Hoorcollege 1tm11

58
Hoorcollege I Nieuwste Geschiedenis Moderne Geschiedenis: Revolutie en Restauratie, 1815 – 1848 I Reactie versus beweging - Herstel 1814-1815: monarchistische principe; heilige alliantie; ontkenning postrevolutionaire realiteit. - Reactie 1819-1820: onrust 1815-1820; autoritaire maatregelen; repressie - ‘Liberale revoluties’ 1830: liberalen, parlementair, grondwettelijk; middenklassen. - ‘Populaire en nationale revoluties’ 1848: meerdere “ismen”; februari en maart revoluties; opkomst socialisme. politieke ontwikkelingen en verhoudingen in 1815 – 1848 Veel historici zeggen dat de wereld na de Franse Revolutie begint bij de periode dat Napoleon aan de macht is: - De wereld na de Franse Revolutie was compleet anders. Napoleon hanteerde een zeer autoritair bestuur, maar moderniseerde Frankrijk en zijn rijk ook. Napoleon werd door bepaalde Europeanen gezien als bevrijder in Europa, die moderniseringen (op het gebied van educatie, secularisatie of godsdienstvrijheid) doorvoerde. Het Congres van Wenen De heren die deelnamen aan het Congres poogden de oude orde herstellen. Dit ging niet zomaar, omdat de Franse Revolutie het wereldbeeld van de mens had veranderd. Oude gebruiken die opnieuw werden ingesteld zouden niet zomaar geaccepteerd worden. De heren van het Congres zochten naar legitimiteit. Zij gingen uit van een monarchaal principe: zij wilden in Europa een monarchale constitutie instellen, waarbij de vorst zweerde bij de grondwet. Napoleon ontsnapte van Elba. Met hem werd echter afgerekend in Waterloo. Vorsten in Wenen beseften door Napoleons terugkeer en het enthousiasme van het volk waar hij nog steeds op kon

description

Hoorcolleges

Transcript of Hoorcollege 1tm11

Page 1: Hoorcollege 1tm11

Hoorcollege I Nieuwste Geschiedenis Moderne Geschiedenis: Revolutie en Restauratie, 1815 – 1848 I Reactie versus beweging

- Herstel 1814-1815: monarchistische principe; heilige alliantie; ontkenning postrevolutionaire realiteit.

- Reactie 1819-1820: onrust 1815-1820; autoritaire maatregelen; repressie - ‘Liberale revoluties’ 1830: liberalen, parlementair, grondwettelijk; middenklassen. - ‘Populaire en nationale revoluties’ 1848: meerdere “ismen”; februari en maart revoluties;

opkomst socialisme. politieke ontwikkelingen en verhoudingen in 1815 – 1848 Veel historici zeggen dat de wereld na de Franse Revolutie begint bij de periode dat Napoleon aan de macht is:

- De wereld na de Franse Revolutie was compleet anders. Napoleon hanteerde een zeer autoritair bestuur, maar moderniseerde Frankrijk en zijn rijk ook. Napoleon werd door bepaalde Europeanen gezien als bevrijder in Europa, die moderniseringen (op het gebied van educatie, secularisatie of godsdienstvrijheid) doorvoerde.

Het Congres van Wenen

De heren die deelnamen aan het Congres poogden de oude orde herstellen. Dit ging niet zomaar, omdat de Franse Revolutie het wereldbeeld van de mens had veranderd. Oude gebruiken die opnieuw werden ingesteld zouden niet zomaar geaccepteerd worden. De heren van het Congres zochten naar legitimiteit. Zij gingen uit van een monarchaal principe: zij wilden in Europa een monarchale constitutie instellen, waarbij de vorst zweerde bij de grondwet. Napoleon ontsnapte van Elba. Met hem werd echter afgerekend in Waterloo. Vorsten in Wenen beseften door Napoleons terugkeer en het enthousiasme van het volk waar hij nog steeds op kon

Page 2: Hoorcollege 1tm11

Tijdlijn 1812 - 1852 1812 Cortes in het leven geroepen in Spanje 1813 Gaslampen als straatverlichting in London 1814 – 1815 Congres van Wenen 1815 invoering van de Corn Laws | invoering van de Six Acts (verbieden vrijheid van vereniging en instellen van censuur) 1819 Peterloo Bloedbad | de Carlsbad Decreten (supervisie over de universiteiten, perscensuur en oplossing van jongerengroepen) 1821 de Spaanse revolutie | de Griekse Revolutie 1821 – 1825 Spaanse koloniën in de Amerikas winnen onafhankelijkheid van het Spaanse vasteland 1825 dood van tsaar Alexander I | de Decembristenopstand in Rusland, een militaire opstand die een constitutionele monarchie eiste. 1830 de julirevolutie in Frankrijk | het Ottomaanse Rijk erkent de autonomie van Servië | de onafhankelijkheid van Griekenland | Lyell vind de principes van de moderne geologie uit 1831 Faraday ontdekt elektromagnetische inductie 1832 de Great Reform Bill in Engeland 1833 de afschaffing van slavernij in Britse koloniën | uitvinding van de telegraaf 1838 ‘People’s charter’ in Groot-Brittanie 1839 de Anti-Corn League oprichting 1839 – 1841 de onafhankelijkheid van Canada 1840 introductie van de Penny stamp 1841 Egypte als onafhankelijk verklaard en Mehemet Ali als leider 1844 – 1851 grootschalige hongersnood in Ierland 1845 – 1846 economische depressie in Europa 1846 afschaffing Corn Laws 1848 Marx en Engels met het Communist Manifesto | de Revoluties van 1848 | Louis Napoleon/Napoleon III op de Franse troon | nationaal comité van vijfhonderd Duitse liberalen bijeen om te praten over een verenigd Duitsland | in maart oorlog tussen Charles Albert van Piedmont en Oostenrijk | Engeland neemt de eerste nationale gezondheidswetten aan 1848 – 1852 de Tweede Franse Republiek

rekenen dat hun positie elk moment door revolutionairen veranderen kon. De mensen van het Congres poogden de revolutie te temmen. Met het Congres wordt er een nieuwe (Europese) orde geschapen:

1. Indamming revolutie: vorsten maakten gezamenlijk een afspraak om de Franse Revolutie in Europa in te dammen. Zo worden er talloze bufferstaten rondom Frankrijk gesticht. In Duitsland werkt dit in het voordeel van Pruissen.

2. Bevestiging grootmacht: tijdens het Congres wordt de status van Pruissen als grootmacht bevestigd.

3. Heilige Alliantie: tijdens het Congres worden niet alleen concrete politieke afspraken gemaakt, maar ook ideologische afspraken. Zo ontstaat er een zogenaamde ‘Heilige Alliantie’. Dit is een afspraak om als Europese naties gezamenlijk politieke of religieuze ideeën van de revolutie tegen te werken. Als er bij een bepaald land zich een revolutionaire situatie voordeed, hielpen andere landen deze revolutionaire situatie tegen te gaan.

4. Terugdringen ideeën: Anderzijds werd afgesproken dat al bestaande ideeën, zoals persvrijheid, werden in veel landen werden teruggedrongen.

5. Stichting van koninkrijk Piedmont-Sardinië 6. Eenwording België en Nederland

De afspraken van de Congres van Wenen vormden de nieuwe postrevolutionaire realiteit. Oostenrijk speelde een centrale rol in het Congres, in de vorm van Klemens von Metternich (1773 – 1859). Metternich bepaalde het merendeel van de bepalingen in het Congres. Metternich was in de periode 1815 – 1848 zeer bepalend. Metternich was niet alleen de minister van buitenlandse zaken van de Habsburgers, maar ook van de Duitse Bond. Hij domineerde samen met Pruissen de Duitse Bond. Jaren later zou Von Bismarck zich tegen Metternich richten. Von Bismarck was anti-Metternich. Hij wilde in Duitsland geen invloed van Oostenrijk. Men koos in het Frankfurt Parlement, dat jaren later in 1849 plaatsvond, voor een ‘klein’, verenigd Duitsland, zonder Oostenrijk. Effecten van Waterloo Napoleon ontsnapt zoals gezegd tijdens het Congres van Wenen uit Elba. De slag van Waterloo heeft twee effecten gehad:

- Angst: de angst voor een revolutie onder de vorsten werd groter. De terugkeer van Napoleon bevestigt de reactionaire gevoelens van de geallieerden.

- Zelfverzekerdheid: Aan de andere kant gaf het succes van Waterloo legitimiteit aan het oordeel dat uit het Congres van Wenen zou komen (bijvoorbeeld dat er bufferstaten moesten komen rondom Frankrijk).

De revolutionaire geest sluimerde desalniettemin nog in Europa, zo was de conclusie van het Congres van Wenen. Tussen 1815 en 1819/20 houden de Europese vorsten zich vrij goed aan de nieuwe constitutionele grondwet. Parlementen hebben bijvoorbeeld niet langer slechts een adviserende rol. In Duitsland breekt er omstreeks 1815 onrust uit en komt de Burschenschaft-beweging op, die nationalisme bedrijft. Uit dat nationalisme ontstaat langzamerhand een politieke agenda. Karl Ludwig Sand (1795 – 1820), een Burschenschafter, vermoordde de culturele vertegenwoordiger van het Congres van Wenen, August van Kotzebue op 5 mei 1818. Dit deed hij om een daad

Page 3: Hoorcollege 1tm11

Economisch liberalen: - Malthus: Malthusiaanse theorie - Ricardo: Iron Law of Wages - Smith: het laissez-faire gedachtegoed

en de onzichtbare hand in de economie Politiek liberalen:

- Mill: vrije circulatie van ideeën - Bentham: ulitarianisme

te stellen ter ere van de revolutionaire idealen. Sand komt terecht te staan en de discussie in Duitsland ontstaat over bijvoorbeeld de constitutie. Sand wordt onthoofd en wordt een symbool voor vrijheid. Metternich kondigt op grond van de moord de Karlsbader Beschlüsse af. Hiermee worden de vrijheden die na 1815 voor het volk bestonden teruggedrongen:

- Een verbod op verenigingen - Verstrengd toezicht over de universiteiten - Censuur - Opheffing jeugdgroepering

In 1820 wordt het monarchale principe nogmaals bevestigd. Ontstaan ‘ismen’ Na 1815 ontstaat er een nieuw ‘isme’: het liberalisme (waarin vrijhandel en op de grondwet gerichte politiek van belang zijn). In Groot-Brittannië en Frankrijk komt het liberalisme op. Men pleit voor een meer open kiesrecht en een centralere rol van het parlement. Het is een tegengestelde beweging: tegen de repressieve maatregelen van de toenmalige regimes. Het parlement wordt een podium voor mensen om politieke zaken te bespreken. Na 1815 wordt de parlementaire politiek uitgevonden. Dit was tegen de monarchale macht gericht en vormt de basis voor de revoluties van 1830: de populaire en liberale reactie op de beslissingen van 1820 waarin het monarchale principe werd bevestigd. In Frankrijk komen de liberalen tegen Karel X in opstand. Deze revolutie gaat door heel Europa: de geschoolde middenklasse wil meer politieke inspraak en vrijheden (en rechten). De revolutie van 1830 markeert een tussenfase. In 1830 protesteert een bepaalde groep die zijn rechten gerespecteerd wilt zien worden. De revolutie van 1830 is heel anders dan die van 1848. De laatstgenoemde was veel breder. Het liberalisme (samen met het conservatisme) was een van de eerste ismen die ontstond. Politiek kreeg een steeds ideologischere invulling. Het nationalisme is iets wat in vele vormen voorkwam. Het nationalisme in de eerste helft van de negentiende eeuw wordt langzaam politieker. De ideeën van vrijheid en gelijkheid hadden eerst een universeel karakter, dat verandert langzaamaan en zal in de loop van de negentiende eeuw een nationaler karakter krijgen. Het nationalisme begint aan steeds meer verschillende stromingen te kleven, zoals aan het Belgisch liberalisme, waarbij er een onafhankelijk België wordt gesticht. Haarscheuren en breukvlakken

- Opkomst van de “ismen”: liberalisme, conservatisme, socialisme, nationalisme.

- Botsingen tussen religie, wetenschap en nieuwe levenswijzen: romantiek, rationalisme en atomisme versus het collectieve.

- Economische en sociale breukvlakken: platteland/stad; demografische sprong; hygiëne als probleem; massasamenleving; technische innovatie; communicatie.

In de periode 1815 – 1848 vinden er breukvlakken en haarscheuren plaats. Er vinden allerlei economische ontwikkelingen plaats die hun effect op de demografie hebben. In Engeland komt aan het eind van de achttiende eeuw de Industriële Revolutie op. Deze versnelt al snel en heeft demografische

Ismen - Conservatisme: het in stand houden van

oude tradities en instituten - Romanticisme: pleitte voor gevoel in plaats

van het verstand. Gekant tegen idealen Verlichting

- Nationalisme: mensen ontlenen hun identiteit aan hun natie en daar is hun loyaliteit gevestigd

- Liberalisme: een politiek-economische theorie die pleit voor de reducering van de macht van de overheid.

- Socialisme: sociaal bezit zou meer geluk opbrengen in de samenleving dan culminatie van bezit.

Page 4: Hoorcollege 1tm11

gevolgen: het platteland raakt leger. In Frankrijk en Engeland vindt er zeer zichtbare verstedelijking plaats, in Duitsland ook, maar wat later (vooral na 1871). De politieke consequenties hiervan zijn dat er veel meer mensen in de stad zijn. De revoluties van 1830 hebben er voor gezorgd dat de politieke rechten van mensen uitgebreid worden. In Frankrijk is er een nieuw koningschap. In 1830 – 1848 neemt de burgerij echter repressieve maatregelen tegen de zogenaamde meute, die zij vrezen, aangezien de laatstgenoemde groep revoluties kan forceren. Door verstedelijking ontstaan er meer politieke problemen. Technische innovaties versnellen de politiek (innovaties zoals de telegraaf en de krant). Haarscheuren leiden aan het eind van de negentiende eeuw tot grote verschuivingen:

- De godsdienstbeleving wordt langzaamaan steeds individueler.

- Men gaat op een ‘romantischere’ wijze het geloof beleven.

- In de wetenschap zie je in het begin van de negentiende eeuw nog een strijd tussen de religieuze en wetenschappelijke waarheid. Deze scheur tussen religie en wetenschap wordt langzaamaan definitief.

- Comte was een aanhanger van het positivisme: met kennis kan je problemen oplossen.

- In de filosofie komt het atomisme op: de mens komt centraal te staan.

In steden ontmoeten verschillende klassen elkaar. In 1848 was de revolutie zeer besmettelijk, zeer fel en leidde het tot structurele veranderingen. Door nieuwe communicatiemiddelen wordt de besmetting groter. In Frankfurt vindt er vorming van het parlement plaats waarin men opnieuw naar rechten en vrijheden van de mens keek. De revolutie van 1848 was ook een sociale revolutie. Socialisten jutten het volk op om in opstand te komen. De middenklasse in Duitsland wordt gebruikt om meer rechten te forceren tijdens de revolutie. Nationalisme Metternich vlucht in 1848, vanwege de revoluties, naar Den Haag, waar Willem II hem weigert te ontmoeten. Dit is symbolisch. Nederland doet in 1848 concessies naar de liberalen. Het doen van concessies gaat na de revolutie van 1848 belangrijker worden. De koning van Duitsland gaat zich

De julirevolutie van 1830 in Frankrijk Voorgeschiedenis: Karel X kwam na Louis XVII aan de macht. Hij wilde een monarchie zonder constitutie. Zijn beleid is gekenmerkt door:

- Aanmoedigen van katholicisme en invloed daarvan in educatie - Instellen van doodstraf voor oneerbiedig gedrag richting kerk

Als reactie hierop: veel onvrede. Deze onvrede verergerde door: - Economische stagnatie vanaf 1827 door slechte oogsten en de

stijgende werkloosheid in de steden Het parlement weigerde de reactionaire ministers van de koning te accepteren. Dit leidde tot een set van decreten:

- Vrijheid van pers werd beperkt - Kamer van Afgevaardigden werd naar huis gestuurd - Kiesrecht werd beperkt

Gevolg: de julirevolutie, gedragen door journalisten en drukkers Gevolg hiervan:

- Karel X werd verbannen - Louis Philippe kwam op de troon

Louis Philippe’s Juli Monarchie: - Vrijheid pers kwam terug - Kiesrecht uitgebreid - Verdere opstanden werden illegitiem verklaard

De revoluties van 1848 Oorzaken onrust: er was zowel onvrede op het land vanwege:

- Boeren kregen restricties op land - Ze kregen te maken met veel concurrentie - Hadden nu minder vrijheid om hout uit bossen te kappen.

…als in de stad: - In de stad ontstond er een crisis in de handnijverheid.

Handelslieden werden afgesloten door een putting-outsysteem waarbij kapitalisten goederen op het platteland lieten verbouwen.

Dit kwam samen in de economische depressie van 1845 – 1846: - Er vond er een enorme hongersnood plaats. - Door misoogsten kwam er meer werkloosheid. - De prijzen van voedsel werden hoger - De steden werden smeriger en ideologieën krachtiger, want er

werd duidelijker dat men niet op het oude regime kon rekenen. Het gevolg hiervan: in 1848, februari, werd de koning in Frankrijk omver geworpen. In Frankrijk gold de revolutie voor sociale en politieke rechten (zoals stemrecht en werkrecht). In andere landen was nationalisme een grote factor; in Duitsland eiste men bijvoorbeeld unificatie. Hetzelfde gold voor Italië en andere Habsburgse volkeren. De twee fases van de revolutie in Frankrijk

1. Het gezamenlijk willen van verandering in regime 2. Onenigheid in wat de omvergeworpen regimes moest innemen

Fase 1: Frankrijk wilde een republiek met basale constitutionele vrijheden en universeel stemrecht. Er kwamen nationale workshops op om het banenprobleem op te lossen. Fase 2: Nadat de regimes omver waren geworpen had men geen gedeeld doel meer:

- Franse boeren stemden bijvoorbeeld voor een conservatief regime, want ze wilden geen belastingen betalen.

- De middenklasse voelde zich bedreigd en was wel in voor een repressief regime.

Als gevolg hiervan werd Louis Napoleon met een vaag programma president. Drie jaar later hief hij de Nationale Vergadering op en werd hij in 1852 keizer.

Page 5: Hoorcollege 1tm11

Tijdlijn 1849 - 1871 1849 Frankfurt Vergadering tekent een constitutie 1850’ de trams worden toegevoegd aan het publieke transportatie systeem | klippers in gebruik genomen 1851 Louis Napoleons coup d’état | bouw van het Crystal Palace | ondertekening van een concordaat in Spanje waarin het rooms-katholicisme als enige religie wordt verklaard 1852 Louis Napoleon/Napoleon III keizer van Frankrijk 1852 – 1870 de herbouw van Parijs 1854 – 1856 de Krimoorlog 1855 bisschoppen kregen in Oostenrijk weer de volledige controle over de kerkelijkheid, seminaries en de administratie van huwelijkswetten 1856 het Congres van Parijs 1859 oorlog tussen Oostenrijk en Piedmont breekt in maart uit | Darwin brengt zijn On the Origin of Species uit 1860 opstand in het Koninkrijk van de Twee Siciliës (Napels en Sicilië) | Italië verenigd onder Piedmontse heerschappij 1861 de Grote Reformaties van Rusland (afschaffing van horigheid) | het Februari Patent: verzekerde civiele vrijheden, keurde lokaal zelfbestuur goed en een gekozen parlement in Oostenrijk 1862 Bismarck aangenomen als minister-president van Pruissen | autonomie van Roemenië geaccepteerd door het Ottomaanse Rijk 1863 het eerste ondergrondse spoorwegennetwerk in Europa, te Londen 1864 Oostenrijk en Pruissen vallen Denenmarken aan en bezetten Schleswig-Holstein | ontstaan van de Zemstvos in Rusland | Paus Pius IX kondigt de Syllabus of Errors af, waarin vooruitgang, liberalisme en moderne samenleving worden afgebrand | The Contagious Diseases Acts in Groot-Brittannië | stichting van de Eerste Internationale met de hulp van Karl Marx 1865 transoceanische telegraafkabels geïnstalleerd | Lister begint met antiseptische (ontsmette) chirurgie | de Universiteit van Zürich laat vrouwen toe 1866 de Oostenrijk-Pruisische Oorlog | de afschaffing van het landgoedsysteem in Zweden | Oostenrijk geeft Venetië aan Italië 1867 de Second Reform Bill in Engeland | het Oostenrijks-Hongaarse compromis 1868 de Spaanse koningin Isabella was door een coup van de troon gezet 1869 de opening van het Suezkanaal | Mendeleev creëert de eerste periodieke tabel 1870 de Frans-Pruisische Oorlog | Rome wordt bij Italië gevoegd en wordt de hoofdstad | het uitroepen van de Derde Franse Republiek | de Lateraanse Raad waarbij wordt besloten dat de Paus onfeilbaar is 1871 Unificatie van het Duitse Rijk | de Parijse Commune

achter de Duitse hervormers scharen. In de tweede helft van de negentiende eeuw gaat in met name Duitsland, de Habsburgse Staten en Italië het hervormingsstreven samen met nationalistische gevoelens. Opvallend is dat hervormingsbewegingen zeer besmettelijk waren, maar dat de balance of power behouden bleef. De afspraken van het Congres van Wenen met betrekking tot lotsverbondenheid werden niet nagekomen, desalniettemin blijft de machtsverhouding in Europa bestaan. Hervormingen hadden vooral interne gevolgen. Na 1848 verandert dat. De interne politiek gaat dan gepaard met externe verschuivingen. Na 1848 wordt Frankrijk een republiek, maar Frankrijk weet niet te stabiliseren en uiteindelijk komt Napoleon III aan de macht. Hij maakt van Frankrijk weer een autoritaire staat. Napoleon III doet net als zijn oom Napoleon beloften: hij wilt Italië helpen om één te worden. De binnen- en buitenlandse politiek gaan door elkaar heen lopen. De eerste helft van de negentiende eeuw kenmerkt zich door het in het reine komen met de revolutie. In het midden van de negentiende eeuw beginnen de idealen vorm te krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een parlement. Het Congres van Wenen lijkt voor stabilisering te zorgen, maar toch bestond er na het Congres nog wel veel interne onrust. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden de internationale verhoudingen zeer vloeibaar. In de restauratie werden veel fundamenten voor de huidige politieke stelsels gevormd. Hoorcollege 2 Nationalisme I Nationalisme, wat is het?

- Volkssoevereiniteit? - Zelfde taal, gewoonten en grenzen? - Valt de Staat samen met de Natie? - Wij en Zij? Wie hoort bij de Natie? - Etnisch (taal, geschiedenis en traditie) of

civiel (burgerschap, plichten en rechten)?

☞Belangrijk: De Staat en de Natie vallen voor 1850 dus niet vanzelfsprekend samen! Het nationalisme heeft meerdere vormen. Het nationalisme kan volkssoevereiniteit betekenen, maar dat hoeft niet, want in bepaalde landen wonen er veel verschillende volkeren. Het hoeft niet zo te zijn dat een natie een zelfde taal of religie deelt. Voor 1800 had je wel degelijk staten in Europa, maar deze vielen niet altijd samen met de natie. De staat is het besturend, wetgevende en controlerende lichaam. Nationalisme heeft niet direct met een wij-zij denkbeeld te maken. Sterker nog, sommige vormen van het nationalisme menen zelfs dat ‘iedereen bij de natie mag horen, zolang je haar idealen nakomt.’ Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a. het civiel nationalisme (gericht op burgerschap op basis van de plaats waar je geboren bent en op basis van idealen en normen en waarden van een samenleving), hangt samen met ius soli.

Page 6: Hoorcollege 1tm11

b. het etnisch nationalisme (heeft te maken met gemeenschappelijke, culturele kenmerken), hangt samen met ius sanguinis.

Soldatenheimwee

- Patriotisme. - Levée en masse (dienstplicht). - Eer en trots van de overwinning. - Verwezenlijking van Idealen. - Blut und boden (waar je leeft, daar sterf je voor). - Feelings of belonging (Shakespeare, “Band of brothers”, Henry V).

Soldatenheimwee is een algemeen begrip dat van toepassing was op bijvoorbeeld de Franse soldaten die in de Napoleontische Oorlogen vochten. Frankrijk kwam na de Franse Revolutie in de verdrukking te staan: de Fransen gingen de dienstplicht invoeren. Dit was bedacht om het revolutionaire gedachtegoed te verspreiden. De soldaten zagen zichzelf als ‘bevrijders’ van Europa. Soldaten waren mensen uit alle lagen van het volk. Deze soldaten, uit de jaren 1790 – 1815, hadden een gevoel van Blut und Boden: ze wilden vechten en sterven voor het eigen land. Deze soldaten hadden een gevoel van broederschap. Cultuurnationalisme

- Kritiek op het verlicht gelijkheidsideaal. - Alle volken hebben een collectieve identiteit (taal, verleden, tradities). - Elitair, moraliserend en wetenschappelijk. - Romantisch (het filhellenisme van Byron en Shelley) - Alle volken gelijk, maar andere eigenschappen.

