Document

60
Foliolum Foliolum J J AARGANG AARGANG XIX E XIX E DITIE DITIE III III FEBRUARI FEBRUARI 2006 2006 U NIVERSIT NIVERSITAIR AIR C ENTRUM ENTRUM V OOR OOR FARMACIE ARMACIE G.F .F.S.V .S.V. P . P HARMACIAE HARMACIAE S ACRUM ACRUM In samenwerking met: Commissie voor de geschiedenis van de farmacie’ Geschiedenis Geschiedenis in de Farmacie in de Farmacie nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:35 Pagina 1

description

http://www.psgroningen.nl/foliolum/februari2006.pdf

Transcript of Document

Page 1: Document

FoliolumFoliolumJJAARGANGAARGANG XIX EXIX EDITIEDITIE III III FEBRUARIFEBRUARI 20062006

UUNIVERSITNIVERSITAIRAIR CCENTRUMENTRUM VVOOROOR FFARMACIEARMACIEG.F.F.S.V.S.V. P. PHARMACIAEHARMACIAE SSACRUMACRUM

In samenwerking met:‘Commissie voorde geschiedenisvan de farmacie’

Geschiedenis Geschiedenis in de Farmaciein de Farmacie

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:35 Pagina 1

Page 2: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:35 Pagina 2

Page 3: Document

Redactie: Jacomijn Dijksterhuis, Marika Sommen, Rory Habich, Karin Beld, Roelof Oosterhof en Sietse Aukema

G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking methet Universitair Centrum voor Farmacie aan de

Rijksuniversiteit Groningen

FoliolumFoliolumJaargang XIXXIX Editie IIIIII Februari [email protected]

ab-actiaatM. Sommen

adres:Beethovenlaan 106

9714 EK Groningentelefoon:

06-47446429

Drukkerij: Weissenbach BV, Sneekoplage 1150 stuksCopyright 2006: niets mag van deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van

druk, microfilm,of welke andere wijze dan ook zonder toestemming van de Redactiecommissie der Foliolum.

Farmacon: Geschiedenis in de farmacie

13 Inleiding; De Farmaceutisch Historische dag

14 Ontwikkeling van de farmacieDr. B.K.P. Griffioen

15 Delfse apothekerspotten in museum BoerhaaveDr. T. Huisman

20 Materia Medica in perspectief; van chinchona officinalis naar chloorpromazineProf. Dr. Toine Pieters

27 Een Haagse simpliciakast met inhoudDr. R.W.J.M. van der Ham

34 Materia Medica in historisch perspectiefDr. A.I. Bierman

39 Genezen met Alcali en AcidumProf. Dr. H. Beukers

Vul/Bindmiddel:

4 Redactioneel5 Praesespraat6 Promoties7 PS-agenda9 Visitatie farmaceutische opleidingen10 AIO-onderzoek belicht44 Oplossingen Foliolum ed. II44 Rectificatie47 Verslag Dies Natalis50 Student in het buitenland52 Zoutjes eten met de BEC55 Commissiesoap58 Achterkrant

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:36 Pagina 3

Page 4: Document

Geachte lezer,

Voor u al weer het derde Foliolum van ons commissiejaar. Dit keer een heel speciaal nummer. In samenwerking met de Commissie voor de geschiedenis van de farmacie van de KNMP is dit mooie nummer tot stand gekomen. Het thema bedraagt 'Geschiedenis in de Farmacie'. Zoals de heer Griffioenterecht opmerkt: 'Wie zijn geschiedenis niet kent, zal zijn toekomst niet weten'. Daarom misschien toepasselijk de voorkant van één van de eerste Pharmacopoea van Nederland uit het jaar 1738 op devoorpagina van dit Foliolum.

Begin september reisden Sietse en ik door het mooie landschap dat Nederland rijk is naar de stadArnhem waar we in het congresgebouw Kumpulan Bronbeek warm onthaald werden. Er stond ons eeninteressant symposium te wachten met als thema: 'Materia medica in historisch perspectief'. Naast hetpubliek dat dit uitje jaarlijks meemaakt, waren wij verrast daar twee net afgestudeerde GroningseFarmaceuten tegen te komen. Je ziet ze ook overal! Speciaal voor ons hebben de sprekers van deze daghun verhaal in geschreven woord aan ons aangeleverd. De onderwerpen varieerden van genezende beel-den uit het Usambara gebergte tot de zoektocht naar de herkomst van een oude simpliciakast. Kortom;voor ieder wat wils.

4

Red

actio

neel

4Foliolum Ed. III februari 2006

44

imPRESSive

Wat betreft de commissiepraat hebben we de com-missies eens zelf hun creativiteit laten gebruiken. Zeontvingen van ons een mail met de vraag; 'Met watvoor soapserie zouden jullie je commissie willenidentificeren?'. De resultaten van de imPRESSivesoaptalk kunt u verderop lezen. Ook vindt u een ver-slag van Maurits de Rotte die zich voor de studie inOhio bevindt. Tot slot mag in dit nummer natuurlijkeen verslag van de goed verlopen Dies Natalis activiteiten van december niet ontbreken.

Onderstaand ziet u onze commissie geheel in stijlvan dit thema. Wij waanden ons voor een ogenblikin een tijd die niet meer de onze is. Een kleine terugblik om u als vast de sfeer te laten proevenwaarin u zich de komende uren, al lezende, kuntwanen.

Jacomijn DijksterhuisPraeses Redactiecommissie '05-'06

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:37 Pagina 4

Page 5: Document

Praesespraat

Foliolum Ed. III februari 2006

SchepersGeachte leden,

Hier zijn we dan, alweer het eerste Foliolum van 2006. Zo begin februari zijn we al ver over de helft vanhet verenigingsjaar. Het begin van het einde is voor ons als bestuur dan ook nabij en de nieuwe besturen,jaja volgend jaar zal Groningen ook onderdak bieden aan het K.N.P.S.V.-bestuur, beginnen zich al te vor-men. Op het moment van dit schrijven is alles gelukkig nog een goed bewaard geheim, of dat halverwe-ge februari nog zo is… Ik hoop het. Onze nieuwe P.S.-bestuurders zullen zich in ieder geval officieelgaan presenteren op de Maart ALV. Tot die tijd zullen jullie geduld moeten hebben…

Voor nu even wat anders, dit Foliolum staat namelijk in het teken van geschiedenis. Iets waar wij alsoudste vereniging van Nederland meer dan genoeg van in de kast hebben staan. Maar hoeveel is ereigenlijk echt bekend bij de leden. Niet veel denk ik en om eerlijk te zijn kan ik dat niemand echt aanre-kenen. Het archief is groot genoeg, maar dat is dan ook gelijk het probleem. Toegankelijk is het nietecht. Ik ben dan persoonlijk dan ook echt benieuwd wat de Redactie commissie ons nog leren kan overhet farmacie of Pharmaciae Sacrum van vroeger. In het vorige Foliolum werd de spits al afgebeten doorProfessor Jonkman die wat leuke anekdotes wist te vertellen. In tussentijd heeft de archiefcommissie aleen duik genomen in het archief. Zij gaan namelijk proberen alle ereleden die Pharmaciae Sacrum tot nutoe gekend heeft in kaart te brengen. Dit zal dan vervolgens op het wereld wijde web geplaatst wordenzodat een ieder hier meer over lezen kan. Daarnaast is het natuurlijk ook een niet meer dan gepast eerbe-toon aan deze belangrijke P.S.-leden.

Het bestuur is zelf ook druk bezig de geschiedenis van P.S. wat dichter bij huis te halen door de oud-leden ook een lidmaatschap aan te bieden. Hierdoor blijft de kennis van deze mensen beter bereikbaar,iets wat de vereniging alleen maar ten goede zal komen. En uiteraard zal het komende jaar geschiedenisgeschreven worden, dan zal de oudste studievereniging van Nederland namelijk haar 25e lustrum vieren.Een heugelijk feit wat ongetwijfeld zal resulteren in een spetterende Lustrumjaar met veel gezelligheiden plezier.

Maar voor dat zover is, is het nu tijd voor een korte geschiedenisles door de Redactiecommissie.

Namens het bestuur,

Met vriendelijke groet,

Emiel Schepersh.t. praeses

55

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:37 Pagina 5

Page 6: Document

Prom

oven

di

6

Prom

oven

di

6Foliolum Ed. III februari 2006

66

FWNPromovendi

Hulpstoffen voor tabletten met gereguleerde medicijnafgifte

Verreweg de meeste medicijnen dienen oraal te worden ingenomen in de vorm van een tabletje. Dit is nietalleen gebruiksvriendelijk, de tabletten zijn ook relatief eenvoudig te produceren. Een deel van de tablettenvoor oraal gebruik geeft het farmacon (de werkzame stof) gedurende een langere periode (meestal 4 tot 16 uur)af. Deze tabletten bevatten speciale hulpstoffen die de afgifte van het farmacon reguleren. Bij de matrix-tabletbijvoorbeeld is het farmacon ingebed in een matrix van een polymere hulpstof. Promovendus Rob Steendambestudeerde twee polymere hulpstoffen, het op zetmeel gebaseerde amylodextrine en het bio-afbreekbare poly-melkzuur. Zijn onderzoek geeft meer inzicht in het mechanisme van medicijnafgifte van matrix-tabletten metdeze hulpstoffen. Hierdoor is het in de toekomst mogelijk eenvoudiger om deze matrix-tabletten (op industriëleschaal) te fabriceren.

Rob Steendam (Veendam, 1969) studeerde scheikunde in Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bijde vakgroep Farmaceutische Technologie en Biofarmacie van de RUG en de onderzoeksschool GUIDE.Steendam, een van de oprichters van InnoCore Drug Delivery Technologies te Groningen, is nu DirectorTechnology & Development bij dit bedrijf.

Datum en tijd vrijdag 16 december 2005, 16.15 uurPromovendus R. SteendamProefschrift Amylodextrin and poly(DL-lactide) oral controlled release matrix tablets. Concepts for

understanding their release mechanismsPromotor prof.dr. H.W. FrijlinkFaculteit Wiskunde en NatuurwetenschappenPlaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, GroningenInformatie R. Steendam, tel. (050) 368 07 71, e-mail [email protected] (werk)

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:37 Pagina 6

Page 7: Document

Promovendi

77

Foliolum Ed. III februari 2006

Receptor-assays verbeterd

Aan de buitenkant van biologische cellen zitten receptoren voor het opvangen van chemische signalen van bui-ten. Ze reageren op hormonen of neurotransmitters (chemische stoffen die worden afgegeven door zenuwcel-len) die in de buurt van de cel komen. Nadat de receptoren zijn geactiveerd, zal in de cel een reeks biochemi-sche processen van start gaan. Ook sommige geneesmiddelen reageren met de receptoren. De interactie tussenreceptoren en deze middelen en signaalstoffen kan worden onderzocht met behulp van zogenaamde receptor-assays. Het onderzoek van Lutea de Jong is erop gericht om deze assays verder te verbeteren. Ze werkte daar-bij onder andere met de dopamine-D2S-receptor, die betrokken is bij ziekten als schizofrenie en Parkinson.

Lutea de Jong (Franeker, 1976) studeerde farmacie in Groningen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de werk-groep Analytische Biochemie (afdeling Farmacie). De Jong is nog bezig met de apothekersopleiding en werktmomenteel bij Brains-on-line.

Datum en tijd vrijdag 27 januari 2006, 16.15 uurPromovendus mw. L.A.A. de JongProefschrift Development and application of receptor assays for bioanalysis and toxicologyPromotores prof.dr. R. Bischoff, prof.dr. J.P. Franke en prof.dr. D.R.A. UgesFaculteit Wiskunde en NatuurwetenschappenPlaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, GroningenInformatie mw. L.A.A. de Jong, e-mail [email protected]

P.S. -agenda

Maart

April

Mei

06.STOF-vergadering07.P.S.-borrel & BEC onthulling08.OPG eerstejaarsexcursie11.Beroependag K.N.P.S.V. +feest14.ALV16.Gangfeest25.Voorjaarsdag K.N.P.S.V. 03.STOF-vergadering

04.P.S.-borrel06.FAC-feest20.EJC-feest20.SSS OuderejaarsSymposium22.Batavierenrace26.FTO-dag

01.STOF-vergadering02.P.S.-borrel04.t/m 8 mei BEC16.VVAA Discussieavond20.RWPT24.t/m 27 mei KNPSV con-gres

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:38 Pagina 7

Page 8: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:38 Pagina 8

Page 9: Document

Visitatie

99

Foliolum Ed. III februari 2006

Kw

alite

itszo

rg

Deze visitatie is binnen de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen de eerste volgens het nieuweQANU-kader voor de externe kwaliteitsbeoordeling van wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen tenbehoeve van accreditatie. De visitatie bestrijkt de periode van 2000 tot 2005. Naast een retrospectief karakterzal de beoordeling een aanzienlijk prospectief aspect hebben.

Op 1 oktober 2005 is, geheel volgens schema, de zelfevaluatie Farmacie in Focus ingeleverd bij de QANU. Opbasis hiervan zal de visitatiecommissie haar sitevisit voorbereiden. De zelfevaluatie beschrijft een periode die isgekenmerkt door een groot aantal veranderingen. In 2000, vlak na de vorige visitatie, werd bij Farmacie eennieuw studieprogramma ingevoerd. Nu, in 2005, staan we voor een volgende visitatie en weer een nieuwonderwijsprogramma: de flexibele bacheloropleiding. Daarnaast is door de invoering van TRIPOS de facultaireorganisatie van het onderwijs sterk veranderd.

Het QANU-kader schrijft voor dat in de zelfevaluatie zes onderwerpen, elk weer onderverdeeld in een aantalfacetten, moeten worden besproken. Het betreft de volgende onderwerpen: · doelstellingen van de opleiding; · programma;· inzet van personeel; · voorzieningen; · interne kwaliteitszorg;· resultaten.

Deelonderwerpen (facetten) zijn onder andere: · relatie onderwijs met onderzoek; · afstemming met het beroepenveld; · docentprofessionalisering.

Ieder onderwerp wordt afgesloten met een sterkte-zwakte analyse.

Met Farmacie in Focus wordt een zo helder mogelijk beeld gegeven van wat er zich in de afgelopen vijf jaarmet betrekking tot het farmaceutisch onderwijs in Groningen heeft afgespeeld en waar in de toekomst op wordtgefocusseerd.

Herman WoerdenbagBeleidsmedewerker onderwijs Farmacie

Visitatie farmaceutische opleidingen

Van 15 tot en met 17 februari 2006 zullen de opleidingen Farmacie (doctoraal "oude stijl" metapothekersopleiding; bachelor en master), Farmaceutische Wetenschappen (bachelor) enMedisch Farmaceutische Wetenschappen (master) onder auspiciën van de QANU (QualityAssurance Netherlands Universties) door een externe commissie worden bezocht (sitevisit) enbeoordeeld.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:39 Pagina 9

Page 10: Document

10

Ond

erzo

ekbe

licht

10

Poriestructuur en mechanische sterkte van tabletten

Yu San Wu, Farmaceutische technologie, RuG

Voor tabletten is de mechanische sterkte (de kracht die nodig is om een tablet te breken) een van de belangrijksteeigenschappen. In een promotie onderzoek bij de basiseenheid Farmaceutische Technologie en Biofarmacie wordtgekeken naar de invloed van de poriestructuur op de mechanische eigenschappen van tabletten.

Onder poriestructuur kan worden verstaan de totale porositeit, de grootte van de poriën, de vorm van de poriën ende verdeling van de poriën in de tablet. Er is veel bekend over het verband tussen de totale porositeit van een tableten de tensile strength (een maat voor de mechanische sterkte); een hogere porositeit hangt samen met een lageremechanische sterkte. Ook de invloed van de grootte van de poriën is eerder onderzocht. Over de relatie tussen deporievorm en de tabletsterkte is echter veel minder bekend. Wel is uit eerder onderzoek gebleken dat dit zeker eenrol speelt. Daarnaast is ook de verdeling van de porositeit in de tablet belangrijk. Sommige verschijnselen gebeurennamelijk steeds op min of meer dezelfde locatie in de tablet en op steeds dezelfde manier. Te denken valt hierbij aanbijvoorbeeld kappen of lamineren, waarbij een tablet tijdens of vlak na het tabletteren uiteen 'barst' in twee of meerhorizontale lagen. Dit suggereert dat de (porie) structuur in een tablet niet homogeen is. Om meer te weten te komenover de porie structuur en het effect hiervan op de mechanische sterkte, is dit onderzoeksproject gestart.

De huidige technieken die gebruikt worden om de poriën te analyseren, zoals bijvoorbeeld kwikporosime-trie, kijken echter niet naar de verdeling van de porositeit in de tablet of naar de vorm van de poriën. Daarom wordter in dit (promotie) onderzoek veel gebruik gemaakt van imaging oftewel beeld analyse. Op dit moment wordt ergewerkt aan de foto's van een kubusvormig natriumchloride tablet.

Grofweg valt het onderzoek te verdelen in de volgende stappen. Eerst moeten er uiteraard tabletten geslagenworden. Er is gekozen voor een kubusvormige tablet omdat een kubus van alle kanten aan de buitenkant dezelfdeafmetingen heeft. Als de sterkte in de ene richting anders is dan de sterkte in de andere richting, moet dit dus haastwel te wijten zijn aan de interne structuur.

Van deze tabletten zijn foto's gemaakt. Deze foto's moeten voldoende contrast laten zien tussen de zoutkor-rels en de poriën en daarnaast moet de resolutie ook voldoende hoogzijn om ook kleinere structuren te kunnen onderscheiden. Met eenelektronen microscoop (SEM) zijn uiteindelijk foto's gemaakt dieaan deze criteria voldoen. Op de foto's is goed te zien waar de zout-korrels zich bevinden en wat deel uitmaakt van de poriën. Het is ookgelijk duidelijk dat de poriestructuur niet zo eenvoudig te beschrij-ven is (zie figuur 1). De volgende stap is dan ook de karakterisering van de poriestructuur.In eerste instantie is gekeken naar de totale porositeit per foto door tebepalen hoe groot het percentage pixels is dat tot de porie ruimtegerekend kan worden. Daarnaast is ook gekeken naar de richting vande poriën door een van de sterologie, afgeleide methode te gebrui-ken.

Foliolum Ed. III februari 2006

1010

Fig. 1: SEM foto van het oppervlak van eennatriumchloride tablet.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:39 Pagina 10

Page 11: Document

Onderzoek

belicht1111

Foliolum Ed. III februari 2006

Hierbij worden met de computer denkbeeldige horizontale en verticale lijnen getrokken over de foto en wordt langselk van deze lijnen geteld hoe vaak een 'grensovergang' van poriefase naar zoutkorrel of vice versa gekruist wordt.Als de poriën voornamelijk van boven naar beneden lopen, zal in een foto die een zijaanzicht van de tablet laat zien,het aantal overgangen langs de verticale lijnen duidelijk kleiner zijn dan het aantal overgangen langs de horizontalelijnen (zie figuur 2).

Dit is een geschikte methode om een indicatie te krijgen van de richting van de poriën, maar hiermee valt nog nietzoveel te zeggen over de porievorm. Daarom wordt ook gewerkt aan andere methoden om meer informatie te krijgenuit de SEM foto's. Hiervoor wordt samengewerkt met de 'quantitative imaging group' van de universiteit Delft diegespecialiseerd is in beeldverwerking.

Daarna is het de bedoeling om de resultaten voor de porievormen/porie- verdelingen terug te koppelen naar demechanische eigenschappen van de tablet. Wellicht is het ook mogelijk om meer inzicht te krijgen in het tot standkomen van de bepaalde porievormen en om te kijken wat de invloed is van verschillende poedermengsels hierop.

Fig. 2: Schematisch zijaanzicht van de tabletstructuur. Wanneer de poriën voornamelijk van boven naar beneden georiënteerd zijn, zijn er langs de horizontale lijnen zijn meer fase overgangen dan langs de verticale lijnen.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:39 Pagina 11

Page 12: Document

Eva

luat

ieco

mm

issi

e

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:39 Pagina 12

Page 13: Document

De

farmaceutisch

historischedag

1313

Foliolum Ed. III februari 2006

De FarmaceutischHistorische Dag

De Farmaceutisch Historische Dag werd in 2005 voor de23ste keer gehouden. Het initiatief voor deze jaarlijksebijeenkomst is indertijd genomen door professor dr H.A.Bosman-Jelgersma, die in 1982 was benoemd tot buiten-gewoon hoogleraar in de geschiedenis van de farmacieaan de Universiteit Leiden. Professor Bosman heeft methet voor haar zo kenmerkende enthousiasme de eerstetien historische dagen georganiseerd en daarmee een tra-ditie gevestigd.1 Vanaf 1992 is de organisatie van de his-torische dag in handen van de Commissie voor degeschiedenis van de farmacie van de KNMP. In 2005 isgekozen voor een thema: Materia medica in historischperspectief. Dit thema werd door de sprekers van ver-schillende zijden belicht, er was aandacht voor histori-sche concepten van ziekte en therapeutisch handelen, envoor het spanningsveld tussen theorie en praktijk bij deintroductie van nieuwe geneesmiddelen, een spannings-veld dat zich tot ver in de 20ste eeuw manifesteert. Maarook kunsthistorische aspecten kwamen aan bod, zoals deapothekerspot waarin de gereedgemaakte farmaceutischebereidingen -oftewel composita- werden bewaard, en desimpliciakast, waarin de simplicia - de medicinale grond-stoffen uit het planten- dieren- en mineralenrijk - warenuitgestald. De combinatie van deze twee aandachtsgebie-den resulteerde in een afwisselend programma dat zeer inde smaak viel bij de aanwezigen. De Commissie is danook bijzondere verheugd over het aanbod van deFoliolumredactie om de lezingen die op deze dag zijngehouden te publiceren in een apart nummer vanFoliolum. We kunnen zo nog eens in alle rust nagenietenvan de boeiende voordrachten over dit voor farmaceutenzo belangrijke thema.

Inhoud van het themanummer ‘Materia medica inhistorisch perspectief’

Met Materia medica, of in goed Nederlands geneesmid-delen en de leer daarvan,2 houden zich in onze tijd onderandere farmacologen, farmaceuten, biofarmaceuten engeneeskundigen bezig. We weten inmiddels ook heel veelvan geneesmiddelen, we kennen hun farmacodynamischeeigenschappen, met andere woorden we weten wat hetgeneesmiddel met het lichaam doet, en we kennen ookhun farmacokinetische eigenschappen, met andere woor-den we weten wat het lichaam met het geneesmiddeldoet. Deze kennis is ontwikkeld op basis van het natuur-wetenschappelijk denkmodel dat in de 19de eeuw zijnintrede deed, en waarop de geneeskundige en farmaceuti-sche wetenschappen nog altijd gegrondvest zijn. Maargeneesmiddelen worden al eeuwenlang gebruikt, en ookin de tijd dat er nog geen sprake was van een natuurwe-

tenschappelijk denkmodel zoals wij dat nu hanterenwaren er ideeën over ziekte en gezondheid en daarvanafgeleid richtlijnen voor de toepassing van geneesmidde-len. In de bijdragen van BIERMAN en BEUKERS, dieelkaar op dit punt aanvullen, wordt een overzicht gege-ven van geneeskundige en therapeutische theorieën diehet gebruik van geneesmiddelen in Europa hebben beïn-vloed. De bijdrage van PIETERS geeft een levendigbeeld van de spanning die kan ontstaan bij de introductievan een nieuw geneesmiddel wanneer de therapeutischewerking van het nieuwe middel niet verklaard kan wor-den met de vigerende opvattingen. Ook vindt U in dezebijdrage een beschrijving van de ondergang van de termMateria medica. Tenslotte wordt aan de hand van degeschiedenis van de introductie van chloorpromazine inNederland de herijking en herinrichting van het therapeu-tische landschap in de tweede helft van de 20ste eeuwgeïllustreerd.Kunsthistorische aspecten van Materia medica komenaan bod in de bijdrage van HUISMAN, met als onder-werp de indrukwekkende collectie apothekerspotten vanhet Leidse museum Boerhaave. Er is onder meer aan-dacht voor chronologische ontwikkelingen, zoals in deversiering en de vorm van de pot, die van een fraai gede-coreerde opvolger van de Italiaanse albarello evalueerdetot een sober gedecoreerde pure cilindervorm in de 19de

eeuw. ‘Last but not least’ geeft de bijdrage VAN DERHAM de lezer inzicht in het fenomeen simpliciakast, meteen overzicht van de simpliciakasten die wij inNederland nog bezitten. Hoe fascinerend de zoektochtnaar de geschiedenis van zo’n kast kan zijn en hoe alspeurend een stukje farmaciegeschiedenis tot leven komtkunt U lezen in het verslag van de zoektocht van deschrijver naar de herkomst van de Haagse simpliciakastmet inhoud die hij via een veiling in zijn bezit kreeg.

