HulpOvJ Demo

download HulpOvJ Demo

of 68

Transcript of HulpOvJ Demo

LET OP: VERWIJZINGEN IN DIT DIGITALE DEELBESTAND NAAR ANDERE PARAGRAFEN WERKEN NIET!!

Algemene infoAuteursrechten- 2010 M.G.M. Hoekendijk/Kluwer - Ieder bestand is voorzien van een unieke code. - Misbruik van mijn auteursrecht zal ook leiden tot het stopzetten van digitale uitgaven van mijn zakboeken (immers wl veel werk maar onvoldoende vergoeding). En daar zijn toekomstige gebruikers niet mee gebaat omdat er dan van mijn hand gn actuele digitale zakboeken meer zullen verschijnen, althans niet tegen de huidige lage prijs. - Om verspreiding legaal te bevorderen kunnen grote aantallen cd-roms of licenties per mail met grote korting geleverd worden en is het programma ook beschikbaar voor netwerken, zie daarvoor de site www.zakboekenpolitie.com of mail voor info naar [email protected]. - Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag informatie uit dit bestand dan ook niet gekopieerd en/of openbaar gemaakt worden en evenmin in een geautomatiseerde omgeving aan meerdere gebruikers ter beschikking worden gesteld of in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Gebruiksinstructie/InstellingenKies onder de knop Beeld (bovenaan dit scherm) voor de volgende opties: - Normaal of Weblay-out (bijv. voor een pocket-pc) - Documentstructuur (middels de documentstructuur kunt u navigeren door het document; hoofdstukken en paragrafen) - Alleen in Word: Werkbalken > Web (door te klikken op pijltje naar links of rechts kunt u terug gaan naar eerdere positie in tekst)

Navigeren- Klik in de documentstructuur (kolom links op scherm) op de gezochte paragraaf of het gezochte hoofdstuk - Klik op in de hoofdtekst aangegeven verwijzingen (naar bijv. een andere paragraaf) - Klik op de inhoudsopgave en vervolgens op de gewenste paragraaf - Full-text zoeken: - klik gelijktijdig op de knoppen Ctrl n F of - klik op verrekijker boven in balk of - klik in het menu bewerken op de knop zoeken - Terug naar eerdere posities in tekst: klik op pijl links of rechts (boven in scherm in werkbalk)

2

ZAKBOEK STRAFVORDERING VOOR DE HULPOFFICIER VAN JUSTITIE 2011

Mr. M.G.M. Hoekendijk

Kluwer - Deventer

Met medewerking van:mr. G.J. Knijp, vice-president hof Leeuwarden, auteur van par. Error: Reference source not found t/m Error: Reference source not found en hoofdstuk Error: Reference source not found.

en voor deze editie dank voor de gegeven tips aan: Adri van Amelsvoort, senior adviseur Politieacademie, oud hoofdinspecteur van politie, auteur handleidingen confrontatie en verhoor, docent SSR; Jan Buttinger, OvJ; Rob van Dartel, korpsnet, regiopolitie Utrecht; Jan Dunweg, hoofdinspecteur politie; Tonny Dusamos, parketsecretaris; Take Feenstra, inspecteur politie, hij screende ook conceptteksten voor de editie 2010 en gaf vele waardevolle tips; Richard Klee, OvJ; Willem Nijkerk, OvJ; Team Internationale Politiesamenwerking en Recht, Sector Tactisch en Operationeel Leidinggeven, Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum Kmar; Maarten Vuylsteke, OvJ en Cees van Welij, inspecteur van politie.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kunnen (druk)fouten, onjuistheden en/of onvolledigheden niet uitgesloten worden en aanvaardt de auteur deswege geen aansprakelijkheid. Omslagontwerp: Verheul en De Geus, Alphen aan den Rijn. Isbn 9789013073676 2010 Kluwer, Deventer Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Voorwoord 2011Dit zakboek is geschreven voor hulpofficieren. Het geeft een praktijkgerichte bespreking van o.m.: - de verdachte, waaronder diens rechten en plichten; - de belangrijkste opsporingsbevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering (incl. bijzondere opsporingsbevoegdheden); - de belangrijkste opsporingsbevoegdheden uit bijzondere wetten, zoals: - de Opiumwet; - de Wet wapens en munitie; - de Wet op de Economische Delicten; - de voor de politie relevante onderdelen van het privaatrecht. Zie voor een goed overzicht de inhoudsopgave. Voor nog meer diepgang in de in dit zakboek besproken onderwerpen wordt in ruim 1600 voetnoten verwezen naar jurisprudentie, Kamerstukken en literatuur. Door de verwerking van jurisprudentie worden honderden dagelijks voorkomende praktijkvragen besproken en beantwoord. Waar nodig worden tips voor het onderzoek en het proces-verbaal gegeven. De dwangmiddelen zijn zoveel mogelijk in tabellen samengevat. Tevens zijn twee stappenschemas toegevoegd: ibn (Error: Reference source not found) en doorzoeken ter ibn (Error: Reference source not found). Zie voor een overzicht van de aanvullingen en wijzigingen in deze 21e editie het actualiteitenoverzicht op pagina 5 e.v. Opzet en indeling van het zakboek zijn onveranderd. Wetgeving, literatuur en jurisprudentie zijn bijgewerkt tot eind augustus 2010. Dankbaar gebruik heb ik wederom gemaakt van de vele tips.

Actualiteiten na verschijning van dit zakboekDe actualiteiten na het verschijnen van deze editie van het zakboek worden (per paragraaf) verwerkt op www.zakboekenpolitie.com en uiteraard in de digitale versie van dit zakboek (zie hierna).

Overige zakboekenHet zakboek Strafrecht voor de Politie bevat een praktijkgerichte bespreking van o.m.: - de algemene leerstukken uit het Wetboek van Strafrecht; - de meest voorkomende misdrijven en overtredingen uit het Wetboek van Strafrecht; - de meest voorkomende misdrijven en overtredingen uit de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en de Wegenverkeerswet 1994. Het zakboek Proces-verbaal en Bewijsrecht bevat een praktijkgerichte bespreking van o.m.: - de juridische en praktische (kwaliteits)eisen die aan het pv gesteld worden; - het bewijsrecht en - de positie van het pv binnen dat bewijsrecht. Het zakboek Strafvordering voor de Opsporingsambtenaar betreft een sterk afgeslankte versie van het zakboek Strafvordering voor de Hulpofficier en is speciaal geschreven voor de lagere opsporingsambtenaar. Het zakboek Wetteksten voor de Hulpofficier bevat een selectie van bepalingen uit regelingen van belang voor de dagelijkse opsporing en het leiding geven

Voorwoord daaraan door de hulpofficier.

5

Het zakboek Wetteksten voor de Opsporingsambtenaar bevat een selectie van bepalingen uit regelingen van belang voor de dagelijkse opsporing door de lagere opsporingsambtenaar.

Zakboeken ook geactualiseerd op internetDe zakboeken Strafvordering voor de Hulpofficier en Strafrecht voor de Politie zijn ook online (op internet) te raadplegen en worden twee keer per maand geactualiseerd. Raadpleeg voor een abonnement www.kluwer.nl.

Www.zakboekenpolitie.comOp deze website zijn o.m. de volgende onderwerpen terug te vinden. 1. Actualiteiten verschenen na afsluiting van de laatste editie van de zakboeken (per zakboek en per paragraaf weergegeven). Lezers van de zakboeken kunnen zich bovendien abonneren op de nieuwsmail zakboekenpolitie met daarin de laatste actualiteiten (zie hierna). 2. Een tip van de week, van belang voor de alledaagse opsporingspraktijk. Inclusief een omvangrijk tiparchief (ruim 170 oude tips van de week). 3. Bespreking van een misdrijf van de maand (uit het zakboek Strafrecht voor de Politie). 4. Diapresentaties en toetsen over de stof uit dit zakboek en het zakboek Strafrecht voor de politie (ook gebruikt binnen het onderwijs). 5. De mogelijkheid tot het geven van verbetertips voor de zakboeken. 6. Productinfo over en bestellen van de diverse zakboeken (inclusief de digitale versies). 7. Links naar wetgeving, Kamerstukken en beleidsregels OM.

NieuwsmailAls de gebruiker van de zakboeken wil weten f er actualiteiten zijn na het verschijnen van de laatste editie dan kan hij zich abonneren op de nieuwsmail zakboekenpolitie.com. Wanneer er voor de dagelijkse praktijk belangrijke actualiteiten te melden zijn die opgenomen gaan worden in de toekomstige edities van de zakboeken, dan krijgt de abonnee van de auteur persoonlijk een e-mail toegezonden met daarin een overzicht en korte bespreking van die actualiteiten. In de betreffende nieuwsmail is daarbij een link opgenomen naar de website. Aanklikken van de link in de nieuwsmail is voldoende om op de site te komen. Zie hiervoor verder www.zakboekenpolitie.com > nieuwsmail (inclusief een overzicht van eerder verzonden nieuwsmails). Natuurlijk kan de nieuwsmail op ieder gewenst moment per mail weer worden opgezegd. De nieuwsmail wordt ongeveer 15x per jaar verzonden.

Diapresentaties, toetsen en tiparchief op cd of intranetEen gebruikersvriendelijk programma op cd, bevattende 1. 17 meerkeuze toetsen, resp. over - hoofdstuk 2 t/m 11 van dit zakboek: per hoofdstuk n toets; - de hoofdstukken 2 t/m 11 tezamen (drie toetsen); - de zedenmisdrijven (n toets); - de veel voorkomende misdrijven (twee toetsen); - de Kennisquiz regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2005 en 2006 (n inmiddels geactualiseerde verzameltoets). Totaal 380 meerkeuzevragen met antwoorden, uitleg en verwijzing naar de zakboeken; 2. 12 diapresentaties (Power-Point), resp. over

6

Voorwoord

- hoofdstuk 2, 4 t/m 7 en 9 van dit zakboek (zes presentaties); - twee presentaties over het zakboek Strafrecht voor de Politie (n presentatie veel voorkomende misdrijven en n presentatie zedenmisdrijven); - n presentatie over het zakboek Proces-verbaal en Bewijsrecht; - n presentatie over onrechtmatig verkregen bewijs; - n presentatie over vorderen gegevens en - n presentatie over de actualiteiten Strafvordering n Strafrecht van grofweg de laatste 12 maanden (totaal ruim 1800 dias, inclusief ruim 350 stellingen over veel voorkomende verbeterpunten); 3. Ruim 170 verbetertips voor de dagelijkse opsporingspraktijk (afkomstig uit het tiparchief van www.zakboekenpolitie.com). De diapresentaties en toetsen worden ook gebruikt in het onderwijs bij de politie en de SSR. De dias en toetsen zijn ook (los) verkrijgbaar per mail. In de stof zijn de meest voorkomende verbeterpunten verwerkt. Zo zijn de diapresentaties voorzien van stellingen die de cursist kan beantwoorden. Het juiste antwoord wordt na elke stelling gegeven. Uiteraard worden de presentaties en toetsen telkens aangepast aan actuele wetgeving en jurisprudentie. Ook leverbaar als intranetversie. Zie www.zakboekenpolitie.com > dias, toetsen n tiparchief. Utrecht, 25 augustus 2010 Mike Hoekendijk

Actualiteiten 2011Hierna worden kort de belangrijkste aanvullingen en/of wijzigingen weergegeven zoals verwerkt in deze nieuwe editie van het zakboek. Daarbij wordt verwezen naar de paragraaf waarin de wijziging wordt besproken.

