IBS: Het houden en verzorgen van dieren 1, 2 en 3 Portfolio ... · Web view2017/09/19  · Klas:...

37
Klas: V3.2 - V3.3 - V4.2 Veehouderij Melkvee (BOL) IBS Het houden en verzorgen van dieren (1-2-3) Schooljaar 2020-2021 PORTFOLIO-TOETS BPV-OPDRACHTEN

Transcript of IBS: Het houden en verzorgen van dieren 1, 2 en 3 Portfolio ... · Web view2017/09/19  · Klas:...

IBS: Het houden en verzorgen van dieren 1, 2 en 3 Portfolio (BPV opdrahtenbundel)

PORTFOLIO-TOETS – BOL – KLAS V3.2 V3.3 V4.2 – BPV-OPDRACHTEN 2020-2021

Klas: V3.2 - V3.3 - V4.2

Veehouderij Melkvee (BOL)

IBS Het houden en verzorgen van dieren (1-2-3)

Schooljaar 2020-2021

PORTFOLIO-TOETSBPV-OPDRACHTEN

Inhoudsopgave

Portfolio-toets bij IBS Het houden en verzorgen van dieren 1, 2 en 31Algemeen2IBS Het houden en verzorgen van dieren2Uitwerken, inleveren en beoordeling31.Bemesting en grasland41.1Grondgebruik41.2Graslandgebruik51.3Bemesting gras- en maïsland71.4Grondonderzoek82.Gezondheid en vruchtbaarheid92.1Inventarisatie zieken, aandoeningen en bedrijfsbehandelplan92.2Voedingsziekten op het BPV-bedrijf103.Huisvesting en klimaat113.1Welzijnswijzer melkvee113.2Erfinrichting124.Jongveeopfok134.1Biestmanagement en kalveropfok134.2Van jongveeopfok tot drachtige vaars145.Melkwinning155.1Melksamenstelling155.2Melkprotocol165.3Melkinstallatie175.4De melkstal of de melkrobot186.Fokkerij206.1Fokdoel, selectie en kruisen206.2Insemineren met vleesras en melkras216.3Fokkerijkosten227.Voeding237.1Ruwvoerpositie237.2Basisrantsoen247.3Voersysteem257.4Melkgift en droge stofopname26

Portfolio-toets bij IBS Het houden en verzorgen van dieren 1, 2 en 3

Algemeen

De school beschouwt de beroepspraktijkvorming (bpv) als een optimale kans voor studenten om hun kennis te toetsen en vaardigheden te leren in de beroepspraktijk. Het bpv-bedrijf heeft een erkenning als leerbedrijf, de praktijkopleider is een professional en biedt jou als student een unieke gelegenheid om te leren en werken in de beroepspraktijk op zijn bedrijf.

Naast de dagelijkse werkzaamheden moet je tijd kunnen besteden aan jouw bpv-opdrachten (deze portfolio-toets). De school gaat ervan uit dat je als stagiair voor het maken van de opdrachten de benodigde medewerking krijgt.

Deze bpv-opdrachten vormen samen de portfolio-toets van IBS Het houden en verzorgen van dieren 1, 2 en 3. Voor de beoordeling van jouw bpv-periode word je beoordeeld op werkhouding, sociale en communicatieve vaardigheden en vakinhoudelijke vaardigheden.

IBS Het houden en verzorgen van dieren

De IBS Het houden en verzorgen van dieren is opgedeeld in:

1. Het houden en verzorgen van dieren 1

2. Het houden en verzorgen van dieren 2

3. Het houden en verzorgen van dieren 3

Deze Portfolio-toets is bedoeld voor de volgende klassen:

· BOL niveau 3, klas 2 en 3

· BOL niveau 4, klas 2

Onderstaande vakken komen aan de orde bij IBS Het houden en verzorgen van dieren:

· Bemesting en grasland

· Gezondheid en vruchtbaarheid

· Huisvesting

· Jongveeopfok

· Melkwinning

· Fokkerij

· Voeding

Naast deze portfolio-toets met BPV-opdrachten kunnen er ook andere BPV-opdrachten vanuit school meegegeven worden, bijvoorbeeld bij vakken als: Economie, Bedrijfsstudie, Sectorverbreding en Gewasbescherming.

Uitwerken, inleveren en beoordeling

Uitwerken

Klas V3.2 en V3.3: Maak één bpv-opdracht per 20 lesuren (drie bpv-opdrachten per periode).

Klas V4.2: Maak twee BPV-opdrachten per 20 lesuren (zes bpv-opdrachten per periode).