We wensen U veel leesplezier!

Namens de Commissie voor de geschiedenis van de far-macie KNMP

Dr Annette I. Bierman, voorzitter

1 Bosman-Jelgersma H.A. [red.] Tien jaar FarmaceutischHistorische Dagen 1982-1991. Rotterdam, ErasmusPublishing, 19922 Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal.Veertiende, herziene uitgave. Utrecht/Antwerpen, VanDale Lexicografie.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:39 Pagina 13

Page 14: Document

Dr.

B.K

.P.G

riffi

oen

14Foliolum Ed. III februari 2006

1414

Ontwikkeling van defarmacie

Wie zijn geschiedenis niet kentzal zijn toekomst niet weten!

De geschiedenis van de farmacie gaat al terug tot deEgyptenaren. Nadat de god Osiris door zijn broerwas gedood, heeft zijn zoon Horus de dood van zijnvader gewroken, maar verloor daarbij zijn oog. Degod Thot legde dit oog op de tong van Osiris, diedaarmee weer tot leven kwam. In de welbekendePapyrus Ebers werden verschillende voorschriftengevonden die allemaal beginnen met het Horustekendat lijkt op een oog. De Romeinen namen dit overen wij vinden dit teken nog steeds terug in de R vanRecipe, waarmee elk medisch recept begint.Van de Egyptenaren zijn nog veel medische voor-schriften bekend die een grote hoeveelheid grond-stoffen bevatten, veelal uit het plantenrijk afkom-stig. Op dit gebied is vooral Theriac bekend mettientallen ingrediënten, dat als tegengif werd voor-geschreven.De Griekse god Asklepios (1200 v.C.) heeft eengrote invloed op degeneeskunde gehad.Zijn dochter Hygieiagaf haar vader uit eenofferschaal te drinken. Deze schaal met de slang isde oorsprong van het hedendaagse apothekerssym-bool.Hippocrates, een afstammeling van Asklepios, heefteen groot aantal voorschriften ontwikkeld, geba-seerd op de humoraaltheorie: een evenwicht vanbloed, slijm, gele en zwarte gal. Dit evenwicht werdo.a. beïnvloed door aderlaten en purgeren.De overname van de wereldheerschappij door deRomeinen was ook van invloed op de geneeskunde,zo kreeg Aesculapius zijn Latijnse naam. Eenbelangrijke schakel tussen deze twee werelden wasGalenus, geboren in Pergamon en later naar Romeverhuisde. Hij was de man die als eerste gewichteninvoerde om een recept volgens exact voorschrift tekunnen bereiden. Voordien hanteerde men eenhandgreep en een vingergreep om de hoeveelheid tebepalen. In de dertiende eeuw voerde NicolausSalernitanus de medicinale gewichtenreeks in: vangrein tot het ons. In de kloosters hielden de monni-ken zich, naast mediteren en bidden, ook bezig mettuinieren. In hun hof werden allerlei medicinalekruiden gekweekt, die zij aan zieken gaven.Na de vele plantaardige stoffen in allerlei samen-stellingen werd meer en meer gebruik gemaakt vanandere zaken zoals mineralen, edelstenen en stoffenvan dierlijke oorsprong. Zelfs levende bloedzuigershadden een heilzame werking. In de loop der tijden nam het aantal geneesmiddelen

en afleveringsvormen zo zeer toe dat de apothekerals een aparte beroepsgroep ontstond. De enige han-deling die hij zelf bij de patiënt deed was het zetten van de clysteer. Hij was namelijk in bezit van eenclysteerspuit en maakte ook het geneesmiddel hier-voor klaar.Aanvankelijk was de geneesheer ook voor de far-macie verantwoordelijk. In 1240 bracht FrederikHohenstaufen, koning van Napels en Sicilië, hierinverandering door het beroep van apotheker van demedicus te scheiden.Aangenomen wordt dat in ons land Anselmus deeerste apotheker was. Jan van Nassau gaf hem in1276 de kelder onder zijn huis naast de HeiligeKruiskapel in gebruik.In de gildentijd was het aantal apothekers te kleinom een eigen gilde te vormen. Meestal waren zijmet de kruideniers lid van het kramersgilde, wantbehalve geneesmiddelen verkochten zij ook suiker-

goed, wijn, kaarsen e.d. In de zeven-tiende eeuw verenigden de apothekerszich met de medici in het CollegiumMedico Pharmaceuticum.

Om eenheid te scheppen in de verschillende voor-schriften werd van overheidswege een wetboekvastgesteld. Het eerste voorschriftenboek inNederland was het Antidotarium Nicolai dat in 1550in Amsterdam werd ingevoerd en in 1636 door eenplaatselijke Farmacopee werd vervangen. Daarnakwam in verschillende steden een eigenFarmacopee in gebruik. In 1805 gaf de NederlanderAllart de Pharmacopoea Batava uit en in 1851kwam de eerste editie van de PharmacopoeaNeerlandica op de markt, die sinds 1983 door denegende editie is vervangen.

Dit wetboek bestaat nog steeds maar geldt meervoor de farmaceutische industrie dan voor de apo-theker.Vroeger wasimmers spra-ke van eenproductieapo-theek integenstellingtot de heden-daagse distri-butieapo-theek.

Voordien hanteerde men eenhandgreep en een vingergreepom de hoeveelheid te bepalen

Dr. B.K.P. Griffioen

Bloedzuigerpot

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:39 Pagina 14

Page 15: Document

Dr.B

.K.P.G

riffioen1515

Foliolum Ed. III februari 2006

Tegenwoordig ligt denadruk op efficiency enveiligheid, nu worden degeneesmiddelen in grotehoeveelheden fabrieksma-tig bereid, hetgeen zondertwijfel de kwaliteit tengoede komt. De ontwik-kelingen gaan zo snel datwij tijdens één mensenle-ven allerlei veranderingenmeemaken. Wie herinnertzich niet de oude apo-theek? Klein en schaarsverlicht, met een opstandwaarin sierlijke, vaak blauwgekleurde zalfpottenen bruine flessen met een ingebrand etiket ston-den. Enkele apothekersassistenten in een mooischort maakten op de recepteertafel de receptenklaar. Op de balans wogen zij heel nauwkeurigde ingrediënten af. Zij mengden deze in eenbronzen vijzel of een mortier van aardewerk omze bijvoorbeeld daarna op de pillenplank tot pil-len te verwerken, die voor de particuliere patiëntwerden verzilverd of verguld. Drankjes werdenafgeleverd in een flesje meteen rood kapje over de kurken voor de rijken ging daareen goud kapje overheen.Het flesje met een vloeibaar medicijn voor uit-wendig gebruik werd afgesloten met een blauwkapje, eventueel daaroverheen nog een zilverkapje. Achter een houten schot stond de apothe-ker, gekleed in pandjesjas, die de recepten opnaam in een groot boek schreef, dat tegenwoor-dig door de computer is vervangen. De robotheeft ook in de apotheek zijn intrede gedaan ende functie van apotheker en assistent zijn sterkgewijzigd. Het accent ligt nu op voorlichting aande patiënt en het houten schot is verdwenenomdat de patiënt mondig is geworden en allesmag weten. Kennis en inzicht van de moderne

technieken zijn van groteinvloed geweest op deontwikkeling van degeneeskunde. Met dank-baarheid mogen we nuhierop terug zien. Met dital is de romantiek van de‘pillendraaier’ uit het ver-leden verdwenen.

*******

In Delft is in het Medisch FarmaceutischMuseum ‘De Griffioen’ nog een oude apotheekmet een collectie farmaceutische gebruiksvoor-werpen te bewonderen. Het bestuur van deStichting stelt zich ten doel verouderd instrumen-tarium voor vernietiging te behoeden. Zij rekenthet tot haar taak het medisch cultureel erfgoedvoor de toekomst te bewaren, te conserveren, zonodig te restaureren en waar mogelijk te expose-ren. Velen zullen bij het zien van zo’n oude apo-

theek een gevoelvan herkenningkrijgen. In exposi-ties en artikelen

wordt het verschil tussen de schoonheid van hetverleden en de doelmatigheid van het heden dui-delijk gemaakt.Het museum is gevestigd in een oud grachten-pand in de binnenstad van Delft. Het is opafspraak toegankelijk voor groepen van 10-25personen, voor een rondleiding van anderhalf uur. Voor nadere informatie kan men zich wenden totde heer B.K.P. Griffioen, voorzitter StichtingMedisch Farmaceutisch museum ‘De Griffioen’,Meermanstraat 158, 2614 AN Delft. Tel: 015-2134888 of 06.55.907301. e-mail: [email protected].

Achter een houten schot stond deapotheker, gekleed in pandjesjas

Pilvergulder

Delfse apothekerspottenin museum Boerhaave

Een Nationaal Product in de Farmacie

Dhr. T. Huisman

Naar aanleiding van de publicatie van een over-zichtscatalogus van de verzameling apotheker-spotten van Delfts aardewerk van MuseumBoerhaave (Rijksmuseum voor de Geschiedenisvan de Natuurwetenschappen en de Geneeskundete Leiden), hield Tim Huisman op 13 september2005 een voordracht op de jaarlijkse

Farmaceutisch Historische Dag. Het onderstaandeartikel is een bewerking van dit praatje.

Het artikel valt uiteen in twee delen. Het eerstedeel behandelt de collectie apothekerspotten alsgeheel: haar ontstaan, hoe ze bij MuseumBoerhaave terechtkwam en de omvang van de

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:40 Pagina 15

Page 16: Document

Dhr

.T.H

uism

an

16Foliolum Ed. III februari 2006

1616collectie. Het tweede deel gaat dieper in op deobjecten zelf. Hier zal aandacht worden besteedaan vragen als: zijn er chronologische ontwikke-lingen te signaleren? Zijn er verschillen tussenvroege en late potten? En hebben de apotheker-spotten kenmerken aan de hand waarvan je zekunt dateren?

Het MedischFarmaceutischMuseumOm met de collectiete beginnen:Museum Boerhaavebezit een behoorlijkomvangrijke verza-meling apotheker-spotten (fig.1). Devroegste zijn 16deeeuws, en de verza-meling loopt chro-nologisch door totin de jaren dertigvan de 20ste eeuw. Het zwaartepuntvan de collectie ligt

echter tussen de vroege 18de eeuw en de eerstehelft van de 19de eeuw. En dit belangrijkste col-lectiedeel bestaat vooral uit Nederlandse apothe-kerspotten, voornamelijk geproduceerd in deDelftse pottenbakkerijen.

In aantallen uitgedrukt telt het totale bestand aanapothekerpotten in de museumcollectie zo’ndriehonderd objecten. Honderdvijftig daarvanzijn producten van de Delftse aardewerkindus-trie. Hierin zijn alle mogelijke variëteiten verte-genwoordigd: cilindrische potten in grote enkleine maten, stroopkannen en waterflessen.Potten met monochrome decoraties (het karakte-ristieke Delfts blauw) en potten met polychromedecoraties. De apothekerspottencollectie dieMuseum Boerhaave in zijn bezit heeft is repre-sentatief voor de ontwikkeling van de Delftseapothekerspot vanaf de zestiende eeuw.

Museum Boerhaave heeft deze collectie voor eendeel verworven via de gebruikelijke en geleide-lijke wegen: aankopen, bruiklenen van anderemusea (onder andere is er in de jaren vijftig vrijveel van het Museum Kröller Müller naarBoerhaave gekomen) en schenkingen en legatenvan particulieren.

De collectie nam echter enorm in belang enomvang toe in 1982. In dat jaar werd de collectie

van het Amsterdamse Medisch FarmaceutischMuseum door de gemeente Amsterdam in bruik-leen geschonken aan het Museum Boerhaave.

Het Medisch Farmaceutisch Museum Amsterdamwas een eerbiedwaardige instelling, die zijn beginvond in de beslissing van de NederlandseVereniging ter Bevordering van de Farmacie in1887 om een museum in te richten met objectenvan belang voor de geschiedenis van de farmacie.Deze medisch farmaceutische verzameling wasvanaf 1902 voor het publiek te zien in vier kabi-netten in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Endat zou zo blijven tot 1947, toen de nieuwe direc-teur Willem Sandberg het Stedelijk omvormde toteen museum voor hedendaagse kunst. Hier wasvoor de geschiedenis van de farmacie geen plaatsmeer.

Voor het medisch farmaceutisch museum volgdetoen een ware odyssee langs verschillende loca-ties in Amsterdam, waaronder De Waag op deNieuwmarkt. Deze reis eindigde uiteindelijk in1982 bij Museum Boerhaave te Leiden.

Het Medisch Farmaceutisch Museum is overigensonlosmakelijk verbonden met de figuur van Dr.D.A. Wittop Koning, de apotheker en farmaceu-tisch historicus, die al sinds de jaren dertig overde geschiedenis van de farmacie en de collectievan het Medisch Farmaceutisch Museum publi-ceerde. Wittop Konings studies, met name die ophet gebied van het farmaceutisch aardewerk, vor-men dan ook een basis waarop veel later werk,ook de catalogus van de verzameling apotheker-spotten van Museum Boerhaave, kon verder bou-wen.

FabrieksmerkenTot zover de wordingsgeschiedenis en de achter-gronden van de collectie. Laten we nu maar eensde collectie induiken en kijken wat er zoal aanbijzonders te zien is.

Zoals al vermeld bij de inleiding van dit artikel:de reden dat ik me met apothekerspotten bengaan bezig houden is primair de wens vanMuseum Boerhaave om een beschrijvende catalo-gus van dit deel van zijn collectie te publiceren.

Een van de eerste vereisten voor zo’n catalogus isnatuurlijk een ordenend principe. Een principedat de volgorde bepaalt waarin de objectenbehandeld worden. Voor de Boerhaavecatalogusis als ordenend principe gekozen voor de ver-schillende pottenbakkerijen – of fabrieken – vanDelfts aardewerk. Bij dit ordenend principe draait

Fig. 1 Een aantal apothe-kerspotten uit de collec-tie van MuseumBoerhaave

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:40 Pagina 16

Page 17: Document

Dhr.T.H

uisman

1717

Foliolum Ed. III februari 2006

het vooral om de merktekens op de onderkantenvan de potten: de fabrieksmerken.

Deze fabrieksmerken zijn terug te vinden optwee derde van de Delftse apothekerspotten in decollectie van Boerhaave. Ze maken het mogelijkom de potten in kwestie toe te schrijven aan eenvan de Delftse pottenbakkerijen. Zoals DePorcelijne Lampetkan, De Klaauw of DePorcelijne Fles, met als merkteken een gestileerdflesje en deletters PC,waarbij PCstaat voorHenricusPiccardt,de eigenaarvan hetbedrijf tus-sen 1804en 1849(fig.2).

Het is dus duidelijk dat er verschillende typenfabrieksmerken zijn te onderscheiden. Sommigezijn afkortingen van de fabrieksnaam, zoals LPKof LPKan voor De Porcelijne Lampetkan.Andere zijn beeldmerken: een gestileerd klauw-tje voor De Klauw, of een flesje voor dePorcelijne Fles.

Een ander fabrieksmerk is het persoonsgebondenmerk. Dit verwijst naar de eigenaar of bedrijfs-leider van de pottenbakkerij. Zo’n merk isnatuurlijk een goede houvast in het dateren vanapothekerspotten. Hiermee kan het tijdvakbepaald worden waarin een bepaalde potgemaakt is.

Een voorbeeld van zo’npersoonsgebonden merkis dit merkje: een P meteen punt erboven (fig.3).Dit is een samentrekkingvan de letters J en P, deinitialen van JohannesPennis, die van 1723 tot

1764 de pottenbakkerij ‘De Porcelijne Schotel’in bezit had.Dit soort fabrieksmerken moet je dus ook nietbeschouwen als een signatuur zoals de naam van

een schilder op een schilderij. Johannes Penniswas niet actief betrokken bij het maken van deapothekerspotten. Hij was de bedrijfsleider/eigen-aar van een vroege vorm van industrieel bedrijf.Het Delfts aardewerk was een voortbrengsel vaneen soort lopende bandwerk avant la lettre, waar-bij verschillende gespecialiseerde handwerkerssteeds een stapje in het proces voor hun rekeningnamen: iemand vormde de ruwe klei tot een pot,iemand anders stopte dat in de oven, een derdedompelde de halfbakken pot in de glazuur enweer iemand anders schilderde in de natte gla-zuur de decoratie, waarna weer een andere speci-alist het product geglazuurd en voorzien vandecoratie in de oven plaatste om te worden afge-bakken. De apothekerspot, evenals de meesteandere voortbrengselen van de Delftse pottenbak-kersindustrie hadden in eerste aanleg geen bete-kenis als kunstvoorwerp maar als gebruiksvoor-werp.

Het merkteken onder op de pot was dus niet designatuur van een scheppend kunstenaar, maareen kwaliteitswaarborg waarmee eventuelekopers de fabriek, en dus de reputatie die daarbijhoorde, konden identificeren.

De apothekerspot in het assortiment van depottenbakkerijenIets waar de benadering van het Delftse farma-ceutisch aardewerk via de fabrieksmerken ookaanleiding toe geeft, is het besef dat de apothe-kerspotten maar een klein segmentje vormen vanhet totale aanbod van de verschillende aard-ewerkfabrieken. In het assortiment van bijvoor-beeld De Porcelijne Schotel zitten naast sier- engebruiksservies ook heel veel gepolychromeerdeplastiekjes: een engeltje, komedianten, hondjes,een hert of een drinkkan in de vorm van een aap(fig.4).Er waren geen in apothekerspotten gespeciali-seerde pottenbakkerijen. Wel vormde het farma-ceutisch aardewerk een standaard segment in hetproductenscala vande verschillendefabrieken. Op inven-tarislijsten van pot-tenbakkerijen (diebijvoorbeeld werdenopgemaakt als deboedel van eigenaarveranderde) komenaltijd wel zalfpotten,stroopkannen enwaterpotten in ver-schillende matenvoor.

Fig. 2 Het fabrieksmerk van DePorceleyne Fles

Fig. 3 Het fabrieksmerk van De PorceleyneSchotel, Johannes Pennis 1723-1764

Fig. 4 Hondjes door DePorceleyne Schotel (FotoGemeentemuseum DenHaag)

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:40 Pagina 17

Page 18: Document

Dhr

.T.H

uism

an

18Foliolum Ed. III februari 2006

1818Het mag dus duidelijk zijn dat de apothekerspot-ten niet door gespecialiseerde bedrijven werdengemaakt, maar één soort product vormden in eenbreed en gevarieerd aanbod.

Wat nu precies de rangorde was van deze ver-schillende producten in het assortiment is moei-lijk te zeggen. Waren de figuurtjes een exclusief,weinig verkocht luxeproduct en waren de apo-thekerspotten een massagoed dat voor het basis-inkomen zorgde? Of was het apothekersgoed eenlucratieve niche in het totaalpakket?

En nog zo’n moeilijke vraag: waren de apothe-kerspotten inderdaad standaard aanwezig in devoorraad van de pottenbakkerijen, zoals deinventarislijsten suggereren? Of werden ze opbestelling geleverd? De aard van het productie-proces zou voor het laatste pleiten: de opschrif-ten op de potten moesten worden meegebakkenmet de glazuurlaag, evenals de rest van de deco-ratie. De opschriften konden er niet achteraf naarbehoefte worden opgezet. Ook is het zo dat heteenmaal gebakken halffabrikaat niet langbewaard kon worden: als de half afgebakken pot-ten vuil werden dan zou het glazuren en afbak-ken misgaan. Dus dat sluit uit dat half gebakkenpotten op voorraad werden gehouden en naarbehoefte werden voltooid.

Een andere mogelijkheid is dat een apothekereen volledige set apothekerspotten bestelde.Inderdaad toont Wittop Koning in zijn boekApothekerspotten uit de Nederlanden (1991) eenrekening uit het Leidse gemeentearchief uit hetmidden van de 17de eeuw voor een assortimentpotten geleverd aan de Stadsapotheker NicolaesChimaer door de Haarlemse pottenbaksterDuyfgen Steffens.

DecoratiesEen ander opval-lend kenmerkvan de Delftseapothekerspottenis natuurlijk dedecoratie. Als jeeen ensemble vanzo’n 150 potten,afkomstig uittwee eeuwen,achter elkaar ziet– bijvoorbeeld bijhet werk aan eencollectiecatalo-gus – dan zijndaar een aantal

interessante ontwikkelingen in waar te nemen.

Tot halverwege de18de eeuw zijn deapothekerspotten –nagenoeg zonderuitzondering – ver-sierd met eenbepaald motief: eencartouche met afge-ronde uiteinden enmet in het middeneen halfcirkelvor-mige uitstulping. Indie cartouche staatdan in afgekortLatijn de inhoudvan de pot. Verderis de cartouche versierd met een fruitmand, guir-landes, onderaan een engelenkopje en links enrechts van de fruitmand twee pauwen. We noe-men deze versiering daarom het pauwenmotief.

Dit pauwenmotief, uitgevoerd in blauw, zien westandaard op de Delftse apothekerspotten tot hal-verwege de 18de eeuw; zonder variatie en vrijwelzonder ontwikkeling door de decennia heen. Deenige variatie die er te zien is, is dat de pauwenaf en toe vervangen worden door engeltjes ofvinkjes.

Halverwege de 18de eeuw begint er echter meervariatie te komen in de decoratie. Dat had mis-schien te maken met een zekere teloorgang in deafzet van de Delftse aardewerkindustrie. En wel-licht moeten we deze toename in versieringsmo-tieven zien als een poging om het product te ver-nieuwen en de interesse van de klant te herwin-nen.

In ieder geval zien we na 1750 nieuwe motievenop de apothekerspotten, beïnvloed door de con-temporaine mode in de toegepaste en decoratievekunsten. Ook zijn de versieringen niet langeralleen in blauw uitgevoerd. Steeds vaker zien wepolychrome versieringen, zoals zwierige cartou-ches met florale motieven en speelse lijnen, beïn-vloed door de rococo. Of later, deze strakkereornamenten met classicistische elementen als lau-werkransen en festoenen. Een beeldtaal die doetdenken aan het neoclassicisme eind 18de eeuw,het iets latere empire of de vroeg 19de eeuwseBiedermeyer (fig.5).

Een andere bron van motieven is de farmaciezelf. Het hert, waarvan hoeven en gewei verwerkt

Fig. 5 Pot met classicisti-sche ornamenten, DePorceleyne Lampetkan1750-1800

Fig. 6 Vroeg potje van DeGrieksche A 1675-1700

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:40 Pagina 18

Page 19: Document

Na 1800 treedt er in devorm van de potten –net zoals bij de decora-ties – een duidelijke ver-sobering op, eindigendbij een pure cilinder-vorm. Dit valt vooral opals je de 19de eeuwsepotten compleet metaardewerken deksel ziet(fig.9).

OpschriftenHet laatste kenmerk vande apothekerspot dat deaandacht vraagt isnatuurlijk het opschrift,in Latijn en vaak afgekort. Maar over dat onder-werp durf ik als kunsthistoricus voor een lezers-publiek van farmaceuten eigenlijk niet teveel tezeggen. Behalve dan dat het opschrift een zeerbruikbaar hulpmiddel kan zijn bij het dateren vanapothekerspotten. Ook de annotatie van de medi-cijnen is immers onderhevig aan veranderingen inde loop van de tijd, waardoor bepaalde opschrif-ten in bepaalde perioden te plaatsen zijn.Samenwerking tussen farmacie- en kunsthistoricizou op dit gebied tot vruchtbare resultaten kun-nen leiden.

Tot zover deze tour de horizon door apotheker-spottenland, een interessant specialisme in degeschiedenis van het Delfts aardewerk. En eenspecialisme waarin vooralsnog meer vragen danantwoorden voorradig zijn.

Tim Huisman is kunsthistoricus en als weten-schappelijk medewerker verbonden aan MuseumBoerhaave ([email protected])

De collectiecataloguswaarvan in het arti-kel sprake is: TimHuisman, DelftApothecary Jars, aDescriptiveCatalogue (Leiden2005), is te koop ofte bestellen bij:

Museum Boerhaave,postbus 11280,2301 EG Leiden, 35 euro (excl. verzendkos-ten).

Dhr.T.H

uisman

1919

Foliolum Ed. III februari 2006

werden in medicijnen, of aloëplanten, exotischen geneeskrachtig, komen we veelvuldig tegen inde ornamentiek van de cartouches.

Tenslotte lijkt ook nog te gelden: hoe verder jenaar het einde van het tijdperk van het Delftsaardewerk gaat – en dat einde situeer ik zo rond1840 – hoe soberder de decoraties worden.

VormevolutieMaar niet alleen de decoraties zijn aan een zeke-re ontwikkeling onderhevig. Ook de vorm van depot zelf, in ieder geval die van het meest voorko-mende cilindrische model, vertoont een zekereevolutie.