Wet- en regelgevingWetswijziging kraken en leegstand (o.m. art. 67 en 551a Sv, zie Error: Reference source not found). - Wetswijziging Sr, Sv en enkele aanverwante wetten i.v.m. rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten (Stb. 2009, 525). Heel veel wijzigingen, van belang voor dit zakboek: - art. 94, derde lid Sv: de opsp. ambt. stelt de kennisgeving z.s.m. in handen van de hulpOvJ teneinde te doen beoordelen of het beslag moet worden gehandhaafd; - art. 116, eerste lid Sv: de (hulp)OvJ die op grond van art. 94, derde lid Sv, in kennis is gesteld van de kennisgeving van ibn, beslist over het voortduren van het beslag in het belang van de strafvordering. Indien dit belang niet of niet meer aanwezig is, beindigt hij het beslag en doet hij het voorwerp teruggeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen. De hulpOvJ pleegt desgeraden (MH: zonodig) overleg met de OvJ voordat hij de beslissing neemt. Wetswijziging deskundige in strafzaken (inwerkingtreding per 01-01-10). 2.7 Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (Salduz). 3.31 Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht. 3.53 Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. 4.7 Wetswijziging bescherming kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote): uitbreiding gevallen vh (art. 67 Sv) met art. 248d en 248e Sr (nieuwe zedenmisdrijven, zie over art. 248d en 248e het zakboek Strafrecht voor de Politie). 4.7 Wetswijziging porno waarbij een mens en een dier betrokken zijn: uitbreiding gevallen vh met art. 254a Sr. 4.46 Wetsvoorstel bevoegdheid burgemeester en OvJ tot treffen maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast). 5.6 Wet DNA-onderzoek veroordeelden: vanaf 01-05-10 van toepassing op ieder misdrijf als omschreven in art. 67 lid 1 Sv. 5.9 Wetswijziging verplichte medewerking aan een bloedtest in strafzaken. 5.13 Wetswijziging identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen (vele wijzigingen, inwerkingtreding 01-10-10). 10.6 Wetswijziging bescherming kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote): uitbreiding art. 167a Sv (horen betrokken minderjarige bij zedenmisdrijven) met art. 248d en 248e Sr (nieuwe zedenmisdrijven, zie over art. 248d en 248e het zakboek Strafrecht voor de Politie).

Jurisprudentie1.2 Niet (meer) gecertificeerd hulpOvJ (1.2). Aldus ivs door niet bevoegde opsp. ambt. Hof 's-Hertogenbosch 29-04-10, LJN BM2783 en hof 's-Hertogenbosch 29-04-10, LJN BM2861. Inmiddels is een hulpOvJ wegens valsheid in geschrift veroordeeld tot 2 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar (hulpOvJ had o.m. in machtiging

8

Actualiteiten 2011

binnentreden en verlenging ivs vermeld dat hij de hoedanigheid had van hulpOvJ, terwijl hij die hoedanigheid i.v.m. het verstrijken van de geldigheidsdatum certificaat hulpOvJ niet meer had). Rechtbank sHertogenbosch 15-06-10, LJN BM7490. 2.2 CIE-info. Van belang voor de afweging wel/niet strafvorderlijk optreden zijn de inhoud van de anonieme CIE-melding, een zelfstandige beoordeling van die inhoud door politie en/of justitie, de concrete mogelijkheden (mede gelet op de noodzakelijke spoed van strafvorderlijk optreden) tot verificatie van de informatie, de aard van de toegepaste bevoegdheid, de mogelijkheid van de voorafgaande inzet van minder verstrekkende bevoegdheden, alsmede de eventuele alternatieven voor strafvorderlijk optreden. Daarbij is van belang dat politie en justitie niet blind afgaan op anoniem verstrekte informatie, maar dat de bruikbaarheid en aannemelijkheid van die informatie daadwerkelijk worden beoordeeld door politie en/of justitie. Hof Amsterdam 14-10-09, NS 2010-20. 2.2 CIE-info waarvan de betrouwbaarheid niet kan worden beoordeeld. Dat 'de CIE in de regel een onderzoek doet en ook in het onderhavige geval heeft gedaan naar de betrouwbaarheid van de CIE-informant, als ook naar de juistheid van de door die informant verstrekte informatie. Het in het pv van CIE-informatie gemaakte voorbehoud dat geen oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie is gegeven, brengt niet mee dat de informatie om die reden onbetrouwbaar zou zijn'. In de zaak werd voorts overwogen dat de plaatsvervangend bureauchef van de CIE (als getuige) heeft 'uiteengezet dat de CIE nader onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van de verdachte, waarin dat onderzoek heeft bestaan en voorts, welke resultaten dat heeft opgeleverd. Het hof acht de in het CIE pv opgenomen informatie dat ene "[voornaam verdachte]" zich zou bezig houden met de handel in cocane, bezien in samenhang met het pv van de CIE waarin is vermeld dat aan de informant een foto van de verdachte is getoond en dat deze informant heeft bevestigd dat dit de bedoelde [voornaam verdachte] is, toereikend voor het ten aanzien van de verdachte aannemen van het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet, en aldus toereikend voor de start van het onderzoek, de inzet van opsporingsbevoegdheden daaronder begrepen'. Hof Amsterdam 22-02-10, LJN BL6918. 2.7 Bijstand raadsman / vertrouwenspersoon / consultatierecht verdachte. Herschreven paragraaf (veel nieuwe jurisprudentie). 2.9 Processtukken en recht op inzage. Herschreven paragraaf (veel nieuwe jurisprudentie). 2.10 Bekennende verklaringen afgelegd door kwetsbare en/of zwakbegaafde personen. Daarmee dient behoedzaam te worden omgegaan. Hof Amsterdam 20-09-09, LJN BK0348. 3.1 Dwangmiddelen mogen niet gemandateerd worden aan politieambtenaren. Rechtbank Amsterdam 12-08-09, NS 2009, 297. 3.1 Vermelding wettelijke omschrijving in pv. Waar het gaat om een wettelijke omschrijving is niet de vermelding door een verbalisant doch slechts de tekst van de wet van belang. Hof Amsterdam 23-12-09, LJN BK7941 (Vancouverzaak). 3.3 Dwangmiddelen en toestemming. Gelet op het feit dat de politie met fors geweld de woning van de

Actualiteiten 2011

9

3.19

3.27

3.31

3.35

3.35

3.55 4.3 4.6

4.19

verdachte is binnengetreden, immers werd de voordeur van die woning opengeramd, en de politie direct aansluitend haar toestemming om de woning te doorzoeken heeft gevraagd, kan er onder die omstandigheden in redelijkheid niet van worden uitgegaan dat die toestemming door de verdachte in volle vrijheid is gegeven, nog daargelaten of de verdachte door de betreffende politieambtenaren juist en volledig over haar juridische positie is ingelicht en genformeerd. Hof s-Hertogenbosch 19-11-09, NS 2010, 27. Toetsing professioneel verschoningsrecht. Als de verschoningsgerechtigde meent dat bepaalde info onder diens verschoningsrecht valt dan dient de toetsing van die mening door de rechter marginaal te zijn. De rechter dient daarbij een ruimhartig standpunt in te nemen. De aard van het verschoningsrecht brengt derhalve mee dat de opgegeven vragen niet behoeven te worden beantwoord, zolang de rechter aan redelijke twijfel onderhevig acht of die beantwoording naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven. Hof Amsterdam 23-12-09, LJN BK7941 (Vancouverzaak), onder verwijzing naar HR 07-06-85, NJ 1986, 174. Bewijs fotoherkenning. Het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek is niet van toepassing op een fotoconfrontatie. HR 09-02-10, LJN BK6146. Identificatieplicht. De enkele omstandigheid dat een politieman een notie heeft van wie hij voor zich heeft brengt niet met zich dat () de betrokkene zich niet zou hoeven te legitimeren of de politie naar diens identiteit geen onderzoek zou mogen doen. Hof s-Hertogenbosch 08-07-09, LJN BJ4723. Art. 2 Politiewet. Het enkele openen van een niet afgesloten portier van een auto valt niet aan te merken als het toepassen van een dwangmiddel waarvoor een bijzondere wettelijke grondslag nodig is. Hof Leeuwarden 05-09-09, LJN BJ4666. Gegevens verkregen door het gebruik van het systeem van Automatic Number Plate Recognition (ANPR) die een 'no hit' opleveren dienen direct te worden vernietigd. Het hof verwerpt hiermee het standpunt dat gegevens gedurende 24 uur bewaard mogen worden. Hof Leeuwarden 16-06-10, LJN BM8111 en BM8100. Algemene verbeterpunten/kennelijke misstanden. Nieuwe voorbeelden (via verwijzing naar zakboekenpolitie.com). Aanhouden en daartoe aanwenden van geweld / grenzen van dat geweld. Hof Arnhem 05-02-10, LJN BL3176. Aanhouding buiten heterdaad. Voorwaardelijk gegeven bevel aanhouding buiten heterdaad onrechtmatig. Hof s-Hertogenbosch 10-08-09, LJN BJ7102. Weekendarrangement/weekendje zitten onrechtmatig. Het weekendarrangement is onrechtmatig voorzover de verdachte uitsluitend voor het uitreiken van een mededeling over de strafzaak (dagvaarding) anders dan gedurende kort tijd in verzekering wordt gehouden. Hof 's-Hertogenbosch 03-11-09, LJN BK1796 (bewijsuitsluiting). Hof Arnhem 13-11-09, LJN BK3414 (bewijsuitsluiting).

10

Actualiteiten 2011

Hof Leeuwarden 04-06-10, LJN BM6816 (OM niet-ontvankelijk). Rechtbank Leeuwarden 30-11-09, LJN BK4790 (handelen tegen beter weten in: OM niet ontvankelijk). 4.31 Een door de hoofdOvJ aan de politie verleend generiek mandaat kan niet in de plaats worden gesteld van een voor iedere zaak afzonderlijk vereist bevel maatregel in het belang van het onderzoek. Hof Amsterdam 15-04-2010, LJN BM1657. 4.36 Gevaar voor vlucht bij (geregistreerd) adres in EU-land. Niet zozeer de mogelijkheid van het uitwijken naar Belgi kan worden beschouwd als gevaar voor vlucht, maar wel het gegeven dat met de thans voorhanden zijnde administratieve systemen geen controle buiten Nederland kan worden uitgeoefend op het opgegeven adres en op wijzigingen van dat adres. Rechtbank Haarlem 23-09-09, LJN BK4497. 5.2 Opsporingsonderzoek aan het lichaam. Art. 56 Sv bepaalt niet dat de verdachte slechts aan het lichaam mag worden onderzocht in verband met het feit waarvoor hij is aangehouden. Hof Arnhem 30-07-09, LJN BJ4235. 6.19 Schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel. Kan gebaseerd worden op (kort samengevat) uitsluitend een belastende politieverklaring van een getuige, ook al is deze verklaring later 'ingetrokken' en zonder dat aan dat gebruik aanvullende voorwaarden worden gesteld. In de ontnemingsprocedure gelden immers andere regels van procesrecht dan in de strafprocedure. HR 02-03-10, LJN BK3424. 'De rechter die over een vordering ontneming moet oordelen, is gebonden aan het oordeel van de rechter in de hoofdzaak (de onderliggende strafzaak). Dit laat evenwel onverlet dat aan de rechter, oordelend op de vordering tot ontneming (), een zelfstandig oordeel toekomt met betrekking tot alle verweren die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat'. HR 02-03-10, LJN BK3424. 6.20 Toerekenen wederrechtelijk voordeel bij plegen in vereniging. Als ten laste van de betrokkene bewezen is verklaard dat hij hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft geteeld dan zal het eventueel toerekenen van het gehele door dat telen verkregen voordeel aan die betrokkene extra gemotiveerd worden. HR 03-11-09, LJN BJ6953. 6.43 Profijtontneming. Redelijke termijn. Specifiek voor ontnemingszaken geldende omstandigheden kunnen meebrengen dat meer dan 2 jaren kunnen zijn verlopen zonder dat van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM kan worden gesproken. HR 16-02-10, LJN BK7050. 9.8 Flockvezelmethode. Rechtbank s-Hertogenbosch 08-12-09, LJN BK5594. 9.10 Pseudokoop. De enkele omstandigheid dat de verbalisant in de hoedanigheid van bezorger van een koeriersbedrijf het postpakket op het adres van de geadresseerde heeft aangeboden en, toen de verdachte zich als geadresseerde bij hem meldde, zich tegenover de verdachte heeft voorgedaan als bezorger van dat koeriersbedrijf en het pakket aan de verdachte heeft overhandigd, brengt niet met zich mee dat de betreffende opsp. ambt. diensten heeft verleend aan de verdachte in de