Voor het uitwerken van de bpv-opdrachten volg je de richtlijnen zoals die geformuleerd zijn bij het vak Nederlands, deze richtlijnen staan op de Wiki onder het vak Nederlands.

Werk elke bpv-opdracht digitaal uit. Print een uitgewerkte opdracht uit en laat deze ondertekenen door je praktijkopleider.

Bedrijfsspiegel

Maak van het bpv-bedrijf waar jij je bpv uitvoert een korte bedrijfsspiegel. Inhoud:

· NAW-gegevens van het stagebedrijf

· Arbeid

· Diercategorieën en aantallen

· Grond en gebouwen

· Belangrijkste technische kengetallen

Inleveren en beoordeling

Stop de ondertekende opdracht in een snelhechter. Voeg de korte bedrijfsspiegel toe zodat de beoordelaar zich een beeld kan vormen van jouw bpv-bedrijf. Lever de opdracht in bij de betreffende docent. Bewaar zelf de opdrachten digitaal.

Als de docent oordeelt dat er sprake is van teveel onduidelijke tekst, taalfouten en/of onacceptabele lay-out, wordt je portfolio niet beoordeeld. Je moet je werk dan eerst verbeteren.

Werk alle opgegeven bpv-opdrachten uit, laat ze allemaal ondertekenen en lever ze op tijd bij de betreffende vakdocent in. Indien niet alle opdrachten uitgewerkt, ingeleverd en/of ondertekend zijn, wordt je portfolio niet beoordeeld. Je moet je werk dan eerst aanvullen.

Spreek met de betreffende docent/mentor af wat de mogelijkheden zijn om het werk nog in te halen. Pas op: dit kan een verlenging van je onderwijstijd inhouden.

De opdrachten worden beoordeeld door de betreffende vakdocent. Alle opdrachten samen vormen één portfolio-toets. Het cijfer dat je krijgt voor de portfolio-toets is het gemiddelde van de cijfers voor de opdrachten.

IBS Het houden en verzorgen van dieren

Toetsmix

Weging

Portfolio-toets

1

Kennistoets

2

Praktijktoets

1

1. Bemesting en grasland

1.1 Grondgebruik

Inventariseer de volgende gegevens om een goed idee te krijgen van het grondgebruik op je bpv-bedrijf. Overleg met je praktijkopleider.

1. Hoeveel ha grond is in gebruik? Maak eventueel gebruik van ‘mijn RVO’ onder ‘mijn percelen’, daar kun je exact zien wat er dit jaar in gebruik is. Ook kun je de website ‘Boerenbunder’ gebruiken.

Voeg (een) kaart (en) bij.

2. Beoordeel de verkaveling en ontsluiting. Denk hierbij aan het aantal kavels, de afstand tot het bedrijf, de grootte en de vorm van de kavels en de bereikbaarheid voor grote landbouwmachines.

3. Beoordeel de ontwatering:

· GWT

· Draagkracht

· Droogtegevoeligheid

· beregeningsmogelijkheden

4. Omschrijf welke grondsoorten aanwezig zijn.

Maak van de huiskavel een foto van de profielopbouw en voeg deze toe in je verslag. Gebruik hiervoor een grondboor. Geef duidelijk de A-, B- en C-horizonten weer.

5. Welke gewassen worden geteeld. Beoordeel de geschiktheid voor de gewassen die geteeld worden. Maak in overleg met je praktijkopleider een schatting van de ds opbrengst per ha en beoordeel deze.

1.2 Graslandgebruik

1. Bereken de verhouding tussen de hectares grasland en maisland die het bedrijf zelf teelt. Beargumenteer waarom juist voor deze verhouding is gekozen.

2. Beschrijf hoe het grasland wordt gebruikt (systeem van beweiding, summerfeeding, zomerstalvoedering, een mix van systemen) en waarom juist hier voor gekozen is.

3. Welke criteria worden gebruikt om een perceel grasland te vernieuwen. Beschrijf hoe (welke werkzaamheden, machines) het grasland wordt vernieuwd.

4. Voor welk graszaadmengsel wordt gekozen bij graslandvernieuwing? Waarom kiest men juist voor dit mengsel?

5. Beoordeel samen met je praktijkopleider enkele percelen grasland. Doe dit met behulp van onderstaande tabel. Kruis de juiste antwoorden aan.