Het hier als figuur 6 afgebeelde potje behoortbijvoorbeeld tot het vroegst gedateerde Delftsaardewerk in onze collectie: eind 17de eeuw. Alsje goed kijkt heeft het nog veel kenmerken vanzijn voorvader: de albarello. De bekervormigevoet, de concave romp, de duidelijk gepronon-ceerde schouder en de trechtervormige opening.

De ernaastafgebeeldepot is ietslater geda-teerd (begin18de eeuw)en heeft nogsteeds veelalbarello-kenmerken,maar dezezijn toch alveel mindergepronon-

ceerd (fig.7). Overigens wordt door dit plaatjeook duidelijk dat de karakteristieke trechtervori-ge mond van deze vroege potten een functie had.In deze tijd werden de potten afgesloten met eenvarkensblaas met een touwtje eromheengesnoerd, verzegeld met was.

Verder heeft deze vroeg 18de eeuwse pot eenkenmerk dat we de hele 18de eeuw standaardzullen terugvinden. De voet en de schouder zijnvan het middendeel van de pot duidelijk afge-scheiden door twee ribben of insnoeringen. In deloop van de 18de eeuw evolueert dit middendeelvan de pot ook van een concave naar een vol-maakt cilindrische vorm. De hier als figuur 8afgebeelde pot geeft het standaard type cilindri-sche apothekerspot van de hele 18de eeuw.

Fig. 7 Potje met resten van ver-zegeling. 1700-1750

Fig. 8 Karakteristiekepot uit de 18de eeuw,De Drye PorceleyneFlesschen 1770

Fig. 9 Cilindrischepot van De Klaauw(1825-1850), soberevormgeving

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:40 Pagina 19

Page 20: Document

Prof

.Dr.

Toin

ePi

eter

s

20Foliolum Ed. III februari 2006

2020

Materia medica inperspectief:

Van cinchona officinalis naar chloorpromazine Naam: prof. dr. Toine PietersFunctie: Bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de farmacieWerkgroep: Sociale farmacie en farmacoepidemiologieFaculteit: Farmacie, Rijksuniversiteit Groningen

IntroductieVolgens het geneeskundig zakwoordenboek ‘deCoëlho’ staat materia medica voor de kennis vande geneesmiddelen, hun samenstelling en toepas-sing in de geneeskunde.i Kennis mag dan eenkneedbaar en vluchtig begrip zijn maar door dematerialisatie van kennis in de vorm van instru-mentarium, geneesmiddelen en voorschriftenwordt kennis geconsolideerd en geconserveerd.Dit proces van conservatie kan een specifiekeplaatsgebonden invulling krijgen door de toepas-sing van die gematerialiseerde kennis in hetlaboratorium, apotheek of in de behandelkamervan de arts. Deze toepassing is op haar beurtweer verbonden met context-afhankelijke routi-nes, gewoonten en gebruiken. Dit betekent dat inde dagelijkse farmacotherapeutische praktijk eenintrinsieke spanning besloten ligt tussen nieuwen oud, tussen conservatie en verdringing maarook tussen collectief gedachtegoed en individu-eel handelen. In dit artikel zal ik aan de hand vanenkele historische voorbeelden laten zien datvanaf de zeventiende eeuw deze spanning onlos-makelijk verbonden is met het begrip materiamedica. Tevens wordt duidelijk gemaakt dat bijde competitie tussenoude en nieuwe medi-cijnen resultatenbehaald in het verledengeen garantie zijn voorde toekomst. Het pro-ces van conservatie enverdringing op degeneesmiddelmarkt isaan voortdurende ver-andering onderhevig.

Van kinabast naarkinineBegin 17e eeuw zien

we kort na de Europese zegetocht van het nieuweexotische wondermiddel tegen koortsen, CortexKinae Kinae, pulvis Peruanus of het Jezuïetenpoeder (verkregen uit kinabast, zie figuur 1), pro-blemen optreden bij het inpassen van het nieuwemiddel in de materia medica. Hoe kon de thera-peutische werking verklaard worden op basis vanhet dominante zeventiende eeuwse medische ken-nismodel; humoraal theorie en Galenische kwali-teiten? Artsen (doctores medicinae) hadden moei-te te begrijpen hoe een medicijn met veronder-stelde hete en droge kwaliteiten een koorts kongenezen die traditioneel werd gezien als resultaatvan een verstoorde gele gal: een lichaamsvloei-stof met hete en droge kwaliteiten. Ook meer inalgemene zin hadden geleerde artsen moeite methet concept om koortsen te behandelen met eenhete stof. Zij handelden in overeenstemming methet grondbeginsel van de contraria contrariiscurantur: het tegengestelde wordt door het tegen-gestelde genezen.De therapeutische werking werd in eerste instan-tie toegeschreven in de klassieke zin van eenvochtafdrijvende stof. Maar dit bleek niet houd-baar. Zonder waarneembaar vochtafdrijvendeffect moest de werking op een andere wijze ver-klaard worden.ii Toen de eerste euforie over detherapeutische werking was weggeëbd - het effectwas slechts van tijdelijke aard en de stof minderonschuldig dan men aan had genomen – hadkinabast moeite om zich te handhaven in compe-titie met de traditionele Galenische koortsweren-de middelen als gentiaan. In Parijs was gedurendekorte tijd de reputatie zelfs zodanig slecht bij deconservatieve medische elite dat het vrijwel nietmeer werd voorgeschreven. Uiteindelijk verover-de het poeder van de kinabast als specifiek mid-del tegen intermitterende koortsen begin achttien-de eeuw een vaste plaats in de materia medica.Honderd jaar later zien we soortgelijke inpas-

Fig 1. CinchonaOfficinalis L.,Kinabast

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:40 Pagina 20

Page 21: Document

Prof.Dr.Toine

Pieters2121

Foliolum Ed. III februari 2006

singsproblemen in de materia medica bij deintroductie van de zuivere stof kinine (zie figuur2).

Aan het begin van de negentiende eeuw is hetdagelijkse gebruik van geneesmiddelen nog gro-tendeels verbonden met de klassieke traditie vanhet gebruik van simplicia (enkelvoudige grond-stoffen uit het dieren- en plantenrijk die als zoda-nig of in combinatie als geneesmiddel kondendienen) en composita (samengesteld geneesmid-del op basis van mengsel van simplicia [noot1][noot2]. Kinabast en opium behoorden tot demeest frequent verwerkte grondstoffen voorgeneesmiddelen. Het nieuwe chemische, experi-menteel fysiologische en farmacologische onder-zoek speelde een belangrijke rol bij het propage-ren van het gebruik van zuivere stof-fen met een fysiologisch meetbaareffect in de geneeskunde. Het pro-bleem was dat vooralsnog weinigbekend was over hoe ze preciesgedoseerd moesten worden en wat deprecieze therapeutische effectenervan waren. Men moest letterlijkdoor schade en schande ondervindenwat de voordelen en nadelen warenvan de zuivere stof kinine tenopzichte van het niet gezuiverde kinapoeder. Pas toen chemische zuiver-heid in therapeutische zin een plaatshad gekregen in de materia medicawas het pleit beslecht voor kinine.Overigens laat de competitie tussenmorfine en het opiumdrankjeLaudanum zien dat de medische con-ceptualisering van zuiverheid en eenprecieze dosering niet vanzelfspre-kend van doorslaggevende betekenis

waren voor het succes of falen van de nieuwepreparaten op de medische markt. Het goedkope-re en mildere Laudanum hield lange tijd de over-hand. Belangrijk voor het uiteindelijke succesvan morfine als geneesmiddel is de ontwikkelingen introductie in de geneeskunde van een nieuwemedische techniek, de injectiespuit in 1853.

Merck´s materia medica handboekAan de vooravond van de twintigste eeuw zienwe op een andere wijze de intrinsieke spanningtussen collectief gedachtegoed en individueelhandelen in de materia medica tot uitdrukkingkomen in het voorwoord van de eerste druk vanMerck´s Materia Medica handboek uit 1899(Merck’s Manual of the Materia Medica, ziefiguur 3)iii: “…Memory is treacherous. It is particularly sowith those who have much to do and more tothink of. When the best remedy is wanted, tomeet indications in cases that are a little out ofthe usual run, it is difficult, and sometimesimpossible, to recall the whole array of avail-able remedies so as to pick out the best… Buta mere reminder is all he needs, to make him atonce master of the situation and enable him toprescribe exactly what his judgement tells himis needed for the occasion.”Door zich te profileren en te afficheren alsmoderne hoeders van het collectieve erfgoed vande materia medica probeerden Merck en anderefarmaceutische bedrijven zich te onderscheidenop een uitpuilende geneesmiddelmarkt. De van-zelfsprekende inpassing van hun producten in demateria medica vormde hier onderdeel van. Het

primaire doel was hetcreëren van een betrouw-baar medisch-wetenschap-pelijk imago.iv Deze stra-tegie legde geen windeie-ren getuige de verschei-denheid aan materia medi-ca handboeken uitgegevendoor de jonge bedrijfstakvan de chemisch-farma-ceutische industrie in deperiode 1900-1940 - metals meest bekende repre-sentanten Merck´s Manualof the Materia Medica datvervolgens omgedooptwerd in The MerckManual of Therapeuticsand Materia Medica, enBayer´s Materia Medica(zie fig 4).

Fig 2. De Franse apothekers Pierre Pelletier enJoseph Caventou ontwikkelden rond 1818 eenchemische methode om het zuivere alkaloïdekinine te isoleren uit kinabast.

Fig 3 Merck´s 1899 Manual

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:41 Pagina 21

Page 22: Document

Prof

.Dr.

Toin

ePi

eter

s

22Foliolum Ed. III februari 2006

2222Na de tweede wereldoorlog raakt het begripmateria medica in de reguliere geneeskunde uitde mode. Een van de mogelijke redenen voor hetmarginaliseren van het gebruik van het woordMateria Medica is de definitieve wisseling vande macht tussen het latijn en het engels als lin-gua franca van de geneeskunde. Mogelijkerwijsis ook de associatie van de term met het vlagge-schip van Duitse chemisch-farmaceutische indus-trie, Bayer van invloed geweest. In 1950 ver-schijnt in ieder geval de Amerikaanse MerckManual onder de geheel vernieuwde titel ‘TheMerck Manual of Diagnosis and Therapy. Voortszou het kunnen zijn dat het snel groeiendemarktaandeel van de aanzwellende stroom vanspecialités met steeds weer wisselende en nieuwenamen in combinatie met de cyclische ontwikke-lingsdynamiek van de farmaceutische industrieeen rol hierbij speelt. Dit betekende dat de ver-

vanging vanbestaande envertrouwdereceptuur vantoenemendbelang werdgeacht bovenhet consolide-ren van ‘in depraktijk’bewezen heil-zame medica-menten.Het gebruikvan het begripmateria medi-ca had in ditverband geenmeerwaardeof sterker nogwerd als

ongewenst beschouwd. In plaats van aan te slui-ten bij de gevestigde praktijk van de koppelingen integratie van oude en nieuwe therapieën koosde farmaceutische industrie voor een nieuwestrategie. De experimenteel-farmacologische enchemische wetenschappelijke benadering werdgeplaatst tegenover de klassiek empirische mate-ria medica invalshoek. In de beeldvorming werdmateria medica in toenemende mate synomiemmet de gedateerde galenische geneesmiddelleeren geassocieerd met de irreguliere natuurgenees-wijzen en homeopathie. Modern geneesmiddel-onderzoek stond garant voor een groeiendestroom van wetenschappelijk geteste geneesmid-delen met een nieuwe of sterk verbeterde wer-king naar de geneeskundige praktijk. De vraag,‘Is nieuw beter?’ leek hiermee gereduceerd tot

Fig 4.

een retorische vraag. Echter de vraag is hoe deze industriële retoriekvan oud versus nieuw in de jaren vijftig en zestigvan de vorige eeuw zich verhield tot de dagelijk-se praktijk van diagnose en therapie. Zorgde debekoring van het nieuwe inderdaad voor een snel-le vervanging van nieuwe door oude middelen ofliep het allemaal zo´n vaart niet? In woord mochtmateria medica dan uit beeld zijn verdwenenmaar dit betekende nog niet dat het weerbarstigeproces van conservering en verdringing in dealledaagse materia medica praktijk ophield tebestaan. Aan de hand van de Nederlandse carrièrevan chloorpromazine in de zorg voor de gestoor-de psyche zal ik laten zien hoe artsen en andereprofessionals in de gezondheidszorg, en patiëntenomgaan met de veranderingen in het aanbod vantherapeutische kennis respectievelijk de gemateri-aliseerde kennis en de toepassing hiervan in dealledaagse praktijk.

Largactil op proef De eerste klinische testen met Largactil® (chloor-promazine) in de Nederlandse psychiatrie vondeneind 1952 plaats. In de psychiatrische geschied-schrijving ligt tot op heden de nadruk op desnelle introductie van de eerste generatie anti-psychotica (o.a. Largactil®) en anti-depressiva(o.a. Tofranil® met als werkzame stofimipramine).v Binnen korte tijd namen dezemoderne psychofarmaca een centrale plaats in inhet psychiatrisch behandelrepertoire. Door dekomst van de nieuwe geneesmiddelen ondergin-gen de psychiatrische ziekenhuizen een gedaan-teverwisseling. Voorheen moeilijk in toom tehouden schizofrene en psychotische patiënten opde ‘chronische onrust’ afdelingen veranderdenvan de ene op de andere dag in ‘makke schapen’.Zij gingen als vanzelfsprekend rustig en kalm hungang. Afgezien van incidentele kritiek op devervelende bijwerkingen zijn artsen en verplegingeensgezind in hun positieve oordeel en houdingten aanzien van de nieuwe medicijnen. Hetonmogelijke leek beproefd. Met de nieuwe mid-delen kon men therapeutische effecten bereikenbij voorheen onbehandelbare chronische aan-doeningen als endogene psychosen, schizofrenie,en manisch-depressieve psychosen. Veel historicihebben deze periode betiteld als de psychofarma-ceutische revolutie in de psychiatrie.vi Maar inhoeverre doen zij daarmee recht aan het procesvan introductie en gebruik van chloorpromazinein de Nederlandse psychiatrie en geestelijkegezondheidszorg.

In Nederland vonden de eerste testen in de psy-

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:41 Pagina 22

Page 23: Document

Prof.Dr.Toine

Pieters2323

Foliolum Ed. III februari 2006

chiatrie met hetnieuwe Fransepreparaat, hetphenothiazinede-rivaat met decode-naam4560RP (ziefiguur 5), plaatsin het ProvinciaalZiekenhuisDuinenbosch teBakkum in hetnajaar van 1952.Slechts enkelemaanden eerderhadden de Fransepsychiaters PierreDeniker en JeanDelay tijdens het50ste congres vande Franse vereni-ging voor psychi-atrie en neurolo-gie in Luxemburghun veelbelovende resultaten met 4560 RP bij debehandeling van zeer onrustige psychiatrischepatiënten bekend gemaakt.vii

Met slechts een handvol toehoorders in de zaalvonden de onderzoeksresultaten in eerste instan-tie slechts in kleine kring gehoor. Maar in combi-natie met andere beloftevolle berichten overmogelijke medische toepassingen van chloorpro-mazine onder andere op het gebied van de chi-rurgie en anaesthesie bleek er voldoende nieuws-waarde om door de Franse pers opgepikt te wor-den. Als enthousiast lezer van Franse krantenbereikte in de zomer van 1952 het nieuws ook degeneesheer-directeur van Duinenbosch P.Teenstra. Hij zocht vervolgens direct contact metde Nederlandse wetenschappelijke afdeling vanhet Franse bedrijf Specia (Société Parisienned´Expansion Chimique) – de farmaceutischedivisie van chemie bedrijf Rhône-Poulenc.De artsenbezoekers van Specia, vrijwel allemaalgesjeesde medicijnen studenten, hadden na deoorlog een reputatie opgebouwd met een degelij-ke wetenschappelijke informatievoorziening eneen uitdijend arsenaal aan beloftevolle medicij-nen. Het paradepaardje was het krachtig werken-de antihistaminicum Phenergan® met als werk-zame stof promethazine (zie figuur 6). Naast tal-rijke toepassingsmogelijkheden bij allergischeaandoeningen werd het middel vanwege deslaapverwekkende en rustgevende werking ookgebruikt als co-medicatie bij de slaaptherapie in

psychiatrische ziekenhuizen. Teenstra had in deloop der jaren een goed contact opgebouwd meteen van Specia´s artsenbezoekers, de heer D.Cannoo. Zonder veel omhaal stelde laatstge-noemde een aantal ampullen voor testdoeleindenbeschikbaar van het destijds nog niet in de han-del zijnde preparaat. Tot haar eigen verbazing viel aan de pas afgestu-deerde vrouwelijke arts N. van de Wardt-Kikkertde eer te beurt om het Franse preparaat uit te tes-ten op enkele probleemgevallen op de Afdeling‘Onrust’ van het vrouwenpaviljoen. De eerstepatiënte was een 32 jarige schizofrene vrouw, diehallucinaties en waandenkbeelden had en zoonrustig was dat zij bij voortduring in eendwangjak in de isolatiecel zat. Noch sedering,noch een insulinekuur en meerdere electroshock-kuren vermochten haar toestand verbeteren. Debehandelend artsen hadden reeds besloten tot eenleucotomie toen Chloorpromazine beschikbaarkwam. In een laatste poging een psychochirurgi-sche ingreep te voorkomen werd zij bovenaan delijst geplaatst van chloorpromazineproefpersonen. Na toediening 4560RP bleek sprake van eenopmerkelijke verbetering. Zelfs ‘normaal’ contactmet de patiënte was mogelijk en na enige tijd konde leiding over een therapie-zaaltje aan haar wor-den overgelaten. Vanwege het tekort aan verple-gend personeel werd afgeweken van het Fransegebruiksprotocol om chloorpromazine als slaap-kuur met bedverpleging toe te dienen. Alleen deeerste paar dagen bleef de patiënte in bed.Vervolgens werd zij geacht alleen kort na iedereinjectie rust te nemen en gewoon deel te nemenaan het gestichtsleven. Het logistieke verpleeg-probleem resulteerde op deze wijze in een ver-pleegtechnische vereenvoudiging van de largac-til-kuur.viii

Fig 5. Informatiebrochure vande firma Specia over het nieu-we geneesmiddel Largactil(chloorpromazine)

Fig 6. Phenergan geneesmiddelreclame

Overigens verslechterde haar toestand onmiddel-lijk toen een zending ampullen niet tijdig arri-veerde. Voorts bleek bij langdurige toediening dat

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:41 Pagina 23

Page 24: Document

Prof

.Dr.

Toin

ePi

eter

s

24Foliolum Ed. III februari 2006

2424op de injectieplaatsen zich harde, pijnlijke infil-traten vormden. Maar door de komst van chloor-promazine in tabletvorm inmiddels getooid metde merknaam Largactil - in alle bescheidenheidafgeleid van Franse woorden ‘large’ en ‘action’-was dit probleem van voorbijgaande aard. Ook bij de andere vrouwelijke en mannelijkeproefpersonen op de respectievelijke afdelingen‘onrust’ werd na toediening van chloorpromazineeen opmerkelijke verbetering van de klinischetoestand gerapporteerd. Mevrouw van de Wardt-Kikkert kan nauwelijks haar enthousiasmebedwingen bij haar evaluatie van de therapeuti-sche resultaten in de Geneeskundige Gids innovember 1953: “Over de hele lijn waren de suc-cessen dermate frappant voor onszelf en de fami-lie van de betrokken patiënten dat wij zeer ver-heugd zijn over deze belangrijke therapeutischeaanwinst.” Zij typeert daarbij het werkingsme-chanisme als een soort “pharmacologische lobo-tomie”.Een vergelijkbaar aanstekelijk enthousiaste rap-portage over de therapeutische waarde van hetnieuwe geneesmiddel Largactil treffen we aan inhet twee weken eerder in de Geneeskundige Gidsgepubliceerde verslag van de studiereis naarParijs van de Eindhovense zenuwarts P. Holtzer.Naar aanleiding van verschillende artikelen overklinische en poli-klinische testresultaten metchloorpromazine in de Franse medische pers hadhij een verzoek ingediend om de werking vanhet nieuwe preparaat te mogen bestuderen inenkele Parijse psychiatrisch klinieken. Van eenassistent van Jean Delay in het Hôpital St. Annevernam hij dat 4560 RP op verschillende manie-ren bij psychiatrische patienten toegepast konworden. Er waren artsen die het middel in hogedosering voorschreven als onderdeel van eenprocedure met kunstmatige afkoeling ook wel‘Hiberno- therapie’ of ‘Hibernation artificielle’genaamd. De “hibernation artificielle” of kunstmatigewinterslaap was een door de Franse chirurgHenri Laborit (1914-1995) in 1948 ontwikkeldemethode om tijdens de operatie het metabolismevan ernstig verzwakte of extra gevoelige patiën-ten zoveel mogelijk te verlagen. Hij beoogdehiermee ernstige traumatische shockreactieszowel tijdens als postoperatief te voorkomen. Deprocedure hield in een cocktail van sedatievemiddelen (‘lytische geneesmiddel cocktail’ meto.a. (Largactil, Phenergan, Dispadol, Novocaïne)in combinatie met afkoeling van het lichaamgedurende 2 tot 3 dagen op een temperatuur van33/35 graden celsius met behulp van ijskappenen/of een speciaal afkoelapparaat. Gedurende degehele hibernatie-procedure was er sprake van

een verlaagd metabolisme en verkeerde debetrokken patiënt in een sluimertoestand zonderpijn, braken of opwindingstoestanden. De proce-dure werd door Jean Delay en Pierre Denikereind 1951 in enigszins aangepaste vorm gebruiktbij hun eerste testen met chloorpromazine bijpatiënten met ernstige lichamelijke onrust(gevaaropleverende agressies).ix Al snel staptenze af van de gecompliceerde afkoelingsprocedureen kozen voor de standaard slaapkuur methode.Dit betekende dat patiënten gedurende een perio-de van 7 à 10 dagen sterk kalmerende medicatiein combinatie met volledige bedrust kregen voor-geschreven. Hierbij werd in eerste instantiechloorpromazine toegepast in combinatie metklassieke slaapkuur-middelen zoals Luminal®(fenobarbital) en Somnifeen® (injectio barbami-ni). Op het moment van het bezoek van Holtzerwaren Delay en Deniker echter al overgestapt opmonotherapie met chloorpromazine. Hoewel depatiënten in tegenstelling tot in Duinenboschgeacht werden tijdens de kuur bedrust te houdenstelde Holzer vast dat weinig patiënten zich hier-aan hielden. En zonder al te veel problemen.‘Zoonodig kan men tijdens de kuur rustig electro-shocks geven, die een volkomen normaal verloophebben.’ Over de werkzaamheid van chloorpro-mazine bij vrijwel alle vormen van onrustiggedrag merkt Holzer enthousiast op dat ‘hij zelfheeft kunnen constateren hoe rustig het in de kli-niek was, zelfs in de salle d’inquiétude’. Maar ditliet volgens hem onverlet dat het dringend nodigkon zijn dat een patiënt behalve met Largactil –om de vicieuze cirkel van angst en depressie tedoorbreken - ook psychotherapeutisch werdbehandeld. Terwijl Holtzer in de zomer van 1953 bezig ismet zijn studiereis zijn de twee psychiaters-in-opleiding Maarten Cohen Stuart en Piet Stolk inopdracht van geneesheer directeur FrederikTolsma, druk doende met het opzetten van klini-sche testen met chloorpromazine in Maasoord,het latere Delta ziekenhuis. Ze hadden deopdracht om bij de toepassing van chloorproma-zine te werken volgens de Franse methode van de‘hibernation artificielle’ of winterslaap. Zover ishet echter nooit gekomen. Cohen Stuart en Stolkhadden het gevoel dat de afkoelprocedure weleens risicovoller zou kunnen uitpakken dan denotoir beruchte insulinetherapie en besloten naraadpleging van de literatuur de gangbare slaap-kuur procedure te volgen. De therapeutischeresultaten mochten dan verbluffend zijn maar ditnam niet weg dat Tolsma bij terugkomst vanvakantie zichtbaar teleurgesteld was over demethode van toepassing. De door hem voor dit

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:41 Pagina 24

Page 25: Document

Prof.Dr.Toine

Pieters2525

Foliolum Ed. III februari 2006

doel speciaal aangeschafte grote stalen kast waarde patiënten op moesten liggen voor de kunstma-tige koeling stond werkeloos in de hoek.Tolsma had zozeer zijn zinnen gezet op het uit-bouwen van Maasoord tot modern psychiatrischonderzoekscentrum dat hij moeite had te accep-teren dat de eenvoudige slaapkuur methode, hoewerkzaam ook, volstond voor het uittesten vanwat hij zag als een revolutionair nieuw Franstherapeutisch concept van ‘neuroplegie’. Methodologisch ging het hierbij volgens Tolsmaom een Copernicaanse wending in het medischedenken. Nooit eerder was het mogelijk geweestom op controleerbare wijze het neurovegetatievestelsel zodanig uit te schakelen dat een op depsyche weldadig werkend verlaagd metabolismetot stand gebracht werd. Bij neuroplegie zou hetgaan om een benadering die bij de reductie vancomplexiteit niet verviel in een eenvoudig reduc-tionisme. Maar, zo betoogde Tolsma werd reke-ning gehouden met de samenhang tussen de ver-schillende physiologische en pathologische pro-cessen binnen een op homeostasis gebaseerd sys-teemconcept met als kernbegrippen adaptatie,harmonie en disharmonie. Wat de praktische toe-pasbaarheid betrof was volgens hem sprake vaneen belangrijke therapeutische aanwinst, waarbij“soms een voorheen haast ondenkbare harmoni-satie van de patiënt optreedt, of anders gezegd:een rehumanisatie”.