Johann Gottfried Herder (1744 – 1803), een Duitse alleskunner (hij was onder andere filosoof en historicus) interesseerde zich voor de Duitse cultuur. Hij ging bijvoorbeeld volksliedjes verzamelen. De gebroeders Grimm deden wat vergelijkbaars, zij verzamelden sprookjes. Kortom, vele mensen gingen systematisch informatie over de eigen cultuur verzamelen. Engelsen deden dit ook. Zij gingen op zoek naar een zekere ‘Britishness’, typisch Britse kenmerken. Herder ging op zoek naar specifieke kenmerken van het land en de cultuur: hij keek naar de taal, traditie en zocht een soort eigenheid. Dit zoeken naar een gezamenlijke cultuur was tegelijkertijd een reactie op de Verlichting. Herder zei dat taal en afkomst veelal van invloed op de vorming van de mens waren. Herder had ‘romantische’ ideeën. Herder geloofde dus in het hebben van een gedeelde, nationale identiteit. Cultuurnationalisme was in eerste instantie erg elitair en was dus niet erg wijdverspreid. Cultuurnationalisten gaven les op universiteiten en hadden daardoor veel invloed. Zij waren veelal moralistisch, wetenschappelijk en romantisch. Lord Byron (1788 – 1824): Byron behoort ook tot een van de mensen die zich weer voor het verleden ging interesseren. Hij vluchtte uit Engeland vanwege zijn homoseksualiteit. Hij raakt bevangen door de Griekse onafhankelijkheidsstrijd. Byron vond deze onafhankelijkheidsstrijd gerechtvaardigd, gezien het verleden. Herder en de cultuurnationalisten dachten niet dat het ene volk beter was dan het andere. ‘Volken zijn voor God gelijk’: het superioriteitsdenken was dus nog niet aanwezig. Vaak worden deze mannen daar wel van beschuldigd. Het sociaal-darwinisme en de politieke vormen van nationalisme Charles Darwin (1809 – 1882): zijn ideeën leidden tot het sociaal-darwinisme, dat teruggaat naar Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778) (die ook al in de wezenlijke verschillen tussen volken geloofde). Na de evolutietheorie van Darwin komen bepaalde wetenschappers met stukken die ‘wezenlijke’ verschillen tussen rassen noteren en verklaren (zoals de stukken van Herbert Spencer (1820 – 1903, bekend voor zijn survival of the fittest) en Arthur de Gobineau (1816 – 1882, bekend voor zijn theorie

Page 7: Hoorcollege 1tm11

over het Arische meesterras)). Deze theorieën zijn nog niet direct van politieke invloed, maar ze spelen wel een rol in het gedachtegoed in het late negentiende-eeuwse gedachtegoed. Het nationalisme samengevat

- Ius soli (Civiel nationalisme) versus ius sanguinis (etnisch nationalisme). (Ernest Renan) - Universele geldigheid van de revolutionaire waarden, ook met betrekking tot soevereiniteit. - Cultuurnationalisme: bovenpolitiek, romantisch, moraliserend en elitair. - Verlichting en Romantiek: collectief versus individu/ratio versus emotie. Kritiek op het

gelijkheidsbeginsel. Het civiel nationalisme: het gevoel wat aanwezig was bij Franse soldaten, zoals burger- en broederschap. Fransen maken deze zaken universeel; ‘je hoort bij de natie als je haar idealen accepteert.’ Het etnisch nationalisme: ‘je deelt het land met mensen die dezelfde taal spelen, dezelfde traditie en cultuur hebben.’ Het civiel nationalisme heeft betrekking op de volkssoevereiniteit. Cultuurnationalisme had niet direct een politieke agenda. Het was eerst romantisch, waarbij er gezocht werd naar bepaalde gedeelde kenmerken. Het was dan ook eerst héél elitair. In het vroege nationalisme was er spanning tussen romantiek en verlichting. De Romantiek vindt de Verlichting bijvoorbeeld veel te rationeel. Wel heeft de verlichting er in feite voor gezorgd dat er ruimte kwam voor het nationalisme. De Verlichting heeft het denken losgemaakt van religie. Theorieën over het nationalisme Een aantal filosofen over het nationalisme Ernest Renan (1823 – 1892) schreef in 1882 Qu’est-ce qu’une nation? : ‘wat is een natie?’ Hij maakte een onderscheid tussen civiel en etnisch nationalisme: ‘De natie is een groep die een gezamenlijke wil deelt en bereid is om zich daarvoor op te offeren, bereid is om zich samen achter deze wil te zetten.’ Wij Nederlanders hebben op het gebied van de verzorgingsstaat bijvoorbeeld een vrije algemene wil. Eric Hobsbawm (1917 – 2012) schreef in 1983 The Invention of Tradition. Invented traditions: de natie is een gezamenlijk verleden in de vorm van uitgevonden of werkelijke tradities en rituelen. Hobsbawm was een marxist. Hobsbawm zei dat het nationalisme een soort hypnose was. Het was een door de staat uitgevonden traditie. De staat doet alsof het land gedeelde kenmerken heeft. Met het nationalisme wordt de staat voor de gek gehouden; mythe en werkelijkheid vallen met elkaar samen. Miroslav Hroch (1932 – nu) is een Tsjech, die in de jaren tachtig onderzoek deed naar het nationalisme en vooral naar de kleine Oost-Europese landen. Hroch zegt dat het nationalisme een zogenaamde abc-fase kent: A. Cultureel B. Politiek C. Internalisatie, identificatie en massabeweging. Toelichting: A: het nationalisme wordt allereerst gedragen door de elite. B: het nationalisme wordt vervolgens politiek. Mensen vertalen het nationalisme naar een politieke agenda. Op het moment dat deze politieke agenda is verwezenlijkt doet zich fase C voor. C: het nationalisme wordt werkelijkheid. Men gaat zich daadwerkelijk ‘Duitser’ voelen. Er ontstaat zoiets als ‘trots’ op het eigen land, identificatie met het eigen land. Dit alles kan tot massabewegingen leiden.

Page 8: Hoorcollege 1tm11

Ernest Gellner (1925 – 1995) sprak over functionalisme : nationalisme als modern en politiek fenomeen. Gellner is een socioloog die het nationalisme een modern-politiek fenomeen noemde wat samenviel met de industrialisatie. Men trok naar de stad en zocht daar naar een nieuwe identiteit. Deze identiteit werd op een ‘hoger’ niveau gezocht: men ging zoeken naar een nationale identiteit. Gellner koppelde het nationalisme aan moderniteit. Elie Kedourie (1926 – 1992): het nationalisme is een bijproduct van de Verlichting: men wordt losgemaakt van de aloude waarden als religie en gaat op zoek naar nieuwe waarden zoals nationalisme. Benedict Anderson (1936 – nu) sprak van imagined communities: er is wel degelijk een verschil tussen civiel en etnisch nationalisme. Civiel nationalisme is westers, in koloniën leeft veel meer een vorm van etnisch nationalisme. II Nationalisme, 1848 – 1871: het Habsburgse Rijk, Italië en Duitsland De revoluties van 1848 worden in de geschiedschrijving gezien als correctie op wat er in de achttiende eeuw was bepaald. Het was een politieke strijd om kiesrecht. 1848 was een breekpunt: in Duitsland gaat de politieke agenda samen met een sterk gevoel van soevereiniteit. Dit zie je ook in Italië. De achterliggende reden van de Krimoorlog (1853 – 1856) is dat Europese landen hun invloedssfeer in het Ottomaanse Rijk wilden beïnvloeden. De grip op de Balkan van het Ottomaanse Rijk werd steeds minder. Europese landen hadden interesse vanwege de koloniën. Zij wilden de koloniën over land kunnen bereiken. Bij de Krimoorlog werd er, volgens bepaalde historici, een einde gebracht aan de balance of power en het concert van Europa. Niet iedereen was het hiermee eens. Het Habsburgse Rijk: Desintegratie 1815 – 1918

- Lappendeken en veelvolkenstaat; Hongaren, Oostenrijkers, Bohemen, Serven, Roemenen, Polen, Italianen, et cetera.

- Kroonlanden; politieke en economische verschillen. - Kaisertreue; de goede vorst als bindend element, “Kaiserhymne” als volkslied. - Ausgleich van 1867 (dubbelmonarchie); ongelijkheid binnen het Rijk. - Slaven; minderheden met andere religie en focus. - Balkan; problemen met het Ottomaanse Rijk, Rusland en Servisch nationalisme.

In 1848 valt het Habsburgse Rijk uiteen. De Oostenrijkse keizer weet de revolutie maar net te overleven. In het Habsburgse Rijk komen allerlei politieke bewegingen op. Het rijk was groot, kende verschillende nationaliteiten, talen, culturen en religies: het was een gigantische lappendeken van etniciteit. Frans Jozef wist het keizerschap te herstellen na de revoluties door middel van militair ingrijpen in 1848. Zo was er enige tijd controle, maar na 1850 was die controle langzamer hand minder. De macht van de keizer was vooral van toepassing op de kroonlanden, hij kon daar op kaizertraue rekenen. Het Habsburgse Rijk komt steeds meer onder druk te staan. In 1867, de Ausgleich: de Hongaren strijden voor onafhankelijkheid: er komt een

Page 9: Hoorcollege 1tm11

dubbelmonarchie. Oostenrijk-Hongarije had aparte parlementen. De Ausgleich leidt tot ontevredenheid, namelijk niet elk volk werd soeverein, alleen de Hongaren. Vooral de Slaven waren ontevreden. In Wenen mat men zich lang een onverschillige houding aan ten opzichte van de Slavische nationalisten. Dit leidt tot onderschatting: uiteindelijk mondt het Slavisch nationalisme uit in oorlogen. In het Habsburgse Rijk zag je vermenging van de interne en externe politiek. De greep van Wenen op de Duitse Bond werd minder en minder. Habsburgers kregen ook minder grip op Noord-Italië. Deze verminderde greep had op zijn beurt weer invloed op het ontstaan van het nationalisme daar. Italië Ook het Habsburgse Rijk was een ‘ziek’ rijk. Dit biedt alle ruimte aan nationalistische bewegingen elders, zoals in Italië, dat contra-Habsburg is. De Italiaanse eenwording kent vier belangrijke mannen:

- Giuseppe Garibaldi (1807 – 1882) was een nationalist, revolutionaire romanticus en kosmopoliet.

- Camillo Benso di Cavour (1810 – 1861): hij was een minister en de adviseur van de koning van Piedmont, meneer Victor Emmannuel II (1820 – 1878). Hij krijgt steeds meer het idee van een ‘groot Italië’.

- Giuseppe Mazzini (1805 – 1872): een figuur als Garibaldi, hij voedt het idee van de revolutie in Italië. Deze vier mannen vertegenwoordigen allen een fase in 1815 – 1870.

De eenwording kent verschillende fases: Fase I: Revoluties van 1820 (Pepe) van 1830 (Mazzini en La Giovine Italia) en van 1848 (Mazzini en Garibaldi). Pepe was teleurgesteld in het niet eerbieden van de grondwet in Napels en is voor een aanpassing en handhaving van de grondwet. Revoluties onder zijn leiding mislukken en er vindt nog geen eenwording plaats. Fase II: Politiek nationalisme na 1850 van Camillo Benso di Cavour, minister en adviseur van Victor Emanuel II, koning van Piëdmont-Sardinië; kreeg de steun van Napoleon III. Na ’56 is Cavour minister en hij sluit een overeenkomst met Napoleon III. Fase III: Gewapende strijd. Slag bij Solferino in 1859, overwinning op de Habsburgers; overwinning op de pauselijke troepen bij de Slag bij Casteldidardo in 1860; Overwinning in 1860 van de Roodhemden van Garibaldi op de koning van Napels, Francesco II. Een gewapende strijd. In 1850 – 1860 vinden er aantal veldslagen tegen Habsburg plaats. Italië wordt langzaamaan tot een eenheid gesmeed. Na de eenwording van Italië worden allerlei bewegingen in Italië het oneens met elkaar. De Italiaanse eenwording was een proces van boven- en onderaf. Boven (Cavour, bestuurlijk) en onder (revolutionair gedachtegoed van het volk).

Page 10: Hoorcollege 1tm11

Duitsland

Otto von Bismarck (1815 – 1898): hij was Pruisisch, van adel, doorliep een soort cursus honorum, was een diplomaat, minister en de adviseur van de koning. De koning na 1848 steunde een eenheidsbeweging. Het proces van eenwording vindt onder Bismarck plaats. Fase I: het Frankfurter parlement: de discussie om eenheid van Duitsland kwam op: moest er een ‘groot’ of ‘klein’ Duitsland komen? De discussie mondt tot niets uit. Fase II: Terugdringen van de Habsburgse dominantie in de Duitse Bond, 1850 – 1866 door onder andere de oprichting van de Norddeutsche Bund (op de kaart ook bekend als de North German Confederation) in 1866. Bismarck en anderen waren in anti-Oostenrijks sentiment gesterkt. Bismarck probeerde de Habsburgse dominantie in de Bond terug te dringen en deed dit onder andere door middel van een economische politiek. Fase III: realpolitik: de eenwording poogde gesmeed te worden door Blut und Eisen: er werden drie oorlogen gevoerd: Deens-Duitse oorlog in 1864 die leidde tot het oprichting van een nieuwe bond onder leiding van Pruissen. De Oostenrijk-Pruisische Oorlog in 1868 waarbij de katholieke staten in Duitsland zich verzetten tot de eenwording. Bismarck zoekt ook een buitenlands conflict op om de eenwording verder te smeden: de Frans-Pruisische oorlog in 1870. Wilhelm I, keizer 18 januari 1871 In Parijs vindt er een vernederende gebeurtenis plaats en wordt de eenwording van Duitsland een feit. Hierdoor ontstaat een revanchegedachte onder de Fransen. De eenwording werd in Parijs ondertekend omdat er een gevoel van superioriteit bestond bij de Duitsers. Bij de eenwording zie je dat nationalisme een militaire component krijgt. Een gevoel van superioriteit gaat na 1870 een grote rol spelen. Duitsland begint bijvoorbeeld met de bouw van een enorme vloot (aangezien ze die voorheen niet hadden). Deze ‘vlootpolitiek’ is niet alleen politiek, maar wordt ook een soort nationalistisch kenmerk van het Duitse land. Hoorcollege 3 De sociale kwestie en het ontstaan van de massasamenleving

Page 11: Hoorcollege 1tm11

Mensenrechten in de negentiende en twintigste eeuw speelde een belangrijke rol in de emancipatie van verscheidene sociale groepen. Alexis-Charles-Henri Clérel de Tocqueville (1805 – 1859): legde uit waar vrijheid en gelijkheid tot zou volgen: een dictatuur van de kleine meerderheid. Wie behoort tot de natie? Wie mag meebeslissen over het beleid? Het kiesrecht was van de negentiende eeuw tot 1920 een thema in Europa. Wie mag stemmen? Men had kiesrecht op basis van:

- censuskiesrecht - afkomst: mensen met een bepaalde afkomst hadden gewoonweg kiesrecht - standen: bijvoorbeeld regenten - verdiensten: nieuwe groepen zoals juristen, er kwamen steeds meer juristen in het

parlement te zitten - leeftijd: je mocht bijvoorbeeld lange tijd pas lid worden van de Tweede Kamer als je de

leeftijd van dertig jaar had bereikt. Passief kiesrecht betekent dat je gekozen kan worden. Actief kiesrecht betekent dat je zelf op bepaalde mensen mag stemmen. De industriële revolutie In het midden van de negentiende eeuw zag je vooral dat de middenklasse zich gaat roeren. Zij strijden voor en krijgen meer politieke rechten. De onderklasse wordt steeds groter en het is de vraag wat hun rol is in de politiek. Door de industriële revolutie schiet de welvaart omhoog:

- Transport: het transport wordt beter. Zo zijn voorzieningen makkelijker bereikbaar.

- Innovatie van de landbouw: onder andere door middel van bijvoorbeeld het gebruik van kunstmest. Hierdoor kan er meer productie plaatsvinden en kunnen de prijzen van bepaalde producten dalen. De levensstandaard stijgt.

- Bevolkingstoename: de bevolking neemt door de industriële- en landbouwrevolutie explosief toe.

Monetaire ontwikkelingen Welvaarts- en bevolkingsgroei heeft allerlei gevolgen. De economie verandert structureel: zo wordt de Gouden Standaard ingevoerd. Er waren immers zeer veel problemen met papiergeld en men zorgde er met de Gouden Standaard voor dat er een vaste waarde aan papiergeld werd gekoppeld.

- London als economisch/bankcentrum groeit enorm.

- Grondstoffen worden goedkoper, hetzelfde geldt voor de productie van deelproducten als ijzer en staal.

- De handel neemt toe, wat weer het bankwezen versterkt.

Nederland, Duitsland en België proberen door middel van protectionisme de eigen economie te beschermen, hetgeen tot politieke spanningen leidt. Naarmate de

Tijdlijn 1872 - 1900 1872 door middel van een geheim stembiljet werden lagere klassen tegen intimidatie van hun werkgevers beschermd in Engeland 1873 de Drie Keizers Alliantie tussen Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en Rusland 1874 een van de eerste impressionistische exposities | de Factory Acts in Engeland 1875 de wetten voor de Derde Franse Republiek werden aangenomen | Bell vindt de telefoon uit | elektrische verlichting in Parijs | de Health Act in Engeland 1876 opstand in Bulgarije in mei | de Bulgaarse gruwelen | de opzet van een constitutionele regering 1877 Rusland verklaart de oorlog aan het Ottomaanse Rijk in april vanwege de Bulgaarse gruwelen | de Drie Keizers’ Bond 1878 het Verdrag van San Stefano waarmee Bulgarije als enorm Russisch protectoraat werd gecreëerd | het Congres van Berlijn als reactie op het Verdrag van San Stefano | onafhankelijkheid van Roemenië officieel geaccepteerd | stichting van het Leger de Heils 1879 Von Bismarck verbant de Socialistische Partij 1881 Pasteur komt met zijn ziektekiemtheorie | tsaar Alexander II riep een adviescomité in het leven, waarvan hij hoopte dat het tot een parlementaire vorm van regering zou leiden | tsaar Alexander II wordt vermoord door de People’s Will uit Rusland 1882 Groot-Brittannië neemt Egypte in | stichting van de Triple Alliance tussen Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije 1884 vernieuwing van de Drie Keizers’ Bond | stichting van de Fabian Society in Engeland | de Reform Bill in Engeland gaf aan twee van de drie mannen een stem 1884 – 1885 Conferentie van Berlijn waarin Afrika over de Europese naties verdeeld werd 1885 stichting van de India Congress Party 1886 The Contagious Diseases Acts werden opgeheven 1887 het Reinsurance Verdrag waarmee Duitsland Rusland ervan verzekerde dat het Oostenrijk niet zou meehelpen indien deze Rusland aanviel 1889 stichting van de Tweede Internationale 1890 Kaiser Wilhelm II stuurt Bismarck de kanselier met pensioen | Wilhelm II laat het Reinsurance Verdrag verlopen 1891 Paus Leo XIII kondigt de Rerum Novarum af 1893 opstand van een Siciliaanse arbeiderspartij 1894 de Frans-Russische Alliantie | begin van de Dreyfus-affaire 1895 Rusland verloor de oorlog van Japan 1896 de door de Italianen verloren Slag bij Adowa 1898 de Slag bij Omdurman waarbij Sudanesen vermoord werden door de Engelsen | de Socialistische Democratische Partij werd gesticht 1899 Kipling’s White Man’s Burden | de start van een oorlog tussen de Boers en de Britten in Zuid-Afrika

Page 12: Hoorcollege 1tm11

negentiende eeuw vordert wordt er een belastingstelsel ingevoerd. Voorheen werden vooral accijnzen als belastingmiddel gebruikt. Dit nieuwe stelsel heeft gevolgen voor de politiek. Men vraagt zich af ‘wat ze terugkrijgen voor de betaling van belasting’ (men eist bijvoorbeeld goede voorzieningen). De massasamenleving De steden waren niet langer regionaal georiënteerd, zoals voor 1800 het geval was. Naarmate de revolutie vordert raakt de bevolking geconcentreerd in de steden. Dit zijn centra waar industrie samen clustert. De bevolkingsgroei vind in de steden het snelst plaats. Dit leidt tot een aantal veranderingen in de steden:

- Sociale woningbouw: men gaat over op sociale woningbouw om deze bevolkingsgroei op te kunnen vangen.

- Aanleg voorzieningen: Er komen onder andere riolering, elektrische verlichting, infrastructuur (grote boulevards) in de steden.

- Transport: de mobiliteit van mensen wordt groter (door bijvoorbeeld de tram). De reistijd werd kleiner.

De tegenstellingen binnen de landen groeit. Het verschil tussen klassen is in het straatbeeld duidelijk zichtbaar. Verder kenmerkt de massasamenleving zich door de nieuwe rijken die hun welvaart openlijk tonen. De sociale kwestie In heel veel steden is er sprake van overbevolking. Er diende bovendien meer aan ordehandhaving gedaan te worden. Zo was er sprake van prostitutie en dronkenschap in de steden. De overbevolking in de steden ging bovendien ten koste van de gezondheid. De middenklasse kenmerkt zich door welvaart en bezit. Ze waren vooral bezig met hun eigen positie te beschermen. Door de afscherming van hun eigen positie werd sociale mobiliteit kleiner. Je ziet dat burgers zelf initiatief nemen tegen de armerenkwestie door goede doelen of door armenzorg op te zetten. Dit soort initiatieven kwamen vooral vanuit de burgerij, niet zozeer vanuit de staat. De burgerij probeerde dus kwesties op te lossen die hun bestaan bedreigde. Het was een morele overweging dit te doen. Huiselijkheid werd een steeds morelere boodschap. Gezinswaarden worden nationale waarden: men ‘zorgt’ voor de minderbedeelden, net zoals een vader voor zijn kind zorgt. In het straatbeeld was door middel van kleding je afkomst of stand duidelijk. Vroege vormen van socialisme

- Jakobijnen en patriotten: hun ideeën zijn in de negentiende eeuw nog steeds van invloed. - Henri de Saint-Simone (1760 – 1825): vroege socialisten die door middel van studie veel

kennis hebben. Zij zochten uit hoe ze door middel van beleid de onderklasse konden verheffen. Zij geloofden in ‘opvoeding van de onderlaag’. Zij geloofden in het individu en werden als utopisch afgeschilderd.

- De ultraliberalen: zij geloofden in de uitbreiding van het kiesrecht. - Chartisme: eind 1830’ontstond het Chartisme. Dit waren vaak geschoolde arbeiders die

verbanden oprichten en kiesrechten eisten en de uitbreiding daarvan. In Engeland was er met de Great Reform Bill al een flinke uitbreiding geweest van het kiesrecht. Deze uitbreiding zorgde echter voor alleen maar meer onvrede aangezien er nog steeds groepen werden uitgesloten.

Marxisme, anarchisme, socialisme, communisme Marx ging niet zozeer van politieke waarden uit, maar van economische en historische wetmatigheden. Hij dacht dat de geschiedenis een doel had. De anarchisten geloofden dat de enige

Page 13: Hoorcollege 1tm11

manier om inspraak van de lage klassen te garanderen kon plaatsvinden door de gevestigde orde te vernietigen en een nieuwe orde op te bouwen. In het midden van de negentiende eeuw waren er steeds meer anarchistische denkers. Marx en anarchisten geloofden dat de revoluties van 1830 en 1848 vooral gestolen revoluties waren. Dit waren niet zozeer revoluties van de onderlaag, maar eerder revoluties die de middenklasse ten goede kwamen. Marxisten en anarchisten waren vooral voor herverdeling in plaats van hervormingen. De gevestigde orde moet eerst verdwijnen en de politiek en het eigenbezit dient herverdeeld te worden. Een revolutie was dus absoluut noodzakelijk. Zij gingen uit van een internationaal perspectief met een universeel gedachtegoed: in heel Europa moest de situatie veranderen. Er wordt letterlijk over een klassenstrijd gesproken. Het marxisme en het socialisme komen samen in de Parijse Commune van 1871. Parijse Commune De Fransen verliezen de Frans-Pruisische Oorlog in 1870. Napoleon III wordt door de Pruissen gevangengenomen. Er komt een regering die al snel omver wordt geworpen. Het volk is boos en pleegt een coup. Ze richten een commune op. In deze commune komen allerlei stromingen samen en wordt er een soort vrijheidsstad gesticht. Ze proberen een nieuwe politieke structuur te creëren. Parijs was bij uitstek de stad waar zeer veel was veranderd. De regering poogde een revolutie te voorkomen, maar dat was niet mogelijk. De communars riepen een eigen bestuur op. Parijs wordt vervolgens omsingeld door Duitse en Franse troepen. De communars gebruiken veelvuldig heteluchtballonnen om te vluchten. De belegering van Parijs duurde vele dagen. Er ontstond een voedseltekort in de stad dat leidde tot een hongersnood. Men werd wanhopig. Met de Parijse Commune kwam alles samen (alle ‘ismen’). Er zaten ook nationale sentimenten in verwerkt.

- In de Commune verandert bijvoorbeeld ook de aloude verhouding tussen man en vrouw. Vrouwen werden bijvoorbeeld lid van het revolutionaire comité. Er werd gebroken met de traditionele rollenpatronen.

Uiteindelijk werd de orde in Parijs hersteld. Het experiment van de Commune eindigt. In Europa werd het experiment op de voet gevolgd. De middenklasse voelde zich bedreigd. Marx volgde de Commune ook. Het experiment mislukte echter totaal. Marx vindt het ook een grote mislukking. Het proletariaat was slecht georganiseerd, de revolutie vond op het ‘verkeerde moment’ plaats. Revisionisme Binnen de ismen beginnen de denkers vraagtekens bij het eigen gedachtegoed te zetten: er komt een soort revisionisme op, waarbij men niet langer hoopt op een revolutie, maar inzet op een programma van sociale hervormingen:

- In verschillende landen in Europa was de armenzorg in de eerste helft van de negentiende eeuw particulier, maar na de Commune wordt het een staatskwestie: zo werd kinderarbeid afgeschaft, kwamen er structurele overheidsprogramma’s tegen de armoede.

De staat gaat meer invloed uitoefenen op het leven van het volk, mede onder de druk van de revisionisten:

- Het is volgens de revisionisten nodig dat de staat de idealen verwezenlijkt. - Er komt steeds meer een geloof van de revisionisten in het organiseren van vakbonden die

voor de eigen belangen van een bepaalde groep mensen opkomen. Revisionisten zijn in zekere zin mensen die van revolutionair naar parlementair bekeerd zijn. De Duitser Eduard Bernstein (1850 – 1932) was een zeer belangrijke revisionist. Hij geloofde meer in nationale politieke organisaties in plaats van internationale organisaties. Jean Jaurès (1859 – 1914) had dezelfde opvattingen als Bernstein: ‘mensen moeten zich in organisaties verenigen’. Er is veel kritiek op deze mannen. Er komen allerlei verschillende stromingen, waardoor er een verzwakking van hun gedachtegoed optreedt (er is namelijk minder eenheid). Het revolutionaire gedachtegoed verdwijnt langzamerhand uit het socialisme. De kenmerken zijn dus dat in tegenstelling tot het socialisme en marxisme het revisionisme nationaal georiënteerd is. De overheden pakken de sociale kwesties op door middel van wetgeving. Langzaam ontstaat er een sociaal vangnet. Ideeën over de

Page 14: Hoorcollege 1tm11

verzorgingsstaat ontstaan in de negentiende eeuw. Pas na de Tweede Wereldoorlog worden deze echt in praktijk gebracht. Opsomming van ismen

- Revisionisme en zijn kenmerken: revisionisten zijn gekenmerkt door hun geloof in de maakbaarheid der dingen, hetgeen gebaseerd is op het positivisme van Auguste Comte (1798 – 1857): ‘door middel van studie zijn de problemen in de wereld op te lossen.’ Een voorbeeld hiervan is de Fabian Society (gesticht in 1884) die sociale rechtvaardigheid predikte, de primaire behoeften van de maatschappij formuleerden en sterk geloofde in educatie en organisatie. Door middel van interveniëren van de staat en het creëren van instituten kan er een geluksstaat ontstaan.

- Verschil revisionisme-conservatisme: het revisionisme verschilt wezenlijk van de opvattingen van het conservatisme waarin niet geloofd werd dat geluk maakbaar was.

- Neergang van liberalisme: het liberalisme was aan het einde van de negentiende eeuw onder de druk van het socialisme aan zijn einde gekomen en viel samen met het revisionisme. Als politieke factor was het liberalisme steeds minder belangrijk.

Kiesrecht Onder druk van de socialisten komt er aan het einde van de negentiende eeuw langzaam een discussie op gang over het algemeen kiesrecht. Aan het begin van de twintigste eeuw was overal rond dezelfde tijd in Europa ongeveer sprake van man- en vrouwenkiesrecht. Ontwikkeling van het socialisme Bernstein was joods. Joden en socialisten werden door Hitler vaak onder één noemer geschaard. Veel socialisten waren namelijk joods. Opvallend is dat de revisionisten en socialisten vaak schrijvers waren. Het Webb-echtpaar (Beatrice Webb (1858 – 1943) & Sindey Webb (1859 – 1947)) was een vurig voorstander van het universeel kiesrecht, ook voor vrouwen. Je ziet in de late negentiende eeuw dat als bijproduct van de emancipatie van de arbeiders ook de emancipatie van de vrouwen komt, waaronder de militante suffragisten, die nogal anarchistisch in hun manier van optreden waren. Je ziet dat het socialisme allerlei vormen krijgt door de demografische groei.