Perceelsnummer:1234

Engelsnauwelijks aanwezig0000

raaigras:aanwezig 0000

veel aanwezig 0000

Italiaansnauwelijks aanwezig0000

raaigras:aanwezig 0000

veel aanwezig 0000

Timothee:nauwelijks aanwezig0000

aanwezig0000

veel aanwezig0000

Klaver:nauwelijks aanwezig0000

aanwezig0000

veel aanwezig0000

Kweek:nauwelijks aanwezig0000

aanwezig0000

veel aanwezig0000

Straatgras:nauwelijks aanwezig0000

aanwezig0000

veel aanwezig0000

Aanwezige (on)kruiden: (Voor zover landbouwkundig storend)

Brandnetel0000

Akkerdistel0000

Herderstasje0000

Muur0000

Paardenbloem0 000

Ridderzuring0000

............0000

............0000

............0000

Conclusie Botanische samenstelling:

goed0000

matig0000

slecht0000

Wat ga je met dit perceel doen op basis van deze conclusie?

1.3 Bemesting gras- en maïsland

1. Maak een berekening van de hoeveelheid drijfmest/stalmest die het bedrijf produceert (alleen rundvee).

2. Bereken vervolgens hoeveel ton dit gemiddeld per hectare bedraagt. Wat is je conclusie?

3. Welke kunstmeststoffen worden op het bedrijf gebruikt en wat zijn de werkzame stoffen (in %)?

Hoeveel kg wordt aangekocht op jaarbasis?

Wat zijn de kosten per 100 kg van de verschillende kunstmeststoffen? Bereken ook de totale kosten aan kunstmest op jaarbasis.

4. Geef van een perceel grasland aan hoe het wordt bemest:

· Wanneer, hoeveel en hoe is RDM uitgereden?

· Wanneer, hoeveel, welke en hoe is kunstmest gestrooid?

5. Geef van een perceel maisland aan hoe het wordt bemest:

· Wanneer en hoe is RDM uitgereden? Hoeveel?

· Wanneer en hoe is kunstmest gestrooid? Hoeveel en welke?

1.4 Grondonderzoek

1. Bespreek met je praktijkopleider een analyse van een grondonderzoek. Welke elementen zijn voldoende/goed aanwezig, welke scoren minder? Voeg een kopie van de analyse toe.

2. Welke maatregelen neemt het bedrijf om de pH op peil te houden?

3. Welke maatregelen neemt je praktijkopleider om het organisch stofgehalte van zijn percelen op peil te houden?

4. Kies een perceel waar de laatste vijf jaren tenminste twee verschillende gewassen zijn geteeld.

Stel in overleg met je praktijkopleider een organisch stofbalans op. Gebruik hiervoor het Excelbestand ‘OS-balans’.

Welke conclusie kun je trekken?

2. Gezondheid en vruchtbaarheid

2.1 Inventarisatie zieken, aandoeningen en bedrijfsbehandelplan

In de theorielessen zijn voedingsziekten, dierziekten en aandoeningen bij melkvee aan de orde geweest, nu ga je ga je de belangrijkste voorkomende dierziekten/aandoeningen op je bpv-bedrijf inventariseren en onderzoeken.

Maak in overleg met je praktijkopleider een inventarisatie van de ziekten en aandoeningen/ziektes die voorkomen op je stagebedrijf (of de laatste jaren zijn voorgekomen) en ziektes waarvoor je preventieve maatregelen treft. Noteer je bevindingen in een tabel (zie onderstaand voorbeeld).

Dierziekten en aandoeningen op het bpv-bedrijf

Ziekte/

aandoeningen

Hoe vaak komt deze ziekte voor op het bedrijf?

Maatregelen die genomen worden ter voorkoming op het bedrijf

Maatregelen die genomen worden ter bestrijding van de ziekte op het bedrijf

Schade veroorzaakt door de ziekte

Geef bij iedere ziekte of aandoening aan hoe vaak deze ziekte voorkomt op het bedrijf (kan dus 0 zijn) en geef aan welke schade de ziekte of aandoening voor het bedrijf veroorzaakt.

Geef tenslotte aan welke maatregelen er genomen worden ter voorkoming of bestrijding van de ziekte of aandoening.

2.2 Voedingsziekten op het BPV-bedrijf

Tijdens de lessen op school is er aandacht geweest voor voedingsziekten. Naast de achtergrond en ontstaanswijze is er ook aandacht geweest voor preventieve maatregelen om voedingsziekten te voorkomen en de therapie om voedingsziekten te behandelen.

Je gaat de voedingszieken die voorkomen op je bpv-bedrijf inventariseren en de aanpak (preventie en behandeling) op het bpv-bedrijf beschrijven. Je gaat van de belangrijkste voedingsziekte die op het bedrijf voorkomt de schade onderzoeken.

1. Maak een schema of tabel waarin je een inventarisatie van maakt van de voedingsziekten die op je bpv-bedrijf voorkomen of kunnen voorkomen.