Largactil krijgt voet aan de grondTolsma´s gepolijste retro-spectieve theoretischebespiegeling over de wer-king van chloorpromazinestond echter veraf van deweerbarstige testpraktijk.Na zes maanden waschloorpromazine getest op70 van de meest hopelozegevallen van Maasoord. Opbasis van de resultaten con-cludeerden Tolsma en zijnmedewerkers in een artikelin het NederlandsTijdschrift voorGeneeskunde dat Largactilinderdaad als een therapeu-tische aanwinst voor depsychiatrie beschouwddiende te worden. Maar zijtekenden daarbij aan datwerkelijke genezingen totde uitzonderingen behoor-den en onderhoudsdosesnoodzakelijk bleken om

terugval te voorkomen. Over de werkzaamheiden werking melden ze dat patiënten aantoonbaarrustiger en toegankelijker werden. Ze voegdenhieraan toe dat de hoeveelheid rustig makendemiddelen, die voorheen op de afdelingen moestworden gegeven, aanzienlijk was gedaald. Terillustratie van het therapeutisch effect werd ondermeer de volgende patiëntencasus opgevoerd:

Patiente H, een vrouw van 30 jaar, werd 10januari 1942 wegens psychopathie opgenomen.Zij was zeer druk en agressief, kreeg gilbuien,was “de schrik van de afdeling”. Zij was op deweefkamer tewerkgesteld. Wij behandelden haartwee maal daags met ½ ampul largactil, waaropzij rustig en onverschilliger werd. Haar activiteitop de weefkamer is echter niet verminderd.

Het was de combinatie van rust en onverschillig-heid die chloorpromazine leek te onderscheiddenvan de klassieke kalmeringsmiddelen als debroomzouten, paraldehyde en de zeer krachtigecombinatie van morfine/scopolamine. Patiëntenzagen er niet zoals gewoonlijk suffig uit maarafwezig en bleek op een wijze die deed denkenaan het in de Franse literatuur gebruikte begrip‘lobotomie pharmacologique’. Tolsma typeerdehet als een ingrijpend middel waarmee vanwegebijwerkingen als onregelmatige bloeddrukdalin-gen en veranderingen in het bloedbeeld zorgvul-dig omgegaan moest worden. Ondanks dezewaarschuwende woorden had de boodschap van

belofte en hoop de overhand (ziefiguur 7). De grootschalige verspreiding vangratis artsenmonsters door deheren Specia zorgde voor eenextra stimulans om het nieuwegeneesmiddel te gaan gebruiken inde psychiatrie. In navolging vanMaasoord en Duinenbosch gingensteeds meer artsen in psychiatri-sche ziekenhuizen chloorpromazi-ne voorschrijven als een verbeter-de vorm van slaaptherapie.Chloorpromazine mocht dan alseen nieuw soort van neurolepti-cum geadverteerd worden in demeeste gevallen werd het voorals-nog voorgeschreven als het meestgeavanceerde sedativum. Meestalwerd largactil gecombineerd ineen cocktail met een of meerandere kalmerende middelen, bij-voorbeeld met een barbituraat ofmet promethazine. De opvallende wijze waarop

Fig 7. Largactil advertentie in hetNederlands Tijdschrift voor genees-kunde, maart 1954.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:41 Pagina 25

Page 26: Document

Prof

.Dr.

Toin

ePi

eter

s

26Foliolum Ed. III februari 2006

2626chloorpromazine bijdroeg aan de verminderingvan zeer ernstige onrust en spanning bij de mees-te patiënten tot een niveau waarop zelfs persoon-lijke en sociale contacten konden ontstaanbezorgde het middel een goede naam.Afhankelijk van de lokale behandelingscultuurverwierf het nieuwe middel een reputatie als demeest humane vorm van chemische onderdruk-king van de gestoorde psyche of als een middeltot rehumanisatie en resocialisatie van geestes-zieken. Maar in geen van beide gevallen werdchloorpromazine geduid als een psychoactieve‘magic bullet’, een moderne vorm van chemo-therapie in de psychiatrie, met een specifieke enveilige werking.De verpleging speelde een centrale rol bij deintegratie van chloorpromazine in het dagelijksegeneesmiddelmenu in psychiatrische ziekenhui-zen. In de alledaagse zorg voor de gestoorde psy-che zorgde chloorpromazine voor een nieuw the-rapeutisch optimisme. Het enthousiasme werdaanvankelijk nauwelijks beïnvloed door hetoptreden van bijwerkingen. De verpleging hadreeds ervaring met het regelmatig optreden vanbijwerkingen bij de klassieke somatische enmedicamenteuze therapieën. Chloorpromazineonderscheidde zich daarmee niet in negatievezin. Het signaleren en binnen de perken houdenvan bijwerkingen in de vorm van de aanschafvan zonnehoeden tegen zonne-allergie of hetscheren van vrouwelijke patiënten in reactie ophirsutisme. Het moniteren van bijwerken werddoor de verpleging op de koop toe genomen.Daar stond tegenover een positief ervaren ver-schuiving in de bezigheden van het bestrijdenvan onrust naar sociale begeleiding van patiëntenen hun familie. Vanaf 1957 zien we dat zowelbuiten als binnen de muren van de instellingenchloorpromazine geleidelijk als neurolepticum ofmajor tranquilizer een eigen plaats toebedeeldkrijgt in de materia medica.

ConclusieNet als 300 jaar eerder in het geval van kinabastzien we bij de introductie chloorpromazine eenintrigerende tango plaatsvinden tussen oude ennieuwe therapeutische praktijken. Als nieuwko-mer moest chloorpromazine zich eerst bewijzentegenover bestaande therapieën en een plaatsbevechten in het therapeutisch arsenaal.Uiteindelijk resulteerde het oplopen van de span-ning tussen de integratie in oude medicatieprak-tijken en de exponentiële groei van nieuwe thera-peutische ervaringen in een herijking en herin-richting van het therapeutische landschap.Chloorpromazine verwierf de status van hoofdvan een nieuwe groep van geneesmiddelen: de

neuroleptica (later omgedoopt tot antipsychotica).Wederom was een nieuwe loot ontsproten aan devitale stam van de materia medica.

Noot 1: Dit lijkt wel erg kort door de bocht, erzou ook iets in moeten staan over iatrochemischeconcepten, mechanistische en het stelsel vanBroussais en het classifcatie system van FriedrichHoffmann.Noot 2: Is dat wel zo? Aderlaten was in de thera-pie niet populair in Nederland, braken is ons-makelijk en heel vervelend, maar als we –in de19e eeuw voor clysteren purgeren lezen klopt datwel!

Literatuuri Jochems AAF., Joosten FWMG (2000) Coëlho;Zakwoordenboek der geneeskunde. Arnhem: Elsevier,P.506.ii Maehle AH. (1999) Drugs on trial: Experimentalpharmacology and therapeutic innovation in the eigh-teenth century. Amsterdam: Clio Medica, 223-233. iii Morowitz HJ. (1976) “The Merck of Time,”Hospital Practice, December, 25-30 ; Pieters T.(2004), Historische trajecten in de farmacie:Medicijnen tussen confectie en maatwerk. Hilversum:Verloren, 15-18. iv Heymans C. (1967) Pharmacology in Old andModern Medicine, Annnual Review of Pharmacology,7, 1-15.v Grob G. (1994) The mad among us: A history of thecare of America´s mentally ill. Cambridge: HarvardUniversity Press, 226-231; Shorter E. (1997) A historyof psychiatry: From the era of the asylum to the age ofProzac. New York: John Wiley & Sons, 239-262;Healy D. (2002) The creation of psychopharmacology.Cambridge: Harvard University Press, 178-276. vi Pieters T. Snelders S. (2005) Mental ills and the‘hidden history’ of drug treatment practices. InPsychiatric cultures compared. Psychiatry and mentalhealth care in the twentieth century: Comparisons andapproaches. Amsterdam University Press: Amsterdam,381-401. Scull A (1994) Somatic treatments and thehistoriography of psychiatry. History of Psychiatry 5:1-12; Shorter E. (1997) A history of psychiatry: Fromthe era of the asylum to the age of Prozac. New York:John Wiley & Sons, 248-255.vii Swazey JP (1974) Chlorpromazine in psychiatry: Astudy of therapeutic innovation. Cambridge (MA):MIT Press, p. 134viii Wardt-Kikkert van de N.M. Rentmeester J. (1953)Het largactil en zijn toepassing in de psychiatrie.Geneeskundige Gids 24, 499-507. ix Revol L. et al (1956) La therapeutique par lachloorpromazine en pratique psychiatrique. Paris:Masson&Cie, 13-17.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:41 Pagina 26

Page 27: Document

Dr.R

.W.J.M

.vander

Ham

2727

Foliolum Ed. III februari 2006

Een Haagse simpliciakast met inhoud

Raymond van der Ham, Nationaal HerbariumNederland, Postbus 9514, 2300 RA Leiden

In 1994 stond in het februari-nummer van deMuurkrant, het personeelsblad van het toen-malige Rijksherbarium/Hortus Botanicus inLeiden (nu de Leidse vestiging van het hetNationaal Herbarium Nederland, maar zon-der de hortus) een opmerkelijke aankondi-ging: “Voor alle medewerkers van het RH/HBzal op woensdag 16 februari een ‘bazaar’gehouden worden ... Tegen aantrekkelijke prij-zen zullen div. overtollige artikelen uit deEconomisch Botanische collecties verkocht wor-den. In de aanbieding gaan o.m. cacaobonen,koffiebonen, volle en lege stopflessen en div.andere botanische en niet botanische zaken. Voorde hoogste bieder is er een antiek simplicia-kast-je met inhoud (moet gerestaureerd worden). Deverkoop start om 11.00 uur”. In hetzelfde num-mer verklaarde Cees Kalkman, auteur vanPlanten voor dagelijks gebruik (2003) en destijdsemeritus hoogleraar-directeur van het RH/HB,hoe onderdelen van de economisch botanischecollectie overtollig konden worden. Hij schetstede collectie als een verzameling van onderdelenvan planten en plantaardige producten die doorde mens worden of werden gebruikt. Het groot-ste deel was afkomstig uit het Laboratorium voorTechnische Botanie van de Technische

Universiteit inDelft en hetKoninklijkInstituut voor deTropen inAmsterdam (som-mige voorwerpenwaren al aanwezigin de voorlopervan het KIT, hetKoloniaal Museumin Haarlem). Hetmateriaal was eenwaardevolle aan-vulling, maar hetmoest wel geor-dend worden en ermoesten keuzesworden gemaakt.

Een belangrijk criterium voor bewaren was detentoonstellingswaarde en het leek daarbij nietzinvol om “driehonderd monsters cacao-zaden”en “elk rolletje cocostouw” in de verzameling opte nemen. Blijkbaar voldeed ook het simplicia-kastje niet aan de criteria. Maar, ik zag er wel ietsin: het zou een mooi bergmeubel voor m’n fossie-lencollectie kunnen zijn. Om de inhoud bekom-merde ik me niet zo. Voor zover de laden opengingen zag ik alleen wat gedroogd plantenmateri-aal en ander onduidelijk spul. Als hoogste biederop de intekenlijst was ik aan het eind van debazaar voor een habbekrats de nieuwe eigenaarvan de kast. Gaandeweg werd het me in de daar-op volgende weken echter duidelijk dat het eeu-wig zonde zou zijn om de inhoud te wisselenvoor mijn fossielen. Uit allerlei voorwerpen,opschriften etc. bleek dat ik in het bezit wasgekomen van een eeuwenoude simpliciakast diegrotendeels nog gevuld was met simplicia. Ik benme toen gaan verdiepen in het verschijnsel sim-pliciakast en de wereld van de historische farma-cie, waarbij mijn eerste doel was om de herkomstvan de kast vast te stellen. Ik denk nu vrij zekerte weten waar de kast vandaan komt, maar de tijdis nog niet rijp voor een degelijk verhaal.Daarvoor moet nog wat meer archiefwerk wordenverzet. Ook ben ik nog op zoek naar de catalogus,die blijkens de nummering bij de vakjes onge-twijfeld ooit aanwezig moet zijn geweest. Ditverhaal, geschreven naar aanleiding van mijn bij-drage aan de‘farmaceutischhistorische dag’in 2005(Arnhem), moetdan ook gezienworden als eenvoorlopige standvan zaken.

NederlandsesimpliciakastenEen simplicia-kast is in z’neenvoudigstevorm een kast(je)met een aantalingedeelde laden

Fig. 1. De gerestaureerde‘Haagse kast’.

Fig. 2. De gerestaureerde ‘Haagsekast’ deels geopend.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:42 Pagina 27

Page 28: Document

Dr.

R.W

.J.M

.van

der

Ham

28Foliolum Ed. III februari 2006

2828

waarin een verzameling simplicia is onderge-bracht. Simplicia zijn de enkelvoudige bestand-delen, afkomstig uit het planten-, dieren- enmineralenrijk, die apothekers door de eeuwenheen volgens nauwkeurig in een farmacopeebeschreven recepten tot medicijnen (composita)verwerkten. Vroeger zullen veel apothekers eensimpliciakast gehad hebben en waarschijnlijkhad ook ieder (medisch-)farmaceutisch gilde ‘neigen (representatieve) kast. De simpliciaverza-meling was niet een handelsvoorraad, maar ver-tegenwoordigde een referentiecollectie, vooreigen gebruik en voor studie en examens vanaspirant assistenten en apothekers, want de oplei-ding vond tot ruim na de gildetijd in de apotheekplaats (Bosman-Jelgersma, 1983; Bierman,2002). Oorspronkelijk zal een verzameling afge-stemd zijn geweest op de lijst met simplicia in devigerende farmacopee, maar van lieverlee zullenveel kasten door persoonlijke toevoegingen ofhet bewaard blijven van obsoleta een afwijkendeinhoud hebben gekregen, zeker als ze niet meervoor hun eigenlijke doel werden aangewend.In de afgelopen jaren heb ik geprobeerd eenoverzicht te krijgen van het heden en verledenvan simpliciakasten in Nederland. In hoeverredergelijke kasten ook elders werden gebruikt isme niet bekend, maar ik heb de indruk dat heteen typisch Nederlands verschijnsel was. Ik zegmet opzet was, wantsimpliciakasten zijnal geruime tijd nietmeer in gebruik enalleen nog in museaen enkele privé-col-lecties te vinden. Intotaal ben ik 17 kas-ten op het spoorgekomen, maar wel-haast zeker zijn ernog die ik niet ken.Het volgende chro-

nologische over-zicht van de mijbekende simplici-akasten geeft perkast(je) bijzonder-heden over deherkomst, huidigestandplaats,inhoud, het al ofniet aanwezig zijnvan een catalogusen zo mogelijkverwijzingen naarbeschrijvingen en

afbeeldingen in de literatuur.

1. Collegium Pharmaceuticum, ‘s-Gravenhage (c.1660). Museum Boerhaave, Leiden. Gildekast.Aanvankelijk bijna leeg, later opgevuld doorWittop Koning (pers. meded.), catalogus afwezig.Wittop Koning (1947), Wittop Koning &Lunsingh Scheurleer (1960), Wiechmann (1992).

2. ‘Utrechtse kast’ (17de-eeuws). CentraalMuseum, Utrecht. Legaat Wolterbeek; verdereherkomst onbekend. Inhoud aanwezig (18−19de-eeuws), catalogus afwezig. Bergvelt & Kiste-maker (1992a, b).

3. Collegium Medico Pharmaceuticum, Delft (c.1730). Rijksmuseum, Amsterdam. Gildekast.Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. WittopKoning & Lunsingh Scheurleer (1960).

4. Chirurgijnsgilde, Rotterdam (c. 1730).Historisch Museum, Rotterdam. Gildekast.Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. WittopKoning & Lunsingh Scheurleer (1960), Bosman-Jelgersma (1983).

5. Apotheek Anthoni d’Ailly, Amsterdam (c.1765). Amsterdams Historisch Museum,

Fig. 3. Lade 6, met vooral simplicia uit het plantenrijk.

Fig. 4. Lade 7, met vooral simplicia uit het mineralenrijk.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:42 Pagina 28

Page 29: Document

Dr.R

.W.J.M

.vander

Ham

2929

Foliolum Ed. III februari 2006

Amsterdam. Inhouden catalogus aanwe-zig. Wittop Koning& LunsinghScheurleer (1960),Wittop Koning(1986).

6. ‘Haagse kast’ (c.1790). Deze kastwordt hieronderbeschreven.

7. PharmaceutischeHandelsvereniging, Amsterdam (18de-eeuws).Medisch Farmaceutisch Museum De Griffioen,Delft. Volgens Wittop Koning (pers. meded.)mogelijk van Willem Brocades (apotheker teMeppel) geweest. Inhoud en catalogus aanwezig.Algera-van der Schaaf (2001).

8. ‘Haarlemse kast’ (18de-eeuws). TeylersMuseum, Haarlem. Legaat uit 1996; verdere her-komst onbekend. Inhoud en catalogus aanwezig.

9. Departement Rotterdam van de NederlandseMaatschappij ter bevordering der Pharmacie (c.1800). Museum Boerhaave, Leiden. Inhoud encatalogus aanwezig. Van der Spek (2002).

10. Apotheek Van Spanje, Utrecht (c. 1800).Apothekersmu-seum Kisters, Doorwerth. Inhouden (deel)catalogi aanwezig.

11. ‘Pharmacopoea Batava’ (1805). MuseumBoerhaave, Leiden. Afkomstig uit het voormaligGeschiedkundig Medisch-PharmaceutischMuseum in Amsterdam. Verdere herkomst onbe-kend. Inhoud en catalogus afwezig. Wiechmann(1992).

12. Hendrik de Bosch, arts te Amsterdam (c.1835). Museum Boerhaave, Leiden. Inhoud(18de-eeuws) en catalogus aanwezig.Wiechmann (1992).

13. Apotheek Reyst, Leiden (c. 1880). MuseumBoerhaave, Leiden. Inhoud aanwezig, catalogusafwezig.

14. Universiteit Utrecht (19de-eeuws).Apothekersmuseum Kisters, Doorwerth. Inhoudaanwezig, catalogus afwezig.

15. Apotheek Van Giffen, Purmerend (19de-eeuws). Collectie H.J. Boersma, Sassenheim.Inhoud aanwezig, catalogus afwezig.

16. Apotheek Sneltjes, Haarlem (19de-eeuws?).In 1994 in de collectie van Wittop Koning.Vrijwel leeg en zonder catalogus.

17. Apotheek Baljet, Arnhem (c. 1900).Nederlands openluchtmuseum, Arnhem.Oorspronkelijk uit een apotheek in Maarssen?Inhoud aanwezig, catalogus afwezig.

De bovengenoemde, nog bestaande kasten vor-men waarschijnlijk maar een klein deel van water ooit geweest is. In de tweede helft van de 19deeeuw bestond er nog een ‘levendige’ handel insimpliciakasten. Doorbladeren van hetPharmaceutisch Weekblad (1864−1901) leverdevele tientallen advertenties op van te koop aange-boden/gevraagde kasten. Daartussen zaten op hetlaatst ook aanbiedingen van in serie vervaardigde

Fig. 5. Lade 11, met vooral simplicia uit het dierenrijk.

verzamelingen, zoals die van C. Stephan (apothe-ker te Dresden) met 250 simplicia voor 24 gulden(Ph.W. 28/2, 1891) en die van F.J. Struijkenkamp(custos bij het Botanisch Laboratorium in Leiden)voor 30 gulden (Ph.W. 33/23, 1896). HetNationaal Herbarium Nederland (Leiden) bezitnog een kist (met schuifdeksel) van Stephan meteen “Pharmacognostische Verzameling” die blij-kens een lijst van Pharmaceutische

Fig. 6. Glazen potjes met opschrift: Bals Copaiv (l) enTerebinthina communis 1769 (r).

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:42 Pagina 29

Page 30: Document

Dr.

R.W

.J.M

.van

der

Ham

30Foliolum Ed. III februari 2006

3030

Verzamelingen in 1906 door Dr. M. Greshoff aanhet Koloniaal Museum in Haarlem werd gescho-ken. De producten vanStephan enStruijkenkamp werdenuitgebreid besproken inhet PharmaceutischWeekblad (27/37, 27/42,28/7, 32/12). In 1925werd melding gemaaktvan een practische sim-plicia-verzameling metc. 170 simplicia die leer-lingen van de“Haagschen Assistenten-Cursus” voor 20 guldenwerd aangeboden, hetgeheel in een kartonnendoos met practischeklepsluiting verpakt(Ph.W. 62, p. 299). Inieder geval tot in de zestiger jaren werd bij hetApothekers(staats)examen 1ste deel nog uitge-breid pharmacognosie geëxamineerd. In ditkader moeten we de bovengenoemde UtrechtseUniversiteitskast plaatsen. Op het examen moestmen niet alleen de simplicia kunnen benoemenmaar ook hun samenstelling en toepassingenkennen. Daarnaast moesten mengsels van simpli-cia, de zogenoemde haksels en poeders, wordengeanalyseerd, de eerste op het oog, de tweedemet behulp van een microscoop (pers. meded.H.J. Kisters). Omstreeks 1970 stelde deBrocades-ACF Groothandel NV nog een“Simplicia-verzameling voor PharmaceutischeStudenten” beschikbaar met daarin zo’n 95 sim-plicia (NHN, Leiden). Evenwel is duidelijk dathet herkennen van simplicia in de loop der jarensteeds minder belangrijk werd gevonden.

De Haagse kast (met inhoud) De ‘Haagse kast’ (Fig. 1 en 2) is 149 cm hoog,83 cm breed, 40 cm diep en is bijna geheel vaneikenhout. Qua stijl is hij als een Louis XVIsecretaire (c. 1790) te karakteriseren. Achter het

schrijfblad, onder de bovenste lade, bevindenzich zes brede laden, twee open vakken en viersmalle laden. Achter beide deurtjes bevinden zichnog tien brede laden, die in tegestelling tot debovenste zes, voorzien zijn van notenhoutenfrontjes. De lade boven het schrijfblad is nietingedeeld en gevuld met allerlei ongeregeld spul(lege spanen doosjes, houtmonsters etc.). Desmalle laden, ook niet ingedeeld, zijn leeg. De 16brede laden zijn ingedeeld in vakjes van diversformaat, in totaal 1170, waarvan er 945 noggevuld zijn met simplicia. De meeste vakjes zijnop de rand genummerd. De simplicia bevindenzich in op maat gevouwen papieren bakjes in de

vakjes. De bovenste zesladen bevatten voorna-melijk plantaardige sim-plicia. In lade 6 liggenin een lang vak enkeleaddergraten en apothe-kers-skinken (Fig. 3).De laden 7 tot 10 bevat-ten vooral mineralene.d. (Fig. 4). Lade 11 isgrotendeels gevuld metdierlijke simplicia (Fig.5), terwijl in de laden12 tot 16 weer plantaar-dige simplicia te vindenzijn. De simpliciamaken niet de indrukeen samenhangendeverzameling uit één

bepaalde periode te vormen. De handschriftenzijn oud tot vrij modern en de aangetroffen jaar-tallen varië-ren van 1664tot 1910.Behalve desimplicia zijner ook voor-werpen dieeerder thuishoren in decategorierariteiten,zoals eenstukje botmet het(17de-eeuw-se?) opschrift“meerminsribbe”.Opmerkelijkzijn verderenkele glazenpotjes (Fig.

Fig. 7. Diverse aardewerken bakjes en zalfpotjes uit de sim-pliciakast.

Fig. 8. Uitnodiging tot het bijwonen van een lezing in hetKoloniaal Museum. Vermoedelijk werd dit papiertje doorGreshoff zelf tot een passend bakje voor vakje 11/52 in desimpliciakast gevouwen.