1. eerst werd het opgepakt door de middenklasse 2. na de Parijse Commune van 1871 pikt de staat het op 3. later wordt het socialisme niet zozeer een gedachtegoed waarin de revolutie gepropageerd

wordt, maar hervormingen. De sociale kwestie heeft tot democratisering geleid in de landen in Europa. Het is niet per direct een gevolg van de Franse Revolutie. Heel lang was de sociale afkomst, et cetera, van belang, dit werd onder druk gezet door de sociale kwestie. De negentiende eeuw was een vrij probleemloze en conflictloze eeuw. Eric Hobsbawm (1917 – 2012) meent dat de twintigste eeuw een age of extremes was. Door de gelijktrekking die plaats vond in de negentiende eeuw was er in diezelfde eeuw relatief weinig onrust. Máár, door de sociale kwestie in de twintigste eeuw, en alle ideologieën die in het begin van de eeuw tegenover elkaar komen te staan ontstaat er onrust. Zo komen het fascisme, parlementair liberalisme en communisme tegenover elkaar te staan na 1917. Hierdoor ontstaat er extreem veel geweld. Dus… de sociale kwestie in de negentiende eeuw leidt tot geleidelijke democratisering, in de twintigste eeuw leidt het tot ideologieën die enorm gewelddadig tegenover elkaar staan.

Page 15: Hoorcollege 1tm11

Hoorcollege 4 Modern Imperialisme 1870 – 1914 ‘Indië verloren rampspoed geboren’ In de twintigste eeuw kwam er een besef op in Nederland dat het bezit van koloniën zeer belangrijk was voor het land zelf. Er was veel om te doen om Nederlands-Indië te behouden.

- Er vielen veel inkomsten uit Indië te vergaren. In de tijd dat Nederland een zogenaamde ethische politiek ging doorvoeren, werd dat wel minder, tot 1940 bleven de inkomsten uit Indië voor een groot deel het BNP van Nederland bepalen.

- Nederlands-Indië gaf Nederland prestige. Indië was een enorm koloniaal rijk en zo kon Nederland zich buiten Europa meten met grote mogendheden.

Wat betekent imperialisme? In de negentiende eeuw was er sprake van een enorme expansiegolf van koloniale rijken. Het modern imperialisme heeft niet alleen rijken buiten Europa, maar ook Europa zelf veranderd. Imperialisme: “een structurele poging om invloed uit te oefenen over een territorium buiten de eigen grenzen.” Die invloed kon politiek, economisch of cultureel zijn. Het imperialisme is dus een zeer breed begrip en van alle tijden. In Europa is het idee van imperialisme niet nieuw. Europa was ook al in de premoderne tijd bezig met het vestigen van handelskoloniën. In de negentiende eeuw vindt er echter wel een verandering plaats: The Great Divide/The Great Divergence: lange tijd bestond er een balans tussen Europese rijken en niet-Europese rijken in de wereld. Na de premoderne tijd veranderde dat echter. Deze verstoring van de balans ontstaat in de negentiende eeuw. In 1870 – 1914 vindt er een golf van territoriale expansie plaats, hetgeen de naam krijgt van ‘modern imperialism’. Koloniale rijken in 1914 Er was een enorme diversiteit aan kolonisatoren: Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië, maar ook ‘nieuwkomers’ als Italië en Duitsland. Sommige landen worden een soort imperia die territoria hun grenzen eigen gaan maken, zoals de Verenigde Staten. Zij schuiven de westgrens als het ware telkens een beetje op.

- Diversiteit: het proces van expansie verliep zeer snel. Rond 1870 was de aanwezigheid in Afrika nog zeer beperkt. Afrika was lang een blinde vlek (en met name de gebieden ten zuiden van de Sahara), maar al in 1914 was het hele conflict verdeeld over allerlei Europese mogendheden. Tegelijkertijd dekoloniseerde Afrika ook weer in rap tempo. In feite is Afrika dus niet heel lang gekoloniseerd geweest.

Page 16: Hoorcollege 1tm11

Historiografie Imperialisme is zeer complex en er bestaan dan ook verschillende theorieën over

- Klassieke theorieën zijn monocausaal en proberen één leidende aanleiding voor kolonisatie te zoeken.

- Recentere theorieën van historici behandelen meerdere motieven. Historici zijn minder geneigd imperialisme als geheel te behandelen en kijken liever naar de individuele landen die gekoloniseerd zijn geweest.

Economische motieven Marx-Leninisten gaven het kapitalisme als oorzaak van het imperialisme. Sterker nog, ze zagen kapitalisme en imperialisme als synoniem. Het idee was dat er door de industriële revolutie een zeer grote verandering had plaatsgevonden. De macht van Europa groeide explosief. De industriële revolutie gaf Europa een motief om expansie te plegen: het had immers vele grondstoffen en nieuwe afzetmarkten nodig. In Afrika waren er veel grondstoffen te vinden en in Azië waren er veel mensen, dus veel afzetmarkten. Lenin meende dat de Eerste Wereldoorlog ontstond doordat grote mogendheden een tekort aan land hadden. Hij voorzag een ineenstorting van het kapitalisme, iets wat in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden. Dit marxist-leninistische idee was zeer invloedrijk in de jaren 60 en 70. Wat opvalt is dat ongelijkheid, met name op het gebied van economie, tussen kolonist en ex-kolonie blijft bestaan. Veel ex-kolonies zijn nog afhankelijk van de oorspronkelijke kolonisator. Dit wordt wel eens neo-imperialisme genoemd. Immanuel Wallerstein (1930): hij zag het imperialisme al voor 1870 plaatsvinden. Hij zag Europa als het centrum en de rest van de wereld als periferie. Europa had grondstoffen nodig. Er kwam een kapitaalstroom tussen landen in de wereld op gang die non-Europese landen uitzoog. Europa kon goedkoop grondstoffen aanschaffen, goedkoop producten produceren en voor veel geld producten aan de man brengen. De armere landen kwamen in een soort vicieuze spiraal: ze werden steeds armer en armer. De ongelijkheid bleef toenemen. Economische motieven II Historici spreken tegenwoordig liever van globalisering: delen van de wereld komen steeds nauwer met elkaar in contact. De nadruk werd volgens hen in het verleden te veel op de economie gelegd. Cecil Rhodes (1853 – 1902) was een Engelsman die naar een stad genaamd Kimberley toe trok. Hij wist daar wat land in bezit te krijgen en kreeg het zeggenschap over een enorme diamantmijn. Hij werd multimiljonair. Op het eerste gezicht lijkt dit het voorbeeld bij uitstek van een roofkapitalist. Maar, zijn ambities gingen verder dan dat. Hij wilde heel West-Afrika onder de controle krijgen. Dat zou zeer voordelig voor Groot-Brittannië zijn. Hij richtte de British South Afrika Company (1889) op die het bestuur in de naam van Groot-Brittannië mocht uitvoeren. Hij kreeg een groot rijk. Er zat een

Tijdlijn 1900 - 1914 1900 de koning van Italië wordt vermoord 1902 de oorlog tussen de Boers en de Britten eindigt met een wapenstilstand 1903 Emmeline Pankhurst sticht de Women’s Social and Political Union | de koning en de koningin van Servië worden vermoord | een pro-Russisch regime komt aan de macht in Servië 1904 de Anglo-Franse Entente | in februari brak er oorlog tussen Japan en Rusland uit over de controle van Noord-Korea 1905 Noorwegen werd onafhankelijk | Einstein komt met zijn relativiteitstheorie | de Japanners verslaan de Russen | revolutie in Rusland | Rusland begint met een intensief militair programma | in Frankrijk wordt een wet aangenomen waarbij kerk en staat worden gescheiden | het Von Schlieffenplan wordt bedacht 1906 Dreyfus wordt vrijgelaten | de Engelsen ontwikkelen de nieuwe Dreadnought schepen 1907 de Anglo-Russische Entente | de Tweede Internationale riep op tot een internationale arbeidersstaking en dienstweigering | een opstand op het Franse platteland breekt uit | het Habsburgse rijk introduceert universeel kiesrecht waardoor er om en nabij de dertig partijen toegang hadden tot het parlement 1908 een rebellie van de Jonge Turken in het Ottomaanse Rijk | Sultan Abdul Hamid II wordt van de troon gegooid | Oostenrijk-Hongarije annexeert Bosnië, 1911 Italië koloniseert Libië | de Tweede Marokkaanse Crisis | zelfbeschikkingsrecht voor de Ieren afgekeurd door The House of Lords | de House of Lords kreeg een suspensive veto en kon elke beslissing twee jaar opschuiven 1912 een grootschalige arbeidersopstand in Duitsland | Griekenland, Bulgarije en Servië vormen de Balkanbond en voeren succesvol oorlog tegen het Ottomaanse Rijk 1913 Emily Davidson verloor haar leven door zich voor het paard van de koning te werpen 1914 juni 28, de moord op aartshertog Franz Ferdinand | Oostenrijk-Hongarije stelt Servië een ultimatum op 23 juli | 4 augustus, Engeland mengt zich ook in de oorlog en de Eerste Wereldoorlog is een feit | De Duitse Socialistische Partij geeft op 4 augustus de overheid het recht om over te gaan op oorlogsbestedingen | zelfbeschikkingsrecht voor Ierland | in Italië in juni leid een nationale opstand tot rellen | in november voegt het Ottomaanse Rijk zich bij de centrale mogendheden | de Duitse aanval wordt door de Fransen afgeslagen bij de Marne in september | Duitse overwinningen in augustus en september stoten de Russische aanval af

Page 17: Hoorcollege 1tm11

gedachte achter zijn handelingen. Rhodes wilde heel Afrika met elkaar verbinden. Deze droom was niet alleen economisch, maar ook politiek gekleurd: volgens hem moest Groot-Brittannië aantonen de beste koloniale macht te zijn om Afrika te ontwikkelen. Technologie De negentiende eeuw was een eeuw van technologische ontwikkeling. Zo vonden er veel vernieuwingen plaats in de infrastructuur en communicatie in de vorm van stoomboten en treinen. Dit had een snel, betrouwbaar transport tot gevolg. Voor die ontwikkelingen moest men nog gebruik maken van onbetrouwbare zeilschepen. Zeilschepen konden niet via een strak schema transport doen en was in zeer grote mate afhankelijk van de situatie op zee. Stoomboten waren veel betrouwbaarder:

- de planning van stoombootreizen kon strakker gemaakt worden - de prijzen van transport daalden - het organiseren van een reis overzee werd veel makkelijker en beter

Spoorwegen waren ook veel betrouwbaarder dan vervoer over land door middel van koetsen. Het aanleggen van een nieuwe infrastructuur was een belangrijke gebeurtenis in de wereld. Ook de aanleg van het Suezkanaal, die dwars door Egypte liep, betekende het relatief kleiner worden van afstanden tussen bepaalde delen in de wereld. Er werd bovendien een nieuw medium uitgevonden, de telegraaf. Hierdoor werd het mogelijk in korte tijd berichten over de hele wereld te sturen. Er was een heel telegraafnetwerk aangelegd door middel van intercontinentale lijnen, waardoor de tijd dat men met elkaar kon communiceren zeer werd verkort (van een aantal weken naar 24 minuten). Sommigen spraken van Victorian Internet. Het netwerk was echter niet democratisch. De aders van de telegraaf werden door monopolies zoals Reuters en Wulff bestuurd. Deze maakten het moeilijk voor mensen om met elkander te communiceren via de telegraaf. Het was namelijk zeer duur en dus vooral een medium dat weggelegd was voor de elite. De bedrijven werkten zeer nauw samen met de overheden. Censuur werd hierdoor zeer makkelijk toegepast op telegraafberichten. Post was in die tijd nog bij uitstek het medium om met elkaar in contact te staan. Technologie II Tools of empire: de nieuwe technologie werd als instrument gezien waarmee je expansie kon ‘plegen’.

- Betere medicatie: in veel koloniën heersten allerlei gevaarlijke ziekten. Dit vormde een blokkade voor expansie. Veel kolonisten stierven al snel na aankomst in een vreemd land. Wetenschappers slaagden er op een gegeven moment in om bijvoorbeeld malariapillen te ontwikkelen, waardoor kolonisten tegen ziekten beschermd konden worden.

- Machinegeweer: ook belangrijk is de ontwikkeling van een machinegeweer geweest dat niet blokkeerde. Voor die tijd waren machinegeweren zeer onbetrouwbaar. Met zogenaamde maximgun, uitgevonden door Hiram Stevens Maxim (1840 – 1916) kwam daar verandering in. Met deze wapens kon je met zeer weinig mensen zeer veel tegenstanders aan. Een goed voorbeeld hiervan is de Slag bij Ondurman (1898).

- Snelle transporten: verder liet men een spoorweg aanleggen bij de Nijl, daar waar het niet mogelijk was om de Nijl te bevaren. Zo kon men grote legermachten van hot naar her verspreiden.

Migratie - pushfactoren

- Demografische groei Europa: 32 miljoen mensen vertrekken tussen 1830-1930 - Push factors: armoede, straf, vervolging - Belangrijkste bestemmingen: Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika

Pushfactoren voor migratie: veranderde omstandigheden in Europa leidden tot enorme demografische groei. Hierdoor ontstaat er een bevolkingsoverschot, hetgeen een migratiestroom op gang brengt in de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw. Een pushfactor is een

Page 18: Hoorcollege 1tm11

reden om ergens weg te gaan. In veel gebieden in Europa was er honger en armoede. De industrialisatie bracht veel verpaupering teweeg.

- Vrijwillige migratie: Hervormers zagen een oplossing in migratie. Er werden allerlei organisaties opgericht die migratie propageerden dan wel subsidieerden.

- Gedwongen migratie: Migratie ging echter niet altijd vrijwillig. Zo vonden er in Schotland de Highland Clearances plaats, vele landheren zonden boeren zonder land naar de nieuwe wereld. Ook kon men door middel van een strafkamp in een compleet ander deel van de wereld geraken. Denk aan Russische gevangen die naar Siberië werden gezonden.

- Vluchten vanwege benarde omstandigheden: ook had je vluchtelingen. In Ierland vluchtte men bijvoorbeeld vanwege de Potato Famine, een hongersnood die veel Ieren naar de Verenigde Staten joeg.

- Politieke vluchteling: Politieke vluchtelingen had je ook, met name in de vorm van joden die de pogroms ontvluchtten.

Migratie - pullfactoren

- Pull factors: de belofte van ‘New Europe’ - Niet nieuw in 19e eeuw, maar balans slaat door - Gevolg: marginalisatie inheemse bevolking

Pullfactor: een factor die je naar een land toetrekt. Met name gebieden waar een gematigd klimaat heerste waren interessant. Hier konden landbouwproducten die niet inheems waren gemakkelijk verbouwd worden. Gedurende de negentiende eeuw slaat de balans door. Er is een enorme toename van kolonisten en een afname van de inheemse bevolking. Deze marginalisatie ging in de negentiende eeuw maar door. Statenstelsel Waardoor werd Europa veranderd? Ideologische aspecten van het imperialisme.

- De spelregels van het staatssysteem werden in het Congres van Wenen (1815) vastgelegd. Oorlog moest aan de onderhandeltafel gevoerd worden, niet op het slagveld. Dit pakte aanvankelijk vooral goed uit voor Groot-Brittannië. Zij hadden een voordeel want de balance of power werd opgezet: geen enkele macht mocht Europa domineren. Nu hoefde Groot-Brittannië geen hegemoniale macht meer te vrezen. Verder claimde Groot-Brittannië India en Canada. Bovendien was het de bakermat van de industriële revolutie en had het een zeer grote vloot. In de loop van de negentiende eeuw werd de Britse dominantie minder, vooral na 1871: toen werd Duitsland namelijk één en kwam de industrialisatie op gang, als wel de vlootbouw.

A.J.P. Taylor (1906 – 1990) zag de expansie in Afrika als bliksemafleider van interne spanningen in Europa. Taylor: ‘Nadat de koek op raakte in Afrika, ontstonden er weer spanningen in Europa, met als dieptepunt de Eerste Wereldoorlog.’ Rond 1800 was Afrika amper ontgonnen en bevond geen kolonist zich in het binnenland. Rond 1914 was Afrika compleet gekoloniseerd. Statenstelsel II De verdeling van Afrika tijdens de Conferentie van Berlijn verliep via de weg van het Congres van Wenen (1815). De Conferentie van Berlijn (1884 – 1885, haal deze Conferentie niet in de war met het Congres van Berlijn. Tijdens het

Het Verdrag van San Stefano (1878) en het Congres van Berlijn (1878) Voorgeschiedenis: de Turken reageerden op gruwelijke wijze op nationalistische gevoelens van volkeren in het Ottomaanse Rijk. Gevolg hiervan was dat de Russen in oorlog gingen in april 1877 met de Turken. De Russen wonnen en met het Verdrag van San Stefano van maart 1878 werd een enorm, onafhankelijk (feitelijk protectoraat van Rusland) rijk gecreëerd in de vorm van Bulgarije. Reactie van andere staten op het Verdrag van San Stefano: de Britten, Oostenrijkers en Frankrijk waren geschokt door het voordeel dat Rusland uit het San Stefano-verdrag haalde. In het Congres van Berlijn in 1878 werd de balance of power teruggebracht:

- Een deel van Bulgarije kwam in handen van het Ottomaanse Rijk.

- Bosnia en Herzegovina kwam los van het Ottomaanse juk en kwamen onder Oostenrijkse heerschappij

- Turkije was geplunderd door zijn vijanden en machten die voor hun in opstand kwamen.

- Frankrijk kreeg Tunesië. - Rusland kreeg de Bessarabische provincies ter compensatie.

Page 19: Hoorcollege 1tm11

Congres van Berlijn, wat in 1878, onder leiding van Otto von Bismarck, plaatsvond werd de macht van Rusland in de Balkan teruggedrongen. Met dit Congres speelde Von Bismarck handig Europese grootmachten tegen elkaar uit, zodat de kans op een anti-Duitse alliantie klein was):

- tijdens deze conferentie werden afspraken gemaakt over de verdeling van de westkust van Afrika. Deze afspraken lagen echter niet helemaal vast (er werden geen lijntjes over een Afrikaanse landkaart getrokken). Rivieren werden als river highways gezien: ze waren heel belangrijk, bijvoorbeeld voor het transport. Groot-Brittannië kreeg het stroomgebied van Niger, Duitsland ontving Kameroen en Namibië.

Een belangrijk punt in deze verdeling was de Congo-kwestie. Veel landen maakten hier aanspraak op. Het was het hete hangijzer van de Conferentie. Leopold II van België maakt hier handig gebruik van. Leopold II wist de diplomaten ervan te overtuigen dat hij

a. een betrouwbaar persoon was om Congo te besturen, en b. dat de andere landen onderling geen ruzie meer hoefden te maken als het onbenullige België

er met Congo vandoor zou gaan. Leopold II kreeg de persoonlijke zeggenschap over Congo. Congo zou een vrijhandelsgebied worden. Leopold II verdiende zeer veel geld aan Congo (bijvoorbeeld met de rubberproductie). Hij deed dit niet op een bepaald nette manier en perste mensen op de plantages uit. Uiteindelijk werd Congo Belgisch Congo. Kortom, Leopold II had zeer slim gehandeld in de Conferentie van Berlijn. Nationalisme Toenemende rivaliteit in Europa onderling leidde tot het nationalisme. Dit hing samen met de opkomst van het sociaal-darwinisme, het idee ook het darwinisme op mensen toepasbaar is en dat er in de internationale verhoudingen ook een survival of the fittest kan plaatsvinden. Nationale prestige werd een steeds belangrijker middel om de vitaliteit van een land aan te tonen. Bovendien was de massapers een belangrijke factor: imperialisme was een hot thema en een mooie testcase om te kijken wie nou de sterkste mogendheid was. De combinatie van imperialisme en chauvinisme wordt ook wel jingoïsme genoemd. Nationalisme II Niet alle kolonisten waren succesvol. Italië had lange tijd geen kolonies en was weinig succesvol toen het overging op expansie ten koste van anderen. Het had weinig gewicht tijdens het Congres van Wenen. Italië had het onder andere moeilijk omdat er interne geschillen bestonden tussen Noord en Zuid. De oplossing hiervoor werd gezocht in de stichting van een kolonie. Het oog viel op de Hoorn van Afrika en meer specifiek op Ethiopië. Er werd een grote expeditie naar Ethiopië ondernomen. De koning van Ethiopië had echter een modern leger opgebouwd en bij de Slag bij Adowa (1896) werd het Italiaanse leger zelfs verslagen. De westerse machten waren hierdoor geschokt. Italië’s koloniale avontuur was echter nog niet ten einde. Zelfs al was kolonisering geen succes, dan werd het alsnog als middel gebruikt om eenheid binnen de staat te creëren. Raciaal superioriteitsgevoel Sociaaldarwinisme: sommige rassen zijn ‘minder ontwikkeld’ dan andere rassen. Deze gevoelens waren niet nieuw, maar werden wel op een andere schaal uitgedragen. Er werden theorieën ontwikkeld en racisme werd in feite een wetenschap. Westerlingen moesten de beschaving in de niet-westerse gebieden brengen. Kipling’s white man’s burden illustreert dit gedachtegoed zeer goed. Westerse machten hebben als taak de rest van de wereld te beschaven. Kipling meende ook dat er geweld nodig was om dit te bewerkstelligen. To wait in heavy harness

- Inheemse volkeren ook vaak als barbaren afgeschilderd: met geweld onderdrukken

Page 20: Hoorcollege 1tm11

In Nederlands-Indië vond er vanaf 1870 een enorme golf van expansie plaats (bijvoorbeeld in de vorm van de Atjeh-oorlog). Er kwam zeer veel geweld bij kijken. Om het geweld te legitimeren werd het volgende als casus belli geformuleerd:

- de inheemse bevolking werd gedehumaniseerd. To serve your captives needs Er groeide onder de Nederlanders een verantwoordelijkheidsgevoel. Koningin Wilhelmina sprak van een ethische politiek: het was ‘tijd’ iets terug te doen voor de inheemse bevolking:

- Dit hield de opvoeding en ontwikkeling van de inheemse bevolking in. - Dit betekent niet dat Indonesiërs als gelijkwaardig gezien werden. Ze werden als ‘kinderen’

beschouwd. Er was een sterk paternalistische toon in het handelen van de Nederlanders terug te vinden. Vergeleken met andere landen kwam er verdomd weinig terecht van de ethische politiek door Nederlanders. Bovendien leerden de inheemse mensen twijfelachtige zaken die voor hen wellicht totaal niet van belang was.

Afsluiting

- Verschillende motieven imperialisme: multi-causaal - Imperialisme had ook impact op Europese statensysteem - Vanaf 1870: groeiende spanningen

De westerse beschaving was geen makkelijk te exporteren concept. Er is geen dominante factor die in de relaties een dominante rol speelt. Het is verder belangrijk dat het imperialisme ook van belang geweest is op het Europese statensysteem. Hoorcollege 5 Radicalisme en escalatie 1870 – 1914 Joseph Conrad – The Secret Agent (1907) Het plot: meneer Verloc is lid van een anarchistische vereniging en tegelijkertijd geheim agent van een pro-Europese regering. Hij wil Groot-Brittannië van binnenuit destabiliseren. Hij pleegt een anarchistische bomaanslag op Greenwich, een plek in Londen. In Greenwich loopt de denkbeeldige lijn die onze tijdslijn aangeeft. Het is een symbolische plek voor een aanslag: zo wordt het begrip ‘tijd’ namelijk onderuit gehaald en hoopte men dat de anarchie zou uitbreken. De bomaanslag mislukt echter en niet lang daarna wordt Verloc vermoord. Dit verhaal is karakteristiek voor het begin van de twintigste eeuw, waarin de bepalingen van het Congres van Wenen afbrokkelen, machtsblokken in een wapenwedloop zijn en er interne en buitenlandse spanningen ontstaan. Escalatie binnen het internationale systeem en radicale stromingen komen samen. Fin-de-sciècle Het geloof in het fin-de-sciècle houdt in dat er irrationele denkbeelden opkomen in plaats van de rationele gevoelens.

- De aanjager hiervan is Friedrich Nietzsche (1844 – 1990), de filosoof met de hamer: hij probeerde de zekerheden van de maatschappij ‘kapot te slaan’. Hij maakte het leven tot een betekenisloze maatschappij. Hij sprak van de übermensch, een individu dat zijn eigen lot in handen neemt.

- Sigmund Freud (1856 – 1939): de ontdekker van de psychoanalyse: ‘men wordt niet door de ratio, maar door het onderbewuste geleidt.’ Deze ideeën verspreidden zich en beïnvloedden allerlei mensen

- Albert Einstein (1879 – 1955): Einstein mag in zekere zin het toonbeeld van rationaliteit zijn, toch was zijn relativiteitstheorie een weergave van onzekerheden. Hij voegde de dimensie tijd toe aan de tot voor kort drie dimensionale werkelijkheid.

Page 21: Hoorcollege 1tm11

- Avant Garde: de nadruk op emotie en zoeken naar de essentie van de werkelijkheid en die tonen in kunstwerken. De werkelijkheid zoals die aan mensen wordt gebracht door middel van zintuigen is niet boeiend. Avant-gardisten zagen zichzelf als voorlopers. Paul Gaugain (1848 – 1903): het publiek moet weer terug naar de natuurstand.

Deze radicale energie valt in de hele samenleving te bespeuren. Het brengt zeer veel negatieve gevoelens met zich mee en er ontstaan interne en externe spanningen door die uiteindelijk tot eruptie komen. Socialisme Het geloof in liberale idealen komt na 1848 steeds meer onder druk te staan. ‘Hoe moet de samenleving die geürbaniseerd, geïndustrialiseerd en gemoderniseerd is vormgegeven worden?’ De ‘linkse’ partijen in de samenleving stonden op voor een samenleving waar gelijkheid voorop stond: een egalitaire samenleving.

- De basis hiervan was de analyse van Karl Marx (1818 – 1883) en Friedrich Engels (1820 – 1895). In hun analyse werd op een wetenschappelijke manier over de samenleving en de maatschappij gesproken en zag men een bepaald doel daarvan. Het marxisme is een van de belangrijkste stromingen binnen het socialisme. Die stroming valt weer onder te verdelen in twee substromingen:

o Evolutionairen/revisionisten: zij meenden dat geweld niet hielp, waren tegen een revolutie en vonden dat het systeem van binnenuit geleidelijk hervormd moest worden.

o De revolutionairen en de orthodoxen: geweld (een revolutie) is noodzakelijk voor verandering. Alleen door middel van een revolutie is een klasseloze samenleving te bereiken.