Geef bij de inventarisatie aan:

· de oorzaak van de voedingsziekte

· hoe vaak de ziekte voorkomt

· hoe deze wordt behandeld

· wat de preventieve maatregelen zijn

Om je op weg te helpen bij de inventarisatie is onderstaand een opsomming gegeven van mogelijke voorkomende voedingsziekten (deze moeten minimaal behandeld worden):

· slepende melkziekte

· leververvetting

· melkziekte

· kopziekte

· lebmaagdraaiing

· pensverzuring

· bevangenheid

2. Nu je de voedingsziekten en de oorzaken hebt geïnventariseerd, kies je in overleg met je praktijkopleider de belangrijkste voedingsziekte uit op het bpv-bedrijf.

Bepaal met behulp van internet en je praktijkopleider wat de mogelijke materiele en financiële schade is van deze voedingsziekte.

3. Wat is volgens jou het belang van het voorkomen en behandelen van voedingsziekten? Noteer je conclusie.

3. Huisvesting en klimaat

3.1 Welzijnswijzer melkvee

Dierenwelzijn krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht. Een goed dierenwelzijn heeft zeker ook voordelen voor de veehouder: het draagt bij aan een goede productie en aan minder zieke dieren. Een belangrijk deel van de leefomgeving van melkkoeien wordt bepaald door de stal. Bij de bouw en inrichting van stallen is aandacht voor dierenwelzijn daarom zeer belangrijk. Je dient ten alle tijden te voorkomen dat dieren structureel ongemak ondervinden in de stal. Voor het beoordelen van welzijn let je vooral op de huisvesting van de dieren. Naast de houding van de veehouder ten opzichte van zijn dieren is de veeverzorging ook van grote invloed op het welzijn. Een modern ingerichte stal garandeert daarom niet automatisch dat het welzijn ook goed is. Omgekeerd kunnen door een goede verzorging kleine tekortkomingen in de huisvesting opgevangen worden. Daarom wordt het daadwerkelijke welzijn bij voorkeur ook

bij de dieren zelf beoordeeld.

1. Ga naar wikiwijs en download het bestand ‘Welzijnswijzer melkvee Gd_v2’. In het eerste deel wordt deze scorewijzer uitgelegd en later volgt per onderdeel een verduidelijking.

Lees blz. 5t/m8, 29, 41en 47.

2. Vul nu de checklist in samen met de veehouder. Deze checklist vind je op wikiwijs en acchteraan in het bestand ‘Welzijnswijzer melkvee Gd_v2’. Voeg de ingevulde checklist als bijlage bij de uitwerking van je opdracht. (10 punten)

3. Neem nu je uitkomsten over op de bedrijfsvergelijking. Geef met een kruisje in de balk ‘normen’ aan waar het bedrijf staat. Voeg dit ook als bijlage toe. (10 punten)

4. Geef voor ‘dierkenmerken’ én ‘huisvestingskenmerken’ de drie zwakste onderdelen weer (in totaal dus 6 onderdelen). Achter elk onderdeel staat de bijbehorende blz. met extra info en oplossingen. (10 punten)

5. Geef per genoemd onderdeel aan op welke verschillende manieren dat onderdeel opgelost zou kunnen worden. Gebruik hiervoor de welzijnswijzer. (10 punten)

6. Geef per besproken onderdeel de mening van de veehouder over de door jou aangedragen oplossingen en geef ook aan welke oplossing de veehouder van plan is door te voeren.(10 punten)

3.2 Erfinrichting

Bij de plaatsing van gebouwen ten opzichte van elkaar spelen besmettingsrisico’s, geuroverlast, bereikbaarheid voor leveranciers en afnemers en weersinvloeden (zoals wind en zon) een rol.

Bij volledige nieuwbouw kan je voor een geheel nieuwe opzet kiezen. Bij een bestaand bedrijf ben je afhankelijk van de huidige situatie. Je gaat bekijken hoe de huidige situatie op het bpv-bedrijf is.