Actualiteiten 2011

11

zin van art. 126i Sv. Het hof is () van oordeel dat het handelen van de opsp. ambt. niet valt onder een specifieke wettelijke regeling, maar onder de algemene opsporingsbevoegdheid van de politie van art. 141 Sv. De verbalisant is gebleven binnen het doel waartoe opsporing dient, namelijk het verrichten van onderzoek naar strafbare feiten en het verschaffen van opheldering omtrent de identiteit van de dader. Voorts is gebleken dat e.e.a. is geschied in overleg met de OvJ en vooraf ook specifiek toestemming door deze was gegeven voor de hier gerelateerde opsporingshandelingen. De verdachte is door het handelen van de verbalisant onder de gegeven omstandigheden niet gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht en voorts zijn de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen. Hof s-Gravenhage 17-11-09, NJFS 2010, 47. Geen pseudokoop omdat het initiatief tot de verkoop van de mobiele telefoon is uitgegaan van de verdachte, dat de politie pas bij de zaak werd betrokken nadat door de verdachte en [getuige 1] reeds een concrete afspraak was gemaakt over de koop van de telefoon en dat de betrokkenheid van de politie zich ertoe heeft beperkt dat een opsp. ambt. naar de afgesproken plaats is gegaan en zich heeft voorgedaan als de zuster van de potentile koper. HR 20-04-10, LJN BL3233. 9.10 Burgerpseudokoop. Geen (burger)pseudokoop omdat de medeverdachte na zijn aanhouding slechts zijn reeds bestaande plan heeft uitgevoerd om de koffer met cocane over te dragen aan de verdachte. Dat door de verbalisanten aan de medeverdachte was gevraagd om zijn plan tot het overdragen van de koffer voort te zetten, doet daaraan niet af. HR 26-01-10, LJN BK5593. 9.13 Ovc. Gebruik van apparatuur waar meegeluisterd kan worden zonder opnemen kan leiden tot bewijsuitsluiting van alle verkregen informatie. Hof Amsterdam 23-12-09, LJN BK7941 (Vancouverzaak). 9.16 Schending tapregels. Om tot een deugdelijk oordeel te kunnen komen over de vraag, of aan een schending van de regelingen inzake het afluisteren en opnemen van gesprekken met geheimhouders consequenties moeten worden verbonden, en zo ja, welke, dienen de betrokken OvJs persoonlijk bij ambtsedig pv te relateren, in hoeverre zij (bewust) hebben afgeweken van de voorgeschreven procedures dan wel dat sprake is van bijv. de slordige en onvolkomen uitvoering, die het OM in de praktijk van alledag aan de wettelijke voorschriften betreffende vernietiging placht te geven. Hof Arnhem 18-11-09, NS 2010, 23. 9.16 Inbreuk maken op verschoningsrecht professioneel verschoningsgerechtigde (voeging bij processtukken). In eerdere edities van dit zakboek schreef ik dat het niet uitgesloten was dat ingeval van uitzonderlijke omstandigheden wl een inbreuk gemaakt kon worden op het verschoningsrecht van een professioneel verschoningsgerechtigde, ook in de gevallen waarin de professioneel verschoningsgerechtigde zelf geen verdachte was. Daar denkt de HR dus duidelijk anders over. HR 20-04-10, LJN BK3369. 9.18 Gevoelige gegevens. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat niet alleen gegevens die direct het ras van een persoon betreffen, maar ook gegevens waaruit informatie over

12

Actualiteiten 2011

het ras van een persoon kan worden afgeleid, zoals een foto van een persoon, als "gevoelige" informatie moet worden aangemerkt, die door de OvJ slechts kan worden gevorderd op de voet van de art. 126nd en 126nf Sv, dus na daartoe door de RC verleende machtiging. De opvatting dat de toepassing van genoemde bepalingen alleen in aanmerking komt als met de vordering is beoogd de desbetreffende gevoelige informatie aan die foto's te ontlenen is onjuist. HR 23-03-10, LJN BK6331. Uitzondering voor beelden van een beveiligings/pincamera. Hof Arnhem 03-06-10, LJN BM6941. Hof 's-Gravenhage 06-05-10, LJN BM8433. Rechtbank Zutphen 11-06-10, LJN BM7440. Rechtbank Zutphen 15-04-10, LJN BM1196. Rechtbank Rotterdam 19-05-10, LJN BM5003. Rechtbank Arnhem 03-08-10, LJN BN2280. 9.18 Het opvragen van een pasfoto bij de gemeentelijke reisdocumentenadministratie door opsporingsambtenaren is toegestaan op grond van de Paspoortuitvoeringsregeling. De procedure van art. 126nf Sv is niet van toepassing. Hof Arnhem 24-09-09, NJFS 09, 265. 9.21 Toetsing machtiging RC (voeging processtukken) door zittingsrechter. De zittingsrechter is niet bevoegd de beslissing van de RC tot het verstrekken van een machtiging voeging bij processtukken (art. 126aa Sv) te toetsen en mag ook niet bevelen dat de ingevolge die machtiging aan het dossier toegevoegde pv's daaruit worden verwijderd. Wel zal de zittingsrechter, als hij op die pv's acht wil slaan in verband met enige te nemen beslissing, moeten toetsen of de in die pv's vervatte mededelingen onder het verschoningsrecht vallen. Bij bevestigende beantwoording zal hij die mededelingen niet aan enige beslissing ten grondslag mogen leggen (behalve tegen een geheimhouder die zelf verdachte is mits het belang van de waarheidsvinding moet prevaleren boven dat van het verschoningsrecht). HR 20-04-10, LJN BK3369. 10.4 Klachttermijn bij voortdurend delict (belaging). Gelet op de aard van het in art. 285b Sr omschreven misdrijf en in aanmerking genomen de strekking van de termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend, eindigt de klachttermijn na de datum, waarop de laatste last of hinder veroorzakende gedraging plaatsvond. Hof Arnhem 16-03-10, LJN BM0952. 11.18 Bestuurder. Als bestuurder van een motorrijtuig (en daarmee tevens als verkeersdeelnemer) wordt aangemerkt elke persoon die bedieningsorganen van een motorrijtuig hanteert en door middel daarvan de voortbeweging en de rijrichting van het motorrijtuig benvloedt. Hof Leeuwarden 14-10-09, LJN BK0215. 11.21 WWM: vereiste van 'redelijkerwijs aanleiding' voor o.m. onderzoek in voertuig. 'Gelet op de () wetsgeschiedenis is voor het aanwenden van deze bevoegdheid vereist dat een concreet aanwijsbare aanleiding bestaat om te veronderstellen dat de WWM wordt overtreden of dreigt te worden overtreden. () Vastgesteld was 'de jarenlange ervaring van de regiopolitie IJsselland, team Hardenberg, ten aanzien van jongeren die in de maanden november en december op zaterdagochtend gezamenlijk in passend autovervoer op en neer naar Duitsland reizen en die daar gekocht materiaal, dat in Nederland op grond van de WWM verboden is,

Actualiteiten 2011

13

met zich voeren, en () dat de verdachte met zijn reisgezelschap paste in dit beeld', Aldus redelijkerwijs aanleiding om de auto waarin de verdachte zich bevond tot stilstand te brengen en te onderzoeken. HR 23-03-10, LJN BL1711. 11.24 Verdenking Opiumwet. Het enkele feit dat beide inzittenden van een voertuig volgens een registratiesysteem van de politie (HKS) antecedenten hebben op het gebied van overtredingen van de Opiumwet kan geen redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 9, eerste lid, onder a, van de Opiumwet opleveren. Hof Leeuwarden 16-10-09, LJN BK0591.

Nieuwe paragrafen3.56 Kraken (inwerkingtreding 01-10-10). 5.9 Verplichte medewerking aan een bloedtest in strafzaken (oude paragraaf 3.51 maar herschreven). 5.13 Wetswijziging identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen (vele wijzigingen, inwerkingtreding 01-10-10). 10.10 Tenuitvoerlegging beslissingen van rechter en OM.

Herschreven paragrafen2.7 6.34 2.9 4.29 9.18 . Bijstand raadsman / vertrouwenspersoon / consultatierecht. Ibn en doorzoeken bij professioneel verschoningsgerechtigden. Processtukken en recht op inzage. Voorgeleiding bij RC en rechtmatigheidstoetsing (met name de noten). Vorderen gegevens (gevoelige gegevens, vrijwilligheid).

InhoudsopgaveALGEMENE INFO.......................................................................................................1 AUTEURSRECHTEN.................................................................................................1 GEBRUIKSINSTRUCTIE/INSTELLINGEN .......................................................................1 NAVIGEREN..........................................................................................................1 VOORWOORD 2011.....................................................................................................4 ACTUALITEITEN NA VERSCHIJNING VAN DIT ZAKBOEK..................................................4 OVERIGE ZAKBOEKEN.............................................................................................4 ZAKBOEKEN OOK GEACTUALISEERD OP INTERNET........................................................5 WWW.ZAKBOEKENPOLITIE.COM...............................................................................5 NIEUWSMAIL........................................................................................................5 DIAPRESENTATIES, TOETSEN EN TIPARCHIEF OP CD OF INTRANET....................................5 ACTUALITEITEN 2011...............................................................................................7 INHOUDSOPGAVE....................................................................................................14 GEBRUIKTE LITERATUUR.......................................................................................15 GEBRUIKTE AFKORTINGEN.....................................................................................16 1 DE HULPOVJ................................................................................................17 1.1 WIE ZIJN HULPOVJ.............................................................................17 1.2 NIET (MEER) GECERTIFICEERD HULPOVJ..................................................17 1.3 FUNCTIE VAN HET HULPOVJ-SCHAP EN TAKEN HULPOVJ..............................18 1.4 TERRITORIALE BEVOEGDHEID VAN DE HULPOVJ..........................................19 1.5 EXPLICIETE BEVOEGDHEDEN HULPOVJ.....................................................19 1.6 PRAKTISCHE TIPS VOOR HULPOVJ-DIENSTEN.............................................20 1.7 PRAKTISCHE TIPS VOOR CONTACTEN MET OVJ...........................................21 2 DE VERDACHTE...........................................................................................22 2.1 DEFINIRING BEGRIP VERDACHTE............................................................22 2.2 ANONIEME INFO (MMA, CIE, AIVD, ENZ.)............................................23 2.3 OVERIGE JURISPRUDENTIE VERDACHTE/VERDENKING.....................................31 2.4 COLLECTIEVE VERDENKING....................................................................35 2.5 HET WETBOEK VAN STRAFRECHT (SR)...................................................36 2.6 RECHTEN VAN DE VERDACHTE................................................................36 2.7 BIJSTAND VAN RAADSMAN/VERTROUWENSPERSOON/CONSULTATIERECHT............36 2.8 RECHT OP VRIJ VERKEER EN BEPERKING DAARVAN.......................................44 2.9 PROCESSTUKKEN EN RECHT OP INZAGE....................................................46 2.10 VOORSCHRIFTEN VOOR VERHOOR VERDACHTE..........................................55 2.11 VERHOOR/CAUTIE.............................................................................61 2.12 CONSEQUENTIES VAN HET ONTBREKEN VAN DE CAUTIE................................62 2.13 VERKLARING ONDER HYPNOSE/LEUGENDETECTOR/NARCO-ANALYSE/PARAGNOST. 63 2.14 VERKLARINGEN TIJDENS ONRECHTMATIGE VRIJHEIDSBEROVING......................63 2.15 VERHOOR VERDACHTE ALS GETUIGE.......................................................63 2.16 MINDERJARIGE VERDACHTE..................................................................64 2.17 MINDERJARIGE VERDACHTE: HALT .....................................................65 2.18 PLICHTEN VAN DE VERDACHTE..............................................................65 2.19 MEDISCHE VERZORGING VAN DE VERDACHTE............................................67 2.20 VROEGHULP DOOR RECLASSERINGSWERKER.............................................68