De Parijse Commune (1871) was voor de evolutionairen en de revisionisten bijvoorbeeld een teken dat een revolutie niet zou werken om veranderingen te bewerkstelligen. Voor de revolutionairen daarentegen was het een gebeurtenis waardoor men meer ging denken over hoe en wanneer een revolutie plaats moest vinden. Beide stromingen blijven hoe dan ook streng vasthouden aan het werk van Marx en Engels. Anarchisme Het anarchisme keerde zich tegen elke vorm van overheid. Alle vormen van de samenleving brengen per definitie onderdrukking met zich mee. Anarchisten wilden veel kleinere gemeenschappen. Wat hun denkwijze precies was, is nooit echt duidelijk op papier vastgelegd. Zij baseerden hun doen in grote mate op ‘gevoel’.

- De meest uitgesproken anarchist is Mikhail Bakunin (1814 – 1876). Hij was een Rus die zich afzette tegen de tsaar. Hij was bij verschillende opstanden betrokken. Hij was een fervent gebruiker van oneliners om zijn gedachtegoed kracht bij te zetten.

- Tijdens de conferentie van de Eerste Internationale raakten Bakunin en Marx in conflict. Bakunin werd door Marx een nihilist genoemd.

- Bakunin richtte een eigen ‘Internationale’ op met de zwarte kleur als symbool. Na Bakunin’s dood eindigde deze Internationale.

- De erfenis van Bakunin was anders dan die van Marx. Het anarchisme viel in kleine groepen uiteen. Anarchisten verdwenen aan het einde van de negentiende eeuw echter niet van het toneel. Zij geloofden in de ‘propaganda van de daad’, oftewel, zij wilden daden stellen en voerden veel aanslagen uit, met name in het zuiden van Europa. Ze vermoorden prominente mannen zoals de president van U.S.A. en de president van Frankrijk, prinses Sisi, et cetera. Belangrijk was dat de aanslagen samenvielen met het ontstaan van de massapers en dan specifieker: de geïllustreerde pers. Op deze manier bereikten afbeeldingen van moorden een zeer groot publiek. Beelden van de aanslagen waren zeer heftig en werden voor het eerst op grote schaal verspreid. Ze hadden grote impact en brachten onrust in de samenleving teweeg. Anarchisten waren zich bewust van de kracht van moderne middelen (en dan met name van

Page 22: Hoorcollege 1tm11

het psychologische effect), en gebruikten deze middelen dan ook om hun ideeën te verspreiden.

Rechts radicalisme Ook aan de rechterkant is er sprake van radicalisering;

- Sociaaldarwinisme + nationalisme en racisme (etniciteit). Het sociaaldarwinisme hield in dat wetten voor dieren ook van toepassing op mensen waren. De evolutietheorie en de survival of the fittest wordt steeds meer op de menselijke samenleving toegepast (bijvoorbeeld door Herbert Spencer (1820 – 1903) ). Deze ideeën werden steeds sterker en mensen werden steeds banger voor ongewenste elementen in de samenleving die voor stilstand of zelfs teruggang zorgden (degeneratie).

- ‘Racisme’: het sociaaldarwinisme werd ook gekoppeld aan het nationalisme en racisme. Niet-westerse rassen stonden doorgaans lager op de ladder van de evolutie dan westerse groepen. Racisme had indertijd een hele brede betekenis. Als er over een ‘rassenprobleem’ gepraat werd dan was dat niet alleen op basis van huidskleur, maar zelfs op basis van taal. Huidskleur was de belangrijkste wijze om rassen van elkaar te onderscheiden, maar ook taal en klasse waren zeker van belang.

- Etniciteit: de verbinding tussen racisme en nationalisme. Om een gezonde samenleving te krijgen moest je de ongewenste elementen weren: natie en staat moesten geheel samenvallen. Het etnisch nationalisme was gericht op uitsluiting. Dit ging bijvoorbeeld door middel van het marginaliseren van politieke rechten voor bepaalde groepen, het wegjagen van bepaalde groepen of zelfs het vermoorden daarvan: ideeën van etnische zuivering ontstaan.

- Met name het Jodendom werd gezocht: joden werden gezien als parasieten: o Christusdoders: joden werden als christusdoders gezien. o Bankiers: joden werd als gierig en onbetrouwbaar gezien vanwege hun baantjes in

het bankwezen. o Fundamenteel ander ras: aan het eind van de negentiende eeuw groeide er echter

een ander idee. Joden werden als fundamenteel ‘ander ras’ gezien dan andere Europese rassen. Zij kregen te maken met stereotyperingen. Joden werden als problematisch gezien omdat ze geen thuisland hadden. Joden leefden in de diaspora en leefden verspreid over de hele wereld. Zij wilden volgens rechtse mensen landen parasiteren. Joden kregen in de negentiende eeuw meer rechten: dit was voor rechtse mensen het bewijs dat Joden landen wilden uitzuigen. Er werden op grote schaal plaatjes verspreid van Joden waarop ze als stereotype wezens werden afgebeeld.

- De publieke opinie werd door middel van spotprenten en dergelijke gemobiliseerd: o Dit leidde in Oost-Europa tot pogroms. o In West-Europa leidde dit tot meer politieke mobilisatie en zodoende kwamen er

meer partijen die uitgesproken antisemitisch waren. Dreyfus-affaire Er bestond in Frankrijk een gevoel dat joden het land instabiel probeerden te maken en actief samen werkten met de Duitsers:

- Alfred Dreyfus (1859 – 1935) werd ervan beschuldigd militaire documenten door te spelen aan de Duitsers. Hij was in feite onschuldig. Het Franse leger weet dit, maar wil dit niet toegeven.

- In Frankrijk komt een grote reactie op deze (valse) beschuldiging, bijvoorbeeld uit de hoek van de linkse publicisten. De schrijver Émile Zola (1840 – 1902) schrijft J’accuse, een openbare brief aan de president. Hij ageert niet alleen tegen de situatie Dreyfus, maar hij beroept zich ook op de idealen van de Franse Revolutie, zoals gelijkheid en bekritiseert de corruptie van de legertop. Hij probeert de fundamenten van de Franse staat zwart te maken

Page 23: Hoorcollege 1tm11

en sprak uitgebreid over hoe de Franse staat vormgegeven moest worden en waaraan deze moest voldoen. Rechtse mensen reageerden hier op hun beurt ook weer heftig op. Hierdoor kwam er een zeer heftige discussie op gang.

Dreyfus werd uiteindelijk vrijgelaten. - Rond 1900 vond er een enorme polarisatie in Frankrijk plaats en de democratie

destabiliseerde. Partijen konden amper meer met elkaar samenwerken. Het antisemitisme leidde tot enorme onrust.

Ook in Groot-Brittannië was er onrust: controverses over Ierland, de sociale wetgeving en het stemrecht voor vrouwen (waarvoor op uiterst militante wijze werd gestreden door de Suffragisten. Zo wierp mevrouw Emily Davison (1872 – 1913) zich voor het paard van de Engelse koning). Centraal- en Oost-Europa In Oost-Europa zijn er allerlei spanningen, maar die worden door autocratische regimes onderdrukt.

- Duitsland: het parlement had weinig te vertellen. De regering was alleen aan de keizer verantwoordelijk. Wilhelm I (1797 – 1888) had Otto von Bismarck (1815 – 1898) bovendien als troef. Von Bismarck wist door middel van een zeer uitgekiende verdeel- en heers politiek onrust de kiem in te smoren. Hij gebruikte bijvoorbeeld een zogenaamd plot tegen de keizer als motief om demografische partijen te verbieden. Hij wist mensen tegen elkaar op te zetten en uit te spelen. Bismarck was wel afhankelijk van de keizer. De zoon van Wilhelm, Wilhelm II (1859 – 1841), voelde zich door Von Bismarck geïntimideerd en stuurde hem dan ook met pensioen. Vanaf dat moment verhardt de politieke cultuur.

- In Oostenrijk-Hongarije zijn verscheidene etnische minderheden. Deze volken wilden allen een eigen natie. In 1907 geeft de keizer toe en geeft hij alle bevolkingsgroepen, dertig in het totaal, toestemming om afgevaardigden naar het parlement te sturen. Dit mondt uiteraard uit in een grote chaos. Dit parlement was zodoende een wassen neus. Frans Jozef I (1830 – 1916) schaft dit parlement al snel weer af.

- Rusland: Rusland voerde een desastreuze oorlog tegen Japan. In 1905 vonden er talloze opstanden plaats De tsaar van het regime, Nicolaas II (1868 – 1918) grijpt hard in, maar geeft uiteindelijk toe aan het volk door de invoering van de Duma (een soort parlement) en belooft ook allerlei vrijheden. Dit staatsorgaan bleek een wassen neus. Nicolaas II besluit al snel de politieke macht van de Duma terug te draaien.

Aan het eind van de negentiende eeuw ontstond er een radicale energie, hetgeen tot zeer veel polarisatie leidde. Een regime kon hierdoor amper meer effectief regeren. Het sociaal darwinistisch wereldbeeld Het Congressysteem kwam aan het eind van de negentiende eeuw steeds meer onder druk te staan. Elke natie heeft een eigen persoonlijkheid. Dit past in het idee van het sociaaldarwinisme. Er was een constante rivaliteit tussen landen en oorlog werd onder sociaaldarwinisten als test gezien om te bepalen wie er het sterkst is. Het was tevens een periode waarin er zeer veel wapens werden ontwikkeld. Men had echter nog niet nagedacht over hoe desastreus een oorlog tussen twee vergevorderde technologische wereldmachten kon zijn. Geopolitieke redenen als oorzaak van de afbrokkeling van het Congressysteem De Duitse buitenlandse politiek Duitsland werd aan het einde van de negentiende eeuw zeer belangrijk.

- Het had zowel in Oost en West-Europa belangen. - Het werd na 1871 een zeer grote economische macht. - Het was militair zeer sterk (in 1866 versloeg het Oostenrijk-Hongarije, in 1871 Frankrijk).

Otto von Bismarck’s regeerperiode van 1871 tot 1890: - Otto von Bismarck bedreef Realpolitik: een pragmatisch beleid om Duitsland zo sterk en

stabiel mogelijk te maken.

Page 24: Hoorcollege 1tm11

voor 1871 had deze Realpolitik de eenwording van Duitsland als doel. Na 1871 stond Von Bismarck voor de status quo: Duitsland werd een van de grootste

spelers in het Concert van Europa. Von Bismarck was zeer goed in het bedrijven van politiek. Bismarcks politiek was gericht op de stabilisatie van het Duitse rijk. Een onderdeel van de Realpolitik was om te kijken wat er nodig was om een zo goed mogelijk beleid te voeren.

De Fransen hadden een enorm revanchegevoel opgebouwd na hun nederlaag in ’71. Zij wilden de Duitsers terugpakken. Otto von Bismarck was zeer genereus in de buitenlandse politiek ten opzichte van de Fransen. Wilhelm II regeerde van 1890 tot 1918

- Weltpolitik: hij maakt een einde aan de ‘voorzichtige’ Realpolitik en ging Weltpolitik bedrijven. Het idee van de Weltpolitik was dat Duitsland een grootmacht was. Het sociaaldarwinisme speelde een rol in Wilhelms II visie.

Koloniale agenda: Wilhelm II legt veel meer nadruk op de koloniale machten. Wapenprogramma: Wilhelms II wapenprogramma is vooral gericht op de marine:

vlottenbouw. Groot-Brittannië zag vooral de vlottenbouw als bedreigend. Met andere woorden, het beleid van Otto von Bismarck werd totaal losgelaten door Wilhelm. Wilhelms II Weltpolitik had een grote invloed op de verstarring van de internationale verhoudingen. Otto von Bismarck probeerde enigszins de spanningen tot een minimum te houden. De Duitse Allianties van Von Bismarck Von Bismarck sloot twee allianties.

- De Drie Keizers Liga (1873): Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Duitsland. - De Triple Alliance (1879): Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië.

Met deze allianties probeerde Von Bismarck Frankrijk te isoleren en de Habsburgers tegemoet te komen. Frankrijk stond helemaal alleen en had geen mogelijkheden om zijn wraakgevoelens te uiten. Otto von Bismarck wist met die beleid Duitsland te stabiliseren. De vorming van machtsblokken na 1890 Deze allianties brokkelden aan het eind van de negentiende eeuw af. De spanning tussen Oostenrijk-Hongarije en Rusland was zeer belangrijk in deze. Wilhelm II vernieuwde het verdrag met Rusland niet en daardoor zocht Rusland toenadering tot Frankrijk, wat leidde tot de Franse-Russische alliantie, gevormd in 1894. Wilhelm II vervreemde ook Groot-Brittannië door de vlottenbouw. In 1904 en 1907 sloten de Britten, Fransen en Russen verdragen die leidden tot de Triple Entente. De conflicten werden hierdoor ingewikkelder. Landen hadden overal belangen bij. Deals sluiten tussen bepaalde landen ging niet meer zomaar. Het panslavisme versus het pangermanisme Er ontstond rivaliteit tussen Rusland en Oostenrijk-Hongarije en Duitsland:

- Het panslavisme kwam op: rond het midden van de negentiende eeuw vond er in de Slavische landen een culturele renaissance plaats. Het idee dat de Slavische cultuur helemaal niet achterlijk was ontstond.

- Vereniging Slaven in één Rijk: deze renaissance kende ook een politieke tak: men wilde alle Slavische volkeren in één rijk verenigen. Men ging territoriale claims doen op gebieden in Oost-Europa. In deze gebieden kwam er steeds meer een gevoel van zelfbeschikking op en wilde men zich van het Habsburgse gezag ontdoen.

- Pangermanisme als reactie: de Habsburgers hadden het idee dat Rusland het panslavisme voedde en had daar ook een punt in. In Duitsland maakten veel mensen zich zorgen over het

Page 25: Hoorcollege 1tm11

panslavisme. Hierdoor kwam het pangermanisme op: alle Duitsers dienden in één groot rijk verenigd te worden. De gebieden waar Duitsers woonden zouden ook tot het Duitse rijk moeten behoren. Er kwam zodoende steeds meer aandacht voor Duitsers in Slavische gebieden.

- Bewapeningsprogramma Rusland: Rusland zet na de nederlaag tegen Japan een enorm bewapeningsprogramma op. Duitsland maakte zich langzaamaan zorgen. Rusland kon in potentie een enorm sterke natie worden. Men meende dat Duitsland een preventieve oorlog moest voeren tegen Rusland. Hierdoor groeiden de spanningen in Oost-Europa.

Balkankwestie

- De oosterse kwestie: het Ottomaanse Rijk raakte steeds meer in verval. Het gezag verloor steeds meer macht en er ontstond een machtsvacuüm in de Balkan. De Russen hadden interesse in het Ottomaanse Rijk omdat zij zelf geen ijsvrije havens hadden en Balkan lag aan de Middellandse Zee. In de loop van de negentiende eeuw probeerde Rusland meerdere malen het Ottomaanse Rijk onderuit te halen (bijvoorbeeld in de Krimoorlog). Na 1878 staakt Rusland deze pogingen, maar bleef het wel actief contact zoeken met de Slaven. Deze werden gesteund door de Russen. Zo zorgde dit voor de Roemeense onafhankelijkheid.

- De belangrijkste bondgenoot van Rusland was Servië. In 1878 wist Servië van de Conferentie van Berlijn te profiteren. De Serven geloofden sterk in het panslavisme. Er ontstonden veel geheime genootschappen, zoals De Zwarte Hand, die vooral actief was in Bosnië. In Bosnië was Oostenrijk-Hongarije dominant. Ook de Habsburgers wilden wat te zeggen hebben in het Ottomaanse Rijk. De Habsburgers hadden geen marine en daarom wilden ze expansie zoeken in de Balkan. Deze spanningen leiden tot de vorming van allianties.

- 1908: Bosnië wordt door Oostenrijk-Hongarije geannexeerd. De spanningen liepen hierdoor op. Met name de Serven waren niet van deze actie gecharmeerd.

De moord op Franz Ferdinand - Op 28 juli 1914 vond aanslag op de mogelijke troonopvolger van het Oostenrijk-Hongaarse

rijk Franz Ferdinand (1863 – 1914) plaats. De Zwarte Hand (1910 – 1917) wilde een aanslag uitvoeren door auto’s op te blazen door middel van handgranaten. Gavrilo Princip (1894 – 1918) vermoorde Franz Ferdinand.

o Op zichzelf was deze aanslag niet van enorm belang. Toch besluiten de politieke machten er consequenties aan te verbinden.

- In 23 juli stelt Oostenrijk Servië een ultimatum. - Op 28 juli is er een oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië.

o 1 augustus: Rusland pikte dit niet en ging met Duitsland in oorlog 3 augustus 1914: Frankrijk en Duitsland verklaren elkaar de oorlog en

Duitsland van Frankrijk via België aan.

Dit is de druppel voor Groot-Brittannië en zij verklaren ook de oorlog aan Duitsland op 4 augustus.

Er is dus sprake van een soort domino-effect. Afsluiting

- Er was dus sprake van oplopende spanningen in Europa vanwege de intellectuele onzekerheid in radicale stromingen, die leidde tot politiek geweld en aanslagen.

- Er was spanning op internationaal vlak, die leidde tot verstarring en meer wantrouwen.

Page 26: Hoorcollege 1tm11

Hoorcollege VI De totale oorlog en revolutie, 1914 – 1918 Augustus 1914 Het nieuws van de mobilisatie in Duitsland leidde tot veel enthousiasme. Deze stemming maakte veel indruk en komt terug in allerlei bronnen. Ernst Jünger verheerlijkte het geweld in de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld. Veel jongelingen trokken enthousiast ten strijde in het begin van de oorlog. De Eerste Wereldoorlog Optimisme in 1914: historici wijzen op de voorgeschiedenis van de oorlog om dit enthousiasme te verklaren:

- Tijdens de negentiende eeuw waren er weinig oorlogen. Oorlog was veel mensen onbekend en de Eerste Wereldoorlog werd daarom positief ontvangen.

- Het sociaal-darwinisme: er was een concurrentiestrijd tussen naties die uitmaakte wie de beste was. Oorlog werd als een natuurlijk proces gezien.

- Het idee van een moderne oorlog: er ontstaat een enorme wapenwedloop. Er kwam enorm veel wapentuig bij, dat in de koloniën al zeer machtig bleek. Men verwachtte een snelle, efficiënte oorlog.

Totale oorlog Legers bleken veel langer te moeten vechten dan op voorhand verwacht werd.

- Enorme mobilisatie: er was een enorme rekrutering, veel groter dan in voorgaande oorlogen het geval was. Na verloop van tijd moesten er steeds meer mensen gerekruteerd worden. Deze mobilisatie bracht grote logistieke problemen met zich mee: zo was er een gebrek aan voedsel- en wapentoevoer. Deze toevoer moest verzorgd worden door de extreem verzwakte bevolking. De laissez-faire gedachte wordt hierom helemaal losgelaten door de overheid en gaat actief de economie reguleren. Er ontstond zeer veel schaarste in veel landen, hetgeen tot een hoog sterftecijfer leidde.

- Oorlog had invloed op het leger én het binnenland. Er was sprake van een totale oorlog: de militaire strijd en de burgersamenleving raken met elkaar verbonden. De Eerste Wereldoorlog brengt blijvende sociale gevolgen met zich, denk bijvoorbeeld aan de Russische Revolutie of de veranderde positie van vrouwen.

De Eerste Wereldoorlog Het was een wereldoorlog omdat de gevechten op meerdere plaatsen in de wereld plaatsvonden, bijvoorbeeld in de koloniën. Ook in het Midden-Oosten was er sprake van oorlog. Zuidwest- en Oost-Afrika:

- Duitsers tegen de Britten, een voorbeeld van een oorlog die zich op de koloniën afspeelde. Ottomaanse Rijk:

- Oostenrijk en Duitsland hadden een pact met het Ottomaanse Rijk gesloten. Zij maakten een front dat zich tegen Rusland keerde en dat probeerde de levenslijn tussen Groot-Brittannië en India te blokkeren. Voor de Britten was het zaak om het Ottomaanse Rijk te liquideren. Men kwam met een invasieplan om naar het hart van het Ottomaanse Rijk door te stoten. Dit plan mislukte, maar uiteindelijk wisten de Britten wel vanuit het zuiden een grote klap

Tijdlijn 1914 – 1918 1914 juni 28, de moord op aartshertog Franz Ferdinand | Oostenrijk-Hongarije stelt Servië een ultimatum op 23 juli | 4 augustus, Engeland mengt zich ook in de oorlog en de Eerste Wereldoorlog is een feit | De Duitse Socialistische Partij geeft op 4 augustus de overheid het recht om over te gaan op oorlogsbestedingen | zelfbeschikkingsrecht voor Ierland | in Italië in juni leid een nationale opstand tot rellen | in november voegt het Ottomaanse Rijk zich bij de centrale mogendheden | de Duitse aanval wordt door de Fransen afgeslagen bij de Marne in september | Duitse overwinningen in augustus en september stoten de Russische aanval af 1915 Italië voegt zich bij de Entente in het Verdrag van Londen in april | Italië verklaart de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije in mei | David Lloyd George nam de positie van minister van munitie in | augustus Tsaar Nicolaas II neemt de besturende functie van het leger in 1916 februari – december De Slag bij Verdun | juli-november de Slag bij de Somme | Lloyd George werd minister-president | Rasputin wordt in december vermoord 1917 januari de Duitsers gaan door met hun onderzeeëroorlog | maart de eerste Russische Revolutie en de val van de tsaar | april de oorlogsverklaring van de Verenigde Staten | juli de Reichstag in Duitsland komt met zijn oorlogsdoelen | november de Tweede Russische Revolutie en de Bolsjewieken nemen de macht 1918 maart het Verdrag van Brest-Litovsk tussen Duitsland en Rusland | maart-juli Duitslands laatste westerse offensief | juni de uitbraak van de Spaanse griep | juli de Tweede Slag bij de Marne | de wapenstilstand en het einde van de gevechten | Wilson stelde in een speech de Fourteen Points voor in januari

Page 27: Hoorcollege 1tm11

toe te dienen aan het Ottomaanse Rijk. T.E. Lawrence (1888 – 1935) wist met de Saoedische prins Faisal (1885 – 1933) een guerrillaoorlog te starten.

De laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog lag de nadruk steeds meer op het ‘wereldse’ van de Eerste Wereldoorlog, al bleef alles wat zich buiten Europa afspeelde toch van secundair belang.’

Europa: een tweefronten oorlog Waar ging de Eerste Wereldoorlog over? Het was voortgekomen uit een verstarring van de internationale staatssystemen:

- Door de vorming van machtsblokken als de Triple Entente (de geallieerden) en de Triple Alliantie (de centrale machten). Deze allianties bleven grotendeels in tact, al verklaart Italië zich onafhankelijk en sluit zich uiteindelijk bij de Entente aan in april 1915.

- In november 1914 sluit het Ottomaanse Rijk zich aan bij de centrale machten (Duitsland) en Bulgarije, Roemenië en Griekenland gaan bij de geallieerden horen.

Duitslands positie was het belangrijkst in de oorlog. Het werd omringd door grootmachten: er was een grote vrees voor een tweefronten oorlog en men wilde dat dan ook koste wat kost voorkomen. Schlieffen-plan Het Von Schlieffen-plan zou een tweefronten oorlog moeten voorkomen.

- In Duitsland had men de grootste vrees voor Rusland. Men verwachtte echter wel dat Rusland wel even de tijd nodig had om te mobiliseren.

- Binnen zes weken wilde men Frankrijk op de knieën dwingen.

Page 28: Hoorcollege 1tm11

De rolverdeling van de WWI Triple Entente en andere geallieerden France British Empire United Kingdom Australia Canada British India Newfoundland New Zealand Union of South Africa Russian Empire (1914–17) Kingdom of Italy (1915–18) United States (1917–18) Kingdom of Serbia Kingdom of Romania (1916–18) Empire of Japan Belgium Kingdom of Greece (1917–18) Portugal (1916–18) ...and others Triple Alliance en andere centrale machten German Empire Austria-Hungary Ottoman Empire Kingdom of Bulgaria (1915–18) Co-belligerents Jabal Shammar ...and others

- Men wilde een flankaanval door België: Alfred Von Schlieffen (1833 – 1913) was zelf actief in de Frans-Pruisische oorlog (onder andere bij de Slag bij Sedan). Schlieffen was voor een flankaanval in plaats van voor een frontale aanval. De Franse legers waren vooral in het noordoosten opgesteld. Duitsland wilde van het noorden, via België, Frankrijk aanvallen. Dit betekende echter wel dat het neutrale België werd aangevallen. Groot-Brittannië had altijd deze Belgische neutraliteit gegarandeerd en zou bij een binnenval van België de oorlog aan Duitsland verklaren.

- Op 3 augustus 1914 begint het offensief: Duitsland valt België binnen en bereikt snel de noordgrens. Duitsland bereikt half september de Marne. Bij de Marne voeren Groot-Brittannië en Frankrijk een offensief tegen Duitsland. Het Von Schlieffen-plan mislukt.

Het westfront in 1914 – 1916 Met flankbewegingen probeerde men elkaar aan te vallen. Er ontstonden enorme frontlinies met afschermingen. Het front werd steeds immobieler. Er vonden slechts hele kleine verschuivingen plaats. Loopgravenoorlog Men probeerde wel doorbraken te forceren. Loopgraven werden door aanvallers gebombardeerd en er vonden stormaanvallen plaats. Dit leidde vooral tot zeer veel doden, maar weinig succes. Militaire mobilisatie Het optimisme verdween al gauw. Dit leverde moeilijkheden op:

- Het werd lastiger om mensen te rekruteren - Het werd lastiger om al gerekruteerde soldaten tot een

aanval te brengen. De moraal was zeer laag. Frankrijk en de Eerste Wereldoorlog

- l’Union sacrée: socialisten waren altijd zeer kritisch tegenover de oorlog. In augustus 1914 kwam daar een wending in. Het enthousiasme greep namelijk ook de socialisten. Zij sloten een deal met het regime: zij zouden geen opstanden meer voeren tegen de oorlog, de zogenaamde l’Union sacrée. Ook in Duitsland was er eerst kritiek vanuit de hoek van de socialisten op de oorlog, maar ook daar kwam men met een verbond. Deze gedoogsteun brokkelt in 1916 langzaamaan af.

- Incompetentie legertop: de legertop was zeer slecht op een loopgravenoorlog voorbereid. Er werd een mobiele oorlog verwacht. De Fransen hadden in de oorlog bijvoorbeeld een veel te opvallend uniform aan en het duurde maanden voordat dat eindelijk werd veranderd.

- Pétain als oplossing: april 1917: bijna-muiterij. In de loop van 1916 – 1917 werd men steeds gefrustreerder over de legertop. In 1917 deed men een poging om een einde te maken aan de onvrede door de aanstelling van een nieuwe legertopman, Robert Nivelle (1856 – 1924). Dit leidde tot niets. Er ontstond een bijna-muiterij. Hier werd zeer kordaat tegenop getreden. Nivelle werd al snel vervangen door Philippe Pétain (1856 – 1951). Pétain was jong, leefde mee met de soldaten en begaf zich daadwerkelijk op het slagveld. Dit alles maakte hem zeer populair en zorgde ervoor dat de moraal opgekrikt kon worden.