Lees hoofdstuk 3 van Moderne huisvesting goed door

Geef antwoord op de volgende vragen en opdrachten:

1. Maak een plattegrond van je bpv-bedrijf waarop je duidelijk alle gebouwen en wegen aangeeft. De huidige erfindeling moet goed zichtbaar zijn. (10 punten)

2. Geef op de erfindeling aan waar het noorden is i.v.m. windrichting, regen en zon. (3 punten)

3. Geef aan hoe het gesteld is met de genoemde zaken in hoofdstuk 3 zoals:

· schone/vuile weg

· regen-, wind- en zonkant

· geur

· besmettingsrisico

Welke invloed hebben ze op het bedrijf? (10 punten)

4. Behandel ook:

· Groeiplan

· Hygiënesluis

· Afleverruimte

· reinigingsplaats

· voeropslag

· erfwater

· erfverharding

· kavelpad

Leg duidelijk uit hoe het hiermee gesteld is. (10 punten)

5. Geef hieronder en eventueel op de plattegrond per onderdeel, oplossingen voor de geconstateerde problemen. (4 punten)

6. Bespreek dit samen met de veehouder. Geef per besproken onderdeel de mening en de oplossing die de veehouder van plan is door te voeren. (3 punten)

4. Jongveeopfok

4.1 Biestmanagement en kalveropfok

De geboorte van een kalf is een belangrijk moment, een goede start en geeft veel voordelen voor de verdere levensverloop van het kalf tot melkkoe.

1. Maak een beschrijving van het biestmanagement op jouw bpv-bedrijf.

Geef mogelijke verbeterpunten ten aanzien van de biestverstrekking aan.

2. Maak een schema van de kalveropfok tot het spenen, geef hierbij aan:

· de melkverstrekking in liters melk en/of de totale hoeveelheid opgenomen melkpoeder

· de wijze van melkverstrekking

· krachtvoer verstrekking/opname

· ruwvoeropname

3. Welke criteria worden op het BPV-bedrijf gehanteerd om het speenmoment te bepalen?

4.2 Van jongveeopfok tot drachtige vaars

De jongveeopfok van kalf tot drachtige vaars stelt hoge eisen aan voer, water, huisvesting en verzorging. In hoofdstuk 3 van het boekje ‘Jongveeopfok van Rootbont’ is de opfok tot een goed ontwikkelde vaars beschreven.

Maak voor je bpv-bedrijf een tabel waarin de gegevens van voeropname en groei van 0 tot en met 24 maanden zijn weergegeven (zie hiervoor het voorbeeldschema van Rootbont op blz. 27).

5. Melkwinning

5.1 Melksamenstelling

Ga in gesprek met je praktijkopleider over de melkkwaliteit en samenstelling op je bpv-bedrijf. Gebruik hierbij de uitslag van de melkcontrole.

1. Inventariseer de belangrijkste gegevens over de melkkwaliteit en samenstelling op het bedrijf voor de volgende onderdelen:

· vet percentage

· eiwitpercentage

· lactosepercentage

· celgetal

· kiemgetal

2. Beoordeel de bovenstaande onderdelen.

3. Bespreek je bevindingen met de praktijkopleider. Welke keuzes zijn bewust gemaakt en waarom? Maak per onderdeel een kort overzicht van je bevindingen en de keuzes van het bpv-bedrijf.

5.2 Melkprotocol

Op veel melkveebedrijven worden de melkkoeien niet alleen gemolken door de melkveehouder, maar steeds vaker ook door een medewerker, invalkrachten of gezinsleden van de ondernemer.

Voor een nieuwe medewerker of invalkrachten is het handig en nuttig wanneer er een melkprotocol ter beschikking is voor het melken op het bedrijf. In een melkprotocol is het hele proces van het melken beschreven:

· de voorbereiding voor het melken

· het klaar maken van de melkinstallatie

· de wijze van voorbehandelen, het melken en eventuele nabehandeling/zorg

· bijzonderheden

· het afronden van het melken, de reiniging van de melkstal en de melkinstallatie

Bij handmatig melken

1. Maak aan de hand van bovenstaande informatie een melkprotocol voor je bpv-bedrijf*.

2. Bespreek het melkprotocol met je praktijkopleider en overleg of het protocol op het bedrijf gebruikt gaat worden. Mogelijk kun je het uitgewerkte protocol printen, laten plastificeren en ophangen in de melkkamer van het bpv-bedrijf.

Bij melkrobots

Indien er melkrobots aanwezig zijn op het bedrijf zijn er vergelijkbare werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden, alleen wordt het melken dan uitgevoerd door een melkrobot. De instructiehandleiding van de fabrikant is meestal zeer uitgebreid.

1. Maak een eenvoudige handleiding (protocol) waarin je de bedrijfsspecifieke handelingen en werkzaamheden beschrijft die verricht dienen te worden:

· eenvoudig gebruik van het managementprogramma (uitdraai computer)

· controle op bezoek van de melkkoeien aan de melkrobot

· de dagelijkse reiniging en het eenvoudige onderhoudswerkzaamheden aan de melkrobot

· werkzaamheden aan de bufferopvang en de tankreiniging

· registratie van gegevens

2. Bespreek het melkprotocol voor de robot met je praktijkopleider en overleg of het protocol op het bedrijf gebruikt gaat worden. Mogelijk kun je het uitgewerkte protocol printen, laten plastificeren en ophangen in de melkkamer van het bpv-bedrijf.

