is in 2005 gestegen, in 2004 telden we nog 4.1% verzuim. Het aantal ziekmeldingen steeg van 187 in 2004 naar 253 in 2005. Deze stijging is geleidelijk verdeeld over de drie verzuimsegmenten, dus niet specifiek toe te wijzen aan kort, middel of lang. In overleg met de Arbo-dienst en naar aanleiding van het periodieke overleg met het Sociaal Medisch Team wordt gekeken waar de oorzaken liggen en hoe dit weer teruggebracht kan worden.

initiatievenverslag 20055� |5�

verkort engels verslag 2005annual report 2005 - summarythe netherlands institute for cultural heritage (icn)As a knowledge institute for the management and preservation of moveable cultural heritage and managing body of the National Collection, the ICN wants to promote awareness about how this heritage should be treated, so that it may continue to fulfil its important social and historical function both now and in the future.

In 2005 the ICN started to work on the basis of programmes. In the coming years three themes will be explored at greater depth: 1 the Selection programme will investigate topical subjects related to

collection management, selection, and raising the quality of our collection

2 The Heritage overview programme will present an overview of the

present state of affairs as regards Dutch heritage collections.

3 The Paintings programme will focus on the conservation and

management of paintings dating from after 1850.

a few projects from 2005icom cc conference

In September the ICN had the privilege of organizing the triennial international meeting of the ICOM Conservation Committee, under the title ‘Our Cultural Past – Your Future’. Nearly 900 restorers, curators and other interested parties from about 75 countries attended the meeting to exchange new ideas and research findings.

the cultural value of moveable heritage

The Netherlands has traditionally been a ‘transport country’ and possesses a large quantity of moveable heritage. In her policy document ‘More than the sum’, State Secretary for Culture Medy van der Laan announced policy for the preservation and manage-ment of this heritage. In 2004 she asked the ICN to prepare a value assessment framework as an instrument to assess the quality and cultural heritage value of moveable heritage. The value assessment framework was drawn up in 2005, in close collaboration with moveable heritage experts.

the indemnity scheme

The new indemnity scheme – the ‘Indemnity for Loans Subsidy Scheme 2005’ – came into force as of 1 January 2005. This scheme is executed by the ICN on behalf of the Ministry of Education, Culture and Science and the Ministry of Finance. Among other things, this ministerial regulation makes it possible to exhibit items of exceptional interest from outside the Netherlands. The objective of this subsidy scheme is to limit the insurance costs involved in loans of this kind by having the government assume part of the risk of loss of or damage to the loan objects. The scheme is intended to stimulate cultural participation and collection mobility.

national model: network approach to safety and security

In September 2005 the ICN handed over the Network Approach to Safety and Security to the provincial museum consultants. The Network Approach to Safety and Security is a method to draft and implement joint contingency plans and to build up a structural security network. The method is intended for institutions in charge of collections, such as museums, archives and libraries, in one particular city or region.

studio building

The construction of the new Studio Building officially began on 1 March and will be finished in the autumn of 2007. All of the ICN’s conservation studios, including restoration studios, training studios and laboratories, will be housed in the Studio Building.

collection connector

The goal of this project is to create a national digital infrastructure for collections and a forum for the exchange of information about collection management and conservation. In the future it will be possible to conduct a digital search of Dutch heritage collections and to disseminate and exchange knowledge about collection manage-ment at the Internet.

transferring the restoration courses to the university of amsterdam

In September a group of 28 students started one of the five training courses offered by the ICN: books and paper, ceramics and glass, metal, furniture and textiles. This group, which will be the last group to study at the ICN, will graduate in 2009. In connection with the objectives set by the first and second Balkenende governments, the decision was made that in principle a place should be found outside the ICN for these courses. After the possibilities had been explored, that place was found within the University of Amsterdam.

promotion of expertise

The title of the annual ICN theme day was ‘Exhibiting Major Works and Limiting Damage’. Damage to or loss of items and collections can occur as a result of lengthy processes which take place when environmental factors are less than ideal. The ICN has developed a model for producing a comprehensive risk analysis. This is in line with international developments in the area of preventive conservation.

van gogh’s studio practice

In January the project ’Van Gogh’s Studio Practice in Context’ began. It is expected to take about five years. The goal of this project, which was undertaken jointly by the Van Gogh Museum, the ICN and Shell-The Netherlands, is to examine to what extent Vincent van Gogh was influenced by his contemporaries and to what extent he influenced them. The ICN will be involved mainly in the scientific part of the investigation and in research into art history sources.

initiatievenverslag 200561 |61

verkort engels verslag 2005

international network for the conservation of contemporary art (incca)

In 2005 it was decided that the ICN will continue to co-ordinate and support the INCCA on a long-term basis. ICN’s condition for continuing to support INCCA was that the structure of the network should be made clear. This topic was discussed with INCCA’s Steering Committee and several documents were drawn up.

In 2005 more work was also done on the foundation of a North American branch: INCCA-NA. In 2005 a feasibility study was carried out which made it clear how much interest in INCCA there was in North America. An INCCA-NA co-ordinator was appointed and commitments have been made concerning the accommodation of INCCA-NA in New York University.

european collaborationICN’s Research Department is involved as the manager or as a member

in five different projects which are funded by European institutions:

• inside installations This concerns research into 30 installations in

European contemporary art museums. The ICN initiated this project

and manages it. See www.inside-installations.org.

• fing-art-print This project involves the development of documentation

technologies to ‘fingerprint’ art works, i.e. to record in detail certain

surface features of art works by which they can be identified.

The ICN acts as project manager. See www.fing-art-print.org.

• eu-artech This is a European network of research and educational

institutions specializing in cultural heritage. The ICN collaborates

in projects for the development of techniques of organic analysis,

the development of a multilingual thesaurus and the development

of portable, non-destructive measuring equipment.

• episcon This is a consortium of European universities and cultural

institutions which offer opportunities to conduct doctoral research

in conservation studies. The ICN participates in this project and

offers two PhD positions for students.

• mip This is a consortium of European research institutions studying

the role of metals in the corrosion of paper. As a participant, the ICN

makes its expertise available in the field of transitional metals in ink

and the role played by these metals in paper corrosion.

instituut collectie nederland

Postbus 76709 1070 KA Amsterdam

adviesonderzoekopleidingencommunicatie & informatieGabriel Metsustraat 8 1071 EA AmsterdamT 020 305 45 45F 020 305 46 00

directieBedrijfsvoeringKeizersgracht 4971017 DM AmsterdamT 020 305 45 45F 020 305 45 00

collectiesPostbus 10982280 CB RijswijkVisseringlaan 32288 ER RijswijkT 070 307 38 00F 070 319 23 98

www.icn.nl

initiatievenverslag 200563 |63