Gebruikte literatuur Van Bemmelen, J.M., Ons Strafrecht deel 3, het materile strafrecht, bijzondere delicten, 7e druk, bewerkt door prof. mr. Th.W. van Veen, Tjeenk Willink, Alphen aan den Rijn 1983; Van Bemmelen, J.M., Ons Strafrecht deel 4, Strafprocesrecht, 10e druk, bewerkt door prof. mr. Th.W. van Veen, Tjeenk Willink, Alphen aan den Rijn 1989; Blok en Besier, Het Nederlandse Strafproces, eerste deel, Tjeenk Willink en zoon, Haarlem 1925; Bossink, I.E. en Zorko, P.M., De hulpOvJ in de politiepraktijk, scriptie Nederlande politieacademie Apeldoorn, februari 1986; Brouwer, Dwangmiddelen in bijzondere wetten, Gouda Quint, Deventer 1999; Corstens, G.J.M., Het Nederlands strafprocesrecht, Kluwer; Handboek Strafzaken (diverse auteurs), Kluwer; Hart, A.C. 't, Strafrecht en beleid, essays, Acco Leuven, 2e druk 1984; Hoekendijk, M.G.M., Dwangmiddelen in het strafproces (oorspronkelijk bewerkt door J.G.M. Eissens en B. Staal), Gouda Quint BV, Arnhem 1985; Hoekendijk, M.G.M., De hulpOvJ en strafprocessuele bevoegdheden, niet gepubliceerd, Nederlandse politieacademie Apeldoorn 1984; Keyser-Ringnalda, L.F., Boef en buit, de ontneming van wederrechtelijk verkregen vermogen, Gouda Quint BV, Arnhem 1994; Melai, A.L., Strafvordering (artikelsgewijze toelichting), Kluwer; Mevis, P.A.M., Binnen zonder kloppen? Gouda Quint BV, Arnhem 1989; Naey, J., Heterdaad, politiebevoegdheden bij ontdekking op heterdaad in theorie en praktijk, Gouda Quint BV, Arnhem en Van den Brink en co, Lochem 1989; Remmelink, J., Strafrecht (artikelsgewijze toelichting), Kluwer; Sackers, H.J.B. en Buruma, Y. (red.), Kroniek van het strafrecht 1988 t/m 2008, Kluwer; Tekst & Commentaar Strafvordering en Strafrecht (diverse auteurs, artikelsgewijze toelichting), Kluwer.

Gebruikte afkortingenAG APB Awb CIE CTC DD EHRM EVRM FO GBA Gvo (hulp)OvJ HR Ibn Ibs Ivs Kmar LJN MH MvA MvT NJ NJFS NJB NJCM NS OM OvJ PG pv RC Rv RvdW Sfo Sr Stb. Stcrt. Sv TR T&C Vh Vb VR WED WID WWM WVW advocaat-generaal Algemeen politieblad Algemene wet bestuursrecht (overheid.nl) criminele inlichtingen eenheid centrale toetsingscommissie OM Delikt en Delinkwent (Kluwer) Europees Hof voor de rechten van de mens (www.echr.coe.int) Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (overheid.nl) Forensische opsporing (voorheen TR genoemd) Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens gerechtelijk vooronderzoek (hulp)officier van justitie Hoge Raad inbeslagneming inbewaringstelling inverzekeringstelling Koninklijke marechaussee landelijk jurisprudentie nummer (rechtspraak.nl en indien daar niet te vinden Porta Iuris (intern systeem justitie)) de auteur van dit zakboek memorie van antwoord (bij betreffende wet) (overheid.nl > kamerstukken) memorie van toelichting (bij betreffende wet) (overheid.nl > kamerstukken) Nederlandse Jurisprudentie (Kluwer) Nederlandse Jurisprudentie feitenrechtspraak strafzaken (Kluwer) Nederlands Juristenblad (Kluwer) Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten Nieuwsbrief Strafrecht (Sdu) Openbaar Ministerie officier van justitie procureur-generaal proces-verbaal rechter-commissaris Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (overheid.nl) Rechtspraak van de Week (Kluwer) strafrechtelijk financieel onderzoek Wetboek van Strafrecht (overheid.nl) Staatsblad (overheid.nl) Staatscourant (overheid.nl) Wetboek van Strafvordering (overheid.nl) Technische recherche (tegenwoordig FO genoemd) Tekst & Commentaar (Strafvordering of Strafrecht) (Kluwer) voorlopige hechtenis vreemdelingenbesluit (overheid.nl) Verkeersrecht Wet economische delicten (overheid.nl) Wet op de identificatieplicht (overheid.nl) Wet wapens en munitie (overheid.nl) Wegenverkeerswet 1994 (overheid.nl)

1

De hulpOvJ

1.1 Wie zijn hulpOvJ Art. 154 Sv Ter plaatse waar en binnen de grenzen binnen welke zij bevoegd zijn tot opsporing, zijn hulpOvJ: a. de door Onze Minister van Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en (MH: zie art. 43 Politiewet) de bijzondere ambtenaren van politie; b. de officieren van de KMar; c. de door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Defensie aangewezen onderofficieren van de KMar; d. de door Onze Minister van Justitie aangewezen opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in art. 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en buitengewone opsporingsambtenaren. Zie voor de in art. 154 Sv a, c en d aangewezen hulpOvJs n incidentele individuele aanwijzingen overheid.nl.1 In de praktijk doet zich de vraag voor wat ingevolge de regeling hulpOvJ 2008 (en voorheen 2003) moet worden verstaan onder het uitvoeren van de werkzaamheden van de kandidaat hulpOvJ onder verantwoordelijkheid van een gecertificeerd hulpOvJ (art. 2 en 5). Direct toezicht lijkt mij daarvoor niet vereist. Afhankelijk van de kwaliteiten van de kandidaat en de voortgang van de 2e opleidingsfase, zou de verantwoordelijkheid voor de kandidaat hulpOvJ ook op (enige) afstand kunnen worden ingevuld. Van aanvankelijk direct toezicht (bij de eerste voorgeleidingen, inverzekeringstellingen, telefoontjes met de OvJ, enz.) naar begeleiding op afstand (voorbespreking en nabespreking, later beperkt tot zware beslissingen, nabespreken van een dienst, telefonische bereikbaarheid en beschikbaarheid van de begeleider, enz.). 1.2 Niet (meer) gecertificeerd hulpOvJ Bij een bevel tot ivs en bij het verhoor voor de ivs was een inspecteur van politie opgetreden als hulpOvJ zonder over het daartoe vereiste certificaat te beschikken. De rechter stelde aldus vast dat het bevel tot ivs is gegeven door een niet daartoe bevoegde opsp. ambt. In zoverre is derhalve gehandeld in strijd met art. 57 Sv. Dit brengt op zich genomen echter nog niet mee dat daardoor de integriteit van de opsporing op het spel is komen te staan, ook niet indien sprake zou zijn van strafbare feiten, gepleegd door de betreffende inspecteur van politie. Aldus geen niet-ontvankelijkheid. Dit is niet anders indien ervan wordt uitgegaan dat sprake is geweest van strafbaar handelen door de betreffende inspecteur van politie. Aangezien vrijheidsbeneming tot de meest verstrekkende dwangmiddelen binnen de strafrechtspleging behoort, moet het in de wet opgenomen vereiste van betrokkenheid van tenminste een hulpOvJ bij de ivs als een belangrijke waarborg worden beschouwd. Er zijn uit het verhandelde ter zitting evenwel geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte door het verzuim daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. Zo zijn er geen aanwijzingen dat de ivs van verdachte niet zou zijn bevolen indien de beslissing met betrekking tot de ivs was gegeven door een bevoegde hulpOvJ. Ook door de verdediging zijn geen omstandigheden naar voren gebracht die er1

. Zie voor de politie en (deels) de militair van de KMar de regeling hulpofficieren van justitie 2008 met toelichting. Zie zo nodig ook nog de toelichting bij de oude regeling uit 2003. Terug te vinden (inclusief andere hulpOvJ-regelingen/besluiten, zoals voor de Fiod-ECD, SIOD, VROM-IOD en AID) op www.overheid.nl > Staatscourant. Zoekterm (in titel!!): hulpofficieren (meervoud!!).

18

De hulpOvJ

op wijzen dat verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden (MH: door het verzuim was geen bewijs verkregen). Het hof volstaat met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan.2 Zie voor vormverzuimen verder 3.10. Het verdient aldus nog steeds sterke aanbeveling om de tijdige (her)certificering goed te bewaken, niet alleen door de betreffende hulpOvJ zelf maar ook door het korps. Inmiddels is een hulpOvJ veroordeeld wegens valsheid in geschrift (hulpOvJ had o.m. in machtiging binnentreden en verlenging ivs vermeld dat hij de hoedanigheid had van hulpOvJ, terwijl hij die hoedanigheid i.v.m. het verstrijken van de geldigheidsdatum certificaat hulpOvJ niet meer had).3 1.3 Functie van het hulpOvJ-schap en taken hulpOvJ Het hulpOvJ-schap is door de wetgever ingesteld omdat het onmogelijk is dat de OvJ terstond bij het begin van de opsporing op ieder moment alle beslissingen kan nemen die de wet aan de OvJ toevertrouwt. Degene die de functie van hulpOvJ uitoefent kan aldus allerlei beslissingen namens de OvJ nemen.4 De hulpOvJ dient in de eerste plaats de OvJ terzijde te staan bij het leiding geven aan de opsporing van strafbare feiten.5 HulpOvJ's zijn opsp. ambt. aan wie als zodanig bijzondere bevoegdheden zijn toegekend, welke in het algemeen bij de opsporing alleen aan de OvJ toekomen.6 Corstens7 stelt tot slot dat de hulpOvJ met z'n bevoegdheden een intermediaire positie inneemt. De functie van het hulpOvJ-schap kan m.i. dan ook omschreven worden als het terzijde staan van de OvJ bij de rechtshandhaving tijdens het voorbereidend onderzoek. Het voorbereidend onderzoek is het onderzoek dat aan de behandeling van een strafzaak ter zitting vooraf gaat (opsporingsonderzoek, gvo, mini-instructie en/of sfo). Rechtshandhaving kent een instrumentele en een beschermende component. Allereerst vormen wet en recht voor de overheid de instrumenten tot ingrijpen in samenlevingsverbanden. Het ingrijpen zelf vindt zijn legalisering in de wet en legitimering in het recht. De keerzijde van dit instrumentele karakter van wet en recht wordt gevormd door het beperkende karakter dat wet en recht hebben op overheidsingrijpen: ingrijpen mag alleen maar als wet en recht dat toestaan. Ook de wijze waarop ingegrepen mag worden, wordt door wet en recht beheerst. Wet en recht verschaffen de overheid aldus de mogelijkheid sociale processen te controleren en bij te sturen, anderzijds leggen zij het optreden van de overheid duidelijk aan banden. Het beschermende aspect bestaat uit het controleren of de weegschaal in het spanningsveld tussen algemeen belang en dat van de individu (verdachte, getuige, slachtoffer) niet te gemakkelijk dan wel2

3

4 5 6 7

. Hof s-Hertogenbosch 29-04-10, LJN BM2783 en BM2681. Zo ook rechtbank sHertogenbosch 12-05-10, LJN BM4041. De rechtbank Maastricht 23-07-08, LJN BN3088 was echter in een andere zaak (waarin door het verzuim wl bewijs was verkregen) van mening dat het aldus verkregen bewijs (verdovende middelen en vuurwapen na onderzoek kleding/lichaam en vervolgens doorzoeking) onrechtmatig verkregen was en kwam vervolgens tot bewijsuitsluiting en bij gebrek aan voldoende ander bewijs tot vrijspraak. . Rechtbank s-Hertogenbosch 15-06-10, LJN BM7490 (2 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar). . Van Bemmelen 4, p. 106. . Melai, oude aant. art. 154, aant. 1. . Blok en Besier, p. 461. . Corstens, 6e druk, 11.1.

De hulpOvJ te ver naar het algemeen belang doorslaat.8 De hulpOvJ dient bij zijn taakuitvoering dan ook rekening te houden met de instrumentele n de beschermende component.