Fig. 9. Fragment van een in het Fransgestelde brief in maart 1664 onderte-kend door Destrades. Het werd gebruiktom enkele namen van simplicia op teschrijven: geel silpey (?) en Sem:Sebadillios.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:42 Pagina 30

Page 31: Document

Dr.R

.W.J.M

.vander

Ham

3131

Foliolum Ed. III februari 2006

6) en aardewerken bakjes en zalfpotjes metinhoud (Fig. 3, 5 en 7). De kast verkeerde in 1994 in een deplorabeletoestand. Een deel van het hang- en sluitwerkwas verdwenen en de meeste laden gingen maarmoeilijk open. In 2002 is de kast (excl. laden)vakkundig gerestaureerd door Le Singe Violet(Leiden), waarbij o.m. hetbeslag is aangevuld en(oude) sloten zijn aange-bracht. Alle laden schui-ven nu weer soepel in enuit. Bij de restauratie isgeen makersmerk aange-troffen.

Herkomst Gelet op sporen die ietsover de herkomst van dekast kunnen vertellen, zijn er twee groepen teonderscheiden: 1. teksten die verwijzen naar hetKoloniaal Museum in Haarlem, en 2. teksten dieverwijzen naar het centrum (Binnen-buitenhof)van Den Haag. Tot de eerste groep behoren o.m.:Koloniaal Museum Haarlem Yzerhart Surina-me” (etiket op blokje hout), “Fruct. Daphnemezereum Aug. 1908 Dr. M. Greshoff” (op een

zakje metinhoud)en eenuitnodi-ging vooreen lezingin hetKoloniaalMuseum,onderte-kend doorM.Greshoff,op enkeletot bakjesgevouwenbriefjes(Fig. 8).

Tot de tweede groep behoren teksten dievoorkomen op stukjes papier die werdengerecycled om namen van simplicia opte schrijven of om de inhoud van eenbakje wat omhoog te brengen, zoals: eenfragment van een in het Frans gesteldebrief in 1664 ondertekend doorDestrades, destijds Frans gezant in DenHaag (Fig. 9), gedrukte maar verder nietingevulde uitnodigingen voor vergade-ringen gericht aan leden van regerings-instanties (Fig. 10 en 11) en een frag-

ment van een geschrift opgesteld “Uit Naam vanRegenten voorn.” door Corn. Flok (Fig. 12).Dr. M. (Maurits) Greshoff (1862−1909, Fig. 13)was van 1895 tot aan zijn dood scheikundige en(onder)directeur van het Koloniaal Museum inHaarlem. In 1925 verhuisde deze instelling naarAmsterdam en ontwikkelde zich daar tot het hui-

dige Koninklijk Instituut voor de Tropen.Cruciaal bij het reconstrueren van de geschiede-nis van de kast waren de vaststellingen dat Corn.Flok apotheker was op het Buitenhof in DenHaag (Bierman et al., 1992) en dat Greshoff inzijn jeugd op enkele adressen vlakbij hetBuitenhof woonde. Bij wijze van voorlopige con-clusie geef ik hieronder mijn laatste ideeën overde herkomst van de kast.Ik denk dat de ‘Haagse kast’ ooit in het bezit wasvan Cornelis Flok (1761−1830). Deze legde in1791 zijn apothekersexamen af, was daarna apo-theker te Wassenaar en vestigde zich in de perio-de 1800−1805 in Den Haag, in het pandBuitenhof 50, een strategisch punt langs de routevan het Binnen-/Buitenhof naar de Grote Kerk(Fig. 14). Voor dat pand (De Vliegende Leeuw)stond in 1800 nog de apotheker Hendrik Pietervan den Ende voor de verponding genoteerd (TerMeer Derval, 1941). Het zou kunnen dat Flok dekast van hem heeft overgenomen. Flok (ook welgeschreven als Flock) was ouderling bij deNederduitse Kerk, regent van het Pest- enDolhuis (1807−1830) en had nauwe banden metde plaatselijke elite. Hendrik van Royen(Buitenhof 41), een broer van Flok’s echtgenote,was staatsraad, en een zus van Flok was

Fig. 10. Niet ingevulde uitnodiging voor een vergadering, gericht aan“Gecommiteerdens tot het Defensie Weesen”. Op de achterkant is geschre-ven: Sem: Cichor.

Fig. 11. Niet ingevulde uitnodiging voor een vergadering, gericht aan “Hun HoogMogende”, en in opgevouwen toestand gebruikt om de inhoud van een bakje wat omhoog te

brengen.

Fig. 12. Fragment van een geschrift “UitNaam van Regenten voorn.” opgestelddoor Corn. Flok. Het betreft hier waar-schijnlijk de regenten van het Pest- enDolhuis.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:42 Pagina 31

Page 32: Document

Dr.

R.W

.J.M

.van

der

Ham

32Foliolum Ed. III februari 2006

3232getrouwd metGeorge Michiel‘t Hoen, belas-tingontvanger.Deze connec-ties, en denabijheid vanhet regerings-centrum, zou-den de aanwe-zigheid van deregerings-gere-lateerde tekstenin de kast kun-nen verklaren.Na het overlij-den van Flok isde apotheek

voortgezet door achtereenvolgens D.M. vanDeinse, A. May van Vollenhoven, B.T.M. vanMarle, J. Lehman de Lehnsfeld en J.L.F.C.Snabilié. De laatste is omstreeks 1882 met deapotheek naar Buitenhof 49 (Fig. 14) verhuisd enomstreeks 1885 naar Buitenhof 21, waar hijwerd opgevolgd door J.W.C. Reijth. Mej. S.Faber (examen 1893, vermoedelijk een van deeerste vrouwelijke apothekers) verhuisde de apo-theek in 1895 naar Koningsplein 32, ver buitenhet centrum. Greshoff was in detijd dat hij bij het Buitenhof woon-de bij twee apotheken in opleidingvoor apotheekbediende. Een daar-van was de apotheek van F.R.Vechtman(n) en het zou me nietsverbazen als de andere die vanSnabilié is geweest, waar hij,gezien zijn belangstelling, mis-schien kind aan huis was. “Reedsvroeg schijnt hij zich tot de schei-kunde aangetrokken gevoeld tehebben, want als jongen had hij opzolder zijner ouderlijke woningeen hoekje, waar hij met potjeschemicaliën bezig was” (Bosz &Van Iterson, 1910). Van 1879 tot1880/81 was hij in dienst bij F.R.Vechtman(n), die hem voor zijnexamen ook les had gegeven inwarenkunde, de wetenschap, waar-toe Greshoff zich steeds zo aange-trokken heeft gevoeld (Bosz & VanIterson, 1910). In 1885 legde hij inUtrecht het apothersexamen af enin 1887 promoveerde hij in Jena,waarna hij als militair apothekernaar Java vertrok. Om gezond-heidsredenen keerde hij in 1892

terug naar DenHaag, waar hij in1895 een tentoon-stelling overgeneeskrachtigeen nuttige plantenorganiseerde (Fig.15) en de FloraHagana publiceer-de (Greshoff,1895). Over detentoonstellingkon men van offi-ciëele zijde (Ph.W.31/43), waar-schijnlijk Greshoffzelf, vernemen:“Bij den wereld-wedstrijd diegevoerd wordtdoor chemische industrieelen om voor de langbeproefde en als werkzaam erkende geneesmid-delen uit het plantenrijk chemische lichamen inde plaats te stellen ... is door de medici het zoobelangrijk deel, dat het plantenrijk aan de thera-pie levert, verwaarloosd en hebben vele werkelijkdeugdelijke middelen niet die erkenning onder-vonden, waarop zij van oudsher aanspraak kun-

nen maken”. Dit sluit nauw aanbij de tekst die ik op het schrijf-blad van de kast aantrof (Fig.16): “Multa renascentur quae jamcecidere. Cadentque quae nuncsunt in honore”, hetgeen zoveelbetekent als: veel dingen diegevallen zijn zullen herborenworden (de plantaardige midde-len), en veel dingen die nu in erezijn zullen vallen (de chemischemiddelen). Hieruit leid ik af datde kast voor Greshoff een belang-rijke rol speelde bij de tentoon-stelling, en daar misschien welstond opgesteld als illustratie vanhet thema. Mijns inziens zijn erdrie momenten waarop de kast inhet bezit van Greshoff gekomenkan zijn: de verhuizingen van deapotheek omstreeks 1882, 1885en in 1895. Verhuizingen zijn bijuitstek momenten van opruimenen bedenken wat wel of niet mee-gaat. Bij alle verhuizingen wasGreshoff in het land, en bij deeerste twee kan hij getipt zijndoor Snabilié. Mogelijk heeft hijgereageerd op de volgende adver-

Fig. 13. Dr. M. (Maurits) Greshoff(1909).

Fig. 14. Het Buitenhof tussen 1882en 1885, in westelijke richting (rugnaar het Binnenhof, gezicht naar deGrote Kerk), met rechts de apo-theek van J.L.F.C. Snabilié. Linksdaarvan, aan het steegje (de tegen-woordige Halstraat), het pand De vliegendeLeeuw, waar de apotheek totomstreeks 1882 was gevestigd. Letop het hofleverancierswapen op degevel van de apotheek. Foto: HaagsGemeentearchief.

Fig. 15. Kaft van de in 1895 doorGreshoff georganiseerde tentoon-stelling over geneeskrachtige ennuttige planten.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:43 Pagina 32

Page 33: Document

Dr.R

.W.J.M

.vander

Ham

3333

Foliolum Ed. III februari 2006

tentie inPharmaceutischWeekblad 22/24 uit1885 (Fig. 17):“Voor f 70. wordt tekoop aangebodeneene secretaire,ingericht tot simpli-ciakast, volgens dehandleiding van Dr.Oudemans”. Zoudit onze ‘Haagsekast’ betreffen? Devermelding van de handleiding van Oudemans(1865) biedt weinig houvast, mogelijk omdat desimpliciaverzameling later min of meer ingrij-pend gereviseerd is (Greshoff heeft allerlei spo-ren in de kast achtergelaten). Na het overlijdenvan Greshoff (kinderloos, ongehuwd) is de kast,waarschijnlijk samen met diverse andere gelega-teerde bezittingen, in het Koloniaal Museumterecht gekomen. Omdat op de kast geen regi-stratienummer is aangetroffen, heeft hij waar-schijnlijk geen deel uitgemaakt van de collectie,ook niet in het Koninklijk Instituut voor deTropen. De kast komt ook niet voor in de eerdergenoemde lijst van PharmaceutischeVerzamelingen van het Koloniaal Museum.Omstreeks 1984 is veel botanisch en zoölogischmateriaal, inclusief de kast, verhuisd van het KITnaar het Natuurhistorisch Musem in Leiden. In1989 is het botanische deel overgebracht naar deHortus Botanicus aldaar. Eind 1989 fuseerde dehortus met het Rijksherbarium, waardoor de kastin de collectie Economische Botanie terechtkwam. De rest van het verhaal is bekend.

Met dank aan: Jard Baljet (Arnhem), AnnetteBierman (Rotterdam), Henk Boersma(Sassenheim), Constance Eikelenboom(Oegstgeest), Bob Griffioen (Delft), Ben Kieft(NHN, Leiden), Huub Kisters (Doorwerth), LeSinge Violet (Leiden), Museum Boerhaave(Leiden) en het Haags Gemeentearchief.

Literatuur

Algera-van der Schaaf,M.A.W., 2001.Magnificum si quaerisopus ... Kring voor deGeschiedenis van dePharmacie in Benelux,Bulletin 50/101: 8−17.

Bergvelt, E. &Kistemaker, R., 1992a.De wereld binnen hand-bereik. Nederlandsekunst- en rariteitenverza-

melingen, 1575−1735. Waanders, Zwolle.

Bergvelt, E. & Kistemaker, R., 1992b. De wereld binnenhandbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen,1575−1735. Catalogus. Amsterdams Historisch Museum.

Bierman, A.I., 2002. De apotheker. Mededeling 295: 7−16.Museum Boerhaave, Leiden.

Bierman, A.I., Van Lieburg, M.J. & Wittop Koning, D.A.,1992. Biografische index van Nederlandse apothekers tot1867. Erasmus Publishing, Rotterdam.

Bosman-Jelgersma, H.A., 1983. Poeders, pillen en patiënten.Sijthoff, Amsterdam.

Bosz, J.E.Q. & Van Iterson, F.K., 1910. Dr. M. Greshoff.Chem. Weekbl. 7: 231−249.

Greshoff, M., 1895. Flora Hagana. Proeve eener lijst vannaam en vindplaats der wildgroeiende planten van ‘s-Gravenhage. W.P. van Stockum & Zoon, ‘s-Gravenhage.

Kalkman, C., 2003. Planten voor dagelijks gebruik. KNNVUitgeverij, Utrecht.

Oudemans, C.A.J.A., 1865. Handleiding tot de pharmacog-nosie van het planten- en dierenrijk. Kruseman, Haarlem.

Ter Meer Derval, A., 1941. Namen van de opeenvolgendeeigenaars der huizen, staande aan de noord-, west- en oost-zijde van het Buitenhof van 1600 tot circa 1830. Die Haghe,Jaarboek 1941: 123−142.

Van der Spek, T.M., 2002. Medicijnen door de eeuwen heen.Mededeling 295: 19−31. Museum Boerhaave, Leiden.

Wiechmann, A., 1992. De verzameling medicijnen van eenAmsterdamse stadsdokter. Mededeling 253. MuseumBoerhaave, Leiden.

Wittop Koning, D.A., 1947. De simpliciakast van hetHaagsche Collegium Pharmaceuticum. Pharm. Weekbl. 82:185−188.

Wittop Koning, D.A., 1986. Compendium voor de geschie-denis van de pharmacie van Nederland. De Tijdstroom,Lochem/Gent.

Wittop Koning, D.A. & Lunsingh Scheurleer, T.H., 1960. Desimpliciakast van het Collegium MedicoPharmaceuticum te Delft. Bulletin Rijksmuseum 8: 69 82.Fig. 16. Tekst die op het schrijfblad van de kast was geprikt.

Fig. 17. Advertentie in Pharmaceutisch Weekblad 22/24 (1885).

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:43 Pagina 33

Page 34: Document

Dr.

A.I.

Bie

rman

34Foliolum Ed. III februari 2006

3434

Materia medica inhistorisch perspectief

Dr A.I. Bierman, Universiteit Leiden.

Het beginIn het antieke Griekenland, de bakermat vanonze westerse beschaving, zijn al 600 jaar voorChristus filosofieën geformuleerd over het ont-staan van de wereld en alles wat zich daarinbevindt. De Griekse filosoof Empedokles (ca490-430 v.Chr.) formuleerde de theorie dat alles

op de wereld bestaat uit vier elementen: aarde,water, lucht en vuur. Uit deze elementen zijn ookde levende wezens opgebouwd. Elementdeeltjeskunnen onder invloed van twee tegengesteldekosmische krachten, Philia (liefde) en Neikos(haat), tijdelijke verbindingen aangaan en dieook weer verbreken. Zo dacht men zich het ont-staan van planten en dieren, maar ook van demens. Men onderscheidde vier grondkwaliteiten:warm, koud, droog en vochtig. De elementenbezaten twee grondkwaliteiten, aarde is koud endroog, water is koud en vochtig, lucht is warmen vochtig en vuur is warm en droog. De ele-menten corresponderen ook met de seizoenen,lucht met lente, vuur met zomer, aarde met herfsten water met winter. Dit concept werd later ookop de mens toegepast: het menselijk lichaambevat vier vochten (humores): bloed, slijm (fleg-ma), gele gal en zwarte gal (melan chole). Dehumores hebben ook grondkwaliteiten: bloed iswarm en vochtig, slijm is koud en vochtig, gelegal is warm en droog en zwarte gal is koud endroog. De humores corresponderen met de orga-nen, bloed met het hart, slijm met de hersenen,gele gal met de lever en zwarte gal met de milt.In fig. 1. is dit schematisch weer gegeven.

Wanneer de vier humores in evenwicht warenwas de mens gezond, bij een verstoord evenwichtof wanneer een of meer van de humores veront-reinigd waren werd men ziek. In ons spraakge-bruik zijn nog vele overblijfselen van deze klas-sieke theorie: het woord humeur en de uitdruk-king ‘in je humeur zijn’ zijn rechtstreeks van dezehumoraalleer afkomstig, en datzelfde geldt voorhet woord ‘temperament’ dat eigenlijk menging(temperare = mengen) betekent. Ook woorden alsflegmatiek en melancholiek verwijzen naar deopvattingen van de humoraalleer.

Galenus (129-199).De Romeinse arts Galenus heeft op basis van dehumoraalleer een sluitend geneeskundig systeemontworpen. Galenus had hele duidelijke opvattin-gen over fysiologie, die eeuwenlang als eendogma in de medische wereld hebben gegolden.Voor de Materia medica is belangrijk dat Galenusop basis van de humoraalleer ook een uitgebreidtherapeutisch systeem heeft ontwikkeld. Een cor-rectie van een verstoord evenwicht tussen dehumores kon plaats vinden door te proberen hetovertollige vocht kwijt te raken òf door hetgebruik van geneesmiddelen die het evenwichtweer konden herstellen of de verontreiniging vanéén of meer humores konden opheffen. Manierenom een overmaat aan vocht kwijt te raken warenaderlaten, braken of het toedienen van een klys-ma. Deze zogenaamde ABC-therapie (Aderlaten,Braken, Clysteren) is tot in de negentiende eeuween belangrijk onderdeel geweest van het thera-peutisch handelen. Voor een therapie met genees-middelen bij een verstoord humoraal evenwichtwas het natuurlijk noodzakelijk de eigenschappenvan die geneesmiddelen te kennen. En die eigen-schappen moeten dan gezocht worden binnen hetconcept van de humoraalleer. Dus werkzamebestanddelen of een werking zoals we die tegen-woordig definiëren zijn hier niet aan de orde,maar er moet gekeken worden naar de vier grond-kwaliteiten koud, warm, droog en vochtig.Galenus heeft dat ook gedaan, en hij heeft de inzijn tijd gebruikte planten geclassificeerd volgensde vier kwaliteiten, waarbij die kwaliteiten ooknog werden onderverdeeld in verschillende kwa-

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 12:58 Pagina 34

Page 35: Document

Dr.A

.I.Bierm

an3535

Foliolum Ed. III februari 2006

liteitsgraden. Galenus was er namelijk van over-tuigd dat planten met dezelfde kwaliteit dieeigenschap niet in dezelfde mate bezaten. In fig.2 is dit schematisch weergegeven.

Galenus kon voor een overzicht van de plantendie hij moest classificeren beschikken over hetwerk van de Romeinse arts PedianosDioskorides.

Pedianos Dioskorides (1ste eeuw)Dioskorides was 0militair arts en heeft onderandere in het leger van keizer Nero gediend. Inzijn boeken De Materia medica libri quinqueheeft hij de Materia medica die gebruikt werd inde landen waar het leger doortrok vastgelegd.Behalve planten heeft Dioskorides ook therapeu-tica van dierlijke en minerale oorsprong beschre-ven. Dioskorides gaf in zijn beschrijving van deMateria medica ook het gebruik van de genees-middelen zoals hij dat ervaren of gehoord had.Alle latere overzichten van de Materia medica enook de eerste kruidenboeken zijn in eersteinstantie gebaseerd op het werk van Dioskorides.Dat leverde in latere eeuwen overigens wel pro-blemen op want Dioskoridesbeschrijft de Materia medica die hijop zijn reizen tegen gekomen was,en die reizen maakte hij in hetgebied dat wij nu als het Midden-Oosten aanduiden. Er worden dusalleen planten beschreven die in ditgebied groeien. Het gezag vanDioskorides was tot ver in de 16de

eeuw nog zo groot dat men aannamdat hij alle planten had gekend endat die planten dus overal te vindenmoesten zijn. Er werd dus in denatuur en in de kloostertuinen vaak

vruchteloos gezocht naar de planten dieDioskorides beschreven had, en omgekeerdtrachtte men de plaatselijke flora terug te vindenin de beschrijvingen van Dioskorides. Pas toen deRenaissance hier afstand van genomen had konde plantenwereld in Europa objectiever beschre-ven worden. Maar bij de beschrijving van de the-rapeutische eigenschappen van de planten bleefmen zich baseren op de humoraalleer en de clas-sificatie van Galenus.

Theophrastus Bombastus Philippus vonHohenheim: Paracelsus (1493-1541)De 16de eeuwse arts Paracelsus deed een eersteaanval op het stevige bolwerk van de humoraal-leer. Paracelsus verwierp deze leer volkomen.Volgens Paracelsus zijn er slechts drie elementen(principia): kwik (mercurius), zwavel (sulfur) enzout (sal). (Paracelsus bedoelt hier overigens nietde elementen in de moderne zin mee!). De opvat-tingen over Materia medica zijn bij Paracelsusdan ook fundamenteel anders. Paracelsus introdu-ceerde de chemie in zijn drie-elementen concept,maar ook in de therapie, want hij was er vanovertuigd dat er een universeel geneesmiddelgevonden kan worden langs chemische weg, ana-loog aan de gedachte dat de steen der wijzen allemetalen in goud kan veranderen, een gedachtedie bij de alchemisten leefde. In zijn therapiemaakte Paracelsus ook veel gebruik van metalenzoals kwik en antimoon. Kwik moet een groteindruk gemaakt hebben, het is vloeibaar, het isdeelbaar en wanneer het verhit wordt blijft erniets over. En een behandeling met kwik bleekresultaten af te werpen bij de nieuwe geheimzin-nige ziekte die juist in die tijd haar intrede hadgedaan in Europa: de syfilis. De kwiktherapie tentijde van Paracelsus bestond eruit dat de patiënteen zweetkuur moest ondergaan en tijdens diekuur aan kwikdampen werd blootgesteld [fig. 3].

Fig. 1. De vier elementen, de vier grondkwaliteiten, de vierhumores en de corresponderende organen

Fig. 2. Kwaliteitsgraden volgens Galenus

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 12:58 Pagina 35

Page 36: Document

Dr.

A.I.

Bie

rman

36Foliolum Ed. III februari 2006

3636

De kwiktherapie heeft Paracelsus overigens totver in de 20ste eeuw overleefd: het bekendeTherapiecompendium van De Haan beveelt nogin de uitgave van 1961 het inzalven met kwikzalfaan bij de behandeling van syfilis.1Antimoon stond in hoog aanzien in alchemisti-sche kringen omdat dit metaal zo gemakkelijklegeringen vormt met ‘de koning der metalen’,het goud. Men noemde antimoon dan ook wel‘Regulus’ (koninkje).Een andere belangrijke bijdrage van Paracelsusaan de geneesmiddelleer is de signatuurleer.Paracelsus was een diepgelovig mens, en het waszijn overtuiging dat God de mens weliswaarziekten kan bezorgen maar dat diezelfde Godook een geneesmiddel voor die ziekten op aardeheeft gebracht. Dit geneesmiddel is te herkennendoor te letten op de kenmerken die onthullenvoor welke kwaal een product uit het planten- ofdierenrijk van nut is. Zo zou het longkruid bijlongziekten werkzaam zijn, want de gevlektebladeren van deze plant doen aan longweefseldenken. De papaver, met zijn typische vrucht zouwerkzaam zijn bij ziekten van het hoofd, de wal-noot met zijn frappante gelijkenis met de herse-nen is te gebruiken bij hersenziekten, en reiger-vet was een probaat middel tegen reuma. Reumaheeft men lang geassocieerd met koude en voch-tigheid en de reiger staat immers altijd met zijnpoten in het water zonder daar merkbaar last vante ondervinden! En wanneer door de juiste inter-pretatie van de signaturen een werkzaam middelgevonden was diende men daar nog de ‘Quintaessentia’, de kwintessens, in te vinden, de godde-lijke kracht die boven alle andere krachten staat.En hiertoe moest volgens Paracelsus de alchemiegebruikt worden, die op vergelijkbare manierzocht naar de Steen der wijzen, die alle metalenin goud zou kunnen veranderen. We zien hiereen ander fundamenteel verschil tussen de opvat-

tingen van Paracelsus en de humoraalleer. Delaatste tracht afwijkingen te corrigeren door methet tegengestelde te behandelen, een teveel aandroogte met vocht, een teveel aan warmte metkoude. Bij Paracelsus speelt het gelijkheidsbegin-sel juist een grote rol, voor de ziekte moet je eengelijksoortig geneesmiddel zoeken. Dit zal ookwel de reden zijn dat zijn naam nog altijd metveel waardering wordt genoemd in alternatievekringen zoals de antroposofie en homeopathie.