Inzet koloniale troepen

- Men ging ook koloniale troepen rekruteren (de Britten rekruteerden troepen India, bijvoorbeeld). Deze soldaten werden aan allerlei geallieerde fronten ingezet. Zij werden ook tegen de Duitsers ingezet. Dit was controversieel: men vond niet dat je een zwarte tegen een

Page 29: Hoorcollege 1tm11

blanke kon laten vechten. Duitsland voerde haatpropaganda tegen deze zwarte soldaten. De geallieerden waren daarentegen juist de koloniale troepen aan het aanmoedigen.

Propaganda en censuur Propaganda was een belangrijk aspect van de Eerste Wereldoorlog: het was een war of words. Vooral de Britten waren hier zeer goed in. Waarom was deze propaganda belangrijk?:

- Groot-Brittannië kende tot 1916 geen dienstplicht en moest dus een manier vinden om mensen ertoe te bewegen zich aan te sluiten bij het elger. Men riep actief op om mensen hun patriottische plicht te laten doen.

- Anderzijds werd de tegenstander zwart gemaakt en afgebeeld als ‘Hun’: gruwelverhalen deden zich in Groot-Brittannië de ronde over de misdaden van de Duitsers in België. Er zijn daadwerkelijk gruweldaden gepleegd, maar deze verhalen hadden vooral als doel een structureel stereotype beeld te creëren.

De mobilisatie van het thuisfront

- Afname handel: de internationale handel tijdens de Eerste Wereldoorlog lag compleet lam, onder andere door blokkades die landen elkaar oplegden. Met name Duitsland had hier last van. De import van grondstoffen was hierdoor enorm teruggebracht. Daarom kwam er de Kriegsrohstoffabteilung (KRA), opgezet door Walter Rathenau (1867 – 1922). De laissez-faire gedachte werd compleet losgelaten. De overheid plant actief welke grondstoffen nodig waren. De overheden moesten wel enorm veel geld lenen om de productie draaiende te houden. Er werd ook enorm veel extra geld gedrukt. Hierdoor ontstond er veel inflatie en schaarste. De schaarste in West-Europa leidde tot hongersnoden. Er braken regelmatig voedselrellen uit. De Eerste Wereldoorlog versterkte de armoede en voedde revolutionaire gedachten.

- Idee van het thuisfront: regimes zetten programma’s op gang om het thuisfront te mobiliseren. Iedereen moest zijn steentje bijdragen. Deze programma’s richtten zich veelal op vrouwen, want de meeste mannen waren soldaat. Vrouwen werkten in de fabriek of op het land. Vrouwen werden zeer positief afgebeeld in propaganda. De mobilisatie van vrouwen had veel sociale gevolgen. De ouderwetse Victoriaanse ideaal werd langzaamaan losgelaten. Dit leidt bijvoorbeeld tot het vrouwenkiesrecht. Aan het westfront zie je dat de militaire organisatie en de mobilisatie van het thuisfront samenvielen.

Het oostfront In Rusland stort het thuisfront in 1917in. Het oostfront was mobieler. Rusland maakte aanvankelijk een goede indruk.

- Augustus 1914: Russische aanval - September: de Russische opmars wordt gestopt bij Tannenberg door Duitsland. Na deze slag

is er nergens een slag geweest die de doorslag geeft. - Stabilisering frontlinie

De Russische mobilisatie

- Snelle mobilisatie: 1914: het Russische leger is verrassend snel gemobiliseerd. De mobilisatie verliep dus zeer voorspoedig. De Russische legerleiding had nooit een tekort aan manschappen.

- Weinig materieel: de aanvoer van materieel was wel een probleem. Rusland had veel potentie, maar de organisatie en logistiek was zeer slecht geregeld. De bureaucratie in Rusland was zeer onderontwikkeld. Het was zeer autocratisch en op de tsaar gericht. Het hof had alle touwtjes in handen. Na de nederlaag in 1905 van Rusland tegen Japan probeert Nicolaas II de industrie te moderniseren.

- Bestuurlijk infarct: 1915: Tsaar Nicolaas II (1969 – 1918) naar het front en stelt zichzelf als legerleider aan. Dit leidde aan het thuisfront tot een bestuurlijk infarct.

Page 30: Hoorcollege 1tm11

- Intrige aan het hof: coördinatie valt weg. Grigori Rasputin (1869 – 1916) was een grote integrant en wist zich bij de Tsarina zeer populair te maken. Hij werd in 1916 vermoord.

- Tekort aan wapens en een hongersnood. De bestuurlijke verlamming leidde tot een gebrek aan productie. Aan het front hadden vele soldaten bijvoorbeeld geen wapens. In 1916 stort de voedselvoorziening in. Dit was onder andere een gevolg van de slechte infrastructuur.

Eind 1916: voedselrellen ontstaan overal in het Russische Rijk, hetgeen uiteindelijk uitmondt in de Russische Revolutie.

Februari revolutie in 1917 Staat ook wel bekend als de maart-revolutie. Als je de Juliaanse kalender volgt dan krijg je de februari-revolutie, bij de gregoriaanse kalender de maart-revolutie.

- Petersburgs Sovjet en de Doema. De mensjewieken kwam aan de macht. Rellen liepen uit de hand en legereenheden die de rellen moesten onderdrukken, sloten zich juist aan bij de rellende partijen. De mensjewieken kwamen bijeen stichtten de Petersburgs Sovjet. Deze nam het lokaal bestuur over in St. Petersburg. Ook de nationale raad ging samen met de Doema om Rusland te hervormen. De commissie overtuigde de tsaar om af te treden. Vanuit de nationale vergadering werd er een provisionele regering opgericht. Het was een kapitalistisch systeem dat via de parlementaire weg wilde hervormen. Dit doel werd nooit bereikt.

- Abdicatie tsaar en de komst van een provisionele regering. De provisionele regering wilde de oorlog doorzetten en werd daardoor onpopulair. De bestuurders waren elites. In 1917 stond het Ottomaanse Rijk op instorten en dit was een mooie mogelijkheid voor Rusland om nog groter te worden en een haven aan de Middellandse Zee te krijgen.

- Onrust platteland: op het platteland nam de onrust toe onder mensen die landhervormingen wilden en tegen grootgrondbezit waren. Men eiste meer vrijheid. Het provisionele regime wilde hier niet aan toegeven.

Er ontstond steeds meer verzet. Een groepen mensen van Bolsjewieken kwam op: Vladimir Lenin (1870 – 1924), een revolutionair, trok in april naar St. Petersburg met behulp van de Duitsers. De Duitsers hoopten via Lenin een einde te maken aan de oorlog met Rusland.

Uiteindelijk slaagde de provisionele regering in het volgende…: - Het geven van algemeen kiesrecht aan het volk - Autonomie voor etnische minderheden - Het geven van meer burgerlijke vrijheden - Arbeidswetgeving

Maar faalde het doordat…: - Het de oorlog doorzette - Het te lang deed over de landbouwreformatie

Oktober (november) revolutie in 1917

- April 1917: aankomst Lenin - Agitatie tegen provisionele regering: Lenin verklaarde dat de provisionele regering een

marionet van de bourgeoisie was. Hij wilde de revolutie naar de volgende fase brengen: de dictatuur van het proletariaat. Dit leidde tot zeer chaotische partijen.

- Juli: bolsjewieken onderdrukt. Lenin vluchtte naar Finland. Al snel klopte de provisionele regering aan bij de Bolsjewieken in herfst voor steun:

Herfst: positie bolsjewieken hersteld. Zij wisten de lokale raad van St. Petersburg over te nemen: er werd een machtsbolkwerk van bolsjewieken gecreëerd. Intussen was er complete onrust in Rusland. Lenin gaf de opdracht tot een bolsjewistische coup:

9 november (25 oktober): bolsjewistische coup, deze werd geleid door Leon Trotski (1879 – 1940). Bolsjewieken bezetten plekken in St. Petersburg en zetten het

Page 31: Hoorcollege 1tm11

provisionele regime af. Lenin kwam aan het hoofd te staan. Het was echter geen uitgemaakte zaak of de bolsjewieken buiten St. Petersburg de macht zouden krijgen. De partij van de witten (de mensjewieken en de tsaar) streden tegen de raden (van de bolsjewieken). De onrust in Rusland bleef voortduren. Lenin probeert orde op zaken te stellen en sluit vrede met Duitsland:

Maart 1918: vrede van Brest-Litovsk. Lenin staat gebieden af aan Duitsland. Hiermee komt er een einde aan de oorlog aan het thuisfront.

De ineenstorting van het Duitse westfront Het einde van de oorlog aan het oostfront is positief voor Duitsland. In 1917 verklaarde de Verenigde Staten in april echter de oorlog aan Duitsland. De mobilisering van het Amerikaanse leger zou nog wel een tijd duren. De Duitse legertop zag zijn kans schoon om snel het westfront te overrompelen:

- Maart-juni 1918: laatste Duitse offensief - Opmars weer gestopt bij der Marne: de Duitsers werden echter weer bij de Marne gestopt.

Redenen hiervoor zijn: De reserves van het Duitse leger raakten langzaamaan op en men kwam

manschappen tekort om de slag te winnen. De Spaanse griep eiste ook zijn tol. De geallieerden kregen steeds meer hulp van de Verenigde Staten: vooral veel

materiële steun, waardoor de moraal enorm steeg bij de Entente. De samenwerking tussen de Engelsen en de Fransen was beter, onder andere door

de aanstelling van de Franse legerleider Foch. - Juli: geallieerden breken door de Duitse linies. In maart-juni komt Duitsland met een

wanhoopsoffensief. De geallieerden boeken enorm veel terreinwinst en Duitsland stort in. - Ook op andere fronten worden de centralen verslagen - Onderhandelingen: de Duitse legertop ziet ook dat Duitsland nagenoeg kansloos is en wil

gesprekken aangaan met de geallieerden door middel van een wapenstilstand. 11 november: wapenstilstand

Het Duitse thuisfront

- Aftreden Wilhelm II (1859 – 1941): politiek vacuüm. De geallieerden dringen aan op het aftreden van Wilhelm II, hetgeen gebeurt. Hij vertrekt naar Nederland en hiermee komt er een einde aan het autoritaire regime van het keizerrijk. Er ontstond een machtsvacuüm. Socialisten zagen allerlei manieren om dit op te vullen. De situatie leek af te gaan stevenen naar een die vergelijkbaar was met de Russische Revolutie.

- 9 november 1918: begin Weimarrepubliek. Friedrich Ebert (1871 – 1925) riep de democratische republiek uit en hiermee kwam een formeel einde aan het keizerrijk. Ebert werd de eerste president vanaf 1919.

- Links: de Spartakisten opstand. Er waren radicale socialisten die onder leiding van Karl Liebknecht (1871 – 1919) de radenrepubliek uitriep, gericht op Russische sovjets. Hierdoor ontstonden straatgevechten.

- Rechts: dolkstootlegende en de Freikorpsen. In Duitsland was ook een belangrijke rechtse reactionaire groep mensen. Dit waren veelal oud-frontsoldaten. Er ontstond een idee dat het de schuld van de socialisten en links was dat de oorlog verloren was: de dolkstootlegende. Deze rechtse groepen vormden vrijkorpsen. In 1919 werden Rosa Luxemburg (1871 – 1919) en Liebknecht vermoord. Aanvankelijk was de Weimarrepubliek blij met de vrijkorpsen, want deze sloegen de Spartakisten neer. Echter, de vrijkorpsen keerden zich ook tegen de Weimarrepubliek. Rathenau, de man die Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog draaiende hield, werd vermoord. Duitsland kwam in een revolutionaire toestand terecht.

Straatgevechten gingen jarenlang door. Er waren veel gevechten tussen communisten en vrijkorpsen. Het contrast tussen 1914 en 1919 was enorm. Van enthousiasme naar desillusie. Men was in gevecht met de interne vijand.

Page 32: Hoorcollege 1tm11

Afsluiting

- Totale oorlog: oorlogsfront en thuisfront - Mobilisatie cruciaal in Eerste Wereldoorlog - Steeds problematischer: revolutie in Rusland en Duitsland

De oorlog aan het front had repercussies voor het thuisfront. In Duitsland waren in 1918 alle reserves op en ontstond er een politiek vacuüm. Hoorcollege VII Nieuwste Geschiedenis De internationale verhoudingen na Versailles (1919) Parijs: de gedelegeerden van de geallieerden komen samen in Parijs om de oorlog af te sluiten. The Wilsonian Movement

- Vredesbesprekingen in Parijs 1919 - Vele petities aan de onderhandelaars: men trekt in grote getalen naar Parijs toe om hun

verzoeken in Parijs vervuld te krijgen. Woodrow Wilson (1856 – 1924) trok vooral de aandacht met zijn Fourteen Points. Zelfbeschikkingsrecht was een belangrijk onderdeel van die Fourteen Points. Men liet veel pamfletten achter met ideeën. Aan vele van deze ideeën werd niet voldaan, hetgeen tot teleurstelling leidde. Nguyen Tat Thanh, beter bekend als Ho Chi Minh (1890 – 1969), was een van die mensen. Hij wilde een eigen Vietnam en na zijn teleurstelling stapte hij over op het communistische gedachtegoed. Het idee van zelfbeschikkingsrecht was slechts een illusie die een korte tijd een grote rol speelde.

- Erez Manela, The Wilsonian Moment (2007) - Handboek: The Illusion of Stability (hoofdstuk 26)

De Eerste Wereldoorlog had enorme vraagstukken opgeroepen. Daar werden in Parijs oplossingen voor gezocht. Veel historici noemen de vredesbesprekingen van 1919 een mislukking die tot de Tweede Wereldoorlog zou leiden. Men spreekt dan ook over het interbellum als men de periode 1919 -1939 bedoelt. Deze visies worden door anderen te deterministisch genoemd. Woodrow Wilson (1856 – 1924) Voor de Eerste Wereldoorlog hadden de Verenigde Staten zich lang geïsoleerd van de rest van de wereld. De Verenigde Staten zouden alleen bij conflicten in Amerika ingrijpen. Veel politici wilden zich dan ook niet mengen in de Eerste Wereldoorlog. Anderen vonden weer dat er wel degelijk ingegrepen moest worden, dit waren vooral de mensen die het democratisch-liberale laissez-faire gedachtegoed aanhingen. Woodrow Wilson was daar een van. Hij was van 1913 tot 1921 president in de Verenigde Staten. Hij was niet direct een openlijk aanhanger van het ingrijpen in de Eerste Wereldoorlog. Pas bij zijn herkiezing ging hij betogen dat ingrijpen in de Eerste Wereldoorlog van nationaal belang was. De casus belli van de Verenigde Staten was het voortzetten van de onbeperkte duikbotenoorlog door Duitsland. De Verenigde Staten hadden hierover geklaagd. Er zijn echter dieper liggende gedachten om het conflict met Duitsland aan te gaan:

- ‘A war to end all wars’. De Verenigde Staten geloofden dat het met de Eerste Wereldoorlog een kans had om alle oorlogen uit te bannen. Wilson wilde het internationale systeem grondig democratiseren (‘To make the word safe for democracy’). Hij vatte het staatsstelsel in veertien punten samen. In deze Fourteen Points klinken de waarden van gelijkwaardigheid en democratie:

The Fourteen Points (jan. 1918): - Volkssoevereiniteit: men had het recht op een eigen natie. Op het moment dat iedereen zijn

eigen natie kreeg en even veel te zeggen kreeg, zou er harmonie ontstaan. - Open diplomatie: iedereen had even veel te zeggen in de internationale besprekingen en de

wereld. Wilson beval grenzen aan, maar ook supranationale oplossingen. Zo was hij tegen de

Page 33: Hoorcollege 1tm11

vorming van machtsblokken en geheime verbonden tussen naties. De hele besluitvorming moest transparant worden.

- Vrijhandel: landen moesten vrij zijn om met elkaar handel te drijven. Wilson wilde dat handelstarieven opgeheven moesten worden.

- Hervorming kolonialisme: dit is onderdeel van het idee van volkssoevereiniteit. Hij riep op tot vergaande hervormingen van koloniale rijken. Hij vond dat de plaatselijke bevolking zelfbestuur moest hebben.

- Volkenbond: Wilson wilde een internationale organisatie die het nakomen van deze afspraken in de gaten zou houden en in het geval van conflict als intermediair op zou kunnen treden.

Wilsoniaans idealisme in de praktijk De Verenigde Staten hadden een sterke industrie, een krachtig leger en waren de beslissende factor in de Eerste Wereldoorlog. De vredesonderhandelingen worden door Duitsland ingezet. Duitsland is namelijk bang dat de Verenigde Staten Duitsland anders zou bezetten.

- Fourteen Points: uitgangspunt onderhandelingen. Deze Fourteen Points komen in de verdragen van Versailles en Sèvres voor. Woodrow Wilson kreeg hiervoor de Nobelprijs. Wilsons visie was dat de oude diplomatie vergiftigd was geraakt door de aristocratie.

Einde van de autocratische keizerrijken. Wilson wilde dat de grote aristocratische rijken als het Ottomaanse Rijk, Duitsland en Oostenrijk uit elkaar zouden vallen. De overwonnen rijken stemmen in met de Fourteen Points. In november wordt de eerste parlementaire democratie in Duitsland gesticht, de Weimarrepubliek.

Beperkingen: - Kritiek geallieerden: het bleek echter zeer moeilijk om Wilsons idealisme in de praktijk te

brengen. Er was binnen de Verenigde Staten en de groep van de geallieerden kritiek op Wilsons agenda. Frankrijk en Groot-Brittannië wilden geen hervormingen van de koloniën en wilden qua diplomatie de oude situatie zo veel mogelijk behouden. Frankrijk en Groot-Brittannië waren zeer belangrijke spelers in de Volkenbond. Zij streden vooral voor het eigenbelang. Een belangrijke reden voor hen om in de Volkenbond te stappen was het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk. Frankrijk wilde in Europa niet aan de nieuwe diplomatie en gebruikte de Volkenbond met name om revanchegevoelens te uiten.

- Isolationisme VS: ook in de Verenigde Staten was zeer veel tegenstand. Het kon door deze nieuwe orde niet langer vanaf de zijlijn toekijken als zich een conflict in Europa voordeed. Dit druiste in tegen het isolationistische gedachtegoed van veel Amerikanen in. Het verdrag werd niet geratificeerd. De tegenstanders van de senaat zorgden ervoor dat het Verdrag in Versailles nooit ondertekend werd door de Verenigde Staten. Zodoende waren de Verenigde Staten geen lid van de Volkenbond.

Antikoloniaal nationalisme

- Desillusie leiders van de antikoloniale beweging: aanvankelijk was er zeer veel enthousiasme over Wilsons zelfbeschikkingsrecht.

- In India: roep zelfbestuur onderdrukt: Mahatma Gandhi (1869 – 1948) werd de belangrijkste leider van het antikoloniale verzet in India. Hij begon zijn leven als student in London, kleedde zich daar als gentlemen en had het idee dat mensen uit India op den duur even veel waarde als Britten zouden krijgen: dit idee wordt steeds meer ondermijnd. In april 1919 waren er veel demonstraties in India. Reginald Dyer (1864 – 1927) verordonneerde dat er geen demonstratie mocht zijn. Hij opende het vuur op de demonstranten. Dit was een heftige vuistslag voor de antikolonialen, ook wel bekend als het Amritsar Bloedbad.

- Gandhi: Indiase roots + geweldloos verzet: in 1918 trok Gandhi naar India en hij ging zich steeds Indiaanser gedragen. In 1921 besloot hij zich helemaal terug te trekken en ging hij eigen kleding maken, een hindoeïstische toga. De veranderde kleding van Gandhi geeft aan hoe hij steeds Indiaanser werd. Hij wilde een geweldloos verzet. Het koloniale regime zou het

Page 34: Hoorcollege 1tm11

eigen graf graven als ze agressief bleven optreden tegen opstandelingen die geweldloos waren. Die invloed van Wilsoniaanse idealen bleek dus geenszins aanwezig in India. Koloniën waren lange tijd nog zeer machtig.

Het Verdrag van Sèvres – I

- Opdeling Ottomaanse Rijk: Men wilde de grenzen van nieuwe staten in het Ottomaanse Rijk terugbrengen tot volk en natie samenvielen. Het idee was dat vijandige etnische groepen uit elkaar gehaald moesten worden. In de rest van het Midden-Oosten kwam er minder van Wilsons programma terecht.

- Turkije: etnische spanningen - Balkan: eenheidsstaat

Midden-Oosten: - Panarabisme mislukt: Arabische groepen poogden

onder leiding van prins Faisal en Lawrence alle Arabieren onder een pan-Arabische staat samen te voegen. Faisal bepleitte zijn zaak in Parijs, maar dit had weinig effect. Groot-Brittannië en Frankrijk moesten namelijk niets hebben van een pan-Arabisch rijk. Zij zagen hun belangen bedreigd worden. In de Eerste Wereldoorlog was duidelijk dat aardolie zeer belangrijk was. Dit was te vinden in het Midden-Oosten:

Sykes-Picot overeenkomst (mei 1916, zie de kaart hierboven): deze overeenkomst hield in dat Frankrijk het noordwesten van het Midden-Oosten kreeg en Groot-Brittannië het zuidoosten. Dit was de ouderwetse manier van de wereld verdelen, waarbij de volkeren die in de gebieden zelf woonden geen enkele inspraak hadden.

- Balfour Declaration uit 1917: Arthur Balfour (1848 – 1930) schreef naar Walter Rothschild (1868 – 1937) een brief. Rothschild was een zionist. Balfour zei dat onder de Britse regering sympathie was voor een ‘national home for jewish people’: dit was een vage beschrijving die aan allerlei interpretaties onderhevig kon zijn. Het was bovendien geen officieel statement van de regering. Het is van belang dat de Balfour Declaration zeer tegen Wilsons idealisme indruist.

Het Verdrag van Sèvres – II

Page 35: Hoorcollege 1tm11

De koloniale delen van het Midden-Oosten waren dus verdeeld in het Verdrag van Sèvres. Deze

beslissingen werden in de bewoordingen die in de lijn van Wilsons Fourteen Points lagen opgeschreven. In alle gebieden in het Midden-Oosten zou een volksbond komen en Frankrijk en Groot-Brittannië zouden de mandaten besturen. Ze waren op papier géén bezitter van de landen, maar in de praktijk waren ze gewoon koloniaal heerser. Dit laat goed zien hoe de Volkenbond als vehikel voor eigen belangen gebruikt werd. De erfenis van Sèvres is nog altijd zeer problematisch. Het zorgde voor grote spanningen tussen Armenië en Turkije, Israël en Palestina, et cetera. Je kan zeggen dat de Arabische Lente een gefrustreerde uiting is van panarabisme. De erfenis van de Eerste Wereldoorlog is tot op de dag van vandaag merkbaar in het Midden-Oosten.

Page 36: Hoorcollege 1tm11

Verdrag van Versailles – Oost-Europa De autocratische keizerrijken in Oost-Europa werden vervangen door democratische natiestaten: dit bracht zeer veel territoriale veranderingen teweeg. Het Habsburgse Rijk had hier het meeste onder te lijden. Habsburg wilde bij Duitsland horen, maar dat mocht niet, want dan zou Duitsland een te groot rijk worden. Wenen werd een zielig provinciestadje. Er was sprake van inconsequente toepassing van het Wilsoniaanse idealisme. Frankrijk vond dat de oostgrens van Duitsland grote buffergrenzen moest kennen, het zogenaamde cordon sanitaire. Tsjecho-Slowakije werd een machtige, grotere staat. Polen moest ook een sterke bufferstaat worden en krijgt een stuk van Duitsland. Dit was het gebied rond Danzig, een belangrijk havengebied. Oost-Pruissen, een gebied waar de Hohenzollerns groot waren geworden, werd uitgerekend van het Duitse Rijk afgesneden. Dit was voor velen een psychologische klap. The Dark Continent (Mazower)

- Minderhedenproblemen: groei etnisch nationalisme: er bleek al snel dat de idealen van zelfbeschikking en soevereiniteit zeer moeilijk waren toe te passen in de etnisch diverse gebieden als Oost-Europa. Wilson hoopte dat het instellen van natiestaten in Europa tot een golf van democratisering zou leiden. Er was in Europa echter amper sprake van civiel

De kaart van Europa na het Verdrag van Versailles 1. Elzas-Lotharingen: werd teruggeven aan Frankrijk 2. Rijnland: was een gedemilitariseerde zone 3. Het Saarland: vijftien jaar lang onder de bescherming van de Volkenbond 4. Poolse corridor: dit gaf Polen een uitgang naar de zee 5. Danzig: een vrije stad onder het bestuur van de Volkenbond 6. Oost-Pruissen: afgeschermd van de rest van Duitsland 7. Eupen-Malmedy: aan België gegeven 8. Memel: aan Litouwen gegeven 9. Opper-Silezië: gegeven aan Polen 10. Noordelijk Sleeswijk: aan Denenmarken gegeven

Page 37: Hoorcollege 1tm11

nationalisme. In Oost-Europa was namelijk vooral sprake van een sterk etnisch nationalisme. Zo zie je dat etnische minderheden vaak politiek, zelfs fysiek werden gemarginaliseerd. Zo waren er spanningen tussen Griekenland en Turkije.

- Parlementaire chaos: opkomst van autoritaire regimes: de nieuw ingestelde parlementen waren weinig daadkrachtig. Veel mensen in Oost-Europa waren geïnteresseerd in daadkrachtige leiders. In maart 1919 vond er een communistische revolutie plaats in Hongarije. Miklós Horthy (1868 – 1957) stichtte op zijn beurt een militair regime. Van die democratisering in Oost-Europa kwam weinig terecht.

- Economische problemen: opkomst autarkie. Veel landen gingen tariefmuren opstellen. Ze vonden dat landen zelfvoorzienend moesten zijn: een zogenaamde autarkie. Het Wilsoniaans ideaal bereikt in Oost-Europa een compleet failliet.

Het verdrag van Versailles – Duitsland

- Frans revanchisme: hou zou men met Duitsland omgaan? Wilson vond dat Duitsland niet de enige schuldige was in de Eerste Wereldoorlog.. Bondgenoten denken daar anders over: vooral Frankrijk wilde niets van Wilsons gedachte weten en had grote revanchegevoelens vanwege de gebeurtenissen in 1871 na afloop van de Frans-Pruisische Oorlog.

- Ondertekening in spiegelzaal: Frankrijk vond het een goed idee om het Verdrag van Versailles in de spiegelzaal te tekenen. De Duitse vertegenwoordigers hadden een compleet ondergeschikte rol. In het Verdrag stond dat Duitsland volledig verantwoordelijk voor de oorlog was.

- Elzas-Lotharingen: Duitsland moest het gebied Elzas-Lotharingen afstaan. In combinatie met de gebieden die Duitsland al eerder had weggegeven, was het nu zo’n vijftien procent van het land kwijt.

- Herstelbetalingen: de verliezer moest de oorlogssom betalen. Het was een enorm onbetaalbaar bedrag, te idioot hoog om ooit af te kunnen betalen. Frankrijk wilde Duitsland volledig uitzuigen. De Verenigde Staten waren hierop tegen, ook John Maynard Keynes (1883 – 1946) waarschuwde hiertegen, maar het mocht niet baten.