5.3 Melkinstallatie

Om te weten hoe de melkinstallatie werkt, dien je te weten hoe de melkinstallatie in elkaar zit.

Maak gebruik van het digitale lesmateriaal en/of het handboek ‘Melkwinning’, de handleiding van de melkinstallatie op je bpv-bedrijf en stel vragen aan je praktijkopleider.

1. Maak digitale foto’s van alle onderdelen van de melkinstallatie op jouw BPV bedrijf.

2. Verwerk deze foto’s in een tekstdocument of maak een PowerPoint-presentatie.

3. Zet alle onderdelen (foto’s) in de juiste volgorde in de presentatie.

4. Voorzie alle onderdelen van de juiste naam en geef aan wat de functie is van de onderdelen.

5. met behulp van de uitgewerkte werkstuk kun je een presentatie verzorgen over de melkinstallatie van jouw bpv-bedrijf.

5.4 De melkstal of de melkrobot

De melkinstallatie is veruit de meest gebruikte machine op het veehouderijbedrijf. Met de bijbehorende werkzaamheden vraagt het melken zo’n 30 tot 40 procent van de totale arbeidsbehoefte. Moderne melkstallen hebben steeds meer standen en zijn in vergaande mate geautomatiseerd. Een toenemend aantal melkveebedrijven zijn overgegaan naar melkrobots.

1. Controleer met behulp van het digitale lesmateriaal en het handboek ‘Melkveehouderij’ de melkstal en de bijbehorende ruimtes op je bpv-bedrijf en beoordeel ze.

2. Leg voor onderstaande aandachtspunten/onderdelen uit of en waarom ze op het bpv-bedrijf voldoen aan de normen.

a. type melkstal passend voor het bedrijf

b. aantal standen passend voor het bedrijf

c. vergelijk de afmetingen (lengte, breedte en putbreedte) van de melkstal met de uitganspunten in het handboek

d. capaciteit aantal melkkoeien per uur en de totale melktijd + reiniging van de melkstal en melk- en of tanklokaal

e. bepaal de diepte van de melkput en geef aan of deze melkputdiepte voldoet aan de normen voor de juiste werkhouding

f. beschrijf de materialen van de vloeren en wanden en geef de mate van slijtage aan

g. beoordeel of de vloeren en wanden gemakkelijk te reinigen zijn. (HD spuit)

h. geef een omschrijving van de gebruikte materialen voor het plafond. Is het plafond geïsoleerd?

i. geef aan hoe de ventilatie en/of verwarming geregeld is in de melkstal

j. beoordeel de hoeveelheid daglicht in de melkstal

k. Beoordeel de gebruikte verlichting op voldoende licht en lichtspreiding

l. indien er een wachtruimte voor de melkkoeien aanwezig is, meet de wachtruimte op en bepaal of deze wachtruimte voldoet aan de normen (denk aan productiegroepen)

m. beoordeel ook aan de situering van de wachtruimte i.v.m. het gemakkelijk binnenkomen van de melkkoeien en het reinigen van de wachtruimte

n. beoordeel het gebruik van een opdrijfhek (indien aanwezig)

o. bepaal de afmetingen van het tanklokaal volgens de gegevens in het handboek, beoordeel of de afmetingen aan de voorschriften voldoen

p. conclusies en aanbevelingen

Als jouw BPV-bedrijf melkrobots heeft, kun je de een aantal van bovenstaande punten ook controleren en beoordelen. Daarnaast zijn er bij melkrobot nog voldoende andere punten die belangrijk zijn om te beoordelen, kijk hiervoor eens op de website van de geïnstalleerde robots. Mogelijke extra punten van aandacht voor controle en beoordeling:

q. plaats (situering) van de robots in de stal

r. onderlinge afstand van de robots (een platte grond van de stal toevoegen geeft een goed inzicht)

s. overzicht op de melkkoeien in de stal

t. aantal melkkoeien per robot

u. separatie mogelijkheden

v. werken in groepen

w. beschikbaarheid en doelmatigheid attentielijsten (dagelijkse controle)

6. Fokkerij

6.1 Fokdoel, selectie en kruisen

1. Omschrijf in overleg met de veehouder het huidige fokdoel op het bedrijf. Met andere woorden: Waar moeten de koeien in de nabije toekomst allemaal aan voldoen? Welke kenmerken vindt jouw bpv-begeleider allemaal belangrijk? (5 punten)