Analogieën tussen macrokosmos en microkos-mosParacelsus zocht ook naar analogieën tussen demacrokosmos en de microkosmos. Die gedachtevinden we overigens ook terug in de humoraal-leer, ook al zijn de uitgangspunten hiervan zoalsgezegd volstrekt anders dan de ideeën dieParacelsus er op na hield. De gedachte van dierelaties tussen microkosmos (de mens) en macro-kosmos (het heelal) werd steeds verder uitge-werkt en aangevuld. Zo ontstond uiteindelijk eenschema waarin de stand van de zon, de maan ende sterren, de sterrenbeelden, de tijd van de dag,de leeftijd van de mens, de seizoenen, de tempe-ratuur, de vier windstreken, vier smaken, vierkleuren en de vier humores allemaal met hunonderlinge samenhang konden worden onderge-bracht. [fig. 4] In het middeleeuwse wereldbeeldhad alles met alles te maken!

De zeventiende eeuw: nieuwe theorieën overfysiologie en therapieDe Griekse natuurwetenschap die tot in de 16de

eeuw zo’n duidelijk stempel had gedrukt op deziekteleer en de therapie was sterk rationalistisch.Aan de rede werd een grotere waarde gehecht danaan de empirie. Wanneer waarnemingen of expe-rimenten gegevens opleverden die in strijd warenmet de heersende opvattingen gaf het verstand dedoorslag: dit kon niet waar zijn. De Renaissancevormde een opmaat voor een eruptie van weten-schappelijke activiteiten, die gekenmerkt werdendoor een kritische instelling (Paracelsus!), eengrote behoefte aan kennis en toenemend gevoelvoor het experiment. Deze activiteiten bereiktenin de eerste decennia van de 17de eeuw haarhoogtepunt. Dit 17de eeuwse empirisme werd ophaar beurt weer verdrongen door een nieuwe rati-onele denkrichting: het mechanicisme. De filoso-fie van de Fransman René Descartes (1596-1650)maakte ook de weg vrij voor een verklaring vande fysiologische processen uit mechanische prin-cipes. De richting in de geneeskunde die dezeopvattingen aanhangt noemt men iatromechanica(ook wel iatrofysica.) Daarnaast ontwikkelde zichde iatrochemische richting, die de fysiologische

Fig. 3. Therapie bij syfilis (Mal de Naples)

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 12:58 Pagina 36

Page 37: Document

Dr.A

.I.Bierm

an3737

Foliolum Ed. III februari 2006

processen trachtte te verklaren door gebruik temaken van scheikundige principes. Deze richtingborduurde voor een deel voort op de ideeën vanParacelsus, maar ook de Arabische geneeskundeen het door de Arabieren ontdekte destillatiepro-ces zijn van grote invloed geweest op de iatro-chemie. Dat deze ideeën konden gedijen en totontwikkeling konden komen heeft alles te makenmet de nieuwe ontdekkingen die volgden op devele experimenten in de geneeskunde. In 1628publiceerde de Engelse arts William Harvey(1578-1657) zijn traktaat over de bloedsomloop.Harvey’s stelling dat het bloed in een geslotensysteem van aders en slagaders circuleert stuitteaanvankelijk op veel weerstand, want deze stel-ling was lijnrecht in tegenspraak met de fysiolo-gische opvattingen van Galenus. Maar Harvey’sstelling werd uiteindelijk algemeen aanvaard, enhet postulaat dat het hart hierbij als pomp fun-geert om het bloed door de aderen te pompenwas een fraai voorbeeld hoe mechanische princi-pes fysiologische processen kunnen verklaren.Beide richtingen, de iatromechanica en de iatro-chemie hebben ook duidelijke richtlijnen voorhet toepassen van geneesmiddelen geformuleerd.Voor het gebruik van Materia medica in de iatro-chemie wordt verwezen naar de bijdrage vanprofessor Beukers in deze Foliolum.

De iatromechanicaHet belangrijkste aspect in de opvattingen van deiatromechanica is ‘beweging’. De lichaamsvoch-ten bestaan uit deeltjes, en door beweging vandie deeltjes gaan de vochten stromen. Volgens deiatrofysici was onvoldoende stroming een oor-zaak van ziekte, en dat gebeurt wanneer er te

weinig beweging is, maar ook wanneer er teveelbeweging is wordt de mens ziek. Bij te weinigstroming wordt het vocht te dik, -of stroperigzoals men dat ook wel uitdrukte- en dat leidtweer tot verstoppingen met alle ellende van dien.De therapie moest er dus op gericht zijn de deel-tjes weer in de juiste beweging te krijgen waar-door de vochtstroom weer op gang gebrachtwerd. Koude is ook iets dat vermeden moet wor-den, door koude wordt een beweging immersminder. Deze opvattingen hebben grote invloedgehad op de indeling van de Materia medica. Netals Galenus indertijd gedaan had diende men degeneeskrachtige stoffen te classificeren, maar nuniet meer volgens de vier grondkwaliteiten vande humoraalleer, maar volgens de mechanicis-tisch-causale principes van de iatromechanica. DeDuitse arts en hoogleraar Friedrich Hoffmann(1660-1742) zou men als een 18de eeuwseGalenus kunnen beschouwen, want ookHoffmann is er in geslaagd de gehele Materiamedica van zijn tijd onder te brengen in één sys-teem.

Friedrich Hoffmann’s Therapia rationalis sys-tematica (1718-1724)2

Hoewel Hoffmann de humoraalpathologischeprincipes volstrekt afwees, spelen vochten tocheen rol in zijn iatrofysisch concept. VolgensHoffmann is de oorzaak van elke ziekte eenafwijking van de juiste hoeveelheid beweging.Hij maakt dan onderscheid tussen de bewegingvan de deeltjes èn de materie die bewogen wordt,de vloeistoffen in het lichaam. Ziekte kan dus alsoorzaak hebben een afwijking in de vloeibaredelen van het lichaam (de lichaamsvloeistoffen)òf een afwijking in de beweging van de vastedeeltjes in het lichaam die voor de juiste stroom-snelheid van de vloeistoffen moeten zorgen.Vochten die niet voldoende stromen kunnen tedik worden en raken ook verontreinigd.Hoffmann deelde de Materia medica in tweehoofdgroepen, middelen die een werking uitoefe-nen op de lichaamsvloeistoffen en middelen dieeen werking uitoefenen op de vaste deeltjes. Inbeide hoofdgroepen maakte hij een onderverde-ling en zo kwam zijn classificerings systeem erals volgt uit te zien:

I Middelen die werken op de lichaamsvloeistoffen

I A Alterantia, die de kwaliteit van de vloeistoffen ver-beteren

I A 1 AbsorbentiaI A 2 TemperantiaI A 3 Incidentia en AttenuantiaI A 4 Demulcentia en Emollientia

Fig. 4. Analogieën tussen macro- en microkosmos.

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 13:03 Pagina 37

Page 38: Document

Dr.

A.I.

Bie

rman

38Foliolum Ed. III februari 2006

3838I B Evacuantia, die de kwantiteit van de vloeistoffenverbeteren

I B 1 EmeticaI B 2 Laxantia en PurgantiaI B 3 Sudorifera en DiaphoreticaI B 4 DiureticaI B 5 Expectorantia, Errhina, SternuatatoriaI B 6 Aphophlegmatica en Salivantia

II Middelen die werken op de vaste deeltjes

II A Roborantia, die de beweging versterken

II A 1 Analeptica, Cordiala, CardiacaII A 2 BalsamicaII A 3 Stomachica, Carminativa, Aromatica,VisceraliaII A 4 Adstringentia en Vulneraria

II B Sedantia, die de beweging afzwakken

II B 1 AnodynaII B 2 AntispasmodicaII B 3 HypnoticaII B 4 Narcotica

De Alterantia –in het Nederlands vertaald als‘veranderende middelen’ of ook wel als ‘oms-temmende middelen’ brengen een verandering teweeg, waardoor de lichaamsvloeistoffen dunnervloeibaar worden (groep I A 3 en I A 4, de zoge-naamde ‘verdunnende middelen’ of ze heffenverontreinigingen in de lichaamsvloeistof op(groep I A 1 en I A 2, middelen die bijvoorbeeldeen teveel aan zuur door absorptie verwijderen).De Evacuantia zorgen dat een teveel aan vloei-stof verwijderd wordt. Dat kan door braken (I B1), laxeren (I B 2), zweten (I B 3), door diurese(I B 4), via de longen en de neus (I B 5) of viahet speeksel (I B 6).De Roborantia versterken de beweging van dedeeltjes in de vloeistoffen. Hier vinden we onderandere de zogenaamde ‘opwekkende middelen’en de hartversterkende middelen (II A 1). Ookmiddelen die de maag en darmen tot rust brach-ten (II A 3) en aromatische stoffen (II A 3 en II A2) hadden een versterkend effect op de bewegingvan de deeltjes. Dat is ook het geval bij deadstringentia, de samentrekkende middelen (II A4). Hier was de voorstelling dat je als het wareeen elastiek korter maakt, waardoor het aan ste-vigheid wint.De Sedantia zwakken een teveel aan bewegingaf. Hier vinden we de pijnstillers (II B 1), dekrampstillende middelen (II B 2), de slaapmidde-len (II B 3) en de verdovende middelen (II B 4).

Hoffmann heeft de gehele Materia medica van de18 eeuw onder weten te brengen in zijn systeem.En het is eigenlijk frappant dat die geneesmiddel-voorraad sinds de tijd van Galenus nauwelijksveranderd was. Wel waren er nieuwe middelenbijgekomen na de ontdekking van Amerika in1492 (zoals de kinabast, het guajakhout en detabak). In de bestaande geneesmiddelvoorraadkwamen echter nauwelijks wijzigingen.Kwantitatief gezien bleef de Materia medica duseeuwenlang ongeveer op hetzelfde peil. En deveranderingen op kwalitatief gebied (d.w.z. deaan een middel toegeschreven therapeutischewerking) bestonden er in hoofdzaak uit dat hetmiddel, afhankelijk van de vigerende ziekteleer,in een andere klasse werd ingedeeld. Dit zou pasveranderen in de 19de en 20ste eeuw, toen de eer-ste werkzame bestanddelen uit plantaardigegrondstoffen werden geïsoleerd, en de vorderin-gen in de fysiologie en later de farmacologie hetmogelijk maakten de Materia medica op anderewijze beoordelen. Een sterke reductie van de his-torische geneesmiddelvoorraad was hiervan hetgevolg. In de20ste eeuw werddie voorraadweer aangevuld,maar niet meermet natuurpro-ducten. Eenzich sterk ont-wikkelende far-maceutischeindustrie breid-de de Materiamedica uit meteen grote hoe-veelheid syn-thetischegeneesmidde-len.

Referenties1 Haan H.R.M. de. Therapie Compendium. Leiden,Stafleu, Negende druk 1961, p.472.2 Een zeer aan te bevelen artikel over Hoffmann’sTherapia rationalis is: Rotschuh Karl E. Therapiarationalis systematica bei Friedrich Hoffmann (1660-1742). In: Dilg P. [red] Perspektiven derPharmaziegeschichte. Festschrift für Rudolf Schmitzzum 65.Geburtstag. Akademische Druck-u.Verlagsanstalt, 1983, p.269-80.

Fig. 5; Friedrich Hoffmann (1660-1742)

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 13:03 Pagina 38

Page 39: Document

Prof.Dr.H

.Beukers

3939

Foliolum Ed. III februari 2006

Genezen metAlcali en Acidum

Prof. Dr. H. Beukers1

In de loop van de zestiende eeuw ontstaat eennieuw concept dat het functioneren van het mense-lijk lichaam in gezondheid ziekte verklaart, dezogenaamde iatrochemie of chemiatrie. Aanhangersvan die opvatting beschouwen levensverschijnselenals fenomenen van scheikundige aard. Andersgezegd de processen in levende wezens zijn che-misch bepaald en laten zich dus ook chemischbeïnvloeden. Ook in de zeventiende eeuw speelt deiatrochemie een belangrijke rol.Voor de praktijk is de iatrochemie in feite farma-ceutische chemie. De Leidse praefectus laboratoriichymici en latere hoogleraar scheikunde Jacobus leMort (1650-1718) definiëert iatrochymia of chymi-atrica als dat deel van de scheikunde dat de verbor-gene geneesmiddelen tracht voor den dag te bren-gen, en dezelve op verscheide manier te verschic-ken, aangenamer en van meerder krachten te berei-den.iDe belangrijkste bewerkingen zijn de destillatie ende maceratie. Die bewerkingen hadden tot doel deseparatio puri ab impuro, het verborgen, zuivere enwerkzame geneesmiddel te scheiden van de inertestof. Dergelijke verborgen stoffen worden aange-duid met termen als quintessens, magisterium,elixer of arcanum. Zij vormen een nieuwe groepvan geneesmiddelen, de spagyrica, ter onderschei-ding van de van oudsher bekende galenica.

Weergave in farmacopeeënNaast geneesmiddelen van plantaardige oorspronggaan de ‘chemische’ geneesmiddelen (afkomstigvan metalen en mineralen) een steeds grotere plaatsinnemen. Een dergelijke verschuiving wordt weer-spiegeld in de stedelijke farmacopeeën, zoals devergelijking van verschillende edities van deAmsterdamse farmacopee laat zien (tabel 1).In de eerste Amsterdamse farmacopee (1636)komen als chemische geneesmiddelen voor minera-len als Alumen (aluin) en Sal gemmae (steenzout),metalen als Antimonium en Argentum, gedestilleer-de oliën en een tiental pulverus chymici: Cremortartari (wijnsteen), Crystalli tartari, Flores sulphu-ris (zwavelbloem), Lapis prunellae (kaliumnitraat),Magisterium corallorum (calciumcarbonaat),Magisterium margaritarum (calciumsulfaat),Magisterium oculorum cancri (calciumcarbonaat),Mercurius dulcis (calomel), Mercurius praecipita-tus [rubeus] (kwik(II)oxide), en Tartarum vitriola-

tum (kaliumsulfaat). De toename in de laatste cate-gorie laat zich duidelijk demonstreren in de verge-lijking met de hernieuwde uitgave van deAmsterdams farmacopee ( 1726). De toename vanhet aantal chymica is deels toe te schrijven aan deinvoering van nieuwe bereidingen, zoals balsems,extracten, spiritus en tincturen van plantaardige oor-sprong, deels ook aan de invoering van nieuwe che-mische preparaten zoals Antimonium diaphoreticum(zweetdrijvende spiesglanskalk), Butyrum antimonii(antimoontrichloride) en Sal febrifugum Sylvii (kali-um- en ammoniumchloride).De introductie van de nieuwe geneesmiddelen infarmacopeeën geschiedt met een zekere vertragingten opzichte van het gebruik in de geneeskundigepraktijk. Terwijl voor de farmaceutische chemie deperiode van de chemiatrie zich uitstrekt van ca.1600-1700 , vangt voor de geneeskunde de chemia-trie aan met het werk van Paracelsus (1493-1541).Die vertraging hangt samen met het gebruikte bron-nenmateriaal: farmacopeeën en officiële prijslijsten.De opname van nieuwe farmaca in deze bronnen isniet alleen afhankelijk van wetenschappelijke over-wegingen, maar ook van legalisatie door stedelijkeoverheden. Een vergelijkbaar fenomeen zien we bijhet gebruik van de nadere specificering van farma-copeeën met de term Galeno-chymica. Voor deLage Landen wordt die term voor het eerst gebruiktbij de Antwerpse farmacopee van 1661. Overigensneemt slechts een beperkt aantal farmacopeeën datgebruik over.

Franciscus dele Boë, Sylvius (1614-1672)Eén van de bekendste Nederlandse iatrochemici isde Leidse hoogleraar Franciscus dele Boë, Sylvius.Hij werd in 1632 ingeschreven aan de LeidseUniversiteit als student geneeskunde. Na zijn studiein Leiden maakte hij een studiereis naar Zuid-

Tabel 1. 'Chemische' geneesmiddelen in de PharmacopoeaAmstelredamensis

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 13:03 Pagina 39

Page 40: Document

Prof

.Dr.

H.B

euke

rs

40Foliolum Ed. III februari 2006

4040Duitsland om zich te bekwamen in de scheikunde.Op die reis promoveerde hij in 1637 aan deUniversiteit van Bazel. Na terugkeer in Leiden in1638 verwierf faam als privaatdocent voor anato-mie. In die periode wist hij de Leidse hooglerarente overtuigen van de juistheid van Harvey’s theorieover de circulatie van het bloed. Drie jaar later ves-tigde Sylvius zich in Amsterdam, waar hij zijnwetenschappelijk werk voortzette, met name op hetgebied van de anatomie en de fysiologie. Dat laat-ste in nauwe samenwerking met de chemicus J.R.Glauber.In 1658 aanvaardde Sylvius de benoeming tothoogleraar in de geneeskunde aan de LeidseUniversiteit. Hij was een begenadigd docent entrok veel studenten aan uit alle delen van Europa.Hij onderwees de ‘geneeskundige praktijk’, zoweltheoretisch (Praxis medica) als in de praktisch aanhet ziekbed in het St. Caeciliagasthuis.Sylvius trachtte fysiologische en pathologischefenomenen te verklaren in toenmalige chemischeconcepten. Anders dan zijn voorgangers alsParacelsus en Van Helmont beriep hij zich daarbijniet op metafysische speculaties. In tegendeel, debenadering van Sylvius is meer positivistisch: deverschijnselen die hij waarnam werden verklaard intermen die relatief dicht bij de ervaring bleven. Hijprobeerde zijn veronderstellingen te onderbouwenmet experimenten die hij tezamen met zijn studen-ten verrichtte.Geheel in de traditie van die tijd publiceerdeSylvius niet een afzonderlijk boek over de doorhem ontwikkelde fysiologie, maar gebruikte hijdaarvoor een reeks van negen disputaties verdedigddoor zijn studenten in de periode 1659-1661. (fig.1) Sylvius baseert zijn fysiologie op de circulatietheorie van Harvey en op recente ontdekkingen inde anatomie, zoals de ontdkking vanhet lymfevaatstelsel en van deafvoergangen van klieren. De kernvan zijn theorie vormen de begrippenfermentatie en effervescentie.

Iatrochemische interpretatieSylvius beschouwt de fermentatio inde maag als een voorbereidend pro-ces in de spijsvertering, dat plaatsvindt in aanwezigheid van een zuurferment uit het speeksel, voldoendewater en een matige warmte. Hijomschrijft het zelf als een vinculi dis-solutio, het oplossen van een binding.Het gaat een speciaal type binding,de ‘zout-binding’, die verbroken kanworden door water. Dit in tegenstel-ling tot de ‘olie-binding’, die slechtsdoor vuur verbroken kan worden. Inde maag is voldoende water enwarmte aanwezig om de bandenzodanig te veranderen dat zij gemak-

kelijk de volgende bewerking in het darmkanaalkunnen ondergaan.De tweede bewerking is een effervescentia, eenopbruising, door Sylvius gedefiniëerd als een‘scheiding van hetgeen verbonden was en een ver-dichting van hetgeen verbonden wordt, met daarbijopgewekte beroering.’ In principe gaat het hier omde heftige reactie die optreedt als een zuur – intoenmalige terminologie - een spiritus acidus ofzure geest, reageert met een alkali, een sal lixivio-sum of loogzout. Sylvius verklaart de reactie alsvolgt. Zowel een zuur als een base zijn door ‘vuur’gemaakt, dat betekent dat ‘vuurpartikels’ een intrin-siek deel zijn van zuren en basen. Deze partikelszijn verantwoordelijk voor de scherpte van die ver-bindingen. Tijdens de reactie komen de ‘vuurparti-kels’ vrij en werken heftig in op de andere delen.Die delen gaan daardoor heftiger bewegen en zullenuiteengaan en nieuwe bindingen vormen.Sylvius neemt aan dat in het duodenum een verge-lijkbaar proces plaats vindt. In de twaalfvingerigedarm komen drie vloeistoffen samen: het ‘dunvloei-bare deel’ van het speeksel, de gal en het pancreas-sap. Zij vormen met elkaar een ‘driemanschappelijkvocht’, de humor triumviratus. Essentiëel is de reac-tie tussen gal en pancreassap, die volgens Sylvius,alkalisch respectievelijk zuur zouden reageren. Hetresultaat van de effervescentie in het duodenum zoueen ‘sub-zure’ lymfe zijn, die geabsorbeerd wordtdoor de – in 1622 door Aselli ontdekte – chylusva-ten.Het alkalische karakter van de gal werd algemeenaanvaard. De moeilijkheid was nu aan te tonen dathet pancreassap zuur is. Twee studenten van Sylviuszorgden voor experimentele bevestiging van diehypothese. Reinier de Graaf verdedigde in 1664 eendisputatie ‘Over de aard en het nut van het alvlees-

sap’. Het bijzondere van die disputa-tie is dat het een verslag is van eenexperimenteel fysiologisch onder-zoek, waarbij door middel van eenpancreasfistel bij een hond pancreas-sap wordt verzameld. De smaak vandat kliervocht bleek wisselend: “som-wylen seer aangenaam suur, somwij-len bykans smakeloos, somwijlenwrang, meermaals sout, en seer dik-maals suur-agtig sout.” Bij de obduc-tie van dodelijk verwonde schipperkon De Graaf vaststellen dat het pan-creassap zuur was: “Wij seggen ronduyt, dat wij noyt in honden een aan-genamer suur hebben opgespeurt.”Een andere leerling van Sylvius,Florentius Schuyl, publiceerde enigejaren later een aanvullend experimentom aan te tonen dat er in vivo eenopbruising in de twaalf-vingerigedarm optreedt.v Daartoe bond Schuylbij een hond het duodenum op twee

Fig. 1. Eerste onder Sylvius'voorzitterschap verdedigde dis-putaties: 'Over de fermentatievan het voedsel in de maag'

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 13:03 Pagina 40

Page 41: Document

Prof.Dr.H

.Beukers

4141

Foliolum Ed. III februari 2006

plaatsen af: bij de maaguitgangen onder de uitmondingen vande galgang en van de alvlees-klier. Toen Schuyl na drie uurde buik van de hond opendevond hij het duodenum sterkgezwollen. Bij opensnijdenvan de darm kwam een stin-kend en bruisend vocht tevoor-schijn. Die gasvorming duiddeer volgens Sylvius en zijn leer-lingen op dat een effervescen-tie had plaats gevonden.Gegeven het alkalische karakter van de gal, moesthet alvleessap dus zuur zijn.Naast de effervescentie in het duodenum vindt nogeen tweede effervescentie plaats, namelijk de effer-vescentia vitalis in het hart. Deze is verantwoorde-lijk voor de contractie van het hart en dus ook voorde voortbeweging van het bloed. Ook hier veron-derstelt Sylvius de reactie tussen een alkali en eenzuur, die zou plaatsvinden in de rechter hartkamer.De bij de effervescentie ontstane warmte zorgt vooreen expansie van het hart. Die expansie stimuleertdan weer als reactie de contractie van het hart.Probleem was welke vloeistoffen voor de vitaleeffervescentie verantwoordelijk waren. VolgensSylvius vervoeren de onderste holle ader en debovenste holle ader – beide uitmondende in derechter hartshelft – bloed van verschillende samen-stelling. (De onderste holle ader, die in contactstaat met de lever, zou een alkalisch, olieachtigvluchtig zout (sal volatilis oleosi) bevatten, afkom-stig uit de gal. Sylvius neemt namelijk aan dat degal gevormd wordt in de galblaas en van daarzowel naar het duodenum als naar de lever (en deonderste holle ader) afvloeit. De in 1649 door Pecquet ontdekte ductus thoraci-cus verzamelt volgens Sylvius de bij de spijsverte-ring ontstane ‘sub-zure’ lymfe en brengt die op deplaats waar de linker inwendige halsader en de lin-ker ondersleutelbeenader samenkomen in de bloed-baan. Vandaar wordt de spiritus acidus via debovenste holle ader naar de rechterhartkamer vervoerd om daar met dealkali uit de gal te reageren.