- Militaire beperkingen: er kwam een gedemilitariseerde zone in het Rijngebied. Als hier geen Duitse legers op zouden staan, dan zou een volgende invasie door Duitsland van Frankrijk een stuk lastiger zijn, was het idee.

1923: bezetting Ruhrgebied: Frankrijk bezette het Ruhrgebied omdat Duitsland grote moeilijkheden had om aan de bepalingen van het Verdrag van Versailles te voldoen. De bezetting van het Ruhrgebied was geen goed idee. De fabrieken in het Ruhrgebied draaiden niet meer, vanwege werkweigering door de Duitsers. In Duitsland ontstaat steeds meer verzet tegen het Verdrag van Versailles. Dit gevoel zal groeien en werd steeds radicaler.

Duitse omgang met ‘Das Diktat’

- Verlies grondgebied + economische crisis: er was zowel woede om territoriale als de psychologische gevolgen van het Verdrag. Men noemde het Verdrag van Versailles Das Diktat. Met de bezetting van het Rijnland borrelde er een onbehagen in Duitsland op.

- Ook moreel aspect: vernedering - ‘Zwarte schande’ in het Rijnland. Er werden Afrikaanse legers naar het Rijnland gestuurd. De

Duitsers waren hier woedend om vanwege het racistische gedachtegoed. Ze waren al tijdens de Eerste Wereldoorlog absoluut niet gecharmeerd van zwarte soldaten aan de kant van de geallieerden. Er gingen zich allerlei verhalen de ronde over verkrachtingen, uitgevoerd door zwarte mannen. De publieke opinie vormde een zeer sterk, agressief beeld van de vernedering in het Rijnland. In 1920 werd grotendeels beslist de Rijnlandbezetting terug te draaien.

Page 38: Hoorcollege 1tm11

- Dolkstootlegende: deze gevoelens leefden vooral onder de rechtse groepen, met name onder oud-frontsoldaten. Zij zagen het einde van de Eerste Wereldoorlog als verraad voor de zaken die zij voor het vaderland hadden verricht.

In deze sfeer werd de Weimarrepubliek opgericht en de parlementaire democratie uitgeroepen. De Weimarrepubliek Veel historici zijn van mening dat de Weimarrepubliek nooit vatbaar is geweest: “1919 – 1933 is een onbetekenend intermezzo geweest”:

- Sonderweg-debat: de aparte weg die naar het Duitse naziregime werd afgelegd. Er zijn velen die het hiermee oneens zijn en menen dat de Weimarrepubliek wel degelijk politieke punten heeft gescoord.

Problemen Weimar: - Geassocieerd met Das Dikat: de Weimarrepubliek had een gebrek aan legitimiteit. Het heeft

nooit voldoende daadkracht weten te creëren en had een knieval naar Frankrijk gemaakt. - Parlementaire chaos: het parlementaire stelsel was notoir instabiel. Het was zeer

democratisch en stond voor evenredige vertegenwoordiging. Zelfs zeer kleine partijen werden toegelaten tot het parlement. Hierdoor was er een zeer gefragmenteerd parlement, wat besluitvorming zeer problematisch maakte. Het was moeilijk om een coalitie te vormen. De gevolgen van de polarisatie van links en rechts waren te zien in de parlementaire vertegenwoordiging. De rechtse reactionairen zagen niets in het parlement. Er was een constante gedoogconstructie aanwezig. De gemiddelde zittingsduur was minder dan een jaar en de roep voor een sterke man was steeds nadrukkelijker aanwezig, vooral in rechts radicale, autocratische groepen.

- Ongemakkelijke alliantie met reactionairen: Paul von Hindenburg (1847 – 1934) was een van de grote militaire helden van de Eerste Wereldoorlog. Hij was het gezicht voor veel rechtse mensen. Hij was geen voorstander van het parlementaire systeem en hij trok langzaamaan steeds meer macht naar zich toe. In de grondwet stond dat in geval van nood een decreet uitgeroepen mocht worden. Van dit artikel nummer achtenveertig maakte Hindenburg steeds meer gebruik.

- 1923: Bierhal Putsch: er waren ook rechtsradicalen die niet wilden meedoen aan het parlementaire systeem. Zij pleegden in 1923 de Bierhal Putsch. De leider van de groeperingen die hiermee begon, Adolf Hitler (1889 – 1945), werd gevangen genomen. Toen hij vrij kwam wilde hij via de parlementaire weg aan de macht komen.

Er valt veel van te zeggen om de Weimarrepubliek van begin af aan als mislukking te zien, maar sommigen denken hier anders over. De geest van Locarno

- Gustav Stresemann (1878 – 1929): minister van Buitenlandse Zaken (1923-1929): Stresemann was een gematigd politicus die als een van de meest getalenteerde staatsmannen van de Weimarrepubliek wordt beschouwd. Vooral als minister van Buitenlandse Zaken was hij zeer belangrijk. Hij wilde het volgende:

Doel: herziening Versailles. Streseman wilde een voorzichtige herziening van het Verdrag van Versailles. Hij wilde Duitsland een plaats teruggeven in het internationale statensysteem. Aristide Briand (1862 – 1932) van Frankrijk was het hiermee eens.

Verdrag van Locarno (1925) - Status quo westgrens, revisie oostgrens Duitsland: het verdrag van Locarno was zeer

belangrijk in de zogenaamde ‘dooi-periode’. In Locarno werd de zogenaamde Poolse kwestie besproken. Streseman sloot een deal: hij moest zijn aanspraak op Elzas-Lotharingen loslaten en de demilitarisering van het Rijnland accepteren, en ook die van het Saarland. Frankrijk eindigde de bezetting van het Ruhrgebied na deze overeenkomst.

Page 39: Hoorcollege 1tm11

Tijdlijn 1919 - 1939 1919 januari De Parijs Vredesconferentie begint | juni de overwinnaars komen met het Verdrag van Versailles | maart de stichting van een Italiaanse fascistische beweging 1920 in november eindigt de Russische burgeroorlog 1921 de Nieuwe Economische Politiek wordt aangekondigd in het Russische Communistische Partijcongres in maart 1922 Mussolini wordt de minister-president in Italië in oktober 1923 Fransen bezetten in januari het Ruhrgebied | de inflatie in Duitsland bereikt zijn piek in november 1924 het eerste Labour overheid in Groot-Brittannië in januari | de dood van Lenin | de acceptatie van het Dawes Plan voor Duitse reparaties in augustus 1925 het Verdrag van Locarno in oktober 1926 een coup d’état in Polen van Pilsudski in mei | het begin van de grote protesten in Groot-Brittannië 1927 Lindberg rondt in mei zijn eerste transatlantische vlucht af 1929 Stalin verbant Trotski uit de Sovjet-Unie in januari | het eerste economische vijfjarenplan in de Sovjet-Unie wordt in april geaccepteerd | het Young Plan met betrekking tot de Duitse reparaties wordt in augustus geaccepteerd | Stresemann sterft in oktober | de aandelenmarkt in de Verenigde Staten stort in oktober in en zet de Grote Depressie in | in december begint de geforceerde collectivisatie in de Sovjet-Unie 1930 in juni wordt het Smoot-Hawley Tariff Act ingevoerd in de Verenigde Staten 1931 in mei is Wenen’s Credit-Anstalt bankroet 1933 in januari wordt Adolf Hitler de Duitse kanselier 1934 in december wordt Kirov vermoord 1935 Hitler kondigt in maart de bewapening aan van Duitsland | Italië valt in oktober Ethiopië binnen 1936 Duitsland militariseert in maart het Rijnland | Blum wordt in mei de Franse populaire front minister | de Spaanse Burgeroorlog begint in juli 1938 in maart begint het derde showproces in Moskou en worden Bukharin en anderen berecht en geëxcecuteerd | in maart begint Anschluss en valt Duitsland Oostenrijk binnen | in september komt de Appeasement-politiek en eindigt de Münchenconferentie de Sudetenlandcrisis | in november vindt de Kristallnachtpogrom plaats 1939 Tsjechoslowakije wordt in maart ontmanteld | in mei worden Italië en Duitsland aan elkaar gebonden door middel van het Pact van Staal | op 23 augustus wordt het Nazi-Soviet Pact getekend | op 1 september van Duitsland Polen binnen | op 3 september verklaren Frankrijk en Groot-Brittannië de oorlog aan Duitsland

- Duitsland werd weer een volledige onderhandelingspartner: in Locarno werd weer voor het eerst echt tussen grote naties met elkaar gepraat. In 1926 treedt Duitsland zelfs toe tot de Volkenbond. Dit gevoel van afnemende frustratie wordt ‘de geest van Locarno’ genoemd.

Afsluiting

- Verwachtingen Wilsoniaans idealisme - Na Versailles/Sèvres veel desillusie: kolonialisme + Oost-Europa + Duitse kwestie - 1925: toch hoop op permanente vrede

Na de Eerste Wereldoorlog was men op zoek naar een nieuwe wereldorde en Wilson gaf met zijn Fourteen Points een voorzet. Deze Fourteen Points waren in de praktijk echter moeilijk uit te voeren en leidde soms zelfs tot een verergering van de situatie, zoals in Oost-Europa of het Midden-Oosten. In veel landen was de parlementaire democratie zeer onpopulair. Op de korte termijn was het Wilsoniaans ideaal niet toepasbaar. Locarno gaf nog hoop, die snel de grond in werd geboord door de economische crisis. Hoorcollege VIII Consumptiemaatschappij en de economische crisis Der Blaue Engel (1930)

- Plot: Lola-lola (Marlene Dietrich) verleidt een professor die aan lager wal raakt.

- Het is een sombere film die de tijdgeest weerspiegelt - Economische bloei (midden van de jaren 1920) en crisis

(na 1929) De kosten van de Eerste Wereldoorlog Hoe om te gaan met de problematiek die is ontstaan door de Eerste Wereldoorlog?

- De Eerste Wereldoorlog kostte zeer veel geld. De staten gaven geld uit als water en zetten de geldpers op gang om nog meer geld uit de kunnen geven in tijden van oorlog. Hierdoor ontstond er inflatie. De overheid had dan wel meer geld om uit te geven, dit gold niet voor de burgers. De burgers kregen met zeer veel schaarste te maken. Producten werden veel duurder in de Eerste Wereldoorlog en dat bleef na de oorlog ook nog een tijd zo. Deze schaarste leidde tot veel armoede. De veteranen maakten deel uit van deze groep mensen die aan armoede leed. De veteranen hadden bovendien met aandoeningen te maken die ze tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden opgelopen. Veel leden aan fysieke, maar ook aan mentale aandoeningen (shellshock). Deze veteranen hadden het zeer moeilijk om een baan te vinden. Het merendeel van deze verminkte veteranen werd verwaarloosd.

Schuldenlast en hyperinflatie Staten hadden in de Eerste Wereldoorlog enorm veel geld geleend, dat veelal uit de Verenigde Staten kwam. Na de Eerste Wereldoorlog breken de Verenigde Staten definitief door als een economisch powerhouse. De schuldenlast na de Eerste Wereldoorlog bleef stijgen na de Eerste Wereldoorlog.

Page 40: Hoorcollege 1tm11

- Duitsland blijft achter met reparatiebetalingen: met name Duitsland kreeg te maken met een enorme schuldenlast. Dit bracht een liquiditeitsprobleem teweeg. De Duitsers konden hier niet mee omgaan…

Hierom bezette Frankrijk het Ruhrgebied in 1923. Deze bezetting had echter een averechts effect. De fabrieken in het Ruhrgebied kwamen compleet lam te liggen. Ook in Duitsland had de bezetting van het Ruhrgebied een grote impact. Het kon nu geen uiterst belangrijke inkomsten vergaren uit dat gebied.

- Overheidstekort Duitsland stijgt en er wordt geld bijgedrukt: hyperinflatie, zomer 1923: omdat Duitsland geen inkomsten meer kon vergaren uit het Ruhrgebied en omdat het nog steeds te maken had met een enorme schuldenlast ging Duitsland enorm veel geld bijdrukken. Dit leidde tot hyperinflatie. Deze inflatie verergerde met de dag. De drukpersen konden de inflatie niet bijhouden. Men liet stempels op biljetten zetten om ze een hogere waarde toe te kennen. Het was een grote puinzooi. Men had stapels biljetten, maar kon er amper iets mee. Deze hyperinflatie had grote effecten op de Duitse psyché. Het was een nationaal trauma voor Duitsland.

Het oplossen van de hyperinflatie De hyperinflatie had een negatieve invloed op de houding tegenover het Weimarregime, die toch al niet best was. Maar…:

- In het najaar wist Stresemann een cruciale rol te spelen. Hij werd kort kanselier en maakte in die korte periode in één klap een einde aan de hyperinflatie: hij voerde een nieuwe munteenheid in. Men kon het oude geld inleveren voor ‘nieuw geld’.

- Internationale dooi: deze stap paste in Stresemanns plan om Duitsland te rehabiliteren in de internationale gemeenschap. Vertrouwen is doorgaans zeer belangrijk in de economie. Stresemann was zeer behendig in het creëren van internationaal vertrouwen. Ook het Verdrag van Locarno is hier karakteristiek voor; ‘geen oorlog om tot oplossingen te komen.’

- Dawes Plan (augustus 1924): in de atmosfeer waarin het internationale, wederzijdse vertrouwen langzaam leek terug te keren kwam een Amerikaans commissielid van Versailles (een commissie die erop toezag dat de bepalingen van het Verdrag van Versailles werden nageleefd) met een plan, het Dawes-plan. Charles Dawes (1865 – 1951) vond dat…

1. de Ruhrgebiedbezetting moest stoppen. 2. de Duitse overheidsfinanciën onder curatele gesteld moesten worden (een

zogenaamde trojka). Specialisten uit het buitenland zouden het beleid in Duitsland bepalen. Deze namen allerlei beslissingen, bijvoorbeeld over de hoogte van belastingen, om zodoende genoeg inkomsten voor de overheid te vergaren.

Buitenlandse investeerders waren weer geïnteresseerd in Duitsland Het Dawes-plan was op de korte termijn succesvol: herstel Duitse economie. Het Dawes-plan was op de lange termijn onsuccesvol: lang termijn-problemen

werden niet opgelost. De bepalingen van het Dawes-plan bleken niet ver genoeg te gaan. De som van de oorlogsschuld was gewoonweg te hoog voor Duitsland. Het Dawes-plan paste in de positieve geest van de jaren 1924 – 1925. Er kwam in deze periode langzamerhand wat optimisme op, wat leidde tot een investmentboom. De economie kwam weer tot bloei, hetgeen leidde tot de roaring twenties. Deze periode was echter van zeer korte duur.

Massaproductie en –consumptie

- In de twintigste eeuw vonden allerlei veranderingen in de organisatie van arbeid plaats. Een belangrijke man hierin was Henry Ford (1863 – 1947), een autofabrikant. Hij kwam in 1908 met een revolutionair automodel, het T-model. Dit model was revolutionair omdat het op compleet andere wijze dan de voorgaande auto’s werd geproduceerd. In eerste instantie werden auto’s door één arbeider geproduceerd. Bij Fords model verzorgde iedere arbeider een onderdeel: het productieproces werd dus opgeknipt. Dit was veel efficiënter en

Page 41: Hoorcollege 1tm11

zodoende vond er veel meer productie plaats, wat de prijzen deed kelderen en de vraag deed stijgen.

- Het principe van de lopende band werd door Frederick Taylor (1856 – 1915) uitgewerkt. Hij vond dat de lopende-bandtechniek voor elke sector in de economie toegepast moest worden. Zo kon er efficiënter geproduceerd worden. Bij Taylor lag de nadruk zeer op massaproductie en lage kosten. Hij lijkt op Ford, maar er zijn echter verschillen:

Ford was immers niet alleen met de productie bezig. Hij vond dat voor groei ook consumptie nodig was. Bij weinig consumptie heeft veel productie immers weinig zin. Ford had een bepaald plan voor zijn arbeiders. Hij stond voor hoge lonen voor zijn arbeiders, omdat: 1. Arbeiders zouden dan zelf meer producten gaan kopen. 2. Bovendien had Ford wel door dat het lopendebandwerk bepaald niet spannend

was. De hoge lonen waren bedoeld om wat extra’s te kunnen doen in de vrije tijd. The Roaring Twenties De culturele invloed van de Verenigde Staten op Europa nam toe.

- Het belangrijkste uitvloeisel daarvan was de dansmuziek die soldaten meenamen, de zogenaamd jazz. Jazz sloeg in het begin van de jaren twintig enorm aan bij de jeugd in de grote steden. Hier draaide het om in de roerige nachtclubcultuur.

- Wat erg opviel in deze zelfde cultuur was de aanwezigheid van vrouwen in de publieke ruimte. Hiermee werd er gebroken met de Victoriaanse moraal. De scheiding van sferen was niet meer houdbaar in de Eerste Wereldoorlog en hierdoor werd onder andere het vrouwenkiesrecht ingevoerd.

- Daarbij kwam er een beeld van de New woman op: een geïdealiseerd beeld van de vrouw. - Bovendien waren er in de nachtclubs volop referenties naar seks. Seks was altijd een zeer

taboerijk onderwerp geweest, maar in de nachtclubs veranderde dat. Bovendien kwam anticonceptie op en openlijke homoseksualiteit.

- Stereotypes werden in de nachtclubs aan de kaak gesteld. Zwarten werden op een heel andere manier behandeld als in kolonies. Zwarte muzikanten werden in Europa gewaardeerd. Een van de grootste iconen was Josephine Baker die in Berlijn en Parijs furore maakte. Dit alles moet niet overdreven worden. Er waren immers nog zeer veel stereotyperingen van zwarte mensen. Ook seksisme speelde een grote rol. Dit was de schaduwkant aan de nachtclubcultuur.

Cultuurpessimisme

- Zorg over ‘Amerikaanse toestanden’: Er was zeer veel kritiek op de culturele uitingen en met name in Duitsland. Er vond daar een zeer hevige polarisatie plaats. Dit leidde tot distopische beelden. Een voorbeeld hiervan is Metropolis.

Fritz Lang: Metropolis (1927): gaat over een wereld die door technocraten wordt bestuurd. Lang had met deze eerste science fiction-film veel invloed op de filmindustrie gehad.

Oswald Spengler (1880 – 1936): Untergang des Abendlandes (1918/1923): Spengler presenteert een cyclische visie op de geschiedenis, waarin culturen opkomen en neergaan. Hij zag de democratie als een uiting van verval. Het boek van Spengler was een relatieve bestseller, hetgeen aangeeft dat er een voedingsbodem voor distopische wereldbeelden was. De Weimarrepubliek was voor velen het voorbeeld dat Duitsland oppervlakkig was geworden.

Ondanks de economische groei bleven er veel spanningen bestaan. Men probeerde in het nachtleven van die spanningen te ontsnappen. Men wilde het einde van de economische groei niet onder ogen zien. 1929

Page 42: Hoorcollege 1tm11

De schuldenlast bleef een enorm probleem in Duitsland. Hierdoor was economische groei niet mogelijk. In 1927 gaf Stresemann aan dat Duitsland gauw niet meer in staat zou zijn de eigen schuld te betalen. Een Amerikaan uit de commissie van Versailles maakte een plan in januari, 1929: het Young Plan:

- Het Young-plan wilde de wortel van het Duitse probleem aanpakken: de reparatiebetalingen moesten verlaagd worden

- Amerikaanse bankiers financieren een deel van de afbetaling van de Duitse schuld Men hoopte dat dit tot een oplossing van het financiële probleem zou leiden, maar voordat het Young-plan werd ingevoerd, was het al gedoemd te mislukken:

- Stresemann stierf. Hij was de enige politicus die wat aanzag genoot in Duitsland. - Dit leidde in de Weimarrepubliek tot een heftige reactie van rechtse groeperingen. Zij wilden

geen aanpassingen van het plan van Versailles, zijwilden dat het complete Verdrag de prullenbak in ging. Er was geen enkel draagvlak meer voor het Young-plan.

Oktober 1929, het Young Plan mislukt: - Op 24 oktober vindt de Wall Street Crash plaats. Dit had enorme gevolgen voor de

economische problemen die als gevolg van de Eerste Wereldoorlog ontstonden. Het Amerikaanse geld was zeer belangrijk voor Europa. De Amerikanen gingen echter in plaats van in Europa, in de Verenigde Staten investeren. Dit had ernstige gevolgen, met uiteindelijk een enorme keldering van de koersen. De waarde van aandelen werd verdampt. Er ontstond een enorme krapte op de kapitaalmarkt en investeerders konden veel minder investeren. De Amerikaanse banken trokken bovendien hun geld uit Europa. Hierdoor vielen veel Europese banken om. Als gevolg hiervan ontstond weer een bankrun. Er werd zeer veel krediet uit de Europese economie getrokken. Overal heerste grote paniek. Men ging in twee zaken investeren:

Goud en ponden: de Britse regering besluit echter de goud-pond verhouding te veranderen. Hierdoor wordt ook de zekerheid van de waarde van de Britse pond weggeslagen.

Great Depression

- De financiële crisis slaat over op de reële economie. De gehele bevolking werd door de Great Depression getroffen.

- Kredietstromen waren opgedroogd en daardoor nam de handel af: er waren weinig financiële middelen beschikbaar. Fabrieken konden amper investeren. Hierdoor nam de productie af en de werkloosheid toe. Dit leidde tot zeer veel sociale ellende. Men was op de goedheid van anderen aangewezen.

- Strenge begrotingspolitiek: de overheidsmaatregelen waren erop gericht de uitgaven binnen de perken te houden. Dit volgde het laissez-faire gedachtegoed. Colijn hield in Nederland zeer lang vast aan dit gedachtegoed. Deze principes hadden echter een averechts effect: de economie werd kapot bezuinigd. Veel mensen verloren het vertrouwen in de liberale principes. De economie en het politieke systeem bevonden zich eveneens in een crisis. Het verlangen naar sterke leiders kwam op.

Alternatieven voor laissez-faire J.M. Keynes: pleitte voor een anticyclisch begrotingsbeleid en een actieve rol van de overheid. Keynes had onderdeel uitgemaakt van de Britse delegatie in Versailles. Hij was zeer kritisch op de houding van Frankrijk ten opzichte van het verdrag. Hij bekritiseerde het beleid van de overheid na de crash. In 1930 publiceerde hij een zeer belangrijk boek waarin hij meende dat de overheid anticyclisch moest uitgeven: de overheid moet juist een actieve rol in de economie spelen en moet in tijden van crisis meer uitgeven. In tijden van overvloed moet de regering weer buffers opbouwen en niet al te veel uitgeven. Deze gedachten vonden direct weerklank:

- New Deal in de VS van Roosevelt. Overheidsuitgaven om de infrastructuur van de Verenigde Staten te verbeteren

Page 43: Hoorcollege 1tm11

Subsidieprogramma’s Het verbeteren van arbeidsomstandigheden

- Scandinavische welvaartsstaat: in Europa vonden vooral experimenten plaats in Scandinavische landen.

Rechtse dictaturen Het meest radicale ingrijpen na de crash vond in totalitaire staten plaats. Daar werden zogenaamde planeconomieën opgesteld. Dit was het omgekeerde van het kapitalisme. De overheid bepaalde hierin juist de uitgaven van de economie. In Duitsland:

- Men kwam met grote infrastructurele ontwikkelingen. - De wapenindustrie werd weer opgebouwd. Hitler brak hiermee met het Verdrag van

Versailles. Hij zette in korte tijd een enorme wapenindustrie op. In een paar jaar tijd wist Hitler de Duitse werkloosheid te doen verdwijnen.

Kortom, de Nazi’s en de Sovjet-Unie presenteerden een model van de economie dat het omgekeerde was van het laissez-faire gedachtegoed. Lenin en de wereldrevolutie Ook de communisten experimenteerden met het overheidssysteem. Lenin wilde rust binnen de eigen grenzen:

- Hiermee druiste hij tegen zijn eigen dogma in, dat gericht was op wereldrevolutie. Duitsland in theorie belangrijker dan Rusland. Lenin vond Rusland van veel minder

belang. Het was immers een onderontwikkeld land dat niet optimaal was voor een communistische revolutie. Rusland had geen prioriteit en Lenin wilde met name een revolutie in Duitsland. In 1919 leek het inderdaad op een revolutie af te stevenen in Duitsland. Die revolutie werd echter neergeslagen. Hierdoor ontstond een idee dat de wereldrevolutie maar even op zich moest laten wachten.

- Door burgeroorlog: focus op Rusland. De Russische situatie was zeer instabiel. Er was constant strijd tussen de witten en de roden. In de loop van 1919 ontstond er een burgeroorlog in Rusland waarin de roden het onderspit leken te gaan delven. Trotski wist echter de Russische oppositie neer te slaan:

Hierop werd in 1922 de Sovjet-Unie uitgeroepen. - Men zat nog steeds met de vraag: ‘wat te doen met de wereldrevolutie?’ De Komintern

onderhield met socialistische partijen in de wereld en kwam in 1923 tot de conclusie dat de wereldrevolutie nog even op zich zou laten wachten. Dit leidde in de Sovjet-Unietop tot veel onenigheid.

Richtingenstrijd 1921 – 1929

- 1921: Nieuwe Economische Politiek (NEP): in 1921 komt men tot de conclusie dat de staat niet alles kan sturen. Er ontstaat veel problematiek in Rusland, hetgeen leidt tot onvrede, woede, opstand en muiterij. Lenin stapt af van het idee dat de staat de volledige controle over economie moest hebben, de zogenaamde N.E.P.: eigenbezit was weer in bepaalde mate toegestaan en niet alles werd meer zo strikt van bovenaf gecontroleerd. Op korte termijn was dit succesvol. Men wist echter niet wat voor gevolgen dit voor de lange termijn zou hebben. De ideologische kwestie raakte verweven met een basale kwestie. Er was veel onenigheid wie namelijk de nieuwe leider van de Sovjet-Unie moest worden, nu Lenin zeer ziek was geworden.

- Lenin ziek (1922-1924): opvolgingskwestie. Stalin werd de nieuwe leider. Hij was geen intellectueel, maar wel een meester in politieke intriges. Hij wist zich omhoog te werken tot de top en werd secretaris. Dit was een zeer belangrijke functie. Vanuit die positie wist Stalin al zijn vijanden te neutraliseren. Stalin had twee principes:

De wereldrevolutie zou slecht zijn voor de Sovjet-Unie.

Page 44: Hoorcollege 1tm11

Verantwoorde dit door ‘socialisme in één land’. Als de Sovjet-Unie kon aantonen dat het socialisme werkte, dan zouden andere staten snel hun voorbeeld volgen.

Dit bracht hem tot een strijd met Leon Trotski, die voor een actieve revolutie was. Hij werd in 1940 vermoord. De communistische doctrines moesten volgens Stalin zonder compromis doorgevoerd worden:

Stalin kwam met het plan van een planeconomie: de overheid bepaalt wat er in de economie gebeurt.

- 1929: Stalin aan de macht Stalinisme: planeconomie

- 1929: Vijf-Jaren Plan. Dit leidde tot een radicale hervorming van de landbouw en de expansie van de zware industrie.