19

Ter vervulling van de functie van het hulpOvJ-schap komt aan de hulpOvJ m.i. een drietal taken toe. 1. Het zijn van intermedium tussen OM en overige opsporingsambtenaren. 2. Zelfstandige toepassing door de hulpOvJ van de aan hem als zodanig toekomende dwangmiddelen. 3. Preventieve en repressieve toetsing van dwangmiddelentoepassing door de lagere opsp. ambt. Uiteraard dient de hulpOvJ binnen zijn leidinggevende taak er ook op toe te zien dat het optreden van hemzelf en dat van de opsp. ambt. aan wie hij leiding geeft de behoorlijkheidstoets van de N.o. kan doorstaan (zie 3.9Error: Reference source not found). Tot slot: zie over kwaliteitsbewaking ook 3.55 (algemene verbeterpunten/kennelijke misstanden). 1.4 Territoriale bevoegdheid van de hulpOvJ De hulpOvJ van politie is ook buiten zijn plaats van aanstelling bevoegd aangezien de territoriale bevoegdheid om als hulpOvJ op te treden is gekoppeld aan de territoriale opsporingsbevoegdheid (zie art. 154, 141, 142 en 146 Sv i.v.m. art. 7 van de Politiewet). Ingevolge art. 7.1 van de Politiewet is de politieambtenaar bevoegd zijn taak uit te oefenen in het gehele land. Lid 2 vermeldt dat de ambtenaar van politie, hoewel bevoegd in het gehele land, zich onthoudt van optreden buiten zijn gebied van aanstelling, tenzij ingevolge regels, gesteld bij of krachtens de wet, dan wel in opdracht of met toestemming van het bevoegde gezag over de politie. Een opsp. ambt. (incl. dus de hulpOvJ) kan derhalve rechtsgeldige opsporingshandelingen verrichten in het gehele land. Lid 2 dient gezien te worden als een instructienorm aan de politie en is geen garantienorm waarop de burger zich kan beroepen.9 1.5 Expliciete bevoegdheden hulpOvJ In Sv worden genoemd: 1. Inlichten raadsman door hulpOvJ over ivs (2.7). 2. Ontkleding en/of permanente cameraobservatie ingeslotene (3.26). 3. Aanhouding en voorgeleiding (4.3 e.v.). 4. Ophouden voor onderzoek (4.15) en eventuele verlenging voor identificatie (4.14). 5. Ivs (4.18 e.v.). 6. Maatregelen in het belang van het onderzoek (4.35). 7. Onderzoek kleding en/of lichaam (5.1 e.v.). 8. Verplichte medewerking aan een bloedtest in strafzaken (5.9). 9. Bevel nemen fotos en vingerafdrukken van een verdachte van een 67,1 Sv misdrijf (5.13). 10. Inlichtingen vorderen van vervoerder van poststukken (6.11). 11. Doorzoeking ter ibn (6.11 e.v. en 6.26Error: Reference source not found). 12. Vervanger van OvJ bij doorzoeking door RC (6.15). 13. Beslissen over het voortduren van eventueel gelegd beslag (6.38). 14. Doorzoeking ter vastlegging gegevens (10.1). 15. Schouw (10.2).8 9

. 't Hart, p. 44. . HR, NJ 1985, 154, DD 1994, 317 en NJB 1995, 195 (oude wetgeving). Zie ook Kamerstukken 30557, nr. 3 (MvT wijziging Politiewet).

20 16. 17. 18. 19. 20.

De hulpOvJ

Afnemen ambtseed/belofte (10.3). Bevoegd n verplicht tot ontvangen van een klacht (10.4). Benoemen van een deskundige (10.8). Bevoegdheden ter aanhouding voortvluchtigen (10.10). Schriftelijke kennisgeving raadsman van diens optreden als zodanig aan hulpOvJ (art. 39 Sv). 21. Het door de lagere hulpOvJs onverwijld toekomen aan hogere hulpOvJ's van pv's, aangiften of berichten ter zake van strafbare feiten, met de in beslag genomen voorwerpen (art. 156 Sv). 22. Het door de hogere hulpOvJ's onverwijld toekomen aan de OvJ van pv's (bij hen ingekomen of door hen opgemaakt) en de in beslag genomen voorwerpen (art. 155 Sv). 23. Aanhouding ter beschikking gestelde (art. 509h Sv). V.w.b. de bijzondere wetgeving die in dit zakboek besproken wordt, kunnen genoemd worden: 1. Wet tijdelijk huisverbod: huisverbod (4.45). 2. Politiewet: veiligheidsfouillering (5.4). 3. Awbi: verstrekken machtiging binnentreden woning (7.1 e.v.). 4. Vreemdelingenwet: verlenging ophouden verhoor, vreemdelingenbewaring en binnentreden i.v.m. vreemdelingenbewaring en uitzetting (11.6 e.v.). 5. WVW: bloedproefvordering, bloedafname, urineproef (11.10 e.v.). 6. Opiumwet: urineonderzoek (11.23). 7. Wet op de lijkbezorging/Burgerlijk Wetboek: verlof vervoer lijk bij nietnatuurlijke dood en schriftelijke aangifte i.v.m. lijkvinding (11.30Error: Reference source not found). 8. Uitleveringswet: voorlopige aanhouding (11.31). 9. Overleveringswet: aanhouden, ophouden, voorlopige aanhouding en ivs (11.32). 1.6 Praktische tips voor hulpOvJ-diensten V.w.b. aanvang en einde van de dienst kunnen de volgende punten genoemd worden. 1. Melden en afmelden bij berichtencentrum en bijzonderheden bevragen en doorgeven. 2. Bijzonderheden bevragen aan voorganger en doorgeven aan opvolger. Hierbij valt te denken aan afspraken die gemaakt zijn over het aanhouden van verdachten, heenzenden van verdachten, afgeven van een machtiging binnentreden, ivs, enz. Het zal niet de eerste en zeker niet de laatste keer zijn dat een lagere opsp. ambt. zijn geluk nog eens beproeft bij de nieuwe hulpOvJ, al dan niet onder een geringe aanpassing van de bij de 1e poging gepresenteerde feiten. 3. Bijzonderheden in arrestantenverblijf/cellengebouw bevragen, vooral v.w.b. de gasten. 4. Gedurende gehele dienst bereikbaar zijn voor het berichtencentrum. Tot slot nog een aantal tips. 1. Noteer belangrijke beslissingen (in voorkomende gevallen ook in het bedrijfsprocessensysteem). 2. Bij het nemen van beslissingen wil het nog wel eens helpen om bij vragen die gesteld worden door een collega (lager opsp. ambt.) te vragen wat deze zelf de beste oplossing vindt. De hulpOvJ zal in voorkomende gevallen ongetwijfeld ervaren dat er goede oplossingen zijn waaraan hij zelf nog niet gedacht had. De hulpOvJ die de OvJ raadpleegt kan dezelfde vraag verwachten. 3. Zie voor het doen van voorgeleidingen 4.12.

De hulpOvJ

21

4. Denk er aan dat de effectiviteit van beslissingen uiteindelijk bepaald wordt door de kwaliteit daarvan n de acceptatie door collega's: Kwaliteit vermenigvuldigd met Acceptatie vormt Effectiviteit (KxA=E)!! 5. HulpOvJ's draaien hun diensten vaak alleen. In die gevallen zou het een goede zaak zijn om de opgedane ervaringen structureel te bespreken met collega-hulpOvJs. 6. Zie de ook voor de hulpOvJ van groot belang zijnde Ambtsinstructie (3.26 en 2.19 (medische verzorging verdachte))!! 1.7 Praktische tips voor contacten met OvJ Voor het telefonisch bespreken van zaken door de hulpOvJ met de OvJ kunnen de volgende tips gegeven worden: 1. Noem uw naam, functie (hulpOvJ), naam regiokorps en afdeling/district waarbij u werkzaam bent. 2. Vertel direct waarvoor u belt (begin dus niet met de casus): - toepassing van een dwangmiddel (bijv. aanhouding buiten heterdaad, voorgeleiding, tap, observatie, doorzoeking, enz.); - ander onderwerp (bijv. vrijgave stoffelijk overschot, beslagbeslissing, inzet AT, kraakzaak, enz.). 3. Zet de casus uiteen. Niet volstaan kan worden met een korte mededeling waarover gebeld wordt en vervolgens het voorstel om de opsp. ambt. die met het onderzoek is belast het verder te laten uitleggen. De OvJ verwacht dat de hulpOvJ zich in de zaak verdiept heeft, vragen kan beantwoorden n zichzelf ook een mening heeft gevormd over wat er moet gebeuren. Bij een voorgeleiding ter ibs is de volgende informatie vereist. 1. Vermoedelijk gepleegde strafbare feit(en) met pleegplaats(en) en tijdstip(pen). 2. Feiten/omstandigheden die aanleiding geven tot het aannemen van ernstige bezwaren en grond(en) vh (zie 3.32 en 4.36). 3. Persoonsgegevens verdachte. 4. Minderjarige? 5. Veelpleger? 6. Antecedenten (strafblad)? 7. Tijdstip aanhouding en ivs. 8. Bij minderjarige: nagaan of Raad voor de Kinderbescherming al is geweest en mogelijk al ideen heeft geuit over voortgang zaak. 9. Naam raadsman van verdachte. 10.Eventuele bijzonderheden. En bij een verzoek aanhouding buiten heterdaad de volgende informatie: 1. Naam verdachte. 2. Vermoedelijk gepleegde strafbare feit(en) met pleegplaats(en) en tijdstip(pen). 3. Feiten/omstandigheden die aanleiding geven tot het aannemen van een redelijk vermoeden (zie 2.1). 4. Antecedenten (strafblad)? 5. Datum/tijdstip te verwachten aanhouding. 6. Eventuele bijzonderheden. Het is niet echt handig als voorgaande info tijdens het gesprek met de OvJ alsnog opgezocht moet worden door de hulpOvJ.

2

De verdachte

2.1 Definiring begrip verdachte Art. 27 Sv 1. Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen aangemerkt, degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. 2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht. 3. De aan de verdachte toekomende rechten (MH: dus ook de cautie, enz.) komen tevens toe aan de veroordeelde tegen wie een sfo is ingesteld of te wiens aanzien op een vordering van het OM als bedoeld in art. 36e Sr (MH: ontneming voordeel, zie 6.17 e.v.) niet onherroepelijk is beslist. Let op: zie voor het vaststellen van de identiteit van de verdachte de belangrijke wetswijziging identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen Error: Reference source not found met o.m. een nieuw art. 27a en 27b Sv (inwerkingtreding 01-10-10)! Een aantal opmerkingen. - De feiten of omstandigheden genoemd in art. 27 lid 1 Sv moeten naar objectieve maatstaven gemeten voldoende grond opleveren voor de verdenking van het plegen van een strafbaar feit.10 Of sprake is van een redelijk vermoeden wordt daarbij in belangrijke mate aan de beoordelingsvrijheid van de opsp. ambt. overgelaten. De feitenrechter moet derhalve nagaan of de opsp. ambt., gemeten aan hetgeen ten tijde van zijn optreden bekend was, tot de conclusie kon komen dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit.11 - Het redelijk vermoeden - moet uit feiten of omstandigheden voortvloeien, zoals bijv. een aangifte van een slachtoffer, een verklaring van een getuige of eigen waarneming van een opsp. ambt.; - mag op n feit of omstandigheid berusten (mits van voldoende kracht/ gewicht).12 - Als in een pv de aanhouding van een verdachte wordt gerelateerd dan dient dat pv ook weer te geven de feiten en/of omstandigheden waaruit het redelijke vermoeden blijkt dt er sprake is van een verdachte. Alleen de zin vervolgens werd de verdachte aangehouden volstaat dus niet. Zie ook 3.18 (het pv). - Enig strafbaar feit vereist niet dat de vermoedelijk overtreden wetsbepaling exact kan worden aangegeven. Het is voldoende dat het vermoedelijk begane feit op grond van een of andere bepaling strafbaar is. Zo kan degene die wordt aangetroffen met gestolen voorwerpen worden verdacht van diefstal, verduistering, heling of schuldheling.13 - Zie art. 6 lid 2 EHRM voor het onschuldbeginsel: een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Zo mag een vertegenwoordiger van de Staat (politie, justitie, enz.) zich niet uitlaten over de schuld van een persoon (bijv.10 11

12 13

. HR 03-12-92, NJ 1992, 324, r.o. 4.3. . Aldus de PG in zijn conclusie (punt 4.6) onder HR 03-06-08, LJN BC7921 (onder verwijzing naar Corstens, 5e druk, p. 89) en overgenomen door de HR. Zie ook hof s-Gravenhage 08-02-08, LJN BC3876. . Melai, art. 27, aant. 3. . Melai, art. 27, aant. 2b.