Ziekte en behandelingGezondheid berust volgens Sylvius inhet algemeen op een evenwicht tussenzuur en alkali. Afwijkingen van ditevenwicht veroorzaken een ‘scherpte’,een acrimonia. Als die scherpte in hetbloed doordringt, ontstaat ziekte. Descherpte kan zowel zuur als alkalischzijn. In de meeste gevallen is er sprakevan een ‘zure scherpte’, een acrimoniaacida.De oorzaak van een acrimonie is veelaleen abnormale afscheiding, bijvoor-

beeld van een abnormaalscherp pancreassap, een over-maat gal of een taai speeksel.Afscheidingen met een abnor-male samenstelling maken inhet hart meer ‘vuurpartikels’vrij dan normaal. Daardoornemen de hartactie en de polstoe. De versnelde pols ispathognomisch voor koorts.Bij abnormale effervescentiesontstaat een overmaat aan‘dampen’. Als die alkalisch

zijn dan veroorzaken zij een continue warmte,d.w.z. een continue koorts. Als die ‘dampen’ zuurzijn dan veroorzaken zij bovendien een gevoel vankoude en is er sprake van een intermitterendekoorts.De medicamenteuze behandeling bestaat bij Sylviusprimair uit het herstel van het evenwicht: de over-maat wordt gecorrigeerd door toediening vangeneesmiddelen van tegengestelde aard. Zo wordtde zure scherpte bestreden met vluchtige zouten alshet Sal febrifugum Sylvii. Naast specifieke alterantiaschreef Sylvius in het algemeen specifieke evacuan-tia voor. Deze dienen tot verdunning van het bloed,matiging van de abnormale effervescentie, interfe-rentie met de flatusvorming en stimulatie van deperspiratie. Al die effecten tezamen worden toege-schreven aan het door Sylvius veelvuldig voorge-schreven opium. Omdat hij veronderstelde dat hetbloed direct gecorrigeerd kan worden door ‘chemi-sche manipulatie’ is Sylvius – in tegenstelling totveel tijdgenoten - zeer terughoudend met aderlatin-gen.Uiteraard maakt Sylvius nog gebruik van genees-middelen uit de pre-iatrochemische periode. Alsvoorbeeld dient het recept dat Sylvius meestal voor-schrijft bij een intermitterende koorts veroorzaaktdoor een zure acrimonie. Uit de pre-iatrochemischeperiode komen voor: Aqua foeniculi, Aqua theria-calis simplex, Oculi cancri en Syrupis quinque radi-cum. Iatrochemische bestanddelen zijn: Aceta stilla-

Fig. 2. Effervescentie in het duodenum doorinwerking op de spijsbrij van alkalische gal enzuur pancreassap

Fig. 3. Experimenten van De Graaf (1664) en Schuyl (1670)

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 13:03 Pagina 41

Page 42: Document

Prof

.Dr.

H.B

euke

rs

42Foliolum Ed. III februari 2006

4242titium, Antimonium diaphoreticumen Laudanum opiatum. De alkali-sche kreeftsogen bestrijden de over-maat zuur. De gedestilleerde azijndient om de Oculi cancri op te los-sen. Als zweetmiddel bevordert deantimoonverbinding de afvoer vande overmaat vocht. Het venkelwateris winddrijvend. De siroop lost alleconstipaties door slijmerige vloei-stoffen op. Belangrijk zijnLaudanum en theriakwater. Beidezijn opium-houdend en hebbendaardoor algemene effecten: zijmatigen de ‘zure scherpte’, zij hou-den de effervescentie binnen deperken (met name Laudanum) enstimuleren de perspiratie.

NavolgersDe Amsterdamse medicus Steven Blankaart (1650-1704) behoort tot de aanhangers van Sylvius’ iatro-chemische theorie. Hij is vooral bekend als eenproductief schrijver van geneeskundige werken inhet Nederlands. Hij werkt de theorie van Sylviusverder uit in een corpusculaire, iatromechanischerichting, bijvoorbeeld in zijn KartesiaanseAcademie ofte Institutie der Medicyne (1683)vi.Eigenlijk is hier sprake van een tendens, waarvoorreeds bij Sylvius aanzetten te vinden zijn. Zo meentBlankaart dat ziekten meestal het gevolg zijn van“een dik en traag loopend vogt, dat verstoppingmaakt.” De oorzaak is gelegen in deeltjes “die metde figuur, groote en beweginge der deeltjes desbloeds niet accorderen, als daar is het suir, sout, enal wat slym maakt.”In het vierde deel van de Kartesiaanse Academiegaat Blankaart dieper in op de geneesmiddelleer.Hij verwerpt nadrukkelijk de klassieke opvattingdat aan farmaca bepaalde kwaliteiten toegekendkunnen worden. Hij spreekt van “onnut geklap dervier hoedanigheden, van dat het eene kruid, wortel,saad &c soude heet, koud, droog of vochtigwesen.”Geneesmiddelen die bijvoorbeeld hitte opwekkenhebben die eigenschap niet van zichzelf, maar vanzogenaamd ‘hemels vuur’ of ‘hemels bolletjes’.Deze ijle materie kan andere stoffen – Blankaartspreekt hier van “de pijpjes van de heet makendestoffen” – in beweging zetten. Naarmate die bewe-ging minder of meer sterk is spreekt men van koudof heet, naar de mate van die beweging zijn danweer verschillende graden van koude en hitte teonderscheiden. Blankaart legt uit dat anijs-zaadminder heet is dan gember of peper:“… om dat de pijpjes van den anijs bequaam sijnmeer hemels bolletjes door te laten, welke hethemels vuur van een spreide en belette dat er sooveel niet door heen kan stralen als wel anders, …hier van daan komen dan de graden van hitte en

koude, want hoe meer hemels bol-letjes door het selver pijpjeskomen te gaan, hoe minder hittedie ons maken.”Daar Blankaart uitgaat van het ideedat ziekten ontstaan door verstop-ping van sappen, is het voor hemvanzelfsprekend dat geneesmidde-len alleen effectief zijn door debeweeglijkheid van hun deeltjes.Zware en trage deeltjes zoudenniet in staat zijn de obstructietegen te gaan.Uitgaande van die opvatting neemtBlankaart een duidelijke positie inbij de kwestie of opium koud ofwarm is of dat het bloed verdikt ofverdunt. Opium moet volgens hemwel warm zijn: “hoe soude die soo

vaardig sijn werkinge verrigten, indien de selve uitgeen beweeglijke deelen bestond.” De sterke ‘reuk’van opium wijst op “fijne werkelyke deeltjes, diedoor het snel bewegend vuur des hemels daar uitgedreven worden.” Verder duidt de bittere smaak opeen “beweeglijk sout en swavel.” Ook de destillatievan opium – waarbij een “stinkende olie en eengoed gedeelte vlug sout” ontstaan - ondersteunt deopvatting dat opium bestaat uit veel beweeglijkedeeltjes en dus warm moet zijn. Volgens Blankaartbestaat opium uit“… een vlug-sout en korte olie takjes, die temperenhet suur, en omvatten het selve soodanig, dat hetgeen magt heeft om sig te konnen reppen.”Ook de Antwerpse medicus Aegidius Daelmans waseen aanhangers van de iatro-chemische theorie vanSylvius, zoals blijkt uit zijn boek De Nieuw-her-vormde Geneeskonst, gebouwd op de Gronden vanhet Alcali en het Acidum (1687). Ook hier is sprakevan een invloed van iatromechanische opvattingen:ziekten ontstaan als de sappen te dik en te lijmigzijn. Volgens Daelmans bestaat het menselijklichaam uit “pijpen en sappen”. Er is sprake vangezondheid als de ‘pijpen’ open staan, heel en onge-broken zijn en als de sappen dun en vloeibaar zijn.Als de sappen trager bewegen of stagneren – bij-voorbeeld door een tekort aan spijsverteringssappen– dan ontwikkelt zich een ziekte. Zo ontstaat koortsuit“… zeekeren trap van zurigheyd, den welken menlichtelijk komt te verkrijgen door verstopping vanhet Pancreas, als zijnde de plaatse daar een aange-naam zuir van het bloed gescheiden wort; het welkzig mengende in het begin der darmen met de galen den gijl alkanderen bequaam maakt, om in dezeer kleine melk-aderen geperst te worden.”De medicinale therapie van Daelmans kent tweestrategieën, namelijk de sappen weer dun en vloei-baar maken en de verstopte pijpen ontlasten. Voorde laatste aanpak wijst hij aderlatingen en ‘buyk-suyverende middelen’ als te krachtig af. In plaats

Fig. 4. Effervescentie in de rechterhartkamer door samenkomen van salvolatilis oleosi uit de gal en spiritusacidus uit de lymfe

nummer3_pieters.qxp 19-4-2006 13:03 Pagina 42

Page 43: Document

Prof.Dr.H

.Beukers

4343

Foliolum Ed. III februari 2006

daarvan schrijft hij meestal solfer van Antimonieals braakmiddel voor. Om sappen te veranderengebruikte hij het sal volatile oleosum en hetafweijkzel van Apteekers-dood ofte Thee. Het olie-achtige vluchtige zout – verkregen door droge des-tillatie van bijvoorbeeld hertshoorn - wordt in deiatrochemie beschouwd als ‘het vlugtigste van dealderfijnste genees-middelen.’ Het wordt dooriatrochemici naast opium beschouwd als het idealegenees-middel. Zoals alle vluchtige zouten kan hetzuren neutraliseren, de perspiratie stimuleren en hetdikke slijm oplossen. De meeste vluchtige zoutenzijn echter te scherp en daardoor onplezierig omvoor te schrijven. Bij het olieachtige vluchtige zouttempert de olie-component de scherpte van het zouten maakt het geneesmiddel dus aangenamer om inte nemen.

Tot slot: de praktijkBlankaart en Daelmans zetten zich in hun werkenaf tegen charlatans, door Daelmans Klisteriziedersen Sijropkokers genoemd. Hij beklaagt zich overzijn collega’s en hun voorschrijfgedrag“… dat ik wel moeste staan met de bedervers vande geneesmiddelen het welk nochtans niet en kostegeschieden als met heele potten mengelmoes vanalderley kruyden, wortels en saaden onder malkan-deren voor te schrijven, en wat meer is van sulkenslag van , en ‘s morgens een buyksuyverend middelen ‘s avonds een amandel-melk …”Klaarblijkelijk was nog niet iedereen overtuigd vande reductie van het geneesmiddellen-arsenaal datde iatrochemische aanpak impliceerde. Immersziekte-oorzaken worden in principe teruggebrachttot een tweetal, namelijk een te veel aan zuur ofeen te veel aan alkali. De rationele therapie volgensiatrochemische principes zal dus bestaan uit hetvoorschrijven van alkalische en zure middelen. Inhet voorwoord tot zijn boek schrijft Daelmans danook“… ziende, zoo zij rechte Waarheyd schreeven,dat’er zeer weinige genees-middelen van noodenzijn zouden, om alle zoorten van ziekten te genee-

sen (ja zelver die voorheenen aan alle de Genees-heeren ongeneeslijk scheenen).”De vraag is natuurlijk of de iatrochemici zelf afza-gen van het gebruik van Galenica. Daartoe staanons de recepten ter beschikking die Sylvius voor-schreef bij zijn onderwijs in de geneeskundige prak-tijk in het Nosocomium Leydensis, de twaalf beddenin het Leidse St. Caeciliagasthuis. Voor de periode1659-1661 gaat het om 263 recepten. Hun samen-stelling is samengevat in tabel 2.Nog steeds blijkt 84 % van de ingrediënten vandeze recepten tot de Galenica te behoren. Weliswaaris de 16 % aan chymica relatief laag, maar gezienhet nagenoeg ontbreken van dergelijke farmaca bijde voorgangers van Sylvius, moet dit getal metenige welwillend-heid geïnterpreteerd worden.Bovendien slaan de in de tabel opgenomen percen-tages op het totale aantal ingrediënten. Beschouwtmen de verdeling over de afzonderlijke receptendan blijkt meer dan de helft van die recepten eenchemisch geneesmiddel te bevatten. Daaronderkomt het Antimonium diaphoreticum bijna exclusiefals antimoon-preparaat voor. Onder de simpliciaoverheersen de plantaardige, onder de composita degedestilleerde waters. Hierbij valt op dat de veron-derstelde werking van de Galenica wordt ingepastin de theorie van de iatrochemie, zoals we eerdergezien hebben bij de interpretatie van de therapeu-tisch werking van opium als zodanig en van deopium-houdende aqua theriacalis. Hier past deopmerking van die Sylvius’ leerling F.rederikDekkers in zijn oratie (1694) maakte:“Laat een vegetabile Galenicus uw waagen zijn, den Voerman een Stoffscheider, op dat uw Middelen des te sneller werken!”

Tabel 2. Materia medica door Sylvius toegepast volgens deCasus medicinalis 1659-1661 in Nosomio Leydensis

1 Geschiedenis der GeneeskundeLUMC/Universiteit Leiden.

i Jac. le Mort, Chymia medico-physica, dat isgenees- en natuurkundige scheikonst (Amsterdam,1696).ii W. Schneider, Geschichte der pharmazeutischenChemie (Weinheim, 1972).iii Franciscus dele Boë Sylvius, Disputationummedicarum decas (1663).iv R. de Graaf, Disputatio medica de Natura et UsuSucci pancreatici (1664).v F. Schuyl, Pro veteri medicina (1670).vi s. Blankaart, De Kartesiaanse Academie ofteInstitutie der Medicyne, behelsende de ganscheMedicyne, bestaande in de leere der gesondheid endes zelfs bewaringe, als ook der ongesondheid enhaar herstellinge

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:44 Pagina 43

Page 44: Document

Rec

tific

atie

Opl

ossi

ngen

44Foliolum Ed. III februari 2006

4444

Rectificatie

In de december editie van het Foliolum had bijhet artikel van Prof. Dr. A.J.W. Scheurink bijfiguur 1 dit plaatje moeten staan.

Antwoorden Foliolum editie II

‘Wie is Wie?’

v.l.n.r.: Meneer Zaagsma, Meurs, Grol, Niederländer, Westerink, Sheurink, Muskiet, Proost, van Doorne, Schoonen, Hinrichs en mevrouw Verpoorte.

Oplossing Sudoku

5 7 1 9 8 4 6 2 33 8 4 5 2 6 7 9 12 9 6 3 1 7 8 5 44 6 9 8 3 1 2 7 51 5 7 6 4 2 3 8 98 2 3 7 9 5 4 1 69 3 5 4 7 8 1 6 26 1 8 2 5 3 9 4 77 4 2 1 6 9 5 3 8

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:45 Pagina 44

Page 45: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:45 Pagina 45

Page 46: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:45 Pagina 46

Page 47: Document

ON

DE

RE

WE

RP

VerslagD

iesNatalis

4747

Foliolum Ed. III februari 2006

De festiviteiten van de 124e Dies liggen al weer een maand achter ons. Iedereen isweer hard aan het werk. Andere eerstejaars farmacie en ik in ieder geval wel, wantwe zijn hard aan het stressen om de eerste practicumweken te overleven. Misschienis het daarom wel heel leuk om in deze hectische weken, waarin je alleen maardenkt aan buretten en bekerglazen, pipetten en reactievergelijkingen, terug te denkenaan de dagen waarin iedereen zich kon toegeven aan 'De zeven zonden'. Wij, alsHC, hebben erg ons best gedaan om alle activiteiten van de Dies zo goed mogelijkte laten verlopen. En wij hopen natuurlijk dat iedereen het naar hun zin heeft gehad.Dit is het verhaal van de 'Huishoudelijke Commissie' van de 124e Dies.Op het EIK-weekend was een van de activiteiten borrelen met de verschillende com-missies. Daarbij ging je bij de commissies aan een tafel zitten en na een praatje eendrankspel doen. Bij de tafel van de HC werd al heel snel duidelijk gemaakt dat hetvooral om de gezelligheid ging, en de Dies zijn de feestdagen van het jaar. Het leekme wel wat om daar bij te helpen en dat eens van dichtbij mee te maken. Eind oktober werden we allemaal gebeld of we nog bij de HC wilden, en kort daarna werden we uitgenodigd door Loes en Sophie om eens gezellig bij elkaar te zitten.Hier werd duidelijk dat de HC zou bestaan uit elf eerstejaars. Oftewel uit Andrie,Anne Marijn, Carian, Herma, Kristian, Marrit, Floor, Rosalie, Maarten, Nicole,Cynthia, en natuurlijk de hoofd HC Loes en Sophie. Toen werd ons verteld wat onsallemaal te wachten stond. Ons hoofddoel was om de activiteiten die waren georganiseerd door de Dies Commissie op rolletjes te laten verlopen. Daarnaastmoest je er vooral een feest van maken, en er werd aangeraden om vooral geendrank te laten staan. Nou, dat beloofde natuurlijk wat.

Op woensdag 7 december was het zover: de eerste dag van de Dies Natalis. 'sOchtends om half negen kwamen we bij de ingang van het UCF. Dit zou de dagworden waar we het meest zouden moeten doen. We zorgden ervoor dat deBoeringzaal er goed uitzag en de bloemen, die de sprekers na afloop zouden krijgen,in water stonden. Ook hebben we voor de koffie, thee en cake gezorgd. Dat was dusbehoorlijk stressen, niet echt dus. Zelf hebben we niet zo veel van de sprekers mee-gekregen, maar buiten de zaal was het des te leuker. Ik kende de anderen van de HCnog niet zo goed, dus onder het symposium heeft iedereen elkaar volgens mij welbeter leren kennen. Het symposium had als onderwerp 'Obesitas: zonde of ziekte',wat natuurlijk heel goed paste in het thema van de Dies. Verschillende sprekersbekeken elk vanuit hun eigen invalshoek de zonde vraatzucht. Het symposium eindigde later dan verwacht, omdat er zoveel vragen tussendoor werden gesteld, endoor de vele discussie tussen de sprekers en het publiek. We moesten nog enkeledingen opruimen en toen snel haar huis een kant en klare maaltijd in de magnetrondrukken om zo snel mogelijk weer bij Huis "De Beurs" te zijn waar de receptieplaats zou vinden. Als ik hier zo op terugkijk, was dit toch wel een van de leukstegedeeltes van de Dies, vanuit het HC oogpunt. Iedereen die daar komt gaat hetbestuur feliciteren onder het genot van een glaasje jenever. Hierbij gaat het bestuurvan het 'bestuur', naar het 'dronken' bestuur, naar het 'te lam voor woorden' bestuur,tot aan het 'HC aanvallende bestuur omdat ze nog meer jenever willen' bestuur. Ditwas natuurlijk prachtig om te zien. Wij, als HC, bleven natuurlijk schenken, al werder natuurlijk wel op water overgegaan. Ook kreeg het bestuur allerlei merkwaardigecadeaus. Aan de andere kant van Huis "De Beurs" probeerden de sterkste onder onste helpen met het beschermen van het receptieboek, wat achteraf erg goed is gelukt,aangezien er maar één poging is gedaan tot het stelen van het receptieboek. Achterafgezien was dit waarschijnlijk een van de leuke activiteiten tijdens de Dies. Na dezevermakelijke receptie gingen we met een paar van ons alvast vooruit om deDiesgangers te verwelkomen in Villa Volonté waar het openingsfeest 'GangstaRappin'' werd gehouden. Hier hebben we de namen van de bezoekers genoteerd ener zelf natuurlijk ook een mooi feestje van gemaakt, ik heb me in ieder geval primavermaakt!

VVerer s las la gg

Dies N

aD

ies Natalistalis

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:46 Pagina 47

Page 48: Document

48

Vers

lag

Die

sNat

alis

48Foliolum Ed. III februari 2006

4848Donderdagochtend was het al vroeg opstaan voor degenen die zich op haddengegeven voor de buitendag. De golfclinic bij De Golferij in Eelde was perfectgekozen door de Diescommissie om de zonde luiheid aan te koppelen! Om halftien 's ochtends verzamelden we bij het MWF voor de buitendag. Toen we aankwamen op het golfterrein werden we ontvangen met een kopje koffie. Hetwas een hele leuke ervaring, en ook was duidelijk te zien wie al wel eens hadgegolfd en wie niet. Op de verschillende onderdelen, bijvoorbeeld verste slag,werd gekeken wie het het best onder de knie had en Emiel, Wâtse en Frederiekvan de K.N.P.S.V. vielen in de prijzen en wonnen een lidmaatschap. We aten nogeen kleine lunch en vertrokken toen weer richting Groningen.

's Avond bij de culturele avond kwamen we met z'n allen weer bijeen in "HuizeMaas", waar we voornamelijk konden genieten van de optredens en eigenlijk nietzoveel hoefden te doen. We moesten eigenlijk alleen de kaartjes van de gastencontroleren en de piano het podium op tillen, de stoelen waren al klaargezet doorhet personeel. Toen konden we onderuit gaan zitten onder het genot van eendrankje en kijken naar fijne hiphop en theatersport. De culturele avond stond ditjaar namelijk in het teken van jaloezie en dat werd je ook zeker als je de dansersvan The Underground Dance Class Company de hipste moves zag maken! Hetenthousiasme spatte er vanaf en je kreeg echt zin om mee te doen. Daarna werd ergelachen met Ulteam, een theatersportvereniging uit Groningen. Zo speelden zebijvoorbeeld het PS-hok en het commissiehok, maar ook de dag van Wâtse, wattoch echt tot hilarische grappen leidde!

Vrijdag 9 december was de laatste dag dat we HC waren. Met het galadiner en hetgalabal voor de boeg zou ook dit een geslaagde avond worden. Bijna vanzelfspre-kend was het galadiner gekoppeld aan de zonde lust. En terwijl de aanwezigepraesides een afsluitend praatje hielden, genoten de aanwezigen van allerlei overheerlijke spijzen. Vervolgens bedankte Anne de hoofd HC- ers en haar commissiegenootjes Daniël, Wai-Ping, Gertruud en Maarten en natuurlijk kreegzijzelf ook een cadeau van haar commissie. Het eten was heerlijk en het diner inzijn geheel absoluut geslaagd!

Onze taak van deze avond was om alle galagasten netjes de bus in te krijgen envervolgens snel naar Harkstede te vertrekken. De bus kwam ongeveer een half uurte laat, dus liep dit op rolletjes omdat iedereen wilde gaan feesten. We gingen opweg naar "Two Brothers" waar iedereen werd verwelkomd door de DiesCommissie. Nu kon het feest natuurlijk echt beginnen. Jammer genoeg waren erniet zo heel veel eerstejaars, maar dit kon de pret niet drukken. Het hele feest gingals een flits voorbij. Het ene moment stond je nog te dansen, te kletsen of aan debar, en zo zat je weer in de bus richting Groningen. De Dies was over en ik konmijn bed op gaan zoeken, wat na zo'n week vol activiteiten en feesten natuurlijkook wel heel lekker was. In deze dagen van het practicum kan ik natuurlijk alleenmaar dromen van de Dies.

Hopelijk wordt het volgend jaar net zo'n succes als dit jaar, want wij vonden hetin ieder geval heel erg leuk, en een onvergetelijke ervaring.

Groeten van de HC 'De heilige boontjes'

Cynthia Nijenhuis

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:46 Pagina 48

Page 49: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:47 Pagina 49

Page 50: Document

50

Stud

enti

nhe

tbui

tenl

and

50Foliolum Ed. III februari 2006

5050

VVoor het onderzoek hier moet ik een analysemethode ontwikkelen voor de activiteit van Inosine 5'monophasphatedehydrogenase (IMPDH). Dit enzym zorgt voor de 'novo' synthese van guanosine nucleotiden. Lymphocyten zijnafhankelijk van deze synthese route voor purine. Wanneer dit enzym geremd wordt resulteert dit in een blokkadevan de proliferatie van T en B cellen. Dit wordt gebruikt om het afstoten van getransplanteerde organen tegen tegaan. In mijn geval gaat het om kinderen met een getransplanteerde nier. Het geneesmiddel Mycophenolate mofetil(MMF) wordt na opname snel omgezet in Mycophenolic acid (MPA). MPA is een remmer van IMPDH. Er is aleen goede analyse methode voor MPA uit plasma waar hier therapeutic Drug Monitoring (TDM) mee wordtgedaan. Er is alleen een grote inter- en intrapatiënt variabiliteit voor de relatie tussen dosis MMF en concentratie inplasma van MPA. Daarom ontwikkel ik nu een analysemethode om de IMPDH activiteit te kunnen bepalen. InBerlijn (BEC 2004 super mooi!!!!) aan de Humboldt University is er al een analyse methode ontwikkeld voor deIMPDH activiteit. Ik heb dan ook veel contact met Berlijn over het opzetten van de methode hier in Cincinnati. Deanalyse wordt gedaan met een HPLC methode. Dus ik ben dagelijks bezig met HPLC. Ik ben op het moment demethode nog aan het optimaliseren. Binnenkort hoop ik te kunnen beginnen met de validatie.

In het begin hier moest ik wachten op chemicaliën die nog binnen moesten komen. In die tijd heb ik de MPA TDMgegevens van de afgelopen 3 jaar geanalyseerd. Ik heb gekeken hoe vaak de informatie over dosis, tijd en hoeveel-heid mist. Ook heb ik alle MPA concentraties van de afgelopen 3 jaar ingevoerd in MW-pharm om te kijken of ditprogramma de gevonden concentraties kon voorspellen. Het blijkt dat lang niet altijd alle dosisinformatie wordt

meegegeven. Ook komt het voor dat er informatie mist. Hieroverheb ik al een presentatie gehouden voor de farmacologie researchgroep van Children's Hospital Medical Center.

Als mijn analyse methode af is hoop ik wat onderzoek te kunnendoen op bloedmonsters van echte patiënten. Hiervoor moet ik nueen ethiek cursus volgen. Elke maandag krijg ik een college overethiek. Ik haal dus ook een paar Amerikaanse studiepunten.