Collectivisatie landbouw: men moest op kolchozen samenwerken. De staat zou zo beter in staat zijn om overschotten te gebruiken om arbeiders in de steden te voeren.

Nadruk op zware industrie: de expansie van de zware industrie moest laten zien dat Rusland onder Stalin beter was de vorige, achtergestelde rijken.

Op papier verliep dit vijfjarenplan goed. Het was echter zeer verwoestend voor veel groepen in Rusland. Doordat de nadruk op zware industrie lag:

Waren er nauwelijks consumptiegoederen Werd het milieu ernstig bevuild. Bovendien leidde de collectivisatie tot enorm veel voedseltekorten en met name in

Oekraïne. Daar werd zeer veel graan weggehaald, hetgeen leidde tot de zogenaamde Holomodor.

De verschrikkingen van het Stalinistische regime waren de buitenwereld niet bekend. Er gold namelijk een zeer strenge censuur. Bovendien werd er actief propaganda gemaakt die een heel ander beeld schepte van de Russische situatie.

- Historiografisch debat over aard stalinisme Censuur en propaganda

- Verschrikkingen planeconomie verzwegen - Arbeid verheerlijkt: socialistisch-realisme - Fellow travellers: velen dachten dat de Sovjet-Unie er beter aan toe was en trokken naar de

Sovjet-Unie toe. Afsluiting

- Economische groei jaren 1920 niet duurzaam - 1929: failliet van het negentiende-eeuwse liberalisme - Op zoek naar alternatieven: steeds meer mensen zoeken radicale oplossingen

In de jaren dertig was er een positief gevoel over sterke leiders als Stalin en Hitler, die breed werden gedragen door de gedesillusioneerden. Velen dachten dat democratie inefficiënt was en zagen meer in radicale regimes.

Totalitarisme in de jaren 1930 Hoorcollege VIII Guernica

Page 45: Hoorcollege 1tm11

Geschiedenis van Frankrijk Eerste Keizerrijk 1804–1814 Restoratie 1814–1830 Juli Revolutie 1830 Juli Monarchie 1830–1848 1848 Revolutie 1848 Tweede Republiek 1848–1852 Tweede Keizerrijk 1852–1870 Derde Republiek 1870–1940 Parijse Commune 1871 Vichy-Frankrijk 1940–1944 Provisionele Gouvernement 1944–1946 Vierde Republiek 1946–1958 Vijfde Republiek 1958–nu

In 1937 werd Spanje opgeschrikt door Duitse en Italiaanse bombardementen. Het was de eerste massale luchtaanval van deze staten na de Eerste Wereldoorlog. Duitsland en Italië waren actief in de Spaanse Burgeroorlog. Ze probeerden de rechtse Fransisco Franco (1892 – 1975) aan de macht te helpen. De Spaanse Burgeroorlog kan als een voorproefje op de Tweede Wereldoorlog gezien worden. De bombardementen in Spanje van Italië en Duitsland hadden in tegenstelling tot wat gebruikelijk was niet een militair doel. Het was eerder een terreurdaad, gericht tegen de niet-militaire bevolking. Het bombardement was een middel om de moraal van de burgers te schaden. Het schilderij Guernica werd naar aanleiding van deze bombardementen gemaakt. Guernica kan verder als een uiting van de jaren dertig en zijn totalitaire regimes gezien worden. Wat is totalitarisme?

- Hannah Arendt (1906 – 1975) in 1951: dehumanisering + totale controle. Arendt was van Joodse komaf en vluchtte al snel naar de Verenigde Staten. Zij publiceerde het werk Origins of Totalitarinism: machthebbers probeerden in het interbellum steeds meer controle over het volk te krijgen. Zij gingen over op een proces van dehumanisering om hun macht te legitimeren. Door de dehumanisering werden mensen als ‘objecten’ gezien. Dit gedachtegoed vierde hoogtij in Nazi-Duitsland.

Carl Friedrich (1901 – 1984) heeft in 1956 Arendt’s visie uitgewerkt en kwam tot zes kenmerken van het totalitarisme:

- Eén partij - Eén ideologie - Eén leider - Monopolie op geweld - Terreur - Economische centralisatie

Schijnbaar failliet van de democratie Wat vormde de voedingsbodem voor dit totalitarisme? De voedingsbodem ontstond met name door de crisis waarin het liberalisme zich bevond. Die crisis ontstond door de economische crisis, de economische krimp en de bijbehorende teleurstelling van het volk over het economische beleid van veel regeringen. Velen zagen de crisis als gevolg van het falen van de politieke leiders. Bovendien waren veel parlementen enorm chaotisch. In de parlementen bevonden zich vele partijen, wat coalitievorming bemoeilijkte. De moderne democratie leek volgens velen geen oplossingen te kunnen bieden. In Oost-Europa kon men door pluraliteit in volkeren amper tot consensus komen. Al snel stappen veel landen tot andere regimes over. Ook in West-Europa, waar de democratische traditie al veel langer leefde, was kritiek. Vooral in Frankrijk, waar sprake was van instabiele coalities. Rond 1900 was in het parlement veel polarisatie ontstaan om de Dreyfus-affaire. Deze polarisatie kalfde na de Eerste Wereldoorlog af, maar na 1920 kwam daar weer verandering in. De linkervleugel viel bovendien uiteen in communisten en gematigde sociaaldemocraten. Hierdoor werd het nog moeilijker om een stabiele regering te creëren. Léon Blum (1872 – 1950) poogde nog tevergeefs de groepen te verenigen. De Derde Republiek in Frankrijk bracht de democratie in diskrediet en het draagvlak voor een democratie werd daar steeds kleiner. Opkomst van het fascisme in Italië

- Veel onrust na Eerste Wereldoorlog: Italië nam in 1920 al afscheid van de democratie. In Italië ontstond onrust door een structurele weeffout: er was zeer veel ongelijkheid tussen Noord- en Zuid-Italië. Door deze ongelijkheid was er een structurele onbalans in de politiek. Politieke leiders van Zuid en Noord verweten elkander van alles en nog wat. Na de Eerste Wereldoorlog staan de verhoudingen door toedoen van de communisten op scherp. Er

Page 46: Hoorcollege 1tm11

vinden veel stakingen plaats, maar geen coup. De communistische partij in Italië was weliswaar dreigend, maar slecht georganiseerd. Desalniettemin leidde hun opkomst tot veel onrust, wat tot gevolg had dat de onvrede in Italië groeide. Men vreesde dat Italië uit elkaar zou vallen. Groepen met compleet verschillende meningen waren het over één ding eens: er moest verandering komen en niet door een communistische revolutie.

- Opkomst Mussolini: in die periode van onrust kwam Benito Mussolini (1883 – 1945) op met zijn fascistische beweging (1919). Mussolini was ooit een marxistische journalist, maar keerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog af van de socialisten. Door zijn staat van dienst in de oorlog genoot hij geloofwaardigheid van het volk. Hij koos de fasces als symbool voor zijn partij: een symbool dat staat voor macht en eenheid. Zijn partij poogde de linkse onrust neer te slaan. Er werden knokploegen opgezet om op de linksen in te slaan. Zo kreeg Mussolini een machtsbasis.

- Kreeg dus de steun van reactionairen en bedrijfsleven - 1922: ‘Mars op Rome’, Mussolini premier: in 1922 kwam Mussolini aan het hoofd van de

politiek te staan. Hij gaf het sein voor de Mars op Rome. In feite was dit een dreiging van een coup. Het is echter de vraag in hoeverre zo’n coup in werkelijkheid succesvol had kunnen zijn. Vittorio III (1869 – 1947) liet het niet zover komen en zegde al snel toe dat Mussolini premier werd. De Mars of Rome wordt als een grote doorbraak beschouwd door fascisten… echter:

a. het stelde weinig voor en b. van Mussolini’s regime kwam in eerste instantie weinig terecht.

- Na de moord op Giacomo Matteotti (1885 – 1924) door fascistische knokploegen kwam er een schok door Italië. De kritiek op Mussolini nam toe. Hij probeerde in eerste instantie de situatie te sussen, maar al snel greep hij de kans om een nieuw regime op te zetten.

1924: Il Duce. Mussolini hield zichzelf voor al het fascistische geweld verantwoordelijk en hij beloofde een transformatie van Italië door te zetten met zijn fascistische agenda. In deze jaren maakte Mussolini de transformatie naar fascistisch leider.

De fascistische agenda Er was veel onwetendheid en angst over het Italiaanse regime

- Ideaal: Romeinse Rijk. Italië zou weer dezelfde macht moeten krijgen die het ooit had, zoals tijdens de Romeinse Keizertijd.

Eenheid van Italië is organisch en een zeer belangrijk onderdeel om weer zo groot te worden. Om de verdeeldheid te eindigen moest Italië de samenleving compleet hervormen.

Corporatisme: in Italië zouden afkomst en status geen rol meer moeten spelen. Vandaar dat het corporatisme werd ingevoerd. Elke sector was in het centraal gezag vertegenwoordigd. Je werd bepaald door de functie die je had en niet langer door wie je als individu was. Hiermee wist Mussolini een heel ander systeem dan het parlementaire stelsel in te voeren. Hij liet hiermee zien dat het fascisme alternatieven bood. Verder werkten velen in Italië niet. Mussolini liet deze werklozen onderdeel van allerlei organisaties uitmaken.

- Massa-mobilisatie - Verheerlijking geweld: Mussolini liet zich vaak als soldaat afbeelden. Mannen in het dagelijks

leven werden opgeroepen hun daad uit te voeren. De samenleving werd gemilitariseerd. De verheerlijking van geweld kwam in de jaren dertig tot uiting in de vorm van de vreselijke oorlog tegen Ethiopië.

- Was het fascisme in Italië totalitair? Op het eerste gezicht heeft het fascistische Italië allemaal kenmerken van een totalitair regime. Toch twijfelen historici of het fascistische regime wel echt totalitair was. Er bleven veel instituten met een belangrijke rol ontstaan. Zo had de katholieke kerk en zijn priesters nog veel te zeggen over het huwelijksrecht. Mussolini

Page 47: Hoorcollege 1tm11

bleef ook openstaan voor invloed van de zakenwereld. Dit staat in sterk contrast met de regimes van Hitler en Stalin, die écht totalitair waren.

Hitler en de ondergang van Weimar

- Tot 1929: de rol van de NSDAP was marginaal: Hitler kwam bepaald niet gemakkelijk aan de macht. Hij en zijn partij waren lange tijd niet belangrijk in de politiek. Hitler was de leider van de NSDAP en wilde op een gegeven moment via verkiezingen aan de macht komen. De verkiezingen verliepen in eerste instantie helemaal niet in zijn voordeel. Een onderdeel van de NSDAP was de SA die als knokploeg diende. Na 1929 ontstond er met de beurscrash een hoop onrust. De SA profileerde zich in die tijd op straat. Zo kwam er steeds meer bekendheid voor de NSDAP. Hindenburg stelde in die periode Heinrich Brüning (1885 – 1970) aan en samen gingen zij volop gebruik maken van artikel 48. Hiermee konden ze via een decreet regeren dat niet door het parlement goedgekeurd hoefde te worden. Hierdoor werd de macht van het parlement steeds zwakker.

- Electorale winsten sept. 1930 en juli 1932 voor de NSDAP: de gematigde democratische partijen leden zeer veel verliezen in het begin van de jaren dertig. Na de verkiezingen werd coalitievorming nog problematischer. Artikel 48 werd steeds vaker gebruikt. Brüning werd afgezet. In juli 1932 boeken de Nazi’s een zeer grote overwinning. Men kon niet meer om Adolf Hitler heen.

- Hitler blokkeert coalities: druk op Hindenburg wordt opgevoerd. Hitler wilde aan een coalitie meewerken, mits hij bondskanselier was.

- 30 januari 1933: Hitler werd kanselier. Hindenburg maakt Hitler bondskanselier. Hitler maakt al snel duidelijk dat er een nieuw regime aan de macht zou komen in de vorm van het Derde Rijk. Sommigen menen dat Hitler alleen door de crisis aan de macht kon komen. In 1933 ging Hitler direct, in tegenstelling tot wat Mussolini bij zijn aanstelling deed, over tot hervormingen van Duitsland.

Der Führer

- Reichstag-brand: aanleiding voor repressie. Hitler had een compleet nieuwe stijl van regeren. Hij slaagde erin alle macht rond zijn persoon te concentreren. Op een gegeven moment werd de Reichstag door een eenling in de fik gestoken. Hitler greep deze toevalligheid aan en wees het volk op het gevaar van een mogelijke communistische revolutie, een gedachte die niet direct ergens op was gebaseerd:

vervolgens schortte hij een hoop burgerlijke rechten op. De NSDAP was echter nog steeds niet oppermachtig.

- Hitler krijgt institutioneel alle macht in handen: hij krijgt in maart 1933 het recht om zelf decreten uit te voeren. Hij maakt hier zeer veel gebruik van:

Hij hoefde niet meer Hindenburgs toestemming te hebben bij het maken van beslissingen.

De NSDAP werd de enige legale partij. Verder werd Hitler opperbevelhebber van het leger en ook op veel andere vlakken

kreeg hij de absolute macht. - 1934: partijzuivering – nacht van de lange messen: binnen de NSDAP probeerde men Hitler

te vleien. In de Nacht van de Lange Messen werden allerlei mensen van de SA vermoord. Deze avond werd opgezet door Himmler, een SS-voorzitter, die zijn SS belangrijker dan de SA wilde maken. Verder voerde men bevelen uit waarvan zij dachten dat het wel in goede aarden zou vallen bij Hitler: ‘Working towards the Fürher’ – Ian Kershaw.

Volksgemeinschaft

- Oost-Europa: Lebensraum: Hitler is ook in ideologisch opzicht als totalitair te kenschetsen. Hij had als doel een Volksgemeinschaft te stichten. Dit idee kwam voort uit een extreem sociaal-darwinistisch gedachtegoed. In Hitlers wereldbeeld werd iedereen op basis van afkomst

Page 48: Hoorcollege 1tm11

geclassificeerd. Hij maakt een expliciet onderscheid tussen ‘Vreemde Elementen’ (niet-Ariërs) en Duitsers. Na 1919 kwamen veel Duitse minderheden terecht in staten waar andere groepen dominant waren. Dit was voor veel Duitsers pijnlijk. Hitler had het radicale idee om alle Duitsers samen te voegen in één groot Duits rijk. In het rijk moest verder ruimte zijn voor een gezonde ontwikkeling van het Duitse ras. Met deze Lebensraum wilde Hitler een zuivere Duitse gemeenschap stichten.

- Staatsinvesteringen: infrastructuur en wapens: in het dagelijks leven van de Duitsers veranderde veel. Het Duitse regime mobiliseerde het volk door grote staatsprogramma’s, die de economie stimuleerden. Denk hierbij aan de herbouw van de wapenindustrie. Bovendien weigerde Hitler de herstelbetalingen te betalingen, hetgeen ook tot economisch herstel leidde. Hitler wist zeer veel Duitsers actief aan het werk te krijgen. Men deed zijn ‘patriottische plicht’. Er was bovendien veel militaire mobilisatie.

- Organisaties: Hitlerjugend: ook buiten de werkvloer om was er veel mobilisatie, bijvoorbeeld in de vorm van de Hitlerjugend, waarin jongeren actief werden voorbereid op de strijd aan het front.

- Joseph Goebbels (1897 – 1945): propagandaprogramma: er werd een soort cultus rondom de persoon Hitler gecreëerd. Goebbels maakte volop gebruik van ‘nieuwe media’ om propaganda te verspreidden. De registratie van de Partijdag in Neurenberg is daar een uitstekend voorbeeld van. Hitler kwam niet alleen door terreur aan de macht, maar wist ook de hearts and minds van mensen te winnen. Het was niet heel gek dat Duitsers Hitler hun steun gaven: het leven dan een Duitser was namelijk best goed te noemen.

Marginalisatie ‘ongewenste’ groepen Groepen die niet bij de Volksgemeinschaft hoorden, kónden er ook nooit bij horen. Hitler was bang voor vermenging van ‘vreemde elementen’ en Duitsers. Daarom ging hij over tot marginalisatie van groepen om zo de zuiverheid te behouden van het Duitse ras.

- Politieke tegenstanders: concentratiekampen: socialisten en communisten waren de erfvijanden van de Nazi’s. Zij werden als eerste politieke tegenstander gemarginaliseerd. Individuen werden gelijkgesteld en gecategoriseerd op basis van hun politieke voorkeur. Deze politieke vijanden werden in concentratiekampen opgeslagen.

- Gehandicapten: sterilisatie en euthanasie: gehandicapten, zowel geestelijk als lichamelijk, werden als problematisch gezien. Deze ‘ziek lichamen’ waren overtollig en waardeloos. Veel vrouwen die als geestelijk gehandicapt werden gezien werden gesteriliseerd. De Duitsers wilden zo de erfelijke ziektes doen uitsterven. De Duitsers gingen nog verder en gingen in bepaalde gevallen over tot euthanasie: de levens van gehandicapten werden beëindigd.

- Joden: Neurenberger wetten + Kristallnacht: de groep die de meeste haat opwekte waren de joden. Zij werden als parasitair ras beschouwd dat Duitsland uitzoog. De haat tegen Joden werd gesanctioneerd door middel van bijvoorbeeld de Neurenberger wetten, waarin werd vastgelegd wie wel of geen jood was. Als je joods was, dan had dat zeer grote gevolgen. Joden mochten bijvoorbeeld niet trouwen met niet-Joden. Ook in het dagelijks leven ondervonden Joden veel hinder van plunderingen en dergelijke. Plunderingen van joodse zaken werden niet aangepakt. Integendeel, het Duitse regime moedigde ze aan en organiseerde ze soms zelfs. Een voorbeeld van een georganiseerde plunderjacht is de Kristallnacht.

De As Rome-Berlijn - Spanningen tussen fascisme in Italië en nazisme in Duitsland: op het eerste gezicht lijken

Italië en Duitsland erg op elkaar. Bij een wat nadere blik op beide regimes blijken er toch veel verschillen te zijn. Er waren veel spanningen tussen het fascistische Italië en het nazistische Duitsland:

Italië voelt zich bedreigd door Duitslands streven om alle Duitsers in één rijk te verenigen. Dit betekende dat Duitsland Oostenrijk in handen zou krijgen, wat tot

Page 49: Hoorcollege 1tm11

gevolg had dat Italië Duitsland als sterke buurman zou krijgen en niet langer de krachteloze bufferstaat Oostenrijk.

Veel fascisten waren het niet eens met het antisemitisme. Het wederzijds wantrouwen wordt doorbroken op het moment dat Italië Abessinië (Ethiopië) binnenvalt. Dit leidde tot het Pact van Staal, een militaire alliantie:

- Toch toenadering na 1935 - Wederzijdse staatsbezoeken, 1937-8 - Pact van Staal (militaire alliantie Italië en Duitsland), mei 1939

Stalinistische terreur

- Miljoenen slachtoffers in de jaren 1930, op dat moment meer dan andere totalitaire regimes: de jaren dertig is beslist geen fijne periode in Duitsland voor veel groepen, maar de sterftecijfers vallen in het niet bij de doden die vielen in de Terreur van Stalin. De Russische sterftecijfers zijn problematisch, want er is zeer veel geheimhouding in Rusland. Het dodenaantal wordt op twintig miljoen geschat. In de jaren dertig was het regime van Stalin veel gewelddadiger dan die van Mussolini en Hitler. De erfenis van Stalin was namelijk anders. Hij nam het leiderschap van Lenin over en hoefde niet zelf een nieuw regime op te zetten. Hij wilde Rusland transformeren naar een modern land. Stalin had er werkelijk alles voor over om Rusland te moderniseren:

Holomodor (1932-3): de Sovjet-Unie was maar al te goed op de hoogte van de hongersnood in Oekraïne, maar deed er niets aan. Sterker nog, de Sovjet-Unie zag erop toe dat al het graan niet lokaal geconsumeerd werd, maar naar de arbeiders in de steden zou gaan. Stalin vond bovendien dat men in Oekraïne niet goed had gereageerd op het Stalinistische regime. De hongersnood was in feite door menselijk handelen ontstaan en wordt door sommigen een genocide genoemd.

Grote Terreur (1937-8). Stalin begon steeds meer zijn eigen volk te wantrouwen. - Goelags: Stalin stuurde mensen naar strafkampen, de zogenaamde goelags. Daar was het

leven zeer zwaar en kwamen velen de dood tegemoet. - Executies: de paranoia van Stalin bereikte in 1937-1938 een hoogtepunt: hij was bang voor

complotten en ging daarom over tot een zuivering van instituten. Veel mensen van de partijtop werden geëxecuteerd en er vonden vele showprocessen plaats. De zuivering vond ook plaats in die militaire top. Reactionairen en bepaalde etnische groeperingen als de Polen moest het ook ontgelden. De sterftecijfers waren in de jaren dertig extreem veel hoger dan in andere totalitaire regimes.

Persoonsverheerlijking Stalin

- Stalin werd afgebeeld als vader van de natie. Oekraïne was totaal afgesneden van Rusland en daardoor ving men in Rusland weinig op van de erbarmelijke omstandigheden daar. Het Stalinregime had een vrolijk gezicht: Stalin werd enorm verheerlijkt en als vader van de natie afgebeeld. Stalin “verenigde” allerlei groepen in de Sovjet-Unie. Deze propaganda was bedoeld voor de mobilisatie van de Sovjet-Unie, maar ook voor het buitenland:

Buitenlandse propaganda: Komintern. De ideeën van Stalin diende actief geëxploiteerd te worden. Er was geen plaats voor negatieve verhalen over de Sovjet-Unie. De Komintern organiseerde grote conferenties. Het werd een vehikel van de Sovjet-Unie dat contact hield met allerlei socialistische regimes in de wereld. De Sovjet-Unie gaf hen aan wat te doen in het eigen land.

Volksfront politiek

- Jaren 1920: Komintern tegen sociaaldemocraten. Er was een constante strijd tussen wit en rood. De Sovjet-Unie noemde alle sociaaldemocraten vijanden. De communisten kregen in die tijd over de hele wereld de opdracht niet samen te werken met de sociaaldemocraten. In de jaren dertig verandert dat met de opkomst van het fascisme en het nazisme.

Page 50: Hoorcollege 1tm11

Tijdlijn 1940 – 1944 1940 Duitsland valt Denenmarken en Noorwegen op 9 april aan | op 10 mei valt Duitsland Nederland, België en Frankrijk aan 1941 Duitsland valt de Sovjet-Unie op 22 juni aan | in augustus gaan Churchill en Roosevelt akkoord met de Atlantic Charter | op 7 december valt Japan Pearl Harbor aan 1942 – 1943 van augustus tot februari vindt de Slag om Stalingrad plaats 1942 in november landen de geallieerden in Noord-Afrika 1943 van april tot mei vindt er een revolutie in de ghetto’s van Warschau plaats | in juli overwinnen de sovjets in de Strijd bij Kursk-Orel | in juli landen de geallieerden in Sicilië, valt Mussolini en vraagt Italië naar een wapenstilstand | in november vindt de conferentie van Teheran plaats 1944 D-Day waarbij de geallieerden in Normandië binnenvallen op 6 juni | de Yaltaconferentie in februari | Duitsland geeft zich over op 7 en 8 mei | in juni wordt de Verenigde Naties gesticht | van juli tot augustus vindt de Potsdam Conferentie plaats | op 6 augustus wordt Hiroshima gebombardeerd met een atoombom door de Verenigde Staten | op 15 augustus geeft Japan zich over

Frontvorming werd belangrijker geacht. Dit kwam tot uiting in het steunen van niet-Franco aanhangers in de Spaanse burgeroorlog.

- 1935: volksfront, communisten opgedragen om met sociaaldemocraten samen te werken: de Komintern riep een decreet uit om nu wel samen te werken met de sociaaldemocraten.

- 1936: volksfront regering Frankrijk: de sociaaldemocraten en communisten kwamen samen. Dit werkte in eerste instantie goed, maar de politieke manoeuvre was zeer beperkt. Intern was er veel verdeeldheid en het volksfront verloor veel draagvlak.

- 1938: Mislukking. Hervormingen bleken in de praktijk moeilijk uit te voeren. In het parlement kunnen communisten en sociaaldemocraten niet meer nader tot elkaar komen.

Toenadering Stalin en Hitler

- April 1939: overwinning Franco - Rode Leger verzwakt door zuivering officieren - Stalin: toenadering tot nazi-Duitsland. Stalin vond de opkomst van het nazisme en fascisme

bedreigend. Hij vreesde in een oorlog tegenover Hitler te komen staan en verwachtte in zo’n oorlog geen hulp van Frankrijk of Groot-Brittannië. Stalin zocht hierom toenadering tot Hitler. De propagandamachine van Rusland verkocht dit verhaal door te zeggen dat de Sovjet-Unie neutraal diende te blijven. Met het pact met Hitler werd de Sovjet-Unie niet bij een mogelijke oorlog betrokken.

- 24 augustus 1939: Molotov-Ribbentrop pact: deze toenadering leidde tot een non-agressiepact. Daarnaast waren er geheime protocollen over de territoriale opdeling van Polen. Deze afspraken werden als directe opmaat naar de Tweede Wereldoorlog gezien. Er was veel scepsis over in het buitenland.

Afsluiting

- Totalitaire regimes: dehumanisering - Individuele levens weinig waard - Opmaat Tweede Wereldoorlog

Het Molotov-Ribbentrop pact is typisch voor totalitaire systemen. Men zette alles in werk om de eigen doelen te bereiken. Dit denken kende zijn hoogtijdagen in de jaren dertig. Mensen werden als objecten beschouwd en mensenlevens waren weinig waard. Dit was de opmaat naar de Tweede Wereldoorlog. Hoorcollege X De Tweede Wereldoorlog en de Koude oorlog Fase 1 1935 – 1940 Heims ins Reich Op de Wannsee Conferentie in 1942 maakte men systematische plannen voor het ‘joodse probleem’. Eerder had men een minder systematische oplossing voor het joodse probleem, die bovendien minder effectief was. Het Joodse vraagstuk wordt omstreeks 1942 urgenter. Op de Wannsee Conferentie zijn de gruwelplannen van wat de Shoah uiteindelijk is geworden gemaakt. Tijdens Stalins beleid stierven er meer mensen, maar dat ging niet zo systematisch als de Shoah, en veelal door middel van hongersnoden. Reinhard Heydrich (1904 – 1942): “Nadat de U.S.A. zich is gaan meningen in de Tweede Wereldoorlog is het broodnodig om een zuinigere manier te vinden om van de Joden af te komen.” Deze urgentie versnelde de Holocaust. In de eerste fase is Hitler een traditionele politicus. Hitler groeide in de Habsburgse monarchie op, waar Duitsers een minderheid vormden.

Page 51: Hoorcollege 1tm11

- Hitler heeft sinds 1933 er heel erg naar gestreefd om de Duitsers uit verschillende rijken in een rijk samen te brengen. Hij creëert een beeld van de Volksgemeinschaft, gemeenschappelijke kenmerken van wat de ‘Duitser’ is.

- Hij wijst interne (joden, homoseksuelen, mentaal- en fysiekgehandicapten) en externe (Slaven, Russen) vijanden aan van deze Volksgemeinschaft. Hij wil alle Duitsers zoals gezegd in één rijk samenbrengen.