De verdachte

23

tegenover een journalist) t.a.v. een strafbaar feit voordat zijn schuld door een gerecht is vastgesteld.14 Uiteraard belet dat niet om te spreken over verdenking (bijv. aanhouding van een verdachte) i.p.v. over het begaan hebben (bijv. aanhouding van de dader). - Zie voor de definiring van vervolging 3.2Error: Reference source not found. 2.2 Anonieme info (MMA, CIE, AIVD, enz.) 1. Kort Hoofdregel: gn dwangmiddelentoepassing op basis van uitsluitend anonieme info. Altijd onderzoek doen naar een plusje (zie daarover onder punt 4) en uitsluitend dwangmiddelen toepassen bij het vinden van een plusje. Dit kan pas anders zijn bij concrete info over een zeer ernstig misdrijf waarbij (verder) nader onderzoek onmogelijk is en politieoptreden in redelijkheid geen enkel uitstel meer kan dulden.15 Als er geen tijd rest voor onderzoek of als er na onderzoek gn plusje te vinden is (wat op zich als ontlastend gezien zou kunnen worden) en er tch een dwangmiddel toegepast zou moeten worden: zo mogelijk rst overleggen met de OvJ.16 Zie voor een mogelijke uitzondering op voornoemde hoofdregel bij betrouwbare CIE-info verderop in deze paragraaf. Zie voor de opsporing van terroristische misdrijven Error: Reference source not found (bob-bevoegdheden: slechts aanwijzingen van een terroristisch misdrijf vereist) en zie voor de WWM (redelijkerwijs aanleiding en aanwijzingen) de bespreking van de artikelen 50 en 51 WWM in 11.21Error: Reference source not found!! Uit de hierna te bespreken jurisprudentie blijkt dat de HR het aan het oordeel van de lagere rechter overlaat of anonieme info in het betreffende geval voldoende was voor dwangmiddelentoepassing. E.e.a. is in belangrijke mate afhankelijk van de weging en waardering van de omstandigheden van het geval. Gelet op het vorenstaande is ook hier weer onmisbaar een goed pv waarin de gehele gang van zaken tijdig, juist n volledig verwerkt wordt! 2. Uitgebreid Binnen een opsporingsonderzoek wordt regelmatig gebruik gemaakt van anonieme info.17 De info zelf is dan meestal afkomstig van MMA (meld misdaad anoniem18), de CIE (criminele inlichtingen eenheid), de wijkagent en incidenteel van de AIVD (algemene inlichtingen en veiligheidsdienst, zie hierover 3.52). Bij het gebruik van uitsluitend anonieme informatie moet onderscheid worden gemaakt tussen: a. het starten van een opsporingsonderzoek en b. de toepassing van dwangmiddelen binnen een opsporingsonderzoek.14 15

16

17

18

. EHRM Samoila en Cionca tegen Roemeni, NJB 2008, 917. . Zie hierover het hof s-Hertogenbosch 06-02-08, LJN BC3646 en 02-04-08, LJN BC9483 en het hof Leeuwarden 12-03-10, LJN BL7458. Zie ook Borgers in zijn noot onder HR, NJ 2008, 328 en 329 (resp. LJN BC1367 en BB7662, hierna besproken), punt 5, laatste zin: ik ben dan ook geneigd te concluderen dat het niet uitgesloten is dat uitsluitend op grond van een anonieme melding een verdenking kan worden aangenomen, maar ook dat zulks eerder uitzondering dan regel is. . Zo ook de PG in zijn conclusie onder HR 22-12-09, LJN BJ8622 (onder verwijzing naar dit zakboek). . Info waarvan de exacte bron niet (met naam, toenaam, adres, enz.) bekend is aan de opsp. ambt. die de info gebruikt voor opsporing. . Zie meldmisdaadanoniem.nl.

24

De verdachte

Sub a. Starten opsporingsonderzoek De HR stelt in het MMA-arrest19 voorop dat de politie anonieme informatie mag gebruiken als startinformatie voor een opsporingsonderzoek (let op: de HR geeft hier dus geen algemene regel over dwangmiddelentoepassing op basis van anonieme info). De HR overwoog vervolgens dat in de betreffende zaak het gebruik maken van de MMA-informatie voor het binnentreden en doorzoeken (MH: dwangmiddelen) niet onrechtmatig was mede omdat de juistheid van de informatie door de politie was getoetst en onderbouwd met nadere onderzoeksgegevens (MH: zogenaamde plusjes, zie hierna onder punt 4). Sub b. Toepassing dwangmiddelen Uit de jurisprudentie blijkt dat dwangmiddelentoepassing op basis van anonieme info tenminste vereist dat deze anonieme info: - voldoende concreet is (meneer A heeft in zijn woning aan de B-straat een vuurwapen)20 n - van voldoende gewicht is (vuurwapen i.p.v. een luchtdrukpistool, harddrugs i.p.v. een hennepkwekerij. Voorts valt te denken aan terroristische misdrijven, moord/doodslag, overvallen, berovingen, zware zedenmisdrijven, zware vormen van mensenhandel, vrijheidsberoving, gijzeling, harddrugs, zwaardere explosieven, enz.). Een bekend voorbeeld uit de jaren 80 van de vorige eeuw betrof een bij de afdeling verdovende middelen binnengekomen mededeling dat in perceel Kstraat 1 te Amsterdam, bewoond door een Turkse onderdaan genaamd A, verdovende middelen, met name herone, aanwezig zou zijn. Volgens de HR leverde deze concrete aanwijzing, ook van tijd en plaats, een redelijk vermoeden van schuld op t.a.v. A en van degenen die zich bij komst van de politie in dit perceel bevonden en dus ook van de man die op dat ogenblik het perceel verliet. Het betreden van de betreffende woning en de staande houding van die laatste man was aldus niet onrechtmatig.21 Het hof had in deze zaak nog overwogen dat de politie in haar taak zou zijn tekortgeschoten als zij in de binnengekomen genoemde mededeling geen aanleiding had gevonden verdachte staande te houden en zijn slaapkamer te betreden; de opsporing van ernstige misdrijven als de onderhavige (MH: het voorhanden hebben van 675 gram herone, een vuurwapen en munitie) zou veelal worden verijdeld wanneer voor het optreden van de politie mr aanwijzingen dan de onderhavige zouden worden verlangd.22 Zie ook de volgende voorbeelden (telkens niet onrechtmatig). - Doorzoeking woning op basis van een anonieme melding (betrouwbaar geachte CIE-info) dat verdachte in het bezit zou zijn van meerdere vuurwapens welke hij in zijn woning en in de bij die woning behorende schuren verborgen zou hebben en een partij harddrugs, welke daar ook ergens zou liggen. De vraag of dergelijke informatie toereikend is voor19

20

21 22

. HR 13-06-06, LJN AV4179 (MMA-info dat in de A-straat 10 te B drugs, wapens en geld aanwezig zijn). Vaste jurisprudentie, zie voor meer HR noot 52. . Alleen een vage mededeling kan niet tot een redelijk vermoeden van schuld leiden: HR, NJ 1982, 533 (de enkele mededeling van het infocentrum (de meldkamer) dat de verdachte verdovende middelen zou verhandelen of aanwezig zou hebben). Zie ook rechtbank Haarlem 17-11-09, LJN BK4959 (CIE-info dat iemand vermoedelijk (cursief MH) in het bezit was van verdovende middelen). . HR, NJ 1983, 550. . De AG Leijten merkt in zijn conclusie op dat hij het een wereldvreemde zaak vindt als zonder meer zou moeten worden aangenomen, dat nog niet redelijkerwijs vermoed kan worden dat in dat bepaalde perceel in strijd met de Opiumwet wordt gehandeld.

De verdachte

25

-

-

-

-

doorzoeking op basis van de WWM is volgens de HR in belangrijke mate afhankelijk van de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.23 Vooropgesteld dient te worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie (). De beantwoording van de vraag of dergelijke informatie toereikend is voor de toepassing van art. 9, eerste lid aanhef en onder b Opiumwet (MH: betreden plaatsen) is in belangrijke mate afhankelijk van aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval. De HR kan dat oordeel slechts in beperkte mate toetsen. Het hof heeft vastgesteld dat de anonieme informatie in het onderhavige geval was vervat in een melding van 24-03-06 in het kader van "MMA" en een soortgelijke melding die betrekkelijk kort daarvoor, in januari 2006, was gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat deze meldingen voldoende aanwijzingen opleverden die een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet rechtvaardigden. Aldus volgens HR niet onrechtmatig.24 Betreden tuin en woning op basis van anonieme aan de politie gedane telefonische mededeling, dat in een met name genoemd perceel een plastic zak inhoudende verdovende middelen naar binnen zou zijn gebracht: anonieme tips zijn nu eenmaal voor het werk van de politie onontbeerlijk, aldus de AG Remmelink.25 Doorzoeking en aanhouding op basis van bij de chef van de CIE binnengekomen informatie, dat in perceel A-straat nr. B te C een man met een dikke buik genaamd Roel in het bezit zou zijn van 15 kilo amfetamine.26 Betreden woning op basis van CIE-info dat er in het perceel A-straat nr. B te C, welke wordt bewoond door X, zich een hennepplantage zou bevinden en dat de bewoner zich bezig zou houden met de teelt van hennep.27 MMA-melding dat in het huis van A op adres B 120 stuks uzis zouden liggen en dat op die datum een deal zou plaatsvinden. Tevens vond een GBA-check plaats. Binnentreden en zoeken niet onrechtmatig mede gelet op aard info (MH: vuurwapens i.p.v. hennep).28 MMA-melding inhoudende (naam verdachte, anders gespeld) - een Marokkaanse man - (adres) Helmond heeft een XTC-laboratorium in huis. De tablettenmachine staat op de zolder van zijn woning. Op dit moment heeft hij ongeveer 20.000 pillen klaar liggen. Het hof s-Hertogenbosch29 was hierover van oordeel dat sprake is van een melding die specifiek en gedetailleerd is, terwijl de melding voorts zeer actueel is. Er heeft m.b.t. de naam van de in de MMA-melding genoemde persoon een verificatie plaatsgevonden in het GBA. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat toen en daar redelijkerwijze vermoed kon worden dat sprake was van overtreding van de Opiumwet. M.b.t. de toepassing van het specifieke dwangmiddel, het betreden van de woning ter ibn, heeft het hof in de oordeelsvorming betrokken dat het hier gaat om een ernstig misdrijf (harddrugs) waarbij gesproken kan worden van gevaar voor de gezondheid van personen indien deze harddrugs in het verkeer zouden komen. Ook heeft het hof bij de beoordeling van de keuze voor dit. HR 22-12-09, LJN BJ8622. . HR 12-01-10, LJN BK8836. . HR, NJ 1981, 125. . HR, NJ 1993, 83. . HR 21-10-03, LJN AH9998 (ook in NJ 2007, 9 met noot Mevis). Conclusie PG (onder verwijzing naar de hiervoor besproken arresten HR, NJ 1983, 550 en HR, NJ 1993, 83): we zullen het moeten blijven doen met het uitgangspunt dat de rechter een tip als legitimatie voor het politie-optreden kan beschouwen als die tip naar het oordeel van de rechter voldoende concrete gegevens bevat. . Hof s-Gravenhage 20-09-07, LJN BB5685. . Hof s-Hertogenbosch 01-07-08, LJN BD5851.