2. Omschrijf zo goed mogelijk waarom de veehouder dit fokdoel heeft gekozen en op welke manier hij koeien selecteert in de veestapel. Welke koeien gebruikt hij wel om mee door te fokken en welke niet?(5 punten)

3. Omschrijf op welke manier de veehouder de te gebruiken stieren selecteert. Doet hij dat zelf of niet en welke informatiebronnen/hulpmiddelen/programma’s worden er gebruikt? Als hij gebruikt maakt van een paringsprogramma, moet je ook aangeven hoe hij beslist welke stieren hij laat meedraaien voor de stierkeuze. (5 punten)

4. Geef kritisch weer in hoeverre naar jouw oordeel de veehouder ook handelt naar zijn hiervoor genoemde fokdoel. Met andere woorden: Passen de stieren (en eventueel de koeien) die hij selecteert ook bij het fokdoel? Je moet hierbij kijken of de meest gebruikte stieren (pak er minimaal drie) ook voldoen aan het gekozen fokdoel. Als hij bijvoorbeeld het kenmerk ‘uier’ belangrijk vindt, moet je kijken of de gebruikte stieren ook goede uiers vererven. Gebruik hiervoor de fokwaardegegevens op de stierenkaart of andere gegevensbronnen. Neem een overzicht van die fokwaardegegevens mee in verslag.(10 punten)

5. Verklaar of de keuze van het ras of kruising op het bpv-bedrijf een goede is om het fokdoel te bereiken. Maak daarbij gebruik van de mening van de veehouder en zoek naar de raseigenschappen op Internet. Je kunt ook hoofdstuk 8, deel 1 van het boek ‘Beslissen van kalf tot koe gebruiken’. (5 punten)

6.2 Insemineren met vleesras en melkras

1. Vraag aan de veehouder of hij kruist met vleesrassen. Omschrijf zo goed en uitgebreid mogelijk waarom wel of waarom niet? Geef ook aan welke ras(sen) hij eventueel gebruikt. (5 punten)

2. Geef aan welke twee vleesrassen jij daarna het liefste zou willen gebruiken voor een gebruikskruising en waarom. Gebruik hiervoor eventueel de gegevens over de vleesrassen uit ‘Beslissen van kalf tot koe’. Het moeten wel twee andere rassen zijn dan de gebruikte. Onderbouw je keuze zo goed mogelijk. (5 punten)

3. Noteer welke koeien (minstens drie namen) op het bedrijf geïnsemineerd kunnen worden met sperma van vleesstieren. Geef aan waarom. Het moet wel om drie verschillende redenen gaan. Voeg bewijs toe dat het ook geldige reden is. (10 punten)

4. Vraag aan de veehouder of hij kruist met andere melkrassen. Omschrijf zo goed mogelijk waarom wel of waarom niet? Geef ook aan welke rassen hij eventueel gebruikt. (5 punten)

5. Geef aan welke twee melkrassen jij (daarna) zou willen gebruiken voor een kruising en waarom. Gebruik hiervoor de gegevens uit ‘Beslissen van kalf tot koe’ of de Powerpoint. Onderbouw je keuze zo goed mogelijk. Het moeten wel twee andere rassen zijn dan de gebruikte. (5 punten)

6.3 Fokkerijkosten

1. Bereken de fokkerijkosten voor jouw bpv-bedrijf. Geef een gedetailleerd overzicht van de berekeningen. Een kopie van een factuur of een jaaroverzicht uit de boekhouding is zeker niet voldoende.

Denk bij deze kosten aan MPR, KI, BI, SAP, triple A en eventueel embryotransplantatie. (maak gebruik van de tarievenkaart van CRV en/of van een andere fokkerij-organisatie) (30 punten)

2. Vergelijk deze kosten met de (totaal) kosten uit de boekhouding. Geef aan waardoor het verschil tussen de totaalkosten veroorzaakt kan zijn. (10 punten)

3. Overleg met de veehouder op welke drie manieren hij zou willen en/of kunnen besparen op de fokkerijkosten. (10 punten)

4. Geef van ieder van bovenstaande drie manieren ook aan of er minder inkomsten tegenover staan. Geef ook wat die verminderde inkomsten inhouden. (10 punten)

7. Voeding

7.1 Ruwvoerpositie

In deze opdracht beperken we ons tot de ruwvoerpositie van het bpv- bedrijf: we gaan berekenen hoeveel het bedrijf zelf produceert aan ruwvoer en wat het bedrijf op jaarbasis nodig heeft aan ruwvoer.