Deze gedachte leidt tot de Anschluss. Het idee om Oostenrijk binnen te vallen had Hitler al lang en zet hij in 1938 door in een actieve politiek. Allereerst zet hij de Oostenrijkse politiek onder druk, om vervolgens het land binnen te vallen.

De volgende stap was het overnemen van de Südetenduitsers. Dit leidt tot onderhandelingen met andere naties:

- Appeasementpolitiek van Chamberlain: de Engelsen waren vanwege het verleden (Het Verdrag van Versailles) bereid zeer veel concessies te doen en waren gewoonweg niet klaar voor een oorlog, net als overigens Duitsland. Duitsland had zeer veel tanks buitgemaakt in Tsjecho-Slowakije.

In München wordt afgesproken dat Südetenduitsland erbij mag komen, hetzelfde geldt voor Oost-Pruissen.

- In deze eerste fase wilde Hitler Bismarcks werk afmaken. Hitler wilde juist na de Duitse eenwording een “Groot-Duitsland”. Bij Duitsers als hij, die niet in het Klein-Duitsland woonden, ontstond een sterk antisemitisch idee. Hitler is gevoelig voor het idee dat de Duitsers samengebracht moeten worden. Hitler was na 1933 dus verder met het verenigen van Duitsers… maar hij wilde meer dan alleen een Groot-Duitsland.

Fase II Empire Building Nadat Hitler alle Duitsers samenbrengt wijkt ie af van de traditionele lijn van voor 1940 en wil hij meer:

- Zijn instelling is dat ook ‘het communisme en het jodendom vernietigd diende te worden’. Hitler grijpt naar de tactiek van de Blitzkrieg en overvalt verschillende landen. De Blitzkrieg begint in Noorwegen en Denenmarken, april, vlak voordat hij Nederland in mei binnenviel. Daarvoor brak Hitler met Rusland en viel hij Polen binnen, hetgeen tot oorlogsverklaringen van Engeland en Frankrijk leidde.

- Ook Frankrijk valt na een aanval van de Duitsers. Duitsland handelt slim door een deal met de conservatieve Fransen te sluiten. Een groot aantal mensen uit Frankrijk neigde naar fascisme en antisemitisme. Met die mensen sluit Hitler een overeenkomst, hetgeen Vichy-Frankrijk wordt.

- De volgende fase in de Blitzkrieg is de Battle of Britain (van 10 juli tot 31 oktober, 1940).De Luftwaffe wordt tegengehouden door de Britten. Hitler poogt de Engelsen murw te bombarderen.

Page 52: Hoorcollege 1tm11

Operatie Barbarossa (van 22 juni tot 5 december in 1941) Operatie Barbarossa was de inval in Rusland. Hitler onderbouwt deze inval door te stellen dat door een aanval op de Sovjet-Unie het gevaar van de Slaven ingedamd kon worden. Deze operatie verliep voorspoedig, tot 1942. Steun aan de Italianen Verder gaan de Duitsers, eerder uit noodzaak, de Italianen steunen in Noord-Afrika. De Italianen wilden Mare Nostrum veilig stellen en gingen een aantal oorlogen aan met Noord-Afrikaanse volkeren, hetgeen bepaald niet volgens plan verliep. Een andere reden om de Italianen te steunen was de volgende: Rommel kreeg de opdracht om de olie die in Afrika aanwezig was veilig te stellen voor de Duitsers. In juni 1942 zit Hitler aan het toppunt van zijn macht en is het rijk het grootst. Een van de hoogtepunten van Hitler’s heerschappij was de binnenval in Parijs. Vanaf dit moment krijgt Hitler het gevoel dat hij zijn rijk nog verder kan uitbouwen. Fase III imperial overstretch De verklaring voor een slechte afloop van de Tweede Wereldoorlog voor Duitsland noemt men de imperial overstretch. De U.S.A. had lange tijd voedsel en materiaal naar Europa gezonden, ook naar de Sovjet-Unie. Nadat de U.S.A. op het strijdtoneel komt, begint de oorlog te kantelen. Belangrijker zijn de momenten in oktober en november in 1942:

- de Tweede Slag om El Alamein (23 oktober – 11 november, 1942) die door Rommel wordt verloren en door de Britten wordt gewonnen. Hierdoor wordt de Duitse weg naar het Suezkanaal afgesloten. Dit heeft gevolgen voor de olietoevoer naar Duitsland.

- De Slag van Stalingrad (23 augustus – 2 februari, 1943) was een andere grote klap voor de Duitsers en werd door de Sovjets gewonnen. Hitler had een fout gemaakt door deze slag een ideologische lading mee te geven: ‘Omdat het de stad van Stalin was, moest hij koste wat kost veroverd worden.’ Dit zijn twee keerpunten in de Tweede Wereldoorlog.

- In juni 1944 vindt Operation Overlord (6 juni – 25 augustus, 1944) plaats waarbij de U.S.A. daadwerkelijk in Europa gaan vechten en waarin de geallieerden overwinnen. Heel langzaam komt Europa in de tang van de Alliantie en ontstaat er een driefronten oorlog.

- Uiteindelijk wordt in april de Slag om Berlijn (16 april – 2 mei, 1945) gewonnen door de Sovjets. Deze slag was een Russisch-Duitse kwestie. De Russen winnen de ratrace om Berlijn. Het Ardennenoffensief (onder andere Market Garden) vertraagde de opmars van de westerse troepen, die ook graag in Berlijn de slag wilden slaan. Het verloop van de Slag om Berlijn is van groot belang voor een latere periode en heeft grote implicaties. De Duitsers capituleren en Hitler had toen al zelfmoord gepleegd.

Oorlogsmisdaden De oorlogsmisdaden van de Russen en de Duitsers worden altijd uitvergroot, maar de oorlogsmisdaden van de westerse mogendheden blijven relatief op de achtergrond. Er is inmiddels duidelijk dat de geallieerden vanaf 1944 en 1945 aan terrorbombing deden. Zij vielen doelgericht de Duitse burgerbevolking aan, met als doel ze te demoraliseren. Dit is een koele, rationele beslissing van bovenaf geweest. In de Duitse zone was sprake van een denazificatie proces, wat meer zeer

Page 53: Hoorcollege 1tm11

harde hand ging. De democratie werd met autoritaire middelen opgelegd aan het volk. In Japan was er ook sprake van democratisering. Na 1945 werden de Japanners zeer fanatieke democraten. Waarom hebben de geallieerden gewonnen?

- Hitler is in de laatste jaren meer als politicus dan als sociopaat beschouwd. Als je dat doet, begrijp je beter waarom en hoe hij aan de macht is gekomen. Maar het blijft een gek en dat wordt als verklaring gegeven voor het verlies van de asmogendheden. Vanaf het moment dat Hitler namelijk succes beleeft, raakt hij zichzelf kwijt.

- Er was bovendien een strijd van ideologieën, een strijd die moest plaatsvinden. De ideologieën van de geallieerden bleken de meest wenselijke.

- Bovendien werden de door Nazi’s bezette gebieden steeds repressiever onderdrukt. Hitler had er beter aan gedaan de hearts and minds daar te winnen. Ook dat wendt men aan als oorzaak van het verlies voor de asmogendheden.

Na de oorlog was er nog steeds een conflict, want de twee grote ideologieën, waarvan de een het individu centraal stelt en de ander het collectief, kregen steeds meer geschillen. De Koude Oorlog De wereld na de Tweede Wereldoorlog is een correctie op alles wat voor de Tweede Wereldoorlog in de politieke en sociale sferen fout ging:

- Er komt een focus op de internationale rechtsorde, die zich na de Tweede Wereldoorlog zeer snel ontwikkelt.

- Er is ook een zeer snelle ontwikkeling in de supranationale samenwerkingsverbanden als het Rode Kruis.

- Men ziet ook dat de crisis van voor de Tweede Wereldoorlog te wijten valt aan het gebrek aan economisch beleid. Hierom worden de IMF en de Wereldbank opgericht.

Er komt ook een grotere focus op het binnenland:

- de democratie stond voor de Tweede Wereldoorlog constant onder druk en werd na de Tweede Wereldoorlog steeds sterker en stabieler.

- Je ziet dat men zich ook op de welvaartsstaat gaat concentreren: men zorgt ervoor dat de burger het beter krijg.

- Bovendien ontwikkelt zich ook de collectieve verzorgingsstaat. Men wil hiermee voorkomen dat het communisme en het fascisme weer voedingsbodem vinden.

- Ook het gelijkheidsbeginsel wordt steeds belangrijker (door onder andere de hippies) en er vindt meer emancipatie van de vrouw, homoseksuelen en zwakkeren plaats. In de verzorgingsstaat komt de consumptiemaatschappij centraal te staan.

De conferenties in Yalta en Potsdam Beroemd is het tekenen van de invloedssferen tijdens Yalta en Potsdam. De oude diplomatie komt in deze conferenties weer op. Invloedssferen gaan weer een zeer grote rol spelen. De USA, Groot-

Tijdlijn 1947 – 1985 1947 in maart wordt de Truman Doctrine afgekondigd | India en Pakistan worden in augustus onafhankelijk | Marshall Plan wordt onthuld in juni 1948 de staat Israël wordt gesticht in mei 1948 – 1949 van juni tot mei vindt de Berlijnse blokkade en de luchttoevoer plaats 1949 de communisten nemen de boel over in China | de eerste Sovjetatoombom wordt in augustus gemaakt | de federale republiek in West-Duitsland wordt uitgeroepen in september | de formatie van de NATO in april 1951 de formatie van de ECSC (European Coal and Steel Community) 1953 de dood van Stalin op 5 maart | de arbeidersopstand in Oost-Duitsland in juni 1955 West-Duitsland neemt deel aan de NATO | het Warschaupact wordt gesloten 1956 Chroesjtov komt met zijn speech met betrekking tot destalinisatie in februari | van oktober tot november vind de Suezcrisis plaats | de Hongaarse hervormingsbeweging wordt neergeslagen in november 1957 de Sputnik I wordt gelanceerd op 4 oktober 1958 de Common Market wordt op 1 januari gelanceerd | de Vijfde Republiek wordt in Frankrijk gestart 1959 in november vind het congres van Bad Godesberg plaats en bespreekt men het socialisme 1961 de bouw van de Berlijnse Muur in augustus 1962 in maart wordt Algerije onafhankelijk van Frankrijk | in oktober vindt de Cubacrisis plaats 1964 Chroesjtov wordt afgezet in oktober 1968 de Dagen van Mei in Frankrijk | de Praagse Herfst-hervormingsbeweging wordt in augustus neergeslagen 1969 Brandt wordt de West-Duitse kanselier in oktober 1973 de eerste OPEC oliecrisis 1975 de communistische overwinning in Vietnam 1978 de verkiezing van Paus Johannes Paulus de II in oktober 1979 Thatcher wordt in mei minister 1980 formatie van Solidariteit in Polen in september | de formatie van een onafhankelijk Zimbabwe van Zuid-Rhodesië in april 1981 Mitterrand wordt de president van Frankrijk in mei 1982 Bresjnev sterft op 10 november 1985 Gorbatsjov komt aan de macht in de Sovjet-Unie in maart

Page 54: Hoorcollege 1tm11

Brittannië en Frankrijk zien dat een zwakker Duitsland niet wenselijk is. De oude diplomatie raakt vermengd met de Wilsoniaanse ideologie. Er komt een grote nadruk op zelfbeschikkingsrecht (Roosevelt pleit voor de oplossing van kolonies), hij wilde bovendien internationale instituten oprichten. De invloed van de U.S.A. was zeer groot in deze verdragen, de Russen waren echter meer gefocust op de geopolitieke verdeling. In Frankrijk waren de meeste verzetsstrijders communisten. Hierdoor genoten zij na de oorlog veel populariteit. Na de oorlog is Frankrijk zeer instabiel. De geallieerden leggen de nadruk op het niet weer creëren van een Versailles. In de processen van Neurenberg worden de Nazi’s berecht. Berlijnse Crisis 1948 – 1949 Het wantrouwen tussen de geallieerden en Stalin groeit. Dit komt samen in de Berlijnse crisis. Oorzaak: De Britten en de Amerikanen gaan tegen de overeenkomsten van de geallieerden in door, om de Duitse economie erbovenop te krijgen, een nieuwe koers in te voeren, zonder de Sovjets van te voren in te lichten. Gevolg: Dit leidt tot de blokkade van

Page 55: Hoorcollege 1tm11

Berlijn vanaf juni 1948 tot mei 1949. De geallieerden hebben ook Berlijn verdeeld. Zij bevoorraden bepaalde delen van Berlijn. Dit was het eerste grote crisismoment van de Koude Oorlog. De Russen poogden ook in Duitsland het communisme in te stellen. Fase 1 van de Koude Oorlog

- Het Marshallplan was onderdeel van de Trumandoctrine: Harry S. Truman (1884 – 1972) vond dat het communisme ingedamd moest worden: de containmentpolitiek. Zo wordt de NATO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, met als doel collectieve veiligheid) opgericht op 4 april 1949. Naast supranationale, ontstaan er ook militaire organisaties. Met het Warschaupact (vanaf 1955) komen de Russen en gelijkgestemden met een vergelijkbare organisatie.

- De dood van Stalin in 1953 was een zeer belangrijke gebeurtenis. Hierdoor wordt Rusland langzamerhand westerser. Bepaalde succeselementen uit het westen worden door de Russen gekopieerd. Dit valt samen met een roep om hervorming en meer politieke vrijheden in de Sovjet-Unie zelf. Het communisme vanaf de jaren vijftig krijgt langzaamaan een ander gezicht.

- In 1961 wordt de Berlijnse Muur gebouwd. De Oost-Duitsers worden gedwongen grenzen aan te leggen, anders zouden ze al hun burgers verliezen. Die vluchtten immers in grote getalen naar het westen.

- In 1962 vindt de Cubacrisis plaats. In Cuba lagen allerlei atoominstallaties van de Russen. Dit leidde tot een enorme crisis, want deze installaties zaten de U.S.A. niet lekker. Kennedy wilde dat de Russische bevoorrading van Cuba stopte. In 1962 was men heel dichtbij een nucleaire oorlog, veel dichterbij dan velen destijds dachten.

In West-Duitsland is zeer veel succes. Het groeit zeer snel in economisch opzicht, de keerzijde hiervan is is dat de Duitsers langzaamaan ontworteld raken van hun eigen geschiedenis. Deze problematische omgang ligt heel erg in de denazificatie. De denazificatiepolitiek zorgde ervoor dat de Duitsers van hun verleden geamputeerd raakten. Het Duitse verleden bleef psychologisch een open wond. Fase II doctrines en lentes Mensen gaan vragen stellen over de dingen die eerder niet bespreekbaar waren. De tweede fase begint in de jaren zestig, waarin een nieuwe generatie met vooroorlogse dogma’s wilt breken en nieuwe vragen stelt. Deze fase vindt ook achter het IJzeren Gordijn in Praag plaats.

- De Brezjnev-doctrine omvat dat solidariteit boven nationale soevereiniteit staat. Hiermee schakelt hij de nationalistische gevoelens die in veel Sovjet-Unie-staten bestaan uit. Begin jaren tachtig komen de nationalistische gevoelens weer op in veel gebieden achter het IJzeren Gordijn.

- In de tweede fase komen er steeds meer vragen over de wapenwedloop, hetgeen tot de SALT-besprekingen (Strategic Arms Limitation Talks, waarvan de eerste in 1969 was) leidt. Men ging de hoeveelheid kernwapens terugdringen. Dit deed men niet alleen uit morele overwegingen, maar ook omdat Moskou simpelweg de wapenwedloop economisch niet meer kon bijbenen.

- In 1973 oktober vindt de Energiecrisis plaats. Het welvaartsidee in de verzorgingsstaat krijgt een knauw: “we zijn in grote mate afhankelijk van anderen.” Dit wordt politiek vertaald in een toenadering tussen Oost en West.

- De Trumandoctrine eindigt na de Vietnamoorlog en de Sovjet-Unie kiest er op dat moment voor om het communisme in Azië te vestigen. Dit leidt tot de voor hun desastreuze Afghaanse Oorlog.

- Belangrijk is SALT II uit 1979, waarin je het voorland ziet van wat er in de jaren tachtig gaat gebeuren. Reagan begint tijdens zijn presidentschap juist opnieuw een wapenwedloop. Men denkt dat dit gebeurt omdat Reagan wist dat de Russen de wedloop niet bij konden benen.

Page 56: Hoorcollege 1tm11

Na 1982 komt er verandering in de Sovjet-Unie. Gorbatsjov was genoodzaakt om moderniseringen toe te passen.

Hoorcollege XI Het einde van de Koude Oorlog: was er sprake van een nieuwe orde of een nieuwe chaos? I. WESTEN. Onbehagen als erfenis van de jaren ’60: vraagtekens bij de welvaartsstaat, massaconsumptie en politiek-economische orde. II. OOSTEN. Einde van de bipolaire wereld: het uiteenvallen van de SU en het Oost-Europese blok. III. Einde van de geschiedenis: 1989. Nieuwe orde of nieuwe chaos? 1970 – 2000 Het westen: er werden vraagtekens bij de welvaartstaat, massaconsumptie en de politiek-economische orde gezet. Het oosten: het einde van de bipolaire wereld Er zijn sprake van twee groepen met twee verschillende visies op de recente decennia:

- De nieuwe orde: de democratie is gevestigd en het beeld op de geschiedenis is positief - De nieuwe chaos: een veel pessimistischer beeld van de huidige stand van zaken

Westen, de jaren zestig In de jaren zestig ontstond een protestcultuur. De jeugd stond op tegen de zogenaamde regenten. De protestcultuur gaat in de jaren zeventig gestaag door en neemt verschillende vormen aan. Men gaat zich bijvoorbeeld opnieuw interesseren in het milieu (een voorbeeld hiervan is de Club van Rome). Men meende dat er ‘grenzen aan groei’ zat. Er werd namelijk gesteld dat er:

- Een limiet aan grondstoffen was - Een limiet aan het aantal mensen dat de aarde kon waarborgen

De Club van Rome had veel invloed, vooral omdat hun verslag vlak voor de Oliecrisis verscheen. De Oliecrisis versterkte het beeld wat de Club van Rome had opgeroepen. Het debat verlegde zich naar het atoomenergiedebat. Dit atoomenergiedebat werd juist prominent, omdat men niet langer afhankelijk wilde zijn van de olie, aangezien het niet nog een Oliecrisis wilde meemaken. Frankrijk is een voorbeeld van een land dat overging op atoomenergie. Vraagtekens bij de welvaartsstaat Men ging ook zijn vraagtekens zeggen bij de welvaartsstaat. De welvaartsstaat is een staat waarin men sociale zekerheden heeft, maar ook veel koopkracht en waarin er veel wordt geconsumeerd. Zowel links als rechts zette vraagtekens bij de welvaartsstaat. Rechts vroeg zich af in hoeverre zij de sociale regelingen en de aanverwante kosten vol konden houden. In de jaren zeventig is er sprake van veel stagflatie. Men vraagt zich af of de overheid niet meer moet gaan deregulariseren. Thatcher en Lubbers staan symbool voor deze gedachte. Lubbers kiest ervoor om mee te veren op de sociale staat. Een onderdeel hiervan zijn onder andere de Akkoorden van Wassenaar. Hij gaat geen sociale zekerheden weghalen, maar kijken in welke mate ze zijn vol te houden. Thatcher gaat echter de oorlog aan met de vakbonden en de rechten die arbeiders door de jaren hadden opgebouwd. De vakbonden in Engeland waren machtig en ook corrupt, dus Thatcher’s aanval was zeker niet helemaal incorrect te noemen. Thatchers ingrijpen leidde wel tot zeer veel onrust. Zij had ook deregularisering en liberalisering als standpunt. Zij wilde bijvoorbeeld meer vrijheid geven aan bedrijven. Thatcher maakte echter een grote fout. Ze ging ervan uit dat bankiers een moreel kompas hadden. Zij hield geen rekening met de bankexcessen van de afgelopen jaren. Zij wilde de welvaartstaat bewaken en de sociale staat betaalbaar maken en bovendien de consumptie steunen. Dit leidde tot de economische groei van de jaren negentig. Immigratie, burgerschap en integratie: binnenlandse bedreiging versus de buitenlandse bedreiging

Page 57: Hoorcollege 1tm11

In de jaren zeventig en tachtig begonnen meer vijanden interne vijanden aan te wijzen. Aanvankelijk werd immigratie niet erg bedreigend geacht, want het werd als een tijdelijk fenomeen gezien. Marokkanen en Turken nemen echter op een gegeven moment hun familie mee naar het land waar zij naartoe waren getrokken. Deze immigranten werkten vooral in sectoren waar de klappen vielen. Dit leidt ertoe dat er in grote Europese en Amerikaanse steden zich gettovorming voordoet. Dit leidt tot meer spanningen. Dit proces is niet van de laatste tijd en vond ook al in de jaren zeventig plaats. Het immigratievraagstuk was echter een moeilijk bediscussieerbaar onderwerp in de jaren zestig en zeventig, dat vooral ideologisch, maar niet rationeel gevoerd werd. Terreur 1972: de Münchenontvoering, tijdens de Olypmische Spelen, waarbij Palestijnen Israeli’s gijzelen 1977: ontvoeringen en andere acties van de RAF Deze groeperingen zijn bij uitstek voorbeelden van mensen (met name studenten) die radicaliseerden. Zij wilden een stadsguerilla voeren en de onderklasse van de dominante kapitalisten bewust wilden maken. Palestijnen voelden zich op hun beurt in de steek gelaten door de rest van de wereld. Zij vonden dat Israël in de strijd op VN-resoluties mocht teren, terwijl Palestijnse problemen niet verholpen werden. Dit kenmerkt ook de jaren zeventig. De terreurdreiging was qua intensiteit, vooral na het ontstaan van nieuwe mediavormen als nieuwsshows, veel groter. Hierdoor werd het gevoel van onbehagen extremer. Het Oosten Na de Tweede Wereldoorlog was vrij snel sprake van een wapenwedloop in de jaren vijftig en zestig in de bipolaire wereld. In de loop van de jaren zeventig, vooral na de angstige ervaringen van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten tijdens de Cubacrisis, werden de SALT-besprekingen begonnen en zochten beide partijen toenadering. Willy Brandt staat symbool voor het zoeken naar toenadering. Hij was een Duits politicus, minister-president na Adenauer. Adenauer was juist tegen experimenten (‘keine experimenten’) en wilde vooral de situatie in Duitsland ontwikkelen. Brandt was een veel ideologischere politicus. Hij vond dat Duitsland niet alleen met Oost-Duitsland, maar ook met Oost-Europa goede relaties moest onderhouden. Deze gedachtes kwamen samen in zijn Ostpolitik. Deze politiek leidde onder andere tot de Helsinki Akkoorden, een zogenaamde ‘detente’. In Oost-Europa had men zeer veel belangstelling voor het westerse leven. De Russische en Amerikaanse verhoudingen leken weliswaar enigszins bekoeld door de SALT-beperkingen, maar de oorlogstaal komt ook weer op, met name als Reagan aan de macht komt en zijn SDI (Strategic Defense Initiative)-politiek invoert. Hij wilde een nieuwe technologische wapenwedloop met een zogenaamd “defence shield” tegen Russische aanvallen in Europa. Deze politiek maakte zeer veel indruk in Rusland en men voelde zich daar bedreigd. In het eigen land werden die ideeën uitgelachen, terwijl ze nu wel mogelijk zouden zijn. Paniek in de Sovjet-Unie Brezjnev was de secretaris-generaal van het Politburo. Onder zijn beleid ontwikkelt Rusland zich in twee richtingen:

- De bovenklasse kon naar westerse winkels en had veel koopkracht - De onderklasse hadden met zeer veel schaarste te maken

Brezjnev maakte een grote gok. Stalin had destijds ingezet op een zeer snelle ontwikkeling van de Russische industrie. Een onderdeel van de destalinisatie van Chroesjtov was dat het zich meer in de richting van het westerse model ging ontwikkelen. Dit leidde uiteindelijk tot de ondergang van de Sovjet-Unie. Rusland was namelijk niet in staat om goederen op constante basis te leveren. Veel van de deze goederen werden door export gefinancierd. Rusland had namelijk veel grondstoffen, die het als het ware ruilde voor de gewenste goederen. Deze gok leidt tot de afbrokkeling van het Russische systeem en leidt ook tot het vastlopen van het Russische bestuurssysteem. Rusland bleef een repressief systeem en was niet meer in staat leiders te produceren: het was een gerontocratie aan

Page 58: Hoorcollege 1tm11

het worden. Na Brezjnev werden Andropov en Tsjornenko, zeer oude mannen, de machtshebbers voor zeer korte tijd. Uiteindelijk kwam Gorbatsjov aan de macht en hij vraagt zich af hoe hij Rusland recht kan trekken. In de Baltische Staten en in Tsjecho-Slowakije zie je dat door de mindere greep van de Sovjet-Unie steeds meer vrijheidsbewegingen zich ontwikkelen:

- In Polen is Lech Waliesa een prominent figuur - Tsjecho-Slowakije: Havel - In de Baltische Staten gaat men weer de oude talen spreken: de zogenaamde zingrevolutie.

Bovendien protesteert het tegen de Russen door een enorme menselijke keten te maken. In tegenstelling tot de protesten van de jaren vijftig en zestig waren de protesten zeer pacifistisch van karakter.

Gorbatsjov’s oplossing was perestroika en glasnost. Dit versnelde echter alleen maar de problematische situatie. Glasnost gaf Oost-Europese groepen alleen maar een idee van meer vrijheid te hebben en de perestroika heeft de Sovjet-Unie sneller uiteen doen vallen. Omwenteling zomer en najaar 1989 In augustus 1919 vindt de augustusrevolutie plaats. Men neemt Gorbatsjov gevangen en het leger neemt Moskou in. Zij pogen de hervormingen terug te draaien. Met Yeltsin werd echter geen rekeningen gehouden. Yeltsin koos de kant van de hervormingsgezinden en gaat niet mee in de couppoging. Men kiest de kant van Yeltsin. Op 26 december 1991 treedt Gorbatsjov af en het einde van het bestaan van de Sovjet-Unie is een feit. Daarna is er een aantal jaren in de jaren negentig sprake van de GOS, die al snel uiteenvalt. Putin zit weer in de lijn van Bresjnev, doordat hij Rusland hoog probeert te houden door export. Einde van de geschiedenis Wat heeft het uiteenvallen van de bipolaire wereld nou voor gevolgen gehad? De nieuwe orde denkers zijn mensen die de gebeurtenissen van 1989 als een overwinning van de democratie zagen. Ze zeggen ook wel dat 1989 een logische uitkomst van de geschiedenis is (“de geschiedenis beweegt zich richting de liefde”). Zij zagen ons als de ‘Letzten mensen’, de democratische mens. Sceptici: zij zien de huidige wereld als de nieuwe chaos. De bipolaire overzichtelijkheid was verdwenen en tegenwoordig weten wij niet meer wie de vijand is. Zij vinden globalisering daarom angstig. Het individu is in staat om het collectieve systeem met een actie te verstoren.