23 24 25 26 27

28 29

26

De verdachte

dwangmiddel betrokken dat de MMA-melding inhield dat er sprake was van een XTC laboratorium hetgeen als gevaarzettend kan worden beschouwd. Overigens was bij controle van HKS naar voren gekomen dat verdachte meerdere antecedenten had, zij het niet op het gebied van de Opiumwet, maar dit speelde bij de overwegingen van het hof kennelijk geen rol.. Kort na het binnentreden ter ibn troffen de politieambtenaren voor de hand liggend op een tafel een residu MDMA/MDA aan. Er vond vervolgens overleg met de OvJ en RC plaats hetgeen ertoe leidde dat de RC een machtiging ex art. 97 lid 2 en 3 Sv gaf. De daarop volgende doorzoeking vond plaats onder leiding van een hulpOvJ. Aldus niet onrechtmatig. - Aanhouding verdachte en doorzoeking van diens auto rechtmatig omdat in de onderhavige zaak is, voorafgaande aan de observatie van de auto van de verdachte, de MMA-informatie door de politie getoetst en onderbouwd met nadere onderzoekgegevens, namelijk dat de verdachte in de GBA ingeschreven staat als bewoner van het in de melding genoemde adres, beschikt over de in de melding genoemde auto en daarvan ook als kentekenhouder bij de RDW geregistreerd is en voorts bekend is bij de RCIE en dat, zoals uit observatie bleek, de verdachte binnen de in de melding genoemde periode in deze auto is gaan rijden.30 - Doorzoeking op basis van een tip van een betrouwbare informant, dat de verdachte (van wie aan de politie al bekend was, dat hij meerdere malen wegens verboden vuurwapenbezit was geverbaliseerd) vuurwapens in zijn woning zou hebben.31 - Doorzoeking op basis van MMA-melding met veel concrete en specifieke informatie. Daarbij had de genoemde tip betrekking op een zeer ernstig feit (10 kilo coke, een vuurwapen en 1 miljoen euro in de getipte woning). De politie heeft vervolgens informatie opgevraagd bij het Kadaster en heeft telefonisch contact gezocht met het opgegeven sleuteladres.32 Op basis van de hiervoor besproken jurisprudentie is het dan ook niet echt verbazingwekkend dat uit de recente jurisprudentie de conclusie getrokken lijkt te kunnen worden dat de rechter anonieme info33 zonder plusje (zie hierna onder punt 4) over hennep als hoofdregel van onvoldoende gewicht vindt om daarop de toepassing van dwangmiddelen (binnentreden, doorzoeken, aanhouden, enz.) te baseren.34 In strijd met deze regel verkregen bewijs n de30 31 32 33

34

. Hof Amsterdam 15-12-09, LJN BK7653. . HR, NJ 1984, 152. . Rechtbank Haarlem 19-02-04, LJN AO4855. . MMA, maar volgens mij geldt dit ook inzake andere anonieme info zoals rechtstreeks binnengekomen bij de politie (wijkagent, recherche, enz.), CIE of AIVD. . 1. Uitsluitend MMA en dus onvoldoende: rechtbank Maastricht 24-01-07, LJN AZ8311 en 16-04-07, LJN BA5595; hof s-Hertogenbosch 06-02-08, LJN BC3646, hof Leeuwarden 12-03-10, LJN BL7458. 2. MMA met onvoldoende plusje: rechtbank s-Hertogenbosch 05-12-07, LJN BB9903 en 28-09-07, LJN BB6501 (alleen GBA-check), rechtbank Maastricht 16-04-07, LJN BA5595 en 20-12-07, LJN BC1020 (onvoldoende concrete warmtemeting). 3. MMA met voldoende plusje: - hof Leeuwarden 29-04-10, LJN BM3387 (binnen zeer korte periode vier anonieme meldingen, in laatste melding ook naam verdachte. Uit info woningbouwvereniging en Burgerzaken bleek dat verdachte de woning ook daadwerkelijk huurde, maar er niet stond ingeschreven. Verdachte eerder te maken gehad met hennepteelt); - hof s-Hertogenbosch 29-08-07, LJN BB2828 (mededeling buurtbewoner, waarneming t.a.v. postbode (moeite om post in overvolle brievenbus te stoppen) en het gesloten zijn van de lamellen);

De verdachte

27

daarop gebaseerde verklaring van de verdachte zal door de rechter in principe niet worden gebruikt (zie hierover zo nodig 3.10 e.v.) en dat leidt vrij snel tot vrijspraak bij gebrek aan ander bewijs.35 CIE-info Zie voor de CIE zo nodig 3.40. Van belang voor de afweging wel/niet strafvorderlijk optreden zijn de inhoud van de anonieme CIE-melding, een zelfstandige beoordeling van die inhoud door politie en/of justitie, de concrete mogelijkheden (mede gelet op de noodzakelijke spoed van strafvorderlijk optreden) tot verificatie van de informatie, de aard van de toegepaste bevoegdheid, de mogelijkheid van de voorafgaande inzet van minder verstrekkende bevoegdheden, alsmede de eventuele alternatieven voor strafvorderlijk optreden. Daarbij is van belang dat politie en justitie niet blind afgaan op anoniem verstrekte informatie, maar dat de bruikbaarheid en aannemelijkheid van die informatie daadwerkelijk worden beoordeeld door politie en/of justitie.36 Uit de voorgaande n de hierna volgende voorbeelden blijkt dat CIE-info onder omstandigheden de basis kan vormen voor toepassing van dwangmiddelen. - Doorzoeking woning op basis CIE-info dat verdachte in het bezit zou zijn van een zwart vuistvuurwapen, vermoedelijk een pistool: de stelling dat een redelijk vermoeden van aanwezigheid van wapens en munitie, als bedoeld in art. 49 WWM, niet uitsluitend kan berusten op () concreet aangeduide CIEinformatie is in haar algemeenheid onjuist.37 De vraag of dergelijke informatie toereikend is voor doorzoeking op basis van de WWM is volgens de HR in belangrijke mate afhankelijk van de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.38 - Kledingonderzoek (ernstige bezwaren) op basis van een CIE-rapport en een CIE-aandachtsvestiging dat de personen die zich verplaatsten in de auto (waarin de verdachte omstreeks 00.45 uur, komend uit een bar, was weggereden) als vuurwapendragers aangemerkt konden worden.39 - Doorzoeking woning op basis CIE-info (niet bekend wat info inhield).40 - Binnentreden van een bedrijfsruimte (niet zijnde een woning) op basis van CIE-info en een aangifte van diefstal van lcd-tvs.41

35

36

37

38 39 40

41

- rechtbank Leeuwarden 24-05-07, LJN BA5604 (piekbelasting en warmtemeting); - rechtbank Zutphen 16-02-07, LJN AZ8696 (warmtemeting); - hof s-Hertogenbosch 12-09-07, LJN BB7090 (anonieme brieven over hennep en warmtemeting) en 06-02-08, LJN BC3646 (info uit bedrijfsprocessensysteem en verklaring verdachte n.a.v. eerder onrechtmatig binnentreden). Zie ook hierna in de hoofdtekst onder Plusjes. . Zie bijv. hof s-Gravenhage 25-01-07, NS 2007, 303 (betreden woning), hof sHertogenbosch 06-02-08, LJN BC3646 (betreden loods) en 02-04-08, LJN BC9483 (betreden woning), hof Leeuwarden 12-03-10, LJN BL7458 (betreden woning) en rechtbank Zutphen 09-10-08, NS 2008, 454 (betreden woning). . Hof Amsterdam 14-10-09, NS 2010, 20 (onder verwijzing naar hof s-Hertogenbosch 02-04-08, LJN BC9483). . HR 25-09-01, LJN ZD1858. Zo ook weer in HR 22-12-09, LJN BJ8622, HR spreekt hier over een anonieme melding (terwijl het gaat over CIE-info). . HR 22-12-09, LJN BJ8622. . HR, NJ 1997, 441. . HR, NJ 1999, 253 (teamleider CIE ook op de zitting gehoord). Zie ook HR 09-1203, LJN AM0241. . Hof s-Hertogenbosch 20-03-08, LJN BC7825.

28

De verdachte

- Concrete en gedetailleerde, betrouwbaar geoordeelde CIE-info kan voldoende zijn om tot een redelijk vermoeden van een strafbaar feit te leiden en kan het inzetten van een dwangmiddel legitimeren.42 - Bij de CIE was info binnengekomen dat verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Deze info was getoetst en, gelet op de achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, als betrouwbaar aangemerkt. Aldus was er sprake van een redelijk vermoeden van het aanwezig zijn van wapens of munitie in de woning van verdachte, zodat die woning rechtmatig ter doorzoeking kon worden binnengetreden. Dat achteraf is gebleken dat de CIE-informatie niet of niet geheel juist was, doet daar niets aan af.43 CIE-info waarvan de betrouwbaarheid niet kan worden beoordeeld Bij de CIE was de volgende info binnengekomen: [verdachte], die woont op de [adres] te [plaats], is in het bezit van een vuistvuurwapen. Hij bewaart dit wapen in zijn woning. Een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kon niet gegeven worden gelet op de achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens. Bij een adresonderzoek bleek verdachte woonachtig te zijn op genoemd adres. Op grond van deze info werd op basis van art. 49 WWM binnengetreden in de betreffende woning waarbij verdachte niet aanwezig was. Er werd geen vuurwapen aangetroffen, maar wel een hennepkwekerij. Het hof is van oordeel dat de hiervoor weergegeven CIE-informatie onvoldoende concreet en niet genoegzaam getoetst is om op zichzelf de grondslag te kunnen vormen voor een verdenking als bedoeld in art. 49 WWM. Het hof stelt vast dat (behoudens een adrestoetsing) geen nader onderzoek is verricht, teneinde de betrouwbaarheid van de informatie te toetsen. Voor dergelijk nader onderzoek was evenwel alle aanleiding, gelet op de omstandigheid dat de CIE zelf had aangegeven geen oordeel over de betrouwbaarheid te kunnen geven. () Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat, bij gebreke van een voldoende verdenking, het binnentreden in de woning van verdachte door de politie onrechtmatig was. Het hof overweegt nog dat een andere benadering tot gevolg zou hebben dat een enkele onvoldoende concrete en niet genoegzaam getoetste melding zou kunnen leiden tot toepassing van verstrekkende strafvorderlijke bevoegdheden, waarmee inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten van burgers (). Aldus bewijsuitsluiting en vervolgens vrijspraak bij gebrek aan ander bewijs.44 In 2005 was de rechtbank Utrecht over dit soort CIE-info nog een andere mening toegedaan45 en recent ook de rechtbank Rotterdam:46 de CIE-informatie was voldoende concreet om een redelijk vermoeden van schuld op te leveren. Hierin wordt immers een naam, nationaliteit, woonplaats en telefoonnummer vermeld, het strafbare feit waarom het zou gaan en dat het binnenkort zou plaatsvinden. Aan de hand van deze tamelijk specifieke informatie kon worden besloten om een onderzoek te starten en daarbij gebruik te maken van een bijzondere opsporingsbevoegdheid. Dat de CIE geen uitspraak kon doen over de betrouwbaarheid van de informatie en de politiesystemen geen hit op het telefoonnummer opleverden doet daaraan42

43

44

45 46

. Hof s-Hertogenbosch 02-04-08, LJN BC9483. Zie ook rechtbank Haarlem 03-1008, LJN BG5493 (aanhouding op basis van betrouwbare en specifieke CIE-info). . Hof 's-Hertogenbosch 16-10-08, LJN BG1440, zie soortgelijk rechtbank ZwolleLelystad 08-10-09, LJN BK2212. . Hof s-Hertogenbosch 25-01-08, LJN BC5433 en 02-04-08, LJN BC9483. Zie ook rechtbank Haarlem 17-11-09, LJN BK4959, hof Amsterdam 14-10-09, NS 2010, 20 en rechtbank Amsterdam 20-07-10, LJN BN1981. . Rechtbank Utrecht 10-03-05, LJN AS9913 (betrof een afwijzing ivs door de RC). . Rechtbank Rotterdam 26-04-10, LJN BM2520.