1. Noteer in een tabel (zie onderstaand voorbeeld) het gemiddeld aantal stuks vee dat dit jaar op het bedrijf aanwezig is. Zoek, in overleg met je bpv-begeleider, op wat de gemiddelde ds opname aan ruwvoer per dier bedraagt. Bereken wat de totale ruwvoer hoeveelheid is die het bedrijf op jaarbasis nodig heeft.

Diercategorie

Aantal

ds opname/dier/dag

Totale ds opname

Melkgevende koeien

Droogstaande koeien

Pinken 1- 2 jaar

Kalveren 0 -1 jaar

Totaal

2. Inventariseer nu het grondgebruik en maak in overleg een inschatting van de ds-productie per ha voor het grasland, snijmais en evt. andere teelten. Bereken de totale ds productie aan ruwvoer per jaar. Noteer de gegevens in een tabel (zie onderstaand voorbeeld).

Teelt

Aantal ha

Geschatte

ds productie/ha

Totale

ds productie

Grasland

Snijmais

Totaal

3. Door vraag 1 en 2 met elkaar te vergelijken, kun je conclusies trekken. Welke conclusie kun jij trekken?

· Is het bedrijf zelfvoorzienend?

· Hoeveel ha ruwvoer moet het bedrijf aankopen?

· Wat kan er verbeterd worden om de aankoop van ruwvoer te minimaliseren?

4. Wat is het effect van een extra opbrengst aan ds/ha van 10% op de ruwvoerpositie? Noteer je berekening.

7.2 Basisrantsoen

1. Wat is het basisrantsoen (dat wat alle koeien aan het voerhek krijgen verstrekt) van de melkgevende koeien? Noteer de gegevens in een tabel (zie onderstaand voorbeeld).

Zoek met behulp van de analyses van de voedermiddelen (of het voedermiddelenboekje) de voederwaarde per kg ds per voedermiddel erbij.

Berekenen de hoeveelheid melk die de koeien uit dit rantsoen kunnen produceren.

Voedermiddel

Kg ds

VEM/

Kgds

Tot

VEM

DVE/

Kgds

Tot

DVE

OEB/

Kgds

Tot

OEB

Totaal

Hoeveel kg FPCM melk kan een koe uit dit rantsoen produceren op basis van VEM?

Hoeveel kg FPCM melk kan een koe uit dit rantsoen produceren op basis van DVE?

2. Wat bedraagt de gemiddeld krachtvoergift die bovenop dit rantsoen wordt verstrekt?

3. Wat bedraagt de gemiddelde dagproductie per koe (FPCM)?

4. Bereken de hoeveelheid FPCM melk die de koeien uit deze groep uit alleen het ruwvoer produceren.

5. Een gedeelte van het rantsoen bestaat uit krachtvoeders. Noteer welke krachtvoeders worden aangekocht en de prijs per kg.

Bereken vervolgens de krachtvoerkosten per koe per jaar en per liter melk.

7.3 Voersysteem

1. Welk voersysteem gebruikt het bpv-bedrijf?

Waarom heeft de veehouder voor dit systeem gekozen?

Wat zijn de voor- en nadelen?

2. Wat bedragen de investeringskosten van dit systeem wanneer je het nieuw zou kopen? Bereken de jaarkosten van dit systeem.

3. Welk ander voersysteem zou op dit bedrijf ook passen/beter werken?

Bereken van dit systeem ook de jaarkosten.

Wat is je conclusie?

4. Bespreek met je praktijkopleider de opslag van het ruwvoer. Beschrijf hoe en hoeveel m3 ruwvoer opgeslagen wordt.

5. Bereken hoeveel kg ds er per strekkende meter kuil aanwezig is (zie tabel in lesstof).

Vergelijk dit met de hoeveelheid die per dag/week gevoerd wordt (zie ook opdracht 7.1).

Klopt dit met de gewenste voersnelheid?

7.4 Melkgift en droge stofopname

1. Noteer op drie momenten (met minimaal een week tussentijd) van de melkgevende koeien de:

· FPCM melkgift per koe per dag

· totale ds opname per koe per dag

2. Bereken de voerefficiëntie op deze drie momenten.

Geef een beoordeling van het niveau.

3. Bereken het effect op de melkproductie per jaar wanneer de voerefficiëntie met 0,1 punt stijgt (de ds-opname blijft gelijk).

4. Bereken de voerefficiëntie van de gehele veestapel (dus inclusief jongvee). Gebruik de laadlijst die je gebruikt bij het voeren.

Wat is je conclusie?

26