Het lab waarin ik werk is het Laboratory of AppliedPharmacokinetics and Therapeutic Drug Monitoring. Het is een vrijklein lab met 2 dames. Ze helpen mij veel bij het stoeien metHPLC. Van hen leer ik veel over wat er nodig is om een HPLC

methode op te zetten. Het lab is gevestigd in het Cincinnati Children's Hospital Medical Center. Dit is een grootziekenhuis met 9000 werknemers en een aantal vestigingen verdeeld over de stad. Af en toe merk je wel wat vande Amerikaanse op je eigen schouderklop mentaliteit. Nadat er in een bus met 50 kinderen een traangas patroonwas afgegaan, kreeg iedereen in het hele ziekenhuis twee mailtjes over hoe ontzettend goed het ziekenhuis ditafgehandeld had en dat het echte ziekenhuis spirit boven was gekomen.

Maurits de Rotte Maurits de Rotte in Cincinnatiin Cincinnati

Cincinnati 1/22/2006

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:47 Pagina 50

Page 51: Document

ON

DE

RE

WE

RP

Studentinhetbuitenland

5151

Foliolum Ed. III februari 2006

In huis heb ik het best getroffen hier. Er wonen hier o.a. een Duits meisje, een Amerikaanse Vietnamees en een Rus.Ook trek ik veel op met Marie Malgaz en Marjolein Moes die hier natuurlijk ook zitten. PS is mooi op locatie!!!! Wekoken regelmatig samen. Ook hebben we al een aantal leuke weekend trips ondernomen. Zo zijn we naar Chicagogeweest met een gehuurde auto. Dat was wel een mooi project, zonder van tevoren iets geregeld te hebben gewoondie grote stad binnen gereden. Met mijn Amerikaanse huisgenoot zijn Marjolein en ik mee geweest naar eenAmerican Footbalwedstrijd in Detroit (zie foto).Daar wordt dit jaar ook de Superbowl gespeeld.Ik had het nooit verwacht, maar ik vind het bestleuk om dat te volgen. Als je de regels uitgelegdkrijgt kan een wedstrijd erg spannend zijn. Ik hebal een aantal mooie wedstrijden gezien. Metkerst ben ik met mijn huisgenoten en de hele PSdelegatie gaan skiën in de Apalachen Mountains.Dit was een groot succes. We hadden een 'cabin'in de bergen waar je zelf de haard moest stokenom het warm te houden (zie foto). Op de heenweg kregen we een lekke band. Alle bagagemoest aan de kant van de weg om de band eruitte halen (zie foto). De reserve band ging ookmeteen lek en we moesten hulp bellen om eennieuwe band te regelen. Maar na deze start tocheen fantastische kerstweekend gehad.

Intussen heb ik mijn rijbewijs moeten halen hier. Ik wil samen met Marjolein een auto kopen en de verzekering wildan dat je een Amerikaans rijbewijs haalt. Het examen kost niks en je betaald alleen 23 dollar administratiekostenvoor het kaartje. Tijdens het examen moet je in je eigen auto een rondje rijden met een sheriff naast je waar je niettegen mag spreken. Het is hier wel een stuk makkelijker en goedkoper om je rijbewijs te halen. Na mijn onderzoekben ik van plan in juni met de auto nog wat rond te gaan reizen hier.

Het is een fantastische ervaring om 7 maanden in het buitenland je onderzoek te doen. Het gedwongen in het Engelsover farmacie communiceren is soms best lastig, maar ik leer er echt heel veel van en merk de verbeteringen. Ook ishet wonen in een huis met veel internationale studenten erg gezellig.

Maurits de Rotte

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:47 Pagina 51

Page 52: Document

52

Zou

tjese

ten

met

deB

EC

52Foliolum Ed. III februari 2006

5252

Zoutjes eten met de BECZoutjes eten met de BEC

Foliolum (met name Jacomijn) in de stress, vergadering uitgelopen, iedereen nog moeten pinnen…. We hadden ver-wacht dat de BEC natuurlijk stipt op tijd zou zijn.. Immers, de BEC moet straks allemaal soepel verlopen en reis entijdschema's zitten natuurlijk in hun bloed. Foliolum komt de "Lazy Frog" binnen gerend, neemt plaats en "wacht"nonchalant op de BEC die een minuut later binen komt.

Foliolum, enigszins gehandicapt zonder Roelof, is benieuwd wat Femke, Manon, Vincent, Astrid en Job ons alle-maal te vertellen hebben.

Femke is enigszins verbaasd, zelfs bijna teleurgesteld, als Jacomijn zegt dat er voor vanavond geen regels zijn. Derest van Foliolum kijkt elkaar verbaasd aan; hoezo nu geen regels terwijl we er normaal onder gebukt gaan?.

Ook de BEC krijgt deze keer de mogelijkheid om te laten zien of al dan niet aanwezig tekentalent een graadmeter isvoor wat me mogen verwachten tijdens de BEC. Astrid, assessor 1 terwijl ze door Vincent getekend wordt: "Is ditware grootte??". Vicent zegt dat Astrid weliswaar de kleinste is, maar er komt veel uit. Daarnaast is ze ook nogsportief, leuk en spontaan. Zo genoeg?

Vincent d

oor F

emke

Astri

ddoor Vincent

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:48 Pagina 52

Page 53: Document

ON

DE

RE

WE

RP

Zoutjeseten

metde

BE

C5353

Foliolum Ed. III februari 2006

Een veelvuldig terugkerend thema deze avond is hetdrankgebruik van de diverse commissie leden. TerwijlVincent nog druk aan het vertellen is over Astrid'stoestand tijdens het gala is Job angstvallig stil. Hijhoud wijselijk z'n mond omdat ie niks mag zeggen.Als Astrid kennelijk genoeg heeft van het verhaalover haar overmatige drankgebruik op het gala gaat zeover op Job. Hij is namelijk na een wild hockeyfeest inZevenaar dronken in de berm naast de weg door de poli-tie gevonden. Verder is ie een keer slaapwandelend in z'nboxershort voor de Media Markt aangetroffen. Job: "Ik wasop weg naar de Tap! Jullie gaan nooit!". Dit blijkt Job grootsteergernis te zijn. Zijn hoogte punt met de commissie moet nog komen(Foliolum: de BEC zeker?) met z'n vijven lam in de Tap. Gelukkig voor Job houdt Vincent

ook van bier.

Maar door de BEC wordt ook hard gewerkt. Onder leiding van preasesManon worden alle puntjes

netjes afgewerkt en ab-actis Femke maakt hier vervolgens héle mooie notulen van. Femke heeft trouwens ook destem van Nijntje ingesproken voor een CD-rom waarvoor zeineens een konijn van drie moest spelen.

We hebben hier ook met een slimme commissie te maken.Niemand heeft ooit een hertentamen gemaakt behalve Astrid. Job:"Je denkt gewoon in een ander denkraam dan wij.". Het is dan ookJob die zichzelf de slimste vindt. We vroegen af met wie juist de BEC wel zou willen BEC-en. Jobwilde wel met onze praeses Jacomijn BEC-en, Manon met de heleBEC, Astrid met zoveel en Femke met alle Jaspers (Lodder's?) van

farmacie.

Tenslotte wilde we nog weten wat de P.S.-ers die mee gaan met deBEC allemaal in hun koffer mee moeten nemen, vandaar de "Ik ga op

vakantie en neem…" topic. Dit nemen onze reis experts allemaal mee;veel geld, teddy beer, goudvis, Astrid: "wat zijn m'n taken?????" oh

eeeuhhhh…….telraam, hoestsnoepjes, goudvissenvoer, fustje bier, poker dob-belsteen, waxinelicht voor romantisch diner in de Mac. 2 persoons bec slaapzak,

plattegrond van de stad waar we heen gaan, kotsemmer voor Job, pyjama, tandenborstel,w.c. rol en natuurlijk de hele BEC!

De bestemming van de BEC bleef een mysterie,maar die van vanavond wilde ze wel

verklappen; het werd de tapperij.

Femke door Manon

Man

on

door Job

Job

door Astrid

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:48 Pagina 53

Page 54: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:49 Pagina 54

Page 55: Document

ON

DE

RE

WE

RP

Com

missiesoap

5555

Foliolum Ed. III februari 2006

soapsoapsoapsoap soapsoapsoapsoap

soapsoap

Commissiepraat in Commissiepraat in soapvormsoapvorm

Meneer Harmsen zit te zuchten. Zijn leventje was de afgelopen tijdnet als een tornado. Zaken regelen is wel aan hem besteed. Zowas hij de afgelopen tijd druk met het regelen van de Dies. Nudat met succes afgerond is, zit hij net als een oude man achterde geraniums. Vervolgens zijn er een paar psychiaters die den-ken dat meneer Harmsen weer wat nodig heeft om zijn eenzameleventje op te fleuren. Hij krijgt de opdracht om voorzitter te

worden van een introductiecommissie, genaamd de EIK. Hij ziethet weer helemaal zitten en gaat direct aan de slag.

Als Harmsen door het Oosterpark loopt, komt hij Florien Fischertegen. Wanneer hij met haar aan de praat raakt, komt hij erachter dat ze

nog een commissie nodig heeft. Ze blijkt perfect te zijn voor in het assessoraat.Eén ding staat als een paal boven water: meneer Harmsen staat altijd voor iedereen klaar. Tja, na een flinke wande-ling gaat er wel een borreltje in. Hij loopt door naar café De Koning. Dennis Tuinman staat daar achter de bar en zitzoals gewoonlijk achter een biertje. Hey, dat zou een perfecte appie 2 zijn! Charlie Fischer komt op dat moment ook De Koning binnen. Als huisgenote van meneer Harmsen gaat zij natuurlijkdirect een praatje maken met de oude man. Zo enthousiast als Charlie altijd is, zegt ze direct ja op de vraag of ze inde commissie wil .Dan komt Dian Alberts De Koning binnenstormen. Ze vliegt direct Dennis om de hals en vraagt of hij vanavonddruk is. Dennis zegt dat hij druk is met een introductiecommissie, maar uiteraard mag ze mee! Zo gezegd, zogedaan! Een pittige dame, die het harde zakenleventje wel aankan, is altijd welkom. Dian belt direct haar vriendin Linda Dekker op. Meis, moet je eens horen! Ik zit in de introductiecommissie! Lijktjou dat ook niet wat? Meneer Harmsen vindt het allemaal best. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd! En die Linda iswel een aanwinst voor de commissie. Zij weet van wanten en kan door haar charme van heel wat mannelijke sponsoren geld los peuteren. Zo is de Eerstejaars Introductie Kommissie tot stand gekomen. Meneer Harmsen heeftdoor de commissie voorlopig weer genoeg jeugd om over te moederen.

Renée droomt nog vaak over die ene wilde nacht die ze met Roeland heeft gehad, na een heftig avondje stappen. Hetprobleem is dat Renée al 4 maand verloofd is met Dennis. Die heftige nacht is ondertussen al 4 weken geleden. Nuzit ze samen met Linda, in het appartement van Linda en Joost, in de badkamer al 30 seconden zenuwachtig naar eenstaafje te kijken. "Het is tijd": zegt Linda. "Kijk jij maar!": zegt Renée gespannen terug. Het blijft even stil. "Hij isblauw, dat betekent dus dat je zwanger bent": zegt Linda opgetogen. Ineens begint Renée te huilen en biecht op datze niet weet van wie het kind is. Dan horen ze Joost thuis komen en de dames proberen zo snel mogelijk in de huis-kamer te komen. In hun haast vergeten ze de zwangerschapstest. "We gaan even naar het café": zegt Linda tegenJoost. "Oké, ik ga even douchen". Terwijl Linda en Renée de deur uitlopen gaat Joost naar de douche. Daar ziet hijde zwangerschapstest liggen. Hij kijkt naar de test en ziet de uitslag. Terwijl Renée, Linda, Roeland en Dennis in het café zitten te praten komt Joost binnen met een rammelaar in zijnhand en rent naar Linda toe, tilt haar op en kust haar. "Ik weet het van de baby": zegt Joost. "Welke baby": vraagtLinda zich af. "Onze baby!": schreeuwt Joost. "Ik ben helemaal niet zwanger, Renée is degene die zwanger is": floep-te Linda eruit. Plotseling zijn alle ogen op Renée gericht. Joost gooit de rammelaar naar Renée en Roeland vliegt vanzijn kruk af en loopt naar buiten. Dennis zit ondertussen al vijf minuten glazig voor zich uit te kijken. Dan staat hijop, loopt naar Renée en omhelst haar innig. "Eindelijk!": schreeuwt hij. Ondertussen kijkt Renée Linda aan met eenwanhopige blik.

Eerstejaars CommissieEerstejaars Commissie

Eerstejaars Introductie Commissie; de EIKEerstejaars Introductie Commissie; de EIK

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:49 Pagina 55

Page 56: Document

Com

mis

sies

oap

Foliolum Ed. III februari 2006

5656

Als Joost en Linda later samen naar hun appartement lopen zegt Linda dat Renée ook met Roeland naar bed isgeweest. Joost realiseert zich nog niet dat Renée hierdoor ook zwanger kan zijn van Roeland en zegt: "Klasse,Roeland". Dan slaat Linda Joost voor de kop en zegt: "Wanneer heb je nou door dat Renée dus ook zwanger kan zijnvan Roeland?" "Wat ben ik blij dat ik Roeland niet ben": zegt Joost daarop. Plotseling horen Linda en Joost sirenesnaderen. Als ze de politieauto's op hun af zien komen begint Linda keihard te rennen. Maar al snel heeft de politieLinda te pakken. Ze wordt gefouilleerd en de politie vindt in haar binnenzak een zakje met wit poeder. Linda wordtde politieauto ingedrukt en de auto rijdt weg. Joost staat totaal overdonderd alleen op de stoep te kijken naar de wegrijdende auto.Als Dennis Renée even alleen in het café heeft gelaten om te bellen, komt Roeland opeens weer binnen. "Ik eis eenDNA-test": zegt hij. "Dat begrijp ik, volgende week ga jij met mij mee naar het ziekenhuis en dan doen we zo'n test.Als blijkt dat jij de vader bent wil ik heel graag met jou verder!" "Maar ik wil absoluut geen vader worden": zegtRoeland "Als dat kind van mij is dan wil ik helemaal niets meer met jou te maken hebben." Een week nadat Renée een test heeft gedaan wordt ze gebeld door het ziekenhuis. De uitslag is bekend. Op datmoment is Roeland toevallig bij Dennis en Renée op bezoek en hij zit dus samen met Dennis naar voetbal te kijken.Dan roept Renée Roeland bij zich en Dennis ziet Roeland twee minuten later compleet overstuur het huis uitlopen.Dennis die niet begrijpt wat er precies gebeurd is, loopt naar Renée en ziet haar huilend op bed liggen. "Wat is er?":vraagt Dennis. "Ik moet je iets vertellen": stamelt Renée uit. "Zes weken geleden ben ik met Roeland naar bedgeweest en na een DNA-test te hebben gedaan blijkt dat hij de vader is." Dennis reageert hier nietop. Hij gaat staan. Ook Dennis loopt na precies twee minuten bij Renée in de kamer te hebben gezeten compleet overstuur het huis uit.

Maandagavond19.00 uur - De vergadering is nog geen eens begonnen en Jelmer vertelt direct dat hij Marieke maareen lelijke doos vindt. Volgens hem ziet ze eruit als een lesbienne. Achteraf blijkt dat Francien eigenlijk de enigelesbienne bij Lustrumcommissie is. Bart geeft later nog wel toe dat hij twijfelt over zijn sexuele geaardheid.Stiekem heeft hij een oogje op Jelmer.Tijdens het eten - Iedereen is verzeild geraakt in een heftige discussie over de werkverdeling voor de komendeweken. Bart voert de spanning wat verder op door te zeggen dat de vrouwen bij Lustrumcommissie te weinig moeitedoen en lui van aard zijn. Reinier twijfelt niet en geeft hem een klap op zijn hoofd met de grote lustrumhamer.Hiermee is de vergadering geopend.Na het eten - Het assessoraat krijgt de opdracht van Reinier- ze moeten de keuken poetsen. 'We hebben er al meer-dere malen rottende bami ontdekt en ondanks de verschillende waarschuwingen werd hier tot op heden nog nietsaan gedaan,' aldus Reinier. Jelmer komt al aandraven met een halve winkel reinigingsmiddelen en wordt onmiddellijk getrakteerd op een kwade blik van Marieke. 'Ik ben allergisch voor poetsproducten,' zegt Bart, 'daarkrijg ik altijd jeuk van aan mijn ingegroeide konthaar'. Jelmer kan zijn lach niet inhouden en laat zich volledig gaan,hij danst nu door de kamer als een olifant op speed.De vergadering - De keuken is weer spik en span, totdat Bart - die ondertussen toch al bekend staat als de meest luiekloot van het hele stel - de emmers waar al het vuil in zit, omstoot. Judith gaat compleet uit haar dak en gooit hetlustrumvaandel naar zijn hoofd maar raakt Reinier vol in het gezicht. Het wordt nu toch wel tijd dat er wat belangrijke zaken worden besproken………(#%$@%$^*(*( = censored))…..Einde vergadering - Uiteindelijk toch weer een productieve avond omwille van het 25e Lustrum die natuurlijk moetworden besloten in de Tap. Eenmaal in de Tap belandt roept de hele commissie: "Ik lust geen bier, ik LUST-RUM!" Na goed wat rum onderneemt Bart zijn eerste versierpoging en legt *** op zijn Rappange's op de bar. De Barman,alias Brummelhuis, gaat echter niet op Bart zijn avances in. Peter en Yke hebben echter alleen maar oog voorelkaar. Bart wordt getroost door de dames en krijgt een flinke aai over zijn bol. Volgende week beter…

Wordt vervolgd in januari 2011

Lustrum Commissie; Een avond vol Lust en Rum!Lustrum Commissie; Een avond vol Lust en Rum!

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:49 Pagina 56

Page 57: Document

ON

DE

RE

WE

RP

Com

missiesoap

5757

Foliolum Ed. III februari 2006

Lieve soap-liefhebbers,

Jullie zitten natuurlijk al klaar voor alle smeuiïge verhalen die uit dit stukje naar voren zullen komen over de avontuurtjes van onze commissieleden. Helaas voor jullie houden we alle roddels (voor zover aanwezig, daar moetje natuurlijk nooit te veel mededelingen over doen...) keurig binnenskamers, maar we kunnen jullie gerust stellenmet het feit dat je GTST-achtige taferelen als zoenen met de zoon van je buurvrouw die stiekem jouw broer blijkt tezijn en die tevens net je beide grootouders heeft opgelicht met het dreigen om het feit dat je achterneef de moord opje tante op zijn geweten heeft, openbaar te maken bij ons niet zult tegenkomen. Saai? Nee, dat is onze commissiezeker niet! We houden op onze eigen manier onze STOF-soap draaiende. Zo hebben we bijvoorbeeld ons eigen'soapscript' in de vorm van het evaluatieforum, waar alle acteurs binnen farmacie hun sappige opmerkingen overvakken, docenten, computerzalen etcetera in kwijt kunnen, mits 't natuurlijk een beetje netjes gebeurt... Dezeopmerkingen worden goed bestudeerd en waar nodig wordt het script dan aangepast ofworden er andere experts ingeschakeld om de kwaliteit van onze soap optimaal tehouden. Eens per maand gaan wij als soapdirectie met onder andere producenten,acteurs en kijkers om de tafel zitten om de laatste roddels en nieuwtjes tebespreken, nieuwe verhaallijnen te ontwikkelen en om te bekijken hoe onzesoap hogere kijkcijfers zou kunnen gaan trekken in de toekomst. Hiervoor hebben we onlangs een heuse soap-site ontwikkeld om onze kijkers op dehoogte te kunnen houden over de laatste verhaallijnen. Deze site is te vindenop www.psgroningen.nl/stof. We hopen op deze manier onze kijkers tevredente houden en in de toekomst op primetime het best bekeken programma te zijnen te blijven. Verder willen we al onze acteurs en andere betrokkenen nog maarweer een keertje vragen om zich vooral met de soap te komen bemoeien; zoalsbekend iedere eerste maandag van de maand. Bellen of mailen mag natuurlijk ook,uw soapdirectie staat voor u klaar!

STSTOFOF

Foto CommissieFoto CommissieEr is een kamer, 5 stoelen, 1 tafel. De deur gaat open en Martin komt binnen en gaat zitten. De deur gaat open enChristine komt binnen en gaat zitten.Vervolgens gaat de deur weer open, Jasper komt binnen, doet de deur achterzich dicht en gaat zitten.Dan gaat de deur alweer open, huppelen Sophie en Arthur de kamer binnen, laten de deur op staan en gaan ook zitten. Arthur vraagt: "Wat moeten we precies doen voor het Foliolum???"Martin antwoordt: "Een soap."Jasper zegt: "Ow zo'n loze bedoeling met allerlei neppe emoties, slechte dialogen en overdreven situaties met miserabele acteurs?"Martin antwoordt bevestigend.Christine wordt kwaad en schreeuwt: "Ik weiger hier aan mee te werken!" en ze loopt boos weg en smijt de deurdicht! BOEM!!!De rest blijft beduusd achter."Moeten wij het dan nu met z'n vieren gaan verzinnen?" vraagt Sophie verbijsterd."Nee hoor", zeggen Jasper en Arthur sarcastisch en ook zij lopen de deur uit. Lopen tegen de deur op, openen de deuren vertrekken."Nou dan ga ik ook!" roept Sophie en verlaat de kamer."Tja dan zal ik het maar alleen moeten doen" zegt Martin tegen niemand in het bijzonder, maar wel hardop anderskunnen de kijkers thuis het natuurlijk niet horen. Martin neemt de pen ter hand en produceert de meest slechte teksten ooit op papier gezet.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:49 Pagina 57

Page 58: Document

Ach

terk

rant

Foliolum Ed. III februari 2006

5858

Happy Vale

De 3 beste eet-dates:

Een gezellig romantisch diner voor twee op je kamer.- Privacy boven alles

Kleine Kastelijne- Klein maar fijn (en dus knus)

d’Italia- Low budget

En natuurlijk niet vergeten te reserveren hè...

De 3 mooiste cadeau’s voor je Valentijn:

Rode roos- Cliché gaat lang mee

Lingerie - Plezier voor twee als je natuurlijk de goede maat hebt

Oefenbaby- Maak duidelijk dat je toch echt met elkaar verder wilt

Het is weer bijna valentijnsdag en daarom geven wij jullie even watnuttige tips. Dit zodat jullie je op je valentijn kunnen focusen, want derest kun je aan ons overlaten.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:50 Pagina 58

Page 59: Document

Achterkrant

5959

Foliolum Ed. III februari 2006

RumbaIn deze dans is de invloed te merken van de Afrikaanse negers, die onge-veer 4 eeuwen geleden als slaven naar Cuba werden gebracht. Zij namenevenals de Spanjaarden hun dansen en gezangen mee. Beide trokken wederkerig voordeel uit hun muziek.In 1850 is hierdoor de rumba ontstaan. Pas in 1950 werd de rumba

populair, door de invloed van de muziek die 'in' was in die tijd. De Rumba wordt nu vaak uitgebeeld als de verlei-dingsdans. Het is de bedoeling van de dame de heer tijdensde dans te verleidt.

Passen van de man: Met rechts 1 stap zijwaarts.Met links 1 stap vooruit(gewicht op links en daarna terug op rechts). Met links 1 stap zijwaarts. Waarna er 1 tel gewacht wordt.Met rechts 1 stap achteruit(gewicht op rechts en daarna terug op links). Met rechts 1 stap zijwaarts.

Passen van de vrouw:Met links 1 stap zijwaarts.Met rechts 1 stap achteruit(gewicht op rechts en daarna terug op links).Met rechts 1 stap zijwaarts. Waarna er 1 tel gewacht wordt.Met links 1 stap vooruit(gewicht op links en daarna terug op rechts).Met links 1 stap zijwaarts.

e ntine’s day!De 3 leukste activiteiten met je Valentijn:

Het bronnenbad in Nieuweschans - bijkomen van alle stress

Samen studeren en vooral veel punten scoren- meer quality time met elkaar doorbrengen

Heb je geen Valentijn zoek er eentje in de ski-bar van de 3 gezusters-lekker makkelijk

En wat natuurlijk niet mag missen in deze tijd is een intieme dans met je valentijn.Daarom raden wij aan om eens lekker met je valentijn een Rumba te gaan dansen.De dans van de verleiding. Dus ga die dansvloer op, doe je ding en laat je verassen.

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:50 Pagina 59

Page 60: Document

nummer3_geheelzonderk.qxp 13-2-2006 14:50 Pagina 60