De verdachte

29

niet af. En dezelfde rechtbank was al eerder van mening dat ondanks voornoemd arrest dit soort CIE-info met GBA-check wl voldoende kan zijn.47 Het hof Amsterdam overwoog recent dat de CIE in de regel een onderzoek doet en ook in het onderhavige geval heeft gedaan naar de betrouwbaarheid van de CIE-informant, als ook naar de juistheid van de door die informant verstrekte informatie. Het in het pv van CIE-informatie gemaakte voorbehoud dat geen oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie is gegeven, brengt niet mee dat de informatie om die reden onbetrouwbaar zou zijn. In de zaak werd voorts overwogen dat de plaatsvervangend bureauchef van de CIE (als getuige) heeft uiteengezet dat de CIE nader onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van de verdachte, waarin dat onderzoek heeft bestaan en voorts, welke resultaten dat heeft opgeleverd. Het hof acht de in het CIE-pv opgenomen informatie dat ene " [voornaam verdachte]" zich zou bezig houden met de handel in cocaine, bezien in samenhang met het pv van de CIE waarin is vermeld dat aan de informant een foto van de verdachte is getoond en dat deze informant heeft bevestigd dat dit de bedoelde [voornaam verdachte] is, toereikend voor het ten aanzien van de verdachte aannemen van het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet, en aldus toereikend voor de start van het onderzoek, de inzet van opsporingsbevoegdheden daaronder begrepen.48 Kortom: de kale CIE-info dat een bepaald persoon (bijv.) handelt in cocane of een gestolen laptop in zijn woning verbergt, waarbij geen oordeel over de betrouwbaarheid van de info kan worden gegeven, kan zonder verdere onderbouwing (zoals bijv. in laatst genoemd arrest van het hof Amsterdam) nog steeds problemen opleveren. Overleg in voorkomende gevallen altijd met de OvJ. Tijdsverloop CIE-informatie Verdenking van vuurwapenbezit is ook 7 weken na CIE-info nog mogelijk.49 Ter beschikking stellen info door CIE Het voorschrift uit de aanwijzing opsporingsbevoegdheden dat informatie afkomstig van informanten (niet zijnde een persoon als bedoeld in art. 126v Sv (zie 9.19)) uitsluitend d.m.v. een pv van het hoofd CIE (zie 3.40) aan derden wordt verstrekt, strekt niet ter bescherming van de belangen van de verdachte en de verdachte kan op dat voorschrift dus ook geen beroep doen.50 Vaste jurisprudentie HR: vrijheid rechter/marginale toetsing

47

48 49

50

. Rechtbank Rotterdam 29-04-09, LJN BI2830: met de OvJ is de politierechter van oordeel dat de bij de CIE ingekomen informatie voldoende concreet en gedetailleerd was om tot een redelijk vermoeden van een strafbaar feit te leiden. Dat van de CIE-info de betrouwbaarheid niet kon worden beoordeeld doet daar in dit geval niet aan af; er heeft nog wel een adresverificatie plaatsgevonden en vervolgens zijn alleen dwangmiddelen ingezet op de adressen die met de opgegeven namen matchten. . Hof Amsterdam 22-02-10, LJN BL6918. . HR, NJ 2000, 264. Zie ook HR, NJ 1997, 441 voor 24 dagen oude info. Zie recent hof s Hertogenbosch 23-03-09, LJN BL3207: doorzoeking WWM 5 weken na anonieme melding waarbij niet bleek van acuut gevaar of spoedeisendheid zodat het op de weg van de opsporingsbeambten had gelegen om voor de doorzoeking een rechterlijke machtiging te verkrijgen (strafkorting, waarbij meewoog dat er gezocht was in schuur en niet in woning). . HR 09-12-04, LJN AM0241.

30

De verdachte

Ingeval van een MMA-melding is voor het aannemen van voldoende verdenking niet steeds nader onderzoek vereist. Wel is het doorgaans gewenst dat zo mogelijk enig nader onderzoek plaatsvindt ter verificatie van die informatie.51 De HR laat het aan het oordeel van de lagere rechter over of anonieme info in het betreffende geval voldoende is voor dwangmiddelentoepassing. E.e.a. is in belangrijke mate afhankelijk van de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.52 Een voorbeeld betreft de AIVD die op 3 december gebeld was door een onbekend gebleven persoon die meldde dat er op een met name genoemd adres in een met name genoemde plaats explosieven, handgranaten en wapens aanwezig zouden zijn. Deze zouden zijn bedoeld voor een aanslag op Hoog Catharijne voor januari (enige tijd later dus). De betreffende tip was getoetst en onderzocht door de AIVD53, vervolgens door de recherche-OvJ in samenspraak met de districtsrecherche, de afdeling terreur, en tot slot door de districtsrecherche, afdeling zware criminaliteit, zonder dat enige aanvullende belastende informatie over het bewuste adres en zijn bewoner was gebleken (MH: dat zou je als ontlastend kunnen zien). Het hof was over de vervolgens ingestelde (politie)doorzoeking van mening dat er onder deze omstandigheden onvoldoende grond was voor het redelijkerwijs kunnen vermoeden dat op voormeld adres wapens of munitie aanwezig waren. Gevolg: bewijsuitsluiting van hetgeen bij de doorzoeking in beslag genomen was (veerdrukpistool en een busje traangas) en vervolgens vrijspraak bij gebrek aan ander bewijs. De HR stelt voorop dat een redelijk vermoeden van de aanwezigheid van wapens en munitie als bedoeld in art. 49 WWM54 kan (MH: niet moet) worden aangenomen op basis van een anonieme melding.55 Maar merkt ook op dat het hof de aan de AIVD anoniem verstrekte telefonische informatie uiteindelijk onvoldoende heeft geacht voor een redelijk vermoeden dat op het voormelde adres wapens of munitie aanwezig waren en daarbij doorslaggevend geacht dat die anoniem verstrekte informatie door de AIVD, de rechercheofficier in samenspraak met de afdeling terreur van de districtsrecherche en de afdeling zware criminaliteit van die recherche is getoetst en onderzocht (waartoe ook de tijd was) zonder dat van enige aanvullende belastende informatie is gebleken (MH: zoals ik al opmerkte, dat zon diepgaand onderzoek uiteindelijk niets oplevert zou je ook als ontlastende omstandigheid kunnen zien). De HR laat vervolgens het oordeel van het bewuste hof in stand vanwege de aan de51 52

53

54

55

. HR 13-07-10, LJN BM2490 en BM2492. . Vaste jurisprudentie, zie bijv. HR 13-06-06, LJN AV4179 (MMA-info Opiumwet en WWM), HR 22-01-08, LJN BC1375 (MMA-info Opiumwet), HR 11-03-08, LJN BC1367(MMA-info Opiumwet), HR 11-03-08, LJN BB7662 (ook in NJ 2008, 329 met noot Borgers) (anonieme info WWM), HR 05-01-09, LJN BK3201 (anonieme info Opiumwet), HR 22-12-09, LJN BJ8622 (CIE-info WWM), HR 12-01-10, LJN BK8836 (MMA-info Opiumwet), HR 30-03-10, LJN BK4173 (CIE-info Opiumwet) en HR 13-07-10, LJN BM2490 (MMA-info Opiumwet). . De AIVD beschikt over vele en ook ingrijpende bevoegdheden (zie art. 18 t/m 33 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten). . Zie inmiddels de bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven in Error: Reference source not found (alle reeds bestaande Bobbevoegdheden ook bij aanwijzing terroristisch misdrijf). . HR 11-03-08, BB7662 (ook in NJ 2008, 329 met noot Borgers). Vaste jurisprudentie, zie voor meer HR noot 52.

De verdachte feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval.

31

E.e.a. zou m.i. mogelijk anders zijn geweest als nader onderzoek en/of verificatie onmogelijk was en politieoptreden in redelijkheid geen enkel uitstel meer kon dulden (zie de aanvang van deze paragraaf). Voor de diepgravers onder ons: de HR merkt ambtshalve nog op dat het hof kennelijk niet heeft onderzocht of de bewijsuitsluiting (als gevolg van de onrechtmatige doorzoeking) door de rechtbank wel terecht was (MH: of dat bijv. niet volstaan kon worden met strafmatiging).56 Daarover werd echter door het OM niet geklaagd en de HR kon daarover dus ook niet beslissen... Zie over de HR en de AIVD (informatie-uitwisseling met opsporingsdienst) ook 3.52. 3. Conclusie: zie aanvang van deze paragraaf onder kort. 4. Plusjes Onder een plusje wordt verstaan extra informatie over de verdachte en/of het vermoedelijk gepleegde strafbare feit wat de verdenking verder kan onderbouwen. Zoals bijv. een strafblad met soortgelijke feiten, info uit het herkennings- en/of bedrijfsprocessensysteem van de politie, extra waarnemingen door de politie zelf of door derden, info van de wijkagent, info uit een ander onderzoek (zie daarover ook 9.23), enz. Alleen een check bij de GBA is onvoldoende57 en mijn inschatting is dat dit ook geldt voor uitsluitend een plusje bestaande uit nog een MMA-melding. Zie voor voorbeelden van plusjes onder punt 2. De volgende voorbeelden betreffen concrete anonieme info van voldoende gewicht met een minimaal plusje. Let dus op dat het niet gaat over een hennepkwekerij maar zwaardere feiten. 5. Tot slot - Het EHRM huldigt het standpunt dat aanhouding van een verdachte gebaseerd kan zijn op vertrouwelijke informatie en dat de autoriteiten die vertrouwelijke informatie niet onder alle omstandigheden behoeven te openbaren.58 - Het staat de politie niet vrij al bij de recherche bekende informatie, ter bescherming van de bron, te verdoezelen door deze informatie alsnog anoniem te laten binnenkomen via MMA en/of de CIE.59 - Zie voor informatie van de AIVD ook 3.52 en 9.20 (onder tot slot). - Zie voor het gebruik van anonieme info voor de opsporing van terroristische misdrijven ook 9.20! 2.3 Overige jurisprudentie verdachte/verdenking Waarnemingsvermogen politieambtenaar. In de jurisprudentie wordt algemeen erkend dat een politieambtenaar feiten en omstandigheden beter kan56 57

58 59

. Zie hierover 3.10. . Hof s-Hertogenbosch 25-01-08, LJN BC5433 en 02-04-08, LJN BC9483 en rechtbank s-Hertogenbosch 05-12-07, LJN BB9903. . EHRM, NJ 1995, 509 (Margaret Murray), met name de noot van Knigge. . Rechtbank Zutphen 30-10-07, LJN BB7196. Daarbij kwam nog, dat de tipgever ook zelf als verdachte in de onderhavige zaak betrokken was en daardoor op dat moment geen voor de CIE bruikbare informatie kon leveren.

32

De verdachte

waarnemen dan een gemiddelde leek.60 Het op aanleg of ervaring berustend onderscheidings- en combinatievermogen kan daarbij een rol spelen.61 Zie voor vakbekwaam inzicht 9.20 (opsporing terroristische misdrijven), onder tot slot. Zo kan politieopleiding, ervaring en plaatselijke bekendheid van belang zijn bij beantwoording van de vraag of er in een bepaald geval sprake is van een redelijk vermoeden van schuld.62 - Opsp. ambt. kunnen op grond van hun opleiding, ervaring en plaatselijke bekendheid zelf waarnemen en ondervinden of er sprake is van verslaafden: personen wier uiterlijk, houding en/of gedrag kenmerken vertonen welke naar ervaringsregels plegen voor te komen bij aan drugs verslaafden.63 - Een ander voorbeeld betreft kennis en ervaring opgedaan op Schiphol: dat het regelmatig voorkomt dat verdovende middelen inwendig worden vervoerd door personen die voldoen aan criteria als de volgende: - afkomstig uit een bronland van verdovende middelen; - in het bezit van een nieuw paspoort dat op dezelfde datum is afgegeven als die waarop het vliegticket is gekocht; - in het bezit van een vliegticket dat kort voor vertrek is gekocht, waarvan de vluchtreserveringen op het ticket vervolgens blijken te zijn gewijzigd; - in het bezit van een grote hoeveelheid geld, dat apart wordt gedragen van het andere geld en - zeggen als toerist Nederland te willen bezoeken, maar geen hotelreservering hebben.